Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

download Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

of 26

Transcript of Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    1/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 1

    Leerlijnen REKENEN - WISKUNDE

    Inleiding

    Het is de bedoeling dat de leerlingen binnen het vak rekenen-wiskunde beter worden toegerust met vaardigheden die nodig zijn voor een effectiever functioneren in de

    maatschappij.

    Rekenen is altijd een zorgenkind geweest in het onderwijs. De toetsresultaten van de leerlingen op de basisscholen en de VOJ-scholen zijn door een complex van factoren niet

    optimaal. Het gaat onder andere om de volgende factoren, zoals benoemd in het tussentijds verslag deelproject in opdracht van het IOL (Levens et al., 2009):

    Organisatorische factoren – klassengrootte, weinig leermiddelen

    Sociaal-economische factoren – slechte huisvesting, slechte woonomgeving waardoor er onvoldoende ruimte en elektriciteit is om te studeren, zwakke sociale contacten, etc.

    Factoren ten aanzien van het vak rekenen-wiskunde – de leerkrachten zijn onvoldoende toegerust om het vak optimaal te geven, de leerstof wordt snel op een abstract niveau

    aangeboden, sommige onderwerpen worden te uitgebreid behandeld, enz.

    De globaliserende samenleving vraagt om het op hoog niveau beheersen van moderne rekenen-wiskunde vaardigheden. Deze leerlijnen pogen daar invulling aan te geven.

    Rekenen-wiskunde

    In het curriculum is overeenkomstig het onderwijsleerplan gekozen voor de nieuwe aanduiding ‘rekenen-wiskunde’ in plaats van het t raditionele ‘rekenen’. Er is gekozen voor

    rekenen-wiskunde, omdat het herschreven curriculum beoogt het wiskundig denken van leerlingen te stimuleren en omdat bepaalde wiskundige onderwerpen zoals meten,

    meetkunde en tabellen en grafieken, meer aandacht krijgen.

    Bovendien zal het curriculum inhoudelijk naadloos aansluiting hebben op het vervolgonderwijs. Binnen het reken-wiskundeonderwijs wordt er bijzondere aandacht besteed aan

    de integratie van rekenen-wiskunde in andere vakken. Voorts zijn er verbanden gelegd met andere leergebieden zoals bijvoorbeeld bij economie (rekenen met procenten), bij

    de beeldende vakken (verhoudingen), en bij aardrijkskunde (rekenen met schaal). Decimale getallen worden bijvoorbeeld gebruikt bij sportprestaties, inhoudsmaten bij

    recepten en meten bij natuuronderwijs.

    Binnen de leerlijnen voor rekenen-wiskunde hebben diverse domeinen een vernieuwde invulling gekregen. Voor het domein meetkunde bijvoorbeeld, zijn voor de onderbouw

    de onderwerpen oriëntatie in de ruimte en construeren van belang, terwijl in de midden- en bovenbouw de nadruk meer ligt op redeneren en verklaren van meetkundige

    verschijnselen. Op deze wijze is er veel aandacht voor een doorgaande leerlijn zodat er een evenwichtig curriculum ontstaat. Evenzo maken leerlingen in de onderbouw kennis

    met breuken, in de middenbouw leren zij rekenen met breuken en in de bovenbouw leren zij hun breukenkennis toepassen bij algebra en bedrijfsrekenen.

    Daarnaast zijn een aantal onderwerpen uit het voortgezet onderwijs getransformeerd naar eind middenbouw, zoals eenvoudige vergelijkingen, verzamelingen, oriëntatie op

    natuurlijke getallen en wiskundige beweringen. Een nieuw element is het gebruik van de rekenmachine die in groep 8 wordt geïntroduceerd. Werken met de rekenmachine kan

    de leerling onder meer extra inzicht geven in de getalstructuur.

    Om een indicatie te geven van vernieuwde didactiek, zijn bij de leerlijnen voorbeeldmatig uitwerkingen gegeven in de vorm van toelichtingen ('luikjes') en lesactiviteiten.

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    2/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 2

    Een nieuwe leerlijn

    In de nieuwe leerlijnen is aandacht besteed aan verschillende methoden voor de hoofdbewerkingen optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen:

    •  Hoofdrekenen, wat betekent rekenen naast elkaar

    •  Handig rekenen

    •  Cijferen, wat betekent rekenen onder elkaar•  Schattend rekenen

    Bij het leerproces worden hulpmiddelen gebruikt zoals schema’s en getallenlijnen.

    Voorts worden die vier hoofdbewerkingen uitgevoerd met:

    •  Gehele getallen

    •  Breuken

    •  Decimale getallen

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    3/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 3

    Domein

    Onderbouw

    Leerdoel eind groep 4

    Middenbouw

    Leerdoel eind groep 8

    Bovenbouw

    Leerdoel eind

    groep 11

    Getalbegrip De leerlingen kennen de telwoorden en de rangtelwoorden tot en met 100 enkunnen de getallen lezen en schrijven.

    De leerlingen weten dat getallen een aanduiding kunnen zijn van een

    hoeveelheid, een volgorde, een maat, naamgetal en rekengetal.

    Voorbeeld: 5 knikkers, de 1e prijs, schoenmaat 35, buslijn 7, 6 opgeteld met 2

    is 8.

    De leerlingen kunnen de volgende begrippen toepassen: groter/kleiner dan –

    meer/ minder dan – is gelijk aan – evenveel als – even groot als enz.

    De leerlingen kunnen de symbolen =, +, -, x en : benoemen, noteren en

    toepassen.

    De leerlingen kunnen tellen en terugtellen tot en met 100 en kunnen vanaf

    ieder getal door- en terugtellen, zowel met eenheden als met tientallen.

    De leerlingen kunnen vanaf een willekeurig getal heen- en terugtellen met

    sprongen van 10.

    Voorbeeld: 23, 33, 43, … en 76, 66, 56, …

    De leerlingen kunnen hoeveelheden tot en met 100 tellen en groeperen.

    (Luikje 1 - pinda’s).

    De leerlingen kennen de wereld van de getallen en de structuur van de

    getallen tot en met 100 (luikje 2).

    De leerlingen kunnen omgaan met een getallenlijn en een honderdveld tot en

    met 100 om het rekenen tot 100 te ondersteunen.

    De leerlingen kunnen getallen tot 1 miljoen correct lezen, met cijfersschrijven en ordenen qua grootte.

    De leerlingen kunnen tellen en terugtellen met eenheden, tweetallen,

    vijftallen en machten van 10 tot tenminste 1 miljoen.

    Voorbeeld: 304, 303, 302, 301, 300, 299, 298,…..

    70, 75, 80, 85, 90, 95,…..

    De leerlingen kunnen aan de hand van een reeks getallen een zekere

    regelmaat ontdekken, waarbij het verschil constant is. Ze kunnen met

    behulp hiervan de reeks voortzetten.

    Voorbeeld: 3, 5, 7, 9, 11,….; 1, 4, 7, 11, …

    De leerlingen kennen de betekenis van decimale getallen in eenvoudige

    alledaagse situaties.Voorbeeld: Carlo is 1,45 m lang; een cola fles van 1,5 liter.

    De leerlingen kunnen decimale getallen afronden op 1 of 2 decimalen.

    Voorbeeld: 102,36 wordt afgerond op 102,4 (afgerond op 1 decimaal);

    225,564 wordt afgerond op 225,56 (afgerond op 2 decimalen).

    De leerlingen kunnen de plaatswaarde van de cijfers in een heel getal

    en in een decimaal getal bepalen.

    Voorbeeld: De 3 in 3460 staat voor 3 duizendtallen; de 3 in 245,39 staat

    voor drie tienden (310 ), de 9 voor negen honderdsten (9100).

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    4/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 4

    Taal als

    intermediair

    Conceptualiseren:

    Telwoorden: een, twee enz. en eerste, tweede enz.

    Telrij, getallenlijn, kaartjes, plaats, honderdveld, cijfer

    Tientallen, honderdtallen, eenheden.

    Begrippen: kleiner, groter, evenveel, gelijk, evenveel, groot

    Taal-denkwoorden: dan, is, als, wat, hoe, waar, links, rechts, boven, onder,

    terug, vooruit.Opmerking: 24 wordt gezegd als vier-en-twintig. Dit kan een probleem geven

    bij het schrijven van de getallen; eerst worden de eenheden genoemd terwijl

    eerst de tientallen worden geschreven.

    Communiceren:

    Kinderen gebruiken de taal zoals hierboven beschreven als ze samen

    rekenproblemen oplossen.

    Emoties uiten:

    "kijk eens wat een lange getallenlijn. Gaat het nog verder???"

    Kinderen kunnen hun verwondering en verbazing uiten (ook dit is specifiek per

    vak).

    Cultuur:

    Bij het uitspreken van de getallen 1, 2, 3, in het hindoestaans blijkt dat de 3

    wordt uitgesproken als ‘tien’, terwijl in het Nederlands ‘tien’ een andere

    betekenis heeft.

    Conceptualiseren:

    Duizend, tienduizend, miljoen, tiende, honderdste, duizendste,

    tienduizendste, een miljoenste, tweetallen, vijftallen, tientallen, machten,

    cijfers achter de komma, decimale getallen, afronden, plaatswaarde,

    bepalen, tussen haakjes.

    Taaldenkwoorden: naast elkaar, onder elkaar, volgorde, tussen, eerst,daarna.

    Communiceren:

    De leerlingen gebruiken bovengenoemde woorden bij het oplossen van

    rekenproblemen in de groep.

    Samenhang Bij allerlei vakken worden zowel tel- als rangtelwoorden gebruikt: ‘we maken

    groepen van vijf’, geef de eerste rij een kleur, wie kan als eerste…; “Cijfers

    dansen”.

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    5/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 5

    Domein

    Onderbouw

    Leerdoel eind groep 4

    Middenbouw

    Leerdoel eind groep 8

    Bovenbouw

    Leerdoel eind

    groep 11

    Bewerkingen

    De leerlingen automatiseren de optelsommen en aftreksommen tot

    en met 20.(Luikje 3)

    De leerlingen kunnen optel- en aftreksommen tot en met 100 maken

    (makkelijk (handig) rekenen, splitsen en aanvullen) (luikje 2).

    72 – 5 = 72 – 2 – 3 = 67

    De leerlingen kennen de tafels van vermenigvuldiging en de

    deeltafels van 2 t/m 5 en 10 uit hun hoofd en kunnen deze kennis

    gebruiken en toepassen in de praktijk (luikje 4)

    De leerlingen doorzien de relatie tussen vermenigvuldigen en delen.

    Voorbeeld: 15:3=5 omdat 3x5=15 of 5x3=15.

    De leerlingen kennen de twee eigenschappen van vermenigvuldigen

    (de verdeeleigenschap en de omkeereigenschap).

    Voorbeeld: 3x12= 3x10 en 3x2 2x4 is evenveel als 4x2

    De leerlingen kunnen verschillende manieren van oplossen

    (strategieën) gebruiken (halveren, verdubbelen, een meer/ een

    minder) om de tafelsommen uit te rekenen.

    Voorbeeld: 3 x 5 = 15 en 5 x 3 = 15

    6 x 3 = 5 x 3 + 1 x 3

    De leerlingen kunnen met eenvoudige hele getallen naast elkaar

    rekenen voor optellen en aftrekken.Ze kunnen met moeilijke hele getallen onder elkaar rekenen voor

    optellen en aftrekken.

    Voorbeelden:1200 + 895 = 2095 via splitsen (1200 + 800 +95) en

    via handig rekenen (1200 + 900 – 5).

    1.000.000– 1.000 = 999.000

    en cijferen:

    7358

    2864 +

    10222

    De leerlingen kunnen met eenvoudige decimale getallen naast

    elkaar rekenen voor optellen en aftrekken. Ze kunnen met moeilijkedecimale getallen onder elkaar rekenen voor optellen en aftrekken.

    De leerlingen kennen tenminste de tafels van 2 t/m 10 en de

    corresponderende deeltafels uit het hoofd. De leerlingen kunnen

    ook met hele en decimale getallen vermenigvuldigen met en delen

    door een factor 10 en 100.

    Voorbeeld: 5 x 9 = 45 32,6 x 10 =326

    37,5 : 10 = 3,75 ; 435,8 :100 = 4,358

    De leerlingen kunnen onder elkaar vermenigvuldigen met hele

    getallen, waarbij de vermenigvuldiger uit maximaal 2 cijfers bestaat.

    Voorbeeld:

    23542 x470

    9400+

    9870 (product)

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    6/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 6

    De leerlingen kunnen staartdelingen op twee manieren uitvoeren,

    waarbij de deler uit maximaal 2 cijfers bestaat.

    Voorbeeld:

    1e manier: 2e manier:

    45/1440\ 30 + 2 45/1440\ 321350 135

    90 90

    90 90

    R 0 R 0

    De leerlingen kennen de juiste volgorde van de bewerkingen in een

    opgave, waarbij berekeningen tussen haakjes voorrang hebben.

    Voorbeeld: (2 + 5) x 4 : 2 – 6 = 8

    De leerlingen kunnen getallen ontbinden in factoren.

    Voorbeeld: 30=2x3x5

    De leerlingen kennen de begrippen grootste gemeenschappelijke

    deler (ggd) en kleinste gemeenschappelijke veelvoud (kgv).

    Voorbeeld:

    16 + 14 = 212 + 312 = (kgv is 12)

    De leerlingen kennen de betekenis van een macht.

    Voorbeeld: 2! is een macht van 2.

    2! = 2 x 2 x 2 = 8

    3! = 3 x 3 x 3 x 3 = 81

    De leerlingen kennen de betekenis van de verschillende symbolen

    van de romeinse cijfers. Ze kunnen de gewone arabische getallen

    omzetten in romeinse cijfers en omgekeerd.

    Voorbeeld: X =10, L = 50, C = 100; 55 = LV; XI = 11

    De leerlingen kunnen in eenvoudige praktische situaties en met kale

    getallen gemiddelden bepalen.

    De gemiddelde leeftijd van vier kinderen van 5 , 7, 9 en 4 jaar

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    7/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 7

    bepalen.

    Het gemiddelde van 2250, 2700, 4850 bepalen.

    Taal als intermediair Conceptualiseren:

    -  Optellen, aftrekken, splitsen, aanvullen, handig rekenen,

    vermenigvuldigen, delen, omkeren, de tafels, de deeltafels,

    optelsom, aftreksom, uit het hoofd leren, onthouden,

    strategie, manier van oplossen

    Taaldenkwoorden: uit, hoe, wat, is, keer, keren, hoeveel, terug, heen,

    eraf, erbij, meer, minder, plus, min, maal.

    Communiceren:

    Welke manier van oplossen (strategie) ga je gebruiken? Wat is

    handig (makkelijk)?

    Emoties uiten:

    Kinderen ontdekken dat je de som 4 x 2 ook mag omkeren 2 x 4 en

    dan komt er hetzelfde antwoord uit.

    Conceptualiseren:

    -  onder elkaar, naast elkaar, splitsen, handig rekenen, som,

    verschil, duizendtal, honderdtal, tienduizend,

    honderdduizend, miljoen, decimaal getal, cijfers achter de

    komma, gelijknamig, maalteken, deelteken, tiende,

    honderdduizendste, honderdste, product, deler, ontbinden

    in factoren, voorrang, ggd, kgv, macht, machtsverheffen,

    Romeinse cijfers, Arabische getallen, gemiddelde bepalen,

    omzetten.

    Taaldenkwoorden: wat, hoe, waarom, is, achter, naast

    Communiceren:

    Leerlingen wisselen oplossingen uit en praten over de werkwijze om

    tot resultaat te komen. Als er vragen zijn steken ze een vinger op.

    Cultuur:

    Het begrip komma wordt vaak door Surinaamse jongens gebruikt.Ze bedoelen hiermee een commandant van politie.

    Samenhang Bij sport en spel: hoogspringen, verspringen, wegwerpen enz Suriname werd op 25 nov. 1975 onafhankelijk. Hoeveel jaar geleden

    is dat? (op maanden nauwkeurig) – geschiedenis.

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    8/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 8

    Domein

    Onderbouw

    Leerdoel eind groep 4

    Middenbouw

    Leerdoel eind groep 8

    Bovenbouw

    Leerdoel eind

    groep 11

    Meten De leerlingen kennen de grootheden lengte, gewicht, inhoud en

    oppervlakte.

    Voorbeeld: vergelijken van twee koeken.

    De leerlingen kunnen voorwerpen vergelijken en ordenen qua

    lengte, inhoud, gewicht en oppervlakte.

    De leerlingen doen ervaring op met meetinstrumenten:

    weegschaal, meetlat en maatglas (luikje 6).

    De leerlingen kennen de standaardmaten: meter, centimeter,

    kilogram, pond en een liter.

    De leerlingen hebben notie van tijdsbesef: tijdsduur, hetcyclische karakter van tijd en het dagritme.

    De leerlingen zijn in staat om met de klok het tijdstip te bepalen

    en kloktijden zelf in te stellen als het gaat om de hele en halve

    uren (luikje 7).

    De leerlingen kennen de dagen van de week en de maanden

    van het jaar.

    De leerlingen kunnen de voornaamste begrippen in verband met

    de klok van elkaar onderscheiden.

    Voorbeeld: wijzerplaat, lange, korte en secondewijzer.

    De leerlingen kennen het verschil tussen alle Surinaamse

    muntsoorten.

    De leerlingen kennen de relatie tussen SRD, kwartje, dubbeltje,

    stuiver en een cent.

    De leerlingen kunnen afstanden schatten en meten met behulp

    van meetinstrumenten.

    Ze kunnen de verschillende lengtematen van elkaar

    onderscheiden en ordenen, en kunnen het verband tussen deze

    maten aangeven.

    Voorbeeld: Een opgegeven lengte meten.

    Een opgegeven lijnstuk tekenen.

    Km,hm,dam,m,dm,cm,mm.

     Andere maten: duim,voet,yard,ketting en mijl.

    De leerlingen kunnen de oppervlakte van platte objecten schatten

    en meten.

    Ze kunnen de oppervlaktematen van elkaar onderscheiden en

    ordenen, en kunnen het verband tussen deze maten aangeven.Voorbeeld: km!, hm!(ha), dam!(a), m!(ca), dm!, cm!, mm!.

    De leerlingen kunnen de inhoud van voorwerpen schatten en

    meten.

    Ze kunnen de inhoudsmaten van elkaar onderscheiden en

    ordenen, en kunnen het verband tussen deze maten aangeven.

    Voorbeeld: Een opgegeven inhoud meten mbv. maatglazen of

    maatkannen; l, dl, cl, ml en m",dm"(l),cm"(cc),mm".

     Andere inhoudsmaten:once, oz en gallon.

    De leerlingen kunnen het gewicht van objecten schatten en

    meten. Ze kunnen de gewichtsmaten van elkaar onderscheidenen ordenen, en kunnen het verband tussen maten aangeven.

    Voorbeeld: personenweegschaal, huishoudweegschaal,

    veerunster, baskuul, weegbrug.

    Kg, gr, mg; pond, ons; lbs; ton; 1 kg = 2 pond, 1 kg = 1000 gr. enz.

    De leerlingen kunnen de begrippen i.v.m. delen van de dag en het

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    9/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 9

     jaar van elkaar onderscheiden en gebruiken.

    Ze kunnen tijden in uren, minuten en seconden met elkaar

    vergelijken, en kunnen tot op de minuut nauwkeurig klokkijken.

    Ze kunnen digitaal klokkijken en doorzien de samenhang met de

    analoge tijd.

    Ze kunnen een kalender aflezen.

    Voorbeeld: Een jaar heeft 365 dagen, een jaar heeft 4 kwartalen;1 uur = 4 kwartieren of 60 minuten, 1 minuut = 60 seconden, 1

    etmaal = 24 uren enz.

    13.25 u aflezen als vijf voor half twee s’middags;

    Op welke dag valt 25 november?

    Welke dag is het vandaag over drie weken?

    Taal als intermediair Conceptualiseren:

    -  Lengte, inhoud, gewicht, oppervlakte,

    meetinstrumenten, meetlat, weegschaal, maatbeker,

    maatglas, klok, geld, meter, centimeter, kilogram, pond,

    liter, uren, wijzers, seconde, wijzerplaat, maand (januarit/m december), dagen (maandag t/m zondag), munten,

    SRD, kwartje, dubbeltje, stuiver, cent.

    Taaldenkwoorden: vergelijken, hoe, wanneer, hoeveel, wat, hele,

    halve, daarna, ervoor, later, vroeger, gisteren, eergisteren,

    morgen,

    Communiceren:

    Kinderen gaan met elkaar lengte, gewicht, inhoud en oppervlakte

    van verschillende voorwerpen vergelijken en bespreken.

    Met elkaar praten over verschillen in beleving van tijdsduur.

    Emoties uiten:Kinderen ontdekken dat twee stuivers gelijk is aan een dubbeltje

    en dat 1 SRD bestaat uit wel vier kwartjes!

    Cultuur:

    In de Surinaamse cultuur is de aanduiding voor geld

    verschillend: in het hindoestaans is geld paisa, in Sranan Tongo

    Conceptualiseren:

     Afstand, schatten, breedte, omtrek, verband, onderscheiden,

    maten, duim, voet, yard, mijl, lijnstuk, oppervlaktematen: vierkante

    meter, hectare.

    inhoudsmaten: liter, cc, once, oz, gallon.gewichtsmaten: gram, ons.

    Personenweegschaal, huishoudweegschaal, veerunster, baskuul,

    weegbrug.

    Tijd: minuten, seconden, digitaal, analoog, etmaal, stopwatch.

    Taaldenkwoorden: vergelijken, verband, beredeneren, wat, als,

    hoe, waarom, wanneer.

    Communiceren:

    Het vergelijken van meetuitkomsten leidt tot discussie over de

    werkwijze van het meten en het gebruik van de meetinstrumenten.

    Emoties uiten:De leerlingen ontdekken wat het verschil is tussen de analoge en

    de digitale klok: kwart over zes ’s middags is 18.15 of 6.15 PM.

    Cultuur:

    In Suriname weet men aan de hand van de zonnestand hoe laat

    het ongeveer is.

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    10/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 10

    Domein

    Onderbouw

    Leerdoel eind groep 4 

    Middenbouw

    Leerdoel eind groep 8

    Bovenbouw

    Leerdoel eind

    groep 11

    Meetkunde De leerlingen kunnen met behulp van papier, karton, blokken en

    andere materialen ruimtelijke en vlakke figuren maken.

    Voorbeeld: vlakke figuren zoals vierkant, rechthoek, driehoek en

    cirkel.

    Ruimtelijke figuren zoals kegel, piramide, kubus en balk

    (paaltje).

    De leerlingen kennen het verschil tussen de genoemd vlakkefiguren.

    Voorbeeld: een vierkant heeft vier gelijke zijden enz

    De leerlingen kunnen routes beschrijven en maken daarbij

    gebruik van richting aanduiding als linksaf, rechtsaf en rechtdoor

    (luikje 8).

    De leerlingen kunnen maquettes en plattegronden van de

    omgeving maken waarbij er gelet wordt op vorm en grootte van

    de objecten.

    De leerlingen kunnen van eenvoudige figuren het spiegelbeeld

    bepalen en kunnen mozaïekpatronen leggen en ontwerpen.

    De leerlingen kunnen zich oriënteren in de ruimte en kunnen

    ruimtelijk redeneren.

    Voorbeeld: routebeschrijvingen opstellen, plattegrond aflezen,

    richtingen bepalen.

    De leerlingen kunnen vlakke en ruimtelijke figuren herkennen en

    hun eigenschappen benoemen.

    Voorbeeld: rechthoek, vierkant, cirkel, driehoek; kubus, balk,parallellogram, ruit, bol , cirkel. 

    De leerlingen kunnen de hoeken van verschillende figuren

    aangeven.

    Voorbeeld:

    De leerlingen kunnen het begrip loodrecht in verschillende

    situaties herkennen en toepassen.

    De leerlingen kunnen de symmetrie van vlakke figuren bepalen en

    Taal als intermediair Conceptualiseren:

    -  Lengte, inhoud, gewicht, oppervlakte,

    meetinstrumenten, meetlat, weegschaal, maatbeker,

    maatglas, klok, geld, meter, centimeter, kilogram, pond,

    liter, uren, wijzers, seconde, wijzerplaat, maand (januari

    t/m december), dagen (maandag t/m zondag), munten,

    Conceptualiseren:

     Afstand, schatten, breedte, omtrek, verband, onderscheiden,

    maten, duim, voet, yard, mijl, lijnstuk, oppervlaktematen: vierkante

    meter, hectare.

    inhoudsmaten: liter, cc, once, oz, gallon.

    gewichtsmaten: gram, ons.

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    11/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 11

    deze spiegelen.

    Taal als intermediair Conceptualiseren:

    Vlakke en ruimtelijke figuren, kubus, cilinder, kegel, piramide,

    maquette, plattegrond, routes, mozaïek, patronen, spiegelen,

    spiegelbeeld, ontwerpen.

    Taaldenkwoorden: linksaf, rechtdoor, rechtsom, hoeveel, keren,

    als, wat, waarom, hoe

    Communiceren:

    Kinderen praten over de wijze van spiegeling bij het maken van

    mozaïeken. Bij het beschrijven van routes zullen ze aan elkaar

    duidelijk moeten maken welke richting gelopen moet worden.

    Emoties:

    Verwondering bij mozaïekpatronen (schoonheidsfiguren).

    Cultuur:

    Bouwwerken zijn een uiting van cultuur. Kinderen bereiken opverschillende manieren de school (bus, boot, lopend, fiets, auto).

    Conceptualiseren:

    Ruimte, ruimtelijk, eigenschap, parallellogram, loodrecht,

    symmetrie, piramide, spiegelen, spiegelbeeld, beschrijven.

    Taaldenkwoorden: hoe, waarom, keren, als, hoe vaak.

    Emoties:

    Een ruimtelijk figuur kan ik voelen en rondom aanraken. Een vlak

    figuur komt bijvoorbeeld op papier (tekenen).

    Samenhang Bij de expressievakken gebruiken kinderen verschillende vlakke

    figuren en ruimtelijke figuren.

     Aardrijkskunde: maquettes, plattegronden.

    Domein

    Onderbouw

    Leerdoel eind groep 4

    Middenbouw

    Leerdoel eind groep 8

    Bovenbouw

    Leerdoel eind

    groep 11

    Verhoudingen

    Verhoudingen spelen in de onderbouw binnen allerlei contexten

    een rol. Bij kleuters wordt bijvoorbeeld gekeken naar de maat

    van kleding van kinderen in verhouding tot die van een pop.

    De leerlingen kunnen het begrip verhouding in de juiste context

    plaatsen en eenvoudige verhoudingen als breuk interpreteren.

    Voorbeeld: 2 van de 3 kinderen leert zwemmen, dat is 23 deel.

    De leerlingen kunnen de verhouding van twee hoeveelheden

    weergeven.

    Voorbeeld: 54 en 63 verhouden zich als 6 : 7.

    De leerlingen kunnen verhoudingen omrekenen in praktische

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    12/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 12

    situaties.

    Voorbeeld: 6 pakken kosten SRD. 18, 5 pakken kosten SRD.? 1

    kg rozijnen kost SRD. 24, 250 gram kost SRD.?

    De leerlingen kennen de relatie van eenvoudige verhoudingen met

    procenten en breuken en kunnen een eenvoudige verhouding

    omrekenen naar een breuk en een percentage.Voorbeeld: Vier van de tien kinderen dragen een bril: 410 deel is

    40%.

    De leerlingen kunnen eenvoudige verhoudingen vergelijken.

    Voorbeeld: 1 op de 10 volwassenen is (naar verhouding) minder

    dan 1 op de 5 volwassenen.

    Taal als intermediair Conceptualiseren:-  Verhouding, weergeven, omrekenen, percentage,

    verhoudingstabel.

    Taaldenkwoorden: als, dan, hoeveel, staat tot, op.

    Communiceren:

    Verbanden kunnen zien tussen een verhouding, breuk eneen percentage.

    Emoties uiten:

    Leerlingen ontdekken dat 1 : 4 hetzelfde is als 14 deel en

    als 25 %.

    Cultuur:In de samenleving heeft het woord verhouding

    verschillende betekenissen.

    Samenhang Bij de kookles wordt gewerkt met recepten waarin

    hoeveelheden zijn gegeven. Bijvoorbeeld de verhoudingvan water en melk is 1 op 2.

    Domein

    Onderbouw

    Leerdoel eind groep 4

    Middenbouw

    Leerdoel eind groep 8

    Bovenbouw

    Leerdoel eind

    groep 11

    Breuken De leerlingen kennen de betekenis van eenvoudige breuken

    (luikje 5).

    De leerlingen kennen de betekenis van een breuk.

    Voorbeeld: Een breuk is een deel van het geheel. Een geheel

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    13/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 13

    Voorbeeld: de pizza is verdeeld in vier gelijke stukken. We

    nemen er drie stukken van.

    De leerlingen kunnen een hele, een halve en een kwart van een

    object herkennen en benoemen.

    Voorbeeld: een blaadje vouwen in twee gelijke stukken of een

    kwart van een reep chocola.

    De leerlingen kennen het begrip de helft (een halve en een half).

    Ze kunnen de helft kleuren. 

    Voorbeeld: Een cirkel is verdeeld in twee gelijke delen. Eén deel

    noemen we de helft.

    wordt in drie gelijke stukken verdeeld, elk stuk is dan 13 deel. Drie

    keer 13 deel is wederom een geheel.

    125   pizza betekent 1 hele pizza en nog 2 stukken van een vijfde

    pizza.

    De leerlingen kunnen eenvoudige breuken vergelijken en op de

    getallenlijn plaatsen.Voorbeeld: Bepalen dat 13 meer is dan 14 m.b.v. een tekening of

    een redenering ( 13 roti is meer dan 14 roti).

    13 deel 13 deel 13 deel

    14 deel 14 deel 14 deel 14 deel

    De leerlingen kunnen breuken vereenvoudigen en waar nodig

    helen eruit halen.

    Voorbeeld: 618 = 13 ; 1512= 54 = 114 

    De leerlingen kunnen een eenvoudige breuk schrijven als een

    decimaal getal en andersom.Voorbeeld: 15  =0,20 o,25 = 14 

    De leerlingen kunnen eenvoudige breuken omzetten in procenten

    en andersom.

    Voorbeeld: 14 deel = 25% ; 3313% = 13 deel

    De leerlingen kunnen gelijknamige breuken optellen en aftrekken

    (eerst concreet, dan abstract).

    Voorbeeld: 25 + 15= ; 67   - 37  =

    De leerlingen kunnen bij een geheel getal een breuk optellen of

    aftrekken.Voorbeeld: 2 pizza’s + 3 stukjes van een vierde pizza.

    2 + 34= ; 3 - 116=

    De leerlingen kunnen ongelijknamige breuken gelijknamig maken

    , optellen en aftrekken.

    Voorbeeld: 14 +16=  ; 14 - 16 =

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    14/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 14

    De leerlingen kunnen breuken vermenigvuldigen met een geheel

    getal en andersom.

    Voorbeeld: 2 x 37= ;  56 x 3 =

    De leerlingen kunnen met breuken in toepassingssituaties

    werken, ook in combinatie met procenten.

    Voorbeeld: Ik heb een 12  liter soft. Hoeveel kannen van 18  literkan ik vullen?

     Annie, Bea en Carla verdelen een som geld. Annie krijgt 15  deel,

    Bea 50% en Carla krijgt de rest. Hoeveel % van het geld krijgt

    Carla?

    Taal als intermediair Conceptualiseren:

    -  verdelen, stukken, breuk, gelijk, gelijke, helft, halve,

    halveren, kwart, tweeën, figuur.

    Taaldenkwoorden: hoe, hoeveel, in, wat, aan.

    Communiceren:

    Begripsvorming komt tot stand door te praten over delen,verdelen, de deling en gelijke stukken.

    Emoties uiten:

    Kinderen ontdekken dat uit elk figuur meerdere stukken kunnen

    ontstaan (een vouwblad wordt in tweeën gedeeld en daarna

    weer zodat een kwart ontstaat).

    Cultuur:

    Het begrip delen komt in alle culturen voor: afoe brede (de helft

    van een broodje).

    Conceptualiseren:

    -  geheel, deel, teller, noemer, breukstreep,

    vereenvoudigen, gelijknamig, de rest, arceren.

    Taaldenkwoorden: even veel, over, eruit halen, van.

    Emoties uiten:

    De leerlingen ontdekken dat een breuk als 73 uit 2 helen en nog13 bestaat (helen uithalen).

    Samenhang: Brokopondo is een deel van Suriname.

    Samenhang De groep halveren…

    Verdeel je werkblad in vieren en knip een kwart uit…

    Domein

    Onderbouw

    Leerdoel eind groep 4

    Middenbouw

    Leerdoel eind groep 8

    Bovenbouw

    Leerdoel eind groep

    11

    Tabellen en grafieken In de onderbouw verwerken de leerlingen gegevens. Ze worden De leerlingen kunnen gegevens turven, in een tabel verwerken en

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    15/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 15

    ingeleid in het maken van grafieken. Vanaf groep 2 verzamelen

    ze gegevens en maken door middel van turven, tellen en

    tekenen een grafiek. Belangrijk hierbij is de representatie van de

    gegevens. Bijvoorbeeld 13 teddyberen worden 13 blokken. Zie

    het nieuwe speelwerkplan.

    aflezen.

    Voorbeeld:

    Turven  Samen 

    Vegers  III 3

    Potloden  IIII  4

    De leerlingen kunnen verschillende gegevens uit een stapelfiguur

    aflezen en totaliseren. Ze kunnen stapelfiguren tekenen door

    halve en hele hokjes te kleuren en kunnen de gegevens uit de

    figuur aflezen.

    Voorbeeld:

    De leerlingen kunnen gegevens in eenvoudige staafdiagrammen

    en lijndiagrammen vastleggen en aflezen; ze kunnen conclusies

    uit deze diagrammen trekken.

    Voorbeeld:

    De Chinees verkoopt op maandag 40 broden, op dinsdag 90

    broden, op woensdag 70 broden, op donderdag 80 broden en op

    vrijdag 100 broden. 

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    16/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 16

    De leerlingen kunnen schematische voorstellingen, tabellen en

    grafieken gebruiken om inzicht te krijgen in verbanden,

    massaverschijnselen en massagegevens.

    De leerlingen kunnen gegevens verzamelen, systematischbeschrijven, ordenen, samenvatten, analyseren, visualiseren en

    dit in een tabel weergeven.

    Voorbeeld:

    Een cijferanalyse maken van de gemaakte repetities in de maand

    november.

    Het aantal leerlingen in de klas, het aantal dat de repetitie

    gemaakt heeft, het aantal dat een voldoende heeft gehaald en het

    aantal dat een onvoldoende heeft gescoord.

    Taal als intermediair Conceptualiseren:

    -  Turven, tabel, grafiek, verwerken, stapelfiguren,

    staafdiagram, lijndiagram, conclusies, schematisch,

    schema, score, totaal.Taaldenkwoorden: in, hoeveel, welke, wanneer.

    Communiceren:

    De uitwerking en presentatie van gegevens in tabellen en

    grafieken nodigen uit tot veel gesprek. Welke groep heeft het

    minst? Of het meest? Wat merk je verder op?

    !

    #!

    $!

    %!

    &!

    '!!

    '#!

    ()*+,-./+

    '

    0)

    1/

    2-+

    1-

    3.

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    17/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 17

    Cultuur:

    Tabellen en grafieken komen veel voor in de krant. Het is

    belangrijk dat leerlingen deze kunnen aflezen om zo de nodige

    informatie te kunnen interpreteren.

    Samenhang Bevolkingsgroei bij aardrijkskunde

    Hoeveel kinderen zijn te dik in Nickerie? Natuuronderwijs.

    Domein

    Onderbouw

    Leerdoel eind groep 4 

    Middenbouw

    Leerdoel eind groep 8

    Bovenbouw

    Leerdoel eind

    groep 11

    Procenten De leerlingen kunnen percentages interpreteren in de context

    waarin ze voorkomen.

    Voorbeeld: 40% van de sinaasappels is bedorven (iets minder dan

    de helft); 90% van de straten staat onder water (bijna alle straten).

    De leerlingen kennen de relatie van de eenvoudigste percentages

    met de bijbehorende breuken.Voorbeeld: 50% = de helft of 12 deel; 25% = een kwart of 14 

    deel; 10% is 110 deel.

    De leerlingen kennen het begrip procent als aanduiding voor het

    'zoveel honderdste deel'.

    Voorbeeld: 1 % is ‘één honderdste deel’ of 1100 deel

    De leerlingen kunnen procenten berekenen.

    Voorbeeld: 20% korting op een artikel van SRD. 240; 3% rente op

    een spaarrekening.

    De leerlingen kunnen uitgaande van het geheel berekeningen

    maken met meer of minder dan 100%.

    Voorbeeld: 120 % van SRD 1500 is …;

    De leerlingen kunnen de opgedane kennis over procenten

    toepassen bij onder andere vraagstukken over inkoop, verkoop,

    winst en verlies als ook bij andere vakgebieden.

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    18/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 18

    Voorbeeld: Stuart koopt een partij mango's voor SRD 2400,-. Hij

    verkoopt de partij met 2% verlies. De verkoopsom is dan….

    De leerlingen kunnen procenten kiezen als alternatief voor

    decimale getallen en andersom.

    Voorbeeld: 0,25 = 25%; 0,40 = 40%; 331 3%=0,33 

    De leerlingen kunnen delen van een bedrag uitdrukken in

    procenten.

    Voorbeeld: Usha heeft SRD 80,- Zij geeft SRD 16, uit. Hoeveel

    procent van haar geld is dat?

    De leerlingen kunnen verhoudingen schrijven als breuken en

    procenten.

    Voorbeeld: 30 van 600 =   30600= 5100=5% 

    Taal als intermediair Conceptualiseren:Procent, percentage, korting, rente, inkoop, verkoop, winst,

    verlies, geheel, procentteken.

    Taaldenkwoorden: hoeveel, wat, over, minder, evenveel, waarom.

    Communiceren:

    Wat betekent 100%? En 200%?

    Samenhang De leerlingen ontdekken de samenhang met andere domeinen: 33

    13 % is 13 deel van. De berekening wordt nu gemakkelijker.

    Domein

    Onderbouw

    Leerdoel eind groep 4

    Middenbouw

    Leerdoel eind groep 8

    Bovenbouw

    Leerdoel eind

    groep 11

    Schaal De leerlingen kennen het begrip schaal en kunnen ermee werken

    in praktische situaties.

    Voorbeeld:

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    19/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 19

    Schaal 1:200

    0 200 400 600 800 1000 m

    Op de landkaart staat een schaal van 1 : 500.000. Dat betekent 1

    cm op de landkaart is in werkelijkheid 5 km.

    De leerlingen kunnen berekeningen maken aan de hand van eenplattegrond met schaalverdeling.

    De leerlingen kunnen de relatie tussen verhouding en schaal

    aangeven en toepassen.

    Voorbeeld: Als op een foto een insect een lengte van 1 cm heeft,

    dan is deze in werkelijkheid 4 cm lang.

    Op een foto is een auto 3 cm lang. Nadat de foto vergroot is, is de

    lengte van de auto 3 dm. Op welke schaal is de foto vergroot?

    De leerlingen kunnen m.b.v het begrip schaal een object

    vergroten of verkleinen.

    Voorbeeld: Een weg is in werkelijkheid 47,5 km lang. Deze wordt

    op een kaart getekend met een schaal van

    1 : 200.000. Wat is de lengte van de weg uitgedrukt in cm op de

    kaart?

    De leerlingen weten wat “schaal 1 : 1“ betekent, namelijk ware

    grootte.

    Taal als intermediair Conceptualiseren:

    Schaal, werkelijkheid, plattegrond, schaalverdeling, vergroten,

    tekening, verkleinen, ware grootte

    Taaldenkwoorden: op, in, hoe lang, wat, wanneer, als, dan.

    Samenhang Kaartlezen en afstanden bepalen/ schatten bij aardrijkskunde.

    DomeinOnderbouw

    Leerdoel eind groep 4

    Middenbouw

    Leerdoel eind groep 8

    BovenbouwLeerdoel eind

    groep 11

    Schattend rekenen In de onderbouw komt schattend rekenen vooral bij meten aan

    de orde. Hoe lang is deze lat ongeveer?

    Leerlingen weten waarom schattend rekenen belangrijk is i.v.m.

    gecijferdheid, en als ondersteuning bij precies rekenen.

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    20/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 20

    Wie is groter dan? Hoe zien we dat?

    Pas in de bovenbouw speelt schattend rekenen bij bewerkingen

    een grote rol. Zie hiernaast.

    In de onderbouw is dat nog niet aan de orde, daar is het

    onderwijs vooral gericht op precies leren rekenen. Bijvoorbeeld 6

    X 7 is 42, en niet ongeveer 40. 

    De leerlingen kennen drie belangrijke onderdelen bij schattend

    rekenen: Het gebruik van referentiematen,

    het werken met mooie ronde getallen, en bij het hanteren van

    handige hoofdrekenstrategieën.

    De leerlingen kennen een aantal referentiematen en kunnen metbehulp daarvan schatten.

    Enkele referentiematen zijn:

    Gemiddelde snelheid van een wandelaar is 6 km/u.

    Gemiddelde snelheid van een fietser is 18 km/u.

    De hoogte van een deur is 2 m en de breedte is 1 m.

    Stanley woont een kwartier lopen van de school. Hoeveel km

    woont hij van de school?

    De breedte van een lokaal is ongeveer 5 flinke stappen, dus 5 m.

    De leerlingen kunnen schattend rekenen met hele getallen,

    decimale getallen en procenten.

    Voorbeeld: Ik moet 4 krentenbroden kopen van SRD 4,98; Ik heb

    in mijn portemonnee SRD 20, is dat voldoende? 0,497 x 48 is

    ongeveer?

    De prijzenpot is SRD 6327,75. Er zijn 8 winnaars. Hoeveel geld

    moet een ieder ongeveer krijgen?

    De leerlingen zijn in staat verschillende denkstrategieën uit te

    voeren.

    Voorbeeld: Schat de uitkomst van

    0,375 x 7,2 = 38 x 7,2=

    513 71920 is ongeveer……….? 

    Taal als intermediair Conceptualiseren:

    Schatten, schattend rekenen, niet precies, referentiematen,denken, ongeveer, mooie, ronde getallen.

    Taaldenkwoorden: om en nabij, in de buurt van, welke, hoe hoog,

    hoe ver.

    Cultuur:

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    21/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 21

    Kinderen schatten elkaars leeftijd vaak heel goed in.

    Samenhang

    Domein

    Onderbouw

    Leerdoel eind groep 4

    Middenbouw

    Leerdoel eind groep 8

    Bovenbouw

    Leerdoel eind

    groep 11

    Geldrekenen De leerlingen kennen de munteenheid van Suriname: De

    Surinaamse dollar (SRD). Ze kennen de Surinaamse bankbiljetten

    en munten en kunnen daarmee werken.

    Voorbeeld: Sizah koopt een boek voor SRD17,95.

    Zij betaalt gepast met .. bankbiljetten en ...munten.

    De leerlingen kunnen berekeningen met geld maken (al dan niet

    mbv. de rekenmachine) waarbij bedragen afgerond worden op

    hele centen.

    Voorbeeld: 6 blikken sardines kosten SRD 25,00 (met derekenmachine); 1 blik sardien kost SRD.... (afronden op hele

    centen).

    De leerlingen kunnen opdrachten m.b.t. markt- en winkelsituaties

    uitvoeren.

    De leerlingen kunnen de symbolen van de munteenheden van

    verschillende landen lezen en noteren.

    Voorbeeld: de amerikaanse dollar en de europese euro.

    De leerlingen kennen de begrippen eigen geld, vreemd geld en

    koers, en kunnen Surinaamse dollars omzetten in vreemd geld enomgekeerd.

    Voorbeeld: Harold heeft  # 50,- en USD 10,-. Hij wisselt dit bij de

    bank in SRD en koopt een paar schoenen van SRD 199,-;  # 1,- =

    SRD 4,50 en US$ 1,- = SRD 3,35

    Hij houdt over SRD..

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    22/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 22

    Voor zijn reis naar Nederland heeft Robbert SRD 900,00

    gespaard. Dat is gelijk aan 200 euro’s.

    De koers van 1 euro is..........................

    Taal als intermediair Conceptualiseren:

    Munteenheid, bankbiljetten, munten, bedragen, geld, symbolen,euro, vreemd geld, sparen, aankoop van, verkoop, omzetten, US

    dollar.

    Taal denkwoorden: Hoeveel, in, op, welke

    Communiceren:

    Wat kost een pak melk?

    Hoeveel SRD krijg ik voor  # 400,- ?

    Emoties :

    Wow, ik krijg Srd 1800,- voor 400 euro’s

    Cultuur : Kinderen krijgen vaker geld toegestopt van ouderen, als

    ze bijvoorbeeld de boodschappen voor hen doen.

    Samenhang Munteenheden van verschillende landen (aardrijkskunde).

    Domein

    Onderbouw

    Leerdoel eind groep 4

    Middenbouw

    Leerdoel eind groep 8

    Bovenbouw

    Leerdoel eind groep

    11

    De Rekenmachine De leerlingen kunnen hele getallen op de rekenmachine invoeren

    en kunnen bewerkingen daarmee op de juiste wijze uitvoeren.Voorbeeld: vijf bedragen bij elkaar optellen:

    SRD 45,50 + SRD 19,90 + SRD 223,70 + SRD 207 + SRD 0,70 =

    De leerlingen zijn zich bewust dat decimale getallen (zoals bij geld

    en maatgetallen) op de machine met een punt worden genoteerd

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    23/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 23

    en kunnen bewerkingen daarmee correct uitvoeren.

    De leerlingen weten dat nullen aan het eind van een uitkomst door

    de machine weggelaten worden.

    Voorbeeld 6 x SRD 1,75 geeft als uitkomst 10.5 op de machine.

    De leerlingen maken al naar gelang hun eigen vaardigheid,onderscheid tussen opgaven die eenvoudig uit het hoofd zijn uit te

    rekenen en opgaven die efficiënter op de machine gaan.

    Voorbeeld: 6 x 5 en 3 x 40 en 6 x 1,5 uit het hoofd;

    276 x 348 en 3,08 x 17,6 op de machine.

    De leerlingen kennen de functies van de verschillende toetsen. Ze

    kunnen de berekeningen die zij op de machine uitvoeren,

    systematisch op papier noteren en andersom.

    De leerlingen kunnen een toepassingsopgave analyseren, in een

    rekenschema noteren en ze kunnen de feitelijke berekening op de

    machine uitvoeren. Bijvoorbeeld: Francesca koopt 4 papaya's van

    SRD 1,50 en 6 mango's van SRD 0,45; ze betaalt met een briefje

    van SRD 20. Hoeveel moet ze terugkrijgen?

    De leerlingen kunnen uitkomsten als resultaat van een berekening

    op de machine door een schatting achteraf controleren.

    De leerlingen kunnen met behulp van de rekenmachine

    controleren of een berekening juist is.

    De leerlingen weten dat de machine behalve als rekenhulpmiddel

    ook als verrijking van rekenen en wiskunde gebruikt kan worden.

    Bijvoorbeeld: 1:3 geeft op de machine 1.3333333 als antwoord.

    Taal als intermediair Conceptualiseren :

    Rekenmachine, calculator, bewerkingen, uitvoeren, noteren,

    correct, functies, berekening, systematisch, resultaat, controleren.

    Taal denkwoorden :

    Hoeveel, hoe, waarom, wanneer, wat?

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    24/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 24

    Communiceren :

    Waarom is het nodig om een rekenmachine te gebruiken?

    Verschillende functies worden besproken. Hoe gaan kinderen

    buiten de school hiermee om?

    Cultuur :De meeste verkopers hebben een calculator bij de hand.

    De meeste mensen gebruiken ook de cel als calculator.

    Samenhang Een rekenmachine kan men altijd gebruiken, wanneer er

    ingewikkelde berekeningen zijn.(wiskunde ,natuurkunde)

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    25/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 25

    Domein Onderbouw

    Leerdoel eind groep 4

    Middenbouw

    Leerdoel eind groep 8

    Bovenbouw

    Leerdoel eind groep 11

    Verzamelingen

    De leerlingen kennen de eigenschappen van een verzameling.

    Voorbeeld: een verzameling wordt altijd aangeduid met een

    hoofdletter.

     Achter elk element komt er een komma.

    Een element wordt steeds één (1) keer in een verzameling

    opgeschreven.

    Een verzameling wordt begrensd door accoladen.

    Een verzameling kan uit alles bestaan zoals namen van leerlingen

    uit de klas, de verschillende dieren thuis, letters en getallen.

    De leerlingen kunnen een verzameling opschrijven.

    Voorbeeld: A is de verzameling van de even getallen van 2 t/m 10.

     A = { 2, 4, 6, 8,10}.

    De leerlingen kennen de symbolen die bij een verzameling hoort

    en kunnen ermee werken.

    Voorbeeld: $ betekent “is een element van’’

    betekent “is een deelverzameling van”

    betekent “is doorsnede van”

    betekent “is geen element van”

    betekent de lege verzameling.

     A = { 2, 4, 6, 8,10} 2 $ A;

    B = { Reshma, Stuart, Ewald, Usha, Saida}

    C = {Stuart, Ewald}

    C is dan een deelverzameling van B Symbolisch C B (elk

    element van C zit ook in B).Leerlingen kunnen verzamelingen opschrijven die oneindig veel

    elementen bevatten.

    Voorbeeld: N = {0,1,2,3,...}.N is de verzameling van de natuurlijke

    getallen. Het kleinste element van N is 0. Naar rechts is de

    verzameling onbegrensd.

  • 8/17/2019 Rek & Wis Leerlijnen OB & MB 250311

    26/26

    SLO – Leerlijnen Rekenen en Wiskunde – Onderbouw (OB) en Middenbouw (MB) 250311 26

    Verzamelingen

    De leerlingen kennen de eigenschappen van een verzameling.

    Voorbeeld: een verzameling wordt altijd aangeduid met een

    hoofdletter.

     Achter elk element komt er een komma.

    Een element wordt steeds één (1) keer in een verzameling

    opgeschreven.

    Een verzameling wordt begrensd door accoladen.Een verzameling kan uit alles bestaan zoals namen van leerlingen

    uit de klas, de verschillende dieren thuis, letters en getallen.

    De leerlingen kunnen een verzameling opschrijven.

    Voorbeeld: A is de verzameling van de even getallen van 2 t/m 10.

     A = { 2, 4, 6, 8,10}.

    De leerlingen kennen de symbolen die bij een verzameling hoort

    en kunnen ermee werken.

    Voorbeeld: $ betekent “is een element van’’

    betekent “is een deelverzameling van”

    betekent “is doorsnede van”

    betekent “is geen element van”

    betekent de lege verzameling.

     A = { 2, 4, 6, 8,10} 2 $ A;

    B = { Reshma, Stuart, Ewald, Usha, Saida}

    C = {Stuart, Ewald}

    C is dan een deelverzameling van B Symbolisch C B (elk

    element van C zit ook in B).

    Leerlingen kunnen verzamelingen opschrijven die oneindig veel

    elementen bevatten.