Rugpijn Cycling

13

Click here to load reader

description

Backpain and cycling, what to do

Transcript of Rugpijn Cycling

Page 1: Rugpijn Cycling

t.c.verheij, sportsmedicine: sporters met rugklachten

1

Lumbago bij sporters, wielrenners in het bijzonder

Inleiding

Lumbago komt vaak voor bij sporters en in de algemene praktijk. Het recidiveert regelmatig en heeft i.t.t. tot de vaak gepubliceerde opvatting, bij velen een hardnekkig beloop. Rugpijn is in de eerste lijn een goede tweede na banale verkoudheid . Tachtig tot negentig procent van alle personen heeft wel eens een periode met rugklachten en in de helft van deze gevallen komt de rugpijn terug in de daaropvolgende 3 jaren. Decennia lang waren bedrust, gebruik van sederende pijnstilling en operatief ingrijpen de peilers van de behandeling. De huidige aanpak is echter gebaseerd op deconditionering van het pijnpatroon, activering en beweging. Dat zou een gunstig effect hebben op de paralumbale spieren. Bij acute, niet-specifieke rugpijn, herstellen personen die 2 dagen bedrust moesten houden minder snel dan degenen die zo veel mogelijk de dagelijkse bezigheden moesten continueren. Uit vroeger onderzoek zou gebleken zijn dat 90% binnen 6 tot 12 weken van zijn rugklachten verlost is. Gegevens uit recenter onderzoek toont dat dat een te gunstige voorstelling van zaken is. Met name het recidiverende karakter en het niet volledig pijnvrij zijn na maanden, is opvallend.

Beleid

De stofwisseling in de disci intervertebrales is afhankelijk van lichaamsbeweging, waardoor immobiliteit kan bijdragen aan het persisteren van pijn. In het algemeen is bewegen dus gunstig in de acute fase, in de chronische fase en ter voorkomening van rugklachten. Mobiliserende oefeningen van de rug in de acute fase vertraagt het herstel. Literatuur over het nut van specifieke oefeningen voor de rug in de acute fase, geeft geen significante resultaten daarvan. Ook voor de chronische fase is geen significant resultaat van een specifieke therapie-protocol aantoonbaar. En van (duur)sport is in het algemeen geen gunstig effect op het voorkomen van rugklachten aangetoond in gecontroleerde studies. Toch lijkt het – uitgaande van de praktijk – zinvol om het nut van bewegen en het doen van rugoefeningen te benadrukken, zowel in de acute fase, als in de fase daarna, uitgaande van mechanische rugklachten (myogeen, discus-problematiek, artrose). Ook (b)lijkt manuele therapie empirisch een zinvolle behandelingsmogelijkheid.

De oorzaak van lumbago bij sporters is meestal tendomyogeen. Tijdens een basale sportkeuring moet bij jonge sporters – en zeker indien er telkens terugkerende rugklachten bestaan - een grondig rugonderzoek worden gedaan om belangrijke afwijkingen uit te sluiten (Bechterev, Scheuermann of Scoliose). Differentiëring van rugpijn is ook nodig met tumor, infectie, fractuur, aneurisma aortae, en cauda equina syndroom, alsook met reumatische en neurologische aandoeningen. In het algemeen is uitgebreide, aanvullende diagnostiek niet noodzakelijk. Maar begin van de klachten onder de 20 jaar of boven 50 jaar, moet wel te denken geven. Evenals gewichtsverlies, koorts en toename van de pijn ’s nachts, blaasfunktiestoornissen en rijbroek-anaestesie. MRI en/of CT-scan geven een sterke overschatting van discus-problematiek. Na een – geconsolideerde - wervel-fractuur hangt de belastbaarheid af van de lokalisatie, i.c. de stabiliteit. Bij een beschadiging van het middensegment van een wervel zal maanden lang niet gefietst mogen worden, maar na een afgebroken spina kan dat meestal wel weer na 6 weken. Scoliose Bij een forse structurele scoliose moet uitgebreid specialistisch onderzoek worden gedaan, waaronder ook longfunktie-onderzoek alvorens een uitspraak over de belastbaarheid kan worden gedaan. Maak bij Scoliose, onderscheid structureel vs. niet structureel. Bij een structurele scoliose is een gibbus zichtbaar bij voorover buigen. Daarbij draaien de spinae naar de concaviteit waardoor “ het mee lijkt te vallen". Onderscheid m.b.v. de buktest: bij niet-structureel, verdwijnt de bocht; bij structureel blijft de bocht blijft en een gibbus treedt op. Niet-Structureel komt vooral bij kinderen rond 10 jaar voor; actieve correctie is staande mogelijk, evenals in liggende houding. Aandoening verdwijnt spontaan. Door een beenlengte verschil ontstaat een compensatoire scoliose. Daarbij verschijnt geen gibbus bij buktest. Deze Scoliose verdwijnt zittend of liggend. Behandeling door correctie van het beenlengte verschil. De structurele scoliose wordt onderverdeeld in idiopathisch, congenitaal en paralytisch. In totaal heeft 2 tot 3% van de bevolking een scoliose. Bij adolescenten met een structurele scoliose, gaat het (acht maal) vaker om meisjes, waarbij de convexiteit meestal thoracaal rechts ligt. Bij een curve hoek van meer dan 20 graden (volgens Cobb) moet beoordeling via een orthopeed volgen, ook al omdat de kans op progressie groter is. Dat geldt ook voor de congenitale (progressieve) en de paralytische (bij spina bifida of spasticiteit) vorm. Een scoliose met een hoek tot 20 graden vormt geen beperking voor het sporten; het moet zelfs aangemoedigd worden! Tussen 20 en 40 graden, moet de stoot-belasting van de rug beperkt worden en vanaf meer dan 40 graden moet de cardiopulmonale beperking betrokken worden in het sport-advies. Na een operatie wordt turnen, paardrijden, trampoline-springen en contact-sporten ontraden. Scoliose met een kleine hoek (tot 20 graden) worden wat vaker structurele scoliose bij speerwerpers, tennis-spelers, turners, voetballers en dansers gezien.

PDF gemaakt met pdfFactory Pro probeerversie www.datraverse.nl/fineprint

Page 2: Rugpijn Cycling

t.c.verheij, sportsmedicine: sporters met rugklachten

2

Kyphose Bij de kyphose gaat het om een te sterke kromming met de bocht naar dorsaal, thoracaal of elke kromming naar dorsaal cervicaal of lumbaal. Er is een relatie tussen de krommings-hoek thoracaal en sporten. Kinderen die weinig sporten hebben de kleinste kromming, kinderen de veel sporten de grootste. En dit geldt met name voor sporten zoals kracht-sport, turnen, zwemmen, roeien en wielrennen. De niet-structurele kyphose is een houdings anomalie. Correctie daarbij is mogelijk door: 1. Schouders naar achter en kin omhoog 2. Voorover buigen met armen naar de grond, waarbij er een symmetrische boog optreedt. 3. In rugligging heffen van armen en benen, waarbij ook nu weer symmetrische contour optreedt. Behandeling van deze niet-structurele kyphose door regelmatig de betreffende er op te wijzen zijn houding te corrigeren, door rechtop te staan, met de armen meer naar achter en de kin wat omhoog. Bij de structurele kyphose is met testen 1 en 3 geen correctie mogelijk en bij test 2 verschijnt een knik in de contour. Meestal hangt de structurele kyphose samen met de ziekte van Scheuermann. Lordose De lumbale hyperlordose is meestal een niet-structurele vorm, die veroorzaakt wordt door een voorover gekanteld bekken, vaak met platvoeten. Correctie van de bekkenhouding met oefeningen. Ook tijdens het fietsen corrigeert zich deze scoliose, vooral bij een wat kort frame. M.Scheuermann Kinderen groeien tussen hun 13e en 17e levensjaar hard (vaak meer dan 10 cm per jaar) en de groei van de wervelkolom komt tot stand vanuit de groeikernen, aan de randen van de wervels. In deze groeikernen is bij de ziekte van Scheuermann sprake van een onregelmatig botstructuur, de osteochondrits van de apofyse, die pijn veroorzaakt ter hoogte van de thoracale wervels, met name in de thoraco-lumbale overgang. Daarbij ontstaan wigvormige wervel lichamen, kyphose en Schmorlse noduli. Bij jongens en meisjes tussen 12 en 15 jaar, zie je dan een slechte houding met vooroverhangende schouders, een niet te corrigeren kyphose en in voorovergebogen houding een knik in de contour van de wervelkolom. Op röntgenfoto, is dan bij minstens 3 wervels osteochondrose zichtbaar. Dit kan betreffen: Schmorlse noduli (discus hernia's door de sluitplaten in het wervellichaam), smalle intervertebrale disci en wigvorming van de wervellichamen. Behalve een thoracale kyphose, is ook vaak een scoliose aanwezig. De rugpijn en andere klachten zoals de verminderde belastbaarheid van de rug verdwijnen meestal weer na enkele jaren. Bij meer dan 70 graden kyphose als rest-toestand, is er echter wel een grotere kans op degeneratief discus-lijden. Over de behandeling ( fysiotherapie, corset) bestaat geen consensus. De pijn treedt vooral door meerdere sprongen (basket-bal, volley-bal) door sjouwen met zware voorwerpen en door zwaardere belasting van de rug, zoals bergop fietsen. Vaak is er dan een kyphose zichtbaar en op een röntgenfoto wordt de diagnose bevestigd. Omdat bij MTB de rugbelasting veel groter is en de kans op vallen ook, mogen jongeren met de ziekte van Scheuermann (komt voor bij 8 % van de jongeren) wel op de weg blijven (minder intensief) fietsen, maar wordt MTB'en ontraden, soms een half jaar, soms wel 2 jaren, afhankelijk van het blijven bestaan van pijnklachten. Vaak kan men dan in combinatie met houdingsoefeningen via een Cesar-therapeut, op de weg blijven fietsen, mits dat geen pijn veroorzaakt. In het algemeen wordt wel aangeraden met halfjaarlijks röntgen-onderzoek de ontwikkelingen te vervolgen, totdat de klachten verdwenen zijn. Spondylolysis Bij jongeren, rond het 16e jaar, met rugklachten, kan soms een Spondylolysis ontdekt worden bij röntgenonderzoek; dit is een verworven aandoening, vergelijkbaar met een vermoeidheidsfractuur, op een gepredisponeerde istmus, meestal L5; voorkomen bij 5-7% van de bevolking en bij tweederde gepaard met een spondylolisthesis. Het veroorzaakt een zeurende rugpijn na het sporten. de houding in rust is een hyperlordose van de lumbale wk. We zien dit echter vooral bij frekwente axiale (hyperextensie) belasting met shearing (rotatie), zoals peakbelastingen door krachtsport (turners, trampoline-springers, polsstok- en schoonspringers, speerwerpers e.d.). Dit gegeven is een extra argument om op jonge leeftijd niet te vroeg met krachtoefeningen te beginnen en voor wielrenners zoveel mogelijk op "souplesse" te blijven rijden. Voor de beoordeling van sportbeoefening en voor het verdere beleid, dient een orthopeed ingeschakeld te worden. I.h.a. bij weinig klachten mag ermee (rustig en minder vaak) gefietst worden. Daarnaast romp-stabiliserende oefeningen en oefeningen om de hyperlordose te bestrijden, eventueel een halfjaar een corset. Alleen in de actieve periode van een spondylolysis (met een hot spot op de technetium-botscan) moet de belasting worden beperkt en een brace of gipscorset moet worden toegepast om de genezing, ongeveer 85 % reageert hier goed op, te bewerkstelligen. Bij ernstigere vormen van spondylolyse (50% of meer afglijding) zal vaak geopereerd worden. Therapie In de herstel-fase van de banale acute lumbago zijn stabiliserende oefeningen nodig, eventueel via een fysiotherapeut, met correctie van spierspanning, verder versterking van rug- en buikspieren en soms de rest van de bewegingsketen. Vaak moet ook het foutief gebruik van de rug gecorrigeerd worden. Als de acute rugpijn verdwenen is, kan de rugfunktie nog gestoord zijn, en de basis vormen voor een recidief. Als de rugfunktie echter hersteld is en geen klachten meer optreden tijdens sportspecifieke bewegingen, kan weer aan wedstrijden worden deelgenomen. In de oefeningen moet herstel van de balans tussen rugbuigers en strekkers centraal staan. Als de pijn door deze oefeningen in de beginfase ernstig is, beperk ze dan tot isometrische oefeningen. Bepaal eerst of buiging of strekking de meeste pijn provoceert en baseer daar de oefeningen op.

PDF gemaakt met pdfFactory Pro probeerversie www.datraverse.nl/fineprint

Page 3: Rugpijn Cycling

t.c.verheij, sportsmedicine: sporters met rugklachten

3

Buigingsoefeningen helpen vooral bij spondylartrose, spondylolisthesis, of spinale stenosis, of bij lumbale strain/sprain. Door buiging wordt de mobiele nucleus pulposus naar achter gedrukt, tegen de annulus fibrosus aan. Dat geeft pijn en soms een echte hernia. Buigingsoefeningen moeten daarom niet bij acute discus-problematiek gegeven worden. Strekkings oefeningen volgens McKenzie zijn geschikt bij pijn door flexie en bij discus-problemen, waarbij geen operatie wordt toegepast. Voor alle personen met rugklachten komen aërobe activiteiten zoals wandelen, zwemmen en fietsen in aanmerking. Een half uurtje, 3 tot 5 maal per week, met daarbij een hartfrekwentie hoger dan 60% van de maximale HF. Belangrijk is ook dat de patiënt leert op de juiste wijze om te gaan met zijn rug, zoals bij staan en tillen. Dit kan in de vorm van een “rug-school” of met behulp van een fysiotherapeut. NSAID’s zijn het meest geschikt om rugpijn te verminderen, soms zijn narcotische analgetica nodig, Bij discus-problemen komt ook prednison (5-10 dagen ) in aanmerking. Stress, depressie of ziektewinst kunnen belangrijke factoren zijn bij hardnekkige rugpijn. Overweeg daarom psychotherapie indien de rugpijn langer dan 3 maanden duurt. Opereren komt slechts in aanmerking als (alle) conservatieve maatregelen falen, of bij specifieke neurologische symptomen die verergeren (zoals bij een discus hernia). Als een conservatief beleid faalt, is verdere evaluering in de tweede lijn aangewezen. Ook na rug-chirurgie is bewegen belangrijk in de revalidatie. Centraal staat daarbij stabilisering en versterken van de spieren. Rugpijn op de Fiets o Wielrenners hebben nogal eens rugklachten. Soms berusten de klachten op de afstelling van de fiets, soms op afwijkingen in de rug, Vaak was de belasting tijdens het fietsen zwaarder dan de belastbaarheid van de rug. Onderzoek, beleid en preventieve mogelijkheden worden besproken

Veel Voorkomend

Het zijn sterke benen, die de weelde van intensieve sportbeoefening kun-nen dragen. Zo wordt om 100 km per fiets af te leggen, 18.000 maal linker en rechter knie gestrekt en gebogen. Bij fietsers komen knieblessures het meest voor (30 tot 40%), daarna de spierblessures aan het bovenbeen en ten derde, de rugklachten. Rugpijn komt vaak voor bij fietsers, net zoals bij niet-fietsers. In de bevolking heeft 20% op een willekeurig moment rugklachten. Lon Schattenberg kreeg bij een enquete in 1989 onder 200 renners als reactie dat 55% rugklachten had of ooit had. Tijdens wielrennen ontstaat rugpijn, mede door urenlang in dezelfde houding te fietsen en zeker als het koud of nat is. Soms berusten de klachten op een verkeerde afstelling van de fiets, soms op afwijkingen aan de tussenwervelruimte, aan een verkeerde rughouding, of aan een pijnlijke aanhechting van de spieren. Vaak is bij rugpijn de belasting tijdens be-roeps/hobby- uitoefening zwaarder dan de belastbaarheid van de rug. Rugpijn tijdens het fietsen, wordt meestal minder als men uit het zadel komt, op de pedalen "danst" of de rug overstrekt. Na thuiskomst een warme douche en eventueel een onschuldige pijnstiller als paracetamol, en in het vervolg tevoren de rug met massagezalf insmeren en warm kleden, dat is meestal afdoende. Veel renners hebben echter een slechte rughouding (sterke thoracale kyphose, hyperlordose lumbaal), waardoor ze van de fiets vaak meer, dan op de fiets last hebben.

PDF gemaakt met pdfFactory Pro probeerversie www.datraverse.nl/fineprint

Page 4: Rugpijn Cycling

t.c.verheij, sportsmedicine: sporters met rugklachten

4

Het is dan uitermate belangrijk af en toe de rug, nek, schouders te rekken en regelmatig buikspieroefeningen te doen.

Achtergronden

Vergelijking met andere sporten, laat zien dat wielrennen relatief weinig belastend is voor de rug. Krijg je door het wielrennen een kyphose? Dat lijkt zo, maar deze fiets-houding wordt voornamelijk veroorzaakt door het voorovergekantelde bekken, waarbij de wervelkolom volgt. Wel kan de kanteling van het bekken – vaak als gevolg van verkorting van de iliopsoas - in combinatie met de liggende houding voorover, bijdragen aan het ontstaan van vaatvernauwingen in de lies, na jaren van regelmatige trainingen, de zogeheten endofibrosis interna. De tussenwervelschijven fungeren als buffers. Deze zijn onder invloed van bewegingen en inwerkende krachten voor korte tijd vervormbaar. Naar mate we ouder worden, neemt deze elasticiteit echter af, vandaar dat hierdoor de belastbaarheid van de rug afneemt. Normaal is er een lumbale en cervicale lordose en een geringe thoracale kyphose. Door een langerdurende fietshouding, vervlakt de lumbale WK en neemt de cervicale lordose toe. Als deze houding langer, 1 tot 2 uur wordt volgehouden - en nog versterkt bij koud nat weer - gaan onze spieren protesteren en verkrampen; rug en nekpijn treden dan op.

De wervelzuil wordt verstevigd door banden en rugspieren, die de stabiliteit en het bewegingspatroon verzor-gen. Wanneer een renner flink voorovergebogen fietst, moet dit bandapparaat voorkomen dat de wervels "doorzakken". Deze banden en spieren fungeren dan als "scheerlijnen" die des te strakker staan naar mate men meer voorover fietst. Een eerste maatregel bij rugpijn tijdens fietsen is dan ook de rug te strekken en meer rechtop te fietsen. Om rugpijn te voorkomen tijdens een langere rit, moet niet urenlang krampachtig dezelfde houding op de fiets gehandhaafd blijven. Adviseer ook wat rekkingen op de fiets te doen en de schouders laten "rollen". Aangenomen wordt dat een “musculaire dysbalans” ook vaak meespeelt bij terugkerende klachten. Het gaat dan om verkorte en/of insufficiënte spieren (iliopsoas, rectus femoris, erector spinae en quadratus lumborum). Fasische spieren neigen tot verzwakking t.g.v. inhibitie door de posturale. Posturale spieren neigen tot verkorting. De verkorte ilopsoas en rectus femoris, i.c.m. verzwakking bilspieren (glutei) en buikspieren, gaan dan gepaard met bekken kanteling voorover en lumbale lordose, wat leidt tot overbelasting van met name het L5/S1-segment met een asymmetrische belasting van de discus. Op den duur ontstaat hierdoor beschadiging van de discus, waardoor hoogteverlies en verminderde stabiliteit, m.a.g. degeneratie van de lumbale intervertebraal gewrichten. Dit geeft rugklachten met secundaire spasme van de rugspieren. Behandeling van de musculaire dysbalans: contractie-relaxatie methode volgens Janda; d.w.z. eerst isometrisch maximaal aanspannen (tegen weerstand, 10 seconden), vervolgens ontspannen en dan weer 10 sec. passieve rek; 4

PDF gemaakt met pdfFactory Pro probeerversie www.datraverse.nl/fineprint

Page 5: Rugpijn Cycling

t.c.verheij, sportsmedicine: sporters met rugklachten

5

herhalingen. De verslapping van de buikspieren remt de hydraulische lift. Daardoor neemt de belasting voor de lumbale WK toe, wat meespeelt bij de rugpijn. Daarom zijn buikspier-oefeningen een vast onderdeel bij de therapie van rugklachten van wielrenners. In de loop van de dag, geven de disci vocht af, waardoor de lengte van ons lichaam afneemt en men ’s morgens dus langer is dan ’s avonds. De intra-discale druk is sterk afhankelijk van de houding en bedraagt liggend nog geen 25% van staande; zittend is de druk ongeveer 80 % van staande houding.

Fiets-Afstelling

Een goede afstelling van de fiets is van groot belang. Wanneer zadel en/of stuur niet goed zijn afgesteld, gaat dat ten koste van de souplesse en zal er meer op kracht worden gereden, hetgeen rugbelastend is. Een "te korte zit" geeft een overbelasting (hyperlordose) van nek en onderrug, waarbij pijn optreedt. Ook bij een te lange voorbouw of een te groot frame ontstaan er ook problemen; vooral bij vrouwen met hun relatief wat kortere bovenlichaam kan dit voorkomen. Met name bij oudere coureurs is de beweeglijkheid van de heupen vaak afgenomen; zeker bij een triathlonstuur kan dat rugklachten veroorzaken. Kies daarom bij gebruik van een triatlonstuur wel voor een kortere zit (afstand stuur tot aan zadel kleiner), de zogeheten "Amerikaanse houding". Bij de “superman” houding tijdens een tijdrit, ligt de renner bijna vlak op zijn fiets. Om de noodzakelijke bewegingen in de heupen mogelijk te maken (de knieén dreigen voortdurend tegen de buik te stoten), moet het zadel flink naar voren. De UCI heeft echter regels die dit beperken. Er moet namelijk minstens 5 cm verschil zitten tussen de punt van het zadel en de lijn door de bracket. Pas veranderingen in de fietsafstelling geleidelijk en met kleine stapjes toe. Anatomische afwijkingen zoals een beenlengteverschil van 1 cm of meer, en platvoeten, kunnen ook problemen geven. Een fors beenlengte verschil, ongecorrigeerd, leidt tot een asymmetrische torsie belasting van de laag lumbale wervels, soms tot een discus probleem. Beenlengte verschillen kunnen veroorzaakt worden door: Congenitaal defect, zoals spasticiteit, hemiatrofie of een CHD., of een paralyse zoals bij polio, door infecties waarbij de groeischijf meedoet, osteomyelitis of door een trauma zoals een fractuur van femur of tibia. Bij meer dan 2 cm gaat men manken en treedt een niet-stucturele compensatoire scoliose op. De ortopedische beenlengte wordt gemeten van spina iliaca ant.sup tot aan malleolus internus; met een meetlint is de gemiddelde meetfout 2 cm. Klinisch volstaat het gebruik van plankjes en het beoordelen of de spinae ilacae ant.sup. evt met correctie met een plankje op gelijke hoogte staan. Bij meer dan 2 cm verwijzen naar orthopeed, evt. voor correctie-osteotomie. Standpunt orthopeden: Correcties onder 2 cm: Tot 1 cm niet corrigeren Tussen 1-2 cm met inlegzool, alleen indien klachten. In het voorjaar of tijdens een zware tocht/klassieker is de belasting vaak groter dan de belastbaarheid. Deze rugpijn verdwijnt na enkele dagen, al of niet met massage. Een "stoemper" pompt - ten koste van rugpijn - met heel zijn lichaam in plaats van het toepassen van een goede "Coupe de Pedale". Ook een te hoog zadel of een beenlengteverschil leidt tot dit "pompen", goed te zien door achter iemand te rijden. Een slecht wegdek -Parijs/Roubaix- is niet aan te bevelen voor hen, die vaker rugpijn tijdens fietsen ervaren. Blijven zitten tijdens klimmen of tijdens tegenwind is erg rugbelastend, door torsie met de rug. "Dansend Klimmen", dus regelmatig uit het zadel is daarom aan te bevelen.

Onderzoek

Tijdens de keuring moet bij jonge renners – en zeker indien er telkens terugkerende rugklachten bestaan - een grondig rugonderzoek worden gedaan om belangrijke afwijkingen uit te sluiten (Bechterev, Scheuermann of Scoliose). Bij een forse structurele scoliose moet uitgebreid specialistisch onderzoek worden gedaan, waaronder ook longfunktie-onderzoek alvorens een uitspraak over de belastbaarheid kan worden gedaan. Maak bij Scoliose, onderscheid Structureel / niet structureel. Bij een structurele scoliose is een gibbus zichtbaar bij voorover buigen. Daarbij draaien de spinae naar de concaviteit waardoor het " mee lijkt te vallen" Onderscheid mbv buktest: bij niet-structureel, verdwijnt de bocht; bij structureel: bocht blijft en gibbus treedt op. Niet-Structureel: Vooral bij kinderen rond 10 jaar; actieve correctie staande mogelijk, evenals in liggende houding. Aandoening verdwijnt spontaan. Door een beenlengte verschil ontstaat een compensatoire scoliose. Daarbij verschijnt geen gibbus bij buktest. Deze Scoliose verdwijnt zittend of liggend. Behandeling door correctie van het beenlengte verschil. De structurele scoliose wordt onderverdeeld in idiopathisch, congenitaal en paralytisch. In totaal heeft 2 tot 3% van de bevolking een scoliose. Bij adolescenten met een structurele scoliose, gaat het

PDF gemaakt met pdfFactory Pro probeerversie www.datraverse.nl/fineprint

Page 6: Rugpijn Cycling

t.c.verheij, sportsmedicine: sporters met rugklachten

6

(acht maal) vaker om meisjes, waarbij de convexiteit meestal thoracaal rechts ligt. Bij een curve hoek van meer dan 20 graden (volgens Cobb) moet beoordeling via een orthopeed volgen, ook al omdat de kans op progressie groter is. Dat geldt ook voor de congenitale (progressieve) en de paralytische (spina bifida spasticiteit) vorm. Een scoliose met een hoek tot 20 graden vormt geen beperking voor het sporten; het moet zelfs aangemoedigd worden! Tussen 20 en 40 graden, moet de stoot-belasting van de rug beperkt worden en vanaf meer dan 40 graden moet de cardiopulmonale beperking betrokken worden in het sport-advies. Na een operatie wordt turnen, paardrijden, trampoline-springen en contact-sporten ontraden. Scoliose met een kleine hoek (tot 20 graden) worden wat vaker structurele scoliose bij speerwerpers, tennis-spelers, turners, voetballers en dansers gezien. Bij de kyphose gaat het om een te sterke kromming met de bocht naar dorsaal, thoracaal of elke kromming naar dorsaal cervicaal of lumbaal. Er is een relatie tussen de krommings-hoek thoracaal en sporten. Kinderen die weinig sporten hebben de kleinste kromming, kinderen de veel sporten de grootste. En dit geldt met name voor sporten zoals kracht-sport, turnen, zwemmen, roeien en wielrennen. De niet-structurele kyphose is een houdings anomalie. Correctie daarbij is mogelijk door: 1. Schouders naar achter en kin omhoog 2. Voorover buigen met armen naar de grond, waarbij er een symmetrische boog optreedt. 3. In rugligging heffen van armen en benen, waarbij ook nu weer symmetrische contour optreedt. Behandeling van deze niet-structurele kyphose door regelmatig de betreffende er op te wijzen zijn houding te corrigeren, door rechtop te staan, met de armen meer naar achter en de kin wat omhoog. Bij de structurele kyphose is met testen 1 en 3 geen correctie mogelijk en bij test 2 verschijnt een knik in de contour. Meestal hangt de structurele kyphose samen met de ziekte van Scheuermann. De lumale hyperlordose is meestal een niet-structurele vorm, die veroorzaakt wordt door een voorover gekanteld bekken, vaak met platvoeten. Correctie van de bekkenhouding met oefeningen. Ook tijdens het fietsen corrigeert zich deze scoliose, vooral bij een wat kort frame. Bij een (forse) structurele scoliose moet uitgebreid specialistisch onderzoek worden gedaan, waaronder ook longfunktie-onderzoek alvorens een uitspraak over de belastbaarheid kan worden gedaan. Scoliose kan veroorzaakt worden door asymmetrische belastingen zoals bij tennis en speerwerpen. Na een – geconsolideerde - wervel-fractuur hangt de belastbaarheid af van de lokalisatie, i.c. de stabiliteit. Bij een beschadiging van het middensegment van een wervel zal maanden lang niet gefietst mogen worden,maar na een afgebroken spina kan dat meestal wel weer na 6 weken. Kinderen groeien tussen hun 13e en 17e levensjaar hard (vaak meer dan 10 cm per jaar) en de groei van de wervelkolom komt tot stand vanuit de groeikernen, aan de randen van de wervels. In deze groeikernen is bij de ziekte van Scheuermann sprake van een onregelmatig botstructuur, de osteochondrits van de apofyse, die pijn veroorzaakt ter hoogte van de thoracale wervels, met name in de thoraco-lumbale overgang. Daarbij ontstaan wigvormige wervel lichamen, kyphose en Schmorle noduli. Bij jongens en meisjes tussen 12 en 15 jaar, zie je dan een slechte houding met vooroverhangende schouders, een niet te corrigeren kyphose en in voorovergebogen houding een knik in de contour van de wervelkolom. Op rontgenfoto, is dan bij minstens 3 wervels osteochondrose zichtbaar. Dit kan betreffen: Schmorlse noduli (discus hernia's door de sluitplaten in het wervellichaam), smalle intervertebrale disci en wigvorming van de wervellichamen. Behalve een thoracale kyphose, is ook vaak een scoliose aanwezig. De rugpijn en andere klachten zoals de verminderde blastbaarheid van de rug verdwijnen meestal weer na enkele jaren. Bij meer dan 70 graden kyphose als rest-toestand, is er echter wel een grotere kans op degeneratief discus-lijden. Over de behandeling ( fysiotherapie, corset) bestaat geen consensus. De pijn treedt vooral door meerdere sprongen (basket-ball, volley-bal) door sjouwen met zware voorwerpen en door zwaardere belasting van de rug, zoals bergop fietsen. Vaak is er dan een kyphose zichtbaar en op een röntgenfoto wordt de diagnose bevestigd. Omdat bij ATB de rugbelasting veel groter is en de kans op vallen ook, mogen jongeren met de ziekte van Scheuermann (komt voor bij 8 % van de jongeren) wel op de weg blijven (minder intensief) fietsen, maar wordt ATB'en ontraden, soms een half jaar, soms wel 2 jaren, afhankelijk van het blijven bestaan van pijnklachten. Vaak kan men dan in combinatie met houdingsoefeningen via een Cesar-therapeut, op de weg blijven fietsen, mits dat geen pijn veroorzaakt. In het algemeen wordt wel aangeraden met halfjaarlijks röntgen-onderzoek de ontwikkelingen te vervolgen, totdat de klachten verdwenen zijn. Bij jongeren, rond het 16e jaar, met rugklachten, kan soms een Spondylolysis ontdekt worden bij röntgenonderzoek; dit is een verworven aandoening, vergelijkbaar met een vermoeidheidsfractuur, op een gepredisponeerde istmus, meestal L5; voorkomen bij 5-7% van de bevolking en bij tweederde gepaard met een spondylolisthesis; veroorzaakt een zeurende rugpijn na het fietsen kan - maar niet hoeft - te leiden; de houding in rust is een hyperlordose van de lumbale wk. We zien dit echter vooral bij frekwente axiale (hyperextensie) belasting met shearing (rotatie) , zoals peakbelastingen door krachtsport (turners, trampoline-springers, polsstok- en schoonspringers, speerwerpers e.d.). Dit gegeven is een extra argument om op jonge leeftijd niet te vroeg met krachtoefeningen te beginnen en zoveel mogelijk op "souplesse" te blijven rijden. Voor de beoordeling van sportbeoefening en voor het verdere beleid, dient een orthopeed ingeschakeld te worden. I.h.a. bij weinig klachten mag ermee (rustig en minder vaak) gefietst worden. Daarnaast romp-stabiliserende oefeningen en oefeningen om de hyperlordose te bestrijden, eventueel een halfjaar een corset. Bij ernstigere vormen van spondylolyse (50% of meer afglijding) zal vaak geopereerd worden. Bij snel groeiende jonge renners zien we vaak rugklachten die samenhangen met een - tijdelijk - minder goed belastbare rug. D.w.z. bij een langere rit of onder zware omstandigheden, wind, regen, wedstrijd, kan zich dan gemakkelijk rugpijn voordoen. Ook een valpartij, kan leiden tot rugklachten indien daarbij het bekken

PDF gemaakt met pdfFactory Pro probeerversie www.datraverse.nl/fineprint

Page 7: Rugpijn Cycling

t.c.verheij, sportsmedicine: sporters met rugklachten

7

verdraaid is: "bekkenverwringing". Daarbij treft men een "pseudo-beenlengteverschil" en een zogeheten "vorlauf-fenomeen" bij voorover buigen (het tekort gaat over in een teveel en andersom); dit gaat vaak gepaard met een blokkade van het SI-gewricht. Dit is te testen met een de nu volgende test; in liggende houding met gebogen knie, wordt adductie van de heup belemmerd aan de contra-laterale zijde van het aangedane SI-gewricht. Bij een maximale inspanningstest op een ergometer beweegt het bekken assymmetrisch. De bewegings-amplitudo van de geblokkerde kant is lager, wat aanleiding geeft tot wat uitstralende pijn in dat been. De bekkenverwringing en de SI-blokkade zijn vaak door manuele therapie te verhelpen, hoewel röntgenologisch geen enkel effect daarvan zichtbaar is. Het “ vorlauf-fenomeen” is echter aan discussie onderhevig.

Beleid

Een eerste stap bij rugklachten is verlaging van zadel en verhoging van het stuur. Dat gaat in kleine stapjes van 0,5 cm. Ook bredere, minder hard opgepompte banden (7-8 atm), goed gepolsterde handschoenen en een kortere zit bij een triatlonstuur, kunnen erin bijdragen telkens terugkerende pijn tijdens het fietsen te voorkomen. Afwijkingen in beenlengte kunnen gecorrigeerd worden en ook inlegzooltjes bij platvoeten kunnen heilzaam werken. Adviseer krachttraining in de winter en een geleidelijke trainingsopbouw in het voorjaar. Alleen in de actieve periode van een spondylolysis (met een hot spot op de technetium-botscan) moet de belasting worden beperkt en een brace of gipscorset moet worden toegepast om de genezing, ongeveer 85 % reageert hier goed op, te bewerkstelligen. Daarna moet actieve revalidatie plaatsvinden. Ook bij een “oude” lysis is training van het spiercorset aangewezen. Het belangrijkste om rugklachten in het algemeen te voorko-men, is het versterken van de buikspieren en het doen van rekoefeningen van lange rugspieren en de m. iliopsoas. Bij rekken gaat het om de invloed op het bindweefsel in de spieren. Dit bindweefsel is verantwoordelijk voor de algehele stijfheid die optreedt 1 tot 2 dagen na een (ongewone) trainingsarbeid. Door intensieve belasting, treedt er verkorting van de spier op, door inkorting van dit bindweefsel. Rekken is bedoeld om deze verkortingen te voorkomen. Het is voor wielrenners van minder belang dan voor hardlopers of voetballers. Door een goede werking van de buikspieren en het oprekken van de ham-strings, neemt de belast-baarheid van de rug toe en wordt een houdingsafwijking voorkomen.

Spondylolysis. Spondylolysis is a stress fracture of the pars interarticularis that is presumed to occur from excessive loads on the posterior lumbar spine, usually during lumbar hyperextension. Improper lumbar hyperextension is often seen during squats, military (deltoid) presses, and bench presses (figure 2). Though data are scarce on the incidence of chronic back pain in weight trainers, it has been shown that 36% of competitive weight lifters have a spondylolytic defect on spine films, compared with 5% of the general population (8). (Spondylolysis has also been associated with gymnastics, wrestling, and the adolescent growth spurt.)

PDF gemaakt met pdfFactory Pro probeerversie www.datraverse.nl/fineprint

Page 8: Rugpijn Cycling

t.c.verheij, sportsmedicine: sporters met rugklachten

8

Generally, patients who have spondylolysis present with chronic unilateral low-grade back pain with exacerbations and radiation to the ipsilateral sacroiliac joint. Lumbar extension and hyperextension usually produce the pain.

On physical examination, patients frequently have tight hamstrings, and the stork test is positive (8). To perform the test, the patient balances on the leg that is on the same side as the lumbar pain, then hyperextends the lumbar spine and rotates the trunk toward the symptomatic side. The test, which unilaterally loads the posterior elements, is positive if the maneuver reproduces the patient's pain. The "Scottie dog" sign on oblique lumbar spine radiographs can confirm the diagnosis, and both the oblique and lateral views can also exclude or confirm spondylolisthesis (figure 3). Bone scans may detect spondylolysis in acute injuries before it is radiographically apparent. Occasionally, single photon emission computed tomography (SPECT) may be needed to more precisely locate the small area of uptake at the lesion.

PDF gemaakt met pdfFactory Pro probeerversie www.datraverse.nl/fineprint

Page 9: Rugpijn Cycling

t.c.verheij, sportsmedicine: sporters met rugklachten

9

The treatment of spondylolysis is controversial. Because these injuries are presumably acute stress fractures, some authors have advocated rigid thoracolumbosacral bracing for all patients who have active lesions on bone scans (9). The intent of bracing is to allow the spondylolytic lesion to heal. Others advocate the avoidance of provocative maneuvers (including weight lifting, lumbar spine extension, and impact-loading exercise), relative rest, and back stabilization exercises (10) that stress flexion rather than extension. Nonunion of a pars defect has not been shown to be a cause of chronic back pain.

Spondylolisthesis. Spondylolisthesis is the anterior subluxation of one vertebral body relative to another. Brady et al (11) found two individuals with spondylolisthesis out of 29 weight trainers who had lumbosacral spine injuries. Congenital cases are the result of bilateral pars elongation, whereas acquired cases are due to bilateral spondylolysis. Slippage of L-5 on S-1 is most common in isthmic spondylolisthesis and is more common in younger people; slippage of L-4 on L-5 is most common in degenerative spondylolisthesis and in older patients.

About half of patients who have spondylolisthesis are asymptomatic, and the condition is an incidental medical finding. Patients who are symptomatic report lumbar pain that is aggravated by strenuous activity, particularly repetitive flexion-extension or hyperextension of the spine.

The percentage of slippage on x-ray guides the management (figure 4). Symptomatic patients who have slippage of less than 30% can be initially managed conservatively with restriction of vigorous activity, anti-inflammatory drugs or acetaminophen, stretching exercises, and strengthening. Bracing may be helpful for significant muscle spasm, for pain that is unabated despite activity modification, or to allow an acute lysis of the pars interarticularis to heal. In growing adolescents, regular x-ray follow-up is important, and individuals who have rapidly progressing anterior displacement or signs of neurologic compromise should be evaluated for surgical stabilization.

PDF gemaakt met pdfFactory Pro probeerversie www.datraverse.nl/fineprint

Page 10: Rugpijn Cycling

t.c.verheij, sportsmedicine: sporters met rugklachten

10

Wielrennen

Achtergrond

Rugpijn komt vaak voor bij fietsers, net zoals bij niet-fietsers. Lon Schattenberg kreeg bij een enquete in 1989 onder 200 renners als reactie dat 55% rugklachten had of ooit had. Tijdens wielrennen ontstaat rugpijn, mede door urenlang in dezelfde houding te fietsen en zeker als het koud of nat is. Vaak is bij rugpijn de belasting tijdens beroeps/hobby- uitoefening zwaarder dan de belastbaarheid van de rug. Rugpijn tijdens het fietsen, wordt meestal minder als men uit het zadel komt, op de pedalen "danst" of de rug overstrekt. Na thuiskomst een warme douche en eventueel een onschuldige pijnstiller als paracetamol, en in het vervolg tevoren de rug met massagezalf insmeren en warm kleden, dat is meestal afdoen-de. Veel renners hebben echter een slechte rughouding (sterke thoracale kyphose, hyperlordose lumbaal), waardoor ze van de fiets vaak meer, dan op de fiets last hebben. Het is dan uitermate belangrijk af en toe de rug, nek, schouders te rekken en regelmatig buikspieroefeningen te doen. Vergelijking met andere sporten, laat zien dat wielrennen relatief weinig belastend is voor de rug. Krijg je door het wielrennen een kyphose? Ja, dat is zo, door het het voorovergekantelde bekken, waarbij de wervelkolom volgt. Ook kan de kanteling van het bekken – vaak als gevolg van verkorting van de m.iliopsoas - in combinatie met de liggende

houding voorover, bijdragen aan het ontstaan van vaatvernauwingen in de lies, na jaren van regelmatige trainingen, de zogeheten endofibrosis interna. De tussenwervelschijven fungeren als buffers. Deze zijn onder invloed van bewegingen en inwerkende krachten voor korte tijd vervormbaar. Naar mate we ouder worden, neemt deze elasticiteit echter af, vandaar dat hierdoor de belastbaarheid van de rug afneemt. Normaal is er een lumbale en cervicale lordose en een geringe thoracale kyphose. Door een langerdurende fietshouding, vervlakt de lumbale WK en neemt de cervicale lordose toe. Als deze houding langer, 1 tot 2 uur wordt volgehouden - en nog versterkt bij koud nat weer - gaan onze spieren protesteren en verkrampen; rug en nekpijn treden dan op. Een fors beenlengte verschil, ongecorrigeerd, leidt tot een asymmetrische torsie belasting van de laag lumbale wervels, soms tot een discus probleem. De wervelzuil wordt verstevigd door banden en rugspieren, die de stabiliteit en het bewegingspatroon verzor-gen. Wanneer een renner flink voorovergebogen fietst, moet dit bandapparaat voorkomen dat de wervels "doorzakken". Deze banden en spieren fungeren dan als "scheerlijnen" die des te strakker staan naar mate men meer voorover fietst. Een eerste maatregel bij rugpijn tijdens fietsen is dan ook de rug te strekken en meer rechtop te fietsen. Om rugpijn te voorkomen tijdens een langere rit, moet niet urenlang krampachtig dezelfde houding op de fiets gehandhaafd blijven. Adviseer ook wat rekkingen op de fiets te doen en de schouders laten "rollen". Aangenomen wordt dat een “musculaire dysbalans” ook vaak meespeelt bij terugkerende klachten. Het gaat dan om verkorte en/of insufficiënte spieren (iliopsoas, rectus femoris, erector spinae en quadratus lumborum). Fasische spieren neigen tot verzwakking t.g.v. inhibitie door de posturale. Posturale spieren neigen tot verkorting. De verkorte ilopsoas en rectus femoris, i.c.m. verzwakking bilspieren (m. glutei) en buikspieren, gaan dan gepaard met bekken kanteling voorover en lumbale lordose, wat leidt tot overbelasting van met name het L5/S1-segment met een asymmetrische belasting van de discus. Op den duur ontstaat hierdoor

PDF gemaakt met pdfFactory Pro probeerversie www.datraverse.nl/fineprint

Page 11: Rugpijn Cycling

t.c.verheij, sportsmedicine: sporters met rugklachten

11

beschadiging van de discus, waardoor hoogteverlies en verminderde stabiliteit, m.a.g. degeneratie van de lumbale intervertebraal gewrichten. Dit geeft rugklachten met secundaire spasme van de rugspieren. Behandeling van de musculaire dysbalans: contractie-relaxatie methode volgens Janda; d.w.z. eerst isometrisch maximaal aanspannen (tegen weerstand, 10 seconden), vervolgens ontspannen en dan weer 10 sec. passieve rek; 4 herhalingen. De verslapping van de buikspieren remt de hydraulische lift. Daardoor neemt de belasting voor de lumbale WK toe, wat meespeelt bij de rugpijn. Daarom zijn buikspier-oefeningen een vast onderdeel bij de therapie van rugklachten van wielrenners. Bij snel groeiende jonge renners zien we vaak rugklachten die samenhangen met een - tijdelijk - minder goed belastbare rug. D.w.z. bij een langere rit of onder zware omstandigheden, wind, regen, wedstrijd, kan zich dan gemakkelijk rugpijn voordoen. Ook een valpartij, kan leiden tot rugklachten indien daarbij het bekken verdraaid is: "bekkenverwringing". Daarbij treft men een "pseudo-beenlengteverschil" en een zogeheten "vorlauf-fenomeen" bij voorover buigen (het tekort gaat over in een teveel en andersom); dit gaat vaak gepaard met een blokkade van het SI-gewricht. Dit is te testen met een de nu volgende test; in liggende houding met gebogen knie, wordt adductie van de heup belemmerd aan de contra-laterale zijde van het aangedane SI-gewricht. Bij een maximale inspanningstest op een ergometer beweegt het bekken assymmetrisch. De bewegings-amplitudo van de geblokkerde kant is lager, wat aanleiding geeft tot wat uitstralende pijn in dat been. De bekkenverwringing en de SI-blokkade zijn vaak door manuele therapie te verhelpen, hoewel röntgenologisch geen enkel effect daarvan zichtbaar is. Het “ vorlauf-fenomeen” is echter aan discussie onderhevig. Een goede afstelling van de fiets is van groot belang. Wanneer zadel en/of stuur niet goed zijn afgesteld, gaat dat ten koste van de souplesse en zal er meer op kracht worden gereden, hetgeen rugbelastend is. Een "te korte zit" geeft een overbelasting van nek en onderrug, waarbij pijn optreedt. Ook bij een te lange voorbouw of een te groot frame ontstaan er ook problemen; vooral bij vrouwen met hun relatief wat kortere bovenlichaam kan dit voorkomen. Met name bij oudere coureurs is de beweeglijkheid van de heupen vaak afgenomen; zeker bij een triathlonstuur kan dat rugklachten veroorzaken. Kies daarom bij gebruik van een triatlonstuur wel voor een kortere zit (afstand stuur tot aan zadel kleiner), de zogeheten "Amerikaanse houding". Bij de “superman” houding tijdens een tijdrit, ligt de renner bijna vlak op zijn fiets. Om de noodzakelijke bewegingen in de heupen mogelijk te maken (de knieën dreigen voortdurend tegen de buik te stoten), moet het zadel flink naar voren. De UCI heeft echter regels die dit beperken. Er moet namelijk minstens 5 cm verschil zitten tussen de punt van het zadel en de lijn door de bracket. Pas veranderingen in de fietsafstelling geleidelijk en met kleine stapjes toe. Een "stoemper" pompt - ten koste van rugpijn - met heel zijn lichaam in plaats van het toepassen van een goede "Coupe de Pedale". Ook een te hoog zadel of een beenlengteverschil leidt tot dit "pompen", goed te zien door achter iemand te rijden. Een slecht wegdek -Parijs/Roubaix- is niet aan te bevelen voor hen, die vaker rugpijn tijdens fietsen ervaren. Blijven zitten tijdens klimmen of tijdens tegenwind is erg rugbelastend, door torsie met de rug. "Dansend Klimmen", dus regelmatig uit het zadel is daarom aan te bevelen. Een eerste stap bij rugklachten is verlaging van zadel en verhoging van het stuur. Dat gaat in kleine stapjes van 0,5 cm. Ook bredere, minder hard opgepompte banden (7-8 atm), goed gepolsterde handschoenen en een kortere zit bij een triatlonstuur, kunnen erin bijdragen telkens terugkerende pijn tijdens het fietsen te voorkomen. Afwijkingen in beenlengte kunnen gecorrigeerd worden en ook inlegzooltjes bij platvoeten kunnen heilzaam werken. Adviseer krachttraining in de winter en een geleidelijke trainingsopbouw in het voorjaar. Het belangrijkste om rugklachten in het algemeen te voorkomen, is het versterken van de buikspieren en het doen van rekoefeningen van lange rugspieren en de m. iliopsoas.

Kinder mit Spondylolyse, also einer Spaltbildung im Wirbelbogen-Isthmus, müssen nicht zwangsläufig auf Sport verzichten. Das gilt auch für Sportarten, die für Spondylolysen und und Wirbelgleiten prädisponieren, wie Kunstturnen, Speerwerfen und Ringen, aber auch Basketball. Es müsse vermieden werden, die betroffenen

PDF gemaakt met pdfFactory Pro probeerversie www.datraverse.nl/fineprint

Page 12: Rugpijn Cycling

t.c.verheij, sportsmedicine: sporters met rugklachten

12

Kinder durch Sportverbot, übermäßiges Röntgen und unnötige Therapien zu stigmatisieren, betonen die Orthopäden Dr. Carol-C. Hasler von der Kinderorthopädie der Universitätsklinik Basel und sein Kollege Professor Walter Dick.

Sponylolysen sind ein Tribut an den aufrechten Gang

Erworbene Spondylolysen, die als Ermüdungsbrüche angesehen werden können, sind ein Tribut an den aufrechten Gang des Menschen. Sie seien mit einer Inzidenz in der weißen Bevölkerung von sechs Prozent relativ häufig. Aber häufig verursachen sie keine Beschwerden, so Hasler und Dick (Der Orthopäde 1, 2002, 78). Bei anderen ethnischen Gruppen kämen Spondylolysen häufiger vor, etwa bei den Inuit mit bis zu 50 Prozent.

Spondylolysen entstehen meist schon im Kindesalter. Bei denjenigen Kindern, die dadurch Beschwerden bekommen, treten Symptome oft erst mit Beginn des pubertären Wachstumsschubs auf. Betroffen ist zu 90 Prozent der fünfte Lendenwirbel (LWK), seltener LWK 4 oder 3. Die Kinder haben lumbale Rückenschmerzen, seltener Gesäß- und ischialgiforme Schmerzen. Typisch sind Druck- und Rüttelschmerz über LWK 5. Bei asymmetrischem Gleiten gehen die Patienten wie Seiltänzer im Schiebegang.

Das Ausmaß des Wirbelgleiten wird im seitlichen Röntgenbild bestimmt. Gemessen wird der Abstand der Hinterkante des Gleitwirbels - etwa LWK 5 - zur Hinterkante des darunterliegenden Wirbels SWK 1 und in Grad I bis IV nach Meyerding angegeben. Mit jeder Verschiebung des Gleitwirbels um ein Viertel Längsdurchmesser nach vorn erhöht sich die Gradzahl.

Grad II etwa heißt in diesem Beispiel, daß LWK 5 um den halben Längsdurchmesser von SWK 1 nach vorn geglitten ist. Bei Grad IV steht die Hinterkante LWK 5 auf der Vorderkante SWK 1. Kosmetisch auffällig wird der Rücken erst Grad III bis IV durch Beckenfehlstand und Kyphose der Lendenwirbelsäule mit Lordose der Brustwirbelsäule.

Was tun bei Kindern mit Spondylolyse? Zunächst sollte der lumbosakrale Übergang geröntgt werden. Dabei sei der um 30 Grad nach oben gerichtete Strahlengang bei anterior-posteriorer Aufnahme der Standardübersicht vorzuziehen, so Hasler und Dick. Zusätzliche Schrägaufnahmen bringen keine weiteren Informationen und sollten aus Strahlenschutzgründen nicht gemacht werden.

Sollen aktive Umbauprozesse, Foraminalstenose oder die Bandscheibe beurteilt werden, führen - je nach Fragestellung - Szintigraphie, SPECT (Single-Photon Emission Computed Tomography), Magnetresonanz- oder Computer-Tomographie weiter. Die Sonographie eignet sich besonders zur Verlaufsbeobachtung: Das Außmaß des Wirbelgleitens könne im Vergleich zum Röntgenbild fast auf den Millimeter genau wiedergeben werden, so Hasler.

Bedeutet die Diagnose Spondylolyse und Spondylolisthesis nun das Aus für intensive Sportaktivitäten? Keinesfalls, im Gegenteil! Ein mehrmonatiges "aktiv konservatives Vorgehen", so Hasler und Dick, seien gerade beim erstmaligen Auftreten von Spondylolyse-assoziierten Symptomen von Erfolg gekrönt. Daher sollte die Abdominal- und Rückenmuskulen mit gezieltem Training gestärkt werden - und zwar von Beginn an, ohne vorherige Schonphase.

Vermieden werden sollten lordosierende und rotierende Belastungen, etwa durch Sprünge. Risikosportarten, die besonders mit solchen Belastungen einhergehen, seien später aber nicht per se verboten, wenn nicht ein höhergradiges Gleiten oder ungünstige Bedingungen vorliegen wie eine Sakrumkyphose oder lumbosakrale Übergangsstörungen, so Hasler.

Op-Indikation besteht nur bei Persistenz von Beschwerden

Eine Ruhigstellung durch eine Korsett für etwa sechs Monate ist dann indiziert, wenn die Kinder stärkere persistierende Schmerzen haben, oder szintigraphisch eine frische Lyse, etwa nach einem Trauma, gesichert ist. Stabilisierende Operationen kommen vor allem bei Wirbelgleiten Grad III bis IV in Frage, um kosmetische, funktionelle oder auch neurologische Beeinträchtigungen zu vermeiden. Patienten mit zufällig entdeckten Spondylolysen und nur geringem Gleiten brauchen keine Behandlung.

PDF gemaakt met pdfFactory Pro probeerversie www.datraverse.nl/fineprint

Page 13: Rugpijn Cycling

t.c.verheij, sportsmedicine: sporters met rugklachten

13

STICHWORT Spondylolyse - Spalt im Wirbelbogen-Isthmus

Bei der Spondylolyse ist die Pars interarticularis (Isthmus) des Wirbelbogens unterbrochen. Das kann degenerativ, entzündlich, traumatisch, aber auch tumorös bedingt sein.

Inwieweit eine lokale Schwäche, chronisch mechanischer Streß oder akute Traumen zu Ossifikationsstörungen führen, ist noch umstritten. Spondylolysen kommen bei etwa vier Prozent der Sechsjährigen und sechs bis sieben Prozent der Erwachsenen vor. Sie sind meist asymptomatisch, die Prognose ist gut. (ner)

PDF gemaakt met pdfFactory Pro probeerversie www.datraverse.nl/fineprint