S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie · PDF file1.7 Luria: een globaal model Aleksandr...

14
___________________________________________________________________________________ S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie | augustus 2015 | door Jasper Verkroost 1 S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie samenvatting 'Klinische Neuropsychologie' | 1e druk | 2013 THEMA 1: Introductie 1. Klinische neuropsychologie: een historische schets ..................................................................... 2 2. De neuropsychologische praktijk ........................ 9 4. Beeldvorming van de hersenen......................... 15 5. Herstel en behandeling ..................................... 23 Readers over Neurofarmacologie ......................... 30 THEMA 2: functiedomeinen 6. Visuele waarneming ......................................... 44 8. Geheugen ......................................................... 52 9. Taal .................................................................. 59 10. Aandacht en executieve functies ..................... 68 THEMA 3: Ziektebeelden 14. Vasculaire aandoeningen ................................ 76 15. Traumatisch hersenletsel ................................ 85 16. Epilepsie ......................................................... 90 19. Ziekte van Alzheimer....................................... 97 21. Het parkinsonspectrum ................................. 104 THEMA 4: Psychopathologie 24. Schizofrenie .................................................. 113 25. Depressie en biopolaire stoornissen.............. 119 26. Autismespectrumstoornissen........................ 128 Readers over ADHD ............................................ 135 BIJLAGEN Woordenlijst....................................................... 144 _______________________________________ OVER DEZE SAMENVATTING Gemaakt door Jasper Verkroost, 17 augustus 2015 Of je deze samenvatting goed vond of niet, je zou me helpen door een recensie te schrijven op Stuvia. Mijn andere samenvattingen op Stuvia: https://www.stuvia.com/user/pupske Voor vragen kun contact met me opnemen via: https://www.stuvia.com/mijnprofiel/mijngegevens/ nieuwbericht/Pupske/ Ik wens je veel succes met studeren!

Transcript of S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie · PDF file1.7 Luria: een globaal model Aleksandr...

Page 1: S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie · PDF file1.7 Luria: een globaal model Aleksandr Luria (1902-1997) - probeerde synthese te maken van de op dat moment bestaande neuropsychologische

___________________________________________________________________________________

S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie | augustus 2015 | door Jasper Verkroost 1

S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie samenvatting 'Klinische Neuropsychologie' | 1e druk | 2013

THEMA 1: Introductie

1. Klinische neuropsychologie: een historische

schets ..................................................................... 2

2. De neuropsychologische praktijk ........................ 9

4. Beeldvorming van de hersenen ......................... 15

5. Herstel en behandeling ..................................... 23

Readers over Neurofarmacologie ......................... 30

THEMA 2: functiedomeinen

6. Visuele waarneming ......................................... 44

8. Geheugen ......................................................... 52

9. Taal .................................................................. 59

10. Aandacht en executieve functies ..................... 68

THEMA 3: Ziektebeelden

14. Vasculaire aandoeningen ................................ 76

15. Traumatisch hersenletsel ................................ 85

16. Epilepsie ......................................................... 90

19. Ziekte van Alzheimer ....................................... 97

21. Het parkinsonspectrum ................................. 104

THEMA 4: Psychopathologie

24. Schizofrenie .................................................. 113

25. Depressie en biopolaire stoornissen .............. 119

26. Autismespectrumstoornissen ........................ 128

Readers over ADHD ............................................ 135

BIJLAGEN

Woordenlijst ....................................................... 144

_______________________________________

OVER DEZE SAMENVATTING Gemaakt door Jasper Verkroost, 17 augustus 2015 Of je deze samenvatting goed vond of niet, je zou me helpen door een recensie te schrijven op Stuvia. Mijn andere samenvattingen op Stuvia: https://www.stuvia.com/user/pupske Voor vragen kun contact met me opnemen via: https://www.stuvia.com/mijnprofiel/mijngegevens/nieuwbericht/Pupske/ Ik wens je veel succes met studeren!

Page 2: S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie · PDF file1.7 Luria: een globaal model Aleksandr Luria (1902-1997) - probeerde synthese te maken van de op dat moment bestaande neuropsychologische

___________________________________________________________________________________

S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie | augustus 2015 | door Jasper Verkroost 2

1. Klinische neuropsychologie: een historische schets

1.1 Inleiding

klinisch neuropsycholoog

- psycholoog die in de gezondheidszorg werkzaam is op het gebied van diagnostiek en behandeling

van problemen die samenhangen met hersenaandoeningen

Claudius Galenus (129-217 AD)

- in de geneeskunde van de Grieken en Romeinen zag men het lichaam als een samenspel van een

aantal elementen: water, vuur, bloed en slijm; die moesten in goede balans zijn, anders was er

sprake van ziekte; dat gold ook voor het mentaal functioneren

- bijeengebracht in de boeken van Claudius Galenus, eeuwenlang gebruikt als een soort bijbel

René Descartes (1596-1650)

- de ziel is een ongedeelde, zelfstandige maar immateriële eenheid; bevindt zich in de pijnappelklier

- het gevolg was een eeuwenlange discussie over de interactie tussen lichaam en geest

Joseph Gall (1758-1828)

- er is een groot aantal mentale organen, gelegen in de grijze schors van de hersenen

- basis van onze hedendaagse opvattingen over de werking van de hersenen

- clinicoanatomische methode: bestudering van uitvalsverschijnselen op het gebied van taal,

geheugen of waarneming bij patienten met hersenletsel; na het overlijden werd de plaats van de

laesie gerelateerd aan de aard van de functionele stoornis

- laesie: elk afwijkend weefsel in een organisme; gevolg van ziekte of lichamelijke verwonding

1.2 De celtheorie

celtheorie

- algemeen systeem van informatieverwerking: de geest kan alle informatie verwerken, er zijn geen

aparte functies voor visuele of auditieve beelden, voor muziek of voor taal, voor het onthouden van

gebeurtenissen of kennis

- gaat over de geest van iedereen: cognitieve modellen beschrijven de werking van mentale

processen in het algemeen; gaat niet in op persoonlijkheid, dus niet op individuele verschillen

fysiognomie (Johann Lavater, 1741-1801)

- interpretatie van het gelaat; werd gezien als een reflectie van het karakter van die persoon

- karakterkunde gebaseerd op traditionele beelden: het ronde, magere, krachtige, of gespierde gelaat

- vooral mensen voor wie mensenkennis belangrijk was (priesters, dominees) toonden interesse

Page 3: S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie · PDF file1.7 Luria: een globaal model Aleksandr Luria (1902-1997) - probeerde synthese te maken van de op dat moment bestaande neuropsychologische

___________________________________________________________________________________

S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie | augustus 2015 | door Jasper Verkroost 3

1.3 Descartes: een ongedeelde geest

substanties van de mens

- 1. res extensa: het lichaam

- 2. res cognitans: de geest; is niet materieel en neemt geen ruimte in; is gehuisvest in een holte in

het midden van het hoofd dat niet verdeeld is over de twee hersenhelften: de pijnappelklier

res cognitans

- soort van bestuurder: vanuit het hele lichaam komen via de zenuwen berichten over de

buitenwereld binnen, en o.b.v. herinneringen die in het weefsel van de hersenen zijn opgeslagen,

worden weer boodschappen teruggestuurd, waardoor de ledematen kunnen bewegen (reflex)

1.4 Gall en het lokalisatievraagstuk

frenologie (Franz Joseph Gall, 1758-1828)

- alle psychologische functies (kennis, gevoel, gedrag) zijn aangeboren

- er zijn aparte organen voor taal, muziek, rekenen maar ook bv. voor moederliefde

- functies zitten niet in het midden, maar aan de buitenkant, in de cortex

- er is sprake van onafhankelijke functies; dat betekende een volledige breuk met het oude idee van

een ziel en een ongedeelde geest

- als een functie beter is, betekent dat: beter georganiseerd en groter in omvang; vanwege de grotere

omvang van een orgaan, zal de schedel zich eromheen vormen en een knobbel vertonen

- door bij allerlei mensen met speciale vermogens te voelen waar de knobbel zit, zou je moeten

kunnen achterhalen op welke plaatsen op de schors welke functies zitten

- ook de effecten van een hersenbeschadiging (plaats) worden geaccepteerd als bewijs

duivenexperimenten (Pierre Flourens, 1794-1867)

- Flourens bracht systematische beschadigingen aan de hersenen van duiven aan

- niet de plaats van de laesie, maar de omvang van de beschadiging bepaalt welke functies uitvallen

1.5 De clinicoanatomische methode

clinicoanatomische methode (Jean-Baptiste Bouillard, 1796-1881)

- werkwijze om de lokalisatie-ideeën te toetsen door bij patiënten met een focaal (plaatselijk)

hersenletsel de specifieke uitvalsverschijnselen in kaart te brengen

- volgens Baptiste was het principiële uitgangspunt van Gall juist: het idee van localisatie van functie

- in de 19e eeuw werden grote aantallen van dergelijke studies uitgevoerd en beschreven

gebied van Broca (Paul Broca, 1824-1880)

- in dit gebied is het mechanisme om woorden uit te spreken gelokaliseerd, niet taal in zijn geheel

Page 4: S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie · PDF file1.7 Luria: een globaal model Aleksandr Luria (1902-1997) - probeerde synthese te maken van de op dat moment bestaande neuropsychologische

___________________________________________________________________________________

S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie | augustus 2015 | door Jasper Verkroost 4

- patient die al jaren in het ziekenhuis verbleef, maar niets anders kon zeggen dan 'tan' (patient Tan)

- na zijn dood bleek hij een laesie te hebben aan de voet van de derde frontaalwinding aan de

linkerzijkant aan van de hersenen; daarom wordt dit gebied nu 'het gebied van Broca' genoemd

- in 1865 poneerde Broca de stelling dat we met de linkerhersenhelft spreken; dat was op dat

moment een vreemde opvatting: de regel was dat de vorm van een orgaan de functie bepaalt, en

als twee organen dezelfde vorm hebben, hebben ze ook dezelfde functie

gebied van Wernicke (Carl Wernicke, 1848-1905)

- er is een apart centrum voor het herkennen van woordbeelden, specifiek voor het gesproken woord

- centrum ligt in de temporaalkwab, dat is het einde van de gehoorbaan

- tussen het woordbegripscentrum (Wernicke) en het woordproductiecentrum (Broca) loopt nog een

vezelbaan, een verbindingsbaan; volgens deze benadering kon er dan een stoornis ontstaan door

een laesie in het centrum of door een laesie van de verbindingsbaan (disconnectie)

- Wernicke geloofde niet in de verzameling van functies zoals Gall had beschreven; beschouwde de

hersenen als een instrument waarin sensorische prikkels worden gekoppeld aan motorische reacties

laesie vs. functie (John Hughlings-Jackson, 1835-1911)

- plaats van laesie die leidt tot een specifieke uitval, moet niet worden verward met plaats van functie

1.6 Holisme

holisme

- zet zich af tegen het lokalisationisme, maar erkent dat enige specialisatie in de hersenen aanwezig is

1.7 Luria: een globaal model

Aleksandr Luria (1902-1997)

- probeerde synthese te maken van de op dat moment bestaande neuropsychologische theorieën,

aangevuld met zijn eigen klinische waarnemingen bij soldaten in WWII met hersenverwondingen

- hersenen zijn één complex functioneel systeem, waarbinnen diverse subsystemen een eigen

bijdrage aan de gezamenlijke activiteit leveren

- de functionele subsystemen ontstaan door interacties tijdens de ontwikkeling tussen het kind en

zijn omgeving, en veranderen in de loop van de ontwikkeling a.g.v. leerprocessen

- functioneel systeem is buitengewoon adaptief: als specifiek gedragsdoel door omstandigheden of

door stoornissen niet op een bepaalde manier bereikt kan worden, dan worden andere strategieën

gevolgd, zodat met inzet van andere subsystemen toch hetzelfde einddoel kan worden gerealiseerd

- volgens dit uitgangspunt kan men op grond van het uiteindelijke gedragsresultaat, of resulterende

gedragsstoornis (symptoom), nooit rechtstreeks conclusies trekken over de verantwoordelijke

subsystemen en dus ook niet over de intactheid of beschadiging van specifieke hersenregionen

Page 5: S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie · PDF file1.7 Luria: een globaal model Aleksandr Luria (1902-1997) - probeerde synthese te maken van de op dat moment bestaande neuropsychologische

___________________________________________________________________________________

S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie | augustus 2015 | door Jasper Verkroost 5

functionele hersenarchitectuur (Luria)

eerste indeling

- interacterende functionele eenheden (units): subcorticale, posterieure, anterieure hersengebieden

anatomisch-fysiologisch

aspect van de hersenen

gedragsweten-

schappelijk begrip

dient voor stoornissen veroorzaakt door

subcorticale

hersengebied

activatie regulatie van waakzaamheid

en aandacht

letsels in hersenstam, diëncefalon

(tussenhersenen), en mediale

gebieden van grote hersenen

posterieure

hersengebied

input cognitieve informatieverwer-

king: waarneming, verwerking

en opslag van informatie

letsels achter de centrale fissuur

(scheiding hersenhelften): de posteri-

eure gebieden van de laterale cortex

anterieure hersengebied output organisatie van gedrag: plan-

ning, regulatie en monitoring

van doelgerichte activiteiten

letsels in de gebieden voor de

centrale fissuur: de motorische,

premotorische en prefrontale cortex

tweede indeling

- hiërarchisch geordende niveaus van verwerking: primair, secundair, en tertiair - scala tussen verwerking oppervlakkige fysieke kenmerken (primair) en een diepe verwerking van

betekenissen en consequenties (tertiair)

anatomisch-fysiologisch

aspect van de hersenen

primaire hersenzone secundaire hersenzone tertiaire hersenzone

subcorticale

hersengebied

- - -

posterieure

hersengebied

modaliteitspecifieke occipitale

(visuele), temporale (auditieve),

en postcentrale (sensibele)

gebieden

verdere verwerking van,

en betekenisverlening

aan de binnenkomende

informatie

multimodale en cognitieve

integratie

anterieure hersengebied precentrale (motorische)

gebied

voorbereiding van

motoriek

vormen van intenties en

plannen en evalueren van

eigen gedrag

derde indeling - gedrag wel/niet gereguleerd door taalprocessen: linker/rechter hemisfeer (lateraliteit) - taaldominante hemisfeer (bij de meeste mensen links) is de dominante hersenhelft - voor elk complex gedrag is de geïntegreerde samenwerking tussen beide hersenhelften

noodzakelijk, maar de niet-dominante hersenhelft is niet betrokken bij taal- en spraakprocessen recente aanvullingen - hypotheses over de seriële verwerking door achtereenvolgens de primaire, secundaire, en tertiaire

zones worden niet meer onderschreven - model is weinig precies, maar blijft nuttig als een algemeen beschrijvend kader waarbinnen klinische

verschijnselen en hun dissociaties geplaatst kunnen worden

Page 6: S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie · PDF file1.7 Luria: een globaal model Aleksandr Luria (1902-1997) - probeerde synthese te maken van de op dat moment bestaande neuropsychologische

___________________________________________________________________________________

S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie | augustus 2015 | door Jasper Verkroost 6

1.8 Een eerste aanzet: de testbatterij

testbatterijen - Halstead-Reitan-testbatterij: werd veronderstelt verschillende psychologische functies in kaart te

brengen; conceptuele onderbouwing ontbreekt: er ligt geen integrale theorie over hersenen en gedrag aan ten grondslag; is meer een screeningsinstrument voor cognitief functioneren

- Luria-Nebraska Neuropsychological Battery (LNNB): gebaseerd op ideeën, testprocedures van Luria - doel: psychologen konden een deel van het werk overnemen dat anders door neurologen werd

gedaan: zij konden het cognitief functioneren op een systematische manier onderzoeken en beschrijven; leidde tot specialisatie van psychologen werkzaam op neurologische afdelingen

1.9 De neuropsychologie als zelfstandige discipline

Norman Geschwind (1926-1984) - raakte tijdens zijn opleiding enthousiast over het werk van Wernicke; ging op zoek naar specifieke

centra en verbindingen om zo het functioneren van de hersenen beter in beeld te brengen - schreef een groot en invloedrijk werk over disconnecties en inspireerde daarmee menigeen om het

analyseren van functies ter hand te nemen - belangrijke werkwijze was het zoeken naar dubbele dissociaties: je kunt van min of meer

onafhankelijke functies spreken als bij een laesie op plaats X functie A aangetast is maar niet B, en als bij een laesie in gebied Y functie B uitvalt en A niet

- richtte een aparte kliniek op voor afasieonderzoek Roger Sperry (1913-1994) - onderzocht de effecten van een split-brainoperatie: bij patiënten met zeer ernstige vormen van

epilepsie, die nauwelijks kunnen functioneren omdat medicijnen de aanvallen niet onderdrukken, besloot men om de vezelbaan die de twee hersenhelften met elkaar verbindt, door te snijden

- de epilepsie kwam voor een aanzienlijk deel onder controle, en de negatieve effecten van het doorsnijden van ongeveer de grootste vezelbaan waren zeer beperkt

resultaten onderzoek - de rechterhersenhelft is in bepaalde functies beter dan de linker; vervolgonderzoek richtte zich erop

te achterhalen waarin elk van beide hemisferen gespecialiseerd was - er kwamen allerlei methoden beschikbaar waarmee onderzoek naar lokalisatie van functie kon

worden uitgevoerd bij mensen die geen hersenletsel hadden; deze methoden konden ook door niet-artsen, met name psychologen, worden gebruikt

eigen specialisme - de snelle ontwikkeling van het onderzoek naar taalstoornissen en hemisfeerverschillen zorgden

ervoor dat neuropsychologie een eigenstandig specialisme werd - in eerste instantie vooral een wetenschapsgebied; deed later ook intrede in gezondheidszorg - er onstond belangstelling voor de gevolgen van hersenaandoeningen op cognitief functioneren - gaf een grote impuls aan het testpsychologisch diagnostiek onderzoek

Page 7: S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie · PDF file1.7 Luria: een globaal model Aleksandr Luria (1902-1997) - probeerde synthese te maken van de op dat moment bestaande neuropsychologische

___________________________________________________________________________________

S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie | augustus 2015 | door Jasper Verkroost 7

1.10 Cognitieve neuropsychologie

module (Jerry Fodor, 1983) - het taalvermogen is een aangeboren specifieke eigenschap waarbij vooral de syntaxis van wezenlijk

belang is; daarbij zijn we er ons absoluut niet van bewust dat die taalprocessen werken, en kunnen we er nauwelijks invloed op uitoefenen; een dergelijk proces is een voorbeeld van een module

- representatie: informatie die door een module verwerkt kan worden of als output wordt opgeleverd - proces: de berekeningen of transformaties die op de representaties worden uitgevoerd kenmerken - domain specific: kan alleen bepaalde informatie verwerken - innateness: is aangeboren - encapsulated: doet zijn werk ongeacht wat andere processen doen, wat wil zeggen dat andere

processen de werking van de module niet kunnen beïnvloeden - fixed neural architecture: is computationeel autonoom en beschikt over zijn eigen neurale

architectuur, hetgeen betekent dat een module geen aandachtscapaciteit, geheugenprocessen of andere processen deelt met andere modules

boxes - de cognitieve neuropsychologie analyseert systematisch effecten van hersenbeschadiging op

cognitieve functies, vooral door naar de aard van de fouten te kijken - men probeert met die analyse een bepaalde theoretische opvatting te toetsen over hoe het proces

normaal verloopt, afgebeeld als een verzameling deelprocessen in de vorm van dozen (boxes) - men gaat dan na of de veronderstelde deelprocessen op een juiste manier bepaalde patronen van

juiste en foute responsen kunnen voorspellen cognitieve functie (David Marr, wiskundige, 1982) - omzetting van informatie van een bepaalde soort naar een andere soort (bv. klank naar betekenis) - vertaaloperatie: het systeem krijgt een bepaalde input en levert een bepaalde output; hiervoor

moeten bepaalde regels, algoritmes worden beschreven, als waren het wiskundige formules beschrijvingsproces - aangeven welke soorten informatie en representatie er zijn - welke omzet- of transformatieregels leveren bij een bepaalde input de juiste output - staat los van de specifieke 'hardware' waarmee de functie gerealiseerd wordt; aldus onstond de

kunstmatige intelligentie, een discipline op de grens tussen psychologie en informatica acquired dyslexia (John Marshall & Max Coltheart, 1981) - onderzoek o.b.v. de theorieën van Fodor & Marr - leidde tot de beschrijving van nieuwe vormen van verworven leerstoornissen, die geïnterpreteerd

konden worden binnen een model van visuele woordherkenning en hardop lezen - symptomen komen ook tevoorschijn in een neuraal-netwerkmodel waarbij niet allerlei specifieke

modules en verbindingen worden verondersteld (David Plaut & Tim Shallice, 1993)

Page 8: S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie · PDF file1.7 Luria: een globaal model Aleksandr Luria (1902-1997) - probeerde synthese te maken van de op dat moment bestaande neuropsychologische

___________________________________________________________________________________

S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie | augustus 2015 | door Jasper Verkroost 8

agnosie (Elisabeth Warrington & Tim Shallice, 1988) - stoornis in het herkennen van objecten - ontwikkelden een model voor objectherkenning dat enige verwantschap had met de theorie van

Lissauer: eerst vormherkenning, dan betekenisverlening - Shallice, een leerling van Warrington, schreef een invloedrijke inleiding in de neuropsychologie, dat

ook het conceptuele kader en het methodologisch raamwerk van een neuropsychologisch onderzoek uitvoering behandelde; werd een soort bijbel voor de toenmalige neuropsychologie

neurale netwerk (connectionistische modellen) - computerprogramma dat een bepaalde cognitieve functie nabootst - ontwikkeld als systemen die net als de hersenen zouden werken: een systeem bestaat uit een grote

verzameling knopen (cellen) die met elkaar verbonden zijn (door dendrieten) - door leerprocessen zullen bepaalde verbindingen versterkt worden en aldus kan na verloop van tijd

de aanbieding van een bepaalde stimulus leiden tot een georganiseerde activiteit, die op haar beurt weer in een bepaalde respons kan resulteren

eigenschappen - emergentie: als zo'n model via oefening iets leert (bv. leren lezen), dan is het geleerde een

eigenschap die als vanzelf naar voren komt - graceful degradation: als men een dergelijk model iets leert, en vervolgens een aantal knopen

'beschadigt', dan valt niet de hele functie uit, maar zal een deel van de benodigde informatie niet worden meegewogen; dat leidt tot een respons die wel enige verwantschap heeft met de oorspronkelijk aangeleerde respons, afhankelijk van de mate van de 'laesie'

- content addressability: een klein deel van de informatie kan het hele geheugenspoor activeren (bv. aanbieding van een paar letter kan het hele woord activeren)

problemen - model is beschrijvend: biedt weinig inzicht in hoe het proces werkelijk verloopt, welke kenmerken

van stimuli geregistreerd worden en beschikbaar zijn voor mogelijke reacties van een proefpersoon neurobeeldvormende technieken (o.a. CT, MRI, ERP) - worden gebruikt om beter letsel in het hersenweefsel te kunnen detecteren - afleiden van elektrische activiteit die aan waarneming van bepaald stimuluskenmerk is gekoppeld - sommige technieken maken het mogelijk een zeer nauwkeurige analyse van processen in de tijd te

maken, andere waren goed om de precieze plaats ervan in beeld te brengen - een van de laatste technieken is het registreren en functioneel analyseren van niet alleen centra van

activiteit, maar ook van de vezelbanen waarlangs informatie loopt tussen verschillende centra - gevolgen: onderzoek gaat zich meer richten op neurale correlaten van cognitieve processen, dus:

meer aandacht voor fysiologische processen in de hersenen, minder voor cognitieve theorievorming

Page 9: S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie · PDF file1.7 Luria: een globaal model Aleksandr Luria (1902-1997) - probeerde synthese te maken van de op dat moment bestaande neuropsychologische

___________________________________________________________________________________

S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie | augustus 2015 | door Jasper Verkroost 9

2. De neuropsychologische praktijk

2.1 Inleiding

werkzaamheden neuropsycholoog - diagnostiek en behandeling van patienten met hersenaandoeningen - houdt zich bezig met wetenschappelijk onderzoek om bij te dragen aan de kennis over de werking

van de hersenen in relatie tot gedrag

2.2 Het neuropsychologisch onderzoek

diagnostische cyclus - bij elk van de onderstaande stappen van de cyclus formuleert de neuropsycholoog hypothesen die

hij toetst m.b.v. gespreksgegevens, observaties, en neuropsychologische tests en vragenlijsten: - 1. klachtenanalyse: anamnese en heteroanamnese - 2. probleemanalyse: testonderzoek - 3. diagnosestelling: gegevens stappen 1 en 2 worden geïntegreerd om tot diagnose te komen - 4. indicatiestelling: in overleg met patiënt en verwijzer kijken naar mogelijkheden voor behandeling verwijzing en vraagstelling - verwijzing patiënt door medisch specialist, psycholoog, verzekeringsarts, advocaat, paramedicus - is de vraagstelling niet helder dan overlegt de neuropsycholoog met de verwijzer voor aanscherping - tijdens het onderzoek formuleert de neuropsycholoog aanvullende vragen indien aanleiding anamnese - is belangrijk om informatie te verzamelen over klachten en het beloop ervan - gegevens worden verkregen over opleiding, werk, medicatiegebruik, en medische voorgeschiedenis - begint met klachten die patiënt spontaan noemt, daarna navraag voor vraagstelling relevante zaken - alleen standaardvragenlijst voldoet niet: vragen deels afhankelijk van vraagstelling en antwoorden - er wordt een belangrijke eerste indruk verkregen van cognitieve vermogens en gedrag van patiënt - middel om een werkrelatie op te bouwen met patiënt; belangrijk voor vervolg van onderzoek hetereoanamnese - veel patiënten die worden verwezen voor een neuropsychologisch onderzoek kunnen door de aard

van hun stoornis niet altijd betrouwbare informatie geven over klachten of alledaagse functioneren - deze informatie wordt bij voorkeur ingewonnen bij iemand die patiënt kent van voor het moment

waarop hij klachten kreeg of ziek werd, zodat eventuele veranderingen kunnen worden aangemerkt - vaak voelen informanten zich bezwaard om in bijzijn van patiënt te spreken over de veranderingen

en problemen; dan wenselijk om de heteroanamnese af te nemen zonder dat patiënt aanwezig is - kan ook nodig zijn om eventuele beperkingen in het dagelijks functioneren te inventariseren of om

de draaglast van het zorgsysteem (thuissituatie, alternatieve woonvorm) in kaart te brengen - emotionele overbelasting of relatieproblematiek kunnen leiden tot overrapportage

Page 10: S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie · PDF file1.7 Luria: een globaal model Aleksandr Luria (1902-1997) - probeerde synthese te maken van de op dat moment bestaande neuropsychologische

___________________________________________________________________________________

S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie | augustus 2015 | door Jasper Verkroost 10

observatie - waarnemingen die tijdens anamnese, testonderzoek, buiten onderzoeksruimte verzameld worden - belangrijk om deze waarnemingen zoveel mogelijk te ontdoen van interpretatie - hoogte van een testscore zegt weinig als informatie ontbreekt over hoe deze tot stand is gekomen tests en vragenlijsten - welke specifieke tests en vragenlijsten door neuropsycholoog worden gekozen is afhankelijk van

vraagstelling en psychometrische eigenschappen (kennis, vaardigheden, attituden, eigenschappen en persoonskenmerken)

- betrouwbaarheid, validiteit, normgegevens, onderscheidend vermogen (sensitiviteit en specificiteit) en de beschikbaarheid van parallelversies zijn belangrijk

- gecomputeriseerde tests, voordelen: gestandaardiseerde afname, nauwgezette registratie, tijdswinst, meten volgehouden aandacht en reactiesnelheid; nadelen: gemis aan kwalitatieve observaties en flexibele afname, en feit dat niet iedereen gewend is aan het gebruik van computers

- neuropsycholoog dient te streven naar gestandaardiseerde testafname; soms is er aanpassing van de instructie nodig opdat de patiënt goed begrijpt wat er bij de test van hem wordt gevraagd; in dit soort gevallen kan herhaling, gedeeltelijk voordoen van de opdracht, weglaten tijdslimiet nodig zijn

- naast tests gebruikt de neuropsycholoog ook vaak gestandaardiseerde vragenlijsten naar persoon-lijkheidskenmerken, copingstijlen en psychische klachten; deze kunnen niet alleen invloed hebben op testprestaties, maar ook het dagelijks functioneren beïnvloeden of bepalen

interpretatie - integratie van anamnese, heteroanamnese, observaties en testresultaten - bekende redeneerfouten bij interpretatie: (1) het gelijkstellen klachten aan stoornissen (bv. patiënt

die klaagt over slechte concentratie heeft een stoornis in de aandachtsfuncties); (2) alleen oog hebben voor bevindingen die de hypothese bevestigen: bij het stellen diagnose moet altijd worden nagegaan of klachten en problemen niet anders verklaard kunnen worden (differentiaaldiagnostiek)

bepaling betrouwbaarheid van een test - geven testresultaten werkelijk weer wat het niveau van cognitief of emotioneel functioneren is - zijn slechte scores misschien een weerslag van vermoeidheid, nervositeit of gebrek aan inzicht - waar ligt het afkappunt van de test (waarde waarbij het testresultaat als positief wordt beschouwd) - welke fouten zijn er gemaakt, welke oplossingsstrategieën heeft de patiënt gehanteerd - past de testscore bij wat de patiënt en/of diens omgeving opvalt aan veranderingen - dat bij testonderzoek geen cognitieve stoornis wordt aangetoond wil niet zeggen dat er geen sprake

is van een hersenaandoening of klachten: het kan zijn dat cognitieve functies adequaat zijn onder optimale omstandigheden, en dat de klachten mogelijk samenhangen met omgevingsfactoren

- afwijkende testresultaten kunnen ook gevolg zijn van een tijdelijk toestandsbeeld of stoorfactoren rapportage - schriftelijk: wordt in eerste instantie geschreven voor de verwijzer - mondeling: met de patiënt, in multidisciplinair teamoverleg of in gesprek met de verwijzer

Page 11: S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie · PDF file1.7 Luria: een globaal model Aleksandr Luria (1902-1997) - probeerde synthese te maken van de op dat moment bestaande neuropsychologische

___________________________________________________________________________________

S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie | augustus 2015 | door Jasper Verkroost 11

- inhoud moet met patiënt zijn besproken alvorens bevindingen worden gerapporteerd aan de verwijzer, of besproken in een multidisciplinair team

- in situaties waarin de diagnose nog niet bekend is en het neuropsychologisch onderzoek onderdeel is van een multidisciplinair proces, is het niet altijd wenselijk om een patiënt van de conclusie van een neuropsychologisch onderzoek op de hoogte te brengen; in zo'n onderzoek worden soms meerdere mogelijke verklaringen van de klachten genoemd, die door nader onderzoeken nog moeten worden vastgesteld danwel uitgesloten

- eindconclusie kan beter aan de patiënt worden verteld door diegene die de gegevens van het onderzoek combineert; voorkomt dat een patiënt van de bezochte specialisten een palet aan mogelijke verklaringen hoort voor zijn klachten en door de bomen het bos niet meer ziet

- patiënt heeft recht een kopie van een neuropsychologisch rapport op te vragen; het is aan te bevelen om de patiënt uit te nodigen voor een aparte afspraak, zodat hij het rapport in het bijzijn van een neuropsycholoog kan lezen en eventuele vragen direct kunnen worden beantwoord

2.3 Betrouwbaarheid en validiteit

betrouwbaarheid - test-hertestbetrouwbaarheid: in hoeverre zijn de resultaten hetzelfde indien ze op ander moment

worden verzameld; weergegeven door een correlatiecoëfficient - interbeoordeelaarsbetrouwbaarheid: in hoeverre zijn de resultaten hetzelfde als ze door

verschillende onderzoekers worden verzameld; weergegeven in Cohens kappa validiteit - geldigheid van de test: meet een test wat hij zou moeten meten? - face validity: mate waarin test op het eerste gezicht lijkt te meten wat hij behoort te meten - inhoudsvaliditeit: gaat om de vraag of test representatief is voor het onderwerp dat men wil meten - constructvaliditeit (begripsvaliditeit): de mate waarin het resultaat van de test een indicatie is van

de cognitieve functie (het construct) waarover je een uitspraak wilt doen - criteriumvaliditeit: de mate waarin een test de prestatie van een patiënt kan voorspellen op een

extern criterium, iets wat men eigenlijk wil meten maar niet rechtstreeks kan vaststellen - predicitieve validiteit: hoe goed voorspelt een test het daadwerkelijke gedrag? - concurrente validiteit: de vergelijking tussen een neuropsychologische test en een ander

instrument dat hetzelfde criterium beoogt te meten - ecologische validiteit: de mate waarin een test voorspelt hoe een patiënt functioneert in eigen

omgeving; alternatief voor traditionele tests die te ver af staan van de dagelijkse praktijk - een neuropsychologische test die lijkt op een alledaagse cognitieve taak (face validity) hoeft niet

automatisch ook ecologisch valide te zijn; tegelijkertijd zijn tests een onmisbaar middel bij het vinden van oorzaak van en verklaring voor klachten die zich afspelen in het dagelijks leven

stoorfactoren - element dat een testprestatie beïnvloedt maar dat niet binnen de meetpretentie van een test valt - kan leiden tot prestaties die lijken op wat men ziet bij beschadigde hersenfuncties (zintuiglijke

beperkingen, mentale belastbaarheid, culturele achtergrond, scholing, emoties, gebrek aan inzet)

Page 12: S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie · PDF file1.7 Luria: een globaal model Aleksandr Luria (1902-1997) - probeerde synthese te maken van de op dat moment bestaande neuropsychologische

___________________________________________________________________________________

S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie | augustus 2015 | door Jasper Verkroost 12

- kunnen neuropsycholoog doen besluiten om over te gaan op minder conventionele methoden om het cognitief functioneren in kaart te brengen, of patiënt te observeren in zijn eigen omgeving)

onderpresteren - een patiënt presteert slechter dan waar hij feitelijk toe in staat is als hij zich normaal zou inzetten - oorzaken: vermoeidheid, nervositeit, pijnklachten, piekergedachten, niet-bestaande cognitieve

klachten voorwenden (simuleren of nabootsen), of bestaande klachten aandikken (aggraveren) - indien onopgemerkt, kunnen cognitieve klachten ten onrechte worden toegeschreven aan een

hersenbeschadiging, wat nadelige consequenties kan hebben voor zowel patiënt als maatschappij - symptomen: (1) inconsistenties binnen het testprofiel (bv. moeilijke opdrachten beter doen dan

gemakkelijke); (2) bij een opvallende discrepantie tussen gedragsobservaties en testprestaties; (3) wanneer de grote hoeveelheid klachten niet in relatie staan tot de ernst van de aandoening; (4) wanneer de prevalentie van onderpresteren in deze patiëntengroepen vrij hoog is

- symptoomvaliditeitstest: test om onderpresteren mee op te sporen; zijn ogenschijnlijk moeilijk en lijken een cognitieve functie te meten; zijn in werkelijkheid zeer gemakkelijk en doen een beroep op mentale processen die bij vrijwel alle patiënten met hersenbeschadiging nog intact zijn

- raadzaam om in dit geval samen met de patiënt te kijken naar mogelijke verklaringen; zelfbeoordelingslijsten kunnen hierbij een ingang bieden voor eventuele behandelmogelijkheden

- in sommige situaties kan er sprake zijn van intentioneel onderpresteren (bv. bij forensisch neuro-psychologisch onderzoek, waarbij onderzochte op strafvermindering kan rekenen als blijkt dat hij een cognitieve stoornis heeft); een methode die een diagnosticus legitimeert om hier een uitspraak over te doen is veelal gebaseerd op kansberekening (bv. TOMM=Test Of Memory Malingering)

2.4 Neuropsychologische behandeling

neuropsychologische behandeling - de laatste jaren richt men zich niet alleen op cognitieve stoornissen, maar ook op de emotionele en

gedragsmatige stoornissen a.g.v. hersenletsel (bv. rouw, depressie, angst, relatieproblemen, seksuele problemen, intolerantie, inhibitie, en/of ontremd en sociaal inadequaat gedrag)

- er wordt gebruik gemaakt van principes uit relatie- en systeemtherapie, gedragstherapie, psycho-educatie en ontspanningstherapieën); ook een goede kennis van psychofarmaca is van belang

- achtergrond en kennis van de neuropsycholoog brengen hem vaak in een regisseursrol

2.5 Werkveld

ziekenhuis - academisch ziekenhuis: verbonden aan universiteit; verrichten meer wetenschappelijk onderzoek - algemeen ziekenhuis: patiëntgebonden zorg staat centraal - werkt meestal nauw samen met neurologie, geriatrie (kwetsbare oudere patiënten met meerdere

aandoeningen tegelijk), revalidatie-geneeskunde, neurochirurgie en interne geneeskunde - kerntaak: verrichten van neuropsychologische diagnostiek; doel: oorzaak van cognitieve klachten te

achterhalen of om de gevolgen van een reeds vastgestelde hersenaandoening in kaart te brengen - neuropsychologische onderzoeken vinden veelal poliklinisch plaats (geen ziekenhuisopname nodig)

Page 13: S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie · PDF file1.7 Luria: een globaal model Aleksandr Luria (1902-1997) - probeerde synthese te maken van de op dat moment bestaande neuropsychologische

___________________________________________________________________________________

S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie | augustus 2015 | door Jasper Verkroost 13

- deel van de vragen komt uit de kliniek waar patiënten opgenomen zijn en is bedoeld om richting te geven aan het revalidatietraject na ontslag

- behandelingen zijn doorgaans kortdurend en klachtgericht; belangrijk deel bestaat uit psycho-educatie: uitleg aan de patiënt over de diverse gevolgen van zijn aandoening en het verschaffen van inzicht in zijn sterke en zwakke kanten; ook worden adviezen gegeven over hoe een patiënt of diens omgeving het best kan omgaan met de stoornissen in cognitie, emotie of gedrag

- deel van patiënten wordt cognitieve revalidatie aangeboden, of neuropsychologische behandeling in geval van angst- en stemmingsklachten die samenhangen met een hersenaandoening

- wordt door verpleegkundige geconsulteerd voor advies bij omgaan met moeilijk hanteerbaar gedrag - zijn betrokken bij vaststellen van effectiviteit van behandeling of interventie - ziektebeelden: beroerte, dementie, overmatig alcoholgebruik, hersenvliesontsteking, epilepsie,

traumatisch hersenletsel, ziekte van Parkinson, hersentumoren revalidatiecentrum - kan deel uitmaken van verschillende behandelteams, naast o.a. revalidatieartsen, logopedisten,

ergotherapeuten, fysiotherapeuten en maatschappelijk werkenden - nadruk ligt meer op behandeling dan op diagnostiek, maar diagnostiek is een onmisbaar onderdeel:

geeft zicht op neuropsychologische stoornissen die een belemmering kunnen vormen voor behandeling, en stelt restcapaciteiten vast die kunnen worden gebruikt in een behandeling

- vaak wordt neuropsychologisch onderzoek aan het eind van een behandeltraject gedaan, om in te schatten in welke mate de patiënt in staat is weer zelfstandig te functioneren

- behandeling richt zich niet alleen op cognitieve stoornissen, maar ook op verwerkingsproblematiek en klachten als angst en depressie die op kunnen treden na niet-aangeboren hersenletsel

- bij moeilijk hanteerbaar gedrag zal een neuropsycholoog de omgeving bij de behandeling betrekken om meer zicht te krijgen op uitlokkende factoren en reacties die het gedrag in stand houden

- heeft vaak regiefunctie in een multidisciplinair team omdat hij o.g.v. zijn kennis over de werking van de hersenen andere behandelaren kan informeren over de te verwachten belemmerende factoren bij een behandeling en teamleden kan coachen in hanteren van de juiste aanpak

- werkt vaak nauw samen met een cognitief trainer - behandelingen: neurologische (beroerte, multiple sclerose, traumatisch hersenletsel) of niet-

neurologische (amputatie, gewrichtsproblemen, hart- en longrevalidatie, chronische pijnklachten) geestelijke gezondheidszorg (ggz) - werkt nauw samen met psychiaters, psychologen, sociaal-psychiatrisch verpleegkundigen,

activiteitenbegeleiders en andere paramedische therapeuten - intramuraal: opgenomen patiënten, onderverdeeld in acute en chronische zorg - ambulant: poliklinisch; patiënt verblijft thuis en komt voor behandeling naar de instelling - kan gedrag verklaren vanuit neuropsychiatrisch model waarin cognitieve stoornissen centraal staan - moet extra bedacht zijn op nadelige invloeden van medicijnen (neuroleptica, benzodiazepines, anti-

epileptica) op het cognitief functioneren of het gedrag - psycho-educatie aan patiënt en naasten erg belangrijk (bv. uitleg cognitieve klachten bij depressie) - is belangrijk bij opstellen behandelplan (belemmerende cognitieve stoornissen voor therapie)

Page 14: S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie · PDF file1.7 Luria: een globaal model Aleksandr Luria (1902-1997) - probeerde synthese te maken van de op dat moment bestaande neuropsychologische

___________________________________________________________________________________

S25221-Neuropsychologie & Psychofarmacologie | augustus 2015 | door Jasper Verkroost 14

- wordt vaak betrokken bij vormen van mediatieve behandeling, waarbij hij via de omgeving het gedrag van de patiënt tracht te beïnvloeden

- ziektebeelden: stemmingsstoornissen (depressie, biopolaire stoornis), psychotische stoornissen (schizofrenie), somatoforme stoornissen, ADHD, verslaving, en autismespectrumstoornissen

forensische instelling - aantal werkzame neuropsychologen sterk gestegen door toenemende wetenschappelijke evidentie

voor een neurobiologische basis voor 'crimineel' gedrag - werkzaamheden vinden plaats binnen juridisch kader (bv. tbs, detentie, juridische maatregel) - vraagstellingen bevinden zich op terrein van de verklarende diagnostiek of dienen ter ondersteuning

van een behandelindicatie (bv. onderzoek relatie geobjectiveerde cognitieve stoornis en delict) - zeer strenge eisen aan verslaglegging vanwege consequenties uitspraken voor vrijheidsbeneming

2.6 Positie en professionele ontwikkeling

postmaster opleidingen - titel 'neuropsycholoog' is in Nederland geen beschermde titel - belangrijk om na masterstudie neuropsychologie de postdoctorale beroepsopleiding tot 'gezond-

heidszorgpsycholoog' te volgen; dit is wel een beschermde titel waarmee men zich kan registreren in het BIG-register, waarmee vakbekwaamheid en bevoegdheden nauwgezet zijn omschreven

- sinds 2004 bestaat de mogelijkheid om na de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog de vierjarige specialistische opleiding tot 'klinisch neuropsycholoog' te volgen; aandacht voor: werking van hersenfuncties, ziektebeelden, diagnostische methoden, behandelmethoden, ethiek, geven van onderwijs en supervisie, management, verdere ontwikkeling van een wetenschappelijk attitude