· Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk...

39
Examen Neuropsychologie 2 e Zit 2011-2012 1. MS A. Meer kans op epilepsie B. Niet erfelijk C. Meestal vanaf 50 jaar D. Vaak blind aan 1 oog E. Alle bovenstaande 2. Braken A. Thalamus B. Hersenstam C. Cerebellum D. ARAS E. Geen van bovenstaande 3. Extrapiramidaal syndroom A. Tremor B. Spasticiteit C. Bradykinesie D. A en C E. A en B 4. Parkinson A. Toegenomen verwardheid B. Visuospatiële-oriëntatie problemen C. Eerst eenzijdig D. Erfelijk E. Alle bovenstaande 5. Lewy-Body dementie A. Parkinsondementie B. Geheugenstoornissen C. Klassieke fluctuatie verloop D. Geen van bovenstaande E. Alle bovenstaande 6. Alzheimer A. Trisomie 21 erg gevoelig

Transcript of  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk...

Page 1:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

Examen Neuropsychologie 2e Zit 2011-2012

1. MS

A. Meer kans op epilepsieB. Niet erfelijkC. Meestal vanaf 50 jaarD. Vaak blind aan 1 oogE. Alle bovenstaande

2. Braken

A. ThalamusB. HersenstamC. CerebellumD. ARASE. Geen van bovenstaande

3. Extrapiramidaal syndroom

A. TremorB. SpasticiteitC. BradykinesieD. A en CE. A en B

4. Parkinson

A. Toegenomen verwardheidB. Visuospatiële-oriëntatie problemenC. Eerst eenzijdigD. ErfelijkE. Alle bovenstaande

5. Lewy-Body dementie

A. ParkinsondementieB. GeheugenstoornissenC. Klassieke fluctuatie verloopD. Geen van bovenstaandeE. Alle bovenstaande

6. Alzheimer

A. Trisomie 21 erg gevoeligB. Niet-familiaalC. fMRI toont het aanD. …E. Alle bovenstaande

Page 2:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

7. Trauma contusio temporele lob

A. AtaxieB. NeglectC. Dysexecutieve syndroomD. Semi hemiE. Omnestic syndrome

8. Trauma capitis

A. Verwikkeling meningesB. Posttraumatische hydrocefalieC. …D. …E. Alle bovenstaande zijn correct

9. Waar ligt de primaire motor cortex?

A. Prefrontale kwabB. Pariëtale cortexC. Temporele cortexD. …E. Geen van bovengenoemde

10. … (Vraag en antwoordalternatieven compleet vergeten.)

11. Alexie, agrafie, afasie na schade in

A. TemporaalB. FrontaalC. PariëtaalD. …E. …

Vanaf nu zijn er enkele open vragen (Niet relevant meer?)

12. Welk hersengebied bij epilepsie? (1 woord)

13. Welk hersengebied vooral aangetast bij MS? (1 woord)

14. Welk hersengebied neglect? (1 woord)

15. Welk hersengebied auditieve hallucinatie? (1 woord)

16. Hoe ga je als psycholoog het onderscheid maken tussen beginnende dementie en depressie?

Dit examen was dus 11 MC-vragen met telkens 5 opties, maar er was geen giscorrectie.

Page 3:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

Examen Neuropsychologie Januari 2012

1. Patiënt X heeft geen gevoel meer vanaf haar schouders naar onderen toe, maar kan zijn lichaam wel nog bewegen. Patiënt Y kan zijn benen niet bewegen maar heeft er wel nog gevoel.

a) Patiënt X heeft een letsel op een hogere ruggenwervel dan patiënt Y. Patiënt X heeft een dorsaal letsel, patiënt Y heeft een ventraal letsel.

b) Patiënt X heeft een letsel op een hogere ruggenwervel dan patiënt Y. Patiënt X heeft een ventraal letsel, patiënt Y heeft een dorsaal letsel.

c) Patiënt Y heeft een letsel op een hogere ruggenwervel dan patiënt Y. Patiënt X heeft een dorsaal letsel, patiënt Y heeft een ventraal letsel.

d) Patiënt Y heeft een letsel op een hogere ruggenwervel dan patiënt Y. Patiënt X heeft een ventraal letsel, patiënt Y heeft een dorsaal letsel.

2. Jantje heeft geen taalbegrip. Waar zit zijn letsel?a) Links Anterieurb) Links Posterieurc) Rechts Anterieurd) Rechts Posterieur

3. Figuur 1, waar ligt de hippocampus? Met vier plaatsen, redelijk verspreid (hippocampus, hippothalamus, basale ganglia en nog iets)

4. Waar is sprake van conflictadaptatie? a) Tabel 1b) Tabel 2c) Allebeid) Geen van beide.

TABEL 1 Vorige trialDeze trial Correct IncorrectCorrect 450 480Incorrect 550 520

TABEL 2 Vorige trialCorrect Incorrect

Correct 480 450Incorrect 520 550

Page 4:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

5. Waarvoor wordt de Tower Of Londontaak vaak gebruikt?a) Testen van initiatie van gedrag.b) Alle.c) Planning en volgorde-denken.d) …

6. Welke stellingen zijn correct?

I: De Wincinson Cart Sorting Test wordt vaak gebruik om te kijken of mensen kunnen afstappen van pscyhologische inertie.

II: Werkgeheugen en sturing van gedrag zit op een andere plaats. (maar dan mooier)

a) Allebeib) Geen van beidec) Stelling Id) Stelling II

7. Mensen met oppervlaktedyslexie zullen meer fouten maken in…a) Nederlandsb) Engelsc) Kanjid) Kana

8. Welke woorden passen niet bij elkaar.a) Broca - Agrammaticaalb) Anterieur - Niet vloeiendc) Vloeiend - Moeilijkheden om de juiste fonetische (of fonemisch) dingen uit te

spreken.d) Echolalie - Conductieafasie

9. Wat zal opvallen aan het gedrag van iemand met frontale lobschade? Wat is fout?a) Trekt misschien schoenen eerst aan, dan sokken.b) Als je vraagt tekeningen met vier lijnen te maken, zal hij evenveel tekeningen maken

als een controleproefpersoon. c) Als je vraagt de prijs van een brood te schatten in euro zal het gemiddelde antwoord

meer afwijken dan bij controleproefpersonen. d) …

10. Iemand met linkerschade in de pariëtale cortex, wat kan die overtekenen van iets moeilijks?

a) Details zijn goed, algemeen plaatje klopt niet.b) Details zijn niet goed, maar algemeen plaatje klopt.

Page 5:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

c) Kan niets overtekenend) Slaagt erin, maar het duurt veel langer dan normaal.

11. Neuroloog onderzoekt iemand met hersenschade, heeft retrograde amnesie. Hij zegt luidop: 5-1-7-2. Wat verwachten we bij de herhaling?

a) 5-1-… weet ik niet meerb) Ik weet het nietc) 5-1-7-2d) 7-2

12. Er is een test, de test van Bas (of zo). Die bestaat uit 15 eenvoudige woorden, die vijf keer herhaald moeten worden. Een twintigjarige man heeft opeenvolgend goed: 5-6-7-5-7. Wat kunnen we hierover besluiten? Heeft hij schade?

a) Hoewel 5(+ of -2) een normale span is, kan je hier niets over zeggen zonder normgroepresultaten.

b) De man vertoont geen leercapaciteit, hoewel 5 (+ of – 2) een normale span is.c) De man vertoont geen leercapaciteit en als de tijd tussen leren en testen lang genoeg

is zal er vrijwel geen herinnering zijn. d) Dit is een test die kortetermijngeheugen meet dus we kunnen geen uitspraken doen

over het algemene geheugen.

13. Waar ligt de zone van Wernicke? (Horizontale snede, vier mogelijkheden)

14. Figuur Actiepotentiaal. Uiteraard zonder erbij wat wat is. Op plaats van Action Potential: C. Op plaats van threshold: A. Op plaats van resting state: B. Refractory period: D.

a) C is het actiepotentiaalb) A is repolariserenc) D is rustpotentiaald) Nog iets

Page 6:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

15. Sorteer de methodes op temporele resolutie.a) PET, fMRI, TMSb) fMRI, PET, TMSc) PET, TMS, fMRId) TMS, fMRI, PET

16. Pietje heeft een epileptische aanval gehad en de neuroloog wil testen of er geen (anatomische) schade is. Hoe doet hij dat het best?

a) PETb) fMRIc) MRId) TMS

17. Op basis waarvan kan je besluiten dat ons visueel systeem ondergedetermineerd is? Stelling 1: Bij grijpen hebben we geen last van illusies. (werd specifiek voorbeeld genoemd, kende ik niet). Stelling 2: Ons perceptueel beeld is 2D maar de visuele cortex zet dit om naar 3D.

a) Stelling 1b) Stelling 2c) Allebeid) Geen van beide

18. Waar zit geen motoriek?a) Cerebellumb) Basale gangliac) Hypothalamus (denk ik dat er stond)d) Tectum

19. Wat is fout?a) De laterale delen van het cerebellum controleren de precisie en vloeiendheid van

mentale processen.b) De inferieure colliculi doen iets visueels.

20. Stellingen. Wat is goed?a) De temporele helften van het visueel veld worden ipsilateraal verwerkt.b) De nasale helften van het visueel veld worden ipsilateraal verwerkt.c) Directionele hypokinesie wordt bepaald door de pariëtale cortex, dat is het bewijs

dat die ook invloed heeft op beweging. (Zoiets)d) …

Page 7:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

21. Wat geeft … weer?a) Retinotopische organisatieb) Nog iets raarsc) Allebeid) Geen van beide

22. Ook Fransje heeft een hersenletsel. De neuroloog onderzoekt hem en raakt een vinger van zijn rechterhand aan, zonder dat Fransje visuele feedback krijgt. Fransje slaagt er niet in te zeggen welke vinger hij aanraakte. De neuroloog herhaalt dit bij de linkerhand. Ook hier slaagt Fransje er niet in om de juiste vinger te weten.

a) Fransje heeft duidelijk vingeragnosie, er is maar een hypothese mogelijk.b) Fransje heeft duidelijk een bilaterale schade opgelopen aan de somatosensorische

cortex ter hoogte van de hand. Dat is de enige mogelijke hypothese.c) Er zijn twee mogelijke hypothesen, namelijk die hierboven genoemd.d) Het juiste antwoord zit hier niet bij.

23. Stellingen. I: Hemineglecten verwerken helemaal niets. II: Het feit dat het altijd amodaal is betekent dat het geen sensorieel probleem is.

a) Ib) IIc) Allebeid) Geen

24. Mensen met schade in de pariëtale cortex:a) Hebben het moeilijk in een combinatietaak omdat ze geen pop-out-effect vertonen.b) Hebben het moeilijk in een combinatietaak omdat ze geen features kunnen binden.c) Hebben het moeilijk in een enkelvoudige taak omdat ze geen pop-out-effect

vertonen.d) Hebben het moeilijk in een enkelvoudige taak omdat ze geen features kunnen

binden.

25. Welke van deze twee is helemaal gelateraliseerd? I: TaalII: Spatiaal

a) I en IIb) Ic) Ruimtelijke ordeningd) Noch I, noch II

Page 8:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

26. Stel dat we ervan uit gingen dat specialisatie in de hemisferen volledig aangeleerd is. Wat weet je dan over kinderen die zonder linker hemisfeer geboren werden?

a) Ze kunnen geen ‘linkse’ vaardigheden leren.b) Ze kunnen linkse vaardigheden leren maar niet zo goed als anderen.c) Ze zijn slechter in alle vaardigheden om het gebrek aan linkerhemisfeer te

compenseren.d) Ze kunnen even goed linkse vaardigheden leren.

27. Parietal reach region.a) Initiëren van gedragb) Beslissing nemen tot stellen gedragc) Allebeid) Geen van beide

28. Wat indien er schade is aan de superior colliculus?a) Geen reflexieve saccades meer. b) auditiefc) .d) .

29. Stellingen. Weet niet meer bij welke vraag, dus allemaal samen dan maar. a) Parietal reach region codeert vooral het begin van een actie. b) Substantia nigra doet iets c) Mensen met apperceptieve agnosie hebben een letsel posterieur ten opzichte van

mensen met associatieve agnosie. d) Corsi blokkentest kan zowel gebruikt worden om kortetermijngeheugen te testen als

gebruikt worden om langetermijngeheugen te testen. e) Bij spatiale cognitie wordt de hippocampus gebruikt voor langetermijngeheugen en

de pariëtale cortex voor kortetermijngeheugen.

30. Bij half-visueel-veldparadigmata wordt de aanbiedingsduur per stimulus vaak beperkt tot 200 ms. Waarom?

a) Zodat de pp niet de tijd heeft om zijn ogen te bewegen.b) Zodat de proefpersoon niet strategieën ontwikkelt die de proefleider niet wil testen. c) Allebeid) Geen van beide

31. Pietje vraagt aan Jantje, “weet jij hoe laat het is?”. Jantje antwoordt: ‘Ja.’. Als je weet dat Jantje een hersenletsel heeft, waar situeert zich dat dan?

a) Rechtsb) Links anterieurc) Links posterieur

Page 9:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

d) Xxx

32. …

Inhaalexamen 1ste Zit Neuropsychologie 2011-2012

1. Gen/Neuron/Eiwit dat Alzheimer veroorzaakte geven. (Ik weet het echt niet meer wat het precies was dat hij vroeg. Hij zei ook specifiek dat je het in 1 woord moest zeggen)

2. 3 oorzaken van epilepsie.

3. Een vraag i.v.m. trauma + het belang van een coma. (Dit was een grote vraag en had je een hele pagina voor.)

4. Een vraag over CVA. (Je moest het verschil uitleggen tussen een bloederig en niet bloederig CVA. Ook moest je zeggen waarom het zo belangrijk is om bij een CVA meteen te weten of het bloederig is of niet, bijvoorbeeld voor de behandeling ervan. Dit was ook een grote vraag en had je ook een hele pagina voor.)

5. Kleine vraag: Waar in de hersenen wordt de ademhaling gereguleerd.

6. Kleine vraag: Pathogenese van MS.

Page 10:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

EXAMENVRAGEN NEUROPSYCHOLOGIE 2014-2015

1. Welk probleem bij Rechter Hemisferische schade?a. Logorhee b. Avocaliec. Passe Partout d. ...

2. Proef met aap en 2 panelen met telkens 2 blokjes waar al dan niet eten onder zit. Wat kan de aap nog als hij pariëtale schade heeft?

3. Waar zit de Syntactische Fout?

a. P400

b. P600

c. N400

d. N600

4. Wat hoort niet bij het Limbisch Systeem?

a. Cingulate Cortex

b. Angulaire Gyrus

c. Amygdala

d. Hippocampus

5. Patiënt X heeft geen gevoel meer vanaf haar schouders naar onderen toe, maar kan haar lichaam wel nog bewegen. Patiënt Y kan zijn benen niet bewegen, maar heeft er wel nog gevoel.

a. Patiënt X heeft een letsel op een hogere ruggenwervel dan patiënt Y. Patiënt X heeft een dorsaal letsel, patiënt Y heeft een ventraal letsel.b. Patiënt X heeft een letsel op een hogere ruggenwervel dan patiënt Y. Patiënt X heeft een ventraal letsel, patiënt Y heeft een dorsaal letsel. c. Patiënt Y heeft een letsel op een hogere ruggenwervel dan patiënt Y. Patiënt X heeft een dorsaal letsel, patiënt Y heeft een ventraal letsel.d. Patiënt Y heeft een letsel op een hogere ruggenwervel dan patiënt Y. Patiënt X heeft een ventraal letsel, patiënt Y heeft een dorsaal letsel.

Page 11:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

6. Roger Perry heeft als eerste een nobelprijs gewonnen in neuropsychologie, wat was zijn grote ontdekking?

a. Corpus Callosum, met zijn vele vezels, is belangrijk voor de communicatie tussen de hemisferen.

b. Taal wordt door de linker hemisfeer verzorgd.

c. Splitbrain is gepaste behandeling voor epilepsie.

d. ...

7. Waarvoor wordt de Tower of London taak gebruikt?

a. Alle antwoorden zijn correct.

b. Iets met doelgericht…

c. Sequentie en actie bepalen. (?)

d. ...

8. Sneden: Coronaal Sagittaal - juiste aanduiden.

9. Methoden ordenen op temporele resolutie.

10. Stimulatie methoden ordenen op spatiale resolutie.

11. Op basis waarvan kan je besluiten dat ons visueel systeem ondergedetermineerd is?

Stelling 1: Bij grijpen hebben we geen last van illusies (met die studie met 2 lijnstukken) Stelling 2: Ons perceptueel beeld is 2D maar de visuele cortex zet dit om naar 3D.Bij de 2e stelling twijfel: cortex of retina

a. Stelling 1.

b. Stelling 2.

c. Allebei.

d. Geen van beide.

12. Welke neuro-techniek wordt gebruikt om motorische prothese aan te sturen?

a. EEG

b. Micro Arrays

Page 12:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

c. Beide

d. Geen

13. Chiasma Opticum staat in voor:

a. Nasale delen van oog naar contralaterale.

b. Laterale delen oog naar contralaterale.

c. Kruising neurale banen tussen thalamus en visuele cortex.

d. ...

14. Mensen met schade in de pariëtale cortex:

a. Hebben het moeilijk in een combinatietaak omdat ze geen pop-out-effect vertonen.

b. Hebben het moeilijk in een combinatietaak omdat ze geen features kunnen binden.

c. Hebben het moeilijk in een enkelvoudige taak omdat ze geen pop-out-effect vertonen.

d. Hebben het moeilijk in een enkelvoudige taak omdat ze geen features kunnen binden.

15. Wat is fout?

a. Parietal Reach Region in een sulcus.

b. Parietal Reach Region stopt bij initiatie en begint bij planning.

c. Geen enkele van de andere.

d. Parietal Reach Region is betrokken bij motoriek.

16. Aanduiden van op grafiekje waar de P300 ligt: a, b, c, of d.

17. Stellingen:

Stelling 1: fMRI is een meting die magnetische veld veranderingen in de hersenen meet, veranderingen na neurale activiteit verstoring – (iets in die aard)

Page 13:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

Stelling 2: Een fMRI kan voxel per voxel vergelijken (univariate) of groepen voxels vergelijken (multivariate) om te zien waar verschil in activatie zit – (iets in die aard)

18. Wat komt zeker voor bij fonologische dyslexie?

a. Problemen met pseudowoorden.

b. Problemen met pseudowoorden, regelmatige woorden en onregelmatige woorden.

c. Problemen met regelmatige woorden.

d. Problemen met onregelmatige woorden.

19. Welke stelling is juist?

Stelling 1: Iets over Ribot’s wet bij retroamnesie, maar ging over oude info, niet recente!

Stelling 2: Iets met placefields dienen voor 1 specifieke spatiale plaats.

20. Iets met wat er gebeurt als je een geroteerde letter aanbiedt nadat proefpersoon al draaiend wiel zag.

21. Ordenen van Inferieur naar Superieur:

4 opties met allemaal andere volgorde van Angulaire Gyrus, Superieur Temporale en Pariëtale Gyrus.

22. Iemand zonder schade heeft enorme interesse in vogels en verder in niets anders welke legende is juist? (Afbeelding)

a. A - Vogels, B - Auto's, C - Vogels Omgekeerd en D - Auto’s Omgekeerd.

b. A - Auto's, B - Vogels, C - Auto’s Omgekeerd en D - Vogels Omgekeerd.

c. A - Vogels, B - Gezichten, C - Vogels Omgekeerd en D - Gezichten Omgekeerd.

d. A - Gezichten, B - Vogels, C - Gezichten Omgekeerd en D - Vogels Omgekeerd.

(niet zeker over de antwoord mogelijkheden maar iets in die aard)

Page 14:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

23. Passiviteit kan na deficit in:

I. Reticulaire FormatieII. Frontale Cortex

a. I en II.

b. II, geen I.

c. I, geen II.

d. Allebei niet.

24. Juiste ordening van lage naar hoge spatiale resolutie van verschillende methoden.

25. Iets over meer anterieur in ventrale route, of de receptieve velden dan kleiner of groter worden en of dat de vaardigheid om dingen te zien (onafhankelijk/afhankelijk van positie en grootte) doet toenemen of afnemen (invul oefening)

Als je meer naar ventrale route gaat neemt grootte receptief veld … , waardoor vaardigheid om dingen te zien … neemt, ….. van de grootte en positie van een object. (ongeveer juist)

a. Toe, toe, onafhankelijk. b. Af, af, afhankelijk.c. Af, toe, onafhankelijk. d. Toe, af, onafhankelijk.

26. Stelling over apperceptieve en asociatieve agnosie of dat ene toeneemt/afneemt naar meer ventraal.

27. Stellingen over Brocca, Wernicke, Anomie en Conductieafasie.

Page 15:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

28. Een amnesiepatiënt kan wel nog: … en kan niet meer: … (of omgekeerd)

a. Namen van personen onthouden - Spiegeltaak.

b. ... - Leren navigeren in een doolhof.

c. … - …

d. Spiegeltaak – Perceptuele…

29. Stellingen over declaratief en non-declaratief geheugen

30. Welke gebieden zijn betrokken bij volgehouden aandacht?

a. Thalamus en (rechter)Pariëtaal.

b. Thalamus en Frontale Cortex.

c. Thalamus en Temporaal.

d. Cholinerg en Serotonine.

31. Iets over frontaal/centraal/posterieur, onderscheid tussen een nieuwe stimulus en een zeldzame stimulus, waar P300 dan meest actief wordt.

32. Pariëtale Cortex is betrokken bij:

a. Motorische Initiatie.

b. Motorische Uitvoering.

c. Niets van Motoriek.

d. Geen van bovenstaande.

33. Wat hoort niet bij Limbisch Systeem? (Zelfde als Vraag 4?)

a. Amygdala

b. Hippocampus

c. Cingulate Cortex

d. Anterieure Gyrus

34. Iets met beweging en rotatie. (plaats 1 en plaats 2 waren 2 hersengebieden, ik denk parietaal en temporaal maar specifieker)

Page 16:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

V5 + plaats 1, V5 + plaats 2, V3 + plaats 1 V3 + plaats 2

35. Welke taak zal iemand meest waarschijnlijk nog kunnen uitvoeren als hij een prefrontale aandoening heeft? (Of was het minst waarschijnlijk?)

a. Tower of London taak.

b. Wisconsin Card Sorting Test.

c. Nog eentje.

d. Allemaal even waarschijnlijk.

Examen Neuropsychologie Januari 2014

1) Welke snede zie je op de foto?a. Coronaalb. Sagittaalc. Lateraald. Horizontaal

2) Welk veld valt uit bij schade aan het Optisch Chiasma?a. Rechterveld linkeroog en linkerveld rechteroog.b. Linkerveld beide ogen.c. Rechterveld beide ogen.d. Linkerveld linkeroog en rechterveld rechteroog.

3) Wat is juist?a. Fonologische en oppervlakkige dyslexie kunnen onderscheiden worden door non

woorden, onregelmatige woorden en nieuwe woorden aan te bieden.b. Mensen met Broca afasie kunnen herhalen wat tegen hen gezegd wordt.

4) Wat wordt gemeten bij single cell recording?a. Amplitude van het actiepotentiaal.b. Hoeveel actiepotentialen per tijdseenheid.c. Beide.d. Iets met elektrische activiteit in cellulaire cellen of zo.

5) Wat is geen functionele meting?a. DTIb. PETc. fMRId. ERP

6) Rangschikkingen van lage naar hoge spatiale resolutie. Wat is correct?a. ERP – MEG – fMRI – Single cell

Page 17:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

b. ERP – fMRI – MEG – single cell

7) Stellingen:I: Om specifieke locatie te bepalen is TMS beter dan ERP en EEG.II: ERP goed wanneer je weinig tijd hebt met je proefpersonen, want dit heeft een heel goede temporele resolutie en zorgt voor weinig ruis.

8) ... route (van occipitaal tot ...), gevoelig voor illusie en ... route (van occipitaal tot ...), ongevoelig voor illusie (voorbeeld: Muller-Lyer illusie)

a. Dorsaal pariëtaal, ventraal temporaalb. Dorsaal temporaal, ventraal pariëtaalc. Ventraal pariëtaal, dorsaal temporaald. Ventraal temporaal, dorsaal pariëtaal

9) Welke hersenstructuur is niet betrokken bij de motoriek?a. Cerebellumb. Limbisch Systeemc. Medullad. Laterale Geniculate Nucleus

10) TMS: wat is fout?a. Heeft goede spatiale en temporele resolutie.b. Een nadeel van TMS is dat mensen snel nieuwe strategieën vinden.c. Een voordeel van TMS is dat het letsel virtueel en reversibel is.

11) Hemi-neglect: wat is fout?a. Somatoparaphrenie is wanneer de persoon zijn ledematen niet als verlamming herkend.b. Hemi-neglect is modaliteitsafhankelijk.c. Mensen met hemi-neglect kijken in een donkere ruimte enkel naar het niet-genegeerde

deel van de ruimte.d. Iets dat je de aandacht wel naar het genegeerde veld kan trekken bij beloning of

stimulatie.

12) Welke is volledig gelateraliseerd?I: TaalII: Gezichtsherkenning GEEN VAN BEIDE

13) Persoon moet zoveel mogelijk woorden noemen beginnend met de letter ‘d’ en kan er 5 benoemen (een gezond mens: 19). Persoon moet zoveel mogelijk tekeningen tekenen met 5 lijnen (20 tekeningen) en doet er zo goed als even veel als normaal persoon (22). Waar zit de laesie?

a. Linker Prefrontale Cortex.b. Rechter Prefrontale Cortex.c. Linker Prefrontale Cortex, maar alleen als broca afasie kan worden uitgesloten.d. Rechter Prefrontale Cortex, maar alleen als je directionele hyperkinesie kan uitsluiten.

Page 18:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

14) Stellingen:I: Bij schade aan de superieure colliculi zijn we niet meer in staat reflexieve saccades te doenII: Iets met pariëtale cortex in link tot directionele hypokinesie: toont aan dat de parietale cortex bewegingen kan initiëren en iets met doelen

15) Welke kern is het best voor het herkennen van gezichten?a. Rechter Fusiform Gebiedb. Linker Fusiform Gebiedc. Occipitaal ...d. Occipitaal ...

16) Mensen die uit reeks ‘hamer, tang, eend, …’ vreemde woord niet uithalen (auditief aangeboden), hebben wellicht:

a. Schade aan Prefrontale Cortexb. Simultaanagnosiec. Retrograde Amnesied. Schade aan Occipitale Cortex

17) Vloeiend spreken, maar non sensicaal. Wel herhalen.a. Wernickeb. Transcorticale Sensorische Afasiec. Transcorticale Motorische Afasied. Broca

18) Wat is de beste meting om het tijdsverloop voor de processen van ophaling, encodering en consolidatie van het werkgeheugen te meten? (niet zeker over antwoorden)

a. fMRIb. Event Related fMRIc. Alle drie juistd. PET

19) Welke cel zal men het meest waarschijnlijk terugvinden in de dorsale route?a. Kleurb. Bewegingc. Gezichtend. Kleine perceptieve velden

20) Hippocampus is betrokken bij…a. Declaratief geheugenb. Procedureel geheugen

21) Wat kan men niet meer bij pariëtale schade?a. Gecombineerde (conjunction) taak omdat men geen features meer kan binden.b. Kenmerken (feature) taak want geen pop-out effect.

Page 19:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

c. Kenmerken (feature) taak omdat men geen features kan binden.d. Gecombineerde (conjunction) taak omdat er geen pop-out effect is.

22) Wat behoort niet bij het Gerstman syndroom?a. Agrafieb. Dyscalculiec. Simultaanagnosied. Link-rechts verwarring

23) Wat is de foute stelling?a. Mensen met associatieve agnosie hebben geen objectherkenning doordat ze de

elementen niet meer met elkaar kunnen verbindenb. Mensen met associatieve agnosie kunnen afleiden wat het object is a.d.h.v. beweging

24) Patiënt S komt bij de dokter XL op consultatie. Voor hij binnen gaat ziet hij een grasmaaier staan en rijdt hij eerst het gras af. Wat is de oorzaak hiervan?

a. Omgevingsafhankelijkheidb. Psychologische inertiec. Iets met amnesied. Doelmatig plannen

25) Een patiënt antwoord letterlijk “ja” op de vraag of men het uur weet, deze heeft waarschijnlijk:a. Schade in de rechterhemisfeer.b. Schade in de frontale cortex.c. Schade aan de occipitale gebieden.

26) Visuele halfveldtechnieken: waarom niet langer dan 200ms aanbieden?I: Mag niet langer duren want anders doelbewuste oogbeweging.II: Hemisferische interactie gebeurt heel snel en wanneer de aanbieding langer is kan men het effect niet meer zien.

27) Waar komt perseveratie voor, bij schade aan…?a. Prefrontale cortexb. Occipitale cortexc. Prefrontale motorcortex

28) Wat is correct m.b.t. receptieve velden?a. In grotere receptieve velden is de herkenning onafhankelijk van de positie in de ruimte en

de grootte van het object.b. In grotere receptieve velden is de herkenning minder afhankelijk van de positie in de

ruimte. De grootte van de receptieve velden heeft geen verband met de grootte van het object.

Page 20:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

c. In grotere receptieve velden is de herkenning minder afhankelijk van de grootte van het object. Tussen de grootte van de receptieve velden en de positie in de ruimte is er geen verband.

29) Waarom is het visuele zicht ondergedetermineerdI: 2D op onze retina, 3D in echt.II: Omdat mensen met visuele agnosie wel in staat zijn te grijpen bij de Ebbinghaus-illusie.

30) Welk van deze processen heeft niets te maken met aandacht?a. Hemi-neglectb. Simultaanagnosiec. Apperceptieve agnosied. Supranucleaire verlamming/palsy

31) Wat is geen oplossing voor het feit dat het niet altijd additief is (de subtractiemethode):a. Factor designb. Conjunctiec. Parametrisatied. Event-related design

32) Wat is een voordeel van block design bij fMRI?a. De condities kunnen afgescheiden gemeten worden.

33) Disconnectie-syndroom: waarom moeilijk te onderzoeken?a. Iets met niet de functie zelf verstoord, maar de informatieoverdracht.b. Omdat men dan enkel een bepaalde functie blootlegt en niet het gehele netwerk.

34) Wat is correct?a. Primaire motorische cortex ligt posterieur ten opzichte van de centrale sulcus en de

primaire somatosensorische ligt anterieur.b. Schade aan de basale ganglia speelt een rol bij de motoriek.

35) Wat is correct?a. Bij schade aan de linkerhemisfeer kunnen personen een tekening nog wel globaal

overtekenen, maar zijn de details verloren.b. Mensen met visuele agnosie hebben geen problemen met de elementaire visuele

verwerking.

36) Wat is fout?a. De hippocampus zorgt voor de algemene oriëntatie en consolidatie van informatie,

terwijl de opslag gebeurt in verschillende … gebieden.b. Bij retrograde amnesie herstellen de herinneringen van lang geleden bij herstel het

eerste.c. Amnesie is geen probleem met het encoderen van informatie.

37) Wat is correct?

Page 21:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

a. Naast het corpus callosum bestaan nog subcorticale verbindingen tussen de hemisferen.

b. Linkshandige personen hebben minder vaak een atypische lateralisatie.

38) Welk koppel past bij elkaar?a. Anterieure amnesie en fluente amnesie.b. Agrammaticale amnesie en posterieure amnesie.c. …d. …

39) OVERIGE STELLINGEN:a. Lateralisatie niet aangeborenb. Fusiform face: expertise: configuratie ook belangrijkc. Fusiform fase area ook belangrijk voor kleine details waar expertise bij isd. Vloeiend spreken en problemen met fonetische representaties of zoe. Iets met prosedische cues bij anterieur/posterieur rechterhemisfeer

Examenvragen Neuropsychologie Januari 2016

1. Als je een syntactische fout maakt zie je een piek bij…a. N600b. P600c. N400d. P400

2. Duidt de reticulaire formatie aan op onderstaande tekening. (geschrapt)

3. Waar staan de beeldvormingstechnieken van minste spatiale nauwkeurigheid naar meeste?a. ERP - PET - fMRI - single-cellb. single-cel - PETc. …d. ...

4. Welke beeldvormingstechniek kan enkel in block design?a. PETb. fMRIc. ERPd. ...

5. Welk deel is niet betrokken bij motoriek?a. Cerebellumb. Laterale Geniculate Nucleusc. Tegmentumd. Basale Ganglia

6. Zet in juiste volgorde van inferieur naar superieur:a. Intra pariëtale Sulcus- Superieur Temporaal- Angulaire Sulcusb. Superieur Temporaal- Intra pariëtale Sulcus - Angulaire Sulcusc. Angulaire Sulcus- Intra pariëtale Sulcus- Superieur Temporaal

Page 22:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

d. Superieur Temporaal - Angulaire Sulcus - Inferieur Pariëtaal

“De gyrus angularis of hoekwinding is een winding in de hersenen op de grens van de temporale en pariëtale kwab.” - Dus temporaal onderaan, dan angulaire en dan pariëtaal van onder naar boven.

7. Er is een maximuminterval van 200ms dat een bepaalde stimulus getoond wordt bij fmri, waarom (Iets bij test contralaterale …)?I: Omdat BOLD signaal even blijft hangen, het duurt even tot het weg is en opnieuw een meting kan gebeurenII: Omdat een proefpersoon anders strategieën kan toepassen die niet behoren tot wat de onderzoeker wil testen

8. Een 20 jarige patiënt doet een taak waarbij 5 beurten lang 15 dezelfde simpele woorden gezegd worden en de patiënt na elke beurt de woorden moet herhalen. Hij scoort achtereenvolgens 7-6-5-7-6 (of een beetje anders, maakt niet uit denk ik). Wat kan je over hem zeggen?

a. Er treden bij deze patiënt geen leereffecten op + indien hij langer de tijd krijgt zal er niet meer onthouden worden ?

b. Er treden bij deze patiënt geen leereffecten op……c. Je kan niets zeggen over het algemeen geheugen omdat enkel werkgeheugen gemeten

wordt. (ik dacht dat hier stond, omdat het een test is die enkel kortetermijngeheugen meet)d. Je kan er niks over zeggen want je moet vergelijken met een normgroep.

9. De centrale sulcus onderscheidt de ...I: Primaire Somatomotorische van de Somatosensorische CortexII: Pariëtale lob van de frontale lob

a. Ib. IIc. I en IId. geen van beide zijn correct

10. De rechterhemisfeer is betrokken bija. Avocalieb. Nosognosiec. Passe-partoutd. Logoree (logorroe?)

11. Wat is juist? (vier stellingen over taalproblemen en of ze (a)fluent zijn, begrip, nazegvermogen hebben)

a. broca afasieb. wernicke afasiec. anomische afasied. conductie afasie

12. Er worden auto’s, omgekeerde auto’s, gezichten en omgekeerde gezichten getoond.a. Linkerhemisfeer reageert meer op gezichten dan auto’s, maar geen verschil omgekeerde

gezichten versus gezichten. Rechterhemisfeer reageert meer op gezichten dan auto’s en bovendien meer op gewone gezichten dan omgekeerde.

Page 23:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

b. Linkerhemisfeer reageert meer op auto’s dan gezichten, en verschil tussen auto’s en omgekeerde auto’s.Rechterhemisfeer reageert mee rop gezichten dan op auto’s en meer op omgekeerde gezichten dan gewone gezichten.

c. variaties hierop :p

13. Block task (zo die blokjes leggen zoals voorbeeld) : Iemand met schade aan linkerhersenhelft: a. Globaal juist, details niet.b. Globaal patroon juist, details ook.c. Details juist, globaal patroon niet.d. Details en globaal beiden fout.

14. Test waarbij een plaat draait en er een letter opkomt, wat speelt een rol:a. V5 en intrapariëtaal sulcusb. V5 en superieure temporale sulcus(?)c. V3 en intrapariëtaal sulcusd. V3 en superieure temporale sulcus(?)

15. Bij schade van welk gebieden kan leiden tot verhoging in de passiviteit?I: Reticulaire formatieII: Frontale cortex

a. I en niet IIb. II en niet Ic. niet I, noch IId. I en II zijn juist

16. Functie van de ACC en de DLPFC, betreft monitoring en aanpassing van fouten. De ACC detecteert, DLPFC past aan De DLPFC detecteert, ACC past aan ACC en DLPFC detecteren maar passen niet aan

17. Wisconsin Card Sorting Test meet psychologische inertie (perseveratie?)

18. Een persoon heeft waarschijnlijk postcentraal/precentraal gyrus letsel en kan aan de rechterhand niet aanduiden welke vinger aangeraakt is geweest. De dokter vermoedt dat het vingeragnosie is en doet nog een test, blijkt dat aan de linkerhand deze dit ook niet kan:a. Het is vingeragnosie.b. Het is vingeragnosie maar kan ook door bilaterale schade aan de somatosensorische gebieden komen. (theoretisch onwaarschijnlijk maar mogelijk)c. Er is zeker schade aan de postcentrale gyrus.

19. Wat is juist?a. Apperceptieve bevindt zich meer anterieur in de ventrale route terwijl associatieve agnosie zich meer posterieur bevindt in de ventrale routeb. Apperceptieve bevindt zich posterieur in de ventrale route en associatieve anterieur

Page 24:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

20. Vraag omtrent selectieve aandacht en pop-out effectenProblemen met combitaak omdat je niet kan integreren.

21. Hele hippocampus is er uitgehaald, wat is de schade?a. Retrogade en anterogade van verre herinneringen.b. Globale amnesie.c. Impliciete kennis polsen.d. Ook gevolgen voor procedureel geheugen.

22. Morris water maze, wat er gebeurde bij ratten met schade aan de hippocampus. In welke conditie zij last ondervinden?

a. Ze ondervinden enkel last in situaties waarbij ze spatiale relaties moeten leggen.b. Ze ondervinden last in situaties waarbij ze spatiale relaties moeten leggen maar niet bij in

situaties waar geen spatiale relaties gelegd moeten worden.c. Ze ondervinden last in situaties waarbij ze spatiale relaties moeten leggen EN bij situaties

waar geen spatiale relaties gelegd moeten worden.

23. Roy osterriech figuur, welke vaardigheden deze meet.a. Constructieve vaardighedenb. Topografische vaardigheden

24. Verhoogde afhankelijkheid aan omgevingsfactoren en perseveratie bij psychologische inertie. Of dit samen voorkomt?

25. Oddbal taak: P300 over frontale lob bij nieuwe en zeldzame stimuli. a. P300 komt meer voor bij nieuwe stimuli dan zeldzame.b. P300 komt meer voor bij zeldzame stimuli dan nieuwe.c. P300 kent geen onderscheid tussen beiden?d. ...

26. De kans op een slechtere prestatie bij een prefrontale schade minst waarschijnlijk bij:a. Mentale rotatieb. Torenc. Winconstin taakd. Allemaal even waarschijnlijk

27. Wat is GEEN verklaring VOOR de theorie dat hemisferische lateralisatie aangeboren isa. Schade bij jonge kinderen aan de linkerhemisfeer is minder erg dan bij volwassenen

28. Na een ingrijpende operatie voor epilepsie vraagt de chirurg zich af of er structurele veranderingen zijn plaatsgevonden in de hersenen. Welke methode kan hij hiervoor gebruiken?a. MRIb. Andere functionele methoden

29. Bij de PRR waar de activatie begint:

Page 25:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

I: intentieII: initiatie

30. Wat je gebruikt bij het bewegen van een motorische arm?I: Micro-elektrode erraysII: EEG

31. Taak met vier condities, met twee keer dezelfde stimulus. Oriëntatieverandering. Dan enkel verschillende objecten. Laatste conditie oriëntatieverandering en verschillende objecten.a. Dorsaal reageert op conditie 2 en 4. En ventraal reageert op 3 en 4.

32. Plaatje met de vraag welke schade er is aan het visueel veld, en waar dit zich situeert.

33. Vraag over de Lateral occipital complex, of men niet reageert als er stippen op de achtergrond zijn.

34. Vraag over aandachtsbias waarbij de contralaterale hemisfeer meer aandacht krijgt en welke theorie daar bij past.a. Activatie-orientatie theorieb. Callosale doorgangc. Directe toegang

35. Vraag over de retinotopische organisatie en wat er gebeurt bij het optisch chiasme. a. zenuwbanen van retina worden geprojecteerd in de contralaterale helft.b. zenuwbanen van het nasale deel van de retina worden geprojecteerd in de contralaterale

helft.

36. Een aantal stellingen en aangeven wat onjuist is:a. Hypothalamus was eerder dan frontaal.b. Inferieur colliculi staat voor visuele input.

37. Een draaiend wiel met een letter? En de conclusies daaruit.

38. 4 grafieken → welke grafiek toont het patroon van een frontaalpatient bij de card sorting test als er na 5 trials van regel wordt veranderdRechts bovenaan : bovenaan, dan naar beneden en dan niet meer volledig tot boven

39. Fonologische dyslexie levert problemen op aan:a. Regelmatige woordenb. Onregelmatige woordenc. Pseudowoordend. Regelmatige, onregelmatige en pseudowoorden

40. Invulvraag: Neuronen zijn …., die .. gehanteerd kunnen worden in de …. cortex (of stond frontale in het gegeven?)

regels, flexibel, cognitieve controle

Page 26:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

?

Examen Neuropsychologie Academiejaar 2001-2002 1e ZitFias: 40 meerkeuze vragen met giscorrectie (20 punten)

1. Het reticulair activatiesysteem is waar gesitueerd op de volgende figuur:a. Ab. Bc. Cd. D

(noot: tekening bevatte enkel beeld en niet de omringende woorden)

2. Welke onderzoeksmethode zorgt ervoor dat we de activiteit van een mentale functie en de locatie (?) met elkaar kunnen combineren:

a. ERPb. MEGc. TMSd. ER-fMRI denk ik

3. Wat helpt de perceptie van diepte waarnemen:I: De retinale dispariteitII: Beweging

a. Enkel Ib. Enkel IIc. Noch I, Noch IId. I & II

Page 27:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

4. Wat is geen symptoom van het Gerstmann syndroom:a. Vingeragnosieb. Apraxiec. Links en rechtsverwarringd. Dysgrafie

5. De ‘Rey-Osterrieth Complex Figure’ wordt gebruikt om het volgende na te gaan:a. Topografische vaardighedenb. Verstoringen in het abstract denkenc. Configurationele vaardighedend. Verstoringen in lichaamsschemata

6. Het model van Baddeley omschrijft de ‘central executive’ en de twee slaafsystemen ‘fonologische lus’ en ‘visuospatiaal schetsblad’. Waar ergens in de hersenen zouden we dit systeem kunnen situeren:

a. Pariëtale lobb. Frontale lobc. Occipitale lobd. Temporele lob

7. De ‘Tower of London Task’ wordt gebruikt om het volgende na te gaan:a. Zelfmonitoringb. Strategisch werken en plannenc. Volgorde bij doelgerichte gedragingend. Verstoring van het abstract denken en het conceptueel denken

8. Waar moeten de P300 situeren op de volgende tekening:a. Ab. Bc. Cd. D

(noot: tekening was omgedraaid, positieve amplitude staat vanonder en negatieve vanboven & er stond enkel de grafiek, zonder letters)

9. Wat is er niet correct in verband met de ‘parietal reach region’:a. Het ligt in een sulcus.b. Er worden tegelijkertijd verschillende neuronen bestudeerd en gedecodeerd.c. Het plaatsen van een micro-electrode array bij een neuraal gestuurde prothese is de

belangrijkste fase.d. Is vooral actief bij het begin van het gedrag.

Page 28:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

10. Welke theorie kan niet toegepast worden bij split-brain patiënten:a. Directe toegang toegangb. Callosal relay modelc. Activatie-oriëntatie modeld. Deze 3 bovenstaande technieken kunnen allemaal toegepast worden

11. Een neuropsycholoog leest traag aan een patiënt met retrograde amnesie de volgende set van getallen voor ‘3-7-5-1’. Bij de reproductie door de patiënt horen we:

a. 3-7-5-1b. 1-5-7-3c. 3-7 en verder niets meerd. helemaal niets

12. Duidt aan wat correct is:a. Motorische banen lopen via dorsaal systeem en sensorische banen via het ventrale

systeem.b. Sensorische banen lopen via dorsaal systeem en motorische banen via het ventrale

systeem.c. Sensorische en motorische banen lopen via dorsaal systeem en motorische banen via

het ventrale systeem.d. Ze lopen niet dorsaal of ventraal, maar links en rechts, de motorische banen links en

de sensorische banen rechts.

13. Een patiënt S met frontale lob schade gaat op consultatie bij zijn therapeut XL. Net voor hij aanbelt ziet hij voor XL zijn huis een grasmachine staan en hij rijdt eerst het gras af alvorens aan te bellen. Dit getuigt van:

a. Lateralisatie van functiesb. Astereognosiec. Optische ataxied. Omgevingsafhankelijkheid

14. Waarom kunnen we de volgende foto, wanneer je in het midden fixeert, hoewel het geen 3D-representatie van de werkelijkheid is, waarnemen:

I: OcclusieII: Figuur-achtergrondseparatie

a. Enkel Ib. Enkel IIc. Zowel I & IId. Noch I, noch II

Page 29:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

(noot: het was wel een andere foto ;-)

15. De centrale fissure zorgt ervoor dat:I: Frontale en de pariëtale lob van elkaar gescheiden zijnII: Somatosensorische en motorische cortex

a. enkel Ib. enkel IIc. zowel I & IId. noch I, noch II

16. Problemen met ‘directionele hypokinesie’ worden als gevolg van laesie gesitueerd in:a. Cerebellumb. Temporele cortexc. Pariëtale cortexd. Frontale cortex

17. Wat is er correct:I: Door schade aan de superior colliculus zijn er geen reflexieve saccades meer mogelijk.II: Wanneer we de letter ‘m’ aanbieden tussen een geheel van andere letters duurt het langer de ‘m’ te signaleren dan wanneer er minder distractoren zijn, dus bij de pulvinar is er dus geen filtering nodig.

a. Enkel Ib. Enkel IIc. Noch I, noch IId. Zowel I als II

18. Volgende onderzoeksmethoden staan gerangschikt, welke reeks is geordend van een lage naar een hoge spatiale resolutie:

a. Single cell - PET – fMRIb. ERP – PET - … - …c. … - … - … - Single celld. … - … - … - …

19. Patiënten met een deficit aan de executieve functies en intacte personen krijgen de volgende situatie voorgeschoteld en krijgen een cue. Wanneer echter geen cue wordt gegeven dan is de volgende uitspraak correct:

a. Het roteren duurt langer omdat de afstand tussen start en doelpositie groter is.

Page 30:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

b. Het roteren duurt langer omdat de afstand tussen start en doelpositie kleiner is.c. Dat doet er niet toe, want de duur van de rotatie hangt van andere zaken af.d. Geen van bovenstaande uitspraken is correct.

(noot: ik denk wel dat het een andere oriëntatie van de doel- en/of cuestimulus was)

20. Het beeld dat we percipiëren wordt op de volgende structuren geprojecteerd met behoud van nabijheid in de ruimte:

I: Retinotopische organisatieII: Chiasme opticum

a. Enkel Ib. Enkel IIc. Zowel I & IId. Noch I, noch II

21. Neurologisch intacte personen (C) en een groep van personen die een deficit hebben bij de hantering van de grafeem-foneem-regel (T) ondergaan dezelfde procedure. Een subgroep van Kroaten hanteren een syllabisch taalsysteem. De controle en de testgroep scoren ongeveer hetzelfde. Vergelijk met de verwerking van het Chinese Kanji (een logografisch taalsysteem met een directe link tussen grafeem en betekenis) voor C en T op de volgende grafiek:

a. Ab. Bc. Cd. D

Page 31:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

22. Wanneer aan neurologische intacte proefpersonen en patiënten met een stoornis in de planning/initiëring/coördinatie wordt gevraagd deel te nemen aan de WCST (Winsconson Card Sorting Test) dan kunnen we het volgende patroon herkennen bij een deficit na de 5de beurt bij een verandering van regelhantering (figuur D geeft het verloop bij een normale proefpersoon weer):

a. Ab. Bc. Cd. D

23. Waar moeten we een deficiet bij een transcoriticale sensorische afasie situeren:a. Ab. Bc. Cd. D

ANTERIEURLINKS RECHTS

POSTERIEUR

24. Wat is er correct:I: Bij een conduct en een globale afasie is er geen mogelijkheid te herhalen wat net gezegd werd.

Page 32:  · Web viewExamen Neuropsychologie 2e Zit 2011-20121. MS Meer kans op epilepsie Niet erfelijk Meestal vanaf 50 jaar Vaak blind aan 1 oog Alle bovenstaande 2. Braken Thalamus Hersenstam

II: Bij een sensorische transcorticale afasie is er mogelijk tot herhaling en echolalie wat niet kan bij een Broca en/of Wernick afasie.

a. Enkel Ib. Enkel IIc. Noch I, noch IId. Zowel I als II

25. Wanneer we volgend beeld van een samengesteld gezicht aan een splitbrain-patiënt laten zien en we vragen hem met zijn linkerhand naar de figuur wijzen, welk gezicht zal hij nadien beweren gezien te hebben:

a. Ab. Bc. Cd. D

GEGEVEN: KEUZE UIT:

(noot: bij ons was het kleine kindje links te zien en de dame met de bril rechts)

26. Wanneer proefpersonen een reeks van willekeurige cijfers zien (van 1 tem 9) die ofwel horizontaal of een verticaal met een klein ‘streepje’ doorstreept zijn dan gaan ze:

a. De kleinere cijfers worden door de linkerhand sneller beantwoord.b. De grotere cijfers worden door de linkerhand sneller beantwoord.c. …d. …

27. De verandering van een ‘persoonlijkheid’ treedt op na schade aan:a. Occipitale lobb. Pariëtale lobc. Frontale lobd. Temporele lob

28. Niet invasieve beeldvormingsmethode, spatiale resolutie is niet zo belangrijk. Welke?

29. Wat klopt niet i.v.m. hemi-neglect (dat het vaak samen voorkomt met sensorische deficits)

30. Kan er in het KTG een onderscheid zijn tussen verlies van verbale / spatiale informatie?

31. Wat kunnen we besluiten i.v.m. deficieten bij amnesie (encodering/consolidatie/oproepen?) (nog niet voldoende over geweten)

32. Hoe groter het verschil tussen begin en eindpunt van rotatie, hoe meer tijd vereist (correct)