RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene...

278
Informatie horende bij de “Richtlijnenboeken voor het opstellen en beoordelen van milieu- effectenrapportages” van 1997. Het volgende document is een gedigitaliseerde versie van de richtlijnenboeken die in 1997 gepubliceerd zijn. Deze dateren dus van vóór het mer/vr-decreet van 18/12/2002 (BS 13/02/2003) die de uitwerking van een Richtlijnenboek milieueffectrapportage voorop stelt. Vernieuwde en nieuwe delen van het richtlijnenboek zijn dus in de komende jaren te verwachten. U verneemt er later meer over via de website van de Cel Mer op http://www.mervlaanderen.be Vanwege een wijziging in de informaticasystemen zijn een aantal figuren van de richtlijnenboeken niet meer beschikbaar en is een deel van de opmaak verloren gegaan waardoor ook de paginanummering verkeerd kan zijn. Deze gedigitaliseerde bestanden worden dan ook slechts ter informatie ter beschikking gesteld. Indien u een correct genummerd en van alle illustraties voorzien, papieren exemplaar wenst van een bepaald richtlijnenboek dan kan u dit, tegen kostprijs, aanvragen bij de Cel Mer via [email protected] of via het secretariaat op 02 553 80 79. RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN VAN MILIEUEFFECTRAPPORTEN DEEL 2 ALGEMENE METHODOLOGISCHE ASPECTEN

Transcript of RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene...

Page 1: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

Informatie horende bij de “Richtlijnenboeken voor het opstellen en beoordelen van milieu-effectenrapportages” van 1997.

Het volgende document is een gedigitaliseerde versie van de richtlijnenboeken die in 1997gepubliceerd zijn. Deze dateren dus van vóór het mer/vr-decreet van 18/12/2002 (BS 13/02/2003)die de uitwerking van een Richtlijnenboek milieueffectrapportage voorop stelt. Vernieuwde ennieuwe delen van het richtlijnenboek zijn dus in de komende jaren te verwachten. U verneemt erlater meer over via de website van de Cel Mer op http://www.mervlaanderen.be

Vanwege een wijziging in de informaticasystemen zijn een aantal figuren van de richtlijnenboekenniet meer beschikbaar en is een deel van de opmaak verloren gegaan waardoor ook depaginanummering verkeerd kan zijn. Deze gedigitaliseerde bestanden worden dan ook slechts terinformatie ter beschikking gesteld.

Indien u een correct genummerd en van alle illustraties voorzien, papieren exemplaar wenst van eenbepaald richtlijnenboek dan kan u dit, tegen kostprijs, aanvragen bij de Cel Mer [email protected] of via het secretariaat op 02 553 80 79.

RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN ENBEOORDELEN VAN MILIEUEFFECTRAPPORTEN

DEEL 2ALGEMENE METHODOLOGISCHE ASPECTEN

Page 2: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten i

OMTRENT HET RICHTLIJNENBOEK MER

initiatief

Op initiatief van de "cel m.e.r." van de Afdeling Algemeen Milieu- enNatuurbeleid van de Administratie Milieu-, Natuur- en Land- enWaterbeheer (Departement Leefmilieu en Infrastructuur) is eenRichtlijnenboek opgesteld voor het opstellen en beoordelen vanmilieueffectrapporten. Voor het tot stand komen van hetRichtlijnenboek werden drie onderzoeksopdrachten uitgevoerd opinitiatief van de cel m.e.r. :

fase 1 'verkennende studie in verband met een richtlijnenboek voorhet opstellen en beoordelen van milieueffectrapporten, met denadruk op de milieuonderdelen fauna en flora'

fase 2 'studie betreffende het samenstellen van een richtlijnenboekvoor het opstellen en beoordelen van milieueffectrapporten'

fase 3 'studie betreffende de toetsing van de specifiekerichtlijnen voor het opstellen van milieueffectrapporten voorm.e.r.-plichtige inrichtingen of projecten aan de hand vancase studies, waarna de basisrichtlijnen kunnen verfijnd en/ofbijgestuurd worden'

doelstelling

De doelstelling van het Richtlijnenboek is de kwaliteit van hetmilieueffectrapport (MER) te verbeteren en de vereiste diepgang vaneen MER af te bakenen. In het richtlijnenboek wordt alle kennis,zowel procedureel als methodologisch, gebundeld op het gebied vanmilieueffectrapportage (m.e.r.); het geeft praktische en concreterichtlijnen en aanbevelingen per activiteitengroep - zowelinterdisciplinair als disciplinair - voor het opstellen van eenkwalitatief goed milieueffectrapport.

doelgroep

Het Richtlijnenboek beoogt bruikbaar te zijn voor : deinitiatiefnemer van een m.e.r.-plichtige activiteit, de MER-makers,de administratie, de vergunningsverlenende en controlerende overheiden de bevolking.

Page 3: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspectenii

opstellers

Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire groepvan promotoren van verschillende Vlaamse Universiteiten, ondersupervisie van een promotor-coördinator. De disciplines 'lucht','geluid en trillingen', 'licht, warmte en straling', 'water','bodem', 'mens-gezondheid', 'mens-ruimtelijke aspecten', 'fauna enflora' en 'monumenten en landschappen en materiële goederen' komenaan bod. De opstellers werden begeleid en bijgestuurd door eenstuurgroep, samengesteld uit leden van de verschillende betrokkenadministraties, aangevuld met het LISEC, het VITO en drie MER-deskundigen (generalisten).

structuur

Het Richtlijnenboek bestaat vooralsnog uit volgende 11 delen :

deel 1 procedurele aspectendeel 2 algemene methodologische aspectendeel 3 methodologie per discipline : mens : gezondheidszorgdeel 4 methodologie per discipline : mens : ruimtelijke aspectendeel 5 methodologie per discipline : fauna en floradeel 6 methodologie per discipline : bodemdeel 7 methodologie per discipline : waterdeel 8 methodologie per discipline : luchtdeel 9 methodologie per discipline : licht, warmte en stralingendeel 10methodologie per discipline : geluid en trillingendeel 11methodologie per discipline : monumenten, landschappen en

materiëlegoederen in het algemeen

toekomst

Het Richtlijnenboek zal aangevuld worden met verschillende delen diede specifieke methodologie per activiteitengroep beschrijven. Deinformatie in deze 11 delen is zeer technisch en werd diepgaand envolledig behandeld. Voor de bevolking en de initiatiefnemers vanm.e.r.-plichtige activiteiten is een deel van de informatie minderessentieel, zodat ten behoeve van beide doelgroepen een samenvattingzal worden opgesteld.

Page 4: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten iii

Lijst van promotoren en medewerkers

discipline 'mens-ruimtelijke aspecten'

Prof. Dr. L. ALBRECHTSmedewerkers : Piet VAN WUNNIK, Ezra DESSERS

Instituut voor Stedebouw en Ruimtelijke OrdeningKatholieke Universiteit LeuvenCelestijnenlaan 1313001 HEVERLEE

discipline 'licht, warmte en straling'

Prof. Dr. J. BERGHMANS

Departement Werktuigkunde - afdeling Toegepaste Mechanica enEnergiekonversieKatholieke Universiteit LeuvenCelestijnenlaan 300 A3001 LEUVEN

discipline 'monumenten, landschappen en materiële goederen'

Prof. Dr. L. DAELS en Prof. Dr. M. ANTROPmedewerker : Sylvie VAN DAMME

Labo voor Regionale Geografie en LandschapskundeUniversiteit GentKrijgslaan 281, S89000 GENT

discipline 'lucht'

Prof. Dr. R. DAMSmedewerker : Peter ROOS

Labo voor Analytische ScheikundeUniversiteit GentProeftuinlaan 869000 GENT

Page 5: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecteniv

discipline 'water'

Prof. Dr. W. DE BREUCKmedewerker : Michel MAHAUDEN

Laboratorium voor Toegepaste Geologie en HydrogeologieUniversiteit GentGeologisch InstituutKrijgslaan 281, S89000 GENT

discipline 'bodem'

Prof. Dr. H. GULINCKmedewerker : Marleen VAN DER VELDEN

Instituut voor Land en WaterbeheerKatholieke Universiteit LeuvenVital Decosterstraat 1023000 LEUVEN

discipline 'mens-gezondheid'

Prof. Dr. L. HENSmedewerker : Peter JANSSENS

Vrije Universiteit BrusselFaculteit Geneeskunde en Farmacie, Eenheid Menselijke EcologieLaarbeeklaan 1031090 BRUSSEL

discipline 'geluid en trillingen'

Prof. Dr. J. THOENmedewerkers : W. BRUYNINCKX, R. HOFMAN

Labo Akoestiek en Thermische FysicaKatholieke Universiteit LeuvenCelestijnenlaan 200 D3030 HEVERLEE

Page 6: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten v

discipline 'fauna en flora'

Prof. Dr. R.F. VERHEYENmedewerker : Dick VAN STRAATEN

Departement BiologieUniversitaire Instelling AntwerpenUniversiteitsplein 12610 WILRIJK

coördinatie

Prof. Dr. R.F. VERHEYENmedewerkers : Katia NAGELS, Dick VAN STRAATEN

Departement BiologieUniversitaire Instelling AntwerpenUniversiteitsplein 12610 WILRIJK

Page 7: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspectenvi

Samenstelling stuurgroep

- Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer (AMINAL) :Afdeling Algemeen Milieu en Natuurbeleid - cel m.e.r.

- AMINAL : Afdeling Milieuvergunningen- AMINAL : Afdeling Natuur- AMINAL : Afdeling Land- Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting & Monumenten &Landschappen (AROHM): Afdeling Stedebouwkundige Vergunningen

- AROHM : Afdeling Monumenten en Landschappen- Administratie Gezondheidszorg : Afdeling Preventie en SocialeGezondheidszorg

- Administratie Economie : Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie- Instituut voor Natuurbehoud- Instituut voor Bos- en Wildbeheer- het Vlaams Instituut voor Technologisch Onderzoek (VITO)- het Studiecentrum voor Ecologie en Bosbouw v.z.w. (LISEC)- de Mobiliteitscel- drie MER-deskundigen, generalisten :

* de heer F. Vansina* de heer J. Vangenechten* de heer J. Van den Broeck

Page 8: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten vii

LEESWIJZER

Dit deel van het Richtlijnenboek behandelt de algemene methodologischeaspecten van milieueffectrapportage en omvat elf hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Afbakening van de inhoud van de reikwijdte van dedisciplines

geeft de inhoud en reikwijdte van de verschillende milieudisciplinesweer; respectievelijk komen de disciplines 'mens', 'fauna en flora','bodem', 'water', 'lucht', 'licht, warmte en straling', 'geluid entrillingen', 'klimaat' en 'monumenten, landschappen en materiëlegoederen' aan bod.

Hoofdstuk 2 Definities van termen die gebruikt worden in m.e.r.

verduidelijkt de inhoud van specifieke termen, die inmilieueffectrapportage gehanteerd worden. De termen zoalsreikwijdte, invloedssfeer, referentiesituatie, geplande situatie,ontwikkelingsscenario's, ingreep-effectschema's worden omschreven.

Hoofdstuk 3 Algemene methodologische aspecten van m.e.r.

geeft een algemene toelichting van de verschillende stappen in hetm.e.r.-proces. De verschillende stappen in het m.e.r.-proces inVlaanderen, bestaan uit een voorfase, meer bepaald de fase voor hetm.e.r.-proces, uit een vooroverlegfase, waarin de startnota wordtopgesteld en uit een uitvoeringsfase, meer bepaald de fase waarin hetMER tot stand komt.

Hoofdstuk 4 Publieke inspraak in het m.e.r.-proces

bespreekt de informele publieke inspraak in de vooroverlegfase vanhet m.e.r.-proces. Verschillende technieken voor het bereiken van hetpubliek, zoals het opstellen van vragenlijsten, het afnemen vaninterviews, het houden van bijeenkomsten, het organiseren van "open-huis vergaderingen" en workshops worden toegelicht.

Hoofdstuk 5 Het opstellen van een startnota

bespreekt de methodologie voor het opstellen van een startnota. Deinhoudstafel van een startnota wordt toegelicht en concrete

Page 9: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspectenviii

richtlijnen worden gegeven om een duidelijk en leesbaar document teschrijven.

Page 10: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

ix

Hoofdstuk 6 Het opstellen van een MER

verduidelijkt de methodologie voor het opstellen van een MER. Deinhoudstafel van een MER wordt toegelicht en concrete richtlijnenworden gegeven om een duidelijk en leesbaar document te schrijven.

Hoofdstuk 7 Kostenbepalende elementen van m.e.r.

bespreekt de elementen, die de kostprijs van m.e.r.bepalen. Dekostenbepalende elementen zijn opgesplitst naar organisatorische,inhoudelijke en tijdsaspecten. Tot slot wordt getracht inzicht tegeven in de factoren die de kosten voor m.e.r. ten laste van eeninitiatiefnemer bepalen.

Hoofdstuk 8 Kwaliteitscontrole

geeft een overzicht van de eisen die aan een MER gesteld worden doorde verschillende doelgroepen.

Hoofdstuk 9 Een milieueffectnota

beschrijft de inhoud, doelstelling en toepassing van eenmilieueffectnota.

Hoofdstuk 10 Voorstudie en haalbaarheidsMER

beschrijft de inhoud, doelstelling en toepassing van een voorstudieen haalbaarheidsMER.

Hoofdstuk 11 Methodologie van een postevaluatiestudie

geeft een kort overzicht van de inhoud van een postevaluatiestudie enbeschrijft de methodologie voor het opstellen ervan.

Page 11: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspectenx

INHOUD

OMTRENT HET RICHTLIJNENBOEK........................................ i

SAMENSTELLING STUURGROEP.......................................... vi

LEESWIJZER....................................................... vii

1 AFBAKENING VAN DE INHOUD VAN DE REIKWIJDTE VAN DE DISCIPLINES .... 1

1.1 ........................................................ Inleiding 11.2 ............................................... Discipline klimaat 51.2.1.................................................. Omschrijving 51.2.2.................................................... Reikwijdte 5

1.3 ............................. Discipline licht, warmte en straling 61.3.1.................................................. Omschrijving 61.3.2.................................................... Reikwijdte 6

1.4 ................................................. Discipline lucht 71.4.1.................................................. Omschrijving 71.4.2.................................................... Reikwijdte 7

1.5 .................................. Discipline geluid en trillingen 81.5.1.................................................. Omschrijving 81.5.2.................................................... Reikwijdte 8

1.6 ................................................. Discipline bodem 91.6.1.................................................. Omschrijving 91.6.2.................................................... Reikwijdte 9

1.7 ................................................. Discipline water 111.7.1.................................................. Omschrijving 111.7.2.................................................... Reikwijdte 11

1.8 ........................................ Discipline fauna en flora 121.8.1.................................................. Omschrijving 121.8.2.................................................... Reikwijdte 12

1.9Discipline monumenten, landschappen en materiële goederen in het algemeen1.9.1.................................................. Omschrijving 141.9.2.................................................... Reikwijdte 16

1.10 Discipline mens............................................. 171.10.1................................................. Omschrijving 171.10.2................................................... Reikwijdte 181.10.2.1 ............................ De discipline mens-gezondheid 181.10.2.2 .................. De discipline mens-ruimtelijke aspecten 19

Page 12: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

xi

2 DEFINITIES VAN TERMEN DIE GEBRUIKT WORDEN IN M.E.R. ............ 21

2.1 ....................................................... Reikwijdte 212.2 .................................................... Invloedssfeer 212.3 .................................................... Werkingssfeer 212.4 ...................................................... Alternatief 222.5 ............................................... Referentiesituatie 242.6 ................................................ Geplande situatie 292.7 ........................................... Milderende maatregelen 292.8 .................. De geplande situatie met milderende maatregelen 302.9 .......................................... Ontwikkelingsscenario's 312.10 Ingreep-effectschema's...................................... 332.11 Karakterisering van de activiteit........................... 352.12 Karakterisering van effecten................................ 372.12.1............................................... Indelingswijze 372.12.2............................ Basiskenmerken van milieueffecten 382.12.3.................. Methodologische indeling van milieueffecten 402.12.4Gecombineerde indeling volgens de herkomst en de duur (of de reikwijdte)2.12.5Indeling volgens de aard van de milieueffecten en de sfeer waarin ze zic

3 ALGEMENE METHODOLOGISCHE ASPECTEN VAN M.E.R. .................... 45

3.1 ........................................................ Inleiding 453.2 ...................................................... De voorfase 473.2.1..................................................... Inleiding 473.2.2................................. Het uitvoeren van voorstudies 483.2.3.............. Het opstellen en beoordelen van een offertevraag 493.2.4........................... Grensoverschrijdende milieueffecten 503.2.5.................... Het opstellen van een kennisgevingsdossier 53

3.3 ............................................... De vooroverlegfase 533.3.1..................................................... Inleiding 533.3.2..................................... De voorgenomen activiteit 553.3.3 De toetsing aan de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden 583.3.4................................. De selectie van alternatieven 623.3.5...................... Het bepalen van de specifieke reikwijdte 673.3.6...................... Het opstellen van ingreep-effectschema's 683.3.6.1De verschillende stappen bij het opstellen van een ingreep-effectschem3.3.6.2 ............................................. Controlelijst 713.3.6.3 .................................................... Matrix 723.3.6.4 ................................................... Netwerk 733.3.6.5 ..................................... Oorzaak-gevolgdiagram 73

3.3.7.......... De selectie van aandachtspunten en aandachtsgebieden 793.3.8............................ De afbakening van het studiegebied 823.3.9Het vastleggen van de referentiesituatie en de ontwikkelingsscenario's

Page 13: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspectenxii

3.3.10.. Identificatie van gegevensverzameling en gegevensoverdracht 883.3.11... De redactie van de startnota en de taak van de coördinator 93

3.4 ...................... Uitvoeringsfase : het opstellen van het MER 943.4.1..................................................... Inleiding 943.4.2Het afstemmen van het m.e.r.-proces op de milieueffectbeoordeling 943.4.3................................... Inzamelen van basisgegevens 953.4.4.................................... Het kenmerken van effecten 103.4.4.1 ........................... Het opstellen van effectgroepen 103.4.4.2 ................................ Het kenmerken van effecten 102

3.4.5............ Het bepalen van de effectuitdrukkingen en criteria 103.4.6.................... Het voorspellen en beoordelen van effecten 113.4.6.1 .............................. Het voorspellen van effecten 113.4.6.2 ............................... Het beoordelen van effecten 113.4.6.3 ................................... Het gebruik van schalen 1233.4.6.4 ..................................... Multicriteriamethoden 123.4.6.5 .... Het voorspellen en beoordelen van cumulatieve effecten 1323.4.6.6 ....................... Grensoverschrijdende milieueffecten 133

3.4.7.................... Het voorstellen van milderende maatregelen 133.4.8.................. Het voorstellen van postevaluatieprogramma's 1423.4.8.1 ............................................. Postevaluatie 1423.4.8.2 .................................. Metingen (E. Monitoring) 15

3.4.9......... De redactie van het MER en de taak van de coördinator 153.4.9.1 ...................................... Leemten in de kennis 1523.4.9.2 ................................ Integratie en eindsynthese 1553.4.9.3 ........................... De niet-technische samenvatting 15

4 PUBLIEKE INSPRAAK IN HET M.E.R.-PROCES ......................... 157

4.1 ........................................... M.e.r. en openbaarheid 154.2 ....................................... Doel van publieke inspraak 154.3 ....................... Kosten-baten analyse van publieke inspraak 154.3.1..................................................... Inleiding 154.3.2De invloed van publieke inspraak op de financiële aspecten van m.e.r.4.3.3De invloed van publieke inspraak op het tijdsbestek van een MER 164.3.4De invloed van publieke inspraak als indirecte stimulans van publieke opp4.3.5Conclusies met betrekking tot de kosten-baten analyse van publieke inspra

Page 14: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

xiii

4.4Overzicht van de niveaus van publieke inspraak en de mogelijke technieken in 4.4.1... Aanbevelingen voor het opstellen van een inspraak-programma 164.4.2.... Overzicht van een aantal technieken voor publieke inspraak 164.4.3De verschillende stappen bij het organiseren van publieke inspraak 16

4.5 .......................... Publieke inspraak in de vooroverlegfase 164.5.1..................................................... Inleiding 164.5.2................................................ Verantwoording 174.5.3....................................................... Concept 174.5.4........... Praktische opeenvolgende stappen in het vooroverleg 17

5 HET OPSTELLEN VAN EEN STARTNOTA ................................ 173

5.1 ........................................................ Inleiding 1735.2 ...................................... De inhoud van een startnota 1735.3 ........... Richtlijnen voor het opstellen van een goede startnota 175

6 HET OPSTELLEN VAN EEN MER ...................................... 177

6.1 ........................................................ Inleiding 176.2 ............................................ De inhoud van een MER 176.3 .................. Richtlijnen voor het opstellen van een goed MER 18

7 KOSTENBEPALENDE ELEMENTEN VAN M.E.R. ........................... 185

7.1 ........................................................ Inleiding 1857.2 ........................................ Organisatorische aspecten 187.3 .................................................... Tijdsaspecten 197.4 ............................................ Inhoudelijke aspecten 1927.5 ............................................ Kwalitatieve aspecten 1937.6 ................................... Kosten voor de initiatiefnemer 193

8 KWALITEITSCONTROLE ............................................. 194

8.1 ........................................................ Inleiding 198.2 ................................ Methoden voor kwaliteitsonderzoek 198.3Het opstellen van een controlelijst voor kwaliteitsonderzoek van een MER8.3.1..................................................... Inleiding 2038.3.2................... Kwaliteitscontrole naar presentatie en vorm 208.3.3................................ Kwaliteitscontrole naar inhoud 2058.3.4.......................... Kwaliteitscontrole naar methodologie 212

Page 15: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspectenxiv

9 EEN MILIEUEFFECTNOTA ........................................... 213

9.1 ........................................................ Inleiding 2139.2 ............... Een milieueffectnota voor hinderlijke inrichtingen 219.2.1.................................................. Omschrijving 219.2.2........................................................ Inhoud 21

9.3 ............. Een milieueffectnota voor waterhuishoudingsprojecten 219.3.1.................................................. Omschrijving 219.3.2........................................................ Inhoud 22

10 VOORSTUDIE EN HAALBAARHEIDSMER................................ 222

10.1 Inleiding.................................................. 22210.2 Het opstellen van een voorstudie of haalbaarheidsMER :

methodologische principes.................................. 223

11 METHODOLOGIE VAN EEN POSTEVALUATIESTUDIE...................... 225

11.1 Inleiding.................................................. 22511.2 Doel van de postevaluatiestudie............................ 22611.3 Bepalen van te evalueren onderwerpen....................... 22611.3.1............. Plaats waar de activiteit zal uitgevoerd worden. 2211.3.2....................................... Informatie uit het MER 2211.3.3.............. Bepalingen uit milieuvergunning, bouwvergunning 2211.3.4....................................... Externe ontwikkelingen 2211.3.5..................................................... Algemeen 22

11.4 Methode van evalueren...................................... 22811.4.1..................................................... Algemeen 2211.4.2.................................... Bepalen van de parameters 2211.4.3....................... Methodologische en logistieke aspecten 23211.4.4.......................................... Gegevensverzameling 23311.4.5.................................... Verwerken van de gegevens 2311.4.6.............................. Methodologische aandachtspunten 235

11.5 Nemen van maatregelen...................................... 23611.5.1............................ Postevaluatie met controlefunctie 2311.5.2................................ Postevaluatie met leerfunctie 23

BEGRIPPENLIJST................................................... 239

REFERENTIELIJST.................................................. 247

Page 16: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspectenxviii

LIJST VAN SCHEMA'S EN TABELLEN

Tabel 1.1 : Vergelijking van de milieuaspecten volgens de EG-richtlijn en de milieu-disciplines in de bepalingen vande Vlaamse regering van 23 maart 1989

Schema 1.2: Indeling van de disciplinesSchema 2.1: De mogelijke referentiesituatiesSchema 3.1: De verschillende stappen in het m.e.r.-procesTabel 3.2 : Overzicht van mogelijke juridische en beleidsmatige

randvoorwaarden en de relatie met milieueffectrapportageSchema 3.3: Het zoekproces naar alternatieven : een methodologieSchema 3.4: Voorbeeld van een controlelijst van een project (aanleg

van een afvalwatercollector) uit de activiteitengroep'hoofdtransportleidingen' opgesplitst in deelingrepen

Schema 3.5 : Voorbeeld van een matrix betreffende de bouw van eendoorstroombekken voor drinkwatervoorziening

Schema 3.6 : Voorbeeld van een netwerk betreffende de aanleg van eenautosnelweg

Schema 3.7 : Voorbeeld van een oorzaak-gevolgdiagram voor dediscipline 'mens-gezondheid' : emissie, transport-distributie, immissie en opname van stoffen die eengezondheidseffect kunnen uitoefenen

Tabel 3.8 : Gegevens te leveren voor de aanleg van een autosnelweg(activiteitengroep 'autosnelwegen')

Tabel 3.9 : Gegevens te leveren aan de discipline 'fauna en flora'voor de aanleg van een autosnelweg

Tabel 3.10 : Toetsing op haalbaarheid van de opgevraagde gegevensdoor de discipline 'monumenten en landschappen'

Schema 3.11 : Criteria voor het kenmerken van effectenTabel 3.12 : Overzicht van effectvoorspellingsmethodenTabel 3.13 : De weergave van een effect op de vogelstand op vier

manieren (uit : De Groot & De Haes, 1987).Tabel 3.14 : Soorten schalenTabel 3.15 : Mogelijke scores (positief)Tabel 3.16 : Mogelijke scores (positief en negatief)Tabel 3.17 : Overzicht van de milderende maatregelenTabel 3.18 : Werkmethoden om milderende maatregelen te identificerenTabel 3.19 : Soorten postevaluatiestudies (naar doel)Tabel 3.20 : Soorten postevaluatiestudies (naar typologie)Tabel 3.21 : Soorten postevaluatiestudies (naar functie)Tabel 5.1 : De inhoud van een startnotaTabel 6.1 : De inhoud van een MERTabel 7.1 : Overzicht van de tijdspanne van de verschillende stappen

in het m.e.r.-procesTabel 8.1 : De verschillende gebruikersgroepen van MER en hun

kwaliteitseisenTabel 8.2 : Overzicht van een aantal methoden voor

kwaliteitscontroleTabel 8.3 : Vergelijking van de beoordelingsonderwerpen voor twee

beoordelingslijsten en de wettelijke inhoudseisenTabel 9.1 : Beoordelingscriteria voor het opstellen van een

Page 17: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

xix

milieueffectnota

Page 18: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspectenxx

1 AFBAKENING VAN DE INHOUD VAN DE REIKWIJDTE VAN DE DISCIPLINES

1.1 Inleiding

Volgens punt 3 van bijlage III van de EG-richtlijn van 27 juni 1985 (85/337/EEG) betreffende demilieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten, dienen de volgende factoren vanhet milieu te worden onderzocht :

- mens, dier en plant;- bodem, water, lucht, klimaat en landschap;- de interactie tussen de in het eerste en tweede streepje genoemde factoren;- de materiële goederen en het culturele erfgoed.

Tabel 1.1 :Vergelijking van de milieuaspecten volgens de EG-richtlijn en de milieu-disciplines in debepalingen van de Vlaamse regering van 23 maart 1989

te onderzoeken milieuaspecten volgens deEG-richtlijn van 27 juni 1985

disciplines waarvoor een deskundige kanworden erkend in Vlaanderen

de bevolking mens

fauna en flora fauna en flora

bodem bodem

water water

lucht lucht

de klimatologische factoren klimaat

licht, warmte en stralingen

het landschap monumenten en landschappen en materiëlegoederen in het algemeen

de interrelatie tussen genoemde factoren

materiële goederen, met inbegrip van hetarchitectonisch en archeologisch erfgoed

monumenten en landschappen en materiëlegoederen in het algemeen

Page 19: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten2

geluid en trillingen

Page 20: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

3

In de bepalingen van de Vlaamse regering van 23 maart 1989 werden de volgende disciplines opgesomd,die al naargelang van de noodzaak hiertoe vertegenwoordigd kunnen zijn in een MER en waarvoordeskundigen worden erkend : mens, fauna en flora, bodem, water, lucht, licht, warmte en stralingen, geluiden trillingen, klimaat, monumenten en landschappen en materiële goederen in het algemeen.

In vergelijking met de EG-richtlijn (zie tabel 1.1) is er enerzijds een uitbreiding van de vooropgesteldedeeldomeinen, door het toevoegen van 'licht, warmte en stralingen' en van 'geluid en trillingen' in deVlaamse regelgeving. Anderzijds worden 'monumenten, landschappen en materiële goederen in hetalgemeen' samengebundeld tot één discipline.De interrelatie tussen de genoemde factoren wordt in de regionale regelgeving niet beschouwd als eenafzonderlijke discipline, maar is wel opgenomen in de beschrijving van de Inhoud van eenMilieueffectrapport in art 3.3� van het m.e.r.-besluit. Noch in de EG-richtlijn, noch in de regionale regelgeving wordt de inhoud van de deeldisciplinesnauwkeurig omschreven.

De disciplines kunnen opgesplitst worden in twee groepen. Enerzijds zijn er de disciplines van meertechnische aard, waarvan effecten vaak kwantificerend in normatieve termen kunnen uitgedrukt worden. Dit zijn de disciplines 'lucht', 'klimaat', 'licht, warmte en straling', 'geluid en trillingen', 'bodem' en 'water'. Anderzijds zijn er de disciplines van meer integrerende aard, waarvan de effecten ofwel kwantificerendofwel kwalificerend in normatieve termen kunnen uitgedrukt worden. Dit zijn de disciplines 'mens', 'faunaen flora' en 'monumenten, landschappen en materiële goederen in het algemeen'. De disciplines 'mens','ecologie (fauna en flora)' en 'landschap' vormen het integratiekader.

De eerste groep van disciplines kan in de effectenketen als tussenstap beschouwd worden (zie schema 1.2).Voor deze disciplines treden in hoofdzaak effecten van directe aard op, met name effecten die rechtstreekseen gevolg zijn van de ingreep. De technische disciplines zijn de tussenvariabelen. De tweede groep vandisciplines kunnen in de effectenketen als eindstap beschouwd worden. Voor deze disciplines tredenzowel directe als indirecte effecten op, met name effecten die een gevolg zijn van de tussenstap. Dedisciplines van het integratiekader zijn de eindvariabelen.De disciplines van de eerste groep zijn direct beoordeelbaar via richt- en grenswaarden. De disciplines vande tweede groep leveren beoordeelbare effectcriteria op voor 'mens', 'fauna en flora' en 'landschap' en zijnofwel direct beoordeelbaar via de eindvariabele ofwel beoordeelbaar via de tussenvariabele.Effecten die beoordeeld worden in de tussenstap door het toetsen aan richtwaarden en grenswaarden,dienen verder beoordeeld te worden via de eindvariabele.

In sommige gevallen zullen er situaties optreden, waarbij een tussenvariabele als eindvariabele zaloptreden, namelijk indien er géén indirecte effecten zijn op de integrerende disciplines (b.v. voor dediscipline 'bodem' en 'water').

Page 21: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

5

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld verduidelijkt de relatie tussen bronvariabele, tussenvariabele en deeindvariabelen.

� Een ingreep, b.v. de beweging van voertuigen, heeft rechtstreekse emissies (lucht, licht, geluiden trillingen) als gevolg. De emissies zijn een gevolg van het verbranden van fossielebrandstoffen, van het draaien van de motoren en van het gebruik van verlichting 's avonds en's nachts. Deze emissies kunnen beschouwd worden als de bronvariabelen. De bronvariabelenbeïnvloeden de immissie (tussenvariabele). De tussenvariabele beïnvloedt de eindvariabele;dit zijn b.v. de effecten op de mens (gezondheid) en de effecten op planten (beïnvloeding vanfotosynthese). Het effect op de tussenvariabele (een direct effect) wordt in eerste instantiebeoordeeld door toetsing aan richt- en grenswaarden. In tweede instantie wordt het effect vande tussenvariabele op de eindvariabelen bepaald en beoordeeld (het indirecte effect). Deeindvariabelen maken deel uit van het integratiekader.

Het is belangrijk een duidelijke omschrijving te geven van de inhoud van een discipline in functie vanmilieueffectrapportage en een afbakening te geven van de reikwijdte van elke discipline. Het is bijgevolgniet de bedoeling een wetenschappelijke definitie van elke milieudiscipline te geven.

In het kader van milieueffectrapportage wordt een verschil gemaakt tussen een 'discipline' in functie van dem.e.r. en een 'milieudiscipline' zoals afgebakend in functie van wetenschappelijk onderzoek en universitaironderwijs. De inhoud van de discipline 'bodem' b.v. is in zekere zin ruimer dan deze van de bodemkundein de strikte zin van het woord door ook, voor zover nodig de geologische opbouw van de aardkorst in dediscipline 'bodem' te betrekken. Anderzijds is de discipline 'bodem' veel beperkter qua studie-opties, doorzijn functioneel karakter t.o.v. de milieueffectrapportage. Ook voor de discipline 'geluid en trillingen' b.v.kan de bemerking gemaakt worden dat de geluidsleer en de trillingsleer veel breder zijn dan de aspectenervan die relevant zijn voor het MER.

De omschrijving van de disciplines is dus aangepast aan het doel van de milieueffectrapportage en is nietzozeer een theoretisch-wetenschappelijke aangelegenheid, dan wel een praktische aangelegenheid. Perdiscipline wordt een omschrijving gegeven van de inhoud en wordt de reikwijdte afgebakend, dit ommogelijke overlappingen tussen disciplines te vermijden en interacties vast te stellen. De reikwijdte vanelke discipline omvat alle mogelijke factoren, die tijdens een milieueffectrapportage kunnen onderzochtworden.

Het optreden van overlappingen tussen de disciplines wordt opgelost door het (arbitrair) toewijzen van hetgemeenschappelijke gedeelte aan de één of de andere discipline. Dit houdt echter niet in dat degemeenschappelijke resultaten slechts in één van de disciplines geëvalueerd worden. Het is van belang

Page 22: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten6

dat, door middel van het doorspelen van gegevens alle betrokken disciplines de resultaten van hetoverlappende gedeelte van het onderzoek volgens geëigende criteria en inzichten kunnen interpreteren,evalueren en beoordelen.Naast de overlappingen worden er ook interacties vastgesteld tussen de disciplines. In dit geval gaat hetom secundaire effecten op het vlak van de ene discipline ten gevolge van effecten op het vlak van eenandere discipline. Ook in dit geval is een doorstroming van gegevens van zeer groot belang.

1.2 Discipline klimaat

1.2.1 Omschrijving

'Klimaat' is de discipline die in het kader van de milieueffectrapportage de effecten bestudeert die zullenoptreden op het globale en het regionale klimaat en op het microklimaat in de omgeving van het geplandeproject.

1.2.2 Reikwijdte

De studie van de effecten op het globale klimaat spitst zich toe op de bijdrage van emissies tot hetbroeikaseffect en tot de afbraak van de ozonlaag.Daarnaast worden regionale klimaatsstudies uitgevoerd in functie van de gevolgen van grootschaligevegetatiewijzigingen (b.v. be- of ontbossing), de gevolgen van het veranderen in aantal en aard van delintvormige elementen van het landschap (b.v. bomenrijen) en de gevolgen van het ontstaan of verdwijnenvan grote wateroppervlakten.Ten derde zijn er de microklimaatswijzigingen die kunnen optreden ten gevolge van emissies van licht,warmte, stralingen en stofdeeltjes, ten gevolge van het ruimtebeslag van een infrastructuur of ten gevolgevan hydrologische ingrepen.

De belangrijkste overlappingen zijn deze met de disciplines 'licht, warmte en stralingen', 'lucht' en 'water'(i.v.m. de neerslag). De gegevensoverdracht van deze disciplines naar de discipline 'klimaat' toe dient danook goed gecoördineerd te verlopen.

Ten gevolge van interacties is tevens een vlotte doorstroming van gegevens nodig :

- van en naar de discipline 'fauna en flora' betreffende de regionale beïnvloeding van vegetaties op hetklimaat;

- vanuit de studie van de factor landschap betreffende de invloed van de topografie en de lintvormigeelementen op regionaal- en microklimaat;

- vanuit de discipline 'bodem' wat betreft de invloed van de chemische samenstelling van de bovenste

Page 23: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

7

bodemlagen op de warmte-uitwisselingscapaciteit en dus op micro-en regionaal klimaat;- i.v.m. de invloed van de waterhuishouding van een bodem op het microklimaat;- i.v.m. de discipline 'water', betreffende de invloed van grote wateroppervlakten op micro- en regionaal

klimaat;- naar de discipline 'mens' i.v.m. langetermijneffecten op de volksgezondheid;- eventueel naar de factoren 'monumenten en materiële goederen' toe (i.v.m. de invloed van het

microklimaat op het behoud van monumenten e.a. materiële goederen).

1.3 Discipline licht, warmte en straling

1.3.1 Omschrijving

'Licht, warmte en stralingen', is de discipline die zich in het kader van de milieueffectrapportage bezighoudt met :

- de studie van de milieueffecten ten gevolge van emissies van licht, warmte en stralingen;- de studie van het effect op de beschikbaarheid van licht en warmte voor fauna, flora en mens.

Opmerking :De opsplitsing in 'stralingen' en 'licht' is vanuit theoretisch-wetenschappelijk oogpunt onredelijk, daarstralingen ook alle vormen van licht inhouden. Anderzijds zijn niet alle stralingen voor de menswaarneembaar als licht en houden de effecten van stralingen meer in dan enkel het al dan niet ervaren vanlicht, o.a. ook het ervaren van warmte. Op het praktisch-wetenschappelijke vlak echter, liggen de benaderingswijzen voor verschillende vormenvan straling zover uit elkaar dat een splitsing zo niet onredelijk is.Ook in de context van m.e.r. is een opsplitsing in licht en andere stralingen niet onterecht : het effect vanlicht zal bij de mens hoofdzakelijk beperkt blijven tot de ogen en de huid. Radioactieve en anderehoogenergetische stralingen kunnen veel ingrijpender effecten hebben op het ganse menselijke lichaam.Met 'licht' wordt in het kader van de milieueffectrapportage bedoeld : die effecten van stralingen die alslicht waarneembaar zijn voor de mens. De studie van 'stralingen' houdt de studie in van alle andere effecten van stralingen dan licht en warmte.De studie van 'warmte' houdt de studie in van het warmte-effect van stralingen evenals van het warmte-effect, veroorzaakt door andere fenomenen.

1.3.2 Reikwijdte

De reikwijdte is van tweeërlei aard : enerzijds is er de studie van de effecten van geëmitteerde stralingen,licht en warmte, anderzijds is er de studie van de veranderingen in de beschikbare lichthoeveelheid voor

Page 24: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten8

plant en dier, zowel op het land als in het water, evenals van de beschikbare warmte. Ook voor de menskan de verandering van het beschikbare licht (ten gevolge van ruimtebeslag of lichtbronnen) belangrijkegevolgen hebben, vooral van psychologische en sociale aard.

De belangrijkste overlapping is uiteraard deze met de discipline 'klimaat' : ook in (micro-) klimaatsstudieszijn de factoren licht en warmte van belang. In theorie kunnen de factoren licht en warmte volledigopgenomen worden in de discipline 'klimaat'. Een gegevensoverdracht naar deze laatste discipline toe isdan ook belangrijk om dubbel werk te voorkomen.De gegevens van de factoren licht en warmte zijn van rechtstreeks belang voor de effecten op fauna enflora; deze van licht en stralingen voor de effecten op de mens.

Licht is eveneens relevant voor de discipline 'monumenten, landschappen en materiële goederen in hetalgemeen' in verband met herkenbaarheid, referentie, behoud van plaatsen voor sterrenobservatie, ... .

1.4 Discipline lucht

1.4.1 Omschrijving

De discipline 'lucht' is de discipline die in het kader van de milieueffectrapportage instaat voor de studievan de effecten die zullen ontstaan op de troposfeer, het onderste deel van de dampkring, aan de bovenzij-de begrensd door de stratosfeer.

1.4.2 Reikwijdte

De discipline 'lucht' bestudeert de effecten van emissies op de kwaliteit van de omgevingslucht, dekleinschalige en grootschalige transporten van polluenten in de lucht, de invloed van verontreiniging op dechemische samenstelling van de deposities (zowel van droge als natte deposities), de effecten van dezedeposities en de effecten van het transport van stof en zwevende deeltjes. Geurhinder en fotochemischeverontreining worden eveneens bestudeerd in de discipline.

De reikwijdte is dus drieledig :

- de emissies naar de atmosfeer toe;- de immisies door dispersie in de atmosfeer;- de depositie vanuit de atmosfeer.

Page 25: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

9

Vermits er een interactie is met verschillende andere disciplines is gegevensoverdracht nodig onder meernaar de disciplines 'water', 'bodem', 'fauna en flora', 'mens', 'landschap en monumenten' en in sommigegevallen 'klimaat', met betrekking tot het microklimaat.Deze interacties zijn een gevolg van de invloed op water, bodem, fauna en flora en van de dispersie van derookpluimen op het visueel-ruimtelijk aspect van het landschap.Er is een zekere overlapping tussen de discipline 'lucht' en 'klimaat'. Deze kan opgevangen wordenenerzijds door een snelle gegevensoverdracht naar de discipline 'klimaat', terwijl anderzijds bepaaldemeteorologische gegevens vereist zijn voor de berekening van de verspreiding door de discipline 'lucht'.

Wegens de invloed van luchtverontreiniging en droge neerslag of depositie op monumenten is er eengegevensoverdracht nodig vanuit de discipline 'lucht' naar de discipline 'monumenten, landschappen enmateriële goederen in het algemeen'.

Wegens de invloed van geurhinder en fotochemische verontreining op de mens is er gegevens overdrachtnaar de disciplines 'mens-gezondheid' en 'mens-ruimtelijke aspecten'.

1.5 Discipline geluid en trillingen

1.5.1 Omschrijving

'Geluid en trillingen' is de discipline die in het kader van de milieueffectrapportage instaat voor de studievan de directe milieueffecten die zullen optreden ten gevolge van de emissies van geluid en trillingen.

1.5.2 Reikwijdte

De studie van de discipline 'geluid', houdt de analyse in van het bestaande omgevingsgeluid waarvoorzowel het normale achtergrondgeluid als het specifieke geluid van relevante bronnen wordt bepaald,waarbij zowel naar geluidsniveau's als naar de spectrale inhoud van het geluid gekeken wordt. Het te ver-wachten specifieke geluid ten gevolge van het project wordt bepaald en vergeleken met het bestaandeomgevingsgeluid en getoetst aan de geldende normen en richtlijnen. In veel gevallen dient hierbij gebruikgemaakt te worden van geluidskartering om de akoestische informatie te bundelen en te visualiseren.Daarnaast is er de studie van de effecten van 'trillingen' die niet als zodanig als geluid hoorbaar zijn voorde mens en zich voortplanten in de bodem, het water of in de lucht.Hierbij dient opgemerkt dat bepaalde van deze trillingen binnen het gehoorbereik van diverse diersoortenkunnen liggen en ten opzichte van de fauna als 'geluid' dienen behandeld te worden.

Page 26: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten10

Er is enige interactie met de discipline 'bodem', daar er voor de studie van de voortplanting van trillingenkennis van de fysieke bodemkarakteristieken noodzakelijk is. Deze gegevens kunnen geleverd wordendoor de bodemdeskundige.

Voorts zijn de resultaten van de geluidskartering van belang voor de factoren 'mens' en 'fauna'. Deresultaten van het onderzoek naar de effecten veroorzaakt door trillingen zijn van belang voor de factoren'fauna', 'mens', 'monumenten en materiële goederen'.

Een interactie met de discipline 'monumenten, landschappen en materiële goederen in het algemeen' be-staat uit het feit dat veranderingen in het landschap effect kunnen ressorteren aangaande geluid : b.v. hetopruimen van schermen in het landschap die als geluidsbarrière fungeerden.

1.6 Discipline bodem

1.6.1 Omschrijving

De term "bodem" heeft verscheidene definities. In de strikte pedologische betekenis heeft bodem enerzijdsbetrekking op de bovengrond, de bovenste aardlaag (± 120 cm diep), waarin de plantenwortels zichverankeren en voorzien worden van water en voedingselementen, anderzijds op de bovenste aardlaag, dieonder invloed van de zogenaamde bodemvormende factoren een bepaald "profiel" heeft ontwikkeld, metspecifieke fysische, chemische en biologische kenmerken. In ruimere betekenis is bodem gelijk welkegrond, die dient als substraat voor menselijke functies als landbouw of activiteiten zoals constructies ofafvalberging, of ook nog de grond met inbegrip van de geologische ondergrond.

1.6.2 Reikwijdte

De discipline 'bodem' omvat de studie van de aardkorst tot op een diepte, die relevant is voor hetbeschrijven van de milieueffecten die van invloed zijn op het gebruik van die bodem door mens, plant endier. Hierbij wordt al naar gelang van de noodzaak ingegaan op de topografie, de geomorfologie en hetbodemprofiel, de textuur en structuur, de chemische en minerale samenstelling en de biologischekenmerken. Er kan in bepaalde gevallen aandacht besteed worden aan de geologische structuur, delithologische samenstelling, het historisch bodemgebruik en de historische relicten in de bodem. Naarmilieueffecten toe zijn aspecten als toxiciteit, fertiliteit en erosie erg specifiek voor het thema bodem.

Er is een overlapping met de discipline 'water'. Wegens de nauwe samenhang van de dynamiek en defysisch-chemische kenmerken van het bodem- en grondwater enerzijds met de fysisch-chemische enbiologische kenmerken van de bodem anderzijds, kan het in sommige gevallen wenselijk zijn dezeaspecten mede onder de discipline 'bodem' te bestuderen. Geologische aspecten worden bestudeerd door

Page 27: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

11

de discipline 'water'; deze aspecten kunnen door de discipline 'water' overgedragen worden aan dediscipline 'bodem'.

In principe zal de discipline 'bodem' zich beperken tot het bestuderen van bodemwater (= het water in de onverzadigde zone) en bestudeert de discipline 'water' het water in de verzadigde zone.

De overlapping met de discipline 'landschap' heeft betrekking op de topografie en de geomorfologie, op deaspecten bodemgebruik en bodemgeschiktheid, op zaken als archeologische relicten en op de afbakeningvan milieurelevante landschapseenheden.

In verband met bodemgebruik dient een onderscheid gemaakt te worden tussen bodemgebruik, -bezettingen -geschiktheid. Bodemgeschiktheid hoort duidelijk thuis in de discipline 'bodem'. Bodemgebruik en -bezetting vormen echter essentiële onderdelen van het studiedomein van de discipline 'monumenten, land-schappen en materiële goederen in het algemeen' en worden dan ook door deze discipline bestudeerd.

De historische waarde van bodemprofielen kan beter in de discipline 'monumenten, landschappen enmateriële goederen in het algemeen' bestudeerd worden, waarna de gegevens voor aanvullende interpretatiedoorgespeeld worden aan de discipline 'bodem'. De discipline 'monumenten, landschappen en materiëlegoederen in het algemeen' is goed geplaatst om de historische waarde van bodemprofielen te bestuderenomdat daar de meeste kennis aanwezig is aangaande de ontwikkeling van het landschap, nederzettings-geschiedenis, landbouwgeschiedenis, ... Bovendien kunnen bodems bescherming genieten door hetDecreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten en het Decreet van30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium. Beide decreten zijn belangrijkeinstrumenten van de discipline 'monumenten, landschappen en materiële goederen in het algemeen'.

Er is ook een duidelijke overlapping met de discipline 'fauna en flora', met aandacht voor specifiekebodembiologische kenmerken en de relaties tussen bodem en flora (o.m. fytosociologische benaderingen).

Er zijn ook verbanden te leggen met de disciplines 'geluid en trillingen' (bodemafhankelijke propagatie),'warmte, licht en straling' (o.m. thermische bodemeigenschappen) en 'lucht' (deposities, stofneerslag, ...).

Er treedt tevens interactie op met de discipline 'monumenten en landschappen' : de gegevens omtrent debodemwaterhuishouding moeten aan de discipline 'monumenten, landschappen en materiële goederen inhet algemeen' doorgespeeld worden, daar dit invloed uitoefent op de conservering van het archeologischpatrimonium en het bouwkundig erfgoed.

Naar de discipline 'mens' is er een logische gegevensoverdracht mogelijk, onder meer via aspecten vanbodemtoxiciteit.

Page 28: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten12

1.7 Discipline water

1.7.1 Omschrijving

'Water' is de discipline die in het bestek van de milieueffectrapportage instaat voor de studie van deeffecten op alle componenten en processen van de kringloop van het water. Het begrip water omvatdesgevallend ook de andere vloeistoffen die in een project aan bod komen.

1.7.2 Reikwijdte

Ten behoeve van m.e.r. wordt de kringloop van het water ingedeeld in een aantal componenten enerzijdsmet name oppervlaktewater, grondwater, neerslagwater, afvalwater en leidingwater, en een aantalprocessen anderzijds met name evapotranspiratie, verdamping, infiltratie en afstroming.

Hierbij wordt al naargelang van de oorzaak dieper ingegaan op de hydrografische en hydrogeologischekenmerken van oppervlakte- en grondwater en op hoeveelheid en kwaliteit van neerslag-, afval- enleidingwater. Wijzigingen in de processen, die de kringloop van het water sluiten, behoren tevens tot hetstudieobject van de milieudeskundige.

Er is een overlapping met de discipline 'bodem' op het vlak van waterhuishouding,uitlogingskarakteristieken, beweging en fysische en chemische kenmerken van het bodemwater (zie ook1.4.2).

In principe zal de discipline 'water' zich voor de component grondwater beperken tot het water in deverzadigde zone. Dit houdt in dat de milieudeskundige 'water' de geologische aspecten bestudeert.

Er is een overlapping met de discipline 'lucht' in verband met de luchtkwaliteit op de chemischesamenstelling van het neerslagwater. Het meest praktische is, dat dit aspect door de deskundige voor 'lucht'wordt onderzocht. Indien nodig kunnen de gegevens hiervan aan de deskundige voor 'water' doorgespeeldworden.

Er is een overlapping met de discipline 'klimaat' in verband met de component neerslagwater. Daar destudie van het klimaat meer overkoepelend is, is het logisch dat er een gegevensoverdracht plaatsvindt vande discipline 'water' naar de discipline 'klimaat' toe.Er is een overlapping met de discipline fauna en flora voor de waterkwaliteit. Microbiële aspecten enmacrofauna in water worden bestudeerd door de discipline fauna en flora.De discipline 'fauna en flora' is afhankelijk van de discipline 'water' wegens de grote invloed vanwaterstand, - huishouding en -kwaliteit op zowel flora als fauna en wegens de studie van de

Page 29: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

13

evapotranspiratie-capaciteit van vegetaties. Trillingen die in het water een invloed kunnen hebben opbepaalde diersoorten vallen onder de discipline 'fauna en flora'. Er is een overlapping met de discipline 'landschap' in verband met de esthetische kwaliteit van het water.De deskundige water zal tijdens zijn studie resultaten van zintuiglijke waarnemingen in verband met dewaterkwaliteit aan de landschapsdeskundige doorgeven. Er is tevens een overlapping met de discipline'monumenten, landschappen en materiële goederen in het algemeen' in verband met het ruimtelijkspreidingspatroon van het water.

Er is een gegevensoverdracht nodig naar de discipline 'monumenten, landschappen en materiële goederenin het algemeen' omwille van de invloed op het landschap uitgaande van de veranderingen in de discipline'water'.Ook de conservering van archeologische monumenten en zones en het bouwkundig erfgoed kan beïnvloedworden door wijzigingen van de grondwaterstand of -kwaliteit. Deze gegevens kunnen aan de deskundigevan monumenten bezorgd worden door de waterdeskundige.

In verband met de conservering van het bouwkundig erfgoed is een gegevensoverdracht inzake de neerslag(zure regen) noodzakelijk. Deze gegevens kunnen aan de deskundige van monumenten wordenovergedragen vanuit de discipline 'water' en/of 'lucht'.De discipline mens is afhankelijk van de discipline 'water' b.v. i.v.m. de waterkwaliteit op de gezondheid.

1.8 Discipline fauna en flora

1.8.1 Omschrijving

'Fauna en flora' is de discipline die in het kader van de milieueffectrapportage instaat voor de studie van deeffecten die betrekking hebben op de biotische componenten van het milieu (met uitzondering van demens).

1.8.2 Reikwijdte

De discipline 'fauna en flora' omvat de studie van flora, fauna, vegetatie, significante auto- ensynecologische aspecten van het studiegebied (dus ook de zgn. horizontale - en verticale relaties), alsookde studie van die aspecten van het abiotisch milieu en de geschiedenis die noodzakelijk zijn om inzicht teverwerven in de ecologische relaties binnen het studiegebied.

De belangrijkste overlapping is deze met de studie van de discipline 'landschap', daar het landschap o.a.

Page 30: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten14

kan gedefinieerd worden als 'de uiterlijke verschijningsvorm van de ruimte, die het resultaat is van eeninteractie tussen abiotische, biotische en antropogene aspecten (zoals ruimtegebruik)'. De discipline 'faunaen flora' kan echter niet volledig opgenomen worden in de studie van het landschap, daar de discipline'landschap' de relaties tussen de biotische elementen onderling niet onderzoekt.

De sleutel tot een praktische werkverdeling tussen de disciplines 'fauna en flora' en 'landschap' is in ditgeval de verschillende accenten waarmee bepaalde aspecten van het biotisch milieu bestudeerd wordendoor enerzijds de bioloog en anderzijds de landschapsdeskundige. Aspecten met betrekking tot delandschapsecologie worden bestudeerd door de landschapsdeskundige.

De studie van de vegetatie, de flora, de fauna, de relaties tussen het abiotische en het biotische milieu en deruimtelijke samenhang van ecotopen en de daaruit voortvloeiende relaties, worden door de deskundigevoor 'fauna en flora' zowel op micro- als op macroniveau behandeld in functie van de effectvoorspelling. Er worden zowel detailstudies gemaakt als studies van de globale samenhang.

De overlapping kan opgevangen worden door een gegevensoverdracht van 'fauna en flora' naar 'landschap'toe. De essentiële informatie voor de landschapsdeskundige kan in functie daarvan door de deskundige'fauna en flora' samengevat worden in een ecologische beschrijving van het gebied, waarvan de schaalaangepast is aan de behoeften van de landschapsdeskundige.

Een eerste interactie is er met de discipline 'klimaat', daar de vegetatie een belangrijke bepalende factor kanzijn voor het klimaat en vice versa. Ten gevolge van deze effecten kan een uitwisseling van gegevensbelangrijk zijn (b.v. onder de vorm van een vegetatiekaart).

Hetzelfde geldt voor de interacties met alle andere disciplines : de samenhang tussen waterhuishouding,geomorfologie, geologie en topografie enerzijds en fauna en vegetatie anderzijds, tussen recreatiedruk,verkeer en bodemgebruik enerzijds en fauna en flora anderzijds, kan door de deskundige voor 'fauna enflora' pas goed bestudeerd worden mits de nodige gegevens afkomstig uit respectievelijk de disciplines'water', 'bodem', 'landschap' en 'mens' voorhanden zijn.

1 De landschapsecologie bestudeert 'het landschap als een heterogeen complex van

groepjes interagerende ecosystemen die associaties vormen in de geografische ruimteen aldus het landschap karakteriseren' (Antrop, 1989). Bij landschapsecologie gaathet wezenlijk om de interacties tussen biotische (mens inbegrepen) en abiotischefactoren, en zulks mede beschouwd in historisch perspectief.

Page 31: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

15

1.9 Discipline monumenten, landschappen en materiële goederen in het algemeen

1.9.1 Omschrijving

Binnen het kader van de m.e.r. zullen in deze discipline de effecten op de 'monumenten', 'landschappen' en'materiële goederen in het algemeen' bestudeerd worden. Aan deze begrippen wordt de volgende inhoudgegeven:

- 'monument': een onroerend goed of onroerend door bestemming, werk van de mens of van de natuur ofvan beide samen, dat van algemeen belang is, zowel op internationaal, nationaal, regionaal of lokaalniveau, omwille van zijn artistieke, wetenschappelijke, historische, volkskundige, archeologische,industrieel-archeologische of andere sociaal-culturele waarde.Deze categorie omvat o.a.:

* de monumenten, stads- en dorpsgezichten die krachtens het Decreet van 3 maart 1976 totbescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten werden beschermd, of waarvoor debeschermingsprocedure lopende is, of die krachtens de bepalingen van dit decreet voorbescherming in aanmerking komen;

* het archeologisch patrimonium, tijdelijk beschermd krachtens het Decreet houdende beschermingvan het archeologisch patrimonium van 30 juni 1993 of definitief beschermd krachtens hetDecreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten, ofwaarvoor de beschermingsprocedure lopende is, of dat krachtens de bepalingen van dezedecreten voor bescherming in aanmerking komt.

- 'landschap': voor een wetenschappelijke definitie van het landschap verwijzen we naar "Vereniging voorGroenvoorziening, 1980, Natuurbehoud en Landschapszorg in Vlaanderen, Derde VlaamsWetenschappelijk Congres voor Groenvoorziening, Antwerpen, pp. 296-297" :

"Het landschap is het visueel waarneembare gedeelte van het aardoppervlak, dat zich uitstrekthetzij tot aan de gezichtseinder, hetzij tot aan de ultieme skyline. Het wordt als een min of meergestructureerd en mogelijkerwijs gedifferentieerd geheel waargenomen. De componenten zijn zowelvan endogene als exogene oorsprong en bestaan uit elementen van zowel biotische als abiotischeaard. De waarneming is afhankelijk van het tijdstip, van de standplaats en van hetobservatievermogen van de observator".

Een gewijzigde versie van deze definitie is terug te vinden in "Antrop M., 1989, Het landschapmeervoudig bekeken., Kapellen, DNB/Uitgeverij Pelckmans, p. 14 (Monografieën StichtingLeefmilieu, 30)" :

2 zie o.m. de reeks "Bouwen door de eeuwen heen".

Page 32: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten16

"Het landschap is het zintuiglijke en hoofdzakelijk visueel waarneembare gedeelte van hetaardoppervlak, dat zich uitstrekt hetzij tot aan de gezichtseinder, hetzij tot aan de ultieme skyline;het wordt als een min of meer gestructureerd en mogelijkerwijs gedifferentieerd dynamisch geheelwaargenomen. De componenten ervan zijn zowel van endogene als exogene oorsprong en bestaanuit elementen van zowel biotische als abiotische aard; de waarneming is afhankelijk van hettijdstip, de standplaats en van de wijze van waarneming en de perceptie van de observator.(Natuurbehoud en Landschapszorg in Vlaanderen, notulenboek van het 3de VlaamsWetenschappelijk Congres voor Groenvoorziening, 1980, afdeling landschapszorg)".

In het kader van het m.e.r.-richtlijnenboek wordt geopteerd voor een aangepaste definitie, dierechtstreeks afgestemd is op toegepast onderzoek : het landschap is het ruimtelijk gedifferentieerde,materiële gedeelte van ons leefmilieu, dat de neerslag is van natuurlijke processen en maatschappelijkeontwikkelingen. Het landschap vertoont een samenhang en een dynamiek, bezit een erfgoedwaarde enis bron van inspiratie en schoonheidsbeleving.

Landschappen worden gerangschikt of komen voor rangschikking in aanmerking krachtens de Wet ophet behoud van monumenten en landschappen van 7 augustus 1931, gewijzigd bij Decreet van 13 juli1972, van 14 juli 1993 en van 16 april 1996 (B.S. 21 mei 1996).

- 'materiële goederen in het algemeen': alle materiële goederen, onroerend of onroerend door bestemming,die door de m.e.r.-plichtige activiteit kunnen verdwijnen of die permanent of tijdelijk kunnenveranderd worden (vernietiging, verstoring, versnippering, vorm-/grenswijziging, wijziging vantoegankelijkheid en bereikbaarheid, ...).

In het licht van wat voorafgaat, kan worden gesteld dat de discipline 'monumenten, landschappen enmateriële goederen in het algemeen' in het kader van de m.e.r. instaat voor de studie van de effecten diebetrekking hebben op het materiële of fysieke milieu.

Het materiële of fysieke milieu bestaat uit abiotische, biotische en artefactiële landschapselementen en-componenten, die beide patronen en structuren vertonen. Het materiële of fysieke milieu wordt

3 Landschapselementen zijn discrete objecten, die als op zich staande entiteiten

beschreven kunnen worden. Voorbeelden van landschapselementen zijn een gebouw, eenperceel, een boom, een heuvel, een rivier, ...

Page 33: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

17

gekenmerkt door een informatie-, een valorisatie- en een belevingswaarde. Het landschap beslaat het helemateriële of fysieke milieu.

Landschapscomponenten zijn continue verschijnselen, die eerst in klassen ofcategorieën moeten ingedeeld worden om beschreven te kunnen worden.Landschapscomponenten kunnen ook bestaan door een groepering van landschapselementenop een hoger abstractie niveau en met een continu karakter. Voorbeelden vanlandschapscomponenten zijn reliëf, bebouwing, landgebruik, percelering, hydrografie,...Het patroon van een landschapselement of -component is de ruimtelijke schikkingervan. Structuren drukken relaties uit.

Page 34: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten18

1.9.2 Reikwijdte

De landschappen en de effecten daarop zullen bestudeerd worden vanuit 3 invalshoeken:

(1) het landschap als erfgoed: landschapselementen en -componenten met natuur- en/ofcultuurhistorische betekenis worden geïnventariseerd. De kern van het historisch-geografischonderzoek is het landschappelijk basisweefsel, dat gegroeid is uit een eeuwenlange interactie tussenmens en milieu en dat deel uitmaakt van ons patrimonium. Het landschap is een archief van demens en zijn maatschappij.

(2) het landschap als dynamisch relatiestelsel: het landschap is samengesteld uit landschapselementenen -componenten die in meerdere of mindere mate van elkaar afhankelijk zijn en als zodanig eenruimtelijke samenhang vertonen. De landschapselementen en -componenten zijn van natuurlijke(water, bodem, geomorfologie, ...) of antropogene oorsprong (bodemgebruik, artefacten, ...). Hetlandschap wordt dan ook bestudeerd als een geheel van relaties in ruimte en tijd tussen desamenstellende landschapselementen en -componenten (geo-wetenschappelijke benadering). Hetverschil met een ecologische benadering van het landschap in de discipline 'fauna en flora' bestaathierin dat deze discipline zich in de eerste plaats richt op de biotische componenten van het milieu(bio-wetenschappelijke benadering). Bij landschap gaat het om een landschapsecologischebenadering in de volle betekenis (met inbegrip van de invloed van de mens).

(3) het landschap als zintuiglijk en hoofdzakelijk visueel waarneembaar verschijnsel: wat de visueleaspecten betreft wordt enerzijds de uiterlijke verschijningsvorm van het landschap bestudeerd naarzijn visueel-ruimtelijke opbouw. Anderzijds worden ook de visuele waarnemings- envisueelperceptieve kenmerken van het landschap bestudeerd. Andere zintuiglijke waarnemingen(i.v.m. geur, geluid, trillingen, ...) en de eraan gekoppelde perceptie worden naar het landschap toegeëvalueerd. Algemeen kan aangaande de waarneming en perceptie van het landschap gesteldworden dat het landschap een spiegel is van de mens en zijn maatschappij. Het landschapreflecteert als dusdanig onze waarden, aspiraties, smaken en angsten in visueel of anderszinswaarneembare eigenschappen; het landschap heeft een symboolfunctie. Terzelfdertijd heeft hetlandschap een esthetische dimensie waardoor het kan bijdragen tot het waarnemen en het waarderenvan het schone.

Gezien de aard van de 'monumenten' en de 'materiële goederen in het algemeen' als landschapselementenen -componenten, kunnen de effecten hierop in het kader van een MER vanuit dezelfde 3 invalshoeken alsde effecten op de 'landschappen' bestudeerd worden.

Page 35: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

19

De mogelijke effecten op de 'monumenten', onroerend door bestemming, die geen deel uitmaken van hetoverkoepelend geheel landschap, zullen eveneens bestudeerd worden (materiële aantasting vangeïnventariseerde objecten, zoals b.v. effecten op stabiliteit ten gevolge van trillingen, aantasting vangevels door luchtverontreiniging, visuele hinder).

Voorts zullen de juridische randvoorwaarden met betrekking tot de monumenten, het landschap en demateriële goederen in het algemeen onderzocht worden (plannen van aanleg, gewestplannen, beschermdemonumenten, stads- en dorpsgezichten en landschappen, ...).

De discipline 'monumenten, landschappen en materiële goederen in het algemeen' is de meest aangewezendiscipline om de voorgeschiedenis van het studiegebied te beschrijven.

Een gegevensoverdracht i.v.m. de mogelijke indirecte milieueffecten op de 'monumenten', 'landschappen'en 'materiële goederen in het algemeen' is noodzakelijk vanuit de disciplines 'mens', 'fauna en flora','bodem', 'water', 'lucht', 'licht, warmte en straling', 'geluid en trillingen' en 'klimaat'.Vanuit de discipline 'monumenten, landschappen en materiële goederen in het algemeen' is er eengegevensoverdracht nodig naar de disciplines 'mens', 'fauna en flora', 'licht, warmte en straling', 'geluid entrillingen' en 'klimaat'.

1.10 Discipline mens

1.10.1 Omschrijving

De discipline 'mens' is de discipline die in het kader van de milieueffectrapportage instaat voor de studievan de effecten die zullen ontstaan op volksgezondheid en -hygiëne evenals op de kwaliteit van zijnleefomgeving.

De inhoudsbepaling van de discipline 'mens' vertrekt van een ruime omschrijving :- volksgezondheid en -hygiëne;- sociaal-psychologische aspecten;- sociaal-organisatorische aspecten (b.v. mobiliteit, woongelegenheid);- sociaal-economische aspecten;- de milieubeleving.

Deze indeling weerspiegelt twee benaderingswijzen. Enerzijds worden de effecten op de mens alsindividueel wezen bestudeerd (volksgezondheid en psychologische aspecten). Anderzijds beschouwt mende samenleving als geheel met sociale, economische en ruimtelijk organisatorische aspecten. De effectendie aansluiten bij de culturele betekenisgevende waarden van de samenleving worden door de discipline'monumenten, landschappen en materiële goederen' behandeld.

Page 36: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten20

De effecten op de samenleving vereisen nochtans een goede begrenzing. Er is echter duidelijk sprake vaneen interactie tussen enerzijds economische en sociale elementen en anderzijds de kwaliteit van deleefruimte. De sociale en economische ontplooiing of zelfs overleving van een samenleving blijft immersafhankelijk van de draagkracht van haar leefruimte. In de mate dat er een band bestaat met de kwaliteitvan de leefruimte worden deze elementen in de m.e.r. betrokken. De discipline 'mens-ruimtelijke aspecten'houdt zich hiermee bezig.

De discipline 'mens-ruimtelijke aspecten' kan als volgt omschreven worden :

het deel van de milieueffectrapportage, dat zich bezig houdt met het verzamelen, verwerken eninterpreteren van effecten in hun globale uitwerking op de menselijke samenleving en met name op haarfunctionele aspecten.

De discipline 'mens-gezondheid' kan als volgt omschreven worden :

het deel van de milieu-effectrapportage, dat zich bezig houdt met het verzamelen, verwerken eninterpreteren van informatie over wijzigingen in de leefomgeving ten einde de gevolgen, op korte enlange termijn, voor de volksgezondheid te schatten.

De wijzigingen in de leefomgeving die in de discipline 'mens-gezondheid' bestudeerd worden zijn eengevolg van fysische en scheikundige agentia : de uitstoot van schadelijke stoffen, geluidsproductie,micro-organismen en straling. Er wordt eveneens aandacht besteed aan raadgevingen en maatregelen omschadelijke effecten te vermijden of te milderen. Het is niet alleen de bedoeling de effecten te besprekenmaar ook bevolkingsgroepen die een verhoogd risico lopen te identificeren.

1.10.2 Reikwijdte

1.10.2.1 De discipline mens-gezondheid

De beoordeling van gezondheidseffecten is gebaseerd op een complexe interactie tussen verschillendeomgevingsfactoren. Gezondheid is onverbrekelijk verbonden met de leefomgeving. Het is dan ooknoodzakelijk een grondige kennis te verwerven over de kwaliteit van deze omgeving. De discipline'mens-gezondheid' zal dus gebruik maken van gegevens die afkomstig zijn van andere disciplines. Dithoudt in dat er een fasering plaats vindt. De effecten op de menselijke gezondheid kunnen pas bestudeerdworden als de verschillende facetten van het menselijke leefmilieu zijn beschreven. In het bijzonderontleent deze discipline de nodige en voldoende gegevens aan de disciplines 'water', 'bodem', 'lucht','geluid/trillingen', 'licht/warmte/straling' en 'fauna/flora' voor zover ze relevant zijn voor het bepalen van deblootstelling en het inschatten van de gezondheidsrisico's. De discipline 'mens-gezondheid' levert geengegevens aan andere disciplines.

Page 37: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

21

De schatting van de gezondheidseffecten is gebaseerd op toxicologisch en epidemiologisch onderzoek. Een eerste stap in de schatting van de gezondheidsrisico's omvat de bepaling van de dosis waaraaninwoners van het studiegebied worden blootgesteld. De blootstelling wordt tevens in grote mate bepaalddoor de blootstellingswegen, het menselijk gedrag (beroepsactiviteit, vrijetijdsbesteding), de leeftijd... Deopgenomen dosis wordt vergeleken met de geldende richtwaarden. Dan dient bepaald te worden welkegezondheidseffecten worden veroorzaakt door deze dosis. De dosis-effectrelatie is het resultaat vantoxicologisch en epidemiologisch onderzoek op zowel mensen als proefdieren. De manier waarop men,vertrekkende van blootstelling over dosisbepaling de gezondheidsrisico's schat, staat in de literatuurbekend als gezondheidsrisico-analyse.

Toxicologisch en epidemiologisch onderzoek vullen elkaar aan. Het toxicologisch onderzoek tracht aan dehand van de blootgestelde dosis de effecten te voorspellen. De milieutoxicologie houdt zich in hetbijzonder bezig met de studie van de effecten van polluenten in de omgeving op de organismen. Er wordtook rekening gehouden met het transport door de omgeving. Epidemiologie bestudeert een populatie enbeschrijft welke effecten voorkomen. Dit gecombineerd onderzoek maakt het mogelijk enkel de relevantegezondheidseffecten in beschouwing te nemen. Aan de hand van deze gegevens kan het gezondheidsrisicoin het studiegebied geschat worden. Het is dan mogelijk in het studiegebied risicogroepen aan te duidenwaaraan een verhoogde aandacht dient besteed te worden. Eens de te verwachten gezondheidseffecten zijnomschreven kan men een evaluatie maken. Er kunnen milderende maatregelen voorgesteld worden.

Vele van de gezondheidseffecten zijn indirect en cumulatief en zijn daarom moeilijk te benaderen. Sommige effecten zullen slechts op langere termijn merkbaar zijn. Een permanente opvolging van hethuidige project en vergelijking met eerder gerealiseerde, gelijkaardige projecten zal de onderzoeker in staatstellen om de effecten beter te omschrijven.

1.10.2.2 De discipline mens-ruimtelijke aspecten

Binnen de discipline 'mens-ruimtelijke aspecten' worden de effecten bestudeerd in hun globale uitwerkingop de menselijke samenleving. Deze effecten worden enerzijds aangebracht door de technische disciplines(b.v. geluidshinder) en worden anderzijds rechtstreeks afgeleid uit de ingrepen (b.v. barrière-vorming leidttot versnippering). De discipline 'mens-ruimtelijke aspecten' onderzoekt deze effecten op de menselijkesamenleving en met name op haar functionele aspecten. De volgende functies, zullen hierbij relevant zijn :

(1) het wonen;(2) de economie :

(a) primaire sector;(b) secundaire sector;(c) tertiaire sector;

Page 38: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten22

(3) de recreatie;(4) de communicatie (mobiliteit).

De effecten op deze functionele systemen betreffen de veranderingen in de ruimtelijke condities van dezesystemen, in hun leefruimte, in het structurerende kader van de functies. Met name zal moetengeëvalueerd worden in hoeverre de ingreep de mogelijkheid tot een duurzaam functioneren aantast,hetgeen ten koste van het milieu zou gaan. Dit is uiteraard van bijzonder belang bij de economischefuncties. De effecten zullen gesynthetiseerd worden in globale ruimtelijke systemen.

De toetsing zal gericht zijn op de kwaliteit van de leefruimte in de brede zin en zal vaak in kwalitatievetermen gebeuren. Het is niet de bedoeling de 'interne' kwaliteit van de functies als zodanig in beschouwingte nemen. (b.v. 'winst', financiële opbrengst per hectare, ...)Hierbij zullen de elementen als duurzaamheid, verweving, differentiatie, leefbaarheid en structuur alscriteria gebruikt worden. De operationele criteria zullen steunen op algemeen aanvaarde waarden en opwaarden af te leiden uit beleidsuitspraken. Wat dit laatste betreft zullen met name de kwaliteiten, die alsdoelstellingen vastgelegd zijn in de ruimtelijke plannen (gewestplannen, structuurplannen ... ) eenuitgangspunt vormen. Gegevens en effecten bepaald door andere disciplines zullen een rol spelen bij debeschrijving van functionele en ruimtelijke systemen.

Page 39: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

23

2 DEFINITIES VAN TERMEN DIE GEBRUIKT WORDEN IN M.E.R.

2.1 Reikwijdte

De reikwijdte van de m.e.r. (in het E. 'scoping') beschrijft de te beschouwen aspecten van het milieu in dem.e.r. Deze aspecten werden reeds algemeen omschreven door de disciplines : water, bodem, lucht,klimaat, licht, warmte en stralingen, geluid en trillingen, fauna en flora, mens, monumenten, landschappenen materiële goederen in het algemeen. Afhankelijk van de ingreep en van de karakteristieken van hetmilieu heeft voor elk MER deze reikwijdte een andere inhoud. Een afbakening van de specifiekereikwijdte van de m.e.r. dient daarom te gebeuren voor elk MER afzonderlijk en vooraleer met heteigenlijke MER gestart wordt (tijdens de vooroverlegfase). Een globale analyse van zowel de ingreep alsvan de karakteristieken van het milieu gedurende het vooroverleg beperkt de inhoud van hetmilieueffectrapport tot die onderwerpen die voor de besluitvorming van belang zijn. Het proces dat despecifieke reikwijdte van de m.e.r. bepaalt, wordt inhoudsbepaling van MER genoemd.

2.2 Invloedssfeer

De term invloedssfeer wordt voorbehouden om de ruimtelijke uitstrekking van de effecten aan te duiden.De invloedssfeer is specifiek voor elke discipline. De term invloedssfeer is in die zin gerelateerd aan deafbakening van het studiegebied.

REIKWIJDTE - INVLOEDSSFEER

De term reikwijdte wordt voorbehouden voor de algemene inhoud en afbakening van de disciplinesin het kader van m.e.r.

De term specifieke reikwijdte wordt voorbehouden voor de karakteristieke inhoud en afbakeningvan de disciplines per MER.

De term invloedssfeer wordt voorbehouden om de ruimtelijke uitstrekking van de effecten aan teduiden.

2.3 Werkingssfeer

De werkingssfeer van de m.e.r. (in het E. 'screening') beschrijft welke soorten activiteiten onderworpendienen te worden aan een MER. Het proces dat de werkingssfeer van de m.e.r. bepaalt, wordt toetsing aande m.e.r.-plicht genoemd. In de huidige wetgeving is deze werkingssfeer beschreven als een positieve lijst

Page 40: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten24

van m.e.r.-plichtige activiteiten (projecten). In deze lijst is per activiteit aangegeven boven welke drempel-waarde een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Deze drempelwaarden zijn omschrijvingen ofparameters die kenmerkend zijn voor de activiteit (b.v. de fysieke omvang of capaciteit van de activiteit). Verder wordt in een aantal gevallen de m.e.r.-plicht gekoppeld aan het gebied waarin de activiteit geplandis (gebieden die uit milieuoogpunt gevoelig zijn) : N- of R-gebieden op het gewestplan, Vogelrichtlijn-gebieden, 'Ramsar'-gebieden, ...

De werkingssfeer is in principe gekoppeld aan het plannings- en besluitvormingsproces. In hetplanningsproces kunnen verschillende niveaus onderscheiden worden die hiërarchisch gestructureerd zijn. De werkingssfeer kan op elk van deze planningsniveaus gedefinieerd worden; men spreekt van een MERop beleidsniveau (m.e.r.-plicht van plannen en programma's), op locatieniveau en op uitvoeringsniveau(m.e.r.-plicht van concrete projecten). De inhoud en methodologie in deze verschillende typen MERen isspecifiek. In de huidige reglementering inzake milieueffectrapportage is de werkingssfeer enkelgedefinieerd op uitvoeringsniveau (bij de vergunningsverlening). Deze definitie van de werkingssfeerheeft rechtstreeks implicaties op de verschillende typen van alternatieven die in een MER kunnenbesproken worden.

2.4 Alternatief

Een alternatief wordt gedefinieerd als een andere, eveneens te beschouwen keuze-mogelijkheid (een andermiddel) om het doel te bereiken of een oplossing te vinden voor een probleem. Het beschouwen vanzinvolle alternatieven is van belang om verschillende redenen :

(1) alternatieven kunnen in principe milieueffecten verminderen of voorkomen;(2) alternatieven geven de mogelijkheid milieueffecten ruimer te beoordelen.

In het planningsproces kunnen op verschillende niveaus alternatieven beschouwd worden. Men spreektdan over beleidsalternatieven, realisatie-alternatieven, locatie-alternatieven of uitvoeringsalternatieven. Door het hiërarchische karakter van het planningsproces ontstaat een keuzeboom van verschillendealternatieven.

De verschillende typen alternatieven kunnen als volgt gedefinieerd worden :

- het beleidsalternatief voorziet in een specifieke maatschappelijke behoefte die aanleiding vormt voor eenplan (project). Hierbij kan onderscheid gemaakt worden in een doelstellingsalternatief, dat slechts tendele voorziet in deze behoefte (b.v. het verbeteren van de communicatie op Europees niveau kangebeuren door telecommunicatie efficiënter uit te werken, waardoor de behoefte van verplaatsingafneemt), en het beleidsalternatief sensu stricto dat altijd in de behoefte voorziet maar op een anderewijze (b.v. de verplaatsing van personen of goederen via autoweg-, spoorweg- of luchtverkeer);

Page 41: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

25

- het realisatiealternatief voorziet methodische of technische keuzen, b.v. het verbeteren van de bestaandespoorweginfrastructuur (S.S.T. op bestaande bedding) of de aanleg van volledig nieuwe infrastructuur(S.S.T. op eigen bedding). In vergelijking met het beleidsalternatief s.s. situeert het realisatiealternatiefzich op een meer concreet niveau. Het niveau van het beleidsalternatief is abstracter;

- het locatiealternatief heeft uitsluitend betrekking op de plaats waar de voorgestelde activiteitgerealiseerd kan worden. Het uitwerken van locatiealternatieven, wat resulteert in het opstellen van eenhaalbaarheidsMER, is vaak alleen mogelijk daar waar de overheid als initiatiefnemer optreedt. Voorprivé initiatieven is het dikwijls moeilijk om met locatiealternatieven te werken, aangezien de activiteitof bedrijf van een privé-initiatiefnemer meestal gepland zijn op de gronden die hij reeds bezit;

- het uitvoeringsalternatief heeft betrekking op projectmatige mogelijkheden van de activiteit op eenwelbepaalde plaats, b.v. een S.S.T.-lijn in ophoging of ingegraven. Deze keuzemogelijkheden vanuitvoering worden dikwijls geformuleerd in het kader van het milderen van milieueffecten (keuze tussenalternatieve milderende maatregelen).

Aan de indeling van alternatieven naar planningsniveau kan volgend alternatief toegevoegd worden :

- het nulalternatief omschrijft de ontwikkeling die volgt, wanneer noch de activiteit noch enig alternatiefervoor wordt uitgevoerd. De algemene doelstelling wordt bij het nulalternatief dus NIET bereikt. Hetnulalternatief wordt meestal gebruikt als referentiekader (dikwijls referentiealternatief genoemd) om demilieueffecten te beoordelen. Het 'nulalternatief' (of de nuloptie) is de toestand en de evolutie van hetstudiegebied, indien het project geen doorgang vindt.

In Nederland worden zowel in de praktijk als verplicht de volgende soorten alternatieven gehanteerd :

(a) voorkeursalternatief : de deelactiviteiten en varianten, waarvoor de initiatiefnemer een voorkeur heeftvormen het voorkeursalternatief (praktijk);

(b) meest milieuvriendelijk alternatief : het alternatief, waarbij de nadelige gevolgen voor het milieuworden voorkomen, dan wel, voor zover dat niet mogelijk is, deze met gebruikmaking van de bestbestaande mogelijkheden ter bescherming van het milieu, zoveel mogelijk worden beperkt (verplicht);

(c) nul-plus alternatief : de voorgenomen activiteit wordt niet uitgevoerd, doch er wordt getracht debeoogde doelstelling zo goed mogelijk te bereiken (praktijk).

(d) alternatieven in tijd : worden voorgesteld indien het project niet in één keer wordt uitgevoerd. Het isdan mogelijk om met de fasering van het project ook de besluitvorming op te splitsen (verplicht).

(uit : handleiding m.e.r., eindkoncept, april 1994, VROM)

Page 42: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten26

ALTERNATIEVEN

beleidsalternatief specifieke maatschappelijke behoefte, die aanleiding geeft tot een beleidsplanof een programma.

realisatiealternatief methodische of technische keuzen van een activiteit.

locatiealternatief uitvoering van een zelfde activiteit op verschillende plaatsen

uitvoeringsalternatief projectmatige mogelijkheden van een activiteit op een welbepaalde plaats(varianten in de uitvoering van een project m.b.t. proceskeuze,grondstoffen- en productenkeuze, vormgeving, bedrijfsvoering, ...)

nulalternatief ontwikkeling bij het niet uitvoeren van een activiteit en het niet bereikenvan het beoogde doel.

2.5 Referentiesituatie

De referentiesituatie kan gedefinieerd worden als 'de toestand van het studiegebied waarnaar gerefereerdwordt in functie van de effectvoorspelling'. Het is de situatie waarmee de situatie bij uitvoeren enfunctioneren van een project vergeleken wordt om tot een duiding van de milieueffecten te komen. Het is duidelijk dat speculatieve toekomstprojecties in de referentiesituatie de overzichtelijkheid enbetrouwbaarheid van een MER zullen aantasten. Dit houdt echter niet in dat de toekomstige toestand geenrol speelt. Er kan bijvoorbeeld rekening gehouden worden met potenties van het studiegebied (b.v.landschapsecologische). Deze potenties zijn in wezen een virtuele toekomst, zij refereren naar eentoekomstwaarde. Daarnaast is duidelijk dat in Vlaanderen vele vastgelegde plannen bestaan, die dehuidige toestand fundamenteel kunnen wijzigen. Ook zijn er toekomstprojecties, die een grote mate vanbetrouwbaarheid hebben (b.v. bevolkingsgroei, aantal woningen, autobezit, ...). In een MER zou rekeninggehouden moeten worden met vast geplande werken of acties en met een betrouwbare vooruitberekeningop korte of middellange termijn.

In die zin is het bepalen van de referentiesituatie belangrijk, daar de situatie tijdens het uitvoeren en hetfunctioneren van een project beoordeeld wordt ten opzichte van de referentiesituatie.In principe kan aan de referentiesituatie op drie verschillende manieren inhoud gegeven worden (zieschema 2.1) :

(1) De referentiesituatie kan gelijk gesteld worden aan de huidige situatie van het studiegebied. Dit

Page 43: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

27

houdt in dat er fouten zullen zijn op het vlak van de effectvoorspelling op middellange en langetermijn, omdat er bijvoorbeeld geen rekening gehouden is met activiteiten, andere dan de geplandeactiviteit, die in het studiegebied gerealiseerd zullen worden, voor de uitvoering van de geplandeactivititeit.

(2) Op het moment van uitvoering van het geplande m.e.r.-plichtige project kan de 'beschouwde' (=huidige toestand bij opstelling van het milieueffectrapport) huidige toestand afwijken van de'nieuwe' (= huidige toestand bij uitvoering van het project) huidige toestand. Dit betekent dat deeffecten foutief voorspeld en beoordeeld zijn en dat de voorgestelde milderende maatregelen nietmeer effectief zijn in deze nieuwe situatie. Deze 'nieuwe' huidige situatie wordt de gewijzigdesituatie genoemd.

(3) Indien de huidige situatie als referentie wordt gekozen voor effectbeoordeling, wordt in de meestegevallen een kwaliteitsbeoordeling van het milieu over het hoofd gezien. Als voorbeeld kan gesteldworden, dat indien een bedrijf afvalwater loost in vervuild oppervlaktewater, dit ten opzichte van dehuidige toestand beoordeeld wordt als niet significant. Indien rekening wordt gehouden met debeleidsdoelstellingen inzake het bereiken van de basiskwaliteitswaarden voor oppervlaktewater, kanhet lozen van het afvalwater als significant negatief beoordeeld worden. Dit houdt in dat er eensituatie verschillend van de huidige toestand als referentie in de effectvoorspelling en -beoordelingwordt gekozen. Deze situatie wordt gewenste situatie genoemd. De gewenste situatie wordtvoorgesteld in die gevallen dat de huidige situatie niet conform is aan de richtwaarden (b.v. voorgeluid richtwaarden in Vlarem II) en deze overschrijdt. De gewenste situatie is in die gevallen degesaneerde situatie.

Page 44: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

29

VOORBEELD

In het volgende voorbeeld wordt een overzicht gegeven van verschillende hypothetischereferentiesituaties. De m.e.r.-plichtige activiteit betreft waterbeheersing in een landbouwgebied.

� huidige situatieDe bestaande toestand van het studiegebied betreft een agrarisch gebied in de nabijheid van eendorpskern. De effecten van waterbeheersing voor de discipline 'fauna en flora' worden voorspeldten opzichte van de actuele biologische waarde van het agrarisch gebied.

� gewijzigde situatieDe gemeente heeft het voornemen om een deel van dit agrarisch gebied om te zetten naar eenKMO zone. Hiervoor zijn reeds de nodige juridische stappen (gewestplan wijziging) ondernomenen goedgekeurd door de overheid. Vooraleer de m.e.r.-plichtige activiteit (eventueel) uitgevoerdzal worden, zal deze KM zone in realisatie zijn. De effecten van waterbeheersing voor dediscipline 'fauna en flora' worden voorspeld ten opzichte van de actuele waarde van het resterendeagrarisch gebied.

� gewenste situatieDe actuele biologische waarde van het agrarisch gebied is gering door activiteiten vanwaterbeheersing (drainering met gevolgen van verdroging), die reeds de laatste jaren werdenuitgevoerd. Er bestaan voldoende betrouwbare en gedetailleerde basisgegevens (inventarisaties)over de toestand van het biotisch milieu, vooraleer een aanvang werd genomen met de ontwateringvan het agrarisch gebied. Vanuit natuurbehoudsstandpunt (b.v. als een concrete invulling van eenbeleidsdoelstelling) is deze verdwenen situatie wenselijk. Deze vroegere situatie kan aan de handvan de bestaande bronnen gereconstrueerd worden, en met een zelfde detailleringsgraad zoals deactuele toestand. De effecten van de waterbeheersing voor de discipline 'fauna en flora' wordenvoorspeld ten opzichte van de vroegere situatie.

In een MER kan dus met verschillende referentiesituaties gewerkt worden, onder voorbehoud dat dezesituaties met een zelfde diepgang en nauwkeurigheid kunnen geïnventariseerd en geanalyseerd kunnenworden als de huidige toestand. Dit houdt in dat er voldoende en betrouwbare basisgegevens terbeschikking moeten zijn om deze situaties te beschrijven.

De referentiesituatie kan voor elk MER afzonderlijk vastgelegd worden, door interdisciplinair overleg enin samenspraak met de cel m.e.r.. Dit vastleggen van de inhoud van de referentiesituatie dient te gebeurenin de startnota.

Page 45: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten30

REFERENTIESITUATIE

De referentiesituatie kan dus één of meer situaties inhouden. Uit volgende situaties kan dereferentiesituatie gekozen worden :

huidige situatie actuele toestand

gewijzigde situatie situatie rekening houdend met activiteiten die op korte termijn zullen uitgevoerdworden. Hierbij houdt men rekening met ingrepen die in de nabije toekomst,dus voor de uitvoering van het m.e.r.-plichtig project, uitgevoerd zullenworden.

gewenste situatie de situatie waarbij rekening gehouden wordt met kwaliteits-doelstellingen,hierin zijn de beleidsdoelstellingen vervat (b.v. de -in sommige gevallen-nog niet bereikte kwaliteitsdoelstelling voor oppervlaktewater,stiltegebieden, ...)

opmerking :De huidige situatie en de gewijzigde situatie worden interdisciplinair vastgelegd.De gewenste situatie kan vastgelegd worden per discipline en wordt enkel gehanteerd indien deze meteen zelfde diepgang bestudeerd kan worden als de huidige en gewijzigde situatie. In de meeste gevallenzal slecht één referentiesituatie beschouwd worden en dit zal de huidige situatie zijn.

In Nederland worden de termen nulalternatief, referentiesituatie en autonome ontwikkeling gebruikt voorhet aanduiden van de situatie, waarbij het project niet uitgevoerd wordt. In praktijk worden de termennulalternatief, referentie situatie en autonome ontwikkeling door elkaar gebruikt; ze verwijzen immers naardezelfde situatie : de toekomstige ontwikkeling van het milieu zonder dat het voornemen of één van dealternatieven wordt gerealiseerd. De referentiesituatie (of nulalternatief, of autonome ontwikkeling) houdtdus een toekomstprognose in en het is belangrijk dat inzicht bestaat in de plannen en activiteiten die in hetbetreffende gebied zijn gepland, wat de hardheid van die plannen is en welke plannen er (ookbuitenwettelijk) al worden uitgevoerd.

De bestaande toestand wordt kort beschreven.(uit : handleiding m.e.r., eindkoncept, april 1994, VROM)

Page 46: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

31

2.6 Geplande situatie

De geplande situatie is de toestand van het studiegebied tijdens en na de uitvoering van het geplandeproject en ten gevolge van dit project, zoals het vastgelegd is in de projectbeschrijving en zonder rekeningte houden met eventuele milderende maatregelen.

Voor de keuze van de geplande situatie dienen alle mogelijke alternatieven die opgenomen zijn in deprojectbeschrijving, beschouwd te worden. Onafhankelijk van het feit of het nu gaat om eenbeleidsalternatief, een locatiealternatief of een uitvoeringsalternatief (of technische variant), brengt elkalternatief een andere geplande situatie met zich mee en dus potentieel andere milieueffecten. Om deoverzichtelijkheid van het MER te bewaren en om geen overtollig werk te bezorgen aan de deskundigen, ishet van belang dat zoveel mogelijk technisch en financieel haalbare alternatieven bestudeerd wordentijdens het vooronderzoek, dus vooraleer met het eigenlijke MER wordt begonnen. Enkel de relevantealternatieven worden in het MER opgenomen.De geselecteerde alternatieven resulteren in even zoveel geplande situaties. Deze dienen duidelijkgeformuleerd te worden en genummerd. In de samenvatting van de milieueffecten dient steeds duidelijkvermeld te worden met welke geplande situatie de opgesomde milieueffecten corresponderen.

2.7 Milderende maatregelen

Milderende maatregelen zijn maatregelen die milieueffecten helpen vermijden, te niet doen, compenserenof verzachten (b.v. verminderen in duur of intensiteit). Milderende maatregelen zijn maatregelen die doorde deskundigen worden voorgesteld en die niet in de projectbeschrijving zijn opgenomen. Deze kunneno.a. technische varianten inhouden.

Het verschil tussen uitvoeringsalternatieven en milderende maatregelen is niet altijd duidelijk enwaarschijnlijk ook niet relevant. Milderende maatregelen kunnen in principe ook voor eenuitvoeringsalternatief voorgesteld worden. Een milderende maatregel is een concrete regeling of schikking.Het verschil tussen een milderende maatregel en een uitvoeringsalternatief is niet zozeer van inhoudelijkaard, maar wel van procesmatige aard (niveauverschil). Milderende maatregelen zijn specifiek enprojectgebonden en worden in de regel voorgesteld door een MER-maker. Uitvoeringsalternatieven zijneveneens specifiek voor een welbepaald project, zijn gerelateerd aan een wel bepaalde locatie en worden inde regel voorgesteld door een initiatiefnemer (in samenspraak met de MER-makers). Er is dus eenhiërarchisch verschil te onderscheiden tussen een milderende maatregel en een uitvoeringsalternatief; eenuitvoeringsalternatief kan gelijk gesteld worden aan de geplande situatie met milderende maatregelen.Een subtiel verschil kan gevonden worden in het feit dat milderende maatregelen, alhoewel ze specifiekvoor een project worden voorgesteld, toch een algemeen karakter hebben. Vaak worden immers dezelfdemilderende maatregelen voorgesteld voor projecten van verschillende aard. Het planten van bomenlangsheen een weg kan in vele situaties als milderende maatregel voorgesteld worden. In het volgende

Page 47: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten32

voorbeeld wordt het hiërarchisch verschil tussen een milderende maatregel en een uitvoeringsalternatiefverduidelijkt. Voor een kruispunt op een weg die gelijkgronds wordt aangelegd (de geplande activiteit),kunnen bijvoorbeeld twee uitvoeringsalternatieven voorgesteld worden : een tunnel of een brug. Voor dezedrie situaties kunnen milderende maatregelen voorgesteld worden (planten van bomen, i.v.m. de breedtevan de rijvakken, i.v.m. het aantal en de breedte van de fietspaden, ...).

VOORBEELD

In het volgende hypothetische voorbeeld wordt het verschil tussen een milderende maatregel enuitvoeringsalternatief verduidelijkt. De activiteit betreft de aanleg van een hoofdtransportleiding.

� uitvoeringsalternatiefIn normale werkomstandigheden wordt een pijpleiding in open sleuf aangelegd. Om eenwaardevol natuurgebied te vermijden wordt als uitvoeringsalternatief een 'gerichte boring'voorgesteld onder dit gebied. De gerichte boring is een uitvoeringsalternatief.

� milderende maatregelenAangezien een gerichte boring hoge geluidsemissies als gevolg heeft, wordt als milderendemaatregel voorgesteld de gerichte boring niet uit te voeren tijdens de broedperiode van vogels.

2.8 De geplande situatie met milderende maatregelen

De geplande situatie met milderende maatregelen is de toestand van het milieu tijdens en na de realisatievan het project, indien het project uitgevoerd wordt rekening houdend met de in het MER voorgesteldemilderende maatregelen. Een vergelijking met de referentiesituatie en met de geplande situatie(s) leverthet resultaat op van de toegevoegde milderende maatregelen aan het project : er dient nagegaan te wordenwat het resultaat is van de milderende maatregelen op de milieueffecten. Een dergelijke evaluatie isbelangrijk in functie van de uiteindelijke beoordeling van het project in de vergunningsprocedure.

In de geplande situatie met milderende maatregelen wordt het project aangepast overeenkomstig devoorgestelde milderende maatregelen. Indien tussen initiatiefnemer en MER-makers geen consensus kanbereikt worden omtrent de milderende maatregelen kan dit aanleiding geven tot verschillende geplandesituaties met milderende maatregelen.

Page 48: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

33

2.9 Ontwikkelingsscenario's

Scenario's : beschrijven de evolutie van het studiegebied in de toekomst, rekening houdend met deautonome evolutie van het gebied en met de evolutie onder invloed van plannen en beleidsopties. Dezescenario's dienen beschreven te worden ter aanvulling van de referentiesituatie, indien er redenen zijn omaan te nemen dat deze toestand in de toekomst ingrijpend kan veranderen. Deze veranderingen kunnenonder impuls geschieden van zowel de autonome ontwikkeling als door de mens gestuurdeontwikkelingen.

De autonome ontwikkelingautonoom betekent : 'levend naar, of zich vergelijkend in eigen normen; zelfstandig in juridische,biologische of fysiologische zin' (naar van Dale, 1995, 12� druk in nieuwe spelling). Een dergelijkeautonome ontwikkeling van een studiegebied is bijgevolg de ontwikkeling die dit gebied zou doormakenzonder gestuurde beïnvloeding van buitenaf. Naast ontwikkelingen van vegetatie en fauna, gaat het hiero.a. ook om ontwikkelingen ten gevolge van (sociale) gedragspatronen van de bevolking. Deze laatstehebben niet door de overheid geplande tendensen tot gevolg. Wat de gedragspatronen betreft dient menonder meer rekening te houden met de bestaande tendensen in verband met bodemgebruik (al dan nietlegaal), het oprichten van kleinere infrastructuren en activiteiten zoals recreatie.

Tegenover de autonome ontwikkeling staan door de overheid gestuurde en beïnvloede ontwikkelingen. Deze kunnen uiteraard zeer divers zijn en afhankelijk van beleidsvoornemens, plannen en programma's. Wat betreft de beleidsvoornemens, plannen en programma's dient men rekening te houden metbodembestemmingsplannen (o.a. gewestplannen - niet alles wat op het gewestplan is aangeduid is ookeffectief gerealiseerd, bijzondere plannen van aanleg), landinrichtingsplannen, ruilverkavelingsprojecten,structuurplannen, rangschikkingsbesluiten (o.a. landschappen , monumenten, dorpsgezichten , ...), hetgemeentelijk milieuconvenant, beleidsrichtlijnen en internationale conventies en intentieverklaringen. Deze kunnen resulteren in geplande tendensen en activiteiten. Deze tendensen kunnen een vermeerdering,een vermindering of een kwalitatieve verandering inhouden van bodemgebruik of activiteiten. Er kunnenoude tendensen verdwijnen en nieuwe ontstaan. Gekoppeld hieraan kunnen infrastructuren opgerichtworden of verwijderd. Beleidsvoornemens kunnen soms totaal tegengesteld zijn aan elkaar en resulterenin meerdere ontwikkelingsscenario's.

De mogelijke ontwikkelingsscenario's zullen vrijwel steeds een samenspel inhouden van zowel autonomeontwikkelingslijnen als door de mens gestuurde en beïnvloede ontwikkelingstendensen.

De ontwikkelingsscenario's zijn een aanvulling op de referentiesituatie en houden dus rekening mettoekomstprojecties. Ontwikkelingsscenario's kunnen het licht werpen op niet met enige zekerheidvoorspelbare evoluties en met name op potenties.

Ontwikkelingsscenario's verschillen van de gewenste situatie, door de diepgang waarmede ze bestudeerd

Page 49: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten34

kunnen worden en de zekerheid in enerzijds realisatie en anderzijds in de uiting naar de toekomst (hoe zalde situatie zijn op middellange en lange termijn).De invulling van de Groene Hoofdstructuur (b.v. natuurontwikkeling) is een beleidsoptie, waarmeerekening kan gehouden worden in de ontwikkelingsscenario's. Natuurontwikkeling hangt echter naar deconcrete invulling sterk af van de doelstellingen van natuurbehoud en de vegetatiedoeltypen. Vaak is aandeze natuurbehoudsdoelstelling nog geen invulling gegeven, wat inhoudt dat voor 'natuurontwikkeling'verschillende scenario's kunnen bedacht worden. Het is ook niet de bedoeling om in het MER en meerbepaald in de ontwikkelingsscenario's een concreet uitgewerkt natuurontwikkelingsplan uit te tekenen.In de ontwikkelingsscenario's kan in globale termen aangeduid worden, welke mogelijkheden voornatuurontwikkeling bestaan.

Ontwikkelingsscenario's moeten enkel in een MER opgenomen worden, indien zou blijken dat detoekomstige situatie zou afwijken van de huidige situatie door autonome ontwikkelingen of door deoverheid gestuurde ontwikkelingen. De toetsing van milieueffecten ten opzichte van eenontwikkelingsscenario zal functie zijn van de graad van concreetheid waarmee dit ontwikkelingsscenariobeschreven kan worden.

GEPLANDE SITUATIE - ONTWIKKELLINGSSCENARIO'S

De geplande situatie is de toestand van het studiegebied tijdens en na uitvoering van het geplandeproject.

De geplande situatie met milderende maatregelen is de toestand van het milieu tijdens en na derealisatie van het project rekening houdend met de voorgestelde milderende maatregelen.

De ontwikkelingsscenario's beschrijven veranderingen aan het studiegebied onder impuls vanautonome ontwikkelingen en door de mens gestuurde ontwikkelingen.

De autonome ontwikkeling van een studiegebied zijn de veranderingen aan dat gebied zondergestuurde beinvloeding van buitenaf

Page 50: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

35

2.10 Ingreep-effectschema's

(bron : J. Petts, G. Eduljee, Environmental Impact Assessment for Waste Treatment and DisposalFacilities, 1994, J. Wiley & Sons Ltd.)

Ingreep-effectschema's worden gebruikt bij het opsporen en identificeren van milieueffecten en de relatievan deze milieueffecten met het project (de activiteit) en de afgeleide ingrepen en deelingrepen.Het opstellen van ingreep-effectschema's is een hulpmiddel bij het begrijpen van de interactie tussen hetproject, de (deel)ingrepen en de disciplines. Ingreep-effectschema's worden gebruikt in de vooroverlegfase(E. dit is de zogenaamde 'scoping' fase). Ingreep-effectschema's horen dan ook thuis in de startnota.

Uit een ingreep-effectschema kan enerzijds afgeleid worden wat de directe relaties zijn tussen eendiscipline en de (deel)ingrepen van de activiteit. Anderzijds kunnen uit een ingreep-effectschema deindirecte relaties opgespoord worden, met name die relaties die ontstaan ten gevolge van een effect op eendiscipline ; dit zijn als het ware de interdisciplinaire effecten.

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld duidt het verschil aan tussen directe en indirecte effecten.

� een directe relatie of een direct effectTen gevolge van het rijden met zware machines (een deelingreep van een activiteit) inbijvoorbeeld een hooiland, zal bodemcompactie optreden, waardoor veranderingen optreden inde structuur en water- en luchthuishouding van de bodem.

� een indirecte relatie of indirect effectTengevolge van deze veranderingen in de structuur en in de lucht- en waterhuishouding van debodem kan een wijziging optreden in het ecotoop, waarbij bepaalde hooiland soorten zich nietmeer zullen hervestigen en vervangen worden door tredplanten.

Ingreep-effectschema's worden niet alleen gebruikt voor het opsporen van de directe en indirecte relatiestussen de disciplines en de ingrepen, maar kunnen ook gebruikt worden voor het opsporen vangegevensoverdracht, zowel betreffende gegevens die geleverd moeten worden door de initiatiefnemer aande disciplines, als betreffende de interdisciplinaire gegevensuitwisseling. Ingreep-effectschema's zijnvooral een hulp voor de coördinator. Deze kan op basis van het ingreep-effectschema een tijdtabel entaakverdeling opstellen voor het uitvoeren van het MER, inhoudende :- welke informatie moet op voorhand ter beschikking gesteld worden door de initiatiefnemer;- welke gegevens worden doorgegeven (aard en vorm) van discipline tot discipline : interdisciplinaire

gegevensoverdracht;- welke disciplines starten eerst met hun onderzoek en welke disciplines wachten met hun

Page 51: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten36

onderzoeksgedeelten tot de informatie van de andere disciplines ter beschikking is.

Daarnaast kunnen ingreep-effectschema's ook gebruikt worden voor het identificeren vanmilieuknelpunten.

Ingreep-effectschema's zijn belangrijk in de vooroverlegfase van het MER en worden opgesteld door decoördinator in overleg met de deskundigen en de initiatiefnemer. Een eerste vereiste om een ingreep-effectschema op te stellen is een gedetailleerde analyse (in geval van zowel een projectMER als eenhaalbaarheidsMER) van de activiteit, meer bepaald van welke ingrepen en deelingrepen wordenuitgevoerd.

Na het opstellen van de lijst met ingrepen en deelingrepen kunnen in overleg met de deskundigen dedirecte en indirecte relaties opgesteld worden met en tussen de disciplines.

INGREEP-EFFECTSCHEMA

Een ingreep-effectschema geeft de relaties weer tussen de ingrepen van een activiteit en de directeen indirecte effecten in en tussen de disciplines

Uit een ingreep-effectschema kan afgeleid worden :- welke disciplines belangrijk zijn bij het verder uitwerken van het MER;- welke ingrepen en/of deelingrepen belangrijk zijn bij het uitwerken van het MER;- welke relaties optreden tussen de disciplines;- welke gegevensoverdracht van discipline naar discipline nodig zal zijn voor het voorspellen van

effecten.

Ingreep-effectschema's zijn dus geschikt voor het opsporen en identificeren van milieueffecten, maar zezijn niet bedoeld als methode voor het overzichtelijk beschrijven van de milieueffecten. Een ingreep-effectschema geeft een globaal overzicht van welke milieueffecten te verwachten zijn, ongeacht dekarakteristieken van het milieu. Ingreep-effectschema's kunnen zeer complex worden, indien alle indirecterelaties opgespoord worden. Na het opsporen van al deze relaties kan blijken dat de effecten van hogereorde niet meer te voorspellen zijn of dat de wetenschappelijk kennis nog niet aanwezig is om deze tevoorspellen.

OVERZICHT VAN DE RELATIES IN EEN Ingreep-effectSCHEMA

activiteit

deelingreep � gevolg (emissie) � direct effect �� indirect effect (1ste orde) ���

indirect effect (2de orde) ...

Page 52: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

37

Er bestaan verschillende methoden om ingreep-effectschema's op te stellen. Ingreep-effectschema'skunnen gegroepeerd worden in vier groepen : controlelijsten, matrices, netwerken en oorzaak-gevolgdiagrammen. De methoden voor het opstellen van ingreep-effectschema's worden toegelicht in par.3.3.6.

2.11 Karakterisering van de activiteit

Een m.e.r.-plichtige activiteit wordt gekenmerkt door een aantal typische handelingen die uitgevoerdworden, enerzijds bij de bouw van de activiteit en anderzijds bij het functioneren van de activiteit na debouwfase. De handelingen die uitgevoerd worden, noemt men hoofingrepen, ingrepen en deelingrepen alnaargelang de hiërarchische ordening.

De handelingen worden gegroepeerd in fasen. Voor elke m.e.r.-plichtige activiteit kunnen verschillendefasen beschreven worden, omvattende :

(1) aanlegfase;(2) gebruiks- of exploitatiefase;(3) onderhoudsfase;(4) veiligheid en calamiteiten;(5) afsluitingsfase;(6) nabestemmingsfase;(7) opheffings- of afbraakfase.

Het gewicht dat zal gegeven worden aan de verschillende fasen is afhankelijk van het soort project. Bijinfrastructuurwerken heeft de aanlegfase vaak significante effecten, die vanwege hun aard onherstelbaarkunnen zijn. Bij hoofdtransportleidingen zijn de effecten, die optreden tengevolge van de exploitatiefasevaak minder significant.

De onderhoudsfase loopt parallel (in tijd) aan de exploitatiefase, maar wordt apart beschouwd, omdat hetvaak handelingen betreft, die ofwel met een regelmatig karakter herhaald worden ofwel slechts uitgevoerdworden indien nodig. Opslagtanks voor chemische producten moeten bijvoorbeeld geregeld gespoeldworden. De oeverversteviging van dijken moet, indien erosie optreedt aangevuld worden met breukstenen.

Bij zowel hinderlijke inrichtingen als bij infrastructuurwerken zal steeds een fase beschouwd moetenworden waarbij veiligheidsaspecten en mogelijke calamiteiten (accidentele situaties) bekeken moetenworden b.v. bij aanvoer, overslag en opslag van grondstoffen, het productieproces, en de afvoer vaneindproducten of restproducten, ofwel bij de aanleg of exploitatie van een autosnelweg, snelspoor,transportleiding.

De afsluitingsfase wordt ingevoerd bij de m.e.r.-plichtige activiteiten groeven en graverijen. De

Page 53: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten38

afsluitingsfase omvat het stopzetten van de winningsactiviteiten, het beëindigen van het productieproces,het afbreken van hydraulische transportleidingen of transportbanden, ... Na de afsluitingsfase wordt eennabestemmingsfase beschouwd. Aan de nabestemmingsfase kunnen verschillende invullingen gegevenworden, enerzijds volgens bestemming op het gewestplan, anderzijds volgens de visie van de overheid(b.v. een gemeente). Vaak zal nog een tussen-bestemming beschouwd moeten worden, waarbij de ontstaneput wordt opgevuld, en nadien pas een nabestemming krijgt.

Bij andere m.e.r.-plichtige activiteiten zal steeds een opheffings- of afbraakfase moeten beschouwdworden. In deze fase kunnen verschillende stappen van opheffing beschouwd worden :

- de activiteit wordt stilgelegd, maar niet afgebroken;- de activiteit wordt stilgelegd, de bestaande infrastructuur wordt herbestemd;- de bestaande infrastructuren worden afgebroken en afbraakproducten worden gestort;- de terreinen worden herbestemd.

De afbraakfase is van belang, omdat bij het bouwen van nieuwe hinderlijke inrichtingen rekening moetgehouden worden met de levensduur van de installaties en met de producten die bij stopzetten van hetproces verwijderd moeten worden (aanwezige grondstoffen en reststoffen).

Voor elke fase kunnen ingrepen en deelingrepen voorgesteld worden.

De volgende terminologie wordt aangehouden :

KARAKTERISERING VAN DE ACTIVITEIT

- activiteitengroep : de m.e.r.-plichtige activiteiten zijn in functie van het richtlijnenboeksamengebracht tot groepen (zie deel A);

- activiteit : de m.e.r.-plichtige activiteit ook wel het project of het voornemen genoemd;- fase : de opéénvolgende fasen bij uitvoering van de activiteit : aanleg, gebruik of exploitatie,

onderhoud, veiligheid en calamiteiten, afsluiting, nabestemming, opheffing of afbraak;- ingreep : handelingen, die uitgevoerd worden in een fase;- deelingreep : een handeling als onderdeel van de ingreep.

Page 54: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

39

2.12 Karakterisering van effecten

(bronnen : H. Coudenys, Richtlijnenboek milieueffectrapportering : rapport betreffende de eerste fase,AMINAL, november 1992 en Effectvoorspelling. I. Algemene inleiding, Publikatie van het Ministerie vanVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, nr.20)

2.12.1 Indelingswijze

Er zijn diverse principes die aangewend kunnen worden om de milieueffecten overzichtelijk in te delen enop een begrijpelijke wijze weer te geven.

- Een eerste principe is van methodologische aard en is gebaseerd op de wijze waarop effecten tot standkomen : direct, indirect, secundair of virtueel (zie verderop voor de verklaring van de termen).

- Een tweede principe werkt volgens de globale oorzaak of de herkomst van de milieueffecten. Effectenkunnen ontstaan ten gevolge van de uitvoerings- of bouwfase van het project, ten gevolge van het ruim-tebeslag en de relatieve ligging van de afgewerkte infrastructuur van het project, ten gevolge van deexploitatie- of de gebruiksfase van het project, ten gevolge van secundaire oorzaken of gedeeltelijk tengevolge van externe oorzaken.Een indeling volgens de herkomst levert objectief bruikbare informatie op voor de gebruiker.

- Een derde principe levert een indeling op naar de aard van de milieueffecten en het vlak waarop (of desfeer waarin) ze zich situeren. Effecten kunnen zich voordoen in de abiotische sfeer (m.a.w. op het vlakvan de abiotische componenten), in de biotische sfeer, op maatschappelijk vlak of op het landschappelijkvlak.

Page 55: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten40

De indelingswijzen van milieueffecten worden in volgend overzicht samengevat :

INDELINGSWIJZEN VAN MILIEUEFFECTEN

- basiskenmerken van milieueffecten :* tijdsduur;* intensiteit;* schaal;* omkeerbaarheid en herstelbaarheid.

- indeling naar methodologie :* directe;* indirecte;* virtuele;* secundaire en cumulatieve effecten;

- indeling naar herkomst :* t.g.v. van bouwfase;* t.g.v. afgewerkt project;* t.g.v. gebruiksfase;* t.g.v. oorzaken van buitenaf (cumulatieve effecten) en t.g.v. secundaire oorzaken (secundaire

effecten)- indeling naar sfeer :

* op abiotisch;* op biotisch;* op maatschappelijk en landschappelijk vlak.

2.12.2 Basiskenmerken van milieueffecten

De milieueffecten hebben zes basiskenmerken, die tevens als criterium kunnen fungeren in functie van debeoordeling van de effecten.

- Een eerste kenmerk is de tijdsduur. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen effecten:* op korte termijn : gedurende enkele dagen tot enkele maanden;* op middellange termijn : 1 tot 5 jaar;* op lange termijn : 5 jaar en meer.

Naast de tijdsduur is het van belang de frequentie van voorkomen van effecten te onderscheiden; meerbepaald tijdelijke of continue effecten. Een tijdelijk effect kan zowel incidenteel zijn (dus maaréénmalig optreden), maar het kan ook betekenen dat het effect alleen optreedt in een bepaald seizoenof tijdens een bepaalde periode van een dag (periodieke effecten) of onregelmatig.

Page 56: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

41

Naast tijdsduur en frequentie kan het tijdstip van optreden van een effect onderscheiden worden. Eeneffect treedt vaak niet onmiddellijk op nadat de ingreep heeft plaatsgevonden, maar kan een lange tijduitblijven; een voorbeeld hiervan is verontreiniging van grondwaterlagen door het traag doordringenvan een stof doorheen slecht doorlatende lagen.

- Een tweede kenmerk is de intensiteit : hoe sterk is het effect. Indien mogelijk kan dit uitgedrukt wordenin doses per tijdseenheid of in concentraties. De concrete uitdrukkingsvorm is effect-afhankelijk.

- Een derde kenmerk is de schaal of de reikwijdte van de effecten : effecten kunnen zich voor doen opgrote schaal (mondiaal, internationaal, nationaal of regionaal) of op kleine schaal (erg plaatselijkgelocaliseerd, in de ruime omgeving van het project of op gemeentelijk vlak).

- Een vierde kenmerk is de omkeerbaarheid van het effect : effecten kunnen in mindere of meerdere mateirreversibel zijn. Een reversibel effect is een effect, waarbij het systeem na het stopzetten van deingreep, zal terugkeren naar zijn oorspronkelijke toestand. Een irreversibel effect is een effect waarbijeen oorspronkelijke (geïnventariseerde) toestand, die tengevolge van een ingreep veranderd is, nooit zalterugkeren, zelfs indien de ingreep ophoudt. Het proces van verandering is onomkeerbaar.

- Een vijfde kenmerk is de herstelbaarheid van een effect : irreversibele effecten kunnen reversibelgemaakt worden door een antropogene ingreep. Als systeem A is overgegaan naar systeem B, dan kansysteem A slechts terug herkregen worden door een herstellende ingreep. Irreversibele effecten kunnenherstelbaar of onherstelbaar zijn.De herstelbaarheid van effecten is een karakterisering, die nochtans deels afhankelijk is van de input diemen wenst in te brengen en de wetenschappelijke kennis over het effect en de beschikbare technischemiddelen.

- Een zesde kenmerk is de waarschijnlijkheid dat een effect zal optreden : effecten kunnen een geringe ofgrote kans hebben dat ze zich voordoen.

Het toevoegen van deze criteria is erg belangrijk als objectieve bijdrage aan de meningsvorming rond hetproject. Ze kunnen de voedingsbodem vormen voor subjectieve criteria i.v.m. de aanvaardbaarheid van demilieueffecten en van het project.

Aan de hand van de hierboven geschetste principes en criteria, kunnen enkele bruikbare indelingenopgesteld worden.

Page 57: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten42

2.12.3 Methodologische indeling van milieueffecten

Deze indeling is belangrijk bij de detectie van de milieueffecten en de methodologische aanpak van deeffectvoorspelling.

- Directe of rechtstreekse milieueffecten : deze zijn een rechtstreeks gevolg van de kenmerken van hetproject (uitvoeringsfase, afgewerkt project, exploitatiefase) en zijn in de regel gemakkelijk op te sporen. Ze situeren zich vooral op het vlak van de abiotische milieufactoren, maar ook op het vlak van debiotische en van de maatschappelijke factoren en van het landschap.

- Indirecte of onrechtstreekse milieueffecten : dit zijn effecten ten gevolge van effecten, zowel in eersteorde (ten gevolge van directe effecten) als in tweede en hogere orde (ten gevolge van andere indirecteeffecten). B.v. een direct effect op de waterhuishouding heeft indirecte effecten tot gevolg in de eersteorde op het vlak van de bodemgesteldheid en in de tweede orde op de vegetatie op de betreffendebodem.Bij de indirecte effecten is het zwaartepunt verlegd van de abiotische naar de biotische en de maat-schappelijke sfeer. Indirecte effecten laten zich in de regel het meest gelden op het vlak van de biotischecomponenten. Deze effecten komen meestal slechts geleidelijk en gradueel tot uiting en er is vaakweinig van geweten. Indirecte milieueffecten kunnen het gevolg zijn van effecten op biotisch, abiotischen maatschappelijk vlak en komen vaak slechts geleidelijk en gradueel tot uiting. Bijgevolg zijn ze nietaltijd even gemakkelijk te detecteren. Een rechtstreeks effect op korte termijn kan b.v. eenevolutieproces in gang zetten waarvan pas na verloop van tijd de gevolgen tot uiting komen.

- Secundaire milieueffecten : deze effecten volgen niet als vanzelfsprekend uit de kenmerken van hetproject, maar zijn het gevolg van veranderende maatschappelijke en ecologische verhoudingen enevenwichten die ontstaan nadat het project is gerealiseerd en die pas in de toekomst tot uiting zullenkomen. In feite gaat het om moeilijk te duiden indirecte effecten die veelal van hogere orde zijn (b.v.indirecte effecten in de vierde orde of meer).Ook de waarschijnlijkheidsgraad is moeilijk vast te leggen. Niettemin gaat het vaak om effecten dielangdurig kunnen inwerken en van een grote reikwijdte en intensiteit kunnen getuigen. Dit wordt ver-duidelijkt aan de hand van het volgende theoretische voorbeeld : de uitbouw van een grootschaligvakantie- en recreatiecentrum in een door wegen nog slecht ontsloten uithoek van het land brengt debehoefte en de aanleg mee van zowel nieuwe wegen, als van de uitbouw van de horecasector. Dezegevolgen op maatschappelijk vlak kunnen een ketting van effecten veroorzaken, die het uitzicht van enhet leven in de betreffende regio op bepaalde vlakken ingrijpend kunnen veranderen en de regionaleecologische evenwichten sterk kunnen beïnvloeden o.a. door de bouw van kleine en grote infrastructu-ren, door verhoogde recreatie-intensiteit, vervuiling enz.

Page 58: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

43

Ondanks het feit dat dergelijke secundaire effecten vaak de meest ingrijpende en de meestveelomvattend zijn, zijn voorspellingen op dat vlak zeer moeilijk uit te voeren en meestal vanspeculatieve aard, vooral wegens het bestaan van een grote onzekerheid omtrent de toekomstprognose.

- Cumulatieve milieueffecten : dit zijn effecten die slechts gedeeltelijk het gevolg zijn van het projectonder studie. Ze zijn gedeeltelijk ook het gevolg van andere bestaande of geplande projecten en/ofactiviteiten in de onmiddellijke omgeving van het bestudeerde project, die één of meerderemilieueffecten gemeenschappelijk hebben met het bestudeerde project. Het cumulatieve effect is hetsamengestelde effect van al deze ingrepen op een bepaalde milieucomponent. Cumulatieve effectenkunnen op volgende wijze gekarakteriseerd worden (Irwin, 1990):

(1) naar de tijdskenmerken : cumulatieve effecten vinden plaats gedurende een tijdsperiode, waarbijeen zelfde type van verstoring zo veelvuldig voorkomt, dat de 'afzonderlijke' verstoringen op hetsysteem niet individueel geanalyseerd kunnen worden.

(2) naar de ruimtelijke kenmerken : cumulatieve effecten grijpen plaats in een ruimtelijk systeem,waarbij de ruimtelijke effecten van een zelfde type van verstoringen elkaar overlappen.

(3) naar ruimtelijke en tijdskenmerken : cumulatieve effecten grijpen plaats ten gevolge van hetoptreden van verschillende soorten verstoringen, waarbij een zelfde milieucomponent geaffecteerdwordt door verschillende verstoringen met voldoende overlap in ruimte en tijd. Dit type vancumulatieve effecten houdt zowel tijdskenmerken als synergetische input in en wordt als"gecombineerd" aangeduid.

- Virtuele milieueffecten(1) Ten gevolge van een project kunnen er soms op bepaalde vlakken geen milieueffecten vastgesteld

worden t.o.v. het nulalternatief. De realisatie van het project kan echter wel verhinderen datbepaalde (soms hoge) potenties van een gebied nog ooit tot ontwikkeling komen, doordat erveranderingen gebeuren (meestal op abiotisch vlak), die echter op zich geen negatieve gevolgenvoor het milieu hebben. In dit geval kunnen we spreken van virtuele effecten (indirecte effectenop het vlak van de potenties).

(2) Virtuele effecten kunnen ook het gevolg zijn van potenties die tijdens de uitvoeringsfase van eenproject ontstaan (ten gevolge van rechtstreekse veranderingen op het abiotische vlak) en die tengevolge van de afwerking van het project en/of de nabestemming terug verdwijnen. Het gaat dusom een veel belovende situatie op ecologisch of maatschappelijk vlak, die tijdelijk ontstaat tengevolge van de uitvoering van een project. Deze potenties worden echter niet waar gemaakt en demogelijkheid dat deze potenties zich in de toekomst zouden ontwikkelen verdwijnen volledig doorde manier waarop het project afgewerkt wordt en/of door de nabestemming. In dit geval kan ookgesproken worden van intermitterende effecten.

Page 59: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten44

Dergelijke effecten komen veel voor in het geval van groeven en graverijen : b.v. waardevollemogelijkheden om aan natuurontwikkeling te doen worden niet aangegrepen, of mogelijkheden oprecreatief en educatief vlak. Het betreft indirecte effecten op het vlak van potenties die nieuwgecreëerd werden tijdens de uitvoeringsfase van het project.

- Synergetische milieueffecten : dit zijn milieueffecten, die inwerkend op eenzelfde milieucomponentelkaar versterken. Een milieucomponent kan immers beïnvloed worden door verschillende bronnen vanverstoring. Het synergetisch effect is dan het resultaat van de gezamenlijke inwerking van deverschillende bronnen van verstoring, dat groter is dan de som van de afzonderlijke inwerkingen.Bijvoorbeeld het gecombineerde effect ten gevolge van geluidsoverlast en geurhinder te samen kan meerbelastend zijn voor de mens (woonkwaliteit en gezondheid), dan het effect van beide hinderaspectenafzonderlijk.

2.12.4 Gecombineerde indeling volgens de herkomst en de duur (of de reikwijdte) van de milieueffecten

In deze indeling kunnen de eerder genoemde criteria (tijdsduur, intensiteit, herstelbaarheid,waarschijnlijkheid) opgenomen worden : in de eerste plaats de tijdsduur, die voor een verdere indeling vande effecten kan gebruikt worden. In dit geval kan per effect ook een uitspraak gedaan worden over dereikwijdte en de intensiteit.Een alternatieve mogelijkheid is een indeling op basis van de herkomst, verfijnd aan de hand van dereikwijdte en met een bijkomende uitspraak over de tijdsduur en de intensiteit per effect. Al naargelang van het project onder studie kan de ene mogelijkheid praktischer zijn dan de andere. Indeze indeling bevat een beschrijving van de effecten ook een aanduiding van de sfeer waarin de effectenzich situeren. Deze kan eventueel voor een fijnere indeling instaan. - Milieueffecten ten gevolge van de uitvoerings- of bouwfase : hieronder vallen zowel tijdelijke als

permanente effecten, die rechtstreeks of onrechtstreeks kunnen ontstaan en zich op alle vlakken kunnenvoordoen (abiotisch, biotisch, maatschappelijk en landschappelijk).

- Milieueffecten ten gevolge van het afgewerkte project : hier wordt het project als een statisch gegevenbeschouwd, waarvan het ruimtebeslag en de relatieve ligging de belangrijkste componenten zijn. An-dere componenten zijn de hoogte, de kleur, de relatieve schikking van de infrastructuuronderdelen enz.Het betreft enkel permanente milieueffecten, die direct of indirect van oorsprong zijn. De virtueleeffecten die onder de methodologische indeling werden besproken, kunnen ook hierondergecatalogiseerd worden.

Page 60: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

45

- Milieueffecten ten gevolge van de exploitatie of het gebruik van het afgewerkte project : hier wordt hetafgewerkte project als een dynamisch gegeven beschouwd. Het betreft hoofdzakelijk permanenteeffecten of effecten op lange termijn. In het laatste geval is dit afhankelijk van de tijdsduur dat deinfrastructuur van het project of het industrieel project in gebruik is. Ook effecten op korte ofmiddellange termijn kunnen voorkomen, namelijk indien er op korte of middellange termijn veranderin-gen komen in de wijze van exploiteren of in de gebruiksmodaliteiten, die terzelfdertijd het beëindigenvan bepaalde effecten tot gevolg hebben.

- Milieueffecten die gedeeltelijk het gevolg zijn van oorzaken van buitenaf : dit zijn de cumulatieveeffecten zoals besproken onder de methodologische indeling.

- Milieueffecten ten gevolge van secundaire oorzaken : dit zijn de secundaire effecten zoals besprokenonder de methodologische indeling.

2.12.5 Indeling volgens de aard van de milieueffecten en de sfeer waarin ze zich situeren

Indien er een bespreking is gebeurd van de milieueffecten volgens de herkomst, kan er ook eensamenvatting gegeven worden van de effecten ingedeeld volgens de sfeer waarin ze zich situeren,eventueel aangevuld met een beoordeling volgens de criteria tijdsduur, intensiteit en reikwijdte. Door deze samenvatting (b.v. onder de vorm van een samenvattende tabel) wordt het totaalbeeld van deimpact van het project op het milieu vervolledigd en wordt er een objectieve basis gelegd voor hetsubjectieve waarde-oordeel over het project, dat door de gebruiker van het MER wordt gevormd, al naargelang van de interesses van de gebruiker en van de waarden die hij of zij koestert.

De milieueffecten worden in de volgende vier categorieën ingedeeld :- milieueffecten op abiotisch vlak;- milieueffecten op biotisch vlak;- milieueffecten op landschappelijk vlak;- milieueffecten op maatschappelijk vlak.

Page 61: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten46

KARAKTERISERING VAN EFFECTEN

Milieueffecten kunnen op volgende wijze ingedeeld worden :

directe milieueffecten milieueffecten die rechtstreeks een gevolg zijn van de kenmerkenvan een project

indirecte milieueffecten milieueffecten ten gevolge van de directe effecten (eerste orde) of tengevolge van andere indirecte effecten (tweede en hogere orde)

secundaire milieueffecten effecten ten gevolge van veranderingen die ontstaan nadat het projectis gerealiseerd en die pas in de toekomst tot uiting komen

cumulatieve milieueffecten de samengestelde effecten ten gevolge van het project of ten gevolgevan andere projecten

virtuele milieueffecten effecten ten gevolge van het verhinderen van ontwikkelingen ofpotenties in het studiegebied

synergetische milieueffectenverschillende effecten, die inwerkend op eenzelfde milieucomponentelkaar versterken

Page 62: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

47

3 ALGEMENE METHODOLOGISCHE ASPECTEN VAN M.E.R.

(bronnen : Coudenys, H., Richtlijnenboek m.e.r., eerste fase, AMINAL, 1992; Handleidingmilieueffectrapportage, eindkoncept, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening enMilieubeheer, 1994)

3.1 Inleiding

In het m.e.r.-proces kunnen verschillende fasen onderscheiden worden (zie schema 3.1). Deze zijn :

� eerste fase - een voorfase (het opstellen van een kennisgevingsdossiers)- toetsing m.e.r.-plicht;- samenstelling college van deskundigen;- opstellen kennisgevingsdossier.

� tweede fase - een vooroverlegfase (het opstellen van de startnota)- goedkeuring college van deskundigen;- de inhoudsbepaling van het MER;- redactie van de startnota.

� derde fase - een uitvoeringsfase (het opstellen van het MER)- uitvoeren van de deelonderzoeken door het college van deskundigen conform de startnota en het

verslag van de startvergadering.- redactie van het MER.

� vierde fase - een beoordelingsfase (conformverklaring van het MER)- beoordeling van het MER naar kwaliteit, inhoud, objectiviteit;- toekennen conformiteitscode.

In de loop van de tweede fase wordt de startnota opgesteld. Het eindproduct van de derde fase is hetmilieueffectrapport. De vierde fase wordt afgerond met het toekennen van een conformiteitscode aan hetMER. Elke fase bestaat uit een aantal stappen die in dit hoofdstuk aan bod komen.

De vooroverlegfase wordt voorafgegaan door een voorfase. De voorfase start wanneer de initiatiefnemervast stelt dat hij voor zijn activiteit een milieueffectrapport moet opstellen (toetsen aan de m.e.r.-plicht). Devoorfase eindigt bij het aanmelden van het voornemen om een MER op te stellen bij de bevoegdeadministratie (dus bij het indienen van de kennisgeving door de initiatiefnemer). De voorfase omvat hetopstellen van het kennisgevingsdossier door de initiatiefnemer. Tijdens de voorfase kunnen eveneens doorde initiatiefnemer op vrijwillige basis een voorstudie of haalbaarheidsMER uitgevoerd worden.

Page 63: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

49

3.2 De voorfase

3.2.1 Inleiding

De voorfase omvat de volgende stappen :

(1) de initiatiefnemer stelt de m.e.r.-plicht vast voor zijn geplande activiteit (eventueel informeel overlegmet de bevoegde administraties);

(2) analyse van de activiteit : opstellen haalbaarheidsMER of projectMER(2) de initiatiefnemer voert eventueel een voorstudie of haalbaarheidsMER uit als milieu-verantwoording

van het project;(3) de initiatiefnemer stelt eventueel een milieueffectnota op indien twijfel zou bestaan omtrent de

toepassing van de m.e.r.-plicht of indien de m.e.r.-plicht ruimte laat voor interpretatie:(4) initiatiefnemer kontakteert verschillende MER-deskundigen, opent een offerteaanvraag;(5) initiatiefnemer stelt een college van deskundigen samen op basis van de criteria vastgelegd in de

offerteaanvraag en duidt een coördinator aan.(6) de initiatiefnemer stelt een kennisgevingsdossier op.

Tijdens de voorfase kan er reeds informeel overleg zijn met de bevoegde administratie indien er twijfel zoubestaan omtrent de toepassing van de m.e.r.-plicht of het samenstellen van het college van de deskundigen.Het is immers moeilijk op voorhand te bepalen welke disciplines van belang zullen zijn in hetmilieueffectrapport, met andere woorden voor welke disciplines 'waarschijnlijk significante effecten' zullenoptreden. De bevoegde administratie kan informeel aanduiden welke disciplines minstens onderzochtzullen moeten worden.Indien de bevoegde administratie op voorhand kenbaar maakt welke milieuaspecten van bijzonder belangzullen zijn in het MER, zal de initiatiefnemer hiermee rekening houden bij het opstellen van eenofferteaanvraag.

Tijdens de voorfase kan onder meer tijdens informeel overleg met de bevoegde administratie bepaaldworden op welk niveau het MER betrekking heeft, meer bepaald of een haalbaarheidsMER dan welprojectMER zal opgesteld worden.

Overleg met bevoegde administraties tijdens de voorfase heeft een informeel karakter; dit houdt in datgedane uitspraken niet bindend zijn, maar eerder als sturend beschouwd moeten worden.

De verschillende stappen in de voorfase worden in volgend schema samengevat :

DE VOORFASE

Page 64: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten50

- opstellen van een milieueffectnota bij onzekerheid met betrekking tot de toepassing van dem.e.r.-plicht;

- initiatiefnemer kan een voorstudie of haalbaarheidsMER uitvoeren (studie van alternatieven), termilieuverantwoording van zijn project;

- vaststelling m.e.r.-plicht en mogelijk informeel overleg met bevoegde administratie inzake teonderzoeken disciplines en aandachtspunten;

- selectie van college van deskundigen en aandacht voor de rol van de coördinator;- detectie van (gewest)grensoverschrijdende milieueffecten conform Espoo conventie, het

samenwerkingsakkoord tussen de gewesten en Vlaams-nederlands stappenschema;- opstellen kennisgevingsdossier conform de minimum eisen en aangevuld met eventueel

voorstudies, haalbaarheidsMER, de vermelding van (gewest)grens-overschrijdendemilieueffecten.

3.2.2 Het uitvoeren van voorstudies

Bij het toetsen aan de m.e.r.-plicht kan in bepaalde gevallen discussie optreden omtrent de toepassing vande m.e.r.-plicht. Voorbeelden hiervan zijn projecten die resulteren onder activiteitengroep 'dewaterhuishoudingsprojecten' en activiteitengroep 'herbebossen'. Waterhuishoudingsprojecten zijn immerspas m.e.r.-plichtig als het waterregime wordt beïnvloedt; herbebossingsprojecten zijn immers pas m.e.r.-plichtig indien negatieve ecologische effecten te verwachten zijn. Anderzijds is er het voorbeeld van deaanleg van hoofdtransportleidingen, zoals collectoren en pijpleidingen : deze zijn enkel m.e.r.-plichtig in de m.e.r.-regelgeving opgesomde "waardevolle" gebieden. Nochtans kunnen deze infrastructureleprojecten, indien ze vlak naast een dergelijk gebied vallen, wel degelijk in het gebied negatieveecologische en/of landschappelijke effecten veroorzaken. Voor dergelijke projecten/omstandigheden kanhet aangewezen zijn dat de initiatiefnemer in de voorfase van het m.e.r.-proces een milieueffectnota opsteltof laat opstellen. De doelstelling en inhoud van een milieueffectnota worden concreter beschreven inhoofdstuk 9.

Tijdens de planningsfase van het m.e.r.-plichtig project, kan de initiatiefnemer op vrijwillige basis eenvoorstudie (laten) opstellen (omtrent de inhoudelijke aspecten zie hoofdstuk 10). Voorstudies hebbenbetrekking op het ontwerpen van een "milieuvriendelijk" project, waarin alternatieven (locatie-,uitvoerings- en procesalternatieven) bestudeerd (kunnen) worden. Voorstudies kunnen enerzijds opgesteldworden door de initiatiefnemer of door derden. Voorstudies in deze context omvatten niet alle studies, dievoorafgaand aan het m.e.r.-proces werden uitgevoerd, zoals technische studies en economische studies ....

Page 65: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

51

In de voorstudie kan onderzocht worden op welke wijze milieueffecten kunnen voorkomen of beperktworden. In een voorstudie wordt de milieuverantwoording voor de keuze van een project en/of van eenproces gegeven en kunnen o.a. tracé- of locatiealternatieven, procesalternatieven, geïntegreerde preventieen bestrijding van verontreiniging, toepassing van het 'BBT' principe (Best Beschikbare Technieken) aanbod komen. Indien de initiatiefnemer op basis van de resultaten van de voorstudie een 'milieuvriendelijk'project ontwerpt, zodanig dat milieuknelpunten kunnen voorkomen worden, zal het opstellen van eenprojectMER, waarbij meer in detail de effecten van de voorgenomen activiteit worden beschreven, mindertijd vergen. Het opstellen van een voorstudie is vrijblijvend en kan het m.e.r.-proces voorafgaan.

De resultaten van een voorstudie worden opgenomen in het MER. In de startnota wordt in het kortaangegeven waarover de voorstudie handelt. Indien geen voorstudie werd uitgevoerd dient toch eenmilieuverantwoording opgesteld te worden, waarin de initiatiefnemer aangeeft in welke mate hijmilieuaspecten reeds in zijn projectontwerp heeft opgenomen.

De initiatiefnemer kan eveneens een haalbaarheidsMER (laten) opstellen; de initiatiefnemer opteert danvoor het volgen van de m.e.r.-procedure. Het opstellen van het haalbaarheidsMER zal methodologisch eninhoudelijk begeleid worden door de cel m.e.r. en de ambtenaren deskundigen. Net zoals bij eenprojectMER wordt er door de initiatiefnemer en het college van deskundigen een startnota opgesteld,wordt een startvergadering georganiseerd, wordt een ontwerpMER opgesteld en wordt de ontwerptekst vanhet MER besproken. Een haalbaarheidsMER krijgt geen conformiteitscode, wel een attestering (verklaringdat het MER geschikt is voor verdere besluitvorming)In een haalbaarheidsMER worden verschillende alternatieven beschouwd (locatie, uitvoering, procesalternatieven) en beoordeeld. In hoofdstuk 10 wordt een kort overzicht gegeven van de methodologischeprincipes.Tijdens de voorfase kan een haalbaarheidsMER op vrijwillige basis gebruikt worden voor informeeloverleg en voor openbare inspraak (vrijwillig).

3.2.3 Het opstellen en beoordelen van een offertevraag

Bij het beoordelen van offertes voor het opstellen van een MER of een startnota, kan de initiatiefnemernaast de prijs de volgende criteria hanteren :

- de inhoud van de offerte, met specifieke aandacht voor :* inhoudsbepaling van de disciplines;* beschreven methodiek van effectvoorspelling;

* effectvoorspellingsmethoden steunend op betrouwbare gegevens (veldwerk);* de (methodologische) interdisciplinaire afstemming van de verschillende disciplines.

Page 66: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten52

- de tijds-afstemming van de onderzoeken van de verschillende disciplines, inzake :* veldwerk;* gegevensoverdracht.

- de coördinatie en de kwaliteiten van de coördinator zoals inzicht, ervaring, gezag en gevoel voormanagement;

- de referenties en ervaring van de deskundigen;- de kwaliteit.

De initiatiefnemer zal één van de erkende deskundigen van het college aanduiden als coördinator van hetMER. De coördinator heeft een belangrijke taak bij het opstellen van de startnota en het MER. Decoördinator dient de nodige aandacht te besteden aan de leesbaarheid van het MER en dient het hoofdstukeindsynthese/integratie op te stellen.

De coördinator :- is de gesprekspartner tussen de deskundigen en de initiatiefnemer;- zorgt voor een tijdsschema;- bepaalt de algemene methodologie;- is verantwoordelijk voor het interdisciplinaire overleg tijdens alle stappen van de startnota en het MER;- zorgt voor de redactionele aspecten.

Van belang bij de selectie van een coördinator is niet zozeer de discipline waartoe hij behoort, maar welhet feit dat hij de startnota en het milieueffectrapport interdisciplinair en integrerend kan benaderen. Hijmoet regelmatig overleg plannen tussen de deskundigen, en met de initiatiefnemer vooral met betrekkingtot het oplossen van knelpunten inzake effectmilderende maatregelen. Tevens moet hij voldoendetechnisch inzicht hebben op de activiteit en op de andere disciplines, om kwalitatief te kunnen oordelenover de inhoud van de teksten en beschikken over kwaliteiten zoals gezag, gevoel voor management,inzicht en ervaring.

3.2.4 Grensoverschrijdende milieueffecten

In deze fase moet eveneens aangegeven worden of de geplande activiteit betekenisvolle grens- ofgewestgrensoverschrijdende milieueffecten kan hebben. Dit heeft in deze fase reeds belang waar het deuitvoering van het Verdrag van Espoo betreft en voor het Vlaams-Nederlands stappenschema. Grensoverschrijdende informatie-uitwisseling is sowieso verplicht na conformiteit (EU-richtlijn 85/337) enbinnen België geregeld in het Samenwerkingsakkoord tussen de Gewesten.

Page 67: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

53

Het intergewestelijk samenwerkingsakkoord stelt :Indien er gewestgrens- overschrijdende milieueffecten optreden, zal in het kader van hetsamenwerkingsakkoord tussen de drie Gewesten, de regering van het Gewest, waar de effecten zichvoordoen, op de hoogte gesteld worden van het feit dat een vergunningsaanvraag voor het project werdingediend (artikel 3). De informatie bevat minstens : de coördinaten van de aanvrager, de localisatie vanhet project, de betrokken administraties en het type project. Van zodra het milieueffectrapport is voltooid,dient een volledig afschrift van het MER overgemaakt te worden aan de regering van het Gewest waar deeffecten zich voordoen (artikel 4). Het MER dient ingediend te worden voordat het openbaar onderzoekwordt georganiseerd, zodat de belanghebbende inwoners van het Gewest waar effecten zich voordoenkunnen deelnemen aan het openbaar onderzoek (artikel 5). De regering van het Gewest, waar de effectenzich voordoen, kan op haar eigen grondgebied een openbaar onderzoek organiseren.

De initiatiefnemer kan op vrijwillige basis tijdens het m.e.r-proces de overheid van het Waals Gewest ofhet Brussels Hoofdstedelijk Gewest op de hoogte stellen; een informeel openbaar onderzoek kangeorganiseerd worden tijdens de vooroverlegfase (E. scoping fase) op verzoek van een initiatiefnemer,teneinde mogelijke alternatieven, knelpunten en aandachtsgebieden op te sporen. Alle stappen die danondernomen worden zijn informeel.

Het Verdrag van Espoo regelt de grensoverschrijdende informatieuitwisseling en het overleg. Alvorens eenMER wordt opgesteld voor een activiteit met belangrijke nadelige grensoverschrijdende milieueffecten, ishet land van herkomst verplicht elk ander land dat milieuhinder kan ondervinden van de activiteit teinformeren dat een m.e.r.-procedure zal opgestart worden. De benadeelde landen hebben een mogelijkheidom te participeren in de m.e.r.-procedure en daartoe dient alle informatie over de te verwachtengrensoverschrijdende milieugevolgen uitgewisseld te worden.

Indien het geplande project, een activiteit is van Aanhangsel I van het verdrag van Espoo of indien degeplande activiteit grensoverschrijdende effecten heeft op basis van de criteria, opgenomen in AanhangselIII van het verdrag van Espoo zal in een zo vroeg mogelijk stadium en niet later dan het openbaaronderzoek in eigen land, de regering van de buurlanden op de hoogte gesteld worden van de geplandeactiviteit. In dit geval zullen de administratieve richtlijnen, opgesteld in het kader van het verdrag vanEspoo gevolgd moeten worden. De notificatie aan het buurland omvat minstens (Artikel 3):(a) informatie over het project en de mogelijke grensoverschrijdende impact;(b) de mogelijke te nemen beslissingen;(c) een indicatie van de termijn waarbinnen een antwoord wordt verwacht van het buurland, rekening

houdend met de aard van de activiteit.

Page 68: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten54

Relevante onderdelen van het milieueffectrapport moeten vertaald worden in de taal van het buurland.Overeenkomstig Aanhangsel II dient de inhoud van een MER uit minstens volgende onderdelen te bestaan:

(a) een beschrijving van de activiteit en de doelstelling;(b) een beschrijving van de relevante alternatieven voor de activiteit en het nulalternatief;(c) een beschrijving van het milieu dat waarschijnlijk significant beïnvloed wordt door de activiteit en de

alternatieven;(d) een beschrijving van de potentiële milieu-impact van de activiteit en de alternatieven en een

inschatting van de significantie;(e) een beschrijving van de milderende maatregelen om negatieve milieueffecten tot een minimum te

beperken;(f) een expliciete indicatie van de effectvoorspellingsmethoden, aannamen en de gebruikte gegevens;(g) een identificatie van leemten in kennis;(h) indien nodig, een schets van post-project analyse en monitoring(i) niet-technische samenvatting.

De initiatiefnemer zal met de verschillende stappen voorzien in het Verdrag van Espoo rekening moetenhouden bij het opstellen van een offerteaanvraag (b.v. voorzien van vertalingen) en bij het verloop van hetm.e.r-proces en kan b.v. op vrijwillige basis reeds in een vroeger stadium de buurlanden op de hoogtestellen en maatregelen treffen voor het organiseren van een openbaar onderzoek in eigen land en in debuurlanden tijdens b.v. de vooroverlegfase of voor de conformverklaring van het MER.

Het Stappenschema grensoverschrijdende milieueffectrapportage Vlaanderen Zuid-Nederland tracht eeneerste concretisering te zijn van Artikel 7 van de richtlijn 85/337/EEG en het Verdrag van Espoo van25/02/1991 en beschrijft een methode, die stap voor stap aangeeft welke acties ondernomen moetenworden ingeval een activiteit met mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen gepland wordt.Alle m.e.r-plichtige activiteiten (in Vlaanderen) binnen de 5 km grens gelegen, volgen in principe hetstappenschema, tenzij geen grensoverschrijdende milieugevolgen verwacht worden. M.e.r.-plichtigeactiviteiten op meer dan 5 km afstand van de grens kunnen ook het stappenschema volgen, indiengrensoverschrijdende milieugevolgen te verwachten zijn.Een eerste stap is de uitwisseling van het meldingsdossier aan het betrokken Vlaams provinciebestuur, hetgemeentebestuur en het Nederlandse aanspreekpunt. De Nederlandse overheidsinstanties kunnen danparticiperen in de bespreking van de startnota en het ontwerpMER.

In het kennisgevingsdossier kan de initiatiefnemer aanduiden of (1) zijn project binnen 5 km van deVlaams-Nederlandse grens ligt en (2) of nadelige milieugevolgen te verwachten zijn in het buurland.

3.2.5 Het opstellen van een kennisgevingsdossier

Page 69: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

55

De voorfase wordt afgesloten met het opstellen van een kennisgevingsdossier.De kennisgeving omvat officieel :- een omschrijving en ruimtelijke situering van het voorgenomen project;- een afschrift van de overeenkomsten tussen de initiatiefnemer en de erkende deskundigen, deel

uitmakend van het college van deskundigen;- lijst met adressen van het college van deskundigen;

Maar zou minstens ook moeten bevatten :- aanduiding van een coördinator;- melding van eventuele voorstudies of haalbaarheidsMER;- melding van eventuele nadelige (gewest)grensoverschrijdende gevolgen van het project;

Aan de kennisgeving kan eventueel toegevoegd worden :- de startnota.

3.3 De vooroverlegfase

3.3.1 Inleiding

De vooroverlegfase is de fase na het indienen van de kennisgeving door de initiatiefnemer bij de bevoegdeadministratie. Dit is de fase waarin het college van deskundigen wordt goedgekeurd, de startnota wordtopgesteld en de bevoegde administratie richtlijnen geeft over de gewenste inhoud van het MER. Devooroverlegfase eindigt met het goedkeuren van de startnota en het verslag van de startvergadering.De vooroverlegfase heeft een uitgesproken interdisciplinair karakter, en de taak van de coördinator is zéérbelangrijk.

De volgende stappen komen in de interdisciplinaire vooroverlegfase aan bod komen :(1) opstelling van de projectbeschrijving en vastlegging van de projectgrenzen;(2) toetsing aan juridische en beleidsmatige randvoorwaarden;(3) bepalen van eventuele alternatieven;(4) inhoudsbepaling van het MER : bepaling van de specifieke reikwijdte van elke discipline;(5) opstellen van ingreep-effectschema's : opsporen van de netwerkrelaties tussen de deelingrepen van

het project en de milieufactoren en tussen de milieudisciplines onderling;(6) identificeren van milieuknelpunten en aandachtsgebieden;

4 De projectbeschrijving verandert in de praktijk van het m.e.r.-proces vaak meermaals naarmate

de studie vordert, doordat in de projectbeschrijving zaken veranderd worden in functie van hetvermijden van nadelige milieu-effecten. Op basis van de uiteindelijke projectbeschrijvingwordt de geplande situatie opgesteld en gebeurt de effectvoorspelling die in het rapportopgenomen wordt.

Page 70: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten56

(7) de afbakening van het studiegebied aan de hand van de invloedssfeer van de te onderzoekeneffecten;

(8) definiëren van de referentie situatie en de te beschouwen scenario's;(9) identificatie van gegevensverzameling en gegevensoverdracht;(10)de redactie van de startnota.

Het vooroverleg gaat het opstellen van het MER vooraf. Uit de interdisciplinaire vooroverlegfase volgenreeds enkele belangrijke consequenties voor de structuur van het MER, namelijk afspraken i.v.m. derelatieve volgorde van de te bespreken deelstudies.Rekening houdend met de informatiedoorstroming en de toenemende mate van synthese is het logisch datde technische disciplines, meer bepaald de abiotische milieufactoren (disciplines 'lucht', 'klimaat', 'geluiden trillingen', 'licht, warmte en straling', 'bodem' en 'water') vooraan worden besproken en daarna deintegrerende disciplines, met name de biotische factoren ('fauna en flora'), de milieuhygiënische factoren(discipline 'mens-gezondheid'), als voorlaatste factor het landschap, de monumenten en materiëlegoederen en als integrerende factor bij uitstek de maatschappelijke en ruimtelijke factoren (discipline'mens-ruimtelijke aspecten'). Hierbij dient opgemerkt dat de ultieme relatieve volgorde steedsprojectgebonden dient te zijn.

In deze interdisciplinaire vooroverlegfase van de milieueffectrapportage is een belangrijke taak weggelegdvoor de coördinator van het MER. Hij is het die het interdisciplinair overleg coördineert, die instaat voorhet uitwerken van de ingreep-effectschema's en de netwerkrelaties en die de resultaten hiervan vastlegt,enerzijds in de relatieve volgorde van de te bespreken deelstudies, anderzijds in de globale effectanalyse opecosysteemniveau. Tijdens de interdisciplinaire vooroverlegfase dient men ook tot een consensus te komenover het bepalen van de referentiesituatie.

5 In feite hebben we te doen met een iteratief proces, waarvoor hier de eerste aanzet gegeven wordt

: naarmate het vooroverleg vordert, kan het studiegebied herafgebakend worden, op basis vanverbeterde inzichten in de aard en de invloedssfeer van de te verwachten effecten. Het zelfdegeldt voor de beschrijving van de alternatieven.

Page 71: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

57

De verschillende stappen in de vooroverlegfase worden in volgend schema samengevat :

DE VOOROVERLEGFASE

- analyse van de voorgenomen activiteit en bepaling van de projectgrenzen;- toetsing van de voorgenomen activiteit aan juridische en beleidsmatige randvoorwaarden;- selectie van eventuele alternatieven;- bepaling van de specifieke reikwijdte;- opstellen van ingreep-effectschema's;- selectie van aandachtspunten en aandachtsgebieden;- afbakening van het studiegebied;- het vastleggen van de referentiesituatie en de ontwikkelingsscenario's;- identificatie van gegevensoverdracht (zowel tussen de initiatiefnemer en de MER-deskundigen

als interdisciplinair) en toetsing van de gegevensoverdracht op haalbaarheid en noodzakelijkheid.

3.3.2 De voorgenomen activiteit

Een eerste stap in het vooroverleg is inzicht verwerven in de voorgenomen activiteit en doelstelling van deactiviteit. Een juiste omschrijving van de doelstelling van het project is belangrijk, om de vrijheidsgradenvoor het opstellen van alternatieven te bepalen (zie par. 3.3.4).

Afhankelijk van het feit dat de initiatiefnemer al dan niet in de vooronderzoeksfase een voorstudie heeftverricht inzake de milieuverantwoording van zijn voorgenomen activiteit zijn er twee mogelijkheden :

(1) de initiatiefnemer beschikt over een voorstudie of een haalbaarheidsMER waarvan de resultatendienstig zijn als milieuverantwoording voor het m.e.r.-plichtig project :

Door de coördinator en MER-deskundigen dient nagegaan te worden welke effectieve maatregelen deinitiatiefnemer heeft opgenomen in zijn projectbeschrijving ter preventie van afval en emissies enwelke alternatieve tracés, locaties en processen onderzocht werden ter voorkoming van milieuschadeen, of de voorgestelde oplossingen voor de milieuknelpunten niet enkel het probleem verschuiven.Vervolgens kan geopteerd worden voor het opstellen van een projectMER, waarbij de nog teonderzoeken alternatieven zullen beperkt worden tot uitvoeringsalternatieven en effectmilderendemaatregelen.

Page 72: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten58

(2) de initiatiefnemer beschikt over geen voorstudie of haalbaarheidsMER :

In overleg met de coördinator en de MER-deskundigen kan geopteerd worden voor één van devolgende mogelijkheden :(a) de initiatiefnemer laat vrijblijvend een voorstudie of haalbaarheidsMER opstellen van zijn m.e.r.-

plichtige activiteit en start op basis van de resultaten van de voorstudie het m.e.r.-proces;(b) de initiatiefnemer start het m.e.r.-proces en opteert in de startnota voor het opstellen van een

haalbaarheidsMER, een studie van een niet strak omlijnd project (project in planningsfase),waarin alternatieven betreffende het tracé, de locatie en het proces bestudeerd worden; steunendop de resultaten van het HaalbaarheidsMER wordt vervolgens het project nauwkeurigomschreven, waarover het projectMER zal handelen;

(c) de initiatiefnemer start het m.e.r.-proces en opteert rechtstreeks voor het opstellen van eenprojectMER van een wel omlijnd project; in de startnota wordt de verantwoording van het projectgegeven en worden mogelijke uitvoerings-alternatieven en eventuele proces en locatiealternatieven, beantwoordend aan de doelstelling van het project beschreven.

Op basis van het voornemen van de initiatiefnemer, de projectbeschrijving en de uitgevoerde voorstudies,kan in overleg tussen de MER-makers en de initiatiefnemer, uitgemaakt worden of in de startnotavoorgesteld wordt een haalbaarheidsMER dan wel een projectMER op te stellen en welke alternatieven,beantwoordend aan de doelstelling van het project kunnen bestudeerd worden.

Het vastleggen van het type MER, dat moet opgesteld worden, is belangrijk voor de keuze van demethodologie van effectvoorspelling en -beoordeling. In hoofdstuk 10 wordt de methodologie voor eenhaalbaarheidsMER kort toegelicht.

Een volgende stap in het vooroverleg is het bepalen van de inhoud en reikwijdte van het project en hetopstellen van een projectbeschrijving.Het vastleggen van de projectgrenzen, houdt in dat bepaald wordt :

1.welke aspecten van het project in het MER onderzocht worden;2.wat de graad van detaillering van het project is.

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld verduidelijkt het vastleggen van de projectgrenzen.

� projectgrenzen : discussie omtrent wat geen/wel deel uitmaakt van het projectBij het opstellen van een MER voor b.v. de aanleg van een autosnelweg is het vaak niet duidelijkof het winnen van zand ten behoeve van de aanleg van de bermen deel uitmaakt van het projectof niet. De initiatiefnemer zal in de meeste gevallen ervan uitgaan dat het winnen van zand gééndeel uit maakt van zijn project, daar dit de verantwoordelijkheid is van de aannemer die de werken

Page 73: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

59

uitvoert. Nochtans kan het winnen van een zand negatieve milieugevolgen veroorzaken, vooral indie gevallen dat de zandwinning niet plaats grijpt in een bestaande (m.e.r.-plichtige) graverij.

� graad van detaillering van de projectomschrijvingEnerzijds zal een zeer concreet uitgewerkt project weinig ruimte laten voor het voorstellen vanalternatieven. Anderzijds kan men stellen dat juist een gedetailleerde projectbeschrijvingmogelijkheden biedt om uitvoeringsalternatieven voor te stellen. Een projectbeschrijving kan zeergedetailleerd zijn, maar de locatie kan b.v. vaag zijn. In principe gaat men ervan uit dat een vageprojectomschrijving ruimte zal laten voor ontwerpvoorstellen en dat het MER kan beschouwdworden als ontwerp van een 'milieuvriendelijk' project. Het nadeel van een vageprojectbeschrijving is dat het voorspellen van effecten minder concreet kan gebeuren. Het voordeelvan een vage projectbeschrijving is dat de MER-makers een ontwerpende rol toebedeeld krijgenen het project kunnen bijsturen.

Eens de projectgrenzen zijn vastgelegd zal de initiatiefnemer een projectbeschrijving in functie van hetMER opstellen. De projectbeschrijving moet afgestemd zijn op de verschillende fasen : aanleg, exploitatieof gebruik, onderhoud, veiligheid en calamiteiten en afbraak.De inhoud van een projectbeschrijving omvat minstens :- ruimtelijke situering van het project op het gewestplan, een topografische kaart en een wegenkaart;- ruimtelijke afbakening van de projectsite tijdens aanleg en tijdens exploitatie (werkstrook, bufferstrook,

grens van onteigeningen, de bebouwde oppervlakte, parkeerzones, wegenis, grachten, restgronden...);- vormgeving van het project : plannen, coupes en profielen;- fasering van het project :

* omschrijving van de ingrepen en deelingrepen per fase;* inzetten van materieel tijdens de verschillende fasen;* fasering naar aanvang, duur en frequentie van de verschillende fasen;

- tijdelijke inrichtingen tijdens de aanlegfase (b.v. aanvoerroutes materieel, werfverkeer, ...)- projectinput : aanvoer grondstoffen, gebruik energie en (grond)water, ...;- emissies en residuen : typen en hoeveelheden residuen, verwerking van de afvalstoffen,

emissiebeperkende maatregelen, afvoer van residuen.

De volgende gegevens zijn van belang voor een goed inzicht in het project :

DE VOORGENOMEN ACTIVITEIT

- afbakening van de doelstelling van het project;- afbakening van de maatregelen die reeds genomen zijn door de initiatiefnemer ter preventie van

afval en emissies;- analyse van de voorstudies in verband met locaties, tracés en processen om schade aan het milieu

Page 74: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten60

te voorkomen;- afbakening van de graad van detaillering van het project en vastlegging van de projectgrenzen;- afbakening van de onderzoeksruimte : haalbaarheidsMER, projectMER en bepalen van de

vrijheidsgraden voor het voorstellen van alternatieven;- afbakening van de soort activiteit, fasering, de omvang en de ligging van de activiteit: de

afbakening van het projectgebied.

3.3.3 De toetsing aan de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden

Een tweede stap in het vooroverleg is het opsporen van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden,enerzijds met betrekking tot de voorgenomen activiteit en anderzijds met betrekking tot het studiegebied.De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden zijn de uitgangspunten voor de selectie van alternatieven,het bepalen van de referentiesituatie en de ontwikkelingsscenario's. Er dient enerzijds getoetst te wordenaan de bestaande wetgevingen (juridische randvoorwaarden) en anderzijds aan beleidsinitiatieven.Juridische randvoorwaarden kunnen eveneens per discipline criteria leveren die van belang zijn voor deeffectbeoordeling. In het MER zal in het hoofdstuk, dat de geplande situatie bespreekt een paragraafgewijd worden aan de effecten van het project op de beleidsmatige en juridische randvoorwaarden.Het beschrijven van juridische randvoorwaarden is eveneens van belang voor het bepalen van juridischeacties, indien de voorgenomen activiteit zou uitgevoerd worden.

Juridische randvoorwaarden met betrekking tot het project zijn b.v. de algemene, bijzondere en sectoriëlemilieuvoorwaarden, zoals gedefinieerd voor de hinderlijke inrichtingen in VLAREM II. Ze kunnenbetrekking hebben op geluid, lucht, afvalstoffen, bodem en grondwater en oppervlaktewater. Dekwaliteitsdoelstellingen voor oppervlaktewater en kwaliteitsobjectieven van oppervlaktewater (wet van24.05.83) zijn eveneens een juridische randvoorwaarde. Bij hervergunningen zijn juridischerandvoorwaarden met betrekking tot het project vaak opgenomen in bestaande vergunningen.

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld schetst de juridische randvoorwaarden met betrekking tot een project.

� juridische randvoorwaarden met betrekking tot de activiteit 'ontginning van klei'.Voorwaarden, die doorgaans opgelegd worden door het bevoegd bestuur (natuurlijke rijkdommen)in een vergunning hebben betrekking op :

- bepaling van een veiligheidszone;- helling van het ontginningsfront boven en onder de watertafel.

Er zal b.v. ook rekening moeten gehouden met erfdienstbaarheden en openbare nutsvoorzieningen, zoals terespecteren afstanden bij gasleidingen en hoogspanning-leidingen.

Page 75: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

61

Juridische randvoorwaarden met betrekking tot het studiegebied zijn o.a. : de gewestplannen engemeentelijke plannen, het Bosdecreet van 13 juni 1990, de Wet van 7 augustus 1931 op het behoud vanmonumenten en landschappen, gewijzigd bij decreten van 13 juli 1972, 14 juli 1994 en 16 april 1996 (B.S.21 mei 1996), de internationale conventies en richtlijnen (Conventie van Ramsar van 2 februari 1971, deEuropese Vogelrichtlijn van 2 maart 1979, de Habitat Richtlijn van 12 mei 1992), de Wet op hetnatuurbehoud van 12 juli 1973, het Bermbesluit van 27 juni 1984, het Vegetatiebesluit van 16 juli 1996(B.S. 22 augustus 1996), het Decreet houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium van 30juni 1993, het Decreet houdende de Ruimtelijke Planning (B.S. 27 juli 1996)...

Beleidsmatige randvoorwaarden met betrekking tot het studiegebied zijn b.v. : het StructuurplanVlaanderen, Provinciale Structuurplannen, Gemeentelijke Structuurplannen, Groene Hoofdstructuur,Regionale landschappen , het decreet Ruimtelijke Planning, ...

Page 76: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten62

In tabel 3.2 wordt een kort overzicht gegeven van de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden inrelatie met milieueffectrapportage . Deze tabel is niet limitatief en louter informatief bedoeld. Deze tabeldient als voorbeeld beschouwd te worden van bestaande juridische en beleidsmatige initiatieven, dierelevant kunnen zijn voor m.e.r..

Tabel 3.2 : Overzicht van mogelijke juridische en beleidsmatige randvoorwaarden en de relatie metmilieueffectrapportage

juridische randvoorwaarden informatiebron relatie met m.e.r.

Gewestplan Gemeente,Afdeling Ruimtelijke Planning(AROHM)

het gewestplan geeft voor het volledigeBelgische grondgebied de(hoofd)bestemming(en) weer : uitgangspuntvan de gebruiksfuncties van de mens.

Gemeentelijke plannen :- algemene plannen van aanleg- bijzondere plannen van aanleg

Gemeente,Afdeling Ruimtelijke Planning(AROHM)

Algemene plannen van aanleg zijn eerderzeldzaam. Bijzonder plannen van aanleghebben vaak essentiële zaken veranderd aanhet gewestplan en dienen steedsgeraadpleegd te worden.

Beschermde monumenten, stads- endorpsgezichten en landschappen

Afdeling monumenten enlandschappen (AROHM)

de exacte ligging en afbakening van debeschermde monumenten, landschappen endorpsgezichten dient opgespoord teworden; bijzondere aandacht voor deerfdienstbaarheden.

Archeologisch patrimonium(Decreet 30.06.93, B.S. 15.09.93)

Instituut voor het ArcheologischPatrimonium

meldingsplicht aan het Instituut voor hetArcheologisch patrimonium bijtoevalsvondsten

Conventie van Ramsar(Wet van 22.02.79,K.B. 27.09.84)

Afdeling Natuur,Instituut voor Natuurbehoud

Toetsen of de zes watervogelgebieden metinternationale betekenis in Vlaanderen in denabijheid van het project liggen

Europese Richtlijn inzake het behoud van devogelstand(79/409/EEG)

Afdeling Natuur,Instituut voor Natuurbehoud

toetsen of de 23 specialebeschermingszones in de nabijheid van hetproject liggen

Habitatrichtlijn(92/43/EEG)

Afdeling Natuur,Instituut voor Natuurbehoud

toetsen of de speciale beschermingszones inde nabijheid van het project liggen

Vegetatiebesluit(Bl.Vl. R. 06.07.96)

Afdeling Natuur nagaan of lijn- en puntvormige elementengewijzigd worden, indien het handelingenen werkzaamheden betreft in art. 44 § 1�,2�, 3� en 4 van de Wet ruimtelijke ordening

Natuurreservaten Afdeling Natuur, ligging, afbakening van het gebied en

Page 77: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

63

juridische randvoorwaarden informatiebron relatie met m.e.r.- staatsnatuurreservaten- erkende natuurreservaten- privé natuurreservaten

Afdeling Bos en Groen,Natuurreservaten vzw,Wielewaal,plaatselijke verenigingen

beheer

- Beschermde plante- (K.B. 16.02.76) endiersoorten (K.B. 22.09.80)

- Beschermde vogels (K.B.09.09.81)

Afdeling Natuur,Afdeling Bos en Groen

toetsen aan de lijst met beschermde plante-en diersoorten (indien effecten teverwachten)

Reglementering van de riviervisserij(B.Vl.R. 20.05.92)

Afdeling Bos en Groen toetsen aan de lijst van beschermdevissoorten (indien er effecten optreden)

Beschermingszones van waterwingebieden(grondwaterwinningen categorie C)(B.Vl.R. 27.03.85)

openbaredrinkwatermaatschappijen(PIDPA, AWW, VMW, )

nagaan van verbodsbepalingen in dewaterwingebieden en beschermingszonestype I, II en III ter bescherming van degrondwaterlagen

Grondwaterdecreet(B.S. 05.06.84 en B.Vl.R. 27.03.85)

Afdeling Water reglementering van handelingen die hetgrondwater kunnen verontreinigen

Decreet tot bescherming van het leefmilieutegen de verontreiniging van meststoffen((B.Vl.R. 17.12.1992)

VMM regeling van productie van dierlijke mest,aanwending van dierlijke mest enoprichting Mestbank (VMM)

Decreet onbevaarbare waterlopen(K.B. 26 maart 1968)

1e categorie : gewest2de categorie : provincie3de categorie : gemeente

regeling van de ruimings-, onderhouds enherstellingswerken van onbevaarbarewaterlopen

Bosdecreet(Decreet 13.06.90, B.S. 28.09.90)

Afdeling Bos en Groen,Instituut voor Bosbouw enWildbeheer

nagaan bosreservaten, toetsen aanvoorschriften, nagaan of een beheersplan isopgesteld

Page 78: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten64

beleidsmatige randvoorwaarden informatiebron relatie met m.e.r.

Regionale landschappen Regionale landschappen vzw. toetsen of het studiegebied deel uit maaktvan de 6 regionale landschappen inVlaanderen (Westvlaamse heuvels,Vlaamse Ardennen, Zenne, Zuun &Zoniën, Noord Hageland, Herk &Hombeek, Hoge Kempen)

Milieuconvenant : G.N.O.P. Milieudienst van de Gemeente toetsen in hoeverre uitgevoerd :basisinventarisatie, knelpunten,doelstellingen, actieplan

Groene Hoofdstructuur Afdeling Natuur toetsen of studiegebied deel uitmaakt vaneen natuurkerngebied,natuurontwikkelingsgebied ofnatuurverbindingsgebied

Ruilverkaveling en -landinrichting VLMAfdeling Land

toetsen of voor het gebied eenruilverkaveling, landinrichting gepland is,specifieke aandacht voor de fase in deprocedure

Mestactieplan VLM - Mestbank toetsing aan de effectgerichte engebiedsgerichte maatregelen

Ecologische Impulsgebieden Afdeling Natuur toetsen of studiegebied deel uitmaakt vanhet ecologisch impulsgebied (één perprovincie, meer bepaald de Ijzervallei, deregio Dender-Durme-Schelde, de ZwarteBeek (Limburg), Dijle- en Demervallei enhet Vennengebied ten noorden vanTurnhout)

Structuurplan Vlaanderen Afdeling Ruimtelijke Planning nagaan nieuwe visies

3.3.4 De selectie van alternatieven

Een derde stap in de vooroverlegfase is de bepaling van de alternatieven. De essentie van het werken metalternatieven is in het ontwerpstadium inzicht te verwerven in de mogelijke oplossingen voor het realiserenvan een bepaald doel en de mogelijke milieueffecten die met die oplossingen gepaard gaan. De selectievan alternatieven gebeurt in overleg met de deskundigen en de initiatiefnemer. Naarmate het m.e.r.-procesvordert kunnen nieuwe alternatieven aangerijkt worden, op basis van betere inzichten in de processen ende aard en invloedssfeer van de effecten. Interdisciplinair overleg is bij het selecteren van alternatievenzéér belangrijk, aangezien een bepaald alternatief voorgesteld door een discipline, niet haalbaar hoeft tezijn voor een andere discipline.

Page 79: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

65

Bij het voorstellen van alternatieven speelt de initiatiefnemer een belangrijke rol, daar uiteindelijk slechtsdie alternatieven gebruikt zullen worden die technisch uitvoerbaar zijn en die toelaten de doelstelling vanhet project te realiseren. Het is evident dat rekening moet gehouden worden met het Best BeschikbareTechnieken principe (Integrated Prevention and Pollution Control-richtlijn).Wat betreft de alternatieven en de technische varianten, die deel uitmaken van de projectbeschrijving enbijgevolg een weerslag hebben op de geplande situatie, treden er in de praktijk van de m.e.r. vaak veran-deringen op tijdens het rapporteringsproces, doordat ten gevolge van de resultaten van bepaalde deel-studies de projectplannen worden bijgewerkt. Later uitgevoerde studies vertrekken van deze bijgewerkteplannen en werken bijgevolg met een andere geplande situatie. Op deze handelswijze valt principieel nietsaan te merken, maar in het uiteindelijke MER dienen slechts de uiteindelijke plannen aan bod te komen endus ook slechts de uiteindelijke geplande situatie(s). Voor de reeds eerder onderzochte alternatieven enuitvoeringsmodaliteiten dient verwezen te worden naar de uitgevoerde voorstudies, naar dewelke in hetMER wel verwijzingen kunnen opgenomen worden in de inleidende hoofdstukken over het tot standkomen van het project en het MER. Deze voorstudies kunnen eventueel in de bijlagen opgenomenworden. Het navolgen van dit principe kan slechts de leesbaarheid en de gebruiksvriendelijkheid van hetMER ten goede komen en doet geen afbreuk aan de volledigheid en de kwaliteit van het MER.Samengevat zal de MER-deskundige bij de selectie van alternatieven dus rekening moeten houden met :

1. realisatie van de doelstelling van het project;2. juridische randvoorwaarden (b.v. gewestplan);3. technische uitvoerbaarheid en technische randvoorwaarden;4.veiligheidsaspecten.

VOORBEELD

Het selecteren van alternatieven tijdens het vooroverleg is niet altijd even probleemloos. Hetvolgende voorbeeld verduidelijkt dit:

� Een initiatiefnemer heeft een voorstudie laten uitvoeren, waarin b.v. verschillende tracé-alternatieven (van een weg, spoorlijn, pijpleiding, ...) bestudeerd werden. Uit deze voorstudiebleek een van de tracés het minst schadelijk te zijn voor milieu. Omwille van economische,technische of redenen van juridische aard (b.v. procedure van onteigening), verkiest deinitiatiefnemer toch een ander tracé.

Zal het MER dan enkel handelen over het alternatief, dat de initiatiefnemer verkiest of kunnende niet behouden alternatieven toch in het MER bestudeerd worden ?

De MER-deskundige zou als standpunt moeten aannemen dat ook de alternatieven, die nietbehouden werden door de initiatiefnemer, bestudeerd zouden worden in het MER. Deadministratie (cel m.e.r.) kan tijdens de vooroverlegfase - meer bepaald tijdens de besprekingvan de startnota op de startvergadering - een belangrijke rol spelen bij het selecteren van de

Page 80: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten66

alternatieven die onderzocht moeten worden in het MER. De alternatieven, waarvan tijdens deuitvoering van een voorstudie blijkt dat deze het minst milieuschadelijk zijn, maar die deinitiatiefnemer niet verkiest, zouden moeten onderzocht worden in het MER.

Het zoekproces naar alternatieven (naar EIA-methodology : Scoping of alternatives, a study based on tenrepresentative cases, August 1994, Commission for EIA) is een hulpmiddel voor de selectie vanalternatieven; de methodologie omvat drie stappen (zie schema 3.3).

(1) Een eerste stap van de methode is het bepalen van de randvoorwaarden.De randvoorwaarden bij het zoeken naar alternatieven zijn :

- de milieukarakteristieken;- het doel van de initiatiefnemer;- technische haalbaarheid;- juridische (en beleidsmatige) randvoorwaarden.

(2) Een tweede stap van de methode is het opstellen van een controlelijst.De controlelijst, waarbij het project opgesplitst is in fasen en deelingrepen dient als uitgangspunt.Voor elke deelingreep dient op basis van interdisciplinair overleg tussen de MER-makers en deinitiatiefnemer én gegeven de randvoorwaarden, gezocht te worden naar varianten voor elkedeelingreep. De vraagstelling luidt : "kan de deelingreep vervangen worden door een andere, die denadelige gevolgen van het milieu wegneemt of vermindert ?" Aandacht is enkel nodig voor dieingrepen, waarvoor nadelige milieu-gevolgen te verwachten zijn; deze zijn op te sporen d.m.v. eenmatrix. Voor elke nadelige deelingreep kunnen of uitvoeringsvarianten of locatievarianten voorgesteldworden. De voorstellen dienen door interdisciplinair overleg getoetst te worden aan volgende probleemstelling:

- zijn de voorgestelde uitvoerings- of locatievarianten technisch uitvoerbaar;- veroorzaken de voorgestelde varianten geen probleemverschuiving (negatieve effecten in andere

disciplines);- zijn er tegenstrijdigheden te detecteren en kan een consensus met de betrokken disciplines bereikt

worden over de voorgestelde varianten.

(3) Een derde stap van de methode is het bundelen van de voorgestelde maatregelen tot een alternatief. De voorgestelde uitvoeringsvarianten en locatievarianten per deelingreep worden gegroepeerd tot éénalternatief. In bepaalde gevallen zal het zoekproces naar alternatieven géén alternatief opleveren. Ditzal bijvoorbeeld het geval zijn bij hervergunningen van bestaande installaties. Indien er geenconsensus zou bestaan omtrent de voorgestelde varianten kan dit aanleiding geven tot meeralternatieven.

Page 81: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

67

De volgende krachtlijnen zijn van belang bij de selectie van alternatieven :

ALTERNATIEVEN

- alternatieven worden aangereikt door overleg tussen de initiatiefnemer, deskundigen en bevoegdeinstanties en derden;

- alternatieven worden geformuleerd, als ze beantwoorden aan het doel van de initiatiefnemer enin belangrijke mate de nadelige gevolgen voor het milieu wegnemen of verminderen;

- de selectie van alternatieven gebeurt op basis van technische haalbaarheid en veiligheidsaspecten;de kostenoverweging kan ook een rol spelen, maar is niet doorslag gevend;

- het BBT principe is van belang voor het selecteren van een alternatief;- bij industriële projecten is het belangrijk verschillende technieken met betrekking tot de preventie

van afval en emissies op te nemen als alternatieven : er dient gestreefd te worden naar eenoptimale balans, gegeven de doelstelling, in termen van emissies en lozingen naar bodem, water,lucht en geluid en indirect naar mens, fauna, flora en landschap in functie van het minimaliserenvan milieuschade;

- het zoekproces naar alternatieven is een methodologisch hulpmiddel bij de selectie vanalternatieven.

Page 82: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

69

3.3.5 Het bepalen van de specifieke reikwijdte

Op basis van de reikwijdte gegeven aan de disciplines (zie hfdst.1), wordt per MER de specifiekereikwijdte van elke discipline vastgelegd.Elke discipline zal nagaan welke componenten onderzocht zullen worden in het MER en welkegegevensoverdracht nodig is van discipline naar discipline. Hierin ligt een belangrijke taak bij decoördinator; met name het opsporen van eventuele overlappingen en begeleiden van degegevensoverdracht. Het identificeren van gegevensoverdracht kan gebeuren aan de hand van diagrammenof matrices.

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld schetst mogelijke overlappingen in de specifieke reikwijdte van elkediscipline

� bodemgebruikHet bepalen van het bodemgebruik is een basisgegeven dat nodig is voor de disciplines 'bodem','water', 'fauna en flora', 'mens-ruimtelijke aspecten' en de discipline 'monumenten, landschappenen materiële goederen in het algemeen'. Het is voldoende dat één discipline het bodemgebruikinventariseert en hierbij rekening houdt met de inhoudelijke wensen inzake bodemgebruik van deverschillende disciplines. Het detailleringsniveau van de inhoud van landgebruik kan verschillenvan discipline tot discipline. Het is de taak van de coördinator dit op elkaar af te stemmen.In de regel zal het bodemgebruik geïnventariseerd worden door de discipline 'landschap' (zieparagraaf 1.10). Indien deze niet aan bod komt, kan de discipline 'bodem' (zie paragraaf 1.4) dezetaak overnemen.

De volgende krachtlijnen zijn van belang voor het bepalen van de specifieke reikwijdte :

SPECIFIEKE REIKWIJDTE VAN ELKE DISCIPLINE

- specifieke reikwijdte inpassen in algemene reikwijdte van de discipline;- specifieke reikwijdte verder detailleren afhankelijk van de activiteiten en de

milieukarakteristieken;- hulpmiddel : ingreep-effectschema's;- coördinator : identificeren van overlappingen en coördineren van gegevensoverdracht.

Page 83: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten70

3.3.6 Het opstellen van ingreep-effectschema's

3.3.6.1 De verschillende stappen bij het opstellen van een ingreep-effectschema

In de volgende stap worden de netwerkrelaties opgespoord. Deze bestaan tussen de deelingrepen van hetgeplande project en de milieufactoren enerzijds en tussen de milieufactoren onderling. Het inzicht in dezenetwerkrelaties heeft vooral praktische consequenties voor de holistische fasen van de deelstudies endraagt tevens bij tot de afbakening van het studiegebied.Het opstellen van ingreep-effectschema's draagt bij tot het identificeren van de milieuaspecten diebestudeerd dienen te worden in het MER en identificeert milieueffecten.

Een eerste stap bij het opstellen van ingreep-effectschema's is de opsplitsing van de activiteit in ingrepenen deelingrepen. De opsplitsing in (deel)ingrepen gebeurt aan de hand van het opstellen van eencontrolelijst. De initiatiefnemer dient hiervoor de nodige bijdrage te leveren of dient de opgesteldecontrolelijst te evalueren op zijn uitvoerbaarheid.

Indien de voorgenomen activiteit een nieuw project omvat, dienen de volgende fasen beschouwd te worden:

- een aanleg- of constructiefase;- een gebruiks- of exploitatiefase;- eventueel een onderhoudsfase;- eventueel een afsluitingsfase;- eventueel een nabestemmingsfase;- een opheffings- of afbraakfase.

Elke fase kan verder opgesplitst worden in ingrepen en in deelingrepen.

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld duidt de hiërarchische indeling aan van een hypothetisch project.

� project droge zand winning (activiteitengroep 'groeven en graverijen')activiteit : droge zand winning

fase : aanlegfaseingreep : verwijderen van niet ontginbare lagen

deelingreep : bemalen � om grondwatertafel te verlagen om de eerste afdeklaag droogte kunnen afgraven

Page 84: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

71

Bij het opstellen van een controlelijst van fasen, ingrepen en deelingrepen dient er op gelet te worden datingrepen en deelingrepen (gekoppeld aan de activiteit) gescheiden worden van gevolgen (emissies).Een controlelijst kan enerzijds opgesteld worden op basis van de emissies van de activiteit, die directe enindirecte effecten induceren en anderzijds op basis van de ingrepen en deelingrepen, die directe enindirecte effecten induceren (ook via emissies).

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld duidt het verschil aan tussen deelingrepen en gevolgen.

� deelingrepen :- aanvoer materieel;- rooien van bomen en struiken;- uitbreken van verhardingen.

� gevolgen :- geluidsproducerende activiteiten;- activiteiten die emissies veroorzaken;- stofemissies;- gasemissies;- effluenten.

Voor elke deelingreep kan nu nagegaan worden wat de effecten zijn op de milieu-componenten. Derelevante deelingrepen, d.w.z. deze die milieueffecten tot gevolg kunnen hebben, kunnen geselecteerdworden in functie van het opstellen van de ingreep-effectschema's.

Na het opstellen van de controlelijst met ingrepen en deelingrepen, kan gewerkt worden met enerzijdsmatrices, of anderzijds netwerken en oorzaak-gevolgdiagrammen om de effecten te identificeren. Om eengoed overzicht te krijgen van synergetische milieueffecten en hun onderlinge relaties en van deinformatieoverdracht tussen de disciplines wordt aangeraden om in eerste instantie een interdisciplinairschema op te stellen. Op basis van dit interdisciplinair schema kan per integrerende discipline (fauna, flora,mens en monumenten, landschappen en materiële goederen) een intradisciplinair schema opgesteldworden, waarbij de relaties met de activiteit en de overige disciplines (zowel de integrerende als detechnische) worden aangeduid.

Page 85: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten72

Opmerking :Uit een gedetailleerd ingreep-effectschema volgens deelingrepen kan de verkeerde opvatting volgen, dat debelangrijkste nadelige milieugevolgen zullen optreden tijdens de aanlegfase. Een ingreep-effectschemasteunt immers op de controlelijst van deelingrepen die uitgevoerd worden. Bij de aanleg van b.v. eeninfrastructuurwerk zijn er veel deelingrepen te onderscheiden tijdens de aanlegfase, dit in tegenstelling tothet klein aantal deelingrepen tijdens de exploitatiefase.Bij het opstellen van het ingreep-effectschema zal gezocht moeten worden naar een evenwicht tussen degraad van detaillering van deelingrepen tijdens de aanleg- en de exploitatiefase.Dit onevenwicht in een ingreep-effectschema kan enigszins opgeheven worden door eenknelpuntenanalyse toe te voegen aan de startnota en een overzicht te maken van de milieuknelpuntentijdens de verschillende fasen.

In het geval van een industrieel project wordt een blokschema toegevoegd met vermelding van eengedetailleerde procesbeschrijving, de voorziene 'milieuapparatuur', de technische apparatuur, demateriaalstromen en de te verwachten hoeveelheden van grondstoffen, producten en residuen tijdens deexploitatiefase. Ook andere gegevens m.b.t. de afgewerkte infrastructuur en/of de exploitatiefase dienenhierbij betrokken te worden. Per deelingreep, per kenmerk van de afgewerkte infrastructuur en indiennodig per technische apparatuur en per residu, worden de directe en indirecte effecten op de betrokkenmilieucomponenten nagegaan. Dit gebeurt ook voor de ruimtelijke gegevens van het afgewerkte project.

Opmerking :Een impactmatrix voor industriële projecten kan b.v. een zeer gedetailleerde analytische lijst bevatten vanemissies en concentraties per milieucomponent (b.v. lucht), per procesgroep (b.v. tankenpark,verwarmingsinstallatie), per toestel (b.v. reactievat), eventueel per technisch hulpstuk (b.v.veiligheidsventiel), in deze hiërarchische volgorde. Deze lijst kan uitgezet worden tegenover de milieu-componenten, zowel als tegenover de emissienormen (b.v. uit VLAREM of uit bestaande vergunningen).

Page 86: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

73

De volgende stappen zijn van belang bij het opstellen van ingreep-effectschema's :

INGREEP-EFFECTSCHEMA'S

- wat is het doel van het ingreep-effectschema : welke informatie moet er uit blijken;- ingreep-effectschema afstemmen op de graad van detaillering van het project : project op

ontwerpniveau of definitief planontwerp;- bepaling van de input van het ingreep-effectschema : welke variabelen inbrengen zoals b.v.

specifieke milieufactoren per discipline of concrete deelingrepen, ...;- keuze van het type ingreep-effectschema (b.v. matrix, netwerk, ...);- opstellen van controlelijsten van fasen, ingrepen, deelingrepen;- uitwerken van interdisciplinair ingreep-effectschema;- uitwerken van intradisciplinaire ingreep-effectschema's;- opstellen van een integratie-schema.

Opmerking :Het gebruik van ingreep-effectschema's, impactmatrices en netwerkrelatieschema's is vooral eenmethodologisch hulpmiddel. Deze dienen het uiteindelijke document niet nodeloos te verzwaren. Slechtsdie figuren die een relevante samenvatting geven van de ingreep-effectstudies die in het MER wordenbehandeld, dienen in de basistekst van het MER opgenomen te worden. De overige dienen naar debijlagen verwezen te worden.

Er bestaan verschillende methoden om ingreep-effectschema's op te stellen. Ingreep-effectschema'skunnen gegroepeerd worden in vier groepen : controlelijsten, matrices, netwerken en oorzaak-gevolgdiagrammen.

3.3.6.2 Controlelijst

Een controlelijst (in het E. 'checklist') is een opsomming van kenmerken gerelateerd aan dekarakteristieken van het project of de deelingrepen, die aanleiding kunnen geven tot significantemilieueffecten. Controlelijsten kunnen zeer algemeen zijn (gekoppeld aan alle activiteiten) of specifiek(gekoppeld aan een type activiteit). In schema 3.4 wordt een voorbeeld gegeven van een controlelijst vooreen specifieke activiteit. Controlelijsten moeten beschouwd worden als een 'geheugensteun'.Controlelijsten kunnen ook gebruikt worden bij het identificeren van de inhoud van een MER per activiteiten bij kwaliteitscontrole.

� voordeel :- controlelijsten laten een zekere graad van standaardisatie toe;- zijn eenvoudig te gebruiken;

Page 87: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten74

- zijn hulpmiddel voor het identificeren van wat bestudeerd moet worden in een MER.

Page 88: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

75

� nadeel :- kunnen te repetitief gebruikt worden;- sporen geen interdisciplinaire relaties op;- geven niet duidelijk het relatief belang weer van elke aspect;- hoe vollediger en langer ze worden, hoe moeilijker te gebruiken.

3.3.6.3 Matrix

Matrices combineren controlelijsten in een diagram, waarbij oorzaak gevolg relaties, interacties tussen dedeelingreep en de disciplines, interacties tussen de bestaande en geplande situatie kunnen opgespoordworden. Deze relaties worden aangeduid in de cellen van de matrix. In schema 3.5 wordt een voorbeeldgegeven van een matrix voor de bouw van een doorstroombekken (drinkwatervoorziening). De bestemethode om de cellen van een matrix in te vullen is 'geconcentreerd nadenken', waarbij zowel deinitiatiefnemer als de verschillende deskundigen een rol spelen. Na dit 'denkproces' kan de matrix verfijndworden. Het invullen van de cellen kan met een simpel 'ja' of 'nee', kan met numerieke beschrijvingen(b.v. het uitdrukken van significantie graden in scores), alsook met descriptieve beschrijvingen gebeuren. Matrices worden niet enkel gebruikt voor het opstellen van ingreep-effectrelaties, maar worden ookgebruikt voor de presentatie van de beoordeling van milieueffecten (b.v. naar significantie) en de afwegingvan alternatieven. In schema 3.5 wordt een voorbeeld gegeven van een matrix voor een specifiekeactiviteit, waarin per discipline een significantiebeoordeling wordt gegeven van de uit te voerendeelingrepen.

� voordeel :- matrices laten een zekere graad van standaardisatie toe;- zijn een goed hulpmiddel voor het identificeren van de inhoudsbepaling van een MER;- geven een beter zicht op interdisciplinaire relaties;- laten een systematische werkwijze toe.

� nadeel :- kunnen te repetitief gebruikt worden;- houden geen rekening met interdisciplinaire, synergetische en cumulatieve effecten.

Page 89: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten76

3.3.6.4 Netwerk

Netwerken vullen het concept van de matrix aan met het opnemen van de milieu subsystemen (decomponenten van elke discipline), waardoor directe en indirecte effecten en de relaties kunnen opgespoordworden in het systeem. Het opstellen van netwerken vergt inzicht in systeemanalyse. In schema 3.6 wordteen voorbeeld gegeven van een netwerk opgesteld voor de aanleg van autosnelwegen. In het netwerk wordtinterdisciplinair gegevensoverdracht aangeduid.

� voordeel :- geven inzicht in de interdisciplinaire relaties;- identificeren de gecompliceerdheid van het systeem.

� nadeel :

- kunnen erg lang en ingewikkeld worden;- zijn moeilijk om op te stellen en vergen de nodige vakkennis en inzicht in systeemanalyse;- zijn moeilijk te interpreteren, zodanig dat het opsporen van de belangrijke milieueffecten

onoverzichtelijk wordt.

3.3.6.5 Oorzaak-gevolgdiagram

Oorzaak-gevolgdiagrammen zijn een vereenvoudigde vorm van netwerken. Oorzaak-gevolg- diagrammenworden in principe opgesteld voor één welbepaalde discipline als hoofdcomponent, waarbij relatiesworden aangeduid met de activiteit en zijn ingrepen en de interactieve disciplines. In schema 3.7 wordt eenvoorbeeld gegeven van een oorzaak-gevolg- diagram voor de discipline 'mens-gezondheid'.Na het opstellen van deze oorzaak-gevolgdiagrammen per discipline kunnen deze gecombineerd wordentot een integrerend of globaal oorzaak-gevolgdiagram.

� voordelen :- beter hanteerbaar dan netwerken;- geven inzicht in de interdisciplinaire relaties.

� nadelen :- verlies aan informatie door generalisatie;- het samenbrengen van de oorzaak-gevolgdiagrammen per discipline kan moeilijk zijn (niet alleen

naar het opstellen, maar ook naar presentatie).

Page 90: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

77

Schema 3.4 : Voorbeeld van een controlelijst van een project (aanleg van een afvalwatercollector) uitde activiteitengroep 'hoofdtransportleidingen' opgesplitst in deelingrepen

Deelingrepen van de activiteit : aanleg van een afvalwatercollector

A voorbereiding van de werkstrookA1 afbakenen van de werkstrook

A11afbakening weilanden met omheiningA12verzorging watervoorziening voor het veeA13afbakening andere percelen

A2 overbruggen van waterlopen en grachtenA3 de werkstrook wordt voorzien van ballast waar dit nodig isA4 aanbrengen van signalisatiebordenA5 verwijderen van de opgaande vegetatieA6 tijdelijk ruimtebeslag en gebruik van de werkstrook (algemeen)

B aanpassen van bestaande wegennet om vrachtwagens toegang te verschaffen tot het tracé (kanverder opgedeeld worden)

C de teelaarde van de werkstrook en de bouwsleuf wordt verwijderdC1 afgravenC2 stockeren aan de zijkant van de werkstrook

D installeren bemalingspompen en bemalenD1 installatie (eventueel verder te specifiëren)D2 bemalenD3 evacueren bemalingswater

D31eventuele aanleg van buizenstelselD32storten van het water in diverse locaties

E uitgraven sleufE1 uitgraven met kraanE2 stockeren van de grond naast de sleuf

Page 91: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten78

Schema 3.5 : Voorbeeld van een matrix betreffende de bouw van een doorstroombekken voordrinkwatervoorziening (activiteitengroep 'waterhuishouding')

omschrijving raming bodem water geluid verkeer faunaflora

land-schap

grootte(m)

duur(maand)

Werfinrichting

voorbereidendegrondwerken entoegangen

1 ++ X (+) (+) + (+)

plaatsen keten 1 X X ? X (+) (+)

nutsaansluitingen 1 X X ? ? X X

Terreinvoorbereiding

opmeting engrondonderzoek

2 X X (+) X X X

omlegging afwatering 2 ++ ++ (+) X (++) (+)

nivellering en eerstewerfwegen

1 ++ X (+) (+) (+) (+)

Waterkerend scherm

ontbossen 40.000 m2 1 (+) X (++) ? ++ ++

wegschrapen teelaarde 40.000 m2 3 ++ X (++) X + X

stapelen teelaarde 10.000 m3 3 (++) X (+) X X (+)

verdere werfweg 120.000 m3 20 ++ X (+) (+) X X

aanbrengenbentonietscherm

140.000 m2 20 (++) ++ (++) X (-) X

Grondwerken

ontbossen 260.000 m2 20 (+) X (++) ? ++ ++

wegschrapen teelaarde 260.000 m2 20 ++ X (++) X + X

stapelen teelaarde 25.000 m3 20 (++) X (+) X X (+)

Page 92: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

79

omschrijving raming bodem water geluid verkeer faunaflora

land-schap

grootte(m)

duur(maand)

uitgraven allerlei specie 450.000 m3 20 ++ ++ (+) X X X

bemalen(realiseren uitgraving)

20 (+) (++) (+) X (++) X

verwerken kleiachtigespecie in dijk

5.000 m3 20 ++ X (+) X X X

wegvoeren overtolligegrond

225.000 m3 20 X X (+) (++) (-) X

aanvulling restdijklichaam

200.000 m3 20 ++ X (++) X + +

coderinger is een direct negatief effect van lange duur :+ waarschijnlijk minder significant++ waarschijnlijk significant

er is een direct negatief effect van korte duur :(+) waarschijnlijk minder significant(++) waarschijnlijk significant

(-) er is een indirect negatief effect ? misschien is er een negatief effect x niet relevant(x) er is een positief effect

Page 93: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten82

3.3.7 De selectie van aandachtspunten en aandachtsgebieden

(bronnen : Sourcebook for the Environmental Assessment Process, September 1993, EPA enEnvironmental Assessment Resourcebook, July 1991, The World Bank)

Voor bepaalde projecten, met bijvoorbeeld een grote ruimtelijke omvang, zal het nodig zijnaandachtspunten te identificeren en hiervoor aandachtsgebieden te selecteren. Het proces dat hiervoornodig is kan men 'een snelle toetsing (E. screening) van de activiteit' noemen. Dit houdt in dat perdiscipline het project doorgelicht wordt, met de bedoeling op voorhand reeds gevoelige gebieden ofgevoelige milieucomponenten aan te duiden, waarvoor een meer diepgaande studie zal nodig zijn.

In de vooroverlegfase zal men mogelijke aandachtspunten identificeren op basis van :- bestaande kennis;- beperkt veldwerk;- bevraging van 'bevoorrechte getuigen'.

Het identificeren van aandachtspunten in de vooroverlegfase laat toe richting te geven aan het m.e.r.-procesen zorgt ervoor dat in de uitvoering van het MER de inspanningen meer concreet gericht worden : hetbepalen van aandachtspunten bij het opstellen van de startnota houdt in dat de onderwerpen, die diepgaandonderzoek zullen vergen tijdens het opstellen van het MER toegelicht / benadrukt worden.Naast het identificeren van aandachtspunten en -gebieden zal in een startnota ook een overzicht gegevenworden van geïdentificeerde positieve milieueffecten.Aandachtspunten kunnen dus zowel 'te verwachten knelpunten' als 'te verwachten positieve milieueffecten'omvatten.

Nochtans zullen tijdens het verdere m.e.r.-proces, tijdens het opstellen van het MER, door het verkrijgenvan nieuwe informatie, nieuwe of 'andere' knelpunten aan het licht komen.In het MER zal men de term knelpunt gebruiken in het hoofdstuk integratie en eindsynthese, als designificant negatieve milieugevolgen, die niet te milderen zijn (residuele negatieve effecten).

Voor het opsporen van aandachtsgebieden of factoren is goed inzicht nodig in :- de ingrepen die gaan plaatsgrijpen (ook in ruimtelijke zin);- de te verwachten effecten;- de aanwezige milieucomponenten en hun gevoeligheid voor de ingrepen.- juridische en beleidsmatige randvoorwaarden;

Deze 'snelle toetsing' kan drie thema's opleveren :- welke gebieden meer specifieke aandacht verdienen;- welke milieucomponenten meer specifieke aandacht vergen (dit hangt samen met het afbakenen van

de specifieke reikwijdte van de disciplines);- het samenspel van een gebied en een component.

Page 94: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

83

VOORBEELD

Het volgende hypothetische voorbeeld duidt het nut aan van de selectie van aandachtsgebieden.

� activiteit : aanleg van een autowegEen nieuwe autoweg doorkruist een lokale weg, waarop zich verschillende scholen bevinden endie in verbinding staat met het spoorwegstation. De discipline mens zal op deze locatie specifiekeaandacht moeten schenken aan fietsende schoolkinderen.

Het voordeel van een snelle toetsing tijdens de vooroverlegfase is, dat tijdens de uitvoeringsfase vermedenwordt dat een volledig studiegebied in detail geïnventariseerd wordt, met als mogelijke conclusie datslechts bepaalde ruimtelijke eenheden van het studiegebied gevoelig waren voor de ingreep. Indien vooraandachtsgebieden gekozen wordt, houdt dit in dat het overige studiegebied minder gedetailleerdgeïnventariseerd kan worden.

Een 'snelle toetsing' van de activiteit met als doel het identificeren van aandachtspunten (gebieden), zalenkel mogelijk zijn indien voldoende basismateriaal en kennis van het gebied aanwezig is. Bij het opsporen van aandachtspunten zijn de ingreep-effectschema's een hulpmiddel. Enquêtes eninterviews van bevoorrechte getuigen bij 'de' bevolking kan een hulpmiddel zijn om na te gaan, watbelangrijk wordt geacht en waaraan dus meer aandacht moet gegeven worden. Het gaat hierbij vooral omdie onderwerpen (E. issues), die sociale gevolgen hebben voor de bevolking of die perceptief als belangrijkworden ervaren. Informele publieke consultatie in de vooroverlegfase is belangrijk om sociale relevantievan de geaffecteerde milieucomponenten te bepalen. Het publiek kan zowel de lokale bevolking zijn, alsniet gouvernementele organisaties (NGO's) en andere groeperingen.

Dit betekent niet dat alleen die aandachtspunten opgenomen worden die sociaal relevant zijn; ook deknelpunten met een wetenschappelijk en ecologisch belang, die geen publieke interesse opwekken, dienenin het MER opgenomen te worden. In hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op mogelijkheden voor hetorganiseren van publieke inspraak in de vooroverlegfase.

Page 95: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten84

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld duidt de sociale relevantie van een milieufactor aan.

� activiteit : het winnen van klei en het inrichten van een klasse 1 stortDe activiteit betreft de uitbreiding van een bestaande kleigroeve en stortplaats. De lokale bevolkingvindt stofhinder een zéér belangrijk thema, daar ze zich ongerust maakt over het wegwaaiend stofvan voorbijrijdende vrachtwagens geladen met afval. De disciplines 'lucht' en 'mens-gezondheid'zullen dit onderwerp als 'aandachtspunt' in het MER moeten benadrukken.

Het selecteren van aandachtsgebieden is vooral van belang bij lineaire projecten, zodanig dat het tracé kanonderverdeeld worden in zones die meer/minder diepgaand moeten bestudeerd worden. Het selecteren vanaandachtsgebieden kan b.v. steunen op kwetsbaarheidskaarten, die intradisciplinair voor de ingrepen vande activiteit worden opgesteld.Kwetsbaarheid kan gedefinieerd worden als de resultante van gevoeligheid voor een type ingreep en dewaarde van de milieucomponent. Kwetsbare milieucomponenten zijn die elementen die gevoelig zijn vooreen ingreep en die een hoge 'waarde' (natuurwaarde, landschapswaarde, recreatieve waarde) kennen. Hetgebruiken van overlay-kaarten om tot interdisciplinaire conclusies te komen, is een geschikte techniek.Voor het tracé dient een interdisciplinaire knelpuntenkaart opgesteld te worden, zodanig dat het duidelijkwordt welke knelpunten in welke discipline besproken worden. Het selecteren van aandachtsgebieden iskarakteristiek voor de integrerende disciplines.

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld geeft een voorbeeld van een overlay-techniek :

� het bepalen van kwetsbaarheid in de discipline 'fauna en flora'- de kwetsbaarheid voor de deelingreep "ruimtebeslag" kan bepaald worden aan de hand van

de Biologische Waarderingskaart,;- de kwetsbaarheid voor de deelingreep "kruising van waterlopen" kan bepaald worden aan de

hand van de kwaliteitskenmerken van waterlopen (typologie van ecologische waardevollewaterlopen);

- de kwetsbaarheid voor de deelingreep "bemaling" kan bepaald worden aan de hand van deBiologische Waarderingskaart in overlay met gegevens van de Bodemkaart ofAardewerkdatabank.

Page 96: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

85

De volgende krachtlijnen zijn van belang bij de selectie van aandachtspunten (gebieden) :

SELECTIE VAN AANDACHTSPUNTEN (GEBIEDEN)

- afbakenen van aandachtsgebieden of aandachtscomponenten (of een samenspel van beide), waarsignificante milieueffecten worden verwacht;

- kennis is nodig van : de geplande ingrepen, te verwachten milieueffecten en gevoeligheid vanmilieucomponenten voor die ingreep;

- informele publieke consultatie kan belangrijk zijn, om die 'onderwerpen' te identificeren die doorde bevolking als sociaal en perceptief relevant worden ervaren;

- ingreep-effectschema's zijn een hulpmiddel bij de identificatie.

3.3.8 De afbakening van het studiegebied

Na de analyse van de ingreep-effectrelaties en identificatie van aandachtsgebieden, volgt de afbakeningvan het studiegebied; dit gebeurt principieel aan de hand van de kennis van de ruimtelijke spreiding van deeffecten.

Hierbij dienen we een onderscheid te maken tussen het projectgebied en het studiegebied. Hetprojectgebied is de plek waar het project gerealiseerd wordt. Het studiegebied is het gebied dat bestudeerdwordt in functie van het vaststellen van de milieu-impact. Het studiegebied omvat het projectgebied, maarkan vele malen groter zijn, afhankelijk van de lokalisatie en de invloedssfeer van de te verwachteneffecten. Het studiegebied wordt globaal afgebakend in functie van alle uit te voeren deelstudies. Insommige gevallen kan het echter nodig zijn om een ruimer gebied (minder in detail) te beschouwen, b.v. infunctie van de bespreking van bepaalde fauna-elementen. Zowel studiegebied als projectgebied kunnenmeerdere ruimtelijk gescheiden plekken bevatten.

Page 97: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten86

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld schetst problemen die zich voordoen bij de afbakening van eenprojectgebied

� afbakening projectgebied van een uitbreiding van een bestaande zandwinning en stortplaatsHet is niet steeds eenvoudig het projectgebied te begrenzen. . Men zou een onderscheid kunnenmaken tussen het projectgebied sensu strictu, gelimiteerd tot de zone, waarin de nieuwezandwinning en het stortterrein gepland is en het projectgebied sensu latu, omvattende hetvolledige terrein zoals aangeduid op het gewestplan. Het projectgebied sensu latu laat toe rekeningte houden met cumulatieve effecten door de milieueffecten van de bestaande winning en de nieuwesamen te beschouwen. De afbakening van het projectgebied gebeurt tijdens de startvergaderingop basis van de in de startnota voorgestelde projectgrenzen.

De afbakening van het studiegebied dient zo vroeg mogelijk te gebeuren, aan de hand van de invloedssfeervan de te verwachten effecten. Hoe grondiger de analyse van de ingreep-effectrelaties gebeurt tijdens devooroverlegfase, hoe minder het studiegebied nog tijdens de uitvoeringsfase van het MER moet aangepastworden. Daar echter de kennis van de effecten steeds diepgaander wordt naarmate de uitvoeringsfase vanhet MER vordert, hebben we in de praktijk te doen met een iteratief proces, waarbij het studiegebied eerstafgebakend wordt in de vooroverlegfase en de ware invloedssfeer van de te verwachten effecten pasduidelijk wordt tijdens de uitvoeringsfase van het MER. Dit kan bijgevolg leiden tot een nieuweafbakening van het studiegebied tijdens de uitvoeringsfase. In de overeenkomst tussen de initiatiefnemeren de erkende deskundigen, moet bijgevolg een clausule voorzien zijn die toelaat een nieuw studiegebiedaf te bakenen en te onderzoeken tijdens de uitvoeringsfase.Ook het concreet invullen (d.m.v. de uitvoering van het MER) van de interrelaties tussen devertegenwoordigde disciplines kan aanleiding geven tot een beter inzicht in de invloedssfeer van deeffecten en tot een betere afbakening van het studiegebied.

De afbakening van het studiegebied kan variëren naargelang de aanlegfase dan wel de exploitatiefase vande voorgenomen activiteit wordt beschouwd. Voor een zelfde activiteit, die uitgevoerd wordt opverschillende locaties kan de afbakening van het studiegebied sterk verschillen.

De grootte van het studiegebied is afhankelijk van :- de voorgenomen activiteit en de uitvoering van de deelingrepen;- de milieukarakteristieken;- de invloedssfeer van de te verwachten effecten.

Page 98: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

87

De grootte van het studiegebied staat tevens in functie van de geïdentificeerde milieuknelpunten. Indien devoorgenomen activiteit een lijninfrastructuur betreft, zal die op die plaatsen waar knelpunten voor eendiscipline te verwachten zijn ruimer gekozen worden, dan op plaatsen waar voor die discipline géénsignificante effecten verwacht worden.

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld duidt de verschillen aan tussen de grootte van het studiegebied voor eenzelfde activiteit. De activiteit betreft de aanleg van een hoofdtransportleiding.

� studiegebied 1Voor de aanleg van een hoofdtransportleiding is sleufbemaling nodig, waardoor de reikwijdte vande bemaling waarneembaar zal zijn tot 50 m langs één zijde van de sleuf. In deze zone van 100m aan weerszijde van de sleuf, komen ecotopen voor die gevoelig zijn voorgrondwaterstandsdaling. Het studiegebied voor de milieucomponent 'flora' wordt gelijkgesteld aande maximale reikwijdte van de bemaling (en is dus afhankelijk van de afbakening van hetstudiegebied van de discipline 'water' en/of 'bodem').

� studiegebied 2Voor de aanleg van een hoofdtransportleiding is gezien de bodemkarakteristieken (b.v. opgespotenterreinen met diepe grondwaterstand) geen sleufbemaling nodig. De reikwijdte van hetstudiegebied voor de milieucomponent 'flora' omvat in dit geval enkel het projectgebied, meerbepaald de maximale zone waarin gewerkt wordt (werkstrook).

De volgende krachtlijnen zijn van belang bij het afbakenen van het studiegebied :

AFBAKENEN VAN HET STUDIEGEBIED

- het studiegebied omvat steeds minimaal het projectgebied;- de grootte van het studiegebied wordt bepaald door de invloedssfeer van de effecten (of

effectgroepen), de ligging en grootte van de aandachtsgebieden en door demilieukarakteristieken;

- het studiegebied wordt in eerste instantie per discipline afgebakend;- in tweede instantie wordt het studiegebied interdisciplinair afgebakend als resultante (overlay)

van de per discipline afgebakende studiegebieden.

Page 99: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten88

3.3.9 Het vastleggen van de referentiesituatie en de ontwikkelingsscenario's

(bron : H. Coudenys, Richtlijnenboek milieueffectrapportering : rapport betreffende de eerste fase,AMINAL, november 1992)

De milieueffectrapportage kan pas tot stand komen nadat de milieueffecten vastgesteld werden, doormiddel van een vergelijking van de geplande situatie met de referentiesituatie. De milieueffecten zijn alshet ware het resultaat van de aftreksom 'geplande situatie min referentiesituatie'.

Elke verandering aan de inhoud van de referentiesituatie en/of van de geplande situatie brengt met zichmee dat er andere milieueffecten worden vastgesteld. Het is daarom van belang dat de referentiesituatie ineen vroeg stadium van het m.e.r.-proces wordt gedefinieerd en dat dit interdisciplinair gebeurt. Dereferentiesituatie wordt voor elk MER afzonderlijk vastgelegd en dient te gebeuren in de startnota.

De referentiesituatie moet steeds als integraal geheel benaderd worden, en ook op die wijze beschrevenworden. Hierbij moet alle relevante informatie van alle vertegenwoordigde disciplines betrokken wordenen deze informatie moet op een geïntegreerde wijze in de referentiesituatie verwerkt worden. Dereferentiesituatie is een holistisch gegeven, een totaalbeeld en is bruikbaar voor alle betrokkenmilieudisciplines.

In een MER kan met verschillende referentiesituaties (zie par. 2.5) gewerkt worden, onder voorbehoud datdeze situaties met een zelfde diepgang en nauwkeurigheid kunnen geïnventariseerd en geanalyseerdworden als de huidige toestand. Dit houdt in dat er voldoende en betrouwbare basisgegevens terbeschikking moeten zijn om deze situaties te beschrijven. Per discipline en interdisciplinair moetvastgelegd worden welke situaties tot referentiesituatie zullen behoren. De referentiesituatie kan bestaan uitde huidige situatie, aangevuld met de gewijzigde of gewenste situatie :

(1) De huidige situatie dient steeds beschouwd te worden. Beide andere situaties kunnen er aantoegevoegd worden.

(2) Aangezien de 'huidige situatie' in de toekomst niet meer zal bestaan, is het nodig een gewijzigdesituatie te beschouwen, daar effecten betrekking hebben op dynamische systemen die in eenvoortdurend proces van verandering zijn. Soms zullen de veranderingen zeer beperkt zijn. In anderegevallen zal de toekomstige toestand aanzienlijk van de huidige toestand verschillen. Dit betekent datde evolutie van de 'huidige situatie' ingeschat moet worden op concrete gebeurtenissen :

- vastgestelde significante trends;- vastgelegde activiteiten en werken van de overheid en van particulieren waarover een definitieve

beslissing genomen is.

Het is zeker niet correct om in de gewijzigde situatie uit te gaan van sociologische of economische

Page 100: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

89

visies over de evolutie op middellange en lange termijn. De werkelijkheid blijkt er vaak nogal van afte wijken. Het is evenmin juist de toekomstige toestand in te schatten op basis van beleidsuitsprakenen aangekondigde (meestal goede) voornemens in de particuliere sector. De goede wil blijkt vaakuithoudingsvermogen te missen.

Voor het vastleggen van de gewijzigde situatie dient bij de nodige instanties (openbare besturen,gemeenten, ...) navraag gedaan te worden omtrent de toekomstige projecten, die in het studiegebiedzullen uitgevoerd worden, . Dit kan gebeuren door de coördinator of de deskundige van de discipline'mens-ruimtelijke aspecten'. De informatie hieromtrent dient door te stromen naar alle betrokkendeskundigen.

(3) Indien de huidige en/of de gewijzigde situatie als referentie worden gekozen voor effectbeoordelingwordt in sommige gevallen een kwaliteitsbeoordeling van het milieu over het hoofd gezien. Er zal duseen gewenste situatie moeten beschouwd worden. Als voorbeeld kan hier gesteld worden, dat wanneerin een bepaalde omgeving het akoestische klimaat reeds zeer ongunstig is (b.v. wegens de nabijheidvan een lawaaierig industrieel complex) de bijkomende geluidsimpact van de door het projectgeplande situatie als niet significant beoordeeld kan worden ten opzichte van de huidige toestand. Dithoudt het gevaar in dat de huidige ongunstige situatie, b.v. na sanering van de nu bestaandelawaaibronnen, ongunstig blijft in de toekomst, maar dan tengevolge van het geplande project. Omdeze ongewenste toestanden te vermijden is het noodzakelijk dat men voor de discipline 'geluid entrillingen' een op basis van kwaliteitsdoelstellingen gewenste situatie als referentiesituatie neemt.

De inhoud van de huidige situatie en gewijzigde situatie wordt interdisciplinair vastgelegd. De inhoud vande gewenste situatie is discipline-afhankelijk (afhankelijk van de kwaliteitsdoelstellingen). Er moet voorgewaakt worden dat het beschrijvingsniveau van de gewenste situatie dezelfde is als die van de huidigesituatie.

Alhoewel de referentiesituatie reeds tijdens de interdisciplinaire vooroverlegfase theoretisch gedefinieerdwordt, wordt ze pas concreet ingevuld tijdens de uitvoeringsfase die per discipline geschiedt. Tijdens defase van het m.e.r.-proces, waarin het MER tot stand komt, kan de referentiesituatie pas in zijn vollecomplexiteit beschreven worden. Het redactionele werk waarbij de deelbeschrijvingen per discipline aanelkaar gerelateerd worden, is de verantwoordelijkheid van de coördinator van het MER.

Ontwikkelingsscenario's worden beschreven, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de toe-stand van het studiegebied in de toekomst ingrijpend zal veranderen, ten gevolge van de autonomesuccessie van de aanwezige levensgemeenschappen, en/of ten gevolge van de uitvoering van privéplannen,overheidsbeslissingen of beleidsopties. De meest realistische scenario's dienen in het MER opgenomen teworden, en de milieueffecten op middellange en lange termijn moeten op een kwalitatieve doch beperktewijze besproken worden met als referentie de weerhouden scenario's. Ontwikkelingsscenario's spelen eenondergeschikte rol bij de beoordeling van de effecten, daar ontwikkelingsscenario's rekening houden met

Page 101: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten90

onzekere toekomstprojecties en tendensen. Indien de ontwikkelingsscenario's te vaag blijven qua inhoud endus niets wezenlijks bijdragen aan de inhoud van het MER, dienen ze niet opgenomen te worden.

Het aantal weerhouden scenario's hangt hoofdzakelijk af van de mate waarin er eventueel meerderebeleidsopties en/of privéplannen bestaan die elkaar doorkruisen of zelfs tegenspreken, en van de matewaarin deze opties realistisch geacht kunnen worden.

Een scenario 'natuurontwikkeling' kan beschouwd worden, indien gunstige voorwaarden kunnen geschapen worden voor de overwegend natuurlijke fauna en flora. Hierbij moet rekening gehoudenworden met de potenties t.o.v. de fauna en de flora en met de autonome successie.

De volgende krachtlijnen zijn van belang bij het vastleggen van de referentiesituatie en deontwikkelingsscenario's :

HET VASTLEGGEN VAN REFERENTIESITUATIE ENONTWIKKELINGSSCENARIO'S

- interdisciplinair overleg om referentiesituatie(s) inhoud te geven;- informatie inwinnen over de realisatie van toekomstige projecten in het studiegebied, om de

gewijzigde situatie inhoud te kunnen geven;- eventueel een gewenste situatie opstellen per discipline rekening houdend met

kwaliteitsdoelstellingen en sanering;- diepgang van actuele situatie en gewijzigde situatie op gelijk niveau vergelijken en stellen;- informatie inwinnen over beleidsplannen, privé-initiatieven en autonome ontwikkelingen in het

studiegebied;- interdisciplinair overleg over de inhoud van ontwikkelingsscenario's : beperken van mogelijke

tegenstrijdigheden en voorstellen van oplossingen;- alleen realistische ontwikkelingsscenario's moeten in het MER opgenomen worden.

Page 102: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

91

3.3.10 Identificatie van gegevensverzameling en gegevensoverdracht

Identificatie van gegevensverzameling en gegevensoverdracht is een belangrijk aspect in een startnota enomvat :

(1) projectgegevens

Voor het opstellen van een startnota moeten de verschillende MER-deskundigen bepalen welkeprojectgegevens nodig zijn voor het uitvoeren van hun studie en die moeten geleverd worden door deinitiatiefnemer. Deze gegevens moeten in principe vóór de uitvoeringsfase van het MER beschikbaar zijn,omdat de geleverde gegevens niet altijd overeenstemmen met de verwachtingen van de MER-deskundige.Bij het opmaken van een offerte zouden de verschillende MER-deskundigen moeten aangeven welkeprojectgegevens (aard en vorm) vereist zijn voor het opstellen van het MER. In de offerte en later in deovereenkomst zou een clausule kunnen opgenomen worden dat de opdracht enkel een aanvang kan nemenvan zodra de initiatiefnemer de gevraagde projectgegevens ter beschikking stelt.

De verschillende disciplines dienen met volgende mogelijkheden rekening te houden :- de projectgegevens kunnen geleverd worden;- de projectgegevens kunnen slechts gedeeltelijk ter beschikking gesteld worden;- de projectgegevens zijn onvoldoende concreet om nauwkeurige effectvoorspelling uit te voeren;- de projectgegevens kunnen niet geleverd worden.

De evaluatie van de te leveren projectgegevens door de verschillende disciplines kan leiden tot devolgende vaststellingen :

- bijkomend studiewerk door de initiatiefnemer is vereist om de ontbrekende gegevens te leveren of teconcretiseren;

- de gevraagde gegevens kunnen niet geleverd worden door de initiatiefnemer en zijn noodzakelijk voorconcrete effectvoorspelling :* er kan eventueel gesteund worden op aannamen : dit dient duidelijk vermeld bij de effectvoorspelling

(betrouwbaarheid van de methode en invoergegevens) en de gevolgen ervan dienen verduidelijkt teworden in de leemten in de kennis;

* in de leemten in de kennis dient aangegeven te worden wat de gevolgen zijn van het ontbreken vanprojectgegevens voor de betrouwbaarheid van de effectvoorspelling en -beoordeling. Devergunningsverlenende overheid kan uit de leemten in de kennis een conclusie trekken omtrent hetal dan niet vergunnen van een activiteit;

* in het MER kunnen in overleg met de initiatiefnemer voorstellen gedaan worden om het project teverfijnen.

Page 103: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten92

In tabel 3.8 wordt bij wijze van voorbeeld geschetst welke projectgegevens de verschillende disciplinesnodig hebben voor een m.e.r.-plichtig project uit de activiteitengroep 'autosnelwegen'.

Tabel 3.8 : Gegevens te leveren voor de aanleg van een autosnelweg (activiteitengroep'autosnelwegen')

aard van de gegevens te leveren aan

- gegevens omtrent de bestaande emissietoestand van de contaminanten;- densiteit verkeersstroom;- samenstelling wagenpark : type voertuig en relatieve verdeling :

* evolutie wagenpark;* personenwagen : met/zonder katalysator;* vrachtwagens : aandeel lichte en zware vrachtwagens;

- toename aantal voertuigen per type voertuig;- gemiddelde leeftijd wagenpark;- aandeel benzine, diesel, LPG in het totaal brandstofverbruik;- ontlasting van de bestaande wegen in het studiegebied door in gebruik name autosnelweg en gemiddelde

snelheid op bestaande wegen.

lucht

- tracéplan met aanduiding van plaats van bedding en hoogten boven maaiveld;- type wegdek, aantal rijstroken, indien meer dan één type, locaties voor de verschillende types;- samenstelling van de verwachte verkeersstromen : globale aantallen voertuigen (per uur) voor de dag en

de nacht opgesplitst per type voertuig : % lichte voertuigen, % middelzware voertuigen en %zwarevoertuigen;

- aanlegfase :* planning : werkuren, duur van de werken op verschillende plaatsen;* type en aantal van de in te zetten transportvoertuigen, periode, duur van inzetten, gevolgde

aanvoerroutes.

geluid entrillingen

- tracéplan met aanduiding van locatie van verlichtingspunten, lampkarakteristieken, geometrie van deverlichtingspalen en positie ten opzichte van het grondniveau,

- tijden van verlichting.

licht, warmte enstraling

- geologisch-geotechnisch vooronderzoek- nauwkeurig definitief lengteprofiel en dwarsprofielen- nauwkeurige ingrepen ter hoogte van kruising van oppervlaktewateren- beschrijving afwateringsstelsel - lozingspunten- te gebruiken materialen - ophogingszand, bedekking rijstroken- voorzieningen voor eventuele zuivering afstromingswater- voorzieningen nabij waterwingebied- uit te voeren grondverbeteringen- detail ter hoogte van de voorziene specifieke structuren- bemalingen- te gebruiken stoffen tijdens de onderhoudsfase.

water

- resultaten grondboringen of beschrijving van een profielput;- dimensies : breedte, hoogte, gebruikt materiaal voor ophoging;- bodemgebruikskaart voor tracé;

bodem

Page 104: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

93

aard van de gegevens te leveren aan- resultaten bodemfysische waarnemingen : zuigspanning, dichtheid, vochtgehalte, ...- resultaten grondmechanische waarnemingen : draagkracht dieperliggende lagen, stabiliteit aan te leggen

berm;- resultaten bodemchemische waarnemingen : micro- en macronutriënten;- diepte grondwatertafel;- bestemming originele toplaag : herbruik in bermen? behandeling tijdens opslag ? bestemming ?

- een duidelijke beschrijving van het geplande project :* een gedetailleerde beschrijving van de inplanting binnen de omgeving. M.b.v. kaartmateriaal kan hier

een overzicht geleverd worden met aanduiding van belangrijke woonkernen of risicogroepen(rusthuizen, hospitalen, scholen, kinderopvang, ...). Op basis hiervan krijgt de deskundige een ideevan de belangrijkste aandachtspunten en kan men ook makkelijker het studiegebied afbakenen.

- een duidelijke beschrijving van de te verwachten omvang van het project. In dit geval :* verwacht gebruik van de autosnelweg in geschat aantal wagens. Men kan eventueel dit opdelen

volgens vracht- of personenvervoer daar de impact hier sterk afhankelijk zal zijn.

mens-gezondheid

- tracéplan (dimensies) met aanduiding van plaats van bedding, reservatiestroken, op- en afritten, hoogteboven maaiveld;

- verkeersdensiteiten;- locatie aanvoerwegen, bouwwerven;- locatie grondverzet;- wijzen van kruisingen van waterlopen, grachten,... (duikers);- duur werkzaamheden op verschillende plaatsen.

fauna en flora

- tracéplan;- uitvoeringsmodaliteiten : ontwerpgegevens, type dwarsprofiel, hoogte;- vormgeving : verlichting, signalisatie;- werkzone en toegang;- voorbereiden van de werf;- periode en duur van de werken.

landschap

- verkeersstudie van FEBIAC;- onteigeningen/afbraak woningen;- technische beschrijving van het project :

* plannen en beschrijving van gebouwen, infrastructuur en vaste uitrusting;* ruimtebeslag en terreininrichting

- uitvoeringsmodaliteiten :* tijdelijk ruimtebeslag en uitvoeringsfasen;* verkeersomleidingen, andere civiel-technische ingrepen;* beweging van voertuigen, verplaatsing van grondstoffen en werktuigen;

- gebruiksfase :* verkeersproductie / verkeersintensiteit;* visuele impacten (verlichting, ...)

- aanleg dienstenzone;- plan van dienst en ontsluitingswegen;

mens-ruimtelijkeaspecten

Page 105: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten94

(2) uitwisseling van basisgegevens

De uitwisseling van basisgegevens voor het beschrijven van het studiegebied en het beschrijven van dereferentiesituatie is een kwestie van interne taakverdeling tussen de disciplines. Tijdens de vooroverlegfaseis het belangrijk dat de coördinator er voor zorgt dat de verschillende MER-deskundigen afspreken wie watinventariseert, karteert of opzoekt in de literatuur.

(3) interdisciplinaire gegevensoverdracht m.b.t. effectvoorspelling en -beoordeling

Inzicht in interdisciplinaire gegevensoverdracht is nodig voor het vastleggen van de methodologie vaneffectvoorspelling en -beoordeling. Elke discipline dient tijdens de vooroverlegfase aan te duiden welkegegevens (aard en vorm) van de andere disciplines nodig zijn als input gegevens vooreffectvoorspellingsmethoden.

De discipline, die de gegevens moet leveren aan de andere discipline,moet nagaan of de gevraagdeinformatie kan geleverd worden :

1. zo ja, onder welke vorm, met welke diepgang en hoeveel tijd en inspanning is nodig om de gevraagdeinformatie te leveren en wat is de betrouwbaarheid of graad van onzekerheid van de gegevens;

2. zo nee, wat is de reden (tijd en kost van het onderzoek, leemten in de huidige wetenschappelijkekennis, b.v. ontbreken van accurate effectvoorspellingsmodellen, wijze van voorstelling van degegevens, graad van detail, ...).

De 'ontvangende' discipline dient te evalueren, wat de gevolgen zijn voor de gebruikte methoden enbetrouwbaarheid van de effectvoorspelling en -beoordeling. In het hoofdstuk 'Leemten in de kennis'moeten de gevolgen van onvolledige gegevens op de effectvoorspelling en -beoordeling besproken engeëvalueerd worden.

In tabel 3.9 wordt bij wijze van voorbeeld geschetst welke gegevens de discipline 'fauna en flora' nodigheeft van andere disciplines voor een m.e.r.-plichtig project uit activiteitengroep 'autosnelwegen'(Verheyen, 1995).

Page 106: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

95

Tabel 3.9 : Gegevens te leveren aan de discipline 'fauna en flora' voor de aanleg van een autosnelweg

aard van de gegevens te leveren door

geluidsbelasting (isolijnen van 40 & 60 dB(A) LAeq,dag & LAeq, nacht) geluid en trillingen

grondwater kwantiteit:- tijdelijk (bemalingen,...): gebied afpompingskegel- permanent (drainage,...): gebied verwachte grondwaterstandsdaling (ruw);

isolijnen dalingen grondwatertafel (10 cm)

water

grondwater kwaliteit (verzilting,...): gebied waar veranderingen worden verwacht infreatische zone

water

oppervlaktewater (grachten,....) kwantiteit: grachten en gebied waar wateroverlast wordtverwacht (run-off-water); aanleg van wachtbekken ?

water

oppervlaktewater (grachten,....) kwaliteit: waterkwaliteit afwateringsgrachten (run-off-water), nadruk 'milieuvreemde' stoffen (KWS, zware metalen, hoge concentratieszouten,...)

water

gebied waar bodemstructuurveranderingen worden verwacht bodem

gebied waar verzuring kan optreden t.g.v. SO2-verhogingen (immissies) lucht,water, bodem

gebied waar eutrofiëring kan optreden t.g.v. NOx-verhogingen (immissies) lucht, water, bodem

In tabel 3.10 wordt bij wijze van voorbeeld de haalbaarheid van de gegevensoverdracht door de discipline'monumenten en landschappen' geschetst.

Tabel 3.10: Toetsing op haalbaarheid van de opgevraagde gegevens door de discipline 'monumenten enlandschappen'

discipline gevraagde informatie te leveren door de discipline 'landschap' : aard en vorm

gebiedsindeling begrenzing van projectgebied en studiegebied op kaartonderscheiden segmenten langs het tracé op kaartchorologische indeling op basis van landschappelijke typologie uitgaande vannatuurlijke en cultuurlijke kenmerken. Voorstelling op kaart met beschrijvendelijst of tabel

topografie wordt afgeleid van de topografische kaart en stereoscopische luchtfoto’s (voormorfologie)

bodem

bodemgebruik gekarteerd door middel van topografische kaart, luchtfoto’s en orthofoto’s enaangevuld door detailinventarisatie; voorstelling op kaart.

Page 107: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten96

discipline gevraagde informatie te leveren door de discipline 'landschap' : aard en vorm

overzicht ruimtegebruik voorstelling op kaart onder de vorm van een globaal synthetische beeld(landschapstypologie) of/en als een thematische kaart (inventaris op topografischeachtergrond).

mens-gezondheid

landschapsbeleving kartering en beschrijving van landschappelijke belevingskwaliteiten (-hoedanigheden) die objectief beschrijfbaar en waarneembaar zijn.

landschappelijkewaarden

natuurwetenschappelijke, cultuurhistorische en esthetische waardevolle elementenof kenmerken voorgesteld op kaart (cartodiagram) en beschreven in tabel

mens-ruimtelijkeaspecten

sites en monumenten beschermde monumenten en landschappen: gelokaliseerd op kaart en beschrevenin een tabelwaardevolle (niet beschermde) monumenten en landschappen: idemnederzettingen

3.3.11 De redactie van de startnota en de taak van de coördinator

Deze stap omvat het afstemmen van de verschillende disciplines op elkaar en het schrijven van de startnotaen situeert zich in het m.e.r.-proces vóór de startvergadering.De coördinator heeft de verantwoordelijkheid om de deelrapporten van de verschillende disciplines aaneente smeden tot een functioneel en kernachtig geheel. In paragraaf 5.3 worden richtlijnen gegeven voor hetopstellen van een goede startnota.

Tijdens de vooroverlegfase bestaat de taak van de coördinator uit :

- de coördinatie van het interdisciplinair overleg;- het opstellen van een gedetailleerd analyseschema van de hoofdingreep en de deelingrepen;- de coördinatie m.b.t. uitwisseling en evaluatie van project- en basisgegevens;- het uitwerken van de impactmatrix, de ingreep-effectschema's en de netwerkrelaties;- het opstellen van een interdisciplinaire referentiesituatie;- de coördinatie van de fasering van de uit te voeren deelonderzoeken;- de bepaling van de relatieve volgorde van de te bespreken milieufactoren in de startnota;- het schrijven van de inleidende hoofdstukken;- het afstemmen van de inhoud en de structuur van de deelrapporten op elkaar, alsook de eindredactie van

de startnota.

De coördinator moet specifiek aangeduid worden (nominaal, d.w.z. 1 persoon), en moet steeds een erkendextern deskundige zijn. Voor de keuze van de coördinator is de 'hoofdfactor' die door het projectbeïnvloed wordt, bepalend. Welke van deze disciplines het meest aangewezen is voor deze taak, hangt afvan het MER in kwestie. Ook de kwaliteiten van de coördinator met betrekking tot inzicht, ervaring, gezagen gevoel voor management spelen een rol bij de keuze.

Page 108: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

97

3.4 Uitvoeringsfase : het opstellen van het MER

3.4.1 Inleiding

De uitvoeringsfase, waarin het MER wordt opgesteld, is de fase na het vooroverleg. De startnota en hetverslag van de startvergadering kunnen beschouwd worden als richtlijnen, inzake de te volgenmethodologie en de inhoudsbepaling van de disciplines. Tijdens de uitvoeringsfase wordt eenontwerpversie van het MER opgesteld. De ontwerpversie van het MER wordt besproken op een informelevergadering, waarna een definitief MER wordt ingediend bij de bevoegde administratie. Deuitvoeringsfase eindigt in het m.e.r.-proces bij de fase van conformiteitsverklaring van het MER. Deze fasewordt de beoordelingsfase genoemd.

De volgende stappen komen in de fase - opstellen van het MER - aan bod :(1) het afstemmen van het m.e.r.-proces op de milieueffectbeoordeling;(2) het inzamelen van basisgegevens;(3) het kenmerken van effecten;(4) het bepalen van effectuitdrukkingen en criteria;(5) het beschrijven en beoordelen van effecten;(6) het voorstellen van milderende maatregelen;(7) het voorstellen van postevaluatie;(8) inschatten van de gevolgen van de leemten in de kennis;(9) integratie en eindsynthese;(10)de redactie van het MER.

3.4.2 Het afstemmen van het m.e.r.-proces op de milieueffectbeoordeling

Hier wordt afgesproken op welke wijze de milieueffecten beoordeeld zullen worden, welke criteriadaarvoor aangewend zullen worden en in welke vorm de gegevens moeten uitgedrukt worden.Dergelijke afspraken zijn ook noodzakelijk in functie van de uitwisseling van informatie tussen dedisciplines (het interdisciplinair afstemmen van de effectvoorspellingsmethoden). In de praktijk gaat hetvaak om het uitdrukken van veranderingen in abiotische factoren in functie van de effectvoorspelling ophet vlak van fauna en flora en van de volksgezondheid.In principe dient ook dit zo vroeg mogelijk te gebeuren, dus voordat het eigenlijke werk wordt aangepakt. In de praktijk kan dit ook gebeuren nadat een gedeelte van het inventarisatiewerk werd uitgevoerd.

Het inzamelen van de gegevens gebeurt in functie van de effectvoorspellingsmethoden. Deeffectvoorspelling in de ene deelstudie gebeurt vaak in functie van de effectvoorspelling in een anderedeelstudie. De effectvoorspelling in zijn geheel gebeurt in functie van de milieueffectbeoordeling. Alle

Page 109: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten98

handelingen die voorafgaan aan de milieueffectrapportage gebeuren rechtstreeks of onrechtstreeks infunctie van de m.e.r. en moeten daarop afgestemd worden. Tevens dienen de effectvoorspellingsmethodendie in de verschillende deelstudies aangewend worden op elkaar afgestemd te worden.Daarom is het van belang om, voordat de deelstudies uitgevoerd worden tot een consensus te komen overde manier waarop de effecten zullen beoordeeld worden en de criteria die hiervoor zullen gebruikt worden. Veel effecten zijn slechts beoordeelbaar op het vlak van één of enkele disciplines, maar dienen voor eengroot deel door andere disciplines onderzocht te worden (b.v. indirecte effecten op de vegetatie, tengevolge van directe effecten op de bodem, die op zich niet beoordeelbaar zijn in het kader van dediscipline 'bodem').

De effectvoorspellingsmethoden moeten dus interdisciplinair op elkaar afgestemd worden. De manierwaarop b.v. veranderingen in het abiotisch milieu worden uitgedrukt dient in functie te gebeuren van hetuitdrukken van de te verwachten effecten op b.v. de factoren mens, fauna en flora en in functie van deeffectvoorspellingsmethoden en de beoordelingscriteria die hier aangewend zullen worden. Hier is terugeen belangrijke rol weggelegd voor de coördinator.

3.4.3 Inzamelen van basisgegevens

Basisgegevens worden ingezameld ten behoeve van de beschrijving van de referentiesituatie en tenbehoeve van het voorspellen en beoordelen van de effecten. De basisgegevens dienen te voldoen aan beideeisen. De referentiesituatie dient beschreven te worden in functie van de effectvoorspelling, met anderwoorden slechts die milieucomponenten dienen beschreven te worden, waarop effecten te verwachten zijnen die een rol spelen in de effectvoorspellingstechnieken. In de vooroverlegfase is het studiegebiedafgebakend, zijn aandachtsgebieden geselecteerd en zijn de methoden voor effectvoorspelling vastgelegd.Het inzamelen van basisgegevens is hierop afgestemd. Het interdisciplinaire overleg inzakegegevensoverdracht, tijdsafstemming van de verschillende onderzoeken per discipline is bepaald in deeerste stap : het afstemmen van het m.e.r.-proces op de milieueffectbeoordeling.

Een eerste stap bij het inzamelen van basisgegevens, is nagaan voor welke milieucomponenten informatie-leemten bestaan, zodanig dat veldwerk vereist is. In eerste instantie dient de initiatiefnemer alle informatiemet betrekking tot zijn project te leveren. Elke discipline zal zijn eigen specifieke informatie van hetproject nodig hebben. De coördinator kan de vereiste informatie per discipline verzamelen en een globaleinterdisciplinaire lijst opstellen voor de initiatiefnemer. De initiatiefnemer dient de gevraagdebasisgegevens zo concreet mogelijk in te vullen en te leveren vóór de aanvang van het opstellen van het

6 Hierbij dient ook rekening gehouden te worden met de leemten in de kennis ten gevolge

van de stand van het wetenschappelijk onderzoek : veel effecten zullen slechtskwalitatief beoordeelbaar zijn of met een grote onzekerheidsmarge. In dit gevalheeft ondersteunend onderzoek op het vlak van de andere disciplines, met het oog ophet leveren van kwantitatieve gegevens vaak weinig zin.

Page 110: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

99

MER.

Volgende projectgegevens zijn relevant :

voor infrastructuurwerken :- beschrijving van de inplantingsplaats;- technische beschrijving van alle deelingrepen die uitgevoerd gaan worden in de verschillende fasen

(constructie, exploitatie, onderhoud, nabestemming);- lijst van alle alternatieven onderzocht door de initiatiefnemer en reden waarom ze wel/niet gekozen zijn;- lijst van preventieve maatregelen inzake de beperking van milieuhinder die reeds zijn opgenomen in het

(bestaande) project;- duur van de verschillende fasen en deelingrepen en aanduiding in hoeveelheden (in oppervlakten, in

aantallen, ...);- informatie omtrent de inplanting van tijdelijke voorzieningen (b.v. tijdelijke zanddepots, werfkeet, ...);- grondplannen, dwarsdoorsneden;- herkomst, aan- en afvoerwegen van grondstoffen/eindproducten/reststoffen/materiaal (b.v.

funderingszand);- duur, frequentie van tijdelijke/permanente bemalingen;- type, aantal, periode en duur van de in te zetten machines en transportvoertuigen;- verkeersprognoses (b.v. bij spoorwegen, autosnelwegen);- specifieke voorwaarden in voorgaande vergunningen, indien de m.e.r.-plichtige activiteit een

hervergunning betreft (van belang bij b.v. groeven en graverijen).

voor hinderlijke inrichtingen komt hierbij :- inventaris van de emissiebronnen (aard en debiet per bron);- recente emissie-metingen (lucht, geluid, water) van bestaande bedrijven, indien het een hervergunning

betreft;- emissie-metingen uitgevoerd in het kader van controlemeetprogramma's opgelegd bij een

milieuvergunning ;- emissiejaarverslag;- overzicht van de afvoerstelsels voor afvoer van regenwater, koelwater, sanitair water, ...;- informatie over het capteren van water uit oppervlaktewater (debiet);- informatie over de afvalwaterzuiveringsinstallaties;- productieschema, stoffenstroomschema en energiesstroomschema;- informatie over de aanwezigheid van verontreinigde bodems en uitgevoerd bodemonderzoek;- beschrijving van de effluenten (waterige, gasvormige);- beschrijving van de reststoffen;

7 Dit is een minimum lijst; deze is zeker niet volledig en zal tevens projectafhankelijk

zijn.

Page 111: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten100

- maatregelen (reeds genomen en geplande) inzake preventie van milieuhinder : beperkingen openergiegebruik, waterverbruik, volume afvalwater, volume reststoffen, ...);

- overslag/opslag van stoffen (duur, frequentie);- leemten.

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld betreft leemten in de basisgegevens van een project.

� activiteit : de aanleg van een nieuwe spoorlijn.De spoorlijn dient voor een gedeelte in ophoging aangelegd te worden, hiervoor wordt zandaangevoerd.De initiatiefnemer legt (in het bestek) aan de aannemer enkel eisen op inzake technischevoorwaarden (textuur, samenstelling). De aannemer is vrij om het 'zand' aan te voeren. Er is duseen leemte in enerzijds de ontginningsbron (van belang voor de discipline 'fauna en flora en'landschap') en anderzijds in de beweging van voertuigen (aanvoerwegen). De tijdelijke effectendie hiermee gepaard gaan (b.v. stofhinder, hinder door trillingen, verkeershinder) kunnen nietingeschat worden. Voor de discipline 'bodem' en 'fauna en flora' zullen gegevens nodig zijn inzakekwaliteit van het aangevoerde materiaal, om eventuele toevoer van vreemde stoffen naar hetgrondwater vast te stellen.

Naast gegevens van het project bestaan basisgegevens uit :

- literatuurgegevens, gepubliceerde en niet gepubliceerde inventarisatiegegevens, statistieken, databanken,bestaande kaarten (al dan niet gedigitaliseerd);

- gegevens die door niet gouvernementele organisaties of personen verzameld werden;- gegevens betreffende analoge projecten;- uit te voeren inventarisaties en veldwerk.

Vooraleer bestaande basisgegevens (literatuurgegevens) gebruikt worden voor effectvoorspelling, dienenze getoetst te worden op hun kwaliteit, betrouwbaarheid, bruikbaarheid en vergelijkbaarheid. Reedsuitgevoerde MERen in binnen- en buitenland (goede case studies) kunnen gebruikt worden als referentievoor de selectie van uitvoeringsalternatieven, milderende maatregelen, effectvoorspellings- eneffectbeoordelingsmethoden en postevaluatieprogramma's.

Veldwerk kan meer of minder uitgebreid zijn afhankelijk van de reeds bestaande informatiebronnen. Deinhoud van veldwerk is afhankelijk van de specifieke milieukarakteristieken, de voorgenomen activiteit ende informatie-leemten. Veldwerk levert recente en betrouwbare informatie over de milieucondities.Tevens is veldwerk noodzakelijk als referentie voor het voorstellen van alternatieven, opstellen vanprecieze milderende maatregelen en opstellen van programma's, die in het kader van postevaluatie de

Page 112: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

101

accuraatheid van de voorspelde effecten en de effectiviteit van de voorgestelde milderende maatregelentoetst. Elke discipline zal criteria hanteren om te bepalen wanneer veldwerk noodzakelijk is.

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld schetst de noodzaak aan veldwerk.

� noodzaak van veldwerk en laboratoriumwerkzaamheden voor de discipline 'water'Voor de discipline 'water' zal terrein- en/of laboratoriumwerkzaamheden nodig zijn voor hetverzamelen van gegevens omtrent het grondwater (grondwaterstand en grondwaterkwaliteit). Deintegrerende disciplines hebben meestal nood aan gegevens over het grondwater (discipline 'faunaen flora' en 'mens-gezondheid'). Met betrekking tot de hydrogeologische kenmerken van eengebied zal in veel gevallen de referentietoestand onvoldoende gekend zijn. Bij gebrek aan kennisover de ondergrond zal de MER-deskundige moeten overgaan tot het boren van peilputten,waterstandsmetingen, grondwateranalysen, bepaling van hydraulische parameters, geofysischemetingen ... Berekeningen of modellen die worden aangewend om effecten te voorspellen dienenop werkelijke waarden te steunen.De MER-deskundige (discipline 'water') zal bij de aanvang van de studie verantwoorden welkewerkzaamheden (veldwerk en laboratoriumanalysen) absoluut vereist zijn om op een verantwoordewijze de invloed van het project te evalueren.

Vooraleer met veldwerk gestart wordt moeten de objectieven ervan duidelijk omlijnd worden, om tevermijden dat onnodige gegevens geïnventariseerd worden. De objectieven zijn de bruikbaarheid ineffectvoorspelling en de bruikbaarheid in de besluitvorming.In praktijk gaat de aandacht echter vaak uit naar basisgegevens die gemakkelijk te inventariseren zijn, en

minder naar hunbruikbaarheid inde analyse vande geplandesituatie. Inpraktijk spelentijd en kost eenrol bij het al danniet uitvoerenvan veldwerk. Het is dusbelangrijk datveldwerkafgestemdwordt op die

Page 113: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten102

elementen diebelangrijk zijnineffectvoorspelling en indirect indebesluitvormingen dat diemethodenmoetengehanteerdworden, die adequatebasisgegevensleveren met eenoptimale kost-efficiëntie.

De detailleringsgraad van de veldgegevens zal sterk project-afhankelijk zijn : de te verwachteneffectengroepen zijn bepalend voor de aard en de detailleringsgraad van de inventarisatiegegevens. Ookde aard van de beschikbare voorspellingsmethoden is van belang : zo b.v hoeft men geen vogels te tellen,indien er geen methoden bestaan om het effect op aantallen te voorspellen.

Er zijn verschillende redenen die veldonderzoek noodzakelijk maken :- de verificatie van literatuurgegevens. Indien recente literatuurgegevens of inventarisaties van derden

gebruikt zullen worden in het MER, dienen deze op hun actualiteit en juistheid getoetst te worden doormiddel van terreinbezoeken en eigen waarnemingen van de deskundige. Het veldwerk kan zich in ditgeval beperken tot enkele steekproeven en tot het noteren van wat op zicht kan waargenomen worden;

- indien de te controleren gegevens onjuistheden bevatten of niet het hele studiegebied bestrijken, moet ereen uitgebreider veldonderzoek gebeuren;

- er zijn geen recente inventarisatiegegevens beschikbaar;- de input van werkelijke (gemeten) waarden in effectvoorspellingsmodellen en berekeningen vereist

veldwerk;- het selecteren van de aandachtsgebieden vereist waarnemingen op het terrein;- het opstarten van postevaluatieprogramma's.

In het tweede en het derde geval kunnen globale onderzoeksmethoden gebruikt worden indien een geringedetailleringsgraad gewenst is, of kunnen detailstudies uitgevoerd worden indien nodig.

In het geval van grootschalige projecten, waarbij een uitgebreid studiegebied onderzocht moet worden,

Page 114: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

103

worden eerst aandachtsgebieden geselecteerd : dit zijn gebieden met een b.v. relatief grote ecologischecomplexiteit of gebieden die waarschijnlijk biologisch waardevol tot zeer waardevol zijn en mogelijk ookkwetsbaar. Veldbezoek is nodig voor het aanwijzen van deze aandachtsgebieden. Aandachtsgebieden zijndus niet beperkt tot de juridisch beschermde gebieden.

De volgende krachtlijnen zijn van belang bij het inzamelen van basisgegevens :

INZAMELEN VAN BASISGEGEVENS

- basisinformatie moet enkel ingezameld worden voor relevante milieucomponenten van hetstudiegebied;

- het inzamelen van basisgegevens is afgestemd op effectvoorspelling;- bestaande gegevens worden intradisciplinair getoetst op betrouwbaarheid, bruikbaarheid en

vergelijkbaarheid;- de verzamelde basisgegevens dienen interdisciplinair getoetst te worden op bruikbaarheid in

functie van de voorgenomen activiteit en in functie van de uitwisseling van gegevens tussen dedisciplines;

- de initiatiefnemer dient concrete gegevens betreffende de voorgenomen activiteit te verschaffenvoor de aanvang van het MER;

- leemten in informatie dienen geïdentificeerd te worden;- vooraleer gestart wordt met veldwerk moeten de objectieven duidelijk omschreven zijn:

* afstemming op effectvoorspelling en -beoordeling;* afstemming op de besluitvorming.

- veldwerk is nodig om bestaande gegevens te verifiëren en aan te vullen indien geen recenteinventarisatiegegevens voorhanden zijn;

- veldwerk is nodig om 'betrouwbare' en 'werkelijke' basisparameters te bepalen in functie vaneffectvoorspellingstechnieken en -modellen;

- veldwerk is nodig als referentie voor het opstarten van postevaluatieprogramma's- het verzamelen van onnodige informatie moet vermeden worden.

3.4.4 Het kenmerken van effecten

Voor de overzichtelijkheid in een MER worden de effecten per discipline gegroepeerd tot effectgroepen. Intweede instantie worden de effecten gekenmerkt door een aantal objectieve criteria, die een uitdrukkinggeven van tijdsduur en omkeerbaarheid of herstelbaarheid van een effect. In paragraaf 2.12 zijn reedsdefinities gegeven van de karakterisering van effecten.In paragraaf 3.4.4.2 worden de definities geoperationaliseerd.

Page 115: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten104

3.4.4.1 Het opstellen van effectgroepen

Effectgroepen worden enkel opgesteld voor de integrerende disciplines ('fauna en flora', 'mens - ruimtelijkeaspecten en gezondheidsaspecten' en 'monumenten, landschappen en materiële goederen in het algemeen'. Een effectgroep is een verzameling van gelijksoortige effecten, waaraan een specifiekeeffectvoorspellingsmethode kan gekoppeld worden. Dit betekent dat elke effectgroep gekenmerkt wordtdoor een eigen effectvoorspellingsmethode. De effecten die optreden ten gevolge van een voorgenomenactiviteit worden geordend in groepen al naar gelang de effecten van directe of indirecte aard zijn. Indiende effecten van indirecte aard zijn, dient de gegevensoverdracht van de technische of andere integrerendedisciplines bepaald te worden. Binnen de beschouwde effectgroep worden eveneens de intradisciplinaire effecten van hogere ordebeschouwd.Een effectgroep kan gekoppeld worden aan verschillende deelingrepen. De effectgroep 'rustverstoring' zaloptreden bij zowel het slaan van damplanken, als het rijden met zware machines, het rooien van bomen enstruiken, ...

Page 116: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

105

VOORBEELD

Voor de integrerende discipline 'fauna en flora' kunnen b.v. de volgende effectgroepenonderscheiden worden :

� Direct ecotoopverlies : dergelijke effecten zijn permanent en meestal onomkeerbaar.Het zijn effecten op ecotoopniveau, maar ze hebben ook een grote weerslag op soorten en oppopulaties. Direct ecotoopverlies heeft een invloed op de zeldzaamheid, de natuurlijkheid en depotenties van het studiegebied.Op soortniveau kan direct ecotoopverlies het verlies van een soort betekenen voor het studiegebiedof het verkleinen van de populatie en zijn areaal of ook het permanent verlagen van de vitaliteitvan de plaatselijke populaties. Dit kan al dan niet een verlaging van de zeldzaamheid tot gevolghebben.

� Directe ecotoopverandering : ten gevolge van de ingreep (of deelingrepen) kan een ecotoopveranderen in een ander ecotoop (b.v. daling van de watertafel). Dit nieuwe ecotoop herbergtandere soorten en kan bijgevolg ook anders beoordeeld worden.

� Barrièrewerking : de versnippering van de open ruimte gepaard aan het vormen van barrièresvoor migrerende en zich verspreidende organismen is een effectengroep die gesitueerd is op hetvlak van het studiegebied en zijn omgeving, maar zich vooral laat gelden op het niveau vanpopulaties van soorten : vele populaties worden er in hun levensvatbaarheid op lange termijn dooraangetast. Dit kan een verlaging van de zeldzaamheidsgraad van soorten die voorkomen in hetstudiegebied tot gevolg hebben. Op het vlak van het studiegebied heeft barrièrewerking vooraleen verlaging van de potenties tot gevolg. Het kan tevens een verlaging van denatuurlijkheidsgraad inhouden. In sommige gevallen kan het tegendeel gelden en een verhogingvan de natuurlijkheidsgraad optreden (b.v. in geval van langdurige isolatie en bij relatieveafwezigheid van storende invloeden).

� Indirecte effecten door rustverstoring : ten gevolge van menselijke activiteiten. Dergelijkeeffecten situeren zich vooral op soortniveau en hebben een sterke weerslag op het niveau van hetstudiegebied. Ze kunnen gepaard gaan met veranderingen in vooral de zeldzaamheid en denatuurlijkheid. Deze effecten zijn in de regel omkeerbaar. Intensiteit, duur en reikwijdte zijnvariabel. Het gaat hier enkel om effecten op de fauna, zoals verstoring door verkeer, werkzaamheden enrecreatie. Ook het maken van verkeersslachtoffers hoort bij deze categorie.

Page 117: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten106

3.4.4.2 Het kenmerken van effecten

Zoals uitgelegd in paragraaf 2.12 kunnen aan effecten verschillende criteria gekoppeld worden. Hettoevoegen van criteria aan effecten is erg belangrijk als objectieve bijdrage aan de meningsvorming rondhet project. Ze kunnen de voedingsbodem vormen voor subjectieve criteria in verband met deaanvaardbaarheid van de milieueffecten en van het project. De voorspelde effecten moeten juistgeïnterpreteerd worden door de vergunningsverlenende overheid en door de bevolking tijdens de fase vanopenbaarheid, in termen van hun invloed op het milieu. Vandaar dat het belangrijk is voor alle beschreveneffecten (van alle disciplines) dezelfde criteria voor te stellen. Deze criteria zijn enkel bedoeld om deeffecten te kenmerken, en zijn een eerste stap in de beoordeling van effecten, en zullen dus een cruciale rolspelen bij het toekennen van significantie-scores.De criteria situeren zich op verschillende niveaus :

� niveau 1Op het eerste niveau luidt de vraagstelling of de effecten positief of negatief zijn.

� niveau 2Bij het tweede niveau luidt de vraagstelling wat de kans is dat een effect zal optreden. Dit wordt dewaarschijnlijkheid van een effect genoemd. Er zijn kansrijke (waarschijnlijke) en minder kansrijke(onwaarschijnlijke) effecten. Onwaarschijnlijke effecten kan men bijvoorbeeld koppelen aan calamiteitenen accidentele situaties. Dit criterium is dus rechtstreeks gekoppeld aan de waarschijnlijkheid van deingreep.Dit criterium wordt enkel vermeld indien het onwaarschijnlijke effecten betreft.

Page 118: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

107

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld verduidelijkt kansrijke (waarschijnlijke) en minder kansrijke(onwaarschijnlijke) effecten.

� een kansrijk (waarschijnlijk) effectDoor het rooien van bomen treedt direct eco- en biotoopverlies op.

� een minder kansrijk (onwaarschijnlijk) effectDe kans dat tijdens de aanlegfase van een activiteit, bij het gebruik van machines lekkages van olieof andere bestanddelen optreedt is gering; indien dit gebeurt treedt een effect op, meer bepaaldverontreiniging van bodem en grondwaterlagen

Bij overslag van grondstoffen naar opslagtanks kunnen fugitieve emissies optreden. De kans datchemische stoffen wegvloeien is gering, maar beïnvloedt de kwalitatieve eigenschappen van debodem, indien de vloeistoffen rechtstreeks in de bodem kunnen indringen.

Bij het graven van een sleuf kunnen archeologische sites aangesneden worden.

� niveau 3Bij het derde niveau luidt de vraagstelling of de effecten al dan niet omkeerbaar zijn. Het criteriumomkeerbaarheid drukt uit of de oorspronkelijke toestand al dan niet hersteld kan worden na stopzetting vaneen ingreep. Er zijn reversibele en irreversibele effecten.Omkeerbare en niet omkeerbare effecten hangen ten dele af van de duur van de ingreep. Tijdelijkeingrepen (b.v. tijdens de aanlegfase) veroorzaken dikwijls reversibele effecten. De termen omkeerbaarversus reversibel en niet omkeerbaar versus irreversibel zijn synoniemen.

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld verduidelijkt omkeerbare/niet omkeerbare effecten.

� een reversibel of omkeerbaar effectEen schor wordt tijdelijk benut als zanddepot. Na de stopzetting van de ingreep, wordt hetzanddepot afgegraven en de hoogte van het schor hersteld. De oorspronkelijke schorre vegetatieszullen zich, weliswaar op lange termijn, terug vestigen.

� irreversibel of niet omkeerbaar effectTen gevolge van de aanleg van een autosnelweg treedt ecotoopverlies op. Onder de zone, die

Page 119: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten108

verhard zal worden is dit ecotoopverlies irreversibel.

� niveau 4Bij het vierde niveau luidt de vraagstelling wat de zekerheid is van de omkeerbaarheid van de effecten. Deomkeerbaarheid van de effecten kan immers zeker of minder zeker zijn. Hiermee wordt bedoeld dat deinzichten in effectvoorspelling en de huidige wetenschappelijke kennis met nog niet voldoende zekerheidkunnen aanduiden dat het effect omkeerbaar zal zijn of niet.

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld verduidelijkt zekere en onzekere effecten.

� een zeker omkeerbaar effectTen gevolge van de aanvoer van zand tijdens de constructiefase van een activiteit treedt tijdelijkstofhinder op voor de mensen, die langs de gevolgde route wonen. Na de ingreep vervalt destofhinder.

� een onzeker omkeerbaar effectDoor bodemcompactie ten gevolge van het rijden van zware machines, zullen tijdelijk een aantalecotopen vernietigd worden. Het is onzeker of na het beëindigen van de ingreep, de ecotopen zichzullen herstellen.

Reversibele effecten kunnen verder gekenmerkt worden door de termijn van de omkeerbaarheid.Omkeerbare effecten kunnen van lange termijn of korte termijn zijn. Het kan immers lang duren vooraleereen oorspronkelijke toestand op natuurlijke wijze hersteld is.

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld verduidelijkt korte/lange termijn effecten.

� een omkeerbaar effect van korte termijnTen gevolge van hoge geluidsemissies bij het inslaan van damplanken treedt tijdelijkrustverstoring op. Bij het stopzetten van de ingreep, is ook de rustverstoring afgelopen.

� een omkeerbaar effect van lange termijnBij het rooien van bomen en struiken in een bosgemeenschap (b.v. aanleg van eenhoofdtransportleiding), zal het een lange tijd duren vooral de typische bosgemeenschappen

Page 120: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

109

hersteld zijn.

Irreversibele effecten kunnen verder gekenmerkt worden door de herstelbaarheid van het irreversibelekarakter van het effect. Hiermee wordt bedoeld dat door menselijk toedoen (b.v. een milderende maatregel)het irreversibele karakter wordt opgeheven, zij het volledig, zij het ten dele. Irreversibele effecten die niet hersteld kunnen worden zijn permanent.

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld schetst herstelbare effecten.

� een niet omkeerbaar effect, dat herstelbaar isEen permanente barrière voor migrerende dieren, die gevormd wordt door de aanleg van eenautosnelweg, kan hersteld worden door de aanleg van wildtunnels

In schema 3.11 wordt een overzicht van de hiërarchie van de criteria gegeven.

Page 121: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

111

KARAKTERISERING VAN EFFECTEN : DEFINITIES VAN DE CRITERIA

waarschijnlijkheidkans dat een effect zal optreden ten gevolge van een ingreep.Kan eventueel in % worden uitgedrukt.kansrijke (waarschijnlijke) of minder kansrijke (onwaarschijnlijke) effecten

omkeerbaarheiduitgedrukt in reversibele of irreversibele effecten.reversibel effect = is een effect, waarbij het systeem na stopzetten van de ingreep, zal terugkeren naarzijn oorspronkelijke vorm, dit betekent dat het systeem terugkeert naar de referentiesituatie (= degeïnventariseerde huidige situatie)irreversibel effect = is een effect waarbij een oorspronkelijke toestand (= de geïnventariseerde huidigesituatie), die tengevolge van een ingreep veranderd is, nooit zal terugkeren naar dezereferentiesituatie, zelfs indien de ingreep ophoudt. Het proces van verandering is onomkeerbaar.

de zekerheid van het reversibel effectreversibele effecten : kunnen onzeker/minder zeker zijn. Hiermee wordt bedoeld dat niet voldoendewetenschappelijke kennis aanwezig is om aan te duiden of de kenmerken van de oorspronkelijketoestand na het ophouden van de ingreep terug te voorschijn komen.

de termijn (duur) van het reversibel effectreversibele effecten : kunnen van korte of lange termijn zijn. Hiermee kunnen in principe tweeverschillende parameters aangeduid worden : enerzijds is er de tijdsduur van het effect (systeem Averandert door de ingreep naar B = de tijdsduur van de ingreep), maar anderzijds kan ook de tijdsduuraangeduid worden, die nodig is opdat het nieuwe systeem terug zal evolueren naar degeïnventariseerde huidige situatie (= tijdsduur van de omkeerbaarheid). Er wordt voorgesteld tewerken met deze laatste definitie, namelijk de tijdsduur van de omkeerbaarheid.

herstelbaarheid van het irreversibel effectirreversibele effecten kunnen reversibel gemaakt worden door een antropogene ingreep. Als systeemA naar systeem B is veranderd, kan systeem A slechts terug herkregen worden door een herstellendeingreep. Irreversibele effecten kunnen dus herstelbaar of onherstelbaar zijn.

de termijn (duur) van het irreversibel effectirreversibele effecten zijn permanent.

Page 122: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten112

3.4.5 Het bepalen van de effectuitdrukkingen en criteria

In deze stap dienen de verschillende disciplines voor de effectgroepen hun effectuitdrukkingen te bepalen. Effectuitdrukkingen kan men omschrijven als de meeteenheid, waarin een effect zal uitgedrukt worden.De technische disciplines (disciplines 'lucht', 'geluid en trillingen', 'water', 'licht' en 'bodem') drukkeneffecten uit in meetbare variabelen (b.v. concentratieveranderingen). De effecten worden o.a. getoetst aannormen, richt- of grenswaarden die opgenomen zijn in de milieuvoorwaarden van de milieuvergunningen(VLAREM II).

De effectuitdrukkingen zijn van belang voor de integrerende disciplines (disciplines 'fauna en flora', 'mens-gezondheid', 'mens-ruimtelijke aspecten' en 'landschap'). Effecten kunnen in deze discipline opverschillende schaalniveaus zowel kwantitatief als kwalitatief beschreven en beoordeeld worden.

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld verduidelijkt de schaalniveaus in de verschillende integrerendedisciplines.

� De discipline 'fauna en flora' onderscheidt volgende schaalniveaus :- "soort";- "eco(bio)toop" en;- "ecosysteem".

� De discipline 'mens-ruimtelijke aspecten ' onderscheidt de volgende schaalniveaus (voor hetfunctioneel systeem wonen) :- "eenheid" (een woning);- "kleinste deelsysteem" (een buurt) en;- "grootste deelsysteem" (een stad).

� De discipline 'mens-gezondheid' onderscheidt de volgende schaalniveaus :- "weefsel";- "orgaan";- "individu";- "groep van individuen" en;- "populatie".

De effecten, die op de onderscheiden schaalniveaus worden beschreven, worden op verschillende wijzeuitgedrukt (meeteenheid) en beoordeeld.

Page 123: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

113

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld verduidelijkt de effectuitdrukkingen.

� meeteenheden voor het functioneel systeem wonen (discipline mens-ruimtelijke aspecten) zijnaantallen en/of oppervlakten

Effectuitdrukkingen voor het functioneel systeem "wonen" zijn :- verlies of winst in aantallen woningen (schaalniveau eenheid);- verlies of winst in oppervlakte (in ha) voor wonen (schaalniveau kleinste deelsysteem).

In de integrerende disciplines worden criteria bepaald, die voor effecten op de verschillende schaalniveausgelden en die aanleiding geven tot beoordeling van een effect.

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld verduidelijkt de criteria voor effectbeoordeling.

� discipline 'fauna en flora':- zeldzaamheid;- diversiteit;- potentialiteit.

� discipline 'mens-ruimtelijke aspecten' :- gebruikswaarde;- tekenwaarde;- toekomstwaarde.

� discipline 'mens-gezondheid' :- ziektetoestand;- mortaliteit.

Op basis van de vastgelegde criteria en de beschreven effecten (op de verschillende schaalniveaus) kan degeplande situatie beoordeeld worden. Een kwalitatieve beoordeling is b.v. een verbale uitdrukking zoalsmeer/minder, beter/slechter, gering/matig/ernstig.Bij een kwantitatieve beoordeling worden scores toegekend aan de effecten op basis van de criteria. Scoreskunnen toegekend worden zowel aan kwalitatief uitgedrukte effecten als aan kwantitatief uitgedrukte

Page 124: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten114

effecten.

De volgende krachtlijnen zijn van belang bij het bepalen van effectuitdrukkingen :

EFFECTUITDRUKKINGEN

- effectgroepen bepalen;- schaalniveaus vastleggen per effectgroep;- per schaalniveau en per effectgroep de meeteenheden bepalen : deze kunnen zowel kwantitatief

als kwalitatief zijn;- criteria bepalen voor beoordeling van de 'gemeten' effecten;- beoordelen (kwantitatief of kwalitatief) van de gemeten effecten op basis van de criteria.

3.4.6 Het voorspellen en beoordelen van effecten

(bron : L. Sigal, Sourcebook for the environmental assessment process, 1993, U.S. EnvironmentalProtection Agency, Washington)

3.4.6.1 Het voorspellen van effecten

In deze stap voeren de betrokken deskundigen hun respectievelijke onderzoeken uit inzake deeffectvoorspellingen en de weergave van de resultaten in een overzichtelijke en verstaanbare vorm. Denetwerkrelaties worden als het ware concreet ingevuld. Het is in deze fase dat het methodologischsamenspel tussen analyse en synthese gebeurt per deelstudie. Per discipline gebeuren er tijdens deze stapprocessen van analyse en synthese en worden er eventueel ook holistische beschouwingswijzen toegepast.

In de praktijk is er vaak een fasering nodig, doordat de ene discipline vaak afhankelijk is van gegevens vande andere discipline om verder te kunnen werken. De discipline 'fauna en flora' dient in dit verband vaak opgesplitst te worden in een inventarisatiefase eneen effectvoorspellingsfase. Tijdens de inventarisatie blijkt vaak pas welke onderzoeken naar deveranderingen in abiotische factoren er nodig zijn in functie van een ecologische evaluatie, daar dit sterkgebieds-afhankelijk is. De fase van effectvoorspelling voor de discipline 'fauna en flora' kan vaak maargestart worden nadat de noodzakelijke resultaten van de andere disciplines beschikbaar zijn geworden. Ditis het meest voorkomende voorbeeld, maar ook andere disciplines (zoals de discipline 'mens') kunnen metdergelijke problemen te maken hebben.

Bij de beschrijving van effecten dient aandacht besteed te worden aan de diepgang en de graad vandetaillering. Als algemene regel kan gesteld worden, dat effecten op een dergelijke wijze moetenbeschreven worden, dat concrete milderende maatregelen kunnen voorgesteld worden en dat de burger

Page 125: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

115

tijdens de openbare inspraak en de vergunningsverlenende en controlerende overheden een oordeel kunnenvellen over de voorgenomen activiteit.Effecten in de aandachtsgebieden moeten meer gedetailleerd beschreven worden.

Bij de voorspelling van effecten speelt de vraag in welke mate de effecten kwantitatief zijn aan te geven. Iskwantitatieve voorspelling niet mogelijk, dan volstaat een kwalitatieve voorspelling. De technischedisciplines zullen meestal kwantitatief voorspellen, de integrerende disciplines zowel kwantitatief alskwalitatief.

Voor bepaalde aspecten ontbreekt een adequate techniek om kwantitatieve voorspellingen uit te voeren.Inzicht in dosis-effectrelaties kan ontbreken. In dergelijke gevallen volstaat een kwalitatieve beschrijving.Kwantitatieve gegevens zijn niet alleen nodig voor de effectbeschrijving, maar vormen tevens de basis vande effectbeoordeling.

De keuze van een effectvoorspellingstechniek mag niet steunen op "tijd" en "geld" criteria. Criteria dieaanleiding geven tot de keuze voor een welbepaald model hebben te maken met de betrouwbaarheid vanhet model, met de toepasbaarheid voor de activiteit en de specifieke locatie en met de vereisteinputgegevens. De inputgegevens zijn ofwel bestaande informatiebronnen, waarvan hun betrouwbaarheidgeëvalueerd werd, ofwel geïnventariseerde gegevens in functie van het MER. Tevens wordt de keuze vaneen voorspellingsmodel bepaald door de "vorm", waarin gegevens overgedragen worden naar een andere(een integrerende) discipline.

De effectvoorspelling moet toelaten de effecten te beschrijven voor de verschillende fasen, zoalsaanlegfase, gebruiksfase, onderhoudsfase, nabestemmingsfase, ... Bij de beschrijving van de effectenkunnen de kenmerken van effecten (waarschijnlijkheid, omkeerbaarheid, termijn, ...) aangeduid worden.De technische disciplines zullen hoofdzakelijk directe effecten voorspellen, effecten die rechtstreeksveroorzaakt worden door de voorgenomen activiteit en de daaraan gekoppelde emissies. Integrerendedisciplines voorspellen effecten van zowel directe aard als van indirecte aard (via een integrerendediscipline).Zowel de technische disciplines als de integrerende disciplines moeten trachten (intradisciplinaire)cumulatieve effecten te voorspellen en beschrijven (op zijn minst een aanduiding geven in verbale(kwalitatieve) termen of cumulatieve effecten zullen optreden).

De keuze voor een welbepaalde effectvoorspellingstechniek wordt voorafgegaan door volgendevraagstelling :

- welke effecten moeten voorspeld worden ?;- welke methoden voor effectvoorspelling zijn beschikbaar ?;- welke methoden zullen gebruikt worden voor effectbeoordeling, zijn er algemeen aanvaarde criteria ?;- zijn er statistische of mathematische modellen voor het objectief voorspellen van de significantie van de

Page 126: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten116

effecten ?;- zijn er reeds uitgevoerde studies omtrent de voorspelling van effecten van gelijkaardige activiteiten ?;- hoe kan de effectvoorspelling de informatie leveren die nodig is voor de besluitvorming ?;- is de nodige tijd en kennis aanwezig ?

De verschillende methoden voor effectvoorspelling kunnen gegroepeerd worden tot volgende categorieën :

- oordeel van de deskundige (E. expert-judgement or best professional judgement);- analoge voorbeelden;- veld en laboratorium analyses;- specifieke voorspellingsmodellen;- risicoanalyse.

In tabel 3.12 wordt een overzicht gegeven van de verschillende effectvoorspellings-technieken.

Onzekerheden bij het gebruik van modellen zijn afhankelijk van een aantal factoren :

(1) Het ontbreken van betrouwbare basisgegevens is één van de belangrijkste factoren die kwantitatieveeffectvoorspelling bemoeilijkt. Het verzamelen van de juiste basisgegevens is een cruciale factor injuiste effectvoorspelling. De meeste deelstudies geven aandacht aan effecten op het laagsteschaalniveau, met name het organisme of het individu. Deze componenten zijn gevoelig en vaakmakkelijk te inventariseren. Maar de verbanden van deze veranderingen op populatieniveau of op hetecosysteem zijn veel moeilijker te achterhalen. Voorspellingen op hogere schaalniveaus moetenrekening houden met andere factoren, natuurlijke evolutie, lange respons tijden , klimatologischeveranderingen, ...Om die reden zullen ook postevaluatieprogramma's op het ecosysteemniveaumoeilijk, maar belangrijk zijn.

(2) Een mathematisch model is een synthese van kennis en data en hangt dus in grote mate af van dekennis van de milieucomponent die gemodelleerd wordt, de kennis van de gebruiker en de kwaliteitvan de basisgegevens.

Page 127: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

117

Tabel 3.12: Overzicht van effectvoorspellingsmethoden

effectvoorspellingstechnieken omschrijving

oordeel van de deskundige Het oordeel van een deskundige is nodig voor :- ontwerpen van voorspellingstechnieken;- de evaluatie en keuze van de methode en het model;- bepalen van de bruikbaarheid en betrouwbaarheid van aanwezige

(input)gegevens;- bepalen van de aannamen in een voorspellingsmodel om de informatie-leemten

op te vullen;- het interpreteren van de (output)gegevens in functie van significantie van het

effect.

De "Delphi-technique" is een methode om op basis van het oordeel vanverschillende deskundigen effecten kwalitatief te voorspellen.

analoge voorbeelden De effectvoorspelling is gebaseerd op de analyse van milieueffecten van reedsuitgevoerde activiteiten en bestaande vervuilingsbronnen. De veldwaarnemingenvan reeds uitgevoerde activiteiten kunnen als basis dienen voor deeffectvoorspellingen voor gelijkaardige milieus en gelijkaardige activiteiten.

Er moet rekening gehouden worden met onzekerheden ten gevolge van synergievan effecten , cumulatie van effecten en de natuurlijke veranderingen in de"gelijkaardige situatie". Voor de gelijkaardige situatie dienen de externe invloedenminimaal te zijn. Dit moet zorgvuldig geëvalueerd te worden.

veld en laboratorium analyses Gecontroleerde veld en laboratorium experimenten worden ook de fysischemodellen genoemd. Deze technieken onderzoeken de dosis-effectrelaties inveldomstandigheden of in laboratorium omstandigheden. Het voordeel van eendergelijke methode is dat milieucomponenten geïsoleerd kunnen worden enblootgesteld kunnen worden aan verschillende dosissen van contaminatie ofverstoring. Een nadeel is dat de resultaten van gecontroleerde experimentengeëxtrapoleerd moeten worden naar de natuurlijke omstandigheden.

Toxicologisch onderzoek op proefdieren, onderzoek op celculturen enepidemiologisch onderzoek op bevolkingsgroepen zijn voorbeelden van veld enlabo-experimenten.

In windtunnels kunnen fysische en chemische processen in de atmosfeer eneffecten van bepaalde activiteiten nagebootst worden.

specifieke voorspellingsmodellen Modellen worden gebruikt om de milieugevolgen van een activiteit of ingreep tebepalen. Modellen zijn een mathematische, statistische of conceptuele uitdrukkingvan de essentiële elementen van een probleem en houden vereenvoudigingen in.Dit houdt in dat de resultaten afkomstig van modellen nooit exact zullenovereenkomen met de realiteit. De selectie van een model is afhankelijk van deprobleemstelling (soort emissies), de milieukarakteristieken en de gewensteoutputgegevens.Volgende typen van modellen worden o.a. onderscheiden :

Page 128: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten118

effectvoorspellingstechnieken omschrijving- compartiment modellen : hierbij wordt een bepaald volume (b.v. water) van het

milieu met homogene kenmerken en vaste grenzen geïsoleerd en wordt deverandering van de componenten van het volume uitgedrukt door de som vaninput min de som van output.

- mathematische modellen : de oorzaak-gevolgrelaties worden uitgedrukt inwiskundige termen en gecombineerd zodanig dat toekomstige milieuconditieskunnen voorspeld worden.

- statistische modellen : worden o.a. gebruikt om proefondervindelijk gemetenrelaties tussen milieucondities enerzijds en b.v. concentraties anderzijds tetesten.

De Gaussiaanse dispersiemodellen gehanteerd in de discipline 'lucht' zijn eenvoorbeeld van mathematische modellen.

risicoanalyse Gezondheidsrisicoanalyse is de studie van fysische, scheikundige en biologischeagentia in de leefomgeving, die een impact kunnen hebben op de gezondheid.Ecologische risicoanalyse is de studie die de kans bepaalt en evalueert datnegatieve ecologische effecten zullen optreden ten gevolge van de blootstellingaan een of meer contaminaten (fysische, scheikundige of biologische agentia).

Toxicologisch onderzoek gehanteerd in de discipline 'mens-gezondheid' is eenvoorbeeld van gezondheidsrisicoanalyse.

(3) De onzekerheden bij effectvoorspelling zijn enerzijds te wijten aan de onzekerheden in devoorspelling zelf (basisgegevens en methode) en anderzijds in de relatie met de besluitvorming. Hetverminderen van onzekerheden in effectvoorspelling resulteert in het gebruik van ingewikkeldemodellen en vergt meer specifieke kennis. Het gevaar bestaat dat noch de besluitvormer noch debevolking de outputgegevens van de modellen kunnen interpreteren ("doorzichtigheid" van hetmodel). De onzekerheden te wijten aan het gebruik van modellen hebben betrekking op :

- het verzamelen van de basisgegevens : fouten in inventarisaties;- structurele fouten zoals het vereenvoudigen van ecologische processen, niet correcte aannamen,

...;- numerieke fouten;- het toepassen van een model buiten de omstandigheden waarvoor het ontwikkeld is en fouten door

calibratie.

Page 129: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

119

Onzekerheden in relatie met de besluitvorming hebben o.a. betrekking op :- keuze van de alternatieven;- keuze van de te voorspellen effecten en de aandachtsgebieden;- keuze van de specifieke reikwijdte van de disciplines;- vertrouwen in effectvoorspellingstechieken;- politieke en publieke gevoeligheid inzake de voorgenomen activiteit en inzake bepaalde

milieucomponenten.

De volgende krachtlijnen zijn van belang bij het voorspellen van effecten :

VOORSPELLEN VAN EFFECTEN

- aandacht toespitsen op het voorspellen van effecten op de geselecteerde aandachtsgebieden enknelpunten;

- effecten op een dergelijke wijze beschrijven dat ze voldoende informatie verschaffen ommilderende maatregelen te kunnen voorstellen en dat ze geïnterpreteerd kunnen worden door devergunningsverlenende overheid en de burger tijdens de openbaarheid;

- de graad van detaillering afstemmen op de aandachtsgebieden en knelpunten;- slechts die effecten voorspellen, die kunnen beoordeeld worden;- effectvoorspellingstechnieken afstemmen op de schaalniveaus, effectuitdrukkingen en de

beoordeling;- effecten kunnen kwantitatief of kwalitatief beschreven worden (effectuitdrukkingen);- effectvoorspellingstechnieken afstemmen op de vereisten van andere disciplines (naar de

integrerende disciplines toe);- keuze van effectvoorspellingstechniek op basis van de aard van de voorgenomen activiteit,

specifieke milieucondities, aanwezige basisgegevens en te inventariseren gegevens;- "tijd" en "geld" zijn geen beslissende criteria voor de selectie van een

effectvoorspellingstechniek;- "goede" binnen- en buitenlandse milieueffectrapporten (case-studies) kunnen als inspiratiebron

dienen;- effecten dienen voorspeld en beschreven te worden voor de verschillende fasen (aanlegfase,

exploitatiefase, nabestemmingsfase, afbraakfase);- aan volgende effecten dient aandacht besteed te worden : directe effecten, indirecte effecten,

secundaire effecten, cumulatieve effecten en eventueel virtuele effecten.

Page 130: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten120

3.4.6.2 Het beoordelen van effecten

Tijdens deze stap wordt de basisdoelstelling van het m.e.r.-proces verwezenlijkt, namelijk demilieueffectbeoordeling. Dit bestaat uit :- een beschrijving van de effecten (per discipline);- een beoordeling van de effecten volgens discipline-specifieke criteria;- een vertaling van deze beoordeling in termen van significantie van het effect. Ook deze 'weging' gebeurt

volgens discipline-specifieke criteria en houdt o.a. rekening met de kwantitatieve aspecten van deeffectvoorspelling;

- integratie binnen de discipline : bepaling van het globale effect.

Effecten kunnen op vier verschillende wijzen weergegeven worden (naar De Groot & Udo de Haes, 1987):

- kwalificerend in de eigen termen;- kwantificerend in de eigen termen;- kwalificerend in normatieve termen;- kwantificerend in normatieve termen.

In tabel 3.13 wordt hiervan een voorbeeld gegeven.

Tabel 3.13: De weergave van een effect op de vogelstand op vier manieren (uit : De Groot & De Haes,1987).

kwalificerend in de eigen termen: kwalificerend in normatieve termen:

* meer zangvogels * minder overige vogels

* meer algemene vogels * minder zeldzame vogels

kwantificerend in de eigen termen: kwantificerend in normatieve termen:

* 30 à 100 meer zangvogels * 0 à 10 minder overige vogels (= per saldo 20 à 100 meer vogels)

* +(30 à 100) x 0.1 = +3# à +10 * +(0 à 3) x 1 = 0# à +3 * -(3 à 10) x 10 = -30# à -100 (= per saldo effect: -17# à -97)

Uitgangspunt bij dit voorbeeld is de volgende effectvoorspelling : een winst van 30 à 100 mussen, eenwinst van 0 à 3 kieviten en een verlies van 3 à 10 tureluurs. Voor de normatieve kwantificering is alsdimensie gekozen : de naar zeldzaamheidswaarde gewogen aantallen vogels, met als zeldzaam-heidswaarden respectievelijk 0.1 (mus), 1 (kievit) en 10 (tureluur).

Page 131: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten122

Indien de weergave kwalificerend is in de eigen termen, houdt dit in dat er geen beoordeling aan deweergave is gekoppeld. Het effect wordt op globaliserende wijze weergegeven in zijn meestoorspronkelijke vorm.Een kwantificerende weergave in de eigen termen houdt evenmin een beoordeling in, maar de wijze vanweergeven is veel meer gespecificeerd.Een beoordeling wordt pas aan de weergave toegevoegd indien met normatieve termen gewerkt wordt.Indien een effect dat niet-kwantitatief beschreven is, in normatieve termen uitgedrukt wordt, spreken wevan kwalificerend in normatieve termen. Gaat het om een kwantitatief beschreven effect, dat normatief wordt uitgedrukt, dan spreken we vankwantificerend in normatieve termen. Een kwantificatie in normatieve termen komt tot stand door eengewicht toe te kennen aan de als criterium gebruikte kenmerken. In het hierboven besproken voorbeeldwas de zeldzaamheidsgraad het beoordelingscriterium en werd aan vogelsoorten met een verschillendezeldzaamheidsgraad een verschillend gewicht toegekend, waardoor hun aantallen a.h.w. opgeteld kunnenworden om tot een eindbeoordeling te komen.

In geval van een kwantificatie in normatieve termen wordt de beste basis gelegd voor de vergelijkingtussen effecten en het beoordelen van het geheel van de effecten.Daar het echter niet steeds mogelijk is om effecten te kwantificeren, zal ook vaak gebruik gemaakt wordenvan een kwalificerende weergave in normatieve termen.

De normatieve termen die in eerste instantie gebruikt worden zijn discipline-specifiek. Het gaat om eenbeoordeling aan de hand van dezelfde criteria die gebruikt werden voor de waardering van hetstudiegebied.Zowel kwalificerende als kwantificerende weergaven in normatieve termen moeten onderling vergelekenkunnen worden en tot een beoordeelbaar geheel kunnen samengevoegd worden. Dit principe dientdaarenboven uitgebreid te worden tot alle disciplines die in het MER vertegenwoordigd zijn. Daarom ishet nodig om de beoordeling om te zetten van discipline-specifieke normatieve termen naar discipline-onafhankelijke normatieve termen. In het kader van het MER wordt de geschikte normatieve terminologiegeleverd door een significantiebeoordeling.

De significantiebeoordeling is een wijze om effecten uit te drukken in kwalitatieve, normatieve termen,die niet discipline-afhankelijk zijn en die een globale beoordeling van het project mogelijk maken. Significantie is het kenmerk van het effect dat de graad van invloed op de besluitvorming bepaald. Aldus issignificantie een sleutelfactor bij de keuze voor milderende maatregelen en bij de keuze tussenalternatieven. Een significantiebeoordeling houdt het invoeren van een waarderingschaal in. Eensignificantiebeoordeling maakt het mogelijk om effecten op het vlak van de verschillende disciplinesonderling te vergelijken en om alternatieven tegenover elkaar af te wegen.

De idee om milieueffecten onder te brengen in significantieklassen is afkomstig uit Canada en is een

Page 132: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

123

gevolg van het feit dat in het MER in de eerste plaats de significante milieueffecten beschouwd moetenworden ('... E.I.A. is concerned primarily with significant environmental impacts ...'; Beanlands & Duinker,1983).

Hiervoor werd een klassenindeling ingevoerd die, in Nederlandse termen uitgedrukt, de volgende vierklassen omvat (Sigal, 1993)

- zeer significante effecten ('E. major impact')een effect dat een ganse populatie of soort beïnvloedt, zodanig dat een vermindering in abundantieoptreedt en/of veranderingen in de natuurlijke reproductiviteit, waarbij het verschillende generatiesduurt vooraleer het niveau van de populatie hersteld is;

- significante effecten ('E. moderate impact')een effect dat een gedeelte van een populatie beïnvloedt, zodanig dat een vermindering in abundantieen/of distributie optreedt over één of meer generaties van dat deel van de populatie zonder daarbij depopulatie in zijn geheel te beïnvloeden.

- minder significante effecten ('E. minor impact')een effect dat een specifieke groep van individuen in een populatie op een welbepaalde locatiebeïnvloedt en/of voor een korte periode (één generatie of minder), zonder daarbij de populatie zelf tebeïnvloeden.

- verwaarloosbare effecten ('E. negligible')een effect dat een specifieke groep van individuen in een populatie op een welbepaalde locatiebeïnvloedt en/of voor een korte periode op een zodanige manier dat de effecten gelijk zijn aankleinschalige schommelingen in de populatie en die niet meetbaar zijn.

Het onderbrengen van de vastgestelde effecten in deze klassen gebeurt op basis van de beoordelingvolgens de discipline-specifieke criteria. Wegens de volgende redenen kan voor het omzetten van diebeoordeling in een significantiebeoordeling geen eenvoudige richtlijn geformuleerd worden :

- afhankelijk van het soort effect zullen de effecten in andere termen beoordeeld zijn volgens de disciplinespecifieke criteria;

- afhankelijk van de aard van het effect dient de beoordeling volgens discipline-specifieke criteria anders'omgezet' te worden. B.v. het volledig verdwijnen van een zeldzaam ecotoop moet zwaarder beoordeeldworden dan het omzetten van een zeldzaam ecotoop in een algemeen ecotoop;

8 Hiermee wordt geen letterlijke vertaling beoogd.

Page 133: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten124

- de significantiebeoordeling is voor een deel ook gebiedsafhankelijk. B.v. effecten op de fauna en floradie zich voordoen in natuurreservaten, in op het gewestplan bestemde natuurgebieden en in gebieden dieeen speciale internationale erkenning of bescherming genieten wegens hun hoge biologische waarde,kunnen in sommige gevallen een hogere significantiegraad krijgen dan vergelijkbare effecten in anderegebieden;

- de significantiebeoordeling dient rekening te houden met de kenmerken van het effect : duur,invloedssfeer, intensiteit, omkeerbaarheid en herstelbaarheid. Dit maakt een terugkoppeling naar deoorzaak van het effect nodig. Daarnaast moet ook rekening gehouden worden met de waarschijnlijkheiddat een effect zal optreden (als deze waarschijnlijkheid bepaald is) en met de betrouwbaarheid van deeffectvoorspelling;

- indien de effecten gekwantificeerd zijn, kunnen drempelwaarden toegekend worden, in functie van designificantiebeoordeling. Indien de effecten slechts kwalitatief gekarakteriseerd zijn, kan dit uiteraardniet.

De interdisciplinaire criteria voor het bepalen van significantie zijn :- de "waarde" (biologische, cultuurhistorische, recreatieve, ...) van het geaffecteerde gebied- de kenmerken van de effecten (zie par. 3.4.4.2) : waarschijnlijkheid, omkeerbaarheid, termijn en

herstelbaarheid;- het overschrijden van normen, richt- en grenswaarden;- het controversiële karakter van de voorgenomen activiteit of de effecten;- de publieke aanvaardbaarheid;- het optreden van (niet te voorspellen) risico's;- het optreden van (permanente) irreversibele effecten;- sanering en de verwerking van reststoffen in de afbraakfase;

De significantiebeoordeling dient in theorie ook rekening te houden met de cumulatie van vele kleine (opzich weinig significante) effecten van dezelfde aard, die tezamen grote gevolgen kunnen hebben. Meestalechter, ontbreekt hiertoe het nodige overzicht van de bestaande feiten of ontbreekt over deze feiten deinformatie grotendeels.

De significantiebeoordeling dient ook rekening te houden met de onderwerpen, die door de bevolking alssociaal relevant zijn beschouwd (zie par. 3.3.7).

Significantiebeoordeling kan enerzijds gekoppeld worden aan het overschrijden van (wettelijk bepaalde ofbeleidsmatige) normen, richt- of grenswaarden; dit zal specifiek het geval zijn voor de technischedisciplines. Anderzijds kan de significantiebeoordeling gekoppeld worden aan waarden, die zijn opgestelddoor de MER-deskundige of algemeen (maatschappelijk) aanvaard binnen de discipline.Door vergelijking van voorspelde emissies/immissies met b.v. wettelijke normen kunnen overschrijdingenals significant beoordeeld worden. Nochtans, zullen de meeste voorspelde effecten de normen nietoverschrijden, omdat deze effecten reeds in het projectontwerp gemilderd werden.

Page 134: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

125

Significantiebeoordeling moet ook toelaten alternatieven te vergelijken, waarbij voor geen van dealternatieven de normen overschreden werden. Andere criteria (b.v. invloedssfeer van de effecten, zoalslouter lokale, regionale, superregionale schaal) zullen het toetsen aan de normen moeten aanvullen.

Milieueffecten zullen in de meeste gevallen negatief zijn, qua impact maar kunnen ook positief zijn. Vannegatieve effecten wordt slechts de significantiegraad gegeven. Positieve effecten worden aangeduid alspositief-verwaarloosbaar, -minder significant, -significant, of positief-zeer significant. Designificantiegraad van positieve effecten wordt op analoge wijze bepaald als voor negatieve effecten.

Het is niet mogelijk om voor alle mogelijke effecten in alle mogelijke types van gebieden voorbeelden tegeven, daar de mogelijke variatie zeer groot is. Het is echter wel belangrijk dat de significantiebeoordelinguitgevoerd wordt op een goed onderbouwde wijze en dat er rekening gehouden wordt met de principes diein dit hoofdstuk werden geformuleerd en aan de hand van voorbeelden werden toegelicht.

VOORBEELDEN

De volgende voorbeelden geven een aanduiding van het toekennen van significantiebeoordelingen.

� Het verdwijnen van een (kleine) populatie van een zeldzame broedvogel uit eennatuurreservaat als gevolg van een stijging van de geluidsdruk gedurende drie jaar, wordt alszeer significant beoordeeld, onafhankelijk van de beschermingsstatuten van het gebied. Hetbetreft immers een effect dat slechts zinnig beoordeeld kan worden op soortniveau. Indienechter een tamelijk algemene of een algemene vogelsoort verdwijnt, kan dit in sommigegevallen, afhankelijk van het statuut van het gebied anders beoordeeld worden : in eenvogelrichtlijn gebied kan dit als significant beoordeeld worden, terwijl dit in een gebiedzonder beschermingsstatuut als minder significant beoordeeld kan worden.

� Gaat het om een vogelsoort die op de rode lijst voorkomt, dan is de beoordeling in alle gevallenzeer significant.

� Binnen een ecosysteem met hoge natuurlijkheidsgraad daalt de natuurlijkheid. Dit dient alssignificant of als zeer significant beschouwd te worden, afhankelijk van de oorzaak van dedaling. Gebeurt hetzelfde binnen een cultuurecosysteem, dan is het effect verwaarloosbaar.

� De daling van de zeldzaamheid van een gebied is significanter naarmate de zeldzaamheidhoger is : een klassedaling van zeldzaam naar tamelijk zeldzaam is zeer significant; een dalingvan tamelijk zeldzaam naar minder algemeen is significant en een daling van minderalgemeen naar algemeen is minder significant.

� Een populatie van een zeldzame plantensoort vermindert in vitaliteit als gevolg van een hoge

Page 135: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten126

bemesting. Het effect is intens, waarschijnlijk van lange duur en moeilijk omkeerbaar. Heteffect kan als zeer significant worden beoordeeld. Is de vermindering van de vitaliteit hetgevolg van een effect van korte duur dan kan het als minder significant beschouwd worden.

Door de significantiebeoordeling wordt het mogelijk om op een praktische en overzichtelijke wijzealternatieven te vergelijken en t.o.v. elkaar af te wegen. Dit systeem maakt tevens de effecten op het vlakvan diverse disciplines onderling vergelijkbaar en gezamenlijk beoordeelbaar. De beoordeling van demilieueffecten van een project en de beslissing om een project (met milderende maatregelen) al dan niettoe te laten aan de hand van een MER kan hierdoor doorzichtiger worden. Een significantie beoordelingkan b.v. doorgevoerd worden voor de integrerende disciplines.

Een significantiebeoordeling is in principe een kwalitatieve (linguïstiek) interpretatie van de invloed vande effecten van de voorgenomen activiteit. In veel gevallen wordt echter een significantiebeoordelinggekoppeld aan een 'numerieke' waarderingsschaal (b.v. +2, +1, 0, -1, -2). Een cijfer is representatief vooreen welbepaald significantieniveau; dit geeft echter problemen bij de interpretatie van de schaalverschillen.Meer bepaald is het onjuist dat -2 (meer significant) twee keer zo erg is als -1 (minder significant); indiende scores gekoppeld worden aan kwantitatieve effectuitdrukkingen (b.v. oppervlakte in ha of lengte in km)wordt niet meer duidelijk wat nog significant is.

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld verduidelijkt problemen met significantiebeoordeling.� de waarderingsschaal omvat volgende scores :

- het doorsnijden van ruimtelijke samenhang krijgt een score-2;- het verstoren van ruimtelijke samenhang krijgt een score-1.

De scores worden gekoppeld aan kilometers. Indien over een lengte van 5 km de ruimtelijkesamenhang doorsneden wordt geeft dit een uiteindelijke waardering (gewogen km) van -10. Indienover een lengte van 10 km de ruimtelijke samenhang verstoord wordt geeft dit een uiteindelijkewaarde -10.De vraagstelling is : wat is nu erger 10km x score -1 of 5km x score -2 ?Een dergelijke werkwijze kan problemen opleveren bij het vergelijken van alternatieven.

(voorbeeld afgeleid uit : Vanden Broeck, J., 1993, Op het goede spoor: integrale studie HSLBelgie - Nederland, Werkdocumenten, Studiegroep Omgeving)

Indien geopteerd wordt voor het bepalen en beoordelen van het globale effect per discipline dienen andere

Page 136: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

127

beoordelingstechnieken gehanteerd te worden. Dit kan bijvoorbeeld door het gebruiken vanmulticriteriamethoden. In par. 3.4.6.4 worden een aantal multicriteriamethoden toegelicht. Anderemethoden zijn kosten-batenanalyse, matrix-methoden of werken met overzichtstabellen.

De volgende krachtlijnen zijn van belang bij het beoordelen van effecten :

BEOORDELEN VAN EFFECTEN

- de doelstelling van effectbeoordeling is de besluitvormer en de burger objectief in te lichten overpositieve en negatieve gevolgen voor het milieu van een voorgenomen activiteit :effectbeoordeling is een hulpmiddel en dient dus transparant/doorzichtig te zijn (zowel voor deoverheid als voor de burger tijdens het openbaar onderzoek);

- de effecten (uitgedrukt in kwantitatieve of kwalitatieve termen) kunnen zowel kwalitatief alskwantitatief beoordeeld worden;

- beoordeling van effecten is belangrijk om milderende maatregelen af te wegen en de mate vanmildering te kunnen inschatten;

- effectbeoordeling houdt in dat de verschillende situaties onderling en ten opzichte van dereferentie situatie(s) vergeleken worden : alternatieven, de geplande situatie en de geplandesituatie met milderende maatregelen;

- intradisciplinair kan voor elke situatie een globaal effect bepaald worden;- interdisciplinair kunnen de verschillende situaties vergeleken worden op basis van verschillende

evaluatietechnieken (b.v. kosten-batenanalyse, aan de hand van overzichtstabellen of matricesof door multicriteriamethoden);

- indien effecten niet kwantitatief kunnen uitgedrukt worden kan een significantiebeoordeling(toekennen van scores voor meer/minder significante effecten) gebruikt worden;

- het gebruik van een beoordelingsmethode moet interdisciplinair en bij de aanvang van hetopstellen van het MER vastgelegd worden;

- de betrouwbaarheid van een beoordelingsmethode is gekoppeld aan de betrouwbaarheid van deinputgegevens;

- algemene stelregel 'keep it simple'.

3.4.6.3 Het gebruik van schalen

(bronnen : Van den Broek J., 1993, Op het goede spoor : integrale studie HSL Antwerpen - Rotterdam.,Studiegroep Omgeving, Projectbureau HSL-infra; Voogd H., 1983, Multicriteria Evaluation for Urban andRegional Planning, Pion Limited, London, 1983; Anon., 1992a, Evaluatiemethoden, een introductie.,Rapport van de Afdeling Beleidsanalyse van het Ministerie van Financiën, Staatsuitgeverij, 's Gravenhage)

Page 137: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten128

Om een bepaald (milieu)effect bevattelijk en hanteerbaar te maken wordt vaak een beroep gedaan opallerhande schalen. Dit gebeurt wanneer de effecten worden beoordeeld (ernstig, matig, geen effect...). Indit geval spreekt men van 'waarderingsschalen'.

Page 138: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

129

� Soorten schalen

Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen kwantitatieve en kwalitatieve schalen (zie tabel 3.14). Bijeen kwantitatieve schaal is de meeteenheid bekend. Dit wil zeggen dat er een maat is die als standaardgebruikt wordt om de grootte van de verschillen uit te drukken (zoals b.v. km, d(B)A,...). Zulk eeneenheid is niet voorhanden bij een kwalitatieve schaal.

Er zijn twee types kwantitatieve schalen. Bij een ratioschaal is de oorsprong van de schaal, aangeduid methet nummer 'nul', bekend of omschreven. Bij een intervalschaal is dit niet het geval. De orde is bij eenkwantitatieve schaal duidelijk gekend. Men kan bijvoorbeeld zeggen dat een score groter dan, gelijk aan,of kleiner is dan een andere score.

We kunnen drie soorten kwalitatieve schalen onderscheiden. De ordinale schaal bevat de meesteinformatie, aangezien deze schaal een rangordening bevat. De nominale schaal bevat de minste informatie.Deze schaal bevat immers enkel een rij namen of labels. De binaire schaal is een bijzonder soort nominaleschaal. Deze schaal bevat enkel 'ja'-'neen' of '0'-'1' informatie.

Veel evaluatiemethoden maken gebruik van kwantitatieve gegevens. Kwalitatieve gegevens worden hierbijbehandeld alsof het om hoeveelheden op een ratio- of intervalschaal zou gaan. Het spreekt vanzelf dat dittot ernstige fouten kan leiden. (Voogd, 1983, p.75-77)

Tabel 3.14: Soorten schalen

SCHAAL EENHEID OORSPRONG ORDE

1. kwantitatief

RATIOINTERVAL

bekendbekend

bekendonbekend

bekendbekend

2. kwalitatief

ORDINAALBINAIRNOMINAAL

onbekendonbekendonbekend

onbekendonbekendonbekend

bekendev. gedeeltelijk bekendonbekend

ProbleemWe geven eerst een voorbeeld van een vijfdelige waarderingsschaal.- significant negatief effect -2- weinig of niet significant negatief effect -1- geen of verwaarloosbaar klein effect 0

Page 139: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten130

- weinig of niet significant positief effect +1- significant positief effect +2'Een score van -2 wordt toegekend wanneer een grenswaarde wordt overschreden. Dat betekent dat deeffecten voor die ingreep zeer ernstig zijn.'(Voorbeeld overgenomen uit: Van den Broeck. J. 1993, Op het goede spoor, p.39)

In de studie waaruit dit voorbeeld komt worden nog bewerkingen uitgevoerd met deze getallen.Bijvoorbeeld: 'Voor het veld "bebouwde gebieden" worden de scores vermenigvuldigd met de lengte vande doorsnijding zodat gewogen scores ontstaan.' (Van den Broeck. J. 1993, Op het goede spoor, p.39)

En hier wordt het problematisch. Een 'significant negatief effect' (-2) is niet dubbel zo ernstig als een'weinig of niet significant negatief effect' (-1). Een eenvoudig overzicht van de scores per effect zou reedseen dergelijke fout kunnen veroorzaken. Wanneer men met deze scores bewerkingen gaat uitvoeren, gaatmen er echter (impliciet) van uit dat -2 het dubbel is van -1, m.a.w., dat een 'significant effect' twee maalzo ernstig is dan een 'weinig of niet significant effect'.

Het is nochtans duidelijk dat een 'significant effect' veel ernstiger is dan twee 'weinig of niet significanteffecten'.

Daarom lijkt ons volgende schaal beter aan te sluiten bij de realiteit. s1, s2, s3... zijn de scores, waarbij s1het meest ernstige effect is, en s9 geen effect.

Tabel 3.15: Mogelijke scores (positief)

aantalcategorieën

s1 s2 s3 s4 s5 s6 s7 s8 s9: geen effect

1 1.00 - - - - - - - 0.002 0.75 0.25 - - - - - - 0.003 0.61 0.28 0.11 - - - - - 0.004 0.52 0.27 0.15 0.06 - - - - 0.005 0.46 0.26 0.16 0.09 0.04 - - - 0.006 0.41 0.26 0.16 0.10 0.06 0.03 - - 0.007 0.37 0.23 0.15 0.11 0.07 0.04 0.02 - 0.008 0.34 0.21 0.15 0.11 0.08 0.05 0.03 0.02 0.00

Page 140: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

131

Tabel 3.15 houdt geen rekening met het onderscheid tussen positieve en negatieve effecten. Ditonderscheid wordt ingevoerd in tabel 3.16 :

Tabel 3.16: Mogelijke scores (positief en negatief)

aantalcategorieën

3 -1.00 0.00 +1.00 - - - -5 -0.75 -0.25 0.00 +0.25 +0.75 - -7 -0.61 -0.28 -0.11 0.00 +0.11 +0.28 +0.61

Deze methode is gebaseerd op de 'verwachtingswaardemethode'. (Anon., 1992a, p.80-81) Deze methodetransformeert ordinale en binaire criteriumscores en kwalitatieve gewichten naar kwantitatievecriteriumscores en gewichten.

Bij het berekenen van de gewichten gaat men er van uit dat de intervallen tussen de kwantitatievegewichten, naarmate deze belangrijker zijn, steeds groter worden.

Iets soortgelijk stelden we vast m.b.t. waarderingsschalen. De intervallen tussen de kwantitatieve scores inde schaalverdeling zullen steeds groter worden naarmate de effecten ernstiger zijn. Welke waarde we nuprecies aan elke categorie gaan geven is nog onduidelijk. Tabellen 3.15 en 3.16 tonen één mogelijkeinvulling als voorbeeld.

3.4.6.4 Multicriteriamethoden

(bron : Anon., 1992a, Evaluatiemethoden, een introductie., Rapport van de Afdeling Beleidsanalyse vanhet Ministerie van Financiën. Staatsuitgeverij, 's Gravenhage, Hoofdstuk 5: Multicriteriamethoden)

'Kenmerkend voor multicriteriamethoden is dat wordt uitgegaan van verschillende, explicietebeoordelingscriteria. Deze criteria kunnen onderling sterk uiteenlopen.' De bijhorende criteriumscoresworden gemeten, bijvoorbeeld in geld, meters, decibels of hectaren. Zij kunnen in kwantitatieve zin of inkwalitatieve rangordes worden uitgedrukt. 'Eén en ander betekent dat de scores niet zonder meer bij elkaarworden opgeteld.'

'Een tweede belangrijk kenmerk van multicriteriamethoden is dat rekening gehouden wordt met het feit dat

Page 141: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten132

een bepaald criterium in de beoordeling zwaarder mee kan tellen dan een ander criterium.'

'Naast de methoden waarbij uitsluitend kwantitatieve of kwalitatieve criteriumscores gehanteerd mogenworden, zijn er ook methoden die met beide typen criteriumscores werken.'

Het aangeven van de belangrijkheid van het ene criterium ten opzichte van het andere gebeurt door hettoekennen van gewichten aan de verschillende criteria. Daarbij kunnen zowel de gewichten als de effectenkwantitatief of kwalitatief worden weergegeven.(Anon., 1992a, p.59-60)

Sommige methoden hanteren eenvoudige rekenregels, terwijl andere methoden ter voorkoming van onjuistgebruik van de beschikbare informatie meer gecompliceerde rekenprocedures bevatten.Elk van deze methoden steunt op vooronderstellingen en heeft daarmee bepaalde voor- en nadelen.

In hoofdstuk 5 van 'Evaluatiemethoden, een introductie' (Anon., 1992a, p.59-120) worden volgendemulticriteriamethoden besproken:

1. Gewogen sommering;2. Concordantie analyse;3. Regimemethode;4. Verwachtingswaardemethode;5. Evamix methode;6. Permutatiemethode;7. Meerdimensionale schaalanalyse;8. Goals Achievement Matrix.

Wij lopen dit lijstje even af en schenken hierbij vooral aandacht aan de methoden die mogelijk bruikbaarzijn voor de milieueffectrapportage.

� Gewogen sommering

'Een eenvoudige multicriteriamethode is de gewogen-sommeringsmethode. Bij toepassing van dezemethode worden de gestandaardiseerde criteriumscores vermenigvuldigd met de bijhorendecriteriumgewichten en vervolgens per alternatief gesommeerd. Op basis van de hieruit per alternatiefresulterende totaalscores wordt een rangorde van de alternatieven bepaald.' (Anon., 1992a, p.61)

Hierbij wordt vermeld dat deze methode onder andere toegepast is bij een milieueffectrapportage.

Page 142: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

133

Een voordeel van deze methode zijn de eenvoudige rekenregels. Het nadeel is echter dat er alleenkwantitatieve criteriumscores mogen worden gebruikt.Voor het samenbrengen van criteriumscores in de milieueffectrapportage is een zo eenvoudig endoorzichtig mogelijke methode te verkiezen. Deze voorwaarde is hier vervuld. De methode is echter tebeperkt omdat er enkel kwantitatieve criteriumscores in kunnen betrokken worden.

� Concordantie analyse

De concordantie-analyse is een vorm van multicriteria-analyse waarbij alternatieven paarsgewijs met elkaarworden vergeleken.'Hoofddoel van de concordantie-analyse is het selecteren van één of meer alternatieven. Na allereerstgewichten te hebben toegekend en het effectenoverzicht te hebben gestandaardiseerd, worden vervolgensde scores per criterium paarsgewijs vergeleken. Deze vergelijking vindt plaats door het bepalen van eenconcordantie- en een discordantieverzameling.' (Anon., 1992a, p.65)

Bij de concordantie-analyse wordt dus zowel de mate van overeenstemming (concordantie) bepaald als demate waarin geen overeenstemming (discordantie) tussen de verschillende alternatieven ontstaat.

Een volledige rangschikking van de alternatieven kan niet worden gegarandeerd. 'Op basis van deconcordantie dominantie indices kan een andere rangschikking resulteren dan via de discordantiedominantie indices.' (Anon., 1992a, p.69)

De doorzichtigheid van deze methode is gezien de meer omvangrijke berekeningsmethode minder goeddan bij de gewogen sommering. De concordantie-analyse is ook enkel bruikbaar voor het samenbrengenvan kwantitatieve scores. Deze methode lijkt ons minder geschikt voor milieu-effectrapportage.

�Regimemethode

De regime-methode gaat uit van een paarsgewijze vergelijking van criteriumscores. Per criterium wordtvoor elk mogelijk alternatievenpaar vastgesteld welk van beide alternatieven voor dit criterium het hoogstwordt gewaardeerd.

'Met behulp van de regimemethode kunnen effectentabellen met uitsluitend kwalitatieve criteriumscoresalsook effectentabellen met gemengde scores (kwalitatief en kwantitatief) in combinatie met kwantitatieveof kwalitatieve gewichten tot een zo volledig mogelijke rangorde van alternatieven worden verwerkt. Eenrangorde kan op twee wijzen worden berekend: analytisch en numeriek.' (Anon., 1992a, p.70)

De uitkomst van de methode geeft in alle gevallen een rangorde van alternatieven. Hierbij is het mogelijkdat twee of meer alternatieven even hoog scoren.

Page 143: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten134

Een nadeel van deze methode is dat de analytische complexiteit sterk toeneemt naarmate het aantal criteriagroter wordt. 'Tot en met zes criteria is de zuiver kwalitatieve variant toe te passen en tot en met driecriteria is de gemengde variant toe te passen.' (Anon., 1992a, p.79) Dit beperkt de bruikbaarheid voor demilieueffectrapportage.

� Verwachtingswaardemethode

Met behulp van de verwachtingswaardemethode worden ordinale en binaire criteriumscores enkwalitatieve gewichten getransformeerd naar kwantitatieve criteriumscores en gewichten. Gecombineerdmet de techniek van gewogen sommeren wordt een rangorde van alternatieven berekend.

Een voordeel van deze methode is dat de verschillende bewerkingen eenvoudig kunnen wordenuitgevoerd. Ook kan deze methode in combinatie met bijna alle multicriteriamethoden worden gebruikt.Dit resulteert vrijwel altijd in een volledige rangschikking van de alternatieven.

'Een nadeel is dat de gemaakte vooronderstelling ten aanzien van de niet lineaire uniforme verdeling vande gewichten slechts in zeer globale zin op juistheid kan worden getoetst.'(Anon., 1992a, p.79-84)

Door het inbrengen van kwalitatieve en binaire scores komt deze methode tegemoet aan de voornaamstebeperking van de gewogen sommeringsmethode.

� Evamix methode

Uitgangspunt van de Evamix methode vormt een effectenoverzicht waarin een deel van de effectscoreskwalitatief en een deel kwantitatief is. Deze kwalitatieve en kwantitatieve scores worden in eerste instantieafzonderlijk behandeld. Hiervoor worden de alternatieven paarsgewijs vergeleken. Daarna worden dekwantitatieve en kwalitatieve scores gekoppeld.Hierbij valt op te merken dat de mogelijkheid bestaat ook kwalitatieve gewichten te hanteren.'De verschillen in eindrangschikking als gevolg van methodische vooronderstellingen kunnen vooraloptreden als met relatief omvangrijke effectenoverzichten wordt gewerkt (dat wil zeggen met veel criteriaof alternatieven). Het voordeel van de Evamix methode is dat hiermee expliciet rekening wordt gehouden.''Een ander voordeel van de benadering is dat simultaan met kwalitatieve en kwantitatieve scores wordtgewerkt.'

'Een zwak punt van de Evamix methode betreft het feit dat tweemaal moet worden gestandaardiseerd.'Een ander nadeel is dat door de wijze van standaardiseren de vergelijking tussen twee alternatievenafhankelijk wordt van andere in het evaluatieproces betrokken alternatieven.

Page 144: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

135

(Anon., 1992a, p.84-91)

Deze methode is maar matig doorzichtig. De berekening is niet ingewikkeld, maar wel vrij omvangrijk.Rekening houdend met de beperkingen is deze methode eventueel bruikbaar voor demilieueffectrapportage.

� Permutatiemethode

De permutatiemethode is een evaluatiemethode waarmee uitgaande van alle mogelijke rangordes(permutaties) van de alternatieven een optimale rangorde kan worden bepaald. Van deze methode bestaandiverse varianten.'De permutatiemethode gaat in principe uit van een kwalitatieve evaluatiematrix, maar kan ook wordengehanteerd bij gemengde effectentabellen.' De methode kent zowel uitwerkingen voor toepassingen opbasis van kwantitatieve gewichten als voor toepassingen op basis van kwalitatieve gewichten. (Anon.,1992a, p.91)

'Als evaluatiemethode is de permutatiemethode ruim toepasbaar vanwege de mogelijkheid effecten teverwerken die zijn geschat in de meest geëigende eenheden of alleen maar beoordeeld zijn als 'goed' of'slecht' in verschillende gradaties. Het is daarbij niet nodig de effecten te standaardiseren.''Toepassing van de permutatiemethode met kwantitatieve gewichten levert in alle gevallen een volledigerangschikking van de alternatieven op. Dit geldt niet voor toepassing van de permutatiemethode metkwalitatieve gewichten.' (Anon., 1992a, p.99-100)

Wat de bruikbaarheid van deze methode voor milieu-effectrapportage betreft komen we tot hetzelfdebesluit als bij de Evamix methode. De methode is matig doorzichtig. De berekening is niet ingewikkeld,maar wel vrij omvangrijk. Rekening houdend met de beperkingen is deze methode eventueel bruikbaarvoor de milieu-effectrapportage.

� Meerdimensionale schaalanalyse

'Meerdimensionele schaalanalyse' is de verzamelnaam voor een reeks technieken die tot doel hebben groteverzamelingen gegevens over alternatieven weer te geven in een ruimte met een zo klein mogelijk aantaldimensies. In hoofdstuk 5 van 'Evaluatiemethoden, een introductie' (Anon., 1992a, p.59-120) wordt hetzogenaamde 'meerdimensionale ontvouwingsmodel' gehandeld.

'Met behulp van meer-dimensionale schaalanalyse wordt kwalitatieve, kwantitatieve, of een combinatie vankwalitatieve en kwantitatieve informatie omgezet in gestandaardiseerde kwantitatieve informatie.' Dezeruimte toepasbaarheid is ongetwijfeld een voordeel. 'Voorwaarde voor een zinvolle toepassing van deze

Page 145: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten136

methode is wel dat een relatief groot aantal alternatieven en criteria in de beoordeling wordt betrokken.'

Een nadeel is dat de hierbij gehanteerde procedure vrij complex is, waardoor het onduidelijk kan zijn hoede eindresultaten tot stand zijn gekomen. 'Dit leidt in de praktijk tot een geringe bereidheid van deverschillende betrokkenen om de evaluatieresultaten daadwerkelijk in de besluitvorming te betrekken.'(Anon., 1992a, p.106)

Omwille van de vrij ingewikkelde berekeningen en de ondoorzichtigheid van de methode lijkt ons dezemethode minder geschikt voor milieu-effectrapportage.

� Goals Achievement Matrix

'De GAM-methode berust op het principe dat kosten en baten van de onderscheiden alternatieven in relatieworden gebracht met een aantal geëxpliciteerde maatschappelijke doelstellingen.' Kosten en baten wordenals volgt gedefinieerd. 'Er wordt uitgegaan van effecten die veranderingen aangeven ten opzichte van eennagestreefde situatie. Effecten welke positief worden gewaardeerd in relatie tot een doelstelling zijn baten.Effecten die negatief worden gewaardeerd zijn kosten.'

'Noodzakelijk voor de GAM-methode is de explicitering van de maatschappelijke doelstellingen. Dezedienen zo mogelijk gekwantificeerd te zijn en moeten onderling met elkaar in verband worden gebrachtdoor middel van gewichten. Er is echter geen algemeen geaccepteerde benadering voor het bepalen vandoelstellingen en hun relatieve gewichten beschikbaar.'

'Indien bij de GAM-methode alle doelstellingen en ook de kosten en de baten in kwantitatieve termenbeschreven kunnen worden, is de uitkomst van een alternatief ten opzichte van andere alternatieven in eencijfer uit te drukken. De vraag rijst echter wel of deze comprimering nog wel een zinvolle weergave vormtvan de beschikbare hoeveelheid informatie. (Anon., 1992a, p.107-111)

De gevolgde methode is goed doorzichtig en de berekeningen zijn eenvoudig en beperkt. Indien hetmogelijk is de 'maatschappelijke doelstellingen' in voldoende mate te omschrijven kan deze methodebruikbaar zijn voor milieueffectrapportage.

Page 146: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

137

� Besluit

Uit deze korte bespreking van een aantal multicriteria-analysemethoden kunnen we afleiden dat volgendemethoden eventueel geschikt zijn voor milieueffectrapportage :

- Verwachtingswaardemethode + Gewogen Sommering;- Evamix methode;- Permutatiemethode;- Goals Achievement Matrix.

Minder bruikbaar zijn volgende methoden:- Gewogen Sommering;- Concordantie analyse;- Regimemethode;- Meerdimensionale schaalanalyse;

3.4.6.5 Het voorspellen en beoordelen van cumulatieve effecten

(bron : Anon., 1993b, A Guide to the Canadian Environmental Assessment Act, Canadian EnvironmentalAssessment Agency, Hull, Quebec)

In een aantal gevallen zullen individuele projecten, die op zich insignificante milieueffecten veroorzaken,indien gecumuleerd met de milieueffecten van andere of gelijkaardige projecten, significantemilieugevolgen hebben. Een voorbeeld hiervan zijn de projecten die resulteren onder de activiteitengroep'dieren'. Immers één dierenkwekerij heeft meestal weinig negatieve effecten. Maar stel tiendierenkwekerijen te samen in een beperkte ruimtelijke omgeving, dan kunnen deze de luchtkwaliteit weldegelijk beïnvloeden.

Een ander voorbeeld is het verlies van schorren door dijkenbouw. Eén project zal slechts een beperktoppervlakteverlies betekenen ten opzichte van de totale oppervlakte schorren in Vlaanderen; dit zou mendan als insignificant kunnen beoordelen. Stel dat 100 dijkwerken een klein oppervlakteverlies inhoudenvan de totale schorre-oppervlakte, dan is het gecumuleerde effect wel significant.

Aangezien cumulatieve effecten ontspringen op het projectniveau, is het ook nodig cumulatieveeffectvoorspelling in te bouwen op projectniveau. Het is fout te stellen dat cumulatieve effecten alleen opbeleidsniveau kunnen behandeld worden. Cumulatieve effectvoorspelling zal in beide niveaus aan bodmoeten komen.

Op projectniveau zullen cumulatieve effecten een rol spelen bij b.v. uitbreidingen van stortplaatsen,

Page 147: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten138

uitbreidingen van groeven en graverijen, toevoegen van nieuwe installaties bij een bestaand complex, hettoevoegen van een pijpleiding in een zogenaamde 'pijpleidingenstraat'... Het bestuderen van cumulatieveeffecten is vooral relevant bij activiteitengroep 'industriegebieden'. De invulling en exploitatie van hetindustrieterrein moet getoetst worden aan interne en externe kwaliteitsobjectieven. Dit betekent dat voorhet gehele industrieterrein emissievoorwaarden bepaald moeten worden, waarbinnen de 'som' van de tevestigen bedrijven moet voldoen.

Het belang van cumulatieve effecten is onmiskenbaar, maar de bestaande voorspellingstechniekenvoorspellen en beoordelen cumulatieve effecten niet altijd even adequaat. Kennis omtrent 'cumulatieve'effectvoorspellingstechnieken is momenteel nog gering. In principe is cumulatieve effectvoorspelling geennieuw concept. Immers de huidige situatie die de MER-maker zal inventariseren als referentiesituatie iseen situatie, waarin bestaande milieueffecten in zijn opgenomen. Bij het beschouwen van een gewijzigdesituatie zal rekening gehouden worden met cumulatieve effecten ten gevolge van de uitvoering van(andere) geplande projecten.

Het bepalen van de som van de effecten - het globale effect- van één project kan eveneens beschouwdworden als een vorm van cumulatieve effectvoorspelling. Het globale effect kan op twee niveaus bepaaldworden : enerzijds het disciplinaire niveau en anderzijds het interdisciplinaire niveau waarbij de disciplines'mens-gezondheid', 'fauna en flora', 'landschap' en 'mens-ruimtelijke aspecten' het integratiekader vormen.

Het beoordelen van cumulatieve effecten is moeilijk; de interactie tussen effecten kan synergetisch,antagonistisch of aanvullend zijn. Kwalitatieve beoordeling (oordeel van een deskundige) is de meestaangewezen techniek.

Om cumulatieve effecten te beschouwen in een MER, moet de MER-maker de volgende puntenbeschouwen :

* de geografische en temporele grenzen van de effectvoorspelling, m.a.w. de afbakening van hetstudiegebied;

* de interacties tussen de milieueffecten van het project, m.a.w. de bepaling van het globale effect;* de interacties tussen milieueffecten van de voorgenomen activiteit in relatie met de milieueffecten van

andere projecten, zowel van reeds uitgevoerde als van geplande projecten en de totale som van hunmilieueffecten.

3.4.6.6 Grensoverschrijdende milieueffecten

In het kader van het verdrag van Espoo 'Convention on environmental impact assessment in atransboundary context' (25 februari 1991), artikel 7 van de EG-richtlijn en het samenwerkingsakkoordtussen de drie gewesten in België (4 september 1994) is het noodzakelijk een hoofdstuk te wijden aan

Page 148: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

139

grens-overschrijdende milieueffecten. Tijdens de voorfase zal een initiatiefnemer in overleg metmilieudeskundigen onderzoeken of grensoverschrijdende milieueffecten te verwachten zijn (zie paragraaf3.3). Indien dit het geval is, zal tijdens de vooroverlegfase (dus in de startnota) aangeduid worden hoe de(gewest)grensoverschrijdende milieueffecten voorspeld en beoordeeld zullen worden. Er kan geopteerdworden voor het aanvullen van het college van deskundige met een buitenlandse milieudeskundige om degrens-overschrijdende milieueffecten te beoordelen.

Het studiegebied van een discipline zal in de regel niet eindigen aan de grens. Het studiegebied wordtimmers bepaald door de invloedssfeer van de effecten. Inventarisaties in het buitenland zijn mogelijk; b.v.voor de discipline 'water' zal in sommige gevallen grensoverschrijdend onderzoek plaats grijpen aangeziende afbakening van het studiegebied gebaseerd is op hydrografische of hydrologische barrières en niet opeen staatkundige grens.

De MER-maker zal voorspellen wat de 'export' is aan effecten naar het buitenland; dezegrensoverschrijdende effecten worden niet getoetst aan buitenlandse normen, richtwaarden en/ofregelgevingen, doch aan de Vlaamse normen. Indien het college van deskundigen is aangevuld met eenbuitenlandse milieuexpert kan deze de grensoverschrijdende emissies beoordelen en milderendemaatregelen voorstellen.

Een buitenlandse milieudeskundige kan ook gevraagd worden voor het leveren van basisinformatie nodigvoor het voorspellen van milieueffecten. Dit zal vooral nodig zijn voor de disciplines 'fauna en flora' en'water', indien de activiteit grondwaterstandsveranderingen met zich meebrengt.

3.4.7 Het voorstellen van milderende maatregelen

(bron : L. Sigal, 1993, Sourcebook for the environmental assessment process, U.S. EnvironmentalProtection Agency, Washington)

Milderende maatregelen worden voorgesteld om de belangrijke nadelige milieueffecten van het project tevermijden, te beperken en zo mogelijk te verhelpen.Elk van de termen (vermijden, beperken, verhelpen) heeft een specifieke inhoud. De term compensatie alsvorm van milderende maatregel kan er aan toegevoegd worden. De indeling van milderende maatregelen invermijden, beperken, verhelpen en compenseren duidt het schaalniveau van mildering aan; negatieveeffecten moeten in eerste instantie "vermeden" worden en indien noch beperken noch verhelpen eenoplossing biedt voor het negatieve effect kan in laatste instantie "compensatie" voorgesteld worden.In tabel 3.17 wordt een overzicht gegeven van de betekenis van verschillende milderende maatregelen.

Page 149: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten140

Tabel 3.17: Overzicht van de milderende maatregelen

soort milderende maatregel omschrijving

vermijden milderende maatregelen die betrekking hebben op het niet uitvoerenvan het project of gedeelten ervan (een voorgenomen deelingreepwordt niet uitgevoerd).

beperken milderende maatregelen die betrekking hebben op het verminderenvan het negatief effect, door b.v. gebruik te maken van anderetechnologieën of andere uitvoeringswijzen (een voorgenomendeelingreep wordt niet uitgevoerd, maar vervangen door een andere).

verhelpen milderende maatregelen, die betrekking hebben opherstelmaatregelen, die de negatieve milieueffecten van deuitgevoerde deelingrepen van het project, ongedaan maken ofverminderen (een voorgenomen deelingreep wordt uitgevoerd,nadien worden herstellende maatregelen genomen (b.v. een anderedeelingreep om de negatieve effecten op te heffen)).

compenseren milderende maatregelen, die betrekking hebben op de creatie ofbescherming van gelijkaardige milieus, die door uitvoering van hetgeplande project zullen verdwijnen, op een andere locatie.Compensatie kan slechts voorgesteld worden als alle hoger vermeldemaatregelen in overweging werden genomen.

Page 150: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

141

VOORBEELD

In volgend overzicht worden voorbeelden gegeven van de verschillende milderende maatregelen.

� vermijdendeelingreep : een graverij bestaat uit het winnen van klei; omwille van de verschillende

kwaliteiten van klei, wordt de klei niet systematisch ontgonnen. In het gebiedbevinden zich zéér waardevolle ecotopen

maatregel : de zéér waardevolle ecotopen van het gebied niet ontginnen.

� beperkendeelingreep : een camping wordt aangelegd in een bosgebied, alle bomen worden geveld.maatregel : bomen aanduiden op het terrein die niet mogen geveld worden

� verhelpendeelingreep : een zanddepot wordt aangelegd op een schor;maatregel : na de activiteit, moet de hoogte van het schor hersteld worden en de

oorspronkelijke geulen terug gegraven worden.

� compenserendeelingreep : een schor verdwijnt door een ingreep.maatregel : op een andere locatie moet een nieuw schor gecreëerd worden.

Naar de praktijk toe kunnen milderende maatregelen beter ingedeeld worden naar de soort activiteit die zeinhouden. Acht typen van mildering kunnen beschouwd worden :

(1) niet uitvoeren : de deelingreep wordt niet uitgevoerd;(2) vervangen : de deelingreep wordt vervangen door een andere met minder nadelige milieugevolgen;(3) schaalverandering : de deelingreep wordt verkleind (b.v. vermindering van de werkstrookbreedte bij

de aanleg van pijpleidingen, vermindering van emissies, volume reststoffen, ...);(4) fasering : de deelingreep wordt op een ander moment uitgevoerd (b.v. buiten het vogelbroedseizoen)(5) toevoegen : de effecten van en deelingreep worden verminderd door het toevoegen van een

tegenmaatregel (b.v. geluidschermen langs autosnelwegen, planten van groenschermen);(6) herstellen : na het uitvoeren van de deelingreep worden de voorwaarden voor herstel van het

oorspronkelijk milieu geoptimaliseerd;

Page 151: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten142

(7) compensatie op locatie : in het projectgebied van de activiteit wordt een compenserende maatregelgenomen bestaande uit :- creatie van een gelijkaardig milieu;- creatie van een ander milieu;- compensatie in economische termen;

(8) compensatie op een andere locatie : buiten het projectgebied van de activiteit wordt eencompenserende maatregel genomen bestaande uit :- creatie van een gelijkaardig milieu;- creatie van een ander milieu;- compensatie in economische termen.

Per discipline worden milderende maatregelen beschreven voor de geplande situatie. De milderendemaatregelen kunnen betrekking hebben op de verschillende fasen bij uitvoering van de voorgenomenactiviteit (aanlegfase, gebruiksfase, ...). Om tot een overzichtelijke voorstelling van de milderendemaatregelen te komen dient elke discipline een 'controle'lijst op te stellen per fase van de deelingrepen, huneffecten op het milieu en de voorgestelde milderende maatregel. Zoals in paragraaf 2.8 gesteld geven demilderende maatregelen aanleiding tot een nieuwe situatie meer bepaald de geplande situatie metmilderende maatregelen. De geplande situatie met milderende maatregelen kan beschouwd worden alseen alternatief (te vergelijken met het meest milieuvriendelijk alternatief in Nederland). Het verschiltussen milderende maatregelen en alternatieven is hiermee opgelost : milderende maatregelen vormen eenonderdeel van een alternatief (er is dus een hiërarchisch verschil).

Tot nu toe zijn in milieueffectrapporten milderende maatregelen te dikwijls vage voorstellen of ontwerpendie zouden kunnen uitgevoerd worden. Ze missen voldoende diepgang inzake detaillering, technischeomschrijving en lokalisatie.Voorbeelden van slecht omschreven milderende maatregelen zijn :- de werken kunnen best in de zomer of in het vroege voorjaar uitgevoerd worden, teneinde de bemaling

te vermijden voor de aanleg van de funderingen. Indien er toch moet bemaald worden, moet debemalingsduur zo veel mogelijk in tijd beperkt worden.

- bij bemesting mag maximaal de hoeveelheden nutriënten toegediend worden, die de grasmat opneemt.- toezicht op het vermijden van vervuiling van de bodem door recreanten is aangewezen.- de aangeaarde sleuf zou door het hellend verloop van de collector drainerend kunnen werken. Een

mogelijke afdoende maatregel bestaat uit het storten van klei rond de collector.

Aangezien dergelijke milderende maatregelen diepgang missen, is het moeilijk, indien ze opgenomenworden in de vergunning, ze concreet uit te voeren en op te nemen in bestekvoorwaarden. Noch eeninitiatiefnemer noch een aannemer weten hoe ze de maatregel effectief moeten uitvoeren, wanneer en opwelke plaats. Voor de controlerende overheid wordt het problematisch de opgelegde maatregelen teverifiëren en op te nemen in postevaluatieprogramma's.

Page 152: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

143

In ideale omstandigheden worden milderende maatregelen reeds opgenomen in het ontwerp van hetproject. Indien de initiatiefnemer op vrijwillige basis een voorstudie heeft uitgevoerd kan hij op voorhandanticiperen op de negatieve milieueffecten en milderende maatregelen opnemen in het ontwerp van zijnproject.Indien de initiatiefnemer een project voorstelt in ontwerpfase, dan wordt tijdens het opstellen van het MERruimte gelaten voor projectaanpassingen in de richting van minder negatieve effecten. Enerzijds mag hetproject niet te vaag omschreven zijn, zodat voorspellen van effecten bemoeilijkt wordt, maar anderzijdslegt een nauwkeurig omschreven project restricties op aan het voorstellen van projectwijzigingen. Indieneen project zich nog in ontwerpfase bevindt zal het college van deskundigen in overleg met deinitiatiefnemer en diens ontwerpers het project kunnen bijsturen om tot een definitief project te komen,waarin rekening werd gehouden met milieu (en nadelige effecten gemilderd). De initiatiefnemer kanvervolgens een concreet plan uitwerken dat ingediend wordt bij een aanvraag voor een bouw- ofmilieuvergunning. Voor de initiatiefnemer en ook voor de besluitvormer is het noodzakelijk dat devoorgestelde milderende maatregelen zo concreet mogelijk zijn, niet alleen inzake technischeomschrijving, maar ook inzake hun lokalisatie.

Milderende maatregelen dienen ook rekening te houden met veiligheidsaspecten. Milderende maatregelenmoeten concreet beschreven zijn in het MER. Ook een afweging van de milderende maatregelen door deinitiatiefnemer dient opgenomen te worden in een MER. M.a.w. een MER-deskundige mag zich nietbeperken tot de maatregelen, die de initiatiefnemer wenst uit te voeren, maar hij dient ook de milderendemaatregelen te beschrijven die de initiatiefnemer niet wenst uit te voeren om economische redenen (teduur), veiligheidsredenen (b.v. het planten van bomen op dijken), tijdsredenen (b.v. uitstel van bepaaldeactiviteiten tot na broedseizoen) of administratieve/juridische redenen (b.v. vrijheid van de aannemer,onteigeningsprocedure). De verantwoording waarom de initiatiefnemer de voorgestelde maatregelen nietkan of wenst uit te voeren kan in het MER door de initiatiefnemer onderbouwd worden in het hoofdstuk'Integratie en eindsynthese'.

Indien de aanvaardbaarheid van een alternatief (=geplande situatie met milderende maatregelen) afhangtvan de uitvoering van milderende maatregelen, dan is het uiterst belangrijk dat de milderende maatregelenconcreet beschreven zijn en dat alle opgesomde maatregelen opgenomen worden in de vergunning van devoorgenomen activiteit. De vergunningsverlenende overheid kan kiezen voor het al dan niet opleggen vanmilderende maatregelen op basis van de informatie in het MER. De vergunningsverlenende overheid zalnaast het MER (dus met het milieubelang) ook rekening houden met andere motieven en zal een aantalmilderende maatregelen selecteren. Nochtans is het aangewezen dat de vergunningsverlenende overheidniet kiest voor het opnemen in de vergunning van bepaalde (een selectie van) milderende maatregelen,maar wel kiest voor een welbepaald alternatief en daartoe alle voorgestelde maatregelen van datalternatief opneemt in de vergunning.Indien een selectie gemaakt wordt van milderende maatregelen blijven er mogelijks negatievemilieueffecten over die niet gemilderd worden.

Page 153: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten144

Bij het selecteren van een aantal milderende maatregelen moet de vergunningsverlenende overheidduidelijkheid hebben omtrent de gevolgen van zowel de niet-gemilderde als de niet-te-milderen effecten.Dit houdt in dat voorgestelde milderende maatregelen dienen te voldoen aan een aantal randvoorwaarden.Het voorstellen van milderende maatregelen is afhankelijk van :- de aanwezigheid van informatie en kennis omtrent de voorgenomen activiteit, de negatieve

milieueffecten en de milieucondities;- de identificatie van realistische objectieven en maatregelen;- het uitgangskader : identificatie van juridische (en beleidsmatige) randvoorwaarden met betrekking tot

de voorgenomen activiteit en het studiegebied;- mogelijke eisen inzake postevaluatie : administratieve en wetenschappelijk controle van de uitvoering en

effectiviteit van de voorgestelde maatregelen.

De diepgang van milderende maatregelen is afhankelijk van criteria die de effectiviteit van milderendemaatregelen bepalen :- graad van detaillering;- technische omschrijving en uitvoerbaarheid;- exacte locatie aanduiding.

De geplande situatie met milderende maatregelen ontstaat door interdisciplinair overleg inzake deuitvoerbaarheid van de milderende maatregelen, waarbij gestreefd wordt naar consensus. De eventueleinterdisciplinaire tegenstrijdigheden worden besproken. Indien door de MER-deskundigen detegenstrijdigheid van een milderende maatregel niet kan opgelost worden, meer bepaald er wordt geenconsensus bereikt omtrent de maatregel, dan geeft dit aanleiding tot verschillende geplande situaties metmilderende maatregelen. Een milderende maatregel voor één discipline kan immers (grotere) negatieveeffecten veroorzaken in een andere discipline. De geplande situatie met milderende maatregelen kan eréén zijn, waarbij de negatieve effecten voor de discipline 'mens-ruimtelijke aspecten' (b.v. communicatie)gemilderd wordt, maar kan er ook één zijn, waarbij de negatieve effecten voor de discipline 'fauna en flora'gemilderd wordt.

Page 154: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

145

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld schetst twee tegenstrijdige milderende maatregelen.

� een KWS verharde weg van 4 m wordt aangelegd en is toegankelijk voor autoverkeer :de discipline 'fauna en flora' en 'landschap' stellen voor een niet verharde weg aan te leggen (grint,doorgroeistenen) : enkel toegankelijk voor wandelaars;de discipline 'mens-ruimtelijke aspecten' stelt voor een KWS verharde weg aan te leggen van 1m50breed en toegankelijk voor fietsers.Deze twee milderende maatregelen geven aanleiding tot twee verschillende geplande situaties metmildering.

Er bestaan verschillende manieren om milderende maatregelen te identificeren en voor te stellen. In tabel3.18. wordt een overzicht gegeven van de werkmethoden.

Tabel 3.18: Werkmethoden om milderende maatregelen te identificeren

methode omschrijving

controlelijsten op basis van de controlelijst van deelingrepen (per fase) kunnende potentiële negatieve milieueffecten geïdentificeerd worden enmilderende maatregelen voorgesteld.

analoge voorbeelden(E. case-studies)

opgestelde milieueffectrapporten in binnen- en buitenland vooranaloge activiteiten kunnen gebruikt worden voor hetidentificeren van milderende maatregelen, die repetitief zijn voorde type ingreep.

oordeel van de deskundige(E. expert-judgement)

MER-makers spelen een belangrijke rol bij de keuze en het designvan de milderende maatregelen; de waarde van een milderendemaatregel is afhankelijk van hun professionalisme. Conceptuele,analytische en experimentele kennis kan bereikt worden doorervaring en training.

Voor het formuleren van milderende maatregelen is een goed inzicht nodig in de technische processen dieverband houden met de bouw van infrastructuren en in de productieprocessen die de basis vormen van dewerking of activiteit van het project. Overleg tussen de externe deskundigen en de interne deskundigenvan de initiatiefnemer is noodzakelijk.

Page 155: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten146

De meest effectieve manier om milderende maatregelen voor te stellen (projectaanpassingen te creëren) isdoor het uitvoeren van een gemeenschappelijke "brainstorming", waarbij de MER-deskundigen en deinitiatiefnemer betrokken zijn. Eventueel kunnen gemeentelijke diensten, administratieve diensten en nietgouvernementele organisaties betrokken worden bij dit overleg. Informeel openbaar overleg is b.v.belangrijk bij de nabestemming van groeven en graverijen, om duidelijk te stellen welke nabestemmingoptimaal is, gegeven voor wie de nabestemming bedoeld is (gebruikers) en wie het nabestemde gebied gaatbeheren.

VOORBEELD

Het volgende voorbeeld schetst een situatie waarbij gemeentediensten mee overleg voeren inzakemildering.

� afwerking waterkering aan een kadeHet ontwerp plan van de inrichting van de kade wordt hertekend door de MER-makers. Hierbijworden b.v een parking en trappen verlegd en worden concrete voorstellen op plan gezet inzakestraatmeubilair, verlichting, materiaalkeuze en beplanting.Het plan wordt besproken met de initiatiefnemer in overleg met de gemeente. Het plan wordt doorbeide partijen aanvaard en tot in detail door de MER-maker uitgewerkt.

De voorgestelde milderende maatregelen worden aldus opgenomen in het planontwerp van devoorgenomen activiteit en geeft aanleiding tot een nieuwe geplande situatie. Dit alternatief dientvergeleken te worden én met de referentiesituatie én met de geplande situatie om de residuele negatievemilieueffecten te detecteren en te beoordelen. Residuele milieueffecten zijn die effecten van devoorgenomen activiteit, die slechts gedeeltelijk opgeheven werden door milderende maatregelen en dieeffecten, waarvoor mildering niet mogelijk of niet noodzakelijk is.

De hoeveelheid effectmildering per effectmilderende maatregel moet aangeduid worden; dit kan b.v. inpercentages, maar ook in vermindering van de significantiegraad.

Localiseerbare milderende maatregelen kunnen op een samenvattende figuur aangeduid worden.De volgende krachtlijnen zijn van belang bij het voorstellen van milderende maatregelen :

MILDERENDE MAATREGELEN

- objectieven van de voorgenomen activiteit, juridische en beleidsmatige randvoorwaarden,technische beperkingen zijn het uitgangskader voor het voorstellen van effectmildering;

- effectmildering dient zo concreet mogelijk te zijn inzake detaillering, technische omschrijvingen lokalisatie;

Page 156: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

147

- effectmildering geeft aanleiding tot één of meer alternatieven : de geplande situatie(s) metmilderende maatregelen;

- in de besluitvorming dient de vergunningsverlenende overheid een bouw- of milieuvergunningte leveren voor één alternatief;

- de MER-makers, initiatiefnemer, ontwerper stellen milderende maatregelen voor ingemeenschappelijk overleg, knelpunten worden zoveel mogelijk opgelost;

- de geplande situatie(s) met milderende maatregelen worden vergeleken met de referentiesituatieen de geplande situatie : residuele effecten worden gedetecteerd;

- de residuele effecten worden beoordeeld;- professionele kennis van de technische eisen van de voorgenomen activiteit, creativiteit en

experimentele kennis zijn nodig voor het voorstellen van concrete en uitvoerbare maatregelen;- milderende maatregelen moeten concreet genoeg zijn, zodanig dat ze geverifieerd kunnen worden

in een postevaluatieprogramma.

3.4.8 Het voorstellen van postevaluatieprogramma's

3.4.8.1 Postevaluatie

(bronnen : Anon., 1990, Post-projectanalysis in environmental impact assessment, environmental series 3,Economic Commission for Europe, United Nations, ECE/ENVWA/11; Van Haeren, J.J.F.M. & J.W.Gravendeel, 1994, Handleiding milieueffectrapportage, opgesteld door DHV, in opdracht Ministerie vanVROM en het Ministerie van LNV)

In de huidige regelgeving zijn postevaluatiestudies niet voorzien. Nochtans kunnen op vrijwillige basis inhet MER voorstellen geformuleerd worden voor postevaluatieprogramma's. Indien tijdens deuitvoeringsfase van het MER zou blijken dat er teveel leemten bestaan in de effectvoorspelling, dat er teveel onzekere effecten bestaan en dat de effectiviteit van de voorgestelde maatregelen niet gegarandeerd is,dan zouden in het MER per discipline maatregelen voor evaluatie en monitoring beschreven moetenworden in functie van de postevaluatie. Wanneer een dergelijk programma omschreven is in het MER ishet belangrijk dat de vergunningsverlenende overheid, het postevaluatieprogramma opneemt in de bouw-of milieuvergunning.In hoofdstuk 11 wordt meer diepgaand ingegaan op de inhoud van een postevaluatiestudie.

Postevaluatieprogramma's (E. post-project analysis) kunnen omschreven worden als "de milieustudies dieuitgevoerd worden in aansluiting met het besluit dat de voorgenomen activiteit zal uitgevoerd worden".Postevaluatie heeft een tweeledig doel :(1) de inhoudelijke verbeteringen van m.e.r., zowel naar objectief als naar procedure;(2) de verbetering van de gebruikte methoden en technieken.

Page 157: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten148

Postevaluatiestudies kunnen enerzijds betrekking hebben op het controleren van de opgelegdemilieuvoorwaarden, maar anderzijds ook op het controleren van de milieueffecten en de effectiviteit vanmilderende maatregelen. Postevaluatie kan bestaan uit het uitvoeren van 'follow-up' programma's,controlemeetprogramma's (E. monitoring) en milieuaudit (E. auditing). Een postevaluatiestudie kanuitgevoerd worden voor of tijdens de constructie, tijdens de exploitatiefase of bij afsluiting(nabestemming). Postevaluatie is vooral van belang voor activiteiten, die nieuwe technieken of processenintroduceren. Postevaluatie heeft volgende objectieven :

- vaststellen of het project wordt uitgevoerd, zoals beschreven in het MER;- de juistheid van de effectvoorspellingstechnieken verifiëren;- nagaan of het project wordt uitgevoerd conform de milieuvergunningsvoorwaarden;- opsporen van niet voorspelde negatieve effecten en leemten in de kennis;- bijsturing van milderende maatregelen (indien nodig);- irreversibele negatieve milieueffecten vermijden;- lessen voor de toekomst;

Om een efficiënt postevaluatieprogramma op te starten, zijn volgende richtlijnen belangrijk : (naar : Anon.,1990, Post-projectanalysis in environmental impact assessment : Conclusions and Recommendations toECE Governments (p.3, ECE/ENVWA/11)

(1) een postevaluatiestudie moet ontworpen worden tijdens het opstellen van het MER en volledigontwikkeld zijn bij de besluitvorming;

(2) een postevaluatiestudie moet gericht zijn op negatieve effecten, die onzeker zijn (niet voldoendeinformatie);

(3) er moet informatiedoorstroming zijn van de administratie die een postevaluatiestudie uitvoert en dem.e.r.-administratie (en besluitvorming);

(4) in de bouw/milieuvergunning moet opgenomen worden dat het project zal aangepast wordenovereenkomstig de resultaten (bijsturingen) van de postevaluatiestudie;

(5) postevaluatiestudies moeten uitgevoerd worden voor grootschalige projecten met significanteeffecten;

(6) basisgegevens moeten zo volledig mogelijk zijn;(7) het monitoren en evalueren van de data moet integraal deel uitmaken van de postevaluatiestudie;

(8) de eerste stap in het opstarten van een postevaluatiestudie is het doel van de studie beschrijven;(9) eens het doel is beschreven, dienen de betrokken partijen geïdentificeerd te worden;(10)een postevaluatiestudie moet toelaten te anticiperen op onverwachte negatieve effecten;(11)onafhankelijke deskundigen kunnen ingeroepen worden voor het ontwikkelen van en uitvoeren van

een postevaluatiestudie;(12)een postevaluatiestudie houdt rekening met de verschillende fasen van het project en tracht effecten

Page 158: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

149

van andere activiteiten uit te sluiten;(13)publieke participatie (en openbaarheid van documenten) in een postevaluatiestudie wordt

aangemoedigd;(14)een postevaluatiestudie kan begeleid worden door een stuurgroep (initiatiefnemers, administraties,

deskundigen, niet-gouvernementele organisaties, ...)(15)postevaluatiestudies moeten bijgestuurd kunnen worden op basis van resultaten.

Postevaluatieprogramma's kunnen op drie manieren ingedeeld worden. Een eerste methode is de indelingnaar het doel, een tweede methode deelt postevaluatieprogramma's in naar de type studie die wordtondernomen, een derde methode deelt postevaluatie in naar de functie (Coenen, 1995b).

In tabel 3.19 worden de verschillende postevaluatiestudies besproken op basis van het doel dat ze beogen.

Page 159: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten150

Tabel 3.19: Soorten postevaluatiestudies (naar doel)

soort programma omschrijving

projectevaluatie(E. compliance monitoring)

periodieke of continue controlemeetprogramma's die b.v.de niveaus van afvalwaterlozingen en van emissies (geluid& lucht) meten

effectevaluatie(E. effects monitoring)

het meten van specifieke milieuparameters tijdensconstructie en/of gebruiksfase teneinde veranderingen tedetecteren veroorzaakt door het project, effectvoorspellingte verifiëren of de adequaatheid van milderendemaatregelen.

evaluatie van basisgegevens(E. baseline monitoring)

voor de aanvang van het project worden relevantemilieuparameters gemeten gedurende een representatieveperiode als referentiekader voor specifieke postevaluatieprogramma's.

milieuaudit(E. environmental audits)

interne evaluatie van de wijze van functioneren van eenbedrijf, van het beheerssysteem en van de werkwijzen, dievoor milieubescherming bedoeld zijn, teneinde hetmilieubeleid van het bedrijf te kunnen opvolgen.

In tabel 3.20 worden de verschillende postevaluatieprogramma's besproken op basis van het type studie,dat ze beogen.

Tabel 3.20: Soorten postevaluatiestudies (naar typologie)

soort programma omschrijving

wetenschappelijke entechnische studies

Deze studies houden de evaluatie in van de wetenschappelijkejuistheid (accuraatheid) van de effectvoorspellingen en de technischejuistheid van de voorgestelde milderende maatregelen. Dergelijkestudies vergelijken de voorspellingen uitgevoerd tijdens het MER, metde feiten "op het veld" als het project wordt uitgevoerd.

procedurele enadministratieve studies

Deze studies houden de evaluatie in van de effectiviteit van hetm.e.r.-proces. Dergelijke studies hebben te maken met milieubeheer-

Page 160: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

151

soort programma omschrijvingsystemen, de openbaarheid, de integratie van de m.e.r.-procedure inandere procedures. Een onderscheid kan gemaakt worden in de studiesdie het proces evalueren en studies die het project evalueren.

procedurele enadministratieve studies

project-evaluatiestelt in vraag hoe milderende maatregelen inde bouw/milieuvergunning zijn opgenomenen hoe ze in praktijk uitgevoerd worden. Ditkan b.v. door het ecologisch begeleiden vande werken en door het aanduiden van eencoördinator voor "veld-supervisie"

proces-evaluatiestelt in vraag hoe het project de m.e.r.-procedure heeft doorlopen : is het doelvan milieueffectrapportage bereikt, zijnde betrokken partijen (initiatiefnemers,administraties, bevolking) op de juiste

manier betrokken in het m.e.r.-proces, ...

In tabel 3.21 worden de verschillende postevaluatiestudies besproken op basis van hun functie.

Tabel 3.21: Soorten postevaluatiestudies (naar functie)

soort programma doelstelling taak

postevaluatie metleerfunctie

- nagaan of de in de bouw of milieuvergunningopgelegde voorwaarden gerespecteerd worden;

- nagaan of er in het risicobeheer rekening wordtgehouden met de in het MER voorspeldeimpact;

- aanpassen van de activiteit en/of hetontwikkelen van aanvullende milderendemaatregelen, als er niet voorspeldemilieueffecten optreden.

overheid eninitiatiefnemer

postevaluatie metcontrolefunctie

- verifiëren van voorspellingen en ervaringtoepassen in toekomstige projecten vanhetzelfde type;

- effectiviteit van het milieubeleid nagaan door deprocedurele en administratieve aspecten van eenproject en het m.e.r.-proces te onderzoeken.

wetenschappelijkeinstellingen

Page 161: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten152

Indien in het MER een postevaluatiestudie wordt overwogen, dienen op voorhand een aantal essentiëlevragen beantwoord te worden :

- wat zijn de objectieven van een postevaluatiestudie ?;- welk postevaluatieprogramma is nodig ?;- welke milieuparameters worden geëvalueerd ?;- wanneer, hoeveel, hoelang moet gemeten worden ?;- wie voert de postevaluatiestudie uit, wie betaalt ?;- wie bepaalt wanneer een postevaluatiestudie beëindigd kan worden ?;- wat gebeurt er met de resultaten ?

De gegevens opgenomen in een MER (b.v. beschrijving van de referentiesituatie) zijn meestal nietvoldoende gedetailleerd voor een postevaluatiestudie.Men kan opteren voor twee denkpistes :

- tijdens het vooroverleg wordt aangegeven dat een postevaluatiestudie nodig zal zijn. Het inventariserenvan de basisgegevens tijden het m.e.r.-proces wordt niet alleen afgestemd op de effectvoorspelling en -beoordeling, maar ook op de objectieven en inhoud van de postevaluatiestudie.

- tijdens het opstellen van het MER blijkt dat een postevaluatiestudie nodig is. In het MER kunnenrichtlijnen opgenomen worden, waaraan het postevaluatieprogramma moet voldoen. Na het opstellen vanhet MER en voor de uitvoering van de m.e.r-plichtige activiteit zal b.v. bijkomend inventarisatiewerkuitgevoerd moeten worden ter bepaling van de referentiesituatie.

De inhoud van een postevaluatiestudie zal meestal uit drie stappen bestaan :(1) een projectgerichte evaluatie;(2) een gebiedsgerichte evaluatie en;(3) een effectgerichte evaluatie.

Een projectgerichte postevaluatie zal moeten nagaan hoe de voorgenomen activiteit uitgevoerd is. Bij derealisatie van een project zal het uiteindelijke resultaat nooit precies datgene zijn wat in de plannenomschreven werd. Niet onderkende problemen, onverwachte moeilijkheden, recent ontwikkeldetechnieken, veranderende marktomstandigheden en vele andere factoren maken dat een plan altijdaanpassingen zal kennen tijdens de uitvoering. De m.e.r.-plichtige activiteiten zijn dikwijls grote encomplexe projecten. Zeker bij zulke projecten kunnen aanzienlijke veranderingen voorkomen. Dit deel vande postevaluatiestudie kan dus aanwijzigingen bevatten over de betrouwbaarheid vanprojectomschrijvingen.

Page 162: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

153

Een gebiedsgerichte postevaluatie zal moeten nagaan hoe het studiegebied veranderd is tengevolge van degeplande activiteiten en tendensen in het studiegebied (verificatie van de gewijzigde toestand). Hetverifiëren van de gewijzigde toestand is nodig om externe invloeden op de (effecten van de) uitgevoerdem.e.r.-plichtige activiteit enerzijds uit te schakelen of anderzijds mee te beschouwen in de effect-evaluatie.Deze (achteraf-) beschrijving van de gerealiseerde toestand als vervanging van de referentiesituatie naastde geplande toestand is noodzakelijk om de effectvoorspelling binnen het MER te kunnen toetsen. Deeffecten zijn immers het resultaat van een vergelijking van de referentiesituatie met de geplande situatie. De effecten die optreden door het uitvoeren van de m.e.r.-plichtige activiteit kunnen immers interagerenmet gelijkaardige effecten van andere activiteiten in het studiegebied (cumulatie van effecten).

Een effectgerichte postevaluatie zal rekening moeten houden met de uitgevoerde projectwijzigingen en dewijzigingen in het studiegebied. Een effectgerichte postevaluatiestudie moet rekening houden metvolgende krachtlijnen :

- gericht zijn op de belangrijke negatieve milieueffecten, waarvoor leemten in de kennis bestaan;- voor het postevalueren van negatieve effecten dienen meetbare milieuparameters (indicatoren) bepaald

te worden;- voor elke indicator dient het referentiekader vastgelegd te worden;- het referentiekader moet rekening houden met :

* de gemeten toestand vóór de uitvoering van het project (toenmalige 'huidige' situatie);* de te verwachte tendensen (gewijzigde situatie).

- het meetprogramma moet een onderscheid kunnen maken in :* veranderingen van de indicator tengevolge van niet effectiviteit van de milderende maatregel;* veranderingen van de indicator tengevolge van het optreden van niet voorspelde effecten van het

project;* veranderingen van de indicator ten gevolge van synergie van effecten van de uitvoering van het

project en van de tendensen die zich ontwikkelen;* veranderingen te wijten aan de verschillende fasen van de activiteit (aanleg, gebruik, onderhoud,

nabestemming, ...).

Een eerste fundamenteel punt van een effectgerichte postevaluatie is de selectie van de indicatoren.Criteria voor de keuze van een indicator :

- zijn er voldoende basisgegevens;- is de indicator meetbaar;- is er een direct verband tussen indicator en activiteit;- wat zijn de leemten/onzekerheden;- is de indicator bruikbaar voor het voorspellen van niet-voorspelde effecten;- is de indicator ook bruikbaar voor postevaluatiestudies van andere (gelijkaardige) MERen.

Een tweede fundamenteel punt van effectgerichte postevaluatie is het toetsen van deeffectvoorspellingsmethoden. De effecten zijn het resultaat van een vergelijking van de referentiesituatie

Page 163: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten154

met de geplande situatie. In zoverre er een kwantitatieve benadering gebruikt werd is deze beschrijvingrelatief eenvoudig te realiseren. Verloren oppervlakte, afgebroken gebouwen en geluidsniveaus b.v. zijnzaken die eenvoudig te tellen of te meten zijn. De kwalitatieve scores die gebruikt werden binnen dereferentie- en geplande situatie zijn vaak minder eenvoudig te herzien. In zoverre ze een zekere mate vansubjectiviteit inhouden zal dit ook bij de aanpassing achteraf het geval zijn. In deze stap zal ook aandacht besteed moeten worden aan niet voorspelde, onverwachte effecten. Ofwelworden deze effecten rechtstreeks veroorzaakt door de ingreep, ofwel ontstaan er combinaties van welvoorziene effecten die samen nieuwe en onverwachte consequenties hebben. Een duidelijk overzichthiervan moet meehelpen de m.e.r. fundamenteel te verbeteren.

Een derde fundamentele stap van effectgerichte postevaluatie is het toetsen van deeffectbeoordelingsmethoden. Hier zal bepaald worden of de significantie van de voorspelde effectenovereenkomt met de significantie van de waargenomen effecten. Een dergelijke postevaluatie is zeerbelangrijk voor het bijsturen van de criteria en scores die de effectbeoordeling bepalen (b.v. de criteria diegebruikt worden voor een significantiebeoordeling) en voor de opinies 'achteraf' over de effecten. In dezestap is het nodig informeel overleg te plegen met de bevolking en de bevoegde administraties. Er moetnagegaan worden of de gehanteerde criteria voor effectbeoordeling (vooral voor de integrerende disciplines'mens-ruimtelijke aspecten', 'landschap' en 'mens-gezondheid' )een weerspiegeling zijn van de zintuiglijkegewaarwording van de uitgevoerde activiteit. Op een zelfde wijze is er een behoefte aan verkenning vande veranderingen in de publieke en politieke opinie. De m.e.r. is geen abstract wetenschappelijk instrumentmaar hoort thuis in de concrete, maatschappelijke besluitvorming.

Een vierde fundamentele stap van een effectgerichte postevaluatie is het toetsen van de effectiviteit van demilderende maatregelen. De belangrijkste vraagstelling hierbij luidt : in welke mate (hoeveel) mildert devoorgestelde maatregel effectief het effect.

De volgende aspecten zijn van belang bij het voorstellen van een postevaluatieprogramma :De financiering van een postevaluatiestudie is afhankelijk van het doel dat beoogd wordt. Wetenschappelijke en technische studies die de accuraatheid van effectvoorspellingstechniekenbeogen, zullen financieel ondersteund worden door en uitgevoerd worden in opdracht van de overheid.

Project-evaluatie, waarbij een aantal continue controle(meet)programma's in opgenomen zijn, wordengefinancierd en uitgevoerd in opdracht van de initiatiefnemer van een voorgenomen activiteit.

Page 164: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

155

Effect-evaluatie studies kunnen al naar gelang het projectgebonden karakter gefinancierd enuitgevoerd worden door een initiatiefnemer of door de overheid. Effect-evaluatie zou kunnen vertaaldworden door het opleggen van een studie, die kan omschreven worden als 'ecologisch begeleiden vande werken'. Door het meten van milieuparameters tijdens de aanleg en/of pas gestarte uitvoering vanhet project, kan het project bijgestuurd worden. Een initiatiefnemer zal dan instaan voor de kosten vande studie.

De volgende krachtlijnen zijn van belang bij het voorstellen van een postevaluatiestudie :

Postevaluatie

- een postevaluatiestudie kan betrekking hebben op proces-evaluatie, project-evaluatie en effect-evaluatie;

- een postevaluatiestudie wordt ontworpen tijdens het MER en maakt deel uit van een vergunning;- een postevaluatiestudie omvat zowel de voorgestelde methodologie, het concrete meetprogramma

als de verwerking van de resultaten tot een rapport;- de resultaten moeten toelaten een vergunning eventueel te herzien en het project aan te passen

: terugkoppeling naar initiatiefnemer, m.e.r.-administratie en de vergunningsverlenende encontrolerende overheid;

- vooraleer een postevaluatiestudie wordt ontworpen moet het doel duidelijk omschreven wordenen de rol en verantwoordelijkheden van de betrokken instanties afgebakend worden;

- een postevaluatiestudie is geen theoretische studie, maar een concrete en praktijkgerichte studie;- postevaluatie kan gericht zijn op de negatieve effecten waarvoor leemten bestaan, onverwachte

effecten, effectiviteit van milderende maatregelen, maatschappelijke aanvaardbaarheid van denegatieve effecten van het project.

- de inhoud van een postevaluatie moet afgestemd zijn op : projectveranderingen (cfr. geplandetoestand), veranderingen in het studiegebied (cfr. gewijzigde situatie) en meetbaremilieuparameters (indicatoren).

3.4.8.2 Metingen (E. Monitoring)

(bron : Coenen M., A. De Grande, L. Denys & K. Nagels, 1995b, Pilootstudie postevaluatie. Theoretischebenadering. Empirisch onderzoek van drie cases., onderzoek uitgevoerd in opdracht van AMINAL,Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, 127 blz.)

Monitoring kan omschreven worden als het proces waarbij met behulp van herhaalde metingen vansamenhangende biotische en abiotische parameters, informatie over veranderingen in de tijd wordtverkregen. Het verzamelen van gegevens gebeurt met vergelijkbare methoden volgens vooraf vastgesteldetijd- en plaatsschema's en gebeurt met betrekking tot vooraf duidelijk omschreven doelen.De essentiële kenmerken van meting zijn het herhalend karakter van de metingen de nauwgezette

Page 165: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten156

methodologie en de doelgerichtheid. Planning van werkzaamheden voor metingsactiviteiten is gezien denauwgezette methodologie noodzakelijk.

De functies van meting kunnen op volgende wijze omschreven worden :

- veranderingen ten gevolge van specifieke ingrepen weergeven;- beoordeling van het (natuurlijk) milieu;- probleemsignalering;- detectie van episodische gebeurtenissen;- evaluatie van het beleid;- wetenschappelijke informatie over effecten, hoeveelheid en distributie van vervuilende stoffen.

Meting in het kader van m.e.r. wordt gekenmerkt door een probleemgerichte opzet. Specifieke ingrepen enemissies van stoffen staan centraal en er wordt op verschillende plaatsen in de ingreep-effectketengemeten.

3.4.9 De redactie van het MER en de taak van de coördinator

Deze stap houdt het schrijven in van de deelrapporten, het afstemmen van de inhoud van de deelrapportenop elkaar en het samenbundelen tot een leesbaar geheel. Ook komen hier de eindsynthese en de niet-technische samenvatting tot stand. Deze laatste stap situeert zich in het m.e.r.-proces rond de laatsteinformele vergadering met de administratie en sluit aan bij de fase van de conformiteitsverklaring.

Opmerking : het verschil tussen een MER voor een industrieel project en een MER voor eeninfrastructuurproject is vooral gesitueerd in de relatieve impact van de verschillende effectgroepen. De tevolgen algemene methodologie is in essentie niet verschillend. In een MER voor een industrieel projectzal er meer nadruk liggen op effecten ten gevolge van de exploitatiefase van het project, waarbij deproductieprocessen een grote rol spelen : men zal onderzoeken welke apparatuur voor productie en voorsanering aanwezig is of voorzien wordt. De projectbeschrijving zal ook complexer zijn op dat punt. Bijeen MER voor een infrastructuurproject is de impact ten gevolge van de exploitatiefase vaak geringer dande impact tijdens de aanlegfase, doch niet steeds (b.v. een autosnelweg). De analyse en de beoordeling vande effecten is niet essentieel verschillend.

Tijdens deze stap, waarin het eigenlijke rapport tot stand komt aan de hand van de deelrapporten van debetrokken disciplines, is het de verantwoordelijkheid van de coördinator om deze deelrapporten aaneen tesmeden tot een functioneel, overzichtelijk en leesbaar geheel.

Page 166: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

157

Tijdens de uitvoeringsfase bestaat de taak van de coördinator uit :

- de coördinatie van de fasering van de uit te voeren deelonderzoeken;- de bepaling van de relatieve volgorde van de te bespreken milieufactoren in het rapport;- het schrijven van de inleidende hoofdstukken;- het afstemmen van de inhoud en de structuur van de deelrapporten op elkaar, alsook de eindredactie van

het rapport;- de redactie van de niet-technische samenvatting met inbegrip van het opstellen van een globaal

(interdisciplinair) ingreep-effectschema en het opstellen van een vergelijking tussen referentiesituatie,geplande situatie en geplande situatie met milderende maatregelen in tabelvorm;

- de redactie van de leemten in de kennis op basis van de onzekerheden per discipline.- het opstellen van de integratie en de eindsynthese.

leesbaarheid van het MER :De coördinator zal de nodige aandacht moeten besteden aan de leesbaarheid van het MER om b.v.overstructurering te vermijden. De overstructurering kan b.v. verminderd worden door de niet-relevantehoofdstukken weg te laten (en dit te vermelden in de startnota) of door bepaalde hoofdstukken tegroeperen. De coördinator zal bij de redactie van het MER de nodige aandacht moeten besteden aan deovergang van het ene hoofdstuk naar het andere. Eventueel kan bij de aanvang van elk hoofdstuk een kortesamenvatting gegeven worden van de belangrijkste conclusies of aspecten die besproken worden.

3.4.9.1 Leemten in de kennis

Het MER bevat een hoofdstuk 'leemten in de kennis', dat de coördinator op basis van de onzekerheden perdiscipline zal opstellen.Om een MER op zijn kwaliteit te kunnen toetsen en om een beeld te krijgen van de betrouwbaarheid vande voorspellingen is een nauwkeurige weergave van de leemten in de kennis noodzakelijk. Juist inzicht inde gevolgen van de leemten in de kennis is zeer belangrijk voor de vergunningsverlenende overheid voorhet al dan niet toekennen van een vergunning of het opleggen van een postmonitoringsprogramma.Leemten in de kennis kunnen immers een onderdeel vormen van de 'milieuknelpunten'. De beschrijving van de leemten in de kennis dient per discipline minimum volgende aspecten toe telichten (naar Hoeksema, 1995) :- welke categorie van onzekerheid is in het geding (onzekerheid in toekomstprognose, in

voorspellingsmodel, in basisgegevens en gegevensoverdracht, ...);- welke milieucomponent of effectgroep betreft de onzekerheid;- hoe uit de onzekerheid zich, wat zijn de gevolgen van de onzekerheid;- hoe moet de vergunningverlenende overheid omgaan met de onzekerheid.

Page 167: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten158

Bij het omgaan met onzekerheden kan men twee stappen onderscheiden :- In eerste instantie zal de vergunningsverlenende overheid moeten bepalen of de leemte in de kennis

essentieel is, met andere woorden of de gevolgen ervan negatief zullen zijn voor het milieu.- Indien een leemte in de kennis essentieel is, dan zijn er verschillende methoden om met de negatieve

gevolgen van de onzekerheid om te gaan :a. de leemte in de kennis kan niet opgelost worden : de vergunningsverlenende overheid kiest voor het

zogenaamde 'precautionary principle' en probeert het project aan te passen (aan de hand vanalternatieven), zal slechts gedeelten van het project vergunnen of zal een vergunning weigeren;

b.de leemte in de kennis kan opgelost worden door het uitvoeren van aanvullend onderzoek voor hettoekennen van een vergunning;

c. de leemte in de kennis kan opgelost worden door het opleggen van milderende maatregelen;d.de leemte in de kennis dient opgenomen te worden in een postmonitoringsprogramma en de

vergunning.

Leemten in de kennis kunnen van diverse aard zijn.

Een eerste categorie betreft de onzekerheidsfactor die inherent is aan toekomstprognoses (scenario's). Deze onzekerheidsfactor is bijgevolg ook inherent aan de methodiek van de milieueffectrapportage. Hoeverder in de toekomst de milieueffecten zich situeren, hoe groter de onzekerheid omtrent hun aard,optreden, intensiteit, duur en bereik, en hoe groter de leemten in de kennis die hieruit voortvloeien.De methodiek, zoals beschreven in paragraaf 3.3.9, houdt in dat er in de referentiesituatie beperkt rekeninggehouden wordt met toekomstprognoses (de gewijzigde situatie). In de toekomstprognoses die in degewijzigde situatie of ontwikkelingsscenario's gehanteerd worden, zullen fouten zitten ten gevolge vanonzekerheden.Hierbij dient ook de 'principiële onvoorspelbaarheid' van de reactie van levende organismen op gewijzigdemilieuomstandigheden beschouwd te worden. Het gaat om niet te voorspellen aanpassingen in het gedrag,die - vooral bij hogere dieren - cultureel overgedragen kunnen worden op soortgenoten. Voorts zijn er degevolgen van selectie-processen waardoor genfrequenties verschuiven en de genetische samenstelling vanpopulaties veranderen. Dit heeft mogelijke effecten tot gevolg op genetisch bepaalde gedragspatronen enop de (on-)gevoeligheid voor wijzigende milieuomstandigheden (naar Nijkamp e.a., 1981).

Een tweede categorie betreft leemten in de kennis die inherent zijn aan de gebruiktevoorspellingsmethoden.Voorspellingsmethoden zijn vaak in niet geringe mate gebaseerd op geabstraheerde modellen van dewerkelijkheid, die aannames bevatten omtrent bepaalde parameters, die andere parameters buitenbeschouwing laten en meer dergelijke werkhypothesen kunnen bevatten.Hoe vaker een voorspellingsmethode getoetst is op de juistheid van de daarmee voorspelde effecten, hoebetrouwbaarder deze is en hoe geringer de bijdrage tot de leemten in de kennis. Heel wat voorspellingsmethoden zijn echter vrij recent ontwikkeld en weinig tot niet getest op hunaccuraatheid.

Page 168: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

159

Een derde categorie betreft leemten in de kennis ten gevolge van de huidige stand van hetwetenschappelijk onderzoek. Vaak ontbreken er basisstudies die een referentiekader moeten leveren infunctie van de milieueffectvoorspelling of van de beoordeling van milieueffecten. Het gaat om studies dievaak langdurig en gespecialiseerd onderzoek vergen en die niet in het kader van een MER kunnenuitgevoerd worden. Dergelijke studies ontbreken vooral op het vlak van kwantitatieve voorspellingen, van dosis-effectrelaties. In vele gevallen kunnen deze leemten wel opgevangen worden d.m.v. kwalitatieve uitspraken, maar dezezullen algemener van aard zijn en een grotere onzekerheidsmarge vertonen. De juistheid van dezeuitspraken is, bij gebrek aan modellen, voor een groot deel afhankelijk van de inzichten en de ervaring vandegene die de uitspraken doet.

Een vierde categorie betreft technisch moeilijk te voorspellen fenomenen.In dit geval is de theoretische kennis wel aanwezig, maar dienen er te veel variabelen betrokken te wordenin de effectvoorspelling. Bestaande modellen worden hierdoor onbruikbaar omdat er te veel aannames envereenvoudigingen moeten gebeuren om de modellen operationeel te houden.In andere gevallen zijn er een aantal variabelen die een erg grote onzekerheidsfactor inhouden, waardoorgeen absolute effectvoorspellingen kunnen gebeuren. Hooguit kunnen er een aantal mogelijkhedengeopperd worden met elk een bepaalde statistische waarschijnlijkheid.

Een vijfde categorie van leemten in de kennis betreft het niet kunnen leveren van gegevens door ééndiscipline aan een andere discipline (of van projectgegevens) omwille van het gebrek aaneffectvoorspellingsmodellen, omwille van het langdurig en gespecialiseerd onderzoek dat nodig is voor hetleveren van de gegevens en omwille van het niet kunnen leveren van de gegevens in de gevraagde vorm.Indien de effectvoorspelling van milieueffecten in een discipline (meestal een integrerende discipline)afhankelijk is van de inputgegevens van een andere discipline (meestal een technische discipline) en degevraagde gegevens niet geleverd kunnen worden of niet geleverd kunnen worden onder de gevraagdevorm, en dit consequenties zal hebben voor het voorspellen van de milieueffecten en de betrouwbaarheidervan, dan dient dit vermeld in de leemten in de kennis.

Page 169: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten160

De volgende redenen komen niet in aanmerking als leemte in de kennis :- gebrek aan tijd;- gebrek aan mankracht;- gebrek aan financiële middelen op de begroting van het project;- verkeerd tijdstip, de periode van het jaar is niet geschikt om bepaalde onderzoeken uit te voeren.

3.4.9.2 Integratie en eindsynthese

Naast 'de leemten in de kennis' stelt de coördinator ook het hoofdstuk 'Integratie en eindsynthese' op. Deeindsynthese kan als het ware opgebouwd worden rond het algemene ingreep-effectschema en rond eenvergelijking tussen referentiesituatie, geplande situatie en geplande situatie met milderende maatregelen,die toelaat om na te gaan wat de invloed is op de milieueffecten door de voorgestelde milderendemaatregelen.De eindsynthese dient een holistische visie op de milieu-impact van het project te bevatten die opgesteld isin neutrale termen. Het gebruik van samenvattende tabellen en figuren wordt hierbij aangeraden om dezeglobale synthese vorm te geven. O.a. wordt hier gedacht aan een samenvattende tabel van demilieueffecten, met hun beoordeling aan de hand van vooropgestelde criteria, en aan het eerder vermeldealgemene ingreep-effectschema.

In dit hoofdstuk worden volgende aspecten toegelicht :- er wordt een holistisch overzicht gegeven van de optredende negatieve en positieve milieueffecten

(analyse van de geplande situatie),met als bedoeling synergetische en cumulatieve milieueffecten teidentificeren;

- er wordt een holistisch overzicht gegeven van de beoordeling van de geplande situatie : indien geopteerdwordt voor een integrale benadering van de beoordeling, dan zal bij de aanvang van het m.e.r.-proces(dus tijdens het vooroverleg) de methodologie moeten vastgelegd worden voor de interdisciplinairebeoordeling (b.v. door toepassing van multicriteria methoden);

- er wordt een holistisch overzicht gegeven van de geplande situatie met milderende maatregelen. Erwordt vastgesteld in welke mate de verschillende milderende maatregelen elkaar (positief of negatief)versterken, welke effecten niet gemilderd kunnen worden. Voor conflicterende milderende maatregelenwordt interdisciplinair een oplossing gezocht. Er wordt tevens een verantwoording van de initiatiefnemeropgenomen omtrent de technische, veiligheidskundige, economische (en morele) bereidheid totuitvoering van de voorgestelde maatregelen;

- er wordt een holistisch overzicht gegeven van de gevolgen van de leemten in de kennis. Debetrouwbaarheid van de gebruikte effectvoorspellings en beoordelingsmodellen wordt meegedeeld, degevolgen van ontbrekende gegevensoverdracht voor een discipline wordt meegedeeld, ontbreken vankennis omtrent de voorspelling van cumulative effecten, de gevolgen van de onzekerheidsfactor inherentaan toekomstprognoses, ...

Page 170: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

161

- tot slot worden de milieuknelpunten interdisciplinair vastgesteld op basis van :* de residuele effecten : de milieueffecten die niet of slechts gedeeltelijk gemilderd kunnen worden;* het niet uitvoeren van bepaalde milderende maatregelen;* gevolgen van de leemten in de kennis voor de betrouwbaarheid van effectvoorspelling en -

beoordeling.

3.4.9.3 De niet-technische samenvatting

Tot slot komt hier ook de niet-technische samenvatting tot stand. Deze dient een korte synthese te bevattenvan alle hoofdstukken van het MER, waarin de relevante informatie wordt opgenomen. De kern van deniet-technische samenvatting, dient een samenvatting van de eindsynthese te zijn, waarin ook debetekenisvolle kaarten, figuren en tabellen opgenomen zijn. Daar deze eindbespreking een holistischevisie inhoudt, krijgt ook de niet-technische samenvatting een holistisch karakter.Tevens is het noodzakelijk om in de niet-technische samenvatting een synthese te geven van allemilderende maatregelen en maatregelen voor postevaluatie, waarbij vermeld wordt, dat indien eenvergunning afgeleverd wordt, dit gekoppeld zou moeten worden aan het uitvoeren van deze milderendemaatregelen en aan het nemen van maatregelen voor postevaluatie.De gevolgen van leemten in de kennis en de overblijvende milieuknelpunten dienen ook duidelijk vermeldte worden in de niet-technische samenvatting.

De niet-technische samenvatting dient in voor iedereen begrijpbare taal geschreven te zijn. Het gebruikvan technische termen moet zo veel mogelijk vermeden worden. De nadruk moet gelegd worden opopsommingen en beschrijvingen, niet op de onderbouwing van stellingen.De niet-technische samenvatting moet zodanig opgebouwd zijn dat het als een apart document verspreid engelezen kan worden. Bijgevolg dient aan het begin duidelijk gesteld te worden dat het om een niet-technische samenvatting gaat, waarin niet alles even diepgaand en volledig behandeld wordt. De niet-technische samenvatting moet afgestemd zijn op de eisen van de bevolking (bij openbaarheid) en op deeisen van de vergunningsverlenende en -controlerende overheid. Uit de praktijk blijkt dat de besluitvormervaak de niet technische samenvatting hanteert en niet het volledige MER. Daartoe dient de niet-technischesamenvatting een volledig en objectief beeld te geven van de negatieve milieugevolgen door aanleg /exploitatie van het project, de milderende maatregelen en de uitvoerbaarheid ervan, de gevolgen van deleemten in de kennis en de residuele milieuknelpunten.

Page 171: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten162

4 PUBLIEKE INSPRAAK IN HET M.E.R.-PROCES

(bron : Dusik, J., 1995, Public participation in EIA, Public Environmental Assessment Center, Prague,Czech Republic)

4.1 M.e.r. en openbaarheid

Het MER in Vlaanderen is openbaar :1.actief : tijdens het besluitvormingsproces gedurende 15 of 30 dagen, wanneer het MER deel uit maakt

van een vergunningsaanvraag in de gemeente(n) waar een m.e.r.-plichtige activiteit gepland wordt;beperkt tot deze periode.

2.passief : na conformverklaring op de cel m.e.r.; altijd.

Tijdens de periode van openbaarheid voorzien bij een bouw- of milieuvergunningsaanvraag heeft deburger inzage in het MER en het aanvraagdossier. De burger kan schriftelijke of mondelinge bezwarenindienen bij het college van burgemeester en schepenen. Indien de bezwaren binnen de gestelde termijningediend zijn, worden ze ontvankelijk verklaard. Na afsluiting van het openbaar onderzoek maakt hetcollege van burgemeester en schepenen een proces verbaal op van de ontvangen meningen en schriftelijkebezwaren. Mits motivatie kan het college van burgemeester en schepenen een bezwaar echter ongegrondverklaren. De burger kan dus het MER gebruiken om zijn bezwaren te staven; de gemeente kan het MERgebruiken om een bezwaar te weerleggen.

In het kader van het decreet betreffende de openbaarheid van bestuursdocumenten in de diensten eninstellingen van de Vlaamse regering (mei 1992) heeft elke persoon of rechtspersoon het recht om elkebestuursdocument vrij en kosteloos te raadplegen (Passieve Openbaarheid). Dit kan door een aangetekendschrijven te richten aan de betreffende dienst van de Vlaamse regering.Na de vergunningsprocedure kan op de gemeente, waar de voorgenomen activiteit vergund is devergunningsdossiers (inclusief het MER) ingekeken worden. Op de cel m.e.r. kan op eenvoudig verzoekhet MER ingekeken worden na conformverklaring.

Het m.e.r-proces zelf is niet toegankelijk voor publieke inspraak.De bevolking vervult geen actieve rol in het m.e.r.-proces en wordt niet betrokken bij het opstellen van eenMER. Evenwel zullen MER-makers voor hun informatieverzameling beroep doen op de kennis eninventarisaties van milieuverenigingen, gemeenten, .... De rol van de aangesproken instanties is meestalpassief en beperkt zich tot het verstrekken van de gevraagde gegevens. Effectvoorspelling en -beoordelingsteunt zich dus meestal op het oordeel van de deskundige en is semi-kwantitatief. Dit houdt in dat erweinig rekening gehouden wordt met culturele en sociale waarden en dat tijdens de uitvoeringsfase van hetMER de burgers nagenoeg niet geconsulteerd worden. Kwantitatieve effectvoorspelling kan aangevuldworden met kwalitatief onderzoek, waarbij de visies van de burgers betrokken wordt. Hierbij wordt

Page 172: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

163

voornamelijk gedacht aan het beoordelen van hinder (geluidsoverlast of reukhinder) en de perceptievebeoordeling van landschappelijke veranderingen of vernieuwingen. In het kader van m.e.r. dient immers dewetenschappelijke evidentie geplaatst te worden in een sociale en politieke context.

4.2 Doel van publieke inspraak

Milieueffectrapportage heeft twee doelstellingen :(a) waarborgen dat rekening wordt gehouden met het milieubelang in het besluitvormingsproces;(b) het informeren van het publiek over de voorgenomen activiteit en de milieugevolgen.

Om te voldoen aan de doelstellingen van m.e.r., is het nodig dat MER-makers bij het opstellen van eenMER een vrijwillige vorm van publieke inspraak inbouwen, zodanig dat effectieve inspraak en overleg metde betrokken burgers mogelijk wordt.Publieke inspraak in het m.e.r.-proces bestaat uit twee componenten : enerzijds kan publieke inspraaknodig zijn voor het bepalen van de reikwijdte van m.e.r en het identificeren van milieuknelpunten,anderzijds kan publieke inspraak nodig zijn voor het inschatten van sociale gevolgen van eenvoorgenomen activiteit.

Beide vormen van publieke inspraak maken een gestructureerd proces van informatieuitwisseling, hetbeantwoorden van de bezorgdheid van burgers of zelfs het bereiken van consensus mogelijk. Een aantalgespecialiseerde milieubureaus (SIU, 1991, NJDEP 1988, PRAXIS, 1988) ervaren dit als de enigemogelijkheid voor een MER-maker om goede en betrouwbare informatie te verzamelen.

In de volgende paragrafen wordt het nut van publieke inspraak verder toegelicht, worden verschillendevormen van publieke inspraak uitgelegd en worden aanbevelingen geformuleerd voor het inbouwen vanpublieke inspraak in de vooroverlegfase.

4.3 Kosten-baten analyse van publieke inspraak

4.3.1 Inleiding

Het nut van publieke inspraak voor m.e.r en het verdere besluitvormingsproces wordt internationaal erkend(World Bank, 1994). Publieke inspraak geeft aan een MER-maker volgende voordelen ( World Bank,1994, EPA, 1992, SIU 1991, Parentau, 1988) :

- het verzamelen van accurate en representatieve informatie met betrekking tot lokalemilieuomstandigheden, knelpunten en bezorgdheden van de betrokken bevolking;

- het identificeren van publieke bekommernis in relatie met de voorgenomen activiteit;- het verwerven van terugkoppeling met betrekking tot de kwaliteit van de voorgenomen activiteit en de

Page 173: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten164

ervaring van de potentiële negatieve effecten door de betrokken burger;- het definiëren van knelpunten die onderzocht moeten worden in het MER;- het identificeren van eventuele alternatieven, gewenste milderende maatregelen of compensatie.

Het opnemen van publieke inspraak tijdens de vooroverlegfase van het m.e.r.-proces is informeel en vergtbijkomende tijd en kosten voor een initiatiefnemer. Veel initiatiefnemers hebben schrik dat door hetvroegtijdig bekend maken van hun plannen, allerlei drukkingsgroepen alert worden en zullen ageren tegende voorgenomen activiteit. De potentiële kosten, die afhankelijk zijn van een consultatie van het publiek inhet m.e.r-proces moeten afgewogen worden ten opzichte van (a) de tijd (b) de kosten van de studie en (c)het risico dat de consultatie publieke oppositie tegen de voorgenomen activiteit zal versterken in het kadervan het gehele planningsproces.

4.3.2 De invloed van publieke inspraak op de financiële aspecten van m.e.r.

Het organiseren van publieke inspraak betekent een additionele uitgave voor de initiatiefnemer; devraagstelling hierbij is of de MER-maker de bijkomende kosten voor de organisatie van publieke inspraakkan verantwoorden.

Uit internationale studies blijkt - in tegenstelling tot wat verwacht wordt - dat de kosten voor hetorganiseren van inspraak niet hoog hoeven te liggen (World Bank, 1994; Cernea, 1991).

waarom ?Publieke inspraak vergt meestal weinig extensieve financiële toewijzing. De meeste consultatievecomponenten zijn in feite lage-kost procedures die eerder mankracht dan kapitaal intensief zijn(Runqvist, 1992). Voor een studiebureau zullen de initiële kosten bepaald worden door het "leren" vande nodige know-how om efficiënt publieke inspraak te organiseren. Eens de kennis aanwezig is, zullende kosten beperkt worden tot de zogenaamde operationele en communicatieve aspecten.

Met betrekking tot voordelen van publieke inspraak merkt de World Bank op (1992) dat MER-makers eninitiatiefnemers zich niet moeten beperken tot de kosten van een inspraak-studie op zich, maar dat devoordelen moeten gezien worden in het kader van de reductie van de nadelen van niet-consultatieve m.e.r..Vooral in het geval van grootschalige projecten of gevoelige projecten zoals verbrandingsovens,stortplaatsen, ... kan het niet inschakelen van de burgers in een vroeg stadium, verliezen voor gevolghebben in tijd en mankracht tijdens het besluitvorming- en uitvoeringsproces van de voorgenomenactiviteit.

Kort overzicht van de kosten- en baten van publieke inspraak

Conceptuele en informatieve kosten-baten analyse van publieke inspraak kan afgeleid worden uit

Page 174: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

165

een vergelijking tussen de financiële waarden vermeld in A.1 en A.2 en de kosten vermeld onderpunt B.

A.1 Potentiële voordelen van publieke inspraak bij het opstellen van een MER :* voordelen gerelateerd aan de inhoud van een MER (opnemen van alternatieven,

identificeren van knelpunten, (sociaal) geaccepteerde milderende maatregelen)geïnduceerd door een goede kennis van de lokale milieu-omstandigheden;

* betere en snellere kwaliteitscontrole van het MER.

A.2 Potentiële kosten gerelateerd aan het besluitvormingsproces indien consultatieve componentenontbreken in het m.e.r.-proces :

* alle kosten gerelateerd aan bijsturingen van het MER in een latere fase.

B. Potentiële kosten van publieke inspraak* initiële investering in know-how (uitwerken van richtlijnen, trainen van MER-makers,

...);* kosten van het inspraak-programma (communicatie met publiek);* kosten geassocieerd met het tijdsbudget in de vooroverlegfase van het m.e.r.-proces;* kosten van 'onnodige' projectveranderingen veroorzaakt door de betrokken burgers.

4.3.3 De invloed van publieke inspraak op het tijdsbestek van een MER

Publieke inspraak vergt een bijkomend tijdsbudget voor het informeren van de burgers, het verzamelen enverwerken van gegevens. Tijdens publieke inspraak kunnen 'onderwerpen' aangesneden worden, dieverder onderzocht dienen te worden en het m.e.r.-proces vertragen.De vraagstelling luidt : "Kunnen deze vertragingen gerechtvaardigd worden ?".

regel 1 :Hoe eerder inspraak start, hoe effectiever het zal zijn.

waarom ?De informatie die aan het begin van het m.e.r.-proces verzameld wordt kan rechtstreeks gebruikt worden

9 Elementen vermeld onder A.1. en A.2. overlappen niet, maar zijn eerder complementair

- terwijl de voordelen vermeld onder A.1. altijd bestaan, zullen de kosten vermeldonder A2 enkel optreden bij controversiële MERen.

10 Deze kosten hoeven niet hoog te zijn - de reikwijdte is afhankelijk van de gebruiktetechnieken (zie paragraaf 4.3)

11 Deze kosten zullen toenemen naarmate publieke participatie in een later stadiumplaatsvindt.

Page 175: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten166

in het MER. De informatie kan meestal zonder 'emotionele geladenheid' gebruikt worden.

regel 2 :Accidentele vertraging van het m.e.r.-proces wordt gecompenseerd door een efficiënterekwaliteitsbewaking.

waarom ?Integratie van publieke inspraak verlengt in tijd de vooroverlegfase van het m.e.r.-proces. Dezeinvestering in tijd wordt gecompenseerd door een betere kwaliteit van het MER en de publiekeaanvaardbaarheid van de m.e.r-procedure.

4.3.4 De invloed van publieke inspraak als indirecte stimulans van publieke oppositie tegen devoorgenomen activiteit

Publieke inspraak maakt besluitvorming meer transparant. Transparantie van 'knelpunten' en alternatievenzullen besluitvormers en MER-makers er toe aanzetten rekening te houden met de suggesties van debevolking en zullen het accepteren van voorstellen die niet noodzakelijk passen in het planningsprocesvereenvoudigen. Een besluitvormingsproces kan - indien een niet-accepteerbare oplossing wordtvoorgesteld - het risico versterken dat de publieke opinie een voorgenomen activiteit zal verwerpen.Hierbij luidt de vraagstelling : 'Is het risico van verwerping van een activiteit door publieke inspraak groterdan het risico van verwerping door de openbaarheid na de m.e.r.-procedure en dus door een geslotenm.e.r.-proces ?".

Problemen met publieke oppositie tegen een voorgenomen activiteit, die optreden in latere fase van hetbesluitvormingsproces of na goedkeuring van een activiteit, zijn in de regel moeilijker te behandelen.Internationaal wordt aanvaard (Richards, 1994; World Bank, 1994) dat de risico's van projectverwerpinggroter zijn in een gesloten m.e.r.-proces of planningsproces.

waarom ?Het feit van een groter risico op projectverwerping in een gesloten besluitvormingsproces is algemeengekend en kan gedocumenteerd worden met verschillende voorbeelden van het NIMBY-syndroom, datde traditionele planningsfilosofie in vraag stelt (Decide-Announce-Defend-approach).

Als een gemeenschap geïdentificeerd wordt als een potentiële geaffecteerde bron door een voorgenomenactiviteit zonder voorafgaande publieke inspraak, dan zal deze gemeenschap optreden als een actie- of 12 NIMBY = Not In My Back Yard

Page 176: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

167

drukkingsgroep en het overleg bemoeilijken (Richards, 1994) .

Nochtans wordt publieke oppositie niet alleen door de reikwijdte van de effecten bepaald, maar eveneensdoor (a) onzekerheid of schrik van het onbekende en door (b) achterdocht.Of zoals NIJDEP (1988) het uitdrukt :" het ontbreken van inspraak in m.e.r. versterkt de achterdochtomtrent de kwaliteit en het doel van het m.e.r.-proces."

INSCHATTEN VAN PUBLIEKE INTERESSE VOOR EEN MILIEUONDERWERP

De noodzaak voor consultatieve planning wordt ingegeven door :(a) de "significantie" van het te nemen besluit of;(b) de mate waarin de beslissing "controversieel" zal zijn.

De bevolking kan interesse vertonen voor een onderwerp of milieuaspect (E. issues) omwille vanverschillende redenen :* nabijheid;* economische motieven;* sociale motieven;* milieuoogpunt;* andere waarden (b.v. landschappelijke)

Een milieuonderwerp dat voor de ene niet-significant is kan voor een buitenstaander als zeersignificant ervaren worden. De belangrijkheid van een onderwerp neemt toe naarmate de beslissingdichter bij komt. Hoe kan een initiatiefnemer dan bij de uitvoering van zijn project uitmaken of eenmilieuonderwerp significant of controversieel zal zijn ?

In de volgende opsomming worden fenomenen aangeduid die de noodzaak tot georganiseerdepublieke inspraak verantwoorden :

* milieuaspecten beginnen zich zogenaamd te vermenigvuldigen : nieuwe milieuaspecten wordentoegevoegd;

* een milieuaspect stijgt van een specifiek geval (projectgebonden) tot een meer algemeen niveau;* kritiek tegen een voorgestelde activiteit wordt geuit tegen individuen of besturen (cfr.

Mestaktieplan, Groene Hoofdstructuur in Vlaanderen) ;* lokale politieke partijen gaan de milieucomponenten gebruiken als eigen politiek instrument;

* radicale leiders nemen de kritiek van lokale drukkingsgroepen over;* normale communicatie tussen de verschillende belangengroepen wordt verstoord.

Als één van deze fenomenen optreedt, dan kan enkel georganiseerde publieke inspraak voorkomendat de controverse rond het bepaalde onderwerp escaleert tot buiten de controle van eeninitiatiefnemer of een bestuur.

Page 177: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten168

4.3.5 Conclusies met betrekking tot de kosten-baten analyse van publieke inspraak

De reden waarom een open benadering van m.e.r. nodig is, is niet van filosofische, politieke ofideologische aard, maar is wel een praktische aangelegenheid. Publieke inspraak vereenvoudigt hetvoorspellen en beoordelen van verschillen in beleving, waarden en attitudes van het geaffecteerde publieken laat toe rekening te houden met een culturele context.

De sleutel naar de moeilijke beslissing of publieke inspraak niet of wel nodig is in de vooroverlegfase vanhet m.e.r.-proces ligt niet zozeer in de overtuiging dat publieke inspraak voordelen met zich mee kanbrengen, maar eerder in het ontbreken van de nodige expertise en ervaring met het organiseren vanpublieke inspraak.

Met betrekking tot de algemene voordelen van publieke inspraak meldt de Wereld Bank (Word Bank,1992) na analyse van een aantal projecten dat "... de correlatie tussen publieke inspraak en het succes vaneen project even sterk is als de correlatie tussen het beschikbare budget en het succes". Investeren invroegtijdige publieke inspraak wordt in latere fasen gecompenseerd.

HET ORGANISEREN VAN PUBLIEKE INSPRAAK IN DE VOOROVERLEGFASE VANM.E.R. WORDT NOG NIET OPTIMAAL BENUT, OMDAT MER-MAKERS :

1. falen in het voorzien en evalueren van potentiële kosten van publieke inspraak door onkundigheid(onwetendheid).

2.de mogelijkheid onderschatten dat geaffecteerde burgers goed uitgewerkte voorstellen of kennisaanbrengen.

MER-makers bezitten over het algemeen een goede algemene kennis van hun vakgebied;adequate en specifieke kennis van lokale milieuomstandigheden zal ofwel door de MER-maker zelf geïnventariseerd moeten worden of zal bij lokale milieuverenigingen ofgeïnteresseerde personen aangevraagd moeten worden aan de hand van publieke inspraak.

3.de kosten van publieke inspraak overschatten.Eens de kennis omtrent het organiseren van publieke inspraak aanwezig is bij een MER-maker zullen de kosten zich beperken tot de in te zetten mankracht, het verwerken vangegevens en het tijdsbudget voor communicatie met de bevolking.

4.niet genoeg know-how hebben van relevante inspraak technieken.Om adequate inspraak te bereiken zal de MER-maker gebruik moeten maken van deverschillende beschikbare technieken met het oog op de verschillende niveaus vaninspraak. Het gebruiken van een verkeerde techniek kan tot een inefficiënt proces leiden entot onbruikbare resultaten.

Page 178: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

169

4.4 Overzicht van de niveaus van publieke inspraak en de mogelijke technieken in m.e.r.

4.4.1 Aanbevelingen voor het opstellen van een inspraak-programma

Studies met betrekking tot de organisatie van publieke inspraak kunnen verschillende vormen hebben engebruiken verschillende technieken. Om effectief te zijn moet aandacht besteed worden aan de volgenderegels :

* het tijdstip waarop de studie wordt uitgevoerd;* het bereiken van een ruime kring van mensen;* het opstellen van een studie voor elk specifiek project;* de inhoud van de studie moet duidelijk en accuraat zijn;* de studie moet verschillende technieken aanwenden om te communiceren met het publiek.

Om een juiste selectie te maken van de techniek voor het bereiken van een publiek is het nodig opvoorhand uit te maken welk niveau van publieke inspraak men wil bereiken. Publieke inspraak kan bestaanuit :- leveren van informatie : door middel van eenzijdige informatie uitwisseling vanwege de initiatiefnemer;- informatie-terugkoppeling : door middel van wederzijdse informatie uitwisseling aan de hand van

geschreven documenten;- consultatie : door middel van het houden van meetings, workshops en "open-huis vergaderingen";- samenwerking : door middel van onderhandeling en bemiddeling.

Een volledig overzicht van de niveaus van publieke inspraak kan gevonden worden in Praxis (1988).

4.4.2 Overzicht van een aantal technieken voor publieke inspraak

� Informatie

De eenvoudigste vorm van communicatie met het publiek is door hen informatie te geven omtrent devoorgenomen activiteit en het m.e.r.-proces (en de te nemen beslissingen).

Het verstrekken van informatie laat in dit geval weinig ruimte voor commentaar vanwege de burger. Eendergelijke techniek kan aangewend worden tijdens het m.e.r.-proces, indien geen knelpunten te verwachtenzijn en indien een initiatiefnemer of MER-maker enkel de transparantie van het proces wil verhogen.

De relevante technieken zijn : publiceren van een krantebericht, organiseren van een (audio-visuele)tentoonstelling, het ronddelen van folders of nieuwsbrieven, het houden van een informatie-vergadering,het afficheren van een bericht...

Page 179: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten170

Bij het leveren van informatie moet gelet worden op de objectiviteit van de geleverde informatie, waarbij"zogenaamde propaganda-achtige informatie" moet vermeden worden. Of zoals NJDEP(1988) vermeldt :" .. de enige manier om geloofwaardigheid te bekomen is door geloofwaardig te zijn". Geloofwaardigheidkan bekomen worden door aandacht te schenken aan de positieve en negatieve (milieu)aspecten van eenvoorgenomen activiteit en ook door de (eventuele) gemaakte fouten in het verleden te benadrukken enoplossingen voor te stellen.

� Informatie-terugkoppeling

Informatie-terugkoppeling kan tijdens het m.e.r.-proces gebruikt worden om informatie te verzamelen bijde bevolking. De betrokken burgers krijgen de mogelijkheid om te reageren en om informatie teverstrekken; het is aan de MER-maker of aan de initiatiefnemer om al dan niet rekening te houden met hunopmerkingen.Informatie-terugkoppeling omvat technieken zoals : opstellen van vragenlijsten, houden van enquêtes enverzamelen van schriftelijke commentaren.

(a) vragenlijstenVragenlijsten worden gebruikt om de kennis en meningen van het publiek te onderzoeken. Eenvragenlijst kan enerzijds ingevuld worden door een "groot" aantal burgers zelf. Anderzijds kunnen eenaantal getuigen geselecteerd worden om op eenzelfde set van vragen te antwoorden (standaardinterviews). Vragenlijsten worden opgesteld door getrainde interviewers.

Door het gebruik van vragenlijsten worden de betrokken burgers rechtstreeks bereikt en wordt vermedendat enkel actie- of drukkingsgroepen bereikt worden. Indien een vragenlijst juist is opgesteld dan zaldeze techniek helpen om (a) de verschillende meningen van het publiek te onderscheiden en (b) demeningen van de betrokken burgers te achterhalen, die op een vergadering anders nooit het woordzouden nemen.

Resultaten van vragenlijsten kunnen gekwantificeerd worden en zijn daarom erg bruikbaar voor deMER-maker. Om bruikbare resultaten te leveren moeten vragenlijsten enerzijds statistisch te verwerkenzijn (representatief zijn voor de betrokken bevolking en een 'at-random' staalname inhouden) enanderzijds de objectiviteit van de vragen waarborgen.

Page 180: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

171

(b) interviewsInformele vraaggesprekken duren gemiddeld 30 tot 60 minuten . De ondervraagde is niet beperkt dooreen vooraf vastgelegde vragenlijst. Op deze manier kan meer en diepgaandere informatie verzameldworden. Het organiseren van persoonlijke vraaggesprekken is tijdrovend, een alternatief is het houdenvan een vraaggesprek per telefoon.

Resultaten van interviews zijn statistisch niet te verwerken en mogen niet voorgesteld worden als demening van de betrokken burgers. De vragen die gesteld worden, moeten open (dus geen ja-neeantwoorden inhouden), objectief en zodanig gestructureerd zijn dat "gewenste" antwoorden vermedenworden.Resultaten van vraaggesprekken kunnen dus enkel informeel verwerkt worden in de teksten van eenMER.

� Consultatie

Consultatie betekent een "officiële" dialoog tussen een initiatiefnemer, een MER-maker en de betrokkenbevolking, waarbij de publieke opinies in rekening gebracht worden.Consultatie kan gebruikt worden in die gevallen, waarbij discussie en oppositie verwacht wordt bij devergunning of uitvoering van een project. Door in een vroeger stadium te reageren op de publieke opiniekunnen latere conflicten vermeden worden. De relevante technieken zijn : organiseren van openbarevergaderingen, workshops en "open-huis vergaderingen".

(a) openbare vergaderingenEen openbare vergadering bestaat uit twee gedeelten : enerzijds de presentatie door een aantal sprekersvan het onderwerp en anderzijds een vraagronde.Voordelen van een openbare vergadering zijn de beperking van het tijdsbudget en de gerelateerde lagerekosten. Een derde voordeel is dat een grote groep van mensen kan bereikt worden.Nadelen zijn dat een openbare vergadering gedomineerd kan worden door de "luide sprekers" of dedrukkingsgroepen, waardoor andere meningen niet gehoord worden.Openbare vergaderingen kunnen b.v. in de vooroverlegfase georganiseerd worden om knelpunten teidentificeren of kunnen in de uitvoeringsfase van het MER gebruikt worden om de 'gevoeligheid' bij debevolking ten opzichte van mogelijke hinder te bepalen.

(b) workshopsWorkshops zijn eveneens een vorm van openbare vergaderingen waarin een bepaald onderwerpgedurende een langere periode bediscussieerd wordt. Essentieel bij een workshop is het op voorhandgeven van voldoende informatie, het geven van tijd om de workshop voor te bereiden, het notuleren vande gemaakte opmerkingen tijdens de workshop en een goede voorzitter/coördinator. Tijdens eenworkshop moet ruimte gelaten worden voor "brainstorming" en het werken met subgroepen rond een

Page 181: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten172

bepaald thema.Workshops worden vaak geïdentificeerd als de meest effectieve manier om informatie te verzamelen. Workshops kunnen b.v. gebruikt worden om in de vooroverlegfase alternatieven te identificeren, omknelpunten op te sporen of om milderende maatregelen concreet uit te werken.In de regel is het aantal deelnemers van een workshop beperkt tot 12-25 personen.

(c) open-huis vergaderingOpen-huis betekent dat de initiatiefnemer een locatie voorziet waar de betrokken burgers informatiekunnen vinden, documenten kunnen raadplegen en tevens vragen kunnen stellen en opmerkingen gevenaan aanwezig personeel. Een open-huis kan b.v. ingericht worden in een gemeentehuis of eenbibliotheek. Om goede resultaten te bekomen zou men b.v. bij het verlaten van de ruimte aan debezoekers een controle- of vragenlijst moeten geven, ter invulling. Om die manier wordt de investeringin personeel, tijd en organisatie van de tentoonstelling enigszins gecompenseerd.

Een open-huis vergadering kan in het m.e.r.-proces georganiseerd worden als eerste stap in deinformatieverstrekking door b.v. het openbaar maken van de startnota. Op basis van de eerste reactiesvan de burgers op de startnota kan verdergaande inspraakmogelijkheden overwogen worden. In deuitvoeringsfase van m.e.r. kan een open-huis vergadering nuttig zijn om b.v. de aanvaardbaarheid van devoorgestelde milderende maatregelen bij de bevolking te evalueren.

� Samenwerking

Samenwerking veronderstelt dat de betrokken burgers mee kunnen instaan in het ontwerpen van eenvoorgenomen activiteit en/of een MER. Een voordeel van samenwerking is dat de voorgenomen activiteitondersteund zal worden door de burgers. Ingeval van openbare m.e.r-plichtige projecten is samenwerkingeen mogelijkheid. Ook bij grootschalige projecten kan samenwerking een middel zijn om het publiek tebereiken.

De relevante technieken voor samenwerking zijn : de oprichting van adviesgroepen en onderhandeling.

(a) adviesgroepenEen adviesgroep kan volgende taken hebben :

* het bepalen van de reikwijdte van de studie;* het bespreken van technische gegevens in functie van adequaatheid;* het helpen oplossen van conflicten;* voorstellen en evalueren van alternatieven;* assisteren bij de organisatie van publieke inspraak.

Page 182: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

173

Bij het oprichten van een adviesgroep moet rekening gehouden worden met volgende regels:* een adviesgroep moet representatief zijn voor de verschillende strekkingen;* de taak van de adviesgroep moet duidelijk omschreven en vastgelegd zijn;* het functioneren van de adviesgroep is beperkt in tijd (niet langer dan nodig);* de adviesgroep kan als tussenpersoon functioneren bij inspraak; contacten met de betrokken burgers

is aan te bevelen;* alle beschikbare informatie moet vrijgegeven worden aan de adviesgroep;* de bedrijfsinterne deskundigen maken ook deel uit van de adviesgroep.

Om de adviesgroep representatief samen te stellen kunnen de leden van de groep geselecteerd wordendoor :

* de MER-makers, na consultatie met de betrokken burgers;* een gezamenlijke beslissing van geïnteresseerde (actie)groepen;* verkiezingen binnen de betrokken gemeenten

(b) onderhandelingOnderhandeling is een proces waarbij de verschillende partijen een onderhandelaar aanduiden. Deonderhandelaar luistert naar de verschillende visies en brengt, na een eventueel onderzoek, eengelijkwaardige oplossing naar voren.

De oplossing van de onderhandelaar kan bindend zijn indien de conflicterende partijen dit vooraf hebbenafgesproken. De oplossing van de onderhandelaar kan niet-bindend zijn, indien afgesproken werd dat devoorgestelde oplossing nogmaals beoordeeld wordt door elke partij.Onderhandeling zal een effectief instrument zijn, indien de onderhandelaar objectiviteit kan garanderen,indien de verschillende partijen accepteren dat niet onderhandelen tijdverlies betekent en indien devoorgestelde oplossing ernstig wordt genomen.

4.4.3 De verschillende stappen bij het organiseren van publieke inspraak

Een initiatiefnemer of MER-maker die een inspraak-programma wil starten zal volgende punten moetenoverlopen :

- analyse van de sociale kenmerken van de voorgenomen activiteit;- bepaling van de mogelijk te verwachten publieke controversen;- selectie van de geschikte inspraak techniek om :

* het juiste publiek te bereiken;* de optimale resultaten te bekomen.

- opstellen van een inspraak-programma, waarin zijn opgenomen :* het gewenste niveau van inspraak, indien meer niveaus gewenst zijn de opeenvolging en de

interrelatie;* tijdstip en tijdsbudget voor de inspraak-ronde;

Page 183: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten174

* wijze waarop de resultaten verwerkt en ingebracht zullen worden in het MER.4.5 Publieke inspraak in de vooroverlegfase

Publieke inspraak is het meest effectief tijdens de vooroverlegfase van m.e.r., meer bepaald tijdens hetbepalen van de reikwijdte van m.e.r. (E. scoping) en het bepalen van aandachtsgebieden en knelpunten.Internationaal wordt aanvaard (World Bank, 1992) dat de belangrijkste discussie omtrent het opstellen vaneen MER plaatsgrijpt tijdens het vastleggen van de reikwijdte en dat de discussie publieke inspraak nietmag uitsluiten.

4.5.1 Inleiding

Zoals reeds uitgelegd in paragraaf 3.3.1 worden tijdens de vooroverlegfase volgende aspecten belicht :(1) analyse van de voorgenomen activiteit (haalbaarheidsMER/projectMER) en opstelling van de

projectbeschrijving;(2) toetsing aan juridische en beleidsmatige randvoorwaarden;(3) bepalen van eventuele alternatieven;(4) inhoudsbepaling van het MER : nagaan welke disciplines er vertegenwoordigd moeten zijn in de

studie (eventueel d.m.v. een impactmatrix) en bepaling van de specifieke reikwijdte van elkediscipline;

(5) opstellen van ingreep-effectschema's : opsporen van de netwerkrelaties tussen de deelingrepen van hetproject en de milieufactoren en tussen de milieudisciplines onderling;

(6) identificeren van aandachtspunten en aandachtsgebieden;(7) de afbakening van het studiegebied aan de hand van de invloedssfeer van de te onderzoeken effecten;(8) definiëren van de referentie situatie en de te beschouwen scenario's.

Indien informele publieke inspraak wordt georganiseerd kan specifiek hieraan toegevoegd worden :(9) het informeren van de betrokken burgers;(10)het identificeren van waarden (natuur en/of landschappelijke, ...) met betrekking tot de ruimtelijke

kwaliteit;(11)het identificeren van mogelijke bekommernissen omtrent de te verwachten negatieve effecten;(12)het identificeren van aandachtspunten, aandachtsgebieden en overleg omtrent alternatieven.

Page 184: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

175

4.5.2 Verantwoording

Een vooroverlegfase (E. scoping-phase) wordt internationaal steeds meer gezien als een essentiële stapvoor een goede MER-praktijk. In Vlaanderen is vooroverleg een deel van het m.e.r.-proces (en dus inprincipe informeel). Zoals in paragraaf 3.3.7 reeds is aangehaald kan publieke inspraak tijdens hetvooroverleg belangrijk zijn om die onderwerpen te achterhalen die de bevolking relevant vindt. Doet mendit niet, dan riskeert men dat tijdens de vergunningsprocedure standpunten tegen een voorgenomenactiviteit worden aangenomen, waarop men had kunnen anticiperen in het MER.

Door het onderkennen van potentiële publieke 'controverse' tijdens het vooroverleg kan deeffectvoorspelling en -beoordeling gericht worden om deze substantiële problemen op te lossen, waardoorpotentiële moeilijkheden aan het eind van het proces vermeden worden.Voordelen van publieke inspraak in een vooroverlegfase zijn :

- identificatie van het publiek;- evaluatie van achtergrond-informatie met betrekking tot het lokale milieu;- definitie van de milieuonderwerpen (E. issues) die door het publiek als belangrijk worden ervaren;- vertrouwen winnen van het publiek.

4.5.3 Concept

Het omgaan met onderwerpen die het publiek belangrijk vindt, vergt volgende opeenvolgende stappen :- het identificeren van alle onderwerpen;- het analyseren van de aangebrachte onderwerpen vanuit een technisch en wetenschappelijk perspectief

en het combineren van de onderwerpen tot een logisch en wetenschappelijk verantwoord kader;- het opstellen van prioriteiten en ontwikkelen van strategieën om de onderwerpen te behandelen in het

MER.

4.5.4 Praktische opeenvolgende stappen in het vooroverleg

� Identificeren van het betrokken publiek

In feite bestaat 'het' publiek uit verschillende soorten publiek, naargelang de interesse-sfeer.Het is fout aan te nemen dat het publiek een niet-geïnteresseerde en niet-gedifferentieerde groep is en dat'geen reactie' het accepteren van een voorgenomen activiteit betekent.

Page 185: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten176

Het identificeren van geïnteresseerde burgers kan gebeuren op basis van :- hun verantwoordelijkheid ten opzichte van de vergunningsprocedure;- hun positie - voor of tegen - ten opzichte van de voorgenomen activiteit;- hun kennis, inclusief kennis van sociale of ecologische condities;- hun bijdrage aan eventuele postevaluatieprogramma's.

� Het verspreiden van informatie

Indien de MER-maker of de initiatiefnemer informatie wil verspreiden omtrent de voorgenomen activiteiten het MER dan kan het informatie-pakket uit volgende onderdelen bestaan :

- introductie met betrekking tot het doel van m.e.r. en het doel, de gewenste vorm, respons en timingvan de inspraak;

- een korte projectbeschrijving en een overzicht van eventuele voorgestelde alternatieven;- een ingreep-effectschema van de te verwachten effecten;- overzicht van de reikwijdte van het MER (welke disciplines komen aan bod, wat wordt onderzocht en

hoe) en inhoud van het MER;- overzicht van de reeds geïdentificeerde knelpunten of aandachtsgebieden (componenten);- coördinaten van de MER-maker of de initiatiefnemer waar meer informatie kan verkregen worden;- overzicht van de vergunningsprocedure en inspraak.

In principe zou een niet-technische versie van een startnota openbaar kunnen gemaakt worden.

� Het informeren van het publiek en verzamelen van reacties

Deze fase heeft als doelstelling het opstellen van een lijst van onderwerpen die het publiek belangrijk acht. Dit kan bereikt worden door het organiseren van een openbare vergadering, door het organiseren van een"open-huis vergadering", door het houden van interviews of rondsturen van een vragenlijst.Het tijdstip van de openbare vergaderingen en "open-huis vergaderingen" kan gemeld worden in lokalekranten, op publieke plaatsen (gemeentehuis, ...) of door het verspreiden van folders.

Eens het publiek geïdentificeerd is (vorige fase) zou men insprekers kunnen laten intekenen om deel tenemen aan een inspraakronde en deze betrokken burgers uitnodigen voor het bijwonen van eenvergadering of een workshop.

Page 186: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

177

� Het verwerken van de resultaten

Eens de onderwerpen bepaald zijn, dient een wetenschappelijke hypothese ontwikkeld te worden omtrenthun belangrijkheid en hun geldigheid.

Indien de geïdentificeerde onderwerpen controversieel zijn, dan kan de MER-maker oordelen datsamenwerking met het publiek nodig is om de resultaten te verwerken. Samenwerking kan bestaan uit deoprichting van een adviesgroep. De taak van de adviesgroep is : (a) hulp bij het evalueren van de inspraak-resultaten, (b) beoordelen van de geleverde achtergrond informatie, (c) assisteren bij de selectie vanverwerkingsmethodes.

� Het vastleggen van prioriteiten

In de laatste fase wordt de strategie vastgelegd hoe en of elk aangebracht onderwerp zal behandeld wordenin het MER. Door samenwerking met een adviesgroep of door het organiseren van een workshop kanbepaald worden hoe en welke effectvoorspellings- en effectbeoordelingstechnieken aangewend kunnenworden. Samenwerking kan vooral nuttig zijn indien twijfel zou bestaan omtrent de juistheid van degebruikte effect-voorspellingstechnieken. In de meeste gevallen is het de MER-maker zelf dieverantwoordelijk is voor de techniek die hij gebruikt. De resultaten kunnen door het publiek en doorkwaliteitscontrole wel in vraag gesteld worden.

Page 187: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten178

5 HET OPSTELLEN VAN EEN STARTNOTA

5.1 Inleiding

In paragraaf 3.3.1 tot en met paragraaf 3.3.11 zijn de methodologische aspecten voor het opstellen van eenstartnota uitgelegd. In dit hoofdstuk 'Het opstellen van een startnota' wordt een algemene inhoudsopgavevan een startnota - zowel voor hinderlijke inrichtingen als voor infrastructurele projecten - gegeven,waarna concrete adviezen omschreven worden voor het opstellen van een startnota.

5.2 De inhoud van een startnota

Een startnota dient de volgende informatie te verstrekken (zie tabel 5.1) :

Tabel 5.1 :De inhoud van een startnota

0 Voorwoord (toelichting van het m.e.r.-proces)Leeswijzer

1 Algemene inlichtingen1.1 Korte schets van het project1.2 Coördinaten initiatiefnemer1.3 Toetsing aan de m.e.r.-plicht1.4 Samenstelling van het college van deskundigen

2 Verantwoording van het project2.1 Doelstelling en noodzaak van het project2.2 Voorstudies met eventuele milieuverantwoording

3 Ruimtelijke administratieve, juridische en beleidsmatige situering van het project3.1 Ruimtelijke situering3.2 Administratieve voorgeschiedenis3.3 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden

4 Beschrijving van het project4.1 Vastlegging van de projectgrenzen4.2 Concrete beschrijving van het project

13 de voorgestelde inhoudsopgave van een startnota is slechts een voorbeeld; de

inhoudsopgave van een startnota kan aangepast worden naargelang de kenmerken vanhet m.e.r.-plichtige project en de te bespreken onderwerpen

Page 188: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

179

5 Projectgegevens te leveren door de initiatiefnemer aan de disciplines5.1 Identificatie van gegevens te leveren door initiatiefnemer5.2 Evaluatie van de projectgegevens door de verschillende disciplines

6 Alternatieven

7 Ingreep-effectanalyse7.1 Inleiding7.2 Controlelijst van deelingrepen7.3 Ingreep-effectschema voor de activiteitengroep

8 Identificatie van aandachtspunten en aandachtsgebieden8.1 Bespreking van de aandachtspunten en gebieden per discipline8.2 Aanduiding van positieve milieueffecten8.3 Aanduiding van de mogelijke milieuknelpunten

9 Reikwijdte van de disciplines

10 Afbakening van het studiegebied

11 Referentiesituatie

12 Interdisciplinaire gegevensoverdracht m.b.t. effectvoorspelling en -beoordeling12.1 Identificatie van de interdisciplinaire gegevensoverdracht12.2 Toetsing van de interdisciplinaire gegevensoverdracht op haalbaarheid en

noodzakelijkheid door de verschillende disciplines

13 Methodologie effectvoorspelling en -beoordeling

14 Onzekerheden

15 Inhoudstafel van het MER

(16 Werkschema disciplines)

In de startnota zal de nadruk gelegd worden op de beschrijving van de methodologie voor het opstellen vaneen MER. Dit omvat :- het aanduiden van de componenten die onderzocht worden (b.v. grondwaterkwaliteit, depositie van stof,

...);- beschrijving van de te gebruiken basisgegevens, inventarisatie methoden en de beperkingen ervan, veld

en laboratoriumwerkzaamheden (ligging peilputten, meetpunten statistische geluidsanalyse, ...);- beschrijving van de effectvoorspellingsmodellen met aanduiding van aannamen, beperkingen en

betrouwbaarheid;

Page 189: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten180

In de startnota hebben onzekerheden te maken met :- evaluatie van het ontbreken van projectgegevens voor de gebruikte methoden;- evaluatie van de interdisciplinaire gegevensoverdracht (wat zijn de gevolgen voor een discipline indien

gegevens niet kunnen geleverd worden onder de gevraagde vorm);- beperkingen en betrouwbaarheid gebruikte modellen.

In de startnota kan een tijdschema opgenomen worden, waarin aangeduid wordt wanneer de verschillendedeelonderzoeken van de disciplines uitgevoerd worden en hoe ze op elkaar afgestemd worden (i.v.m. deinterdisciplinaire gegevensoverdracht), onder voorbehoud dat de gevraagde projectgegevens vóór deaanvang van het MER beschikbaar zijn.

De taak van de coördinator is belangrijk bij het opstellen van een startnota : er is immers veel overlegnodig binnen het college van deskundigen. De specifieke taak van de coördinator bij het opstellen van eenstartnota bestaat uit ;- organisatie van een (collectief) veldbezoek (eventueel ook administraties uitnodigen);- overleg m.b.t. het bepalen van de vereiste projectgegevens die de verschillende disciplines nodig

hebben;- afbakenen van de projectgrenzen in samenspraak met initiatiefnemer en het college van deskundigen;- opstellen van de ingreep-effectanalyse;- begeleiding van de interdisciplinaire gegevensoverdracht en evaluatie ervan;- afstemmen van beoordelingsmethoden op integratie;- opstellen van een tijdsschema.

De MER-deskundigen zullen minstens een veldbezoek moeten doen voor het afbakenen van deaandachtsgebieden, selectie van aandachtscomponenten, .... Een startnota dient immers concreet te zijnvoor het bestudeerde m.e.r.-plichtige project.

Een startnota die niet voldoet aan de kwaliteitseisen gesteld door de administratie zal door het college vandeskundigen moeten aangepast worden.Een startnota is een intern document ten behoeve van de administratie en dus niet openbaar. De startnotasamen met de notulen van de startvergadering vormen de richtlijnen voor het MER.

5.3 Richtlijnen voor het opstellen van een goede startnota

Een startnota heeft als doel het vastleggen van de richtlijnen voor het opstellen van eenmilieueffectrapport. In de startnota wordt omschreven welke specifieke milieuaspecten onderzocht wordenen hoe. De diepgang van het MER wordt vastgelegd in de startnota.De startnota is het "start"document van het m.e.r.-proces. Hetgeen in de startnota en het verslag van de

Page 190: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

181

startvergadering besproken wordt zal als richtlijn dienen voor het opstellen van het MER en voor dekwaliteitscontrole.

De adviezen die gegeven worden met betrekking tot MER in paragraaf 6.3 zijn eveneens van toepassingvoor het opstellen van een startnota. Volgende specifieke adviezen zijn relevant voor een startnota :

- een eerste advies is het duidelijk omlijnen van de doelstelling van de voorgenomen activiteit en dedoelstelling van het MER;

- een tweede advies is de projectomschrijving te beperken tot hoofdlijnen; de projectomschrijving kanimmers in het MER meer concreet en gedetailleerd uitgewerkt worden.

- een derde advies is het opstellen van een ingreep-effectschema, waarin reeds rekening gehouden wordtmet het relatieve belang van de disciplines en de milieu-omstandigheden. De ingreep-effectschema'sdie in de delen C per activiteitengroep zullen worden opgenomen, zijn een goede handleiding voor hetverder concretiseren van de geplande activiteit naar milieuomstandigheden en relevantemilieudisciplines.

- een vierde advies is informeel overleg plegen met de verschillende administraties omtrent huninhoudseisen.

- een vijfde advies is voldoende aandacht te besteden aan het zoeken van aandachtspunten enaandachtsgebieden : dit kan tijdwinst betekenen bij het opstellen van een MER. Publieke inspraak kanhierbij belangrijk zijn.

- een zesde advies is alternatieven af te stemmen op de doelstelling van de voorgenomen activiteit enruimte te laten voor eventueel aanpassingen/bijsturingen tijdens het verder verloop van het m.e.r.-proces.

- een zevende advies is aan te duiden in de startnota of een postevaluatieprogramma eventueeloverwogen kan worden indien onzekere negatieve effecten verwacht worden: een meer concreetvoorstel (aanzet tot een postevaluatiestudie) kan uitgewerkt worden in het MER.

- een achtste advies is het beperken van de omvang van een startnota tot 20-30 bladzijden. Net zoals bijeen MER is het toevoegen van duidelijk en actueel kaartmateriaal aangewezen.

14 In de startnota zelf kan de beschrijving van het project beperkt worden tot

hoofdlijnen. Methodologisch zal echter het project zo gedetailleerd mogelijkbekend moeten zijn : (a) voor het opstellen van een ingreep-effectschema, (b)voor het bepalen van alternatieven en (c) voor het evalueren van degegevensoverdracht (project � disciplines).

Page 191: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten182

6 HET OPSTELLEN VAN EEN MER

6.1 Inleiding

In paragraaf 3.4.1 tot en met paragraaf 3.4.10 zijn de methodologische aspecten voor het opstellen van eenMER uitgelegd. In dit hoofdstuk 'Het opstellen van een MER' wordt een algemene inhoudsopgave van eenMER - zowel voor hinderlijke inrichtingen als voor infrastructurele projecten - gegeven, waarna concreteadviezen gegeven worden voor het opstellen van een milieueffectrapport.

6.2 De inhoud van een MER

De inhoud van een milieueffectrapport voor infrastructuurwerken/hinderlijke inrichtingen bestaat uitvolgende hoofdstukken (zie tabel 6.1) :

Tabel 6.1 :De inhoud van een MER

Voorwoord (korte toelichting van de stappen in het m.e.r.-proces)Leeswijzer (toelichting bij wat er in het MER staat)Inhoudsopgave (met nummering van kaarten, figuren en bijlagen)

Niet-technische samenvatting

1 Inleiding- voornemen, doel en noodzaak van het project- toetsing aan de m.e.r.-plicht

2 Ruimtelijke, administratieve, juridische en beleidsmatige situering van het project- ruimtelijke situering : afbakening projectgebied- administratieve voorgeschiedenis- juridische randvoorwaarden project/projectgebied en beleidskader

3 Milieuverantwoording of resultaten van eventueel uitgevoerde voorstudies

4 Projectbeschrijving

5 Ingreep-effectanalyse

15 De voorgestelde inhoudstafel van een MER is slechts een voorbeeld. De inhoudstafel

van een MER kan aangepast worden naargelang de kenmerken van het m.e.r.-plichtigeproject en de te bespreken onderwerpen.

Page 192: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

183

6 Alternatieven

7 Methodologie

8 Afbakening van het studiegebied, Referentiesituatie en ontwikkelingsscenario'sbeschrijving en beoordeling (per discipline)(a) de technische disciplines

- geluid en trillingen- lucht- licht, warmte en straling- bodem- water

(b) de integrerende disciplines- mens-gezondheid- fauna en flora- monumenten en landschappen- mens-ruimtelijke aspecten

9 Geplande situatie en milderende maatregelenbeschrijving en beoordeling (per discipline)

10 Maatregelen voor postevaluatie : opstellen van controle(meet)programma's voorgegevensopvolging en effectevaluatie (facultatief)

11 Gewestgrens- en grensoverschrijdende milieueffecten

12 Leemten in de kennis

13 Integratie en eindsynthese

14 Literatuur15 Verklarende woordenlijst

Bijlagen

Het hoofdstuk ingreep-effectanalyse wordt verder opgesplitst naar :- analyse van de deelingrepen;- controlelijst op basis van de deelingrepen;- netwerkschema's voor de integrerende disciplines & aanduiding van gegevensoverdracht.

Alternatieven kunnen betrekking hebben op verschillende niveaus :- locatieniveau;- tracéniveau;- uitvoeringsniveau.

Page 193: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten184

De methodologie, die specifiek is per m.e.r.-project omvat volgende onderdelen :- milieuknelpunten en aandachtsgebieden;- interdisciplinaire methodologie :

* criteria;* effectuitdrukking;* effectbeoordeling;

- methodologie per discipline :* criteria;* effectuitdrukking;

Een projectbeschrijving kan uit volgende onderdelen bestaan :ingeval een hinderlijke inrichting :

- een beschrijving van de fysische kenmerken van het gehele proces en de eisen met betrekking tot hetgebruik van grond en terrein;

- een beschrijving van de voornaamste kenmerken van de productieprocessen (b.v. aard enhoeveelheid van de gebruikte materialen);

- een prognose van de aard en hoeveelheid van de verwachte residuen en emissies;;- bouw/aanlegfase; gebruiks/exploitatiefase; onderhoudsfase; nabestemmingsfase; afbraakfase;- tewerkstellingsrapport, de voorziene investering en in voorkomend geval de aard en de hoeveelheid

van de geproduceerde goederen;- veiligheid en calamiteiten.

ingeval een infrastructuurproject :- constructiewijze;- transportwijze van materiaal, overzicht van grondtekort en grondoverschot;- lengte en dwarsprofielen;- bouw/aanlegfase; gebruiks/exploitatiefase; onderhoudsfase; nabestemmingsfase; afbraakfase;- tewerkstellingsrapport, de voorziene investering en in voorkomend geval de aard en de hoeveelheid

van de geproduceerde goederen;- veiligheid en calamiteiten.

De milderende maatregelen kunnen op verschillende manieren beschreven worden :- per discipline;- interdisciplinair;- chronologisch per fase.

Bij de beschrijving van de milderende maatregelen wordt eveneens aandacht besteed aan :- de detectie van knelpunten en het voorstellen van oplossingen;- de beoordeling van de geplande situatie met milderende maatregelen.

Page 194: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

185

In het hoofdstuk leemten in kennis worden volgende elementen aangeduid :- de categorie leemte;- welke milieucomponent;- de negatieve gevolgen van de leemte;- voorgestelde oplossingen.

Page 195: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten186

6.3 Richtlijnen voor het opstellen van een goed MER

(naar : Anon., 1994d, Naar een beter toegankelijk MER : tien praktische tips, Adviezen voor eengebruiksvriendelijke presentatie van milieueffectrapporten over infrastructurele projecten, Rijkswaterstaat,Dienst Weg- en Waterbouwkunde)

Een MER moet de gebruikers van het document de mogelijkheid bieden zich een oordeel te kunnenvormen over de milieugevolgen van een voorgenomen activiteit. Om deze functie te kunnen vervullen ishet enerzijds nodig dat de informatie volledig en objectief is en anderzijds dat de informatie goedgepresenteerd wordt. De gebruikers van een MER moeten immers op een efficiënte manier de gewensteinformatie in het MER kunnen terugvinden en verwerken.Gebruikers van een MER hebben meestal geen tijd om een rapport van a tot z uit te pluizen en gaan vaakselectief te werk : enkel de onderdelen die ze belangrijk vinden worden gelezen.

De structuur van het MER is vastgelegd door de hierboven beschreven hoofdstukken indeling.Nochtans kan door het aanhouden van de structuur het MER overgeschematiseerd of overgestructureerdworden. Dit kan enerzijds opgelost worden door hoofdstukken die van bepaalde m.e.r.-plichtigeactiviteiten niet moeten ingevuld worden niet op te nemen of door een aantal hoofdstukken te groeperen. Veel zal afhangen van de redactionele vaardigheden van de coördinator om het MER tot een leesbaargeheel af te werken.

De eerste vier hoofdstukken bevatten de inleiding en alle onderdelen met betrekking tot deprojectomschrijving.

Hoofdstukken 5 (ingreep-effectanalyse) en 6 (alternatieven) zijn overgenomen van de startnota enomvatten de aanduiding van ingreep-effectrelaties en het zoekproces naar alternatieven.Hoofdstuk 7 beschrijft de specifieke methodologie die per discipline gevolgd is voor dit MER.Hoofdstukken 8 tot en met 11 vormen de kern van het MER en beschrijven de te verwachtenmilieueffecten en de oplossingen.

In hoofdstuk 13 wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste milieueffecten en hun oplossingen, vande afweging van de alternatieven en zal het globale interdisciplinaire effect van de voorgenomen activiteitbepaald worden.Tot slot worden specifieke termen verklaard en een literatuur of referentielijst toegevoegd.

Niet alleen de structuur van een MER is belangrijk, tevens de opzet, onderlinge afstemming en presentatievan de hoofdstukken bepaalt het efficiënte gebruik van een MER.Volgende concrete adviezen worden gegeven :

Page 196: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

187

- de niet technische samenvatting :* een eerste advies is dat een niet technische samenvatting in een heldere en "vulgariserende" taal

moet geschreven zijn, zodanig dat ook niet specialisten (geïnteresseerde burgers) het MERkunnen begrijpen. Het zal nodig zijn vaktermen te verklaren, kort uiteen te zetten wat het doel vanm.e.r. is en hoe de m.e.r.procedure in elkaar steekt;

* een tweede advies is dat de informatie in de niet-technische samenvatting juist is en dat er geennieuwe informatie aan toegevoegd is : alle informatie moet in het MER terug te vinden zijn;

* een derde advies is dat een niet-technische samenvatting zo moet geschreven worden dat dezezelfstandig kan gelezen en begrepen worden; verwijzingen naar onderdelen van de tekst moetendaarom achterwege blijven. Het is niet noodzakelijk in de niet technische samenvatting destructuur van het MER aan te houden. Het gebruik van overzichtstabellen of matrices om debelangrijkste conclusies te onderstrepen wordt aanbevolen.

- vaktermen :* een eerste advies is dat alle vaktermen (ook de projecteigen vaktermen en afkortingen) moeten

verklaard worden in een begrippenlijst. De begrippenlijst kan enerzijds alfabetisch gerangschiktworden of anderzijds per onderwerp : per discipline en algemene m.e.r.-vaktermen;

* een tweede advies is het consequent gebruikt van vaktermen (hetzelfde altijd met een zelfde vaktermaanduiden);

* een derde advies is de interdisciplinaire afstemming van vaktermen op elkaar.

- leeswijzer :* een eerste advies is de aankondiging van de opbouw van de tekst in een leeswijzer. Een leeswijzer

moet meer informatie bieden dan een inhoudsopgave. Per onderwerp kan aangeduid worden watde cruciale informatie is;

* een tweede advies is de aanduiding in een leeswijzer van wat de te volgen leesstrategie is, wat deplaats is van belangrijke informatie en wat de functie is van tekstonderdelen.

- inhoudstafel :* een eerste advies is dat de hiërarchie van een inhoudstafel tot uiting komt door paragrafen en

subparagrafen te laten inspringen;* een tweede advies is het beperken van het aantal niveaus van de paragrafen : meer dan drie

paragraafniveaus maakt de structuur van het MER onoverzichtelijk;* een derde advies is het beperken van een inhoudstafel tot maximaal vier pagina's : indien de

inhoudstafel te veel bladzijden beslaat is het moeilijk een snel overzicht te verkrijgen van hetrapport.

- stijl en lay-out :* een eerste advies is dat de vormgeving van het rapport functioneel moet zijn : cursiveringen,

Page 197: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten188

onderstrepingen en vette lettertypen moeten goed gedoseerd gebruikt worden en met steeds eenzelfde doel. Het type van layout moet afgestemd zijn op de bedoelde werking. Het overmatiggebruik van verschillende lay-out vormen zal zijn doel missen;

* een tweede advies is in voet- of kopteksten het hoofdstuk nummer en de titel aan te duiden : ditvergemakkelijkt zoekwerk doorheen het MER;

* een derde advies is het gebruik van een helder en objectief taalgebruik;* een vierde advies is het vermijden van teksten met een andere bladspiegel;* een vijfde advies is het duidelijk herkenbaar maken dat het rapport een MER betreft, zodanig dat het

duidelijk te onderscheiden is van andere documenten of nota's;* een zesde advies is het beperken van de omvang van het MER en het indienen van een "recto verso"

copie.

- vormgeving :* een eerste advies is het maken van een duidelijk onderscheid tussen hoofdzaken en bijzaken : de

inhoud van een milieueffectrapport moet gericht zijn op de gebruikersgroepen ( de besluitvormer, deinitiatiefnemer en de geïnteresseerde burger);

* een tweede advies is het beginnen van elk hoofdstuk met een korte samenvatting van de hoofdlijnen :door de conclusies vooraan in het hoofdstuk op te nemen - in plaats van zoals gebruikelijk achteraan- zal de gebruiker van het MER, die het hoofdstuk openslaat direct de belangrijkste informatievoorgeschoteld krijgen;

* een derde advies is het weergeven van de conclusies van elk hoofdstuk in een tabel of schema :conclusies kunnen net als samenvattingen een hoofdstuk afsluiten : een samenvatting en eenconclusie hebben nochtans een andere functie : een samenvatting geeft de beknopte inhoud van hethoofdstuk weer, een conclusie is de uitkomst van een redenering. Een conclusie volgt meestal na eenargumentatie: dit betekent dat een gebruiker van het MER eerst het hele hoofdstuk moet lezenvooraleer hij de conclusie vindt. Om het MER efficiënter te lezen kan eerst een conclusiemeegedeeld worden, waarna de argumentatie volgt. Een geïnteresseerde lezer kan de argumentatielezen, is hij dat niet dan slaat hij de argumentatie over.

* een vierde advies is het respecteren van een zelfde volgorde van de te bespreken aspecten doorheenhet rapport : indien in het hoofdstuk "methodologie" effectgroepen, effectuitdrukkingen enbeoordelingscriteria worden toegelicht, moeten deze criteria in andere hoofdstukken in het MER(b.v. effectvoorspelling en -beoordeling) in dezelfde volgorde toegelicht worden. Eerst worden debelangrijke criteria toegelicht, nadien de minder belangrijke criteria. De besluitvormer moet immerskunnen oordelen over meer en minder belangrijke milieueffecten.

- het gebruik van kaarten, tabellen en figuren :* een eerste advies is het gebruik van goed en actueel kaartmateriaal : met specifieke aandacht voor de

Page 198: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

189

leesbaarheid, de juiste verwijzingen in de tekst, legenda, bijschriften van figuren en tabellen,bronvermelding...;

* een tweede advies is het opnemen van enkel die kaarten, tabellen en illustraties, die nodig zijn om detekst te verduidelijken;

* een derde advies is het vermijden van kaarten buiten formaat : kaarten of figuren kunnen best op A4formaat in het rapport opgenomen worden;

* een vierde advies is het opnemen van kaarten en figuren in de tekst : indien de teksten in bijlage zijnopgenomen vergt dit veel zoek- en bladerwerk. Indien er veel kaarten zijn, is een apartekaartenbundel (waarin dan ook de kaarten buiten formaat passen) aangewezen.

- het opnemen van bijlagen :* een eerste advies is het opnemen van technische gegevens, meet- en inventarisatiegegevens, richt- ,

grenswaarden en normen, administratieve en juridische documenten in bijlage. In bijlage kan tevensde startnota, verslagen van de (start- en ontwerpMER)vergaderingen, eventuele voorstudiesopgenomen worden;

* een tweede advies is dat bijlagen geen zaken mogen bevatten die de gebruiker regelmatig nodig heeft;* een derde advies is dat in de tekst duidelijk moet verwezen worden naar de bijlagen (correcte

nummering).

- inhoudelijke aspecten :* een eerste advies is het duidelijk aangeven van de reden van het opstellen van het MER (m.e.r.-plicht)

en het niveau van het MER;* een tweede advies is het hiërarchisch structureren van de juridische en/of beleidsmatige

randvoorwaarden naar belangrijkheid : enkel die wetten/decreten/uitvoeringsbesluiten ofbeleidsnota's die relevant zijn voor het MER dienen opgesomd te worden. Het louter opsommen vanrandvoorwaarden heeft weinig zin : bij elk besluit of beleidsnota' dient de reden vermeld te wordenwaarom het relevant is voor het project en het MER;

* een derde advies is het geven van een concrete en volledige projectbeschrijving, waarin per fase dedeelingrepen aangeduid worden : de projectbeschrijving moet eveneens afgestemd zijn opeffectvoorspelling : vermijd het beschrijven van effecten, waarvan de ingreep niet terug te vinden isin de projectbeschrijving;

* een derde advies is het afstemmen van de referentiesituatie op de geplande situatie : uitgebreidebeschrijvingen van gegevens die achteraf geen rol spelen bij de effectvoorspelling of -beoordelingverzwaren enkel het rapport;

* een vierde advies is bij de beoordeling van de effecten dat de link met de beoordelingscriteriatransparant moet zijn; vermijd en zoek- en puzzelwerk. Effecten worden beoordeeld aan de handvan een aantal criteria, juist deze criteria ontbreken dikwijls in een MER, zodanig dat onduidelijkwordt waarom een effect nu juist ernstig of zeer ernstig is. Of nog, de criteria worden welbeschreven, maar er wordt een globale beoordeling toegekend, zodanig dat de waarde van debeoordelingscriteria niet duidelijk is;

Page 199: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten190

* een vijfde advies is het aanduiden van het relatieve belang van elke discipline en de effecten voor hetMER; immers niet alle effecten zijn even belangrijk voor een welbepaalde activiteit;

* een zesde advies is het aangeven van de efficiëntie en doelmatigheid van een milderende maatregel(indien gekend) en het aangeven van de graad van mildering ten opzichte van het effect : hoeconcreter een milderende maatregel, hoe gemakkelijker het is voor een initiatiefnemer deze te latenuitvoeren door een aannemer. Indien de doelmatigheid van een milderende maatregel niet gekend is,kan voorgesteld worden deze maatregelen op te nemen in een postevaluatieprogramma;

* een zevende advies is het aanduiden van ontbrekende gegevens, onzekerheden in effectvoorspelling ende relevantie voor de besluitvorming in het hoofdstuk 'leemten in de kennis'. In dit hoofdstuk kantevens aangeduid worden wat het belang is van een postevaluatiestudie met betrekking tot onzekerenegatieve milieueffecten;

* een achtste advies is het duidelijk maken in de eindsynthese welke milieueffecten efficiënt gemilderdkunnen worden, wat de leemten in de kennis zijn met betrekking tot de efficiëntie van eenmilderende maatregel en wat de residuele effecten zijn : de besluitvormer moet immers kunnenoordelen wat het residuele effect is als hij een aantal milderende maatregelen oplegt.

Page 200: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

191

7 KOSTENBEPALENDE ELEMENTEN VAN M.E.R.

(naar : Handleiding milieueffectrapportage, Ministerie VROM, 1994)

7.1 Inleiding

Voor een initiatiefnemer, die verantwoordelijk is voor het opstellen van een MER en een startnota, lijkt hetdoorlopen van een m.e.r.-proces een tijdrovende, ingewikkelde en prijzige aangelegenheid. Zeker indienhet project reeds volledig ontworpen en voltooid is, lijkt het opstellen van een MER voor eeninitiatiefnemer een laatste hinderpaal voor een vergunningsaanvraag.Het doorlopen van een m.e.r.-proces neemt inderdaad tijd in beslag. Voor het opstellen van eenkennisgevingsdossier dient de initiatiefnemer een college van deskundigen samen te stellen. Hiervoor zalhij eventueel een offerte uitschrijven, reacties moet hij afwachten en uiteindelijk zal hij een groep MER-makers selecteren, die samen met de deskundigen van het eigen bedrijf het college van deskundigen vormt.Eens het proces gestart, wordt eerst een startnota opgesteld. Deze dient besproken te worden op eenstartvergadering. Na de startvergadering kunnen de MER-makers hun respectievelijke deelstudiesuitvoeren. Er wordt verschillende keren vergaderd, resultaten worden bijgestuurd en een ontwerpMERwordt opgesteld. Het ontwerpMER wordt besproken op een vergadering, het MER zal eventueel aangepastmoeten worden en een definitieve versie wordt ingediend. Na dertig kalenderdagen is het MER danconform verklaard.

De prijs van een MER wordt vastgelegd in de voorfase, op het moment dat een initiatiefnemer MER-makers selecteert voor het college van deskundigen en een financiële verbintenis met hen aangaat. Deprijsverschillen in een offerte voor een MER worden bepaald door :- het tijdsbudget dat de deskundigen voorzien;- de diepgang;- het al dan niet uitvoeren van veldonderzoek;- het gebruik van bepaalde effectvoorspellingsmodellen;- cartografische weergave;- de kwaliteit.

Een initiatiefnemer zal bij de selectie van een offerte een balans moeten maken tussen financiële aspecten,tijdsaspecten en kwalitatieve aspecten. Kwaliteit is een belangrijke factor bij de prijsvorming rond MER. Een goed MER zal immers het m.e.r.-proces sneller doorlopen. De te leveren kwaliteit is dan ook hetcriterium bij uitstek om offertes te beoordelen. In paragraaf 3.2.2 worden criteria opgesomd voor hetbeoordelen van offertes.

Veldwerk (b.v. voor de discipline water) zal nodig zijn voor de betrouwbaarheid van de inputgegevens vaneffectvoorspellingsmodellen. Een initiatiefnemer zal bij de keuze van een MER-deskundige specifiek

Page 201: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten192

aandacht moeten besteden aan het feit of de inputgegevens aannamen zijn of in het veld/laboratoriumbepaalde parameters. Dit zal uiteraard een weerslag hebben op de prijs van het uitgevoerd onderzoek.

Elementen die de kosten van milieueffectrapportage bepalen kunnen in vier grote groepen ingedeeldworden :

(1) organisatorische aspecten : hebben betrekking op de samenstelling van het college van deskundigen;

(2) tijdsaspecten : hebben enerzijds betrekking op het tijdsverloop van het m.e.r.-proces en daarbijaansluitend de vergunningsprocedure en anderzijds op de effectieve tijdsbesteding aan het opstellenvan een MER;

(3) inhoudelijke aspecten : hebben betrekking op kosten gekoppeld aan het gebruik van specifiekemodellen, uitvoeren van veldinventarisaties, diepgang,...;

(4) kwalitatieve aspecten : hebben betrekking op de ervaring van MER-deskundigen en de kwaliteit vanhet MER.

Door het kiezen van een efficiënte werkwijze kan het doorlopen van het m.e.r.-proces meerwaardeopleveren aan het project. De tijd die benut is voor het opstellen van een MER, kan immers tot betereplanvorming leiden, tot milieuvriendelijkere ingrepen en activiteiten en de vergunningsprocedure soepelerlaten verlopen. In die optiek moeten de tijdspanne en het budget dat gespendeerd wordt aan m.e.r.afgewogen worden ten opzichte van de voordelen die het instrument biedt.

7.2 Organisatorische aspecten

De kostenbepalende elementen in de organisatie van een MER zijn de in te zetten mankracht voor hetopstellen van een startnota en een milieueffectrapport. De initiatiefnemer zal een college van deskundigensamenstellen, met wie hij een financiële verbintenis aangaat voor het uitvoeren van een welbepaaldeopdracht. De opdracht wordt in samenspraak met de deskundigen vastgelegd door een offerte en eencontract. Het is evident dat een ruimer college van deskundigen hogere kosten met zich zal meebrengendan een beperkt college.

Het aantal disciplines dat in een MER aan bod zal komen is afhankelijk van :- aard van de voorgenomen activiteit;- de localisatie van de voorgenomen activiteit;- de te verwachten milieueffecten.

Page 202: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

193

De kosten gekoppeld aan organisatorische aspecten van m.e.r. kunnen beheerst worden door het opstellenvan een goede organisatiestructuur tijdens de voorfase. Het opstellen van een organisatiestructuur houdt indat binnen het college van deskundigen duidelijk wordt gemaakt welke personen met welke taken belastzijn. Binnen de structuur kunnen twee coördinatoren aangeduid worden; één die de coördinatie van hetMER en de startnota op zich neemt en één binnen het bedrijf zelf, die vooral instaat voor de coördinatievan informatie-uitwisseling omtrent de voorgenomen activiteit.

Het opstellen van een organisatiestructuur heeft volgende voordelen :- de taakverdeling tussen de deskundigen is duidelijk vastgelegd;- informatieuitwisseling en -doorstroming gebeurt efficiënt.

De initiatiefnemer en het college van deskundigen moeten eveneens duidelijke afspraken maken omtrentde middelenverbintenis. MER-makers worden vaak door een opdrachtgever enkel uitbetaald voorgeleverde prestaties nadat het MER conform is verklaard (of bij het indienen van een definitief MER).Indien het ontwerpMER niet voldoet aan de kwaliteitseisen gesteld door de administratie kan dit aanleidinggeven tot meerkosten, die ten laste zijn van de initiatiefnemer of een MER-maker. Dit kan tot spanningenleiden tussen de verschillende betrokken partijen.

VOORBEELDEN

De volgende voorbeelden schetsen situaties, waarin bijkomend werk niet werd voorzien.

� Indien de initiatiefnemer niet voldoende of niet tijdig informatie omtrent de emissies van zijnproject meedeelt aan het college van deskundigen, kunnen effectvoorspellingen niet accuraatgebeuren, en zal de administratie het MER niet conform verklaren. Meerwerk zal achterafnodig zijn.

� Indien de administratie bijkomende inhoudseisen stelt tijdens een startvergadering, die nietvoorzien zijn in de overeenkomst tussen de initiatiefnemer en MER-maker zal meerwerknodig zijn.

Voorgesteld wordt dat het vastleggen van de prijs voor het opstellen van een MER en voor het opstellenvan een startnota afzonderlijk gebeurt. Zo kan optimaal rekening gehouden worden met de inhoudseisengesteld door de administratie tijdens de startvergadering en wordt de kans op niet begroot meerwerkgeminimaliseerd.

In de overeenkomst tussen de MER-maker (erkende deskundige) en de initiatiefnemer voor het opstellenvan een startnota kan een richtprijs opgenomen zijn voor het MER, in afwachting dat de definitieve inhoudis vastgelegd in de richtlijnen.

Page 203: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten194

Eventueel kan in de overeenkomst tussen de MER-maker en de initiatiefnemer een clausule opgenomenworden, waarin voorzien wordt het contract aan te passen indien tijdens het m.e.r.-proces alternatievenvoorgesteld worden ter bestudering in het MER.

Het opstellen van een startnota omvat volgende organisatorische taken :

� door de initiatiefnemer :- het opstellen van een projectomschrijving;- projectconfrontatie met juridische en beleidsmatige voorwaarden;- administratieve voorgeschiedenis;

� door de coördinator :- kennismaking met de projectsite (veldbezoek);- toetsen van het project aan beleidsmatige en juridische randvoorwaarden;- bepalen van de betrokken disciplines;- opstellen van ingreep-effectschema's;- bepalen van de interdisciplinaire methodologie;- bepalen van de projectgrenzen en informatiedoorstroming;

� door de MER-makers per discipline :- kennismaking met projectsite (veldbezoek);- bronnenverzameling in functie van de startnota;- bepalen specifieke reikwijdte van de discipline;- afbakening studiegebied;- identificeren van aandachtspunten en aandachtsgebieden (veldbezoek, eventuele enquêtes);- bepalen van de intradisciplinaire methodologie;- voorstellen van alternatieven;

� door de coördinator :- selectie van alternatieven en toetsing aan de doelstellingen van het project (in overleg met de

initiatiefnemer);- opstellen van een tijdsschema;- de redactie van de startnota;

� overleg :- voorstelling door de initiatiefnemer van de voorgenomen activiteit;- intern overleg tussen MER-makers over interdisciplinaire methodologie;- intern overleg tussen MER-makers over alternatieven, referentiesituatie, ontwikkelingsscenario's;- intern overleg tussen MER-makers over de evaluatie van gegevensoverdracht;- intern overleg tussen MER-makers over het afstemmen van het tijdsschema;

Page 204: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

195

- bespreking tussen MER-makers en initiatiefnemer over inhoud startnota;� door initiatiefnemer, coördinator, MER-makers en administratie:

- startvergadering met administratie.

Het opstellen van een MER omvat volgende organisatorische taken :

� door de MER-makers per discipline :- inzamelen van basisgegevens;- uitvoeren van veldinventarisaties;- beschrijving van de referentiesituatie(s);- beschrijving van de geplande situatie : effectvoorspelling;- bepaling van het globaal milieueffect;- beoordeling van de effecten, afweging van alternatieven;- voorstellen van milderende maatregelen en postevaluatie;- beschrijving en beoordeling van de leemten in de kennis.

� door de coördinator :- afweging van door MER-makers voorgestelde milderende maatregelen;- interdisciplinaire afweging van alternatieven als hulpmiddel voor de besluitvorming (multicriteria

analyse);- opstellen integratie en eindsynthese- de redactie van het MER en de NTS.

� door de initiatiefnemer :- opstellen projectbeschrijving : leveren van vereiste en concrete informatie;- toetsen van milderende maatregelen aan technische haalbaarheid;

� overleg :- intern overleg tussen de MER-makers omtrent het afstemmen van het m.e.r.-proces op de

milieueffectbeoordeling;- intern overleg tussen MER-makers over gegevensoverdracht;- intern overleg tussen MER-makers over effectbeoordeling en presentatie resultaten;- intern overleg tussen MER-makers over milderende maatregelen;- bespreking tussen MER-makers en initiatiefnemer over haalbaarheid milderende maatregelen;- bespreking tussen MER-makers en initiatiefnemer over inhoud MER;

� door initiatiefnemer, coördinator, MER-makers en administratie:- bespreking haalbaarheid milderende maatregelen;- bespreking gevolgen van leemten in de kennis;- één of meer 'ontwerp'besprekingen met de administratie.

Page 205: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

197

7.3 Tijdsaspecten

Voor het doorlopen van een m.e.r.-proces zijn geen wettelijke termijnen vastgelegd. De initiatiefnemer kanzelf bepalen hoeveel tijd hij wil nemen voor het opstellen van een startnota en het milieueffectrapport. Dewettelijke voorziene termijnen hebben betrekking op het goedkeuren van het college van deskundigen doorde administratie en op de conformiteitsverklaring.

De kostenbepalende elementen gekoppeld aan tijd hebben enerzijds betrekking op de termijn nodig voorhet doorlopen van het m.e.r-proces en anderzijds op de effectieve tijdsbesteding voor het opstellen van eenstartnota en milieueffectrapport.

De termijnen voor het opstellen van een startnota en een milieueffectrapport worden bepaald door dedisciplines, die aan bod komen en door de coördinatie. De kostenbepalende elementen van een MER ofstartnota in relatie met tijd zijn :- het uitvoeren van de deelonderzoeken;- overleg;- redactionele aspecten.

Het kostenbepalende element bij uitstek is de tijd die gespendeerd wordt aan het uitvoeren vanveldinventarisaties in functie van effectvoorspelling. Veldwerk is immers nodig om betrouwbare enverifieerbare parameters te bepalen als inputgegevens voor effectvoorspellingsmodellen. De tijdsaspectenhebben betrekking op :- bepaalde onderzoeken dienen parameters te bepalen verspreid over een langere tijdsperiode, b.v. over

verschillende seizoenen;- bepaalde onderzoeken kunnen slechts gebeuren in een welbepaald seizoen;- bepaalde onderzoeken in een integrerende discipline kunnen slechts gebeuren nadat de technische

disciplines hun onderzoek hebben uitgevoerd.

Page 206: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten198

Tabel 7.1 :Overzicht van de tijdspanne van de verschillende stappen in het m.e.r.-proces

stappen in het m.e.r.-proces tijdspanne

voorfase

opstellen voorstudies tijdsduur onbepaald

samenstellen college van deskundigen tijdsduur onbepaald

opstellen kennisgeving tijdsduur onbepaald

vooroverlegfase

beoordeling kennisgeving door administratie maximaal 10 werkdagen of 30kalenderdagen na indienen kennisgeving

opstellen startnota tijdsduur onbepaald

bespreking startnota minimaal 14 kalenderdagen tussen indienenvan de startnota en houden van eenstartvergadering (cel m.e.r.)

uitvoeringsfase

opstellen ontwerpMER tijdsduur onbepaald

bespreking ontwerpMER minimaal 21 kalenderdagen tussen indienenvan ontwerpMER en houden van een'ontwerptekst'vergadering(cel m.e.r.)

opstellen definitief MER tijdsduur onbepaald

beoordelingsfase

toekennen conformiteitscode 30 kalenderdagen voor toekennenconformiteitscode na indienen definitiefMER

Bij het doorlopen van het m.e.r-proces moet de tijd nodig voor afspraken, overleg, vergaderingen enbijsturingen niet onderschat worden. Ook de tijd nodig voor de redactie van het uiteindelijke MER magniet onderschat worden.

Page 207: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

199

De kosten gekoppeld aan tijdsaspecten kunnen beheerst worden door het opstellen van een goedwerkschema bij de start van de vooroverlegfase en de uitvoeringsfase. Goede werkafspraken tussen deMER-makers kunnen vertragingen voorkomen.Bij het opstellen van een werkschema moet rekening gehouden worden met het feit dat tijdens de duur vanhet m.e.r.-proces de MER-makers niet aanhoudend werken. De deelonderzoeken worden nietaaneensluitend uitgevoerd, maar worden gespreid over een langere tijdsperiode afhankelijk van devordering van het m.e.r.-proces. De coördinator heeft als taak te bepalen wanneer welk deelonderzoek moet starten, hoe dedeelonderzoeken op elkaar afgestemd worden, wanneer resultaten ingediend worden en wanneer overlegnodig is.

7.4 Inhoudelijke aspecten

De kostenbepalende elementen in relatie tot de inhoudelijke aspecten van een milieueffectrapport hebbenbetrekking op kosten gekoppeld aan :- uitvoeren van veldwerk;- uitvoeren van observaties en enquêtes;- gebruik van specifieke meetapparatuur;- uitvoeren van labo-analyses;- het verwerken van veldgegevens/labogegevens ter voorbereiding van effectvoorspelling;- computeranalyses (modelleringen);- verzamelen van basisgegevens;- cartografische weergave;- copies en reproductie.

Het uitvoeren van veldwerk is duur, niet alleen de tijd of het aantal in te zetten mankracht zijn dekostenbepalende factoren, ook het in te zetten materieel, het transport en het gebruik van het materieel terplaatse is duur. De tijd die gespendeerd wordt aan veldwerk is afhankelijk van de invloedssfeer van deeffecten, de grootte van het studiegebied en de te onderzoeken aspecten, de ligging van en het aantalstaalnamepunten, en de duur van onderzoek per staalnamepunt. Indien b.v. verkeersintensiteiten moetenbepaald worden, zal op een aantal plaatsen (meestal langs hoofdwegen) gedurende een continue periodevan 12u moeten geteld worden. Ook het verwerken van veld- of labogegevens tot invoergegevens vaneffectvoorspellingsmodellen neemt tijd in beslag. Dit geldt ook voor het verzamelen en interpreteren vanbestaande basisgegevens. Indien veel basisgegevens ter beschikking zijn, zodanig dat veldwerk niet nodigis of tot een minimum kan beperkt worden zullen de kosten van een MER verminderen. Het verzamelenvan bestaande basisgegevens vergt inspanning in de zin van zoekwerk en vergt tijd tot de informatieverstrekt is (gevraagde gegevens kunnen niet altijd direct geleverd worden).Het verzamelen van basisgegevens kan anderzijds ook duur zijn, omwille van het feit dat voor het

Page 208: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten200

verkrijgen van basisgegevens veel moet betaald worden. Een algemene trend is dat milieuverenigingenkosten aanrekenen voor het leveren van basisgegevens aan een MER-maker.

De kosten van een MER kunnen ook oplopen indien kaarten van buitengewoon formaat en in kleur moetenvermenigvuldigd worden. Dit zal b.v. het geval zijn bij MERen voor landinrichting ofruilverkavelingsprojecten.

7.5 Kwalitatieve aspecten

Voor de rol van de kwalitatieve aspecten van MER als kostenbepalend element wordt verwezen naarhoofdstuk 8 'Kwaliteitscontrole'.

7.6 Kosten voor de initiatiefnemer

De kosten die een initiatiefnemer maakt, hangen samen met het opstellen van een startnota en eenmilieueffectrapport. De kosten die gemaakt worden in het kader van de m.e.r. mogen niet los gezienworden van de opbrengsten door een betere planvorming. De kosten voor het laten opstellen van een MERzijn goed besteed indien de kwaliteit van het project daardoor vergroot. Daartoe moet de initiatiefnemervoldoende tijd en middelen ter beschikking stellen van de MER-makers om een goed milieueffectrapportop te stellen. Een goed MER houdt in dat de juiste milieu-informatie overzichtelijk wordt verstrekt om hetmilieubelang volwaardig te betrekken in de besluitvorming.

Voor de initiatiefnemer is er geen tegemoetkoming in de kosten die hij maakt bij het toepassen vanmilieueffectrapportage. De kosten worden beschouwd als onderdeel van de planontwikkeling en zijn vooreigen rekening. Het is niet aan te geven hoeveel extra kosten het opstellen van een MER en startnota metzich meebrengt. De kosten zijn afhankelijk van de omvang en ligging van het project en van de reikwijdtevan de m.e.r.

Er wordt voorgesteld dat een contract tussen een initiatiefnemer en een college van deskundigen bestaat uittwee delen :- een contract voor het opstellen van een startnota;- een contract voor het opstellen van een MER, met specifieke vermelding dat de MER-studie pas een

aanvang kan nemen indien de projectgegevens door de initiatiefnemer geleverd worden.

Page 209: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

201

8 KWALITEITSCONTROLE

(bronnen : van de Gronden et al., 1994, Kwaliteit milieueffectrapport, meten, maken en bewaken, rapportnr. 46, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; Anon., 1994e, Checklistfor the review of environmental information submitted under EIA procedures, Environmental ResourceManagment, CEC DGXI; N. Lee & R. Colley, 1992, Reviewing the quality of environmental statements,EIA Centre, University of Manchester, Occasional paper number 24)

8.1 Inleiding

De beoordeling van een milieueffectrapport gebeurt in de derde fase, meer bepaald na het indienen van hetontwerpMER. Het ontwerpMER wordt door de bevoegde administratie en de ambtenaren-deskundigenbeoordeelt naar kwaliteit, inhoud en objectiviteit.

Kwaliteitsbeoordeling kan betrekking hebben op :(1) de evaluatie van het proces; en(2) de evaluatie van het MER zelf.

Het is onbetwistbaar dat de kwaliteit van een MER in belangrijke mate bepaald wordt door het proces dateen milieueffectrapport tot stand brengt. Kwaliteitsbeoordeling dient bijgevolg aandacht te besteden aanzowel proces-evaluatie als rapport-evaluatie.

Kwaliteitsbeoordeling van het m.e.r.-proces houdt in dat de bevoegde administratie toetst hoe deverschillende fasen in het proces verlopen zijn en hoe het MER tot stand is gekomen. De administratie kanaandacht schenken aan volgende punten :

- samenstelling van het college van deskundigen :* zijn er veranderingen geweest in de samenstelling van het college van deskundigen ?* heeft de MER-deskundige de teksten zelf opgesteld ?* zijn de externe MER-deskundigen onafhankelijk gebleven ?* is de objectiviteit van de interne deskundigen gewaarborgd ?

- voorgenomen activiteit :* zijn er projectaanpassingen gebeurd tijdens het m.e.r.-proces ?* is er informatie, nodig voor het MER, die de initiatiefnemer niet wenst mee te delen of laattijdig

meedeelt zodat effectvoorspellingen niet accuraat konden gebeuren ?* heeft de initiatiefnemer reeds stappen ondernomen voor het bekomen van een bouw en/of

milieuvergunning ?

Page 210: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten202

-coördinatie :* hoe is het overleg tussen de externe deskundigen en de initiatiefnemer verlopen ?* hoe is de coördinator omgegaan met knelpunten en conflicten ?* hoe heeft de coördinator de verschillende disciplines op elkaar kunnen afstemmen ?

Kwaliteitsbeoordeling van MERen houdt in eerste instantie in dat de administratie het MER toetst aan dewettelijke vereisten van een MER. De minimum-informatie die in een MER moet opgenomen zijn, isgespecificeerd in bijlage 3 van de EG-richtlijn en in hoofdstuk III van het Besluit van de Vlaamse regeringvan 23 maart 1989.

In de wettelijke regeling wordt géén inhoud gegeven aan het conformiteitsonderzoek; een MER kanconform verklaard worden, indien (1) het MER opgesteld is conform de bepalingen van het besluit en (2)de vereiste informatie volledig verstrekt is in het MER op basis van de summiere omschrijving enruimtelijke situering van het voorgenomen project. De enige wettelijke eis over de inhoud van een milieueffectrapport is de volledigheid van informatie.In het informele m.e.r.-proces zullen startnota en verslag van de startvergadering (beide zijn de richtlijnen)een hulpmiddel vormen om de kwaliteit van een MER te toetsen.

Kwaliteit kan omschreven worden als :hoedanigheid, bepaling van stoffen en waren met betrekking tot het gebruik dat ervan gemaakt wordt.(naar van Dale, 1995, 12de druk in nieuwe spelling)

Uit deze definitie kan afgeleid worden dat de kwaliteit van een MER afhankelijk zal zijn van de gebruikersvan het milieueffectrapport. De verschillende gebruikers van een MER hebben andere doeleinden enstellen andere eisen inzake kwaliteit aan een MER. Elke gebruikersgroep zal specifieke kwaliteitscriteriahanteren. De gebruikersgroepen stellen hun kwaliteitseisen op verschillende tijdstippen.De gebruikers van een milieueffectrapport zijn : de initiatiefnemer, de MER-deskundigen, de bevoegdeadministratie en ambtenaren-deskundigen, de vergunningsverlenende en controlerende overheid, 'de'bevolking en milieugroeperingen.De bevoegde administratie (gelast met het conformiteitsonderzoek) zal in principe rekening moetenhouden met alle eisen gesteld door de verschillende gebruikersgroepen. De initiatiefnemer en de MER-deskundigen zijn rechtstreeks betrokken bij het m.e.r.-proces en het opstellen van het MER. In principehebben deze gebruikersgroepen de kans gehad hun kwaliteitseisen kenbaar te maken in het MER zelf. Devergunningsverlenende en controlerende overheid én de bevolking krijgen te maken met een MER datreeds conform verklaard is. Deze gebruikersgroepen moeten er vanuit gaan dat hun kwaliteitseisen in hetMER zijn opgenomen; het is dus aan de bevoegde administratie te anticiperen op de kwaliteitseisen gestelddoor de vergunningsverlenende en controlerende overheid en de bevolking. Indien informele inspraakwerd georganiseerd tijdens het m.e.r.-proces kan de bevoegde administratie rechtstreeks rekeninggehouden worden met de kwaliteitseisen van de bevolking.De bevoegde administratie zal de specifieke kwaliteitseisen moeten omzetten naar algemeen toepasbare

Page 211: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

203

kwaliteitscriteria om het begrip kwaliteit inhoud te geven. een 'goed' milieueffectrapport moet voldoen aanalle kwaliteitscriteria gesteld door de gebruikersgroepen.In tabel 8.1 wordt een overzicht gegeven van de gebruikersgroepen van MER en hun eisen.

Men kan stellen dat een goed milieueffectrapport :

de juiste milieu-informatie nodig om het milieubelang volwaardig in het besluit over de activiteit tebetrekken op een overzichtelijke wijze verstrekt.

Een MER zal goed zijn als de vergunningsverlenende overheid het MER heeft kunnen gebruiken in zijnadviesverlening en besluitvorming. Anderzijds zal een MER goed zijn indien de initiatiefnemer het MERna de besluitvorming nog heeft kunnen gebruiken als informatiebron, als naslagwerk, of om zijn project bijte sturen.

Tabel 8.1 :De verschillende gebruikersgroepen van MER en hun kwaliteitseisen

gebruikersgroep doeleinden kwaliteitseisen

initiatiefnemer een m.e.r.-proces dat snelverloopt

- duidelijke projectomschrijving- haalbare alternatieven en

milderende maatregelen

coördinator afleveren van een goedeindrapport bij deinitiatiefnemer en de bevoegdeadministratie

- verzorgde presentatie, structuuren lay-out

- leesbaarheid rapport- transparantie algemene

methodologie- juiste selectie alternatieven

MER-deskundigen methoden hanteren dieverifieerbare resultatenopleveren

- correcte beschrijving van dereferentiesituatie

- correcte effectvoorspelling en -beoordeling

bevoegde administratie toekennen conformiteitscode - volledigheid & objectiviteit vaninformatie

vergunningsverlenendeen controlerendeoverheid

hulpmiddel in debesluitvorming

- duidelijke besluitvorming- concrete milderende maatregelen- overzichtelijke afweging van

alternatieven

Page 212: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten204

gebruikersgroep doeleinden kwaliteitseisen- heldere niet technische

samenvatting

'de' bevolking enmilieugroeperingen

hulpmiddel tijdens hetopenbaar onderzoek voor hetindienen van mondelinge enschriftelijke opmerkingen ofbezwaren

- duidelijke besluitvorming m.b.t.effecten op lokaal niveau

- heldere niet technischesamenvatting

- disciplines 'mens-gezondheid','mens-ruimtelijke aspecten' en'fauna en flora'

Een initiatiefnemer verwacht dat het m.e.r.-proces zo snel mogelijk verloopt, en dat de tijd die gespendeerdwordt aan een MER zo kort mogelijk zal zijn. In de meeste gevallen wordt een MER als een verplichtinggezien en als een laatste hinderpaal voor het bekomen van een bouw en/of milieuvergunning. Eenmilieueffectrapport moet snel en zo goedkoop mogelijk opgesteld worden. Nochtans zullen initiatiefnemersdie reeds een m.e.r.-proces hebben doorlopen aan het MER meer waarde toekennen.Een initiatiefnemer zal interesse vertonen voor alternatieven en milderende maatregelen als ze technischeen vooral financieel haalbaar zijn.

Een coördinator heeft twee doeleinden : een rapport te leveren dat zowel de initiatiefnemer als debevoegde administratie 'goed' zal vinden. Een coördinator zal trachten een rapport op te stellen dat naarvorm, presentatie en leesbaarheid duidelijk is.Een coördinator speelt een belangrijke rol bij het verloop van het m.e.r.-proces. Het is de coördinator diein samenspraak met de MER-deskundigen aan het MER inhoud geeft (richtlijnen = startnota en verslagstartvergadering), knelpunten en aandachtsgebieden selecteert en alternatieven opspoort. Een coördinatorspeelt een cruciale rol bij de interdisciplinaire afweging van alternatieven.

Een MER-deskundige moet er over waken dat de methoden, die hij hanteert voor het voorspellen enbeoordelen van effecten betrouwbare en verifieerbare resultaten leveren. Een MER-deskundige zal vooralinteresse hebben in het gebruiken van correcte en doorzichtige effectvoorspellingstechnieken.

De bevoegde administratie heeft als doeleinde aan het MER een conformiteitscode toe te kennen. Naast detoetsing aan de wettelijke eisen en de inhoudelijke toetsing aan de hand van de opgestelde richtlijnen zalde bevoegde administratie oog moeten hebben voor methodologische aspecten, in het bijzonder : fouten ininventarisaties (basisgegevens), fouten door het verkeerd gebruik van een model, berekenings- encalibratiefouten, ... De bevoegde administratie zal hiervoor bijgestaan worden door ambtenaren-deskundigen. Het conformiteitsonderzoek zal gebeuren in functie van de gebruikers achteraf, meerbepaald de vergunningsverlenende en controlerende overheid en de bevolking. De bevoegde administratiezal zowel het MER zelf als het m.e.r.-proces beoordelen.

Page 213: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

205

De vergunningsverlenende en controlerende overheid wensen het MER te gebruiken als hulpmiddel in debesluitvorming omtrent het project. Deze gebruikersgroep zal vooral interesse hebben in de beoordelingvan effecten, de milderende maatregelen en de afweging van alternatieven. De vergunningsverlenende encontrolerende overheid moeten per discipline een duidelijk beeld krijgen van de schadelijkemilieugevolgen van de voorgenomen activiteit en de maatregelen die zijn voorgesteld om de negatievemilieueffecten te milderen of te verhelpen.

De bevolking heeft als doeleinde het MER te gebruiken als hulpmiddel voor het leveren van schriftelijkeen mondelinge opmerkingen en bezwaren op de voorgenomen activiteit (tijdens het openbaar onderzoek inde vergunningsprocedure). Deze gebruikersgroep zal vooral interesse hebben in de niet-technischesamenvatting, de beoordeling van effecten - in het bijzonder van de disciplines 'mens-gezondheid' en'mens-ruimtelijke aspecten' indien lokale ruimtelijke systemen beïnvloed worden. Milieugroeperingendaarentegen zullen vooral interesse hebben voor de disciplines 'fauna en flora' en 'monumenten,landschappen en materiële goederen in het algemeen' en zullen in het bijzonder aandacht schenken oflokale natuur- en landschappelijke waarden en monumenten al dan niet aangetast worden.

8.2 Methoden voor kwaliteitsonderzoek

Er bestaan verschillende methoden om kwaliteitscontrole van MERen uit te voeren. In tabel 8.2 wordt eenoverzicht gegeven van een aantal methoden om MERen te evalueren.

Ongeacht de wijze waarop kwaliteitscontrole uitgevoerd wordt, heeft het conformiteitsonderzoek volgendedoelstelling :

(a) volledigheid van de informatie :- is de geleverde informatie volledig overeenkomstig de wettelijke vereisten;- is de geleverde informatie volledig overeenkomstig de gestelde inhoudseisen van de startnota en het

verslag van de startvergadering (=richtlijnen).

(b) wetenschappelijke en technische juistheid van de informatie :- is de geleverde informatie juist geanalyseerd en weergegeven, in het bijzonder zijn de juiste

basisgegevens verzameld en correct geïnventariseerd, zijn de juiste effectvoorspellings- eneffectbeoordelingsmethoden gehanteerd;

- zijn de methoden uitgelegd, zijn de resultaten verifieerbaar;- zijn de beschreven milderende maatregelen technisch correct, concreet en uitvoerbaar;- worden relaties tussen milieucomponenten interdisciplinair behandeld.

Page 214: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten206

(c) objectiviteit van de informatie :- is de geleverde informatie feitelijk en onafhankelijk van de wenselijkheid de voorgenomen activiteit

uit te voeren.

(d) helderheid van de informatie :- is het MER duidelijk en overzichtelijk gestructureerd, zodanig dat 'iedereen' het rapport kan

begrijpen;- is het taalgebruik helder.

(e) bruikbaarheid van de informatie :- is de geleverde informatie geschikt voor het ondersteunen van het milieubelang in een beslissing (al

dan niet toekennen van een bouw en/of milieuvergunning) omtrent de voorgenomen activiteit;- is de geleverde informatie concreet genoeg om voorwaarden (b.v. milderende maatregelen) op te

nemen in de bouw en/of milieuvergunning.

Punt (b) wordt mede gegarandeerd door de erkenning van de competentie van de MER-deskundigen.

Tabel 8.2 :Overzicht van een aantal methoden voor kwaliteitscontrole

beoordelingsmethode omschrijving

oordeel van een deskundige Een deskundige (van de bevoegde administratie of eenambtenaar-deskundige) beoordeelt een MER op basis vande beschikbare kennis en toetst aan de wettelijke vereisteminimum-informatie.

gebruik van "beoordelingslijsten" Aan de hand van een controlelijst wordt een MERbeoordeeld en worden scores toegekend per criterium. Degemiddelde score voor alle criteria geeft een indruk van dekwaliteit van het rapport.

voorbeelden :(1) Norman Lee and Raymond Colley,Reviewing the quality of environmental statements,OP n� 24, second edition 1992, EIA Centre, Dep. of Planning andLandscape, University of Manchester

(2) Anon, 1994e, Review ChecklistEuropean Commission, Directorate General for Environment, NuclearSafety and Civil Protection

toetsen aan richtlijnen Aan de hand van de opgestelde richtlijnen (startnota

Page 215: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

207

beoordelingsmethode omschrijving+verslag van de startvergadering) kan nagegaan worden of:1. alle informatie vereist in de richtlijnen aanwezig is;2.de informatie correct behandeld is;3.de geleverde informatie het mogelijk maakt de

milieugevolgen van de voorgenomen project teverstaan en te evalueren;

4. er tekortkomingen zijn en supplementaire vragenmoeten gesteld worden;

(uit : Anon., 1994f, Background Information on the Conformity and QualityReview of the Environmental Impact Statement for the Proposed GreatWhale project, Great Whale Public Support Office, Canada)

Het gebruik van een beoordelingslijst kan als een hulpmiddel beschouwd worden om een eerste indruk teverkrijgen omtrent de kwalitatieve aspecten van een MER en heeft volgende doelstelling (Lee & Colley,1992) :

- de beoordelaar te voorzien van een kader waarbinnen de informatie kan geïnterpreteerd worden;- de beoordelaar in staat te stellen relatief snel de kwaliteit en volledigheid van de informatie te

evalueren;- de beoordelaar in staat te stellen een algemeen oordeel te vellen over de aanvaardbaarheid van het

MER als planningsdocument.

De beoordelingslijsten zijn meestal gestructureerd naar beoordelingsonderwerpen of inhoudseisen. Perbeoordelingsonderwerp komen een aantal evaluatiecriteria aan bod :In tabel 8.3 wordt een overzicht gegeven van de wettelijke minimumvereisten en beoordelingsonderwerpenvolgens de "Review Checklist" en "Environmental Statement Review Package" (Lee & Colley, 1992).

Page 216: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten208

Tabel 8.3 :Vergelijking van de beoordelingsonderwerpen voor twee beoordelingslijsten en de wettelijkeinhoudseisen

wettelijke inhoudseisen Environmental StatementReview Package

Review Checklist

1.beschrijving van het project 1.beschrijving van het project,het lokale milieu en debasisgegevens

1.beschrijving van het project

2. schets van de alternatieven 2. schets van de alternatieven

3.beschrijving van dewaarschijnlijk belangrijkemilieueffecten

3. beschrijving van hetmilieu (referentiesituatie)

4.beschrijving van dewaarschijnlijk significantemilieueffecten

2. identificatie en evaluatie vansleutelimpacten

4. beschrijving vaneffectmilderendemaatregelen

5.beschrijving van demilderende maatregelen

3. alternatieven en milderendemaatregelen

5. beschrijving van effecten

6.niet-technische samenvatting 6. niet-technischesamenvatting

7. leemten in de kennis 7. leemten in de kennis

8. organisatie en presentatievan resultaten

8. tewerkstellingsrapport

4.organisatie en presentatievan resultaten

Aan de evaluatiecriteria per beoordelingsonderwerp wordt een score toegekend, die uitdrukt wat derelevantie en volledigheid is van de informatie voor de besluitvorming. Door het sommeren van de scoreskan een indruk bekomen worden van de globale kwaliteit van het milieueffectrapport.

Page 217: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

209

Bij het toekennen van scores per evaluatiecriteria moeten minimum drie niveaus onderscheiden worden :

(1) volledig : de geleverde informatie is volledig en goed uitgevoerd en relevant voor de besluitvorming,bijkomende informatie is niet vereist.

(2) aanvaardbaar : de geleverde informatie is nagenoeg volledig en biedt voldoening, er zijn kleinetekortkomingen, maar de nalatigheden zijn niet van die aard dat de besluitvorming beïnvloed wordt.

(3) onvolledig : de geleverde informatie is onvolledig, er zijn belangrijke tekortkomingen, bijkomendeinformatie is vereist voor de besluitvorming.

De Environmental Review Package hanteert een beoordelingsschaal met symbolen die varieert tussen A(=Algemeen goed uitgevoerd) en F (=zeer onbevredigend).

Kwaliteitscontrole door het toetsen van het MER aan de richtlijnen houdt in dat de richtlijnen zelf deevaluatiecriteria zijn. Conformiteit kan dan als volgt geformuleerd worden (naar Anon., 1994f,Background Information on the Conformity and Quality Review of the Environmental Impact Statementfor the Proposed Great Whale Project) :

een proces van verificatie en beoordeling, waarin enerzijds vastgesteld wordt of een milieueffectrapportvolledig is en conform de opgestelde richtlijnen en waarin anderzijds nagegaan wordt of hetmilieueffectrapport geschikt is om een volledige evaluatie van het project toe te laten, in het bijzondervan het projectvoorstel, de voorspelde effecten en de milderende maatregelen.

Volgende vraagstelling is belangrijk bij het toetsen aan richtlijnen :

A. Toetsen aan de richtlijnen

1. is de informatie of analyse gevraagd in de richtlijnen aanwezig in het MER ?

2. indien de informatie niet aanwezig is, wat is de reden en omvang van de tekortkoming ? welkeinformatie en/of analyses ontbreken ?

B. Kwaliteit van de geleverde informatie en analyses

3. is de methodologie voor het inzamelen van basisgegevens duidelijk uitgelegd en voldoet het aan dewetenschappelijke eisen ?is de keuze van een model of analyse verantwoord ?

Page 218: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten210

4. zijn de analyses/modellen correct uitgevoerd, zijn de resultaten volledig en duidelijk ?

5.voldoet de geleverde informatie of analyse ook aan andere vereisten in de richtlijnen ?

6. zijn interpretaties, beoordelingen en conclusies gebaseerd op de geleverde informatie ?

7. indien er gebreken zijn inzake de kwaliteit van de informatie of analyses, wat is de reden van dezeonvolkomenheid ?

C. Evaluatie van de conformiteit

8. laten de geleverde data of analyse toe het aspect van het project te begrijpen en te evalueren ? indienniet, wat is de reden van inadequaatheid ?

9. is het nodig aanvullende informatie, uitleg of bijkomende analyses te vorderen ?

8.3 Het opstellen van een controlelijst voor kwaliteitsonderzoek van een MER

8.3.1 Inleiding

Kwaliteitsonderzoek van een milieueffectrapport zal in hoofdzaak drie aspecten moeten onderzoeken :(1) presentatie en vorm van het MER;(2) inhoudelijke aspecten;(3) methodologische aspecten.

Voor de drie aspecten is een specifieke controlelijst opgesteld, die een hulpmiddel kan zijn voor enerzijdshet opstellen van een goed MER en anderzijds voor de kwaliteitsbeoordeling van een MER. Decontrolelijst is enkel informatief en niet limitatief.

De kwaliteit van de basisgegevens is naast presentatie, inhoud en methodologie van het MERfundamenteel in het kwaliteitsonderzoek. In functie van de effectvoorspelling en -beoordeling is essentieel:(1) de betrouwbaarheid van de ingezamelde basisgegevens;(2) de relevantie van de beschikbare basisgegevens;(3) de hoeveelheid van de ingezamelde basisgegevens.

Page 219: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

211

8.3.2 Kwaliteitscontrole naar presentatie en vorm

1. inhoudstafel- is een genummerde inhoudsopgave aanwezig;- is een lijst van kaarten, figuren en tabellen aanwezig;- is een lijst van bijlagen aanwezig;- zijn figuren, tabellen en bijlagen duidelijk genummerd en is de nummering terug te vinden in te tekst

(verwijzingen);- indien het MER uit verschillende gedeelten bestaat, wordt dit duidelijk gesignaleerd;- is een lijst met afkortingen en gehanteerde vaktermen aanwezig (begrippenlijst);- is een referentielijst aanwezig.

2. weergave van kaarten, figuren en tabellen- is voldoende aandacht besteed aan de kartografische weergave, met :

* aanduiding van een schaal;* aanduiding van het noorden;* aanduiding van een overzichtelijke legende op de kaart;* leesbaarheid inzake gebruikte tekens en leesbaarheid qua reproductie;* uniformiteit van de verschillende kaarten naar schaal, vorm, symboliek;

- figuren en tabellen :* is een titel of bijschrift aanwezig, die de inhoud van een figuur of tabel dekt;* is de tabel of figuur leesbaar zonder verduidelijking in de tekst;

- zijn de figuren, tabellen en kaarten ook verstaanbaar voor niet specialisten;- is het doel van de kaart, figuur of tekst duidelijk (relatie met de tekst).

3. structuur van het rapport- zijn de wettelijke inhoudseisen terug te vinden in de structuur van het MER;- is de structuur van het MER overzichtelijk, is de informatie logisch gestructureerd in hoofdstukken;- is de structuur duidelijk weerspiegeld in de inhoudstafel;- zijn de onderlinge verbanden tussen de verschillende hoofdstukken duidelijk;- is er een inleiding met een korte beschrijving van de doelstelling van het MER en is een leeswijzer

aanwezig;- indien data van externe bronnen gehanteerd worden, is dit duidelijk vermeld (b.v. met voetnoten) en is

het terug te vinden in de referentielijst;- worden resultaten in overzichtelijke tabellen of matrices weergegeven;- is belangrijke informatie te onderscheiden van minder belangrijke informatie of details;- komt het interdisciplinair overleg tussen en afstemming van de verschillende disciplines op elkaar tot

uiting in de structuur van het rapport;- is de geleverde informatie in het milieueffectrapport relevant voor de besluitvorming ?- zijn de titels van hoofdstukken en paragrafen inhoudsdekkend.

Page 220: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten212

4. taal- is een objectief taalgebruik gehanteerd;- wordt informatie niet vertekend, door nadruk te leggen op b.v. positieve effecten i.p.v. op negatieve

effecten;- is de tekst in correct Nederlands geschreven;- is het woordgebruik helder, is technische taal beperkt of goed gedefinieerd (vaktermen, afkortingen,

formules, ..);- is de tekst vlot leesbaar (eenvoudige zinsconstructie).

8.3.3 Kwaliteitscontrole naar inhoud

1. inleidende hoofdstukken- is de doelstelling en noodzaak van het project duidelijk omschreven;- zijn de coördinaten van de initiatiefnemer en het college van deskundigen meegedeeld;- is de toetsing aan de m.e.r.-plicht omschreven;- is het project gesitueerd in de m.e.r.-procedure en de vergunningsprocedure; is hiertoe een

werkschema opgesteld;- is een milieuverantwoording van het project gegeven;- is omschreven welke disciplines in het MER aanbod komen en waarom (criteria, afweging in de

startnota);- zijn resultaten van eventuele voorstudies bekendgemaakt;- is er een afweging van alternatieven gebeurd door de initiatiefnemer, alvorens het realiseren van het

wel bepaald project (alternatieven op locatie niveau, alternatieve productieprocessen).

2. juridische en beleidsmatige randvoorwaarden- zijn de administratieve randvoorwaarden met betrekking tot het project (vergunningsgeschiedenis,

onteigeningen) omschreven;- zijn de beleidsmatige randvoorwaarden met betrekking tot het project (beleidsnota's) duidelijk

omschreven;- zijn de juridische randvoorwaarden met betrekking tot het project (erfdienstbaarheid, bufferzones,

veiligheidszones, ...) duidelijk omschreven en op kaart aangeduid;- is bij het ontwerp van het project rekening gehouden met beleidsmatige randvoorwaarden;- zijn de bedrijfstechnische randvoorwaarden met betrekking tot het project beschreven;- zijn de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met betrekking tot het project- en studiegebied

omschreven.

Page 221: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

213

3. projectbeschrijving

3.1 ruimtelijke situering en vormgeving- zijn de projectgrenzen duidelijk omschreven;- is de ligging van het project (ruimtelijk/geografisch) in de tekst en op kaart weergegeven : zowel op

het gewestplan, als op een topografische kaart, zijn straat/plaatsnamen aangegeven op kaart;- is de projectsite ruimtelijk afgebakend op kaart en is er een duidelijke aanduiding van de verschillende

zones of functies (werkstrook, bufferstrook, grens onteigeningen, bebouwde oppervlakte, zone voorparking, ...);

- is er een aanduiding van de oppervlakte van de ingenomen zones en van de totale projectsite;- zijn de juridische randvoorwaarden met betrekking tot de projectsite meegedeeld en op kaart

aangeduid : beschermingen/beheerder/eigenaar/gewestplan;- zijn de beleidsmatige randvoorwaarden met betrekking tot de projectsite meegedeeld en op kaart

aangeduid;- is het huidige grondgebruik van de projectsite omschreven met aanduiding van eventuele eigenaars,

zijn de eventuele onteigeningen aangeduid;- is het grondgebruik na uitvoering van het project beschreven;- zijn restgronden afgebakend en hun nabestemming beschreven;- is aangeduid wanneer men het project wenst uit te voeren;- is de vormgeving, het ontwerp of de schaal van het project aangeduid in diagrammen, plannen of

kaarten, zowel in verticale als in horizontale zin (coupes, profielen);- is een schets gemaakt van de inpassing van het project in de omgeving;

3.2 fasering van het project- is er een onderscheid gemaakt tussen de verschillende fasen : aanlegfase / exploitatiefase /

nabestemmingsfase / onderhoudsfase / afbraakfase en is van elke fase aangeduid wat de aanvang/duuris;

- is er voor elke fase een duidelijke omschrijving van ingrepen/deelingrepen;- is een fasering van de deelingrepen beschreven naar aanvang / duur / frequentie;- is aangeduid welk materieel/machines tijdens de verschillende fasen worden ingezet;- is er een koppeling gebeurd tussen de deelingrepen en het materieel/machines/processen;- is een overzichtelijke tabel gemaakt van de deelingrepen in de verschillende fasen en de

tijd/oppervlakte/volume ...;- is de fasering (b.v. bij ontginningen) in een sequentie op verschillende kaarten aangeduid (in

perspectief, fotosimulatie);- is de constructiewijze duidelijk omschreven : b.v. bemaling (type, periode, duur, hoeveelheid);- is een duidelijke omschrijving gegeven van de exploitatie en onderhoudsfase;- is rekening gehouden met calamiteiten en veiligheidsaspecten in de exploitatie;- is aangeduid hoelang de exploitatie zal duren;- is aangeduid wat de afbraakfase kan inhouden;

Page 222: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten214

3.3 tijdelijke inrichtingen (constructiefase)- is er een omschrijving van de inrichting en ligging van de werf;- is er een omschrijving en ligging van tijdelijke inrichtingen (opslagplaatsen, werfketen, machinepark,

...);- is aangeduid welke calamiteiten bij de uitvoering van de werken eventueel kunnen optreden;- is de transportwijze, -route, evenals duur en frequentie van het materieel en werfverkeer aangeduid;

3.4 projectinput- is de transportwijze, -route, duur, frequentie en hoeveelheid bij aanvoer van grondstoffen (zand, ...)

(ook indien grondstoffen nodig zijn in productieprocessen en indien relevant) beschreven;- is de herkomst van aangevoerde grondstoffen en de kwaliteit ervan beschreven;- is de transportwijze/duur/frequentie en hoeveelheid bij afvoer van grondstoffen beschreven;- is de locatie bij berging van de afgevoerde grondstoffen beschreven/zijn hiervoor alternatieven;- zijn de bijkomende voorzieningen voor het project omschreven (elektriciteit, water, ...)- is het tewerkstellingsrapport opgenomen;- is het aantal werknemers tijdens constructie of exploitatie ingeschat in functie van de

veiligheidsaspecten;

3.5 emissies en residuen- zijn de typen en hoeveelheden van de emissies (geluid, trillingen, licht, warmte , lucht,...) van het

project tijdens de verschillende fasen van het project beschreven en het tempo waarin geproduceerdwordt (van ingezet materieel, van productieprocessen, ...);

- zijn de productieprocessen omschreven in relatie met de emissies;- is een stoffenstroomdiagram aanwezig;- is omschreven wat voor soort, in welke hoeveelheden en aan welk tempo afval of andere residuen

(vast of vloeibaar) geproduceerd zullen worden;- is aangeduid hoe dit afval of de residuen behandeld zullen worden en hoe ze eventueel afgevoerd

worden en naar waar;- zijn methoden voor afval of residuenverwerking beschreven;- zijn de kwalitatieve aspecten van geproduceerd afval en veiligheidsaspecten met betrekking tot

geproduceerd afval beschreven;- is aangeduid welke residuen in de afbraakfase vrijkomen en hoe ze behandeld zullen worden.

Page 223: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

215

4. alternatieven- is omschreven of de initiatiefnemer reeds op voorhand (in een eventuele voorstudie) alternatieven

heeft onderzocht;- indien alternatieven beschouwd worden, zijn de redenen voor het selecteren van de alternatieven

beschreven;- is het selectieproces van alternatieven doorzichtig;- zijn de redenen omschreven waarom bepaalde alternatieven niet geselecteerd zijn;- zijn de alternatieven realistisch en voldoen ze aan de doelstellingen van het project;- is het niveau van de alternatieven duidelijk vastgesteld (locatie alternatieven,

uitvoeringsalternatieven);- hebben alternatieven betrekking op alle fasen van het project;- zijn de alternatieven logisch benoemd of genummerd;- zijn alternatieven op kaart, tabel of diagram voorgesteld;- zijn in het MER de alternatieven met een zelfde diepgang bestudeerd en beoordeeld als het

voorgestelde project;- worden de effecten van de alternatieven beschreven en duidelijk vergeleken met de effecten van het

voorgestelde project;- worden de milderende maatregelen opgenomen in een alternatief.

5. identificatie van knelpunten en aandachtsgebieden- is de doelstelling van de knelpuntenanalyse omschreven;- zijn de resultaten van de knelpuntenanalyse beschreven;- zijn de aandachtsgebieden duidelijk afgebakend op kaart;- is een knelpuntenkaart opgesteld;- zijn de resultaten van publieke consultatie beschreven;- zijn aandachtscomponenten afgebakend en sleutelimpacten geïdentificeerd.

6.afbakening studiegebied- is een onderscheid gemaakt tussen projectsite en studiegebied, worden de termen consequent

gehanteerd;- omvat het studiegebied de volledige invloedssfeer van de effecten;- is een korte beschrijving gegeven van het landgebruik van het studiegebied;- op welke wijze is het studiegebied afgebakend : per discipline of interdisciplinair;- zijn de grenzen van het projectgebied en het studiegebied aangeduid op kaart en duidelijk beschreven

in de tekst (straatnamen, oriëntatiepunten);- zijn de criteria voor het afbakenen van het studiegebied per discipline meegedeeld;- zijn de verschillende studiegebieden op elkaar afgestemd.

Page 224: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten216

7. referentiesituatie en ontwikkelingsscenario's

7.1 referentiesituatie- zijn de verschillende referentiesituaties duidelijk omschreven, zijn hiertoe de nodige

informatiebronnen geconsulteerd (BPA's gewestplannen, gemeentelijke of privé-initiatieven,maatschappelijke tendensen, ...);

- zijn de ontwikkelingsscenario's in overleg met de verschillende deskundigen bepaald;- zijn de ontwikkelingsscenario's relevant voor het studiegebied;- zijn de ontwikkelingsscenario's duidelijk benoemd en interdisciplinair beschreven.

7.2. basisgegevens- is duidelijk omschreven welke basisgegevens ingezameld worden (bronnen);- is het inzamelen van basisgegevens afgestemd op de effectvoorspelling en -beoordeling;- zijn de resultaten van veldinventarisaties duidelijk omschreven;- zijn alle relevante bestaande informatiebronnen geconsulteerd;- zijn lokale informatiebronnen (NGO's, gemeentelijke diensten, plaatselijke verenigingen) benaderd

voor het leveren van basisinformatie;- is de herkomst van externe bronnen duidelijk vermeld;- is de betrouwbaarheid van externe bronnen vermeld;- zijn inventarisatiepunten op kaart aangeduid;- is het volledige studiegebied (of de aandachtsgebieden) bedekt door de inventarisatie van

basisgegevens;- interdisciplinaire benadering : zijn basisgegevens overgedragen of gehanteerd door andere disciplines

en wordt voor basisgegevens verwezen naar andere disciplines.

8. ingreep-effectschema's- is het doel van de ingreep-effectschema's duidelijk;- zijn de ingreep-effectenschema's overzichtelijk gestructureerd (naar layout en leesbaarheid);- is de informatie in de ingreep-effectschema's relevant.

9. effectvoorspelling en -beoordeling

9.1 beschrijving- zijn de directe, indirecte en secundaire effecten beschreven tijdens de verschillende fasen van het

project;- zijn de effectuitdrukkingen duidelijk beschreven (kwantitatief/kwalitatief);- zijn zowel positieve als negatieve effecten beschouwd;- is de invloedssfeer van de effecten op kaart aangeduid;- is rekening gehouden met cumulatieve effecten, effecten ten gevolge van andere of gelijkaardige

projecten en ontwikkelingen in het studiegebied;

Page 225: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

217

- is bepaald of er (gewest)grensoverschrijdende milieueffecten optreden;

Page 226: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten218

- indien er (gewest)grensoverschrijdende milieueffecten zijn, werden deze milieueffecten duidelijkvoorspeld en beschreven;

- zijn de voorspelde effecten duidelijk omschreven en interpreteerbaar voor de besluitvormer;- is het voorspellen van effecten gekoppeld aan aandachtsgebieden, knelpunten en

aandachtscomponenten;- is aandacht besteed aan effecten tengevolge van calamiteiten (door het niet functioneren van materieel,

uitzonderlijke milieucondities, ...);- werd het globale effect per discipline bepaald;- is de effectvoorspellingsmethode doorzichtig en verifieerbaar;- zijn de effectvoorspellingen van de technische disciplines afgestemd op de integrerende disciplines;

9.2 beoordeling- zijn de effecten beschreven in de termen van de kenmerken van de effecten;- zijn de effecten van de technische disciplines beoordeeld in de integrerende disciplines;- zijn de effecten kwalitatief dan wel kwantitatief beoordeeld;- hoe is het globale intradisciplinaire effect beoordeeld;- zijn de niveaus van onzekerheid in de effectvoorspelling en beoordeling beschreven;- indien de effecten beoordeeld zijn aan de hand van een significantiebeoordeling, zijn de

significantieniveaus duidelijk omschreven;- indien gewerkt wordt met scores, zijn de schaal en de intervallen duidelijk begrensd;- zijn de resultaten interpreteerbaar voor de besluitvormer;- is de afweging van alternatieven duidelijk;- zijn bij de vergelijk van alternatieven multicriteria-methoden gebruikt als hulpmiddel voor de

besluitvorming,- zijn gewichten toegekend aan bepaalde disciplines of milieucomponenten, is de reden hiertoe

verduidelijkt.

10. milderende maatregelen- werden voor significante negatieve milieueffecten milderende maatregelen voorgesteld;- is verduidelijkt waarom bepaalde negatieve effecten niet kunnen gemilderd worden;- zijn de redenen voor het selecteren van een milderende maatregel beschreven;- zijn de milderende maatregelen technisch uitvoerbaar en afgestemd op de doelstelling van het project;- zijn de milderende maatregelen concreet uitgewerkt en de localiseerbare milderende maatregelen op

samenvattende plannen aangeduid;- zijn de residuele effecten bepaald;- is het duidelijk of de milderende maatregelen effectief of doeltreffend zullen zijn;- werden eventuele onzekerheden in de effectiviteit van de milderende maatregel beschreven;- op welke wijze werden interdisciplinaire conflicten inzake mildering opgelost;

Page 227: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

219

- zijn de milderende maatregelen opgenomen in één of meer alternatieven en is het onderscheidduidelijk;

- zijn milderende maatregelen reeds opgenomen in het projectontwerp, is het projectontwerp gedurendehet m.e.r-proces aangepast overeenkomstig voorgestelde milderende maatregelen;

- werd aandacht besteed aan probleemverschuiving door het voorstellen van milderende maatregelen.

11. postevaluatie- is duidelijk omschreven waarom een postevaluatiestudie nodig is;- is het doel van de postevaluatiestudie duidelijk (soort studie);- is de taakverdeling in de postevaluatiestudie duidelijk aangegeven;- is de methodologie van de postevaluatiestudie duidelijk omschreven;- is aangegeven wat de verplichtingen zijn voor de verschillende betrokken instanties, indien een

postevaluatieprogramma wordt opgezet, zoals het voorzien van mogelijkheden tot projectbijsturing.

12. leemten in de kennis- is omschreven welke categorie van onzekerheid in het geding is;- is duidelijk omschreven voor welke milieucomponent of effectgroep de leemte betreft;- is aangeduid wat de gevolgen zijn van de onzekerheid;- is aangeduid of er oplossingen zijn voor het omgaan met de leemten.

13. integratie en eindsynthese- wordt er een holistisch overzicht gegeven van :

* de optredende negatieve en positieve milieueffecten;* de beoordeling van de geplande situatie;* de geplande situatie met milderende maatregelen;* de gevolgen van de leemten in de kennis.

- worden de milieuknelpunten duidelijk interdisciplinair omschreven met betrekking tot :* residuele effecten;* haalbaarheid milderende maatregelen;* gevolgen van de leemten in de kennis voor de betrouwbaarheid van effectvoorspelling en -

beoordeling.

Page 228: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten220

8.3.4 Kwaliteitscontrole naar methodologie

1. interdisciplinaire methodologie- is de interdisciplinaire methodologie beschreven met betrekking tot :

* de structuur van het MER;* de coördinatie van het MER;* ingreep-effectschema's;* de beschrijving van referentiesituatie, effectbeschrijving, effectbeoordeling en milderende

maatregelen;* weergave (in tabellen, matrices);

- is de specifieke reikwijdte per discipline beschreven;- is interdisciplinaire gegevensoverdracht beschreven;- zijn de effectuitdrukkingen en beoordelingscriteria per discipline omschreven;- is aangeduid hoe effecten beoordeeld worden : kwantitatief of kwalitatief;- zijn de effecten gekarakteriseerd;- zijn de criteria met betrekking tot effectbeoordeling duidelijk omschreven;- is er een algemene methodologie, waaraan de verschillende disciplines hebben moeten voldoen (b.v.

significantiebeoordeling met gelijke schaal) en is die uitgelegd;- werd een interdisciplinaire methodologie voor het bepalen en beoordelen van het globaal effect

omschreven (b.v. multicriteria-analyse) en interdisciplinaire beoordeling van het globaal effect.

2. intradisciplinaire methodologie- is de methodologie per discipline beschreven, met betrekking tot :

* selectie en beschrijving van de referentiesituatie;* beoordeling (criteria) referentiesituatie;* methodologie met betrekking tot selectie knelpunten en aandachtsgebieden;* verantwoording van de effectgroepen;* verantwoording keuze van effectvoorspellingsmodel of -methode;* aannamen modellen, aannamen, leemten;* input gegevens effectvoorspellingsmethode, verantwoording van veldinventarisaties;* beoordeling (criteria) geplande situatie;* milderende maatregelen;

- is de methodologie m.b.t. het inzamelen van basisgegevens (veldinventarisaties) beschreven;- is de methodologie van de effectvoorspellingsmethoden/modellen beschreven en zijn ze geschikt voor

de grootte en gecompliceerd van de voorspellingstaak (afhankelijk van de invloedssfeer van deeffecten).

Page 229: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

221

9EEN MILIEUEFFECTNOTA

9.1 Inleiding

Een milieueffectnota kan als volgt omschreven worden :een openbaar document van beperkte omvang opgesteld door een erkend deskundige dat een volledigebeschrijving van de activiteit omvat, aangevuld met de verantwoording van het project; het situeert deactiviteit met de mogelijke redelijkerwijs in beschouwing te nemen alternatieven binnen het kader vanonder meer de wettelijke bepalingen inzake vergunningsregime, beleidslijnen van de overheid en reedsgenomen beslissingen; het geeft aan welke effecten en gevolgen voor het leefmilieu kunnen optreden enduidt de mogelijke milderende maatregelen aan.

Aansluitend bij deze definitie zou een dergelijk milieueffectnota opgesteld kunnen worden voor :

een eerste installatie van een niet m.e.r.-plichtige activiteit behorende tot de inrichtingen van klasse I,opgenomen in de lijst en de indeling van de als hinderlijk beschouwde inrichtingen overeenkomstigartikel 3 van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning. De milieueffectnota wordttoegevoegd aan de vergunningsaanvraag. Een milieueffectnota wordt eveneens opgesteld bij elkeuitbreiding in capaciteit en/of uitbreiding in oppervlakte.

Een milieueffectnota kan echter ook gebruikt worden als toetsingsinstrument voor het al dan nietvaststellen van de m.e.r.-plicht voor een bepaalde activiteit. In Nederland wordt voor de beoordeling vande m.e.r.-plicht van onderdeel D van het besluit m.e.r. 1994 een beoordelingsmethodiek gehanteerd opbasis van een tweevoudige vragenlijst, enerzijds in te vullen door de initiatiefnemer en omvattende vragenomtrent de aard, omvang en ligging van de voorgenomen activiteit en anderzijds in te vullen door hetbevoegd gezag en omvattende vragen waarmee beoordeeld kan worden of er gezien de aard, omvang enligging sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten. In de huidige Vlaamse regelgeving is dewerkingssfeer van m.e.r. vastgelegd door een positieve lijst van m.e.r.-plichtige activiteiten, waarbij voorbepaalde projecten specifieke criteria en drempelwaarden worden gebruikt.

In relatie tot het 'Voorontwerpdecreet van de Interuniversitaire Commissie ter Hernieuwing van hetMilieurecht, de zogenaamde Commissie Bocken : Titel 5. Milieueffectrapportage' (Bocken, 1995) kan eenmilieueffectnota een rol vervullen bij de toetsing van de m.e.r.-plicht (zie ook het Richtlijnenboek, deel A.par. 6.4), meer bepaald als onderdeel van de kennisgeving, waarin de gegevens staan die het Bestuur instaat stelt de m.e.r.-plicht van de voorgenomen activiteit te beoordelen.

Page 230: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten222

In relatie tot de huidige regelgeving zou een milieueffectnota gehanteerd kunnen worden voor debeoordeling van de m.e.r.-plicht van b.v. waterhuishoudingsprojecten of herbebossingsprojecten. Deregelgeving omschrijft immers dat een waterhuishoudingsproject m.e.r.-plichtig is indien het waterregimedoor de activiteit beïnvloed wordt.Een eerste herbebossing is m.e.r.-plichtig indien negatieve ecologische veranderingen te verwachten zijn.In 1993 werd door de Administratie Dienst Tijgebonden Waterwegen een gelijkaardige studie uitgevoerd,meer bepaald 'Toetsing op hun milieueffecten van prioritaire projecten in de uitvoering van hetSigmaplan'(Verheyen, 1994). De gehanteerde methodologie hield het opstellen van een toetsingskader in,bestaande uit een effectenschema waarin op basis van discipline-afhankelijke criteria scores werdentoegekend in een vijfdelige waarderingsschaal. Maatgevend voor het toekennen van een score was hetkarakter van een effect, meer bepaald de waarschijnlijkheid, de termijn en de omkeerbaarheid van heteffect. De toetsingsstudie voor de prioritaire projecten in uitvoering van het Sigmaplan resulteerde in eenbesluit tot het opstellen van een beknopte milieunota voor een aantal prioritaire projecten en van eenvolwaardig MER voor andere prioritaire projecten.

In deze optiek kan een milieueffectnota omschreven worden als :een openbaar document van beperkte omvang ten behoeve van de administratie opgesteld door eenerkend deskundige dat een korte beschrijving van de activiteit omvat; het situeert de activiteit binnen hetkader van de wettelijke bepalingen inzake vergunningsregime, de beleidslijnen van de overheid en reedsgenomen beslissingen; het beschrijft en beoordeelt de belangrijke nadelige milieueffecten, die voor hetleefmilieu kunnen optreden, waarbij effectmilderende maatregelen reeds deel uitmaken van deprojectomschrijving, teneinde te beslissen of een MER noodzakelijk is.

De beoordeling van de m.e.r.-plicht voor sommige activiteiten kan enerzijds toevertrouwd worden aan debevoegde overheid zelf, die op basis van de kenmerken en ligging van de voorgenomen activiteit zelfoordeelt of een MER noodzakelijk is. Anderzijds kan door de initiatiefnemer zelf een objectief document(een milieueffectnota) voorbereid worden, waarin het al dan niet optreden van belangrijke nadeligemilieueffecten onderbouwd wordt.

Aangezien het moeilijk is éénduidige criteria te geven wanneer een milieueffect belangrijk nadelig is, is hetaangewezen een milieueffectnota te laten opstellen door een milieu-deskundige. De vraagstelling die in eenmilieueffectnota beantwoord moet worden kan samengevat worden tot de krachtlijnen vermeld in tabel 9.1.

Page 231: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

223

Tabel 9.1 :Beoordelingscriteria voor het opstellen van een milieueffectnota

discipline

beoordelingscriteria

effecten op lucht

- wordt er geurhinder veroorzaakt;- draagt de activiteit bij tot fotochemische verontreiniging;- is er stofhinder;- wat zijn de effecten op de luchtkwaliteit;- voldoen de toekomstige immissies aan de grens-, richt- enstreefwaarden van de regelgeving.

effecten op 'geluid en trillingen'

- is er een belangrijke toename van het geluidsniveau in de omgeving;- wat zijn de te verwachten trillingsniveau's;- voldoet de geluids- en trillingshinder aan de normen en richtwaardenin de regelgeving;

effecten op 'bodem'

- wordt profielafbraak veroorzaakt;- wordt de bodemgeschiktheid negatief beïnvloed;- is er een belangrijke wijziging van het bodemvochtregime;- zijn er negatieve effecten op de bodemkwaliteit;- worden de risico's op bodemerosie verhoogd.

effecten op 'water'

- worden de oppervlaktewateren beïnvloed in functie van :* de waterhoeveelheid;* de morfologie, de waterbeweging en het sedimenttransport;* de waterkwaliteit;* de kwaliteit van de waterbodems.

- wordt het grondwater beïnvloed in functie van :* kwaliteit;* grondwaterstand en -stroming;

- wordt het leidingwater beïnvloed (kwalititeit/kwantiteit);- zijn er wijzigingen in infiltratie of afstroming van hetneerslagwater;

- wat zijn de effecten met betrekking tot afvalwateren, meer bepaaldtoetsing aan de basiswetgeving en de specifieke emissiegrenswaarden.

effecten op 'mens-gezondheid'

- wat zijn de relevante gezondheidseffecten ten gevolge van :* geluidshinder* verkeersveiligheid* inhalatie tengevolge van atmosferische emissies* orale opname via voeding of drinkwater

Page 232: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten224

discipline

beoordelingscriteria

* dermale opname via lucht/oppervlaktewater

effecten op 'fauna en flora'

- wat is het ruimteverlies;- zijn er belangrijke barrière-effecten, is er versnippering;- wat is de verstoring tengevolge lichtstimuli, geluid en trillingen- zijn er eco- of biotoopwijzigingen tengevolge vangrondwaterstandsveranderingen;

- vermesting en verzuring van vegetaties;- effecten ten gevolge van thermische verontreiniging vanoppervlaktewater;

- indirecte effecten ten gevolge wijzigingen in bodem- enwatersamenstelling, -kwaliteit.

effecten op 'monumenten en landschappen'

- zijn er structuurveranderingen;- wordt de erfgoedwaarde gewijzigd;- worden de perceptieve kenmerken gewijzigd;- wordt de belevingskwaliteit van het landschap gewijzigd.

effecten op 'mens-ruimtelijke aspecten'

- veranderingen in de interne processen en structuren van defunctionele systemen (wonen, werken (verschillende sectoren),recreatie, communicatie) :* barrière-vorming;* functioneel verlies/winst.

- veranderingen in de fysieke dragers van de functionele systemen :* grondverlies/winst;* infrastructuurverandering;* gebouwenverlies/winst.

- veranderingen in de voorwaarden/context van de functionele systemen:* veranderingen in externe bereikbaarheid;* hinder en persoonlijke risico's (door geluid, trillingen, stof,calamiteiten, ...)

- veranderingen in het globaal ruimtelijk systeem :* in differentiatie en identiteit;* in duurzaamheid, stabiliteit en draagkracht;* in versnippering en schaal.

9.2 Een milieueffectnota voor hinderlijke inrichtingen

9.2.1 Omschrijving

Een milieueffectnota kan worden opgesteld op initiatief van en op kosten van een initiatiefnemer van een

Page 233: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

225

hinderlijke inrichting (klasse I), waarvoor geen m.e.r.verplicht is. De initiatiefnemer laat eenmilieueffectnota opstellen door één of meer erkende deskundigen. Een milieueffectnota heeft een openbaarkarakter en is onderworpen aan de vigerende procedures inzake toegang tot milieu-informatie.

Page 234: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten226

Een milieueffectnota wordt dan toegevoegd bij de vergunningsaanvraag van een klasse I inrichting en heeftals doelstelling - net zoals een MER - de overheid te informeren omtrent eventuele milieuhinder van eenvoorgenomen activiteit. In een vergunningsaanvraag dient een initiatiefnemer reeds inlichtingen teverschaffen omtrent de aard en hoeveelheden van voorziene gasvormige, vloeibare en vaste residuen, ...doch de eventuele milieugevolgen ervan worden niet beschreven.

Bij het opstellen van een milieueffectnota staat de initiatiefnemer in voor het meedelen van alle vereistebedrijfsinformatie voor het voorspellen van de milieugevolgen. De erkende deskundigen dienen zowelwetenschappelijke kwaliteit (juistheid) en objectiviteit te waarborgen. Kwaliteitscontrole van de inhoudvan een milieueffectnota kan gebeuren door de Bestendige Deputatie, meer bepaald door de provincialemilieuvergunningscommissie en het Bestuur Milieuvergunningen bij het indienen van demilieuvergunningsaanvraag.

Kwaliteitsbewaking kan ook gewaarborgd worden door het geven van strikte inhoudelijke enmethodologische richtlijnen. Deze zullen specifiek voor milieueffectnota's verder onderbouwd moetenworden.

9.2.2 Inhoud

In geval van een niet m.e.r.-plichtige activiteit dient een milieueffectnota opgesteld te wordenovereenkomstig het stramien van een milieueffectrapport, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar hetverstrekken van beknopte informatie. Speciale aandacht dient besteed te worden aan volgende onderdelen:

- voorstelling van het project omvattende een globale beschrijving en milieuverantwoording van devoorgenomen activiteit :* met situering van de bedrijfsinfrastructuur op de locatie* met aanduiding van de eventuele opgenomen geïntegreerde proces-maatregelen in het kader van de

EU-Richtlijn van de Raad inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC =Integrated Prevention and Pollution Control);

- situering van het project in de bestaande besluiten : ruimtelijke, administratieve en beleidsmatigesituering van de voorgenomen activiteit* met opgave van de rubriek(en) van de lijst der vergunningsplichtige inrichtingen overeenkomstig

artikel 3 van het decreet van 28.6.1985 betreffende de milieuvergunning die van toepassing zijn ophet voorgestelde project;

- afbakening van de reikwijdte van de milieueffectnota : te onderzoeken milieuaspecten;

Page 235: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

227

- ingreep-effectschema's met concretisering van :1. bouwfase

te verwachten emissies en residuen tijdens de bouwfase en hun directe en indirecte effecten op debeschouwde milieuaspecten :* met aanduiding van tijdsperioden, transportroutes, in te zetten materieel (hoeveelheden en

kwaliteit), residuen en tijdelijke emissies.2. exploitatiefase

analyseschema van het productieproces met aanduiding van materiaalstromen, emissies en residuenen de directe, indirecte milieueffecten ten gevolge van de emissies en residuen :* in het bijzonder van het al dan niet continu karakter van de emissies, diffuse emissies en de

hoeveelheden (input/output) + afvoer eindproduct.3.onderhoudsfase

analyseschema van de aan te wenden onderhoudsproducten (aard en frequentie) en met aanduidingvan de emissies en residuen en hun effecten op de beschouwde milieu-aspecten :* in het bijzonder van de hoeveelheden reinigings- en onderhoudsproducten, frequentie en duur van

gebruik en de nevenactiviteiten (stopzetten/herstarten van een proces) en beschrijving van dediffuse emissies.

4. afbraakfaseanalyseschema bij stopzetting van de activiteit, sanering van de terreinen, verwerken van residuenen eventuele afbraak van installaties of mogelijke herbestemming :* met aanduiding van duur exploitatiefase, behandeling en hoeveelheden te verwerken residuen.

- korte beschrijving van de risico- en veiligheidsaspecten met effecten op het milieu en gezondheidvervolledigd met risicobeperkende maatregelen;

- bondige beschrijving van alternatieven : verantwoording van het al dan niet weerhouden van bepaaldealternatieven;

- korte beschrijving van de referentiesituatie voor de te onderzoeken milieuaspecten;

- korte beschrijving van de geplande situatie : beschrijving van de effecten van de aanleg, hetfunctioneren, het onderhoud en de afbraak van de voorgenomen activiteit op de te onderzoekenmilieuaspecten;

- korte, maar concrete beschrijving van effectmilderende maatregelen;

- opgave van ontbrekende, doch vereiste milieu-informatie;

- begrippen- en referentielijst.

Page 236: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten228

9.3 Een milieueffectnota voor waterhuishoudingsprojecten

9.3.1 Omschrijving

Aansluitend bij de huidige m.e.r.-regelgeving wordt enkel beoordelingsruimte gelaten voor :

activiteiten behorende tot de rubriek 'waterhuishoudingsprojecten die het waterregime in natuur- en/ofreservaatgebied, ecologisch waardevol gebied, of vogelbeschermingsgebied (EG of Ramsar-gebied)beïnvloeden'.

Door de regelgever wordt immers voor de m.e.r.-plichtige waterhuishoudingsprojecten geendrempelwaarde aangereikt voor de beoordeling van het waterregime (zie deel A, par. 4.3). De m.e.r.-plichtvan een project dient getoetst te worden aan het criterium "beïnvloedt het project het waterregime in één ofmeer van de aangehaalde gebieden?". Het criterium kan onderbouwd worden in een milieueffectnota; erwordt nagegaan of het waterregime al dan niet beïnvloed wordt. Onder beïnvloeding van het waterregimewordt verstaan :

- veranderingen in de freatische grondwatertafel;- veranderingen in het debiet van waterlopen en veranderingen in overstromingsdynamiek;- wijzigingen in de waterhuishouding van het betrokken gebied.

Het vaststellen van veranderingen in waterregime ten gevolge van de voorgenomen activiteit geeft geenrechtstreekse indicatie over het optreden van negatieve milieueffecten in de discipline 'fauna en flora'.Theoretisch kan het immers zijn dat in het gebied, waarin een wijziging van het waterregime optreedt geengrondwaterstandsafhankelijke ecotopen en/of organismen voorkomen. Aldus dient het eerste criteriumaangevuld te worden met een tweede criterium, meer bepaald "beïnvloedt de wijziging in het waterregime(grond)waterstandsafhankelijke levensgemeenschappen ?". Ingeval de activiteit een veranderingveroorzaakt in overstromingsdynamiek dient het eerste criterium aangevuld te worden met :" wat is dekwetsbaarheid voor vernatting?". Slechts in het geval dat uit de milieueffectnota blijkt dat beide criteriabeïnvloed worden, zal een projectMER vereist zijn.

Een milieueffectnota wordt opgesteld op initiatief van en op kosten van een initiatiefnemer van eenwaterhuishoudingsproject. De initiatiefnemer laat een milieueffectnota opstellen door erkende deskundigenin de discipline 'water' en de discipline 'fauna en flora'. Een milieueffectnota heeft een openbaar karakter enis onderworpen aan de vigerende procedures inzake toegang tot milieu-informatie.

De reikwijdte van de milieueffectnota is beperkt; de technische discipline 'water' onderzoekt de effecten opoppervlaktewater en grondwater in de ingreepgroep waterhuishouding. De integrerende discipline 'faunaen flora' onderzoekt effecten in de effectgroepen "verdroging" en "vernatting". De integrerende disciplines'mens' en 'landschap' worden in de milieueffectnota niet onderzocht aangezien de werkingssfeer gekoppeld

Page 237: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

229

is aan N-of R- of ecologisch waardevolle gebieden op het gewestplan, vogelrichtlijngebieden of 'Ramsar'-gebieden. Indirecte effecten tengevolge van b.v. een grondwaterstandsdaling op de primaire sector moetenniet onderzocht worden in een milieueffectnota.

9.3.2 Inhoud

In geval een milieueffectnota opgesteld wordt als toetsingsinstrument van de m.e.r-plicht zal specialeaandacht besteed moeten worden aan volgende onderdelen :

- concrete omschrijving en situering van het waterhuishoudingsproject, met opgave van :* de ruimtelijke situering en voornaamste juridische en beleidsmatige randvoorwaarden;* de geplande ingrepen tijdens de verschillende fasen;* de deelingrepen die het waterregime tijdelijk (aanlegfase) en/of permanent kunnen beïnvloeden.

- interdisciplinair ingreep-effectschema, met opgave van :* welke (deel)ingrepen het waterregime tijdelijk en/of permanent kunnen beïnvloeden en aanduiding

van de directe effecten;* indirecte effecten op de disciplines 'water' en 'fauna en flora'.

- korte beschrijving van de referentiesituatie voor de discipline 'water', in het bijzonder van:* de hydrografische kenmerken van de oppervlaktewateren;* de hydrogeologische kenmerken van grondwater.De methodologie wordt omschreven in deel B(2), discipline 'water' hfdst.4.

- beschrijving van wijzigingen in oppervlaktewaterstand, -peil, stroomsnelheid of debiet ensedimenttransport aan de hand van hydraulische en/of stromingsmodellen (discipline 'water'). Demethodologie wordt omschreven in deel B(2), discipline 'water' par. 6.2.2.1;

- beschrijving van wijzigingen in grondwaterstand en -peil aan de hand van grondwaterstromingsmodellen(discipline 'water'). De methodologie wordt omschreven in deel B(2), discipline 'water' par. 6.2.2.2;

- korte beschrijving van de referentie-situatie van de discipline 'fauna en flora' op basis van : * geactualiseerde en verfijnde Biologische waarderingskaart (zie deel B(2), discipline 'fauna en flora'

par. 3.2);* de Typologie van ecologisch waardevolle waterlopen;* de aanwezigheid van aandachtssoorten.

Page 238: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten230

- kwetsbaarheidsanalyse voor de discipline 'fauna en flora' (effectgroep verdroging) : * opstellen van een kwetsbaarheidskaart voor vegetaties en 'water-afhankelijke diergroepen' ten aanzien

van (grond)waterstandsverandering. De methodologie wordt omschreven in deel B(2), discipline'fauna en flora' par. 6.4.3);

- conclusie : confrontatie van de kwetsbaarheidskaarten van de discipline 'fauna en flora' met deoutputgegevens inzake oppervlakte- en grondwater wijzigingen van de discipline 'water' en beoordeling;

- opgave van ontbrekende doch vereiste milieu-informatie;

- begrippen- en referentielijst.

Page 239: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

231

10 VOORSTUDIE EN HAALBAARHEIDSMER

10.1 Inleiding

HaalbaarheidsMERen en voorstudies zijn studies waarin, vooraleer een projectMER wordt opgesteld,onderzocht wordt wat de mogelijkheden zijn om een vooropgestelde doelstelling te bereiken en daarbijrekening te houden met mogelijke effecten op het milieu. Deze mogelijkheden situeren zich opverschillende 'niveaus': het kan gaan om het afwegen van locaties voor een bepaalde inplanting of activiteitof om realisatiemogelijkheden van een specifiek project op een bepaalde plaats. De bedoeling van eendergelijke voorstudie of haalbaarheidsMER is te zoeken naar een optimale keuze voor de uitwerking vaneen specifiek project, rekening houdend met enerzijds de te verwezenlijken doelstelling en anderzijds demogelijke gevolgen op het milieu. Alternatieven zijn heel belangrijk in een voorstudie en kunnen in eenaantal gevallen duidelijk geformuleerd worden, zoals b.v. verschillende locaties van een nieuwe spoorlijntussen twee stopplaatsen. In andere gevallen zijn de alternatieven vager en past de termkeuzemogelijkheden beter, zoals b.v. verschillende keuzemogelijkheden voor landgebruik (zoals intensieveof extensieve landbouw, verschillende vormen van recreatie, enz.) in een specifiek gebied bij het uitwerkenvan een landinrichtingsplan.

Voorstudies of haalbaarheidsMERen kunnen kaderen in een bepaald planningsproces. De studie zelf kandan een officieus onderdeel zijn van een besluitvorming, met als bedoeling milieuaspecten te betrekken ineen uiteindelijke keuze. Zoals reeds aangehaald in paragraaf 5.1.2 van Deel A van dit Richtlijnenboek ishet daarom mogelijk deze studie een officiëler karakter te geven door het een m.e.r.-procedure te latendoorlopen. Tot hiertoe werden door verschillende administraties reeds studies verricht die dienden alsvoorstudie of als haalbaarheidsMER (het L.IJ.N.-project: locatie-afweging voorwaterwinningsmogelijkheden in de Dijle-vallei, (Verheyen, 1992)). Voorbeelden zijn tracé-afwegingenmet betrekking tot een uitwerking van de noord-zuidverbinding in Limburg (Dercon, 1994),waterwinningslocaties en -debieten in Brecht-Loenhout (van Straaten, 1992), e.a.

Eind 1994 werd in opdracht van de Mobiliteitscel van het Departement Leefmilieu en Infrastructuur eenstudie beëindigd die de mogelijkheden, methoden en de beschikbaarheid van basisgegevens onderzochtvoor het afwegen van milieueffecten in een geïntegreerd simulatiemodel voor verkeer en vervoer in Vlaan-deren (Belgroma, 1994). Deze studie heeft een belangrijke bijdrage geleverd naar de beschikbaarheid vanmethoden en gegevens om milieuaspecten te onderzoeken op een hoger planningsniveau. Ook werd in hetkader van de aanleg van afvalwatercollectoren en waterzuiveringsinstallaties door AQUAFIN een'scenario-analyse of Milieu-Impact-Evaluatie MIE' ontwikkeld om de mogelijke knelpunten ten aanzienvan milieu vóór het traceren van de definitieve collectoren af te wegen.

Page 240: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten232

10.2 Het opstellen van een voorstudie of haalbaarheidsMER : methodologische principes

Dergelijke milieustudies vereisen in de meeste gevallen een andere methodologie dan deze die gebruiktwordt in projectMERen. Omdat b.v. gezocht wordt naar 'geschikte' locaties, is het studiegebied in heel watgevallen zeer uitgestrekt; specifiek veldwerk en detailstudies zijn daardoor niet opportuun. Ook is devoorgenomen activiteit dikwijls nog niet concreet genoeg om de deelingrepen gedetailleerd te kunnenbeschrijven (b.v. waar en hoeveel cm zakt het grondwaterpeil of hoeveel geluidsemissie zal op bepaaldelocaties plaatsvinden).

Een kwetsbaarheidsanalyse lijkt een zeer aangewezen benadering voor dergelijke studies, waarbij voorverschillende milieuthema's (groepen van negatieve effecten op verschillende milieuaspecten zoalsverdroging, vermesting, verstoring, barrière-effecten voor mens en dier, geluidsbelasting voor mens endier, doorsnijding van authentieke landschappen,...) kaarten worden opgesteld met de aanduiding vankwetsbare gebieden (eventueel in verschillende kwetsbaarheidsklassen). Een mogelijke benadering is :

1. analyse van de voorgenomen activiteit naar globale deelingrepen, met een duidelijk algemeen ingreep-effectschema dat aanduidt welke thema's uiteindelijk beoordeeld worden. Voorbeeld: de voorgenomenactiviteit is een grondwaterwinningsuitbreiding in een bepaalde provincie. De locaties ervan wordenmin of meer bepaald door de vraag naar drinkwater, maar de betreffende provincie wenst eerst na tegaan waar (locatie) zich eventuele knelpunten naar milieu kunnen voordoen. Het ingreep-effectschemais heel eenvoudig :

waterwinning --> grondwaterstandsdaling --> thema 1: verdroging; effect op natuur(en landschap)

--> thema 2: verdroging: effect op landbouw

In dit voorbeeld worden een technische en twee integrerende disciplines betrokken:

- water: globaal voorspellen van de afpompingskegels op de voorkeursplaatsen;- fauna en flora: opstellen van kwetsbaarheidskaarten voor grondwaterstandsverlaging;- bodem en mens 'ruimtelijke aspecten': opstellen van kwetsbaarheidskaarten of 'waarde-

vermeerderings'-kaarten met betrekking tot akkerteelt of weilanden.

2.Keuze van mogelijke alternatieven (of expliciete aanduiding van keuzemogelijkheden zoals b.v. bij delandinrichting), rekening houdend met de kwetsbaarheidskaarten en voorkeuren voor de voorgenomenactiviteit. In het hoger vermelde voorbeeld zou nu een keuze kunnen gemaakt worden tussen welkelocatiealternatieven verder onderzocht zullen worden.

3.Kwantificering van de weerhouden alternatieven naar effecten op de betrokken thema's. Dit kan

Page 241: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

233

gebeuren op verschillende manieren, zoals b.v.- lengte- of oppervlaktedoorsnijding van kwetsbare gebieden (uitgedrukt in lengte- en oppervlakte-

eenheden, eventueel gewogen bij het gebruik van kwetsbaarheidsklassen);- aantallen binnen een kwetsbare zone (b.v. aantal huizen binnen een bepaald gebied)- enz.

Kwantificering gebeurt dus niet door het effectief voorspellen van een effect (welke soortenverdwijnen of hoe verandert een ecotoop), maar door de veronderstelling dat hoe meer kwetsbaargebied doorsneden, geraakt of veranderd wordt, hoe groter het (in de meeste gevallen negatief) effectverwacht wordt.

Een dergelijke kwetsbaarheidsbenadering wordt beschreven in de discipline 'fauna en flora' (paragraaf 5.3).Daarnaast kan ook verwezen worden naar Belgroma (1994).

Naast kwetsbaarheidskaarten zijn beleidskaarten en kaarten met beschermde gebieden zeer bruikbaar ommogelijke knelpunten te lokaliseren ten gevolge van de uitwerking van een bepaald voornemen.

De betrokken alternatieven in een voorstudie of haalbaarheidsMER moeten uiteindelijk beoordeeldworden. Indien meer kwetsbaarheidskaarten gebruikt werden, tezamen met enkele beleidskaarten enkaarten met beschermde gebieden, zal een integratie moeten gebeuren. Multicriteriatechnieken kunnenhelpen om de resultaten van elke kwetsbaarheidsanalyse 'op te tellen' en af te wegen door het geven vanspecifieke gewichten aan de verschillende thema's (zie hiervoor paragraaf 3.4.6.4).

Een voorstudie of een haalbaarheidsMER vraagt afweging van de studieresultaten en het verder uitwerkenvan de voorgenomen activiteit, waarbij rekening gehouden wordt met zowel de doelstellingen van deactiviteit als met de mogelijke effecten op het milieu.

Page 242: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten234

11 METHODOLOGIE VAN EEN POSTEVALUATIESTUDIE

(bron : Coenen, M., A. De Grande, L. Denys & K. Nagels, 1995b, Pilootstudie postevaluatie. Theoretischebenadering. Empirisch onderzoek van drie cases., onderzoek uitgevoerd in opdracht van AMINAL,Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, 127 blz. )

11.1 Inleiding

Om een postevaluatie onderzoek te kunnen uitvoeren, moet er duidelijk gemaakt worden,- wat het doel van de postevaluatiestudie is;- welke effecten er moeten geëvalueerd worden;- volgens welke methode ze zullen onderzocht worden;- wanneer het onderzoek zal plaats vinden;- wie het onderzoek zal uitvoeren;- wat er met de gegevens gedaan wordt.(de Leeuw, 1992).

Als men rekening houdt met deze vereisten kan men een plan opstellen voor het uitvoeren van eenpostevaluatie. Dit plan wordt gestructureerd tot een evaluatieprogramma. Het evaluatieprogramma omvatvolgende onderdelen:

1.doel van de postevaluatiestudie.2.bepalen van te evalueren onderwerpen.3.methode van evalueren.4.nemen van maatregelen.

Het is aangewezen dat in de milieu- of bouwvergunning een evaluatieparagraaf voorzien wordt. Als in hetMER een postevaluatierichtlijn wordt opgenomen, kan deze afgestemd worden op deze evaluatieparagraaf.Deze paragraaf vormt dan een aanzet tot inhoud van een postevaluatieprogramma. Het uiteindelijkpostevaluatieprogramma dat wordt opgesteld, kort voordat het evaluatieonderzoek start, is degedetailleerde en geactualiseerde uitwerking van de evaluatieparagraaf. Eventuele wijzigingen en/ofaanvullingen kunnen het gevolg zijn van het ter beschikking zijn van nieuwe onderzoeksgegevens, het vankracht zijn van een nieuwe reglementering of een wijziging van de wetgeving, aanpassingen aan hetproject ten opzichte van het oorspronkelijk ontwerp.Het postevaluatieprogramma houdt rekening met alle fasen van een project: aanlegfase, uitvoeringsfase,nabestemmingsfase, afbraakfase.De effecten van andere activiteiten moeten uitgesloten worden of volgens het juiste aandeel in rekeningworden gebracht, b.v. door het werken met blanco's bij het verzamelen van gegevens. Eenpostevaluatieprogramma moet kunnen bijgestuurd worden op basis van de verkregen resultaten.

Page 243: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

235

11.2 Doel van de postevaluatiestudie

Er moet aangegeven worden of de postevaluatiestudie een leer- of controlefunctie heeft.De controle is gericht op het correct uitvoeren van het project en de nodige in het MER beschrevenmilderende maatregelen. Deze maatregelen kunnen deel uitmaken van de projectbeschrijving en/of deeluitmaken van de vergunningsvoorwaarden.

De leerfunctie kan betrekking hebben op :- de efficiëntie van milderende maatregelen;- het detecteren van niet voorspelde effecten;- synergie van effecten van de uitvoering van het project en van de tendensen die zich ontwikkelen;- leemten in kennis;- de betrouwbaarheid van effectvoorspellingsmethodes.

Het doel van een postevaluatiestudie kan in de postevaluatierichtlijn van het MER worden aangegeven.

11.3 Bepalen van te evalueren onderwerpen

Met evaluatieonderwerpen worden de mogelijke optredende effecten bedoeld die aan postevaluatie kunnenonderworpen worden.Op basis van de aard van de activiteit kunnen evaluatieonderwerpen bepaald worden volgens de criteria dieper activiteitengroep werden opgesteld.Deze criteria zijn algemeen. Per activiteit moet men ook rekening houden met:- de plaats waar de activiteit zal uitgevoerd worden;- de informatie uit het MER;- de bepalingen uit de milieu- en/of bouwvergunning;- externe ontwikkelingen.

Per situatie moet bekeken worden wat de knelpunten zijn, zodat kan afgeleid worden welke effecten van deactiviteit voor postevaluatie in aanmerking komen. De postevaluatie richtlijn uit het MER kan de evaluatie-onderwerpen aanduiden.

11.3.1 Plaats waar de activiteit zal uitgevoerd worden.

Voor de discipline 'fauna en flora' moeten aan de hand van de biologische waarderingskaart (BWK), detypologie van ecologisch waardevolle waterlopen (EWW) (Schneiders, 1995), juridisch vastgelegdebeschermde gebieden en beleidskaarten alle kwetsbare gebieden door de activiteit doorkruist of beïnvloedde nodige aandacht krijgen. Het gebied wordt ook getoetst op de aanwezigheid van aandachtssoorten. (van

Page 244: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten236

Straaten, 1994).

Deze aandachtsgebieden en de kenmerkende biologische waarden worden in principe in het MERafgebakend en besproken.

11.3.2 Informatie uit het MER

Voor postevaluatie met controlefunctie dient te worden nagegaan welke milderende maatregelen in hetMER worden beschreven en hoe ze moeten uitgevoerd worden.Als de ontwikkeling van een compensatiegebied voorzien werd, moet in het MER worden nagegaan welkdoel ermee beoogd wordt en hoe het gerealiseerd dient te worden.

Voor postevaluatie met leerfunctie moeten de in het MER voorspelde effecten van de activiteit op het milieuaan de realiteit worden getoetst.Leemten in kennis: deze kunnen te wijten zijn aan een gebrek aan informatie over de activiteit, dereferentiesituatie (de toestand van het milieu voor de aanvang van de activiteit) of de autonome ontwikkeling(de ontwikkeling die het gebied zou doormaken als de activiteit niet plaatsvindt). Als de leemten een gevolgzijn van het niet kunnen voorspellen van de effecten van ingrepen, is het mogelijk om postevaluatie metleerfunctie hierop af te stemmen.

11.3.3 Bepalingen uit milieuvergunning, bouwvergunning

De vergunningsvoorwaarden komen niet noodzakelijk overeen met de in het MER beschreven milderendemaatregelen. Bovendien kan het vergunde project afwijken van het oorspronkelijk ontwerp. (Coenen, 1995a)

11.3.4 Externe ontwikkelingen

Een postevaluatieprogramma kan niet worden afgestemd op veranderende inzichten in de ernst vanmilieugevolgen, in de haalbaarheid van milieuvoorzieningen, in de haalbaarheid van milderende maatregelen,nieuwe beleidsdocumenten, nieuwe reglementen. Er moet wel rekening gehouden worden met dezemogelijkheden, zodat aanpassing van een postevaluatieprogramma overwogen kan worden. (Rense, 1990)

11.3.5 Algemeen

Om postevaluatie haalbaar en doeltreffend te maken is het aangewezen selectief te werk te gaan bij het bepalenvan de evaluatie-onderwerpen. Voor elk gegenereerd evaluatie-onderwerp, zal bepaald worden of evaluatie

Page 245: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

237

ervan zinvol is.Om een effect te kunnen evalueren moet het meetbaar zijn. Dit betekent dat er een methode moet bestaan omhet te meten en dat het van een registreerbare grootte-orde moet zijn. Er moet bovendien voldoende kennis zijnover het netwerk waarvan het effect deel uitmaakt. Van de voor postevaluatie geselecteerde parameters moeteen basismeting uitgevoerd worden.Te nemen maatregelen moeten altijd gecontroleerd worden op de correcte uitvoering ervan. Kennis over deeffectiviteit van maatregelen kan vergroot worden door het evalueren van het door de maatregel beoogderesultaat.In het bijzonder voor postevaluatie met controlefunctie is het nodig dat er een duidelijke relatie gekend istussen de activiteit en het effect. B.v. als de natuurlijke ontwikkeling van de variabele een grillig verloop heeft,kan de gemeten waarde van de variabele moeilijk in verband gebracht worden met de uitvoering van eenbepaalde ingreep. B.v. het verlies aan vochtminnende vegetatie ten gevolge van een grondwaterstanddaling;om te weten of de verandering in begroeiing te wijten is aan grondwaterpeilverlaging, is nader empirischonderzoek over de invloed van het grondwaterpeil op bepaalde soorten noodzakelijk. Het moet bovendien nogmogelijk zijn het effect te beïnvloeden door bijkomende maatregelen op te leggen of door de bestaandemaatregelen aan te passen. (Nieuwhof, 1986).De keuze van parameters en methodes moet een wetenschappelijke basis hebben. In de praktijk echter blijkenlogistieke limieten deze beschouwingen te overtreffen. Vooral de beschikbaarheid van gegevens en financiëleaspecten zijn bepalende factoren om evaluatie-onderwerpen te selecteren. (Munro, 1985)

11.4 Methode van evalueren

11.4.1 Algemeen

Van de voor postevaluatie geselecteerde evaluatieonderwerpen, moet concreet ingevuld worden hoe dezeonderwerpen onderzocht zullen worden. Er moet bijgevolg bepaald worden welke parameters voor eenvariabele zullen gevolgd worden voor postevaluatie met controlefunctie en voor postevaluatie met leerfunctie.Voor elke parameter moet worden vastgelegd wanneer hij zal gemeten worden en volgens welke methode.Bovendien moet aangeduid worden welke gegevens beschikbaar zijn en wie de metingen zal uitvoeren.

Om resultaten van postevaluatie met controlefunctie te kunnen beoordelen is het belangrijk de selectie vanparameters af te stemmen op de methode waarop de controle van normen voor emissies, immissies en vanvoorzieningen in de vergunning en de reglementering bepaald is en op de voor het MER gebruiktvoorspellingsmethode.Pas na het operationaliseren van de geselecteerde evaluatieonderwerpen, kan het postevaluatieprogrammaaangepast worden of worden opgesteld.In het postevaluatieprogramma moet aangegeven worden t.o.v. welk referentiekader parameters zullengeëvalueerd worden. Het referentiekader houdt een beschrijving in van de referentiesituatie en van deautonome ontwikkeling. De beschrijving van het referentiekader uit het MER is hiervoor bruikbaar.

Page 246: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten238

De methode die wordt gebruikt om de referentiesituatie te bepalen, moet aansluiten bij de postevaluatiemethode (men kan b.v. geen louter fysisch-chemische gegevens vergelijken met een karakterisering aan dehand van het voorkomen van waterplanten). Het is daarom belangrijk dat bij het uitvoeren van metingen voorhet bepalen van de referentiesituatie al rekening kan gehouden worden met het postevaluatieonderzoek.

Voor postevaluatie met leerfunctie is een uitgebreide basismeting noodzakelijk. D.w.z. dat onmiddellijk nahet toekennen van de vergunning moet gestart worden met het verzamelen van gegevens die noodzakelijk zijnom effectvoorspellingen en doelmatigheid van maatregelen te controleren. De gegevens voor postevaluatie metleerfunctie zijn meestal niet via het MER beschikbaar. B.v. voor een grondwaterwinning werd voorgesteld omproefvlakken te maken waar via meting het waterpeil en vegetatiegegevens dienen gevolgd te worden.Basismeting houdt in dat voor de start van het project, op alle aangeduide proefvlakken -over het hele gebiedverspreid- het grondwaterpeil gemeten wordt en er een kartering van de vegetatie gebeurt. Dezevegetatieopnamen en grondwaterpeil gegevens moeten echter in het kader van de m.e.r. waar postevaluatie nietverplicht is niet uitgevoerd worden. (van Straaten, 1992).

11.4.2 Bepalen van de parameters

De voor het MER geselecteerde variabelen en de eraan gerelateerde parameters moeten aan bepaalde vereistenvoldoen om als indicator te kunnen fungeren. Aan de indicatoren worden eisen gesteld met betrekking tot hunbetrouwbaarheid en hun geschiktheid.

Een indicator is betrouwbaar als :- hij een ingreep-effectrelatie vertoont;- hij binnen zekere grenzen alleen gevoelig is voor de ingreep waarvoor hij gekozen werd; als er een relatie

is met andere ingrepen, moet er een variantie onderzoek op de variabele gebeuren om na te gaan welkaandeel elke ingreep heeft op veranderingen van de indicator;

- hij niet in te kleine aantallen voorkomt;- hij éénduidig is; dit is nooit volledig het geval, maar dit verschijnsel is te omzeilen door meerdere

indicatoren voor eenzelfde ingreep te meten b.v. niet enkel afzonderlijke plantesoorten meten, maar ookgroepen.

Een indicator is geschikt als :- hij makkelijk meetbaar en herkenbaar is b.v. abundantie van een plant moet door verschillende waarnemers

gelijk geschat kunnen worden: determinatie mag niet te moeilijk zijn b.v. sommige waterplanten zijnmoeilijk te schatten ten gevolge van onopvallend voorkomen onder water;

Page 247: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

239

- hij tegen zo gering mogelijke kosten, zo veel mogelijk informatie levert : lage meetfrequentie, b.v. 1 à 2maal per jaar, eenvoudige methode, b.v. het is goedkoper om een makkelijk herkenbare variabele tevolgen op een niet te groot meetvlak;

- de meetbaarheid zich over een geruime tijd van het jaar uitstrekt b.v. over het hele zomerseizoenverandert de abundantie van een bepaalde plantensoort niet.

(de Wit, 1984)

Voorspellingen omtrent het verloop van een effect op een variabele kunnen het beste worden geëvalueerd alsde voorspelling van het verwachte effect kwantitatief werd geformuleerd in het MER. Kwalitatieve uitsprakenzijn enkel bruikbaar voor extreme omstandigheden, als er onvoldoende kennis is over oorzaak-effectrelatiesen onvoldoende basisinformatie. Voor het testen van voorspellingstechnieken b.v. WAFLO model, moetenmetingen gebeuren op landelijk niveau, niet op 1 project.Tussen de besluitvorming en de uitvoering van een project, verloopt soms veel tijd. Bijgevolg kan het zijn datandere parameters dan deze die in het MER beschreven werden maatgevend zijn.

Om de effectiviteit van milderende maatregelen na te gaan, moet er vooraf vastgelegd worden wat deecologische kwaliteit is die men nastreeft. Ecologische kwaliteit is een globale term die de structuur en hetfunctioneren van levensgemeenschappen beschrijft, rekening houdend met de fysisch geografische structuur,de klimaatomstandigheden en de fysisch-chemische condities. De ecologische basiskwaliteit is die waarbijenerzijds de organismen die lage eisen stellen aan het milieu blijvend kunnen voorkomen en waarin anderzijdsde verplaatsingen van zeldzame soorten niet belemmerd wordt. Een hoge ecologische kwaliteit wordt bereiktwanneer de van nature voorkomende en bij de fysisch-geografische situatie behorende levensgemeenschappener blijvend kunnen voorkomen. (Schneiders, 1995)

Zowel abiotische als biotische variabelen komen in aanmerking voor postevaluatie. Als er voldoende kennisover oorzaak-effect netwerken voorhanden is, zijn abiotische variabelen geschikt voor postevaluatie, omdatdeze variabelen in redelijke mate mono-causaal kunnen worden aangeduid. Conditionele abiotische variabelenkunnen gebruikt worden als indicator i.p.v. moeilijk te kwantificeren biotische variabelen, b.v. waterpeil voorbepaalde planten.Abiotische parameters -in het bijzonder standplaatsfactoren- kunnen indicatief zijn voor de potentiële waardevan een gebied. Ze geven echter geen geïntegreerd beeld over de invloeden in de tijd op de reële ecologischewaarde. Vooral voor langetermijneffecten op ecosystemen is het gebruik van biotische variabelen aangewezen.(Klijn, 1992)

Een standplaatsfactor bepaalt dat het milieu voor een bepaalde vegetatie geschikt is.Populaties van organismen vertonen de doorwerking van cumulatieve en synergetische effecten en de effectenten gevolge van bio-accumulatie en chronische toxiciteit. B.v. emissiewaarde van een giftige stof kan aan eennorm beantwoorden, maar door bio-accumulatie kan deze stof voor organismen wel gevaarlijk worden.

Cumulatie treedt op als er in een studiegebied, gelijkaardige effecten van verschillende bronnen samen

Page 248: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten240

inwerken.

Synergie is het resultaat van de inwerking van andere effecten van verschillende bronnen. Het resultaat isgroter dan voor elk van de effecten afzonderlijk. B.v. de combinatie van biotoopverkleining en geluidsoverlast.(Van Haeren, 1994, Avenarius, 1989).

Een voor wetenschappelijk onderzoek geschikte biologische indicator of bio-indicator is een planten- ofdierensoort die kenmerkend is voor bepaalde milieuomstandigheden. Vooral voor meting, in het kader vanpostevaluatie met leerfunctie zijn bio-indicatoren zeer geschikt.Indicatienormen kunnen betrekking hebben op alle organisatieniveaus.Van organismen, individuen van planten- of dierensoorten, kan het gedrag en de fysiologie bestudeerd worden.De aan- of afwezigheid van soorten kan een indicatie zijn.Voor populaties kunnen de grootte ervan, de hoeveelheid, de dispersie, de dichtheid, de nataliteit en demortaliteit indicatief zijn.De diversiteit van soorten, de abundantieverhoudingen en de functionele structuur kunnen als kenmerken vaneen levensgemeenschap een indicatiefunctie hebben.Onder abundantie verstaat men ruimtelijke indeling in zowel horizontale, als verticale patronen en onderfunctionele structuur het netwerk van betrekkingen tussen organismen.Ook de hoogste vorm van organisatieniveau, een ecosysteem, kan een indicatieve waarde hebben in functievan postevaluatie.

Niet alle biotische variabelen zijn geschikt voor postevaluatie. Biologische ruis kan het gebruik ervan onzekermaken. Biologische ruis is het variëren van een biologische parameter binnen bepaalde grenzen zonder dat deidentiteit van het oorspronkelijk biologisch systeem verandert en/of zonder dat natuurlijke variaties of trendsaangetast worden. Deze ruis kan bestaan uit de eigen dynamische ontwikkeling van een biotische variabele.B.v. broedvogelpopulaties zelf zijn moeilijk te gebruiken als indicator voor rustverstoring. De eigenontwikkeling kan een dynamisch verloop hebben. De populatiegrootte van de broedvogelstand heeft eenfluctuerende relatie met de soortspecifieke biotoopmassa. De oppervlakteverandering van een biotoop kangebruikt worden om een trend aan te geven in de broedvogelpopulatie.

Als biotische parameters zijn tellingen en inventarisaties op soortniveau het meest aangewezen. Om effectenvan een activiteit op levensgemeenschappen of ecosystemen te bepalen, zou men gebruik kunnen maken vanbiologische indicatoren. Over het algemeen is elke plant of dier een maat voor de omstandigheden waaronderhet voorkomt of voorgekomen heeft.

Men onderscheidt verschillende types van indicatoren (Spellenberg, 1991):Sentinels: gevoelige organismen die in een omgeving geïntroduceerd worden om als signaal te dienen, b.v. omde effecten van een effluent te bepalen.Detectoren: soorten die van nature in de betrokken omgeving voorkomen en die meetbaar reageren opmilieuveranderingen.

Page 249: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

241

Exploiters: soorten waarvan de aanwezigheid de waarschijnlijkheid van verstoring of vervuiling aanduidt; zezijn dikwijls overheersend in vervuilde gebieden door gebrek aan competitie van geëlimineerde soorten.Accumulatoren: organismen die chemicaliën opnemen en accumuleren in meetbare hoeveelheden.Bio-assay organismen: geselecteerde organismen die als laboratoriumreagens gebruikt worden om deaanwezigheid en/of concentratie van vervuiling te detecteren of om de toxiciteit van polluenten te bepalen.

Aan het gebruik van bio-indicatoren zijn voorwaarden verbonden.De accumulatie van polluenten moet kunnen gebeuren zonder organismen te doden, behalve als mortaliteit alsvariabele gebruikt wordt.De organismen moeten bij voorkeur lang leven, zodat verschillende leeftijdsklassen kunnen bemonsterdworden.Detectoren en exploiters moeten een geringe tolerantie vertonen ten opzicht van milieuveranderingen.De organismen moeten sedentair zijn en een geringe spreiding vertonen.

11.4.3 Methodologische en logistieke aspecten

Als de te volgen parameters bepaald zijn, moet nog vastgesteld worden waar zij zullen gemeten en/ofgeïnventariseerd worden, met welke frequentie en over welke periode ze zullen gevolgd worden.

Gemakkelijk kunnen bemonsteren is een voordeel.

De meetplekken worden per parameter in een meetnet vastgelegd. De schaal ervan varieert vanpuntwaarnemingen tot 5x5 km hokken.De frequentie van onderzoek moet per parameter in functie van het specifiek project bepaald worden. Overhet algemeen zal de frequentie het hoogst zijn tijdens de gebruiksfase. De meetfrequentie varieert van éénmaligtot continu.

De termijn van postevaluatie kan afgestemd worden op het (nog) bestaan van onzekerheden. Effecten op hetbiotisch milieu hebben dikwijls een lange vertragingsfase. Na het bereiken van een nieuwe evenwichtstoestand,dus na lange tijd, komen ze tot uiting. Postevaluatieprogramma’s om deze effecten te volgen moeten bijgevolgvoorzien worden voor lange perioden, mogelijk enkele tientallen jaren (van Straaten, 1994).Voor metingen die door de vergunningsvoorwaarden of bestaande reglementeringen verplicht zijn, beslaat determijn gewoonlijk de volledige duur van het project, inclusief de nazorgfase.Metingen die gebeuren met het oog op controle van de activiteit, moeten door de initiatiefnemer gefinancierdworden. Het meten van abiotische factoren is een technische discipline. De constructie van een inrichting ofhet aanleggen van infrastructuurwerken kan hierop afgestemd worden. De vereiste meetapparatuur kaningebouwd worden ofwel kunnen meetpunten voorzien worden om stalen te nemen of te laten nemen. Dezestalen worden in het bedrijf zelf of in een onafhankelijk laboratorium geanalyseerd. B.v. putten omgrondwaterpeilmetingen te doen, depositiekruiken, mogelijkheid voorzien tot het nemen van stalen aan

Page 250: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten242

schoorsteeninlaat, 'snuffelpalen’ voor het meten van SO2 langs de weg. De uitvoering kan voor abiotischefactoren gebeuren door de initiatiefnemer zelf of door laboratoria door de overheid aangeduid. Het meten vanbiotische parameters is geen technische aangelegenheid en kan niet gebeuren met behulp van apparatuur enlabo-analyses. De waarnemingen moeten in het gebied zelf gebeuren door een 'flora en fauna' deskundige. Deinitiatiefnemer of de controlerende overheid moet beroep doen op erkende deskundigen.

Postevaluatie met leerfunctie vereist grondige ecologische kennis en specifieke studies en moet gespreid overeen lange termijn plaatsvinden. Deze postevaluatie kan daarom best gebeuren door wetenschappelijkeinstellingen, in opdracht van de overheid.

11.4.4 Gegevensverzameling

Het eigenlijke evaluatie-onderzoek, bestaat voor een groot deel uit het verzamelen van de beschikbareinformatie. Naargelang de aard van de gegevens kunnen ze op andere plaatsen geraadpleegd worden.De initiatiefnemer, de Afdeling Milieuvergunningen van AMINAL en de Afdeling Milieu-inspectie vanAMINAL beschikken over de via VLAREM II of de vergunningsvoorwaarden verplichte meet- enregistratiegegevens van abiotische factoren.De initiatiefnemer beschikt eventueel over andere registratiegegevens die gemeten werden in het kader vaneen bedrijfsinterne milieuzorg.Bepaalde overheidsdiensten of instellingen kunnen over gegevens beschikken van onderzoeken of meetnettendie werden uitgevoerd ten behoeve van het algemeen milieubeleid.Gegevens van studies verricht in het kader van Wetenschappelijk Onderzoek, bevinden zich bij de betrokkenInstellingen.Specifieke gegevens van postevaluatie onderzoeken, zijn afhankelijk van de aard van de metingen, terbeschikking bij de initiatiefnemer, de Wetenschappelijke Instellingen, de Overheidsdiensten.

Informatie over de referentiesituatie en autonome ontwikkeling zijn in principe via het MER beschikbaar. Voorbepaalde aspecten moet de referentiesituatie geactualiseerd worden. Sommige nulmetingen zijn vereist voorde Milieuvergunning en zijn beschikbaar bij de Initiatiefnemer, de Afdeling Milieuvergunningen en deAfdeling Milieu-inspectie van AMINAL. Voor andere zijn geactualiseerde nulmetingen uit extra onderzoekennodig. Referentiesituatie en autonome ontwikkeling moeten zoveel mogelijk in kwantitatieve termenomschreven zijn. Vooral voor de autonome ontwikkeling is dit moeilijk. Voor de referentiesituatie is hetmogelijk, maar er moeten vaak langjarige gemiddelden bekend zijn om betrouwbare uitspraken te doen.Zeldzame soorten hebben in het kader van natuur- en landschapsbehoudsdoelstellingen, bijzondere aandacht.Voor m.e.r. en om gegevens bruikbaar te maken voor postevaluatie, is een verdere uitbreiding en verdiepingvan de huidige wetenschappelijke kennis onontbeerlijk.

Algemene meetgegevens zijn niet toegespitst op specifieke m.e.r.-plichtige projecten en de ermee gepaardgaande effecten. Ze volstaan niet als postevaluatiegegevens, maar kunnen wel als referentiekader dienen voor

Page 251: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

243

een algemene toestand van het natuurlijk milieu. Voor de meeste aspecten zijn specifieke gegevens nodig, dieuit speciaal voor de postevaluatie ontworpen meetnetten kunnen verkregen worden. Voor postevaluatie metleerfunctie zijn basismetingen gericht op postevaluatie absoluut noodzakelijk. Om postevaluatie mogelijk temaken, moet de aard, de omvang, het verspreidingsgebied en de periode van optreden van de te verwachteneffecten zo worden gepresenteerd dat ze objectief te vergelijken zijn met de uiteindelijk te meten effecten.Hiervoor moet een presentatie in éénduidige eenheden worden nagestreefd. Ook de kans dat het effectwerkelijk zal optreden dient goed te interpreteren en te toetsen te zijn. (Avenarius, 1989).Om vergelijkbaar te zijn met postevaluatiegegevens, moeten inventarisatiemethoden erop worden afgestemd.Er moeten eisen gesteld worden met betrekking tot de schaal, de bronnen, de detaillering en dewaarnemingsomstandigheden.

11.4.5 Verwerken van de gegevens

De postevaluatie bij de beoordeling van de onderzoeksresultaten heeft een integraal karakter.Voor de waardering van de evaluatieresultaten is een beoordelingskader nodig. Dit kader omvat dereferentiesituatie, de vergunningsvoorwaarden, de normen voor emissies en immissies in reglementeringen enwetgeving, de eventueel vooropgestelde te bereiken ecologische normen en de prognoses uit het MER.De onderzoeksresultaten worden getoetst aan de gegevens van dit beoordelingskader.Het verwerken van de postevaluatiegegevens resulteert in bevindingen over de activiteit en zijn relatie tot hetmilieu. Afhankelijk van de controle- of leerfunctie van de postevaluatie, zullen de onderzoeksgegevens andersbeoordeeld worden. Als de postevaluatie gericht is op controle, moet er aan de hand van de gegevens nagegaanworden of de activiteit conform is met wat in de milieueffectstudie en in de vergunningsvoorwaardenbeschreven werd. Als dit niet zo is, moet worden bepaald in hoeverre deze afwijking nadelige gevolgen voorhet milieu heeft of kan hebben.

Als de postevaluatie gericht is op leren, moet van de effectvariabelen nagegaan worden in hoeverre ze zichconform de verwachtingen gedragen. Er moet worden nagegaan of de variabele binnen het voorspelde bereikblijft. Ook niet voorspelde afwijkingen kunnen vastgesteld worden.Zowel met het oog op controleren als leren, is een nadere analyse van oorzaak-effect relaties wenselijk. Opgrond daarvan kan worden vastgesteld of, en in hoeverre, de effecten het gevolg zijn van autonomeontwikkelingen of van de beschouwde activiteit.

Page 252: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten244

11.4.6 Methodologische aandachtspunten

Uit de praktijk blijkt dat de voorspellingen uit het MER en de onderzoeksgegevens vaak niet vergelijkbaar zijn.Milieuhinder moet gemeten worden in termen van effecten. Om effecten te kunnen vaststellen, moet menkunnen aantonen dat de gemeten verandering in het milieu een gevolg is van de activiteit. Men moet ermeerekening houden dat cumulatieve en synergetische effecten kunnen optreden. Het is daarom belangrijk dat bijhet opstellen van een postevaluatieprogramma voldoende rekening wordt gehouden met devoorspellingsmethode en dat in het m.e.r.-proces bekend is dat postevaluatie zal plaatsvinden, zodatvoorspellingsmethodes en de beschrijving van de referentiesituatie erop kunnen afgestemd worden. Theoretisch kan dit gebeuren door de postevaluatie resultaten te vergelijken met informatie van hetbeoordelingskader. Uit de praktijk blijkt echter dat er problemen zijn met de relevantie van die informatie(Arts, 1994).

De autonome ontwikkeling kan slecht ingeschat worden. De metingen die vergeleken worden zijn deze vanvoor en na een activiteit en niet van zonder en met de activiteit. De activiteit wordt gerealiseerd, dus deautonome ontwikkeling vindt nooit plaats. Om de veranderingen ten gevolge van een activiteit te kunnenbepalen, zou men een identiek gebied moeten vergelijken met en zonder activiteit. In de praktijk is hetonmogelijk om twee geheel vergelijkbare gebieden te hebben, zodat het beschrijven van de autonomeontwikkeling slechts een schatting is. De autonome ontwikkeling van het gebied moet zo goed mogelijk gekendzijn, zodat anthropogene veranderingen en natuurlijke biologische fluctuaties van elkaar kunnen onderscheidenworden.

Ook het vaststellen van de referentiesituatie kan problemen opleveren. Men moet vaak beroep doen op relatiefoude metingen en registraties. Het is praktisch niet realiseerbaar om voor elk aspect, juist voor het starten vande activiteit de referentiesitautie vast te stellen. Vooral voor fauna en flora wordt de referentiesituatie vaak opte grove schaal gemeten.De situatie op het ogenblik van de postevaluatie (=huidige situatie) is ook niet eenvoudig vast te leggen. Somszijn voor bepaalde aspecten geen gegevens beschikbaar of werden ze op een niet bruikbare schaal gemeten.Bij emissiegegevens zijn de effecten niet altijd gekend. Emissiemetingen hebben in het kader van postevaluatieweinig zin als er geen of onvoldoende kennis bestaat over de dosiseffectrelaties. Bovendien kan dosis-effectonderzoek nooit volledig rekening houden met de specifieke omstandigheden waarin ze gehanteerd worden,zodat de effecten vaak niet binnen de grenzen van verwachtingen vallen.Uit de relatie tussen milieubelastende factoren en milieugevoelige elementen volgt dat het eenvoudiger is enefficiënter om vroeg in de causaliteitsketen (= bij bron) alert te zijn voor milieubelasting (Arts, 1994). Bijcontrole postevaluatie is ingrijpen om de activiteit aan te passen dan mogelijk. Bij leerfunctie kunneneffectstudies uiteraard wel bijdragen tot het vermeerderen van kennis over voorspellingen enoorzaakeffectrelaties.

Na het verwerken van de postevaluatie gegevens, wordt besloten welke bevindingen aan het onderzoekverbonden zijn. De resultaten worden bijeengebracht in een postevaluatie rapport. Als de analysegegevens niet

Page 253: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

245

volstaan om conclusies te trekken ten aanzien van gevolgen voor het milieu, kan het postevaluatieprogrammaaangepast en verdergezet worden. Als de vastgestelde effecten ernstiger zijn dan verwacht, of de maatregelenwerden niet conform het MER en de vergunningsvoorwaarden uitgevoerd, kan de verantwoordelijke overheidovergaan tot het nemen van maatregelen.

11.5 Nemen van maatregelen

Een postevaluatieonderzoek is geen theoretische studie, maar een concreet, praktijkgericht onderzoek.

11.5.1 Postevaluatie met controlefunctie

Voor postevaluatie met controlefunctie moet er terugkoppeling zijn van de resultaten naar de initiatiefnemer,de m.e.r.-administratie, de vergunningverlenende en de controlerende overheid.Op grond van de beoordeling van de postevaluatieresultaten kan de bevoegde overheid een beslissing nemenomtrent in te voeren maatregelen. In Nederland dient het 'Bevoegd Gezag’ aan de hand van deevaluatieresultaten te motiveren waarom wel of geen wijzigingen van het oorspronkelijk besluit of van deactiviteit nodig zijn (de Leeuw, 1992).

Maatregelen kunnen nodig zijn omdat de beoordeling van de postevaluatieresultaten uitwijst dat:- de activiteit niet wordt uitgevoerd zoals is voorgeschreven;- de milieugevolgen van de activiteit de vergunde normen overschrijden;- de maatregelen niet het beoogde effect hebben, zodat de milieueffecten schadelijker zijn dan verwacht;- de inzichten in de ernst van effecten veranderd zijn door externe ontwikkelingen, zoals nieuwe technische

mogelijkheden en inzicht in cumulatie van effecten.

In het MER dient te worden beschreven welke maatregelen kunnen worden opgenomen indien er sprake is vanonaanvaardbaar grotere milieueffecten dan ten tijde van het opstellen van het MER werd verwacht. Het besluiten de eraan gekoppelde milieu- of bouwvergunning zou dan een duidelijke omschrijving moeten bevatten vanwat belangrijk nadelig geacht wordt en van de wijze waarop er zal ingegrepen worden.De mogelijkheden zijn handhavingsactiviteiten, bijstellen van het besluit, aanvullende maatregelen en in hetuiterste geval intrekken van het besluit.Operationaliseren van wat zeer nadelig is, is moeilijk. De discussie hierover moet vooraf gevoerd worden,zodat interpretatieproblemen en overbodig onderzoek kunnen vermeden worden. B.v. door het aanduiden vaneen percentage van overschrijding voor ingrijpen.

Handhavingsactiviteiten: toezicht, opsporing, vervolging, schadevergoeding door de initiatiefnemer aan deeigenaar van b.v. een (natuur)gebied dat onaanvaardbaar veel schade van de m.e.r.-plichtige activiteit

Page 254: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten246

ondervindt.

Bijstellen van het besluit: de vergunningsvoorwaarden worden aangepast, er moeten aan de activiteitbijkomende milderende maatregelen getroffen worden om onverwacht grote, of niet voorspelde negatieveeffecten te verminderen of op te heffen.

Aanvullende maatregelen: er worden extra beheersmaatregelen getroffen in de gebieden die door de activiteitworden geschaad, om zodoende de negatieve effecten te verminderen dan wel af te schaffen.

Besluit intrekken: als uiterste maatregel, als de initiatiefnemer zich niet aan de vergunningsvoorwaarden houdten de effecten op het milieu onaanvaardbaar hoog zijn.Uiteraard moet voor elke aanpassing van de activiteit, het postevaluatieprogramma op de nieuwe situatieworden afgestemd. Deze voorgestelde procedures, zijn theoretische mogelijkheden. Om de juridischehaalbaarheid en de consequenties ervan na te gaan is een grondige juridische studie aangewezen.

Page 255: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

247

11.5.2 Postevaluatie met leerfunctie

Postevaluatie met leerfunctie leidt niet tot het nemen van maatregelen, maar de postevaluatieresultaten kunnenbijdragen tot het vermeerderen van kennis door:- het beoordelen van de waarde van voorspellingsmethodes van milieueffecten, ten behoeve van toekomstige

MERen;- het invullen van bestaande leemten in kennis, ten behoeve van nieuwe activiteiten, besluiten of MERen.

Bovendien kunnen postevaluatieresultaten een signaalfunctie hebben in het algemeen milieubeleid. Milieu-indicatoren kunnen in combinatie met beleidstendenzen als referentie dienen voor de mate waarin een activiteiteen gewenste of ongewenste invloed uitoefent op de effectiviteit van het milieubeleid. Deze combinatie vanontwikkelingen op het vlak van milieubeleid en milieukwaliteit wordt milieutrendindicatie genoemd. B.v. hetgehalte aan nitraten en fosfaten in het bovenste grondwater kan een indicatie zijn voor de bedreiging van degehalten aan vermestende stoffen in het grondwater voor de levensgemeenschappen in voedselarme milieus.(Nieuwhof, 1986)

Een voorbeeld: grondwaterwinning. (van Straaten, 1992)

Doel van postevaluatieLeerfunctie: kennis over dosis-effect relatie tussen grondwaterpeil en vegetatie.

Motivering: in het MER werd het WAFLO-model gebruikt. Dit model werkt met Ellenberg indicaties, niet met dosis-effect gegevens.WAFLO kan best ook getest worden voor andere projecten. Voor een methodologisch onderzoek is het aangewezen om niet voor éénproject te evalueren, maar verschillende projecten voor een gebied.

postevaluatieprogrammaNa vergunningsverlening: basismetingen. Deze steunt op de gegevens uit het MER, maar voor postevaluatie zijn andere gegevens nodigdan voor voorspellingen.B. v. Het kiezen van specifieke proefvlakken: waar lokaliseren? Wat meten? Zorgen voor een ruimtelijke spreiding t.o.v. variaties inde grondwaterstanddaling.Blanco’s aanduiden om de invloed van synergetische effecten op de metingen te minimaliseren. B.v. verzuring ten gevolge vanluchtverontreiniging.

Te volgen parametersAbiotische: waterpeil, chemische kwaliteit grondwater.Biotische: biodiversiteit, eigenschappen van soorten, biomassa, groei.

UitvoeringDe uitvoering moet gebeuren door een wetenschappelijk instituut.Methodologie opstellen voor het verwerken van de gegevens.5-Jaarlijks rapport dat geëvalueerd wordt door de bevoegde overheid.Postevaluatie gebeurt over een termijn van 20 à 30 jaar.

Page 256: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten248

BEGRIPPENLIJST

Bij het opstellen van een milieueffectrapport is het hanteren van eenconsistent begrippenkader belangrijk. De gehanteerde termen worden involgend overzicht verduidelijkt :

aandachtspuntonderwerpen, waarvoor significant negatieve milieugevolgen en knelpuntenverwacht worden of die de bevolking relevant vindt, waaraan in het MERbijzondere aandacht besteed wordt

aandachtsgebied of -componentgevoelige gebieden of milieucomponenten voor een bepaalde ingreep, waar-voor een diepgaandere studie nodig is

aanlegfasefase, waarin de activiteiten met betrekking tot de aanleg van eeninfrastructuurwerk of de opbouw van een hinderlijke inrichtinguitgevoerd worden

activiteithet geplande m.e.r-plichtige project

activiteitengroepsamenbundeling van m.e.r.-plichtige activiteiten omwille van hetgelijksoortig karakter van de ingreep en omwille van het gelijksoortigkarakter van de effecten die optreden

afsluitingsfasefase bij de activiteitengroep 'groeven en graverijen' waarbij dewinningsactiviteiten worden stopgezet

alternatiefeen andere keuzemogelijkheid, beantwoordend aan de doelstelling van hetproject,

ambtenaren deskundigenambtenaren die deskundig zijn inzake milieubeleid of met ervaring enspecifieke kennis hebben over natuur en milieu van het betreffendegebied en die informeel bij de m.e.r.-procedure worden betrokken(startvergadering en bespreking ontwerptekst)

basisgegevens

Page 257: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

249

informatiegegevens van de discipline of van andere disciplines nodigvoor de effectvoorspelling

beoordelingsfasefase waarin het MER wordt beoordeeld naar kwaliteit, inhoud, objectivi-teit, getoetst wordt aan het besluit en waarbij een conformiteitscodewordt toegekend

bevoegde administratiede administratie die het MER begeleidt, beoordeelt en conform verklaart,cel m.e.r., Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, AMINAL

college van deskundigeninterne deskundigen van het bedrijf of de organisatie vertrouwd met detechnische en organisatorische maatregelen ter voorkoming van deverstoring door het geplande project en externe deskundigen gekozen doorde initiatiefnemer uit een lijst van erkende onafhankelijke specialisten

compensatiede creatie van een gelijksoortig milieu of een ander milieu in of buitenhet projectgebied, dat in waarde kan vergeleken worden met het milieudat verdwenen is door de activiteit

conformiteitkwaliteitsbeoordeling van een opgesteld MER door toekenning van eenconformiteitsattest indien het MER volledig en juist werd bevonden envoldoet aan de gestelde inhoudseisen

controlelijstopsomming van kenmerken gerelateerd aan de karakteristieken van hetproject of de deelingrepen, die aanleiding kunnen geven tot significantemilieueffecten

cumulatief effectgezamenlijk effect van verschillende vormen van verontreiniging enaantasting van het milieu, waarbij de gevolgen van elke vorm vanverontreiniging afzonderlijk minder ernstig zijn, doch de verschillendevormen te samen wel

(deel)ingreepingreep : onderdeel van een activiteitdeelingreep : onderdeel van een ingreep, waarvoor afzonderlijke effectenkunnen aangegeven worden

Page 258: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten250

direct effecteen rechtstreeks milieueffect als gevolg van een deelingreep

Page 259: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

251

disciplinemilieuaspect dat in het kader van milieueffectrapportage onderzochtwordt, door de regelgeving vastgelegd als de disciplines 'mens', 'faunaen flora', 'bodem', 'water', 'lucht', 'licht, warmte en straling','geluid en trillingen', 'klimaat', 'monumenten en landschappen enmateriële goederen'

effectuitwerking op het milieu van de (deel)ingrepen van een voorgenomenactiviteit

effectbeoordelingwaarde-oordeel van de effecten die optreden ten gevolge van een geplandesituatie uitgedrukt in kwalitatieve of kwantitatieve termen, zodanig datde besluitvormer en de bevolking zich objectief kunnen inlichten overde ernst van de effecten

effectgroepverzameling van gelijksoortige effecten, waaraan een specifiekeeffectvoorspellingsmethode gekoppeld wordt

effectuitdrukkingde meeteenheid waarin een effect uitgedrukt wordt

effectvoorspellingbeschrijving van een toekomstige situatie rekening houdend met deaanleg, de exploitatie, de nabestemming en de afbraak van de geplandeactiviteit

externe deskundigedeskundige geselecteerd uit de lijst van erkende deskundigen die deeluitmaakt van het college van deskundigen en die het MER opstelt

fasede opeenvolgende stadia bij de uitvoering en het functioneren van deactiviteit, omvattende de aanleg-, gebruiks-, onderhouds-, opheffings-en nabestemmingsfase

gegevensoverdrachtinformatie uitwisseling en doorstroming tussen de initiatiefnemer en deMER-deskundigen met betrekking tot projectgegevens en tussen de MER-deskundigen onderling met betrekking tot gegevens nodig vooreffectvoorspelling

Page 260: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten252

geplande situatietoestand van het studiegebied tijdens en na de uitvoering van hetgeplande project

Page 261: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

253

gewenste situatiede situatie van het studiegebied (in de referentiesituatie), waarbijrekening gehouden wordt met kwaliteitsdoelstellingen

gewijzigde situatiehuidige situatie van het studiegebied rekening houdend met activiteitendie op korte termijn zullen uitgevoerd worden

globaal effectde verschillende effecten te samen van een voorgenomen activiteit binneneen discipline

haalbaarheidsMERmilieueffectrapport waarin de haalbaarheid van een project getoetstwordt en tracé of locatie-alternatieven, procesalternatieven afgewogenworden

huidige situatieactuele toestand van het studiegebied

indirect effectonrechtstreeks milieueffect ten gevolge van een direct effect of inhogere orde ten gevolge van een ander indirect effect

ingreep-effectschemalijst, schema, matrix of netwerk dat de relatie tussen de milieueffectenonderling en met de afgeleide ingrepen van de activiteit aanduidt

initiatiefnemereen natuurlijk persoon, dan wel een privaat- of publiekrechtelijkrechtspersoon, die een bepaald project wil (doen) ondernemen en daarovereen besluit vraagt

integrerende disciplinesde disciplines die in de effectenketen als eindstap beschouwd worden enhet integratiekader vormen, dit zijn de disciplines 'mens', 'fauna enflora' en 'monumenten en landschappen en materiële goederen in hetalgemeen'

interdisciplinairtussen de disciplines onderling

interne deskundigende deskundigen van het bedrijf of de organisatie of derden (voorgesteld

Page 262: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten254

door de initiatiefnemer), die deel uit maken van het college vandeskundigen dat het MER opstelt

intradisciplinairbinnen de eigen discipline

invloedssfeerruimtelijke uitstrekking van de milieueffecten van een activiteit

kennisgevingkenbaar maken van het opstellen van een MER voor een m.e.r-plichtigeactiviteit door de initiatiefnemer bij de bevoegde administratie (celm.e.r.)

leemten in de kennisonzekerheidsfactor inherent aan toekomstprognoses, onzekerheden inherentaan de gebruikte voorspellingsmethoden, onzekerheden ten gevolge van dehuidige stand van het wetenschappelijk onderzoek, technisch moeilijk tevoorspellen fenomenen, informatieleemten of m.b.t. ontbreken vangegevensoverdracht

m.e.r.milieueffectrapportage

m.e.r.-plichtde verplichting tot het opstellen van een milieueffectrapport voorhinderlijke en andere dan hinderlijke inrichtingen

m.e.r.-proceduregeheel van wettelijk vastgelegde stappen voor het opstellen, beoordelenen gebruiken van een milieueffectrapport

m.e.r.-procesgeheel van informele stappen voor het opstellen, beoordelen en gebruikenvan een milieueffectrapport

matrixcombineert controlelijsten in een diagram, waarbij oorzaak/gevolgrelaties, interacties tussen de deelingreep en de disciplines,interacties tussen de bestaande en geplande situatie kunnen opgespoordworden

MER

Page 263: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

255

milieueffectrapport

MER-deskundigenatuurlijke of rechtspersonen door de Vlaamse minister bevoegd voor hetleefmilieu als deskundige voor het opstellen van een milieueffectrapportin een of meerdere disciplines 'mens', 'fauna en flora', 'bodem','water', 'lucht', 'licht, warmte en straling', 'geluid en trillingen','klimaat' en 'monumenten en landschappen en materiële goederen in hetalgemeen'

milderende maatregelmaatregelen die voorgesteld worden om nadelige milieueffecten van hetgeplande project te vermijden, te beperken en/of zoveel mogelijk teverhelpen

milieude fysieke, niet-levende en levende omgeving van de mens waarmee dezein een wederkerige relatie staat

milieucomponentonderdelen van het milieu die bestudeerd worden in een discipline

milieudisciplinewetenschappelijke discipline in het kader van onderzoek en universitaironderwijs

milieueffectnotanota die enerzijds in de voorfase van het m.e.r-proces wordt opgesteldals beoordeling van de m.e.r.-plicht en die anderzijds opgesteld wordtvoor klasse I inrichtingen die niet m.e.r-plichtig zijn

milieuknelpuntde significant negatieve milieugevolgen, die niet te milderen zijn ende leemten in de kennis, die essentieel zijn voor devergunningsverlenende overheid en die niet op te lossen zijn

nabestemmingsfasefase bij de activiteitengroep groeven en graverijen, waarbij eeninvulling wordt gegeven aan de nabestemming van de ontginning

netwerknemen milieu subsystemen (de componenten van elke discipline) op,waardoor directe en indirecte effecten en de relaties kunnen opgespoordworden in het systeem

Page 264: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten256

ontwikkelingsscenariobeschrijft de evolutie van het studiegebied in de toekomst, rekeninghoudend met de autonome evolutie van het gebied en met de evolutieo.i.v. plannen en beleidsopties

opheffings- of afbraakfasefase waarbij de activiteit wordt stilgelegd, de bestaande infrastructuurwordt afgebroken en/of de terreinen herbestemd worden

postevaluatiestudiesde milieustudies die uitgevoerd worden in aansluiting met het besluitdat de voorgenomen activiteit uitgevoerd zal worden, met betrekking opde controle van de opgelegde milieuvoorwaarden, het controleren van devoorspelde milieueffecten en de toetsing van de efficiëntie van demilderende maatregelen

projectgebiedhet gebied waarin een voorgenomen activiteit gepland is

projectgegevensalle gegevens van het project die de initiatiefnemer aan de MER-deskundigen ter beschikking moet stellen

projectMERmilieueffectrapport op het niveau van een concreet uitgewerkt project

referentiesituatiede toestand van het studiegebied, waarnaar gerefereerd wordt in functievan de effectvoorspelling, omvattende : de huidige, gewijzigde en degewenste situatie

reikwijdtede te beschouwen aspecten van het milieu in de m.e.r.

residueel effecteen effect dat slechts gedeeltelijk opgeheven wordt door een milderendemaatregel, of waarvoor mildering niet mogelijk is

secundair effectmilieueffect veroorzaakt door een activiteit, die een gevolg is van hetgeplande project

significantie

Page 265: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

257

uitdrukking van de ernst van een effect door het invoeren van eenuniforme waarderingsschaal

significantiebeoordelingeen wijze om effecten uit te drukken in kwalitatieve, normatieve termen,die niet discipline-afhankelijk zijn en die een globale beoordeling vanhet project mogelijk maken

startnotanota die opgesteld wordt in de vooroverlegfase, waarin de specifiekereikwijdte per discipline wordt aangegeven en de gevolgde methodologiewordt uitgelegd

studiegebiedhet gebied dat bestudeerd wordt in functie van het vaststellen van demilieueffecten en afhankelijk is van de invloedssfeer van demilieueffecten

synergetisch effectverschillende effecten die op een bepaald milieuaspect inwerken enelkaar versterken

technische disciplinesde disciplines die in de effectenketen meestal als tussenstap beschouwdworden en beoordeelbare effectcriteria leveren voor het integratiekader,dit zijn de disciplines 'bodem', 'water', 'geluid en trillingen','lucht', 'klimaat' en 'licht, warmte en straling'

uitvoeringsfasede fase na het goedkeuren van de startnota, waarin het eigenlijke MERwordt opgesteld

virtueel effecteffecten ten gevolge van potenties die ontstaan tijdens deuitvoeringsfase van een project en die na de afwerking of denabestemming van het project terug verdwijnen

voorfase de eerste fase van het m.e.r.-proces, voorafgaand aan het indienen vaneen kennisgeving door de initiatiefnemer bij de bevoegde administratie

vooroverlegfasede fase na het indienen van een kennisgeving, omvattende de goedkeuring

Page 266: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten258

van het college van deskundigen en de opstelling van een startnota

voorafgaandelijk overlegoverleg tussen de initiatiefnemer, de bevoegde administratie, deambtenaren deskundigen en/of de advies- of vergunningsverlenendeoverheid tijdens de voorfase (alvorens het indienen van eenkennisgeving)

voorstudiestudies, die vóór het m.e.r.-proces uitgevoerd worden (tijdens devoorfase) en die betrekking hebben op het ontwerpen van een"milieuvriendelijk" project, waarin alternatieven (locatie-,uitvoerings- en procesalternatieven en andere milieugerichte maatregelenbestudeerd worden, die opgenomen worden in het projectontwerp

werkingssfeerde soorten activiteiten die onderworpen dienen te worden aan een MER

Page 267: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

259

REFERENTIELIJST

Anon., 1986, Milieueffectrapportage, 30, Deelrapport II,Afvalverwijdering. In opdracht van Ministeries VROM en L&V,Staatsdrukkerij- en Uitgeverijbedrijf 's Gravenhage, 58 blz.

Anon., 1990, Post-project analysis in environmental impact assessment.Environmental Series 3. ECE/ENWA/11, United Nations, New-York, 54 blz

Anon., 1991a, Environmental Assessment Resourcebook, Volume I, II, III,World Bank technical papers 139, 140, 154. International Bank forReconstruction and Development. Environmental Dept., Washington

Anon.,1991b, Policies and systems of environmental impact assessment.Environmental Series 4. ECE/ENVWA/15, United Nations, New-York, 44 blz.

Anon., 1991c. Convention on environmental impact assessment in atransboundary context. done at Espoo (Finland), on 25 February 1991.E/ECE/1250, United Nations, 22 blz. Anon., 1992a, Evaluatiemethoden, een introductie. Vierde herziene druk.Afdeling beleidsevaluatie en -instrumentatie van het Ministerie vanFinanciën. Ministerie van Financiën, 's Gravenhage, 201 blz.

Anon., 1992b, Guidelines. Environmental Impact Statement for the ProposedGreat Whale River Hydro-electric Project. Great Whale Public ReviewOffice, Montréal, Quebec, 102 blz.

Anon., 1992c, Environmental Assessment handbook : Final Report.Environmental Resources Limited, 54 blz.

Anon., 1992d, A Reference Guide to Cumulative Effects Assessment inCanada, Vol.I, CEARC.

Anon., 1993a, Milieueffectrapportage, 44, Werkboek MER. Gevaarlijkeafvalstoffen. In opdracht van Ministeries VROM en L,N&V,Distributiecentrum VROM, Zoetermeer , 58 blz.

Anon., 1993b, A guide to the Canadian Environmental Assessment Act.Canadian Environmental Assessment Agency, Hull, Quebec, 140 blz.

Anon., 1993c, Environmental Assessment. HMSO Publications, London

Page 268: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten260

Anon., 1994a, Guidelines for the baseline ecological input toenvironmental assessment in the U.K., IEA, Lincolnshire, 58 blz.

Page 269: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

261

Anon., 1994b, Milieueffectrapportage. Besluiten voor een leefbaarNederland. Beoordelingsmethodiek. Ministeries VROM en L,N&V,Distributiecentrum VROM, Zoetermeer, 27 blz.

Anon. 1994c, Advies van 10 November 1994 over het lange-termijn-PlanBosbouw en actieplan Bosbouw. MINA-raad - 10 november 1994, 23 blz.

Anon., 1994d, Naar een beter toegankelijk MER : tien praktische tips,Adviezen voor een gebruiksvriendelijke presentatie vanmilieueffectrapporten over infrastructurele projecten. Rijkswaterstaat,Dienst Weg- en Waterbouwkunde

Anon., 1994e, Checklist for the review of environmental informationsubmitted under EIA procedures. Environmental Resource Managment. CECDGXI

Anon., 1994f, Background Information on the Conformity and Quality Reviewof the Environmental Impact Statement for the Proposed Great Whaleproject, Great Whale Public Support Office, Canada

Antrop, M., 1992, Het landschap meervoudig bekeken. MonografieënStichting Leefmilieu, 30. Uitgeverij Pelckmans, 400 blz.

Appelman, K. (ed), 1991, Landschapsecologische kartering voormilieueffectrapportage bij aanleg van rijkswegen. Eindrapport methode-ontwikkeling. Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde, Delft

Artois, J. et al., 1993, Milieu-audit. Vragenlijst voor een milieubewusteondernemer. Stichting Leefmilieu, Drukkerij De Beurs, Antwerpen, 115 blz.

Arts, J., 1994, Handleiding evaluatie MER afvalstortplaatsen. Ministerievan Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Zoetermeer.

Avenarius, H., 1989, De wettelijke verplichting tot evaluatie bij m.e.r.-plichtige activiteiten. Afstudeerscriptie, Faculteit der Geodesie,Technische Universiteit Delft, Utrecht.

Beanlands, G.E. & P.N. Duinker, 1983, An ecological framework forenvironmental impact assessment in Canada, Institute for Resource andEnvironmental Studies, Dalhousie University, Halifax, NS

Belgroma, 1994, Haalbaarheidsstudie naar de opbouw van een geïntegreerdsimulatiemodel inzake milieu-impact van verkeers- en vervoersstromen ende hiervoor vereiste infrastructuur, studie in opdracht van de

Page 270: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten262

Mobiliteitscel

Page 271: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

263

Bocken, H., 1995, Voorontwerp Decreet Milieubeleid, InteruniversitaireCommissie tot Herziening van het Milieurecht in het Vlaamse Gewest, dieKeure, Brugge

Boersema, J. & C. Kwakernaak, 1993, Integratie : nuttig, mits helder engroen. Een conceptuele analyse. in : Landschap 93/3, 3-19

Cernea, M., 1992, The Building Blocks of Participation : Testing a SocialMethodology. in : World Bank, 1992, Participatory Development and theWorld Bank : Potential Directions for Change, World Bank Discussion Paper

n� 193, Washington, D.C., 96-108

Coenen, M., 1995a, Effectiviteit van m.e.r. in demilieuvergunningsprocedure: een onderzoek in het Vlaams Gewest bijm.e.r.-plichtige hinderlijke inrichtingen. Eindwerk voor de aanvullendestudie in de Milieuwetenschap, Universitaire Instelling Antwerpen,Instituut voor Milieukunde, Antwerpen

Coenen, M., A. De Grande, L. Denys & K. Nagels, 1995b, Pilootstudiepostevaluatie. Theoretische benadering. Empirisch onderzoek van driecases., onderzoek uitgevoerd in opdracht van AMINAL, Afdeling AlgemeenMilieu- en Natuurbeleid, 127 blz.

Coudenys, H., 1992, Richtlijnenboek : milieueffectrapportering : rapportbetreffende de eerste fase, UIAntwerpen

de Groot, W.T. & H.A.U. de Haes, 1987, Relevant schatten in de eerstefase van m.e.r. in : Milieu, 1987/5, 155-159

de Leeuw, B.M.F., 1992, Milieueffectrapportage. Deel 41. Evaluatie bijmilieuvergunningen, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordeningen Milieubeheer, Zoetermeer

De Pue E., L. Lavrijsen & P. Strijkers, 1994, Milieuzakboekje. 1994.Leidraad voor de milieuwetgeving in Vlaanderen. Kluwer, 555 blz.

Dercon, L., 1994, MER N74 Noord-Zuidverbinding Limburg, Belgroma, inopdracht van de Administratie Wegeninfrastructuur en Verkeer,Buitendienst Hasselt

Devuyst, D., 1994, Instruments for the evaluation of environmental impactassessment. Proefschrift tot het verkrijgen van de graad van Doctor inde Menselijke Ecologie, VUB, 579 blz.

Page 272: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten264

de Wit, A.E., J. Spuij, P.J.C. van Boheemen, 1984, Slootplanten alsindicatoren. Een onderzoek naar indicatoren en hun bruikbaarheid in eenbiologisch meetnet. Landschap 3, p. 218-227

Page 273: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

265

Duffy, P.J.B. (ed), 1986, Initial guide. Federal Environmental Assessmentand Review Process. Federal Environmental Assessment Review Office,Ottawa, Ontario, 28 blz.

Dusik, J., 1994, Public participation in the EIA process. PublicEnvironmental Assessment Center, Prague, 20 blz.

EPA, 1992, Principles of Environmental Impact Assessment : AnInternational Training Course for Poland, US EPA, Washington

Hens, L., 1996, Richtlijnenboek voor het opstellen en beoordelen vanmilieueffectrapporten, deel B(2), algemene methodologische aspecten,discipline mens-gezondheid, in opdracht van AMINAL, cel m.e.r.

Hoeksema, H.J. 1 J.T. de Smidt, 1995, Milieuefefctrapportage; omgaan metleemten in kennis, in : Milieu 1995/3, p. 156-161

Irwin, F. & B. Rodes, 1990, Making Decisions on Cumulative EnvironmentalImpacts. A conceptual framework. WWF, Washington, 53 blz.

Klijn, F., R. de Waal, 1992, Ecologische bodemclassificatie. Eenpragmatische aanpak vanuit de standplaatsbenadering Landschap 9/3, p.175-187

Kobus, D. & N. Lee, The role of environmental assessment in the planningand authorisation of extractive industry projects. in : ProjectAppraisal, volume 8, number 3, 147-156

Lee, N. & M. Lewis, 1991, Environmental Assessment Guide for PassengersTransport Schemes. EIA Centre, Manchester

Lee, N. & R. Colley, 1992, Reviewing the quality of environmentalstatements, EIA Centre, University of Manchester, Occasional paper number24

Mazijn, B., 1994, Van tekentafel tot afvalberg. LCA, een instrument vooreco-design, eco-label en eco-taks. Monografieën Stichting Leefmilieu, 32.Uitgeverij Pelckmans, Antwerpen, 151 blz.

Munro, Dt al in Sadler B., 1985, Audit and Evaluation in EnvironmentalAssessment and Management. Canadian and international experience VOL I,Proceedings of the conference and Follow-up, Audit of EIA Results, TheBanff Center

Page 274: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten266

Nagels, K. & D. van Straaten (ed), 1994, Methodology, focalisation,evaluation and scope of environmental impact assessment. Second report.

Methodological aspects. N� 201, NATO/CCMS, 246 blz.

Nagels, K. (ed) 1995, Methodology, focalisation, evaluation and scope ofenvironmental impact assessment. Third report. Evaluation of public

participation in EIA. N� 207, NATO/CCMS, 211 blz.

Nieuwhof E., N. Nijenhuis, S.W.F. Van Der Ploeg, J.B. Vos, 1986,Evaluatie achteraf van effectvoorspellingen in milieueffectrapportage.Instituut voor milieuvraagstukken, Vrije Universiteit, Amsterdam

NJDEP, 1988, Improving dialogue with communities : A Risk CommunicationManual for Governement, New Jersey Department of EnvironmentalProtection, Trenton, 1988, 83 blz.

Opdam P., 1994, Mitigatie en compensatie : hoe meten we effectiviteit.in : Landschap 199411/3, 61-70

Parentau, R., 1988, Public Participation in environmental decision-making, Ministry of Supply and Service, Canada, 71 blz.

Petts, J. & G. Edujlee, 1994, Environmental impact assessment for wastetreatment and disposal facilities. John Wiley & Sons, 485 blz.

PRAXIS, 1988, Public Involvement: planning and implementing publicinvolvement programs, Praxis, Calgary, Alberta, Canada, 1988, 4 vols.

Reijnen, M.J.S.M. & J.B.M. Thissen, 1986, Beïnvloeding vanbroedvogelpopulaties in bossen en grienden door verkeer. in : Landschap1986 nummer 4, 264-281

Rennick, P., 1994, Considering alternative means for carrying out aproject under the Canadian Environmental Assessment Act. EnvironmentCanada & FEARO, 25 blz.

Rense, R., 1990, Milieueffectrapportage. Deel 37. Brochure over hetopstellen van het evaluatie onderzoeksprogramma bijmilieueffectrapportage voor afvalstoffenplannen, Ministerie vanVolkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Zoetermeer.Milieubeheer, Zoetermeer

Richards, M.D., 1994, Making up your mind in a democratic age, a reviewof social science literature on land-use-decision-making, Nuclear Energy

Page 275: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

267

Institute, Washington. Paper presented at 14th IAIA, Quebec, Canada, 39blz.

Ross, W.A., 1993, Guiding Principles for Issue Scoping in EnvironmentalAssessment under the Canadian Environmental Assessment Act. EnvironmentCanada & FEARO, 58 blz.

Page 276: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten268

Runqvist, A., 1992, The Swedish International Development Authority :experience with popular participation. in : World Bank, 1992,Participatory Development and the World Bank: Potential Directions for

Change, World Bank Discussion Paper n� 193, Washington, 46-59

Sigal, L.L., 1993, Sourcebook for the environmental assessment process.

U.S. Environmental protection Agency, Washington, EPA contract N� DW89935209-01-0

SIU, 1991, Working with Communities : A guide for proponents. Secondedition, Social Impact Unit, Perth Australia, 1991, 22 blz.

Scheltus, P.I.Th., 1979, Oriënterende studie omtrent enige praktischemethoden voor de opstelling van milieueffectrapporten. samenvattendRapport. TNO, Delft, 106 blz.

Schneiders, A., C. Wils, J. Peymen, R.F. Verheyen, 1995. Finalisering:onderzoek naar de verspreiding en de typologie van ecologisch waardevollewaterlopen in het Vlaamse Gewest. AMINAL, afdeling Water, Brussel

Spellenberg, I.F., 1991, Monitoring Ecological Change, CambridgeUniversity Press, Cambridge

Tomlinson, P., 1984, The use of methods in screening and scoping. in :B.D. Clark et al. (eds), Perspective on Environmental Impact Assessment,D. Reidel Publishing Company,163-194

Turnbull, R.G.H. (ed), 1992, Environmental and health impact assessmentof development projects. A handbook for practitioners. WHO, CEMP.Elsevier Applied Science, 282 blz.

Van den Broeck, J., 1993, Op het goede spoor: integrale studie HSLAntwerpen - Rotterdam, Studiegroep Omgeving, Projectbureau HSL-infra

van de Gronden, E.D., J.J.F.M. van Haeren, E. Roos, 1994,Milieueffectrapportage. Deel 46. Kwaliteit milieueffectrapport, Meten enbewaken. In opdracht van Ministeries VROM en L,N&V, DistributiecentrumVROM, Zoetermeer, 74 blz.

Anon., 1993b, Milieueffectrapportage, 46, Kwaliteit milieueffectrapport.

van Dale, 1995, van Dale Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, 12dedruk in de nieuwe spelling, Van Dale Lexicografie, Utrecht-Antwerpen

Page 277: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

269

van Dijk, G.M., R.J. Leeuwis & J. Knoop, 1993, Van emissie tot ecologischeffect. naar een risicoanalyse van emissies in rivierstroomgebieden vooraquatische ecosystemen. in : Landschap1993 10/3, 21-33

van Haeren, J.J.F.M. & J.W. Gravendeel, 1994, Milieueffectrapportage.Besluiten voor een leefbaar Nederland. Handleiding. in opdracht vanMinisteries VROM en L,N&V, Koninklijke Vermande bv. Lelystad, 400 blz.

van Straaten, D., 1992, in Verheyen R.F., De Breuck W., MER Uitbreidinggrondwaterwinning PIDPA Brecht Loenhout. In opdracht van Provinciale enIntercommunale Drinkwatermaatschappij der Provincie Antwerpen, RUG enUIA, Gent en Antwerpen

van Straaten, D., 1994, In Verheyen R.F., van Straaten D., Nagels. Studiebetreffende het samenstellen van een richtlijnenboek voor het opstellenen beoordelen van milieueffectrapporten (fase 2). Deel B (2): Algemenemethodologie discipline fauna en flora. LIN, AMINAL, afdeling AlgemeenMilieu-en Natuurbeleid, cel m.e.r., Brussel

Verbruggen, A., 1994, Leren om te keren. Milieu- en natuurrapportVlaanderen. VMM. Garant, 823 blz.

Verheyen, 1992, HaalbaarheidsMER van het L.IJ.N-project,oppervlaktewaterwinning in de Dijlevallei, GTE, studie in opdracht vanVlaamse Maatschappij voor Watervoorziening

Verheyen, 1994, Toetsing op hun milieueffecten van prioritaire projectenin de uitvoering van het Sigmaplan, GTE, studie in opdracht van DienstTijgebonden Waterwegen

Verheyen, R.F., 1996, Toetsing van de specifieke richtlijnen voor hetopstellen van milieueffectrapporten, startnota en MER. studie in opdrachtvan AMINAL, cel m.e.r.

Voogd H., 1983, Multicriteria Evaluation for Urban and RegionalPlanning, Pion Limited, London

Wathern, P. (ed), 1988, Environmental Impact Assessment. Theory andPractice. Routledge, 332 blz.

Wolfe, L.D.S., 1987, Methods for scoping environmental impactassessments. A review of literature and experience. FEARO, Vancouver, 50

Page 278: RICHTLIJNENBOEK VOOR HET OPSTELLEN EN BEOORDELEN … · ii m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten opstellers Het Richtlijnenboek is opgesteld door een interdisciplinaire

m.e.r.-richtlijnenboek : deel 2 algemene methodologische aspecten270

blz.

World Bank, 1992, Participatory Development and the World Bank :

Potential Directions for Change, World Bank Discussion Paper n� 193,Washington, D.C., 195 blz.

World Bank, 1994, Environmental Assessment and Development, eds Goodland,R. & V. Edmundson, An IAIA-World Bank Symposium, Washington, D.C., 195blz.