RELIGIE EN POLITIEK

37
RELIGIE EN POLITIEK Verkenning op een spanningsveld onder redactie van L. Laeyendecker en O. Schreuder

Transcript of RELIGIE EN POLITIEK

Page 1: RELIGIE EN POLITIEK

RELIGIE EN POLITIEKVerkenning op een spanningsveld

onder redactie van

L. Laeyendecker en O. Schreuder

Page 2: RELIGIE EN POLITIEK

CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG

Religie

Religie en politiek : verkenningen op een spanningsveld / onder red. van L. Ueyendecker enO. Schreuder. - Kampen : Kok AgoraMet lit. opg.ISBN 90-242-7516-4SISO 230.3 UDC 23/28:32 UGI 540Trefw.: christendom en politiek. ft

© 1985 Kok Agora, Kampen \J\

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel vandruk, fotocopie, microfilm, of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijketoestemming van de uitgever.

ISBN 90 242 7516 4Omslag Rob Lucas

Page 3: RELIGIE EN POLITIEK

INHOUD

VOORWOORD

1. INLEIDING: GRENZEN IN BEWEGING 11- L. Laeyendecker

2. RELIGIE: AUTONOMIE OF IDEOLOGIE?- O. Schreuder

1. Inleiding: twee modellen 282. Definities en wijze van benadering 313. Het politieke ethos der christelijke confessies 334. De historische lotgevallen van het politieke ethos der kerken . 435. De actuele rol van de religie 526. Besluit . 57

3. DE STRUCTURELE RELATIES TUSSEN ORGANISATIES,POLITIEKE PARTIJ EN POLITICI BINNEN DE KATHO-LIEKE ZUIL VAN 1945-1980: EEN NETWERKANALYSE- A. T. M. Duffhues en A. J. A. Felling

1. Inleiding 592. Het dilemma van de katholieke politieke partij 613. Het politieke systeem binnen de zuil 684. Het politieke controlenetwerk 795. De zuilelite 926. Samenvatting en conclusies 94

RELIGIE EN POLITIEK. DE RELEVANTIE VAN DERELIGIEUZE FACTOR IN VERGELIJKING METNIET-RELIGIEUZE FACTOREN- J. Peters

1. Vraagstelling 972. Korte beschrijving van de gebruikte onderzoeksgegevens .... 1013. De politieke relevantie van de religieuze factor 1054. De religieuze factor in vergelijking met de niet-religieuze

factoren 1145. Conclusies 126

Page 4: RELIGIE EN POLITIEK

5. DE KERKEN EN HET VREDESVRAAGSTUK- G. Dekker

1. Inleiding en probleemstelling 1282. Is godsdienst een relevante factor? 1313. Hoe ligt de relatie? 1354. Beïnvloedingsmogelijkheden van de kerken 1415. Conclusie 147

6. PUBLIEKE GODSDIENST EN MACHT- L. Laeyendecker

1. Het verschijnsel publieke godsdienst 1502. Vooronderstellingen en maatschappijmodellen 1603. Weber over religie en politiek 1644. Structurele voorwaarden voor publieke godsdienst 1685. Nederland . 171

7. PUBLIEKE RELIGIE ALS COMPROMIS- M. B. ter Borg

1. De verdeeldheid in Nederland 1752. Verzuiling en pacificatie 1763. Consensus 1784. Vier mijlpalen in het ontstaan van de verzorgingsstaat 1795. De sociale zekerheid 1856. Het ritueel en de dogma's 1887. Consensus en verzuiling 1928. Een publieke religie? 1949. Conclusie . .196

8. RELIGIE EN MODERNISERING- O. Schreuder

1. Inleiding 1972. Modernisering en religie 1983. Evaluatie 2034. Religie en nationaal bewustzijn 2065. Nawerkingen 2076. Religie en actualiteit 2097. Godsdienst, cultuur en motivatie 2118. Besluit .212

Page 5: RELIGIE EN POLITIEK

lAANTEKENINGEN 215

LIJST VAN AANGEHAALDE PUBLICATIES 223

PERSONALIA . 229

Page 6: RELIGIE EN POLITIEK

- 222 -

7. Publieke religie als compromis

1. Oe drie hier geciteerde beginselprogramma's werden mij In het

voorjaar van 1963 toegezonden met de mededeling, dat z i j op

dit moment van kracht Maren.2. Voor een overzicht van de verschillen hiertussen: zie G. Dul-

temeljer, Encyclopedie van de sociale arbeid, Den Haag 1980.

3. De AOW en de ZW laat 1k hierbij, om doublures te voorkomen,

verder bulten beschouwing. Maatstaf voor het belang van de

wetten ts of zij genoemd worden In: T. Boersma, Schematisch

overzicht van de sociale verzekeringswetten, Deventer 1983.

4. Over de waarde van waarden als oorzaak bij het ontstaan van

de verzorgingsstaat lopen de meningen uiteen. Wilensky bij-

voorbeeld meent dat ze van generlei waarde zijn, anderen zien

slechts een secundaire waarde. Economische groei zou de voor-

naamste oorzaak zijn.

5. De neutrale of algemene zuil is geen echte zuil. Hij bestaat

slechts bij de gratie van het feit dat de andere zuilen be-

staan. Hierdoor wordt een groepering, die vooral gebonden

wordt door het feit dat ze niet aan een kerk gebonden zijn,

gedwongen als zuil te functioneren. Omdat de neutralen in de

culturele strijd op elkander zijn aangewezen, moeten zij zich

enigszins matigen in de klassenstrijd. Daar komt natuurlijk

bij dat er binnen deze zuil tussen uiterst l Inks en uiterst

rechts vele schakeringen zijn.

Page 7: RELIGIE EN POLITIEK

- 223 -

LIJST VAN AANGEHAALDE PUBLICATIES

Abrams, R.H., Preachers present arms. The role of the American

churches and clergy in world wars I and II, with some observa-

tions on the war in Vietnam, rev. ed. Scottdale Pa. 1969

(1933)

Albanese, C.L., The sons of the fathers, Philadelphia 1976

Andree, T.G.I.M., Gelovig word je niet vanzelf. Godsdienstigeopvoeding van R.K. jongeren tussen 12 en 20, Utrecht 1983

Azevedo, Th. de, 'Religion civile'. Introduction au cas Brasi-

lien, Archives des Sciences Sociales des Religions 47 (1979)

1, 7-22

Bell, D., The end of ideology. On the exhaustion of political

ideas in the fifties, rev. ed. 1965 (1960)

Bellah, R.N., Tokugawa religion. The values of pre-industrial

Japan, Glencoe 111. 1957

Bellah, R.N., Civil religion in America, in: idem, Beyond belief.

Essays on religion in a post-traditional world, New York-

London 1970, 168-189

Bellah, R.N. and Ph.E. Hammond, Varieties of civil religion, Cam-

bridge (Mass.) 1980

Berg, J.Th.J. van den en H.A.A. Molleman, Crisis In de Nederland-

se politiek Alphen aan den Rijn 1975

Berger, P.L., The noise of solemn assemblies. Christian commit-

ment and the religious establishment in America, New York 1961

Biéler, A., La pensee économique et sociale de Calvin, Genève

1971

Blackbourn, D. und E. Eley, Mythen der deutschen Geschichts-

schreibung, Berlin-Frankfurt am Main 1980

Brakelmann, G. (Hg.), Kirche tm Krieg. Der deutsche Protestantis-

mus am Beginn des II. Weltkriegs, München 1979

Braswell, G.W., Civil religion in contemporary Iran, Journal of

Church and State 2 (1979) l, 233-246

Bronner, F. en R. de Hoog, Politieke voorkeur. De 'waarom'-vraag

bij het kiezen van een politieke partij, Intermediair nr 15

(1979) 14, 59-63Coleman, J.A., Civil Religion, Sociological Analysis 31 (1970)

67-77

Page 8: RELIGIE EN POLITIEK

- 224 -

Dahm, K.K., Pfarrer und Politik. Soziale Position und politische

Mentalität des deutschen evangelischen Pfarrerstandes zwischen

1918 und 1933, Köln-Opladen 1965

Dekker, G., De mens en z1jn godsdienst, Baarn 1975

Dekker, G., Gekerkerd geloof, Baarn 1977

Durkhelm, E., Les formes élémentaires de la vie religieuse, Paris

1912

Ourkheim, E., Het Individualisme en de intellectuelen. In: H.P.M

Goddijn (red.), Sociologie, socialisme en démocratie. De poli-tieke sociologie van E. Durkheim, Heppel 1973, 174-187

Ehler, S.Z. and J.8. Morrall (eds). Church and state through the

centuries. A collection of historic documents with commenta-

ries, New York 1967Everts, Ph.P., Kerken, kerkelijkheid en buitenlandse politici,

in: P.R. Baehr e.a., EUte en buitenlandse politiek in Neder-

land, 's-Gravenhage 1978, 197-226

Everts, Ph.P., Public opinion, the churches and foreign policy.

Studies of domestic factors In the making of Dutch foreign

policy, Leiden 1983

Felling, A., Peters, J. en 0. Schreuder, Gebroken identiteit. Een

studie over christelijk en onchristelijk Nederland, 1n: Jaar-

boek Katholiek Documentatie Centrum 1981, 11, Nijmegen 1982,

25-81

Fenn, R.K., Toward a theory of secularization, Connecticut 1978

Geuzenlledboek Het, naar de oude drukken uit de nalatenschap vanE.T. Kuiper, uitgegeven door P. Leendertz Jr., Zutphen 1924

Geyl, P., De protestantlsering van Noord Nederland (1930), 1n:

Idem, Verzamelde opstellen I, Utrecht/Antwerpen 1978, 205-218

Geyl, P., Opkomst en verval van het Noord-Nederlands nationali-

teitsbesef (1931), in: Idem, Kernproblemen van onze geschiede-

nis, Utrecht 1937, 1-22

Geyl, P., Godsdienst en natlonallteitsgevoel In Noord en Zuid

tijdens Frederik Hendrik (1934), in: Idem, Verzamelde opstel-

len II, 3-15

Glock, Ch.Y., Ringer, B.B. and E.R. Babbie, To comfort and to

challenge. A dilemma of the contemporary church, Berkeley/Los

Angeles 1967

Goddijn, W . , Smets, H. en G. van Tlllo, God in Nederland, Amster-

dam 1979

Page 9: RELIGIE EN POLITIEK

- 225 -

Haberraas, J., Legltlmatlonsprobleme im Spätkapitalismus, Frank-furt am Main, 1973

Hammer, K., Deutsche Kriegstheologie (1870-1914), München 1971

Hammond, Ph.E., The sociology of American civil religion: a bi-

bliographic essay, Sociological analysis 37 (1976) 169-182Handelingen van de Eerste en Tweede Kamer der Staten Generaal

Harmatl, B-, The church and civil religion 1n the nordlc coun-

tries of Europe, Geneva 1984

Herberg, W., Protestant, Catholic, Jew. An essay In American re-

ligious sociology Garden City N.Y. 1960 (1955)

Hoffmann, K., The Christmas celebration. An example of civil re-

ligion in the Federal Republic of Germany, LWF (Lutheran World

Federation) Documentation. 1982, nr 12, 15-40

Hoogerwerf, A., Protestantisme en progressiviteit. Eer politico-

logisch onderzoek naar opvattingen van Nederlandse protestan-

ten over verandering en gelijkheid, Meppel 1964

Horkheimer, M. und Th.M. Adorno, Dialektik der Aufklärung, Frank-

furt am Main 1969 (Amsterdam 1947)

Huizinga, J., Uit de voorgeschiedenis van ons nationaal besef

(1912) in: Idem, De Nederlandse natie, Haarlem 1960, 1-80

Huizinga, J., Uitzichten 1533, 1584 (1933), 1n: Idem, De Neder-

landse natie, Haarlem 1960, 81-90

Jong, P. de, De kerk en het woelige kwartaal van 1903. Eer poging

tot confrontatie van kerk en wereld in een spannende sociale

situatie. Sociologisch Bulletin 18 (1964) 1-64

Kantorowlcz, E.H., The king's two bodies, Princeton 1981 (1957)

Karsten, C.F., Machtsverhoudingen In Nederland, Intermediair 14

(1978) 38, 19-25

Kernwapens. '1-2-1' reeks nr. 2. Uitgave van het secretariaat van

het R.K. Kerkgenootschap in Nederland, Utrecht 1982

Kocka, J., Angestellte zwischen Faschismus und Demokratie, Göt-

tingen 1977

Kossmann, E.H., In praise of the Dutch republic, London 1963

Kruithof, B., De deugdzame natie. Het burgerlijk beschavings-

offensief van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen tussen

1784 en 1860, Symposion II/l (1980) 22-37

Laeyendecker, L., Publieke godsdienst in Nederland, Sociologische

Gids 29 (1982) 346-365

Laeyendecker, L., Publieke godsdienst en macht, NSAV-conferentie

Page 10: RELIGIE EN POLITIEK

- 226 -

Religie en macht 1983 (zie ook deze bundel, hoofdstuk 6}Langedi jk, D., De geschiedenis van het protestants christelijk

onderwijs, Delft 1953Lenski, G., The religious factor, New York 1961

Lewy, G., The catholic church and Nazi Germany, New York 1964Lipset, S.M., Political man. The social basis of politics, Garden

City N.Y. 1960

Lohse, E., Orientierungspunkte. Unsere Kirche heute und morgen,

Stuttgart 1979Loor, H.D. de, Kerk in de samenleving. Een analyse van het spre-

ken der Nederlandse Hervormde Kerk sedert 1945, Baarn 1970

Luckmann, Th., The Invisible religion. The problem of religion

in modern society, New York/London 1967 (Das Problem der Re-ligion in der modernen Gesellschaft, Freiburg im Breisgau,

1963)

Luhmann, N., Grundwerte als Zivilreligion: zur wissenschaftlichen

Karrlere eines Themas, in: idem, Soziologische Aufklärung 3,Opladen 1981, 293-308

Lijphart, A , Verzuiling, pacificatie en kentering in de Neder-

landse politiek, Amsterdam 1979 en 1976 (1968)

Mackenzie, R., Parties, pressure groups and the British politicalprocess, 1n: R. Rose (ed.), Studies in British politics, Lon-

don 1966

Mannheim, K., Ideologie und Utopie, Frankfurt am Main 1969

(1929)

Markoff, J. and D. Regan, The rise and fall of civil religion;

comparative perspectives. Sociological Analysis 42 (1981)

333-352

Martin, D.A., A general theory of secularisation, Oxford 1978Marty, ME. , Two kinds of civil religion, 1n: R.R. Richey and

O.G. Jones (eds.), American civil religion. New York 1974.

139-157

Marx, K. und F. Engels, Ueber Religion, Berlin-Ost 1958

Middendorp, C P., Progressiveness and conservatism. The fundamen-

tal dimensions of Ideological controversy and their relation-

ship to social class, Den Haag/Par1js/New York 1978

Moodie, D., The rise of Afrikanerdom, Berkeley and Los Angeles1975

Myrdal, G., The Asian drama. New York 1968

Page 11: RELIGIE EN POLITIEK

- 227 -

O'Dea, Th.F., Godsdienstsoctologie, Utrecht/Antwerpen 1968Oud, P.J., Het jongste verleden, Assen 1968 (1948-1951)Parsons, T. and G.M. Platt, The American university, Cambridge

(Mass) 1973Partij van de Arbeid, Beginselprogranma i.j.Peeters, H , Burgers en modernisering, Deventer 1984

Perry, R.W , Gillespie, D.F. and H.A. Parker, Configurations in

the analysis of attitudes, importance and social behavior,

Sociology and Social Research 60 (1976) 135-146Plessner, H , Die verspätete Nation. Ueber die politische Ver-

führbarkeit bürgerlichen Geistes, Frankfurt am Main 1974

(1959)

Regan, D., Islam, intellectuals and civil religion in Malaysia,

Sociological Analysis 37 (1976) 95-110

Rémond, R. (éd.), Forces religieuses et attitudes politiques dans

la France contemporaine, Paris 1965

Rendtorff, T., Christentum ausserhalb der Kirche. Konkretionen

der Aufklärung, Hamburg 1969

Robertson, R., Individuation, societal i satt on and the civil reli-

gion problem, in: idem. Meaning and change, Oxford 1978,

148-145

Roe, R A., Links en rechts in empirisch perspectief, Amsterdam

1975

Romme, C.P.M., Eenheid in de politiek, Katholieke Staatkundig

Maandschrift 5 (1952-1953)Rousseau, J .J . . Oeuvres complètes III, Paris 1964

Rüter, A.J.C., De Nederlandse natie en het Nederlandse volkska-

rakter, In: idem, Historische studies over mens en samenle-

ving, Assen 1967, 303-321

Sanders, Th.G., Protestant concepts of church and state. Histo-

rical background and approaches for the future. Garden City

N.Y. 1965 (1964)

Schelsky H., Auf der Suche nach Wirklichkeit, Düsseldorf/Köln

1965

Schendelen, M.P.C M. van, Parlementaire Informatie, besluitvor-ming en vertegenwoordiging, Rotterdam 1975

Schendelen, M.P.C.M., Verzuiling en restauratie in de Nederlandsepolitiek Beleid en Maatschappij 5 (1978) 42-54

Schenning, B-, Bertrand, T. en H. Fun, De 21 November demonstran-

Page 12: RELIGIE EN POLITIEK

- 228 -

ten - wie zijn ze en wat willen ze? Soest 1982

Schilling, M., Die Geschichte der nördlichen Niederlande und die

Modernisierungstheorie, Geschichte und Gesellschaft 8 (1982)

475-517

Sennett, R , The fall of public man, Cambridge (Mass.) 1974Smltskamp, H., Calvinistisch nationaal besef In Nederland vóór

het midden van de 17e eeuw 's-Gravenhage 1947

Swart, K.W., The miracle of the Dutch republic as seen In the

17th century, London 1967

Thung, Mady A., The precarious organisation. Sociological explo-

rations of the church's mission and structure, 's-Gravenhage

1976

Troeltsch, £., Die Soziallehren der christlichen Kirchen und

Gruppen, Tübingen 1919 (1912)

Ullmann, W., Medieval political thought, Harmondsworth 1979

(1965)

Veldkamp, G.M.J., Inleiding tot de sociale zekerheid, I, Deventer

1978

Volkspartij voor Vrijheid en Democratie, U en de VVD, 1982Heber. K., Der moderne Staat und die katholische Kirche. Laizis-

tische Tendenzen im staatlichen Leben der Dritten Französi-schen Republik des Dritten Reiches und der VolksrepublikPolen, Essen 1967

Heber, H., Wirtschaft und Gesellschaft, Köln/Berlin 1964Weber, M., Gesammelte Aufsätze zur Relig1onssozio1og1e I, Tü-

bingen 1978 (1920)Williams, R.M , American society: a sociological interpretation,

New York 1951 (1942)Woldring, H.E.S. en D.Th. Kuiper, Reformatorische Maatschappij-

kritiek. Ontwikkelingen op het gebied van sociale filosofie en

sociologie in de kring van het Nederlandse protestantisme van

de 19e eeuw tot heden, Kampen 1980

Yinger, J.H., The scientific study of religion, London 1971

Page 13: RELIGIE EN POLITIEK

- 229 -

PERSONALIA

Dr. M.B. ter Borg (1946) studeerde sociologie en filosofie aan de

Universiteit van Amsterdam en promoveerde in 1982 op 'Nihilisme

en de Franse sociologische traditie'. Momenteel doceert hij als

wetenschappelijk medewerker godsdienstsociologie aan de Theolo-

gische Faculteit van de Rijksuniversiteit te Leiden.

Prof. Dr. G. Dekker (1931) studeerde economische en sociale we-

tenschappen aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en promoveerde

in 1965 op 'Het kerkelijk gemengde huwelijk in Nederland.' Thans

is hij aan de vermelde universiteit hoogleraar godsdienstsocio-

logie.

Ors. A T.M. Duffhues (1953) studeerde culturele antropologie aan

de Katholieke Universiteit te Nijmegen en legde zijn doctoraal

examen af in 1978. Momenteel is hij werkzaam aan het Katholiek

Documentatie Centrum van dezelfde universiteit in het kader van

het project 'Verzuiling en ontzuiling in Nederland'.

Prof. Dr. A.J.A. Felling (1938) studeerde sociologie aan de Ka-

tholieke Universiteit te Nijmegen en promoveerde in 1973 op 'Lo-

cale nacht en netwerken'. Thans is hij hoogleraar 1n de methoden

van onderzoek aan de subfaculteit sociologie van de Katholieke

Universiteit.

Prof. Dr. L. Laeyendecker (1930) studeerde filosofie en theologie

en daarna sociale wetenschappen aan de Universiteit van Amster-

dam. H1j promoveerde in 1973 op 'Religie en conflict. Oe zoge-

naamde sekten 1n sociologisch perspectief'. Thans is hij werkzaam

als hoogleraar algemene sociologie aan de Rijksuniversiteit te

Leiden.

LLDr. J. Peters (1937) studeerde sociologie aan de Katholieke Hoge-

school te Tilburg. Hij promoveerde 1n 1977 op 'Kerkelijke betrok-

kenheid en levensbeschouwing. Een onderzoek naar de verbreiding

en relevantie van kerkelijke betrokkenheid in een nieuwe stads-

wijk'. Momenteel 1s hij als wetenschappelijk hoofdmedewerker

werkzaam aan de subfaculteit sociologie van de Katholieke Univer-

siteit te Nijmegen.

Page 14: RELIGIE EN POLITIEK

- 230 -

Prof, Or. 0. Schreuder (1925) studeerde filosofie en theologie endaarna sociologie aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen enaan de J.M. Goethe Universiteit te Frankfurt am Hain. H1j promo-veerde In 1962 op 'Kirche im Vorort. Soziologische Erkundungeiner Pfarrei'. Hij 1s als hoogleraar cultuur- en godsdienst-sociologle verbonden aan de subfaculteit sociologie van de Katho-lieke Universiteit te Nijmegen.

Page 15: RELIGIE EN POLITIEK

- 175 -

7. PUBLIEKE RELIGIE ALS COMPROMIS- M. B. ter Borg

l De verdeeldheid in Nederland

In de jaren vijftig heeft Nederland zich in de sociologische en

politicologische wereldliteratuur een zekere faam verworven dank-

zij de eigenaardige vorm van verdeeldheid, die er zou heersen. De

toen bestaande verzuiling heeft opgang gemaakt. "Zo'n land als

Nederland kan helemaal niet bestaan", schijnt de politicoloog

Dahl eens uitgeroepen te hebben. Die onbestaanbaarheid zit hem

dan niet zozeer in de grote verdeeldheid, maar in de ermee ge-

paard gaande politieke stabiliteit, en dat is inderdaad een spec-

taculaire paradox. Volgens Lijphart is de verdeeldheid zo groot,

dat eigenlijk niet van één Nederlandse samenleving gesproken kan

worden, maar van drie samenlevingen, die door elkaar, naast el-

kaar, maar niet met elkaar bestaan (Lijphart 1979, 67). En dan

toch die rust!Eigenlijk is de paradox te mooi om waar te zijn. Uiteraard is

het verre van mij om te suggereren dat men de verdeeldheid, die

de verzuiling inhield, wat heeft aangescherpt om de paradox waar

te maken. Haar ik wil niet uitsluiten dat men te veel het accent

heeft gelegd op wat het Nederlandse volk verdeeld hield, en daar-

bij het vele dat het bond en bindt wat uit het oog heeft verlo-

ren. In dit artikel wil ik trachten iets bloot te leggen van

enkele grondwaarden, die het Nederlandse volk, dwars door de ver-

zuiling heen, gebonden zouden kunnen hebben.

Page 16: RELIGIE EN POLITIEK

- 176 -

2 Verzuiling en pacificatie

Verzuiling 1s een toenemende verticale segmentering van de samen-

leving, waarbij religie, of zo men «11 levens- of wereldbeschou-

wing, het onderscheldende criterium 1s. Hen kan zeggen dat er

drie zuilen bestaan: een katholieke, een protestants-christeiljke

en een zogenaamd neutrale zuil. Deze laatste kan als een vergaar-

bak van alle niet-kerkeHjken worden beschouwd. Binnen deze zui-

len bestaan grote sociaal-economische verschillen, maar deze zijn

van ondergeschikt belang. Men identificeert zich eerder met de

godsdienstige groepering waartoe men behoort, dan met de sociaal-

economische klasse waartoe men behoort. Anders gezegd, de hori-

zontale segmentatie is van secundair belang, de verticale van

primair belang in de Nederlandse samenleving. Overigens verschilt

per zuil het gewicht dat men aan het eerste en het tweede moet

toekennen. Bij de katholieken is levensbeschouwelijke binding het

sterkst en bij de neutrale zuil - vanzelfsprekend - het zwakst.

Bij deze laatste gaan levensbeschouwing en sociaal-economische

positie als onderscheidend criterium door elkaar heen lopen. Dit

is vooral bij de socialisten het geval.

De zullen hadden alles zelf: van vakbond tot voetbalclub, van

ziekenhuis tot omroep. Alles was op levensbeschouwelijke grond-

slag georganiseerd. Als protestant ging men niet met katholieken

of socialisten om. Alleen het gebied waarin men woonde had men

gemeenschappelijk - al waren er duidelijk katholieke streken - en

dat maakte dat men ook een gemeenschappelijke overheid moest ac-

cepteren. Wonderlijk genoeg ging dit In grote harmonie.

Verreweg de belangrijkste verklaring van deze paradox geeft

Lljphart In zijn beroemd geworden boek Verzuiling, pacificatie en

kentering in de Nederlandse politiek (1979). Volgens hem was in

een confrontatie tussen de zuilen, die tot 1917 geduurd had, ge-

bleken dat de grote verdeeldheid zou leiden tot een totale des-

integratie van de samenleving. Hiervan waren de leiders aan de

top zich zozeer bewust dat zij, volgens Lijphart op louter prag-

matische gronden, reeds op voorhand compromissen sloten. Aldus

werd de mogelijkheid van een noodlottige confrontatie een self-

denying prophecy (idem, 191). Door deze pacificatie werd Neder-

land, ondanks de geweldige verdeeldheid, één van de stabielste

democratieën ter wereld.

Page 17: RELIGIE EN POLITIEK

- 177 -

Deze verklaring is problematisch. Omdat we toch in de sfeer

van de paradoxen zitten, kunnen we zeggen dat Lijphart tegelij-

kertijd te weinig verklaart en te veel. Hij verklaart te weinig

omdat er nog wat meer verklaard moet worden dan alleen stabili-

teit. En hij verklaart te veel omdat zelfs stabiliteit alleen

over een periode van vijftig jaar niet verklaard kan worden uit

het pragmatisme van verstandige leiders alleen. Misschien dat een

politicoloog daarin nog kan geloven, maar een socioloog kan dat

niet. Het pragmatisme alleen is niet genoeg. Daarom zal ik een

aanvulling trachten te geven op Lijpharts verklaring. Ik zal in

dit opstel trachten de these aannemelijk te maken dat er een veel

grotere consensus over een aantal grondwaarden bestond, dan men

veelal veronderstelt. Of men deze aanvulling wil zien als een

extra verklarende factor, of als een afzwakking van de paradox

die verklaard moet worden, laat ik aan de lezer over.

Ik ben me daarbij terdege bewust van het feit dat een zekere

consensus over grondwaarden, dwars door de verzuiling heen, naast

het pragmatisme van de leiders, nog bij lange na niet voldoende

is om te verklaren wat verklaard moet worden. Het is slechts een

stapje In de richting.

Wat zou er, naast stabiliteit, dan nog meer verklaard moeten

worden? Op zijn minst twee zaken.

Ten eerste: de betrekkelijke stabiliteit van de Nederlandse

samenleving bij de ontzuiling. Hoe was het mogelijk dat de mensen

die decennia naast maar zonder elkaar hadden geleefd, opeens met

elkaar gingen leven, eikaars idealen gingen delen. Ja, hoe heeft

het ontzuiHngsproces zonder bloedvergieten kunnen verlopen?

Ten tweede: de opbouw van de verzorgingsstaat. Verklaard moet

worden hoe het mogelijk is, dat bij een precair evenwicht tussendrie elkaar betrekkelijk vreemde groeperingen, met een zo grote

voortvarendheid en zo consequent (ook onder steeds wisselende

coalities) een wending 1s voltrokken in de samenleving, die zo

groot en principieel Is, dat men de uiteindelijke uitkomst ervan,

de verzorgingsstaat, een nieuw en uniek type samenleving mag noe-

men. Daarbij moet bedacht worden dat Nederland, hoewel het niet

de hoogste welvaartsscore heeft, wél de meest uitgebreide en dure

verzorgingsstaat opbouwt.

Page 18: RELIGIE EN POLITIEK

- 178 -

3 Consensus

Dat er ten aanzien van een aantal grondwaarden consensus zou kun-nen zijn, daarop attenderen ons de meest recente beginselprogram-ma's van de drie grote partijen. De grote leuze van de Franserevolutie, de trits "vrijheid, gelijkheid en broederschap" kanmen In deze beginselprogramma's zonder moeite onmiddellijk terug-vinden. Hen moet daarbij wel bedenken dat broederschap tegenwoor-dig solidariteit genoemd wordt en dat onder vrijheid zowel nega-tieve als positieve vrijheid wordt verstaan, dat wil zeggen

"vrijheid van" en "vrijheid tot", of, nog anders geformuleerd,zowel onafhankelijkheid als verantwoordelijkheid en zelfontplooi-ing.1. Partij van de Arbeid. Deze partij noemt de eerste paragraafvan zijn beginselen: "Gelijkheid en Solidariteit". Hierbij gaathet erom "dat alle mensen in staat zijn zich zelfstandig te ont-wikkelen en in vrijheid te ontplooien" (PvdA, Beginselprogrammapar 1).

2. Christen-democratisch Appel. "Solidariteit" is hier de titelvan hoofdstuk IV. Eerdere hoofdstukken heten "Gerechtigheid" en"Gespreide Verantwoordelijkheid". Bij gerechtigheid gaat het omde "fundamentele gelijkwaardigheid van mensen". Op vele plaatsenbepleit men "geestelijke vrijheid" en "menselijke waardigheid"(CDA, Program van uitgangspunten).3. Volkspartij voor Vrijheid en Democratie. In het eerste artikelvan het beginselprogramma formuleert men de grondslag van de par-

tij. Men heeft de "overtuiging (...) dat vrijheid, verantwoorde-lijkheid, sociale rechtvaardigheid en de gelijkwaardigheid vanalle mensen de fundamenten behoren te zijn van elke samenleving"(VVD, U en de VVD).1

Omdat het uitvoeren van wat de VVD voorstaat solidariteit ver-onderstelt, mag men tot consensus van de drie partijen met be-trekking tot de grondwaarden besluiten.

Deze belangrijke consensus neemt uiteraard de grote verschil-len tussen de drie partijen niet weg. Elk van de drie beginsel-programma's ademt een zeer eigen sfeer. De verschillen in inter-pretatie van de grondwaarden, in de prioriteitsstelling met be-trekking tot deze grondwaarden onderling, in de concrete doel-stellingen die eruit worden afgeleid en in de middelen die men

Page 19: RELIGIE EN POLITIEK

- 179 -

bereid is in te zetten, zijn zo groot dat het de moeite blijft

lonen iedere keer maar weer de tocht naar de stembus te onder-

nemen. Het zijn deze interpretaties die de politieke realiteit

van elke dag uitmaken. Vandaar dat altijd over de verschillen op

dit punt wordt geschreven en gepraat. Hen gaat er daarbij van uitdat de overeenkomsten, de consensus, geen enkele rol spelen. Zou

dat werkelijk zo zijn?

We zullen trachten er in deze bijdrage achter te konen, of de

consensus, die anno 1983 zo vanzelfsprekend lijkt, ook bestond in

de tijd van de grote verdeeldheid en of er geen momenten zijn

waarop de geconstateerde consensus wel degelijk een rol speelt.

4 Vier mijlpalen In het ontstaan van de verzorgingsstaat

De belangrijkste verandering in de maatschappijstructuur van de

West-Europese landen is ongetwijfeld het ontstaan van de verzor-

gingsstaat. Het is een compromis tussen een vorm van socialisme

en een vorm van kapitalisme. Als zodanig moet men het - hoe men

hier verder ook over denkt - waarderen als een nieuwe en betrek-

kelijk levensvatbare vorm van samenleven. Daarom nemen we deze

belangrijke gebeurtenis als uitgangspunt bij ons zoeken naar con-

sensus over waarden.

Over hoe dit compromis ontstaan is, wat de waarde ervan is

enz valt buitengewoon veel te zeggen. Wat ons hier slechts in-

teresseert, is of het door de verschillende partijen werd ge-

rechtvaardigd met een beroep op dezelfde, of althans gelijklui-

dende waarden, met andere woorden, of er waarden-consensus be-

staat. Voor het sluiten van een compromis moeten de partijen

waarom het gaat tenminste één belang gemeenschappelijk hebben,

namelijk dat het bestaande geschil wordt beëindigd. Daarnaast kan

elke erbij betrokken partij zijn eigen rechtvaardiging hebben,

die in alle opzichten verschilt van die van de andere partij. Het

is echter ook denkbaar dat men er dezelfde rechtvaardiging op na-

houdt, en daarvan zelfs min of meer uitvoerig getuigt.

Omdat het ontstaan van de verzorgingsstaat zo'n ingrijpende

transformatie van onze samenleving is, kan men zeggen dat als

consensus ergens zou moeten blijken het wel hier is. Treffen we

hier Inderdaad consensus aan, dan wordt daarmee weer mede ver-

klaard hoe de verzorgingsstaat in de tijd van de verzuiling kon

Page 20: RELIGIE EN POLITIEK

1- 180 -

ontstaan.

De verzorgingsstaat 1s zeer geleidelijk, stukje bij beetje,

voortgekomen uit de 19e-eeuwse, hoogkapitalIstische nachtwaker-

staat.^ Deze uitkomst was het resultaat van allerlei economische

ontwikkelingen, van een keiharde sociale strijd, van noeste amb-

telijke arbeid, van politieke en Ideële motieven, enzovoort. De

verzorgingsstaat, verwezenlijkt door middel van een groot aantal

sociale wetten, is ontstaan in de context van een ongekende eco-

nomische groei die een snelle sociale differentiatie met zich

meebracht. Deze had weer onoverzienbaar veel gevolgen: toenemende

mobiliteit, urbanisatie, een sterke verstatelijking, secularisa-

tie, enzovoort. Deze ontwikkeling is kenmerkend voor de hele wes-

telijke wereld. In Nederland komt daar als complicerende factor

nog de verzuiling bij.

Het is een uiterst verwarde en onoverzichtelijke situatie

waarin men zich bevindt. En men zou zich kunnen voorstellen dat

men het compromis, dat iedere sociale wet toch weer is, met ge-heel verschillende argumenten rechtvaardigt. Ook is het denkbaar,

en misschien wel voor de hand liggend, dat sociale wetten met ge-

ringe en wisselende meerderheden aanvaard worden.

Om te zien of dit in grote lijnen ook het geval is, zullen wede behandeling van vier belangrijke sociale wetten in vier ver-

schillende periodes zeer kort en globaal analyseren. Ik kies

daarvoor de Arbeidswet van 1919, de Ziektewet van 1928, de AOW

van 1956 en de Bijstandswet van 1963. De vier uiteenlopende typen

wet waaruit de verzorgingsstaat goeddeels bestaat, zijn dan de

revue gepasseerd: een wet die de arbeid humaniseert, een werkne-

mersverzekering, een volksverzekeringswet en eert sociale voor-

ziening. De behandeling van deze vier wetten valt steeds in de

periode van de pacificatie. Dit is dus de periode waarin volgens

Ujphart stabiliteit heerste op grond van pragmatisme.

Aan het aannemen van zo'n sociale wet is vaak een periode van

ettelijke decennia parlementair gehakketak voorafgegaan, hetgeen

een afschaduwing was van maatschappelijke strijd bulten het par-

lement. De uiteindelijke behandeling staat hiermee wel 1n scherp

contrast. Zonder noemenswaardige problemen worden de wetten door

het parlement geloodst. De verantwoordelijke bewindsman oogst

daarbij vrijwel unanieme lof. De waarden die aan de wet ten

grondslag liggen, worden soms breed uitgemeten. De toon hiervoor

Page 21: RELIGIE EN POLITIEK

- 181 -

wordt gezet in de Memorie van Toelichting, waarna de kamer, eenpaar dissonanten daargelaten, eenstemmig invalt.

De arbeidswet van 1919. In deze wet worden de 8-urendag en de 45-

urige werkweek wettelijk vastgelegd. Het gaat hier om één van de

wetten die kort na de eerste wereldoorlog door minister Aalberse

worden ingediend (Oud 1968, I, 106 e.V.) . In de geschiedenis van

de verzorgingsstaat moet daarom heel 1919 als een mijlpaal worden

beschouwd.

Aalberse zegt in zijn Memorie van Toelichting dat het bij de

Arbeidswet gaat om het beschermen van de economisch zwakken (Han-

delingen Tweede Kamer 1918-1919. Bijlagen, 408, par l en 4, juli

1919). Zijn geestverwant, de katholieke staatsman Nolens, meent

dat de mens "een redelijk, zedelijk wezen ( is), het evenbeeld

Gods, met, in overeenstemming met zijn wezen en bestemming, ver-

schillende vermogens en behoeften, waarvan de ontwikkeling, ver-

volmaking en bevrediging, tijd 1n beslag neemt." Die tijd wordt

door de arbeidswet gegarandeerd. Op grond van zijn uitgangspunt

is Nolens voor een zo groot mogelijke gelijkheid hierin.

De socialist Schaper wijst op hetzelfde: de arbeiders krijgen

door de Arbeidswet meer ontspanning en meer gelegenheid tot ont-

wikkeling. Het familieleven en het godsdienstig leven zullen wor-

den bevorderd. Expliciet wijst hij op de "agitatie" die nodig is

geweest om dit resultaat te bereiken. Dat deze agitatie een rol

heeft gespeeld, wil ook Nolens niet ontkennen. De revolutiepoging

van 1918 heeft volgens hem de behandeling van dit wetsontwerp

verhaast.

Oppositie tegen de wet is afkomstig van kamerleden die nauwe

betrekkingen met de werkgevers onderhouden. Men voert twee argu-

menten aan die ons ook heden ten dage nog bekend in de oren klin-

ken: het gevaar voor de Internationale concurrentiepositie van

Nederland en de beknotting van de vrijheid. Aalberse pareert deze

bezwaren spitsvondig in zijn Memorie van Toelichting: "Verhoging

van het zedelijk en lichamelijk peil der arbeiders" zal de kwali-

teit van de productie doen toenemen. En de vrijheid wordt wel-

iswaar Ingeperkt, naar uitsluitend om de vrijheid (maar nu die

van de arbeiders) te kunnen vergroten.

De verdediger van het werkgeversstandpunt, de liberaal

Dresselhuys, benadrukt dat hij het volkomen eens is met de ethi-

Page 22: RELIGIE EN POLITIEK

- 182 -

sehe argumenten van de minister. Dat neemt niet weg dat hij de

wet amendeert: in plaats van een 45-urige, wil hij een 48-urige

werkweek. Het amendement krijgt 7 stemmen (Oud 1968, I, H8

e.v.l.

Opvallend zijn de verzoenende woorden die de minister richt

aan het adres van de socialist Schaper, die eerder zijn soortge-

lijke Initiatief-wetsontwerp door de kamer verworpen zag, maar

ondanks die frustrerende ervaring nu loyaal meewerkt aan deze

nieuwe wet. De wet wordt aanvaard net alleen de kleine communis-tische vertegenwoordiging tegen, die er slechts een truc in ziet

om de arbeiders te manipuleren.

De Ziektewet van 1929. Aan de wenselijkheid van de invoering van

een ziekteverzekering voor werknemers wordt - een staatkundig-

gereformeerde uitzondering daargelaten - door niemand getwijfeld,

en dat 1s bijna 20 jaar zo. Reeds minister Tal ma had voor de Eer-

ste Wereldoorlog de ziektewet door het parlement geloodst. Het

tijdens de oorlog optredende liberale ministerie Cort van der

Linden heeft de wet, die reeds In het Staatsblad was gepubli-

ceerd, echter nooit uitgevoerd. Latere ministeries kwamen vervol-

gens met gewijzigde ontwerpen die steeds onaanvaardbaar bleken.

Deze voorgeschiedenis wordt uitgebreid gememoreerd tijdens het

soms heftige debat. Er wordt hier ook niet één bewindsman gepre-

zen, maar twee: Talma, "die op het kerkhof van Bennebroek een

welverdiende rust geniet", en de huidige minister. Grote onenig-

heid met name tussen links en rechts, d.w z. tussen confessioneel

en niet-confessioneel, is er slechts over één kwestie, namelijk

de vraag of de ongehuwde moeder in de wet thuis hoort of niet. De

wet wordt aangenomen met 64 tegen 16 stemmen. De belangrijkste

tegenstemmende fractie is de christelijk-h1stor1sche. Met de

wenselijkheid van de wet maar de wijze van uitvoering is hiervan

de oorzaak (Handelingen van de Tweede Kamer 1928-1929, 1623

e.V.).

De Algemene Ouderdomswet van 1956. De AOW kan nog steeds als de

belangrijkste volksverzekering beschouwd worden. Overigens is ook

deze wet er één uit een stroom van sociale wetten. De periode

1955-1956 Is voor ons stelsel van sociale zekerheid misschien wel

de belangrijkste (Veldkamp 1978, 107).

Page 23: RELIGIE EN POLITIEK

1- 183 -

Minister Suurhoff geeft In zijn Memorie van Toelichting een

overzicht van de ontstaansgeschiedenis van de wet, dat meteen als

een standaardwerkje terzake mag worden beschouwd (Handelingen

Tweede Kamer 1954-1955, Bijlagen III, 4009, 10 e.V.). Hij doet

dit om aan te toner hoe een decennia durende worsteling met de

materie uiteindelijk is uitgemond in een synthese van alle stand-

punten "In stede van een niemand bevredigend compromis". In het

debat oogst de minister lof van alle grote fracties.

Grote woorden over de bestemming van de mens blijven hier

goeddeels achterwege. Zij hebben plaats gemaakt voor een tamelijk

technische discussie over de rol van de staat in het verzeke-

ringswezen. Algemeen wordt solidariteit als de rechtsgrond hier-

voor gezien. Ook in dit debat ontbreekt een overduidelijke demon-

stratie van eenheid niet. Bij de aanneming van de wet overtreedt

de voorzitter van de Tweede Kamer de ongeschreven regel dat voor-

zitters hun gevoelens niet tonen, door de kamer geluk te wensen

met deze wet, waardoor de woordcombinatie "oud en arm" voorgoed

zal verdwijnen (Veldkamp 1978, 110).

De Algemene Bijstandswet van 1963. De ABW wordt wel het sluitstuk

van de sociale zekerheid genoemd. Ook deze wet is weer een onder-

deel van een verzameling wetten die alle rond 1963 zijn aangeno-

men (idem 123 e.V.). De Memorie van Toelichting bevat een kort

historisch overzicht, waarin de wet geplaatst wordt in het kader

van de snelle industriële ontwikkeling, waardoor familiegemeen-

schap, kerk en liefdadigheid de armenzorg niet langer aankonden.

Hierdoor 1s de staat in toenemende mate genoodzaakt geweest deze

taak over te nemen. De solidariteit is hierbij van karakter ver-

anderd. Wat vroeger liefdadigheid was, is thans een sociaal

recht. Wat barmhartigheid was wordt billijkheid. Hierbij wordt

een beroep gedaan op de Universele Verklaring van de Rechten van

de Mens (Handelingen van de Tweede Kamer 1961-1962, Bijlagen III,

6796, 9-10).

Bij deze historische schets wordt in het slotdebat door de af-

gevaardigden aangesloten. Mevrouw Heroma-Melink van de Partij van

de Arbeid, voorzitster van de commissie die de behandeling heeft

voorbereid, laat daarbij vooral de schrijnende kanten zien. Zij

toont hoe de bezittende klasse harteloosheid paarde aan een be-

roep op de liefdadigheid. "Ondersteuning van de armen 1s een ze-

Page 24: RELIGIE EN POLITIEK

- 184 -

delljke, geen burgerlijke plicht", zo heette het 1n 1854. Daaromhield de staat zich slechts bezig met de armen, voor zover zij

een bedreiging vormden voor de openbare orde. De wet, die hier

voorligt, maakt hieraan eindelijk definitief een einde. Bezwaar

is dat hij het wat zuinigjes aan doet: een minimum bestaan wordtgegarandeerd, geen optimaal bestaan.

Mejuffrouw Kok van de KVP vat de grondslag van de wet samen:

"enerzijds het respect voor de menselijke persoon - als zijnde

een zelfstandig en zelfverantwoordelijk wezen - anderzijds de er-

kenning, dat het de mens niet gegeven is, alleen op eigen kracht

zijn weg door het leven te vinden, maar dat hij geheel volgens de

menselijke natuur is aangewezen op zijn medemens, om in onder-

linge verbondenheid - in solidariteit - de bestaansrislco's te

dragen".

De Christel ijk-historische afgevaardigde Kikkert wijst op de

ondersteuning van deze gedachte door de Bijbel, de afgevaardigde

van de VVD vermeldt uitdrukkelijk dat de wet in overeenstemmingis met het beginselprogramma van haar partij. De anti-revolut1o-

nair Smallenbroek betreurt het dat deze wet nodig is. Hij kan het

niet anders zien dan als een tekortschieten van de gemeenschap op

het stuk van de solidariteit. Deze wet maakt dat niet goed (Han-

deling van de Tweede Kamer 1962-1963, 3914 e.V.).

We zien bij het aannemen van de wet een demonstratie van eenheid,

die tot uiting komt in het gezamenlijk prijzen van de minister,

in het maken van verzoenende opmerkingen, in het omkleden van

tegenwerpingen met de clausule dat het hier geen principiële za-

ken betreft. De schermutselingen dienen als achterhoedegevechten

gezien te worden. De waarden, waarover volgens onze hypothese

consensus zou bestaan, worden meerdere malen expliciet genoemd en

zijn Impliciet steeds aanwezig. Het beeld dat oprijst uit deze

zeer oppervlakkige beschouwing van de behandeling van de wetten,

die als hoekstenen van de verzorgingsstaat beschouwd kunnen wor-

den, lijkt de hypothese 1n grote lijnen te bevestigen. Alleen bij

de behandeling van de ziektewet treffen we een wat minder harmo-

nische toestand aan, hoewel ook hier sprake is van een overgrote

meerderheid die de wet aanvaardt.

Page 25: RELIGIE EN POLITIEK

- 185 -

S De Sociale Zekerheid

Verreweg het belangrijkste deel van de verzorgingsstaat wordt

uitgemaakt door de sociale zekerheidswetgeving. Om een wat nauw-

keuriger beeld te krijgen, zullen we de behandeling van de be-

langrijkste sociale verzekeringswetten de revue laten passeren.3

De Werkloosheidswet ( W W . ) . De behandeling van deze wet geeft

aanleiding tot veel en plechtig herdenken. Dat de toestanden van

de jaren dertig niet meer mogen terugkomen is het algemene gevoe-

len. Zowel van confessionele als van socialistische zijde wordt

de wet een overwinning van de vakbeweging genoemd. De liberale

afgevaardigde ziet in de wet een waardig sluitstuk van onze so-ciale verzekering. Het zal niet voor het laatst zijn dat een wet

aldus wordt aangeduid. Behalve de communisten en de staatkundig-

gereformeerden acht iedereen deze wet in overeenstemming met het

partijprogram. De wet wordt aangenomen met alleen de communisten

tegen (Handelingen van de Tweede Kamer 1948-1949, 1524 e.V.).

De Algemene Weduwen en Wezen Wet ( A W W ) . De rechtsgrond voor deze

wet is de solidariteit. Het volk voelt persoonlijke verantwoorde-lijkheid maar dit leidt onvoldoende tot afdoende voorzieningen

(Bijlagen van de Handelingen der Tweede Kamer 1958-1959, 5390,

blz. 21). De wet wordt unaniem toegejuicht. De CPN ziet de wet

als een doekje voor het bloeden voor het weigeren van een loon-

ronde, maar is niettemin niet tegen. Mejuffrouw Van Leeuwen van

de AR vindt het "hard en wreed" dat ook oudere ongehuwde vrouwen

premie moeten betalen en de SGP ventileert haar gebruikelijke be-

zwaren tegen verzekeringen 1n het algemeen. Aanvaarding zonder

hoofdelijke stemming (Handelingen van de Tweede Kamer 1958-1959,

3595 e.V.) .

De Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Uit de discussie tijdens de

voorbereidende behandeling 1n de commissie komen twee rechts-

gronden voor deze wet naar voren: ofwel men ziet het zo goed mo-

gelijk opvoeden van kinderen als een gemeenschapstaak (zoals ook

bij het onderwijs), ofwel men is solidair met gezinnen die kin-

deren hebben. Aangezien men op grond van beide overwegingen voor-

stander is van de wet nemen de beide bewindslieden, Suurhoff en

Page 26: RELIGIE EN POLITIEK

- 186 -

Van Rhijn, de kwestie van de onenigheid over de rechtsgrond nogalgemakkelijk op (Handelingen van de Tweede Kamer 1959-1960, 4953,

11, Memorie van Antwoord). Na een rommelig debat, dat voor een

groot deel in het teken staat van de recente regeringswisseling,

wordt de wet aangenomen. Zowel vóór als na de regeringswisseling

was de oppositie (resp. VVD en PvdA) tegen (Handelingen Tweede

Kamer 1960-1961, 4185 e .V. ) .

Ziekenfondswet (ZFH). Het gaat hier om de vervanging van een re-

geling van de bezetter door een volledige wet. Deze wet is inge-

burgerd en leeft in het bewustzijn van het volk. De wetgever moet

nu eenmaal aansluiten bij het bestaande. Maar van het geven van

een rechtsgrond ziet de minister af (Handelingen van de Tweede

Kamer 1961-1962, Bijlagen, 6808). De Kamer is één in zijn blijd-

schap dat er nu eindelijk een wet komt en dat we van een regeling

uit de bezetting zijn verlost, maar de Kamer is ook één in zijn

ambivalentie met betrekking tot deze wet. De debatten zijn zeer

technisch van aard (Handelingen van de Tweede Kamer 1963-1964, 16

juni).

Het Werkloosheidsvoorzieningen (HHY). Deze wet wordt alleen vol-

ledigheidshalve genoemd. Hij wordt aangenomen maar als betrekke-

lijk overbodig ervaren omdat het aannemen van de Bijstandswet,

waarvan de WWV een onderdeel zal gaan vormen, aanstaande is (Han-

delingen van de Tweede Kamer 1964-1965, 409).

Wet op de Arbeidsongeschiktheid (MAO). Met betrekking tot het on-

derwerp dat wij hier bestuderen, wijkt dit wetsontwerp sterk af

van de grote wetten uit de jaren vijftig. Er is hier namelijk

sprake van een doorbraak waar het gaat om de rechtsgrond. Tot

dusverre, zo stelt minister Veldkamp in zijn Memorie van Toelich-

ting, was de sociale verzekering gemodelleerd naar de verzeke-

ringen in de private sector. Er was daarbij sprake van ruileven-

wicnt. Dit bleek echter ontoereikend. Daarom is er nu van af ge-

stapt. Ervoor in de plaats komt het beginsel van de maatschappe-

lijke solidariteit.

Impliciet, zo betoogt de minister, was dit altijd al in de so-

ciale verzekering aanwezig. Immers, het gehanteerde beginsel dat

de rechtsgrond vormde voor de verzekering, was het beginsel van

Page 27: RELIGIE EN POLITIEK

- 187 -

een rechtvaardig loon. Maar dit is slechts eer afgeleid beginsel.

Het Is afhankelijk van het recht op zelfontplooiing en het begin-

sel van gelijke kansen voor iedereen (Handelingen der Tweede Ka-

mer 1964-1965, Bijlagen III, 7171).

De waardering voor de minister is algemeen. Hij wordt geprezen

om zijn grootse conceptie. Het wordt een "unicum in de wereld"

genoemd en "internationaal baanbrekend". De anti-revolutionaire

afgevaardigde Roolvink vraagt zich af, waarom niet veel eerder de

solidariteit tot rechtsgrond is verklaard. Hij meent voorts dat

er bij deze wet, net als bij vele voorgaande sociale wetten, een

"communis opinio" bestaat met betrekking tot het doel van de wet.

De afgevaardigden van de VVD en de CPN delen de blijdschap en

de waardering voor de minister. Zij onderschrijven het beginsel

van de solidariteit maar hebben elk hun bedenkingen. Oe VVD be-

treurt het verdwijnen van het ruilevenwicht en de CPN betreurt

het feit dat de kwaliteit van de arbeid zodanig 1s, dat een wet

als deze nodig is. De aansprakelijkheid van de ondernemers moet

beter worden geregeld (Handelingen van de Tweede Kamer 1965-1966,

1656 e.V.).

In de Eerste Kamer ontspint zich nog een interessante discus-

sie tussen de minister en de heer Oe Gaay Fortman over wat een

rechtsgrond is. Een rechtsgrond verbindt wat men gelooft, de

levensbeschouwing, met de inhoud van de wet. Solidariteit en ge-

lijke kansen ziet De Gaay Fortman niet als zelfstandige rechts-

gronden omdat ze terug te voeren zijn op het recht op zelfont-

plooiing van de mens (Handelingen van de Eerste Kamer 1965-1966,

340).

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AHBZ). Ook bij deze wet

wordt weer uitvoerig een rechtsgrond geformuleerd in de Memorie

van Toelichting. Het gaat hier om gelijkheid van kansen. Voorts

is het een cultuuropdracht de alleraraksten zoveel mogelijk kan-

sen te geven. Het gaat om een verhoging van het geluk (Handelin-

gen van de Tweede Kamer 1965-1966, Bijlagen, 8457).

Oe confessionelen zijn juichend. Roolvink zegt over het ver-

schijnsel rechtsgrond in het algemeen: "Wanneer ik het wat oneer-

biedig mag zeggen, is dit punt nu bijna een hamerstuk geworden,

terwijl het toch een hoogst belangrijke aangelegenheid blijft."

Uit de debatten blijkt een grote eenstemmigheid met betrekking

Page 28: RELIGIE EN POLITIEK

- 188 -

tot het doel, maar met betrekking tot wat uiteindelijk in de wet

is gekomen, mogen we spreken van een niemand bevredigend compro-

mis. Het debat wordt dan ook het debat der gemengde gevoelens ge-

noemd (Handelingen van de Tweede Kamer 1967-1968, 258 e.v.).

Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAM). In tegenstelling tot de

WAO is deze wet geen werknemersverzekering maar een volksverzeke-

ring. De eenstemmigheid ten aanzien van noodzaak en doel is even

groot als bij de WAO. De afgevaardigde van de SGP vraagt zich

tijdens de behandeling in de commissie af, of er sprake is van

solidariteit wanneer men deze niet voelt. De minister antwoordt

dat een gemeenschap altijd solidariteit impliceert en dat het

mooi zou zijn wanneer deze als barmhartigheid werd gevoeld (Han-

delingen Tweede Kamer 1974-1975, 5830 e.v. en Bijlagen, 13231).

Het beeld dat uit de behandeling van de verschillende soorten

van wet naar voren kwam, wordt bij de sociale zekerheid beves-

tigd. Ten aanzien van de waarden die aan de wetten ten grondslag

liggen en de doeleinden die ermee gediend willen zijn, bestaat

grote eenstemmigheid. Het meest wordt hier solidariteit genoemd

naar ook gelijkheid horen we vaak noemen. En als we De Gaay Fort-

man mogen geloven, zijn deze beide afgeleid van het recht op

zelfontplooiing, wat hierboven door mij als een aspect van vrij-

heid werd genoemd. Wanneer er geen eenstemmigheid is, betreft dit

vooral de manier waarop de wet moet worden uitgevoerd.

Uitzondering vormt hier de Kinderbijslagwet. Dit moet gezien

worden tegen de achtergrond van het feit dat toen nog het enorme

kindertal in de gezinnen van de confessionele zuilen door de an-

deren als een grote bedreiging werd ervaren.

6 Het ritueel en de dogma's

Wanneer de wetten behandeld worden in het parlement is het aan-

nemen ervan in vele gevallen wel zeker. Daardoor heeft zo'n open-

bare behandeling in het parlement goeddeels een ritueel karakter.

Het heeft verschillende functies en deze zijn alle te illustreren

aan de hand van de behandelingen van de sociale wetten.

1. Eigen identiteit. Men kan zich in zo'n behandeling profileren.

Men kan duidelijk doen uitkomen waar men staat in het politieke

Page 29: RELIGIE EN POLITIEK

- 189 -

spectrum door positie te kiezen ten aanzien van de wet die voor-

ligt. Enerzijds is het daarbij nodig dat men zich tegen de wet

afzet, duidelijk aan de kiezers overbrengt, wat men méér of min-

der had gewild dan er uiteindelijk is uitgekomen. Anderzijds kan

men hiermee niet te ver gaan, zeker niet waar het belangrijke

wetten betreft zoals de sociale wetten. Wil men In de toekomst

eventueel een serieuze partner zijn in de macht, dan moet men

zich nu "redelijk" opstellen. Wee degene die zich te sterk profi-

leert, zoals keer op keer de communisten en de staatkundig-gere-

formeerden. In de toekomst wordt dat nagedragen. De communisten

krijgen voortdurend van de sociaal-democraten te horen, dat zij

zich verzet hebben tegen de sociale wetten die - hoe onvolmaakt

ook - tocti een zegen waren voor de arbeiders. De staatkundig-ge-

reformeerden wordt telkens beleefd gevraagd of zij nu nog wel

recht van spreken hebben, nu er speciaal ter wille van hen ont-

snappingsclausules voor gewetensbezwaren zijn gemaakt.

ï._ Eenheid. De sociale wet mag dan een compromis zijn, er wordt

niettemin in de opbouw van de verzorgingsstaat een grote stap

voorwaarts gedaan. Resultaten van vaak decennia-lange strijd, ge-

hakketak en getouwtrek worden plotseling In de wet vastgelegd.

Daarmee wordt de samenleving veranderd op een manier die zeer

goed voelbaar Is voor de mensen, en waar soms letterlijk honge-

rend naar werd uitgekeken. Was men tot op die dag overgeleverd

aan de grillen en de goedheid van de werkgever, van nu af heeft

men rechten tegenover de werkgever. Has men voor zijn oude-dags-

voorzientng tot op dat moment nog afhankelijk van de al te vaak

tegenvallende goedgeefsheid van de kinderen, van nu af ontvangt

men een staatspensioen. Was men afhankelijk van de liefdadigheid,

dat Is dan nu voorgoed voorbij: van nu af krijgt men bijstand.

Dit geldt dan voor de meerderheid van de mensen. Van een derge-

lijke zeer Ingrijpende gebeurtenis kan niemand zich distantiëren.

De eisen die men verder nog heeft, verschrompelen tot dorre theo-

rie die slechts weinigen aanspreekt, vergeleken bij deze prak-

tijk. De partijen die opkomen voor degenen die profiteren, kunnen

zich erop beroemen, dat ze dit toch maar voor hun mensen hebben

bereikt, en de anderen kunnen zich op de borst slaan om hun goed-

heid, dat ze zulke offers toch maar hebben gebracht. Het belang

van deze momenten weerspiegelt zich in de grote woorden die soms

Page 30: RELIGIE EN POLITIEK

- 190 -

gesproken worden.

Maar dit zich gezamenlijk achter een wet opstellen, geeft een

gevoel van eenheid, van gezamenlijke identiteit, die korte tijd

belangrijker lijkt dan de verschillen. Ook dit gevoel van eenheid

wordt op rituele wijze gedemonstreerd, bijvoorbeeld door uitge-

breid de minister te prijzen, door het verleden meer of minder

uitgebreid te memoreren en zich te distantiëren van de zwarte

bladzijden daaruit. Ook wordt wel de nationale identiteit bena-

drukt door hetgeen we op het punt staan samen tot stand te bren-

gen van internationale betekenis te noemen. Ook wordt er getuigd

van de gezamenlijke, uiteindelijke waarden. Éénmaal zelfs worden

de mores van de Kamer geschonden om van die eenheid te doen blij-

ken.

3. Verzoening. Het ritueel is zeer ingetogen. De plaats waar het

zich afspeelt, Nederland, en dan ook nog in het parlement, leent

zich niet voor andersoortige taferelen. Haar dat is niet de enigereden waarom het ingetogen is. Het behandelen van een ingrijpende

sociale wet is een precaire zaak. Me hebben al gezien dat men

zich niet ongestraft al te ver van het bereikte kan distantiëren.

Minstens zo belangrijk is echter, dat het bij het aannemen vaneen sociale wet gaat om het beëindigen van een vaak verbitterde

en vernederende strijd. Ook hiervan wordt getuigd, men laat de

geschiedenis nog eenmaal herleven. Nu is het onmogelijk om na het

sluiten van de vrede zonder meer uit elkaar te gaan. Omdat mendoor elkaar heen woont en van elkaar afhankelijk is, moet men

samen verder. Dit stelt zijn eisen. Oe winnaars moeten niet te

triomfantelijk doen. Z1j moeten hun overwinning niet van de daken

schreeuwen. Dit doen zij ook niet, en wel door te laten merken

dat ze niet geheel tevreden zijn, dat ze zich ook een beetje ver-

liezer voelen en dat ze meer hebben moeten inleveren dan hen lief

was. Doordat het hier gaat om een compromis zullen ze niet behoe-

ven te veinzen. Bovendien slaan ze twee vliegen in één klap: ze

profileren zich immers. Toch vereist het enige tact. In de ach-

terhoedegevechten, waarmee ze hun ontevredenheid demonstreren,

moeten ze niet te harde klappen uitdelen.

De verliezers moeten hun gezicht redden. Dit kunnen zij doen

door duidelijk te laten uitkomen dat ze zeer tevreden zijn omdat

in de wet is neergelegd, wat zij eigenlijk altijd al hebben nage-

Page 31: RELIGIE EN POLITIEK

- 191 -

streefd, zij het onder sociaal-economisch zeer andere omstandig-

heden, waardoor het wenselijke meestal niet mogelijk was. Dat het

hier om zeer zwaarwichtige bedenkingen ging, demonstreert men

achteraf nogmaals door ze breed uit te meten. De gevaren waarvoor

men steeds gevreesd reeft, zijn er ook nu nog, en daarom trachtmen er in het achterhoedegevecht nog iets af te knabbelen. Dit

neemt echter niet weg, dat men zich geheel kan vinden in de waar-

den en de doeleinden die in de wet worden nagestreefd. Overigens

kan men niet zonder een zekere ambiguïteit over winnaars en ver-liezers spreken. Mant wie is winnaar, de socialist die bijna

alles heeft gekregen wat hij wilde, behalve het socialisme? Of

misschien zijn tegenstander, die veel heeft verloren, maar zijn

stelling heeft waargemaakt dat gerechtigheid mogelijk is zonder

socialisme, en die daardoor van dat socialisme steeds minder te

vrezen heeft?

In deze verwarrende situatie daarom een ingetogen ritueel

waarbij men het vertrouwen in elkaar benadrukt, een nationaleverzoening tot stand brengt en de eigen Identiteit bevestigt.

Eén van de dingen die men doet tijdens het ritueel is het expli-

citeren van de grondwaarden. Deze lijken goeddeels hetzelfde ge-

bleven te zijn. Hat verandert, is de Intensiteit waarmee men ze

voor het voetlicht brengt.

De perioden onmiddellijk na de twee wereldoorlogen brengen

voor wat betreft de verzorgingsstaat een hoogconjunctuur. Na de

eerste wereldoorlog is deze van korte duur, waarschijnlijk door

de instabiele economische situatie, na de tweede wereldoorlog

houdt zij zeer lang aan. Tot diep In de jaren zeventig worden nog

nieuwe sociale wetten Ingediend. De periode waarin men zijn waar-

den belijdt, correspondeert hiermee niet.

Na de eerste wereldoorlog gebeurt het wel, na de tweede begint

men hier eerst diep in de jaren zestig opeens weer mee. In de ja-

ren vijftig, waarin toch zeer belangrijke wetten tot stand komen,

houdt men het, waar men wil gedenken, op een historische beschou-

wing. Dit kan niet te maken hebben met de economische conjunc-

tuur. Het heeft te maken met reflectie op de Industriële samen-

leving. In de eerste twintig jaar van deze eeuw vroeg men zich af

wat het betekende dat Nederland een industriële en relatief wel-

varende natie was geworden. In de jaren zestig begon de door de

Page 32: RELIGIE EN POLITIEK

- 192 -

Industrie gegenereerde welvaart problematisch te worden en werdende waarden opnieuw geformuleerd. In de tussentijd waren die waar-

den er wel, maar betrekkelijk geroutinlseerd. Zij zijn, om met

Roolvlnk te spreken, een hamerstuk geworden. Consensus over deze

waarden, zo mogen we .besluiten, Is er altijd geweest.Consensus over de waarden vrijheid, gelijkheid en broederschap

zijn bij de opbouw van de Nederlandse verzorgingsstaat van bij-

zonder veel belang. Tegelijkertijd zijn zij:

1. Oe grond waarop compromissen met betrekking tot de verzor-

gingsstaat gesloten zijn.

2. De Inspiratiebron om tot de verzorgingsstaat te konen en als

zodanig één van de oorzaken van de verzorgingsstaat.*

3. De doeleinden, waarnaar in de verzorgingsstaat gestreefd

wordt.

7 Consensus en verzuiling

De verzorgingsstaat in Nederland is opgebouwd in een situatie van

vergaande verzuildheid. Uit wat tot nu toe Is beschreven mag naar

mijn overtuiging worden afgeleid dat onder de waardendissensus

die aan de verzuiling ten grondslag ligt, een waardenconsensus

ligt met betrekking tot andere fundamentele waarden. Het zijn

deze waarden, die de grond, de inspiratie en het doel vormen van

de verzorgingsstaat In Nederland.

Hoe moeten we ons de verhouding tussen deze dissensus en con-

sensus voorstellen?

Een eerste opmerking die hierover gemaakt kan worden, ligt

nogal voor de hand. De drie zullen hebben dezelfde culturele wor-

tels: het Christendom. Consensus over een aantal grondwaarden

komt wellicht mede daaruit voort en sluit dissensus over andere

waarden geenszins uit. Deze ideeën-historische opmerking moet

worden aangevuld met een meer sociologische, die Ik 1n een zeer

algemeen geformuleerde hypothese wil neerleggen. Zij luidt: ver-

ticale Integratie van de samenleving werkt waardenconsensus 1n de

hand.

De zullen omvatten elk alle sociaal-economische klassen, wil-

len de zullen blijven bestaan, dan moeten zij elk afzonderlijk

tot samenbindende leerstellingen op sociaal-economisch en poli-

tiek terrein komen. Omdat de zuilen wat betreft soclaal-econo-

Page 33: RELIGIE EN POLITIEK

- 193 -

mische samenstelling sterk op elkaar lijken, 1s het niet verwon-

derlijk dat de sociaal-economische en politieke leerstellingen in

vele opzichten op elkaar lijken. We hebben gezien, dat dit inder-

daad het geval is met betrekking tot de genoemde grondwaarden.

Deze waarden bevorderen de samenhang binnen de zullen en - on-voorzien - tussen de zuilen.

Binnen de zuilen. Binnen de zuilen wordt de integratie en de

daarmee samenhangende waardenconsensus allereerst bevorderd door

wat de betreffende zuil van de andere zuilen onderscheidt. De ka-

tholieken zetten zich af tegen de calvinisten en de goddelozer,

enzovoorts, en zij voelen zich aangetrokken tot andere katholie-

ken. De klassentegenstellingen binnen de zuilen dreigen de inte-

gratie echter te vernietigen. Daarom tracht men de klassentegen-

stellingen in woord (het belijden van de genoemde waarden) en in

daad (het verkleinen van de economische verschillen) te verzach-ten. 5

Tussen de zuilen. Tussen de zuilen heerst gedurende de periode

waarin de verzorgingsstaat goeddeels wordt opgebouwd, de pacifi-

catie. Deze wordt mogelijk gemaakt door het feit dat de leiders

van de drie zuilen, die met elkaar te overleggen en te beslissen

hebben, ongeveer gelijksoortig opgebouwde groeperingen vertegen-

woordigen en daardoor binnen hun groepering reeds soortgelijke

compromissen hebben gesloten op grond van soortgelijke waarden en

normen. Voor zover dit laatste nog niet gelukt is, kampen ze met

ongeveer dezelfde problemen.

Dezelfde waarden, dezelfde problemen en dezelfde angst voor

desintegratie, zowel van de samenleving als geheel als van de

eigen zuil, drijven de gepacificeerde leiders tot dezelfde, door

Bismarck als eerste beproefde oplossing: sociale wetten. Zo gaan

gelijkgestemdheid, pragmatisme en idealisme hand in hand bij het

doorvoeren van de verzorgingsstaat.

De grote dissensus, de grote waardenconflicten en de grote so-

ciaal-economische conflicten, die in Nederland ieder ogenblik tot

een uitbarsting zouden kunnen komen, maakten dus, op paradoxale

wijze, dat de integratie en de consensus werden versterkt. Men

gaat zich concentreren op wat bindt. Gemeenschappelijke waarden

maakt men tot grond, inspiratiebron en doel van de te sluiten

Page 34: RELIGIE EN POLITIEK

- 194 -

compromissen. En deze waarden kunnen als compromis tussen de

zuilen functioneren, omdat zij zelf als grootste gemene deler

compromis zijn tussen de uiteenlopende waardenoriëntaties binnen

de zuilen. Bij het sluiten van deze compromissen worden deze

waarden soms op bijna rituele wijze beleden en herbevestigd.

Na 1960, de verzorgingsstaat is dan bijna voltooid, komt er

plotseling een onvoorziene, tamelijk vergaande ontzuiling tot

stand. Achteraf wordt deze verklaard uit het voltooid zijn van

het secularisatieproces.Het wonderlijke feit, dat deze ingrijpende gebeurtenis zeer

snel en bijna zonder geweld verloopt, is daarmee echter niet ver-

klaard. Hoe kunnen drie Nederlanden in enkele jaren ineenvloelen

tot één Nederland, op zo'n vreedzame wijze?

Mijn antwoord op deze vraag laat zich raden. Men dient de ont-

zuiling ook te zien in het licht van de toenemende democratise-

ring. Het inzicht dat men gemeenschappelijke waarden nastreeft,

waarop de pacificatie gedeeltelijk is gebaseerd, is niet langer

voorbehouden aan de elite, maar dringt door tot het volk. Er is

van nu af nog maar één Nederland met één gemeenschappelijk waar-

dengoed. Zoals de nationale grappenmaker Wim Kan het eens uit-

drukte: "dertien miljoen verstandige mensen in een bezopen we-

reld."

8 Een publieke religie?

Mogen we de trits vrijheid, gelijkheid en broederschap, zoals we

die gedistilleerd hebben uit de behandeling van een aantal so-

ciale wetten, nu een publieke religie noemen? Oe ferme titel

boven dit artikel suggereert dat dit zonder meer het geval Is,

maar er zijn een aantal kanttekeningen bij te maken.

Wanneer we uitgaan van wat Luhmann daarover zegt (Laeyendecker

1983) dan is dit zonder meer mogelijk We moeten daarbij wel be-

denken, dat deze drie waarden nog slechts een gering gedeelte van

die publieke religie uitmaken. Het zou niet veel moeite kosten om

meer grondwaarden, waarover consensus bestaat, naar voren te ha-

len. Zo Is het bijvoorbeeld heel gemakkelijk om consensus aan-

gaande het arbeidsethos te distilleren uit het debat over de MAO.

We zouden ook tot een zekere eenstemmigheid over de rol van het

individu kunnen besluiten. Dan is er nog de overtuiging dat wij

Page 35: RELIGIE EN POLITIEK

- 195 -

als mensen ons lot voor een deel in eigen hand kunnen en mogen

nemen, waartegen de SGP telkens weer tevergeefs stormloopt.

Het geloof in deze grondwaarden is algemeen en het vervult

zeker een aantal functies, die aan religie in het algemeen worden

toegekend. Het verschaft een identiteit, het geeft een doel, hetlegitimeert en inspireert. De waarden worden ook van zodanig be-

lang geacht, dat ze verspreid moeten worden over de wereld. Men

kan ze terug vinden in de Universele Verklaring van de Rechten

van de Hens. Amnesty International ijvert voor de naleving ervan.

De waarden nelpen ons westerlingen, met andere woorden, bij het

onderscheiden tussen goed en kwaad. Maar, met hoeveel ijver ze

ook worden nagestreefd en nageleefd, ze zijn niettemin sterk ge-

routiniseerd. He hebben de neiging ze als gemeenplaatsen te be-

schouwen, en daarmee een opstel als dit als het intrappen van een

open deur. Tegen een dergelijke aantijging moet ik me verzetten.

Eén van de taken van de sociologie lijkt mij het naar boven

brengen van het bijzondere in het vanzelfsprekende.

Dit alles pleit ervoor om van een publieke religie te spreken.

Maar er zijn ook zaken die ertegen pleiten. Om te beginnen houdt

de consensus hier op. Men is het in grote lijnen eens over deze

zeer vage waarden, maar er bestaat geen consensus over hoe deze

waarden zich tot elkaar verhouden. Welke van de waarden heeft de

prioriteit? Daarover gaat nu juist binnen de Nederlandse samen-

leving de politieke en ideologische strijd. Je zou wellicht kun-

nen zeggen dat de ideologische strijd In Nederland gaat om deverhouding van deze grondwaarden tot elkaar.

Er Is een tweede tegenwerping te maken tegen het benoemen van

deze waarden als een religie. Laeyendecker (Idem) wijst erop dat,

wanneer men dit soort waarden religie gaat noemen, men met het

probleem van de elastieke definities te maken krijgt. Laeyen-

decker zelf lijkt dit probleem te willen omzeilen door van een

substantiële definitie van godsdienst gebruik te maken. Hij defi-

nieert godsdienst als "een complex van opvattingen, rituelen en

symbolen met betrekking tot een bovenempirische werkelijkheid."

Aangenomen, dat met "bovenempirische werkelijkheid" zoiets als

God bedoeld wordt, en niet bijvoorbeeld ethische waarden, dan

kunnen de waarden die 1k heb beschreven geen publieke godsdienst

genoemd worden. God is nu juist een onderwerp van dissensus, en

waardenconsensus is alleen mogelijk wanneer men In het compromis

Page 36: RELIGIE EN POLITIEK

~- 196 -

tussen de verschillende levensbeschouwingen van God abstraheert.Met betrekking tot "civil religion" zitten we dus met het volgen-de probleem in onze gedeeltelijk geseculariseerde samenleving:ofwel we maken gebruik van een definitie die het bovennatuurlijkeInsluit en zien af van consensus, ofwel we handhaven de consensusen zien af van het bovennatuurlijke. In het Nederlands kun jevoor het eerste de term publieke godsdienst, voor het tweede determ publieke religie gebruiken. In het Engels zou je onderschei-dingen kunnen maken met behulp van termen als religion, faith enbelief.

9 Conclusie

Het het voorbeeld van de opbouw van de sociale zekerheid 1n Ne-derland heb ik getracht aan te tonen dat achter of onder, en inieder geval ook dankzij, een grote verdeeldheid, in Nederland eensterke waardenconsensus is ontstaan. De waarden die het betreft,mogen van mij ook "westers" of "christelijk" of "burgerlijk" ge-noemd worden.

Ik heb getracht te laten zien dat deze waarden functionerenals een religie en zou daarom willen besluiten ze publieke reli-gie te noemen.

Page 37: RELIGIE EN POLITIEK

"- 197 -

RELIGIE EN MODERNISERING- O. Schreuder

l Inleiding

In het voorgaande zijn enige opstellen over de relatie tussen re-ligie en politieke macht gepresenteerd. Zoals in de inleidingaangekondigd werd, kon dit thema niet uitputtend behandeld wor-den, er zou moeten worden volstaan met enige exemplarische be-schouwingen en empirische analysen. Deze hadden bijna allemaalbetrekking op de verhouding tussen religie en politiek in Neder-

land; slechts af en toe werd een uitstapje over de grens gewaagd.Niettemin zou het eigenlijk nodig zijn de vaderlandse werkelijk-heid 1n Internationaal perspectief te zien, immers, wat religieten onzent betekent, wordt pas goed duidelijk wanneer nen weetwelke plaats de religie elders inneemt. Hoe het er in eigen huisuitziet, wordt men zich vooral dan bewust als men eens kijkt hoede buren ingericht zijn. De blik over de grenzen behoedt er onsvoor de eigen toestanden voor universeel geldig te verklaren ofals specifiek Nederlands te bestempelen wat ook elders voorhanden1s. Zo is bijvoorbeeld de hoge graad van onkerkelijkheid 1n Ne-derland en de sterke samenhang daarvan met de ontkenning van ofde twijfel aan het bestaan van een bovenaardse werkelijkheid

(Felling e.a., 1982) een uitgesproken Nederlands fenomeen dat menniet zo maar mag generaliseren voor de hele westerse cultuur-kring, terwijl omgekeerd de verzuiling niet zo oer-Nederlands isals men gemeenlijk denkt, immers, ook elders richtten religieuze

groeperingen hun eigen organisaties op om het geestelijk erfdeelder vaderen in de storm der tijden tegen aanvallen te verdedigenen de omgeving door de eigen religieuze inspiratie te beïnvloe-den. Hen verdiepe zich maar eens in de geschiedenis van de Duits

sprekende landen of de Verenigde Staten, of ook in die van de