Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

23
Vrije Universiteit van Amsterdam Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst Het dilemma rond een verbod op ritueel slachten Bachelorscriptie Rechtsgeleerdheid Terrence Olaf Creutzberg

description

Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst. Het dilemma rond een verbod op ritueel slachten

Transcript of Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

Page 1: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

Vrije Universiteit van Amsterdam

Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst Het dilemma rond een verbod op ritueel slachten

Bachelorscriptie Rechtsgeleerdheid

Terrence Olaf Creutzberg

Page 2: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

1

Naam: Terrence Olaf Creutzberg Studentnummer: 1812203 E-mail: [email protected] Opleiding: Rechtsgeleerdheid Datum: Januari 2013 Naam scriptiebegeleider: Lisanne Groen Aantal woorden: 5418

Page 3: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

2

Inhoudsopgave

1 Inleiding p. 3

2 Dierenrechten p. 5

3 Godsdienstvrijheid p. 7

3.1 Reikwijdte: bescherming en beperkingssystematiek. p. 8

3.2 Ritueel slachten onder de reikwijdte van godsdienstvrijheid? p. 10

4 Ritueel slachten versus Godsdienstvrijheid p. 11

4.1 Perspectief godsdienstvrijheid. p. 12

4.2 Perspectief dier. p. 15

5 Conclusie p. 16

6 Literatuur- en jurisprudentielijst p. 19

Page 4: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

3

1 Inleiding: In deze scriptie staat de volgende vraagstelling centraal: Rechtvaardigt het recht van godsdienstvrijheid het leed dat bij een dier wordt veroorzaakt ten tijde van de rituele slacht in Nederland? Hedendaags heerst er een aardig maatschappelijk debat omtrent de reikwijdte van de vrijheid van godsdienst in de Nederlandse pluriforme samenleving. Dit maatschappelijk debat heeft zich de afgelopen jaren onder meer toegespitst op het boerkaverbod en het ritueel slachten van dieren. Het debat heeft zich helaas niet alleen beperkt tot een gezonde discussie tussen de diverse culturen, maar juist ook uitgebreid tot spanningen en kwetsende uitlatingen. Zowel de moslim als de Joodse gemeenschap strijden om hun rechten en geloofsovertuiging in de breedste zin van het woord te blijven praktiseren.1 Het zijn met name deze geloofsgemeenschappen (of een deel hiervan) die geraakt worden door het – in hun optiek – beperken van hun godsdienstvrijheid.2 Vorig jaar publiceerde de rechtsfilosoof Wouter Veraart een artikel in NRC Handelsblad getiteld ‘een regen van verboden lost niets op’. Hierin stelt hij ‘dat tegenwoordig politieke partijen, opinieleiders en maatschappelijke organisaties ernaar streven om alles wat cultureel en religieus afwijkt onder de aandacht te brengen en verdacht te maken en het vervolgens neutraliseren in de vorm van een juridisch verbod’.3 Deze ontwikkeling speelt zich ook af bij het ritueel slachten van dieren. Onlangs is er een convenant ritueel slachten afgesloten tussen partijen.4 Dit gebeurde nadat een voorstel van wet van het lid Thieme (PvdD) tot wijziging van de gezondheids- en welzijnswet voor dieren in verband met het invoeren van een verplichte voorafgaande bedwelming bij ritueel slachten geen meerderheid had gevonden in de Eerste Kamer.5 Naast deze ontwikkelingen aangaande de vrijheid om een godsdienst te belijden is er ook een beweging gaande op het vlak van de dierenrechten en

1 Zie bijvoorbeeld: Rb. Arnhem, NJ 2011/427, LJN BR0659 (kortgeding inzake onrechtmatige daad, Grondrecht van vrijheid van wetenschap en van meningsuiting versus grondrecht van vrijheid van godsdienst).

2 Aldus ook ‘Factsheet Joods-religieus slachten’, Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK), <http://www.nik.nl/wp-content/uploads/2011/03/Factsheet-Joods-religieus-slachten-maart-20113.pdf> en ‘Bescherming van die- renwelzijn vergt geen inbreuk op de vrijheid van godsdienst!’, Position Paper Contactorgaan Moslims en Overheid, <http://www.cmoweb.nl/ UserFilesUpload/org_190/positi- onpaper.pdf>. 3 Veraart 2011, p. 43. 4 Stcrt, 2012, 13 162, ‘Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten’. Met dit convenant zijn de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, dr. H. Bleker, de Vereniging van Slachterijen en Vleesverwerkende bedrijven (VSV), het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) en de Permanente Commissie tot de Algemene Zaken van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK) tot een alternatief gekomen voor het verbod op ritueel slachten. 5 Kamerstukken I 2011/12, 31 571, nr. 2, 7 en 9. De Eerste Kamer had een ander idee over een verbod op het ritueel slachten.

Page 5: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

4

dierenwelzijn. 6 Deze dierenbeschermingsbeweging vindt zijn oorsprong in de achttiende eeuw in Engeland.7 Het was de Britse filosoof Jeremy Bentham (1748-1832) die als een van de eersten kritiek uitte op het idee dat dieren minderwaardig zijn aan mensen. Zo schreef Bentham het volgende:

“The day may come when the rest of the animal creation may acquire those rights which never could have been witholden from them but by the hand of tyranny. The French have already discovered that the blackness of the skin is no reason why a human being should be abandoned without redress to the caprice of a tormentor. It may one day come to be recognized that the number of legs, the villosity of the skin, or the termination of the os sacrum are reasons equally insufficient for abandoning a sensitive being to the same fate. What else is it that should trace the insuperable line? Is it the faculty of reason, or perhaps the faculty of discourse? But a full-grown horse or dog is beyond comparison a more rational, as well as a more conversable animal, than an infant of a day or a week or even a month, old. But suppose they were otherwise, what would it availl? The question is not can they reason? nor can they talk? but, can they suffer?”8

Hieruit valt te concluderen dat volgens Bentham alle wezens die in staat zijn om te lijden dragers zijn van rechten. Deze gedachtegang is sindsdien verder uitgewerkt tot de hedendaagse dierenwelzijnsbeweging en de daarbij opkomende dierenrechten.

In dit juridisch-analytisch onderzoek zal ik de juridische samensmelting tussen de reikwijdte van godsdienstvrijheid en de voortschrijdende ontwikkelingen in de inzichten omtrent dierenrechten trachten bijeen te brengen. Het onderzoek zal zich toespitsen op het ritueel slachten in de Nederlandse situatie. De kernvraag luidt dan ook: Rechtvaardigt het recht van godsdienstvrijheid het leed dat bij een dier wordt veroorzaakt ten tijde van de rituele slacht in Nederland? Aan de hand van een aantal deelvragen probeer ik tot een conclusie te komen met betrekking tot deze kernvraag. Daarbij komen onder andere de vraag welke rechten dieren hebben, de reikwijdte van godsdienstvrijheid in relatie tot het ritueel slachten en de vraag dat indien dieren meer lijden of dat dan voldoende reden is om gelovigen dit recht te ontnemen? Als vooronderstelling in dit onderzoek is aangenomen dat ervanuit wordt gegaan dat dieren meer leed ondervinden ten tijde van het ritueel slachten in tegenstelling tot de bedwelmde slachtmethode.9

6 Zie Freriks 2005. 7 Zie hierover Cliteur 2001 en Pedersen 2009. 8 Bentham 1823, p. 122. 9 Er is op wetenschappelijk niveau nog geen volledige consensus over het leed dat dieren ondervinden tijdens het ritueel slachten. Zie hieromtrent: TNO 2011, Dailrel 2010 en Berkhout 2011. Echter deel ik de mening van het KNMvD die in zijn wetenschappelijk onderbouwde standpunt stelt dat het dierenwelzijn bij het onbedwelmd slachten onaanvaardbaar wordt aangetast. Zie hieromtrent: KNMvD 2010.

Page 6: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

5

2 Dierenrechten Sinds Bentham zijn dierenrechten zich verder gaan ontwikkelen. Een middagje Discovery Channel en/of Animal Planet laat de kijker al zien hoe dieren worden beschermd tegen diverse vormen van dierenmishandeling. In Nederland is er sinds 2002 een Partij voor de Dieren die de belangen van dieren tracht te behartigen.10 Maar wat voor rechten hebben dieren in juridische zin?

Juridisch bezien vallen dieren, binnen de systematiek van het Burgerlijk Wetboek (BW), onder het begrip ‘zaak’ gelet op art. 3:1 BW. Hierbij wordt onder een zaak begrepen ‘een voor menselijke beheersing vatbaar stoffelijk object’ (art. 3:2 BW). Er is dus geen apart onderscheid tussen zaken enerzijds en dieren anderzijds. Ze zijn beide roerende zaken ondanks het feit dat men met levende wezens te maken heeft en niet met bijvoorbeeld een onderbroek. Desondanks zijn er wel bepalingen opgenomen in het BW die enigszins blijk geven van het feit dat dieren een aparte categorie ‘zaak’ zijn. Zo bestaat er een verschil in de bepaling over het verlies van een goed (art. 5:18 BW) versus het verlies van een dier (art. 5:19 BW). Art. 5:18 BW gaat over het afstand nemen van een goed (ook een dier) door de eigenaar en het daarbij komende eigendomsverlies, terwijl art. 5:19 BW bepaalt dat – zowel tamme als niet-tamme – dieren ‘uit eigen kracht uit de macht van hun eigenaar kunnen raken en de eigenaar daardoor het eigendom kan verliezen’.11

Naast deze vergelijking bestaat er sinds 1886 in art. 350 Sr het onderscheid tussen beschadiging van goederen (art. 350 lid 1 Sr) en beschadiging van dieren (art. 350 lid 2 Sr). Het was de toenmalige staatscommissie die dierenmishandeling voor het eerst in de geschiedenis strafbaar wilde stellen.12 Tegenover de plicht om dieren niet te mishandelen diende er ook een recht te staan. Boon meldt dat het ‘echter de staatscommissie te ver ging om dieren het recht toe te kennen niet mishandeld te worden’. De oplossing van deze staatscommissie was dat tegenover de plicht om dieren niet te mishandelen het recht stond van mensen om niet in hun zedelijke gevoelens gekwetst te worden door berichten over wrede omgang met dieren of hun verwaarlozing.13 Dierenmishandeling werd dus enkel strafbaar gesteld indien een menselijk belang geschonden was.

Pas in 1980 heeft men deze zedelijkheidsgrondslag verlaten en is toen overgestapt op de bescherming van de intrinsieke waarde van het dier als grondslag voor de belangen van het dier in het toekomstige dierenbeschermingsbeleid.14 Onder deze intrinsieke waarde werd door de toenmalige beleidsmakers begrepen:

“Met de formulering «erkenning van de intrinsieke waarde van het individuele dier» wordt uitgedrukt dat het dier niet alleen als object (van menselijk

10 Op 22 november 2006 werd de Partij voor de Dieren met twee zetels gekozen in de Tweede Kamer. 11 Pitlo/Reehuis e.a. 2006, p. 418-419. 12 Dorst 1976, bijlage 85a, p. 53(292). 13 Boon 2007, p. 327. 14 Kamerstukken II 1980/81, 16 966, nr. 2 (Nota Rijksoverheid en Dierenbescherming), p. 3.

Page 7: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

6

handelen) moet worden gezien, maar ook als subject (met eigen belangen). Van «welzijn van het dier» is sprake indien het dier in harmonie leeft met zijn omgeving, zowel in fysiek als in ethologisch opzicht.”15

Uit dit gegeven stelt Boon dat ‘dieren naar zijn stellig oordeel sindsdien dragers zijn van rechten en dus rechtssubjecten zijn geworden. Alleen niemand die dat is opgevallen en die dat weet’.16 Desondanks is Boon tegenstander van voorstellen om dieren een plaats in de Grondwet te geven. Het zou in zijn optiek ‘alleen pimpen en bling bling zijn’.17 Dit in tegenstelling tot de dierenbescherminginstanties en verlichte politici die pleiten voor ‘hogere’ wetgeving voor dieren. Hij beargumenteert dat door het toekennen van een grondwettelijke status aan dieren, deze er niet beter van worden omdat het hele dierenbeschermingsbouwwerk nog niet goed functioneert in de rechtspraktijk. Pas als dit goed functioneert, mogen dieren van hem grondwettelijk gepimpt worden. Desondanks hebben de leden Halsema en Van Gent (Groenlinks) getracht om dieren ook grondrechten toe te kennen in de Grondwet.18 Dit door een voorstel van wet aangaande het opnemen van een grondwettelijke zorgplicht voor het welzijn van dieren.19 Weliswaar heeft de Raad van State (RvS) – aangaande dit wetsvoorstel – in zijn advies aangegeven dat dieren niet als rechtssubject, maar als bijzonder rechtsobject, die ook bijzondere zorg vergen, dienen te worden aangemerkt en dus geen dragers van rechten in juridische zin zijn. 20 De RvS ziet dus dieren in tegenstelling tot het eerdere standpunt van Boon nog niet als rechtssubject, omdat volgens de RvS alleen ‘burgers en als afgeleide hun organisaties (bijvoorbeeld onderwijsorganisaties, levensbeschouwelijke genootschappen) rechtssubjecten kunnen zijn’.21 Ondanks dat er in Nederland geen grondwettelijke regeling is voor dieren hebben deze inmiddels op andere wetten kunnen rekenen. Deze vloeien voort uit het beginsel van de intrinsieke waarde van het dier.22 Deze wetten – met name vervat onder de Wet dieren (voorheen GWD) – stellen de normen vast waaraan

15 Kamerstukken II 1981/82, 16 966, nr. 4 (Antwoorden Rijksoverheid en Dierenbescherming). 16 Boon concludeert uit de Nota Rijksoverheid en Dierenbescherming dat dieren rechtssubjecten zijn geworden omdat ‘sindsdien er tegenover de rechtsplicht om dieren niet te mishandelen het recht van dieren staat op de bescherming van hun intrinsieke waarde, respectievelijk van hun eigen belangen’. Zie Boon 2007, p. 328. 17 Boon 2007, p. 329.

18 Kamerstukken II 2006/07, 30 900, nr. 2. 19 Halsema en Van Gent (Groenlinks) willen in artikel 21 GW na ‘leefmilieu’ invoegen ‘het welzijn van dieren’ om zodoende een zorgplicht door de overheid voor het welzijn van dieren grondwettelijk vast te leggen. 20 Kamerstukken II 2006/07, 30 900, nr. 3. 21 Kamerstukken II 2006/07, 30 900, nr. 4, p. 2. De RvS stelt hierin: “dat indien de zorgplicht wordt opgenomen in artikel 21 GW, in het hoofdstuk dat als titel draagt «Grondrechten», dat deze dan ook zal moeten worden gepresenteerd als een grondrecht (van de burgers) waarmee wordt voldaan aan de eis van beschaving dat dieren behoorlijk worden behandeld, dat actief wordt gelet op hun welzijn”. 22 Zoals reeds eerder in dit hoofdstuk de revue gepasseerd.

Page 8: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

7

rechtshandelingen jegens dieren dienen te voldoen. Verder pleit Cramer ervoor dat er net als in Duitsland een bepaling opgenomen moet worden in het BW waarin staat dat dieren geen zaken zijn. Zo luidt het artikel 90a Buch I – Allgemeiner Teil van het Duitse BW:

“Tiere sind keine Sachen. Sie werden durch besondere Gesetze geschützt. Auf sie sind die für Sachen geltenden Vorschriften entsprechend anzuwenden, soweit nicht etwas anderes bestimmt ist.”

Er zal dan volgens Cramer een aansluiting komen tussen het BW en art. 1.3 Wet dieren, omdat een dier dan niet zomaar als een ‘zaak’ zal worden beschouwd, maar als een levend wezen waarvan de intrinsieke waarde van het dier wordt erkend.23 De rechten die dieren genieten bestaan dus hoofdzakelijk uit een zorgplicht. Deze zorgplicht is uitgekristalliseerd uit de intrinsieke waarde van het dier en vervat in de Wet dieren. Of deze zorgplicht de toets van het ritueel slachten zal doorstaan, zal ik in een later hoofdstuk toelichten.

3 Godsdienstvrijheid De vrijheid van godsdienst is een van de klassieke grondrechten die de basis vormen van de democratische rechtsstaat.24 Deze vrijheid van godsdienst is ontstaan uit de religietwisten van de zestiende en zeventiende eeuw. De reikwijdte was destijds beperkt tot het inquisitieverbod en het recht van huiselijke godsdienstbeoefening. Tegenwoordig houdt dit in dat men de vrijheid heeft zelf te kiezen om tot een godsdienst c.q. levensovertuiging toe te treden en deze te belijden en beoefenen. Voorts laat hij ook ruimte toe voor de mogelijkheid van een vrije keuze voor een godsdienstloze levenshouding. 25 Het recht op godsdienstvrijheid is voornamelijk gericht op het beschermen van religies en geloofsovertuigingen tegen staatsinmenging.

Vanuit Nederlands perspectief bezien wordt de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging beschermd in art. 6 van de Grondwet (Gw), art. 9 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en art. 18 van het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten (IVBPR). 26 Verder wordt hij ook beschermd in andere verklaringen en verdragen waaronder art. 10 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en art. 18 van de Universele verklaring voor de rechten van de mens.

23 Cramer 2010, p. 353-354. 24 Van der Pot 2006, p. 365 e.v. 25 EHRM 25 mei 1993, appl. No. 14307/88, par. 31 (Kokkinakis/Griekenland). 26 Gezien de overeenkomsten tussen art. 9 EVRM en art. 18 IVBPR zal ik in mijn scriptie niet verder uitwijden over art. 18 IVBPR.

Page 9: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

8

3.1 Reikwijdte: bescherming en beperkingssystematiek Alhoewel de vrijheid van godsdienst beschermd wordt in de Grondwet en andere verdragen kan hij ook beperkt worden. Beperkingen zijn toegestaan mits voldaan is aan enkele voorwaarden. Het is dan afhankelijk van welke bron men gebruik maakt om te bepalen of een beperking gerechtvaardigd is. Het EVRM en de Grondwet hebben verschillende bescherming- en beperkingssystemen. Eerst zal ik de systematiek van art. 6 GW toelichten waarna ik dit doe voor art. 9 EVRM.

Wat onder de reikwijdte valt binnen art. 6 GW blijft een lastige vraag, want hoe beoordeel je of iets binnen de reikwijdte valt van dit artikel? De Nederlandse rechtspraak heeft enkele handvaten ontwikkeld waarmee dit te beoordelen is. In de Nederlandse rechtspraak wordt dit ‘naar objectieve maatstaven’ beoordeeld. 27 Er dienen dan twee vragen beantwoord te worden.28 Ten eerste of het gaat om een godsdienstige praktijk en ten tweede of het een uiting is van een godsdienstige praktijk?29

Als we kijken naar het beperkingssysteem van art. 6 GW valt als eerste op dat godsdienstuitoefening alleen binnen gebouwen en besloten plaatsen slechts bij formele wet kan worden beperkt.30 Er staat in art. 6 lid 1 GW namelijk ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’. Maar dat betekent niet dat de grondwetgever heeft beoogd dat elke beperking bij formele wet mogelijk is. De regering merkte destijds op: ‘In het algemeen mag in geen enkele beperkingsbevoegdheid de bevoegdheid worden gelezen het betreffende grondrecht illusoir te maken’. 31 De uitoefening van dit grondrecht dient volgens de regering dus niet te berusten op een denkbeeldig recht. Wat dus impliceert dat er naast een formeel criterium ook een materieel criterium in de GW ingelezen dient te worden.32 Ingevolge art. 9 lid 2 EVRM wordt de zogenaamde Arrowsmith-test toegepast bij het bepalen of iets valt binnen de reikwijdte van dit artikel.33 Hierbij onderzoekt de rechter of een handeling daadwerkelijk en feitelijk uitdrukking geeft aan een godsdienst. Indien de gelovige dit niet kan en/of wil aantonen, wordt de handeling niet beschermd door art. 9 lid 1 EVRM.34 Naast deze objectieve maatstaven heeft de betrokken gelovige een subjectief kader voor zelfinterpretatie van zijn

27 Van der Pot 2006, p. 366. 28 Kamerstukken II 2003/04, 29 614, nr.2 p. 32-35. 29 Dit speelde in de Sint-Walburga-zaak, maar ook in de zaak tegen de Santo Daime kerk, Rb. Amsterdam 21 mei 2001, LJN AB1739. 30 De Nederlandse Grondwet kent competentievoorschriften, doelcriteria en procedurevoorschriften. 31 Kamerstukken II 1976/77, 13 872, nr. 7, p. 33. 32 Zie verder voetnoot 42. 33 EHRM 16 mei 1977, appl. no. 7050/75 (Arrowsmith/Verenigd Koninkrijk). Het EHRM hanteert overigens een ruime uitleg bij het beoordelen of een godsdienst valt onder de reikwijdte van art. 9 EVRM. Zie bijvoorbeeld EHRM 10 november 2005, appl. no. 44774/98 (Sahin/Turkije), EHRM 1 juli 1997, appl. no. 20704/92 (Kalac/Turkije) en EHRM 1 oktober 2009, appl. no. 76836/01 en 32782/03 (Kimlya en anderen/Rusland). 34 EHRM 13 april 2006, appl. No. 55170/00, par. 38-39, 45-46 (Kosteski v. the former Yugoslav Republic of Macedonia).

Page 10: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

9

geloofsopvatting. Wat weer een meer fundamentalistische en radicale uitleg van een bepaald geloof toe laat.

Bij het beoordelen of een beperking binnen art. 9 EVRM gerechtvaardigd is dienen enkele stappen doorlopen te worden. Een beperking op de vrijheid van godsdienst moet zijn voorzien bij wet, noodzakelijk zijn in een democratische samenleving en voldoen aan de doelcriteria.35 Met de eerste eis worden zowel wetten in formele en materiële zin als een bevoegd gegeven bevel of gewoonterecht begrepen. Onder deze materiële eis worden twee subeisen gesteld, die zijn voortgevloeid uit jurisprudentie. Deze dient toegankelijk en voorzienbaar te zijn.36 Om de eis der noodzakelijkheid te doorstaan, dient men drie criteria langs te gaan. 37 Ten eerste dient de beperking te zijn ingegeven door een dringende maatschappelijke behoefte die in overeenstemming is met de vereisten van een democratische samenleving. Ten tweede de toetsing aan het proportionaliteitsbeginsel, hetgeen inhoudt dat de beperking evenredig moet zijn aan het beoogde doel (proportionaliteitstoets). En ten derde het subsidiariteitsbeginsel. Dit houdt in dat de overheid haar doel op de minst ingrijpende wijze moet trachten te bereiken. Verder zal het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) bij het toetsen aan dit artikel enige ‘margin of appreciation’ toepassen die lidstaten toekomt. Dit betekent dat lidstaten een bepaalde beoordelingsruimte toekomt bij het beoordelen van de noodzakelijkheid van een op te leggen beperking.38

Nieuwenhuis stelt dat voor een beperking soms ook het idee wordt toegepast van een kernrechttheorie.39 Hiermee bedoelt hij dat de reikwijdte van een grondrecht een centrale kern kent die voor een bijzondere bescherming in aanmerking komt. Deze toepassing ziet hij op zijn minst gezegd eveneens terugkeren in de EHRM jurisprudentie.40 Alhoewel het EHRM niet uitdrukkelijk in termen van kernrecht spreekt gebruikt hij bewoordingen als ‘core’ en ‘the very essence’ bij het beoordelen of een grondrecht in het geding is. Hieruit concludeert Nieuwenhuis dat het EHRM ook onderscheid maakt tussen een ‘bij uitstek beschermd centrum en een minder sterk

35 De doelcriteria zijn: in het belang van de openbare veiligheid, de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. 36 EHRM 26 april 1979, NJ 1980, 146, par. 76/77 (Sunday Times/Verenigd Koninkrijk). 37 EHRM 7 december 1976, Series A Vol. 24-A (Handyside/Verenigd Koninkrijk). 38 Het EHRM hanteert een vrij ruime ‘margin of appreciation’ bij de toetsing aan de vrijheid van godsdienst, omdat Europese verdragstaten een diversiteit aan religieuze achtergronden kent. Zie bijvoorbeeld EHRM 10 november 2005, appl. no. 44774/98 (Sahin/Turkije), EHRM 1 juli 1997, appl. no. 20704/92 (Kalac/Turkije) en EHRM 11 januari 2005, appl. no. 35753/03, EHRC 2005/41, m.nt. Verhey (Phull/Frankrijk). Deze margin of appreciation is echter niet onbegrensd. Zie hierover EHRM 26 september 1996, appl. no. 18748/91, par. 48 (Manoussakis e.a./Griekenland). 39 Nieuwenhuis 2012, p. 138 – 159. 40 In het arrest Cha’are beoordeeld het EHRM naar analogie van de kernrechttheorie aangezien er onderscheidt wordt gemaakt tussen het ritueel slachten wat niet tot de ‘kern’ behoort in tegenstelling tot het consumeren van ritueel geslacht vlees wat wel tot de ‘kern’ behoort. Zie EHRM 27 juni 2000, 27417/95, LJN AN6626, m.nt. B.P. Vermeulen, par. 80 (Cha'are Shalom Ve Tsedek v. France).

Page 11: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

10

beschermde periferie’.41 Deze kernrechttheorie vinden we ook terug in de GW in de zoals eerder aangehaalde vorm van een materieel criterium.42

Bij het toepassen van een van deze rechtsregels uit de diverse bronnen, dient de rechter rekening te houden met de zogenaamde ‘most-favoured-individual clause’ (beste-bescherming clausule).43 Dit betekent dat de rechter het artikel uit een bron dient toe te passen dat de meeste bescherming biedt aan een klager in een concreet geval. Voor de Nederlandse situatie is dit art. 53 EVRM.44 Dit artikel bepaalt dat het meest beschermende recht van toepassing moet worden verklaard ongeacht de hiërarchie van de bepaling.45

De reikwijdte en mate van bescherming is dus afhankelijk van meerdere factoren. Waarbij het belangrijk is niet te vergeten welk artikel men toepast gezien de wisselwerking tussen de gedefinieerde vrijheid en de beperking van deze vrijheid.46

3.2 Ritueel slachten onder de reikwijdte van godsdienstvrijheid? Hoe zit het dan met ritueel slachten? Valt dit onder de reikwijdte van een van

de boven genoemde artikelen? De RvS heeft in zijn advies geoordeeld dat ritueel slachten binnen de reikwijdte van zowel art. 6 Gw als art. 9 EVRM valt.47 Dit concludeert hij aan de hand van zowel de Nederlandse als de Europese jurisprudentie. Uit de jurisprudentie van de hoogste Nederlandse rechters komt naar voren dat het ritueel slachten onder het begrip van ‘de eredienst’ valt.48 Uit de rechtspraak van EHRM valt dit eveneens af te leiden. 49 In het arrest Cha’are Shalom Ve

41 Nieuwenhuis 2012, p. 138. 42 Vgl. de ‘verspreidingsjurisprudentie’ waarbij de HR heeft geoordeeld dat aan het recht van openbaring (de kern) vervat in art. 7 GW connex het verspreidingsrecht (oppervlakte) ingelezen dien te worden. Met andere woorden het recht om drukwerken te verspreiden is ‘onmisbaar voor het beoogde doel van het openbaringsrecht’. ‘Echter is dit recht om drukwerken te verspreiden ondergeschikt aan het openbaringsrecht’. Zie HR 18 november 1950, NJ 1951, 137 (APV Tilburg) en Van der Pot 2006 p. 340 e.v. Naderhand heeft de HR in een ander arrest geoordeeld dat het oppervlakkige deel van dit Grondrecht eerder aan beperkingen toe is dan de kern. Echter moet er wel ‘enig gebruik van betekenis’ overblijven van dit Grondrecht. Zie HR 17 maart 1053, NJ 1953, 389 (APV Nuth). 43 Bos 2007, blz. 727-736. 44 Eveneens van belang maar in deze scriptie buitenbeschouwing gelaten is art. 5 lid 2 IVBPR. 45 Bijvoorbeeld als in een concreet geval bij toepassing van art. 6 Gw een klager wel een bepaalde godsdienstige traditie mag blijven beoefenen terwijl dit bij toepassing van art. 9 EVRM beperkt zou worden, dan dient de rechter art. 6 GW toe te passen omdat dit artikel de meeste bescherming biedt aan de klager. 46 Vgl. Nowak: ‘[…] it may thus be stated that the interplay between the principle of freedom of religion and its restrictions is what truly determines de actual scope of the individual’s rights.’ M. Nowak, U.N. Covenant on Civil and Political Rights. CCPR Commentary, Kehl/Strasbourg/Arlington: N.P. Engel Verlag 2005, p. 409. 47 Kamerstukken II 2009/10, 31 571, nr. 4 (herdruk). 48 HR 4 november 1969, NJ 1970, 127 m.nt. W.F. Prins (Ritueel slachten geit). 49 Zelf ben ik van mening dat het ritueel slachten valt onder de reikwijdte van art. 9 EVRM. Ik heb hierbij de jurisprudentie en kernrechttheorie in acht genomen. Zie in deze EHRM 10 november 2005, appl. no. 44774/98 (Sahin/Turkije), EHRM 1 juli 1997, appl. no. 20704/92 (Kalac/Turkije) en EHRM 11 januari 2005, appl. no. 35753/03, EHRC 2005/41, m.nt. Verhey (Phull/Frankrijk). Echter geniet het ritueel slachten minder bescherming i.t.t. het kunnen consumeren van ritueel geslacht vlees, omdat het ritueel slachten verder van de kern afzit dan het consumeren zelf.

Page 12: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

11

Tsedek/Frankrijk (Cha’are) stelt het EHRM voorop dat de mogelijkheid om ritueel te slachten onder het toepassingsbereik valt van art. 9 EVRM. Het EHRM oordeelde dat:

“Ritual slaughter must be considered to be covered by a right guaranteed by

the Convention, namely the right to manifest one's religion in observance, within the meaning of Article 9.”50

Hieruit volgt dat de rituele slacht als zodanig onder de reikwijdte van artikel 9 EVRM valt.

Naast de vorengenoemde jurisdictie kan ook geconcludeerd worden dat de wetgever heeft nagedacht over het ritueel slachten. Dit is af te leiden uit het feit dat de wetgever uitdrukkelijk verwijst naar de mogelijkheid voor het onbedwelmd slachten volgens zowel de Israëlitische en de Islamitische ritus. In art. 2.10 lid 4 van de Wet dieren staat dat het is toegestaan om dieren zonder voorafgaande bedwelming te doden volgens de israëlitische of de islamitische ritus. 51 Deze uitzondering wordt ook gemaakt in art. 4 lid 4 van de Verordening 1099/2009 inzake de bescherming van dieren bij het doden (uitzondering voorheen vastgelegd in Richtlijn 93/119/EG).

Samenvattend is op te maken dat het ritueel slachten valt onder de reikwijdte van zowel art. 6 Gw en art. 9 EVRM. Dit gegeven vanuit de bestaande jurisprudentie en wetsgeschiedenis, waaruit naar voren komt dat ritueel slachten onder het recht van godsdienstvrijheid valt. Is het dan nog mogelijk om ritueel slachten te verbieden c.q. dit recht te beperken in Nederland? In het volgende hoofdstuk zal ik dit de revue laten passeren.

4 Ritueel slachten versus Godsdienstvrijheid Indien dieren daadwerkelijk meer leed ondervinden tijdens het ritueel slachten, is dat dan voldoende reden om het ritueel slachten te verbieden c.q. het recht op godsdienstvrijheid te beperken? Zoals reeds in het vorige hoofdstuk is aangegeven valt ritueel slachten onder de reikwijdte van zowel art. 6 Gw en art. 9 EVRM. De mogelijkheid tot ritueel slachten is eveneens uitdrukkelijk in de bestaande wetgeving vastgelegd.52 Dieren worden hooguit beschermd door rechten die voortvloeien uit een zorgplicht van de mens. Het dier is geen rechtssubject maar levend object dat net als een kind zorg nodig heeft. De vraag of ritueel slachten verboden c.q. beperkt kan worden in Nederland zal ik trachten te beantwoorden vanuit twee perspectieven, omdat

50 EHRM 27 Juni 2000, 27417/95, LJN AN6626, m.nt. B.P. Vermeulen, par. 74 (Cha'are Shalom Ve Tsedek v. France). 51 De Wet dieren heeft de GWWD deels vervangen per 01-01-2013. 52 Zie Kamerstukken II 2007/08, 31 389 nr. 5, p. 20, waarin de Minister stelt ‘dat het recht op godsdienstvrijheid een hoog goed is dat recht doet aan de diversiteit van de Nederlandse samenleving. Dat niet voor niets in de Grondwet is verankerd. Daar moet dus zorgvuldig mee worden omgegaan. Op grond hiervan zal hij het onbedwelmd slachten blijven toestaan en heeft de zorgplicht voor het dier plaats moeten maken voor het recht van godsdienstvrijheid’.

Page 13: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

12

ik meen dat er naast een godsdienstrechtelijke benadering ook vanuit het perspectief van het dier deze vraag beantwoord kan worden. 4.1: Perspectief godsdienstvrijheid Als we kijken naar de ons omringende landen valt het op dat er meerdere landen zijn die het ritueel slachten hebben verboden of een aangepaste vorm toepassen van het ritueel slachten.53 Zo heeft onlangs ook het constitutioneel hof van Polen het ritueel slachten van dieren conform de Joodse en Islamitische rite verboden, omdat het ritueel slachten in strijd is met de Poolse Grondwet daterend uit 1997 waarin staat dat een slachtdier eerst bedwelmd moet worden alvorens het dier wordt gedood. 54 Het Hof aldaar oordeelde dat het onbedwelmd slachten van een dier te kwalificeren was als dierenmishandeling. Maar als we de zogenaamde ‘most-favoured-individual clause’ toepassen zou art. 9 EVRM in het geval van Polen de meeste bescherming bieden aan de mensenrechten, in dit geval de godsdienstvrijheid. Naar mijn idee hebben de rechters in Polen dit niet juist toegepast. Of wel?

In het arrest Cha’are stelt het EHRM voorop dat de mogelijkheid om ritueel te slachten onder het toepassingsbereik valt van art. 9 EVRM. Het EHRM heeft in dit nogal rommelige arrest aangegeven dat het weigeren van de Franse autoriteiten om de orthodox Joodse groep Cha’are zelf haar eigen slachterijen aan te wijzen – die iets strenger zijn in het ritueel slachten dan in de gangbare Joodse traditie gebruikelijk was – niet de bescherming genoot van art. 9 EVRM. ‘Rommelig’ omdat het Hof in eerste instantie overweegt dat ritueel slachten onder het bereik van art. 9 EVRM valt, maar daarna aangeeft dat de bescherming niet toeziet op het slachten maar op het mogelijk consumeren van ritueel geslacht vlees.55 Er kan echter niet geconcludeerd worden aan de hand van dit arrest dat ritueel slachten verboden mag worden omdat het uit het buitenland geïmporteerd kan worden. Vermeulen merkt daarbij in zijn noot op dat:

“Zou dit argument werkelijk opgaan, dan zou dat betekenen dat een verbod op bijvoorbeeld de rooms-katholieke eredienst, uitgevaardigd door een paars gemeentebestuur, geen beperking van de godsdienstvrijheid vormt omdat de liefhebbers in een nabije gemeente ter kerke kunnen gaan. Dat lijkt mij echter een absurde conclusie. In ieder geval is het geen geldend recht”.56

53 A. Kijlstra en B. Lambooij, rapport 161, ‘Ritueel slachten en het welzijn van dieren’, september 2008, p. 5. 54 ‘Poolse rechters verbieden rituele slacht’, Volkskrant 28 november 2012, <http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2668/Buitenland/article/detail/3355124/2012/11/28/Poolse-rechters-verbieden-rituele-slacht.dhtml>. 55 EHRM 27 Juni 2000, 27417/95, LJN AN6626, m.nt. B.P. Vermeulen, par. 73, 74, 80 en 81 (Cha'are Shalom Ve Tsedek v. France). 56 EHRM 27 Juni 2000, 27417/95, LJN AN6626, m.nt. B.P. Vermeulen, par. 2 noot (Cha'are Shalom Ve Tsedek v. France).

Page 14: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

13

In Nederland heeft het wetsvoorstel van het lid Thieme (PvdD) niet op een meerderheid kunnen rekenen in de eerste kamer.57 De RvS had hierover een negatief advies uitgevaardigd gezien de ongrondwettigheid van dit wetsvoorstel tot het verbieden van de rituele slacht in Nederland.58 De RvS erkent in zijn advies het belang van dierenwelzijn, maar oordeelt dat dit verbod de vrijheid om een godsdienst te belijden te zeer beperkt. De RvS weegt met andere woorden de bescherming van dit grondrecht zwaarder dan het belang van het dierenwelzijn. Ik zal het advies van de RvS eerst de revue laten passeren in het licht van art. 6 GW, waarna ik dit doe in het licht van art. 9 EVRM. De RvS hanteert in zijn advies tegen het licht van art. 6 Gw naast het formeel criterium ook een materieel criterium. Sillen merkt op dat, zoals de RvS dat aangeeft in zijn advies, dat de RvS onder het materieel criterium een vorm van kernrechtbescherming verstaat die uit het EVRM ingelezen dient te worden in de Grondwet.59 Echter meent Sillen ten eerste dat het EVRM geen kernrechtbescherming kent, maar dat de proportionaliteit leidende is bij de toetsing aan rechten in het EVRM in concrete gevallen. Ten tweede merkt Sillen op dat indien er wel een vorm van kernrechtbescherming in de Gw zit deze aan omvang beperkt dient te zijn. Sillen definieert deze dan als ‘het handelen of nalaten zonder welk de uitoefening van het grondrecht onmogelijk is’.60 Als voorbeeld stelt hij dat het ritueel slachten niet tot de kern van vrijheid van godsdienst behoort omdat ook een vegetariër een goed moslim of jood kan zijn. Je kunt deze kernrechttheorie vergelijken met het eten van een mandarijn. De buitenste schil eet men niet op en is dus niet relevant voor het eten van een mandarijn. Ritueel slachten is volgens Sillen vergelijkbaar met deze buitenste schil. Napel is het met deze stelling niet eens.61 Hij redeneert dan ook dat het kernrecht beter niet toegepast kan worden bij het bepalen van de reikwijdte van godsdienstvrijheid. Dit onder meer gedestilleerd uit het stuk van Nieuwenhuis die stelt in zijn conclusie dat ‘rond het kernrecht een grote mate van onduidelijkheid bestaat’.62 Verder is de RvS in zijn advies tegen het licht van art. 9 EVRM van mening dat een ongeclausuleerd verbod op ritueel slachten overeenkomt met het in de praktijk onmogelijk maken van het kunnen consumeren van ritueel geslacht vlees. De RvS redeneert dit aan de hand van het arrest Cha’are en het standpunt van de Belgische RvS. De Belgische RvS had gesteld dat: “Ten slotte wordt met de afschaffing van de afwijking van het vereiste van

voorafgaande verdoving in geval van rituele slachting, teneinde het dierenwelzijn te bevorderen, op een onevenredige wijze afbreuk gedaan aan de

57 Pinedo 2012. 58 Kamerstukken II 2009/10, 31 571, nr. 4 (herdruk). 59 Sillen 2012, p. 282. 60 Sillen 2012, p. 283. 61 Ten Napel 2012, p. 287-290. 62 Nieuwenhuis 2012, p. 155.

Page 15: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

14

vrijheid van godsdienst die is vastgelegd bij artikel 9 van het Verdrag. Hierdoor zouden sommige gelovigen geen enkele mogelijkheid meer hebben vlees aan te schaffen en te eten dat door hen conform met de religieuze voorschriften wordt geacht.”63

De Belgische RvS redeneert – m.i. vrij kort door de bocht – dat er door een verbod op het ritueel slachten voor een groep gelovigen geen vlees meer ter consumptie beschikbaar zal zijn in België. Hierbij houdt de Belgische RvS geen rekening met het feit dat er ook ritueel geslacht vlees te importeren valt. De Nederlandse RvS neemt dit mager argument – van de Belgische RvS – klakkeloos over en is in samenhang met het arrest Cha’are van oordeel dat dit verbod niet verenigbaar is met art. 9 EVRM. Sillen merkt hier, naar mijn idee, terecht op dat de RvS dit arrest onjuist uitlegt, omdat ‘de RvS iets concludeert dat niet in het arrest te vinden is’.64 Uit het arrest – hoezeer rommelig en ondeugdelijk deze door meerdere auteurs moge zijn ondervonden65 – destilleer ik juist dat zowel de mogelijkheid om ritueel te slachten als om het ritueel geslacht vlees te nuttigen onder de reikwijdte van art. 9 EVRM valt. Dit neemt naar mijn idee niet weg dat het recht tot ritueel slachten beperkt mag worden. Dit concludeer ik bij het toepassen van de kernrechttheorie op het ritueel slachten, waarbij naar mijn idee het ritueel slachten niet tot de kern behoort, maar de mogelijkheid tot het nuttigen daarvan wel.66 Dit redeneer ik uit het feit dat niet elke belijder van het israëlitische en of islamitische geloof dieren ritueel slacht. Indien men ritueel geslacht vlees wil, koopt men dat in de winkel. Het maakt dan naar mijn idee toch niet uit waar het vlees vandaan gehaald is, zolang dit maar voldoet aan de eisen van het betreffende geloof. Zodoende kan ook geïmporteerd vlees voldoen aan deze eisen.67 Ik sta dan ook voor het standpunt dat de Nederlandse overheid een verbod op het ritueel slachten kan instellen zonder dat dit in strijd hoeft te zijn met art. 9 EVRM en art. 6 Gw, omdat ritueel slachten niet tot de kern hoort van het recht van godsdienstvrijheid.68 Verder vind ik de redenatie van Vermeulen in zijn noot – die

63 Advies van de Raad van State 40.350/AV, Belgische Senaat Zitting 2005-2006 3-808/6. Paragraaf 4.2.3. 64 Sillen merkt op ‘dat uit het arrest Cha’are niet de conclusie getrokken moet worden dat een verbod op ritueel slachten in strijd is met art. 9 EVRM, omdat het EHRM overweegt dat de rituele slacht weliswaar onder het beschermingsbereik van de vrijheid van godsdienst valt op het moment dat gelovigen niet elders vlees kunnen verkrijgen dat wel volgens hun religieuze voorschriften is geslacht. Aangezien de (Franse) leden van Cha’are in België zulk vlees konden kopen, oordeelt het Hof dat art. 9 EVRM niet van toepassing is’. Zie Sillen 2012, p. 285. 65 Zie onder meer de noot van Vermeulen in EHRM 27 Juni 2000, 27417/95, LJN AN6626, m.nt. B.P. Vermeulen (Cha'are Shalom Ve Tsedek v. France) en Sillen 2012, p 285. 66 In het arrest ging het overigens niet perse om de daad van het ritueel slachten, maar om het aanwijzen van slachters. 67 Alhoewel het idee van een algeheel verbod op het ritueel slachten juist bedoeld is om het welzijn van de dieren te verbeteren, betekent dit niet dat ritueel geslacht vlees uit andere landen een beter welzijn voor de dieren garandeert. De omstandigheden waaronder de dieren worden geslacht kunnen nadeliger zijn voor het welzijn van de dieren. 68 Het kunnen consumeren van ritueel geslacht vlees hoort echter wel tot de kern van het recht op godsdienstvrijheid. Als de ons omringende landen ook een verbod zouden instellen, waardoor de

Page 16: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

15

reeds eerder aanbod is gekomen – te ver doorslaan.69 Naar mijn idee vergelijkt Vermeulen daarin appels met peren. Er verandert m.i. namelijk niets in de situatie van de geloofsaanhangers, anders dan dat er niet meer in der lande ritueel geslacht wordt. Het vlees blijft – alhoewel geïmporteerd – wel te koop. De geloofsaanhangers worden met andere woorden niet beperkt in hun dagelijkse geloofsbezigheden. 4.2: Perspectief dier Vanuit het perspectief van het dier wil ik ook een poging wagen om te bezien of een verbod op ritueel slachten mogelijk is. Zoals reeds eerder aangegeven zijn dieren – op het moment van schrijven – geen objectieve dragers van rechten. Dit neemt niet weg dat met de erkenning van de intrinsieke waarde van het dier de wetgever destijds heeft aangegeven om het dier een belangrijke plaats te geven in zijn toekomstig wetgeving en beleid.70 Echter hebben de ontwikkelingen na deze nota niet geleid tot het ambitieuze doel van de wetgever omdat de overheid heeft nagelaten aan de slag te gaan met de opdracht om dit verder uit te werken in een ethisch afwegingskader voor het toekomstig dierenbeschermingsbeleid.71 Bordes concludeert hieruit ‘dat de minister de belangen van dieren ondergeschikt aan die van mensen acht en hierdoor niet de belofte wordt ingelost van de visie van de intrinsieke waarde van het dier’.72 De minister – zo stelt Bordes – ‘heeft het morele beginsel van de intrinsieke waarde uit de nota Rijksoverheid en Dierenbescherming gedevalueerd tot een signaal’.73 Hieruit concludeert Bordes ‘dat de minister zich met alle macht probeert te onttrekken aan de consequenties van het begrip van de morele beginselen’.74 Ik ben het met deze stelling eens, omdat wanneer ik de Nota Rijksoverheid en Dierenbescherming doorlees tot de conclusie kom dat de bedoeling van de wetgever destijds was om dieren te beschermen niet alleen door morele normen in de maatschappij nieuw leven in te blazen, maar ook door harde regels van de kant van de overheid. Onder meer om het welzijn van het dier te waarborgen in niet alleen zichtbare gevallen, maar ook achter de schermen in bijvoorbeeld de intensieve

consumptie van ritueel geslacht vlees gevaar zou lopen dan zou een algeheel verbod wel in strijd komen met art. 9 EVRM. 69 EHRM 27 Juni 2000, 27417/95, LJN AN6626, m.nt. B.P. Vermeulen, par. 2 noot (Cha'are Shalom Ve Tsedek v. France). 70 Kamerstukken II 1980/81, 16 966, nr. 2 (Nota Rijksoverheid en Dierenbescherming). 71 In de nota stond de opdracht aan de minister om een ethisch afwegingskader te ontwikkelen: ‘Door aanhoudend aandacht te vragen voor de ethische aspecten van menselijke gedragingen ten aanzien van dieren kan worden bevorderd, dat een minder eenzijdig antropocentrische afweging van belangen plaatsvindt. Wanneer het daardoor bovendien gelukt de grenzen ten gunste van het dier te verleggen, kan van een effectief dierenbeschermingsbeleid worden gesproken. Derhalve wordt het wenselijk geacht een zodanig dierenbeschermingsbeleid te formuleren en te voeren, dat overheid en samenleving worden gedwongen in hun gedragingen met betrekking tot dieren voortdurend een ethische afweging te doen plaatsvinden tussen de belangen van de mens en die van het dier’. Zie Kamerstukken II 1980/81, 16 966, nr. 2, p. 14 (Nota Rijksoverheid en Dierenbescherming). 72 Bordes 2010, p. 352. 73 Bordes 2010, p. 352. 74 Bordes 2010, p. 352.

Page 17: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

16

veehouderij. Met het huidig beleid komt het dier echter niet verder dan de steun uit een wettelijke zorgplicht neergelegd in diverse wetsartikelen. Als ik dan vanuit de zorgplicht die dieren toekomt redeneer, is het m.i. mogelijk om ritueel slachten te verbieden. De minister stelt namelijk in haar nota ‘dat slachtdieren vanaf het moment van opladen op het primaire bedrijf tot en met het bedwelmen en doden op het slachthuis zo min mogelijk angst, pijn en stress ervaren’.75 In deze bewoordingen lees ik een mogelijkheid om ritueel slachten te verbieden indien dit meer onnodig leed veroorzaakt bij het dier. Vanuit de vooronderstelling dat dieren meer leed ondervinden ten tijde van het ritueel slachten zal dit dus betekenen dat het ritueel slachten verboden moet worden. Echter laat de minister een kans om het probleem van ritueel slachten aan te pakken onbenut en/of wil het maatschappelijk debat niet aan vanwege de gevoeligheid van dit onderwerp in de maatschappij.

Uit vorenstaande concludeer ik dat ondanks dat er juridisch ruimte was gecreëerd om aan dieren meer rechten toe te kennen er helaas tot op heden geen significante stappen zijn gezet om deze rechten vorm te geven. Het blijkt een gevoelig onderwerp voor de overheid te zijn, des te meer is dit voor een algeheel verbod op het ritueel slachten. Intussen zijn partijen tot een compromis gekomen in de vorm van een convenant ritueel slachten, waarbij de mogelijkheid tot ritueel slachten blijft bestaan.76 Hiermee wordt wel een verbetering van het dierenwelzijn bij het ritueel slachten beoogd door concrete afspraken die het welzijn van de dieren beogen te verbeteren ten tijde van de rituele slacht.77

5 Conclusie In het begin van deze scriptie was ik begonnen met de vraagstelling ‘Rechtvaardigt het recht van godsdienstvrijheid het leed dat bij een dier wordt veroorzaakt ten tijde van de rituele slacht in Nederland?’ Het is echter lastig om tot een concreet antwoord te komen op deze vraagstelling. Er zitten namelijk nog teveel haken en ogen aan een algeheel verbod op het ritueel slachten. Dit omdat grote groepen minderheden zich mogelijk geraakt zullen voelen in hun vrijheid een geloof te belijden. Ik snap dan ook – enigszins – waarom het beleid nog niet drastisch aangepast is sinds de Nota Rijksoverheid en dierenbescherming verscheen in de jaren tachtig. Dit neemt niet weg dat ik het ondanks deze haken en ogen toch mogelijk acht dat er een algeheel verbod komt op het ritueel slachten. Zoals ik al had aangegeven en bezien vanuit het perspectief van de godsdienstvrijheid, kunnen deze religieuze groeperingen het vlees laten importeren uit het buitenland. De meesten zullen het naar mijn mening niet eens merken dat het vlees geïmporteerd is. Dit natuurlijk zolang het maar voldoet aan de eisen van hun geloof.

75 Kamerstukken II 2011/12, 28 286 nr. 548, bijlage ‘Nota Dierenwelzijn en Diergezondheid, Een maatschappelijk geaccepteerde omgang met dieren’. P. 17. 76 Stcrt, nr.13162, 2 juli 2012, ‘Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten’. 77 Stcrt, nr.13162, 2 juli 2012, ‘Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten’.

Page 18: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

17

Tevens acht ik ook vanuit het dieren perspectief dat er veel mogelijk zal worden gezien de merkbare verschuivingen op dit vlak. De dierenrechtenbeweging en het belang van dierenrechten krijgt steeds meer aanhangers en maatschappelijk draagvlak. Het tijdperk van de afschuwelijke reclames over dierenmishandeling en welzijn is aangebroken. 78 Leuven concludeert in zijn stuk dat de dierenrechten beweging een koers heeft gezet waarbij het ‘gebruik absoluut verkeerd is, tenzij het diervriendelijk gebeurt’.79 Alle vorengenoemde trends dragen bij aan de veranderingen op het vlak van hoe wij als mens omgaan met dieren. Het zal dan ook niet lang duren voordat dieren meer rechten krijgen ter bescherming van hun welzijn. Dit betekent echter niet dat het dierenwelzijn gebaat is bij een algeheel verbod, omdat een verbod niet noodzakelijk is om toch een verbetering in het dierenwelzijn te bewerkstelligen. Zoals ik in het vorige hoofdstuk heb aangekaart is er intussen een convenant ritueel slachten in het leven geroepen. Hiermede is er wel een verbetering voor het welzijn van de dieren bewerkstelligd terwijl het recht van godsdienstvrijheid in absolute zin niet wordt beperkt. Dit systeem heeft op het ogenblik van schrijven mijn voorkeur omdat een algeheel verbod – waarbij de import van ritueel geslacht vlees mogelijk moet blijven80 – namelijk geen garanties geeft over de wijze waarop dieren elders worden geslacht. Evenmin of ze in hun welzijn zijn aangetast. Het is niet uitgesloten dat de omstandigheden waaronder dieren elders ritueel worden geslacht, nadeliger zijn dan in Nederland. Door het ritueel slachten ‘dichtbij huis’ te houden zorgt men wel voor ‘overview’ en handhavingsmogelijkheden. Waardoor er ondanks mogelijk leed ten tijde van het ritueel slachten, de dieren beter beschermd worden aangaande extra onnodig leed. Indachtig de vorengenoemde argumenten lijkt het mij dan ook dat het recht van godsdienstvrijheid niet een rechtvaardiging kan zijn voor het leed dat een dier ondervindt ten tijde van het ritueel slachten, maar dat een algeheel verbod – alhoewel in principe het dierenwelzijn hiermede is gebaat – door niet ondenkbare ongunstigere omstandigheden in andere landen waar het ritueel geslacht vlees vandaan gehaald moet worden, de dieren uiteindelijk meer leed ondervinden. Tot slot nog een opmerking: als de Israëlitische en de Islamitische religies vanuit hun ‘roots’81 veel waarde hechten aan dierwelzijn, waarom evolueren deze dan

78 Bijvoorbeeld Stichting Wakker Dier met zijn reclame aangaande de ‘plofkip’. 79 Leuven 2010, p. 17. 80 Het EHRM heeft geoordeeld dat het verbieden van de import van ritueel geslacht vlees wel een beperking van de godsdienstvrijheid is die in strijd is met art. 9 EVRM. EHRM 27 Juni 2000, 27417/95, LJN AN6626, m.nt. B.P. Vermeulen, par. 80-81 (Cha'are Shalom Ve Tsedek v. France). Ook Bleker achtte een dergelijk verbod in strijd met Europese regels in Kamerstukken II, 2010/11, 31 571, nr. 73, item 2. 81 Zie hierover: Kijlstra & Lambooij 2008, ‘Factsheet Joods-religieus slachten’, Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK), <http://www.nik.nl/wp-content/uploads/2011/03/Factsheet-Joods-religieus-slachten-maart-20113.pdf> en ‘Bescherming van dierenwelzijn vergt geen inbreuk op de vrijheid van godsdienst!’, Position Paper Contactorgaan Moslims en Overheid, <http://www.cmoweb.nl/ UserFilesUpload/org_190/positi- onpaper.pdf>.

Page 19: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

18

niet met de nieuwe wetenschappelijke inzichten om zodoende het dierenleed tot een minimum te beperken.82

82 Waarom blijven religies hangen in de oude – destijds zeer goede – waarden en tradities? De religieuze organisaties menen dat er onvoldoende wetenschappelijke grondslag is op een verbod op het ritueel slachten en daarom het ritueel slachten nog niet verboden kan worden. Ik zou zeggen: bij gerede twijfel – over het extra leed bij dieren – niet ‘oversteken’ en dus niet ritueel slachten. Deze religieuze organisaties hanteren de tegenovergestelde visie dat er bij twijfel wel ‘overgestoken’ kan worden.

Page 20: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

19

6 Literatuur- en jurisprudentielijst Parlementaire stukken

• Kamerstukken II 1976/77, 13 872, nr. 7.

• Kamerstukken II 1980/81, 16 966, nr. 2.

• Kamerstukken II 1981/82, 16 966, nr. 4.

• Kamerstukken II 2003/04, 29 614, nr. 2.

• Kamerstukken II 2006/07, 30 900, nr. 2.

• Kamerstukken II 2006/07, 30 900, nr. 3.

• Kamerstukken II 2006/07, 30 900, nr. 4.

• Kamerstukken II 2007/08, 31 571, nr. 3.

• Kamerstukken II 2007/08, 31 389, nr. 5.

• Kamerstukken II 2009/10, 31 571, nr. 4 herdruk.

• Kamerstukken II 2010/11, 31 571, nr. 73, item 2.

• Kamerstukken II 2011/12, 28 286, nr. 548, bijlage ‘Nota Dierenwelzijn en Diergezondheid, Een

maatschappelijk geaccepteerde omgang met dieren’.

• Kamerstukken I 2011/12, 31 571, nr. 2.

• Kamerstukken I 2011/12, 31 571, nr. 7.

• Kamerstukken I 2011/12, 31 571, nr. 9.

• Staatscourant, nr.13 162, 2 juli 2012, ‘Convenant onbedwelmd slachten volgens religieuze riten’.

Jurisprudentie

Europees Hof voor de Rechten van de Mens

• EHRM 7 december 1976, Series A Vol. 24-A (Handyside/Verenigd Koninkrijk).

• EHRM 16 mei 1977, appl. no. 7050/75 (Arrowsmith/Verenigd Koninkrijk).

• EHRM 26 april 1979, NJ 1980, 146 (Sunday Times/ Verenigd Koninkrijk).

• EHRM 25 mei 1993, appl. no. 14307/88 (Kokkinakis/Griekenland).

• EHRM 26 september 1996, appl. no. 18748/91 (Manoussakis e.a./Griekenland).

• EHRM 1 juli 1997, appl. no. 20704/92 (Kalac/Turkije).

• EHRM 27 juni 2000, appl. no. 27417/95, LJN AN6626, m.nt. B.P. Vermeulen (Cha'are Shalom Ve Tsedek

v. France).

• EHRM 11 januari 2005, appl. no. 35753/03, EHRC 2005/41, m.nt. Verhey (Phull/Frankrijk).

• EHRM 10 november 2005, appl. no. 44774/98 (Sahin/Turkije).

• EHRM 13 april 2006, appl. no. 55170/00 (Kosteski v. the former Yugoslav Republic of Macedonia).

• EHRM 1 oktober 2009, appl. no. 76836/01 en 32782/03 (Kimlya en anderen/Rusland).

Nederlandse rechtspraak

• HR 28 november 1950, NJ 1951, 137 (APV Tilburg).

• HR 17 maart 1053, NJ 1953, 389 (APV Nuth).

Page 21: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

20

• HR 4 november 1969, NJ 1970, 127 m.nt. W.F. Prins (Ritueel slachten geit).

• Rb. Amsterdam 21 mei 2001, LJN AB1739 (Santo Daime kerk).

• Rb. Arnhem, NJ 2011/427, LJN BR0659 (kortgeding inzake onrechtmatige daad, Grondrecht van vrijheid

van wetenschap en van meningsuiting versus grondrecht van vrijheid van godsdienst).

Boeken

• Bentham 1823

Bentham, J., An introduction to the principles of Morals and legislation, 1823, Oxford: Clarendon Press.

• Cliteur 2001

Cliteur, P, Darwin, dier en recht, 2001, Amsterdam: Boom.

• Van der Pot 2006

Van der Pot, Handboek van het Nederlandse Staatsrecht, Deventer: Kluwer 2006.

• Pitlo/Reehuis e.a. 2006

W.H.M. Reehuis e.a., Goederenrecht (Het Nederlands burgerlijk recht: Pitlo deel 3), Deventer: Kluwer

2006.

Artikelen

• A.Kijlstra en Lambooi 2008

A. Kijlstra en B. Lambooij, rapport 161, ‘Ritueel slachten en het welzijn van dieren’, september 2008.

• Karim Theissen & Ten Napel 2012

Florian H. Karim Theissen & Hans-Martien ten Napel, ‘oprecht geloven in vrijheid

bloemlezing van een grondrecht onder vuur’, Ars Aequi maart 2012, p. 182-187.

• Berkhout 2011

K. Berkhout, ‘Hoe zou ik geslacht willen worden als ik een koe was’, NRC Handelsblad, 19 november

2011, p. 8-9, rubriek wetenschap.

• Boon 2007

Mr. Dirk Boon, ‘Dieren pimpen’, Ars Aequi 2007, p. 327-329.

• Bordes 2010

Eugénie de Bordes, ‘Intrinsieke waarde voor dieren: een discutabel concept’, NJB 2010, 273, afl. 6 (12

februari), p. 348-352.

• Bos 2007

Jurian Bos(UU), ‘Geeft Nederland juiste toepassing aan de beste beschermings- clausule bij het

waarborgen van de vrijheid van godsdienst?’, Ars Aequi 2007, p. 727-736.

• Cramer 2010

Ernst Cramer, ‘Dieren zijn geen zaken, maar ook geen mensen’, NJB 2010, 274, afl. 6 (12 februari), p.

353-354.

• Dialrel 2010

Dialrel, Report on good and adverse practices - Animal welfare concerns in relation to

slaughter practices from the viewpoint of veterinary sciences. Schwarzenbeck: Dialrel 2010.

Page 22: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

21

• Dorst 1976

A.J.A. Dorst e.a. (red), Staatscommissie voor de Zamenstelling van een Wetboek van Strafregt,

‘1870/1876’, Notulen, bijlagen en register, Vakgroep Strafrecht en Criminologie sectie Strafrecht,

Katholieke Hogeschool Tilburg 1976.

• Freriks 2005

A.A. Freriks, ‘Bescherming van dierenwelzijn in opmars?’, Ars Aequi 2005, p. 446-450.

• KNMvD 2010

KNMvD, ‘Standpunt KNMvD over het onbewelmd slachten van dieren’, 4 augustus 2010.

<http://www.knmvd.nl/cms/showpage.aspx?id=1787>

• Leuven 2010

J. Leuven, ‘Afschaffen [of|en] hervormen’, Sociologische empirie, Universiteit van Amsterdam, 30

november 2010.

• Nieuwenhuis 2012

A.J.Nieuwenhuis, ‘De kernrechtbenadering bij de grondrechten’, TvCR april 2012, p.138-159

• Pedersen 2009

Nicholas K. Pedersen, ‘European Animal Welfare Laws 2003 to Present: Explaining the downturn’, The

Animal Legal and Historical Center, 2009.

< http://www.animallaw.info/articles/ddeuanimalwelfare2009.htm>

• Pinedo 2012

Danielle Pinedo, ‘Meerderheid senaat blijft tegen verbod op onverdoofd ritueel slachten’, NRC 12 juni

2012.

< http://www.nrc.nl/nieuws/2012/06/12/meerderheid-senaat-blijft-tegen-verbod-op-onverdoofd-slachten/>

• Sillen 2012

J.J.J.Sillen, ‘Over Rituele slacht en rechtsvinding’, TvCR juli 2012, p. 281-286.

• Ten Napel 2012

H.-M.TH.D.Ten Napel, ‘Kritiek Sillen op rechtsvinding rond ritueel slachten raakt niet de kern’, TvCR juli

2012, blz. 287-290.

• TNO 2011

TNO, Kritische beoordeling van drie rapporten aangaande welzijnsaspecten bij ritueel geslachte dieren

2011. Zeist: Onderzoeksinstituut TNO 2011.

• Veraart 2011

W. Veraart, ‘Een regen van verboden lost niets op’, NRC Handelsblad, 09 april 2011, p. 43.

Overige bronnen

• ‘Bescherming van die- renwelzijn vergt geen inbreuk op de vrijheid van godsdienst!’, Position Paper

Contactorgaan Moslims en Overheid.

<http://www.cmoweb.nl/ UserFilesUpload/org_190/positi- onpaper.pdf>

Page 23: Ritueel slachten en de vrijheid van Godsdienst.

22

• ‘Factsheet Joods-religieus slachten’, Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap (NIK):

<http://www.nik.nl/wp-content/uploads/2011/03/Factsheet-Joods-religieus-slachten-maart-20113.pdf>

• ‘Poolse rechters verbieden rituele slacht’, Volkskrant 28 november 2012:

<http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2668/Buitenland/article/detail/3355124/2012/11/28/Poolse-rechters-

verbieden-rituele-slacht.dhtml>