Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling · 2015-03-11 · 105.a. van hoofdstuk V-1 en...

320
Algemene Directie Human Resources DGHR-REG-TRAVARB-001 Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx GEBRUIKTE KLEUREN GEEL = Aanpassingen tengevolge de inwerkingtreding van A16-G1 en A16-X20 (statuut BDL). AMARANT = Toevoegen nieuwe deelstand “in militaire bijstand” en aanpassen aan de wijzigingen aan A16-Q2. Wijziging aan steekkaart nachtwakers en ploegendienst– syndicaal verlof (deel I Par 211 en 212). Wijziging aan steekkaart Chauf van autoriteiten (deel I Par 216). Schrappen van het opleidingsverlof - burgerpersoneel. Wijziging aan deel V hoofdstuk 1 en 2 (4/5 + ½). Diverse verbeteringen en verduidelijkingen. GRIJS = Toevoegen werken op afstand (deel I Par 209 en 218, Bijl N + O). GROEN = commentaren ROOD = aandachtspunten REGLEMENT Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Redactionele overheid HRA-R/Reg Goedkeurende overheid MOD Uitgevende overheid HRA-R/Reg

Transcript of Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling · 2015-03-11 · 105.a. van hoofdstuk V-1 en...

Algemene Directie Human Resources

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

GEBRUIKTE KLEUREN GEEL = Aanpassingen tengevolge de inwerkingtreding van A16-G1 en A16-X20 (statuut BDL).

AMARANT =

Toevoegen nieuwe deelstand “in militaire bijstand” en aanpassen aan de wijzigingen aan A16-Q2.

Wijziging aan steekkaart nachtwakers en ploegendienst– syndicaal verlof (deel I Par 211 en 212).

Wijziging aan steekkaart Chauf van autoriteiten (deel I Par 216).

Schrappen van het opleidingsverlof - burgerpersoneel.

Wijziging aan deel V hoofdstuk 1 en 2 (4/5 + ½).

Diverse verbeteringen en verduidelijkingen.

GRIJS = Toevoegen werken op afstand (deel I Par 209 en 218, Bijl N + O).

GROEN = commentaren

ROOD = aandachtspunten

REGLEMENT

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

Redactionele overheid HRA-R/Reg

Goedkeurende overheid MOD

Uitgevende overheid HRA-R/Reg

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 2 / 283

Staat Edities / Revisies

Editie Revisie Datum Reden / Opmerking

001 000 23 Okt 12

Vervangt en heft op het Reg A12/1 tot en met erratum 10

dd 22 Jun 12, met aanpassing van de benaming van

diensten tengevolge HR New, met een update van oude

benamingen en het bijvoegen van extra ondertitels.

Werd geschrapt: Par 2203.b. van hoofdstuk II-22 van

Reg A12/1.

Werden aangepast: Par 2204 van hoofdstuk II-22, Par

105.a. van hoofdstuk V-1 en Par 205.a. van hoofdstuk V-2.

001 03 Mei 13

Werden aangepast: Deel I - Hfdst 1 Par 101, 104, 106,

108, Hfdst 2 Par 201, 204, 205, 206 en de steekkaarten;

Deel II - Hfdst 1 Par 101, 102, 103, 105, Hfdst 3 Par 303,

Hfdst 6, Hfdst 8 Par 803, Hfdst 9 Par 901, 902, Hfdst

10 Par 1005, Hfdst 11; Hfdst 13, Hfdst 17, Hfdst 21,

Hfdst 22; Deel III - Hfdst 1 Par 102, Hfdst 3 Par 303,

Hfdst 5; Deel IV - Hfdst 2, Hfdst 5; Deel V - Hfdst 2;

Deel VI - Hfdst 1 Par 104; Deel VII - Hfdst 1; Bijl K-4/5

en de Refertes.

Tenslotte werd, waar mogelijk, in de titel van de Hfdst

aangegeven welke enkel voor het burger- of militair

personeel van toepassing zijn.

002 06 Sep 13 Werd aangepast : Deel I Hfdst 1 Par 101.c.

Fouten op Blz 198 en 246 werden verbeterd.

003 16 Sep 13

Deel II – Hfdst 2, verjaardag van de Koning en Hfdst 11,

vierde maand verlof voor ouderschapsbescherming.

Verbetering van een fout op p. 244.

004 18 Dec 13

Deel I Hfdst 2 Par 209 en 210 naar aanleiding van de

herziening van de ACOT-SPS-DEFINST-DFSQ-001

betreffende de bewaking en de beveiliging van de Kw op

nationaal grondgebied.

002 000 Xx Xxx 14

Aanpassingen tengevolge de inwerkingtreding van A16-G1

en A16-X20 (statuut BDL).

Toevoegen nieuwe deelstand “in militaire bijstand” en

aanpassen aan de wijzigingen aan A16-Q2.

Wijziging aan steekkaart nachtwakers en ploegendienst –

syndicaal verlof (deel I Par 211 en 212).

Wijziging aan steekkaart Chauf van autoriteiten (deel I

Par 216).

Toevoegen werken op afstand (deel I Par 209 en 218).

Schrappen van het opleidingsverlof - burgerpersoneel.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 3 / 283

Wijziging aan deel V hoofdstuk 1 en 2 (4/5 + ½)

Diverse verbeteringen en verduidelijkingen.

Periodieke herziening: 24 m

Totaal aantal bladzijden: 320 Totaal aantal bijlagen: 16

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 4 / 283

Doelgroep van het reglement

Niv BHK Kwalificatie AND/OR Org Functie Kennis

All NEED

Toepassingsgebied: wanneer en waar van toepassing?

Lijst trefwoorden: verlof; dienstontheffing; tijdelijke ambtsontheffing; compensatie; recup;

dienstregeling; dienstprestatie; arbeidstijd; arbeidsduur; cumul; vierdagenweek; halftijds

vervroegde uitstap; bloedgift; bloedgever; loopbaanonderbreking; TAPA; TALO; TAGEZINSR

Dit reglement is van toepassing in periode van vrede.

Datum effectieve toepassing: datum van publicatie.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 5 / 283

INHOUDSTAFEL

001. Algemeen ............................................................................................................................................ 15

DEEL I ALGEMEEN .................................................................................. 19

Hoofdstuk 1 - Algemeenheden ............................................................................................................................. 20

101. Toepassingsgebied ........................................................................................................................... 20

102. De arbeidstijdregeling .................................................................................................................... 22

103. Definitie van een periode van afwezigheid ................................................................................ 22

104. Periodes van afwezigheid ............................................................................................................... 23

105. Aanvraag van een periode van afwezigheid ................................................................................ 27

106. Intrekking van een periode van afwezigheid ............................................................................. 29

107. Schorsing van een periode van afwezigheid ............................................................................... 30

108. Ziekte, verwonding en hospitalisatie van een personeelslid tijdens een periode van afwezigheid

.............................................................................................................................................................. 30

109. Periodes van afwezigheid voor het personeel in dienst in intergeallieerde organismen of in het

buitenland .......................................................................................................................................... 31

Hoofdstuk 2 - De arbeidstijdregeling ............................................................................................................... 33

201. Inleiding ............................................................................................................................................. 33

202. Toepassingsgebied ........................................................................................................................... 36

203. Dienstprestatie Definities van de begrippen met betrekking tot de arbeidstijdregeling37

204. De arbeidsduur ................................................................................................................................. 38

205. Normalisatie van de dienstprestaties ......................................................................................... 41

206. Aanrekening van de prestaties ..................................................................................................... 48

207. Organisatie van de dienstactiviteiten ......................................................................................... 53

208. Controle .............................................................................................................................................. 53

209. Werken op afstand .......................................................................................................................... 53

210. Steekkaart Beveiligingsopdracht (wachtprestaties) ............................................................... 55

211. Steekkaart Nachtwakers ............................................................................................................... 58

212. Steekkaart Ploegendienst .............................................................................................................. 67

213. Steekkaart Arbeidsritmes ............................................................................................................ 74

214. Steekkaart Permanentie ................................................................................................................ 79

215. Steekkaart Terugroepbaarheid .................................................................................................... 81

216. Steekkaart Chauffeur van autoriteiten...................................................................................... 83

217. Steekkaart Luchtdienst 15 W LuTpt .......................................................................................... 87

218. Steekkaart Werken op afstand .................................................................................................... 91

DEEL II VERLOVEN.................................................................................. 96

Hoofdstuk 1 - Vakantieverlof .............................................................................................................................. 97

101. Toepassingsgebied ........................................................................................................................... 97

102. Algemeen ............................................................................................................................................ 97

103. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 102

104. Betekening van de beslissing ....................................................................................................... 103

105. Administratieve bepalingen ......................................................................................................... 104

106. Geldelijke bepalingen ................................................................................................................... 105

107. Sociale bepalingen .......................................................................................................................... 105

108. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 105

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 6 / 283

Hoofdstuk 2 - Feestdagen en compensatieverlof ......................................................................................... 106

201. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 106

202. Algemeen .......................................................................................................................................... 106

203. Dienstprestaties op een compensatieverlofdag ...................................................................... 106

204. Geldelijke bepaling ......................................................................................................................... 108

205. Sociale bepalingen .......................................................................................................................... 108

206. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 109

Hoofdstuk 3 - Omstandigheidsverloven .......................................................................................................... 110

301. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 110

302. Algemeen .......................................................................................................................................... 110

303. Redenen en duur .............................................................................................................................. 111

304. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 113

305. Geldelijke bepaling ......................................................................................................................... 114

306. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 114

307. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 114

Hoofdstuk 4 - Het opleidingsverlof en de dienstvrijstelling – Burgerpersoneel ................................... 115

Hoofdstuk 5 - Schoolverloven – Militair personeel ...................................................................................... 116

501. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 116

502. Algemeen .......................................................................................................................................... 116

503. Geldelijke bepaling ......................................................................................................................... 117

504. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 117

505. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 117

Hoofdstuk 6 - Verlof voor prenatale medische onderzoeken .................................................................... 118

601. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 118

602. Algemeen .......................................................................................................................................... 118

603. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 118

604. Betekening van de beslissing ....................................................................................................... 118

605. Geldelijke bepaling 2 ...................................................................................................................... 119

606. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 119

607. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 119

Hoofdstuk 7 - Moederschapsverlof ................................................................................................................. 120

701. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 120

702. Algemeen .......................................................................................................................................... 121

703. Begin en beëindiging ...................................................................................................................... 121

704. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 125

705. Administratieve bepalingen ......................................................................................................... 125

706. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 126

707. Sociale bepalingen .......................................................................................................................... 126

708. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 126

709. Synthesetabellen De volgende tabellen vatten de regels betreffende de duur van het

moederschapsverlof samen .......................................................................................................... 127

Hoofdstuk 8 - Borstvoedingspauzes ............................................................................................................... 129

801. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 129

802. Algemeen .......................................................................................................................................... 130

803. Begin, intrekking en beëindiging ................................................................................................. 130

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 7 / 283

804. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 131

805. Administratieve bepalingen ......................................................................................................... 131

806. Geldelijke bepaling ......................................................................................................................... 131

807. Sociale bepalingen .......................................................................................................................... 131

808. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 131

Hoofdstuk 9 - Vaderschapsverlof .................................................................................................................... 132

901. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 132

902. Algemeen .......................................................................................................................................... 133

903. Begin, intrekking en beëindiging ................................................................................................. 133

904. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 134

905. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 134

906. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 134

907. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit .............................................................. 135

Hoofdstuk 10 - Ouderschapsverlof .................................................................................................................. 136

1001. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 136

1002. Algemeen .......................................................................................................................................... 136

1003. Begin, intrekking en beëindiging ................................................................................................. 137

1004. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 137

1005. Geldelijke bepaling ........................................................................................................................ 138

1006. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 138

1007. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit .............................................................. 138

Hoofdstuk 11 - Verlof voor ouderschapsbescherming – Militair personeel ............................................ 139

1101. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 139

1102. Algemeen .......................................................................................................................................... 140

1103. Begin en beëindiging ...................................................................................................................... 140

1104. Aanvraagprocedure ....................................................................................................................... 140

1105. Betekening van de beslissing ....................................................................................................... 141

1106. Geldelijke bepalingen ................................................................................................................... 142

1107. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 142

1108. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit .............................................................. 142

Hoofdstuk 12 - Opvangverlof ............................................................................................................................ 143

1201. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 143

1202. Algemeen .......................................................................................................................................... 144

1203. Begin, intrekking en beëindiging ................................................................................................. 144

1204. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 145

1205. Geldelijke bepaling ........................................................................................................................ 145

1206. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 145

1207. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit .............................................................. 146

Hoofdstuk 13 - Adoptieverlof ........................................................................................................................... 147

1301. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 147

1302. Algemeen .......................................................................................................................................... 148

1303. Begin, intrekking en beëindiging ................................................................................................. 148

1304. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 149

1305. Geldelijke bepaling ........................................................................................................................ 149

1306. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 150

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 8 / 283

1307. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit .............................................................. 150

Hoofdstuk 14 - Verlof voor de verzorging van een zwaar zieke verwant – Militair personeel ........... 151

1401. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 151

1402. Algemeen .......................................................................................................................................... 152

1403. Aanvang en beëindiging van een verlof voor de verzorging van een zwaar zieke verwant152

1404. Aanvraagprocedures ...................................................................................................................... 153

1405. Betekening van de beslissing ....................................................................................................... 153

1406. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 154

1407. Adminstratieve en sociale bepalingen ....................................................................................... 154

1408. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 154

Hoofdstuk 15 - Palliatief verlof – Militair personeel ................................................................................... 155

1501. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 155

1502. Algemeen .......................................................................................................................................... 156

1503. Aanvang en beëindiging van een palliatief verlof .................................................................... 156

1504. Aanvraagprocedures ...................................................................................................................... 157

1505. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 157

1506. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 157

1507. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 157

Hoofdstuk 16 - Verlof om dwingende redenen - Burgerpersoneel ............................................................ 158

1601. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 158

1602. Algemeen .......................................................................................................................................... 158

1603. Aanvraagprocedures ...................................................................................................................... 160

1604. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 161

1605. Administratieve en sociale bepalingen1 ..................................................................................... 161

1606. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 161

Hoofdstuk 17 - Politiek verlof – Militair personeel ...................................................................................... 162

1701. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 162

1702. Algemeen .......................................................................................................................................... 162

1703. Mandaten ......................................................................................................................................... 162

1704. Procedures ....................................................................................................................................... 163

1705. Begin en beëindiging ...................................................................................................................... 165

1706. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 165

1707. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 165

1708. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 165

Hoofdstuk 18 - Politiek verlof – Burgerpersoneel ........................................................................................ 166

1801. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 166

1802. Algemeen .......................................................................................................................................... 166

1803. Soorten ............................................................................................................................................. 166

1804. Begin en beëindiging ...................................................................................................................... 168

1805. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 169

1806. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 169

1807. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 169

1808. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 170

Hoofdstuk 19 - Verlof wegens opdracht - Burgerpersoneel ....................................................................... 171

1901. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 171

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 9 / 283

1902. Algemeen .......................................................................................................................................... 171

1903. Aanvraagprocedures ...................................................................................................................... 172

1904. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 172

1905. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 173

1906. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 173

Hoofdstuk 20 - Vakbondsverlof en dienstontheffing/-vrijstelling van dienst ter uitoefening van de

vakbondsprerogatieven ....................................................................................................................................... 174

2001. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 174

2002. Militair personeel ........................................................................................................................... 174

2003. Burgerpersoneel ............................................................................................................................. 175

2004. Betekening van de beslissing ....................................................................................................... 176

2005. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 176

2006. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 176

Hoofdstuk 21 - Uitzonderlijke verloven .......................................................................................................... 177

2101. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 177

2102. Algemeen .......................................................................................................................................... 178

2103. Redenen en duur ............................................................................................................................. 178

2104. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 180

2105. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 181

2106. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 181

2107. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit .............................................................. 182

Hoofdstuk 22 - Eindeloopbaan verlof – Militair personeel ........................................................................ 183

2201. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 183

2202. Algemeen .......................................................................................................................................... 183

2203. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 185

2204. Betekening van de beslissing ....................................................................................................... 186

2205. Wijze van opname indien het eindeloopbaan verlof niet wordt opgenomen in een keer de

laatste drie maanden voorafgaand aan de pensioneringdatum. ........................................... 186

2206. Administratieve bepalingen ......................................................................................................... 187

2207. Geldelijke bepaling ......................................................................................................................... 187

2208. Sociale bepaling .............................................................................................................................. 187

2209. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 188

Hoofdstuk 23 - Vormingsverlof bachelor - Militair personeel................................................................... 189

2301. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 189

2302. Algemeen .......................................................................................................................................... 189

2303. Krediet.............................................................................................................................................. 189

2304. Periode van opname van het verlof ............................................................................................. 189

2305. Controle en opvolging..................................................................................................................... 190

2306. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 190

2307. Geldelijke bepaling ......................................................................................................................... 190

2308. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 190

2309. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 191

Hoofdstuk 24 - Vormingsverlof voor de militair BDL .................................................................................. 192

2401. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 192

2402. Algemeen .......................................................................................................................................... 192

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 10 / 283

2403. Duur ................................................................................................................................................... 192

2404. Periode van opname ........................................................................................................................ 192

2405. Controle en opvolging..................................................................................................................... 192

2406. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 193

2407. Geldelijke bepaling ......................................................................................................................... 193

2408. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 193

2409. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 193

Hoofdstuk 25 - Oriëntatieverlof – Militair personeel ................................................................................. 194

2501. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 194

2502. Algemeen .......................................................................................................................................... 194

2503. Duur ................................................................................................................................................... 194

2504. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 194

2505. Geldelijke bepaling ......................................................................................................................... 195

2506. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 195

2507. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 195

Hoofdstuk 26 - Reclasseringsverlof – Militair personeel ........................................................................... 196

2601. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 196

2602. Algemeen .......................................................................................................................................... 196

2603. Duur ................................................................................................................................................... 196

2604. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 196

2605. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 196

2606. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 196

2607. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 196

DEEL III DIENSTONTHEFFINGEN EN DIENSTVRIJSTELLINGEN ........................... 197

Hoofdstuk 1 - De gewone dienstontheffing/-vrijstelling ............................................................................ 198

101. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 198

102. Algemeen .......................................................................................................................................... 198

103. Bevoegdheid ................................................................................................................................... 200

104. Begin, intrekking en beëindiging ................................................................................................ 200

105. Geldelijke bepaling ........................................................................................................................ 200

106. Administratieve en sociale bepalingen ..................................................................................... 200

107. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................... 200

Hoofdstuk 2 - De dienstontheffing/-vrijstelling van het Departement ................................................. 201

201. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 201

202. Algemeen .......................................................................................................................................... 201

203. Begin, intrekking en beëindiging ................................................................................................ 202

204. Aanvraagprocedure ....................................................................................................................... 202

205. Geldelijke bepalingen ................................................................................................................... 202

206. Administratieve en sociale bepalingen ..................................................................................... 203

207. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................... 203

Hoofdstuk 3 - Bijzondere dienstontheffingen/-vrijstelling ..................................................................... 204

301. Toepassingsgebied ........................................................................................................................ 204

302. Algemeen ......................................................................................................................................... 204

303. Reden en duur ................................................................................................................................ 205

304. Begin, intrekking en beëindiging ................................................................................................. 212

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 11 / 283

305. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 212

306. Geldelijke bepaling ......................................................................................................................... 212

307. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 212

308. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 212

Hoofdstuk 4 - Vrijstelling van dienst voor de militairen korte termijn .................................................. 213

Hoofdstuk 5 - Dienstvrijstelling eindeloopbaan - Burgerpersoneel ......................................................... 214

501. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 214

502. Algemeen .......................................................................................................................................... 214

503. Aanvraagprocedure ........................................................................................................................ 215

504. Betekening van de beslissing ....................................................................................................... 216

505. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 216

506. Administratieve en sociale bepalingen ...................................................................................... 216

507. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ................................................................ 216

DEEL IV TIJDELIJKE AMBTSONTHEFFING EN LOOPBAANONDERBREKING ................ 217

Hoofdstuk 1 - Tijdelijke ambtsontheffing wegens persoonlijke aangelegenheden (TAPA) – Militair

personeel ................................................................................................................................................................ 218

101. Toepassingsgebied ......................................................................................................................... 218

102. Algemeen ......................................................................................................................................... 218

103. Aanvang en beëindiging van een TAPA ...................................................................................... 219

104. Aanvraagprocedures ..................................................................................................................... 220

105. Betekening van de beslissing ....................................................................................................... 221

106. Administratieve bepalingen ......................................................................................................... 221

107. Geldelijke bepaling ........................................................................................................................ 222

108. Sociale bepalingen ......................................................................................................................... 222

109. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................... 222

110. Specifieke voorschriften voor de korpscommandanten ....................................................... 222

Hoofdstuk 2 - Tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking (TALO) – Militair personeel224

201. Toepassingsgebied ....................................................................................................................... 224

202. Algemeen ........................................................................................................................................ 224

203. Aanvang en beëindiging van een TALO .................................................................................... 225

204. Aanvraagprocedures ..................................................................................................................... 226

205. Betekening van de beslissing ...................................................................................................... 227

206. Administratieve bepalingen ........................................................................................................ 227

207. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................. 228

208. Sociale bepalingen ......................................................................................................................... 228

209. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................. 229

210. Specifieke voorschriften voor de korpscommandanten ....................................................... 230

Hoofdstuk 3 - Tijdelijke ambtsontheffing wegens gezinsredenen (TAGEZINSR) – Militair personeel231

301. Toepassingsgebied ........................................................................................................................ 231

302. Algemeen ......................................................................................................................................... 231

303. Aanvang en beëindiging van een TAGEZINSR ........................................................................ 232

304. Aanvraagprocedures ..................................................................................................................... 232

305. Betekening van de beslissing ...................................................................................................... 233

306. Administratieve bepalingen ........................................................................................................ 234

307. Geldelijke bepaling ....................................................................................................................... 234

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 12 / 283

308. Sociale bepalingen ......................................................................................................................... 234

309. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................. 235

310. Specifieke voorschriften voor de korpscommandanten ....................................................... 235

Hoofdstuk 4 - Afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden - Burgerpersoneel236

401. Toepassingsgebied ........................................................................................................................ 236

402. Algemeen ......................................................................................................................................... 236

403. Aanvraagprocedures ..................................................................................................................... 236

404. Administrative bepalingen ........................................................................................................... 236

405. Geldelijke bepaling ....................................................................................................................... 237

406. Administratieve en sociale bepalingen ..................................................................................... 237

407. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................. 237

Hoofdstuk 5 - Verlof voor loopbaanonderbreking - Burgerpersoneel ..................................................... 238

501. Toepassingsgebied ........................................................................................................................ 238

502. Algemeen – gewoon stelsel .......................................................................................................... 238

503. Thematische loopbaanonderbrekingen ..................................................................................... 239

504. Aanvraagprocedures ...................................................................................................................... 241

505. Geldelijke bepalingen ................................................................................................................... 243

506. Administratieve en sociale bepalingen ..................................................................................... 243

507. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................... 244

DEEL V BIJZONDERE ARBEIDSTIJDREGELING ................................................. 245

Hoofdstuk 1 - Vrijwillige (arbeidsregeling van de) vierdagenweek .......................................................... 246

101. Toepassingsgebied ........................................................................................................................ 246

102. Algemeen ......................................................................................................................................... 247

103. Aanvang, schorsing en beëindiging van een vrijwillige vierdagenweek .............................. 249

104. Aanvraagprocedure van de vrijwillige vierdagenweek .......................................................... 253

105. Betekening van de beslissing (Enkel van toepassing op het militair personeel) .............. 255

106. Geldelijke bepalingen ................................................................................................................... 257

107. Sociale bepalingen ......................................................................................................................... 257

108. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................... 258

Hoofdstuk 2 - Halftijdse vervroegde uitstap/halftijds werken .............................................................. 259

201. Toepassingsgebied ........................................................................................................................ 259

202. Algemeen .......................................................................................................................................... 261

203. Aanvang, schorsing en beëindiging van een vrijwillige halftijdse vervroegde uitstap/ halftijds

werken ............................................................................................................................................. 262

204. Aanvraagprocedure ....................................................................................................................... 264

205. Betekening van de beslissing ...................................................................................................... 266

206. Geldelijke bepalingen ................................................................................................................... 267

207. Sociale bepalingen ......................................................................................................................... 268

208. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................... 269

Hoofdstuk 3 - Verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid - Burgerpersoneel ......... 270

301. Toepassingsgebied ........................................................................................................................ 270

302. Algemeen ......................................................................................................................................... 270

303. Aanvraagprocedures ...................................................................................................................... 271

304. Geldelijke bepalingen .................................................................................................................... 271

305. Administratieve en sociale bepalingen ..................................................................................... 272

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 13 / 283

306. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................... 272

DEEL VI VERLOVEN EN DIENSTONTHEFFINGEN TIJDENS DE

DEELSTAND “IN OPERATIONELE INZET”, “IN MILITAIRE BIJSTAND”,

“IN HULPVERLENING” EN GELIJKGESTELDE OPDRACHTEN .................................. 273

Hoofdstuk 1 - Verloven en dienstontheffingen tijdens de deelstand “in operationele inzet”, “in militaire

bijstand”, “in hulpverlening” en gelijkgestelde opdrachten – Militair personeel ................................... 274

101. Toepassingsgebied ........................................................................................................................ 274

102. Algemeen ......................................................................................................................................... 274

103. Soorten opdrachten ..................................................................................................................... 275

104. Verloven........................................................................................................................................... 275

105. Dienstontheffingen ...................................................................................................................... 277

106. Geldelijke bepalingen ................................................................................................................... 278

107. Sociale bepaling ............................................................................................................................. 279

108. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................... 279

DEEL VII KANDIDATEN ........................................................................... 280

Hoofdstuk 1 - Verloven en dienstontheffingen van toepassing op de kandidaat- militairen – Militair

personeel ................................................................................................................................................................ 281

101. Toepassingsgebied ........................................................................................................................ 281

102. Algemeen .......................................................................................................................................... 281

103. Geldelijke bepaling ....................................................................................................................... 284

104. Sociale bepaling ............................................................................................................................ 284

105. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit ............................................................... 284

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 14 / 283

Bijlage A : De graden van verwantschap

Bijlage B : Lidstaten van de NAVO en/of de Europese Unie

Bijlage C : Verlofaanvraag – Demande de congé

Bijlage D : Compensatiefiche - Overuren

Bijlage E : Intentionally left blank Aanvraag van een opleidingsverlof

Bijlage F : Aanvraag om een opvangverlof te bekomen met het oog op een adoptie of de uitoefening van de

pleegvoogdij

Bijlage G : Aanvraag om een verlof wegens dwingende redenen van familiaal belang te bekomen

Bijlage H : Aanvraag om een verlof wegens opdracht

Bijlage I : Aanvraag uitzonderlijk verlof wegens overmacht

Bijlage J : Aanvraag tot opening - tot hernieuwing – tot wijziging van het recht om prestaties te

verrichten in de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek

Bijlage K : Aanvraag tot opening - tot wijziging (na minstens een jaar) van het recht prestaties te

verrichten in de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap

Bijlage L : Aanvraag om een machtiging tot het verrichten van verminderde prestaties wegens persoonlijke

aangelegenheid

Bijlage M : Aanvraag voor het bekomen van een dienstvrijstelling eindeloopbaan

Bijlage N : Beoordelingsschema voor het werken op afstand

Bijlage O : Overeenkomst voor het werken op afstand

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 15 / 283

001. Algemeen

a. Doel

Vastleggen van alle reglementaire bepalingen inzake arbeidstijdregeling voor de militairen en

het burgerpersoneel van Defensie.

b. Boomstructuur

(1) Onmiddellijk hoger gelegen wettelijke bepalingen, reglementen en/of richtlijnen

Nihil

(2) Onmiddellijk lager gelegen reglementen en/of richtlijnen

Nihil

c. Refertes

Gerechtelijk Wetboek, Art 223-224

Wet van 23 Dec 55 betreffende de hulpofficieren van de luchtmacht, piloten en

navigatoren (A16-B60)

Wet van 01 Mar 58 betreffende het statuut van de beroepsofficieren van de

Krijgsmacht (A16-B1)

Wet van 27 Dec 61 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief

kader van de Krijgsmacht (A16-D1)

Arbeidswet van 16 Mar 71

Wet van 12 Jul 73 betreffende het statuut van de vrijwilligers van het actief kader van

de Krijgsmacht (A16-E1)

Wet van 19 Dec 74 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en vakbonden

van haar personeel

Wet van 14 Jan 75 houdende het tuchtreglement van de Krijgsmacht (A16-Z1)

Wet van 13 Jul 76 (bepalingen betreffende het vrouwelijke militaire personeel van de

Krijgsmacht, de ouderschapsbescherming en het palliatief verlof) (A16-V1)

Wet van 13 Jul 76 (bepalingen houdende statuut van de officieren van het

aanvullingskader van de Krijgsmacht)(A16-B50)

Wet van 11 Jul 78 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden

van het militair personeel (A16-Z40)

Wet van 18 Sep 86 tot instelling van het politiek verlof voor de personeelsleden van de

overheidsdiensten

Wet van 21 Dec 90 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader

(A16-K1)

Wet van 20 Mei 94 houdende statuut van de militairen korte termijn (A16-X1)

Wet van 20 Mei 94 betreffende de geldelijke rechten van de militairen (BIP-A-083)

Wet van 20 Mei 94 betreffende de perioden en de standen van de militairen van het

reservekader alsook betreffende de aanwending en de paraatstelling van de

krijgsmacht (A16-Q1) betreffende de aanwending van de krijgsmacht, de paraatstelling,

alsook betreffende de periodes en de standen waarin de militair zich kan bevinden

(A16-Q1)

Wet van 10 Apr 95 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector

Wet van 23 Nov 98 tot invoering van de wettelijke samenwoning

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 16 / 283

Wet van 25 Mei 00 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de

vierdagenweek en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige

militairen en tot wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling

van de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking (A16-Y10)

Wet van 25 Mei 00 betreffende de personeelsenveloppe van militairen (A16-O30)

Wet van 28 Feb 07 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-

militairen van het actief kader van de Krijgsmacht (A16-G1)

Wet van 10 Jan 10 tot instelling van de vrijwillige militaire inzet en tot wijziging van

verschillende wetten van toepassing op het militair personeel (A16-X10)

Wet van 23 Apr 10 tot tot tijdelijke uitvoering van de regeling van de betrekkingen

tussen de overheid en de vakorganisaties van het militair personeel (A16-Z41)

Wet van 30 Aug 13 tot instelling van de militaire loopbaan van beperkte duur (A16-X20)

KB van 22 Mar 21 houdende goedkeuring van het reglement betreffende de verloven van

de officieren en gelijkgestelden (A16-B18)

KB van 17 Aug 27 ter regeling van den staat en den stand der militaire aalmoezeniers

(A16-C1)

KB van 02 Okt 37 houdende het statuut van het Rijkspersoneel

KB van 25 Okt 63 betreffende het statuut van de onderofficieren van het actief kader

van de Krijgsmacht (A16-D3)

KB van 01 Jun 64 houdende tijdelijke bepalingen voor de toepassing van de regelen

betreffende de anciënniteit en de rangschikking van de rijksambtenaren

KB van 21 Aug 70 betreffende de toekenning van verlof en van een vergoeding voor

sociale promotie aan sommige categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel

KB van 18 Apr 74 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van

04 Jan 74 betreffende de feestdagen

KB van 11 Jun 74 betreffende het statuut van de vrijwilligers van het actief kader van

de Krijgsmacht land-, de lucht- en de zeemacht en van de medische dienst (A16-E3)

KB van 28 Sep 84 tot uitvoering van de wet van 19 Dec 74 tot regeling van de

betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel

KB van 28 Nov 84 tot vaststelling van het statuut van het burgerlijk onderwijzend

personeel van de hogere secundaire technische school bij de Technische School van de

Luchtmacht

KB van 02 Jan 91 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen

KB van 11 Okt 91 tot vaststelling van de nadere regelen voor de uitoefening van het

recht op een verlof om dwingende reden

KB van 30 Okt 91 betreffende het verblijf van sommige categorieën van militairen

(A16-Z5)

KB van 06 Jul 94 houdende bepaling van de vormen van operationele inzet, hulpverlening

en militaire bijstand en van de voorbereidingsactiviteiten met het oog op de aanwending

van de Krijgsmacht (A16-Q2)

KB van 11 Aug 94 betreffende het statuut van de militairen korte termijn (A16-X2)

KB van 26 Sep 94 houdende het statuut van de morele consulenten bij de Krijgsmacht

die tot de niet-confessionele gemeenschap van België behoren (A16-C11)

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 17 / 283

KB van 10 Apr 95 tot uitvoering van de wet van 10 Apr 95 betreffende de herverdeling

van de arbeid in de openbare sector

KB van 29 Jul 97 tot instelling van de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek

en de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap voor sommige militairen en tot

wijziging van het statuut van de militairen met het oog op de instelling van de tijdelijke

ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking (A16-Y11)

KB van 31 Aug 98 tot vaststelling van het statuut van de repetitoren, taalleraren en

eerstaanwezend taalleraren bij de Koninklijke Militaire School (A16-B31)

KB van 19 Nov 98 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de

personeelsleden van de rijksbesturen

KB van 06 Dec 01 betreffende het verlenen van geldelijke voordelen aan sommige

militairen die een paramedische functie uitoefenen (BIP-N-063)

KB van 18 Mar 03 houdende bezoldigingsregeling van de militairen van alle rangen en

betreffende het stelsel van de dienstprestaties van de militairen van het actief kader

beneden de rang van officier (BIP-A-015)

KB van 23 Mar 89 10 Aug 05 betreffende de afwezigheid om gezondheidsredenen van

de militairen van de Krijgsmacht (A16-J1)

KB van 26 Aug 10 houdende bepaalde uitzonderlijke begeleidingsmaatregelen

toepasselijk op de personeelsleden van Defensie die reeds betrokken zijn bij het

transformatieplan van de krijgsmacht (BIP-U-333)

KB van 07 Nov 13 betreffende het administratief statuut van de militair die een

dienstneming van beperkte duur aangaat (A16-X21)

KB van 11 Aug 94 07 Nov 13 betreffende de vorming van de kandidaat-militairen van het

actief kader (A16-K4)

Besluit van de Regent van 30 Mar 50 de toekenning regelend van de toelagen wegens

buitengewone prestaties

Omzendbrief nr 80 van 27 Apr 78 - Prestaties van het personeel - Invoering van het

systeem "variabele arbeidstijd"

Omzendbrief nr 120 van 31 Okt 79 - Invoering van de 38 u werkweektijd

Omzendbrief nr 528 van 24 Jul 02 - Het vaderschapsverlof (omstandigheidsverlof) en

de invoering van het recht op borstvoedingspauzes voor federale statutaire en

contractuele personeelsleden

ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001 – De inwendige dienst

ACWB-REG-LOSP-styz-001 - Sport van hoog niveau binnen Defensie

DGHR-REG-DISPSYS-001 – De militaire tenues

DGHR-REG-SYNVAK-001 - Betrekkingen tussen de militaire autoriteiten en de

vakorganisaties van het militair personeel

DGHR-REG-SYNVAK-002 – De kwartieren die behoren tot het gebied van een

basisoverlegcomité van het burgerpersoneel van Defensie

DGHR-SPS-FMNAAN-001 – Erkenning van vormingen verstrekt door Defensie door

bepaalde burgerinstanties

DGHR-SPS-INDVER-001 – Terugbetaling van bepaalde buitengewone kosten

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 18 / 283

DGHR-SPS-CARDI-002 – De schorsing bij ordemaatregel

DGHR-SPS-ORGJOB-003 – Chauffeur van autoriteiten

De militaire dienst voor bloedtransfusie (MDBT)(AO-J/37 D)

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 19 / 283

DEEL I

ALGEMEEN

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 20 / 283

Hoofdstuk 1 - Algemeenheden

101. Toepassingsgebied

a. Algemeen

Algemeen gesteld is het reglement van toepassing op de militairen van het actief kader in

periode van vrede en het burgerpersoneel van Defensie. Voor het reservepersoneel wordt

verwezen naar het Reg DGHR-REG-RESK-001.

(1) Tot het militair actief kader behoren1:

(a) de beroepsmilitairen en kandidaat-beroepsmilitairen;

(b) de aanvullingsmilitairen;

(c) de hulpofficieren en kandidaat-hulpofficieren;

(d) de militairen korte termijn;

(e) de kandidaat-officieren en de kandidaat-onderofficieren, respectievelijk

aangesteld in de graad van onderluitenant en van sergeant, die zich reeds in de

eenheid van definitieve eerste aanwijzing bevinden;

(f) de kandidaat-vrijwilligers van het actief kader;

(g) de militaire en kandidaat-militaire muzikanten;

(h) de kandidaat-officieren kapelmeesters en de kandidaat-onderofficieren

muzikanten, aangesteld in de graad van onderluitenant, respectievelijk sergeant en

die zich reeds in de eenheid van definitieve eerste aanwijzing bevinden;

(i) de militairen in vrijwillige militaire inzet (EVMI)2 en de kandidaat-militairen EVMI

die geen soldij meer ontvangen;

(j) de militairen en kandidaat-militairen beperkte duur (BDL).

(2) Tot het burgerpersoneel behoren:

(a) de statutairen;

(b) de stagiairs;

(c) de contractuelen.

(3) Tot de kandidaat-militairen behoren:

COMMENTAAR: door de toevoeging van het begrip “kandidaat-militair” hieronder kan

deze tekst op meerdere plaatsen in het Reg (o.a. vakantieverlof, schoolverlof,

moederschapsverlof, verlof voor de verzorging van zwaar zieke verwant, palliatief

verlof, uitzonderlijke verloven, dienstontheffing departement, bijzondere

dienstontheffingen, kandidaten) geschrapt worden en er kan naar deze Par verwezen

worden.

(a) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief

kader, om na hun vorming als beroepspersoneel te worden opgenomen in de

categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers3;

1 A16-O30, Art 1, § 2, 4° A16-G1, Art 2 2 A16-X10, Art 25: Voor zover deze bepalingen niet onverenigbaar zijn, zijn alle wettelijke en reglementaire bepalingen

betreffende het statuut van de (kandidaat)-militairen van het actief kader van toepassing op de (kandidaat-) militairen EVMI,

naargelang de personeelscategorie waartoe ze behoren. 3 A16-G1, Art 3, 13°

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 21 / 283

(b) de militairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om te worden

opgenomen in de onmiddellijk hogere personeelscategorie (sociale promotie)1;

(c) de beroepsvrijwilligers of beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een

vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op diploma)2

en de militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op diploma3;

(d) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A4 en

de officieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te

volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen

(overgang)5;

(e) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of

wegens beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van

het gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te

volgen, om te worden opgenomen als beroepsmilitair of BDL;

(f) de kandidaat-militairen BDL6;

(g) de kandidaten-hulpofficier;

(h) de kandidaat-militairen EVMI7.

(4) De leden van het onderwijzend burgerpersoneel van Defensie genieten van het stelsel

voor verlof en afwezigheid zoals hieronder wordt vermeld. De bepalingen van dit

reglement zijn op hen van toepassing, behalve wanneer dit anders wordt vermeld.

(a) Koninklijke School voor Onderofficieren 8

Het burgerlijk onderwijzend personeel van Koninklijke School voor Onderofficieren

is onderworpen aan de verlofregeling en de afwezigheden van het onderwijzend

personeel van het rijksonderwijs.

(b) Koninklijke Cadettenschool

De algemene regel inzake het jaarlijks verlof voor de leden van het burgerlijk

onderwijzend personeel die ingevolge de reorganisatie van de Koninklijke

Cadettenschool in een andere dienst tewerkgesteld werden, is dat zij van

hetzelfde verlofstelsel genieten als het ter plaatse tewerkgesteld

burgerpersoneel.

(c) Koninklijke Militaire School9

De burgerlijke repetitoren zijn onderworpen aan de verlofregeling en afwezigheden

voor het statutair burgerpersoneel van Defensie.

(d) Opmerking: buiten de repetitoren van de Koninklijke Militaire School kan het

onderwijzend personeel van Defensie niet genieten van het verlof voor

loopbaanonderbreking.

1 A16-G1, Art 3, 13° 2 A16-G1, Art 3, 13° 3 A16-X20, Art 23 4 A16-G1, Art 3, 13° 5 A16-X20, Art 20 6 A16-X21, Art 1 7 A16-X10, Art 23, 5° 8 KB van 28 Nov 84, Art 15, 4° 9 KB van 31 Aug 98, Art 13, 5°

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 22 / 283

(5) Dit reglement is van toepassing op de militaire aalmoezeniers van het actief kader. Zij

zijn onderworpen aan de verlofregeling en afwezigheden voor de officieren van het

actief kader, behalve indien anders vermeld1.

(6) Dit reglement is van toepassing op de morele consulenten van Defensie. Zij zijn

onderworpen aan de verlofregeling en afwezigheden voor de officieren van het actief

kader, behalve indien anders vermeld2.

(7) Gezien de verscheidenheid aan wettelijke en reglementaire bepalingen wordt het

toepassingsgebied meer in detail uitgewerkt in aparte hoofdstukken.

b. Specifieke maatregelen

De MOD kan:

(1) voor het militair personeel, wanneer de omstandigheden het vereisen, specifieke

maatregelen met betrekking tot de verloven en de dienstontheffingen uitvaardigen;

(2) voor het burgerpersoneel, indien de omstandigheden het vereisen, specifieke

maatregelen met betrekking tot de verloven en dienstontheffingen uitvaardigen. Deze

specifieke maatregelen moeten in overeenstemming zijn met het koninklijk besluit3 en

met de richtlijnen uitgevaardigd door de Minister van Ambtenarenzaken.

c. Samenwonenden - huwelijk

In het kader van de toepassing van dit reglement wordt:

(1) het samenwonende personeelslid hieronder, met de echtgeno(o)t(e) gelijkgesteld

(a) de wettelijk samenwonende:

Dit is de persoon met wie het personeelslid een verklaring van wettelijke

samenwoning heeft afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de

gemeenschappelijke woonplaats. Het bewijs van wettelijke samenwoning wordt

geleverd aan de hand van een uittreksel uit de bevolkingsregisters of een

getuigschrift opgesteld aan de hand van de registers.

(b) de feitelijk samenwonende:

Dit is iedere persoon die geen bloed- of aanverwant is tot in de derde graad,

waarmee het personeelslid onder hetzelfde dak woont en een gemeenschappelijk

huishouden vormt. Samenwonen betekent dat de partners op hetzelfde adres

ingeschreven zijn of officiële documenten kunnen voorleggen die bewijzen dat zij

samenwonen.

(2) het huwelijk gelijkgesteld met het afleggen van een verklaring van wettelijke

samenwoning (opgemaakt door de gemeente) door twee personen van verschillend of

gelijk geslacht die samenleven als koppel.

102. De arbeidstijdregeling

De richtlijnen worden uitvoerig beschreven in Deel I – Hoofdstuk 2.

103. Definitie van een periode van afwezigheid

Een periode van afwezigheid is een periode tijdens dewelke het personeelslid gewettigd afwezig

is uit zijn eenheid.

1 A16-C1, Art 17 2 A16-C11, Art 5 3 KB van 19 Nov 98

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 23 / 283

104. Periodes van afwezigheid

a. Het verlof

(1) Het verlof is een regelmatige afwezigheid uit het korps voor een vastgestelde tijd van

tenminste een halve dag, tenzij anders wordt vermeld (zoals de verminderde prestaties

voor burgerpersoneel bij wijze van voorbeeld). De verloven worden bij wet of door de

Koning1 vastgesteld.

(2) De verloven die kunnen worden toegekend aan de militaire personeelsleden aanspraak

kunnen maken zijn de volgende:

(a) de vakantieverloven (zie Deel II – Hoofdstuk 1);

(b) de compensatieverloven (zie Deel II – Hoofdstuk 2);

(c) de omstandigheidverloven (zie Deel II – Hoofdstuk 3);

(d) de schoolverloven (zie Deel II – Hoofdstuk 5);

(e) het verlof voor prenatale onderzoeken (zie Deel II - Hoofdstuk 6);

(f) het moederschapsverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 7);

(g) de borstvoedingspauzes (zie Deel II – Hoofdstuk 8);

(h) het vaderschapsverlof (zie Deel II- Hoofdstuk 9);

(i) het ouderschapsverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 10);

(j) het verlof voor ouderschapsbescherming (zie Deel II – Hoofdstuk 11);

(k) het opvangverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 12);

(l) het adoptieverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 13);

(m) het verlof voor de verzorging van een zwaar ziek verwant (zie Deel II –

Hoofdstuk 14);

(n) het palliatief verlof (zie Deel II – Hoofdstuk 15);

(o) het politiek verlof – Militair personeel (zie Deel II – Hoofdstuk 17);

(p) het vakbondsverlof en dienstontheffing/-vrijstelling van dienst ter uitoefening van

de vakbondsprerogatieven (zie Deel II – Hoofdstuk 20);

(q) het uitzonderlijk verlof (zie Deel II – Hoofdstuk 21);

(r) het eindeloopbaanverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 22).

(s) het vormingsverlof bachelor (zie Deel II – Hoofdstuk 23);

(t) het vormingsverlof voor de militair BDL (zie Deel II – Hoofdstuk 24);

(u) het oriëntatieverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 25);

(v) het reclasseringsverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 26).

(3) De verloven die kunnen worden toegekend aan waarop de burgerpersoneelsleden

aanspraak kunnen maken zijn de volgende:

(a) de vakantieverloven (zie Deel II – Hoofdstuk 1);

(b) de compensatieverloven (zie Deel II – Hoofdstuk 2);

(c) de omstandigheidverloven (zie Deel II – Hoofdstuk 3);

(d) het opleidingsverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 4);

(e) het verlof voor prenatale onderzoeken (zie Deel II – Hoofdstuk 6);

1 A16-B18 - A16-D1, Art 72 - A16-E1, Art 22bis G1, Art 177 eerste lid

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 24 / 283

(f) het moederschapsverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 7);

(g) de borstvoedingspauzes (zie Deel II – Hoofdstuk 8);

(h) het vaderschapsverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 9);

(i) het ouderschapsverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 10);

(j) het opvangverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 12);

(k) het adoptieverlof (zie Deel II – Hoofdstuk 13);

(l) het palliatief verlof (zie Deel II – Hoofdstuk 15);

(m) het verlof om dwingende redenen (zie Deel II – Hoofdstuk 16);

(n) het politiek verlof - Burgerpersoneel(zie Deel II – Hoofdstuk 18);

(o) het verlof wegens opdracht (zie Deel II – Hoofdstuk 19);

(p) het vakbondsverlof en dienstontheffing/-vrijstelling van dienst ter uitoefening van

de vakbondsprerogatieven (zie Deel II – Hoofdstuk 20);

(q) de uitzonderlijke verloven (zie Deel II – Hoofdstuk 21).

(4) In geen geval kan verlof in compensatie in tijd worden omgezet.

b. De dienstontheffing

(1) Een dienstontheffing is de toestemming die aan het militair of het burgerpersoneelslid

wordt gegeven om afwezig te zijn voor een bepaalde duur gedurende de periode van

arbeidsduur vastgelegd in het op hem van toepassing zijnde dienstrooster, tijdens

dewelke hij dienstprestaties levert of voorzien is om deze te leveren.

(2) Een dienstontheffing geeft geen aanleiding tot enige vorm van compensatie, indien de

dienstontheffing wordt toegekend terwijl het betrokken personeelslid afwezig is door

verlof, afwezigheid om gezondheidsredenen, in het kader van de vierdaagse

arbeidsweek of de halftijdse vervroegde uitstap.

(3) De dienstontheffingen die kunnen worden toegekend aan de militaire personeelsleden

zijn de volgende:

(a) de gewone dienstontheffing (zie Deel III – Hoofdstuk 1);

(b) de dienstontheffing van het Departement (zie Deel III – Hoofdstuk 2);

(c) de bijzondere dienstontheffing (zie Deel III – Hoofdstuk 3);

(i) de dienstontheffing voor de bloedgever;

(ii) de dienstontheffing ten gevolge van het transformatieplan van de

krijgsmacht;

(iii) de dienstontheffing voor de militairen die zich op uitzonderlijke wijze

verdienstelijk hebben gemaakt en hiervoor worden vermeld op de dagorde

van het korps;

(iv) de dienstontheffing ter voorbereiding van proeven en examens;

(v) de dienstontheffing in het kader van de erkenning door bepaalde

burgerinstanties van vormingen verstrekt door Defensie;

(vi) de dienstontheffing voor de verdienstelijke leerling;

(vii) de dienstontheffing in het kader van “Sport van hoog niveau binnen

Defensie”;

(viii) de dienstontheffing bij mutatie;

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 25 / 283

(ix) de dienstontheffing voor verplaatsingen van militairen “met vaste dienst” in

het buitenland;

(x) de dienstontheffing voor deelname aan de selectieproeven met het oog op

een terbeschikkingstelling bij een openbare werkgever voor de militair BDL;

(d) de dienstontheffing ter uitoefening van de vakbondsprerogatieven

(zie Deel II – Hoofdstuk 20);

(4) De dienstontheffingen die kunnen worden toegekend aan de burgerpersoneelsleden zijn

de volgende:

(a) de gewone dienstontheffing (zie Deel III – Hoofdstuk 1);

(b) de dienstontheffing van het Departement (zie Deel III – Hoofdstuk 2);

(c) de bijzondere dienstontheffing (zie Deel III – Hoofdstuk 3);

(i) de dienstontheffing voor de bloedgever;

(ii) de dienstontheffing ten gevolge van het transformatieplan van de

krijgsmacht;

(iii) de dienstontheffing bij ziekte;

(iv) de dienstontheffing voor opleidingsactiviteiten;

(v) de dienstontheffing voor de deelname aan testen;

(vi) de dienstontheffing om aan een bevorderingsexamen of aan een vergelijkend

examen voor overgang naar het hogere niveau deel te nemen;

(vii) de dienstontheffing om een personeelslid of hun eigen zaak voor de

Departementale Raad van Beroep te verdedigen;

(viii) de dienstontheffing om een geneeskundig onderzoek te ondergaan, hetzij in

een centrum van de administratieve gezondheidsdienst van het Ministerie van

Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, hetzij in een militaire

verplegingsinrichting, hetzij in de Dienst Onthaal en Oriëntatie;

(ix) de dienstontheffing om een geneesheer-specialist of een tandarts te

raadplegen of door deze te worden verzorgd, wanneer zulks buiten de

diensturen onmogelijk is;

(x) de dienstontheffing om door de Directieraad of door de Raad van State te

worden gehoord;

(xi) de dienstontheffing om een opleiding te volgen (georganiseerd in of buiten

het departement) voorgesteld door HRB of het Opleidingsinstituut van de

Federale Overheid (OFO);

(d) de dienstontheffing ter uitoefening van de vakbondsprerogatieven

(zie Deel II – Hoofdstuk 20);

(e) de dienstvrijstelling eindeloopbaan (zie Deel III – Hoofdstuk 5).

(5) De dienstontheffingen waarop de militaire en de burgerpersoneelsleden aanspraak

kunnen maken, zijn de volgende:

(a) Militaire en burgerpersoneelsleden

(i) de gewone dienstontheffing (zie Deel III – Hoofdstuk 1);

(ii) de dienstontheffing van het Departement (zie Deel III – Hoofdstuk 2);

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 26 / 283

(iii) de bijzondere dienstontheffing (zie Deel III – Hoofdstuk 3);

(iv) de dienstontheffing ter uitoefening van de vakbondsprerogatieven

(zie Deel II – Hoofdstuk 20);

(b) Militaire personeelsleden

De vrijstelling van dienst voor de militairen korte termijn (zie Deel III –

Hoofdstuk 4).

(c) Burgerpersoneelsleden

De dienstvrijstelling eindeloopbaan voor burgerpersoneelsleden (zie Deel III –

Hoofdstuk 5).

c. De tijdelijke ambtsontheffing

De tijdelijke ambtsontheffingen op aanvraag met betrekking tot het Reg DGHR-REG-

TRAVARB-001 waarop de personeelsleden krachtens hun statuut aanspraak kunnen maken,

zijn de volgende:

(1) de tijdelijke ambtsontheffing wegens persoonlijke aangelegenheden voor de militaire

personeelsleden (TAPA) (zie Deel IV – Hoofdstuk 1);

(2) de tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking voor de militaire

personeelsleden (TALO) (zie Deel IV – Hoofdstuk 2);

(3) de tijdelijke ambtsontheffing om gezinsredenen voor de militaire personeelsleden

(TAGEZINSR) (zie Deel IV – Hoofdstuk 3).

(4) de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden voor de

burgerpersoneelsleden (zie Deel IV – Hoofdstuk 4);

(5) verlof voor loopbaanonderbreking voor de burgerpersoneelsleden (zie Deel IV –

Hoofdstuk 5).

(a) halftijdse loopbaanonderbreking;

(b) loopbaanonderbreking teneinde palliatieve zorgen te verstrekken

(c) loopbaanonderbreking voor het verstrekken van verzorging aan een lid van het

gezin of een familielid tot de tweede graad;

(d) loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof.

d. De bijzondere arbeidstijdregeling

De bijzondere arbeidstijdregelingen, waarop de militaire en burgerpersoneelsleden

krachtens hun statuut aanspraak kunnen maken, zijn de volgende:

(1) Militaire en burgerpersoneelsleden

(a) de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek (zie Deel V – Hoofdstuk 1);

(b) de halftijdse vervroegde uitstap/halftijds werken (zie Deel V – Hoofdstuk 2).

(2) Burgerpersoneelsleden

De verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid (zie Deel V – Hoofdstuk 3).

e. Compensatie in tijd

(1) Compensatie in tijd wordt toegekend aan de onderofficieren, de vrijwilligers en het

burgerpersoneel voor dienstprestaties boven de 38 hr per week, behalve aan de militair

met onbepaald verlof die een wederoproeping of trainingsprestatie van korte duur

volbrengt.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 27 / 283

(2) In geen geval kan compensatie in tijd in verlof worden omgezet.

(3) Het beheer en de aanrekening van de overuren wordt uitvoerig besproken in Deel I -

Hoofdstuk 2.

105. Aanvraag van een periode van afwezigheid

a. De aanvraag

Het personeelslid dat een periode van afwezigheid wegens verlof, dienstontheffing of

compensatie in tijd wenst aan te vragen, maakt gebruik van het formulier in bijlage C - 1 van

dit reglement.

Hij zal de aanvraag voor een periode van afwezigheid, van meer dan één dag, indienen ten

laatste 4 werkdagen voor de aanvang, behalve indien de autoriteit met de bevoegdheid van

eenheids-/korpscommandant een kortere termijn toestaat. Uitzonderingen worden

beschreven in de respectieve hoofdstukken.

Op deze aanvraag worden vermeld:

(1) de datum van aanvraag;

(2) de begin- en einddatum (datum en uur) van de gewenste periode;

(3) de wijze waarop de verschillende dagen afwezigheid worden gerechtvaardigd:

de rechtvaardiging kan gebeuren door een combinatie van verlof, dienstontheffing of

compensatie in tijd. De periode van afwezigheid mag slechts bestaan uit ten hoogste

één blok verlof, uit dienstontheffing(en) en ten hoogste één blok compensatie in tijd

(niet noodzakelijk in deze volgorde). Blokken van hetzelfde type die enkel van elkaar

worden gescheiden door weekends, feestdagen, dienstontheffingen of door

compensatieverlofdagen worden beschouwd als één blok;

(4) de bestemming indien het personeelslid zich wenst te begeven naar een land dat niet

behoort tot de Europese Unie, de NAVO of Zwitserland (Bijl B).

b. Bevoegdheid tot goedkeuring

(1) Militair personeel

Voor de goedkeuring van de verloven, dienstontheffingen en compensatie in tijd is:

(a) de autoriteit met de bevoegdheid van eenheidscommandant de autoriteit voor de

goedkeuring van de verloven, de dienstontheffingen en compensatie in tijd

aangevraagd door de onderofficieren en vrijwilligers, behalve voor de

korpsadjudant (met inachtneming van de beperkingen opgelegd door Deel I –

Hoofdstuk 1, Par 107 en Deel II – Hoofdstuk 1, Par 103).

(b) de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant de autoriteit voor de

goedkeuring van:

(i) de verloven en dienstontheffingen aangevraagd door de officieren;

(ii) de verloven, dienstontheffingen en compensatie in tijd aangevraagd door de

korpsadjudant.

(c) vanaf de rang van korpscommandant, de bevoegde autoriteit,om de aanvragen te

beoordelen, de commandant onmiddellijk hogere hiërarchische autoriteit van het

onmiddellijk hoger echelon.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 28 / 283

(2) Burgerpersoneel

Voor de goedkeuring van de verloven, dienstontheffingen en compensatie in tijd is:

(a) de autoriteit met de bevoegdheid van eenheidscommandant/korpscommandant de

autoriteit voor de aanvragen van het jaarlijks verlof en van het

omstandigheidverlof.

(b) HRB-Civ de bevoegde autoriteit voor alle andere verloven met uitzondering van

deze hieronder vermeld.

(c) de MOD bevoegd voor het toekennen van:

(i) het facultatief en het politiek verlof van ambtswege;

(ii) het verlof voor opdracht van algemeen belang;

(iii) het verlof om een ambt uit te oefenen bij een secretariaat, de cel algemene

beleidscoördinatie of een cel algemeen beleid, bij het kabinet van een

federaal, gemeenschaps-, gewestelijk, provinciaal of lokaal politiek

mandataris of bij het kabinet van een politiek mandataris van de wetgevende

macht.

(3) Beroep

Bij weigering kan het betrokken personeelslid beroep aantekenen bij het onmiddellijk

hoger echelon van de autoriteit die het verlof, de dienstontheffing of de compensatie

in tijd heeft geweigerd.

c. Bevoegdheid bij periode van afwezigheid in het buitenland

(1) Verplaatsingen om private redenen van om het even welke duur naar landen die niet

behoren tot de Europese Unie, de NAVO of tot Zwitserland zijn steeds onderworpen

aan de toelating van de korpscommandant. De lijst van de landen die behoren tot de

Europese Unie en de NAVO is te vinden in bijlage B.

(2) De verplaatsingen naar landen met veiligheidsrisico’s of landen die in een gewapend

conflict gewikkeld zijn of waar onlusten een staat van fysieke onveiligheid scheppen,

kunnen evenwel slechts worden toegestaan mits de bijzondere aanvraagprocedure,

vermeld in de onderrichting over de militaire veiligheid (Reg IF 5), wordt gevolgd.

Diezelfde aanvraagprocedure is eveneens van toepassing indien de reis gebeurt aan

boord van een vliegtuig of van een schip dat eigendom is of gecharterd wordt door een

van deze landen 1.

(3) De MOD kan verplaatsingen naar bepaalde landen verbieden.

d. Na behandeling

Na de behandeling van de aanvraag door de bevoegde autoriteiten wordt het

aanvraagformulier vervolledigd met de vermelding van de genomen beslissing en met het Nr

van het overeenkomstige verslag van de eenheidscommandant en terug aan de

belanghebbende overgemaakt.

1 Indien het betrokken personeelslid slechts tijdens de reis tot de vaststelling komt dat hij zich in een vliegtuig of schip bevindt

dat eigendom is of gecharterd wordt door een van deze landen dan zal hij dit melden bij wijze van regularisatie na de reis

volgens de procedure beschreven in Par 105.c.(2).

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 29 / 283

(1) De beslissing over het al dan niet toestaan van verlof, dienstontheffing of compensatie

in tijd moet ten laatste vóór het einde van de derde werkdag volgend op het indienen

van de aanvraag bekendgemaakt worden aan het betrokken personeelslid en moet

worden genoteerd op het verslag van de eenheidscommandant. (Uitzondering: planning

grote verloven -Deel II – Hoofdstuk 1, Par 104, b.).

(2) Een weigering moet steeds gemotiveerd worden op de aanvraag van betrokkene en op

het verslag van de eenheidscommandant.

e. De verloffiche (Bijl C2)

(1) Het vakantieverlof en de dienstvrijstellingen van het Departement worden opgetekend

op de verloffiche van het jaar waarop het krediet werd geïnitialiseerd.

- 01 Jan van het Jaar X tot 30 Apr van het jaar X+1.

(2) Voor alle andere verloven wordt de volledige verlofperiode ingeschreven op de

verloffiche van het jaar waarop de aangevraagde verlofperiode start.

Voorbeeld

Verlofperiode 01 Dec van het jaar X tot 15 Jan van het jaar X+1 = volledige

verlofperiode wordt ingeschreven op verloffiche van het jaar X.

f. Afwijkingen

Afwijkingen van deze basisregel worden afzonderlijk vermeld in het desbetreffende

hoofdstuk.

106. Intrekking van een periode van afwezigheid

a. Militair personeel

(1) Door het goedkeuren van een periode van afwezigheid erkent de militaire overheid de

onbeschikbaarheid van de militair gedurende de totaliteit van de gevraagde periode,

inbegrepen de resterende dagfracties 1 na het beëindigen en vóór het heraanvatten van

de dienst en de eventuele weekends die de aanvraag omsluiten.

Voorbeeld

Wanneer betrokkene verlof vraagt op maandag dan is hij reeds onbeschikbaar

vanaf de vrijdagnamiddag wanneer zijn dienst eindigt tot op dinsdag het ogenblik

waar zijn dienst opnieuw aanvangt.

(2) Onder voorbehoud van Par 106.a.(3) & Par 107.a. zal de betrokken militair niet

oproepbaar zijn voor de normale dienst tijdens de volledige duur van de hierboven

beschouwde periode van afwezigheid.

(3) Het terugroepbaar personeel kan met syndicaal verlof, met gewone dienstontheffing, of

in compensatie in tijd zijn. De militair blijft echter oproepbaar in het kader van zijn

beurtrol om de dienst te hervatten met het oog op uitvoeren van dienstprestaties.

(4) De periode van afwezigheid wegens verlof of dienstontheffing, al dan niet in combinatie

met compensatie in tijd, van een militair, al dan niet reeds aangevangen kan enkel

worden ingetrokken om operationele redenen. De gemotiveerde beslissing moet genomen

worden door de onmiddellijk hogere hiërarchische autoriteit van de autoriteit die het

verlof of dienstontheffing heeft toegestaan. Het is duidelijk dat er niet lichtzinnig mag

worden omgesprongen met dergelijke intrekking.

1 Dagfractie: de duur van de dag voor het begin van de dienst en de duur van de dag na het einde van de dienst.

Bv. de dienst begint om 08 hr 00 tot 16 hr 06', dan is de dagfractie van 00 hr 00 tot 07 hr 59' en van 16 hr 07' tot 24 hr 00.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 30 / 283

(5) De militair die meent door een dergelijke intrekking financieel benadeeld te zijn, kan

een aanvraag tot schadevergoeding indienen bij DGJM-LITIG. Deze aanvraag zal het

voorwerp van een onderzoek uitmaken om de ontvankelijkheid en gegrondheid van

aanvraag tot vergoeding te beoordelen. Elke aanvraag zal afzonderlijk beoordeeld

worden rekeninghoudend met de omstandigheden waarin de intrekking van de periode

van afwezigheid heeft plaatsgevonden evenals alle andere relevante factoren. Deze

aanvraag dient de volgende documenten te bevatten:

(a) Noodzakelijk

(i) een kopie van het verslag van de eenheidscommandant met de beslissing tot

toekenning van de betrokken periode;

(ii) een kopie van het verslag van de eenheidscommandant met de beslissing tot

intrekking van de betrokken periode;

(iii) de gemotiveerde beslissing van de in Par 106.a.(3 4) vermelde betrokken

autoriteit;

(iv) een gedetailleerd verslag van de gemaakte kosten.

(b) In voorkomend geval:

(i) een kopie van het reservatiedocument;

(ii) eventueel een kopie van de annulatieverzekering;

(iii) een bewijs van betaling;

(iv) de ondernomen stappen naar de verzekering toe en het antwoord van de

verzekeringsmaatschappij;

(v) ieder ander document dat noodzakelijk wordt geacht.

b. Burgerpersoneel

Niet van toepassing.

107. Schorsing van een periode van afwezigheid

a. Militair personeel 1

(1) De MOD kan, wanneer de omstandigheden zulks vereisen, de toekenning van de verloven

van het militair personeel schorsen.

(2) Hij bepaalt, in dit geval, de periode van het volgend jaar tijdens dewelke de overdracht

van de niet bekomen verlofdagen wordt toegestaan.

b. Burgerpersoneel

Niet van toepassing.

108. Ziekte, verwonding en hospitalisatie van een personeelslid tijdens een

periode van afwezigheid

a. Militair personeel

(1) Een periode van afwezigheid wegens verlof, dienstontheffing of compensatie in tijd

wordt niet onderbroken door een periode van afwezigheid wegens gezondheidsredenen,

behalve2 :

(a) bij opname in een ziekenhuis, of een rust- en verzorgingstehuis;

1 A16-D3, Art 78 - A16-E3, Art 42 2 A16-J1, Art 4

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 31 / 283

(b) tijdens een periode van afwezigheid wegens vakantieverlof.

(2) Een periode van afwezigheid wegens verlof, dienstontheffing of compensatie in tijd van

het militaire personeelslid dat is gehospitaliseerd in een ziekenhuis of een rust- en

verzorgingstehuis, eindigt op de einddatum van de gevraagde periode van afwezigheid,

indien de opnameduur in het ziekenhuis of het rust- en verzorgingstehuis korter is dan

de gevraagde periode van afwezigheid.

(3) Het militaire personeelslid dient zijn eenheids-/korpscommandant in te lichten over de

duur van zijn periode van afwezigheid om gezondheidsredenen zoals bepaald in de het

DGHR-SPS-MEDAGR-001 DGHR-REG-MEDIS-001. Bij ontvangst van een geneeskundig

getuigschrift wordt het militaire personeelslid administratief terug in de getalsterkte

opgenomen en als “afwezig om gezondheidsredenen” beschouwd.

(4) Na het volgen van de verwittigingsprocedure de aanvraag zoals beschreven in de

DGHR-SPS-MEDAGR-001 worden:

(a) de dagen tijdens dewelke het militair personeelslid daadwerkelijk was opgenomen

samen met de eventuele dagen revalidatie na ontslag uit het ziekenhuis en die

samenvallen met de dagen afwezigheid wegens verlof, dienstontheffing of

compensatie in tijd, automatisch toegevoegd aan het jaarlijks verlofkrediet of de

compensatiefiche van het betrokkene;

(b) de dagen afwezigheid om gezondheidsredenen die samenvallen met de dagen

afwezigheid wegens vakantieverlof automatisch toegevoegd aan het jaarlijks

verlofkrediet van het militaire personeelslid.

b. Burgerpersoneel

Als een burgerpersoneelslid ziek wordt tijdens zijn verlof, afwezigheden en

dienstontheffingen zal het behoorlijk gerechtvaardigd ziekteverlof automatisch het verlof

onderbreken. Het burgerpersoneelslid bekomt opnieuw de verlofdagen die wegens ziekte

werden omgezet in ziekteverlof. Wanneer het personeelslid deze verlofdagen wenst op te

nemen, dient zijn functionele chef, rekeninghoudend met de dienstvereisten, opnieuw zijn

toestemming te verlenen.

109. Periodes van afwezigheid voor het personeel in dienst in intergeallieerde

organismen of in het buitenland

a. Algemeenheden

De personeelsleden van alle rang in dienst in intergeallieerde organismen, zelfs in België

gevestigd, met vaste dienst in het buitenland of aan een diplomatieke post verbonden,

genieten van de verloven en dienstontheffingen die voorzien zijn in dit reglement onder

controle en verantwoordelijkheid van de hoogste Belgische autoriteit, die er aanwezig is.

b. Vaste verlofdagen

Indien de dienstregeling die van toepassing is in het desbetreffende organisme het

betrokken personeelslid een aantal vaste verlofdagen oplegt, dat groter is dan het

toegelaten maximum aantal verloven en dienstontheffingen voorzien in dit reglement, dan

wordt het betrokken personeelslid dienstontheffingen om bijzondere redenen toegekend.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 32 / 283

c. Dienstontheffing om bijzondere redenen

Het aantal toe te kennen dienstontheffingen om bijzondere redenen is gelijk aan het

verschil tussen dit aantal opgelegde verlofdagen en het maximum toegelaten aantal verloven

en dienstontheffingen voorzien in dit reglement.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 33 / 283

Hoofdstuk 2 - De arbeidstijdregeling

201. Inleiding

a. Militair personeel1

(1) De mate waarin het de militair militair personeelslid zijn rechten kan uitoefenen en zijn

plichten moet nakomen is afhankelijk van de periode en de stand of de deelstand waarin

hij zich tijdens deze periode bevindt en van het feit of hij effectief deel uitmaakt van

een detachement dat zich voorbereidt met het oog op een operationele inzet. De

toestand waarin de militair zich Het militair personeelslid bevindt is ofwel in periode

van oorlog, in periode van crisis ofwel in periode van vrede.

(2) In de periode van oorlog, van crisis of vrede bevindt elk militaire personeelslid zich

ofwel in de stand:

(a) in werkelijke dienst;

(b) ofwel in non-activiteit:

(i) wanneer hij tijdelijk van zijn ambt ontheven is, tenzij het gaat om een

schorsing bij ordemaatregel;

(ii) wanneer hij onregelmatig afwezig werd bevonden;

(iii) wanneer hij een vrijheidsstraf ondergaat, waartoe hij door een Belgisch

gerecht veroordeeld is;

(iv) wanneer hij na een periode van schorsing bij ordemaatregel:

- of ambtshalve uit zijn ambt is ontslagen;

- of zonder uitstel is afgezet overeenkomstig artikel 6 van het Militair

Strafwetboek of artikel 19 van het Strafwetboek ;

- of een militaire degradatie heeft ondergaan;

- of zonder uitstel is ontzet uit één van de rechten opgesomd in artikel 31 van het

Strafwetboek ;

(v) wanneer hij in voorlopige hechtenis zit en deze wordt gevolgd door een

veroordeling tot een vrijheidsstraf zonder uitstel, die de periode van deze

hechtenis dekt;

(i) wanneer hij tijdelijk van zijn ambt ontheven is;

(ii) wanneer hij onwettig afwezig bevonden werd;

(iii) wanneer hij een vrijheidsberovende straf ondergaat, waartoe hij door een

Belgisch gerecht veroordeeld is of door een buitenlands gerecht als de

beslissing wordt erkend in België, behalve als hij zijn straf ondergaat in de

vorm van de strafuitvoeringswijze van de beperkte detentie, het

elektronisch toezicht of de voorwaardelijke invrijheidstelling;

(iv) wanneer hij met politiek verlof is.

Opmerking

De periode van schorsing bij ordemaatregel, de periode van voorlopige

hechtenis, de internering en de periode van afwezigheid van een militair die

1 A16-Q1, Art 1, 4, 5, 6 en 9- G1, Art 185 tot Art 192 en A16-Q2, Art 1 tot Art 6

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 34 / 283

gescheiden van het leger is, worden omgezet in periodes van non-activiteit

onder bepaalde voorwaarden1.

De preventieve verwijdering voorafgaand aan een schorsing bij

ordemaatregel heeft geen enkel gevolg voor de militair op het gebied van het

administratieve of geldelijke statuut2.

(3) De hiernavolgende richtlijnen hebben betrekking op de militair het militair

personeelslid die zich in periode van vrede in de stand “werkelijke dienst” bevindt.

(4) Binnen de stand “werkelijke dienst” bepaalt de deelstand of de vorm van de deelstand

de rechten en plichten van de militair het militair personeelslid.

Volgende deelstanden of vormen van deelstanden worden onderscheiden:

(a) in vorming;

(b) in normale dienst;

De militair in normale dienst kan onderworpen zijn aan volgende regimes:

De vormen van normale dienst waaraan de militair het militair personeelslid in

werkelijke dienst in periode van vrede kan deelnemen, zijn de volgende:

(i) in normale dienstregeling;

(ii) in bijzondere dienstregeling:

nachtwakers;

ploegendienst;

arbeidsritmes;

chauffeurs van autoriteiten.

(iii) specifieke opdrachten:

de beveiligingsopdracht;

de permanenties;

de terugroepbaarheid.

(c) in intensieve dienst;

(d) in hulpverlening;

De vormen van hulpverlening waaraan de militair in werkelijke dienst in periode van

vrede kan deelnemen, zijn de volgende3:

(i) de nationale hulpverlening;

(ii) de internationale hulpverlening;

(iii) de deelname aan hulpverlening buiten de inzetzone;

(iv) de transit van of naar één van de voornoemde vormen van hulpverlening.

(e) in operationele inzet;

De vormen van operationele inzet waaraan de militair het militair personeelslid in

werkelijke dienst in periode van vrede kan deelnemen, zijn de volgende4:

(i) ordehandhavingsinzet;

1 A16- G1, Art 189 2 A16-G1, Art 51, § 2 3 A16-Q2, Art 6/1 4 A16-Q2, Art 1

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 35 / 283

(ii) waarnemingsinzet;

(iii) beschermingsinzet;

(iv) passieve gewapende inzet;

(v) actieve gewapende inzet;

(vi) de deelname aan een operatie buiten de inzetzone;

(vii) de transit van of naar één van de voornoemde vormen van operationele inzet.

(f) in militaire bijstand;

De vormen van militaire bijstand waaraan de militair in werkelijke dienst in periode

van vrede kan deelnemen, zijn de volgende1:

(i) de actieve militaire bijstand;

(ii) de deelname aan militaire bijstand buiten de inzetzone;

(iii) de transit van of naar één van de voornoemde vormen van militaire bijstand.

b. Burgerpersoneel2

(1) De mate waarin het burgerpersoneelslid zijn rechten kan uitoefenen en zijn plichten

moet nakomen, is afhankelijk van de stand waarin hij zich tijdens deze periode bevindt.

(2) Het statutaire burgerpersoneelslid kan zich in volgende standen bevinden:

(a) in dienstactiviteit;

(b) in non-activiteit;

(i) de onwettige afwezigheid;

(ii) wanneer hij in vredestijd sommige militaire prestaties verricht of voor de

civiele bescherming of voor taken van openbaar nut aangewezen wordt bij

toepassing van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de

gewetensbezwaarden, inzonderheid gewijzigd bij die van 3 juli 1975;

(iii) wanneer hij de uitvoering van een opdracht die niet van algemeen belang is

erkend, voortzet;

(iv) indien hij de toelating bekomt om voltijds afwezig te zijn voor een periode

van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden;

(v) wanneer hij afwezig is ingevolge een missie die aanleiding heeft gegeven tot

vrijstelling van militaire dienst overeenkomstig artikel 16 van de

dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962;

(vi) wanneer hij afwezig is op grond van een machtiging om zijn ambt met

verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid uit te oefenen

voor de duur van zijn afwezigheid;

(vii) wanneer een periode van zijn verlof voor loopbaanonderbreking wordt

omgezet in non-activiteit niet als dusdanig erkend wordt door de directeur

van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening;

(viii) tuchtschorsing plaatst de ambtenaar ambtshalve in de administratieve stand

non­activiteit;

1 A16-Q2, Art 6/4 2 KB van 02 Okt 37, Art 98 tot Art 111

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 36 / 283

(ix) wanneer hij het onderzoek door het Bestuur van de medische expertise

(MEDEX) in het kader van de vroegtijdige oppensioenstelling wegens

gezondheidsredenen belemmert of weigert.

(c) in disponibiliteit wegens ziekte of gebrekkigheid waaruit geen definitieve

dienstongeschiktheid ontstaat, maar die aanleiding geeft tot langere afwezigheid

dan voor verlof wegens ziekte of gebrekkigheid.

202. Toepassingsgebied

a. Algemeen

De arbeidstijdregeling is van toepassing op het militair personeel van het actief kader in

periode van vrede en het burgerpersoneel van Defensie 1.

(1) Tot het actief kader2 behoren:

(a) de beroepsmilitairen en kandidaat-beroepsmilitairen;

(b) de aanvullingsmilitairen;

(c) de hulpofficieren en kandidaat-hulpofficieren;

(d) de militairen korte termijn;

(e) de kandidaat-officieren en de kandidaat-onderofficieren, respectievelijk

aangesteld in de graad van onderluitenant en van sergeant, die zich reeds in de

eenheid van definitieve eerste aanwijzing bevinden;

(f) de kandidaat-vrijwilligers van het actief kader;

(g) de militaire en kandidaat-militaire muzikanten;

(h) de kandidaat-officieren kapelmeesters en de kandidaat-onderofficieren

muzikanten, aangesteld in de graad van onderluitenant, respectievelijk sergeant en

die zich reeds in de eenheid van definitieve eerste aanwijzing bevinden;

(i) de militairen in vrijwillige militaire inzet (EVMI) en de kandidaat-militairen EVMI

die geen soldij meer ontvangen;

(j) de militairen en kandidaat-militairen aangeworven voor een loopbaan van beperkte

duur (BDL).

(2) Tot het burgerpersoneel behoren:

(a) de statutairen;

(b) de stagiairs;

(c) de contractuelen.

b. Uitzonderingen

De arbeidstijdregeling is niet van toepassing op3:

(1) het militair en burgerpersoneel met vaste dienst bij de internationale hoofdkwartieren,

generale staven en instellingen die in België zijn gevestigd, uitgezonderd de militaire en

burgerpersoneelsleden van de BPO;

(2) de militairen met vaste dienst in het buitenland;

(3) de militairen verbonden aan diplomatieke posten in het buitenland die het

vergoedingsstelsel “Buitenlandse Zaken” genieten;

1 Deel I, Par 101.a.(1) en (2) 2 A16-O30, Art 1, § 2, 4° A16-G1, Art 2, eerste lid 3 KB van 18 Mar 03 (BIP A-015), Art 1

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 37 / 283

(4) de militairen gebezigd in de ministeries of in de instellingen van openbaar nut met

toepassing van Art 150 van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het

statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de

Krijgsmacht (A16-G1) Wet van 20 mei 1994 betreffende de beziging van militairen

buiten de krijgsmacht;

(5) de militairen die ter beschikking worden gesteld van een ander federaal, gewestelijk of

gemeenschapsministerie, of die wegens officiële opdracht bij een instelling van

internationaal publiek recht worden gedetacheerd;

(6) de militairen in de deelstand ‘in vorming’.

203. Dienstprestatie Definities van de begrippen met betrekking tot de

arbeidstijdregeling

a. Dienstprestatie

Dienstprestaties zijn prestaties verricht op bevel van een daartoe bevoegde overheid of

ingevolge een wettelijke of reglementaire bepaling. De werkelijke duur van de geleverde

prestaties van het personeelslid wordt bepaald door slechts de tijd in aanmerking te nemen dat

het personeelslid werkelijk aanwezig is in zijn eenheid, in de voorgeschreven kledij1, op de

aangewezen plaats van tewerkstelling en dit volgens het uurrooster dat op hem van toepassing is.

b. Beveiligingsopdracht (zie Par 210)

Een beveiligingsopdracht is een ononderbroken dienstprestatie van minstens tien uren die

tot doel heeft militaire of burgerlijke doelwitten te beveiligen en die gekenmerkt wordt

door het feit dat het personeelslid die deze uitvoert, gewapend blijft en de onmiddellijke

omgeving van de te beveiligen doelwitten niet verlaat.

c. Nachtwakers (zie Par 211)

Een nachtwaker is een personeelslid dat de ambtscode “waker” of “waker-hondenmeester”

heeft en die een als dusdanig op de organieke tabellen hernomen betrekking uitoefent. Deze

betrekking houdt in dat het wezenlijke van de dienstprestaties, namelijk

beveiligingsopdrachten, buiten de normale diensturen valt.

d. Ploegendienst (zie Par 212)

Een ploegendienst is een dienstregeling waarbij een welbepaalde doorlopende opdracht of

een reeks van opdrachten uitgevoerd wordt door daartoe speciaal samengestelde groepen

militairen en/of burgerpersoneelsleden die uitsluitend die opdracht of opdrachten uitvoeren

en die elkaar op voorziene tijdstippen afwisselen.

e. Arbeidritmes (zie Par 213)

Arbeidritmes zijn een bijzondere dienstregeling binnen het kader van de 38 hr-week,

waarbij door dienstnoodwendigheden, de dagelijkse arbeidsduur van 7 hr 36’ wordt

overschreden, zonder dat evenwel wordt overgegaan naar een ploegendienst.

f. Permanentie (zie Par 214)

Permanentie is een ononderbroken dienstprestatie van minstens 24 hr, andere dan een

beveiligingsopdracht, tijdens dewelke het betrokken personeelslid op de plaats van de

opdracht beschikbaar is gedurende de volledige duur van de dienstprestatie, al dan niet met

het oog op een interventie.

g. Terugroepbaar personeel (zie Par 215)

1 ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001 DGHR-REG-DISPSYS-001

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 38 / 283

Terugroepbaar personeel is personeel aan wie een preadvies werd gegeven om, binnen een

termijn van maximaal vier uur, de dienst te hervatten met het oog op het uitvoeren van

dienstprestaties. Deze oproepbaarheid vindt plaats binnen het kader van een beurtrol.

h. Chauffeur van autoriteiten (zie Par 216)

Chauf van autoriteiten is het personeelslid dat op de organieke tabellen van de eenheid de

functie van Chauf van een bepaalde autoriteit uitoefent. De Mil autoriteiten hebben de

graad van generaal, luitenant-generaal, generaal-majoor of brigadegeneraal; de

burgerautoriteiten van Defensie behoren tot de klasse A5 of zijn mandaathouder

N-1 of N-2.

Chauffeur van autoriteiten is het personeelslid dat op de organieke tabellen van de eenheid

de functie van chauffeur van een bepaalde autoriteit uitoefent. De militaire autoriteiten

hebben de graad van generaal, luitenant-generaal of generaal-majoor; de burgerautoriteiten

van Defensie hebben de graad van secretaris-generaal, directeur-generaal of

administrateur-generaal. Worden eveneens beschouwd als een autoriteit met recht op een

chauffeur: personen die een op de organieke tabel voorziene functie van dit niveau

uitoefenenen, maar die niet bekleed zijn met een van bovenvermelde graden.

i. Luchtdienst 15 W LuTpt (zie Par 217)

De luchtdienst vormt een bijzondere dienstregeling binnen het kader van de 38 hr-week,

waarbij door dienstnoodwendigheden, en door de aard van de opdrachten van het

luchttransport, de normale duur van een werkdag alsook het aantal werkdagen per week

sterk kunnen variëren zonder dat een planning op korte termijn kan opgesteld worden.

204. De arbeidsduur

a. Basisprincipe

Het basisprincipe is dat de variabele arbeidstijd van toepassing is op al het personeel van

Defensie. Enkel de afwijkingen beschreven in Par 204.c. worden toegelaten.

b. De variabele arbeidstijd voor de militaire en burgerpersoneelsleden

(1) Het dienstrooster:

(a) Van toepassing voor de militaire personeelsleden

De wekelijkse arbeidsduur van 38 hr1 wordt gespreid over vijf werkdagen van

gemiddeld 7 hr 36’. waarbij in het kader van de variabele arbeidstijd de dagelijkse

grens van 9 hr niet mag worden overschreden.

(b) Van toepassing voor de burgerpersoneelsleden

De wekelijkse arbeidsduur van 38 hr2 wordt gespreid over vijf werkdagen van

gemiddeld 7 hr 36’, waarbij de dagelijkse grens van 9 hr niet mag worden

overschreden.

(2) In het kader van de variabele arbeidstijd uren zal de arbeidsdag onderverdeeld worden

in “glijtijden” en “stamtijden”.

(a) Drie glijtijden: de periode in de voormiddag, de namiddag en de avond gedurende

dewelke het personeelslid vrij is het tijdstip van zijn aankomst en vertrek, alsook

van zijn middagpauze te kiezen;

1 KB van 18 Mar 03 (BIP-A-015), Art 41 2 Omzendbrief nr 120 van 31 Okt 79

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 39 / 283

(b) Twee stamtijden: de periode in de voormiddag en de namiddag gedurende dewelke

het personeelslid verplicht aanwezig moet zijn.

(3) De vork waarbinnen de uren van de glijtijd van de voormiddag moeten liggen, kan worden

beperkt door de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant in functie van de

lokale omstandigheden.

(a) De glijtijd in de voormiddag moet liggen (aankomst): tussen 07 hr 00 en 09 hr 00.

(b) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant dient gelijktijdig met het

aanpassen van de vork, de minimumbezetting van het personeel te bepalen,

waardoor hij tijdens de glijtijd de functionering van zijn eenheid verzekert.

(c) Alvorens de vork en de minimumbezetting wordt bepaald of gewijzigd, door de

autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant, moet deze worden overlegd

met de vakorganisaties in het kader van de basisoverlegcomités (BOC).

(4) De pauze voor het middagmaal heeft een minimum duur van 30’ en een maximum van

02 hr. De vork waarbinnen de uren van de middagpauze moeten liggen, kan worden

aangepast door de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant en deze moet

worden overlegd met de vakorganisaties in het kader van de basisoverlegcomités (BOC).

(5) Een voltijds dienstrooster ziet er als volgt uit:

(a) Glijtijd in de voormiddag (aankomst) van 07 hr 00 tot 09 hr 00’;

(b) Stamtijd in de voormiddag (verplichte aanwezigheid) van 09 hr 00’ tot 11 hr 45’;

(c) Glijtijd ’s middags van 11 hr 45 tot 14 hr 00 met een minimum duur van 30’ en een

maximum van 02 hr;

(d) Stamtijd in de namiddag (verplichte aanwezigheid) van 14 hr 00 tot 15 hr 06’;

(e) Glijtijd in de namiddag van 15 hr 06’ tot 18 hr 00.

(6) Het personeelslid heeft recht op een pauze van 15’, zowel in de voor- als in de namiddag.

Deze pauze telt als arbeidsduur en het niet opnemen ervan geeft geen recht op

compensatie in tijd.

(7) Een verlofdag wordt voor 7 hr 36’ aangerekend. Een halve verlofdag wordt voor 04 hr

aangerekend. Indien het personeelslid een halve dag verlof heeft aangevraagd, dient hij

bijgevolg in de voor- of namiddag nog slechts 3 hr 36’ te presteren.

Het dienstrooster1 bij een halve dag verlof ziet er als volgt uit:

(a) Voormiddag

Glijtijd in de voormiddag van 07 hr 00 tot 09 hr 00’

(b) Namiddag

Glijtijd ’s middags vanaf 12 hr 15’ tot 14 hr 00’

Opmerking

Bij het dienstrooster bij een halve dag verlof bepaalt de glijtijd en de te

presteren arbeidsduur het uur van vertrek, de stamtijd (verplichte

aanwezigheid) is hier niet van toepassing.

1 Halve dag verlof, halftijdse arbeid om gezondheidsredenen, …

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 40 / 283

Deze berekening is niet van toepassing op het burgerpersoneel dat

geniet van de verminderde prestaties verricht per gedeelten van een

werkdag.

(8) Compensatie in tijd

(a) Bepaling toepasselijk op het militair personeel

De variabele arbeidstijd kan aanleiding geven tot het presteren van overuren en dit

voor het uitvoeren van dienstprestaties1, gepresteerd buiten de stamtijd, boven de

38 (achtendertig) hr per week maar met een maximum van 12 hr per maand.

Dit biedt aan het personeelslid de mogelijkheid zijn dienstchef voor te stellen

overuren in het kader van de variabele arbeidstijd te presteren teneinde,

bijvoorbeeld, een opgelegde termijn te kunnen behalen voor de uitvoering van een

taak.

(b) Bepaling toepasselijk op het burgerpersoneel

De variabele arbeidstijd kan aanleiding geven tot het presteren van overuren en dit

voor dienstprestaties ,gepresteerd buiten de stamtijd, boven de 38 (achtendertig)

hr per week maar met een maximum van 12 hr per maand2.

(9) Een halve dag in het kader van halftijds arbeid om gezondheidsredenen (HAGR) telt

voor 3 hr 48’ (de helft van 7 hr 36’). Indien het personeelslid een HAGR heeft, dient hij

in de voor- of namiddag slechts 3 hr 48’ te presteren.

c. Afwijkingen

Omwille van operationele redenen, trainingsactiviteiten vermeld op de trainingskalender van

de eenheid en uitzonderlijk omstandigheden kan de autoriteit met de bevoegdheid van

eenheids-/korpscommandant tijdelijk of permanent afwijken van het principe van de

variabele arbeidstijden en dit voor bepaalde eenheden/ondereenheden en functies.

(1) Tijdelijk

De tijdelijke afwijking is van toepassing op de eenheden in hun geheel, of een

ondereenheid of een detachement ad hoc. Voor deze eenheden kan de autoriteit met de

bevoegdheid van eenheids-/korpscommandant het beginuur van de dienst binnen de vork

van de glijtijd, de periode van de middagpauze en de minimumbezetting van de dienst

bepalen teneinde binnen de vork van de glijtijd de functionering van zijn eenheid te

verzekeren.

(2) Permanent

(a) De permanente afwijking is van toepassing op functies waarin de personeelsleden

tewerkgesteld zijn in het stelsel van:

(i) de beveiligingsopdrachten:

het occasioneel wachtpersoneel;

de nachtwakers;

de RP’s;

(ii) de ploegendienst;

(iii) de arbeidritmes;

(iv) de permanenties.

1 Deel I - Hoofdstuk 2, § 203.a. 2 Omzendbrieven Nr 80 van 27 Apr 78, Nr 120 van 31 Okt 79, Nr 133 van 22 Feb 80 van het Openbaar Ambt

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 41 / 283

(b) Een functiegebonden afwijking kan ook van toepassing zijn op:

(i) de chauffeurs van de autoriteiten;

(ii) de functies waarvoor een minimumbezetting en een vast dienstrooster

onontbeerlijk zijn en waarbij de variabele arbeidstijd de continuïteit van de

dienst, van de dienstverlening of de veiligheid in het gedrang brengt.

d. De dienstregeling voor officieren

De bepaling van de dienstregeling voor officieren is een discretionaire bevoegdheid van de

hiërarchische autoriteit.

205. Normalisatie van de dienstprestaties

a. Algemeen principe

(1) Officiële aanrekening van een werkdag

Een werkdag wordt in de regel aangerekend voor 7 hr 36'.

(2) Compensatie in tijd wordt toegekend aan de onderofficieren, de vrijwilligers en het

burgerpersoneel voor dienstprestaties boven de 38 hr per week, behalve aan het

militair personeelslid met onbepaald verlof die een wederoproeping of

trainingsprestatie van korte duur volbrengt.

(a) Militair personeel

(i) De aangerekende dienstprestaties boven de 38 hr per week moeten worden

gecompenseerd in tijd vóór het einde van het burgerlijk semester1 (=

referentieperiode) dat volgt op het semester waarin de dienstprestatie werd

geleverd (= referentieperiode).

(ii) De termijn van één burgerlijk semester wordt tot twee burgerlijke

semesters verlengd wanneer het militaire personeelslid in de onmogelijkheid

is geweest om, vóór het einde van het burgerlijk semester dat volgt op de

referentieperiode, de uitgevoerde bijkomende prestatieuren, in tijd te

recupereren, omdat hij, in de loop van dit burgerlijk semester, zich meer dan

twee maanden in één of meerdere van de volgende situaties bevond:

deelneming aan een dienstprestatie in de deelstanden "in intensieve dienst",

“in militaire bijstand”, "in hulpverlening" of "in operationele inzet";

deelneming aan een cursus of stage;

afwezigheid om gezondheidsredenen;

geplaatst in de stand "in non-activiteit";

geschorst bij ordemaatregel.

(iii) In principe zal bij mutatie alle compensatie in tijd worden opgenomen vóór de

mutatie, desnoods zal er een opschorting van de mutatiedatum zijn. Een

overdracht van maximum 38 hr naar de eerstvolgende referentieperiode

wordt toegelaten.

(iv) Compensatie in tijd in het kader van de variabele arbeidstijd beschreven in

Par 204.b.(8)(a)

1 Burgerlijk semester: 01 Jan tot 30 Jun & 01 Jul tot 31 Dec

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 42 / 283

De aangerekende dienstprestaties, gepresteerd buiten de stamtijd, boven de

38 (achtendertig) hr per week moet worden gecompenseerd voor het eind van

de maand die volgt op de maand waarin het krediet werd verworven.

(b) Burgerpersoneel

(i) Variabele arbeidstijd

De aangerekende dienstprestaties, gepresteerd buiten de stamtijd, boven de

38 (achtendertig) hr per week moeten worden gecompenseerd in de loop van

de maand die volgt op de maand waarin het krediet werd verworven.

(ii) Overuren wegens dienstvereisten

Overuren uitzonderlijk gepresteerd op vraag van de dienstoverste, wegens

dienstvereisten1, met een maximum van 12 overuren per week, moeten worden

gecompenseerd binnen de vier maanden die volgen op de maand waarin het

krediet werd verworven.

(iii) Buitengewone prestaties 2

Enkel met de goedkeuring van de Inspectie van Financien en enkel in zeer

uitzonderlijke gevallen;

Wordt bij Defensie actueel alleen toegestaan aan de radio-operatoren van

de RMD Oostende.

(3) De dienstactiviteiten zullen zo worden georganiseerd dat de voorgeschreven termijn

wordt gerespecteerd.

(4) De dienstprestaties worden, in principe, voor hun werkelijke duur geteld.

(5) De occasionele dienstprestaties tussen 22 hr 00 en 06 hr 00 worden dubbel geteld.

(6) De dienstprestaties die recht geven op een toelage voor permanentie worden voor een

bepaalde forfaitaire duur geteld.

(7) De gerechtvaardigde afwezigheden worden voor een bepaalde forfaitaire duur geteld.

(8) Beheer van de compensatie in tijd.

Enkel van toepassing op het militair personeel:

(a) Principieel is het personeelslid verantwoordelijk voor de opvolging van zijn

compensatie in tijd en gebeurt de afbouw volgens zijn behoefte.

(b) Een overdracht van maximum 38 hr naar het volgend burgerlijk semester is

toegelaten.

(i) De overuren die vóór het einde van het burgerlijk semester, dat volgt op het

semester waarin de prestatie werd geleverd, niet kunnen worden

gecompenseerd in tijd, moeten, na een overdracht van maximum 38 hr,

worden betaald per uur à rato van 1/1850 van de brutojaarwedde en dit

vanaf 01 Jul 04.

De brutojaarwedde die in aanmerking zal worden genomen, is deze die als

basis heeft gediend voor de berekening van de bezoldiging, verschuldigd in de

loop van de eerste maand van het tweede semester volgend op de

referentieperiode.

1 Wet van 14 Dec 00, Art 8 2 Besluit van de Regent van 30 Mar 50

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 43 / 283

(ii) Bijgevolg is het streven naar een nulstand in compensatie in tijd geen doel op

zich.

(iii) De militaire overheid zal erover waken dat de prestaties in tijd worden

gecompenseerd, zodat er niet moet worden overgegaan tot uitbetaling. Alle

echelons zullen in deze hun verantwoordelijkheid opnemen.

(c) Toelichting over het beheer van de overuren

Voor het bepalen of het al dan niet om overuren tengevolge de variabele

arbeidstijd handelt, kan volgende vuistregel gebruikt worden:

(i) overuren in het kader van een oefening, zending, schietbeurt, training (niet

limitatieve lijst), zijn overuren in het kader van gewone compensatie: in te

schrijven op de compensatiefiche (Bijl D-1/3 en 2/3) en:

te compenseren binnen zes maand;

of, in bepaalde gevallen, te compenseren in twee maal zes maand;

of, in het geval van onmogelijkheid die overuren te compenseren, de

uitbetaling ervan.

(ii) overuren uitsluitend bedoeld om de werktijd per dag te laten variëren zijn

overuren in het kader van de variabele arbeidstijd: deze overuren worden

ingeschreven op het aantekenblad der verloven (Bijl C-2/3) en niet op de

compensatiefiche C (Bijl D-3/3). Deze overuren moeten gecompenseerd

worden vor het einde van de maand die volgt op de maand waarin het krediet

werd opgebouwd.

(9) Beheer van compensatie in tijd uit de dienstontheffing/-vrijstelling van het

Departement1.

Enkel van toepassing op onderofficieren en vrijwilligers van het actief kader en op het

burgerpersoneel van het Departement.

De dagen dienstontheffing/-vrijstelling van het Departement kunnen enkel op vraag van

betrokkene worden omgezet in compensatie in tijd (Bijl C-3/3). De volgende

basisprincipes zijn van toepassing:

(a) De omzetting van dagen dienstontheffing/-vrijstelling in compensatie in tijd zal per

volle dag gebeuren en zal voor 7 hr 36’ worden aangerekend.

(b) De omzetting van de compensatie in tijd uit de dienstontheffing/-vrijstelling zal

worden opgenomen op de verloffiche (Bijl C-2/3).

(c) De compensatie in tijd uit de dienstontheffing/-vrijstelling mag nooit leiden tot de

toekenning van een toelage. Daarom zal een omzetting enkel toegestaan worden op

voorwaarde dat het resterende saldo overuren op de compensatiefiche minder is

dan 15 hr.

(d) De compensatie in tijd uit de dienstontheffing/-vrijstelling kan slechts worden

opgenomen tot 30 april van het volgend jaar.

(10) Beheer van compensatie in tijd uit de dienstontheffing/-vrijstelling in het kader van de

uitvoering van het Koninklijk besluit van 26 augustus 2010 houdende bepaalde

1 Deel III Hoofdstuk 2 Par 202. i.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 44 / 283

uitzonderlijke begeleidingsmaatregelen toepasselijk op de personeelsleden van Defensie

die rechtstreeks betrokken zijn bij het transformatieplan van de krijgsmacht1.

Enkel van toepassing op onderofficieren en vrijwilligers van het actief kader en op het

burgerpersoneel van het Departement.

De dagen dienstontheffing/-vrijstelling bij mutatie in het kader van de uitvoering van

het KB kunnen op vraag van betrokkene worden omgezet in compensatie in tijd

(Bijl C-3/3). De volgende basisprincipes zijn van toepassing:

(a) De omzetting van dagen dienstontheffing/-vrijstelling in compensatie in tijd zal per

volle dag gebeuren en zal voor 7 hr 36’ worden aangerekend.

(b) De omzetting van de compensatie in tijd uit de dienstontheffing/-vrijstelling zal

worden opgenomen op de verloffiche (Bijl C-2/3).

(c) De compensatie in tijd uit de dienstontheffing/-vrijstelling mag nooit leiden tot de

toekenning van een uurtoelage.

(d) De compensatie in tijd uit de dienstontheffing/-vrijstelling moet worden

opgenomen binnen de drie maanden voor tot zes maanden na datum van mutatie.

(11) Beheer van compensatie in tijd in het kader van de variabele arbeidstijd beschreven in

Par 204.b.(8)(a).

Enkel van toepassing op onderofficieren en vrijwilligers van het actief kader van het

Departement.

(a) De compensatie in tijd in het kader van de variabele arbeidstijd zal worden

opgenomen op de verloffiche (Bijl C-2/3).

(b) De compensatie in tijd voortvloeiend uit de variabele arbeidstijd mag nooit leiden

tot de toekenning van een uurtoelage.

(12) In geen geval kan compensatie in tijd worden geschrapt of in verlof worden omgezet.

b. Toepassingsmodaliteiten

(1) Compensatie in tijd

(a) Compensatie in tijd wordt toegekend aan de onderofficieren, de vrijwilligers en het

burgerpersoneel voor dienstprestaties boven de 38 hr per week, behalve aan de

militair met onbepaald verlof die een wederoproeping of trainingsprestatie van

korte duur volbrengt.

(b) Het ogenblik waarop compensatie in tijd wordt gevraagd of opgelegd, blijft steeds

volledig ondergeschikt aan de dienstnoodwendigheden. In de mate van het

mogelijke moet het toestaan of het opleggen van compensatie in tijd na het

uitvoeren van de prestatie gebeuren.

(i) Compensatie in tijd per dag

Gevraagd op initiatief van betrokkene

Het personeel zal zijn compensatie in tijd aanvragen zoals beschreven in

Deel I - Hoofdstuk 1, Par 105.

Opgelegd op initiatief van de overheid

De opgelegde compensatie in tijd zal uiterlijk één werkdag op voorhand

worden gemeld aan het personeel.

1 Deel III Hoofdstuk 3 Par 303. b.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 45 / 283

(ii) Compensatie in tijd per halve dag, per uur of uurfractie (Min. 15’)

Gevraagd op initiatief van betrokkene op de dag zelf dat hij wenst de

compensatie op te nemen:

Het personeel kan zijn compensatie in tijd per halve dag, per uur of

uurfractie aanvragen bij de aanvang van zijn dienst.

Op initiatief van de overheid en mits akkoord van betrokkene op de dag zelf

dat hij met compensatie in tijd wordt gestuurd:

Het personeel kan uitzonderlijk en mits akkoord met compensatie in tijd

worden gestuurd de dag zelf en dit per halve dag, per uur of uurfractie.

Deze dient dan aansluitend te worden genomen tot het einde van de dienst

en kan maximum 4 hr bedragen.

(iii) Bepaling enkel toepasselijk op het militair personeel

Eventueel kan, in het vooruitzicht van toekomstige opdrachten, een

compensatie in tijd (Par 205.a.(2)(a)(i) een recuperatie van overuren, met een

maximum van 38 hr gevraagd of opgelegd worden.

De compensatie in tijd opgebouwd in de variabele arbeidstijd

(Par 205. a.(2)(a)(iv)), uit de omzetting van de dienstontheffing van het

Departement (Par 205.a.(9)) of uit de omzetting van de dienstontheffing in

het kader van de uitvoering van het transformatieplan (Par 205.a.(10)), kan

niet worden opgelegd.

(iv) Bepaling enkel toepasselijk op het burgerpersoneel

Compensatie in tijd moet worden opgenomen in de vorm van

compensatieverlof hetzij per dag, hetzij per halve dag, hetzij geheel of

gedeeltelijk op de stamtijd of de glijtijd.

De compensatie in tijd opgebouwd in de variabele arbeidstijd (Par 205. a.(2)

(b) (i)), uit de omzetting van de dienstontheffing van het Departement (Par

205.a.(9)) of uit de omzetting van de dienstontheffing in het kader van de

uitvoering van het transformatieplan (Par 205.a.(10)) kan niet worden

opgelegd. Enkel de compensatie van overuren wegens dienstvereisten (Par

205. a. (2)(b) (ii)) kan worden opgelegd.

(c) Beheer van de compensatie in tijd

(i) Militair personeel

Per militair zullen er op jaarbasis twee compensatiefiches bestaan: een fiche

A en een fiche B (zie Bijl D 1-2/3);

Tijdens het eerste semester van het jaar (01 Jan – 30 Jun) worden de

nieuwe overuren EN de opgenomen compensatie in tijd (nl. het afbouwen van

de overuren) geregistreerd op de fiche A.

Op 30 Jun wordt de fiche A afgesloten wat de registratie van nieuwe

overuren betreft.

Tijdens het tweede semester (01 Jul - 31 Dec) zal eerst het resterende

saldo van de fiche A worden afgebouwd.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 46 / 283

De registratie van de nieuwe overuren tijdens het tweede semester zal

gebeuren op de fiche B. In het geval dat de fiche A geen overuren meer

bevat, wordt de compensatie in tijd eveneens afgebouwd op fiche B, die op

haar beurt afgesloten wordt op 31 Dec.

Indien blijkt dat, zes maanden na het afsluiten van een compensatiefiche,

niet alle overuren werden gecompenseerd in tijd, zal het resterend saldo,

verminderd met ten hoogste 38 hr die overgedragen worden naar de

volgende semester, worden uitbetaald (overdracht van fiche A naar B en

omgekeerd).

(ii) Compensatie in tijd in het kader de variabele arbeidstijd beschreven in Par

204.b.(8)(a)

De registratie van de compensatie in tijd in het kader van de variabele

arbeidstijd, met een maximum van 12 hr per maand, zal gebeuren op de

verloffiche (Bijl C 2/3). De compensatie in tijd moet worden opgenomen voor

het eind van de maand die volgt op de maand waarin het krediet werd

opgebouwd.

(iii) Burgerpersoneel

Variabele arbeidstijd

De registratie van de compensatie in tijd, met een maximum van 12 hr per

maand in overschot (credit) of in tekort (debet), zal gebeuren op de

fiche C (zie Bijl D 3/3). De compensatie in tijd moet worden opgenomen of

ingehaald in de loop van de maand die volgt op de maand waarin het credit

of het debet werd opgebouwd.

Overuren wegens dienstvereisten

Het personeelslid dat gebruik maakt van de glijdende uren en dat wegens

dienstvereisten overuren maakt zodra er 7 hr 36’ worden gepresteerd,

mag in totaal méér dan 12 hr overdragen. De registratie van de overuren

zal gebeuren op een tweede fiche C (zie Bijl D-3), om een onderscheid te

maken tussen de registratie van de compensatie in tijd en de overuren.

Deze overuren moeten worden gecompenseerd binnen de vier maanden die

volgen op de maand waarin het krediet werd verworven.

(2) Betaling van de uurtoelage

(a) Militair personeel

Bepaling van het resterende saldo overuren:

(i) Basis: het resterende saldo overuren zes maanden na het afsluiten van de

compensatiefiche.

(ii) Indien de totale duur van deze overuren een uurgedeelte bevat, zijn volgende

regels van toepassing:

indien het uurgedeelte gelijk of groter is dan dertig minuten, wordt het

voor een volledig uur geteld;

indien het uurgedeelte kleiner dan dertig is, wordt het niet in aanmerking

genomen;

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 47 / 283

van het op deze manier bepaalde aantal uren, wordt maximaal achtendertig

uren overgedragen naar de volgende referentieperiode (zie Par 205.a(8)

b);

het eventueel resterende saldo komt in aanmerking voor de toekenning van

de uurtoelage.

(b) Burgerpersoneel

Niet van toepassing.

(3) Beheer van de compensatie in tijd – voorbeeld

(a) Militair personeel

(i) Fiche A:

Feb 12 X: Oef in deelstand “in intensieve dienst” gedurende 3 weken (incl. 2

weekends) 2 x 16 hr = + 32 hr

Mar 12 X: Permanentie 24 hr van Za op Zo 2 x 8 hr = + 16 hr

Apr 12 X: Compensatie in tijd van 38 hr - 38 hr

Mei 12 X: Terugroepbaar, rappel effectief,

prestatie 5 uur + 05 hr

Jun 12 X: Oef van één week, vertrek op Vrij

(weekend !) 2 x 08 hr = + 16 hr

30 Jun 12 X: de fiche wordt afgesloten = + 31 hr

Periode 01 jul 12 X – 31 Dec 12 X: enkel compensatie in tijd!

01 Okt 12 X: compensatie in tijd van 20 hr - 20 hr

10 Dec 12 X: compensatie in tijd van 10 hr - 10 hr

31 Dec 12 X: Resterend saldo = + 01 hr

Overdracht van max. 38 hr naar fiche B 01 hr

(het gedeelte dat de 38 hr overschrijdt, zou betaald worden)

(ii) Fiche B

Aug 12 X: permanentie 24 hr van Zo op Ma = + 08 hr

Okt 12 X: Kamp BERGEN 3 weken (3 weekends) 3 x 16 hr = + 48 hr

(GEEN compensatie in tijd gezien de fiche A!)

31 Dec 12

X:

fiche B wordt afgesloten + 56 hr

Overdracht van fiche A: + 01 hr

Periode 01 Jan 13 X + 1 – 30 Jun 13 X + 1: enkel compensatie in

tijd

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 48 / 283

(b) Burgerpersoneel

Niet van toepassing

206. Aanrekening van de prestaties

a. Officiële aanrekening van een werkdag

(1) Een werkdag wordt in het algemeen aangerekend voor 7 hr 36'.

(2) Gerechtvaardigde afwezigheden worden aangerekend voor de normale arbeidsduur van

de beschouwde dag zoals deze voor de eenheid of volgens het toegelaten individuele

dienstrooster van het militair personeelslid werd vastgelegd.

Worden als gerechtvaardigde afwezigheden beschouwd:

(a) de dagen afwezigheid om gezondheidsredenen;

(b) de verlofdagen, de toegekende reisdagen, de bijzondere dienstontheffingen en de

compensatie in tijd zoals bepaald in dit reglement;

(c) de dagen gedurende dewelke het militair personeelslid geniet van een

dienstfaciliteit of ontheffing van dienst, toegestaan overeenkomstig het

tuchtreglement1 van Defensie, het reglement de instructie betreffende de

inwendige dienst2 (ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001) of in uitvoering van de

voorschriften in verband met de afwezigheid om gezondheidsredenen voor

militairen van het actief kader 3 (DGHR-REG-MEDIS-001);

(d) de afwezigheden om syndicale redenen overeenkomstig het syndicaal statuut;

(e) de feestdagen die op een werkdag vallen.

b. Deelstand “in vorming”4

Zoals vermeld in de Par. 202.b.(6) is de arbeidstijdregeling niet van toepassing op het

militair personeelslid in de deelstand “in vorming”.

Onder de deelstand “in vorming” wordt De deelstand “in vorming” is de deelstand van de

kandidaat-militairen tijdens de periode van opleiding en desgevallend de periode van

schoolvorming van hun kandidaatsperiode, met uitzondering van de militair die aanvaard

wordt om een vorming te volgen om opgenomen te worden in een andere

personeelscategorie5.

(1) de kandidaat-militair van het actief kader die nog niet in zijn eenheid van definitieve

aanwijzing is aangekomen, met uitzondering van:

(a) de beroepsmilitair die aanvaard wordt om een vorming te volgen om als

aanvullingsmilitair opgenomen te worden in de onmiddellijk hogere

personeelscategorie;

(b) de aanvullingsmilitair die aanvaard wordt om een vorming te volgen om in zijn

personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitair;

1 DGHR-REG-CARDI-001 2 ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001 3 DGHR-REG-MEDIS-001 4 A16-G1, Art 191, eerste lid 5 A16-Q1, Art 10 G1, Art 191, eerste lid

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 49 / 283

(c) de hulpofficier die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens

beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst geschrapt wordt als lid van het

gebrevetteerd varend personeel en die aanvaard wordt om een vorming te volgen

om te worden opgenomen als aanvullingsofficier;

(2) elke andere kandidaat die dient krachtens een dienstneming en die nog niet in zijn

eenheid van definitieve aanwijzing is aangekomen.

c. Deelstand “ in normale dienst”1

(1) Algemeen

(a) de dienstprestaties worden, in principe, voor hun werkelijke duur geteld;

(b) de occasionele dienstprestaties tussen 22 hr 00 en 06 hr 00 worden dubbel geteld;

(c) de dienstprestaties die recht geven op een toelage voor permanentie worden voor

een bepaalde forfaitaire duur geteld;

(d) de gerechtvaardigde afwezigheden worden voor een bepaalde forfaitaire duur

geteld.

(2) Aanrekening voor de werkelijke duur

De werkelijke duur van de geleverde dienstprestaties van de onderofficieren,

vrijwilligers en burgerpersoneelsleden wordt bepaald door slechts de tijd in aanmerking

te nemen dat het personeelslid werkelijk aanwezig is in zijn eenheid, in de

voorgeschreven kledij, op de aangewezen plaats van tewerkstelling en dit volgens het

uurrooster dat op hem van toepassing is.

(a) Beveiligingsopdracht (zie Par 209);

(b) Ploegendienst (zie Par 211);

(c) Permanentie (zie Par 213);

(d) Terugroepbaar personeel (zie Par 214);

(e) Chauffeur van autoriteiten (zie Par 215);

(f) Diverse voorschriften:

(i) Verplaatsingen

Verplaatsingen tussen de woonplaats en de Gewone Plaats van het Werk

(GPW) (en omgekeerd), worden nooit aangerekend als dienstprestatie. Een

verplaatsing naar een andere werkplaats dan de GPW gebeurt aan de hand

van een marsbevel en wordt aangerekend als dienstprestatie. De eenheids-

/korpscommandant die de verplaatsing voorschrijft, kan toelaten dat de

dienstreis begint en/of eindigt in de woonplaats van de militair. In dit geval

mag de duur van de verplaatsing in geen geval die tussen de GPW en de

plaats van de opdracht overtreffen2

Verplaatsingen die voortvloeien uit het toekennen van een dienstontheffing

ter gelegenheid van een onderbreking van een kampperiode worden niet

aangerekend.

Tijdens een dienstverplaatsing die niet beantwoordt aan de voorwaarden

voor het toekennen van een toelage, wordt alleen de werkelijke duur van de

door het commando ter plaatse opgelegde activiteiten aangerekend.

1 A16-G1, Art 191 zesde lid, en KB van 18 Mar 03 (BIP A-015),, Art 42 tot Art 44 2 BIP U-021-4, § 4.c.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 50 / 283

De verplaatsing van de GPW naar de plaats van de opdracht (en

omgekeerd) de eerste en de laatste dag van de opdracht wordt beschouwd

als een dienstreis en geeft eventueel recht op compensatie in tijd.

De verplaatsing tussen de plaats van de opdracht en de woon- of

verblijfplaats (en omgekeerd) in vervanging van logement ter plaatse

gedurende de opdracht wordt NIET beschouwd als een dienstprestatie en

geeft dus ook geen recht op compensatie in tijd.

(ii) Doktersbezoek en geneeskundige zorgen

Bij de geneesheer van de eenheid, bij een organisme van de medische

component of bij het Bestuur voor medische expertise (MEDEX)1

o Wordt als dienstprestatie aangerekend, het gedeelte van de tijd dat

valt tijdens de normale diensturen van de eenheid of dienst waartoe

betrokkene behoort en dat besteed wordt aan doktersbezoek of

geneeskundige zorgen (inclusief verplaatsingen).

o Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de duur van

een dagprestatie volgens het dienstrooster van betrokkene. De

doktersbezoeken en/of geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, kunnen geen aanleiding geven tot het presteren van

overuren waardoor er compensatie in tijd kan worden opgebouwd.

o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen, behalve in het kader

van het gezondheidstoezicht, op uren en dagen waarop de betrokkene

niet van dienst is, wordt niets aangerekend.

o Voor een controlebezoek tijdens een afwezigheid om

gezondheidsredenen wordt eveneens niets aangerekend.

Bij een burgergeneesheer of een burgerorganisme

o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen op uren en dagen waarop

de betrokkene niet van dienst is, wordt niets aangerekend.

o Gewone consultaties

Deze bezoeken dienen plaats te grijpen buiten de normale diensturen,

behalve in dringende gevallen of indien de door de geneesheer

vastgelegde consultatieuren dit niet toelaten. In dit geval dient een

dienstontheffing ten belope van de nodige tijd (verplaatsing

inbegrepen) te worden toegekend. Deze ontheffing dient tot de

minimum duur te worden beperkt, zonder nochtans de vrije keuze van

een arts te belemmeren en moet met een medisch getuigschrift van

de geconsulteerde geneesheer worden gerechtvaardigd. Indien aan

deze voorwaarden voldaan is, dient die dag dus enkel het resterende

uurkrediet volgens het dienstrooster van betrokkene gepresteerd te

worden.

Dat getuigschrift zal, in het kader van de bescherming van de

privacy, door het betrokken personeelslid overhandigd worden aan de

geneesheer van de eenheid, die op zijn beurt de eenheidscommandant

zal inlichten;

1 Voor het burgerpersoneel

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 51 / 283

Om een dergelijk bezoek af te leggen zal nooit verlof of compensatie

in tijd worden afgetrokken.

o Verwijzing door een militaire of aangenomen geneesheer 1

Bezoeken die worden voorgeschreven door een militaire of

aangenomen geneesheer, kunnen tijdens de normale diensturen

plaatsgrijpen.

Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de duur

van een dagprestatie volgens het dienstrooster van betrokkene. De

doktersbezoeken en/of geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, kunnen geen aanleiding geven tot het presteren

van overuren waardoor er compensatie in tijd kan worden opgebouwd.

o Gezondheidstoezicht 2

De activiteiten in het kader van het gezondheidstoezicht, aan het

personeelslid opgelegd door de bevoegde overheid of door de

preventieadviseur /arbeidsgeneesheer (militair of burger) van de

eenheid, vinden in principe plaats tijdens de normale diensturen. De

eenheids-/korpscommandant zal er over waken dat het personeelslid

zich aanbiedt op het opgelegde tijdstip. Indien deze activiteiten

worden opgelegd buiten de diensturen, worden zij in aanmerking

genomen (verplaatsing inbegrepen) in het kader van de compensatie in

tijd.

(iii) Maaltijden, vrije tijd, rustperiodes

Onderbrekingen voor maaltijden, vrije tijd en rust worden niet aangerekend

als dienstprestaties, behalve indien de onderbreking de 15’ niet overschrijdt

(onderbreking tussen twee lessen, break,...). Voor oefeningen van minder dan

24 hr wordt de duur van de maaltijden evenwel niet als dienstprestatie

aangerekend, indien het commando voor het nemen van de maaltijden de

oefening onderbreekt en de deelnemers de vrije keuze laat van de plaats

waar deze maaltijden zullen worden genomen.

(3) Forfaitaire Aanrekening

(a) De permanenties

(i) De permanenties op werkdagen worden forfaitair aangerekend voor de

normale arbeidsduur van de beschouwde dag, zoals deze in het dienstrooster

is vastgelegd (in principe 7 hr 36’).

(ii) De permanenties op zaterdag, zondag, feestdag of hiermee gelijkgestelde

dagen worden, forfaitair voor 08 hr per beschouwde dag aangerekend.

(iii) De operationele, territoriale en protocollaire permanenties geven recht op

een toelage van 5/1850 per 24 hr 3.

1 AO-J/719 B 2 Het vroegere arbeidsgeneeskundige onderzoek 3 KB van 18 Mar 03 (BIP A-015), Art 27

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 52 / 283

(b) Gerechtvaardigde afwezigheden worden aangerekend als een forfaitaire

dagprestatie gelijk aan de normale arbeidsduur van de beschouwde werkdag zoals

deze voor de eenheid of volgens het toegelaten individuele dienstrooster van het

militair personeelslid werd vastgelegd:

(i) de dagen afwezigheid om gezondheidsredenen;

(ii) de verlofdagen, de toegekende reisdagen, de bijzondere dienstontheffingen

en de compensatie in tijd zoals bepaald in dit reglement;

(iii) de dagen gedurende dewelke het militair personeelslid geniet van een

dienstfaciliteit of ontheffing van dienst, toegestaan overeenkomstig het

tuchtreglement1 van Defensie, het reglement de instructie betreffende de

inwendige dienst2 (ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001) of in uitvoering van de

voorschriften in verband met de afwezigheid om gezondheidsredenen voor

militairen van het actief kader 3 (DGHR-REG-MEDIS-001);

(iv) de afwezigheden om syndicale redenen overeenkomstig het syndicaal statuut;

(v) de feestdagen die op een werkdag vallen.

(4) Het militair personeelslid dat een paramedische functie bekleedt en dat een

weddencomplement geniet voor het uitvoeren van buitengewone prestaties4, is

uitgesloten5 van:

(a) de forfaitaire dagtoelage voor dienstprestaties volbracht op zaterdag, zon- of

feestdag, ongeacht het aantal volbrachte dienstprestaties per dag of de duur

ervan;

(b) de toepassing van de dubbele aanrekening van de occasionele nachtprestaties

(tussen 22 hr 00 en 06 hr 00);

(c) de toepassing van de forfaitaire aanrekening van de prestaties uitgevoerd op

zaterdag, zon- en feestdagen.

d. Deelstand "in intensieve dienst" (= oefening of manoevers van minimum 24 hr)6

(1) Werkdagen

De dienstprestaties verricht op werkdagen worden forfaitair voor de normale

arbeidsduur van de beschouwde dag , zoals deze in het dienstrooster is vastgelegd,

aangerekend (in principe 7 hr 36’).

(2) Zaterdagen, zon- en feestdagen worden forfaitair voor 8 hr aangerekend.

e. Deelstanden “in militaire bijstand”, "in hulpverlening" en "in operationele inzet" 7

In deze deelstanden worden alle gepresteerde dagen, forfaitair voor de normale

arbeidsduur van de beschouwde dag, zoals deze in het dienstrooster is vastgelegd,

aangerekend.

(1) Werkdagen: In principe 7 hr 36’;

(2) Zaterdagen, zon- en feestdagen: 0 hr.

1 DGHR-REG-CARDI-001 2 ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001 3 DGHR-REG-MEDIS-001 4 KB van 06 Dec 01 (BIP N-063-1) 5 KB van 18 Mar 03 (BIP A-015), Art 1, § 6 6 KB van 18 Mar 03 (BIP A-015), Art 45 7 KB van 18 Mar 03 (BIP A-015), Art 46

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 53 / 283

207. Organisatie van de dienstactiviteiten

Het is de plicht van elk commando-echelon het activiteitenprogramma zodanig op te stellen dat:

a. voor de wekelijkse arbeidsduur:

Het overschrijden van de normale wekelijkse arbeidsduur door dienstnoodwendigheden tot

een strikt minimum wordt beperkt, uiteraard rekening houdend met zowel de werkelijke als

de forfaitaire aanrekening van de prestaties.

b. voor de werklast:

Deze op een gelijkmatige en billijke manier wordt verdeeld tussen alle militairen van

eenzelfde personeelscategorie.

208. Controle

a. Algemeen principe

De controle op de naleving van de dienstregeling is de bevoegdheid van de autoriteit die

deze toestaat.

b. Soorten van registratie

Voor de controle van de variabele arbeidstijden zijn drie soorten van registratie mogelijk:

(1) De individuele controle 1

De controle zal geschieden aan de hand van genummerde blanco-lijsten die door de

betrokken personeelsleden in de voor- en namiddag, bij aankomst en vertrek,

persoonlijk worden ingevuld met vermelding van naam, uur en korttekening. De invulling

van de lijsten zal geschieden in chronologische volgorde van aankomst en onder het

toezicht van een aan te wijzen officier of ambtenaar van niveau 1, bijgestaan door een

personeelslid van een lager niveau.

(2) De prikklokkaart 2

De prikklok drukt de datum en uur van binnenkomen en vertrek, alsook de aanvang en

het einde van de middagpauze op de prikklokkaart.

(3) Net van badge-leesknoppen verbonden met een computer 3

Een of meer badge-leesknoppen zenden naar een informatieverwerkende eenheid de

gegevens die op een individuele badge zijn aangebracht en waardoor de houder kan

worden geïdentificeerd. Het geheel is gekoppeld aan een klok. Een drukeenheid

verschaft geregeld de staat van de prestaties van elk personeelslid.

209. Werken op afstand

Zie Par 218 - steekkaart werken op afstand.

Defensie wil zich in het kader van werken op afstand opstellen als een moderne werkgever. De

ambitie van Defensie voor deze vorm van werkorganisatie is neutraal. Defensie wil binnen de

middelen van Defensie het werken op afstand noch stimuleren, noch afremmen, maar mogelijk

maken telkens wanneer aan de basisprincipes voor het werken op afstand is voldaan. Hoewel

niemand uitgesloten wordt om gebruik te maken van het systeem, is het een feit dat het niet

mogelijk is om elke taak op afstand uit te voeren. Onder geen beding kan dit systeem gebruikt

worden om medewerkers op een alternatieve manier overtijd te laten compenseren of

gunstregimes in het leven te roepen. In het systeem zijn zowel het begrip “werken” als het

1 Omzendbrief nr 120 van 31 Okt 79 2 Omzendbrief nr 80 van 27 Apr 78 3 Omzendbrief nr 80 van 27 Apr 78

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 54 / 283

begrip “op afstand” cruciaal. Wanneer het systeem goed toegepast wordt, ontstaat er een win-

winsituatie voor de organisatie en het individu, omdat er voor elke prestatie in deze vorm van

arbeidsorganisatie een op voorhand te behalen objectief vastgelegd wordt.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 55 / 283

210. Steekkaart Beveiligingsopdracht (wachtprestaties)

a. Definitie

Ononderbroken dienstprestatie van minstens tien uren die tot doel heeft militaire of

burgerlijke doelwitten te beveiligen en die gekenmerkt wordt door het feit dat het

personeelslid dat deze uitvoert, gewapend blijft en de onmiddellijke omgeving van de te

beveiligen doelwitten niet verlaat.

b. Wachtsystemen en types wachtpersoneel1

(1) Er bestaan 3 wachtsystemen:

(a) De professionele wacht;

(b) De organieke wacht;

(c) De gemengde wacht.

(2) Er zijn 2 types wachtpersoneel:

(a) Het professioneel wachtpersoneel (nachtwakers);

(b) Het occasioneel wachtpersoneel.

De wachtprestatie wordt verricht als bijkomende dienstprestatie en houdt geen

verband met de normale functie van dit personeel.

c. Aanrekening van de prestaties voor het professioneel wachtpersoneel

Zie Steekkaart “Nachtwakers” (Deel I Hfdst 2 Par 211 210)

d. Aanrekening van de prestaties voor het occasioneel wachtpersoneel

(1) Deelstand “in normale dienst”

(a) Algemeen

(i) de dienstprestaties worden voor hun werkelijke duur geteld;

(ii) de occasionele dienstprestaties tussen 22 hr 00 en 06 hr 00 worden dubbel

geteld (vanaf 01 Okt 03).

(b) Diverse voorschriften

(i) Verplaatsingen

Verplaatsingen tussen de woonplaats en de Gewone Plaats van het Werk

(GPW) (en omgekeerd), worden nooit aangerekend als dienstprestatie. Een

verplaatsing naar een andere werkplaats dan de GPW gebeurt aan de hand

van een marsbevel en wordt aangerekend als dienstprestatie. De eenheids-

/korpscommandant die de verplaatsing voorschrijft, kan toelaten dat de

dienstreis begint en/of eindigt in de woonplaats van de militair. In dit geval

mag de duur van de verplaatsing in geen geval die tussen de GPW en de

plaats van de opdracht overtreffen2

Verplaatsingen die voortvloeien uit het toekennen van een dienstontheffing

ter gelegenheid van een onderbreking van een kampperiode worden niet

aangerekend;

Tijdens een dienstverplaatsing die niet beantwoordt aan de voorwaarden

voor het toekennen van een toelage, wordt alleen de werkelijke duur van de

door het commando ter plaatse opgelegde activiteiten aangerekend.

1 ACOT-SPS-DEFINST-DFSQ-001 2 BIP U-021-4, § 4.c.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 56 / 283

De verplaatsing van de GPW naar de plaats van de opdracht (en

omgekeerd) de eerste en de laatste dag van de opdracht wordt beschouwd

als een dienstreis en geeft eventueel recht op compensatie in tijd.

De verplaatsing tussen de plaats van de opdracht en de woon- of

verblijfplaats (en omgekeerd) in vervanging van logement ter plaatse

gedurende de opdracht wordt NIET beschouwd als een dienstprestatie en

geeft dus ook geen recht op compensatie in tijd.

(ii) Doktersbezoek en geneeskundige zorgen

Bij de eenheidsgeneesheer, bij een organisme van de medische component

of bij het Bestuur voor medische expertise (MEDEX)1

o Wordt als dienstprestatie aangerekend, het gedeelte van de tijd dat

valt tijdens de normale diensturen van de eenheid of dienst waartoe

betrokkene behoort en dat besteed wordt aan doktersbezoek of

geneeskundige zorgen (inclusief verplaatsingen).

o Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de duur van

een dagprestatie volgens het dienstrooster van betrokkene. De

doktersbezoeken en/of geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, kunnen geen aanleiding geven tot het presteren van

overuren waardoor er compensatie in tijd kan worden opgebouwd.

o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen, behalve in het kader

van het gezondheidstoezicht, op uren en dagen waarop de betrokkene

niet van dienst is, wordt niets aangerekend.

o Voor een controlebezoek tijdens een afwezigheid om

gezondheidsredenen wordt eveneens niets aangerekend.

Bij een burgergeneesheer of een burgerorganisme

o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen op uren en dagen waarop

de betrokkene niet van dienst is, wordt niets aangerekend.

o Gewone consultaties

Deze bezoeken dienen plaats te grijpen buiten de normale diensturen,

behalve in dringende gevallen of indien de door de geneesheer

vastgelegde consultatieuren dit niet toelaten. In dit geval dient een

dienstontheffing ten belope van de nodige tijd (verplaatsing

inbegrepen) te worden toegekend. Deze ontheffing dient tot de

minimum duur te worden beperkt, zonder nochtans de vrije keuze van

een arts te belemmeren en moet met een medisch getuigschrift van

de geconsulteerde geneesheer worden gerechtvaardigd. Indien aan

deze voorwaarden voldaan is, dient die dag dus enkel het resterende

uurkrediet volgens het dienstrooster van betrokkene gepresteerd te

worden. Dat getuigschrift zal, in het kader van de bescherming van

de privacy, door de betrokken militair overhandigd worden aan de

eenheidsgeneesheer, die op zijn beurt de eenheidscommandant zal

inlichten;

1 Voor het burgerpersoneel

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 57 / 283

Om een dergelijk bezoek af te leggen zal nooit verlof of compensatie

in tijd worden afgetrokken.

o Verwijzing door een militaire of aangenomen geneesheer1

Bezoeken die worden voorgeschreven door een militaire of

aangenomen geneesheer, kunnen tijdens de normale diensturen

plaatsgrijpen.

Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de duur

van een dagprestatie volgens het dienstrooster van betrokkene. De

doktersbezoeken en/of geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, kunnen geen aanleiding geven tot het presteren

van overuren waardoor er compensatie in tijd kan worden opgebouwd.

Gezondheidstoezicht

De activiteiten in het kader van het gezondheidstoezicht, aan het

personeelslid opgelegd door de bevoegde overheid of door de

preventieadviseur/arbeidsgeneesheer (militair of burger) van de eenheid,

vinden in principe plaats tijdens de normale diensturen. De eenheids-

/korpscommandant zal er over waken dat het personeelslid zich aanbiedt

op het opgelegde tijdstip. Indien deze activiteiten worden opgelegd buiten

de diensturen, worden zij in aanmerking genomen (verplaatsing

inbegrepen) in het kader van de compensatie in tijd.

(iii) Maaltijden, vrije tijd, rustperiodes

Onderbrekingen voor maaltijden, met een maximum van 30’, worden

aangerekend als dienstprestaties.

(2) Deelstand “in vorming”

Niet van toepassing.

1 AO-J/719 B

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 58 / 283

211. Steekkaart Nachtwakers

a. Definitie

Een nachtwaker is een personeelslid dat een Beroep Hoofdkwalificatie (BHK) “waker” of

“waker-hondenmeester” heeft en die een als dusdanig op de organieke tabellen hernomen

betrekking uitoefent. Deze betrekking houdt in dat het wezenlijke van de dienstprestaties

buiten de normale diensturen valt.

Dit personeel wordt in de professionele of in een gemengde wacht ingezet.

Komen in aanmerking als:

(1) “waker-hondenmeester”, het personeelslid met als BHK:

(a) Onderofficier: SU26X

(b) Vrijwilliger: SU56X

(2) “waker”, het personeelslid met als BHK:

(a) Onderofficier: GM34W

(b) Vrijwilliger: GM64W

(3) Algemene voorwaarde: de functie “waker-hondenmeester” of “waker” moet effectief

uitgevoerd worden.

(4) Het professioneel wachtpersoneel bekleedt een exclusieve functie.

Opmerkingen

(a) Het wachtpersoneel kan wel ingezet worden voor bewakings- en

beveiligingsopdrachten van gevoelige militaire punten buiten het kwartier op bevel

van de kwartiercommandant vermits dit behoort tot hun hoofdfunctie. Een inzet

voor een dergelijke opdracht mag echter de uitvoering van de bewakings- en

beveiligingsopdracht van het kwartier niet in het gedrang brengen en mag

bovendien géén overschrijding van de jaarnorm van de te presteren uren (1.618 hr)

teweeg brengen.

(b) Enkel in uitzonderlijke omstandigheden en mits vervanging kan het personeel

ingezet worden voor operationele noodwendigheden. In dit geval valt betrokkene

terug onder de normale dienstregeling van 38 hr per week.

(5) De functies van “waker-hondenmeester en waker” zijn in principe doorstroomfuncties.

Er kan dus a priori niet uitgesloten worden dat het Pers, na zijn periode als “waker”,

opnieuw geaffecteerd wordt in een operationele functie, waarvoor het nog steeds de

kwalificaties en brevetten nodig zal hebben, vereist voor deze functie.

Het Pers dat een functie als “waker-hondenmeester en waker” uitoefent, moet binnen

de te presteren jaarnorm in staat gesteld worden om behaalde brevetten en

kwalificaties te onderhouden. De militaire autoriteit zal erover waken dat de militair de

kans krijgt zijn fysieke conditie, zijn kennis en geschiktheden op niveau te houden

teneinde opgenomen te kunnen worden in de operationele reserve.1

De behoefte om de operationele brevetten en kwalificaties te onderhouden vervalt

echter voor het Pers dat als laatste functie voor pensionering een functie als “waker-

hondenmeester en waker” bekleedt.

1 ACOT-SPS-DEFINST-DFSQ-001

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 59 / 283

b. Dienstregeling

(1) De normale duur van de prestaties is vastgesteld op een gemiddelde van 38 hr per week,

zijnde zeven dagen.

(2) De planning van de te leveren prestaties wordt bij voorkeur op jaarbasis opgemaakt,

rekeninghoudend met een gemiddelde prestatie van 38 hr per week over een periode

van 6 maanden. Deze planning bevat de dagen waarop betrokkene al dan niet prestaties

dient te leveren. De overheid moet erover waken dat de jaarnorm van het aantal te

leveren prestaties ten laatste via de planning van het vierde trimester bereikt wordt.

Ingeval de jaarnorm wordt overschreden, dient het teveel in mindering te worden

gebracht in het volgende jaar. Een tekort van maximum 38 uur wordt eveneens

overgedragen naar het volgende jaar.

Uitzondering:

Indien het personeelslid voor operationele noodwendigheden wordt ingezet, treedt hij

tijdelijk (voorbereidingsperiode – operatie - dienstontheffing na Ops) uit het systeem

“nachtwaker” (met jaarnorm 1618 hr) om in de normale dienstregeling (38 hr per week)

en in de deelstand “in operationele inzet” (eventueel ook tijdens de voorbereiding van de

Ops in de deelstand “in intensieve dienst”) te stappen.

(3) De berekening van de jaarnorm gebeurt als volgt:

(a) Militaire personeelsleden

52 weken x 38 hr = 1.976 hr. Daarvan worden de 30 verlofdagen, de 14 feestdagen

en de 3 dagen dienstontheffingen van het Departement in mindering gebracht, nl.

1.976 hr – (47 dagen x 7 hr 36’) = 1.618 hr.

(b) Burgerpersoneelsleden

52 weken x 38 hr = 1.976 hr. Daarvan worden de 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32 of 33

(verlofdagen in functie van de leeftijd van het personeelslid), de 14 feestdagen en

de 3 dagen dienstvrijstelling van het Departement in mindering gebracht.

(c) Opmerking

(i) Eventuele collectieve dienstontheffingen/-vrijstellingen toegekend door de

directeur-generaal HR moeten eveneens in mindering worden gebracht van de

jaarnorm overeenkomstig de bepalingen van Deel III – Hoofdstuk I - Par

102.e. inzake de gewone dienstontheffingen.

(ii) Ondanks het feit dat het vakantieverlof, de feestdagen en de

dienstontheffing van het Departement reeds in mindering werden gebracht

van de te presteren jaarnorm wordt aan het personeelslid gevraagd een

verlofaanvraag 1 in te dienen via het verslag van de eenheidscommandant voor

de periode waarin hij zijn vakantieverlof, een feestdag of een

dienstontheffing van het Departement wenst te nemen. Deze aanvraag laat

toe een onderscheid te maken tussen de dagen dat het personeelslid geen

dienstprestaties levert en de dagen dat hij met vakantieverlof of

dienstontheffing van het Departement is.

1 Aanvraagformulier in bijlage C

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 60 / 283

Het personeelslid zal in totaal over 47 “beschermde” dagen kunnen

beschikken: 30 verlofdagen, 14 dagen feestdagen en de 3 dagen

Dienstontheffing van het Departement.

Onder voorbehoud van Par 106.a. (3) & Par 107 .a. van het Deel I-

Hoofdstuk 1 zal de betrokken militair niet oproepbaar zijn voor de normale

dienst tijdens de “beschermde” dagen.

Een groot jaarlijks verlof van een minimumduur van drieëntwintig

opeenvolgende kalenderdagen gedurende de periode van 01 juni tot 30

september dient gewaarborgd aan het personeelslid dat het aanvraagt. Een

verlenging van deze periode kan slechts worden toegestaan voor zover de

vereisten van de dienst dit mogelijk maken.

(4) Dienstrooster:

(a) Onderofficier “Hoofd van Bewaking” in een rol van 24 hr (vb. 08 hr 00 - 08 hr 00);

(b) Vrijwilliger “Wakerhondenmeester” in een rol van 16 hr (16 hr 00 - 08 hr 00) of 24

hr (Weekend);

(c) Vrijwilliger “Waker” in een rol van 16 hr (16 hr 00 – 08 hr 00) of 24 hr (Weekend),

in vervanging van Wakerhondenmeester;

(d) Vrijwilliger "Waker" in een rol van 24 hr (08 hr 00 - 08 hr 00).

c. Aanrekening van de prestaties

(1) Deelstand “in normale dienst”

(a) Aanrekening van de werkelijke duur

(i) De dienstprestaties in het kader van de nachtwakers worden voor hun

werkelijke duur in aanmerking genomen.

(ii) De duur van de dienstprestaties uitgevoerd tussen 22 hr 00 en 06 hr 00

worden niet dubbel aangerekend.

(iii) Verloven en gewone collectieve dienstontheffingen

De verloven, met uitzondering van de vakantie- en compensatieverloven,

worden in mindering gebracht van de te presteren jaarnorm a rato van 7 hr

36’. De gewone collectieve dienstontheffingen worden in functie van de

toegekende duur verrekend overeenkomstig de bepalingen van Deel III –

Hoofdstuk I - Par 102.e. inzake de gewone dienstontheffingen.

(iv) Elke andere gerechtvaardigde afwezigheid van één of meer dagen, die valt

tijdens de voorziene planning van de dienst, wordt aangerekend voor de

werkelijke duur van de voorziene prestatie. Indien deze andere

afwezigheden vallen buiten de voorziene planning, worden deze voor 7 hr 36’

aangerekend. Dit houdt in dat indien betrokkene gepland was om die dag geen

prestaties te leveren, de werkelijke duur van de voorziene prestatie 0 Min

bedraagt.

Onder gerechtvaardigde afwezigheid wordt begrepen:

de gewone - en bijzondere dienstontheffingen zoals bepaald in dit

reglement;

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 61 / 283

de dagen gedurende dewelke het militair personeelslid geniet van een

dienstfaciliteit of ontheffing van dienst, toegestaan overeenkomstig het

tuchtreglement1 van Defensie, het reglement de instructie betreffende de

inwendige dienst2 (ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001) of in uitvoering van de

voorschriften in verband met de afwezigheid om gezondheidsredenen voor

militairen van het actief kader 3 (DGHR-REG-MEDIS-001);

de afwezigheden om syndicale redenen overeenkomstig het syndicaal

statuut;

Opmerking

Indien een vakbondsverlof gevraagd wordt om deel te nemen aan een

effectieve of voorbereidende vergadering van het:

Onderhandelingscomité (CONEGO)

Hoog Overlegcomité (HOC)

Basisoverlegcomité (BOC) waaronder de nachtwaker ressorteert

elke syndicale activiteit

georganiseerd door de overheid en die plaats vindt tijdens de

voorziene planning, op een werkdag waarop de lokale afgevaardigde

volgens zijn dienstrooster geen prestatie moet leveren, wordt de

duur van de vergadering of het behandelde punt4 aangerekend als

dienstprestatie en in mindering gebracht van zijn jaarnorm, mits

voorlegging van een persoonlijke oproeping van een verantwoordelijke

leider van zijn vakorganisatie.

Het aanrekenen als dienstprestatie kan 7 hr 36’ per werkdag niet

overschrijden.

Indien deze mindering van de jaarnorm niet verenigbaar is met het

uitoefenen van zijn functie, zal betrokkene of de korpscommandant

aan DG HR een andere functie vragen.

COMMENTAAR: Deze opmerking is ook opgenomen in de steekkaart

PLOEGENDIENST.

Omstandigheidsverloven

o De omstandigheidsverloven die worden toegestaan omdat de

aanwezigheid van de betrokken militair op een welbepaalde dag

noodzakelijk is (bvb oproep tot verschijning voor een gerechtscollege),

worden aangerekend voor de werkelijke duur van de voorziene prestatie,

zoals voorzien voor de afwezigheden in Par 211 210, c, (1)(a)(iv).

o De omstandigheidsverloven die kunnen worden opgenomen naargelang de

persoonlijke situatie en behoefte van de betrokken militair, omdat een

bepaalde gebeurtenis, die recht geeft op omstandigheidsverlof, zich

voordoet (bvb huwelijk), worden in mindering gebracht van de te

1 DGHR-REG-CARDI-001 2 ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001 3 DGHR-REG-MEDIS-001 4 De Voorzitter bepaalt de duur van de vergadering of het behandelde punt.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 62 / 283

presteren jaarnorm a rato van 7 hr 36’, zoals voorzien voor de

afwezigheden in Par Par 211 210, c, (1)(a)(iii).

(v) Afwezigheden om gezondheidsredenen (AGR)

In geval van een AGR van “korte duur”, dit is een afwezigheid van maximum

14 opeenvolgende dagen:

o Een AGR van één of meer dagen, die valt tijdens de voorziene planning

van de dienst, wordt aangerekend voor de werkelijke duur van de

voorziene prestatie.

o Indien de afwezigheden vallen buiten de voorziene planning, worden deze

voor 0 hr aangerekend. Dit houdt in dat indien betrokkene gepland was

om die dag geen prestaties te leveren, de werkelijke duur van de

voorziene prestatie 0 Min bedraagt.

In geval van een AGR van “lange duur”, dit is een AGR vanaf 15

opeenvolgende dagen:

o Tijdens de periode van AGR wordt de betrokken militair tijdelijk van de

voorziene planning van de dienst gehaald;

o Met terugwerkende kracht, vanaf de eerste dag AGR, wordt forfaitair 7

hr 36’ per werkdag, zoals deze voor de eenheid van de militair werd

vastgelegd, als dienstprestatie aangerekend.

(vi) Uittreden uit het systeem in de loop van het jaar: vaststelling van het recht

op verlof

In principe gebeurt het intreden in de functie van waker-hondenmeester of

waker op 01 jan van het kalenderjaar. Het uittreden in principe op

31 dec van het kalenderjaar.

Indien dit principe niet aangehouden kan worden, wordt de vaststelling van

het recht op verlof berekend volgens de onderstaande methode.

Een nachtwaker moet volgens de jaarnorm 1.618 hr presteren. Dit betekent

dat de nachtwaker op datum van 01 Jan voor het komende kalenderjaar

1.618 “Nog Te Presteren uren” (NTP) heeft. Per prestatie als nachtwaker,

incl. AGR, omstandigheidsverlof en dergelijke, vermindert het overblijvende

pakket “Nog Te Presteren uren” (NTP).

Op de datum dat betrokkene de dienst als nachtwaker verlaat, berekent

men het “Kan Nog Presteren” (KNP) voor de rest van het kalenderjaar. Dit

is het resterend potentieel aan werkdagen verminderd met de resterende

zater-, zon-, feestdagen en compensatieverlofdagen. Elke dag telt

07 h 36 werkuren; men vermenigvuldigt dus met 7,6; dit geeft het KNP in

uren.

Men neemt de 1.618 hr waarvan men de reeds gepresteerde uren in

mindering brengt; dit geeft als resultaat NTP uren voor de rest van het

kalenderjaar.

Men maakt het verschil tussen de nog beschikbare uren (KNP) en de nog te

presteren uren (NTP); dit verschil geeft het aantal uren (verlof of

dienstontheffingen) waarover belanghebbende nog beschikt.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 63 / 283

Dit aantal uren wordt omgezet in aantal dagen berekend a rata van

07 hr36/dag, concreet het aantal uren delen door 7,6. Dit geeft het aantal

verlofdagen of dienstontheffingen waarover belanghebbende nog beschikt.

Indien KNP < NTP, beschikt betrokkene NIET meer over voldoende

werkdagen om de vereiste jaarlijkse prestaties te leveren. Hij zal in dat

geval ook niet meer over verlof beschikken (naast de voorziene feestdagen

en compensatieverlofdagen).

Bovendien zal hij verplicht zijn dit tekort, met een maximum van 38 hr, als

negatieve compensatie over te dragen naar het volgende jaar.

Voorbeeld

o Betrokkene heeft tijdens Jan-Mar reeds 405 hr gepresteerd als

nachtwaker;

o NTP = 1.618 hr – 405 hr = 1.213 hr;

o KNP = resterende effectieve werkdagen Apr-Dec (179 dagen) x 7,6 hr =

1.360,4 hr;

o KNP – NTP = 1.360,4 hr – 1.213 hr = 147,4 hr;

o 147,4 hr/7,6 hr = 19,4 dagen resterend verlof (wordt naar boven

afgerond in het voordeel van belanghebbende).

(vii) Tijdelijke uittreding voor operationele inzet

De basis blijft de jaarnorm 1.618 hr waarvan de al gepresteerde uren als

nachtwaker en de prestaties geleverd in de normale dienstregeling en de

deelstanden “in operationele inzet” en “in intensieve dienst” worden

afgetrokken. Het saldo is wat betrokkene na terugkeer als “nachtwaker” nog

moet presteren voor het einde van het jaar.

Voorbeeld

01 Jan-31 Mar (nachtwaker): 1.618 hr – 405 hr (werkelijke duur van de

prestaties) = 1213 hr

01-30 Apr (voorbereiding Ops): Vanaf dit moment (en tot terugkomst in

het nachtwakersysteem) worden de prestaties enkel op basis van de

normale dienstregeling, de eventuele deelstand in intensieve dienst en

operationele inzet berekend. In het geval van dit voorbeeld: 15 normale

werkdagen x 7 hr 36’ en 8 dagen oefening (inclusief WE) : 6 x 7 hr 36’ + 2

x 8 hr (WE) in intensieve dienst = 175 hr 36’ in totaal

01 Mei-31 Aug (in operationele inzet): 83 werkdagen x 7 hr 36’ = 630 hr

48’

01-13 Sep (UNO-dienstontheffing na Ops): 9 werkdagen x 7 hr 36’ = 68

hr 24’

14 Sep – 31 Dec: Vanaf hier worden de prestaties van betrokkene terug

gerekend voor de werkelijke duur: 1.213 hr - 175 hr 36’ - 630 hr 48’ – 68

hr 24’ = 338 hr 12’ (nog te presteren als nachtwaker tegen het einde van

het jaar).

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 64 / 283

(b) Diverse voorschriften

(i) Verplaatsingen

Verplaatsingen tussen de woonplaats en de Gewone Plaats van het Werk

(GPW) (en omgekeerd), worden nooit aangerekend als dienstprestatie. Een

verplaatsing naar een andere werkplaats dan de GPW gebeurt aan de hand

van een marsbevel en wordt aangerekend als dienstprestatie; De eenheids-

/korpscommandant die de verplaatsing voorschrijft, kan toelaten dat de

dienstreis begint en/of eindigt in de woonplaats van de militair.

In dit geval mag de duur van de verplaatsing in geen geval die tussen de

GPW en de plaats van de opdracht overtreffen1

Tijdens een dienstverplaatsing die niet beantwoordt aan de voorwaarden

voor het toekennen van een toelage, wordt alleen de werkelijke duur van de

door het commando ter plaatse opgelegde activiteiten aangerekend.

De verplaatsing van de GPW naar de plaats van de opdracht (en

omgekeerd) de eerste en de laatste dag van de opdracht wordt beschouwd

als een dienstreis en geeft eventueel recht op compensatie in tijd.

De verplaatsing tussen de plaats van de opdracht en de woon- of

verblijfplaats (en omgekeerd) in vervanging van logement ter plaatse

gedurende de opdracht wordt niet beschouwd als een dienstprestatie en

geeft géén recht op compensatie in tijd.

(ii) Doktersbezoek en geneeskundige zorgen

Bij de geneesheer van de eenheid, bij een organisme van de medische

component of het Bestuur voor medische expertise (MEDEX) 2

o Wordt als dienstprestatie aangerekend, het gedeelte van de tijd dat

valt tijdens de normale diensturen van de eenheid en dat besteed wordt

aan doktersbezoek of geneeskundige zorgen (inclusief verplaatsingen).

o Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de duur van

een dagprestatie volgens het dienstrooster van betrokkene. De

doktersbezoeken en/of geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, kunnen geen aanleiding geven tot het presteren van

overuren waardoor er compensatie in tijd kan worden opgebouwd.

o Voor een controlebezoek tijdens een afwezigheid om

gezondheidsredenen wordt niets aangerekend.

Bij een burgergeneesheer of een burgerorganisme

o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen op uren en dagen waarop

de betrokkene niet van dienst is, wordt niets aangerekend.

o Gewone consultaties

Deze bezoeken dienen plaats te grijpen buiten de normale diensturen,

behalve in dringende gevallen of indien de door de geneesheer

vastgelegde consultatieuren dit niet toelaten. In dit geval dient een

dienstontheffing ten belope van de nodige tijd (verplaatsing

inbegrepen) te worden toegekend.

1 BIP U-021-4, § 4.c. 2 Voor het burgerpersoneel

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 65 / 283

Deze ontheffing dient tot de minimum duur te worden beperkt,

zonder nochtans de vrije keuze van een arts te belemmeren, en moet

met een medisch getuigschrift van de geconsulteerde geneesheer

worden gerechtvaardigd. Indien aan deze voorwaarden voldaan is,

dient die dag dus enkel het resterende uurkrediet volgens het

dienstrooster van betrokkene gepresteerd te worden. Dat

getuigschrift zal, in het kader van de bescherming van de privacy,

door het betrokken personeelslid overhandigd worden aan de

geneesheer van de eenheid, die op zijn beurt de eenheidscommandant

zal inlichten.

Om een dergelijk bezoek af te leggen zal nooit verlof of compensatie

in tijd worden afgetrokken.

o Verwijzing door een militaire of aangenomen geneesheer 1

Bezoeken die worden voorgeschreven door een militaire of

aangenomen geneesheer, kunnen tijdens de normale diensturen

plaatsgrijpen;

Wordt als dienstprestatie aangerekend, het gedeelte van de tijd dat

valt tijdens de normale diensturen van de eenheid en dat besteed

wordt aan doktersbezoek of geneeskundige zorgen (inclusief

verplaatsingen).

Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de duur

van een dagprestatie volgens het dienstrooster van betrokkene. De

doktersbezoeken en/of geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, kunnen geen aanleiding geven tot het presteren

van overuren waardoor er compensatie in tijd kan worden opgebouwd.

Gezondheidstoezicht

De activiteiten in het kader van het gezondheidstoezicht, aan het

personeelslid opgelegd door de bevoegde overheid of door de

preventieadviseur/arbeidsgeneesheer (militair of burger) van de eenheid,

vinden in principe plaats tijdens de normale diensturen. De eenheids-

/korpscommandant zal er over waken dat het personeelslid zich aanbiedt

op het opgelegde tijdstip. Indien deze activiteiten worden opgelegd buiten

de diensturen, worden zij in aanmerking genomen (verplaatsing

inbegrepen) als dienstprestatie.

(iii) Maaltijden, vrije tijd, rustperiodes

Onderbrekingen voor maaltijden, met een maximum van 30’, worden

aangerekend als dienstprestaties.

(2) Deelstand “in intensieve dienst” (= oefening of manoeuvre van minimum 24 hr)

Deze deelstand is niet van toepassing op de nachtwakers, tenzij voor

trainingsactiviteiten die tot doel hebben de vereiste competenties voor nachtwaker te

verwerven of te behouden.

(3) Deelstanden “in militaire bijstand”, “in hulpverlening” en ”in operationele inzet”

Deze deelstanden zijn niet van toepassing op de nachtwakers.

1 AO-J/719 B

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 66 / 283

(4) Deelstand “in vorming”

Deze deelstand is niet van toepassing op de nachtwakers.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 67 / 283

212. Steekkaart Ploegendienst

a. Definitie

Een ploegendienst is een dienstregeling waarbij een welbepaalde doorlopende opdracht of

een reeks van opdrachten uitgevoerd wordt door militairen en/of burgerpersoneelsleden die

uitsluitend die opdracht of opdrachten uitvoeren en die elkaar op voorziene tijdstippen

afwisselen, met een maximumduur van 24 hr per prestatie.

De dienst wordt verzekerd 24 hr op 24 hr.

b. Dienstregeling

(1) De normale duur van de prestaties is vastgesteld op een gemiddelde van 38 hr per week.

(2) De planning van de te leveren prestaties wordt bij voorkeur op jaarbasis opgemaakt,

rekeninghoudend met een gemiddelde prestatie van 38 hr per week over een periode

van 6 maanden. Deze planning bevat de dagen waarop betrokkene al dan niet prestaties

dient te leveren. De overheid moet erover waken dat de jaarnorm van het aantal te

leveren prestaties ten laatste via de planning van het vierde trimester bereikt wordt.

Ingeval de jaarnorm wordt overschreden, dient het teveel in mindering te worden

gebracht in het volgende jaar; een tekort van maximum 38 uur wordt eveneens

overgedragen naar het volgende jaar.

(3) De berekening van de jaarnorm gebeurt als volgt:

(a) Militaire personeelsleden

52 weken x 38 hr = 1.976 hr. Daarvan worden de 30 verlofdagen, de 14 feestdagen

en de 3 dagen dienstontheffing van het Departement in mindering gebracht, nl.

1.976 hr – (47 dagen x 7 hr 36’) = 1.618 hr.

(b) Burgerpersoneelsleden

52 weken x 38 hr = 1976 hr. Daarvan worden de 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32 of 33

(verlofdagen in functie van de leeftijd van het personeelslid), de 14 feestdagen en

de 3 dagen dienstvrijstelling van het Departement in mindering gebracht.

(c) Opmerking

(i) Eventuele collectieve dienstontheffingen/-vrijstellingen toegekend door de

directeur-generaal HR moeten eveneens in mindering worden gebracht van de

jaarnorm, overeenkomstig de bepalingen van Deel III- Hoofdstuk 1 – Par

102.e. inzake de gewone dienstontheffingen.

(ii) Ondanks het feit dat het vakantieverlof, de feestdagen en de

dienstontheffing van het Departement reeds in mindering werden gebracht

van de te presteren jaarnorm wordt aan het personeelslid gevraagd een

verlofaanvraag 1 in te dienen via het verslag van de eenheidscommandant voor

de periode waarin hij zijn vakantieverlof, een feestdag of een

dienstontheffing van het Departement wenst te nemen. Deze aanvraag laat

toe een onderscheid te maken tussen de dagen dat het personeelslid geen

dienstprestaties levert en de dagen dat hij met vakantieverlof of

dienstontheffing van het Departement is.

Het personeelslid zal in totaal over 47 “beschermde” dagen kunnen

beschikken: 30 verlofdagen, 14 dagen feestdagen en de 3 dagen

Dienstontheffing van het Departement.

1 Aanvraagformulier in Bijlage C

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 68 / 283

Onder voorbehoud van Par 106.a. (3) & Par 107 .a. van Deel I - Hoofdstuk 1

zal de betrokken militair niet oproepbaar zijn voor de normale dienst tijdens

de “beschermde” dagen.

Een groot jaarlijks verlof van een minimumduur van drieëntwintig

opeenvolgende kalenderdagen gedurende de periode van 01 juni tot 30

september dient gewaarborgd aan het personeelslid die het aanvraagt. Een

verlening van deze periode kan slechts worden toegestaan voor zover de

vereisten van de dienst dit mogelijk maken.

c. Aanrekening van de prestaties

(1) Deelstand “in normale dienst”

(a) Aanrekening voor de werkelijke duur

(i) De dienstprestaties in het kader van de ploegendienst worden voor hun

werkelijke duur in aanmerking genomen.

(ii) De duur van de dienstprestaties uitgevoerd tussen 22 hr 00 en 06 hr 00

worden niet dubbel aangerekend.

(iii) Verloven en gewone collectieve dienstontheffingen

De verloven, met uitzondering van de vakantie- en compensatieverloven,

worden in mindering gebracht van de te presteren jaarnorm a rato van 7 hr

36’. De gewone collectieve dienstontheffingen worden in functie van de

toegekende duur verrekend, overeenkomstig de bepalingen van Deel III-

Hoofdstuk 1 – Par 102.e. inzake de gewone dienstontheffingen.

(iv) Elke andere gerechtvaardigde afwezigheid van één of meer dagen, die vallen

tijdens de voorziene planning van de dienst, wordt aangerekend voor de

werkelijke duur van de voorziene prestatie. Indien deze andere

afwezigheden vallen buiten de voorziene planning, worden deze voor 7 hr 36’

aangerekend. Dit houdt in dat indien betrokkene gepland was om die dag geen

prestaties te leveren, de werkelijke duur van de voorziene prestatie 0 Min

bedraagt. Onder gerechtvaardigde afwezigheid wordt begrepen:

de gewone - en bijzondere dienstontheffingen zoals bepaald in dit

reglement;

de dagen gedurende dewelke het militair personeelslid geniet van een

dienstfaciliteit of ontheffing van dienst, toegestaan overeenkomstig het

tuchtreglement1 van Defensie, het reglement de instructie betreffende de

inwendige dienst2 (ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001) of in uitvoering van de

voorschriften in verband met de afwezigheid om gezondheidsredenen voor

militairen van het actief kader 3 (DGHR-REG-MEDIS-001);

1 DGHR-REG-CARDI-001 2 ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001 3 DGHR-REG-MEDIS-001

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 69 / 283

de afwezigheden om syndicale redenen overeenkomstig het syndicaal

statuut.

Opmerking

Indien een vakbondsverlof gevraagd wordt om deel te nemen aan een

effectieve of voorbereidende vergadering van het:

Onderhandelingscomité (CONEGO)

Hoog Overlegcomité (HOC)

Basisoverlegcomité (BOC) waaronder het personeelslid

ressorteert

elke syndicale activiteit

georganiseerd door de overheid en die plaats vindt tijdens de

voorziene planning, op een werkdag waarop de lokale afgevaardigde

volgens zijn dienstrooster geen prestatie moet leveren, wordt de

duur van de vergadering of het behandelde punt1 aangerekend als

dienstprestatie en in mindering gebracht van zijn jaarnorm, mits

voorlegging van een persoonlijke oproeping van een verantwoordelijke

leider van zijn vakorganisatie.

Het aanrekenen als dienstprestatie kan 7 hr 36’ per werkdag niet

overschrijden.

Indien deze mindering van de jaarnorm niet verenigbaar is met het

uitoefenen van zijn functie, zal betrokkene of de korpscommandant

aan DG HR een andere functie vragen.

(v) Afwezigheden om gezondheidsredenen (AGR)

In geval van een AGR van “korte duur”, dit is een afwezigheid van maximum

14 opeenvolgende dagen:

o Een AGR van één of meer dagen, die valt tijdens de voorziene planning

van de dienst, wordt aangerekend voor de werkelijke duur van de

voorziene prestatie.

o Indien de afwezigheden vallen buiten de voorziene planning, worden deze

voor 0 hr aangerekend. Dit houdt in dat indien betrokkene gepland was

om die dag geen prestaties te leveren, de werkelijke duur van de

voorziene prestatie 0 Min bedraagt.

In geval van een AGR van “lange duur”, dit is. is een AGR vanaf 15

opeenvolgende dagen:

o Tijdens de periode van AGR wordt het personeelslid tijdelijk van de

voorziene planning van de dienst gehaald.

o Met terugwerkende kracht, vanaf de eerste dag AGR, wordt forfaitair 7

hr 36’ per werkdag zoals deze voor de eenheid van de militair werd

vastgelegd als dienstprestatie aangerekend.

(vi) Uittreden uit het systeem in de loop van het jaar: vaststelling van het recht

op verlof

1 De Voorzitter bepaalt de duur van de vergadering of het behandelde punt.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 70 / 283

In principe gebeurt het intreden in ploegendienst op 01 jan van het

kalenderjaar. Het uittreden in principe op 31 dec van het kalenderjaar.

Indien dit principe niet aangehouden kan worden, wordt de vaststelling van

het recht op verlof berekend volgens onderstaande methode.

Het personeelslid in het ploegendienst moet volgens de jaarnorm 1.618 hr

presteren.

Dit betekent dat het personeelslid op datum van 01 Jan voor het komende

kalenderjaar 1.618 “Nog Te Presteren uren” (NTP) heeft. Per prestatie als

personeelslid in ploegendienst, incl. AGR, omstandigheidsverlof en

dergelijke, vermindert het overblijvende pakket “Nog Te Presteren uren”

(NTP).

Op de datum dat betrokkene de dienst als personeelslid in ploegendienst

verlaat, berekent men het “Kan Nog Presteren” (KNP) voor de rest van het

kalenderjaar. Dit is het resterende potentieel aan werkdagen verminderd

met de resterende zater-, zon-, feestdagen en compensatieverlofdagen.

Elke dag telt 07 h 36’ werkuren; men vermenigvuldigt dus met 7,6; dit geeft

het KNP in uren.

Men neemt de 1.618 hr waarvan men de reeds gepresteerde uren in

mindering brengt; dit geeft als resultaat NTP uren voor de rest van het

kalenderjaar.

Men maakt het verschil tussen de nog beschikbare uren (KNP) en de nog te

presteren uren (NTP); dit verschil geeft het aantal uren (verlof of

dienstontheffingen) waarover belanghebbende nog beschikt.

Dit aantal uren wordt omgezet in aantal dagen berekend a rata van

07 hr36’/dag, concreet het aantal uren delen door 7,6. Dit geeft het aantal

verlofdagen of dienstontheffingen waarover belanghebbende nog beschikt.

Indien KNP < NTP, beschikt betrokkene NIET meer over voldoende

werkdagen om de vereiste jaarlijkse prestaties te leveren. Hij zal in dat

geval ook niet meer over verlof beschikken (naast de voorziene feestdagen

en compensatieverlofdagen).

Bovendien zal hij verplicht zijn dit tekort, met een maximum van 38 hr, als

negatieve compensatie over te dragen naar het volgende jaar.

Voorbeeld

o Betrokkene heeft tijdens Jan-Mar reeds 405 hr gepresteerd als

personeelsdienst in ploegendienst

o NTP = 1.618 hr – 405 hr = 1.213 hr

o KNP = resterende effectieve werkdagen Apr-Dec (179 dagen) x

7,6 hr = 1.360,4 hr

o KNP – NTP = 1.360,4 hr – 1.213 hr = 147,4 hr

o 147,4 hr/7,6 hr = 19,4 dagen resterend verlof (wordt naar boven

afgerond in het voordeel van belanghebbende)..

(b) Diverse voorschriften

(i) Verplaatsingen

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 71 / 283

Verplaatsingen tussen de woonplaats en de Gewone Plaats van het Werk

(GPW) (en omgekeerd), worden nooit aangerekend als dienstprestatie. Een

verplaatsing naar een andere werkplaats dan de GPW gebeurt aan de hand

van een marsbevel en wordt aangerekend als dienstprestatie; De eenheids-

/korpscommandant die de verplaatsing voorschrijft, kan toelaten dat de

dienstreis begint en/of eindigt in de woonplaats van de militair. In dit geval

mag de duur van de verplaatsing in geen geval die tussen de GPW en de

plaats van de opdracht overtreffen1

Tijdens een dienstverplaatsing die niet beantwoordt aan de voorwaarden

voor het toekennen van een toelage, wordt alleen de werkelijke duur van de

door het commando ter plaatse opgelegde activiteiten aangerekend.

De verplaatsing van de GPW naar de plaats van de opdracht (en

omgekeerd) de eerste en de laatste dag van de opdracht wordt beschouwd

als een dienstreis en geeft eventueel recht op compensatie in tijd.

De verplaatsing tussen de plaats van de opdracht en de woon- of

verblijfplaats (en omgekeerd) in vervanging van logement ter plaatse

gedurende de opdracht wordt niet beschouwd als een dienstprestatie en

geeft géén recht op compensatie in tijd.

(ii) Doktersbezoek en geneeskundige zorgen

Bij de geneesheer van de eenheid, bij een organisme van de medische

component of het Bestuur voor medische expertise (MEDEX) 2

o Wordt als dienstprestatie aangerekend, het gedeelte van de tijd dat

valt tijdens de normale diensturen van de eenheid en dat besteed wordt

aan doktersbezoek of geneeskundige zorgen (inclusief verplaatsingen).

o Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de duur van

een dagprestatie volgens het dienstrooster van betrokkene. De

doktersbezoeken en/of geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, kunnen geen aanleiding geven tot het presteren van

overuren waardoor er compensatie in tijd kan worden opgebouwd.

o Voor een controlebezoek tijdens een afwezigheid om

gezondheidsredenen wordt niets aangerekend.

Bij een burgergeneesheer of een burgerorganisme

o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen op uren en dagen waarop

de betrokkene niet van dienst is, wordt niets aangerekend.

o Gewone consultaties

Deze bezoeken dienen plaats te grijpen buiten de normale diensturen,

behalve in dringende gevallen of indien de door de geneesheer

vastgelegde consultatieuren dit niet toelaten. In dit geval dient een

dienstontheffing ten belope van de nodige tijd (verplaatsing

inbegrepen) te worden toegekend.

Deze ontheffing dient tot de minimum duur te worden beperkt,

zonder nochtans de vrije keuze van een arts te belemmeren en moet

1 BIP U-021-4, § 4.c. 2 Voor het burgerpersoneel

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 72 / 283

met een medisch getuigschrift van de geconsulteerde geneesheer

worden gerechtvaardigd. Indien aan deze voorwaarden voldaan is,

dient die dag dus enkel het resterende uurkrediet volgens het

dienstrooster van betrokkene gepresteerd te worden. Dat

getuigschrift zal, in het kader van de bescherming van de privacy,

door het betrokken personeelslid overhandigd worden aan de

geneesheer van de eenheid, die op zijn beurt de eenheidscommandant

zal inlichten.

Om een dergelijk bezoek af te leggen zal nooit verlof of compensatie

in tijd worden afgetrokken.

o Verwijzing door een militaire of aangenomen geneesheer 1

Bezoeken die worden voorgeschreven door een militaire of

aangenomen geneesheer, kunnen tijdens de normale diensturen

plaatsgrijpen.

Wordt als dienstprestatie aangerekend, het gedeelte van de tijd dat

valt tijdens de normale diensturen van de eenheid en dat besteed

wordt aan doktersbezoek of geneeskundige zorgen (inclusief

verplaatsingen).

Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de duur

van een dagprestatie volgens het dienstrooster van betrokkene. De

doktersbezoeken en/of geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, kunnen geen aanleiding geven tot het presteren

van overuren waardoor er compensatie in tijd kan worden opgebouwd.

o Gezondheidstoezicht

De activiteiten in het kader van het gezondheidstoezicht, aan het

personeelslid opgelegd door de bevoegde overheid of door de

preventieadviseur/arbeidsgeneesheer (militair of burger) van de

eenheid, vinden in principe plaats tijdens de normale diensturen. De

eenheids-/korpscommandant zal er over waken dat het personeelslid

zich aanbiedt op het opgelegde tijdstip. Indien deze activiteiten

worden opgelegd buiten de diensturen, worden zij in aanmerking

genomen (verplaatsing inbegrepen) als dienstprestatie.

(iii) Maaltijden, vrije tijd, rustperiodes

Onderbrekingen voor maaltijden, met een maximum van 30’, worden

aangerekend als dienstprestaties.

(2) Deelstand “in intensieve dienst” (=oefening of manoeuver van minimum 24 hr)

Deze deelstand is in principe niet van toepassing op de ploegendienst.

(a) De dienstprestaties, verricht op werkdagen worden forfaitair voor de normale

arbeidsduur van de beschouwde dag aangerekend (7 hr 36’). De prestatie wordt in

mindering gebracht van de te presteren jaarnorm.

(b) Zaterdagen, zon- en feestdagen worden forfaitair voor 8 uur aangerekend en in

mindering gebracht van de te presteren jaarnorm.

1 AO-J/719 B

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 73 / 283

(3) Deelstanden “in militaire bijstand”, “in hulpverlening” en ”in operationele inzet”

In deze deelstanden worden alle gepresteerde dagen voor de normale arbeidsduur van

de beschouwde dag aangerekend en in mindering gebracht van de te presteren

jaarnorm.

(a) Werkdagen: 7 hr 36’;

(b) Zaterdagen, zon- en feestdagen: 0 hr.

(4) Deelstand “in vorming”

Deze deelstand is niet van toepassing op de ploegendienst.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 74 / 283

213. Steekkaart Arbeidsritmes

a. Definitie

Arbeidsritmes zijn een bijzondere dienstregeling binnen het kader van de 38 hr-week,

waarbij door dienstnoodwendigheden, de dagelijkse arbeidsduur van 7 hr 36’ wordt

overschreden, zonder dat evenwel wordt overgegaan naar een ploegendienst.

b. Dienstregeling

(1) De dagelijkse arbeidsduur mag maximaal 13 hr duren (middagpauze minimum 30’

inbegrepen). Indien de continuïteit van de dienst het vereist, mag de maximum

arbeidsduur van 13 hr worden overschreden.

Deze maatregel zal slechts bij hoge uitzondering worden toegepast.

(2) De eenheid kan, in functie van de geplande activiteiten, eventueel twee opeenvolgende

shiften1 tewerkstellen.

(3) Alle gerechtvaardigde afwezigheden van één of meer dagen die vallen tijdens de

voorziene planning van de dienst, worden voor de werkelijke duur van de prestatie van

het voorziene arbeidsritme aangerekend. Dit houdt in dat indien betrokkene gepland

was om die dag geen prestaties te leveren, de werkelijke duur van de voorziene

prestatie 0 Min bedraagt.

Onder gerechtvaardigde afwezigheid wordt begrepen:

(a) de dagen afwezigheid om gezondheidsredenen;

(b) de verloven en de dienstontheffingen bepaald in dit reglement;

(c) de dagen gedurende dewelke het militair personeelslid geniet van een

dienstfaciliteit of ontheffing van dienst, toegestaan overeenkomstig het

tuchtreglement2 van Defensie, het reglement de instructie betreffende de

inwendige dienst3 (ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001) of in uitvoering van de

voorschriften in verband met de afwezigheid om gezondheidsredenen voor

militairen van het actief kader 4 (DGHR-REG-MEDIS-001);

(d) de afwezigheden om syndicale redenen overeenkomstig het syndicaal statuut.

c. Aanrekening van de prestaties

(1) Deelstand “in normale dienst”

(a) Algemeen

(i) de dienstprestaties worden voor hun werkelijke duur in aanmerking genomen;

(ii) de occasionele dienstprestaties tussen 22 hr 00 en 06 hr 00 worden dubbel

aangerekend (vanaf 01 Okt 03);

(iii) de dienstprestaties die recht geven op een toelage voor permanentie worden

voor de forfaitaire duur aangerekend.

(b) Verloven

(i) Het personeelslid tewerkgesteld in een dienstregeling van arbeidsritmes

heeft recht op een totaal van 228 hr vakantieverlof op jaarbasis. De

1 Shift : dit is een dienstregeling waarbij twee groepen van personeelsleden opeenvolgend dezelfde activiteit uitvoeren,

teneinde deze te optimaliseren. 2 DGHR-REG-CARDI-001 3 ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001 4 DGHR-REG-MEDIS-001

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 75 / 283

aanrekening van het vakantieverlof gebeurt op basis van een veelvoud, in

functie van één of meer aangevraagde dagen vakantieverlof, van het

voorziene arbeidsritme.

(ii) De compensatieverloven die vallen tijdens de voorziene planning van de

dienst, voor zover de dienst werkelijk uitgevoerd wordt, worden voor de

werkelijke duur van de prestatie ingeschreven op de compensatiefiche.

(iii) De andere verloven (vaderschapsverlof, enz…) worden omgezet in uren en

worden, rekening houdend met de beperkende voorschriften van het

specifieke verlof, aangerekend voor de werkelijke duur van het voorziene

arbeidsritme.

(c) Dienstontheffingen van het Departement

Het personeelslid tewerkgesteld in een dienstregeling van arbeidsritmes heeft

recht op een total van 22 hr 48’ dienstontheffing van het Departement op

jaarbasis. De aanrekening van de dienstontheffing gebeurt op basis van een

veelvoud, in functie van één of meer aangevraagde dagen dienstontheffing, van het

voorziene arbeidsritme.

(d) Permanenties

(i) Aanrekening in tijd

De permanenties op werkdagen worden forfaitair aangerekend voor de

normale arbeidsduur van de beschouwde dag (7 hr 36’).

De permanenties op zaterdag, zondag, feestdag of hiermee gelijkgestelde

dagen worden, forfaitair voor 08 hr per beschouwde dag aangerekend.

(ii) Geldelijke rechten 1

De operationele, territoriale en protocollaire permanenties geven recht op

een toelage van 5/1850 per 24 hr:

territoriale permanentie van de militaire politie;

de protocollaire permanentie uitgevoerd door het militair detachement van

het Paleis der Naties;

de protocollaire permanentie aan de Koninklijke Paleizen (dit voor zover aan

de specifieke toekenningsvoorwaarden voldaan is);

de permanentie voor de dienst ontmijning en vernietigen van

ontploffingstuigen;

de week- of dagdienst die een ononderbroken aanwezigheid van het

personeelslid in het kwartier vereist gedurende minstens 24 hr;

paramedische permanentie in de militaire hospitalen, de medische

detachementen en de medische centra;

de permanentie uitgevoerd door de depannagedienst;

de permanentie “Quick Reaction Alert” bij de luchtcomponent (F-16

eenheden en SAR);

dienst op zee bestaande in hulp of bijstand die door een openbare overheid

wordt ingeroepen.

1 KB van 18 Mar 03 (BIP A-015), Art 27 en 51

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 76 / 283

(iii) De militair die een paramedische functie bekleedt en die een

weddencomplement geniet voor het uitvoeren van buitengewone prestaties 1,

is uitgesloten 2 van:

de forfaitaire dagtoelage voor dienstprestaties volbracht op zaterdag, zon-

of feestdag, ongeacht het aantal volbrachte dienstprestaties per dag of de

duur ervan;

de toepassing van de dubbele aanrekening van de occasionele

nachtprestaties (tussen 22 hr 00 en 06 hr 00);

de toepassing van de forfaitaire aanrekening van de prestaties uitgevoerd

op zaterdag, zon- en feestdagen.

(e) Diverse voorschriften

(i) Verplaatsingen

Verplaatsingen tussen de woonplaats en de Gewone Plaats van het Werk

(GPW) (en omgekeerd), worden nooit aangerekend als dienstprestatie. Een

verplaatsing naar een andere werkplaats dan de GPW gebeurt aan de hand

van een marsbevel en wordt aangerekend als dienstprestatie; De eenheids-

/korpscommandant die de verplaatsing voorschrijft, kan toelaten dat de

dienstreis begint en/of eindigt in de woonplaats van de militair. In dit geval

mag de duur van de verplaatsing in geen geval die tussen de GPW en de

plaats van de opdracht overtreffen3

Verplaatsingen die voortvloeien uit het toekennen van een dienstontheffing

ter gelegenheid van een onderbreking van een kampperiode worden niet

aangerekend.

Tijdens een dienstverplaatsing die niet beantwoordt aan de voorwaarden

voor het toekennen van een toelage, wordt alleen de werkelijke duur van de

door het commando ter plaatse opgelegde activiteiten aangerekend.

De verplaatsing van de GPW naar de plaats van de opdracht (en

omgekeerd) de eerste en de laatste dag van de opdracht wordt beschouwd

als een dienstreis en geeft eventueel recht op compensatie in tijd.

De verplaatsing tussen de plaats van de opdracht en de woon- of

verblijfplaats (en omgekeerd) in vervanging van logement ter plaatse

gedurende de opdracht wordt niet beschouwd als een dienstprestatie en

geeft géén recht op compensatie in tijd.

(ii) Doktersbezoek en geneeskundige zorgen

Bij de eenheidsgeneesheer, bij een organisme van de medische component

of bij het Bestuur voor medische expertise (MEDEX) 4

1 KB van 06 Dec 01 (BIP N-063-1) 2 KB van 18 Mar 03 (BIP A-015), Art 1, § 6 3 BIP U-021-4, § 4.c. 4 Voor het burgerpersoneel

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 77 / 283

o Wordt als dienstprestatie aangerekend, het gedeelte van de tijd dat

valt tijdens de normale diensturen van de eenheid of dienst waartoe

betrokkene behoort en dat besteed wordt aan doktersbezoek of

geneeskundige zorgen (inclusief verplaatsingen).

o Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de duur van

een dagprestatie volgens het dienstrooster van betrokkene. De

doktersbezoeken en/of geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, kunnen geen aanleiding geven tot het presteren van

overuren waardoor er compensatie in tijd kan worden opgebouwd.

o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen, behalve in het kader

van het gezondheidstoezicht, op uren en dagen waarop de betrokkene

niet van dienst is, wordt niets aangerekend.

o Voor een controlebezoek tijdens een afwezigheid om

gezondheidsredenen wordt eveneens niets aangerekend.

Bij een burgergeneesheer of een burgerorganisme

o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen op uren en dagen waarop

de betrokkene niet van dienst is, wordt niets aangerekend.

o Gewone consultaties

Deze bezoeken dienen plaats te grijpen buiten de normale diensturen,

behalve in dringende gevallen of indien de door de geneesheer

vastgelegde consultatieuren dit niet toelaten. In dit geval dient een

dienstontheffing ten belope van de nodige tijd (verplaatsing

inbegrepen) te worden toegekend.

Deze ontheffing dient tot de minimum duur te worden beperkt,

zonder nochtans de vrije keuze van een arts te belemmeren en moet

met een medisch getuigschrift van de geconsulteerde geneesheer

worden gerechtvaardigd. Indien aan deze voorwaarden voldaan is,

dient die dag dus enkel het resterende uurkrediet volgens het

dienstrooster van betrokkene gepresteerd te worden. Dat

getuigschrift zal, in het kader van de bescherming van de privacy,

door de betrokken militair overhandigd worden aan de

eenheidsgeneesheer, die op zijn beurt de eenheidscommandant zal

inlichten.

Om een dergelijk bezoek af te leggen zal nooit verlof of compensatie

in tijd worden afgetrokken.

o Verwijzing door een militaire of aangenomen geneesheer 1

Bezoeken die worden voorgeschreven door een militaire of

aangenomen geneesheer, kunnen tijdens de normale diensturen

plaatsgrijpen.

De duur van de doktersbezoeken of de geneeskundige zorgen,

inclusief de duur van de verplaatsingen, kan nooit voor méér dan een

normaal voorziene dagprestatie worden aangerekend.

Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de duur

1 AO-J/719 B

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 78 / 283

van een dagprestatie volgens het dienstrooster van betrokkene. De

doktersbezoeken en/of geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, kunnen geen aanleiding geven tot het presteren

van overuren.

Gezondheidstoezicht

De activiteiten in het kader van het gezondheidstoezicht, aan het

personeelslid opgelegd door de bevoegde overheid of door de

preventieadviseur/arbeidsgeneesheer (militair of burger) van de eenheid,

vinden in principe plaats tijdens de normale diensturen. De eenheids-

/korpscommandant zal er over waken dat het personeelslid zich aanbiedt

op het opgelegde tijdstip. Indien deze activiteiten worden opgelegd buiten

de diensturen, worden zij in aanmerking genomen (verplaatsing

inbegrepen) in het kader van de compensatie in tijd.

(iii) Maaltijden, vrije tijd, rustperiodes

Onderbrekingen voor maaltijden worden niet aangerekend als

dienstprestaties. Een middag- of avondpauze van minimum 30' moet worden

genomen. Indien omwille van dienstredenen het personeelslid onmogelijk

zijn werkplaats kan verlaten voor het middag- of avondmaal, wordt deze

periode (maximum 30’) aangerekend als effectieve dienst. Deze maatregel

zal slechts bij hoge uitzondering worden toegepast.

Een onderbreking die de 15’ niet overschrijdt wordt aangerekend als

dienstprestatie.

(2) Deelstand “in intensieve dienst” (= oefening of manoeuver van minimum 24 hr)

(a) De dienstprestaties, verricht op werkdagen, worden voor de normale arbeidsduur

van de beschouwde dag aangerekend (7 hr 36’).

(b) Zaterdagen, zon- en feestdagen worden forfaitair voor 8 hr aangerekend.

(3) Deelstanden “in militaire bijstand”, “in hulpverlening” en ”in operationele inzet”

In deze deelstanden worden alle gepresteerde dagen voor de normale arbeidsduur van

de beschouwde dag aangerekend.

(a) Werkdagen: 7 hr 36’;

(b) Zaterdagen, zon- en feestdagen: 0 hr.

(4) Deelstand “in vorming”

Deze deelstand is niet van toepassing op de arbeidsritmes.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 79 / 283

214. Steekkaart Permanentie

a. Definitie

Permanentie is een ononderbroken dienstprestatie van minstens 24 hr, andere dan een

beveiligingsopdracht, tijdens dewelke het betrokken personeelslid op de plaats van de

opdracht beschikbaar is gedurende de volledige duur van de dienstprestatie, al dan niet met

het oog op een interventie.

b. Dienstregeling

Een permanentie kan uitgevoerd worden:

(1) hetzij binnen de normale dienstregeling van het personeelslid. Dergelijke permanenties

zullen, in principe, steeds worden uitgevoerd in ploegendienst en komen bijgevolg niet in

aanmerking voor een toelage;

(2) hetzij buiten de normale dienstregeling van het personeelslid; deze dienstprestaties

worden beschouwd als occasionele permanenties en moeten minstens 24 hr duren. Deze

prestaties komen in aanmerking voor een toelage.

c. Aanrekening van de prestaties

(1) Deelstand “in normale dienst”

(a) Algemeen

(i) De dienstprestaties die recht geven op een toelage voor permanentie worden

voor een bepaalde forfaitaire duur geteld;

(ii) De duur van de dienstprestaties uitgevoerd tussen 22 hr 00 en 06 hr 00

worden niet dubbel aangerekend.

(b) Aanrekening

(i) Aanrekening in tijd

De permanenties op werkdagen worden forfaitair aangerekend voor de

normale arbeidsduur van de beschouwde dag, zoals deze in het

dienstrooster is vastgelegd (in principe 7 hr 36’).

De permanenties op zaterdag, zondag, feestdag of hiermee gelijkgestelde

dagen worden, forfaitair voor 08 hr per beschouwde dag aangerekend.

(ii) Geldelijke rechten 1

De operationele, territoriale en protocollaire permanenties geven recht op

een toelage van 5/1850 per 24 hr:

territoriale permanentie van de militaire politie;

de protocollaire permanentie uitgevoerd door het militair detachement van

het Paleis der Naties;

de protocollaire permanentie aan de Koninklijke Paleizen (dit voor zover

voldaan is aan de specifieke toekenningsvoorwaarden);

de permanentie voor de dienst ontmijning en vernietigen van

ontploffingstuigen;

de week- of dagdienst die een ononderbroken aanwezigheid van het

personeelslid in het kwartier vereist gedurende minstens 24 hr;

1 KB van 18 Mar 03 (BIP-A-015), Art 27 en 51

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 80 / 283

paramedische permanentie in de militaire hospitalen, de medische

detachementen en de medische centra;

de permanentie uitgevoerd door de depannagedienst;

de permanentie “Quick Reaction Alert” bij de luchtcomponent (F-16

eenheden en SAR);

dienst op zee bestaande in hulp of bijstand die door een openbare overheid

wordt ingeroepen.

(iii) Het personeelslid dat een paramedische functie bekleedt en die een

weddencomplement geniet voor het uitvoeren van buitengewone prestaties 1,

is uitgesloten 2 van:

de forfaitaire dagtoelage voor dienstprestaties volbracht op zaterdag, zon-

of feestdag, ongeacht het aantal volbrachte dienstprestaties per dag of de

duur ervan;

de toepassing van de dubbele aanrekening van de occasionele

nachtprestaties (tussen 22 hr 00 en 06 hr 00);

de toepassing van de forfaitaire aanrekening van de prestaties uitgevoerd

op zaterdag, zon- en feestdagen.

(2) Deelstand “in vorming”

Niet van toepassing.

1 KB van 06 Dec 01 (BIP-N-063-1) 2 KB van 18 Mar 03 (BIP-A-015), Art 1, § 6

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 81 / 283

215. Steekkaart Terugroepbaarheid

a. Definitie

Terugroepbaar personeel is personeel aan wie een waarschuwing werd gegeven om, binnen

een termijn van maximaal vier uur, de dienst te hervatten met het oog op het uitvoeren van

dienstprestaties. Deze oproepbaarheid vindt plaats binnen het kader van een beurtrol.

b. Graden van terugroepbaarheid – bevoegde autoriteit

(1) Terugroepbaar binnen de twee uur

De bevoegdheid om Pers op terugroepbaarheid binnen de twee uur te plaatsen, berust

bij: ACOS – DG – Inspecteur Generaal.

(2) Terugroepbaar binnen de vier uur

De bevoegdheid om Pers terug te roepen binnen de vier uur berust bij de

korpscommandant.

c. Aanrekening van de prestaties

(1) Deelstand “in normale dienst”

(a) Algemeen

(i) de dienstprestaties worden, in geval van een terugroeping, voor hun

werkelijke duur geteld;

(ii) de occasionele dienstprestaties, in geval van een terugroeping, tussen 22 hr

00 en 06 hr 00 worden dubbel geteld.

(b) Verplaatsingen

(i) Bij een terugroeping wordt er voor de verplaatsing tussen de woonplaats en

de Gewone Plaats van het Werk (GPW) (en omgekeerd), géén marsbevel

uitgevaardigd en wordt er nooit compensatie in tijd aangerekend. De

transportkosten worden betaald volgens de bepalingen van de BIP-U-021 en

U-041.

Bij een terugroeping wordt er voor de verplaatsing naar een andere

werkplaats dan de GPW een marsbevel uitgevaardigd en wordt deze

aangerekend als dienstprestatie. De transportkosten worden betaald volgens

de bepalingen van BIP-U-021.

(ii) Tijdens een dienstverplaatsing die niet beantwoordt aan de voorwaarden voor

het toekennen van een toelage, wordt alleen de werkelijke duur van de door

het commando ter plaatse opgelegde activiteiten aangerekend.

De verplaatsing van de GPW naar de plaats van de opdracht (en omgekeerd)

de eerste en de laatste dag van de opdracht wordt beschouwd als een

dienstreis en geeft eventueel recht op compensatie in tijd.

(iii) De verplaatsing tussen de plaats van de opdracht en de woon- of

verblijfplaats (en omgekeerd) in vervanging van logement ter plaatse

gedurende de opdracht wordt niet beschouwd als een dienstprestatie en

geeft géén recht op compensatie in tijd.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 82 / 283

(c) Geldelijke rechten 1

Om in aanmerking te komen voor een toelage, dient de prestatie MINSTENS 24 hr

te omvatten. Het samenvoegen van prestaties van kortere duur om zo tot de

minimumvereiste van 24 hr te komen is niet toegestaan.

(i) Het personeel dat terugroepbaar is binnen de twee uur heeft recht op een

toelage 1/1850 per 24 hr.

(ii) Het personeel dat terugroepbaar is binnen de vier uur heeft recht op een

toelage 0,5/1850 per 24 hr.

(iii) Fungeren als reserve op een beurtrol wacht- of permanentiedienst die in de

periode van overgave/overname van de dienst contacteerbaar is tijdens de

tijd van de normale overgaveovername van de dienst, is een prestatie die

NIET in aanmerking komt voor de toekenning van een toelage.

(iv) Het personeelslid kan NIET gelijktijdig in verlof of in afwezigheid om

gezondheidsredenen zijn én terugroepbaar. Het personeelslid dat zich op één

van de beurtrollen “terugroepbaar <2 hr of <4 hr” en zich in een de van

bovenvermelde situaties bevindt, zal moeten vervangen worden op de

beurtrol.

(v) Het personeelslid kan WEL gelijktijdig met compensatie in tijd, met gewone

dienstontheffing of met syndicaal verlof en terugroepbaar zijn.

(2) Deelstand “in vorming”

Niet van toepassing.

1 KB van 18 Mar 03(BIP-A-015), Art 28

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 83 / 283

216. Steekkaart Chauffeur van autoriteiten1

Deze steekkaart is ENKEL van toepassing op Chauf van autoriteiten aan wie TWEE Chauf

toegewezen worden2

a. Definitie

Zie DGHR-SPS-ORGJOB-003 Par 2.

Chauffeur van autoriteiten is het personeelslid dat op de organieke tabellen van de eenheid

de functie van chauffeur van een bepaalde autoriteit uitoefent. De militaire autoriteiten

hebben de graad van generaal, luitenant-generaal, generaal-majoor of brigadegeneraal; de

burgerautoriteiten van Defensie hebben de graad van secretaris-generaal, directeur-

generaal of administrateur-generaal in het oude statuut niveau 1, behorend tot de klasse A5

in het nieuwe statuut niveau A of bekleden een mandaatfunctie. Worden eveneens

beschouwd als een autoriteit met recht op een chauffeur: personen die een op de organieke

tabel voorziene functie van dit niveau uitoefenenen, maar die niet bekleed zijn met een van

bovenvermelde graden.

b. Dienstregeling

(1) De duur van de dienst van een chauffeur van een autoriteit mag niet meer dan

gemiddeld 38 uren per week belopen per burgerlijk semester.

(2) Elke autoriteit beschikt over twee chauffeurs die in een beurtrol worden

tewerkgesteld. De periode van tewerkstelling bedraagt telkens één week (7 dagen)

tijdens dewelke de chauffeur van dienst ter beschikking staat van de autoriteit,

gevolgd door één week (7 dagen) van dienstontheffing (regime weekon/week-off).

(3) De verlofregeling van de beide chauffeurs moet onderling worden geregeld, ongeacht de

geplande afwezigheid en gecoördineerd door de onmiddellijke dienstchef. In

voorkomend geval, is de tweede chauffeur van dienst tijdens de volledige verlofperiode

van de eerste chauffeur en vice versa.

(4) Slechts in het geval van verloven, andere dan de vakantie-, omstandigheidsverloven en in

geval van afwezigheden om gezondheidsredenen van meer dan twee weken, wordt

beroep gedaan op een vervangende chauffeur. De vervangende chauffeur wordt tijdens

deze periode volgens dezelfde dienstregeling tewerkgesteld als de effectieve

chauffeurs (zie Par c. hierna) en zal bijgevolg slechts na een week-off zijn eenheid van

herkomst vervoegen. Bijkomende inlichtingen zullen door HRB worden uitgevaardigd.

c. Aanrekening van de prestaties

(1) Deelstand “in normale dienst”

(a) Algemeen

De dienstprestaties worden over een periode van zes maanden (één semester),

forfaitair voor gemiddeld 38 hr per week in aanmerking genomen.

(b) Specifiek

(i) De dienst van de chauffeur vangt aan op het ogenblik dat de autoriteit in zijn

verblijfplaats (of een andere door deze autoriteit nader te bepalen tijd of

plaats) wordt afgehaald of op het ogenblik dat de chauffeur de

parkeerplaats van het voertuig verlaat, om zich naar de verblijfplaats van de

autoriteit te begeven.

1 Zie ook DGHR-SPS-ORGJOB-003 – Chauffeur van autoriteiten 2 DGHR-SPS-ORGJOB-003, Par 7.a.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 84 / 283

(ii) De dienst van de chauffeur stopt op het ogenblik dat de autoriteit terug

wordt afgezet in zijn verblijfplaats (of een andere, door deze autoriteit

nader te bepalen tijd of plaats) of op het ogenblik dat de chauffeur de

parkeerplaats van het voertuig verlaat.

(iii) Tijdens de week-on worden eventueel gepresteerde overuren niet in

aanrekening gebracht. Deze worden op forfaitaire wijze, integraal

gecompenseerd in tijd tijdens de week-off.

(c) Alle gerechtvaardigde afwezigheden van één of meer dagen die vallen tijdens de

voorziene periode van tewerkstelling, worden forfaitair voor 7 hr 36’ per dag

aangerekend. Onder gerechtvaardigde afwezigheid wordt begrepen:

(i) de dagen afwezigheid om gezondheidsredenen;

(ii) de verloven en de dienstontheffingen bepaald in dit reglement;

(iii) de dagen gedurende dewelke het militair personeelslid geniet van een

dienstfaciliteit of ontheffing van dienst, toegestaan overeenkomstig het

tuchtreglement1 van Defensie, het reglement de instructie betreffende de

inwendige dienst2 (ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001) of in uitvoering van de

voorschriften in verband met de afwezigheid om gezondheidsredenen voor

militairen van het actief kader 3 (DGHR-REG-MEDIS-001);

(iv) de afwezigheden om syndicale redenen overeenkomstig het syndicaal statuut.

(d) Diverse voorschriften

(i) Doktersbezoek en geneeskundige zorgen

Bij de geneesheer van de eenheid of bij een organisme van de medische

component

o Wordt als dienstprestatie aangerekend, het gedeelte van de tijd dat

valt tijdens de normale diensturen van de eenheid of de dienst waartoe

betrokkene behoort en dat besteed wordt aan doktersbezoek of

geneeskundige zorgen (inclusief verplaatsingen).

o De duur van de doktersbezoeken en/ of de geneeskundige zorgen,

inclusief de duur van de verplaatsingen, kan nooit voor méér dan de duur

van een dagprestatie volgens het uurrooster van de betrokkene worden

aangerekend. De dokterbezoeken en/ of de geneeskundige zorgen geven

in geen enkel geval aanleiding tot een prestatie met overuren die

resulteert in een compensatie in tijd.

o Voor de doktersbezoeken en/ of de geneeskundige zorgen op uren en

dagen waarop de betrokkene niet van dienst is, wordt niets aangerekend,

behalve in het kader van het gezondheidstoezicht. Deze activiteit in het

kader van het gezondheidstoezicht wordt door de militaire overheid of

door de geneesheer (militair of burger) van de eenheid opgelegd.

o Voor een controlebezoek tijdens een afwezigheid om

gezondheidsredenen wordt eveneens niets aangerekend.

Bij een burgergeneesheer of een burgerorganisme

1 DGHR-REG-CARDI-001 2 ACOT-REG-INTSERV-CSXR-001 3 DGHR-REG-MEDIS-001

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 85 / 283

o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen op uren en dagen

waarop de betrokkene niet van dienst is, wordt niets aangerekend.

o Gewone consultaties

Deze bezoeken dienen plaats te grijpen buiten de normale diensturen,

behalve in dringende gevallen of indien de door de geneesheer

vastgelegde consultatieuren dit niet toelaten. In dit geval dient een

dienstontheffing ten belope van de nodige tijd (verplaatsing

inbegrepen) te worden toegekend. Deze ontheffing dient tot de

minimum duur te worden beperkt, zonder nochtans de vrije keuze van

een arts te belemmeren en moet met een medisch getuigschrift van

de geconsulteerde geneesheer worden gerechtvaardigd. Indien aan

deze voorwaarden voldaan is, dient die dag dus enkel het resterende

uurkrediet volgens het dienstrooster van betrokkene gepresteerd te

worden. Dat getuigschrift zal, in het kader van de bescherming van

de privacy, door het betrokken personeelslid overhandigd worden aan

de geneesheer van de eenheid, die op zijn beurt de

eenheidscommandant zal inlichten.

Om een dergelijk bezoek af te leggen zal nooit verlof of compensatie

in tijd worden afgetrokken.

o Verwijzing door een militaire of aangenomen geneesheer 1

Bezoeken die worden voorgeschreven door een militaire of

aangenomen geneesheer, kunnen tijdens de normale diensturen

plaatsgrijpen.

De duur van de doktersbezoeken of de geneeskundige zorgen,

inclusief de duur van de verplaatsingen, kan nooit voor méér dan de

duur van een dagprestatie volgens het uurrooster van de betrokkene

worden aangerekend. De dokterbezoeken en/ of de geneeskundige

zorgen geven in geen enkel geval aanleiding tot een prestatie met

overuren die resulteert in een compensatie in tijd.

o Gezondheidstoezicht

De activiteiten in het kader van het gezondheidstoezicht, aan het

personeelslid opgelegd door de bevoegde autoriteit of door de

preventieadviseur/arbeidsgeneesheer (militair of burger) van de

eenheid, vinden in principe plaats tijdens de normale diensturen.

De eenheids-/korpscommandant zal er over waken dat het

personeelslid zich aanbiedt op het opgelegde tijdstip. Indien deze

activiteiten worden opgelegd buiten de diensturen, worden zij in

aanmerking genomen (verplaatsing inbegrepen) in het kader van de

compensatie in tijd.

(ii) Maaltijden, vrije tijd, rustperiodes

De chauffeur heeft voor elke maaltijd recht op een pauze van minimum 30‘; in

het kader van de normalisatie van de prestaties wordt de duur van deze

maaltijdpauze niet aangerekend.

1 AO-J/719 B

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 86 / 283

(2) Deelstand “in intensieve dienst” (= oefening of manoeuver van minimum 24 hr)

(a) De dienstprestaties, verricht op werkdagen, worden voor de normale arbeidsduur

van de beschouwde dag aangerekend (7 hr 36’).

(b) Zaterdagen, zon- en feestdagen worden forfaitair voor 8 (acht) uur aangerekend.

(3) Deelstanden “in militaire bijstand”, “in hulpverlening” en ”in operationele inzet”

In deze deelstanden worden alle gepresteerde dagen voor de normale arbeidsduur van

de beschouwde dag aangerekend.

(a) Werkdagen: 7 hr 36’;

(b) Zaterdagen, zon- en feestdagen: 0 (nul) hr.

(4) Deelstand “in vorming”

Deze deelstand is niet van toepassing op de chauffeur van autoriteiten.

d. Dienstverplaatsingen – Marsbevel

(1) De bepalingen van het DGHR-SPS-HRPROC-001 en van de Administratieve Beslissingen

BIP-U-023 zijn integraal van toepassing. De Gewone Plaats van het Werk (GPW) van de

chauffeur is, in principe, de GPW van de autoriteit.

(2) Het samenvattend marsbevel:

(a) moet worden opgesteld in het geval van meerdere korte (minder dan 24 uur)

dienstverplaatsingen per dag. Elke dienstverplaatsing moet afzonderlijk worden

vermeld op het marsbevel (het is aangewezen dat het samenvattend marsbevel een

quasi identieke kopie is van de reispas);

(b) geeft recht op de forfaitaire vergoeding voor maaltijdkosten in het geval van

verplaatsingen van meer dan 5 uur, waarbij de voorziene maaltijdperiode volledig is

ingesloten en de chauffeur werd verplicht een maaltijd te nemen op eigen kosten.

(i) Ontbijt: 06 hr 00 - 08 hr 00;

(ii) Middagmaal: 12 hr 00 - 14 hr 00;

(iii) Avondmaal: 18 hr 00 – 20 hr 00;

(iv) Nachtmaal: 00 hr 00 – 02 hr 00.

(3) Het marsbevel:

(a) moet verplicht worden opgesteld voor opdrachten waarvan de duur één dag

overschrijdt;

(b) de maaltijdkosten worden vergoed indien de dienstverplaatsing meer dan 5 uur

bedraagt waarbij de voorziene maaltijdperioden volledig zijn ingesloten en de

chauffeur werd verplicht een maaltijd te nemen op eigen kosten.

(i) Ontbijt: 06 hr 00 - 08 hr 00;

(ii) Middagmaal: 12 hr 00 - 14 hr 00;

(iii) Avondmaal: 18 hr 00 – 20 hr 00;

(iv) Nachtmaal: 00 hr 00 – 02 hr 00.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 87 / 283

217. Steekkaart Luchtdienst 15 W LuTpt

a. Definitie

De luchtdienst vormt een bijzondere dienstregeling binnen het kader van de 38 hr-week,

waarbij door dienstnoodwendigheden, en door de aard van de opdrachten van het

luchttransport, de normale duur van een werkdag alsook het aantal werkdagen per week

sterk kunnen variëren zonder dat een planning op korte termijn kan opgesteld worden.

b. Toepassingsgebied

Deze steekkaart heeft enkel betrekking op het varend personeel niet-piloot van de 15W dat

een exclusieve varende functie, voorzien op de OT van deze eenheid, effectief bekleedt.

c. Dienstregeling

(1) In normale dienst, mag de dagelijkse arbeidsduur maximaal 13 hr duren (middagpauze

minimum 30’ inbegrepen). Indien de continuïteit van de luchtdienst het vereist, mag de

maximum arbeidsduur van 13 hr worden overschreden rekening houdend met de

geldende luchtveiligheidsnormen.

(2) Voor de berekening van de arbeidsduur wordt uitgegaan van een gemiddelde wekelijkse

arbeidsduur van 38 hr, zonder hierbij noodzakelijkerwijze te streven naar een

gelijkmatige spreiding per dag.

(3) Compensatie in tijd wordt toegekend aan de onderofficieren en de vrijwilligers voor

dienstprestaties boven de 38 hr per week.

(a) De aangerekende dienstprestaties boven de 38 hr per week moeten in principe

worden gecompenseerd in tijd vóór het einde van het burgerlijke semester (=

referentieperiode) dat volgt op het semester waarin de dienstprestatie werd

geleverd.

(b) Indien blijkt dat, zes maanden na het afsluiten van een compensatiefiche, niet alle

overuren werden gecompenseerd in tijd, zal het resterende saldo, verminderd met

ten hoogste 38 hr die overgedragen worden naar het volgende semester, worden

uitbetaald1 (overdracht van fiche A naar B en omgekeerd).

(c) In principe zal bij mutatie alle compensatie in tijd worden opgenomen vóór de

mutatie. Desnoods zal er een opschorting van de mutatiedatum zijn. Een overdracht

van maximum 38 hr naar de eerstvolgende referentieperiode wordt toegelaten.

(d) De militaire overheid zal erover waken dat de prestaties in tijd worden

gecompenseerd, zodat er in de mate van het mogelijke niet moet overgegaan

worden tot uitbetaling. Alle echelons zullen in deze hun verantwoordelijkheid

opnemen.

d. Aanrekening van de prestaties

(1) Deelstand “in normale dienst”

(a) Algemeen

(i) De dienstprestaties worden voor hun werkelijke duur geteld.

(ii) De occasionele dienstprestaties tussen 22 hr 00 en 06 hr 00 worden dubbel

geteld. De referentie-uurgordel zal steeds deze zijn van de vertrekplaats

van de vlucht.

1 KB van 18 Mar 03 (BIP-A-015), Art 50

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 88 / 283

(iii) De periode gedurende dewelke het personeelslid in CRP (Crew Rest Period) is

na terugkeer van een opdracht wordt niet aangerekend als dienstprestatie.

(iv) De dienstprestaties die recht geven op een toelage voor permanentie worden

voor de forfaitaire duur geteld.

(b) Verloven en dienstontheffingen

(i) Elke gerechtvaardigde afwezigheid van één of meer dagen wordt

aangerekend voor een forfaitaire duur van 7 hr 36’ per dag. Onder

gerechtvaardigde afwezigheid wordt begrepen:

De dagen afwezigheid om gezondheidsredenen die vallen op een werkdag.

De verlofdagen, de omstandigheidsverloven, de toegekende reisdagen, de

dienstontheffingen van het Departement, de bijzondere dienstontheffingen

en de compensatie in tijd zoals bepaald in dit reglement.

De afwezigheden om syndicale redenen overeenkomstig het syndicaal

statuut.

De feestdagen die op een weekdag vallen.

(ii) De compensatieverloven die vallen tijdens de uitvoering van een

dienstprestatie, wanneer deze dienstprestatie werkelijk uitgevoerd wordt,

zullen worden ingeschreven op de compensatiefiche voor de werkelijke duur

van de prestatie.

(iii) De CO 15 W mag een “gewone” dienstontheffing toestaan aan het personeel

voor of na de luchtdienst.

(iv) Per kalendermaand moet elk personeelslid over minimum 4 niet-

aaneengesloten periodes van 48 hr en 2 niet-aangesloten periodes van 24 hr

kunnen beschikken waarin hij niet wederoproepbaar, noch beschikbaar voor

de dienst is. In deze periodes kan hij echter wel met CRP zijn. Deze periodes

worden niet beschouwd als dienstprestatie en worden toegekend met

inachtneming van de wensen van het desbetreffende personeel voor zover de

vereisten van de dienst dit mogelijk maken.

(v) Onder voorbehoud van Par 106.a (3) en Par 107.a. van Deel I - Hoofdstuk 1,

zal tijdens de periodes van afwezigheid, zoals bepaald in Deel I- Hoofdstuk 1

– Par 1041, maar met uitzondering van de “gewone” dienstontheffing, de

betrokken militair niet terugroepbaar zijn voor de normale dienst.

(c) Diverse voorschriften

(i) Verplaatsingen

Verplaatsingen tussen de woonplaats en de Gewone Plaats van het Werk

(GPW) (en omgekeerd), worden nooit aangerekend als dienstprestatie. Een

verplaatsing naar een andere werkplaats dan de GPW gebeurt aan de hand

van een marsbevel en wordt aangerekend als dienstprestatie; De eenheids-

/korpscommandant die de verplaatsing voorschrijft, kan toelaten dat de

dienstreis begint en/of eindigt in de woonplaats van de militair.

1 Periodes van afwezigheid: het verlof, de dienstontheffingen, de tijdelijke ambtsontheffingen, de bijzondere arbeidstijdregeling

en de compensatie in tijd.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 89 / 283

In dit geval mag de duur van de verplaatsing in geen geval die tussen de

GPW en de plaats van de opdracht overtreffen1

De verplaatsingen tussen een buitenlandse luchthaven en de slaapplaats

gelden als dienstprestatie;

Tijdens een dienstverplaatsing die niet beantwoordt aan de voorwaarden

voor het toekennen van een toelage (intensieve dienst, permanentie …),

worden de prestaties in het buitenland aangerekend als dienstprestatie,

hetzij voor een forfaitaire duur (7 hr 36’ per werkdag of 08 hr per

weekenddag), hetzij voor de werkelijke duur van de geleverde

dienstprestaties indien deze groter is.

(ii) Doktersbezoek en geneeskundige zorgen

Bij de eenheidsgeneesheer, bij een organisme van de medische component

o Wordt als dienstprestatie aangerekend, het gedeelte van de tijd dat

valt tijdens de normale diensturen van de eenheid of dienst waartoe

betrokkene behoort en dat besteed wordt aan doktersbezoek of

geneeskundige zorgen (inclusief verplaatsingen).

o Voor doktersbezoeken en/of de geneeskundige zorgen, inclusief de

verplaatsingsduur, zal nooit méér worden aangerekend dan de forfaitaire

duur van 7 hr 36’ per dag.

o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen, behalve in het kader

van het gezondheidstoezicht, op uren en dagen waarop de betrokkene

niet van dienst is, wordt niets aangerekend.

o Voor een controlebezoek tijdens een afwezigheid om

gezondheidsredenen wordt eveneens niets aangerekend.

Bij een burgergeneesheer of een burgerorganisme

o Voor doktersbezoeken of geneeskundige zorgen op uren en dagen waarop

de betrokkene niet van dienst is, wordt niets aangerekend.

o Gewone consultaties

Deze bezoeken dienen plaats te grijpen buiten de normale diensturen,

behalve in dringende gevallen of indien de door de geneesheer

vastgelegde consultatieuren dit niet toelaten. In dit geval dient een

dienstontheffing ten belope van de nodige tijd (verplaatsing

inbegrepen) te worden toegekend. Deze ontheffing dient tot de

minimum duur te worden beperkt, zonder nochtans de vrije keuze van

een arts te belemmeren en moet met een medisch getuigschrift van

de geconsulteerde geneesheer worden gerechtvaardigd. Indien aan

deze voorwaarden voldaan is, dient die dag dus enkel het resterende

uurkrediet volgens het dienstrooster van betrokkene gepresteerd te

worden. Dat getuigschrift zal, in het kader van de bescherming van

de privacy, door het betrokken personeelslid overhandigd worden aan

de eenheidsgeneesheer, die op zijn beurt de eenheidscommandant zal

inlichten;

Om een dergelijk bezoek af te leggen zal nooit verlof of compensatie

in tijd worden afgetrokken.

1 BIP U-021-4, § 4.c.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 90 / 283

o Verwijzing door een militaire of aangenomen geneesheer 1

Bezoeken die worden voorgeschreven door een militaire of

aangenomen geneesheer, kunnen tijdens de normale diensturen

plaatsgrijpen.

De duur van de doktersbezoeken of de geneeskundige zorgen,

inclusief de duur van de verplaatsingen, kan nooit voor méér dan een

forfaitaire dagprestatie van 7 hr 36’ worden aangerekend.

Gezondheidstoezicht

De activiteiten in het kader van het gezondheidstoezicht, aan het

personeelslid opgelegd door de bevoegde overheid of door de

preventieadviseur/arbeidsgeneesheer (militair of burger) van de eenheid,

vinden in principe plaats tijdens de normale diensturen. De eenheids-

/korpscommandant zal er over waken dat het personeelslid zich aanbiedt

op het opgelegde tijdstip. Indien deze activiteiten worden opgelegd buiten

de diensturen, worden zij in aanmerking genomen (verplaatsing

inbegrepen) in het kader van de compensatie in tijd.

(iii) Maaltijden, vrije tijd, rustperiodes

Onderbrekingen voor maaltijden worden niet aangerekend als

dienstprestaties. Een middag- of avondpauze van minimum 30’ moet worden

genomen. Indien omwille van dienstredenen het personeelslid onmogelijk

zijn werkplaats kan verlaten voor het middag- of avondmaal, wordt deze

periode (maximum 30’) aangerekend als effectieve dienst.

Een onderbreking die de 15’ niet overschrijdt wordt aangerekend als

dienstprestatie.

(2) Deelstand “in intensieve dienst” (= oefening of manoeuvre van minimum 24 hr)

(a) De dienstprestaties, verricht op werkdagen, worden voor een forfaitaire

arbeidsduur van 7 hr 36’ aangerekend.

(b) Zaterdagen, zon- en feestdagen worden forfaitair voor 8 hr aangerekend.

(3) Deelstanden “in militaire bijstand”, “in hulpverlening” en ”in operationele inzet”

(a) De dienstprestaties, verricht op werkdagen, worden voor een forfaitaire

arbeidsduur van 7 hr 36’ aangerekend.

(b) Zaterdagen, zon- en feestdagen worden voor 0 hr aangerekend.

(4) Deelstand “in vorming”

Deze deelstand is niet van toepassing op de Luchtdienst 15W.

1 AO-J/719 B

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 91 / 283

218. Steekkaart Werken op afstand

Opmerking: tekst = satellietwerken en thuiswerken voor Mil en Civ + telewerken voor Civ.

Werken op afstand ZONDER telewerken voor Civ = blauwe tekst schrappen.

a. Definities

Het werken op afstand is mogelijk op regelmatige en incidentele basis en omvat volgende

types, die onderling combineerbaar zijn.

(1) Satellietwerken

Werken in een satellietkantoor in een militair milieu op een andere dan de gewone plaats

van het werk die vastgelegd werd in een overeenkomst voor het werken op afstand, met

behulp van informatica of ander materiaal van Defensie.

Het personeelslid dat werkt onder dit type van werken op afstand wordt

“satellietwerker” genoemd.

(2) Thuiswerken

Werken, buiten militair milieu, in de woning van het personeelslid of in elke andere door

hem gekozen plaats, die vastgelegd werd in een overeenkomst voor het werken op

afstand, waarbij een internetverbinding NIET noodzakelijk is om de opgelegde taken te

kunnen uitvoeren.

Het personeelslid dat werkt onder dit type van werken op afstand wordt “thuiswerker”

genoemd.

(3) Telewerken

Werken, buiten militair milieu, in de woning van het personeelslid of in elke andere door

hem gekozen plaats, die vastgelegd werd in een overeenkomst voor het telewerk, en

waarbij een internetverbinding WEL noodzakelijk is om de opgelegde taken te kunnen

uitvoeren.

Het personeelslid dat werkt onder dit type van werken op afstand wordt “telewerker”

genoemd.

Momenteel is dit enkel mogelijk voor het burgerpersoneel.

Opmerking

In afwachting van het creëren van de wettelijke basis voor de militairen, zal het

militair personeel dat werkt via een internetverbinding vallen onder de regels van

het thuiswerken.

b. Doelpubliek

(1) Het burgerpersoneel van Defensie en de militairen van het actief kader in normale

dienst, met uitsluiting van:

(a) militairen tewergesteld in een internationaal of intergeallieerd organisme;

(b) kandidaat-militairen, tenzij in het kader van onderwijs op afstand.

Opmerking

Onderwijs op afstand zal nooit aanleiding geven tot het opbouwen van

compensatie in tijd (zie Par 218.c.(3)).

(2) Er wordt a priori geen functie uitgesloten.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 92 / 283

(3) De korpscommandant of de burgerautoriteit met dezelfde bevoegdheden, het

personeelslid en zijn functionele chef bepalen in onderling overleg of werken op afstand

in het algemeen mogelijk is en welke taken in het bijzonder hiervoor in aanmerking

kunnen komen. Zij mogen ter ondersteuning het beoordelingsschema in Bijl N gebruiken.

Deel 1 van deze bijlage is bestemd voor de overheid en deel 2 voor het geïnteresseerde

personeelslid.

c. Basisprincipes van werken op afstand

(1) Werken op afstand is geen recht, het gebeurt op vrijwillige basis, kan niet opgelegd

worden en is gebaseerd op wederzijds vertrouwen.

(2) Het kan enkel worden toegestaan als de goede werking en de continuïteit van de dienst

niet in het gedrang komen.

(3) De duur van de te leveren dienstprestatie is gelijk aan de normale arbeidsduur van de

beschouwde dag, zoals deze in het dienstrooster van de eenheid is vastgelegd (in

principe 7 hr 36’) en zal nooit aanleiding geven tot het opbouwen van compensatie in tijd.

(4) Het wordt beperkt tot maximum 3/5de dagen van het werkregime per week.

(5) De regels inzake preventie en bescherming van de werknemer zijn van toepassing.

(6) De toelating voor werken op afstand wordt verleend door een overeenkomst voor het

werken op afstand (Bijl O). De overeenkomst geeft de toelating om op regelmatige of

incidentele basis te werken op afstand.

(a) Regelmatige basis

Indien de overeenkomst de toelating geeft om op regelmatige basis te werken op

afstand vermeldt deze overeenkomst ONMIDDELLIJK de (halve) dag(en) waarop

werken op afstand toegelaten is.

(b) Incidentele basis

Indien de overeenkomst de toelating geeft om op incidentele basis te werken op

afstand herneemt de prestatiegebonden toestemming (aanhangsel aan de Bijl O) de

(halve) dag(en) waarop werken op afstand toegelaten is.

Opmerking

Deze prestatiegebonden toestemming (aanhangsel aan de Bijl O) wordt

verleend per (halve) dag of, indien een project of een opdracht het vereist,

voor meerdere (halve) dagen.

d. Aanvraag

Het personeelslid vraagt aan de korpscommandant of de burgerautoriteit met dezelfde

bevoegdheden, met gemotiveerd advies van zijn functionele chef, de toelating tot werken op

afstand aan de hand van de overeenkomst voor het werken op afstand.

(1) De overeenkomst voor het werken op afstand (Bijl O)

(a) Wordt verleend door de korpscommandant of de burgerautoriteit met dezelfde

bevoegdheden.

(b) Geeft de toelating om op regelmatige en/of incidentele basis te werken op afstand.

(c) Herneemt onder meer de plaats van het werken op afstand, de periodes van

verplichte bereikbaarheid en voor de militairen het al dan niet toelaten van

sportactiviteiten die een duidelijk verband moeten houden met de voorbereiding op

de proeven van fysieke conditie en die zich afspelen buiten competitie.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 93 / 283

(2) De prestatiegebonden toestemming (aanhangsel aan de Bijl O)

(a) Is de verplichte aanvulling van de overeenkomst in het geval van werken op afstand

op incidentele basis.

(b) Wordt verleend en ingetrokken door de functionele chef aangeduid door de

korpscommandant of de burgerautoriteit met dezelfde bevoegdheden.

(c) De prestatiegebonden toestemming herneemt voor de militairen desgevallend

expliciet het type van sportactiviteit dat voor die (halve) dag toegelaten wordt.

e. Evaluatie

(1) De korpscommandant of de burgerautoriteit met dezelfde bevoegdheden, of de

functionele chef bepaalt in samenspraak met betrokkene de uit te voeren taken

(meetbaar) en evalueert deze na de prestatie (controle van daadwerkelijke uitvoering

van de taak).

(2) De functionele chef evalueert eveneens de impact van het werken op afstand op de

werking van de dienst.

f. Duur, aanvang, schorsing en beëindiging van werken op afstand

(1) Duur

Voor werken op afstand staat Defensie een maximum toe van 3/5 van de arbeidstijd per

kalenderweek. Dit betekent:

(a) voor een voltijds werkregime maximaal 3 dagen;

(b) voor de vierdagenweek 1: maximaal 2 dagen;

(c) voor de halftijds vervroegde uitstap/halftijds werken 2: maximaal 1,5 dag;

(d) voor verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid 3:

(i) ten belope van 4/5 of 3/4: maximaal 2 dagen

(ii) ten belope van 2/3: maximaal 2 dagen

(iii) ten belope van 1/2: maximaal 1,5 dag

Dit maximum geldt ook voor de eventuele combinatie tussen meerdere types werken op

afstand (telewerken, satellietwerken en thuiswerken).

Opmerking

Gerechtvaardigde afwezigheden zoals feestdagen, compensatieverlofdagen,

verloven, dienstontheffingen, compensatie in tijd, afwezigheden om

gezondheidsredenen, … hebben geen invloed op het maximum aantal dagen.

(2) Aanvang

Werken op afstand kan onmiddellijk beginnen na het verkrijgen van de algemene

toelating door de overeenkomst voor het werken op afstand en desgevallend de

prestatiegebonden toestemming.

(3) Schorsing

(a) Indien het personeelslid zich niet aan de richtlijnen houdt of de gestelde

objectieven niet haalt kan de toelating onverwijld en met onmiddellijke ingang

opgeschort worden door de functionele chef.

1 Zie Deel V: Bijzondere arbeidstijdregeling 2 Zie Deel V: Bijzondere arbeidstijdregeling 3 Zie Deel V: Bijzondere arbeidstijdregeling

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 94 / 283

(b) Bijkomende bepaling voor het militair personeel:

De toestemming voor het werken op afstand wordt automatisch geschorst voor de

vereiste duur:

(i) in geval van plaatsing in een van de deelstanden: “in operationele inzet”, “in

hulpverlening”, “in militaire bijstand” en “in intensieve dienst”;

(ii) bij het op preadvies stellen voor een situatie bedoeld in (i);

(iii) wanneer een periode van crisis wordt afgekondigd;

(iv) in geval van deelname aan een cursus, een vorming of een examen;

(v) wanneer het belang of de organisatie van de dienst het vereist.

(4) Beëindiging

(a) Werken op afstand eindigt door de gemotiveerde intrekking van de toelating door

de korpscommandant of de burgerautoriteit met dezelfde bevoegdheden, of op

aanvraag van het personeelslid. Dit gebeurt schriftelijk met een opzegtermijn van

TIEN werkdagen. Deze termijn kan nochtans worden verminderd in onderling

akkoord tussen de partijen.

(b) Werken op afstand eindigt automatisch en zonder vooropzeg:

(i) de dag van de verandering van de hoofdaffectatie of de dag van de

functieverandering van het personeelslid;

(ii) wanneer de werker op afstand een opzettelijke fout, een zware fout of een

lichte fout die bij hem gewoonlijk voorkomt, begaat.

g. Dienstregeling en uitvoering

(1) Werken op afstand kan op alle (halve) werkdagen van de week worden uitgevoerd.

(2) Verplaatsingen tussen:

(a) de woonplaats;

(b) de plaats die vastgelegd werd in de overeenkomst (thuiswerken en telewerken);

(c) de plaats van het satellietwerken;

(d) de gewone plaats van tewerkstelling

worden NIET beschouwd als een dienstprestatie.

(3) Om dienst- of technische redenen kan de functionele chef een geplande (halve) dag

werken op afstand intrekken of verplaatsen naar een andere dag. De mededeling

gebeurt ten laatste de werkdag voordien.

(4) In geval van (technische) problemen die de uitvoering van de opgelegde taken

onmogelijk maakt dient het personeelslid zijn functionele chef te contacteren. De

functionele chef beslist na overleg met het personeelslid dat:

(a) ofwel een andere taak toegekend wordt;

(b) ofwel het personeelslid teruggeroepen wordt naar de eenheid;

(c) ofwel het personeelslid een (halve) dag vakantieverlof en/of compensatie in tijd

aanvraagt;

(d) compensatie in tijd opgelegd wordt (militairen).

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL I - Algemeen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 95 / 283

(5) De satellietwerker dient zich te schikken naar de praktische richtlijnen en het

dienstrooster van de eenheid waar het satellietwerken doorgaat. Satellietwerken kan op

volgende plaatsen in functie van de beschikbare capaciteit:

(a) in kantoren beheerd door het CC V&C (zie CCVC-GID-COMDO-SSA-OO6

“Satellietwerken in een kantoor beheerd door CC V&C”);

(b) in kantoren ter beschikking gesteld na onderling akkoord tussen

korpscommandanten.

(6) In geval van ziekte of ongeval blijft de voorziene verwittigingsprocedure van

toepassing.

h. Aanrekening van de prestaties in normale dienst

De dienstprestaties worden voor hun werkelijke duur geteld met een maximum van 07 hr 36’.

i. Administratieve bepalingen

(1) De overeenkomst voor het werken op afstand (Bijl O) wordt opgesteld in TWEE of

DRIE exemplaren:

1 Ex wordt bewaard in het persoonlijk dossier (militairen) of het afgeleid

persoonlijk dossier (burgerpersoneel);

1 Ex voor betrokkene;

1 Ex voor HRB-Civ (enkel burgerpersoneel).

(2) De prestatiegebonden toestemming (aanhangsel aan de Bijl O) wordt opgesteld in TWEE

exemplaren:

1 Ex voor de eenheid;

1 Ex voor betrokkene.

(3) Opvolging in het elektronisch personeelsbeheersysteem van Defensie

(a) Werken op afstand op regelmatige basis

De (halve) dagen en het type werken op afstand vastgelegd in de overeenkomst

worden door de eenheid ingebracht.

(b) Werken op afstand op incidentele basis

De (halve) dagen en het type werken op afstand vastgelegd in de

prestatiegebonden toestemming worden door de eenheid ingebracht.

Opmerking

Wanneer (halve) dagen die al gevat werden als “werken op afstand” niet doorgaan

(door intrekking, schorsing, beëindiging van werken op afstand, door AGR, verlof,

…) dient de eenheid deze nieuwe situatie in te brengen.

j. Geldelijke bepalingen

Het satellietwerken en thuiswerken openen geen enkel bijkomend pecuniair recht.

Het telewerken wordt forfaitair vergoed1.

1 Ref ULT

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 96 / 283

DEEL II

VERLOVEN

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 97 / 283

Hoofdstuk 1 - Vakantieverlof

101. Toepassingsgebied

a. Algemeen principe

Dit hoofdstuk is van toepassing op alle militairen van het actief kader1 in periode van vrede

en het burgerpersoneel van Defensie2.

b. Kandidaat-militairen

Voor de kandidaat militairen3 zijn de bepalingen van dit hoofdstuk enkel van toepassing

tijdens hun afwachtingsperiode, hun afwachtingsstage en stage- of evaluatieperiode en voor

de personeelscategorie waarvoor zij worden gevormd:

(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,

om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de

categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;

(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als

aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere

personeelscategorie (sociale promotie);

(3) de beroepsvrijwilligers of beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een

vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op diploma) en de

militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op diploma;

(4) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de

aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te

volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen

(overgang);

(5) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens

beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het

gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om

te worden opgenomen als aanvullingsofficier beroepsmilitair of BDL;

(6) de kandidaat-militairen korte termijn BDL;

(7) de kandidaten-hulpofficier.

102. Algemeen

a. Bepalingen enkel toepasselijk op de officieren4

(1) Een officier beschikt in principe over:

(a) een totaal van dertig dagen korte vakantieverloven per jaar.

(b) een totaal van dertig dagen vakantieverlof van lange duur per jaar, dat op aanvraag

van belanghebbende, in twee of drie delen mag worden gesplitst.

(2) Het vakantieverlof van de officieren wordt in kalenderdagen berekend van 1 januari tot

31 december. Nochtans mag het kort vakantieverlof, op aanvraag van belanghebbende,

in halve dagen worden gesplitst.

1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-B18 - A16-D3, Art 72 - A16-E3, Art 37 - A16-G1-Art 94 en 177 K1, Art 2 & Art 8bis, A16-X2, Art 30 2 Deel I, Par 101.a.(2), KB van 19 Nov 98, Art 10 3 Deel I, Par 101.a.(3) 4 A16-B18, Art 8

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 98 / 283

Zaterdagen, zondagen, feestdagen en compensatieverlofdagen die omsloten worden

door vakantieverlofdagen, worden voor de officieren eveneens als vakantieverlofdagen

aangerekend1.

b. Bepalingen enkel toepasselijk op de onderofficieren en vrijwilligers 2

(1) De onderofficieren en de vrijwilligers hebben jaarlijks recht op dertig

vakantieverlofdagen.

(2) De vakantieverloven van de onderofficieren en de vrijwilligers worden in volledige

werkdagen berekend vanaf 1 januari tot 31 december.

Nochtans, op aanvraag van belanghebbende mogen de vakantieverloven in halve dagen

worden gesplitst.

c. Bepalingen toepasselijk op alle militairen

(1) Het vakantieverlof wordt toegekend met inachtneming van de wensen van het

desbetreffende personeel voor zover de vereisten van de dienst dit mogelijk maken.

Het toekennen van het vakantieverlof blijft nochtans onderworpen aan de door het

commando vastgestelde encadreringsnormen en de operationele noodwendigheden (bij

wijze van voorbeeld: manoeuvres, kampperiodes, enz…) maar het aantal dagen

vakantieverlof mag echter niet minder dan dertig werkdagen per jaar bedragen3.

(2) De planning voor de grote verloven wordt voor 10 februari van het nieuwe jaar

opgesteld. De beslissing aangaande de globale verlofplanning wordt genomen vóór eind

februari, geacteerd op het verslag van de eenheidscommandant en schriftelijk

bekendgemaakt aan het personeel. Dit teneinde aan het personeel toe te laten zijn

verlof te coördineren met zijn partner en/of gezinsleden en zijn schikkingen te treffen

voor eventuele reservaties van reizen.

(3) Een groot jaarlijks verlof van een minimumduur van drieëntwintig opeenvolgende

kalenderdagen gedurende de periode van 01 juni tot 30 september is gewaarborgd aan

de militair die het aanvraagt. Een verlening van deze periode kan slechts worden

toegestaan voor zover de vereisten van de dienst dit mogelijk maken.

(4) Het overschot van de niet opgenomen vakantieverlofdagen op het einde van het jaar kan

zonder voorwaarden tot 30 april van het volgend jaar genomen worden.

(5) De militairen die deel uitmaken van de organieke effectieven van een school zijn

onderworpen aan de voorschriften betreffende het groot jaarlijks verlof van de school,

ten einde de opleiding en het leven van het korps niet te onderbreken.

Voor de overige vakantieverlofdagen houdt de commandant van de school rekening met

de wensen van belanghebbenden.

(6) Het vakantieverlof wordt ingekort naar rato van één twaalfde van het jaarkrediet: 4

(a) per maand tijdens dewelke de militairen van het actief kader die niet behoren tot

de categorieën hernomen in Par 101.b., een vorming volgen aan een Belgische of

vreemde, militaire of burgerlijke onderwijsinrichting;

Het totaal aantal vakantieverlofdagen per jaar (schoolverlof & vakantieverlof) mag

in geen geval kleiner zijn dan het aantal dagen bepaald in Par 102.a. en b tenzij Par

102.c (6) (b) of (c) van toepassing is.

1 Ook voor de dienstontheffingen van het Dept (zie Deel III Hfdst 2 Par 202.h) 2 A16-D3, Art 72 – A16-E3, Art 37 3 A16-G1, Art 177 4 A16-D3, Art 73 - A16-E3, Art 38

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 99 / 283

De schoolverloven worden in detail besproken in Deel II - Hoofdstuk 5 & Deel VII

– Hoofdstuk 1.

(b) per maand niet als werkelijke dienst tellende afwezigheid;

(c) per maand non-activiteit bij tuchtmaatregel;

(d) Berekening van één twaalfde van het jaarkrediet:

(i) Officieren: 60 (30 + 30 dagen jaarkrediet) / 12 maanden = 5 2,5 + 2,5 dagen

maandkrediet;

(ii) Onderofficieren & Vrijwilligers: 30 dagen jaarkrediet / 12 maanden = 2,5

dagen maandkrediet, maar het totale jaarkrediet wordt naar boven afgerond

in het voordeel van belanghebbende.

(7) Het militaire personeelslid dat geniet van halftijdse arbeid om gezondheidsredenen

behoudt zijn volledig jaarlijks vakantieverlofkrediet. Indien een militair personeelslid

wenst vakantieverlof te nemen op de dagen dat hij geniet van halftijdse arbeid om

gezondheidsredenen dient hij slechts een halve dag vakantieverlof in rekening te

brengen.

(8) Een militair personeelslid dat geniet van de halftijds vervroegde uitstap behoudt

slechts de helft van zijn volledig jaarlijks vakantieverlofkrediet.

Berekening van het jaarkrediet vermindert met de helft:

(a) Officieren: 60 (30 + 30 dagen jaarkrediet) X 1/2 = 30 15 + 15 dagen die in halve

dagen kunnen genomen worden of 60 halve dagen;

(b) Onderofficieren & Vrijwilligers: 30 dagen jaarkrediet X 1/2 = 15 dagen of 30 halve

dagen.

(9) Een militair personeelslid dat geniet van de vrijwillige vierdagenweek behoudt slechts

4/5 van zijn volledig jaarlijks vakantieverlofkrediet.

Berekening van het 4/5 jaarkrediet:

(a) Officieren: 60 (30 + 30 dagen jaarkrediet) X 4/5 = 48 24 + 24 dagen;

(b) Onderofficieren & Vrijwilligers: 30 dagen jaarkrediet X 4/5 = 24 dagen.

(10) Aan de militaire personeelsleden die “stand by” zijn in het kader van een NRF of

gelijkaardige opdracht opgelegd door de overheid en die erom verzoeken, mogen grote

vakantieverloven toegestaan worden. Hieraan is echter de expliciete voorwaarde

gekoppeld dat betrokkenen er zich toe verbinden tijdens dit verlof bereikbaar te zijn

en bovendien het door het Comdo opgelegde preadvies te respecteren om zich bij de

eenheid te vervoegen.

Er wordt a priori geen beperking opgelegd om de verlofperiode in het buitenland door te

brengen, met dien verstande dat de voorwaarden van bereikbaarheid en

terugroepbaarheid te allen tijde vervuld blijven. Het is aan de korpscommandanten om

hierop toe te zien. Indien het personeel teruggeroepen wordt en daardoor kosten heeft

moeten dragen (annulatie, repatriëring) kan een aanvraag tot schadevergoeding

ingediend worden bij DGJM-LITIG. De procedure wordt beschreven in Deel I -

Hoofdstuk 1, § 106. a (5).

(11) De militaire personeelsleden van alle rang in dienst in intergeallieerde organismen, zelfs

in België gevestigd, met vaste dienst in het buitenland of aan een diplomatieke post

verbonden, genieten van de verloven die voorzien zijn in dit reglement onder controle en

verantwoordelijkheid van de hoogste Belgische autoriteit, die er aanwezig is.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 100 / 283

Indien de verloven voorzien in die organismen het normaal toegelaten wettelijk

maximum overschrijden, dan wordt het overige in dienstontheffingen om bijzondere

redenen omgezet.

(12) De militaire personeelsleden die dienst doen in vreemde, niet aan het nationale

grondgebied grenzende landen, kunnen gemachtigd worden, ten hoogste de helft van de

dagen vakantieverlof waarop zij aanspraak hadden kunnen maken, zijnde 15 dagen voor

de vrijwilligers en onderofficieren en 30 dagen voor de officieren, ineens te nemen na

hun terugkeer in België. Het Verenigd Koninkrijk, Noord-Ierland alsook de Republiek

Ierland worden beschouwd als aan het nationaal grondgebied grenzende landen.1

In geen geval, kan belanghebbende verlofdagen vragen die niet in de voorbije jaren

warden opgenomen, behalve het overschot van het voorbije jaar dat zonder

voorwaarden tot 30 april van het lopende jaar kan worden opgenomen.

d. Bepalingen enkel van toepassing op het burgerpersoneel (statutairen, stagiairs en

contractuelen)2

(1) Het burgerpersoneel heeft recht op een jaarlijks vakantieverlof waarvan de duur

naargelang de leeftijd als volgt is bepaald 3:

(a) minder dan 45 jaar: 26 werkdagen;

(b) van 45 tot 49 jaar: 27 werkdagen;

(c) van 50 tot 54 jaar: 28 werkdagen;

(d) van 55 tot 59 jaar: 29 werkdagen;

(e) van 60 tot 61 jaar: 30 werkdagen;

(f) op 62 jaar: 31 werkdagen;

(g) op 63 jaar: 32 werkdagen;

(h) van 64 tot 65 jaar: 33 werkdagen.

De duur van het jaarlijks vakantieverlof wordt bepaald door de leeftijd die het

betrokken personeelslid bereikt in de loop van het jaar.

(2) De regel van de evenredige vermindering van het jaarlijks vakantieverlof die wordt

uiteengezet in Par 102.d.(5), is niet van toepassing op het aantal dagen jaarlijks

vakantieverlof hoger dan 28 werkdagen.

(3) Het jaarlijks vakantieverlof is een recht en wordt genomen naar keuze van het

personeelslid en met inachtneming van de behoeften van de dienst. Indien het verlof

gesplitst wordt en indien het personeelslid het vraagt, omvat het een doorlopende

periode van ten minste twee weken. De aanvragen voor jaarlijks vakantieverlof moeten

voorafgaandelijk ingediend worden bij de functionele meerdere. De functionele

meerdere kan hem onder geen enkel voorwendsel verplichten zijn vakantieverlof op een

bepaalde datum te nemen.

(4) De overdracht van het jaarlijks vakantieverlof moet beschouwd worden als de

uitzondering en het opnemen ervan in het jaar zelf waarin het wordt verkregen, de

algemene regel. De overdracht wordt toegestaan tot 30 april van het jaar volgend op

dat waarop het jaarlijks verlof betrekking had. Deze datum dient strikt gerespecteerd

te worden en is niet voor interpretatie vatbaar.

1 A16-D3, Art 75 - A16-E3, Art 41 2 KB van 19 Nov 98, Art 10 tot Art 14 – KB van 31 Jan 09, Art 1 tot Art 3 3 De aanpassing van het jaarlijks verlof treedt in voege met terugwerkende kracht vanaf 01 Jan 08

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 101 / 283

(5) Het jaarlijks vakantieverlof van het personeelslid wordt in evenredige mate verminderd

(dat wil zeggen een evenredige vermindering in functie van de geleverde prestaties) in

de volgende gevallen:

(a) bij indiensttreding in de loop van het jaar;

(b) bij definitieve ambtsneerlegging in de loop van het jaar;

(c) bij in dienstneming om onvolledige prestaties te verrichten;

(d) tijdens het jaar één van de hiernavolgende verloven of afwezigheden te hebben

verkregen:

(i) verlof om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen van de federale

wetgevende kamers; van de gewest- en gemeenschapsraden of van de

provincieraden;

(ii) verlof voor een stage in een andere betrekking van een overheidsdienst of

van het gesubsidieerd onderwijs te volbrengen;

(iii) de halftijdse vervroegde uittreding;

(iv) de vrijwillige vierdagenweek;

(v) verlof voor opdracht;

(vi) verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan;

(vii) de afwezigheden waarbij de ambtenaar in de administratieve stand van non-

activiteit of disponibiliteit (ambtshalve of wegens ziekte) is geplaatst;

(viii) afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden;

(ix) de afwezigheden waarbij de wedde van het contractueel personeelslid

geschorst wordt, met uitzondering van de periodes van afwezigheid wegens

ouderschapsverlof, verloven met het oog op de bescherming van het

moederschap alsook voor het verlof om dwingende reden.

Een afwezigheid, zoals in bovenvermelde gevallen, van één werkdag geeft aanleiding

tot een vermindering van het jaarlijks verlof ten belope van 1/260e. Indien het

aldus berekende aantal vakantiedagen geen geheel getal vormt, wordt het afgerond

in het voordeel van het personeelslid, naar de onmiddellijk hogere eenheid.

Voorbeeld

Voor een personeelslid dat recht heeft op 26 werkdagen jaarlijks

vakantieverlof (minder dan 45 jaar) en die 13 werkdagen in dat jaar afwezig

was, is de berekening als volgt: 26 d. – 26 x 13/260 = 26 d. –1,3d. = 24,7 d.

Deze ambtenaar zal dus recht hebben op 25 dagen jaarlijks vakantieverlof.

Indien de vermindering van het verlof niet kan worden toegepast op het verlof van

het lopende jaar, dan zal deze worden aangerekend op het kapitaal van het

volgende jaar.

Er wordt geen berekeningswijze opgelegd voor de verdeling van de vakantiedagen

van de ambtenaren die verminderde prestaties verrichten. Belangrijk is dat de

ambtenaren die deeltijds werken een jaarlijks vakantieverlof krijgen in verhouding

tot hun verminderde prestaties.

Er dient dan ook een correctie te worden toegepast op het ogenblik dat het

jaarlijks vakantieverlof wordt toegestaan om te vermijden dat er een tweede

vermindering zou gebeuren. Zo zal er, voor een personeelslid dat zijn prestaties

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 102 / 283

per halve dag verricht, vijf volle dagen afwezigheid verrekend worden als twee en

een halve dag jaarlijks vakantieverlof.

(6) Indien het personeelslid door de behoeften van de dienst zijn volledig jaarlijks

vakantieverlof of een deel niet heeft genomen vooraleer hij zijn ambt definitief

neerlegt, dan heeft hij recht op een compensatietoelage. Het bedrag hiervan is gelijk

aan de laatste activiteitswedde die overeenstemt met het aantal niet genomen

verlofdagen.

(7) In geval van mobiliteit zal het jaarlijks vakantieverlof volgens de algemene regel

verminderd worden bij de dienst dat het personeelslid verlaat en bij de nieuwe dienst

heeft hij recht op jaarlijks vakantieverlof pro rata van de prestaties in de loop van het

jaar. Een overdracht van verlof kan evenwel gebeuren mits het akkoord van de

betrokken ambtenaar en HRB-Civ.

103. Aanvraagprocedure

a. De aanvraag

De aanvraag van vakantieverlof of van verlenging ervan wordt ingediend via het verslag van

de eenheidscommandant. Het personeelslid maakt gebruik van het aanvraagformulier in

bijlage C van dit reglement. Hij zal de aanvraag voor vakantieverlof van meer dan één dag,

indienen ten laatste 4 werkdagen voor de aanvang, behalve indien de autoriteit met de

bevoegdheid van eenheids- /korpscommandant een kortere termijn toestaat 1.

Op deze aanvraag worden vermeld:

(1) de datum van aanvraag;

(2) de begin- en einddatum (datum en uur) van de gewenste periode;

(3) de wijze waarop de verschillende dagen afwezigheid worden gerechtvaardigd;

de rechtvaardiging kan gebeuren door een combinatie van verlof, dienstontheffing of

compensatie in tijd. De periode van afwezigheid mag slechts bestaan uit ten hoogste

één blok verlof, uit dienstontheffing(en) en ten hoogste één blok compensatie in tijd

(niet noodzakelijk in deze volgorde). Blokken van hetzelfde type die enkel van elkaar

worden gescheiden door weekends, feestdagen, dienstontheffingen of door

compensatieverlofdagen worden beschouwd als één blok;

(4) de bestemming indien het personeelslid zich wenst te begeven naar een land dat niet

behoort tot de Europese Unie, de NAVO of Zwitserland (Bijl B).

b. Bevoegdheden

De bevoegde autoriteit vervolledigt het aanvraagformulier met de vermelding van de

genomen beslissing en met het Nr van het overeenkomstige verslag van de

eenheidscommandant.

(1) Bevoegdheid tot goedkeuring

(a) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant is de autoriteit voor de

goedkeuring van de verloven aangevraagd door de officieren, de korpsadjudant en

het burgerpersoneel Niv A.

(b) De autoriteit met de bevoegdheid van eenheidscommandant is de autoriteit voor de

goedkeuring van de verloven aangevraagd door de onderofficieren, de vrijwilligers

en het burgerpersoneel Niv B, C en D.

1 Deel I - Hoofdstuk 1, Par 105.a.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 103 / 283

(c) Vanaf de rang van korpscommandant behoort het tot de bevoegdheid van de

commandant van het onmiddellijk hoger echelon om de aanvragen te beoordelen.

(2) Bevoegdheid bij verlof in het buitenland

(a) Verplaatsingen om private redenen van om het even welke duur naar landen die niet

behoren tot de Europese Unie, de NAVO of Zwitserland zijn steeds onderworpen

aan de toelating van de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant. Voor

een lijst van de NAVO- en EU-lidstaten wordt verwezen naar bijlage B.

(b) De verplaatsingen naar landen met veiligheidsrisico’s of die in een gewapend

conflict gewikkeld zijn of waar onlusten een staat van fysieke onveiligheid

scheppen, kunnen evenwel slechts worden toegestaan mits de bijzondere

aanvraagprocedure, vermeld in de onderrichting over de militaire veiligheid (Reg

IF 5), wordt gevolgd. Diezelfde aanvraagprocedure is eveneens van toepassing

indien de reis gebeurt aan boord van een vliegtuig of van een schip dat eigendom is

of gecharterd wordt door een van deze landen. 1

(c) De MOD kan verplaatsingen naar bepaalde landen verbieden.

104. Betekening van de beslissing

a. Termijn

De beslissing over het al dan niet toestaan van verlof moet ten laatste vóór het einde van de

derde werkdag volgend op het indienen van de aanvraag bekendgemaakt worden aan het

betrokken personeelslid, door middel van het aanvraagformulier, met de vermelding van de

genomen beslissing en met het Nr van het overeenkomstige verslag van de

eenheidscommandant.

b. Planning grote verloven

(1) Op voorwaarde dat het personeelslid zijn verlofaanvraag binnengebracht heeft vóór

10 februari, wordt hij tegen ten laatste eind februari definitief op de hoogte gebracht

van de beslissing van de bevoegde autoriteit over de periode waarin hij daadwerkelijk

zijn groot verlof mag opnemen (Par 102.c.(2)).

(2) Voor verlofaanvragen met verplaatsing naar landen met een veiligheidsrisico is het

evenwel niet mogelijk dat de gestelde termijn van eind februari niet haalbaar is, gezien

de geldende aanvraagprocedure (Par 103.b.(2)). Het personeelslid zal ten laatste 6

weken, na het binnenbrengen van zijn verlofaanvraag, op de hoogte worden gebracht van

de bevoegde autoriteit (ACOS IS).

c. MTLG

Het toekennen of weigeren van het vakantieverlof mag in geen enkel geval afhankelijk

gemaakt worden van het al of niet afleggen van de MTLG-testen (of gelijkaardige

geschiktheidproeven) vóór de aanvang van dit verlof, noch van het al dan niet slagen van de

testen, noch van het bekomen resultaat op deze testen.

1 Indien het betrokken personeelslid slechts tijdens de reis tot de vaststelling komt dat hij zich in een vliegtuig of schip bevindt

dat eigendom is of gecharterd wordt door een van deze landen dan zal hij dit melden bij wijze van regularisatie na de reis

volgens de procedure beschreven in Par 105.c.(2).

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 104 / 283

105. Administratieve bepalingen

a. Administratieve stand

De militair met vakantieverlof bevindt zich in de stand “in werkelijke dienst”. Zijn

verplichtingen zijn niet opgeheven, de afwezigheid ontheft hem enkel van de dienst. 1

b. Onmogelijke combinaties

Er kan geen verlof worden toegekend aan een militair die zich in één van de volgende

toestanden bevindt:

(1) non-activiteit2;

(2) geschorst bij ordemaatregel3 4;

(3) afwezig om gezondheidsredenen.

(a) Indien het vakantieverlof dat op regelmatige wijze aan een personeelslid is

toegekend, wordt voorafgegaan door een periode van afwezigheid wegens ziekte,

dan zal wanneer tussen het einde van de behoorlijk gerechtvaardigde afwezigheid

wegens ziekte en het begin van het vakantieverlof, dat reeds werd toegestaan voor

de periode van afwezigheid wegens ziekte, geen enkele werkdag ligt, het

personeelslid niet verplicht zijn om zijn dienst te hervatten.

(b) Het is uitgesloten dat een personeelslid in een periode van afwezigheid om

gezondheidsredenen, een toestemming kan bekomen voor een nieuwe periode van

afwezigheid wegens het vakantieverlof zonder vooraf zijn dienst te hervatten

tenzij met akkoord van de eenheidscommandant.

(c) Militair personeel

(i) Een periode van afwezigheid wegens vakantieverlof wordt onderbroken door

een periode van afwezigheid wegens gezondheidsredenen.

(ii) Het militaire personeelslid dient zijn eenheids-/korpscommandant in te

lichten over de duur van zijn periode van afwezigheid zoals bepaald in

DGHR-SPS-MEDAGR-001 DGHR-REG-MEDIS-001, § 103. Bij ontvangst van

een geneeskundig getuigschrift wordt het militaire personeelslid

administratief terug in de getalsterkte opgenomen en als “afwezig om

gezondheidsredenen” beschouwd

(iii) Een periode van afwezigheid wegens vakantieverlof van het militaire

personeelslid dat onderbroken wordt door een periode van afwezigheid om

gezondheidsredenen eindigt op de einddatum van de gevraagde periode van

afwezigheid wegens vakantieverlof, indien de periode van afwezigheid om

gezondheidsredenen korter is dan de gevraagde periode van afwezigheid

wegens vakantieverlof.

(iv) Na het volgen van de verwittigingsprocedure de aanvraag zoals beschreven in

de DGHR-SPS-MEDAGR-001 zullen de dagen afwezigheid om

gezondheidsredenen die samenvallen met de dagen afwezigheid wegens

1 A16-Q1, Art 5 G1 Art 187 en 189 2 A16-D3, Art 79 - A16-E3, Art 43 3 A16 Q1, Art 5 4 A16-D3, Art 79 - A16-E3, Art 43

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 105 / 283

vakantieverlof, opnieuw worden ingeschreven bij het jaarlijks verlofkrediet

van het militair personeelslid.

Voorbeeld

vakantieverlof van 01 Jul tot en met 14 Jul maar ziek van 07 tot en met 10

Jul = terugkeer in de eenheid op 15 Jul met aansluitend recuperatie van 4

dagen vakantieverlof1

(d) Burgerpersoneel

Als een personeelslid ziek wordt tijdens zijn vakantieverlof zal het behoorlijk

gerechtvaardigd ziekteverlof automatisch het vakantieverlof onderbreken. Het

personeelslid bekomt opnieuw de verlofdagen die wegens ziekte werden omgezet in

ziekteverlof. Wanneer het personeelslid deze verlofdagen wenst op te nemen,

dient zijn functionele chef, rekeninghoudend met de dienstvereisten, opnieuw zijn

toestemming te verlenen.

c. Compensatie in tijd

Het opnemen van vakantieverlof kan nooit aanleiding geven tot het opbouwen van

compensatie in tijd.

106. Geldelijke bepalingen 2

Het vakantieverlof wordt bezoldigd.

107. Sociale bepalingen

a. Militair personeel 3

Het vakantieverlof telt als een periode van werkelijke dienst.

b. Burgerpersoneel 4

Het vakantieverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

108. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit

Mits inachtneming van de desbetreffende richtlijnen ter zake is het uitoefenen van een

bijkomende beroepsactiviteit toegelaten.5

1 Mits respecteren van de richtlijnen opgenomen in het Reg DGHR-REG-MEDIS-001 2 Wet van 20 Mei 94 (BIP-A-083), Art 3, § 1, eerste lid 3 A16- Q1, Art 4 G1 Art 187 tot 189 4 KB van 19 Nov 98, Art 11 5 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 106 / 283

Hoofdstuk 2 - Feestdagen en compensatieverlof

201. Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op alle militairen van het actief1 kader in periode van vrede en al

het burgerpersoneel2 van Defensie. Voor militairen in de deelstanden “in militaire bijstand”,

“operationele inzet” en “hulpverlening” wordt verwezen naar Deel VI van het Reg.

202. Algemeen

a. De feestdagen:

(1) 1 januari (Nieuwjaar);

(2) Paasmaandag;

(3) 1 mei (Dag van de Arbeid);

(4) O.H. Hemelvaart;

(5) Pinkstermaandag

(6) 15 april (De vVerjaardag van de Koning);

(7) 21 juli (Nationale Feestdag);

(8) 15 augustus (O.L.V.-Terhemelopneming);

(9) 1 november (Allerheiligen);

(10) 2 november (Allerzielen);

(11) 11 november (Wapenstilstand 1918);

(12) 15 november (Koningsdag);

(13) 25 december (Kerstmis);

(14) 26 december.

Op zaterdagen en op feestdagen wordt bij Defensie de dienst geregeld zoals op zondag.

b. Het compensatieverlof

(1) Compensatieverloven zijn verloven ter compensatie van de feestdagen bij Defensie die

gedurende het jaar op een zaterdag of op een zondag vallen.

(2) Deze dagen worden gecompenseerd op de vrijdag die volgt op O.H. Hemelvaart en op de

werkdagen van 27 tot 31 december inbegrepen. Deze compensatie is dus vast en

onafhankelijk van het werkelijk aantal te compenseren dagen.

(3) Het personeel dat in de loop van het jaar in dienst is getreden, heeft hoe dan ook recht

op de compensatieverlofdagen.

203. Dienstprestaties op een compensatieverlofdag

a. Algemeenheden

Alle personeelsleden die geen dienstprestaties moeten verrichten op een opgelegde

compensatieverlofdag, zijn vrij die dag, ongeacht of zij al of niet reeds in werkelijke dienst

waren of het nog zullen zijn op de feestdag die aanleiding geeft tot de compensatie.

1 Deel I, Par 101.a.(1) 2 Deel I, Par 101.a.(2), KB van 19 Nov 98, Art 14

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 107 / 283

b. Dienstprestaties op een compensatieverlofdag

(1) Voor de onderofficieren en vrijwilligers: alle prestaties worden verrekend

overeenkomstig de bepalingen van Deel I- Hoofdstuk 2 betreffende de normalisatie van

de prestaties van het militair personeel1 .

(2) Voor de officieren: elke compensatieverlofdag waarop een dienstprestatie van een

volledige werkdag geleverd dient te worden, wordt gecompenseerd door een bijkomende

verlofdag toegekend naar keuze van de betrokkenen, maar met inachtneming van de

vereisten van de dienst, tot 30 april van het volgend jaar.

(3) Het burgerpersoneelslid dat, krachtens de arbeidsregeling die op hem/haar van

toepassing is of ten gevolge van de behoeften van de diensten verplicht is te werken op

een feestdag of in de periode tussen 26 december en 1 januari, bekomt een inhaalverlof

dat onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof kan worden genomen.

c. Zaterdag of zondag

De personeelsleden die in werkelijke dienst zijn op een feestdag die met een zaterdag of

een zondag samenvalt, maar die het nog niet waren of het niet meer zullen zijn op de

opgelegde compensatieverlofdag, krijgen een bijkomende verlofdag, toegekend naar keuze

van de betrokkenen met inachtneming van de vereisten van de dienst.

Voorbeeld

1 januari valt op een zondag. De voorziene compensatieverlofdag hiervoor is de vrijdag

die op O.H. Hemelvaart volgt.

Iemand wordt militair of burgerpersoneelslid op 1 maart (dus: in werkelijke dienst vanaf

1 maart).

Alhoewel hij op 1 januari nog niet in werkelijke dienst was, krijgt hij op de vrijdag die op

O. H. Hemelvaart volgt, de opgelegde compensatieverlofdag.

d. Einde werkelijke dienst

Wanneer een personeelslid de werkelijke dienst verlaat, krijgt hij aldus een aantal

bijkomende verlofdagen gelijk aan het werkelijk aantal feestdagen die met een zaterdag of

een zondag samenvallen waarvoor hij geen compensatieverlofdagen verkregen heeft. De

periode van het eindeloopbaanverlof voor het militair personeel wordt hier niet als

werkelijke dienst in rekening genomen.

Voorbeeld

1 januari valt op een zondag. De voorziene compensatieverlofdag hiervoor is de vrijdag

die op O.H. Hemelvaart volgt.

De militair of het burgerpersoneelslid verlaat Defensie (dus is niet in werkelijke dienst)

op 31 maart (vóór O. H. Hemelvaart).

Hij kan hiervoor, van een bijkomende verlofdag genieten vóór hij het leger verlaat (dus

vóór 31 maart); als hij vanaf 1 januari in eindeloopbaanverlof is, verkrijgt hij niets.

e. Intergeallieerd organisme

De Belgische autoriteit in elk intergeallieerd organisme kan een aantal bijkomende dagen

dienstontheffing toekennen gelijk aan het aantal feestdagen in de krijgsmacht die met een

zaterdag of een zondag samenvallen, in functie van de compensatieverlofdagen vastgesteld

door het intergeallieerd organisme.

1 Eveneens van toepassing op de militairen in vaste dienst in het buitenland

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 108 / 283

f. Bepalingen enkel toepasselijk op het militair personeel

Het personeelslid met deeltijdse arbeidsregeling heeft recht op een vervangende (halve)

dag (een halve dag) verlof, indien een feestdag of een compensatieverlofdag samenvalt met

de (halve) dag (de halve dag) waarop hij geen arbeid dient te verrichten. De vervangende

(halve) dag (een halve dag) wordt toegekend met inachtneming van de wensen van het

desbetreffende personeelslid voor zover de vereisten van de dienst dit mogelijk maken.

g. Bepalingen enkel toepasselijk voor het burgerpersoneel

(1) Indien een personeelslid tijdens deze periode afwezig is wegens ziekteverlof of in

disponibiliteit is wegens ziekte, dan worden voor de verlofperiode tussen Kerstmis en

Nieuwjaar geen ziektedagen aangerekend.

(2) Het contractueel personeelslid dat ontslagen werd, kan, indien hij voldoet aan de

wettelijke voorwaarden, genieten van de wedde voor de wettelijke feestdagen die

binnen een termijn van 30 kalenderdagen vallen na het ontslag. Om van deze bepalingen

te kunnen genieten, dient het personeelslid hiertoe een aanvraag in te dienen bij

HRB-Civ.

COMMENTAAR: Aflijning met de tekst van het KB van 19 Nov 98, Art 14

(3) Het personeelslid in disponibiliteit, non-activiteit met deeltijdse arbeidsregeling of dat

deeltijds werkt, heeft GEEN recht op een vervangende (halve) dag verlof, indien een

feestdag of een compensatieverlofdag samenvalt met de (halve) dag waarop hij geen

arbeid dient te verrichten1.

(4) Een personeelslid dat deeltijds werkt, heeft recht op evenveel compensatieverlofdagen

als een personeelslid dat voltijds werkt. Een personeelslid dat zich bijvoorbeeld in een

stelsel van halftijdse prestaties bevindt tijdens de periode tussen Kerstmis en

Nieuwjaar, zal in het geval er in die periode 4 werkdagen zijn 2 vervangende dagen

compensatieverlof bekomen die kunnen worden opgenomen onder dezelfde voorwaarden

als het jaarlijks vakantieverlof.

(5) De personeelsleden die hun ambt uitoefenen in het kader van deeltijds werken door het

verrichten van verminderde prestaties of die in de stand disponibiliteit of non-

activiteit staan, hebben geen recht op een dag compensatieverlof voor de feestdagen

die samenvallen met een dag die niet een zaterdag of een zondag is en waarop zij niet

verplicht zijn te werken of slechts deeltijds arbeid dienen te verrichten. Zij kunnen een

“verloren” feestdag niet compenseren door een bijkomende verlofdag.

204. Geldelijke bepaling2

Het compensatieverlof wordt bezoldigd.

205. Sociale bepalingen

a. Militair personeel 3

Het compensatieverlof telt als een periode van werkelijke dienst.

b. Burgerpersoneel 4

Het compensatieverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

1 KB van 19 Nov 98, Art 14, § 4 2 Wet van 20 Mei 94 (BIP-A-083),,Art 3, § 1 3 A16- Q1, Art 4 G1, Art 187 tot 189 4 KB van 19 Nov 98, Art 14, § 4

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 109 / 283

206. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit

Mits inachtneming van de desbetreffende richtlijnen ter zake is het uitoefenen van een

bijkomende beroepsactiviteit toegelaten1.

1 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 110 / 283

Hoofdstuk 3 - Omstandigheidsverloven

301. Toepassingsgebied

a. Algemeenheden

(1) Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen officieren, onderofficieren en

vrijwilligers1 van het actief kader 2 in periode van vrede in de stand “in werkelijke

dienst”3 en al het burgerpersoneel4 van Defensie.

(2) Huwelijk en samenwoning: zie deel I, Par 101c.

b. Uitzonderingen

Er kan geen omstandigheidsverlof worden toegekend aan een militair die geschorst is bij

ordemaatregel of die op non-activiteit is gesteld.5

302. Algemeen

a. Redenen

Het in Par 301.a. vermelde personeel heeft recht op omstandigheidsverlof dat wordt

toegekend om redenen die de aanwezigheid van het personeelslid in zijn familie noodzakelijk

maken. De redenen en de duur van het omstandigheidsverlof worden hierna bepaald.

b. Opname omstandigheidsverlof

Het personeelslid kan de dagen omstandigheidsverlof opnemen, ononderbroken of gesplitst

per dag of halve dag, naargelang zijn persoonlijke situatie en behoefte. Niettemin dient er

een verband te bestaan tussen de gebeurtenis en het ogenblik waarop het verlof wordt

opgenomen. Zodoende kan bijvoorbeeld het verlof naar aanleiding van een overlijden worden

gesplitst, om het personeelslid in de gelegenheid te stellen de nodige formaliteiten te

vervullen op de dag van de begrafenis, de formaliteiten bij de notaris, vrederechter, enz…

c. Zaterdag, zondag, feest- of compensatieverlofdagen

De dagen omstandigheidsverlof kunnen eveneens worden genomen op een zaterdag, zondag,

feest- of compensatieverlofdag door het personeelslid die op één van deze dagen met dienst

werd bevolen.

d. Dringende omstandigheden

In dringende omstandigheden, die zich voordoen buiten de openingsuren van het korps of van

het kwartier, moet:

(1) het personeelslid dat dienstprestaties dient uit te voeren, het hoofd van de bewaking

verwittigen, die het begin van het omstandigheidsverlof noteert in zijn wachtverslag.

Het personeelslid moet eveneens, de autoriteit met de bevoegdheid van eenheids-

/korpscommandant verwittigen bij het begin van de volgende werkdag.

(2) het personeelslid dat geen dienstprestaties dient uit te voeren, de autoriteit met de

bevoegdheid van eenheids-/korpscommandant verwittigen bij het begin van de volgende

werkdag.

1 A16-D3, Art 76, 88 en 97 - A16-E3, Art 39- A16- G1, Art 94, Art 177 en Art 187 tot 189E1, Art 20nonies - A16-K1, Art. 8bis -

A16- Q1, Art 5 - A16-X1, Art 4 - A16-X2, Art 30 2 Deel I hoofdstuk 1 Par 101.a.(1) 3 Kandidaat-militairen inbegrepen A16-G1, Art 94 4 Deel I, Par 101.a.(2), KB van 19 Nov 98, Art 15 5 A16-D3, Art 79 - A16-E3, Art 43

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 111 / 283

e. Buiten het nationaal grondgebied

Buiten het nationaal grondgebied beoordeelt de korpscommandant of de autoriteit met

dezelfde bevoegdheid, de modaliteiten van de toekenning van het omstandigheidsverlof,

naargelang de verwijderingsomstandigheden.

f. Verlenging

Op aanvraag van het personeelslid kan een omstandigheidsverlof worden verlengd door het

toestaan van compensatie- of vakantieverlof.

g. Aanrekening

Het omstandigheidsverlof wordt niet in mindering gebracht van het vakantieverlof.

h. Bewijsstuk

De begunstigde legt, naargelang het geval, vóór of na het verlof, het bewijs voor dat hij aan

één van de hierna vermelde voorwaarden voldoet (bijvoorbeeld aan de hand van een

doktersattest of een afschrift van een overlijdensakte).

303. Redenen en duur

a. Bepalingen toepasselijk op het militair en het burgerpersoneel1

(1) Overlijden van de echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende: vier werkdagen;

(2) Overlijden van een bloed- of aanverwant in de eerste graad van het personeelslid, van

zijn echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende: vier werkdagen;

(3) Overlijden van een onder eenzelfde dak wonende bloed- of aanverwant van om het even

welke graad van het personeelslid, van de echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende:

twee werkdagen;

(4) Overlijden van een niet onder eenzelfde dak wonende bloed- of aanverwant in de

tweede of in de derde graad van het personeelslid, van de echtgeno(o)t(e) of van de

samenwonende: een werkdag;

(5) Bevalling van de echtgenote, van de samenwonende of aan de persoon ter gelegenheid

van de geboorte van een eenling of meerling waarvan de afstamming langs zijn zijde

vaststaat:

(a) Militair personeel: tien werkdagen dat moet worden opgenomen binnen de 30 dagen

na de geboorte;

(b) Burgerpersoneel (statutairen en stagiairs): tien werkdagen;

(c) Contractuelen: tien werkdagen (drie werkdagen ten laste van de werkgever en

zeven werkdagen ten laste van het ziekenfonds aan 82% van het begrensd loon) die

moet worden opgenomen binnen de 4 maanden na de geboorte.

(6) Huwelijk of wettelijke samenwoning als koppel2 van het personeelslid: vier werkdagen

naar keuze van betrokkene;

(7) Huwelijk of wettelijke samenwoning als koppel2 van een kind van het personeelslid, van

de echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende: twee dagen naar keuze van betrokkene;

(8) Huwelijk of wettelijke samenwoning als koppel2 van een bloedverwant in de eerste of

tweede graad van het personeelslid, van de echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende:

één dag naar keuze van betrokkene;

1 Stiefvader, -moeder, -broer, -zus, halfbroer en -zus worden beschouwd als vader, moeder, broer en zus 2 Zie deel I Par 101.c.(2): wettelijke samenwoning door twee personen van verschillend of gelijk geslacht die samenleven

als koppel.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 112 / 283

(9) Een effectieve woonstverandering tengevolge van een verandering van ambtswege van

de plaats van tewerkstelling: twee dagen naar keuze van betrokkene;

(10) Plechtige communie of de daarmee overeenstemmende plechtigheid van een andere

erkende religie van een kind(eren) van het personeelslid, van de echtgeno(o)t(e) of van

de samenwonende: één dag naar keuze van betrokkene per plechtigheid;

(11) Deelname aan het feest van de “vrijzinnige jeugd” van een kind(eren) van het

personeelslid, van de echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende: één dag naar keuze van

betrokkene per plechtigheid;

(12) Uitoefening van het ambt van voorzitter, van bijzitter of van secretaris van een

stembureau of een opnemingsbureau: de nodige tijd met een maximum van drie dagen,

volgens de volgende modaliteiten:

(a) de nodige duur om te kunnen deelnemen aan de voorbereidende vergadering en

enkel op uitnodiging van de bevoegde autoriteiten;

(b) een dag dienstontheffing op zondag, de dag van de verkiezingen, indien het

personeel dat de hiervoor genoemde prestaties dient te leveren volgens hun

werktijdregeling op diezelfde dag tot dienstprestaties gehouden zijn;

(c) een dag dienstontheffing op de maandag volgend op de verkiezingen, wanneer

prestaties werden geleverd tot na middernacht (van zondag op maandag).

(13) Oproeping als beklaagde, als getuige voor een rechtscollege of persoonlijke verschijning

op aanmaning van een rechtscollege: de nodige duur.

(a) Wordt een personeelslid gedagvaard of verzocht voor de rechter te verschijnen

als beklaagde of getuige of aangemaand persoonlijk te verschijnen, dan moet de

autoriteit met de bevoegdheid van eenheids-/korpscommandant hem in de

mogelijkheid stellen om in gelijk welke omstandigheden aan deze oproeping gevolg

te geven, aangezien de orders van het Gerecht voorrang hebben boven elke dienst.

(b) Opmerking

Een militair in werkelijke dienst mag niet zetelen als jurylid in een assisenzaak1.

b. Bepalingen uitsluitend toepasselijk voor militair personeel

(1) Priesterwijding of intrede in het klooster of de daarmee overeenstemmende

gebeurtenis van een andere erkende religie van een kind van het personeelslid, van de

echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende: twee dagen naar keuze van betrokkene;

(2) Hospitalisatie, ziekte of ongeval:

(a) van een onder éénzelfde dak wonende als de militair, bloed- of aanverwant van de

militair, van de echtgeno(o)t(e) of van de samenwonende;

(b) of van een bloed- of aanverwant in de eerste graad die niet met de militair onder

hezelfde dak woont

dient bevestigd te worden door een geneeskundig attest dat enkel de ernst en niet de

aard van de ziekte op medisch gebied vermeldt, maar waaruit blijkt dat de

gezondheidstoestand van het familielid dermate ernstig is (was) dat de aanwezigheid

van de aanvragende militair bijzonder noodzakelijk is (was): maximum van vier dagen.

Het toekennen van het aantal dagen, één tot maximum vier, wordt bepaald door de

1 Gerechtelijk Wetboek, Art 223 en Art 224

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 113 / 283

autoriteit met de bevoegdheid van eenheids-/korpscommandant rekening houdend met

het advies vermeld op het geneeskundig attest;

(3) Een uitzonderlijk omstandigheidsverlof kan worden toegestaan wegens dwingende

redenen die niet hernomen zijn in Par 303 a. en 303.b. hierboven. Het aantal mag de

vijftien werkdagen per jaar niet overschrijden en mag per dag of halve dag worden

opgenomen. Het verlof kan enkel worden toegestaan bij hoogdringendheid en de

toestemming dient bevestigd te worden door de korpscommandant.

c. Bepalingen uitsluitend toepasselijk voor het burgerpersoneel

Priesterwijding of intrede in het klooster of de daarmee overeenstemmende gebeurtenis van

een andere erkende religie van een kind van het personeelslid, van de echtgeno(o)t(e) of van

de samenwonende: één werkdag naar keuze van betrokkene.

d. Opmerkingen

(1) Voor de graden van verwantschap wordt verwezen naar bijlage A.

(2) De omschrijving van het begrip “samenwonenden”1:

(a) de wettelijk samenwonende:

Dit is de persoon met wie het personeelslid een verklaring van wettelijke

samenwoning heeft afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de

gemeenschappelijke woonplaats. Het bewijs van wettelijke samenwoning wordt

geleverd aan de hand van een uittreksel uit de bevolkingsregisters of een

getuigschrift opgesteld aan de hand van de registers.

(b) de feitelijk samenwonende:

Dit is iedere persoon die geen bloed- of aanverwant is tot in de derde graad,

waarmee het personeelslid onder hetzelfde dak woont en een gemeenschappelijk

huishouden vormt. Samenwonen betekent dat de partners op hetzelfde adres

ingeschreven zijn of officiële documenten kunnen voorleggen die bewijzen dat zij

samenwonen.

(3) De erkende religies in België zijn de katholieke, de Israëlitische, de anglicaanse, de

protestantse, de islamitische, de Grieks- en Russisch-orthodoxe erediensten.

304. Aanvraagprocedure

a. Algemeenheden

De aanvraag wordt gericht:

(1) tijdens de normale diensturen aan de autoriteit met de bevoegdheid van

eenheidscommandant. Deze aanvraag wordt genoteerd op het verslag van de

eenheidscommandant.

(2) buiten de normale diensturen aan het hoofd van de bewaking, voor het personeel dat

dienstprestaties dient uit te voeren buiten de normale diensturen, door gebruik te

maken van om het even welk communicatiemiddel. Deze aanvraag wordt genoteerd op

het wachtverslag. Het personeelslid moet eveneens, de autoriteit met de bevoegdheid

van eenheids-/korpscommandant verwittigen bij het begin van de volgende werkdag.

1 Burgerlijk Wetboek, Art 1475, § 1

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 114 / 283

b. Onbeschikbaarheid aanvrager

In bepaalde omstandigheden is het voor betrokkenen niet mogelijk om persoonlijk de

aanvraag voor het bekomen van omstandigheidsverlof in te dienen bij de eenheids-

/korpscommandant (bij wijze van voorbeeld: ernstig ongeval, opdracht in het buitenland, enz

…). Betrokkene blijft nochtans al zijn rechten behouden, mits de nodige bewijsstukken de

aanvraag voor regularisatie vergezellen.

c. Begin en einde

De omstandigheidsverloven beginnen en eindigen op de tijdstippen die werden aangevraagd

door het betrokken personeelslid.

d. Afwezigheden om gezondheidsredenen

Omstandigheidsverloven worden niet onderbroken door afwezigheden om

gezondheidsredenen, behalve in geval van hospitalisatie van de militair.1

e. Intrekking of schorsing

De militaire overheid kan de omstandigheidsverloven niet intrekken noch schorsen.

305. Geldelijke bepaling2

Het omstandigheidsverlof wordt bezoldigd.

306. Administratieve en sociale bepalingen

a. Algemeen

Omstandigheidsverloven worden opgetekend op de verloffiche.

b. Militair personeel3

Het omstandigheidsverlof telt als een periode van werkelijke dienst.

c. Burgerpersoneel4

Het omstandigheidsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

307. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit5

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens een omstandigheidsverlof toegelaten.

1 A16-J1, Art 4 2 BIP A-083-1, Art 3, § 1, DGHR-SPS-INDVER-001 3 A16-Q1, Art 4 G1, Art 187 en 189 4 KB van 19 Nov 98, Art 15 5 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1, Art 176

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 115 / 283

Hoofdstuk 4 - Het opleidingsverlof en de dienstvrijstelling – Burgerpersoneel

COMMENTAAR: Dit hoofdstuk wordt geschrapt. De wijziging tengevolge het KB van 14 Nov 11 houdende wijziging van diverse reglementaire bepalingen betreffende de arbeidsherverdeling en de verloven en afwezigheden toegestaan aan personeel van de rijksbesturen, werd al opgenomen in Deel III hoofdstuk 3,

Par 303.d.(2) Dienstontheffing voor opleidingsactiviteiten.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 116 / 283

Hoofdstuk 5 - Schoolverloven – Militair personeel

501. Toepassingsgebied

a. Militairen van het actief kader

Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader1, in periode van vrede,

die een vorming volgen aan een Belgische of vreemde, militaire of burgerlijke

onderwijsinrichting en dit in het kader van hun voortgezette vorming of voor het verwerven

van bijkomende kwalificaties.

b. Kandidaat-militairen

Voor de kandidaat-militairen2, in periode van opleiding of in periode van schoolvorming, met

uitzondering van de afwachtingsstage, wordt verwezen naar het Deel VII - Hoofdstuk 1 -

Verloven en dienstontheffingen van toepassing op de kandidaten.3

502. Algemeen

a. Vakantieregeling van de school- of opleidingsorganismen

Tijdens de duur van de vormingen staan de militairen onder de vakantieregeling van het

school- of opleidingsorganisme. Buiten deze vakantieregeling geldt enkel het stelsel van

omstandigheidverloven (Zie Deel II - Hoofdstuk 3). Wegens uitzonderlijke omstandigheden,

niet beschreven in het Deel II- Hoofdstuk 3, kan door de commandant van de school- of

opleidingsorganisme uitzonderlijk een dag vakantieverlof worden toegestaan, op aanvraag

van de leerling.

b. Vormingsprogramma

In de Belgische militaire scholen worden de verloven voorzien op het vormingsprogramma. De

volgende schoolverloven worden in ieder geval tijdens de duur van de cursussen aan de

leerlingen verleend:

(1) Pasen: 4 werkdagen;

(2) Krokus/Carnaval: 2 werkdagen;

(3) Allerheiligen: 1 werkdag.

De commandant van het school- of opleidingsorganisme zal er maximaal naar streven de

schoolverloven te laten samenvallen met de schoolverloven van de Gemeenschappen en

kan eventueel enkele bijkomende dagen toekennen in functie van de jaarlijkse kalender

en van het opleidingsprogramma.

c. Verlofberekening

Voor de periode van het jaar welke de militairen niet aan de school verbonden zijn, wordt

een aantal dagen verlof toegekend voor de gepresteerde diensten op de gewone plaats van

het werk.

Berekening:

(1) Officieren: 60 (30 + 30 dagen jaarkrediet) / 12 maanden = 5 2,5 + 2,5 dagen

maandkrediet;

1 Deel I, Par 101.a.(1), 2 Deel I, Par 101.a.(3), 3 A16-K1, Art 2 en Art 8bis G1-Art94- A16-X2, Art 30

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 117 / 283

(2) Onderofficieren & Vrijwilligers: 30 dagen jaarkrediet /12 maanden = 2,5 dagen

maandkrediet, maar het totale jaarkrediet wordt afgerond in het voordeel van

belanghebbende.

d. Totaal aantal vakantieverlofdagen per jaar

Het totaal aantal vakantieverlofdagen per jaar (schoolverlof & vakantieverlof) mag in geen

geval kleiner zijn dan het aantal dagen bepaald in het Deel II – Hoofdstuk 1, Par 102.a. en b

tenzij Par 102.c (6) (b) of (c) van toepassing is.

e. Periode van meerdere schooljaren

Wanneer de duur van de cursussen verschillende schooljaren in beslag neemt, krijgt de

militair tussen twee schooljaren de volgende schoolvakanties:

(1) één kalendermaand groot verlof die eventueel ook zal dienen om zijn herexamens voor

te bereiden en eventueel af te leggen.

(2) het overblijvende gedeelte van de schoolvakanties zal worden besteed aan militaire

vormings- en onderrichtingsactiviteiten volgens de voorschriften uitgaande van de

directeur-generaal HR.

503. Geldelijke bepaling1

Het schoolverlof wordt bezoldigd.

504. Administratieve en sociale bepalingen

Het schoolverlof telt als een periode van werkelijke dienst2.

505. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit3

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen, is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens het schoolverlof toegelaten.

1 BIP A-083-1, Art 3, § 1 2 A16-G1, Art 187 tot 189 3 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1, Art 176

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 118 / 283

Hoofdstuk 6 - Verlof voor prenatale medische onderzoeken1

601. Toepassingsgebied

a. Algemeenheden

Dit hoofdstuk is enkel van toepassing op:

(1) De zwangere2 vrouwelijke militair3 die zich in periode van vrede in werkelijke dienst

bevindt zonder evenwel "in intensieve dienst", "in militaire bijstand", "in hulpverlening"

of "in operationele inzet" te zijn;

(2) Het vrouwelijk zwangere burgerpersoneel van Defensie (statutairen, stagiairs,

contractueel en onderwijzend personeel)4.

b. Deelstanden

Het zwangere personeelslid dat zich in de deelstanden "in intensieve dienst", “in militaire

bijstand”, "in hulpverlening" of "in operationele inzet" bevindt, heeft eveneens recht op

prenatale medische onderzoeken.

602. Algemeen

a. Aanvraag

Het zwangere personeelslid, bedoeld in Par 601, verkrijgt op haar aanvraag, het nodige

verlof om haar in staat te stellen prenatale medische onderzoeken te ondergaan, voor zover

deze niet buiten de diensturen kunnen plaats vinden.

b. Bevoegdheden

Het verlof voor prenatale medische onderzoeken is een recht dat wordt toegestaan door de

autoriteit met de bevoegdheid van eenheidscommandant.

c. Militaire medische sector of lokale medische steun

In de deelstanden “in intensieve dienst”, “in militaire bijstand”, “in hulpverlening” of "in

operationele inzet" beschikt het zwangere personeelslid niet over verlof voor prenatale

onderzoeken5 en dient zij zich te wenden tot de militaire medische sector of tot de lokale

medische steun6.

d. Aanrekening

Het verlof voor prenatale medische onderzoeken wordt niet in mindering gebracht van het

vakantieverlof.

603. Aanvraagprocedure

De aanvragen van verlof voor prenatale medische onderzoeken worden ingediend via het verslag

van de eenheidscommandant. Een medisch attest dat de noodzakelijkheid tijdens de diensturen

aantoont, is hierbij vereist.

604. Betekening van de beslissing

Het verlof voor prenatale medische onderzoeken wordt ingeschreven op de verloffiche.

1 Onder prenatale medische onderzoeken wordt verstaan: alle prenatale zwangerschapsonderzoeken 2 Wordt als zwanger beschouwd van zodra de werkgever op de hoogte gesteld is door een medisch attest. 3 A16-V1, Art 49bis – A16-K1, Art 5 4 KB van 19 Nov 98, Art 30 5 IF 51, wordt tijdelijk ongeschikt 6 Uitzonderingen zie Reg IF 51

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 119 / 283

605. Geldelijke bepaling1 2

Het verlof voor prenatale medische onderzoeken wordt bezoldigd.

606. Administratieve en sociale bepalingen

a. Militair personeel2

Het verlof voor prenatale medische onderzoeken telt als een periode van werkelijke dienst.

b. Burgerpersoneel3

Het verlof voor prenatale onderzoeken wordt gelijkgesteld met een periode van

dienstactiviteit.

607. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit

Niet van toepassing.

1 Arbeidswet van 16 Mar 71, Art 39bis 2 A16-V1, Art 49bis 3 Arbeidswet van 16 Mar 71, Art 39bis – KB van 19 Nov 98, Art 30

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 120 / 283

Hoofdstuk 7 - Moederschapsverlof

701. Toepassingsgebied

a. Algemeen

Dit hoofdstuk is enkel van toepassing op de vrouwelijke militair1 in werkelijke dienst en het

vrouwelijk burgerpersoneel2 van Defensie (statutairen, stagiairs, contractueel en

onderwijzend personeel).

b. Kandidaat-militairen

Voor de kandidaat-militairen3 zijn de bepalingen betreffende het uitstel van afleggen van

proeven of examens of het volgen of volbrengen van bepaalde basisvormingsgedeelten van

toepassing op het aanvragen en het toekennen van een moederschapsverlof4:

(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,

om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de

categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;

(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als

aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere

personeelscategorie (sociale promotie);

(3) de beroepsvrijwilligers en de beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een

vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op diploma) en de

militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op diploma;

(4) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de

aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te

volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen

(overgang);

(5) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens

beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het

gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om

te worden opgenomen als aanvullingsofficier beroepsmilitair of BDL;

(6) de kandidaat-militairen BDL;

(7) de kandidaten-hulpofficier.

c. Kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren

De kandidaat-militairen korte termijn en de kandidaat-hulpofficieren kunnen een

moederschapsverlof bekomen. Het opnemen van het moederschapsverlof kan echter leiden

tot de definitieve mislukking van deze kandidaat indien dit niet toelaat haar vorming te

vervolmaken binnen de voorziene termijnen, vermits geen uitstel van de vorming kan worden

toegestaan5.

1 A16-V1, Art 50 2 KB van 19 Nov 98, Art 24 tot Art 32 3 Deel I, Par 101.a.(3), 4 A16-K1, Art 24, § 6, eerste lid G1, Art 102, eerste lid – A16-K4, Art 45 – A16-K20, Art 1, § 4 3, 3° 5 A16-X1, Art 10 - A16-X2, Art 30

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 121 / 283

702. Algemeen

a. Recht

Het personeel bedoeld in Par 701 heeft op haar verzoek recht op moederschapsverlof.

b. Aanrekening

Dit verlof wordt niet in mindering gebracht van de verloven waarop het vrouwelijk

personeelslid aanspraak kan maken volgens de personeelscategorie waartoe zij behoort.

c. Bevoegdheid

Het moederschapsverlof is een recht dat wordt toegestaan door de autoriteit met de

bevoegdheid van korpscommandant.

d. Intrekking

De militaire autoriteit kan het moederschapsverlof niet intrekken noch schorsen.

703. Begin en beëindiging

a. Principe

Behoudens de bepalingen vermeld in dit hoofdstuk, beginnen en eindigen de

moederschapsverloven op de tijdstippen die werden aangevraagd door het betrokken

personeelslid.

b. Prenataal en een postnataal gedeelte

Het moederschapsverlof omvat een prenataal en een postnataal gedeelte.

(1) Bevalling van een éénling

(a) Het prenataal gedeelte

(i) Het prenatale gedeelte begint ten vroegste de zesde week vóór de

vermoedelijke datum van bevalling.

(ii) In alle gevallen wordt de zwangere vrouw automatisch met

moederschapsverlof geplaatst vanaf de zevende dag die de vermoedelijke

datum van bevalling voorafgaat.

(iii) Indien de bevalling later valt dan de vooropgestelde dag, dan loopt het

prenataal verlof gewoon door, zonder in mindering gebracht te worden van

het postnataal gedeelte.

(iv) Indien de bevalling vroeger valt dan de vooropgestelde dag, dan wordt het

prenataal verlof vroegtijdig stopgezet.

(b) Het postnataal gedeelte

(i) Het postnataal gedeelte van het moederschapsverlof vangt aan op de dag van

de bevalling. Het postnatale gedeelte van het moederschapsverlof vangt

echter aan de dag na de dag van de bevalling wanneer het vrouwelijk

personeelslid nog prestaties heeft verricht op de dag van de bevalling. Deze

periode omvat negen weken.

(ii) Het postnatale gedeelte wordt op verzoek van het vrouwelijke personeelslid

verlengd met de periode waarin zij verder prestaties heeft geleverd vanaf

de zesde week voor de werkelijke datum van bevalling.

Bij een vroeggeboorte wordt deze periode verminderd met de dagen dat

het zwangere personeelslid prestaties heeft geleverd tijdens de zeven

dagen die de bevalling voorafgaan.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 122 / 283

Wanneer het vrouwelijk personeelslid het postnatale gedeelte van het

moederschapsverlof na de negende week met ten minste twee weken kan

verlengen door het niet opnemen van het prenatale gedeelte of door het

verzoek beschreven in Par. 703.b.(1)(b)(iii) dan kunnen deze laatste twee

weken op haar verzoek worden omgezet in verlofdagen van postnatale

rust.

Het vrouwelijk personeelslid moet deze verlofdagen van postnatale rust

opnemen binnen de acht weken te rekenen vanaf het einde van het

ononderbroken postnatale gedeelte van het moederschapsverlof.

Als het arbeidsregime van het vrouwelijk personeelslid een vermindering

van de dagen vakantieverlof voorziet, worden de verlofdagen van

postnatale rust in dezelfde proportie verminderd.

De periodes waarin het zwangere personeelslid hetzij met vergunning of

verlof is, met uitzondering van het moederschapsverlof en het verlof

bedoeld in Par 703.e.(2) hieronder, worden gelijkgesteld met periodes

waarin prestaties worden verricht.

Periodes van afwezigheid om gezondheidsreden worden noch met periodes

waarin prestaties worden verricht noch met verloven of vergunningen

gelijkgesteld.

(iii) Verlenging van het postnatale gedeelte bij een moeilijke zwangerschap

Op vraag van het vrouwelijk personeelslid wordt het postnatale gedeelte van

het moederschapsverlof verlengd met één week na de negende week als het

vrouwelijk personeelslid afwezig geweest is om gezondheidsreden gedurende

de hele periode vanaf de zesde week voorafgaand aan de werkelijke datum

van de bevalling.

(2) Bevalling van een meerling

(a) Het prenataal gedeelte

(i) Het prenatale gedeelte begint ten vroegste de achtste week vóór de

vermoedelijke datum van bevalling.

(ii) In alle gevallen wordt de zwangere vrouw automatisch met

moederschapsverlof geplaatst vanaf de zevende dag die de vermoedelijke

datum van bevalling voorafgaat.

(iii) Indien de bevalling later valt dan de vooropgestelde dag, dan loopt het

prenataal verlof gewoon door, zonder in mindering gebracht te worden van

het postnataal gedeelte.

(iv) Indien de bevalling vroeger valt dan de vooropgestelde dag, dan wordt het

prenataal verlof vroegtijdig stopgezet.

(b) Het postnataal gedeelte

(i) Het postnataal gedeelte van het moederschapsverlof vangt aan op de dag van

de bevalling. Het postnatale gedeelte van het moederschapsverlof begint

echter te lopen de dag na de dag van de bevalling wanneer het vrouwelijk

personeelslid nog prestaties heeft verricht op de dag van de bevalling. Deze

periode omvat negen weken.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 123 / 283

(ii) Het postnatale gedeelte wordt op verzoek van het vrouwelijke personeelslid

verlengd met de periode waarin zij verder prestaties heeft geleverd vanaf

de achtste week voor de werkelijke datum van bevalling.

Bij een vroeggeboorte wordt deze periode verminderd met de dagen dat

het zwangere personeelslid prestaties heeft geleverd tijdens de zeven

dagen die de bevalling voorafgaan.

Wanneer het vrouwelijk personeelslid het postnatale gedeelte van het

moederschapsverlof na de negende week met ten minste twee weken kan

verlengen door het niet opnemen van het prenatale gedeelte of door het

verzoek beschreven in in Par. 703.b.(2)(b)(iii) dan kunnen deze laatste twee

weken op haar verzoek worden omgezet in verlofdagen van postnatale rust.

Het vrouwelijk personeelslid moet deze verlofdagen van postnatale rust

opnemen binnen de acht weken te rekenen vanaf het einde van het

ononderbroken postnatale gedeelte van het moederschapsverlof.

Als het arbeidsregime van het vrouwelijk personeelslid een vermindering

van de dagen vakantieverlof voorziet, worden de verlofdagen van

postnatale rust in dezelfde proportie verminderd.

De periodes waarin het zwangere personeelslid hetzij met vergunning of

verlof is, met uitzondering van het moederschapsverlof en het verlof

bedoeld in Par 703.e.(2) hieronder, worden gelijkgesteld met periodes

waarin prestaties worden verricht.

Periodes van afwezigheid om gezondheidsreden worden noch met periodes

waarin prestaties worden verricht noch met verloven of vergunningen

gelijkgesteld.

(iii) Verlenging van het postnatale gedeelte bij een moeilijke zwangerschap

Op vraag van het vrouwelijk personeelslid wordt het postnatale gedeelte van

het moederschapsverlof verlengd met maximaal twee weken na de negende

week als het vrouwelijk personeelslid afwezig geweest is om

gezondheidsredenen gedurende de hele periode vanaf de achtste week

voorafgaand aan de werkelijke datum van de bevalling.

c. Hospitalisatie van het pasgeboren kind

Wanneer het pasgeboren kind na de eerste zeven dagen te rekenen vanaf zijn geboorte in

de verplegingsinrichting moet opgenomen blijven, kan op verzoek van het vrouwelijke

personeelslid het postnatale gedeelte van het moederschapsverlof verlengd worden met een

duur gelijk aan de periode dat haar kind na die eerste zeven dagen in de

verplegingsinrichting opgenomen blijft. De duur van deze verlenging mag vierentwintig weken

niet overschrijden.

Met dat doel bezorgt het vrouwelijk personeelslid aan de autoriteit met de bevoegdheid van

korpscommandant:

(1) op het einde van het postnatale gedeelte van het moederschapsverlof, een getuigschrift

van de verplegingsinrichting waaruit blijkt dat het pasgeboren kind in de

verplegingsinrichting opgenomen blijft na de eerst zeven dagen vanaf zijn geboorte en

met vermelding van de duur van de opname;

(2) in voorkomend geval een nieuw getuigschrift van de verplegingsinrichting bij het einde

van de verlenging die voortvloeit uit het bepaalde in dit lid waaruit blijkt dat tijdens

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 124 / 283

deze verlenging het pasgeboren kind de verplegingsinrichting nog niet heeft mogen

verlaten en met vermelding van de duur van de opname.

d. Overlijden van het pasgeboren kind1

(1) De behandelende geneesheer is de autoriteit die op medische gronden verklaart,

wanneer een pasgeboren kind overlijdt, dat het om een geboorte of om een miskraam2

gaat.

(2) In geval van geboorte van een doodgeboren kind of van een kind dat na de geboorte

overlijdt, behoudt de moeder haar rechten op de volledige periode moederschapsverlof.

(3) In geval van een miskraam kan de moeder geen aanspraak maken op het

moederschapsverlof.

(4) De moeder behoudt haar recht op de uitgestelde verlening van het moederschapsverlof

binnen het jaar na de geboorte van haar kind wanneer het overlijdt.

e. Bijzondere arbeidsvoorwaarden voor de zwangere vrouw3 4

(1) Indien bij toepassing van de bijzondere arbeidsvoorwaarden die gelden voor de

zwangere vrouw, zij haar taak slechts gedeeltelijk of in het geheel niet meer kan

uitoefenen, dan heeft zij recht om een taak te verrichten die rekening houdt met haar

toestand.

(a) Het zwangere burgerpersoneelslid mag geen overuren verrichten. Als overuren

dienen te worden beschouwd alle werk bovenop 38 hr per week.

(b) De zwangere vrouwelijke militair mag geen arbeid verrichten waarvan de duur meer

is dan acht uren per dag of die meer dan achtendertig uren per week bedraagt.

(c) Het zwangere personeelslid mag geen nachtwerk verrichten gedurende een periode

van acht weken vóór de vermoedelijke datum van de bevalling. Op voorlegging van

een medisch getuigschrift mag ze niet verplicht worden werken of nachtwerk te

verrichten die gevaarlijk zijn voor haar gezondheid of die van haar kind en dit

gedurende:

(i) andere periodes tijdens de zwangerschap;

(ii) een periode van maximum vier weken die onmiddellijk volgt op het einde van

het moederschapsverlof.

(2) Profylactisch verlof

Indien het zwangere personeelslid bij toepassing van Par 703. e. (1) haar taak geheel of

gedeeltelijk niet kan uitoefenen, dan heeft zij recht op een andere in haar toestand

toelaatbare taak te verichten of wordt, bij ontstentenis, zij met verlof geplaatst.

Indien het een contractueel burgerpersoneelslid betreft, dan wordt haar contract

geschorst en komt zij ten laste van haar ziekenfonds (tot maximum 5 maanden na de

geboorte).

(3) Definitieve ambtsontheffing voor de vrouwelijke militair

Behalve om redenen die vreemd zijn aan de lichamelijke toestand als gevolg van de

zwangerschap of van de bevalling of op aanvraag van de vrouwelijke militair, kan er

tegenover haar geen definitieve ambtsontheffing worden uitgesproken vanaf het

1 Arbeidswet van 16 Mar 71, Art 39, vijfde lid 2 Wordt beschouwd als een miskraam: een doodgeboren kind voor de 181e dag van de zwangerschap. 3 A16-V1, Art 51 tot Art 53 4 Arbeidswet van 16 Mar 71, Art 42, § 1 en Art 43, § 1 – KB van 19 Nov 98, Art 29

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 125 / 283

ogenblik waarop zij haar korpscommandant heeft ingelicht over de zwangerschap tot

een maand na het einde van het moederschapsverlof, met inbegrip van de periode van

acht weken gedurende dewelke ze, in voorkomend geval, haar verlofdagen van

postnatale rust moet opnemen.

704. Aanvraagprocedure

a. Aanvraag

Het moederschapsverlof, evenals de verlenging ervan, wordt aangevraagd via het verslag van

de eenheidscommandant en verschijnt op het verslag van de ASE (VAC).

b. Termijn

De aanvragen voor het verlof van postnatale rust worden schriftelijk ingediend minstens één

maand voor de aanvang van het verlof, tenzij de autoriteit met de bevoegdheid van

korpscommandant, op vraag van de betrokkene, een kortere termijn toestaat.

705. Administratieve bepalingen

a. Medisch getuigschrift

Het vrouwelijke personeelslid bezorgt haar korpscommandant ten laatste zeven weken of

negen weken voor een meerling, vóór de vermoedelijke datum van de bevalling, een medisch

getuigschrift waaruit de vermoedelijke datum van bevalling blijkt.

b. Verloffiche

Het moederschapsverlof en het verlof voor postnatale rust wordt ingeschreven op de

verloffiche.

c. Vierdagenweek en halftijdse vervroegde uitstap

Zowel de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek als de arbeidsregeling van de

halftijdse vervroegde uitstap worden automatisch en zonder opzegging geschorst voor de

gehele duur van het moederschapsverlof.1

d. Militair personeel

Tijdens het moederschapsverlof bevindt de vrouwelijke militair zich in de stand “werkelijke

dienst”.2

Zowel de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek als de arbeidsregeling van de

halftijdse vervroegde uitstap worden automatisch en zonder opzegging geschorst voor de

gehele duur van het moederschapsverlof.3

e. Burgerpersoneel

Worden gelijkgesteld met werkdagen die tot na het postnataal verlof verschoven kunnen

worden, de volgende afwezigheden gedurende de zes weken (acht weken in geval van

geboorte van een meerling) die vallen vóór de zevende dag welke aan de werkelijke

bevallingsdatum voorafgaan:

(1) het jaarlijks vakantieverlof;

(2) de wettelijke en reglementaire feestdagen;

(3) de omstandigheidverloven;

(4) de verloven wegens overmacht;

1 A16-Y10, Art 6 & Art 14 2 A16- Q1, Art 5 G1, Art 187 tot 189 3 Deel V, Par 103.b. en 203.b.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 126 / 283

(5) de verloven om dwingende reden;

(6) de verloven om dwingende redenen van familiaal belang, de afwezigheden wegens ziekte,

behalve de afwezigheden wegens ziekte ten gevolge van de zwangerschap in de zes

weken voor de zevende dag die de werkelijke bevallingsdatum voorafgaat (of acht

weken in het geval van een meervoudige bevalling).

De vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek wordt automatisch en zonder opzegging

geschorst voor de gehele duur van het moederschapsverlof.1

706. Geldelijke bepalingen

a. Militair personeel en statutair burgerpersoneel

Het moederschapsverlof en het verlof bedoeld in Par 703. e. (2) wordt bezoldigd voor het

vrouwelijk militair personeel2 en het statutair burgerpersoneel3.

b. Contractueel burgerpersoneel

Het contractueel burgerpersoneel wordt niet bezoldigd tijdens het moederschapsverlof. De

uitvoering van hun contract wordt geschorst en voor de duur van het bevallingsverlof vallen

zij ten laste van hun ziekenfonds.

707. Sociale bepalingen

De periode van moederschapsverlof en het verlof bedoeld in Par 703. e. (2):

wordt voor het militair personeel gelijkgesteld als een periode van werkelijke dienst4,

wordt voor het statutair burgerpersoneel5 gelijkgesteld met een periode van

dienstactiviteit,

wordt voor het contractueel burgerpersoneel beschouwd als een “gelijkgestelde periode”

voor het bepalen van het jaarlijks verlof, evenals voor hun geldelijke anciënniteit.

708. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit6

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen, is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens een moederschapsverlof toegelaten, behalve tijdens de zeven dagen die

de vermoedelijke bevallingsdag voorafgaan en de negen weken die volgen op de dag van de

bevalling.

1 Deel V, Par 103.b. 2 A16 V1, Art 52 3 Wet van 16 Mar 71, Art 39 4 A16-G1, Art 187 tot 189 5 KB van 19 Nov 98, Art 24 6 A16 Z1, Art 18 tot Art 20 G1, Art 176 - Arbeidswet van 16 Mar 71, Art 39, tweede lid

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 127 / 283

709. Synthesetabellen De volgende tabellen vatten de regels betreffende de duur

van het moederschapsverlof samen

a. Enkelvoudige bevalling

b. Meervoudige bevalling

5 weken prenataal

verlof 7 dagen

9 weken postnataal

+ 1 extra week op aanvraag bij

een moeilijke zwangerschap

facultatief facultatief en beperkt

tot het niet-genoten

gedeelte van de 5

weken prenataal

verlof

verbod om arbeid te verrichten

datum bevalling

7 weken prenataal

verlof 7 dagen 9 weken postnataal

+ 2 extra weken op aanvraag bij

een moeilijke zwangerschap

facultatief facultatief en beperkt

tot het niet-genoten

gedeelte van de 7

weken prenataal verlof

verbod om arbeid te verrichten

datum bevalling

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 128 / 283

c. Moeilijke zwangerschap

5 of 7 weken

prenataal verlof 7 dagen 7 of 9 weken postnataal

+ 2 extra weken op

aanvraag

facultatief facultatief en

beperkt tot het

niet-genoten

facultatief gedeelte

van het prenataal

verlof + 1 extra

week

verbod om arbeid te verrichten

datum bevalling

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 129 / 283

Hoofdstuk 8 - Borstvoedingspauzes 1

801. Toepassingsgebied

a. Algemeenheden

Dit hoofdstuk is enkel van toepassing op de vrouwelijke militair in werkelijke dienst en het

vrouwelijke burgerpersoneel2 van Defensie (statutairen en contractuelen).

b. Kandidaat-militairen

Voor de volgende kandidaat militairen zijn de bepalingen betreffende het uitstel van

vorming proeven of examens3 van toepassing op het aanvragen en het toekennen van

borstvoedingspauzes:

(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,

om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de

categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;

(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als

aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere

personeelscategorie (sociale promotie);

(3) de beroepsvrijwilligers en de beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een

vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op diploma) en de

militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op diploma;

(4) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de

aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te

volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen

(overgang);

(5) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens

beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het

gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om

te worden opgenomen als aanvullingsofficier beroepsmilitair of BDL;

(6) de kandidaat-militairen BDL;

(7) de kandidaten-hulpofficier.

c. Kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren

De kandidaat-militairen korte termijn en de kandidaat-hulpofficieren kunnen

bortsvoedingspauze bekomen. Het opnemen van het bortsvoedingspauze kan echter leiden

tot de definitieve mislukking van deze kandidaat indien dit niet toelaat haar vorming te

vervolmaken binnen de voorziene termijnen, vermits geen uitstel van de vorming kan worden

toegestaan4.

1 Onder borstvoedingspauze wordt verstaan: de mogelijkheid geven aan het vrouwelijk personeelslid om haar baby borstvoeding te

geven of om melk af te kolven en dit tijdens de diensturen. 2 KB van 19 Nov 98, Art 33ter 3 A16-G1, Art 102, tweede lid 4 A16-X1, Art 10 - A16-X2, Art 30

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 130 / 283

802. Algemeen

a. Recht

Het personeelslid bedoeld in Par 801 heeft op haar verzoek recht op borstvoedingspauzes.

b. Aanrekening

De borstvoedingspauze wordt niet in mindering gebracht van de verloven waarop het

vrouwelijk personeelslid aanspraak kan maken volgens de personeelscategorie waartoe zij

behoort.

c. Bevoegdheid

De borstvoedingspauze is een recht dat wordt toegestaan door de autoriteit met de

bevoegdheid van eenheidscommandant, mits het vrouwelijke personeelslid een geldig attest

of medisch getuigschrift kan voorleggen.

d. Intrekking

De militaire autoriteit kan de borstvoedingspauzes niet intrekken noch schorsen.

803. Begin, intrekking en beëindiging

a. Periode

Behoudens de bepalingen vermeld in dit hoofdstuk, beginnen de borstvoedingspauzes vanaf

de geboorte en eindigen 9 maanden na de datum van geboorte.

Opmerking

De mogelijkheid om het kind te voeden met moedermelk betekent niet dat het

vrouwelijk personeelslid ook kan instaan voor de zorg van het kind tijdens de rest van

de werkdag op de werkplaats.

b. Duur en periodiciteit

Het vrouwelijk personeelslid dat tijdens een werkdag 4 uur of langer werkt heeft die dag

recht op één borstvoedingspauze. Deze pauze (inclusief verplaatsing) mag 30’ duren. Het

vrouwelijk personeelslid dat ten minste 7 hr 30' werkt, heeft die dag recht op twee

borstvoedingspauzes van 30’ of één borstvoedingspauze van 1 uur (inclusief verplaatsing).

De arbeidsuren die in aanmerking worden genomen om te bepalen hoeveel pauzes het

personeelslid per werkdag mag nemen, zijn de uren die op de bedoelde dag effectief worden

gepresteerd. De duur van de pauzes wordt meegerekend voor het vaststellen van de

effectieve prestaties.

Voorbeelden

(1) Voor de dag waarop betrokkene 3 hr 48' werkt, heeft zij geen recht op een pauze

omdat haar arbeidsprestaties lager liggen dan 4 uur.

(2) Voor de dag waarop betrokkene 4 uur werkt, heeft zij recht op één pauze. Zij werkt

dus effectief 3 hr 30'.

(3) Voor de dag waarop betrokkene 6 uur werkt, heeft zij recht op één pauze. Zij werkt

dus effectief 5 hr 30' en neemt één pauze van 30'.

(4) Voor de dag waarop betrokkene 7 hr 36' werkt, heeft zij recht op twee pauzes. Zij

werkt dus effectief 6 hr 36'. Zij kan kiezen of ze één pauze van 1 uur of twee pauzes

van 30' neemt.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 131 / 283

c. Bevoegdheid

Het personeelslid dient in onderling overleg met de autoriteit met bevoegdheid van

eenheidscommandant het moment te bepalen wanneer zij haar borstvoedingspauze wenst te

nemen. Indien geen akkoord wordt bereikt, vallen de borstvoedingspauzes onmiddellijk voor

of na de rustpauzes voorzien in het dienstrooster (break, middagpauze, enz…).

804. Aanvraagprocedure

De borstvoedingspauze, evenals de verlengingen ervan, wordt aangevraagd via het verslag van de

eenheidscommandant.

805. Administratieve bepalingen

a. Stand

Tijdens de borstvoedingspauze bevindt de vrouwelijke militair zich in de stand "werkelijke

dienst"1.

b. Dienstvrijstelling

Het vrouwelijke burgerpersoneel heeft recht op een dienstvrijstelling 2.

c. Termijn

Het vrouwelijk personeelslid zal haar eenheidscommandant twee maanden op voorhand

moeten inlichten, tenzij de laatste akkoord gaat met een kortere termijn. Ook zal zij het

attest moeten leveren dat zij daadwerkelijk borstvoeding geeft. Zij kan daartoe een attest

van een consultatiebureau voor zuigelingen (Kind en Gezin, O.N.E. of Dienst für Kind und

Familie) of een medisch getuigschrift voorleggen. Dit attest dient iedere maand opnieuw

geleverd te worden. Zij zal ook een akkoord moeten bereiken met de eenheidscommandant

of de autoriteit met dezelfde bevoegdheid over de plaats en de ogenblikken waarop de

pauze kan genomen worden.

806. Geldelijke bepaling

De borstvoedingspauze wordt bezoldigd.

807. Sociale bepalingen

a. Militair personeel

De borstvoedingspauze telt als een periode van werkelijke dienst.

b. Burgerpersoneel3

De borstvoedingspauze wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

808. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit

Niet van toepassing.

1 A16-Q1, Art 5 G1, Art 187 tot 189 2 KB van 19 Nov 98, Art 33ter, § 1 3 KB van 19 Nov 98, Art 33ter, § 1

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 132 / 283

Hoofdstuk 9 - Vaderschapsverlof

901. Toepassingsgebied

a. Algemeenheden

Dit hoofdstuk is enkel van toepassing op de militair van het actief kader1 en het

burgerpersoneel2 van Defensie (statutairen, stagiairs, contractueel en onderwijzend

personeel).

b. Kandidaat-militairen

Voor de volgende kandidaat-militairen zijn de bepalingen betreffende het uitstel van wegens

ernstige of uitzonderlijke omstandigheden persoonlijke aangelegenheden3 van toepassing op

het aanvragen en het toekennen van een vaderschapsverlof:

(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,

om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de

categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;

(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als

aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere

personeelscategorie (sociale promotie);

(3) de beroepsvrijwilligers en de beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een

vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op diploma) en de

militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op diploma;

(4) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de

aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te

volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen

(overgang);

(5) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens

beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het

gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om

te worden opgenomen als aanvullingsofficier beroepsmilitair of BDL;

(6) de kandidaat-militairen korte termijn BDL;

(7) de kandidaten-hulpofficier.

c. Kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren

De kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren kunnen een

vaderschapsverlof bekomen. Het opnemen van het vaderschapsverlof kan echter leiden tot

de definitieve mislukking van deze kandidaat, indien dit niet toelaat de vorming te

vervolmaken binnen de voorziene termijnen, vermits geen uitstel van de vorming kan worden

toegestaan4.

1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-V1, Art 53quater 2 KB van 19 Nov 98, Art 33 3 A16-K1, Art 5bis G1, Art 95, tweede en derde lid, en Art 102 24, § 6, tweede lid 4 A16-X1, Art 10 - A16-X2, Art 30

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 133 / 283

902. Algemeen

a. Aanvraag

Het personeelslid bekomt op zijn aanvraag een vaderschapsverlof bij het overlijden of de

ziekenhuisopname van de moeder, gedurende de periode van het moederschapsverlof en dit

om de opvang van het kind te verzekeren.

b. De rechthebbende

Het recht op vaderschapsverlof komt toe aan het personeelslid dat of:

(1) de vader is van het kind;

(2) gehuwd is met de moeder;

(3) wettelijk samenwoont met de moeder bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft1

(en niet verbonden door een band van bloedverwantschap die leidt tot een

huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen);

(4) sinds een onafgebroken periode van drie jaar voorafgaande aan de geboorte op een

permanente en affectieve wijze samenwoont met de moeder bij wie het kind zijn

hoofdverblijfplaats heeft (en niet verbonden door een band van bloedverwantschap die

leidt tot een huwelijksverbod waarvoor de Koning geen ontheffing kan verlenen).

c. Aanrekening

Dit verlof wordt niet in mindering gebracht van de verloven, waarop het personeelslid

aanspraak kan maken volgens de personeelscategorie waartoe hij behoort.

d. Periodes

Het vaderschapsverlof kan naargelang de noodzaak worden opgenomen in verschillende, al

dan niet opeenvolgende periodes. De maximale duur is evenwel beperkt tot het deel van het

moederschapsverlof dat de moeder nog niet heeft opgenomen.

e. Voorwaarden bij een ziekenhuisopname

Bij een ziekenhuisopname van de moeder moeten de volgende voorwaarden vervuld zijn:

(1) de pasgeborene moet het ziekenhuis verlaten hebben;

(2) de voorziene duur van de ziekenhuisopname van de moeder moet meer dan zeven dagen

bedragen.

f. Bevoegdheid

Het vaderschapsverlof is een recht dat wordt toegestaan door de autoriteit met de

bevoegdheid van korpscommandant.

g. Beperking

Slechts één militair heeft recht op het vaderschapsverlof ter gelegenheid van de geboorte

van eenzelfde kind (voorrang volgens de volgorde in Par 902.b. (1) tot (4)2).

903. Begin, intrekking en beëindiging

a. In geval van ziekenhuisopname van de moeder

(1) begint het vaderschapsverlof ten vroegste op de zevende dag na de geboorte van het

kind;

1 Het bewijs van samenwoning en hoofdverblijf wordt geleverd aan de hand van een uittreksel uit het bevolkingsregister. 2 A16-V1, Art 53quater, § 1

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 134 / 283

(2) neemt het vaderschapsverlof een einde op het ogenblik dat de ziekenhuisopname van de

moeder wordt beëindigd en uiterlijk bij het verstrijken van het deel van het

moederschapsverlof dat nog niet door de moeder is opgenomen, zonder dat evenwel de

maximale duur van het moederschapsverlof mag overschreden worden.

b. Intrekking of schorsing

De militaire autoriteit kan het vaderschapsverlof niet intrekken noch schorsen.

904. Aanvraagprocedure

a. Militair personeel

De aanvragen van vaderschapsverlof evenals van de verlengingen ervan worden ingediend via

het verslag van de eenheidscommandant.

b. Burgerpersoneel

De aanvragen van het vaderschapsverlof worden ingediend via de hiërarchische weg aan

HRB-Civ.

c. De volgende documenten worden, naargelang het geval, bij de aanvraag gevoegd:

(1) een overlijdensakte van de moeder;

(2) een medisch getuigschrift met vermelding van de voorziene duur van de

ziekenhuisopname en het feit dat de pasgeborene het ziekenhuis heeft verlaten;

(3) een attest van de werkgever (of andere instelling) van de moeder met vermelding van

het deel van het moederschapsverlof dat nog niet werd opgenomen, of een verklaring op

eer dat de moeder geen beroepsactiviteit uitoefent.

905. Geldelijke bepalingen

a. Militair1 & burgerpersoneel2 (behalve de contractuelen)

Het vaderschapsverlof wordt bezoldigd.

b. Burgerpersoneel (contractuelen)

Tijdens het vaderschapsverlof wordt de uitvoering van het contract geschorst en valt het

personeelslid ten laste van het ziekenfonds.

906. Administratieve en sociale bepalingen

a. Verloffiche

Het vaderschapsverlof wordt ingeschreven op de verloffiche.

b. Militair personeel 3

Het vaderschapsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van werkelijke dienst.

Zowel de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek als de arbeidsregeling van de

halftijdse vervroegde uitstap worden automatisch en zonder opzegging geschorst voor de

gehele duur van het vaderschapsverlof4.

1 A16-V1, Art 53quater, § 4 2 KB van 19 Nov 98, Art 33, § 4 3 A16-V1, Art 53quater, § 4 4 Deel V, Par 103.b. en 203.b.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 135 / 283

c. Burgerpersoneel 1

Het vaderschapsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

De vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek wordt automatisch en zonder opzegging

geschorst voor de gehele duur van het vaderschapsverlof.2

907. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit 3

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens een vaderschapsverlof toegelaten.

1 KB van 19 Nov 98, Art 33, § 4 2 Deel V, Par 103.b. 3 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1-Art 176

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 136 / 283

Hoofdstuk 10 - Ouderschapsverlof

1001. Toepassingsgebied

a. Algemeen

Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader1 en het

burgerpersoneel van Defensie2 (statutairen, stagiairs en contractuelen).

b. Kandidaat-militairen

Voor de volgende kandidaat-militairen zijn de bepalingen betreffende het van vorming

uitstel wegens persoonlijke aangelegenheden ernstige of uitzonderlijke omstandigheden 3

van toepassing op het aanvragen en het toekennen van een ouderschapsverlof:

(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,

om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de

categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;

(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als

aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere

personeelscategorie (sociale promotie);

(3) de beroepsvrijwilligers en de beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een

vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op diploma) en de

militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op diploma;

(4) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de

aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te

volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen

(overgang);

(5) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens

beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het

gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om

te worden opgenomen als aanvullingsofficier beroepsmilitair of BDL;

(6) de kandidaat-militairen korte termijn BDL;

(7) de kandidaten-hulpofficier.

c. Kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren

De kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren kunnen een

ouderschapsverlof bekomen.

Het opnemen van het ouderschapsverlof kan echter leiden tot de definitieve mislukking van

deze kandidaat indien dit niet toelaat zijn vorming te vervolmaken binnen de voorziene

termijnen, vermits geen uitstel van de vorming kan worden toegestaan4.

1002. Algemeen

a. Aanvraag

Het personeelslid bedoeld in Par 1001 bekomt op zijn aanvraag, een ouderschapsverlof van

ten hoogste drie maanden na de geboorte of de adoptie van een kind.

1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-V1, Art 53 bis 2 Deel I, Par 101.a.(2), KB van 19 Nov 98, Art 34 en Art 35 3 A16-K1, Art 5bis G1, Art95, tweede en derde lid en Art 102 24, § 6, tweede lid 4 A16-X1, Art 10 - A16-X2, Art 30

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 137 / 283

b. Militair personeel

Zowel de moeder als de vader kunnen elk, drie maanden ouderschapsverlof bekomen.

Wanneer de vader en de moeder van het kind militairen van het actief kader zijn, kan het

ouderschapsverlof niet gelijktijdig aan de twee worden toegekend. De aanvrager zal daarom

bij zijn aanvraag een attest voegen, opgesteld door de eenheid van de echtgeno(o)t(e), met

vermelding van de periode van ouderschapsverlof die de echtgeno(o)t(e) eventueel heeft

bekomen.

c. Burgerpersoneel

Zowel de moeder als de vader kunnen elk, zelfs gelijktijdig, drie maanden ouderschapsverlof

bekomen.

Het ouderschapsverlof kan worden gecombineerd met een loopbaanonderbreking voor

ouderschapsverlof: zie deel IV - Hoofdstuk 5, Par 503.c. (1).

(1) Statutairen: Deel IV - Hoofdstuk 5, Par 503.c. (1);

(2) Contractuelen: Deel IV - Hoofdstuk 5, Par 503.c. (2).

d. Opname van het ouderschapsverlof

(1) Militair personeel

(a) Het ouderschapsverlof dient te worden opgenomen binnen de tien jaar die volgen

op de geboorte of de adoptie van het kind.

(b) Per geboorte of adoptie, van een éénmaling of een meerling, kan er één enkel verlof

voor ouderschapsverlof toegestaan worden met een maximum van drie maanden. De

duur wordt, op aanvraag van de militair verminderd tot één of twee maanden.

(2) Burgerpersoneel

(a) Het ouderschapsverlof dient te worden opgenomen voor het kind de leeftijd van

tien jaar bereikt heeft.

(b) Het ouderschapsverlof kan worden gesplitst in maanden en moet opgenomen worden

in volledige dagen.

e. Bevoegdheid

Het ouderschapsverlof is een recht dat wordt toegestaan door autoriteit met de

bevoegdheid van korpscommandant.

1003. Begin, intrekking en beëindiging

a. Periode

Behoudens de bepalingen in Par 1002.d. begint en eindigt het ouderschapsverlof op de

tijdstippen die de betrokken personeelslid aanvraagt.

b. Intrekking of schorsing

De militaire autoriteit kan het ouderschapsverlof niet intrekken noch schorsen.

1004. Aanvraagprocedure

a. Militair personeel

De aanvragen van ouderschapsverlof, vergezeld van een ongezegeld uittreksel uit de

geboorteakte of uit een adoptieakte van het kind, worden ingediend via het verslag van de

eenheidscommandant. De korpscommandant kan de aangevraagde periode niet weigeren.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 138 / 283

b. Burgerpersoneel

De aanvragen van het ouderschapsverlof, vergezeld van een ongezegeld uittreksel uit de

geboorteakte of uit een adoptieakte van het kind, worden ingediend via de hiërarchische

weg aan HRB-Civ.

c. Opmerking

De aanvrager van het ouderschapsverlof zal worden ingelicht over het feit dat dit verlof

onbezoldigd is en dat er geen onderbrekingstoelage wordt toegestaan, dit in tegenstelling

tot het verlof voor ouderschapsbescherming (Zie Deel II – Hoofdstuk 11).

1005. Geldelijke bepaling1 2

Het ouderschapsverlof wordt niet bezoldigd en omvat tevens, in tegenstelling tot het verlof voor

ouderschapsbescherming (zie Deel II Hfdst 11) GEEN onderbrekingstoelage.

1006. Administratieve en sociale bepalingen

a. Verloffiche

Het ouderschapsverlof wordt ingeschreven op de verloffiche.

b. Militair personeel3

Het ouderschapsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van werkelijke dienst. voor de

berekening van:

(1) de anciënniteit in de graad;

(2) het rust- of overlevingspensioen.

Zowel de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek als de arbeidsregeling van de

halftijdse vervroegde uitstap worden automatisch en zonder opzegging geschorst voor de

gehele duur van het ouderschapsverlof.4

c. Burgerpersoneel5

Het ouderschapsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

De vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek wordt automatisch en zonder opzegging

geschorst voor de gehele duur van het ouderschapsverlof.6

1007. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit 7

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens een ouderschapsverlof toegelaten.

1 A16-V1, Art 53bis 2 KB van 19 Nov 98, Art 34 3 A16-V1, Art 53bis 4 Deel V, Par 103.b. en 203.b. 5 KB van 19 Nov 98, Art 34 6 Deel V, Par 103.b. 7 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 139 / 283

Hoofdstuk 11 - Verlof voor ouderschapsbescherming – Militair personeel

1101. Toepassingsgebied

a. Militairen

Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader in periode van vrede1

maar niet op de kandidaat-militairen.2

b. Burgerpersoneel

Voor het burgerpersoneel van Defensie wordt verwezen naar het Deel IV – Hoofdstuk 5 -

Verlof voor loopbaanonderbreking – Par 503.c. Loopbaanonderbreking voor

ouderschapsverlof.

c. Kandidaat-militairen

Voor de volgende kandidaat-militairen zijn de bepalingen betreffende het uitstel wegens

wegens persoonlijke aangelegenheden3 van toepassing op het aanvragen en het toekennen van

een verlof voor ouderschapsbescherming:

(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,

om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de

categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;

(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als

aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere

personeelscategorie (sociale promotie);

(3) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de

aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te

volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen

(overgang);

(4) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens

beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het

gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om

te worden opgenomen als aanvullingsofficier;

(5) de kandidaten-hulpofficier.

d. Kandidaat-militairen korte termijn en Kandidaat-hulpofficieren

De kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren kunnen een verlof voor

ouderschapsbescherming bekomen. Het opnemen van het verlof voor

ouderschapsbescherming kan echter leiden tot de definitieve mislukking indien dit niet

toelaat de vorming te vervolmaken binnen de voorziene termijnen, vermits er geen uitstel

van de vorming kan worden toegestaan.

1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-V1, Art 53 quinquies 2 Partie I, Par 101.a.(3), A16-X20, Art 14, A16-G1, Art 95, tweede lid 3 A16-K1, Art 5bis en Art24, § 6, tweede lid

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 140 / 283

1102. Algemeen

a. Beslissende bevoegdheid

Per geboorte of adoptie, van een eenling of een meerling, kan door de MOD en voor zover

het belang van de dienst dit niet in de weg staat er een verlof voor ouderschapsbescherming

toegestaan worden, van maximum vier maanden. Dit verlof kan, op aanvraag van de militair,

per maand opgenomen worden.

b. Opname van het verlof voor ouderschapsbescherming

(1) In geval van een geboorte kan het verlof opgenomen worden tot het kind zijn twaalfde

jaar heeft bereikt.

(2) In geval van een adoptie kan het verlof opgenomen worden vanaf de inschrijving van het

kind als deel uitmakend van het gezin van de militair in het bevolkingsregister of in het

vreemdelingenregister van de gemeente waar de militair zijn verblijfplaats heeft, en

ten laatste tot het kind zijn twaalfde jaar heeft bereikt.

(3) Wanneer het kind voor ten minste 66% getroffen is door een lichamelijke of

geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft, die tot gevolg heeft dat ten minste

4 punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal in de zin van de

regelgeving betreffende de kinderbijslag, kan het verlof opgenomen worden tot het

kind de leeftijd van eenentwintig jaar heeft bereikt.

1103. Begin en beëindiging

a. Periode

Het verlof voor ouderschapsbescherming begint en eindigt op de tijdstippen die het

betrokken personeelslid aanvraagt. Deze aanvraag moet minstens een maand voor de

aanvangsdatum worden ingediend.

b. Voorwaarden

Het verlof voor ouderschapsbescherming begint op de gevraagde aanvangsdatum, indien

tegelijk:

(1) het akkoord van de MOD uitblijft op de gevraagde aanvangsdatum;

(2) de aanvraag tijdig werd ingediend;

(3) geen ongunstig advies ter kennis werd gebracht van betrokkene vóór de gevraagde

aanvangsdatum.

c. Intrekking of schorsing

De militaire autoriteit kan het verlof voor ouderschapsbescherming niet intrekken noch

schorsen.

1104. Aanvraagprocedure 1

a. Aanvraag

De militair die een verlof voor ouderschapsbescherming wenst te bekomen, dient ten minste

één maand voor de gewenste aanvangsdatum hiertoe via het verslag van de

eenheidscommandant, per Mod B een aanvraag in bij de autoriteit met de bevoegdheid van

korpscommandant. Dit Mod B zal de gewenste aanvangsdatum en duur van het verlof

vermelden.

1 A16-V3, Art 1

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 141 / 283

b. De aanvraag vermeldt de wijze van opname:

(1) ofwel een keer vier kalendermaanden voor het kind zijn twaalfde of eenentwintigste

jaar heeft bereikt;

(2) ofwel maximum tot vier keer een kalendermaand voor het kind zijn twaalfde jaar of

eenentwintigste heeft bereikt.

c. Bij de aanvraag voegt hij:

(1) wanneer de aanvraag wordt ingediend voor de geboorte van het kind, een medisch

getuigschrift waaruit de vermoedelijke datum van de bevalling blijkt;

(2) wanneer de aanvraag wordt ingediend na de geboorte van het kind, een geboorteakte en

indien het verlof wordt aangevraagd nadat het kind de leeftijd van 12 jaar heeft

bereikt, een medisch getuigschrift waaruit de lichamelijke ongeschiktheid van het kind

blijkt;

(3) wanneer de aanvraag wordt ingediend bij de adoptie van een kind, een officieel attest

van adoptie, van plaatsing met het oog op adoptie door een rechter of van instelling van

een adoptieprocedure, alsook een attest dat bevestigt dat het kind als gezinslid

ingeschreven is in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de

gemeente waar het militaire personeelslid zijn verblijfplaats heeft.

d. Bevoegdheid

De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant maakt de aanvraag over aan

HRB, vergezeld van zijn advies. Enkel omwille van dienstredenen kan een ongunstig advies

worden uitgebracht.

e. Advies van de directeur-generaal HR

De directeur-generaal HR maakt de aanvraag vergezeld van zijn advies, over aan de MOD.

f. Ongunstig advies

Elk ongunstig advies moet worden gemotiveerd en ter kennis gebracht van betrokkene.

Binnen de vijf werkdagen volgend op de kennisgeving van het eerste ongunstig advies, kan hij

een verweerschrift bijvoegen.

g. Opmerking

Bij het uitblijven van het akkoord van de MOD op de gevraagde aanvangsdatum, vangt het

verlof aan op deze datum, indien de aanvraag tijdig werd ingediend en indien geen ongunstig

advies ter kennis werd gebracht van betrokkene voor de gevraagde aanvangsdatum.

1105. Betekening van de beslissing

a. Het verlof vangt aan op de gevraagde datum indien:

(1) het militaire personeelslid de aanvraag tijdig heeft ingediend;

(2) de korpscommandant geen ongunstig advies heeft uitgebracht;

(3) de MOD niet heeft geweigerd.

b. Aanvraag niet tijdig of ongunstig advies

Indien het militaire personeelslid de aanvraag niet tijdig heeft ingediend of er een ongunstig

advies werd uitgebracht, vangt het verlof pas aan na de goedkeuring door de MOD.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 142 / 283

1106. Geldelijke bepalingen 1

a. Algemeen pricipe

Het verlof voor ouderschapsbescherming is niet bezoldigd.

b. Onderbrekingstoelage

Het militaire personeelslid met verlof voor ouderschapsbescherming ontvangt niettemin een

geïndexeerde onderbrekingstoelage, waarvan het bedrag en de toekenningsvoorwaarden

identiek zijn aan deze voorzien voor het personeel van de federale overheidsdienst2.

De vierde maand verlof voor ouderschapsbescherming opent slechts een recht op een

onderbrekingstoelage in hoofde van de militair die deze vierde maand opneemt voor kinderen

geboren of geadopteerd vanaf 08 Mar 12.

1107. Administratieve en sociale bepalingen

a. Verloffiche

Het verlof voor ouderschapsbescherming wordt ingeschreven op het aantekenblad der

verloven.

b. Werkelijke dienst

Het verlof voor ouderschapsbescherming wordt gelijkgesteld met een periode van

werkelijke dienst3. voor de berekening van:

(1) de anciënniteit in de graad;

(2) het rust- of overlevingspensioen.

c. Vierdagenweek en halftijdse vervroegde uitstap

Zowel de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek als de arbeidsregeling van de

halftijdse vervroegde uitstap worden automatisch en zonder opzegging geschorst voor de

gehele duur van het verlof voor ouderschapsbescherming.4

1108. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit 5

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens een verlof voor ouderschapsbescherming toegelaten.

1 A16-V1, Art 53quinquies, § 3 2 KB van 19 Nov 98, Art 35, § 2 3 A16-V1, Art 53quinquies 4 Deel V, Par 103.b. en 203.b. 5 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 143 / 283

Hoofdstuk 12 - Opvangverlof

1201. Toepassingsgebied

a. Algemeen

Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader1 en het

burgerpersoneel2 van Defensie (statutairen, stagiairs, contractueel en onderwijzend

personeel).

b. Kandidaat-militairen

Voor de volgende kandidaat-militairen zijn de bepalingen betreffende het uitstel van

vorming wegens persoonlijke aangelegenheden ernstige of uitzonderlijke omstandigheden3

van toepassing op het aanvragen en het toekennen van een opvangverlof:

(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,

om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de

categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;

(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als

aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere

personeelscategorie (sociale promotie);

(3) de beroepsvrijwilligers en de beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een

vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op diploma) en de

militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op diploma;

(4) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de

aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te

volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen

(overgang);

(5) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens

beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het

gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om

te worden opgenomen als als aanvullingsberoepsofficier of BDL.

(6) de kandidaat-militairen BDL;

(7) de kandidaten-hulpofficier.

c. Vrijwillige of automatische disponibiliteit

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de militairen in de regeling van vrijwillige of

automatische disponibiliteit.

d. Kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren

De kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren kunnen een opvangverlof

bekomen. Het opnemen van het opvangverlof kan echter leiden tot de definitieve mislukking

van deze kandidaat indien dit niet toelaat de vorming te vervolmaken binnen de voorziene

termijnen, vermits geen uitstel van de vorming kan worden toegestaan4.

1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-V1, Art 53ter, § 2. 2 Deel I, Par 101.a.(2), KB van 19 Nov 98, Art 36 en Art 37 3 A16-K1, Art 5bis 24, § 6, tweede lid G1, Art 95, tweede en derde lid en Art 102 4 A16-X1, Art 10 – A16-X2, Art 30

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 144 / 283

e. Mobilisatie en in periode van oorlog

Dit hoofdstuk is niet van toepassing voor de militairen van het actief kader in geval van

mobilisatie en in periode van oorlog1.

1202. Algemeen

a. De militair

De militair bedoeld in Par 1201 bekomt, op zijn aanvraag, een opvangverlof wanneer hij de

pleegvoogdij opneemt van een minderjarig kind of een minderjarige opneemt in zijn gezin als

gevolg van een rechterlijke beslissing tot plaatsing in een opvanggezin.

b. Het burgerpersoneelslid

Het burgerpersoneelslid bedoeld in Par 1201 bekomt, op zijn aanvraag, een opvangverlof

wanneer hij de pleegvoogdij opneemt van een kind beneden de tien jaar of een minderjarige

opneemt in zijn gezin als gevolg een rechterlijke beslissing tot plaatsing in een opvanggezin.

c. Het verlof

Het verlof bedraagt ten hoogste zes weken wanneer het opgenomen kind de leeftijd van drie

jaar nog niet heeft bereikt of ten hoogste vier weken wanneer het opgenomen kind de

leeftijd van drie jaar reeds heeft bereikt.

d. Verdubbeling van de duur van het verlof

Deze maximum duur wordt verdubbeld, wanneer het opgenomen kind getroffen is door een

lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66% of een aandoening heeft die

tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler 1 van de medische-

sociale schaal, overeenkomstig de regelgeving betreffende de kinderbijslag.

e. Rijksambtenaren

Indien beide partners rijksambtenaren zijn, kunnen ze beiden van het opvangverlof genieten.

1203. Begin, intrekking en beëindiging

a. Begin

Het opvangverlof vangt aan op de dag dat het kind in het gezin wordt opgenomen.

b. Opsplitsing

Het opvangverlof kan niet worden gesplist.

c. Weigering

De periode aangevraagd door betrokkene kan door de korpscommandant niet worden

geweigerd.

d. Intrekking of schorsing

De militaire autoriteit kan het opvangverlof niet intrekken noch schorsen.

e. Mobilisatie of periode van oorlog

Voor de militairen eindigt het opvangverlof automatisch, zonder opzegging, in geval van

mobilisatie of in periode van oorlog.

1 A16-V1, Art 53ter, § 2

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 145 / 283

1204. Aanvraagprocedure

a. Militair personeel

(1) De aanvragen voor opvangverlof worden ingediend via het verslag van de

eenheidscommandant ten minste één maand voor de aanvang van het verlof, tenzij de

overheid op verzoek van betrokkene een kortere termijn aanvaardt.

(2) De aanvraag bevat de nodige bewijsstukken ter staving:

(a) in geval van een rechterlijke beslissing tot plaatsing, een officieel attest van

plaatsing door een rechter;

(b) een attest dat bevestigt dat het kind in het bevolkings- of vreemdelingenregister

ingeschreven is.

(3) Het opvangverlof is een recht dat wordt toegestaan door de autoriteit met de

bevoegdheid van korpscommandant.

b. Burgerpersoneel

(1) De aanvragen (in Bijl F), in twee exemplaren, worden ingediend via de hiërarchische weg

aan HRB-Civ.

(2) Een exemplaar wordt aan de dienstchef van het betrokken personeelslid teruggestuurd

met de vermelding van de beslissing HRB-Civ. De dienstchef deelt deze beslissing mee

aan het betrokken personeelslid.

(3) Het opvangverlof is een recht dat wordt toegestaan door de secretaris-generaal, in de

praktijk is dit door HRB-Civ.

1205. Geldelijke bepaling 1

Het opvangverlof wordt bezoldigd.

1206. Administratieve en sociale bepalingen

a. Verloffiche

Het opvangverlof wordt ingeschreven op de verloffiche.

b. Militair personeel2

Het opvangverlof wordt gelijkgesteld met een periode van werkelijke dienst.

Zowel de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek als de arbeidsregeling van de

halftijdse vervroegde uitstap worden automatisch en zonder opzegging geschorst voor de

gehele duur van het opvangverlof.3

c. Burgerpersoneel4 2

Het opvangverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

De vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek wordt automatisch en zonder opzegging

geschorst voor de gehele duur van het opvangverlof.5

1 A16-V1, Art 53ter, § 1 3 2 KB van 19 Nov 98, Art 37 A16-V1, Art 53ter, § 3 3 Deel V, Par 103.b. en 203.b. 4 KB van 19 Nov 98, Art 37 5 Deel V, Par 103.b.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 146 / 283

1207. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit 1

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens een opvangverlof toegelaten.

1 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 147 / 283

Hoofdstuk 13 - Adoptieverlof

1301. Toepassingsgebied

a. Algemeen

Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader1 en het

burgerpersoneel2 van Defensie (statutairen, stagiairs, contractueel en onderwijzend

personeel.

b. Kandidaat-militairen

Voor de volgende kandidaat-militairen zijn de bepalingen betreffende het van vorming

uitstel wegens persoonlijke aangelegenheden ernstige of uitzonderlijke omstandigheden3 van

toepassing op het aanvragen en het toekennen van een adoptieverlof:

(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,

om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de

categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;

(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als

aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere

personeelscategorie (sociale promotie);

(3) de beroepsvrijwilligers en de beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een

vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op diploma) en de

militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op diploma;

(4) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de

aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te

volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen

(overgang);

(5) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens

beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het

gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om

te worden opgenomen als als aanvullingsberoepsofficier of BDL.

(6) de kandidaat-militairen BDL;

(7) de kandidaten-hulpofficier.

c. Vrijwillige of automatische disponibiliteit

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de militairen in de regeling van vrijwillige of

automatische disponibiliteit.

d. Kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren

De kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren kunnen een adoptieverlof

bekomen. Het opnemen van het adoptieverlof kan echter leiden tot de definitieve mislukking

van deze kandidaat indien dit niet toelaat de vorming te vervolmaken binnen de voorziene

termijnen, vermits geen uitstel van de vorming kan worden toegestaan4.

1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-V1, Art 53ter, § 1. 2 Deel I, Par 101.a.(2), KB van 19 Nov 98, Art 36 en 37 3 A16-K1, Art 5bis G1, Art95, tweede en derde lid, en Art 102 24, § 6, tweede lid 4 A16-X1, Art 10 - A16-X2, Art 30

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 148 / 283

e. Mobilisatie en periode van oorlog

Dit hoofdstuk is niet van toepassing voor de militairen van het actief kader in geval van

mobilisatie en in periode van oorlog1.

1302. Algemeen

a. Adoptie minderjarig kind

De militair bedoeld in Par 1301 bekomt, op zijn aanvraag, een adoptieverlof wanneer hij een

minderjarig kind adopteert.

b. Adoptie kind beneden de tien jaar

Het burgerpersoneelslid bedoeld in Par 1301 bekomt, op zijn aanvraag, een adoptieverlof

wanneer hij een kind beneden de tien jaar adopteert.

c. Duur

Het verlof bedraagt ten hoogste zes weken.

d. Lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid

Deze maximum duur van het adoptieverlof wordt verdubbeld wanneer het geadopteerde kind

getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66% of een

aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler 1

van de medisch-sociale schaal, overeenkomstig de regelgeving betreffende de kinderbijslag.

e. Meerdere kinderen

In geval van adoptie van meerdere kinderen wordt het verlof toegekend voor elk kind.

f. Rijksambtenaren

Indien beide partners rijksambtenaren zijn, kunnen ze beiden van het adoptieverlof

genieten.

1303. Begin, intrekking en beëindiging

a. Begin

Het adoptieverlof kan op vraag van het personeelslid al worden opgenomen tot drie weken

voor het kind effectief geadopteerd wordt.

b. Opsplitsing

Het adoptieverlof kan gesplitst worden in weken.

c. Geldigheidsperiode voor de militairen

Bepaling enkel toepasselijk op het militair personeel. Dit verlof dient genomen te worden

binnen het jaar na de opname van het kind.

d. Geldigheidsperiode voor het burgerpersoneel

Bepaling enkel toepasselijk op het burgerpersoneel. Het verlof dient genomen te worden

binnen de 4 maanden na de opname van het kind.

e. Weigering

De periode aangevraagd door betrokkene kan door de korpscommandant niet worden

geweigerd.

1 A16-V1, Art 53ter, § 2

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 149 / 283

f. Intrekking of schorsing

De militaire autoriteit kan het adoptieverlof niet intrekken noch schorsen.

g. Mobilisatie of in periode van oorlog

Voor de militairen eindigt het adoptieverlof automatisch, zonder opzegging, in geval van

mobilisatie of in periode van oorlog.

1304. Aanvraagprocedure

a. Militair personeel

(1) De aanvragen voor adoptieverlof worden ingediend via het verslag van de

eenheidscommandant ten minste één maand voor de aanvang van het verlof, tenzij de

overheid op verzoek van betrokkene een kortere termijn aanvaardt.

(2) De aanvraag zal de volgende bewijsstukken bevatten:

(a) een attest uitgereikt door de bevoegde centrale autoriteit van de gemeenschap

waarin de toewijzing van het kind aan de militair wordt bevestigd, indien de militair

het verlof van ten hoogste drie weken wenst te verkrijgen vooraleer het kind

geadopteerd wordt.

(b) een attest dat de inschrijving van het kind in het bevolkings- of

vreemdelingenregister bevestigt om het verlof of het resterende verlof te kunnen

opnemen.

(3) Het adoptieverlof is een recht dat wordt toegestaan door de autoriteit met de

bevoegdheid van korpscommandant.

b. Burgerpersoneel

(1) De aanvragen (in Bijl F), in twee exemplaren, worden ingediend via de hiërarchische weg

aan HRB-Civ.

(2) Een exemplaar wordt aan de dienstchef van het betrokken personeelslid teruggestuurd

met de vermelding van de beslissing HRB-Civ. De dienstchef deelt deze beslissing mee

aan het betrokken personeelslid.

(3) De aanvraag zal de volgende bewijsstukken bevatten:

(a) een officieel attest, afgeleverd door de bevoegde centrale autoriteit van de

Gemeenschap, waarin de toewijzing van het kind aan het burgerpersoneelslid wordt

bevestigd, om een adoptieverlof te bekomen tot drie weken voor het kind effectief

geadopteerd wordt;

(b) een attest dat bevestigt dat het kind in het bevolkings- of vreemdelingenregister

van een gemeente ingeschreven is om het resterende adoptieverlof te kunnen

opnemen.

(4) Het adoptieverlof is een recht dat wordt toegestaan door de secretaris-generaal, in de

praktijk is dit door HRB-Civ.

1305. Geldelijke bepaling 1

Het adoptieverlof wordt bezoldigd.

1 A16-V1, Art 53ter, § 1 3

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 150 / 283

1306. Administratieve en sociale bepalingen

a. Verloffiche

Het adoptieverlof wordt ingeschreven op de verloffiche.

b. Militair personeel1

Het adoptieverlof wordt gelijkgesteld met een periode van werkelijke dienst.

Zowel de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek als de arbeidsregeling van de

halftijdse vervroegde uitstap worden automatisch en zonder opzegging geschorst voor de

gehele duur van het adoptieverlof.2

c. Burgerpersoneel3

Het adoptieverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

De vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek wordt automatisch en zonder opzegging

geschorst voor de gehele duur van het adoptieverlof.4

1307. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit 5

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens een adoptieverlof toegelaten.

1 A16-V1, Art 53ter, § 3 2 Deel V, Par 103.b. en 203.b. 3 KB van 19 Nov 98, Art 37 4 Deel V, Par 103.b. 5 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 151 / 283

Hoofdstuk 14 - Verlof voor de verzorging van een zwaar zieke verwant – Militair

personeel

1401. Toepassingsgebied

a. Militairen

Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader in periode van vrede1.

b. Burgerpersoneel

Voor het burgerpersoneel van Defensie wordt verwezen naar het Deel IV - Hoofdstuk 5 -

Verlof voor loopbaanonderbreking - Par 503.b. Loopbaanonderbreking voor het verstrekken

van verzorging van een lid van het gezin of een familielid tot de tweede graad.

c. Kandidaat-militairen

Voor de kandidaat-militairen2 zijn de bepalingen betreffende het uitstel van afleggen van

proeven of examens of het volgen of volbrengen van bepaalde basisvormingsgedeelten van

toepassing op het aanvragen en het toekennen van een verlof voor de verzorging van een

zwaar zieke verwant3:

Voor de volgende kandidaat-militairen zijn de bepalingen betreffende het uitstel wegens

persoonlijke aangelegenheden4 van toepassing op het aanvragen en het toekennen van een

verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant:

(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,

om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de

categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;

(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als

aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere

personeelscategorie (sociale promotie);

(3) de beroepsvrijwilligers en de beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een

vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op diploma) en de

militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op diploma;

(4) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de

aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te

volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen

(overgang);

(5) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens

beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het

gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om

te worden opgenomen als als aanvullingsberoepsofficier of BDL.

(6) de kandidaat-militairen BDL;

(7) de kandidaten-hulpofficier.

1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-V1, Art 54bis 2 Deel I, Par 101.a.(3), 3 A16-K1, Art 24, § 6, eerste lid G1, Art 102 eerste lid – A16-K4, Art 45 – A16-K20, Art 1, § 4 3, 3° 4 A16-K1, Art 5bis G1, Art 95, eerste lid, en Art 102 24, § 6, tweede lid

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 152 / 283

d. Kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren

De kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren kunnen een verlof voor de

verzorging van een zwaar ziek verwant bekomen. Het opnemen van het verlof voor de

verzorging van een zwaar ziek verwant kan echter leiden tot de definitieve mislukking van de

kandidaat, indien dit niet toelaat de vorming te vervolmaken binnen de voorziene termijnen,

vermits geen uitstel kan worden toegestaan.

1402. Algemeen

a. Bevoegdheid

Het verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant kan door de MOD worden

toegestaan, voor zover het belang van de dienst dit niet in de weg staat, aan het militaire

personeelslid dat erom vraagt, om hem toe te laten verzorging te verlenen aan een verwant

die aan een zware ziekte lijdt.

b. Definities

(1) Verwant:

(a) een gezinslid van de militair, dat wil zeggen elke persoon die samenwoont met deze;

(b) een familielid van de militair of van zijn of haar echtgeno(o)t(e) of samenwonende,

evenals de ascendenten en de descendenten als de collateralen, tot de tweede

graad.

(2) Zware ziekte:

elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende arts als dusdanig wordt

beschouwd, met uitzondering van een ongeneeslijke ziekte in terminale fase, en waarbij

de arts oordeelt dat elke vorm van verzorging of van sociale, familiale of morele

bijstand noodzakelijk is voor het herstel.

c. Periode

Het verlof kan opgenomen worden per periodes van minimum één maand en maximum drie

maanden, aaneensluitend of niet, en hernieuwbaar tot twaalf maanden per verwant lijdend

aan een zware ziekte en tot zesendertig maanden tijdens de loopbaan van de militair.

1403. Aanvang en beëindiging van een verlof voor de verzorging van een zwaar

zieke verwant1

a. Termijnen

Het verlof voor de verzorging van een zwaar zieke verwant begint en eindigt op de

tijdstippen die het betrokken personeelslid aanvraagt. Deze aanvraag moet minstens zeven

werkdagen voor de aanvangsdatum worden ingediend.

b. Uitzonderingen

In de volgende gevallen begint een verlof voor de verzorging van een zwaar zieke verwant

niet op het tijdstip zoals door het betrokken personeelslid aangevraagd:

(1) de korpscommandant geeft een ongunstig advies en de MOD heeft niet beslist voor de

aangevraagde datum;

(2) de aanvraag werd niet tijdig ingediend en de MOD heeft niet tijdig beslist.

1 A16-V3, Art 2, eerste lid

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 153 / 283

c. Intrekking

De militaire autoriteit kan het verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant niet

intrekken noch schorsen.

d. Vervroegde beëindiging

Het militaire personeelslid kan een reeds aangevangen verlof voor verzorging op elk ogenblik

beëindigen.

1404. Aanvraagprocedures

a. Mod B

Het militaire personeelslid dat een verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant

wenst te bekomen, dient ten minste zeven werkdagen voor de gewenste aanvangsdatum via

het verslag van de eenheidscommandant, per Mod B een aanvraag in bij de autoriteit met de

bevoegdheid van korpscommandant. Dit Mod B zal de gewenste aanvangdatum en de duur van

het verlof vermelden.

b. Attest van de behandelende geneesheer

Bij de aanvraag voegt hij het attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van de

verwant die aan een zware ziekte lijdt, waaruit blijkt dat de betrokken militair bereid is

bijstand of verzorging te verlenen aan deze verwant.

c. Bevoegdheden

De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant maakt de aanvraag, inclusief de

bijlage(n), vergezeld van zijn advies per fax rechtstreeks over aan HRB die de aanvraag

overmaakt aan de MOD. Deze fax dient de vermelding DRINGEND te dragen.

d. Ongunstig advies

Elk ongunstig advies moet worden gemotiveerd en ter kennis gebracht van betrokkene.

Binnen de drie werkdagen volgend op de kennisgeving van het eerste ongunstig advies, kan

hij een verweerschrift bijvoegen. Enkel omwille van dienstredenen kan een negatief advies

worden uitgebracht.

1405. Betekening van de beslissing

a. Tijdig ingediende aanvraag en geen ongunstig advies

Indien het militaire personeelslid de aanvraag tijdig heeft ingediend, er geen ongunstig

advies werd uitgebracht en de MOD niet weigert, vangt het verlof aan op de gevraagde

datum.

b. Niet tijdig ingediende aanvraag of ongunstig advies

Indien het militaire personeelslid de aanvraag niet tijdig heeft ingediend of er een ongunstig

advies werd uitgebracht, vangt het verlof pas aan na de goedkeuring door de MOD.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 154 / 283

1406. Geldelijke bepalingen1

a. Niet bezoldigd

Het verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant wordt niet bezoldigd.

b. Onderbrekingstoelage

Het militaire personeelslid met verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant ontvangt

niettemin een geïndexeerde onderbrekingstoelage, waarvan het bedrag en de

toekenningsvoorwaarden identiek zijn aan deze voorzien voor het personeel van de federale

overheidsdiensten2.

1407. Adminstratieve en sociale bepalingen

a. Aantekenblad der verloven

Het verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant wordt ingeschreven op het

aantekenblad der verloven.

b. Periode van werkelijke dienst3

Het verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant wordt gelijkgesteld met een periode

van werkelijke dienst. voor de berekening van:

(1) de anciënniteit in de graad;

(2) het rust- of overlevingspensioen.

c. Vierdagenweek en halftijdse vervroegde uitstap

Zowel de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek als de arbeidsregeling van de

halftijdse vervroegde uitstap worden automatisch en zonder opzegging geschorst voor de

gehele duur van het verlof voor de verzorging van een zwaar zieke verwant.4

1408. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit5

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens een verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant toegelaten.

1 A16-V1, Art 54bis 2 KB van 19 Nov 98, Art 35, § 2 3 A16- Q1, Art 5 G1, Art 187 tot 189 4 Deel V, Par 103.b. en 203.b. 5 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 155 / 283

Hoofdstuk 15 - Palliatief verlof – Militair personeel

1501. Toepassingsgebied

a. Militairen

Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader in periode van vrede1.

b. Burgerpersoneel

Voor het burgerpersoneel van Defensie wordt verwezen naar het Deel IV - Hoofdstuk 5 -

Verlof voor loopbaanonderbreking - Par 503. a. Loopbaanonderbreking teneinde palliatieve

zorgen te verstrekken.

c. Kandidaat-militairen

Voor de kandidaat-militairen2 zijn de bepalingen betreffende het uitstel van afleggen van

proeven of examens of het volgen of volbrengen van bepaalde basisvormingsgedeelten van

toepassing op het aanvragen en het toekennen van een palliatief verlof3:

Voor de volgende kandidaat-militairen zijn de bepalingen betreffende het van vorming

uitstel4wegens persoonlijke aangelegenheden van toepassing op het aanvragen en het

toekennen van een palliatiefverlof:

(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,

om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de

categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;

(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als

aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere

personeelscategorie (sociale promotie);

(3) de beroepsvrijwilligers en de beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een

vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op diploma) en de

militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op diploma;

(4) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de

aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te

volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen

(overgang);

(5) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens

beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het

gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om

te worden opgenomen als als aanvullingsberoepsofficier of BDL.

(6) de kandidaat-militairen BDL;

(7) de kandidaten-hulpofficier.

1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-V1, Art 55 2 Deel I, Par 101.a.(3), 3 A16-K1, Art 24, § 6, eerste lid G1, Art 102 eerste lid – A16-K4, Art 45 – A16-K20, Art 1, § 4 3, 3° 4 A16-K1, Art 5bis G1, Art 95, eerste lid, en Art 102 24, § 6, tweede lid

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 156 / 283

d. Kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren

De kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren kunnen een palliatief

verlof bekomen. Het opnemen van het palliatief verlof kan echter leiden tot de definitieve

mislukking van deze kandidaat indien dit niet toelaat de vorming te vervolmaken binnen de

voorziene termijnen, vermits geen uitstel van de vorming kan worden toegestaan.1 .

e. Periode van oorlog

Dit hoofdstuk is niet van toepassing in periode van oorlog2.

1502. Algemeen

a. Definitie

Onder palliatieve zorg wordt verstaan elke vorm van bijstand en vooral medische, sociale,

administratieve, psychologische bijstand en verzorging van een persoon die lijdt aan een

ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevindt.

b. Bevoegdheid

Het palliatief verlof is een recht dat wordt toegestaan door de autoriteit met de

bevoegdheid van korpscommandant.

c. Band met de zieke

De zieke hoeft geen bloedverwant te zijn van de militair en hoeft ook niet buiten het

ziekenhuis verpleegd te worden.

d. Periode

Een verlof wegens palliatieve zorg wordt toegestaan voor een periode van maximum één

maand, verlengbaar met maximum één maand.

e. Duur

Behoudens uitzonderlijke redenen waarover de MOD oordeelt, mag de duur van alle

palliatieve verloven tijdens de loopbaan van een militair een totaal van zes maanden niet

overschrijden.

1503. Aanvang en beëindiging van een palliatief verlof

a. Aangevraagde periode

De periode aangevraagd door betrokkene kan door de autoriteit met de bevoegdheid van

korpscommandant niet worden geweigerd.

b. Aanvang

De palliatieve verloven beginnen en eindigen op de tijdstippen die werden aangevraagd door

de betrokken militair.

c. Intrekking of schorsing

De militaire autoriteit kan het palliatief verlof niet intrekken noch schorsen.

d. Vervroegde beëindiging

De militair kan een reeds aangevangen palliatief verlof op elk ogenblik beëindigen.

1 A16-X1, Art 10 - A16-X2, Art 30 2 A16-V1, Art 53ter, § 2 Art 55

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 157 / 283

1504. Aanvraagprocedures

a. Normale procedure

De militair die een palliatief verlof of een verlenging ervan wenst te bekomen, dient hiertoe

via het verslag van de eenheidscommandant een aanvraag in bij de autoriteit met de

bevoegdheid van korpscommandant. Hij voegt bij zijn aanvraag een getuigschrift, afgeleverd

door de behandelende geneesheer van de persoon die palliatieve verzorging behoeft, waaruit

blijkt dat de militair zich bereid verklaard heeft deze palliatieve verzorging te verlenen. De

identiteit van de patiënt wordt hierbij niet vermeld.

b. Uitzonderlijke procedure

De militair die een palliatief verlof of een verlenging ervan wenst te bekomen, waardoor de

duur van alle palliatieve verloven tijdens zijn loopbaan een totaal van zes maanden zal

overschrijden, dient hiertoe per Mod B een aanvraag in bij HRB. Hij voegt bij zijn aanvraag

het getuigschrift vermeld in Par 1504.a.

1505. Geldelijke bepalingen1

a. Niet bezoldigd

Het palliatief verlof wordt niet bezoldigd.

b. Onderbrekingstoelage

Het militaire personeelslid met palliatief verlof ontvangt niettemin een geïndexeerde

onderbrekingstoelage, waarvan het bedrag en de toekenningsvoorwaarden identiek zijn aan

deze voorzien voor het personeel van de federale overheidsdiensten2.

1506. Administratieve en sociale bepalingen3

a. Verloffiche

Het palliatief verlof wordt ingeschreven op de verloffiche.

b. Periode van werkelijke dienst

Het palliatief verlof wordt gelijkgesteld met een periode van werkelijke dienst. voor de

berekening van:

(1) de anciënniteit in de graad;

(2) het rust- of overlevingspensioen.

c. Vierdagenweek en halftijdse vervroegde uitstap

Zowel de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek als de arbeidsregeling van de

halftijdse vervroegde uitstap worden automatisch en zonder opzegging geschorst voor de

gehele duur van het palliatief verlof.4

1507. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit5

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens een palliatief verlof toegelaten.

1 BIP A-083-3, Art 3, § 3ter bis, A16-V1, Art 55 2 KB van 19 Nov 98, Art 35, § 2 3 A16-V1, Art 55 4 Deel V, Par 103.b. en 203.b. 5 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 158 / 283

Hoofdstuk 16 - Verlof om dwingende redenen - Burgerpersoneel

1601. Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is enkel van toepassing op het burgerpersoneel van Defensie.

a. Verlof om dwingende redenen van familiaal belang1

Enkel van toepassing op de statutairen en stagiairs.

b. Verlof om dwingende reden 2

Enkel van toepassing op de contractuelen.

1602. Algemeen

a. Verlof om dwingende redenen van familiaal belang

(1) Jaarlijks aantal dagen verlof dat kan genoten worden:

(a) vijftien werkdagen, te nemen per volledige dag of per halve dag;

(b) dertig werkdagen die enkel worden toegekend in de volgende gevallen:

(i) bij hospitalisatie van een met de ambtenaar samenwonende persoon of van

een bloed of aanverwant in de eerste graad die niet met de ambtenaar onder

hetzelfde dak woont;

(ii) opvang tijdens de schoolvakanties van één of meerdere kinderen die de

leeftijd van 15 jaar niet bereikt hebben.

(2) De maximumduur van het verlof om dwingende redenen van familiaal belang wordt in

evenredig mate verminderd:

(a) in het geval dat het personeelslid deeltijdse prestaties verricht;

(b) volgens de datum van indiensttreding of van de definitieve ambtsneerlegging in de

loop van het jaar;

(c) als het personeelslid één van de volgende verloven geniet of genoten heeft in

hetzelfde kalenderjaar:

(i) verlof om zich kandidaat te stellen voor de verkiezingen van de federale

wetgevende kamers, van de Gewest- en Gemeenschapsraden, van de

provincieraden, van de gemeenteraden en de Europese vergaderingen;

(ii) verlof voor een stage of een proefperiode in een andere betrekking van een

overheidsdienst of van het gesubsidieerd onderwijs;

(iii) de halftijds vervroegde uittreding;

(iv) de vrijwillige vierdagenweek;

(v) verlof voor opdracht;

(vi) verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan;

(vii) de afwezigheden waarbij de ambtenaar in de administratieve stand van non-

activiteit of disponibiliteit is geplaatst;

Indien het aldus berekende aantal vakantiedagen geen geheel getal vormt, wordt

het afgerond naarde onmiddellijke hogere eenheid.

1 KB van 19 Nov 98, Art 38 tot Art 40 2 KB van 11 Okt 91

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 159 / 283

(3) De dagen verlof om dwingende redenen van familiaal belang, die samenvallen met een

ziekteverlof worden niet als ziekteverlofdagen beschouwd. Het verlof wegens ziekte

wordt tijdelijk onderbroken tijdens het verlof om dwingende redenen van familiaal

belang.

b. Verlof om dwingende reden

(1) De duur van de afwezigheden mag tien arbeidsdagen per kalenderjaar niet

overschrijden. Voor een deeltijds tewerkgestelde personeelslid, wordt de duur van het

verlof om dwingende redenen herleid in verhouding tot de duur van zijn

arbeidsprestaties.

(2) Onder dwingende reden moet worden verstaan elke niet te voorziene, los van het werk

staande gebeurtenis die de dringende en noodzakelijke tussenkomst van het

personeelslid vereist en dit voor zover de uitvoering van de arbeidsovereenkomst deze

tussenkomst onmogelijk maakt.

Zijn in het bijzonder gebeurtenissen voor dewelke het personeelslid het recht heeft om

van het werk afwezig te zijn:

(a) Ziekte, ongeval of hospitalisatie overkomen aan:

(i) een met het personeelslid onder hetzelfde dak wonende personen zoals:

de echtgeno(o)t(e) of de persoon, die met hem (haar) samenwoont;

een ascendent, een descendent evenals een adoptie- of pleegkind, een tante

of oom van het personeelslid, van zijn (haar) echtgeno(o)t(e) of van de

persoon die met hem (haar) samenwoont;

(ii) een aan- of bloedverwant in de eerste graad die niet met het personeelslid

onder hetzelfde dak woont, zoals een ouder, een schoonouder, een kind of

schoonkind van de werknemer.

(b) Ernstige materiële beschadiging aan de bezittingen van het personeelslid, zoals

schade aan de woning door een brand of een natuurramp.

(c) Het bevel tot verschijning in persoon in een rechtszitting wanneer het

personeelslid partij is in het geding.

(d) Andere gebeurtenissen vastgesteld in onderling akkoord tussen de werkgever en

het personeelslid die als dwingende reden moeten beschouwd worden.

(3) Het personeelslid heeft het recht van het werk afwezig te zijn gedurende de tijd die

nodig is om het hoofd te bieden aan de gevolgen die voortvloeien uit de gebeurtenissen

bedoeld in Par. 1602.b.(2).

(4) Het personeelslid die om dwingende reden afwezig is, is ertoe gehouden de werkgever

vooraf te verwittigen. Indien dit niet mogelijk is, moet hij de werkgever zo spoedig

mogelijk verwittigen.

(5) Het personeelslid moet het recht om afwezig te zijn wegens dwingende redenen

gebruiken voor het doel waarvoor het is toegestaan.

c. Opmerkingen

(1) Voor de graden van verwantschap wordt verwezen naar bijlage A.

(2) De omschrijving van het begrip “samenwonende” met echtgeno(o)t(e) gelijkgesteld1

1 Burgerlijk Wetboek, Art 1475, § 1

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 160 / 283

(a) De wettelijk samenwonende: zie deel I Par 101.c.(1)(a).

Dit is de persoon met wie het personeelslid een verklaring van wettelijke

samenwoning heeft afgelegd bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de

gemeenschappelijke woonplaats. Het bewijs van wettelijke samenwoning wordt

geleverd aan de hand van een uittreksel uit de bevolkingsregisters of een

getuigschrift opgesteld aan de hand van de registers.

(b) De feitelijk samenwonende: zie deel I Par 101.c.(1)(b).

Dit is iedere persoon die geen bloed- of aanverwant is tot in de derde graad,

waarmee het personeelslid onder hetzelfde dak woont en een gemeenschappelijk

huishouden vormt. Samenwonen betekent dat de partners op hetzelfde adres

ingeschreven zijn of officiële documenten kunnen voorleggen die bewijzen dat zij

samenwonen.

1603. Aanvraagprocedures

a. Verlof om dwingende redenen van familiaal belang

(1) De aanvragen worden schriftelijk en via de hiërarchische weg overgemaakt aan HRB-Civ

met behulp van het aanvraagformulier in bijlage G – 1/2.

(2) De personeelsleden worden verzocht de aanvragen zo vroeg mogelijk in te dienen en in

het geval er verschillende perioden gevraagd worden, deze te verzamelen op één

aanvraag, teneinde de administratieve bescheiden te beperken.

b. Verlof om dwingende redenen

(1) De aanvragen worden schriftelijk en via de hiërarchische weg overgemaakt aan

HRB-Civ.

(2) De personeelsleden maken uitsluitend gebruik van een aanvraagformulier in

bijlage G-2/2.

Twee exemplaren van dit formulier moeten worden ingevuld:

(a) één ervan wordt ter beschikking gesteld van de dienstchef van het betrokken

personeelslid;

(b) de dienstchef krijg dit exemplaar toegestuurd nadat de beslissing van de HRB-Civ

erop werd vermeld;

(c) de dienstchef moet het personeelslid van deze beslissing op de hoogte brengen.

(3) Bij een aanvraag omwille van ziekte, ongeval of hospitalisatie moet een medisch

getuigschrift worden gevoegd waaruit blijkt dat de patiënt behoefte had aan de

aanwezigheid of begeleiding van het personeelslid en waarin de graad van verwantschap

van het personeelslid met de patiënt wordt vermeld.

(4) Bij een aanvraag omwille van ernstige materiële beschadiging aan de bezittingen, dient

het personeelslid een officieel document dat deze schade beschrijft of een verklaring

op eer bij te voegen.

(5) Bij een aanvraag omwille van het bevel tot verschijning in een rechtszitting, dient een

afschrift van deze oproep te worden bijgevoegd.

(6) Bij een aanvraag op grond van een gebeurtenis die als een dwingende reden moet

beschouwd worden, dient een verklaring van de dienstchef te worden gevoegd.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 161 / 283

1604. Geldelijke bepalingen1

a. Statutairen en stagiairs

Het verlof om dwingende redenen van familiaal belang wordt niet bezoldigd.

b. Contractuelen

Het verlof om dwingende reden wordt niet bezoldigd.

1605. Administratieve en sociale bepalingen1

a. Statutairen en stagiairs

Het verlof om dwingende redenen van familiaal belang wordt gelijkgesteld met een periode

van dienstactiviteit.

b. Contractuelen

Het verlof om dwingende reden wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

1606. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens een verlof om dwingende reden(en) toegelaten.

1 KB van 19 Nov 98, Art 39

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 162 / 283

Hoofdstuk 17 - Politiek verlof – Militair personeel

1701. Toepassingsgebied

a. Algemeen

Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader1 .

b. Uitzonderingen

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op:

(1) de kandidaat-militairen van het actief kader2;

(2) de militairen van het reservekader.

1702. Algemeen

a. Definitie

Onder politiek verlof dient te worden verstaan, een voltijds opgelegd verlof voor de

uitoefening van een politiek mandaat tot het mandaat een einde neemt.

b. Omstandigheden

Het militair personeel wordt met politiek verlof gezonden:

(1) voor de uitoefening van een uitvoerend mandaat;

(2) voor de uitoefening van een niet-uitvoerend mandaat, indien de betrokken militair in

zijn hoedanigheid van militair een functie uitoefent die onverenigbaar is met de

uitvoering van een politiek mandaat.

1703. Mandaten

a. Worden beschouwd als uitvoerende mandaten:

(1) voorzitter van de provincieraad;

(2) lid van de bestendige deputatie;

(3) burgemeester;

(4) schepen;

(5) voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn;

(6) oorzitter van een binnengemeentelijk territoriaal orgaan;

(7) elke andere uitvoerende functie in een aan de provincie of de gemeente gebonden

orgaan;

b. Worden beschouwd als niet-uitvoerende mandaten:

(1) provincieraadslid;

(2) lid van een gemeenteraad;

(3) lid van een raad voor maatschappelijk welzijn;

(4) lid van een binnengemeentelijk territoriaal orgaan.

c. Worden beschouwd als functies onverenigbaar met de uitoefening van een politiek

mandaat:

(1) een commandofunctie;

(2) een functie van korpsadjudant;

1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-Z1, Art 15 ter G1, Art 172, § 2 2 A16-Z1, Art 15 bis, 2°G1, Art 173, eerste lid, 2°

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 163 / 283

(3) een functie van diensthoofd binnen een staf van het niveau bataljon of hoger voor de

officieren van het stafdepartement operaties en training;

(4) een functie met een operationele inzettermijn van dertig dagen of minder;

(5) een functie van exclusief wachtpersoneel;

(6) een functie aan boord van een Belgische of buitenlandse vlooteenheid;

(7) een functie in een internationaal of intergeallieerd organisme;

(8) een functie als onderrichter.

d. Politiek verlof

(1) Het militair personeel wordt met politiek verlof gezonden voor de uitoefening van een

uitvoerend mandaat (Par 1703.a.)1.

(2) Het militair personeel wordt met politiek verlof gezonden voor de uitoefening van een

niet-uitvoerend mandaat, indien hij in de eenheid een functie uitoefent die

onverenigbaar is met de uitoefening van een politiek mandaat (Par 1703.b. & c)2.

(a) De korpscommandant stelt vast of de militair al dan niet zo’n functie uitoefent.

Tegen deze vaststelling is een beroep mogelijk bij de MOD (Par 1704.f);

(b) De militair kan eveneens een aanvraagprocedure beginnen om van functie te

veranderen (Par 1704.e).

(3) Het militair personeel wordt niet met politiek verlof gezonden voor de uitoefening van

een niet uitvoerend mandaat als hij géén functie uitoefent die onverenigbaar is met de

uitoefening van een politiek mandaat(Par 1703.b. & c.).

1704. Procedures

a. Intentieverklaring3

Het militaire personeel zal ten vroegste de twaalfde maand voorafgaand aan de verkiezingen

en ten laatste dertig dagen voor de einddatum van neerlegging van de voordrachten van

kandidaten, de MOD geïnformeerd hebben van de intentie om zich kandidaat te stellen.

De intentieverklaring om zich kandidaat te stellen, moet worden verzonden naar de MOD

met een bij een aanbieder van postdiensten aangetekende zending.

b. Termijn

Het militaire personeel dat verkozen is voor een mandaat bedoeld in Par 1703.a. of b., stelt

zijn korpscommandant met een bij een aanbieder van postdiensten aangetekende zending of

bij de militaire post ingeschreven brief in kennis van het mandaat dat hij wenst uit te

oefenen en van de datum van zijn eedaflegging, ten laatste tien werkdagen vóór zijn

eedaflegging4. De Korpscommandant maakt zonder verwijl aan HRA-E/D een kopie over van

de brief die de voor een mandaat verkozen militair aan hem heeft overgemaakt.

Opmerking

Het militaire personeel dat verkozen is voor een mandaat bedoeld in Par 1703.a. of b., in

de hoedanigheid van opvolger en die opgeroepen wordt om zijn mandaat uit te oefenen,

is niet gebonden door de termijn bedoeld in Par 1704.b5.

1 A16-Z1, Art 15ter, § 1 G1, Art 174, § 1 2 A16-Z1, Art 15ter, § 2, 1e lid G1, Art 174, § 2 3 A16-Z1, Art 15bis, 1e lid, 1e en 2e lid G1, Art 173 4 A16-Z7, Art 2, eerste en tweede lid 5 A16-Z7, Art 2, 2e tweede lid

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 164 / 283

c. Vastlegging

De korpscommandant akteert dat de betrokken militair met politiek verlof wordt gezonden

vanaf de dag van zijn eedaflegging, indien hij vaststelt dat de militair:

(1) een uitvoerend mandaat zal uitoefenen bedoeld in Par 1703.a.(1) tot (7);

(2) een niet-uitvoerend mandaat zal uitoefenen bedoeld in Par 1703.b.(1) tot (4) terwijl hij

in zijn hoedanigheid van militair een functie uitoefent bedoeld in Par 1703.c. (1) tot (8)1;

d. Kennisgeving

Binnen de vijf werkdagen na de kennisgeving door de betrokken militair, bedoeld in

Par 1704.b., wordt de militair in kennis gesteld van de inaktname van zijn korpscommandant,

bij kennisgeving tegen ontvangstbewijs of met een bij een aanbieder van postdiensten

aangetekende zending.2

e. Aanvraagprocedure om van functie te veranderen3

(1) Indien zijn korpscommandant heeft vastgesteld dat de betrokken militair in zijn

hoedanigheid van militair een functie uitoefent bedoeld in Par 1703.c.(1) tot (8), dan kan

de betrokken militair, binnen de vijf werkdagen na de kennisgeving van de inaktname van

zijn korpscommandant, met een bij een aanbieder van postdiensten aangetekende

zending of bij de militaire post ingeschreven brief een aanvraag indienen bij zijn

korpscommandant teneinde te veranderen van functie.

(2) Bij gebrek aan een andere beschikbare functie binnen het korps, maakt de

korpscommandant de aanvraag, vergezeld van zijn advies, onverwijld over aan de

directeur-generaal HR die beslist of de betrokken militair al dan niet mag veranderen

van functie.

(3) Binnen de tien werkdagen die volgen op de aanvraag, betekent de

directeur-generaal HR zijn beslissing aan de betrokken militair bij kennisgeving tegen

ontvangstbewijs of met een bij een aanbieder van postdiensten aangetekende zending

en brengt hij de korpscommandant van de betrokken militair op de hoogte van zijn

beslissing.

(4) Het politiek verlof wordt opgeschort door de aanvraagprocedure om van functie te

veranderen.

f. Beroepsprocedure4

(1) Indien de betrokken militair niet wenst van functie te veranderen of indien de

bevoegde overheid beslist dat deze laatste niet mag veranderen van functie, dan kan de

betrokken militair met een bij een aanbieder van postdiensten aangetekende zending of

bij de militaire post ingeschreven brief, beroep indienen bij de MOD tegen de

vaststelling van het feit dat hij in zijn hoedanigheid van militair een functie uitoefent

bedoeld in Par 1703.c.(1) tot (8), binnen de vijf werkdagen na de kennisgeving van de

beslissing van de bevoegde overheid. Hij brengt zijn korpscommandant en de directeur-

generaal HR op de hoogte van het beroep dat hij heeft ingediend.

1 A16-Z7, Art 3, § 1, 1e eerste lid 2 A16-Z7, Art 3, § 1, 2e tweede lid 3 A16-Z7, Art 3, § 2 1e eerste lid tot 4e vierde lid 4 A16-Z7, Art 4, 1e eerste tot derde lid tot 3e lid

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 165 / 283

(2) In geval van beroep, beslist de MOD of de betrokken militair een dergelijke functie

uitoefent en betekent zijn beslissing met een bij een aanbieder van postdiensten

aangetekende zending of bij de militaire post ingeschreven brief aan de militair, binnen

de twintig werkdagen na de ontvangst van het beroep.

(3) Het politiek verlof wordt opgeschort door de beroepstermijn en de beroepsprocedure.

1705. Begin en beëindiging

a. Begin

Het politiek verlof van het militair personeel begint op de dag van de eedaflegging.

b. Einde

Het politiek verlof eindigt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op die tijdens

dewelke het mandaat een einde neemt1.

c. Onderling akkoord

Het politiek verlof kan in onderling akkoord tussen de betrokken militair en de

directeur-generaal HR beëindigd worden vanaf de dag die volgt op de datum van het einde

van het mandaat2.

1706. Geldelijke bepalingen3

De periodes gedekt door een politiek verlof worden niet bezoldigd.

1707. Administratieve en sociale bepalingen

a. Administratieve stand

De militair met politiek verlof is voltijds met politiek verlof en gedurende deze periode

bevindt hij zich in non-activiteit4.

b. Anciënniteit graad

Na de beëindiging van het politiek verlof, wordt de militair heropgenomen in werkelijke

dienst met de graad en de anciënniteit in deze graad waarmee hij bekleed was bij aanvang

van het politiek verlof5.

1708. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit

De militair hoeft vooraf geen toestemming te vragen aan de MOD om zijn militaire functie te

mogen cumuleren met de uitoefening van één van de politieke mandaten bedoeld in Par 1703.a. en

b6.

1 A16-Z1, Art 15ter, § 3, 3e lid G1, Art 174, § 3 2 A16-Z7, Art 6 G1, Art 174, § 3 3 A16-Z1, Art 15ter, § 3, 2e lid G1, Art 174, § 3, tweede lid 4 A16-Z1, Art 15ter, § 3, 1e lid G1, Art 174, § 3, eerste lid 5 A16-Z1, Art 15ter, § 3, 2e lid G1, Art 174, § 3 6 A16-Z1, Art 20, 2e lid G1, Art 176

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 166 / 283

Hoofdstuk 18 - Politiek verlof – Burgerpersoneel

1801. Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op burgerpersoneel1 van Defensie (statutairen, stagiairs en

contractueel personeel).

1802. Algemeen

a. Definitie

Onder politiek verlof voor het uitoefenen van een politiek mandaat of een ambt dat ermee

gelijkgesteld kan worden dient te worden verstaan:

(1) ofwel een vrijstelling van dienst die geen weerslag heeft op de administratieve en

geldelijke toestand van het personeelslid;

(2) ofwel een facultatief politiek verlof dat op aanvraag van het personeelslid wordt

toegekend;

(3) ofwel een politiek verlof van ambtswege waaraan het personeelslid zich niet kan

onttrekken.

b. Politiek ambt minder dan een halftijds ambt

Het personeelslid dat voor de uitoefening van een mandaat van burgemeester, voorzitter van

een districtsraad, schepen of voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn recht

heeft op politiek verlof waarvan de duur niet de helft van een voltijds ambt overschrijdt,

kan, op zijn aanvraag, een halftijds of voltijds politiek verlof bekomen.

c. Aanvraag voltijds politiek verlof

Het personeelslid dat voor de uitoefening van een mandaat van burgemeester, voorzitter van

een districtsraad, schepen of voorzitter van een raad voor maatschappelijk welzijn recht

heeft op een halftijds politiek verlof, kan, op zijn aanvraag, voltijds politiek verlof bekomen.

1803. Soorten

a. Vrijstelling van dienst

Op aanvraag van de personeelsleden, wordt binnen de hierna bepaalde perken vrijstelling van

dienst toegekend gedurende 2 dagen per maand voor de uitoefening van de volgende

politieke mandaten:

(1) gemeenteraadslid dat noch burgemeester noch schepen noch voorzitter van een raad

voor maatschappelijk welzijn is:

(a) lid van een raad voor maatschappelijk welzijn, de voorzitter uitgezonderd;

(b) lid van een districtsraad, de bureauleden en de voorzitter uitgezonderd;

(2) lid van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, de voorzitter uitgezonderd;

(3) provincieraadslid, niet-lid van de bestendige deputatie.

b. Het facultatief politiek verlof

Op aanvraag van de personeelsleden, wordt binnen de hierna bepaalde perken facultatief

politiek verlof toegekend voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten2:

1 Wet van 18 Sep 86 2 Het aantal inwoners wordt bepaald overeenkomstig de bepalingen van het artikel 5 van de nieuwe Gemeentewet - in de praktijk

attesteert de burgemeester het aantal inwoners

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 167 / 283

(1) gemeenteraadslid dat noch burgemeester noch schepen noch voorzitter van een raad

voor maatschappelijk welzijn is;

(2) lid van een raad voor maatschappelijk welzijn dat noch voorzitter noch lid van het vast

bureau is;

(3) lid van een districtsraad, dat noch voorzitter noch lid van het bureau is, van een

gemeente:

(a) tot 80.000 inwoners: 2 dagen per maand;

(b) meer dan 80.000 inwoners: 4 dagen per maand;

(4) schepen, voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn of lid van het bureau van

een districtsraad van een gemeente:

(a) tot 30.000 inwoners : 4 dagen per maand;

(b) van 30.001 tot 50.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;

(c) van 50.001 tot 80.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;

(5) burgemeester van een gemeente of voorzitter van een districtsraad van een gemeente:

(a) tot 30.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;

(b) van 30.001 tot 50.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;

(6) lid van het vast bureau van de raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente :

(a) tot 10.000 inwoners : 1 of 2 dagen per maand;

(b) van 10.001 tot 20.000 inwoners : 1, 2 of 3 dagen per maand;

(c) meer dan 20.000 inwoners : 1, 2, 3, 4 of 5 dagen per maand;

(7) provincieraadslid, niet-lid van de bestendige deputatie: 4 dagen per maand;

(8) lid van de Raad van de Duitstalige Gemeenschap, de voorzitter uitgezonderd: 2 dagen

per maand.

c. Het politiek verlof van ambstwege

Op aanvraag van de personeelsleden, worden binnen de hierna bepaalde perken, met politiek

verlof van ambtswege gezonden voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten:

(1) burgemeester van een gemeente:

(a) tot 20.000 inwoners : 3 dagen per maand;

(b) van 20.001 tot 30.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;

(c) van 30.001 tot 50.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;

(d) meer dan 50.000 inwoners : voltijds;

Opmerking

De voorzitter van een districtsraad van een gemeente wordt wat betreft het

politiek verlof van ambtswege gelijkgesteld met een burgemeester van een

gemeente waarvan het bevolkingsaantal overeenstemt met dat van het district,

waarbij de duur van het ambtshalve politiek verlof beperkt wordt tot het

percentage van de wedde van die burgemeester die hij ontvangt.

(2) schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente:

(a) tot 20.000 inwoners : 2 dagen per maand;

(b) van 20.001 tot 30.000 inwoners : 4 dagen per maand;

(c) van 30.001 tot 50.000 inwoners : een vierde van een voltijds ambt;

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 168 / 283

(d) van 50.001 tot 80.000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;

(e) meer dan 80.000 inwoners : voltijds;

Opmerking

Een lid van het bureau van een districtsraad van een gemeente wordt wat betreft

het politiek verlof van ambtswege gelijkgesteld met een schepen van een gemeente

waarvan het bevolkingsaantal overeenstemt met dat van het district, waarbij de

duur van het ambtshalve politiek verlof wordt beperkt tot het percentage van de

wedde van die schepen die hij ontvangt.

(3) lid van de bestendige deputatie van een provincieraad: voltijds;

(4) voorzitter van:

(a) de Raad van de Duitstalige Gemeenschap: voltijds;

(b) de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie, de Vlaamse gemeenschaps-

commissie of de Franse gemeenschapscommissie: voltijds;

(5) Gewestelijk staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest,

Regeringscommissaris en lid van:

(a) de Kamer van volksvertegenwoordigers: voltijds;

(b) de Senaat: voltijds;

(c) een Gemeenschaps- of Gewestraad, met uitzondering van de Raad van de

Duitstalige Gemeenschap: voltijds;

(d) het Europees Parlement: voltijds;

(e) de Federale Regering: voltijds;

(f) een Gemeenschaps- of Gewestregering: voltijds;

(g) de Europese Commissie: voltijds.

1804. Begin en beëindiging

a. Periode

De vrijstelling van dienst wordt naar keuze van betrokkene genomen. Zij mag niet van een

maand naar een andere worden overgedragen tenzij zij is toegekend voor het uitoefenen van

een mandaat van provincieraadslid.

b. Verwittiging

De vrijstellingen van dienst en de facultatieve politieke verloven kunnen worden opgenomen,

na het diensthoofd daarvan in kennis te hebben gesteld, met een minimum van een uur,

evenwel zonder dat de som ervan het maandelijks totaal van de toegestane vrijstellingen van

dienst en facultatieve politieke verloven overschrijdt.

c. Politieke verloven

Het personeelslid dat in het raam van deze wet over politieke verloven beschikt, legt in het

begin van de maand zijn politieke verloven van ambtswege vast.

d. Aantal dagen politiek verlof

Het aantal dagen politiek verlof wordt bepaald in verhouding tot de door het personeelslid

effectief gepresteerde diensten.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 169 / 283

e. Einde van het politiek verlof

Het politiek verlof eindigt uiterlijk op de laatste dag van de maand die volgt op die tijdens

welke het mandaat een einde neemt.

1805. Aanvraagprocedure

a. Algemeen

De aanvraag wordt schriftelijk en via de hiërarchische weg overgemaakt aan HRB-Civ.

b. Attest

In bijlage van de aanvraag wordt een attest van burgemeester, voorzitter van een raad voor

maatschappelijk welzijn, Kamervoorzitter, Gouverneur, … gevoegd, waarin deze het mandaat

van betrokkene bevestigt en indien nodig het aantal inwoners meedeelt.

c. Bevoegdheid tot goedkeuring

(1) De vrijstelling van dienst (die geen weerslag heeft op de administratieve of geldelijke

toestand van het personeelslid) wordt toegekend door de secretaris-generaal of door

de ambtenaar die daartoe volmacht gekregen heeft van de secretaris-generaal.

(2) Het facultatief en het politiek verlof van ambtswege.

(a) HRB-Civ stelt een ontwerp van ministerieel besluit op en stuurt dit via de

hiërarchische weg door naar het kabinet ter ondertekening door de MOD.

(b) De dagen/uren politiek verlof worden bijgehouden in de eenheid rekening houdend

met de in het ministerieel besluit aantal toegekende dagen per maand.

1806. Geldelijke bepalingen1

a. Facultatief politiek verlof

De periodes gedekt door een facultatief politiek verlof of een politiek verlof van ambtswege

worden niet bezoldigd.

b. Opmerking

Het personeelslid mag na zijn wederopneming zijn wedde niet cumuleren met voordelen die

verbonden zijn aan de uitoefening van een politiek mandaat en die een

wederaanpassingsvergoeding uitmaken.

1807. Administratieve en sociale bepalingen2

a. Aantekenblad voor verloven

Het politiek verlof wordt opgetekend op het aantekenblad voor verloven.

b. Dienstactiviteit

Tijdens de periodes dat het personeelslid in politiek verlof is, wordt het geacht in

dienstactiviteit te zijn.

c. Toestand

Voor het bij arbeidsovereenkomst aangeworven personeelslid gelden de termijnen van

facultatief politiek verlof of politiek verlof van ambtswege als periodes van dienstschorsing

die niettemin moeten worden beschouwd als voor verhoging binnen de weddenschaal in

aanmerking komende diensten.

1 Wet van 18 Sep 86, Art 10 en Art 12 2 Wet van 18 Sep 86, Art 2, Art 10 en Art 11

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 170 / 283

d. Rustpensioen

Op de berekening van de rustpensioenen ten laste van de Schatkist van bedoelde

personeelsleden is artikel 4 van de wet van 10 januari 1974 tot regeling van de

inaanmerkingneming van bepaalde diensten en van met dienstactiviteit gelijkgestelde

perioden voor het toekennen en berekenen van pensioenen ten laste van de Schatkist van

toepassing.

e. Statutaire of contractuele rechten

Vanaf het ogenblik dat het politiek verlof eindigt, herkrijgt de belanghebbende zijn

statutaire of contractuele rechten. Het personeelslid dat in zijn betrekking niet werd

vervangen, bezet die betrekking wanneer het zijn dienst hervat. Indien het personeelslid

wel is vervangen, wordt het voor een andere betrekking aangewezen overeenkomstig de

regelen die inzake wedertewerkstelling en mobiliteit op hem van toepassing zijn.

1808. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens een politiek verlof toegelaten.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 171 / 283

Hoofdstuk 19 - Verlof wegens opdracht - Burgerpersoneel

1901. Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is enkel van toepassing op het burgerpersoneel van Defensie.

a. Verlof voor het uitoefenen van een ambt bij1:

(1) een secretariaat;

(2) de cel algemene beleidscoördinatie;

(3) een cel algemeen beleid;

(4) het kabinet van een federaal, gemeenschaps-, gewestelijk, provinciaal of lokaal politiek

mandataris;

(5) het kabinet van een politiek mandataris van de wetgevende macht.

Van toepassing op de statutairen, stagiairs, contractuelen en onderwijzend personeel.

b. Verlof voor opdracht van algemeen belang wordt toegestaan aan2:

(1) de statutairen;

(2) de contractuelen aangeworven voor bijkomende of specifieke opdrachten enkel voor

Par 1902.b.

1902. Algemeen

a. Verlof voor het uitoefenen van een ambt

(1) Alle personeelsleden kunnen met het akkoord van de MOD, verlof krijgen, wanneer zij

aangewezen worden om een ambt uit te oefenen bij een secretariaat, de cel algemene

beleidscoördinatie of een cel algemeen beleid, bij het kabinet van een federaal,

gemeenschaps-, gewestelijk, provinciaal of lokaal politiek mandataris of bij het kabinet

van een politiek mandataris van de wetgevende macht.

(2) Bij het einde van zijn aanwijzing en tenzij de ambtenaar naar een ander secretariaat, de

cel algemene beleidscoördinatie of een cel algemeen beleid, bij het kabinet van een

federaal, gemeenschaps-, gewestelijk, provinciaal of lokaal politiek mandataris of bij

het kabinet van een politiek mandataris van de wetgevende macht, overgaat bekomt hij,

per maand activiteit in een secretariaat, de cel algemene beleidscoördinatie of een cel

algemeen beleid, bij het kabinet van een federaal, gemeenschaps-, gewestelijk,

provinciaal of lokaal politiek mandataris of bij het kabinet van een politiek mandataris

van de wetgevende macht, één dag verlof met een minimum van drie werkdagen en een

maximum van vijftien werkdagen.

b. Verlof voor opdracht van algemeen belang

(1) Het personeelslid bekomt een verlof wegen opdracht in volgende gevallen:

(a) voor de uitoefening van ambten ter vervulling van een nationale of internationale

opdracht toevertrouwd:

1 KB van 19 Nov 98, Art 95 t.e.m. Art 98 Art 95, 96 en 98 2 KB van 19 Nov 98, Art 99 t.e.m. Art 112

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 172 / 283

(i) door de Federale Regering, een Gewest- of Gemeenschapsregering, het

College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het College van

de Franse Gemeenschapscommissie, het College van de Vlaamse

Gemeenschapscommissie, een Permanente Deputatie, een College van

Burgemeester en Schepenen of een openbaar bestuur;

(ii) door een buitenlandse regering of een buitenlands overheidsbestuur;

(iii) door een internationale instelling.

(b) met voorafgaande machtiging van de ministers van personeel & organisatie en

begroting en voor een duur van maximum zes jaar voor de gehele loopbaan, elke

opdracht die is toevertrouwd door een instelling die geen overheidskarakter heeft,

die belast werd met de uitvoering van de Europese programma’s Phare, Tacis of

Meda;

(c) elke internationale opdracht die is toevertrouwd door een beslissing van de

Ministerraad in het raam van de ontwikkelingssamenwerking, vredesopdrachten, de

wetenschappelijke vorsing of de humanitaire hulp;

(d) elke nationale opdracht met voorafgaande machtiging van de minister tot wiens

bevoegdheid ambtenarenzaken behoort in dienst van jeugdbewegingen,

jeugddiensten of jeugdgroeperingen of in dienst van sommige culturele instellingen

die erkend zijn door de bevoegde overheid;

(e) ambtshalve om een mandaat in een Belgische overheidsdienst uit te oefenen. Het

verlof wordt toegekend voor de duur van het mandaat.

(2) Met inachtname van een opzeggingstermijn van ten hoogste drie maanden kan de MOD

op ieder ogenblik een einde maken aan de opdracht waarmee de ambtenaar belast is,

tijdens de vervulling ervan.

(3) Het personeel wiens opdracht verstreken is of onderbroken wordt bij ministeriële

beslissing, bij beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen of bij

beslissing van de ambtenaar zelf, stelt zich ter beschikking van de MOD. Indien hij

zonder geldige reden weigert of verwaarloost dit te doen wordt hij na tien werkdagen

als ontslaggevend beschouwd.

1903. Aanvraagprocedures

a. De aanvraag

De aanvraag wordt schriftelijk en via de hiërarchische weg overgemaakt aan HRB-Civ met

behulp van het aanvraagformulier in bijlage H.

b. Attest

Voor een verlof waarvan sprake in Par. 1902.b. zal de aanvraag een attest bevatten waaruit

blijkt dat het om een opdracht van algemeen belang wordt verrechtvaardigd.

1904. Geldelijke bepalingen

a. Verlof voor het uitoefenen van een ambt1

Met uitzondering van de Federale Regering is het akkoord voor wat betreft de andere

organen afhankelijk van de voorwaarde dat deze een reglement hebben genomen waarbij de

nadere regels inzake terugbetaling van de bezoldiging van de in het eerste lid bedoelde

ambtenaar worden bepaald. Voor wat betreft de Federale Regering, is het verlof bezoldigd.

1 KB van 19 Nov 98, Art 95

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 173 / 283

b. Verlof voor opdracht van algemeen belang 1

(1) Dit verlof wordt in principe niet bezoldigd.

(2) De ambtenaar die met de uitvoering van een van algemeen belang erkende opdracht

wordt belast, verkrijgt de verhogingen in zijn weddenschaal waarop hij aanspraak kan

maken, op het tijdstip waarop hij die zou verkrijgen of zou verkregen hebben indien hij

werkelijk in dienst was gebleven.

(3) Tijdens de duur van een opdracht die niet erkend is als opdracht van algemeen belang,

wordt de ambtenaar op non-activiteit gesteld. In die stand heeft hij geen recht op

wedde en kan hij zijn aanspraken op de bevordering in zijn weddenschaal niet doen

gelden.

1905. Administratieve en sociale bepalingen

a. Verloffiche

Het verlof wegens opdracht wordt opgetekend op de verloffiche.

b. Verlof voor het uitoefenen van een ambt

(1) Dit verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit2.

(2) Bij de stagiairs wordt de stageperiode geschorst voor de duur van dit verlof.

c. Verlof voor opdracht van algemeen belang

(1) Het verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit3.

(2) De ambtenaar die met de uitvoering van een van algemeen belang erkende opdracht

wordt belast, verkrijgt de bevorderingen tot een hogere graad of de veranderingen van

graad waarop hij aanspraak kan maken, op het tijdstip waarop hij die zou verkrijgen of

zou verkregen hebben indien hij werkelijk in dienst was gebleven.

(3) Tijdens de duur van een opdracht die niet erkend is als opdracht van algemeen belang,

wordt de ambtenaar op non-activiteit gesteld.

1906. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens een verlof wegens opdracht toegelaten.

1 KB van 19 Nov 98, Art 104 2 KB van 19 Nov 98, Art 96 3 KB van 19 Nov 98, Art 104

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 174 / 283

Hoofdstuk 20 - Vakbondsverlof en dienstontheffing/-vrijstelling van dienst ter

uitoefening van de vakbondsprerogatieven

2001. Toepassingsgebied

a. Militairen

Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader1 en in het bijzonder

voor de afgevaardigden van de vakorganisaties, uitgezonderd in periode van oorlog.

b. Burgerpersoneel

Dit hoofdstuk is van toepassing op het burgerpersoneel van het departement Defensie en in

het bijzonder voor de afgevaardigden van de vakorganisaties.

2002. Militair personeel

a. Vakbondsverlof2

(1) Erkende vakorganisaties

Aan de erkende vakorganisaties van het militair personeel wordt een krediet van 270

dagen vakbondsverlof toegekend voor de uitoefening van volgende

vakbondsbevoegdheden:

(a) stappen doen bij de plaatselijke militaire overheden voor zuiver lokale problemen;

(b) uithangen van de goedgekeurde vakbondsberichten in de kwartieren;

(c) ontvangen en raadplegen van documenten m.b.t. de werving, de rechten, de plichten

en de bevordering van de militairen, de relaties met de vakorganisaties en m.b.t.

het welzijn op het werk;

(d) deelnemen aan de interne werkzaamheden van hun vakorganisatie;

(e) deelnemen aan de controlecommissie.

(2) Representatieve vakorganisaties

Aan de representatieve vakorganisaties van het militair personeel wordt een krediet

van 1.600 dagen vakbondsverlof toegekend teneinde hun lokale vakbondsafgevaardigden

toe te laten:

(a) de prerogatieven van de erkende vakorganisaties uit te oefenen (hernomen in de

Par 2002.a.(1));

(b) deel te nemen aan het onderhandelingscomité;

(c) deel te nemen aan het hoog overlegcomité;

(d) deel te nemen aan de basisoverlegcomités;

(e) deel te nemen aan de voorbereidende technische vergaderingen van deze comités;

(f) aanwezig zijn op openbare vergelijkende examens of examens met het oog op de

aanwerving of van statutaire aard, met uitzondering van de psychotechnische

proeven en de interviews;

(g) innen van de vakbondsbijdragen;

(h) beleggen van vakbondsinformatievergaderingen.

1 Deel I, Par 101.a.(1), 2 A16-Z40 (Wet van 11 Jul 78) en DGHR-REG-SYNVAK-001

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 175 / 283

(3) Het vakbondsverlof wordt lokaal aangevraagd en toegestaan volgens de voorschriften

van het reglement DGHR-REG-SYNVAK-001. Het kan alleen geweigerd worden om

dienstnoodwendigheden. Het toegestane krediet wordt op lokaal vlak ingebracht in

HARMONY, en centraal op niveau van HRA-R/RSP, opgevolgd.

(4) De vaste vakbondsafgevaardigden zijn van rechtswege permanent met vakbondsverlof.

(5) Een militair personeelslid, kan opgeroepen worden om als technicus aan de

werkzaamheden van het onderhandelings-; het hoogoverleg-; het basisoverleg-; of van

het geschillencomité deel te nemen. Het militair personeelslid kan eveneens opgeroepen

worden om als technicus deel te nemen aan de technische vergaderingen van deze

comités. Dit volgens de modaliteiten weernomen in het reglement

DGHR-REG-SYNVAK-001.

b. Dienstontheffing

De militaire personeelsleden verkrijgen voor zover de dienstnoodwendigheden het toelaten

dienstontheffing om deel te nemen aan de vakbondsinformatievergaderingen die de

representatieve vakorganisaties lokaal organiseren. De dienstontheffing wordt voor de duur

van de vergadering verleend zonder dat deze ontheffing per semester, per militair

personeelslid en per vakorganisatie meer dan 4 hr mag bedragen.

2003. Burgerpersoneel1

a. Het vakbondsverlof

(1) Er zijn geen lokale vakbondsafgevaardigden; het vakbondsverlof kan toegekend worden

aan al het burgerpersoneel.

(2) De personeelsleden die vooraf aan hun hiërarchische meerdere een van een

verantwoordelijke leider van een representatieve vakorganisatie uitgaande persoonlijke

oproeping of doorlopende opdracht voorleggen verkrijgen van rechtswege, gedurende de

daartoe benodigde tijd, vakbondsverlof om deel te nemen aan:

(a) de interne werkzaamheden van hun vakorganisatie;

(b) de onderhandelingscomités;

(c) het hoog overlegcomité;

(d) de basisoverlegcomités;

(e) de voorbereidende technische vergaderingen van deze comités.

(3) De personeelsleden die vooraf aan hun hiërarchische meerdere een van een

verantwoordelijke leider van een erkende vakorganisatie uitgaande persoonlijke

oproeping voorleggen verkrijgen van rechtswege, gedurende de daartoe benodigde tijd,

vakbondsverlof om deel te nemen aan de interne werkzaamheden van hun vakorganisatie.

(4) De vaste afgevaardigden zijn van rechtswege permanent met vakbondsverlof.

b. Dienstvrijstelling

(1) De dienstontheffing kan toegekend worden aan het burgerpersoneel.

(2) De personeelsleden die vooraf aan hun hiërarchische meerdere een van een

verantwoordelijke leider uitgaande persoonlijke oproeping of doorlopende opdracht

voorleggen verkrijgen van rechtswege, gedurende de daartoe benodigde tijd,

dienstvrijstelling om deel te nemen aan de prerogatieven hieronder beschreven:

1 Wet van 19 Dec 74

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 176 / 283

(a) voor alle erkende vakorganisaties:

(i) stappen doen bij de overheden in het gemeenschappelijk belang van het

personeel dat zij vertegenwoordigen of in het bijzonder belang van een

personeelslid;

(ii) een personeelslid dat zijn daden voor de administratieve overheid moet

rechtvaardigen, op zijn verzoek ter zijde staan;

(iii) in de lokalen van de diensten de goedgekeurde vakbondsberichten uithangen;

(iv) ontvangen en raadplegen van documenten m.b.t. het beheer van het personeel

dat zij vertegenwoordigen.

(b) bijkomend voor de representatieve vakorganisaties:

(i) innen van de vakbondsbijdragen tijdens de diensturen;

(ii) zich door een afgevaardigde laten vertegenwoordigen in de examencommissie

van elk examen of vergelijkend examen voor werving van personeelsleden,

alsook in de examencommissie van elk vergelijkend examen, van elk examen of

van elke proef georganiseerd voor de personeelsleden die ze

vertegenwoordigen;

(iii) beleggen van vakbondsvergaderingen tijdens de diensturen.

2004. Betekening van de beslissing

Het vakbondsverlof of de dienstontheffing/-vrijstelling van dienst ter uitoefening van de

vakbondsprerogatieven wordt opgetekend in het verslag van de eenheidscommandant. Elke maand

maakt de eenheid een maandelijkse overzichtstaat van het vakbondsverlof op en maakt deze over

aan HRA-R/RSP.

2005. Geldelijke bepalingen

Het vakbondsverlof, de dienstontheffing/-vrijstelling worden bezoldigd.

2006. Administratieve en sociale bepalingen

a. Militair personeel

Het (permanent) vakbondsverlof ter uitoefening van de vakbondsprerogatieven, telt als een

periode van werkelijke dienst.

b. Burgerpersoneel

Het personeelslid blijft in dienstactiviteit gedurende zijn vakbondsverlof of

dienstvrijstelling om vakbondsredenen.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 177 / 283

Hoofdstuk 21 - Uitzonderlijke verloven

2101. Toepassingsgebied

a. Algemeen

Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader1 in periode van vrede in

de stand “werkelijke dienst”, in de deelstand “in normale dienst” en het burgerpersoneel2 van

Defensie.

b. Uitzonderingen

Met uitzondering van het uitzonderlijk verlof, bepaald in Par 2103 a. (2), is dit hoofdstuk

niet van toepassing op:

(1) de kandidaat-militairen3 tijdens een periode van opleiding of schoolvorming4 (Vanaf de

stage- of evaluatieperiode is voor de kandidaten dit hoofdstuk wel van toepassing):

de volgende militairen tijdens een periode van opleiding of schoolvorming5 (Vanaf de

stage- of evaluatieperiode is voor de kandidaten dit hoofdstuk wel van toepassing):

(a) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief

kader, om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden

opgenomen in de categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;

(b) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als

aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere

personeelscategorie (sociale promotie);

(c) de beroepsvrijwilligers en de beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om

een vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op

diploma) en de militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op

diploma;

(d) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en

de aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een

vorming te volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als

beroepsmilitairen (overgang);

(e) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of

wegens beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van

het gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te

volgen, om te worden opgenomen als aanvullingsofficier beroepsmilitair of BDL;

(f) de kandidaat-militairen korte termijn BDL;

(g) de kandidaten-hulpofficier.

(2) de militairen die zich in de deelstand “in intensieve dienst” bevinden.

1 Deel I, Par 101.a.(1) 2 Deel I, Par 101.a.(2),KB van 19 Nov 98, Art 16 t.e.m. Art 23 3 Deel I, Par 101.a.(3) 4 A16-K1, Art 8bis G1, Art 94 5 A16-K1, Art 8bis G1, Art 94

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 178 / 283

2102. Algemeen

a. Recht

Buiten de vakantieverloven hebben de militaire en burgerpersoneelsleden recht op

uitzonderlijke verloven die worden toegestaan, om bepaalde prestaties mogelijk te maken.

Deze prestaties en de duur van de uitzonderlijke verloven worden hierna bepaald.

b. Splitsing

Het uitzonderlijk verlof kan worden gesplitst.

c. Vakantieverlof

Het uitzonderlijk verlof wordt niet in mindering gebracht van het vakantieverlof behalve

indien anders vermeld.

d. Bewijs

Het begunstigde personeelslid legt, in voorkomend geval, het bewijs voor dat hij aan de

vermelde voorwaarden voldoet.

2103. Redenen en duur

a. Bepalingen toepasselijk op het militair en burgerpersoneel

(1) Uitzonderlijk verlof in het kader van hulp aan de Natie

(a) Militair personeel

Enkel in het kader van hulp aan de Natie1 kunnen deze vrijwillige prestaties recht

geven op een uitzonderlijk verlof.

In alle andere omstandigheden moet het betrokken personeelslid verlof of

compensatie in tijd opnemen.

Het uitoefenen van vrijwillige prestaties in de schoot van de Civiele Bescherming,

het Rode Kruis of bij de brandweer verleent géén automatisch recht op een

uitzonderlijk verlof. De deelname aan een prestatie blijft steeds ondergeschikt aan

de dienstnoodwendigheden. Een voorafgaande toestemming van de

eenheidscommandant/ korpscommandant is vereist.

(b) Burgerpersoneel (statutairen, stagiairs en contractuelen)

Het burgerpersoneel kan een uitzonderlijk verlof bekomen om in vredestijd

prestaties te verrichten bij het Korps Civiele Bescherming als vrijwillige

dienstnemer.

(2) Uitzonderlijk verlof om personen met een handicap en/of zieken te vergezellen

Van toepassing op: het militair personeel, de statutairen en de stagiairs.

Het vergezellen en bijstaan van personen met een handicap en/of zieken tijdens

vakantiereizen en –verblijven, zowel in België als in het buitenland, die worden

georganiseerd door een vereniging, een openbare instelling of een privé-instelling, die

als opdracht heeft de zorg voor personen met een handicap en zieken op zich te nemen

en die hiervoor subsidies van de overheid krijgt: maximum vijf werkdagen per jaar.

De verlofaanvraag moet worden gestaafd met een attest waarbij de vereniging of

1 Hulp aan de Natie: wanneer zij deelnemen, met het oog op het lenigen van de noden van de bevolking, aan een opdracht van

hulpverlening, ingevolge een beslissing van de regering, of in nationaal verband vervuld, ingevolge een beslissing van de MOD of

van de tot opeising bevoegde overheden (brandweer, civiele bescherming).

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 179 / 283

instelling verklaart dat de vakantiereis of het vakantieverblijf onder haar

verantwoordelijkheid staat.

(3) Uitzonderlijk verlof voor het afstaan van beenmerg

Van toepassing op: het militair personeel, de statutairen, de stagiairs en de

contractuelen.

Het uitzonderlijk verlof van ten hoogste vier werkdagen voor het afstaan van beenmerg

neemt een aanvang op de dag waarop de beenmergafstand in de verzorgingsinstelling

plaatsvindt.

Dit verlof wordt toegestaan op voorlegging een bewijsstuk.

(4) Uitzonderlijk verlof voor het afstaan van organen of weefsels

Van toepassing op: het militair personeel, de statutairen, de stagiairs en de

contractuelen.

De periode die overeenkomt met de duur van de hospitalisatie en van de eventueel

vereiste herstelperiode, alsook de duur van de voorafgaande geneeskundige

onderzoeken. De verantwoordelijke arts bepaalt de duur van de periodes via een

voorgelegd attest.

b. Bepalingen enkel toepasselijk op het burgerpersoneel

(1) Verlof om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen

Van toepassing op: de statutairen en onderwijzend personeel.

(a) Het personeelslid bekomt een uitzonderlijk verlof om zich kandidaat te stellen voor

de verkiezingen van de federale wetgevende kamers, van de gewest- en

gemeenschapsraden, van de provincieraden, de gemeenteraden of van de Europese

vergaderingen.

(b) Dit verlof wordt toegekend voor de duur van de verkiezingscampagne en heeft een

evenredige vermindering van het jaarlijks vakantieverlof tot gevolg.

(2) Verlof om een stage of een proefperiode te volbrengen

Van toepassing op: de statutairen en onderwijzend personeel.

(a) Uitzonderlijk verlof om een stage of proefperiode in een andere betrekking van

een overheidsdienst of van het gesubsidieerd onderwijs te volbrengen wordt

toegekend voor de normale duur van de stage of van de proefperiode.

(b) Dit verlof heeft een evenredige vermindering van het jaarlijks vakantieverlof tot

gevolg.

Opmerkingen

(i) Voor instellingen waarbij de eis gesteld wordt dagen voorafgaande aan de

stage(onderwijs) te presteren kan de notie proeftijd ruim worden

geïnterpreteerd en dus zowel de aan de stage voorafgaande dagen dienst als

de stage zelf omvatten.

(ii) Het verlof voor stage kan niet toegestaan worden aan een personeelslid voor

een stage op deeltijdse basis.

(iii) Het verlof voor stage kan niet worden toegestaan aan een ambtenaar om een

proeftijd te vervullen als contractueel met een arbeidsovereenkomst.

(3) Verlof om deel uit te maken van de jury van het Hof van Assisen

Van toepassing op: statutairen, stagiairs, contractueel en onderwijzend personeel.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 180 / 283

(a) Het uitzonderlijk verlof om deel uit te maken van de jury van het Hof van Assisen

wordt toegekend voor de hele duur van de zitting.

(b) Er valt op te merken dat het personeelslid dat opgeroepen wordt om als jurylid (of

reservelid) van het Hof van Assisen te zetelen, verplicht is hieraan gevolg te geven.

In geval van weigering zijn er correctionele sancties voorzien.

(4) Verlof wegens overmacht

Van toepassing op: statutairen, stagiairs en onderwijzend personeel.

(a) Aan hoger vermelde personeelsleden kan uitzonderlijk verlof worden toegestaan

wegens overmacht die het gevolg is van de ziekte of van een ongeval overkomen aan

de volgende, met het personeelslid onder hetzelfde dak wonende personen:

(i) de echtgeno(o)t(e), de samenwonende of diens kind;

(ii) een bloed- of aanverwant;

(iii) een persoon opgenomen met het oog op zijn adoptie of met het oog op de

uitoefening van een pleegvoogdij.

(b) De duur van dit verlof is tot vier werkdagen per jaar beperkt. Dit aantal dagen

wordt niet evenredig verminderd in geval van deeltijds werk. Dit verlof kan met

halve dagen opgenomen worden.

c. Opmerkingen

(1) Voor de graden van verwantschap wordt verwezen naar bijlage A.

(2) Voor het begrip “samenwonende” 1:De omschrijving van het begrip “samenwonende” met

echtgeno(o)t(e) gelijkgesteld2.

(a) De wettelijk samenwonende: zie deel I Par 101.c.(1)(a)

Dit is de persoon met wie het personeelslid een samenwoningcontract afgesloten

heeft en met wie betrokkene een verklaring van wettelijke samenwoning afgelegd

heeft bij de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke

woonplaats.

Het bewijs van wettelijke samenwoning wordt geleverd aan de hand van een

uittreksel uit de bevolkingsregisters of een getuigschrift opgesteld aan de hand

van de registers.

(b) De feitelijk samenwonende: zie deel I Par 101.c.(1)(b)

Dit is iedere persoon die geen bloed- of aanverwant is tot in de derde graad,

waarmee het personeelslid onder hetzelfde dak woont en een gemeenschappelijk

huishouden vormt.

Samenwonen betekent dat de partners op hetzelfde adres ingeschreven zijn of

officiële stukken kunnen voorleggen die bewijzen dat zij samenwonen.

2104. Aanvraagprocedure

a. Militair personeel

Het uitzonderlijk verlof wordt door de belanghebbende aangevraagd aan de autoriteit met

de bevoegdheid van eenheidscommandant. Deze wordt geacteerd op het verslag van de

eenheidscommandant.

1 Wet van 23 Nov 98 2 Wet van 23 Nov 98

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 181 / 283

b. Burgerpersoneel

(1) Het uitzonderlijk verlof wordt, via de hiërarchische weg, toegekend door HRB-Civ.

(2) Uitzondering

(a) Het verlof om deel uit te maken van de jury van het Hof van Assisen wordt

toegekend door de autoriteit met de bevoegdheid van eenheidscommandant.

(b) Verlof bij overmacht

(i) De aanvragen om een verlof wegens overmacht te bekomen moeten via de

hiërarchische weg worden bezorgd aan HRB. De aanvragen dienen opgemaakt

te worden in 2 exemplaren met bijgevoegd formulier in bijlage I, één van

deze twee exemplaren wordt ter beschikking gesteld van de dienstchef van

het betrokken personeelslid met vermelding van de beslissing van HRB. De

dienstchef brengt het personeelslid van deze beslissing op de hoogte.

(ii) Bij elke aanvraag ter zake moet een medisch getuigschrift worden gevoegd

waaruit blijkt dat de aanwezigheid van het personeelslid is vereist en waarin

de graad van verwantschap van het personeelslid met de persoon wiens

toestand een aanvraag om uitzonderlijk verlof wegens overmacht vanwege

het personeelslid rechtvaardigt, wordt vermeld. Bovendien moet in die

aanvraag vermeld worden dat de persoon in kwestiewel degelijk onder

hetzelfde dak woont.

2105. Geldelijke bepalingen

a. Militair personeel1

Het uitzonderlijk verlof wordt bezoldigd.

b. Burgerpersoneel2

(1) Het uitzonderlijk verlof wordt bezoldigd.

(2) Uitzondering

(a) Verlof om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen.

(b) Verlof om een stage of proefperiode te volbrengen.

2106. Administratieve en sociale bepalingen

a. Verloffiche

Het uitzonderlijk verlof wordt opgetekend op de verloffiche.

b. Militair personeel3

Het uitzonderlijk verlof telt als een periode van werkelijke dienst.

Zijn verplichtingen zijn niet opgeheven, de afwezigheid ontheft hem enkel van dienst.

c. Burgerpersoneel4

Het uitzonderlijk verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

1 Wet van 20 Mei 94( BIP-A-083),, Art 3, § 1 2 KB 19 Nov 98, Art 16 tot Art 23 3 A16 Q1, Art 5 G1, Art 187 tot 189 4 KB van 19 Nov 98, Art 16 tot Art 23

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 182 / 283

2107. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit 1

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens een uitzonderlijk verlof toegelaten.

1 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 183 / 283

Hoofdstuk 22 - Eindeloopbaan verlof – Militair personeel

2201. Toepassingsgebied1

a. Algemeenheden

Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader die afwel:

(1) aanspraak kunnen maken op het rustpensioen wegens het bereiken van de

leeftijdsgrens;

(2) vragen om het rustpensioen op aanvraag te bekomen.

(3) de officieren van het actief kader die ofwel:

(a) vragen om op rustpensioen te worden gesteld;

(b) aanspraak kunnen maken op het rustpensioen wegens het bereiken van de

leeftijdsgrens;

(c) aanspraak kunnen maken op het rustpensioen wegens dienstanciënniteit.

(4) de onderofficieren en de vrijwilligers van het actief kader die wegens het bereiken van

de leeftijdslimiet op rustpensioen worden gesteld.

b. Uitzonderingen

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de beroeps- of aanvullingsmilitairen die werden

toegelaten tot het verrichten van vrijwillige encadreringsprestaties.

c. Opmerking

Voor het burgerpersoneel van Defensie wordt verwezen naar het Deel III – Hfdst 5

“Dienstvrijstelling eindeloopbaan – Burgerpersoneel”

2202. Algemeen

a. Principe

Een eindeloopbaan verlof kan enkel worden toegestaan aan de militair die door zijn goed

gedrag en zijn algemene wijze van dienen getoond heeft dat hij die gunst waardig is. Het

eindeloopbaan verlof wordt toegekend met inachtneming van de wensen van het

desbetreffende personeel voor zover de vereisten van de dienst dit mogelijk maken. Het

moment van opname van het eindeloopbaan verlof blijft nochtans onderworpen aan de door

het commando vastgestelde encadreringsnormen en de operationele noodwendigheden.

b. De duur

De duur van het eindeloopbaan verlof bedraagt maximaal drie maanden en kan worden

opgenomen in dagen of in maanden en dit in de 36 maanden die de pensioneringsdatum

voorafgaan.

c. Periode(s)

De militair kan, met uitzondering van de militair in de vrijwillige arbeidsregeling van de

vierdagenweek of van de halftijdse vervroegde uitstap, het eindeloopbaan verlof:

(1) ofwel één keer opnemen drie kalendermaanden vóór de pensioneringsdatum;

(2) ofwel in drie keer één kalendermaand opnemen, gespreid over de 36 maanden die de

pensioneringsdatum voorafgaan;

(3) ofwel in werkdagen opnemen gespreid over 36 maanden die de pensioneringsdatum

voorafgaan;

1 A16-B18, Art 47 tot Art 49 - A16-D3, Art 77 - A16-E3, Art 40

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 184 / 283

Indien de militair deze wijze van opname verkiest, dan heeft hij recht op 60 werkdagen

eindeloopbaan verlof (1 maand = 20 werkdagen),

(4) ofwel opnemen in een combinatie van Par 2202.c.(2) en Par 2202.c. (3), zonder het

maximum te overschrijden (één maand & 40 werkdagen of twee maanden & 20

werkdagen);

(5) niet opnemen in halve dagen.

d. De militair:

(1) werkzaam in de bijzondere regeling van de halftijdse vervroegde uitstap, kan het

eindeloopbaan verlof slechts opnemen in één keer en dit in de drie kalendermaanden die

de pensioneringsdatum voorafgaan1;

De regeling van de halftijdse vervroegde uitstap eindigt automatisch zonder opzegging

wanneer de militair zijn eindeloopbaan verlof bekomt2.

(2) werkzaam in de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek kan het eindeloopbaan

verlof slechts opnemen:

(a) ofwel één keer opnemen drie kalendermaanden vóór de pensioneringsdatum;

(b) ofwel in drie keer (één kalendermaand) opnemen, gespreid over de 36 maanden die

de pensioneringsdatum voorafgaan.

De arbeidstijdregeling van de vierdagenweek eindigt automatisch zonder opzegging

wanneer de militair zijn eindeloopbaan verlof bekomt3.

(3) hetzij met vaste dienst in het buitenland, hetzij met vaste dienst bij de internationale

generale staven, internationale hoofdkwartieren en internationale instellingen gevestigd

in België, behalve de militairen in dienst bij de Belgian Pipeline Organisation (BPO),

hetzij verbonden aan een diplomatieke post in het buitenland kan enkel het verlof

eindeloopbaan in één keer opnemen, drie kalendermaanden voor de pensioneringsdatum.

e. Vakantieverlof

Het eindeloopbaan verlof is cumuleerbaar met het vakantieverlof.

f. Bevoegdheid

In geval van gunstig advies wordt het eindeloopbaan verlof door de autoriteit met de

bevoegdheid van korpscommandant zelf toegestaan. Bij ongunstig advies daarentegen wordt

het dossier voorgelegd aan de MOD.

g. Saldo

De in het jaar reeds bekomen verloven, worden niet van het verlof bij het einde van de

loopbaan afgetrokken.

h. Wijzigen positief advies

Indien belanghebbende na het indienen van de aanvraag, zware straffen oploopt, onder

gerechtelijke vervolgingen staat of veroordelingen oploopt die de uitgebrachte adviezen

kunnen wijzigen, dan verwittigt de korpscommandant onmiddellijk HRA-E/D.

i. Annulatie pensionering op aanvraag

Indien betrokkene zijn pensionering op aanvraag wil annuleren en het eindeloopbaan verlof is

reeds begonnen, dan zullen de verbruikte dagen verplichtend worden afgetrokken van het

1 A16-Y10, Art 13, 4° 2 Deel V, Par 103.c. 3 Deel V, Par 203.c.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 185 / 283

nog niet gebruikt jaarlijks verlof of van het toekomstig eindeloopbaan verlof, wanneer

belanghebbende definitief wordt gepensioneerd.

j. Toekenning van vrijwillige encadreringsprestaties

Indien betrokkene zijn eindeloopbaan verlof reeds is begonnen en hij dan pas op de hoogte

wordt gesteld van de toekenning van zijn vrijwillige encadreringsprestaties wordt zijn

eindeloopbaan verlof onmiddellijk beëindigd. De reeds verbruikte dagen eindeloopbaan verlof

worden niet afgetrokken van het nog niet gebruikt jaarlijks verlof.

2203. Aanvraagprocedure

a. Mod B

De militair die wenst aanspraak te maken op het eindeloopbaan verlof dient zijn aanvraag in

door middel van een enkel Mod B. Dit Mod B bevat de wijze van opnemen en de verdeling van

het eindeloopbaanverlof per jaar over de laatste 36 maanden.

(1) De aanvraag wordt ten vroegste ingediend 39 maanden voor de pensioneringsdatum en

ten laatste drie maanden voor de aanvangsdatum van het verlof.

(2) De aanvraag vermeldt de wijze van opname:

(a) ofwel één keer drie kalendermaanden vóór de pensioneringsdatum;

(b) ofwel in drie keer één kalendermaand gespreid over de 36 maanden die de

pensioneringsdatum voorafgaan;

(c) ofwel in 60 werkdagen gespreid over 36 maanden die de pensioneringsdatum

voorafgaan;

(d) ofwel één maand & 40 werkdagen;

(e) of twee maanden & 20 werkdagen.

b. Ongunstig advies

Ingeval van ongunstig advies bezorgt de autoriteit met de bevoegdheid van

korpscommandant de aanvraag aan HRA-E/D langs hiërarchische weg.

(1) De korpscommandant voegt bij het Mod B een gemotiveerd advies, de laatste

evaluatienota, het strafblad en het blad gerechtelijk verleden van belanghebbende.

(2) Bij ongunstig advies wordt het dossier voorgelegd aan de MOD.

c. Opmerking

Voor Officieren wordt het eindeloopbaanverlof eveneens berekend in werkdagen.

Feestdagen, compensatieverlofdagen en weekends die worden omsloten door dagen

eindeloopbaanverlof worden niet dubbel aangerekend.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 186 / 283

Voorbeelden

Woensdag Donderdag Vrijdag Zat/Zon Maandag Dinsdag Aanrekening

VV WE Dienst 1 dag VV

VV WE VEL 1 dag VV +

1 dag VEL

VV WE VV 4 dagen VV

VEL WE VEL 2 dagen VEL

VV VEL WE VEL 1 dag VV +

2 dagen VEL

VV VEL VV WE VEL VV VEL 2 dagen VV +

2 dagen VEL

VV 4/5de WE Dienst 1 dag VV

VV 4/5de WE VEL 1 dag VV +

1 dag VEL

VV 4/5de WE VV 4 dagen VV

Vakantieverlof = VV

Verlof einde loopbaan = VEL

2204. Betekening van de beslissing

Het Mod B met de beslissing wordt bezorgd aan de ASE van de moedereenheid van

belanghebbende en wordt geklasseerd in zijn persoonlijk dossier. Het Mod B met het

principeakkoord en het eventuele Mod B ingeval van een niet akkoord tussen betrokkene en de

korpscommandant worden steeds naar HRA-E/N/MEGADOC gezonden op het einde van de ganse

procedure.

2205. Wijze van opname indien het eindeloopbaan verlof niet wordt opgenomen in

een keer de laatste drie maanden voorafgaand aan de pensioneringdatum.

a. Krediet eindeloopbaan verlof

De militair wordt een krediet eindeloopbaan verlof toegestaan volgens de aangevraagde

wijze van opname (Par 2103 2203.a. (2) (a). tot (e)) vermeld in het Mod B.

b. Verlofaanvraag

(1) De aanvraag van het eindeloopbaan verlof1 wordt ingediend via het verslag van de

eenheidscommandant. Het personeelslid maakt gebruik van het aanvraagformulier in

bijlage C van dit reglement. Hij zal de aanvraag voor eindeloopbaan verlof indienen ten

laatste 3 maanden voor de aanvang, behalve indien de autoriteit met de bevoegdheid van

eenheids-/korpscommandant een kortere termijn toestaat2.

Op deze aanvraag worden vermeld:

(a) de datum van aanvraag;

(b) de begin- en einddatum (datum en uur) van de gewenste periode;

(c) de bestemming indien het personeelslid zich wenst te begeven naar een land dat

niet behoort tot de Europese Unie, de NAVO of Zwitserland (Bijl B).

1 Indien het personeelslid zijn eindeloopbaan verlof opneemt in dagen zal hij voor elke verlofdag een verlofaanvraag indienen

behalve indien de autoriteit met de bevoegdheid van eenheids-/korpscommandant een andere procedure toestaat. 2 Deel I-Hoofdstuk 1, Par 105.a.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 187 / 283

(2) De bevoegde autoriteit vervolledigt het aanvraagformulier met de vermelding van de

genomen beslissing en met het Nr van het overeenkomstige verslag van de

eenheidscommandant.

(a) Bevoegdheid tot goedkeuring

(i) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant is de autoriteit voor

de goedkeuring van de verloven aangevraagd door de officieren en de

korpsadjudant.

(ii) De autoriteit met de bevoegdheid van eenheidscommandant is de autoriteit

voor de goedkeuring van de verloven aangevraagd door de onderofficieren en

de vrijwilligers.

(iii) Vanaf de rang van korpscommandant behoort het tot de bevoegdheid van de

commandant van het onmiddellijk hoger echelon om de aanvragen te

beoordelen.

(b) Bevoegdheid bij verlof in het buitenland

Verplaatsingen om private redenen van om het even welke duur naar landen die niet

behoren tot de Europese Unie, de NAVO of Zwitserland zijn steeds onderworpen

aan de toelating van de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant. Voor

een lijst van de NAVO- en EU-lidstaten wordt verwezen naar bijlage B.

(c) De MOD kan verplaatsingen naar bepaalde landen verbieden.

c. Beroep

Bij weigering kan het betrokken personeelslid beroep aantekenen bij het onmiddellijk hoger

echelon van de autoriteit die het verlof heeft geweigerd.

2206. Administratieve bepalingen

a. Adminstratieve stand

De militair met eindeloopbaan verlof bevindt zich in de stand “in werkelijke dienst”. Zijn

verplichtingen zijn niet opgeheven, de afwezigheid ontheft hem enkel van de dienst1.

b. Onmogelijke combinaties

Er kan geen eindeloopbaan verlof worden toegekend aan een militair, indien hij zich in één

van de volgende toestanden bevindt:

(1) geschorst bij ordemaatregel;2

(2) afwezig om gezondheidsredenen;

(3) onder toezicht gesteld.3

2207. Geldelijke bepaling4

Het eindeloopbaan verlof wordt bezoldigd.

2208. Sociale bepaling

Het eindeloopbaan verlof telt als een periode van werkelijke dienst.

1 A16- Q1, Art 5 G1, Art 187 tot 189 2 A16-D3, Art 79 - A16-E3, Art 43 3 A16-Z1, Art 41 4 Wet van 20 Mei 94 (BIP A-083-1), Art 3, § 1

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 188 / 283

2209. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit1

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens een eindeloopbaan verlof toegelaten.

1 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 189 / 283

Hoofdstuk 23 - Vormingsverlof bachelor - Militair personeel

2301. Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op het volgend militair personeel van Defensie in de stand

“werkelijke dienst”, in de deelstand “in normale dienst”:

onderofficieren Niv C;

vrijwilligers.

2302. Algemeen

a. Het vormingsverlof

(1) Een vormingsverlof kan worden toegekend aan onderofficieren Niv C en vrijwilligers

indien ze een bacheloropleiding volgen buiten hun diensturen om over te gaan naar Niv B.

(2) Enkel bacheloropleidingen hernomen op de lijst opgesteld door DG HR komen in

aanmerking voor dit vormingsverlof.

(3) Het vormingsverlof wordt toegekend per schooljaar en wordt opgenomen in uren of

minuten. Een schooljaar loopt van 01 Sep tot 31 Aug.

(4) Het vormingsverlof wordt niet toegekend voor onder andere afstandsonderwijs,

onderwijs per briefwisseling of studies via een examencontract.

(5) In geval van mislukking kan dit verlof slechts twee keer voor hetzelfde opleidingsjaar

en dezelfde opleiding toegekend worden.

b. Bevoegdheid

(1) Het openen van het recht op een krediet aan uren vormingsverlof is een bevoegdheid

van de korpscommandant. Het openen van dit krediet is geen recht, maar een gunst.

(2) Het opnemen van de uren wordt toegestaan door de eenheidscommandant met

inachtneming van de behoeften van de dienst.

2303. Krediet

Het beschikbaar krediet aan vormingsverlof is gelijk aan het aantal uren dat de militair werkelijk

aanwezig is in de les, maar beperkt tot maximaal 120 uren vormingsverlof per schooljaar,

ongeacht het aantal gevolgde opleidingen.

Indien een lesuur slechts 50 minuten bedraagt wordt dit gelijkgesteld met één uur.

Het aantal uren vormingsverlof wordt proportioneel verminderd indien de militair prestaties

verricht in de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek, de halftijds vervroegde uitstap

of per maand non-activiteit.

Voorbeeld

Indien een onderofficier een opleiding volgt en 400 uren effectief aanwezig is in de les

bedraagt zijn krediet aan vormingsverlof 120 uren. Indien de onderofficier tijdens de

volledige duur van de opleiding tewerkgesteld is in de vrijwillige arbeidsregeling van de

vierdagenweek wordt zijn krediet herleid naar 96 uren (4/5 van 120 uren).

2304. Periode van opname van het verlof

Het vormingsverlof moet opgenomen worden tussen de eerste lesdag van de opleiding en de

laatste lesdag of examendag van de opleiding. Het kan vrij opgenomen worden.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 190 / 283

In geval van tweede zittijd wordt deze periode verlengd tot het einde van deze zittijd op

voorwaarde dat de militair effectief deelneemt aan de examens.

Het krediet aan vormingsverlof wordt evenredig verdeeld per opleidingsmaand. Indien echter dit

krediet in een opleidingsmaand niet (of niet volledig) werd opgenomen, kan het aantal niet

opgenomen uren bijkomend toegevoegd worden aan volgende opleidingsmaanden.

Voorbeeld

Een onderofficier volgt een opleiding van Sep x tot Jun x+1 en heeft een krediet van 120

uren vormingsverlof. Per opleidingsmaand kan hij slechts 12 uren vormingsverlof opnemen.

Indien hij in Sep, Okt en Nov geen vormingsverlof opneemt kan hij in Dec 48 uren opnemen.

2305. Controle en opvolging

De militair moet een getuigschrift van inschrijving afleveren. Dit getuigschrift herneemt het

aantal uren van de opleiding en het uurrooster van de te volgen lessen.

Scholen en opleidingsorganismen leveren per trimester een aanwezigheidsattest af. Dit attest

herneemt het aantal uren aanwezigheid in de les. Indien dit aanwezigheidsattest niet

automatisch afgeleverd wordt dient de militair dit attest zelf aan te vragen. De opname van het

vormingsverlof in een volgend trimester is enkel mogelijk mits het voorleggen van het

aanwezigheidsattest van het voorbije trimester.

Het krediet aan vormingsverlof wordt berekend op basis van het aantal uren opleiding

aangegeven op het getuigschrift van inschrijving. Dit krediet wordt telkens indien nodig

aangepast in functie van het werkelijk aantal gevolgde uren les, hernomen op het trimestrieel

afgeleverde aanwezigheidsattest, en de eventuele bijzondere arbeidstijdregeling en/of non-

activiteit van de militair.

Indien de militair de opleiding onderbreekt of stopzet is hij verplicht zijn korpscommandant

onmiddellijk op de hoogte te brengen. Vanaf de onderbreking of de stopzetting kan geen

vormingsverlof meer toegekend worden.

2306. Aanvraagprocedure

DG HR verspreidt een lijst met bacheloropleidingen die in aanmerking komen voor dit

vormingsverlof.

De korpscommandant kan het openen van dit krediet toestaan, het opnemen van dit krediet

wordt toegestaan door de eenheidscommandant met inachtneming van de behoeften van de

dienst.

2307. Geldelijke bepaling

Het vormingsverlof wordt bezoldigd.

2308. Administratieve en sociale bepalingen

a. Verloffiche

Het vormingsverlof wordt bijgehouden in het elektronisch personeelsbeheersysteem van

Defensie.

b. Werkelijke dienst

Het vormingsverlof telt als een periode van werkelijke dienst1.

Zijn verplichtingen zijn niet opgeheven, de afwezigheid ontheft hem enkel van elke dienst.

1 A16-G1, Art 187 tot 189

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 191 / 283

2309. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit

Niet van toepassing.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 192 / 283

Hoofdstuk 24 - Vormingsverlof voor de militair BDL

2401. Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op het militair personeel BDL “in werkelijke dienst”, in de

deelstand “in normale dienst” .

2402. Algemeen

a. Het vormingsverlof BDL

(1) Gedurende de eindeloopbaanperiode1 kan de militair BDL een vormingsverlof verkrijgen

van maximum 120 uur2.

(2) Het vormingsverlof kan toegekend worden voor elke vorm van, buiten Defensie,

ingerichte professionele vorming.

(3) Het opnemen van dit krediet is een recht .

b. Bevoegdheid

Het openen van het krediet en het toestaan van het vormingsverlof BDL is een bevoegdheid

van de korpscommandant.

2403. Duur

Het aantal uren is gelijk aan het aantal uren nodig om de vorming te volgen tijdens de diensturen,

maar beperkt tot 120 uren.

2404. Periode van opname

Het vormingsverlof BDL moet opgenomen worden tussen de eerste lesdag van de opleiding en de

laatste lesdag of examendag van de opleiding.

In geval van tweede zittijd wordt deze periode verlengd tot het einde van deze zittijd op

voorwaarde dat de Mil effectief deelneemt aan de examens.

2405. Controle en opvolging

a. Inschrijvingsattest3

Voorafgaand aan de aanvang van het vormingsverlof kan de korpscommandant een

inschrijvingsattest eisen.

Het vormingsverlof kan worden ingetrokken indien de begunstigde dit attest niet kan

voorleggen.

b. Aanwezigheidsattest4

De korpscommandant kan een aanwezigheidsattest eisen.

Het vormingsverlof kan worden opgeschort indien de begunstigde dit attest niet kan

voorleggen of indien uit dit attest blijkt dat hij de vorming waarvoor hij een vormingsverlof

heeft verkregen niet met regelmaat heeft gevolgd.

De militair BDL wordt beschouwd als een leerling die de vorming niet regelmatig heeft

gevolgd, als hij voor meer dan een vijfde van de vorming onrechtmatig afwezig was.

1 A16-X20, Art 26 2 A16-X20, Art 30 3 A16-X21, Art 111 4 A16-X21, Art 112

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 193 / 283

De opschorting vangt aan van zodra dit zich voordoet en loopt door tot het einde van het

toegekende vormingsverlof.

De korpscommandant kan de opschorting van het vormingsverlof voor het geheel of een

gedeelte van het resterende saldo opheffen, om aan de betrokkene toe te laten, op zijn

gemotiveerde aanvraag, de vorming te hervatten.

2406. Aanvraagprocedure1

De militair vraagt de opening en de opneming aan van het krediet aan de korpscommandant.

Het vormingsverlof kan, geheel of gedeeltelijk, omwille van dienstredenen geweigerd worden

indien de aanvraag op minder dan vijfenveertig werkdagen van de aanvang van het vormingsverlof

BDL ingediend wordt.

Deze termijn wordt verkort tot vijfentwintig werkdagen als de aanvraag ingediend wordt na ten

minste vierentachtig maanden van werkelijke dienst.

Een reeds toegekend vormingsverlof wordt automatisch uitgesteld wanneer de vorming waarvoor

de militair BDL dit verlof aangevraagd heeft naar een andere datum verplaatst wordt door de

betrokken instelling.

2407. Geldelijke bepaling

Het vormingsverlof wordt bezoldigd.

2408. Administratieve en sociale bepalingen

a. Verloffiche

Het vormingsverlof wordt bijgehouden in het elektronisch personeelsbeheersysteem van

Defensie.

b. Werkelijke dienst

Het vormingsverlof telt als een periode van werkelijke dienst2.

Zijn verplichtingen zijn niet opgeheven, de afwezigheid ontheft hem enkel van elke dienst.

2409. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit

Niet van toepassing.

1 A16-X21, Art 110 2 A16-G1, Art 187 tot 189

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 194 / 283

Hoofdstuk 25 - Oriëntatieverlof – Militair personeel

2501. Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op de onderofficieren en vrijwilligers van het actief kader en de

militairen BDL “in werkelijke dienst” in de deelstand “in normale dienst” .

2502. Algemeen

a. Het oriëntatieverlof

(1) Een oriëntatieverlof wordt automatisch toegekend aan de onderofficieren en

vrijwilligers van het actief kader in het kader van het beroepsomschakelingsprogramma

bij de aanvang van de oriëntatiefase1.

(2) De militair BDL kan ten laatste binnen de laatste maand van zijn eindeloopbaanperiode2,

waarvan de dienstneming niet van rechtswege of van ambtswege werd verbroken, van

een oriëntatieverlof genieten. De militair BDL kan maar één maal genieten van dit

verlof.

Het opnemen van dit verlof is een recht en gebeurt in zijn geheel.

b. Bevoegdheid

Het toekennen van het oriëntatieverlof gebeurt door korpscommandant:

voor de onderofficieren en vrijwilligers in het kader van het

beroepsomschakelingsprogramma;

voor de militair BDL.

2503. Duur

In het kader van het beroepsomschakelingsprogramma start het verlof bij de aanvang van de

oriëntatiefase en eindigt bij afloop van deze fase.

De militair BDL kan van een oriëntatieverlof genieten van één maand.

2504. Aanvraagprocedure

a. Automatisch

Het toekennen van het oriëntatieverlof gebeurt automatisch:

(1) voor de militair in het kader van het beroepsomschakelingsprogramma;

(2) voor de militair BDL:

(a) binnen de laatste maand van zijn eindeloopbaanperiode als hij dit verlof nog niet

heeft aangevraagd;

(b) als aan zijn terbeschikkingstelling voorafgaand aan de overplaatsing als statutair

personeelslid bij een openbare werkgever voortijdig een einde wordt gesteld3.

b. Op aanvraag

De militair BDL vraagt een opening en de opneming aan van het krediet aan de

korpscommandant 10 werkdagen voor de gewenste aanvang indien dit niet automatisch is

gebeurd.

1 A16-G1, Art 166 2 A16-X20, Art 31 3 A16-X20, Art 33

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 195 / 283

2505. Geldelijke bepaling

Het oriëntatieverlof wordt bezoldigd.

2506. Administratieve en sociale bepalingen

a. Verloffiche

Het oriëntatieverlof wordt bijgehouden in het elektronisch personeelsbeheersysteem van

Defensie.

b. Werkelijke dienst

Het oriëntatieverlof telt als een periode van werkelijke dienst1.

Zijn verplichtingen zijn niet opgeheven, de afwezigheid ontheft hem enkel van elke dienst.

c. Vierdagenweek

De vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek wordt automatisch en zonder opzegging

geschorst voor de gehele duur van het oriëntatieverlof.2

2507. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit

De uitoefening van een bijkomende professionele activiteit is toegelaten.

1 A16-G1, Art 187 tot 189 2 Deel V, Par 103.b.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL II - Verloven

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 196 / 283

Hoofdstuk 26 - Reclasseringsverlof – Militair personeel

2601. Toepassingsgebied1

Dit hoofdstuk is van toepassing op de onderofficieren en vrijwilligers van het actief kader “in

werkelijke dienst” in de deelstand “in normale dienst”.

2602. Algemeen

a. Het reclasseringsverlofverlof

Een reclasseringsverlof wordt automatisch toegekend aan de onderofficieren en vrijwilligers

van het actief kader in het kader van het beroepsomschakelingsprogramma bij de aanvang

van de reclasseringsfase2.

Het opnemen van dit verlof is een recht en gebeurt in zijn geheel.

b. Bevoegdheid

Het toekennen van het reclasseringsverlof gebeurt door korpsComd voor de militair het

kader van het beroepsomschakelingsprogramma.

2603. Duur

In het kader van het beroepsomschakelingsprogramma start het verlof bij de aanvang van de

reclasseringsfase en eindigt bij afloop van deze fase.

2604. Aanvraagprocedure

Het toekennen van het reclasseringsverlof gebeurt automatisch voor de militair in het kader van

het beroepsomschakelingsprogramma. Er moet geen aanvraag worden ingediend.

2605. Geldelijke bepalingen

Het reclasseringsverlof wordt bezoldigd.

2606. Administratieve en sociale bepalingen

a. Verloffiche

Het reclasseringsverlof wordt bijgehouden in het elektronisch personeelsbeheersysteem

van Defensie.

b. Werkelijke dienst

Het reclasseringsverlof telt als een periode van werkelijke dienst.

Zijn verplichtingen zijn niet opgeheven, de afwezigheid ontheft hem enkel van elke dienst.

2607. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit

De uitoefening van een bijkomende professionele activiteit is toegelaten.

1 A16-G1, Art 163 2 A16-G1, Art 167, §6

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 197 / 284

DEEL III DIENSTONTHEFFINGEN EN

DIENSTVRIJSTELLINGEN

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 198 / 284

Hoofdstuk 1 - De gewone dienstontheffing/-vrijstelling

101. Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader1 in periode van vrede en in

de stand “in werkelijke dienst” en op het burgerpersoneel van Defensie2.

102. Algemeen

Voor het burgerpersoneel wordt in dit hoofdstuk de term dienstontheffing gelijkgesteld met de

term dienstvrijstelling.

a. Definitie

Onder dienstontheffing wordt verstaan: de toestemming geven aan een personeelslid om

gedurende de diensturen afwezig te zijn voor een bepaalde duur met behoud van al zijn

rechten.

b. Bevoegdheid

De dienstontheffingen worden, naargelang het geval, toegekend door de MOD, de Minister

van Ambtenarenzaken of door de militaire en/of burgerlijke overheden tot en met het

echelon korpscommandant aan één, meerdere of al de personeelsleden onder hun

bevoegdheid.

(1) De autoriteit met de bevoegdheid van eenheidscommandant en/of burgerlijke overheid

mag een individuele dienstontheffing van maximum één halve dag per activiteit toestaan

met een totaal van maximum drie halve dagen per jaar per individu:

(a) wegens uitzonderlijke omstandigheden;

(b) niet voorzien in de DGHR-REG-TRAVARB-001

(2) De korpscommandant mag een individuele dienstontheffing van maximum drie dagen per

activiteit toestaan met een totaal van maximum vijf dagen per jaar. Individuele

dienstontheffingen die deze limieten overschrijden kunnen slechts toegestaan worden

na goedkeuring van het onmiddellijk hoger echelon:

(a) wegens uitzonderlijke omstandigheden;

(b) niet voorzien in de DGHR-REG-TRAVARB-001.

(3) Individuele dienstontheffingen die in het kader van prestaties voor derden worden

toegekend, dienen goedgekeurd te worden door CHOD.

(4) Een militaire en/of burgerlijke overheid kan een dienstontheffing van zijn volledige

eenheid/organisme slechts toekennen na goedkeuring van zijn onmiddellijk hoger

echelon.

(5) Alle collectieve dienstontheffingen, zoals de dag voor een feestdag (bvb. Kerstmis,

Pasen,enz…), verlengde weekends of andere vakantieperiodes, zijn een unieke

bevoegdheid van de directeur-generaal HR.

1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-G1, Art 94, Art 188 en Art 189 A16-D3, Art 88 & 97 , A16-E1, Art 20nonies - A16-X1, Art 4 - - A16-

X2, Art 30- A16-K1, Art 8bis - A16- Q1, Art 5 2 Deel I, Par 101.a.(2),

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 199 / 284

(6) Wanneer het horen van de militair vóór een eventuele schorsing bij ordemaatregel

onmogelijk is of wanneer een toestand van hoogdringendheid dit rechtvaardigt, kan de

minister of een hiërarchische meerdere met een rang ten minste gelijk aan die van

korpscommandant, onverwijld en tot de uitspraak van de schorsing bij ordemaatregel,

een militair preventief verwijderen door dienstontheffing op te leggen.

Wanneer de hoogdringendheid wordt ingeroepen, mag de militair niet meer dan vijftien

werkdagen preventief verwijderd worden1.

c. Toekenning

Er zijn geen algemene richtlijnen die bepalen wanneer al dan niet individuele

dienstontheffingen kunnen worden verleend. Het behoort tot de bevoegdheid van de

betrokken overheid om te bepalen voor welke gebeurtenissen (plots en onaangekondigd) en in

welke mate zij een individuele dienstontheffing toekent. Zo geven bijvoorbeeld de volgende

gebeurtenissen aanleiding tot het soepel verlenen van een individuele dienstontheffing:

(1) een opvorderende actie die het vrij verkeer van personen stoort (staking van het

openbaar vervoer, wegversperringen, manifestaties en dergelijke), indien hierdoor het

personeelslid in de onmogelijkheid verkeert om zijn dienst te vervoegen;

(a) een aangekondigde opvorderende actie:

behalve uitzonderlijke omstandigheden, zal de afwezigheid niet gerechtvaardigd

zijn door overmacht en zal er géén dienstontheffing worden toegestaan. Het

personeel mag evenwel (eventueel a posteriori) verlof of een compensatie in tijd

aanvragen en bekomen.

(b) een onaangekondigde opvorderende actie2:

voor zover er geen enkele mogelijkheid bestaat om de dienst te vervoegen, zal de

afwezigheid gerechtvaardigd worden door overmacht en een dienstontheffing zal

worden toegestaan.

Opmerking

Bij een onaangekondigde opvorderende actie van het openbaar vervoer dient

het personeelslid een bewijs af te leveren bij de autoriteit met de

bevoegdheid van eenheidscommandant.

(2) uitzonderlijke weersomstandigheden (bij wijze van voorbeeld: overstromingen, enz.),

indien hierdoor het personeelslid ofwel persoonlijk getroffen is ofwel in de

onmogelijkheid verkeert om zijn dienst te vervoegen.

d. Algemeen principe

De personeelsleden die tijdens een dienstontheffing, wegens de aard van hun opdracht,

dienen aanwezig te zijn in het kwartier, bekomen een compenserende periode van

dienstontheffing. De duur hiervan is gelijk aan deze van de initiële dienstontheffing. Deze

compenserende dienstontheffing kan achteraf op een meer geschikt ogenblik worden

genomen onder dezelfde voorwaarden als de compensatie in tijd.

e. Uitzonderingen

Een gewone dienstontheffing geeft geen aanleiding tot een compenserende periode van

dienstontheffing, indien het personeelslid afwezig is:

(1) wegens verlof of compensatie in tijd;

1 A16-G1, Art 51, §2, 3de lid, en DGHR-SPS-CARDI-002 2 Onder onaangekondigd wordt verstaan: acties die niet werden aangekondigd tot maximum 24 hr voor de uitvoering van deze actie

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 200 / 284

(2) wegens ziekte;

(3) in het kader van de arbeidstijdregeling:

(a) in het stelsel van nachtwakers;

(b) in het stelsel van ploegendienst;

(c) in het stelsel van de arbeidritmes;

(d) in het stelsel van de chauffeurs van de autoriteiten.

(4) in het kader van de vierdaagse arbeidsweek of de halftijds vervroegde uitstap;

behalve indien anders vermeld door de MOD, de Minister van Ambtenarenzaken of de

directeur-generaal HR.

103. Bevoegdheid

a. Verspreiding van de beslissing

De militaire en/of burgerlijke overheid die een dienstontheffing toekent, is

verantwoordelijk voor de verspreiding van de beslissing.

b. Bevoegdheid toekenning

Een dienstontheffing toegekend door de MOD, de Minister van Ambtenarenzaken of door de

CHOD, wordt door de directeur-generaal HR meegedeeld.

104. Begin, intrekking en beëindiging

Een dienstontheffing kan niet worden onderbroken door afwezigheden om gezondheidsredenen.

105. Geldelijke bepaling1

Een dienstontheffing wordt bezoldigd.

106. Administratieve en sociale bepalingen

a. Compensatiefiche

De compenserende periode van dienstontheffing, waarvan sprake in Par 102.d., wordt

opgetekend op de compensatiefiche.

b. Militair personeel2

De dienstontheffing telt als een periode van werkelijke dienst. Zijn verplichtingen zijn niet

opgeheven, de afwezigheid ontheft hem enkel van dienst.

c. Burgerpersoneel

De dienstontheffing wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

107. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit3

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens een dienstontheffing toegelaten.

1 Wet van 20 Mei 94 (BIP A-083-1), Art 3, § 1 2 A16- Q1, Art 5 G1, Art 188 en 189 3 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 201 / 284

Hoofdstuk 2 - De dienstontheffing/-vrijstelling van het Departement

201. Toepassingsgebied

a. Principe

Dit hoofdstuk is van toepassing op officieren, onderofficieren en vrijwilligers de militairen

van het actief kader1, behalve de kandidaten, in periode van vrede en in de stand “in

werkelijke dienst” en op het burgerpersoneel van het Departement2.

b. Kandidaat-militairen

De kandidaat-militairen3, inclusief de kandidaat-militairen in basisvorming in het kader van

sociale promotie of overgang, worden verwezen naar het Deel VII- Hoofdstuk 1 - Verloven

en dienstontheffingen van toepassing op de kandidaten4.

202. Algemeen

Voor het burgerpersoneel wordt in dit hoofdstuk de term dienstontheffing gelijkgesteld met de

term dienstvrijstelling.

a. Definitie

Onder dienstontheffing wordt verstaan: de toestemming geven aan een personeelslid om

gedurende de diensturen afwezig te zijn voor een bepaalde duur met behoud van al zijn

rechten.

b. Dienstontheffingen van het Departement

Buiten de vakantieverloven hebben de personeelsleden recht op drie dagen

dienstontheffingen van het Departement die werden toegestaan door de MOD na het

Sectoraal akkoord van 16 Jul 04.

c. Vrijwillige encadreringsprestatie

Het militaire personeelslid met vrijwillige encadreringsprestatie (VEP), heeft per periode

van 2 maanden dat hij prestaties levert binnen hetzelfde kalenderjaar recht op een halve

dag dienstontheffing van het Departement. Voor de berekening van een periode van

2 maanden per kalenderjaar moeten de prestaties niet noodzakelijk aaneensluitend zijn.

d. Opsplitsing

Een dag dienstontheffing van het Departement kan worden opgesplitst in twee halve dagen.

e. Vereisten van de dienst

De dienstontheffingen van het Departement worden toegekend met inachtneming van de

wensen van het desbetreffende personeel voor zover de vereisten van de dienst dit mogelijk

maken. Het toekennen van een dienstontheffing van het Departement blijft nochtans

onderworpen aan de door het commando vastgestelde encadreringsnormen en de

operationele noodwendigheden (manoeuvres, kampperiodes, enz…).

f. Onvolledig jaar in werkelijke dienst

Het aantal dagen dienstontheffing van het Departement worden niet verminderd indien het

personeelslid slechts een onvolledig jaar in werkelijke dienst is.

1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-D3, Art 88 & 97 - A16-G1, Art 94, Art 188 en Art 189 A16-E1, Art 20nonies - A16-X1, Art 4 - - A16-

X2, Art 30- A16-K1, Art 8bis - A16- Q1, Art 5 2 Deel I, Par 101.a.(2) 3 Deel I, Par 101.a.(3) 4 A16-K1, Art 2 - A16-X2, Art 30

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 202 / 284

g. Overheveling naar het volgend jaar

Het overschot van de niet bekomen dienstontheffingen/-vrijstellingen op het einde van het

jaar kan zonder voorwaarden tot 30 april van het volgend jaar genomen worden.

h. Bepalingen enkel toepasselijk op de officieren1

Zaterdagen, zondagen, feestdagen en compensatieverlofdagen die omsloten worden door

verlofdagen of dienstontheffingen van het Departement of een combinatie van beiden,

worden voor de officieren eveneens als verlofdagen of dienstontheffingen van het

Departement aangerekend.

i. Bepalingen enkel toepasselijk op de onderofficieren en de vrijwilligers van het actief

kader en op het burgerpersoneel van het Departement (Deel I- Hoofdstuk 2 -

205.a.(9)).

De dagen dienstontheffing/-vrijstelling van het Departement mogen worden omgezet in

compensatie in tijd.

203. Begin, intrekking en beëindiging

Een dienstontheffing van het Departement kan niet worden onderbroken door een periode van

afwezigheid wegens gezondheidsredenen, behalve in geval van hospitalisatie in een ziekenhuis of

een rust- en verzorgingstehuis.

204. Aanvraagprocedure

a. Aanvraag

De dienstontheffing van het Departement wordt aangevraagd door betrokkene via het

verslag van de eenheidscommandant.

b. Bevoegdheid tot goedkeuring

(1) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant is de autoriteit voor de

goedkeuring van de dienstontheffing van het Departement aangevraagd door de

officieren, de korpsadjudant en het burgerpersoneel Niv A.

(2) De autoriteit met de bevoegdheid van eenheidscommandant is de autoriteit voor de

goedkeuring van de dienstontheffing van het Departement aangevraagd door de

onderofficieren, de vrijwilligers en het burgerpersoneel Niv B, C en D.

(3) Vanaf de rang van korpscommandant behoort het tot de bevoegdheid van de

commandant van het onmiddellijk hoger echelon om de aanvragen te beoordelen.

205. Geldelijke bepalingen2

De dienstontheffing van het Departement wordt bezoldigd.

1 A16-B18, Art 8 2 Wet van 20 Mei 94 (BIP-A-083, Art 3, § 1

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 203 / 284

206. Administratieve en sociale bepalingen

a. Verloffiche

De dienstontheffing van het Departement wordt opgetekend op de verloffiche.

b. Militair personeel1

De dienstontheffing van het Departement telt als een periode van werkelijke dienst.

Zijn verplichtingen zijn niet opgeheven, de afwezigheid ontheft hem enkel van elke dienst.

c. Burgerpersoneel

De dienstontheffing van het Departement wordt gelijkgesteld met een periode van

dienstactiviteit.

207. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit2

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens een dienstontheffing van het Departement toegelaten.

1 A16- Q1, Art 5 G1, Art 188 en 189 2 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1, Art 176

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 204 / 284

Hoofdstuk 3 - Bijzondere dienstontheffingen/-vrijstelling

301. Toepassingsgebied

a. Algemeen

Dit hoofdstuk is van toepassing op alle militairen van het actief kader1 in periode van vrede

in de stand “werkelijke dienst”, in de deelstand “in normale dienst” en op het

burgerpersoneel van Defensie (statutairen en contractuelen).

b. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op:

(1) de kandidaat-militairen2 tijdens een periode van opleiding of schoolvorming:3

(2) de volgende militairen tijdens een periode van opleiding of schoolvorming:4

(a) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief

kader, om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden

opgenomen in de categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;

(b) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als

aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere

personeelscategorie (sociale promotie);

(c) de beroepsvrijwilligers en de beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om

een vorming te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden (promotie op

diploma) en de militair BDL die een vorming volgt in het kader van zijn promotie op

diploma;

(d) de beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en

de aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een

vorming te volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als

beroepsmilitairen (overgang);

(e) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of

wegens beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van

het gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te

volgen, om te worden opgenomen als aanvullingsofficier beroepsmilitair of BDL;

(f) de kandidaat-militairen korte termijn BDL;

(g) de kandidaten-hulpofficier.

(3) de militairen die zich in de deelstand “in intensieve dienst”, “in militaire bijstand”,

intensieve dienst” “in hulpverlening” of “in operationele inzet” bevinden.

302. Algemeen

Voor het burgerpersoneel wordt in dit hoofdstuk de term dienstontheffing gelijkgesteld met de

term dienstvrijstelling.

a. Recht

Buiten de vakantieverloven hebben de personeelsleden recht op bijzondere

dienstontheffingen die worden toegestaan, om bepaalde prestaties mogelijk te maken of te

belonen. Deze prestaties en de duur van de dienstontheffingen worden hierna bepaald.

1 Deel I, Par 101.a.(1) 2 Deel I, Par 101.a.(3) 3 A16-K1, Art 8bis G1, Art 94- A16-X2, Art 30 4 A16-K1, Art 8bis G1, Art 94- A16-X2, Art 30

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 205 / 284

b. Bevoegdheid

De autoriteit met de bevoegdheid van eenheids- en/of korpscommandant staat de

bijzondere dienstontheffingen toe.

c. Opsplitsing

De bijzondere dienstontheffing kan worden gesplitst.

d. Vakantieverlof

De bijzondere dienstontheffingen worden niet in mindering gebracht van het vakantieverlof.

e. Bewijsstuk

Het begunstigde personeelslid legt, in voorkomend geval, het bewijs voor dat hij aan de

vermelde voorwaarden voldoet.

303. Reden en duur

a. Dienstontheffing voor de bloedgever1

Alvorens zich aan te bieden bij de Militaire Dienst voor Bloedtransfusies of bij het Rode

Kruis, om bloed, bloedplaatjes of bloedplasma te geven, dient de bloedgever ten laatste één

werkdag voor de gewenste dag van afname van bloed, bloedplaatjes of bloedplasma zijn

eenheidscommandant hiervan op de hoogte te brengen.

Het personeelslid kiest deze dag van afname van bloed, bloedplaatjes of bloedplasma op een

dag dat de vereisten van de dienst, de door het commando vastgestelde encadreringsnormen

en de operationele noodwendigheden (manoeuvres, oefeningen, …) dit toelaten. De

eenheidscommandant kan enkel omwille van de voorvermelde redenen de gewenste dag van

afname weigeren.

(1) Bepalingen enkel toepasselijk bij bloedgeven bij de Militaire Dienst voor

Bloedtransfusies

(a) Voor het geven van bloed is het aantal dagen dienstontheffing beperkt tot 12

dagen per jaar: 6 x 1 dag dienstontheffing tot 24.00 de dag van de afname en 6 x 1

dag te nemen binnen de 30 dagen die volgen op de afname.

(b) Voor het geven van bloedplaatjes of bloedplasma is het aantal dagen

dienstontheffing beperkt tot 6 dagen per jaar: 6 x 1 dag dienstontheffing tot

24.00 de dag van de afname.

(c) Procedure

(i) De dag van de bloed-, bloedplaatjes- of bloedplasmagift is de bloedgever niet

onderworpen aan dienstprestaties. Na de gift geniet de bloedgever van een

dienstontheffing tot het einde van de dag om 24.00 hr.

(ii) Een dienstontheffing van één dag, wordt tevens aan de bloedgever verleend,

telkens wanneer deze bloed ten voordele van de Militaire Dienst voor

Bloedtransfusies afstaat. Deze dienstontheffing moet toegekend worden

binnen de 30 dagen die volgen op de afname, op de dag aangevraagd door het

begunstigde personeelslid, rekening houdend met de vereisten van de dienst.

(2) Bepalingen enkel toepasselijk bij bloedgeven bij het Rode Kruis of andere erkend

bloedtransfusiecentra

1 Omzendbrief nr 487 van 09 Dec 99

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 206 / 284

Voor het geven van bloed, bloedplaatjes of bloedplasma is de dienstontheffing beperkt

tot enkel de nodige duur voor de gift plus een maximale verplaatsingsduur van twee uur1.

(3) Het personeel kan giften bij het Rode Kruis of andere erkend bloedtransfusiecentra en

bij de Militaire Dienst voor Bloedtransfusies cumuleren met in totaal een maximum van

6 giften per jaar:

Erkende bloedtransfusiecentra2 Adres

Het Belgische Rode Kruis, Rode Kruis-

Vlaanderen, Dienst voor het Bloed

Motstraat, 40 - 2800 Mechelen

La Croix Rouge de Belgique, Service du Sang rue de Stalle, 96 - 1080 Bruxelles

VZW Etablissement de Transfusion de

Mont-Godinne

av. G. Therasse, 1 - 5530 Yvoir

Bloedtransfusiedienst van het AZ St.-Jan

AV-

Ruddershove 10 - 8000 Brugge

VZW La transfusion du sang Bd Joseph II, 11B - 6000 Charleroi

Militaire Dienst voor Bloedtransfusie

(MDBT)

Bruynstraat - 1120 Bruxelles

Bloedtransfusiecentrum Antwerpen Wilrijkstraat, 8 - 2650 Edegem

Bloedtransfusiecentrum Oost-Vlaanderen Ottergemsesteenweg, 413 - 9000

Gent

Bloedtransfusiecentrum West-Vlaanderen Stationsplein 10/0102 – 8000 Brugge

Bloedtransfusiecentrum Vlaams Brabant -

Limburg

Herestraat, 49/BTC - 3200 Leuven

b. Diestontheffing ten gevolge van het transformatieplan van de krijgsmacht

Dienstontheffing in het kader van de uitvoering van het Koninklijk besluit van 26 augustus

2010 houdende bepaalde uitzonderlijke begeleidingsmaatregelen toepasselijk op de

personeelsleden van Defensie die rechtstreeks betrokken zijn bij het transformatieplan van

de krijgsmacht.

Als begeleidingsmaatregel wordt er aan het personeel, dat rechtstreeks betrokken is bij

het transformatieplan, de volgende dienstontheffingen toegekend:

(1) zes werkdagen dienstontheffing indien:

(a) en de nieuwe gewone plaats van het werk op meer dan 10 kilometer verwijderd ligt

van de vorige gewone plaats van het werk;

1 KB van 26 Nov 12 tot aanpassing van het verlof voor het geven van bloed, bloedplasma en bloedplaatjes voor ambtenaren.

2 Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG), MB van 17 Dec 07, MB van 28 Mar 08,

MB van 30 Jun 08

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 207 / 284

(b) en de nieuwe gewone plaats van het werk op meer dan 30 kilometer van de

woonplaats verwijderd ligt.

Deze zes werkdagen zijn op te nemen, gespreid of in blok, binnen de drie maanden voor

tot zes maanden na datum van mutatie.

(2) twaalf werkdagen dienstontheffing indien:

(a) en de nieuwe gewone plaats van het werk meer dan 30 kilometer verwijderd ligt van

de vorige gewone plaats van het werk;

(b) en de nieuwe gewone plaats van het werk meer dan 80 kilometer verwijderd ligt van

de woonplaats.

Deze twaalf werkdagen zijn op te nemen, gespreid of in blok, binnen de drie maanden

voor tot zes maanden na de datum van mutatie.

(3) Enkel de onderofficieren en vrijwilligers van het actief kader en het burgerpersoneel

van het Departement mogen de dagen dienstontheffing omzetten in compensatie in tijd

zoals beschreven in het Deel I- Hoofdstuk 2 - 205.a.(10).

(4) Toepassingsperiode

Deze begeleidingsmaatregel wordt toegekend van 01 Jan 10 tot 01 Jul 16. De MOD kan

beslissen deze toepassingsperiode te verlengen tot 01 Jul 17.

c. Militair personeel

(1) Militairen die zich op uitzonderlijke wijze verdienstelijk hebben gemaakt en hiervoor

worden vermeld op de dagorde van het korps: maximum vijf dagen per vermelding.

(2) Dienstontheffing ter voorbereiding van proeven en examens:

(a) Op zijn verzoek, kan per jaar een maximum van tien dagen dienstontheffing om

bijzondere redenen worden toegestaan aan de militair van het actief kader die

deelneemt aan:

(i) wervingsexamens (kandidaten-officier en -onderofficier, VDKMS);

(ii) overgangsproeven1(hulpofficier naar aanvullings- of beroepsofficier,

aanvullings- naar beroepsmilitairen);

(iii) proeven met betrekking tot de sociale promotie of promotie op diploma

(beroepsvrijwilliger naar aanvullingsonderofficier, beroepsonderofficier naar

aanvullingsofficier).

(b) De dienstontheffing wordt genomen in volle of halve dagen, in de loop van de drie

maanden die de voornoemde proeven voorafgaan. De dienstontheffing wordt

toegestaan in functie van de behoeften van de dienst en mag, per proef, wedstrijd

of examens, slechts éénmaal worden verleend gedurende de loopbaan van

belanghebbende. Zij wordt evenwel niet verleend in voorbereiding van fysieke

proeven.

(c) De duur van de door de militaire overheid georganiseerde voorbereidingscursussen,

met uitzondering van de cursussen per briefwisseling en de cursussen tweede taal

ingericht door het taalcentrum van de Koninklijke Militaire School, zal in mindering

gebracht worden van deze dienstontheffing.

1 Reg DGHR-REG-WERV- 002

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 208 / 284

(d) Daarenboven kan de militair aanspraak maken op een groot verlof dat een periode

van maximaal één kalendermaand mag bestrijken, op te nemen in functie van zijn

voorbereiding. Dit op voorwaarde dat hij hierdoor zijn resterend verlofkrediet niet

overschrijdt.

(3) Dienstontheffing in het kader van de erkenning door bepaalde burgerinstanties van

vormingen verstrekt door Defensie1

(a) Elke militair personeelslid kan, binnen het kader van de akkoorden die Defensie

afsloot met bepaalde burgerinstanties, de erkenning vragen van een vorming

verstrekt door Defensie. Voor bepaalde vormigen dienen echter aanvullende

vormingsmodules gevolgd te worden bij een burgerinstantie.

(b) Er wordt een dienstontheffing van 75 uren per kalenderjaar en per personeelslid

toegestaan. Na beslissing van HRB kan dit aantal opgetrokken worden tot maximum

120 uren per kalenderjaar.

(c) De dienstontheffing is van toepassing op:

(i) lagere officieren tot eind 2014, die geen gebruik maken van het recht om

vrijwillig hun persioenleeftijd te verhogen tot 56 jaar;

(ii) onderofficieren en vrijwilligers in de leeftijdsgroep 35 tot 50 jaar (leeftijd

op 31 Dec van het jaar van aanvraag);

(iii) burgerpersoneelsleden behorende tot de personeelscategorie D, C en B in de

leeftijdsgroep 35 tot 50 jaar (leeftijd op 31 Dec van het jaar van aanvraag).

(iv) militairen EVMI.

(4) Dienstontheffing voor de verdienstelijke leerling

Voor cursussen waarvan de duur minimum één maand bedraagt, kan de commandant van

de school op het einde van de cursus een dienstontheffing toestaan aan de

verdienstelijke leerlingen.

(a) Een verdienstelijk leerling is een leerling die is geslaagd voor zijn examens bij de

eerste poging, die in totaal minimum 60 % van de punten heeft behaald en die geen

straffen heeft opgelopen.

(b) Er wordt een dag dienstontheffing toegestaan per maand cursus met een maximum

van vijf dagen voor de ganse duur van de cursus.

(c) De commandant van de school kan evenwel om billijkheidsredenen gehouden zijn om

van deze voorschriften af te wijken in uitzonderlijke gevallen en rekening houdend

met o.a. de inzet of de familiale toestand van de leerling.

(d) In het geval dat de dienstontheffing niet op het einde van de cursus kan worden

genomen, brengt de commandant van de school de eenheid van betrokkene op de

hoogte van het aantal dagen dienstontheffing voor de verdienstelijke leerling

waarop hij nog recht heeft.

Opmerking

Deze dienstontheffing geldt uiteraard niet voor cursussen gedurende de

kandidatuur.

(5) Dienstontheffingen in het kader van "Sport van hoog niveau binnen Defensie”2

1 DGHR-SPS-FMNAAN-001 2 ACWB-REG-LOSP-styz-001

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 209 / 284

(a) Voor de "Topsporters" worden de dienstfaciliteiten en dienstontheffingen

geregeld in het reglement "Sport van hoog niveau binnen Defensie".

(b) Voor de "Sporters van hoog niveau", hun trainer en internationale scheidrechters

worden dagen dienstontheffing bekomen voor de deelname aan sportmanifestaties

goedgekeurd door ACOS WB en dit voor sporten erkend door de Commissie Sport

van Hoog Niveau Defensie.

(c) Volgende sportmanifestaties komen daarvoor in aanmerking:

(i) Olympische Spelen;

selectie door het BOIC

(ii) Wereldspelen;

selectie door het BOIC

(iii) Wereldkampioenschappen;

selectie door de federatie

(iv) Wereldbekerwedstrijden en A-tornooien;

selectie door federatie

(v) Europese kampioenschappen;

selectie door de federatie

(vi) Internationale burgerontmoetingen waaraan een ploeg of geselecteerden

deelnemen die België officieel vertegenwoordigen.

selectie door de federatie

(d) Duur

(i) De sporters van hoog niveau en hun trainer kunnen genieten van een aantal

dagen dienstontheffing overeenkomstig de duur van de wedstrijd, de

verplaatsingstijd inbegrepen.

(ii) De internationale scheidsrechters kunnen genieten van een aantal dagen

dienstontheffing overeenkomstig de duur van de wedstrijd, de

verplaatsingstijd inbegrepen.

Het aantal dagen dienstontheffing mag de 10 werkdagen per jaar niet

overschrijden.

(e) Aanvraag

(i) Elke aanvraag van dienstontheffing voor een sporter van hoog niveau, voor

een trainer of voor een internationale scheidsrechter zal rechtstreeks door

het BOIC en/of door de sportfederaties worden aangevraagd aan ACOS WB.

(ii) Na een positieve beslissing van ACOS WB staat de autoriteit met de

bevoegdheid van korpscommandant de dienstontheffing toe.

(6) Dienstontheffing bij mutatie

De militair, bij een mutatie naar het buitenland of bij terugkeer uit het buitenland,

bekomt maximum vijf werkdagen dienstontheffing te nemen binnen de maand voor of na

de datum van mutatie.

(7) Dienstontheffing voor verplaatsingen van militairen “met vaste dienst” in het buitenland

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 210 / 284

De militair, met vaste dienst in het buitenland, beschikt over twaalf dagen

dienstontheffing voor verplaatsingen per jaar voor zover zijn eenheid zich bevindt

buiten de zones hieronder beschreven:

(a) in Nederland, in de zone die het ganse gebied omvat gelegen ten zuiden van de

fictieve verbindingslijn tussen de steden Katwijk aan Zee en Millingen aan de Rijn,

deze steden inbegrepen;

(b) in de Bondsrepubliek Duitsland, in de zone die het ganse gebied omvat gelegen ten

westen van de Moezel en van de Rijn;

(c) in het Groothertogdom Luxemburg;

(d) in Frankrijk, in de zone die het ganse gebied omvat gelegen ten noorden van de

fictieve verbindingslijn tussen de steden Saint-Valéry-sur-Somme, Bar-le-Duc, Toul

en Sarreguemines, deze steden inbegrepen.

Opmerking

Het aantal dagen dienstontheffing wordt verminderd naar rato van één twaalfde

van het jaarkrediet, per maand tijdens welke de militair zich niet “met vaste

dienst” bevindt.

(8) Dienstontheffing voor deelname aan de selectieproeven met het oog op een

terbeschikkingstelling bij een openbare werkgever voor de militair BDL

(a) In het kader van de ter beschikking stelling van de militair BDL voor een

overplaatsing bij een andere openbare werkgever kan de militair BDL die voldoet

aan de voorwaarden, deelnemen aan de nodige selectieproeven. 1

(b) De militair BDL bevindt zich in de stand ‘in werkelijke dienst” en mag, op de

aanvangsdatum van de selectieproeven,

zich niet bevinden in de deelstand ‘in operationele inzet”;

geen deel uitmaken van een detachement dat zich voorbereidt met het oog op

een dergelijke inzet2.

(c) De duur van de dienstontheffing moet de militair toelaten om deel te nemen aan de

proeven en examens, verplaatsingen inbegrepen.

(d) De convocatie voor de selectieproeven door de openbare werkgever geldt als

rechtvaardiging.

(e) Een aanwezigheidsattest wordt bij terugkeer aan de eenheidscommandant

overgemaakt.

d. Burgerpersoneel

(1) Dienstontheffing bij ziekte

Het burgerpersoneel dat in de loop van de dag ziek wordt en van zijn eenheids-

/korpscommandant de toelating krijgt het werk te verlaten om zich naar huis te

begeven of medische zorgen te ontvangen, wordt gedekt door een dienstontheffing.

(a) Indien de afwezigheid niet meer bedraagt dan die ene dag is er geen medisch

getuigschrift vereist. Die dag moet niet als ziekteverlof worden aangerekend.

1 A16- X20, Art 34 2 A16-X20, Art 32, 6°

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 211 / 284

(b) Indien de afwezigheid verschillende dagen duurt is een getuigschrift noodzakelijk.

Dit getuigschrift moet niet noodzakelijk slaan op de dag waarop de afwezigheid

aanving en die dag hoeft ook niet als ziekteverlof te worden verrekend.

(2) Dienstontheffing voor opleidingsactiviteiten1

(a) Een dienstontheffing wordt toegekend door HRB-Civ om opleidingsactiviteiten

buiten de federale overheid bij te wonen.

(b) De dienstontheffing kan maximum 120 uren per jaar bedragen. De dienstontheffing

kan volledig of gedeeltelijk worden geweigerd om dienstredenen of wanneer de

opleiding niet overeenstemt met de gewenste ontwikkeling voor het personeelslid.

(3) Dienstontheffing voor de deelname aan testen2

(a) Het burgerpersoneel bekomt een dienstontheffing voor de nodige tijd voor

deelname aan een door SELOR; Selectiebureau voor de federale overheid,

georganiseerde test in het kader van:

(i) de taalexamens;

(ii) de vergelijkende selecties voor de statutaire aanwerving binnen het federaal

adminstratief openbaar ambt;

(iii) de selecties voor de overgang naar een hoger niveau.

(b) Het personeelslid kan een compenserende dienstontheffing krijgen die kan

opgenomen worden onder dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof

wanneer de test doorgaat op een niet-werkdag of wanneer het personeelslid

afwezig is op het tijdstip van de test omdat hij geniet van:

(i) een vrije dag volgens zijn werkkalender in het kader van de deeltijdse

loopbaanonderbreking, de vrijwillige vierdagenweek, het halftijds werken, de

verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden of de

verminderde prestaties wegens medische redenen;

(ii) een verlof om dwingende redenen van familiaal belang.

(4) Het burgerpersoneel bekomt ook een dienstontheffing in volgende gevallen (niet

limitatieve lijst):

(a) om aan een bevorderingsexamen of aan een vergelijkend examen voor overgang naar

het hogere niveau deel te nemen;

(b) om een personeelslid of hun eigen zaak voor de Departementale Raad van Beroep te

verdedigen;

(c) om een geneeskundig onderzoek te ondergaan, hetzij in een centrum van de

administratieve gezondheidsdienst van het Ministerie van Sociale Zaken,

Volksgezondheid en Leefmilieu, hetzij in een militaire verplegingsinrichting, hetzij

in de Dienst Onthaal en Oriëntatie;

(d) om een geneesheer-specialist of een tandarts te raadplegen of door deze te

worden verzorgd, wanneer zulks buiten de diensturen onmogelijk is;

(e) om door de Directieraad of door de Raad van State te worden gehoord;

1 KB van 19 Nov 98, Art 70 2 KB van 19 Nov 98, Art 71

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 212 / 284

(f) om een opleiding te volgen (georganiseerd in of buiten het departement)

voorgesteld door HRB of het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid (OFO).

HRB of OFO moet uitdrukkelijk een of meer personeelsleden hebben uitgenodigd

tot het volgen van die opleiding. In het kader van een opleiding via e-learning bij

OFO, wordt de duur van de dienstontheffing vastgelegd in een “zelfstudie

overeenkomst” tussen de hiërarchische meerdere en het personeelslid en wordt de

overeenkomst gevalideerd door HRB-Civ.

304. Begin, intrekking en beëindiging

Een bijzondere dienstontheffing kan niet worden onderbroken door afwezigheden om

gezondheidsredenen, behalve in geval van ziekenhuisopname van het personeelslid.

305. Aanvraagprocedure

a. Aanvraag

De bijzondere dienstontheffing wordt aangevraagd door betrokkene via het verslag van de

eenheidscommandant.

b. Bevoegdheid tot goedkeuring

(1) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant is de autoriteit voor de

goedkeuring van de bijzondere dienstontheffingen aangevraagd door de officieren, de

korpsadjudant en het burgerpersoneel Niv A.

(2) De autoriteit met de bevoegdheid van eenheidscommandant is de autoriteit voor de

goedkeuring van de bijzondere dienstontheffingen aangevraagd door de

onderofficieren, de vrijwilligers en het burgerpersoneel Niv B, C en D.

306. Geldelijke bepaling1

De bijzondere dienstontheffing wordt bezoldigd.

307. Administratieve en sociale bepalingen

a. Verloffiche

De bijzondere dienstontheffing wordt opgetekend op de verloffiche.

b. Militair personeel2

De bijzondere dienstontheffing telt als een periode van werkelijke dienst.

Zijn verplichtingen zijn niet opgeheven, zijn afwezigheid ontheft hem enkel van elke dienst.

c. Burgerpersoneel

De bijzondere dienstontheffing wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

308. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit3

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens een bijzondere dienstontheffing toegelaten.

1 Wet van 20 Mei 94 (BIP A-083-1), Art 3, § 1 2 A16- Q1, Art 5 G1, Art 188 en 189 3 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 213 / 284

Hoofdstuk 4 - Vrijstelling van dienst voor de militairen korte termijn

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 214 / 284

Hoofdstuk 5 - Dienstvrijstelling eindeloopbaan - Burgerpersoneel

501. Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op het burgerpersoneel van Defensie, en in het bijzonder:

a. Het statutair personeel

(1) welke aanspraak kunnen maken op het rustpensioen wegens het bereiken van de

leeftijdsgrens;

(2) welke vragen om op rustpensioen te worden gesteld vanaf de leeftijd van 60 jaar.

b. Contractueel personeel

Het contractueel personeel welke een stopzetting van het contract vraagt vanaf de leeftijd

van 60 jaar.

502. Algemeen

a. Voorwaarde

Een dienstvrijstelling eindeloopbaan kan aan het burgerpersoneelslid, welke op een

verdienstelijke wijze zijn taken heeft vervuld, worden toegekend.

b. Periode

Het burgerpersoneelslid van Defensie kan, met uitzondering van het personeel in de

vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek of van de halftijdse vervroegde uitstap, de

dienstvrijstelling eindeloopbaan:

(1) ofwel één keer opnemen drie kalendermaanden vóór de pensioneringsdatum;

(2) ofwel in drie keer één kalendermaand opnemen, gespreid over de 36 maanden die de

pensioneringsdatum voorafgaan;

(3) ofwel in werkdagen opnemen gespreid over 36 maanden die de pensioneringsdatum

voorafgaan;

Indien betrokkene deze wijze van opname verkiest, dan heeft hij recht op 60

werkdagen dienstvrijstelling eindeloopbaan (1 maand = 20 werkdagen),

(4) ofwel opnemen in een combinatie van Par 2 502.b. (2) en Par 502 2.b. (3), zonder het

maximum te overschrijden (één maand & 40 werkdagen of twee maanden & 20

werkdagen);

(5) niet opnemen in halve dagen.

c. Het burgerpersoneelslid van Defensie

(1) werkzaam in de bijzondere regeling van de halftijds vervroegde uitstap, kan de

dienstvrijstelling eindeloopbaan slechts opnemen in één keer en dit in de drie

kalendermaanden die de pensioneringsdatum voorafgaan;

(2) werkzaam in de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek, of werkzaam in

verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid (à rato van 2/3 of 3/4 van de

normale prestaties), kan de dienstvrijstelling eindeloopbaan slechts opnemen:

(a) ofwel in één keer drie kalendermaanden vóór de pensioneringsdatum;

(b) ofwel in drie keer (één kalendermaand), gespreid over de 36 maanden die de

pensioneringsdatum voorafgaan.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 215 / 284

(3) Het burgerpersoneelslid van Defensie hetzij met vaste dienst in het buitenland, hetzij

met vaste dienst bij de internationale generale staven, internationale hoofdkwartieren

en internationale instellingen gevestigd in België, hetzij in diplomatieke post in het

buitenland, kan enkel de dienstvrijstelling eindeloopbaan in één keer opnemen, drie

kalendermaanden voor de pensioneringsdatum.

d. Vereisten van de dienst

De dienstvrijstelling eindeloopbaan wordt toegekend met inachtneming van de wensen van

het desbetreffende personeel voor zover de vereisten van de dienst dit mogelijk maken.

e. Vakantieverlof

De dienstvrijstelling eindeloopbaan is cumuleerbaar met het vakantieverlof. De

dienstvrijstelling eindeloopbaan mag onder geen voorwaarde leiden tot het verwerven van

compensatietoelagen voor niet verbruikte verlofdagen. Daaruit vloeiend zal ze pas aanvang

kunnen nemen van zodra dat het jaarlijkse verlofkrediet werd verbruikt.

f. Bevoegdheid

De dienstvrijstelling eindeloopbaan wordt toegekend door HRB-Civ.

g. Annulatie aanvraag

Indien betrokkene zijn pensionering op aanvraag wil annuleren en de dienstvrijstelling

eindeloopbaan is reeds begonnen, dan zullen de verbruikte dagen verplichtend worden

afgetrokken van de toekomstige dienstvrijstelling eindeloopbaan voorafgaand de definitieve

pensionering wegens het bereiken van de leeftijdgrens.

h. Uitzonderingen

Er kan geen dienstvrijstelling eindeloopbaan worden toegekend aan een burgerpersoneelslid

van Defensie indien hij zich in één van de volgende situaties bevindt:

(1) geschorst in het belang van de dienst;

(2) in non-activiteit.

i. Opmerking

Tijdens zijn loopbaan bij Defensie kan een personeelslid (burger of militair) slechts éénmaal

genieten van de dienstvrijstelling eindeloopbaan/ verlof eindeloopbaan. Beiden zijn niet

cumuleerbaar.

503. Aanvraagprocedure

a. Aanvraag

Het burgerpersoneelslid die wenst aanspraak te maken op de dienstvrijstelling

eindeloopbaan dient zijn aanvraag schriftelijk te richten tot HRB-Civ. Deze aanvraag bevat

de wijze van opnemen en de verdeling van de dienstvrijstelling eindeloopbaan.

(1) De aanvraag wordt te vroegste ingediend 39 maanden voor de pensioneringsdatum en

ten laatste drie maanden voor de aanvangsdatum van het verlof.

(2) De aanvraag vermeldt de wijze van opname:

(a) ofwel één keer drie kalendermaanden vóór pensioneringsdatum;

(b) ofwel in drie keer één kalendermaand gespreid over de 36 maanden die de

pensioneringsdatum voorafgaan;

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL III – Dienstontheffingen en dienstvrijstellingen

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 216 / 284

(c) ofwel in 60 werkdagen gespreid over 36 maanden die de pensioneringsdatum

voorafgaan;

(d) ofwel in één maand & 40 werkdagen;

(e) ofwel twee maanden & 20 werkdagen.

b. Weigering

In geval van weigering door HRB-Civ, zal het dossier aan de Minister worden overgemaakt.

Dit dossier zal bevatten:

(1) het advies van de functionele chef;

(2) de doorslaggevende elementen welke de weigering motiveren.

Onder doorslaggevende elementen dient te worden verstaan:

(a) het evaluatiedossier;

(b) alle ongunstige feiten welke in het persoonlijk dossier van betrokkene werden

hernomen.

(3) het verweer van betrokkene op de weigering van zijn aanvraag.

504. Betekening van de beslissing

De schriftelijke aanvraag van betrokkene, met de beslissing van HRB-Civ wordt bezorgd aan de

dienst van betrokkene en aan betrokkene zelf.

505. Geldelijke bepalingen

De dienstvrijstelling eindeloopbaan wordt bezoldigd.

506. Administratieve en sociale bepalingen

De dienstvrijstelling eindeloopbaan wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

507. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens een dienstvrijstelling eindeloopbaan toegestaan.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 217 / 283

DEEL IV TIJDELIJKE AMBTSONTHEFFING EN

LOOPBAANONDERBREKING

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 218 / 283

Hoofdstuk 1 - Tijdelijke ambtsontheffing wegens persoonlijke aangelegenheden

(TAPA) – Militair personeel

101. Toepassingsgebied1

a. Algemeen

Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader2 die in periode van

vrede "in werkelijke dienst" zijn.

b. Uitzonderingen

In afwijking van vorig lid is dit hoofdstuk niet van toepassing op:

(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,

om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de

categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;

(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als

aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere

personeelscategorie (sociale promotie);

(3) de aanvullingsofficieren en –onderofficieren die werden aanvaard, om een vorming te

volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen

(overgang);

(4) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens

beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het

gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om

te worden opgenomen als als aanvullingsberoepsofficier;

(5) de militairen korte termijn met minder dan één jaar werkelijke dienst3;

(6) de kandidaat–militairen4;

(7) de militairen die zich in de deelstand “in operationele inzet” bevinden of die op

preadvies gesteld zijn effectief deel uitmaken van een detachement dat zich

voorbereidt met het oog op deze inzet of in geval van mobilisatie5.

102. Algemeen 6

a. Aanvraag

De in Par 101 vermelde militairen kunnen op ieder ogenblik tijdens hun loopbaan een aanvraag

tot TAPA indienen.

b. Bevoegdheden

Een TAPA wordt toegestaan of geweigerd door de MOD. Een TAPA voor de militairen korte

termijn wordt echter toegestaan of geweigerd door de directeur-generaal HR7.

1 A16-B1, Art 14 en 15 - A16-B50, Art 44 - A16-B60, Art 10bis - A16-D1, Art 16, 17, en 71 - A16-E1, Art 10, 11 en 20nonies - A16-

X1, Art 16 en 17 A16-G1, Art 47 2 Deel I, Par 101.a.(1) 3 A16-X1, Art17, eerste lid 1° X-20, Art 15 4 Deel I, Par 101.a.(3), A16, G1, Art 95 5 A16-B1, Art 14bis, § 1 -A16-D1, Art 16bis - A16-E1, Art 10bis G1, Art 46- A16-X1, Art 17, § 2 6 A16-B1, Art 15 - A16-D1, Art 17 - A16-E1, Art 11G1, Art 47- A16-X1, Art 17, § 1 7 A16-X1, Art 17, § 1er, 2°

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 219 / 283

De minister kan een aanvraag van tijdelijke ambtsontheffing op aanvraag van een militair

weigeren wegens encadreringsbehoeften om de goede werking en de continuïteit van de

Krijgsmacht te garanderen.

c. Duur

Elke tijdelijke ambtsontheffing of elke verlenging wordt aangevraagd voor een aantal

maanden, met een minimum van 3 tot een maximum van 12. duur van drie zes, negen of twaalf

maanden.

d. Uitzonderingen1

(1) De militair die een post uitoefent waarvoor een specifiek en zeldzaam

competentieprofiel vereist is kan geen TAPA bekomen. Evenwel, om gemotiveerde

uitzonderlijke persoonlijke redenen kan de militair een aanvraag indienen bij de minister

om een TAPA te bekomen. Deze TAPA duurt drie maanden.

(2) De militair die geaffecteerd is in een internationaal of intergeallieerd organisme kan

een TAPA bekomen van de minister voor zover de aanvraag gemotiveerd is door

uitzonderlijke persoonlijke redenen die door de Dir Gen HR worden beoordeeld. Deze

TAPA duurt drie maanden en kan slechts één keer worden toegekend.

e. Uitzonderlijke redenen

Behoudens uitzonderlijke redenen waarover de MOD oordeelt, en zonder dat deze de duur

van zesendertig maanden overschrijdt, mag de globale duur van alle afzonderlijke periodes

TAPA tijdens de loopbaan van de militair een totaal van twaalf maanden niet overschrijden2.

f. Militairen EVMI korte termijn

De militairen EVMI korte termijn kunnen slechts éénmalig en voor een termijn van drie

kalendermaanden van een TAPA genieten indien3:

(1) zij minstens één jaar werkelijke dienst in hun categorie van personeel korte termijn

BDL vervuld hebben zij hun vormingscyclus beëindigd hebben;

(2) de aanvraag gemotiveerd is door uitzonderlijke sociale redenen die, door de directeur-

generaal HR moeten worden beoordeeld.

103. Aanvang en beëindiging van een TAPA4

a. Aanvang

Een TAPA begint steeds op de eerste kalenderdag van de maand, behalve indien er tijdelijke

ambtsontheffingen zonder onderbreking voorafgaan waarvan een TAGEZINSR die niet op de

laatste dag van een maand beëindigd wordt.

Indien de aanvraag door de minister wordt aanvaard, heeft de TAPA uitwerking ten laatste

drie maanden na de datum van indienen van de aanvraag, behalve indien de betrokken militair

zelf een latere uitwerking vraagt dan de voornoemde drie maanden.

Indien het dienstbelang het vereist teneinde de operationele capaciteiten van de

Krijgsmacht te vrijwaren kan de minister evenwel een latere datum bepalen, maar ten

laatste negen maanden na de datum van indienen van de aanvraag voor de officieren en zes

1 A16-G1, Art 46 2 A16-G1, Art 47 3 A16-X1, Art 17, § 1, 2°A16-X10, Art 40 4 A16-B1, Art 14bis & 15 - A16-D1, Art 16bis & 17 - A16-E1, Art 10bis & 11 G1, Art 46 en Art 47 - A16-X1, Art 17, § 2

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 220 / 283

maanden na de datum van indienen van de aanvraag voor de onderofficieren en de

vrijwilligers.

b. Beëindiging

Beëindiging van een TAPA door de militaire overheden:

(1) de toegekende TAPA eindigt automatisch zonder opzegging in periode van oorlog, of in

geval van mobilisatie;

(2) in periode van crisis of van vrede kan, behalve voor de militairen korte termijn , een

TAPA worden ingetrokken geschorst, in uitzonderlijke gevallen en voor zover de

personeelsbehoefte op geen enkele andere manier kan worden ingevuld:

(a) in geval van operationele inzet,

(b) in geval van preadvies voorbereiding met het oog op deze inzet.

c. Voortijdige heropname

De militair mag zijn aanvraag om voortijdig heropgenomen te worden in de getalsterkte

indienen wanneer hij dat wenst. Hij zal echter ten vroegste kunnen worden heropgenomen in

de getalsterkte na drie maanden TAPA.

104. Aanvraagprocedures

a. TAPA

(1) De militair dient de aanvraag in aan de hand van een Mod B (één exemplaar). Om de

aandacht van de aanvrager te vestigen op de tijdelijke aard van een TAPA zal er op het

Mod B de volgende verklaring worden vermeld: “Ik besef dat de tijdelijke

ambtsontheffing geen recht opent op een later ontslag”.

(2) Teneinde de TAPA te kunnen laten ingaan op de gevraagde begindatum moet de

aanvraag minimum drie kalendermaanden vóór de gewenste begindatum worden

ingediend en moet het Mod B de telefoonnummers (militair en privé) van betrokkene

vermelden.

(3) Ten laatste tien werkdagen na het indienen door de aanvrager verstuurt de eenheid het

Mod B via de korpscommandant naar HRB.

(4) Elke aanvraag moet verstuurd worden naar HRB, zelfs indien de bovengenoemde termijn

van drie kalendermaanden niet werd gerespecteerd.

(5) Elk ongunstig advies moet worden gemotiveerd in rechte en in feite.

b. Voortijdige heropname in de getalsterkte op aanvraag van de militair

(1) De militair dient de aanvraag in aan de hand van een Mod B (één exemplaar). Indien zijn

eenheid “administratief niet-organiek” is, zal de aanvraag drie gewenste plaatsen of

eenheden van tewerkstelling in dalende volgorde van voorkeur vermelden.

(2) De aanvraag dient acht weken vóór de datum van de gewenste heropname in de

getalsterkte toe te komen bij HRB.

c. Heropname in de getalsterkte bij het beëindigen van de voorziene termijn

(1) De militair die drie maanden met TAPA was, hoeft geen aanvraag tot heropname in de

getalsterkte te doen, omdat hij automatisch terug overgaat naar zijn organieke

eenheid.

(2) De militair die langer dan drie maanden met TAPA was, dient de aanvraag in aan de hand

van een Mod B (één exemplaar). Dit Mod B vermeldt in dalende volgorde van voorkeur

drie gewenste plaatsen of eenheden van tewerkstelling.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 221 / 283

(3) De aanvraag wordt ingediend bij zijn “administratief niet-organieke” eenheid ten

laatste één maand vóór het einde van zijn TAPA.

(4) Ten laatste tien werkdagen na het indienen door de aanvrager verstuurt de eenheid het

Mod B via de korpscommandant naar HRB.

(5) Elk ongunstig advies moet worden gemotiveerd in rechte en in feite.

d. Aanvragen andere maatregelen

Andere maatregelen kunnen op het einde of tijdens de TAPA door betrokkene gesolliciteerd

worden (bij wijze van voorbeeld: ontslag, verbreking van de dienstneming of

wederdienstneming, pensioen, verlenging TAPA, andere tijdelijke ambtsontheffing, specifiek

verlof, …). De aanvragen zullen volgens de vigerende richtlijnen voor die maatregelen

ingediend worden (in principe per Mod B opgemaakt door de administratieve eenheid in een

exemplaar en met het in acht nemen van de termijnen voorzien in de instructies en

reglementen).

105. Betekening van de beslissing

a. Algemeen

Van zodra HRB kennis heeft genomen van de beslissing van de MOD brengt zij de volgende

personen en diensten hiervan op de hoogte:

(1) de eenheid, administratieve of toekomstige eenheid van betrokkene;

(2) BFA-R;

(3) HRA-E/N.

Het is de (administratieve) eenheid die belanghebbende op de hoogte stelt van de genomen

beslissing.

b. Mod B

Het Mod B met de beslissing van de MOD wordt door HRB bezorgd aan de (administratieve)

eenheid. Betrokkene moet het dateren en tekenen ‘voor gezien’ en aansluitend wordt het

geklasseerd in zijn persoonlijk dossier.

c. Bevestiging

De beslissing wordt bevestigd op het wijzigingsrapport personeel.

106. Administratieve bepalingen

a. Eenheid

Indien de TAPA drie maanden duurt blijven de militairen deel uitmaken van hun

oorspronkelijke eenheid. Indien de TAPA langer is dan drie maanden gaan de militairen

administratief (NO) over naar Bn HK Def St (NO).

b. Adminstratieve stand

Tijdens de TAPA bevindt de militair zich in de stand “non-activiteit”1.

c. Adminstratieve toestand gedurende de ganse duur van de TAPA:

(1) blijft de militair onderworpen aan de militaire rechtspraak strafwetten en aan de

krijgstucht;2

1 A16-Q1, Art 6, 1 G1, Art 189, eerste lid 2 A16-B1, Art 19 - A16-D1, Art 21 - A16-E1, Art 15 G1, Art 45, tweede lid

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 222 / 283

(2) kan de militair niet in de hogere graad worden benoemd;1

(3) kan er geen verlof of dienstontheffing worden toegekend;2

(4) is het hem verboden zijn diensten te verlenen, onder welke vorm ook, noch aan een

vreemd leger, noch aan een militie, noch aan om het even welke publieke of private

paramilitaire organisatie;

(5) moet hij iedere officiële verandering van zijn privé adres aan zijn administratieve

eenheid melden;

(6) moet hij de voorschriften van Deel II - Hoofdstuk 1, Par 103 toepassen, indien hij een

deel of de ganse duur van zijn TAPA in het buitenland doorbrengt;

(7) moet hij burgerkledij dragen;

(8) zijn de verplichtingen betreffende het verblijf op het nationaal grondgebied niet van

toepassing3;

(9) wordt de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek of de halftijdse vervroegde

uitstap automatisch geschorst zonder opzegging4.

d. Adminstratieve toestand na een TAPA

Na zijn TAPA wordt betrokkene automatisch heropgenomen in de getalsterkte van zijn

laatste eenheid indien deze "administratief organiek" is. Indien deze eenheid

"administratief niet-organiek" is, moet de betrokken militair ten laatste één maand vóór het

einde van zijn TAPA zijn aanvraag tot affectatie indienen.

107. Geldelijke bepaling5

De TAPA wordt niet bezoldigd.

108. Sociale bepalingen

De periode van TAPA wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van:

de anciënniteit in de graad;

het rust- of overlevingspensioen.

109. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit6

De militair mag tijdens een TAPA een bijkomende activiteit uitoefenen. (geen toelating nodig)

110. Specifieke voorschriften voor de korpscommandanten

a. Informatie

De korpscommandant informeert de militairen voor die met TAPA vertrekken over de

volgende punten:

(1) de administratief niet-organieke eenheid, waarvoor hij zal worden aangewezen indien de

TAPA meer dan drie maanden duurt;

(2) de verplichting deze eenheid op de hoogte te houden van elke verandering van zijn

officieel privé-adres gedurende zijn afwezigheid;

1 A16-B1, Art 45 - A16-D1, Art 40, § 1 - A16-E1, Art 8, § 1er G1, Art 65, §1 2 A16-D3, Art 79 - A16-E3, Art 43 3 A16-Z5, Art 1, § 4 4 Deel V, Par 103.b. en 203.b. 5 Wet van 20 Mei 94 (BIP A-083-1), Art 3, § 1 6 A16- Z1, Art 18 tot Art 20 G1, Art 48 en Art 176

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 223 / 283

(3) contact op te nemen met deze eenheid, tenminste drie kalendermaanden vóór het einde

van zijn tijdelijke ambtsontheffing, om de eenheid te informeren in verband met zijn

voornemens.

b. Verstrijken van een TAPA

Indien bij het verstrijken van een TAPA de beslissing van de MOD ingevolge een laattijdige

aanvraag (verlenging, ontslag of een andere maatregel) niet genomen is, zal de

korpscommandant van de administratieve eenheid erop toezien dat de betrokken militair de

werkelijke actieve dienst herneemt.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 224 / 283

Hoofdstuk 2 - Tijdelijke ambtsontheffing wegens loopbaanonderbreking (TALO) –

Militair personeel

201. Toepassingsgebied 1

a. Algemeen

Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader2 die in periode van

vrede "in werkelijke dienst" zijn.

b. Uitzonderingen

In afwijking van vorig lid is dit hoofdstuk niet van toepassing op:

(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,

om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de

categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;

(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als

aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere

personeelscategorie (sociale promotie);

(3) de aanvullingsofficieren en –onderofficieren die werden aanvaard, om een vorming te

volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen

(overgang);

(4) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens

beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het

gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om

te worden opgenomen als als aanvullingsberoepsofficier;

(5) de militairen korte termijn BDL3;

(6) op de militairen die zich in de deelstand “in operationele inzet” bevinden of die op

preadvies gesteld zijn effectief deel uitmaken van een detachement dat zich

voorbereidt met het oog op deze inzet of in geval van mobilisatie4.

202. Algemeen 5

a. Aanvraag

De in Par 201 vermelde militairen kunnen op ieder ogenblik tijdens hun loopbaan een aanvraag

tot TALO indienen.

Het verkrijgen van TALO door een kandidaat-militair kan echter leiden tot de definitieve

mislukking indien dit niet toelaat de vorming te vervolmaken binnen de voorziene termijnen,

vermits er geen uitstel van de vorming kan worden toegestaan.

b. Bevoegdheid

Een TALO wordt toegestaan of geweigerd door de MOD.

De minister kan een aanvraag weigeren wegens encadreringsbehoeften om de goede werking

en de continuïteit van de Krijgsmacht te garanderen.

1 A16-B1, Art 14 - A16-B50, Art 44 - A16-B60, Art 10bis - A16-D1, Art 16, Art 43 en Art 71 - A16-E1, Art 10 & 20 nonies G1, Art

48 45 en Art 60 2 Deel I, Par 101.a.(1) 3 A16, X 1, Art 16 X-20, Art 13 4 A16, B1, Art 14bis - A16-D1, Art 16bis - A16-E1, Art 10bis G1, Art 46 5 A16-B1, Art 15bis - A16-D1, Art 17bis - A16-E1, Art 11bis G1, Art 48

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 225 / 283

c. Duur

(1) Elke TALO of elke verlenging ervan wordt aangevraagd voor een aantal maanden, met

een minimum van 3 tot een maximum van 12. duur van drie zes, negen of twaalf maanden.

(2) Behoudens uitzonderlijke redenen waarover de MOD oordeelt, mag de globale duur van

alle periodes loopbaanonderbrekingen tijdens de loopbaan van de militair, een totaal van

36 maanden niet overschrijden.

d. Uitzonderingen1

(1) De militair die een post uitoefent waarvoor een specifiek en zeldzaam

competentieprofiel vereist is kan geen TALO bekomen. Evenwel, om gemotiveerde

uitzonderlijke persoonlijke redenen kan de militair een aanvraag indienen bij de minister

om een TALO te bekomen. Deze TALO duurt drie maanden.

(2) De militair die geaffecteerd is in een internationaal of intergeallieerd organisme kan

een TALO bekomen van de minister voor zover de aanvraag gemotiveerd is door

uitzonderlijke persoonlijke redenen die door de Dir Gen HR worden beoordeeld. Deze

TALO duurt drie maanden en kan slechts één keer worden toegekend.

203. Aanvang en beëindiging van een TALO 2

a. Aanvang

Een TALO begint steeds op de eerste kalenderdag van de maand, behalve indien er tijdelijke

ambtsontheffingen zonder onderbreking voorafgaan waarvan een TAGEZINSR die niet op de

laatste dag van een maand beëindigd wordt. behalve als hij onmiddellijk aansluit op een

TAGEZINSR.

Indien de aanvraag door de minister wordt aanvaard, heeft deze uitwerking ten laatste drie

maanden na de datum van indienen van de aanvraag, behalve indien de betrokken militair zelf

een latere uitwerking vraagt dan de voornoemdedrie maanden.

Indien het dienstbelang het vereist teneinde de operationele capaciteiten van de

Krijgsmacht te vrijwaren kan de minister evenwel een latere datum bepalen, maar ten

laatste negen maanden na de datum van indienen van de aanvraag voor de officieren en zes

maanden na de datum van indienen van de aanvraag voor de onderofficieren en de

vrijwilligers.

b. Beëindiging van een TALO door de militaire overheid:

(1) de toegekende TALO eindigt automatisch zonder opzegging in periode van oorlog of in

geval van mobilisatie;

(2) in periode van crisis of van vrede kan een TALO worden ingetrokken geschorst in

uitzonderlijke gevallen en voor zover de personeelsbehoefte op geen enkele andere

manier kan worden ingevuld:

(a) in geval van operationele inzet;

(b) in geval van preadvies voorbereiding met het oog op operationele inzet.

c. Voortijdige heropneming

Van zodra de militair drie maanden met TALO is, mag hij aanvragen om voortijdig

heropgenomen te worden in de getalsterkte.

1 A16-G1, Art 46 2 A16-B1, Art 15bis - A16-D1, Art 17bis - A16-E1, Art 11bis G1, Art 48

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 226 / 283

204. Aanvraagprocedures

a. TALO

(1) De militair dient de aanvraag in aan de hand van een Mod B (één exemplaar). Om de

aandacht te trekken van de aanvrager op de tijdelijke aard van een TALO zal er op het

Mod B de volgende verklaring vermeld worden: “Ik besef dat de tijdelijke

ambtsontheffing geen recht opent op een later ontslag”.

(2) Teneinde een tijdig toekennen van de gewenste begindatum mogelijk te maken, dient de

aanvraag tot TALO minimum drie kalendermaanden vóór de gewenste begindatum te

worden ingediend. Het Mod B dient de telefoonnummers (militair en privé) van

betrokkene te vermelden.

(3) Ten laatste tien werkdagen na het indienen door de aanvrager, verstuurt de eenheid het

Mod B via de korpscommandant rechtstreeks naar HRB.

(4) Elke aanvraag moet worden verstuurd naar HRB, zelfs indien de bovengenoemde termijn

van drie kalendermaanden niet werd gerespecteerd.

b. Uitoefenen van een beroepsactiviteit tijdens de TALO

(1) Het al dan niet uitoefenen van een beroepsactiviteit tijdens de loopbaanonderbreking

dient te worden medegedeeld op het Mod B waarmee de TALO wordt aangevraagd.

Tevens moet hierbij het sociaal statuut (zelfstandige - onbezoldigd of bezoldigd

werknemer), waaronder deze beroepsactiviteit zal worden uitgeoefend, worden

vermeld.

(2) Tijdens de loopbaanonderbreking dient iedere verandering aan deze gegevens, met

duidelijke vermelding van de datum waarop de verandering ingaat, met een aangetekend

schrijven worden gemeld aan:

DG HR

HRB

Kwartier Koningin Astrid

Bruynstraat

1120 BRUSSEL

(a) Een kopie van dit schrijven wordt door HRB overgemaakt aan:

(b) de administratieve eenheid (bestemd voor het persoonlijk dossier van betrokkene);

(c) HRA-E/N;

(d) BFA-R.

c. Voortijdige heropname in de getalsterkte op aanvraag van de militair

(1) De militair dient de aanvraag in aan de hand van een Mod B (één exemplaar) en vermeldt

hierbij drie gewenste plaatsen of eenheden van tewerkstelling in dalende volgorde van

voorkeur.

(2) De aanvraag dient acht weken vóór de datum van de gewenste heropname in de

getalsterkte toe te komen bij HRB.

d. Heropname in de getalsterkte bij het beëindigen van de voorziene termijn

(1) De militair die drie maanden met TALO was, hoeft geen aanvraag tot heropname in de

getalsterkte te doen, vermits hij automatisch terug overgaat naar zijn organieke

eenheid.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 227 / 283

(2) De militair die langer dan drie maanden met TALO was, dient de aanvraag in aan de hand

van een Mod B (één exemplaar) met de vermelding van drie gewenste plaatsen of

eenheden van tewerkstelling in dalende volgorde van voorkeur.

(3) De aanvraag wordt ingediend bij zijn “administratief niet-organieke” eenheid, ten

laatste één maand vóór het einde van zijn TALO.

(4) Ten laatste tien werkdagen na het indienen door de aanvrager, verstuurt de eenheid het

Mod B via de korpscommandant naar HRB.

(5) Elk ongunstig advies moet worden gemotiveerd in rechte en in feite.

e. Aanvragen tot ontslag, verbreking van dienst- en wederdienstneming of pensioen

De eventuele aanvragen tot ontslag, verbreking van dienst- en wederdienstneming of

pensioen worden ingediend en behandeld zoals beschreven in Par 204.a.

205. Betekening van de beslissing

a. Betekening

Van zodra HRB kennis heeft genomen van de beslissing van de MOD, brengt zij de volgende

personen en diensten hiervan op de hoogte:

(1) de (administratieve) eenheid van betrokkene;

(2) BFA-R;

(3) HRA-E/N.

Het is de (administratieve) eenheid die belanghebbende op de hoogte stelt van de genomen

beslissing.

b. Mod B

Het Mod B met de beslissing van de MOD wordt door HRB bezorgd aan de (administratieve)

eenheid. Betrokkene moet het dateren en tekenen ‘voor gezien’ en aansluitend wordt het

geklasseerd in zijn persoonlijk dossier.

c. Bevestiging

De beslissing wordt bevestigd op het wijzigingsrapport personeel.

206. Administratieve bepalingen

a. Eenheid

Indien de TALO drie maanden duurt, blijven de militairen deel uitmaken van hun

oorspronkelijke eenheid. Indien de TALO langer is dan drie maanden gaan de militairen

administratief (NO) over naar Bn HK Def St (NO).

b. Adminstratieve stand

Tijdens de TALO bevindt de militair zich in de stand “non activiteit”.1

c. Adminstrative toestand gedurende de ganse duur van de TALO:

(1) blijft de militair onderworpen aan de militaire rechtspraak strafwetten en aan de

krijgstucht2;

(2) kan de militair niet in de hogere graad worden benoemd;

(3) kan er geen verlof of dienstontheffing worden toegekend1;

1 A16-Q1, Art 6 Q1, Art 5 G1, Art 189 2 A16-B1, Art 19 - A16-D1, Art 21 - A16-E1, Art 15G1, Art 45

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 228 / 283

(4) is het hem verboden zijn diensten te verlenen, onder welke vorm ook, noch aan een

vreemd leger, noch aan een militie, noch aan om het even welke publieke of private

paramilitaire organisatie;

(5) moet hij iedere officiële verandering van zijn privaat adres aan zijn administratieve

eenheid melden;

(6) moet hij de voorschriften van Deel II - Hoofdstuk 1, Par 103 toepassen indien hij een

deel of de ganse duur van zijn TALO in het buitenland doorbrengt;

(7) moet hij burgerkledij dragen;

(8) moet hij ambtshalve en zonder verwijl aan zijn administratieve eenheid elke

gebeurtenis melden die zijn administratieve en geldelijke toestand zou kunnen

beïnvloeden;

(9) zijn de verplichtingen betreffende het verblijf op het nationaal grondgebied niet van

toepassing;2

(10) wordt de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek of de halftijdse vervroegde

uitstap automatisch geschorst zonder opzegging3.

d. Adminstratieve toestand na een TALO

Na zijn TALO wordt betrokkene automatisch heropgenomen in de getalsterkte van zijn

laatste eenheid indien deze "administratief organiek" is. Indien deze eenheid

"administratief niet-organiek" is, moet de betrokken militair ten laatste één maand vóór het

einde van zijn TALO zijn aanvraag tot affectatie indienen.

207. Geldelijke bepalingen 4

De TALO wordt niet bezoldigd.

De militair met TALO kan niettemin aanspraak maken op een geïndexeerde

onderbrekingsuitkering5.

208. Sociale bepalingen

a. Militair rustpensioen en overlevingspensioen

De perioden van TALO worden in aanmerking genomen voor de berekening van het militaire

rustpensioen en van het overlevingspensioen6 en worden beschouwd als werkelijke diensttijd

in de graad voor de berekening van het militaire rustpensioen7 overeenkomstig de hierna

volgende bepalingen:

(1) de eerste 12 maanden tellen automatisch voor 100%;

(2) de volgende maanden tellen enkel voor de perioden waarvoor de militair een persoonlijke

bijdrage heeft gestort van 7,5% van de brutowedde, die hij zou genoten hebben indien

hij in dienst was gebleven.

1 A16-D3, Art 79 - A16-E3, Art 43 2 A16-Z5, Art 1, § 4 3 Deel V, Par 103.b. en 203.b. 4 BIP A-083-1, Art 3, § 3bis 5 DGHR-GID-TOELAND-002 6 SIS, C 630 7 SIS, C 500

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 229 / 283

Opmerking

(i) Deze storting is niet vereist voor de perioden waarin de militair of zijn

echtgenoot die onder hetzelfde dak woont, kinderbijslag ontvangt voor een

kind dat minder dan 6 jaar oud is.

(ii) Wanneer een militair een betaalde beroepsactiviteit als werknemer of

zelfstandige uitoefent, dan bouwt hij pensioenrechten op in het stelsel van

de werknemers of van de zelfstandigen.

De storting is enkel vereist als betrokkene wenst rechten op te bouwen in

het stelsel van de militairen.

b. Valorisatie pensioenrechten

Teneinde de pensioenrechten te valoriseren zal BFA/R de betrokken militair, van zodra hij

met TALO is, een gepersonaliseerde brief toesturen. Hierin staan alle nodige informatie en

de te volgen procedure vermeld.

Informatie en de te volgen procedure door de betrokken militair:

(1) Het eerste jaar TALO telt automatisch mee voor de berekening van het pensioen en

moet de betrokken militair hiervoor niks doen. Indien de betrokken militair wenst dat

ook de perioden TALO die dit jaar overschrijden in aanmerking worden genomen voor de

berekening van het pensioen MOET de betrokken militair hiertoe vooreerst een

verbintenis aangaan bij BFA-R.

(2) Bovendien MOET de betrokken militair, vóór 31 Dec van het jaar dat volgt op de periode

TALO (dus bvb. voor 31 Dec 05 indien de betrokken militair in 2004 een TALO heeft

genoten, die hetzij nog steeds loopt hetzij al beëindigd is), de nodige stortingen

verricht hebben. Deze stortingen bedragen 7,5 % van de wedde die de betrokken

militair zou genoten hebben indien hij geen TALO zou genomen hebben.

(3) Indien de betrokken militair evenwel een kind van minder dan 6 jaar ten laste heeft op

het ogenblik van de TALO dan kan maximum 48 maanden TALO(R) gratis in aanmerking

genomen worden voor de berekening van het pensioen MAAR MOET de betrokken

militair de aanvraag toch doen voor 31 Dec van het jaar dat volgt op de periode TALO.

(4) Indien de betrokken militair dit niet doet, heeft dit tot gevolg dat deze jaren NIET in

aanmerking komen voor de berekening van het militair rustpensioen en het

overlevingspensioen. Dit kan en zal in het merendeel van de gevallen een invloed hebben

op het bedrag van deze pensioenen alsook op het bedrag (wedde en toelage) dat de

betrokken militair tijdens een eventuele disponibiliteit zal ontvangen.

209. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit 1

a. Betrekking, beroep of bezigheid

De militair met TALO mag noch zelf, noch door tussenpersonen enige betrekking, beroep of

bezigheid uitoefenen, zowel in de openbare als in de privé-sector, tenzij:

(1) hij daarvoor niet betaald wordt;

1 A16-B1, Art 15bis, § 4 - A16-D1, Art 17bis, § 4 - A16-E1, Art 11bis, § 4 G1, Art 48

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 230 / 283

Opmerking

Daarenboven mag de militair geen enkele opdracht aanvaarden, noch enige dienst

verlenen in een bedrijf met winstoogmerk, zelfs wanneer hij hiervoor niet wordt

betaald.

(2) het een zelfstandige activiteit betreft.

b. Bijkomende beroepsactiviteit toegestaan vóór het begin van de loopbaanonderbreking

De militair met TALO behoudt evenwel het voordeel van een eventuele bijzondere afwijking

voor het uitoefenen van een bijkomende beroepsactiviteit toegestaan ten minste drie

maanden vóór het begin van de loopbaanonderbreking1 en dit volgens de initiële voorwaarden.

Indien de militair zonder toestemming een beroepsactiviteit aanvangt of indien hij zijn

bijkomende activiteit niet uitoefent binnen de voorwaarden en de grenzen van de

toestemming zoals voorzien, dan wordt vanaf dat ogenblik de TALO omgezet in een TAPA2

c. Enkel van toepassing op de officieren

De betrekkingen of activiteiten hierboven bedoeld kunnen in geen geval worden uitgeoefend

in de sector van de productie of van de handel in wapens, munitie en oorlogsmateriaal,

bedoeld in Art 223 Par 1, b. 296, §1 van het Verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van

de Europese Gemeenschap.

210. Specifieke voorschriften voor de korpscommandanten

a. Informatie

De korpscommandant informeert de militair die met TALO vertrekt over de volgende

punten:

(1) de administratief niet-organieke eenheid, waarvoor hij zal worden aangewezen indien de

TALO meer dan drie maanden duurt;

(2) de verplichting deze eenheid op de hoogte te houden van elke verandering van zijn

officieel privéadres gedurende zijn afwezigheid;

(3) contact op te nemen met deze eenheid, tenminste drie kalendermaanden vóór het einde

van zijn TALO, om de eenheid te informeren in verband met zijn voornemens.

b. Verstrijken van een TALO

Indien bij het verstrijken van een TALO, de beslissing van de MOD ingevolge een laattijdige

aanvraag (verlenging, ontslag of een andere maatregel) niet genomen is, zal de

korpscommandant van de administratieve eenheid erop toezien dat de betrokken militair de

werkelijke dienst herneemt.

1 A16-Z1, Art 19 G1, Art 48 en 176 2 A16-G1, Art 48, § 3, vierde lid

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 231 / 283

Hoofdstuk 3 - Tijdelijke ambtsontheffing wegens gezinsredenen (TAGEZINSR)1 –

Militair personeel

301. Toepassingsgebied 2

a. Algemeen

Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief kader3 die in periode van

vrede "in werkelijke dienst" zijn.

b. Uitzonderingen

In afwijking vorig lid is dit hoofdstuk niet van toepassing op:

(1) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,

om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de

categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;

(2) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als

aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere

personeelscategorie (sociale promotie);

(3) de aanvullingsofficieren en –onderofficieren die werden aanvaard, om een vorming te

volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen

(overgang);

(4) de hulpofficieren die wegens medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of wegens

beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst, geschrapt werden als lid van het

gebrevetteerd varend personeel en die werden aanvaard om een vorming te volgen, om

te worden opgenomen als als aanvullingsberoepsofficier;

(5) de militairen korte termijn

(6) de kandidaat–militairen4;

(7) de militairen die zich in de deelstand “in operationele inzet” bevinden of die op

preadvies gesteld zijn met het oog op deze inzet of in geval van mobilisatie5.

302. Algemeen 6

a. Bevoegdheid

De MOD kan voor zover de dienst het toelaat, een TAGEZINSR toestaan aan de militair die

dit aanvraagt.

De minister kan de aanvraag weigeren wegens encadreringsbehoeften om de goede werking

en de continuïteit van de Krijgsmacht te garanderen.

b. Periode

De TAGEZINSR wordt toegestaan voor een periode van ten hoogste twee jaar per kind. Zij

eindigt hoe dan ook wanneer het kind de leeftijd van drie jaar bereikt.

1 A16- V1, Art 54 G1, Art 49 2 A16-B1, Art 14 - A16-B50, Art 44 - A16-B60, Art 10bis - A16-D1, Art 16, Art 43 en Art 71 - A16-E1, Art 10 & 20 nonies G1, Art

45 & Art 189 A16-X2, Art 30 3 Deel I, Par 101.a.(1) 4 Deel I, Par 101.a.(3), A16, G1, Art 95 5 A16-B1, Art 14bis, § 1 -A16-D1, Art 16bis - A16-E1, Art 10bis G1, Art 46- A16-X1, Art 17, § 2 6 A16- V1, Art 54 G1-Art 49

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 232 / 283

c. Mindervalide kind

De maximumduur van deze TAGEZINSR wordt op vier jaar gebracht en eindigt uiterlijk

wanneer het kind de leeftijd van zes jaar bereikt, indien het kind mindervalide is en voldoet

aan de voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op de kinderbijslag met toepassing van

artikel 47 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders.

d. Tijdelijke ambtsontheffing

De TAGEZINSR wordt niet in aanmerking genomen voor het bepalen van de maximumduur

van de tijdelijke ambtsontheffing.

e. Beide ouders militair

Wanneer vader en moeder beiden militair van het actief kader zijn, kan de TAGEZINSR

verdeeld worden over beide ouders. De ouders kunnen deze tijdelijke ambtsontheffing niet

gelijktijdig nemen.

303. Aanvang en beëindiging van een TAGEZINSR

a. Aanvang

Een TAGEZINSR begint steeds de eerste dag van de maand.

Indien de aanvraag door de minister wordt aanvaard, heeft deze uitwerking ten laatste drie

maanden na de datum van indienen van de aanvraag, behalve indien de betrokken militair zelf

een latere uitwerking vraagt dan de voornoemde drie maanden.

b. Einde

Een TAGEZINSR zal ten laatste eindigen de vooravond van de derde verjaardag van het

kind.

c. Beëindiging of schorsing van een TAGEZINSR door de militaire overheden

(1) de toegekende TAGEZINSR eindigt automatisch zonder opzegging in periode van

oorlog, of in geval van mobilisatie;

(2) in periode van crisis of van vrede kan een TAGEZINSR worden geschorst, in

uitzonderlijke gevallen en voor zover de personeelsbehoefte op geen enkele andere

manier kan worden ingevuld:

(a) in geval van operationele inzet,

(b) in geval van voorbereiding met het oog op deze inzet.

d. Vroegtijdige beëindiging op aanvraag van de militair

De militair kan op eigen aanvraag een TAGEZINSR vroegtijdig beëindigen. Deze aanvraag

moet minstens één maand op voorhand worden ingediend 1.

304. Aanvraagprocedures

a. TAGEZINSR

(1) De militair dient de aanvraag in aan de hand van een Mod B (één exemplaar). Om de

aandacht te trekken van de aanvrager op de tijdelijke aard van een TAGEZINSR, wordt

er op het Mod B de volgende verklaring vermeld: “Ik besef dat de tijdelijke

ambtsontheffing geen recht opent op een later ontslag”.

1 A16- V1, Art 54 G1-Art 49

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 233 / 283

(2) Teneinde de TAGEZINSR te kunnen laten ingaan op de gevraagde begindatum, moet de

aanvraag minimum drie kalendermaanden vóór de gewenste begindatum worden

ingediend. Het Mod B dient de telefoonnummers (militair en privé) van betrokkene te

vermelden.

(3) Ten laatste tien werkdagen na het indienen door de aanvrager verstuurt de eenheid het

Mod B via de korpscommandant rechtstreeks naar HRB.

(4) Elke aanvraag moet verstuurd worden naar HRB, zelfs indien de bovengenoemde termijn

van drie kalendermaanden niet werd gerespecteerd.

b. Voortijdige heropname in de getalsterkte op aanvraag van de militair

(1) De militair dient de aanvraag in aan de hand van een Mod B (één exemplaar) en vermeldt

DRIE gewenste plaatsen of eenheden van tewerkstelling in dalende volgorde van

voorkeur.

(2) De aanvraag dient één maand vóór de datum van de gewenste heropname in de

getalsterkte toe te komen bij HRB.

c. Heropname in de getalsterkte bij het beëindigen van de voorziene termijn

(1) De militair die drie maanden met TAGEZINSR was, hoeft geen aanvraag tot heropname

in de getalsterkte te doen, omdat hij automatisch terug overgaat naar zijn organieke

eenheid.

(2) De militair die langer dan drie maanden met TAGEZINSR was, dient de aanvraag in aan

de hand van een Mod B (één exemplaar) met de vermelding van drie gewenste plaatsen

of eenheden van tewerkstelling in dalende volgorde van voorkeur.

(3) De aanvraag wordt ingediend bij zijn “administratief niet-organieke” eenheid, ten

laatste één maand vóór het einde van zijn TAGEZINSR.

(4) Ten laatste tien werkdagen na het indienen door de aanvrager, verstuurt de eenheid het

Mod B via de korpscommandant naar HRB.

(5) Elk ongunstig advies moet worden gemotiveerd in rechte en in feite.

305. Betekening van de beslissing

a. Betekening

Van zodra HRB kennis heeft genomen van de beslissing van de MOD, brengt zij de volgende

diensten hiervan op de hoogte:

(1) de (administratieve) eenheid van betrokkene;

(2) BFA-R;

(3) HRA-E/N.

Het is de (administratieve) eenheid die belanghebbende op de hoogte stelt van de genomen

beslissing.

b. Mod B

Het Mod B met de beslissing van de MOD, wordt door HRB bezorgd aan de (administratieve)

eenheid. Betrokkene moet het dateren en tekenen ‘voor gezien’ en aansluitend wordt het

geklasseerd in zijn persoonlijk dossier.

c. Bevestiging

De beslissing wordt bevestigd op het wijzigingsrapport personeel.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 234 / 283

306. Administratieve bepalingen

a. Eenheid

Indien de TAGEZINSR drie maanden duurt, blijven de militairen deel uitmaken van hun

oorspronkelijke eenheid. Indien de TAGEZINSR langer is dan drie maanden gaan de

militairen administratief (NO) over naar Bn HK Def St (NO).

b. Administrative stand

Tijdens de TAGEZINSR bevindt de militair zich in de stand "non-activiteit".1

c. Administratieve toestand gedurende de ganse duur van de TAGEZINSR:

(1) blijft de militair onderworpen aan de militaire rechtspraak strafwetten en aan de

krijgstucht2;

(2) kan de militair niet in de hogere graad worden benoemd3;

(3) kan er geen verlof of dienstontheffing worden toegekend4;

(4) wordt de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek of de halftijdse vervroegde

uitstap automatisch en zonder opzegging geschorst 5;

(5) is het hem verboden zijn diensten te verlenen, onder welke vorm ook, noch aan een

vreemd leger, noch aan een militie, noch aan om het even welke publieke of private

paramilitaire organisatie;

(6) moet hij iedere officiële verandering van zijn privaat adres aan zijn administratieve

eenheid melden;

(7) moet hij de voorschriften van Deel II Hoofdstuk 1, Par 103 toepassen, indien hij een

deel of de ganse duur van zijn TAGEZINSR in het buitenland doorbrengt;

(8) moet hij burgerkledij dragen.

d. Administratieve toestand na een TAGEZINSR

Na zijn TAGEZINSR wordt betrokkene automatisch heropgenomen in de getalsterkte van

zijn laatste eenheid indien deze "administratief organiek" is. Indien deze eenheid

"administratief niet-organiek" is, moet de betrokken militair ten laatste één maand vóór het

einde van zijn TAGEZINSR zijn aanvraag tot affectatie indienen.

307. Geldelijke bepaling 6

De TAGEZINSR wordt niet bezoldigd.

308. Sociale bepalingen

De periode van TAGEZINSR wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van:

de anciënniteit in de graad;

het rust- en overlevingspensioen.

1 A16-Q1, Art 6 G1, Art 189 2 A16-B1, Art 19 - A16-D1, Art 21 - A16-E1, Art 15 G1, Art47 3 A16-B1, Art 45, § 1 - A16-D1, Art 40, § 1 - A16-E1, Art 8, § 1G1, Art 65 4 A16-D3, Art 79 - A16-E3, Art 43 5 Deel V, Par 103.b. en 203.b. 6 Wet van 20 Mei 94, Art 3, § 1

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 235 / 283

309. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit 1

Mits een voorafgaande toelating van de MOD mag men tijdens een TAGEZINSR:

a. Openbare of privé-sector

een bezoldigde betrekking, beroep of bezigheid uitoefenen in de openbare of in de privé-

sector;

b. Bedrijf met winstoogmerk

een onbezoldigde opdracht aanvaarden of een onbezoldigde dienst verlenen in een bedrijf

met winstoogmerk.

310. Specifieke voorschriften voor de korpscommandanten

a. Informatie

De korpscommandant zal de militair die met TAGEZINSR vertrekt, informeren over de

volgende punten:

(1) de administratief niet-organieke eenheid, waarvoor hij zal worden aangewezen indien de

TAGEZINSR meer dan drie maanden duurt;

(2) de verplichting deze eenheid op de hoogte te houden van elke verandering van zijn

officieel privéadres gedurende zijn afwezigheid;

(3) contact op te nemen met deze eenheid, tenminste drie kalendermaanden vóór het einde

van zijn tijdelijke ambtsontheffing om de eenheid te informeren in verband met zijn

voornemens.

b. Bij het verstrijken van een TAGEZINSR

Indien bij het verstrijken van een TAGEZINSR, de beslissing van de MOD ingevolge een

laattijdige aanvraag (verlenging, ontslag of een andere maatregel) niet genomen is, zal de

korpscommandant van de administratieve eenheid erop toezien dat de betrokken militair de

werkelijke dienst herneemt.

1 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1 Art 176

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 236 / 283

Hoofdstuk 4 - Afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden -

Burgerpersoneel

401. Toepassingsgebied

a. Algemeen

Dit hoofdstuk is van toepassing op het statutair burgerpersoneel, militaire aalmoezeniers

van het actief kader en de morele consulenten1.

b. Contractuelen

Voor de contractuelen kan mogelijkerwijs, mits de toestemming van HRB-Civ, een schorsing

van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst worden bekomen.

402. Algemeen

a. Bepalingen

Dit hoofdstuk biedt het burgerpersoneelslid de mogelijkheid om een voltijds onbetaald

verlof voor een periode van maximum twee jaar tijdens de hele loopbaan op te nemen. Bij

opsplitsing van deze afwezigheid moet de periode van afwezigheid minimum zes maanden

bedragen.

b. Aanrekening

De periodes van “disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheden”, bekomen in het kader

van de artikelen 16 tot en met 17bis van het koninklijk besluit van 13 november 1967

betreffende de stand disponibiliteit van het rijkspersoneel, worden niet meegerekend voor

de maximale duur van twee jaar “afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke

aangelegenheden”.

403. Aanvraagprocedures

a. Aanvraag

De aanvragen om een afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden of om

verlenging te bekomen moeten noodzakelijk in het bezit zijn van HRB-Civ, ten minste drie

maanden vóór de aanvangsdatum van de overwogen maatregel, tenzij HRB een kortere

termijn aanvaardt.

b. Hernemen van de functies

Op zijn verzoek herneemt de ambtenaar zijn functies voor het einde van de lopende periode

van afwezigheid, op voorwaarde dat de periode van afwezigheid minimum zes maanden heeft

geduurd en behoudens een opzegperiode van drie maanden, tenzij HRB een kortere

opzegperiode aanvaardt.

404. Administrative bepalingen

a. Administratieve stand statutaire ambtenaar

Tijdens de afwezigheid van lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden bevindt de

statutaire ambtenaar zich in de administratieve stand “non-activiteit”.

b. Administratieve stand contractuele ambtenaar

Tijdens een schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst bevindt de

contractuele ambtenaar zich in de administratieve stand “non-activiteit”.

1 KB van 19 Nov 98, Art 113 tot 115

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 237 / 283

c. Jaarlijks vakantieverlof en ziekteverlof

Het jaarlijks vakantieverlof en ziekteverlof wordt evenredig verminderd met de periode van

afwezigheid.

d. Ziekten

De ambtenaar kan zich niet beroepen op ziekten die gedurende de periode van afwezigheid

werd opgelopen.

e. Einde van de afwezigheid

Wanneer de duur van het verlof verstreken is en het betrokken personeelslid langer dan

tien dagen afwezig blijft, wordt hij als ontslaggevend beschouwd.

405. Geldelijke bepaling 1

Het personeelslid, afwezig voor lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden of die een

schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst heeft bekomen, wordt niet bezoldigd en

ontvangt geen wachtgeld.

406. Administratieve en sociale bepalingen

Het personeelslid, afwezig voor lange duur wegens persoonlijke aangelegenheden verliest al zijn

rechten inzake bevorderingen.

407. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit 2

Het uitoefenen van een bijkomende beroepsactiviteit tijdens de afwezigheid voor lange duur

wegens persoonlijke aangelegenheden of tijdens de schorsing van de zijn arbeidsovereenkomst

toegelaten.

1 KB van 19 Nov 98, Art 113 2 KB van 19 Nov 98, Art 115

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 238 / 283

Hoofdstuk 5 - Verlof voor loopbaanonderbreking - Burgerpersoneel

501. Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is enkel van toepassing op het burgerpersoneel van Defensie.

a. Rechthebbenden1: loopbaanonderbreking kan toegekend worden aan:

(1) De rijksambtenaren beneden de klasse A4;

(2) De contractuele personeelsleden;

(3) Het administratief, technisch en wetenschappelijk personeel van het Koninklijk

Legermuseum;

(4) De militaire aalmoezeniers van het actief kader en de morele consulenten;

(5) De repetitoren, taalleraren en eerstaanwezend taalleraren van de KMS;

(6) Het onderwijzend personeel van de KSOO;

(7) Het veiligheidspersoneel van ACOS IS;

(8) De stagiairs hebben enkel recht op loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen en

voor ouderschapsverlof

b. Loopbaanonderbreking kan niet worden toegekend aan:

De docenten, hoogleraren en gewone hoogleraren van de KMS.

502. Algemeen – gewoon stelsel

a. Statutairen

(1) In totaal mag het personeelslid voor heel zijn loopbaan maximum 60 maanden voltijds

onderbreken EN maximum 60 maanden halftijds. De maximumperiode van 60 maanden

waarin het personeelslid zijn loopbaan volledig kan onderbreken, kan op verzoek van het

personeelslid geheel of gedeeltelijk omgezet worden in eenzelfde maximumperiode van

60 maanden waarbinnen halftijdse loopbaanonderbreking kan opgenomen worden.

(2) Het personeelslid bekomt verlof om zijn loopbaan volledig of halftijds te onderbreken

met al dan niet opeenvolgende periodes van ten minste 3 maanden en ten hoogste 12

maanden.

(3) De perioden van halftijdse loopbaanonderbreking, reeds genoten vóór 1 december 1998,

worden niet in aanmerking genomen voor het berekenen van de 60 maanden, evenmin als

de periodes van halftijdse loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken

of om een ziek gezinslid of familielid te verzorgen. Voor de ambtenaren die vanaf 01

Dec 98 hun loopbaan deeltijds hebben onderbroken (ten belope van een kwart of een

derde, zoals tot in 2002 mogelijk was) worden deze periodes van afwezigheid

aangerekend op 72 maanden halftijdse loopbaanonderbreking).

(4) De perioden van voltijdse loopbaanonderbreking vóór 1 december 1998 worden wel

aangerekend: het Max bedraagt dan 72 maanden.

1 KB van 19 Nov 98, Art 116 tot Art 139, Art 152 en 153

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 239 / 283

(5) Er wordt geen rekening gehouden met de perioden van volledige loopbaanonderbreking

voor het verstrekken van palliatieve zorgen, voor het verstrekken van zorgen aan een

ernstig ziek gezinslid of familielid en voor ouderschapsverlof voor het berekenen van de

maximumduur van 60 maanden.

(6) Het personeelslid dat zijn loopbaan onderbreekt mag in het buitenland verblijven. Om

te kunnen genieten van onderbrekingsuitkeringen dient de betrokken ambtenaar echter

over een woonplaats te beschikken in een land behorende tot de Europese Economische

Ruimte of in Zwitserland.

(7) In geval van halftijdse loopbaanonderbreking, worden de prestaties hetzij elke dag

verricht, hetzij volgens een andere verdeling over de week.

(8) Tijdens de periode van halftijdse loopbaanonderbreking, mag de ambtenaar geen

verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid verrichten.

(9) Het adoptieverlof, opvangverlof, moederschapsverlof en vaderschapsverlof stellen een

einde aan de stelsels van de voltijdse en de halftijdse loopbaanonderbreking.

b. Contractuelen

(1) De volledige en halftijdse loopbaanonderbreking zijn een recht voor wie ononderbroken

één jaar bij het departement van Defensie is tewerkgesteld. Andere deeltijdse

loopbaanonderbrekingen zijn eveneens mogelijk.

(2) De duur van een eerste volledige loopbaanonderbreking bedraagt minimum 3 en

maximum 12 maanden per aanvraag. Nadien zijn verlengingen mogelijk. Het recht is

beperkt tot 60 maanden tijdens de loopbaan.

(3) Voor wat betreft de gedeeltelijke onderbreking van de loopbaan moet de voorziene

duur van de vermindering minimum 3 maanden bedragen. Het recht is beperkt tot 60

maanden vóór de leeftijd van 55 jaar. Vanaf die leeftijd (50 jaar in geval van een zwaar

beroep) kan het personeelslid onafgebroken in het stelsel van de deeltijdse

loopbaanonderbreking blijven tot zijn oppensioenstelling. Eens dat een dergelijk

personeelslid het werk toch volledig hervat, wordt zijn recht op loopbaanonderbreking

opnieuw beperkt tot 5 jaar.

(4) Tijdens de gedeeltelijke loopbaanonderbreking kunnen de prestaties van voltijds

tewerkgestelde personeelsleden verminderd worden met 1/2, 1/3, 1/4 of 1/5 van de

prestaties.

(5) Personeelsleden die tewerkgesteld zijn met een deeltijdse arbeidsovereenkomst die ten

minste drie vierden van een voltijdse arbeidsregeling is, kunnen hun prestaties

verminderen tot halftijds.

503. Thematische loopbaanonderbrekingen

a. Loopbaanonderbreking teneinde palliatieve zorgen te verstrekken

Statutairen, stagiairs en contractuelen

(1) Teneinde palliatieve zorgen te verstrekken kan het personeelslid zijn loopbaan geheel

of gedeeltelijk onderbreken voor een periode van één maand, eventueel verlengbaar met

één maand.

(2) Het personeelslid dat om deze reden zijn loopbaan wenst te onderbreken brengt HRB-

Civ hiervan op de hoogte en zorgt voor een attest afgeleverd door de behandelende

geneesheer van de persoon die palliatieve zorg behoeft en waaruit blijkt dat het

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 240 / 283

personeelslid zich bereid verklaart deze palliatieve zorg te verlenen, zonder dat hierbij

de identiteit van de patiënt wordt vermeld.

(3) De onderbreking neemt dan aanvang de eerste dag van de week volgend op die

gedurende dewelke de voormelde mededeling is gebeurd.

(4) De onderbrekingsperiode voor palliatieve zorg wordt niet aangerekend op de 60

maanden waarvan hoger sprake.

(5) In het geval van deeltijdse onderbreking voor palliatieve zorg, kunnen de prestaties

verminderd worden ten belope van 1/2 of 1/5 van de normale prestaties.

b. Loopbaanonderbreking voor het verstrekken van verzorging aan een lid van het gezin of

een familielid tot de tweede graad

Statutairen & contractuelen

(1) Het personeelslid kan zijn loopbaan geheel of gedeeltelijk onderbreken voor het

verstrekken van verzorging aan een lid van het gezin of een familielid tot de tweede

graad die aan een erge ziekte lijdt, voor opeenvolgende periodes van minimum één en

maximum drie maanden.

(2) De totale duur van de periodes van loopbaanonderbreking om deze redenen mag, per

patient, niet hoger zijn dan twaalf maanden tijdens de gehele loopbaan van het

personeelslid. In het geval van deeltijdse onderbreking, mag men het totaal van

vierentwintig maanden, per patient, niet overschrijden.

(3) Het personeelslid dat om deze reden zijn loopbaan wenst te onderbreken brengt

HRB-Civ hiervan op de hoogte en zorgt voor een attest afgeleverd door de

behandelende geneesheer van de persoon die verzorging behoeft en waaruit blijkt dat

het personeelslid zich bereid verklaart deze zorg te verlenen.

(4) De onderbreking neemt een aanvang de eerste dag van de week volgend op die

gedurende welke de aanvraag is verstuurd.

(5) In het geval van deeltijdse loopbaanonderbreking voor het bijstaan in het verlenen van

zorgen, kunnen de prestaties verminderd ten belope van 1/2 of 1/5 van de normale

prestaties.

(6) De onderbrekingsperiode voor het verstrekken van verzorging aan een lid van het gezin

of een familielid wordt niet aangerekend op de 60 maanden waarvan hoger sprake.

c. Loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof

Statutairen, stagiairs & contractuelen

(1) Het personeelslid in dienstactiviteit heeft, bij de geboorte of de adoptie van zijn kind,

recht op een ouderschapsverlof dat kan genomen worden:

(a) hetzij gedurende een periode van vier maanden volledige onderbreking van de

loopbaan. Dit verlof kan op vraag van het personeelslid worden opgesplist in

maanden.

(b) hetzij een periode van acht maanden halftijdse onderbreking van de loopbaan. Dit

verlof kan op vraag van het personeelslid worden opgesplitst in periodes van twee

maanden of een veelvoud hiervan.

(c) hetzij, een periode van twintig maanden onderbreking van de loopbaan met één

vijfde. Dit verlof kan op vraag van het personeelslid worden opgesplitst in periodes

van vijf maanden of een veelvoud hiervan.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 241 / 283

Het personeelslid heeft de mogelijkheid om bij het opnemen van zijn ouderschapsverlof

gebruik te maken van de verschillende modaliteiten hierboven beschreven. Bij een

wijziging van opnamevorm moet rekening worden gehouden met het principe dat één

maand volledige loopbaanonderbreking gelijk is aan twee maanden halftijdse

loopbaanonderbreking en gelijk is aan vijf maanden loopbaanonderbreking met één

vijfde.

(2) Het personeelslid heeft recht op het ouderschapsverlof:

(a) naar aanleiding van de geboorte van zijn kind tot het kind twaalf jaar wordt;

(b) in het kader van de adoptie van een kind, gedurende de periode die loopt vanaf de

inschrijving van het kind als deel uitmakend van zijn gezin in het bevolkingsregister

of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn

verblijfplaats heeft en dit uiterlijk tot het kind twaalf jaar wordt.

(3) Aan de voorwaarde van de twaalfde verjaardag moet zijn voldaan uiterlijk gedurende de

periode van het ouderschapsverlof.

(4) Voor een kind met een handicap kan het personeelslid ouderschapsverlof krijgen tot dit

kind de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, en dit in 2 gevallen

(a) wanneer het kind voor ten minste 66% getroffen is door een lichamelijke of

geestelijke ongeschiktheid;

(b) wanneer het kind een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4

punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de

regelgeving betreffende de kinderbijslag;

(5) Het personeelslid kan een aangepast werkrooster aanvragen voor de periode van zes

maanden die volgt op het einde van het ouderschapsverlof. De aanpassing dient rekening

te houden met de behoeften van de dienst en die van het personeelslid om een betere

combinatie tussen werk- en gezinsleven mogelijk te maken. Het personeelslid bezorgt

hiertoe ten laatste drie weken voor het einde van de lopende periode een schriftelijke

aanvraag aan de autoriteit met de bevoegdheid van korps- of eenheidscommandant. De

autoriteit beoordeelt deze aanvraag en geeft er schriftelijk gevolg aan ten laatste één

week voor het einde van het lopende ouderschapsverlof. In geval van betwisting, beslist

HRB-Civ.

(6) De onderbrekingsperiode voor ouderschapsverlof wordt niet aangerekend op de

60 maanden waarvan hoger sprake.

504. Aanvraagprocedures

a. Statutairen en stagiairs

(1) De aanvragen om loopbaanonderbreking of om verlenging van loopbaanonderbreking

moeten ten minste drie maand voor de aanvang van de onderbreking of van de verlenging

van de onderbreking schriftelijk worden ingediend, behalve voor de aanvragen met

betrekking tot de palliatieve zorgen en het verstrekken van verzorging. Zij moeten via

de hiërarchische weg toegezonden worden aan HRB-Civ.

(2) De aanvragen om verlenging of om dienstherneming vóór het einde van de

onderbrekingsperiode moeten aan dezelfde dienst worden toegezonden.

(a) Op de aanvragen om loopbaanonderbreking moeten de aanvangsdatum en de duur

van de onderbreking vermeld worden. De formulieren om de passende toelagen aan

te vragen, moeten worden toegevoegd, het personeelslid moet het formulier (C 61)

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 242 / 283

afhalen op het Gewestelijk Werkloosheidsbureau van zijn/haar verblijfplaats en ze

bij de aanvraag voegen na de rubrieken die door hem/haar moet worden ingevuld te

hebben aangevuld.

(b) Op de aanvragen om halftijdse en deeltijdse loopbaanonderbreking moet vermeld

worden op welke wijze het betrokken personeelslid zijn/haar effectieve prestaties

zal verrichten (volledige uurrooster mededelen).

(3) Noch een eerste aanvraag om loopbaanonderbreking noch een aanvraag om verlenging

zal worden ingewilligd indien de formulieren waarom de Rijksdienst voor

Arbeidsvoorziening verzoekt, niet zijn bijgevoegd na behoorlijk door de aanvrager te

zijn aangevuld.

(4) HRB-Civ stuurt binnen de kortst mogelijke termijn de behoorlijk aangevulde

documenten die voor de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening zijn bestemd, naar de

aanvrager terug.

(5) Zodra de aanvrager deze documenten ontvangt, maakt hij ze over aan het Gewestelijk

Werkloosheidsbureau van het ambtsgebied van zijn verblijfplaats teneinde zijn rechten

op de onderbrekingsuitkering te bekomen of behouden.

(6) Deze documenten moeten met een aanbieder van postdiensten aangetekende zending

worden verzonden aan het Gewestelijk Werkloosheidsbureau waar ze moeten toekomen

binnen een termijn van twee maanden die aanvangt op de dag na de datum die op de

aanvraag als aanvangsdatum voor het toekennen van de uitkeringen is bepaald. Ontvangt

het Gewestelijk Werkloosheidsbureau deze volledig en behoorlijk aangevulde

documenten na deze termijn, dan heeft het recht op uitkeringen slechts uitwerking

vanaf de dag waarop de documenten zijn ontvangen.

(7) Opzegging van de loopbaanonderbreking

Op zijn verzoek en door een aanbieder van postdiensten aangetekende zending gericht

aan HRB-Civ kan het personeelslid opnieuw zijn ambt opnemen vooraleer de periode van

loopbaanonderbreking verlopen is behoudens een opzegperiode van twee maanden tenzij

een kortere periode aanvaard wordt. De onderbrekingsuitkeringen die ontvangen

werden voor een periode van minder dan drie maanden dienen te worden terugbetaald

aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.

b. Contractuelen

(1) Het personeelslid dat van een onderbrekingsuitkering wil genieten, dient hiertoe een

aanbieder van postdiensten aangetekende zending, een aanvraag in bij het

werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening in het ambtsgebied

waarin hij verblijft. Dit geldt ook in geval van verlenging.

Het daartoe benodigde aanvraagformulier (C61) kan bekomen worden op het

werkloosheidsbureau.

(2) Deze formulieren moeten in principe 2 maanden vóór de aanvang of de verlenging van de

(volledige of gedeeltelijke) loopbaanonderbreking, via hiërarchische weg, overgezonden

worden naar HRB-Civ. Het personeelslid vult vooraf het gedeelte in dat voor de

aanvrager voorzien is. HRB-Civ vult dan het voor de werkgever voorziene gedeelte in en

stuurt het aanvraagformulier terug naar het personeelslid.

(3) Het personeelslid dat uitkeringen aanvraagt moet de hem door HRB-Civ toegezonden

formulieren, samen met de eventuele door de RVA gevraagde documenten, zo snel

mogelijk aan zijn werkloosheidsbureau bezorgen. Alle nodige documenten moeten

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 243 / 283

alleszins op het werkloosheidsbureau toekomen binnen de termijn van twee maanden die

ingaat de dag na de dag aangeduid op de aanvraag.

505. Geldelijke bepalingen

a. Statutairen en stagiairs

(1) het verlof voor loopbaanonderbreking is niet bezoldigd.

(2) Als het personeelslid niet meer aan de voorwaarden van de onderbrekingsuitkeringen

voldoet en ze door een beslissing van de Directeur van het Werkloosheidsbureau

verliest, dan wordt de loopbaanonderbreking omgezet in non-activiteit.

(3) Op deze regel bestaan twee uitzonderingen:

(a) personeelsleden die afzien van de onderbrekingsuitkeringen wegens

onverenigbaarheid ervan met het genot van een pensioen;

(b) personeelsleden die het recht op uitkeringen verloren hebben omdat zij de termijn

van 12 maanden zelfstandige activiteit overschreden hebben.

(4) Uitkeringen

De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening betaalt een vergoeding aan het personeelslid

dat zijn loopbaan onderbreekt.

Onverenigbaarheid van de uitkeringen met andere inkomsten:

(a) onverenigbaarheden die voortvloeien uit het ambtenarenstatuut;

(b) bijkomende activiteit als loontrekkende die minder dan drie maanden vóór de

ingangsdatum van de loopbaanonderbreking werd aangevat;

(c) zelfstandige activiteit : alleen gedurende de eerste twaalf maanden in geval van

voltijdse onderbreking, helemaal niet in geval van halftijdse onderbreking.

b. Contractuelen

(1) In alle gevallen van loopbaanonderbreking wordt de wedde geschorst voor het gedeelte

dat niet gepresteerd wordt.

(2) Alle vormen van loopbaanonderbreking geven aanleiding tot het uitbetalen van

onderbrekingsuitkeringen door het werkloosheidsbureau voor zover aan de vastgestelde

voorwaarden wordt voldaan.

(3) Informatie over de maandbedragen van de onderbrekingsuitkeringen behorend bij de

verschillende stelsels van loopbaanonderbreking kan opgevraagd worden bij het

werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.

506. Administratieve en sociale bepalingen

a. Statutairen en stagiairs

(1) Het verlof voor loopbaanonderbreking wordt gelijkgesteld met een periode van

dienstactiviteit.

(2) De eerste 12 maanden gedurende welke een personeelslid het voordeel heeft genoten

van een onderbreking van de beroepsloopbaan worden in aanmerking genomen voor het

bepalen van het recht op rustpensioen en op overlevingspensioen, evenals voor het

berekenen van deze pensioenen.

(3) Een periode van maximum 24 maanden gedurende welke het personeelslid dat het

voordeel van een onderbreking geniet of zijn/haar echtgeno(o)t(e) die onder hetzelfde

dak woont, kinderbijslag ontvangt voor een kind dat minder dan 6 jaar oud is, kan

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL IV – Tijdelijke ambtsontheffing en loopbaanonderbreking

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 244 / 283

eveneens in aanmerking genomen worden voor het bepalen van pensioenrechten (Info

HRB-Civ).

b. Contractuelen

De periode van loopbaanonderbreking of vermindering van de arbeidsprestaties telt niet

mee voor de geldelijke anciënniteit (de deeltijdse prestaties worden proportioneel in

aanmerking genomen).

507. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit

Het cumuleren van inkomsten uit een zelfstandige activiteit met het systeem van halftijdse

loopbaanonderbreking is verboden.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 245 / 283

DEEL V BIJZONDERE ARBEIDSTIJDREGELING

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 246 / 283

Hoofdstuk 1 - Vrijwillige (arbeidsregeling van de) vierdagenweek

101. Toepassingsgebied

a. Algemeenheden

Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen van het actief beroeps- en aanvullings

kader1 die in periode van vrede "in werkelijke dienst" zijn en het burgerpersoneel2 van

Defensie.

b. Uitzonderingen

In afwijking van vorig lid is dit hoofdstuk niet van toepassing op 3:

(1) de militairen van het actief kader die:

(a) in mobiliteit te zijn;

(b) gebezigd zijn;

(c) ter beschikking gesteld zijn van de rijkswacht geïntegreerde politie;

(d) ter beschikking gesteld zijn van een openbare dienst;

(e) een functie bekleden waarvan de bezoldiging niet gedragen wordt door de

begroting van Defensie;

Opmerking betreffende Par 101.b.(1)(a) tot en met (e)

De militair kan van zijn werkgever de toelating bekomen om prestaties te

verrichten in de regeling van de vrijwillige vierdagenweek4

(f) tewerkgesteld zijn in een internationaal of intergeallieerd organisme;

(g) dienen in een uitgesloten functie hieronder vermeld:

(i) in commandofuncties;

(ii) de korpsadjudanten, de korpskorporaals;

(iii) de officieren van het stafdepartement operaties en training die een functie

van diensthoofd uitoefenen binnen een staf van het niveau bataljon of hoger;

(iv) het exclusief wachtpersoneel;

(v) in functies die een snelle inzetbaarheid vereisen (de inzettermijn bedraagt

dertig dagen of minder);

(vi) het boordpersoneel van COMOPSNAV en het varend personeel van de

15 W LuTpt.

Opmerking

Deze militairen kunnen niettemin een aanvraag indienen bij de autoriteit

met de bevoegdheid van korpscommandant.

Voor zover de werking van de dienst en de kaderbehoeften het toelaten,

kan de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant de toelating

verlenen om prestaties te verrichten in de arbeidsregeling van de

vierdagenweek.

1 Deel I, Par 101.a.(1), A16-Y10, Art 2, § 1 2 Wet van 10 Apr 95, Art 6 en Art 7, § 1 3 A16-Y10, Art 2 § 1, 2° tot 4° - A16-Y11, Art 2 4 A16-Y10, Art 2, §1

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 247 / 283

Wanneer de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant geen

toelating verleent tot het verrichten van prestaties in de gevraagde

regeling, wordt de aanvraag overgemaakt aan de directeur-generaal HR

via HRB, overeenkomstig de procedure beschreven in Par 104.a.(1) (c),

(d) en (e).

(2) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,

om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de

categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;

(3) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als

aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere

personeelscategorie (sociale promotie);

(4) de aanvullingsofficieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming

te volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen

(overgang);

(5) de kandidaat-militair1;

(6) de statutaire burgerpersoneelsleden die behoren tot de klasse A4 of A5 die de leiding

hebben van een dienst.

In de gevallen waarin de goede werking van de dienst er niet door wordt verstoord,

kunnen deze personeelsleden erom verzoeken om van de vrijwillige vierdagenweek te

genieten, mits de secretaris-generaal2 daarvoor zijn toestemming.

102. Algemeen

a. Militair Personeel

(1) Het militair personeel heeft het recht prestaties te verrichten in de vrijwillige

arbeidsregeling van de vierdagenweek indien hij hiervoor een aanvraag indient en

voldoet aan de voorwaarden beschreven in Par 101.a. & b.

(2) De korpscommandant is de bevoegde autoriteit om vast te stellen of de voorwaarden om

het recht te openen tot het uitvoeren van prestaties in de vrijwillige arbeidsregeling

van de vierdagenweek vervuld zijn.

(3) In de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek worden de prestaties verricht

over 4 werkdagen per week en dit gedurende een periode van 1 jaar.

Uitzondering:

Wanneer beiden partners militairen zijn van het actief kader en een van beide partners

zich in de deelstand “in operationele inzet” bevindt, kan de andere partner tijdens de

duur van deze deelstand een vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek aanvragen.

De prestaties worden verricht over 4 werkdagen per week en kan worden beperkt tot

de periode dat de andere partner zich in de deelstand “in operationele inzet” bevindt.

(4) De normale werkduur van 38 hr per week wordt aldus teruggebracht tot 30 hr en 24’.

(5) De periode van afwezigheid wordt met verlof gelijkgesteld.

1 Deel I, Par 101.a.(3) 2 KB van 19 Nov 98, Art 8

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 248 / 283

(6) Een militair die geniet van de vrijwillige vierdagenweek behoudt slechts 4/5 van zijn

volledig jaarlijks verlofkrediet.

Berekening van het 4/5 jaarkrediet voor een volledig jaar:

(a) Officieren : 60 (30 + 30 dagen jaarkrediet) X 4/5 = 48 24 + 24 dagen;

(b) Onderofficieren & Vrijwilligers : 30 dagen jaarkrediet X 4/5 = 24 dagen

(7) Iedere periode is verlengbaar voor een periode van 1 jaar.

(8) In zijn aanvraag vermeldt de militair de dag van de week, tijdens welke hij geen

prestaties wenst te verrichten. Hij kan verschillende dagen voorstellen, met of zonder

orde van voorkeur. Hij mag bij zijn aanvraag een document voegen dat de reden

preciseert waarom hij een bepaalde dag of een eventuele orde van voorkeur wenst.

(9) Indien de dag tijdens dewelke de militair geen prestaties verricht in de arbeidsregeling

van de vierdagenweek, samenvalt met een dag gedurende welke de eenheid van

betrokken militair een verkorte dienstregeling toepast, heeft deze militair recht op de

overdracht van de vermindering van dienstregeling waarvan hij zou genoten hebben,

indien hij voltijds had gewerkt. De desbetreffende regels moeten worden

overeengekomen bij de behandeling van de aanvraag.

(10) Indien de dag tijdens welke de militair geen prestaties verricht in de arbeidsregeling

van de vierdagenweek samenvalt met een feestdag of met een opgelegde

compensatiedag wordt een overdracht uitgevoerd per volledige dag of per halve dag, in

de loop van de beschouwde maand of de daarop volgende maand, zelfs na afloop van de

arbeidsregeling van de vierdagenweek.

Er is geen overdracht indien de betrokken militair afwezig is om gezondheidsredenen

tijdens de hierbovenvermelde feestdag of opgelegde compensatiedag.

De betrokken militair en de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant (of de

militaire overheid die hij hiertoe machtigt) leggen met beider akkoord de datum vast

waarop de overdracht plaats heeft.

In geval van onenigheid, kan de militair per Mod B beroep aantekenen bij de MOD.

(11) In het kader van de arbeidsregeling van de vierdagenweek, mag een militair geen

prestaties verrichten tijdens zijn vrije dag. Deze dag begint om 0000 hr en eindigt om

2400 hr. Bijgevolg, mogen de dag voordien geen prestaties verricht worden die langer

duren dan de dag zelf. Dit kan van toepassing zijn op de weekdienst, op een

permanentie, een wachtdienst, enz… Een militair die prestaties verricht in het kader

van de arbeidsregeling van de vierdagenweek mag deelnemen aan de inwendige dienst op

voorwaarde dat hij geen prestaties verricht gedurende zijn vrije dag.

(12) Tijdens de uitvoering van de arbeidsregeling van de vierdagenweek kan, zowel de

betrokken militair als de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant,

voorstellen de dag te wijzigen gedurende welke geen prestaties verricht worden.

Indien het voorstel uitgaat van betrokkene en geen akkoord kan bereikt worden, dient

het voorstel voor beslissing overgemaakt te worden aan de directeur-generaal HR (via

HRB), overeenkomstig de bepalingen van Par 104.a.(1) (c), (d) en (e).

Het veranderen van de dag waarop geen prestaties verricht worden wijzigt de

einddatum van het lopende jaar in de arbeidsregeling van de vierdagenweek niet.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 249 / 283

b. Burgerpersoneel

(1) De in vast verband benoemde statutaire personeelsleden die voltijds tewerkgesteld zijn

en de voltijdse tewerkgestelde contractuele personeelsleden, hebben het recht

(gedurende een periode van ten minste één jaar) 4/5 prestaties te verrichten. De

prestaties worden verricht over vier werkdagen per week.

(2) De personeelsleden moeten geen nieuwe aanvraag indienen als zij gedurende langer dan

één jaar van dat recht gebruik willen maken.

(3) De personeelsleden die hun ambt uitoefenen in de arbeidsregeling van de vierdagenweek

hebben geen recht op een dag compensatieverlof voor de feestdagen die samenvallen

met een dag die niet een zaterdag of een zondag is en waarop zij niet verplicht zijn te

werken of slechts deeltijds arbeid dienen te verrichten. Zij kunnen een “verloren”

feestdag niet compenseren door een bijkomende verlofdag (Deel II - Hoofdstuk 2, Par

203.g. (4)).

103. Aanvang, schorsing en beëindiging van een vrijwillige vierdagenweek

a. Aanvang

De arbeidsregeling van de vierdagenweek en iedere wijziging van de dag waarop geen

prestaties verricht worden beginnen steeds de eerste dag van een maand.

b. Schorsing

De schorsing van de regeling van de vierdagenweek houdt de onderbreking in van deze

regeling gedurende een zekere periode.

(1) Militair personeel1

Wanneer de vereiste duur van de schorsing niet meer dan 4 opeenvolgende weken

bedraagt (d.w.z. vier opeenvolgende dagen waarop geen prestaties dienen verricht in

het kader van de regeling van de vierdagenweek), wordt de arbeidsregeling van de

vierdagenweek behouden en wordt een compensatie toegekend in periodes van

afwezigheid gelijkgesteld met verlof. In het tegenovergestelde geval wordt een

verhoging van de wedde toegekend (zie Par 106.a.(1)).

De schorsing heeft niet tot gevolg dat de periode van 1 jaar, waarvoor de regeling van

de vierdagenweek werd toegestaan, wordt verlengd .

(a) Automatisch zonder opzegging

De schorsing neemt aanvang bij het begin van de onbeschikbaarheid of de prestatie

en dit voor de noodzakelijke duur.

(i) in geval van deelname aan volgende beroepscursussen of – examens:

de cursussen waarvoor een officier zich vrijwillig inschrijft (bijvoorbeeld:

3de cyclus HStO of HOMA);

de cursus staftechniek (1ste cyclus basis stafvorming);

de vorming cursus voor kandidaat-hoofdofficier en de beroepsproeven voor

de bevordering tot de graad van majoor (2de cyclus );

1 A16-Y10, Art 6

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 250 / 283

de taalcursussen tot voorbereiding op het examen over de wezenlijke

kennis van de 2de landstaal voor de bevordering tot de graad van majoor;

de cursussen of vormingen in het kader van de overgang van

aanvullingsmilitairen in de hoedanigheid van beroepsmilitair binnen dezelfde

personeelscategorie (GV ¬ BV, GOO ¬ BOO, GO ¬ BO);

de cursussen of vormingen in het kader van de sociale promotie of promotie

op diploma van beroepsmilitairen in de hoedanigheid van aanvullingsmilitair

in de onmiddellijk hogere personeelscategorie (BV ¬ GOO, BOO ¬ GO);

de cursussen die voorbereiden op de toegangsproef tot de graad van eerste

sergeant-majoor of op het kwalificatie-examen voor de graad van adjudant-

chef (KOO, HOO);

de selectie van veiligheidsagent voor het “veiligheidskorps voor de politie

van de Hoven en Tribunalen en het overbrengen van gevangenen van de

federale Overheidsdienst Justitie” (de selectie omvat een vergelijkende

selectie georganiseerd door SELOR en een basisvorming voor hen die de

vergelijkende selectie succesvol doorkomen).

(ii) in geval van operationele inzet in de vorm van ordehandhavingsinzet;

(iii) in geval van deelname aan een opdracht van hulpverlening op het nationale

grondgebied;

(iv) bij het op preadvies stellen voor een situatie bedoeld hierboven in (ii) en (iii);

(v) in geval van hospitalisatie (herstelverlof inbegrepen) (burger of militair

hospitaal), aanbieding voor raadpleging of voor medische onderzoeken in een

militaire medische formatie of militaire hospitaalformatie;1

(vi) in geval van moederschapsverlof, opvangverlof, adoptieverlof,

ouderschapsverlof, vaderschapsverlof, palliatief verlof, verlof voor

ouderschapsbescherming, verlof voor verzorging van een zwaar zieke verwant

of oriëntatieverlof;

(vii) in geval van tijdelijke ambtsontheffing om gezondheidsredenen, om

gezinsredenen, bij tuchtmaatregel, om persoonlijke aangelegenheden of bij

loopbaanonderbreking;

(viii) in geval van schorsing bij ordemaatregel;

(ix) wanneer de betrokken militair opgeroepen wordt om zich aan te bieden voor

een rechtbank in eender welke hoedanigheid;

(x) in geval van afkondiging van de periode van crisis.

(b) Mits schriftelijke opzegging van 3 maanden

De arbeidsregeling wordt geschorst voor de vereiste duur, bij gemotiveerde

beslissing van de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant:

(i) in geval van deelname aan een andere cursus dan die bedoeld in Par 103.b.

(1).(a) (i);

(ii) in geval van plaatsing in de deelstand "in intensieve dienst";

1 De arbeidsregeling van de vierdagenweek wordt niet geschorst door een afwezig om gezondheidsredenen.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 251 / 283

(iii) in geval van deelname aan een opdracht van militaire bijstand;

(iv) in geval van deelname aan een opdracht van hulpverlening buiten het nationale

grondgebied;

(v) in geval van deelname aan een andere vorm van operationele inzet dan

ordehandhavingsinzet.

De opzeggingstermijn begint met de kennisgeving door de autoriteit met de

bevoegdheid van korpscommandant.

Enkel voor de uitzondering beschreven in Par. 102. a. (3) kan de opzeggingstermijn

van 3 maanden teruggebracht worden tot 1 maand.

Opmerking

De betrokken militair kan verzaken aan het voordeel van deze opzegging.

(c) Om de deelname van de betrokken militair toe te laten aan eender welke sociale

activiteit of activiteit van public relations voor de duur van één dag en voor zover

de betrokkenen militair zijn instemming betuigt, wordt de arbeidsregeling van de

vrijwillige vierdagenweek opgeschort op gemotiveerd voorstel van de autoriteit met

de bevoegdheid van korpscommandant.

(d) Indien de toast op Zijne Majesteit de Koning, ter gelegenheid van Koningsdag

(15 Nov), plaatsheeft op een dag waarop het personeel in de arbeidsregeling van de

vierdagenweek geen prestaties verricht, is dit personeel niet verplicht eraan deel

te nemen.

(e) De arbeidsregeling van de vrijwillige vierdagenweek wordt opgeschort om een

vakbondsafgevaardigde toe te laten, deel te nemen aan vakbondsactiviteiten

georganiseerd door de militaire overheid1, mits voorlegging van een persoonlijke

oproeping van een verantwoordelijke leider van zijn vakorganisatie. De duur van de

vakbondsactiviteit, die de opschorting van de arbeidsregeling van de vierdagenweek

heeft gemotiveerd, wordt per halve dag of per dag gecompenseerd.

(2) Burgerpersoneel2

De periode van de vrijwillige vierdagenweek wordt opgeschort, wanneer het

personeelslid het voordeel van een van de volgende afwezigheden geniet:

(a) moederschapsverlof, vaderschapsverlof;

(b) ouderschapsverlof;

(c) verlof om dwingende familiale redenen;

(d) verlof om zich kandidaat te stellen voor de verkiezingen van de federale

wetgevende kamers, de gewest- en gemeenschapsraden of de provincieraden;

(e) opvangverlof;

(f) adoptieverlof;

(g) verlof wegens onderbreking van de beroepsloopbaan om palliatieve verzorging te

verstrekken of voor het verstrekken van verzorging aan een lid van zijn gezin of

aan een familielid tot in de tweede graad, dat lijdt aan een ernstige ziekte;

1 A16-Z40, Art 13 en Art 14 2 KB van 10 Apr 95 ter uitvoering van de wet van 10 Apr 95 betreffende de herverdeling van de

arbeid in de openbare sector, Art 20

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 252 / 283

(h) verlof wegens onderbreking van de beroepsloopbaan ter gelegenheid van de

geboorte of de adoptie van een kind.

c. Einde

De arbeidsregeling van de vierdagenweek loopt steeds ten einde op de laatste dag van de

maand, behalve voor het militair personeel, indien de regeling automatisch eindigt zonder

opzegging.

(1) Op aanvraag van het personeelslid

Mits een schriftelijke opzegging van 3 maanden bij de autoriteit met de bevoegdheid

van korpscommandant. De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant kan een

kortere termijn aanvaarden.

(a) Militair personeel

(i) Het personeelslid dat tijdens een periode van langdurige AGR, met

uitzondering van de gevallen hernomen onder Par 103.b.(1).(a), opnieuw wenst

te genieten van een volledige maandwedde, dient op eigen aanvraag (Mod B)

de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek stop te zetten., met

inachtneming van de voorgeschreven periode van 3 maanden vooropzeg. De

autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant kan een kortere termijn

aanvaarden.

(ii) Het personeelslid dat tijdens de periode waarin een procedure MCGR lopende

is, opnieuw wenst te genieten van een volledige maandwedde, dient op eigen

aanvraag (Mod B) de vrijwillige arbeidstijdregeling van de vierdagenweek

stop zetten, met inachtneming van slechts de voorgeschreven periode van 1

maand vooropzeg. Deze maand vooropzeg start ten vroegste vanaf het

ogenblik dat hij op de hoogte wordt gesteld van de procedure MCGR.

(iii) Het is niet toegelaten deze aanvraag voor stopzetting met terugwerkende

kracht in te dienen.

(b) Burgerpersoneel

HRB kan een kortere termijn aanvaarden.

(2) Automatisch zonder opzegging door de militaire overheid (enkel van toepassing op het

militair personeel)

De arbeidsregeling van de vierdagenweek eindigt zodra één van de volgende situaties

zich voordoet:

(a) in geval van afkondiging van mobilisatie;

(b) in geval van afkondiging van de periode van oorlog;

(c) in geval uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, bij beslissing van de

Ministerraad;

(d) in geval de betrokkene militair overstapt in de regeling van de halftijdse

vervroegde uitstap;

(e) wanneer de militair een eindeloopbaanverlof bekomt;

(f) wanneer de militair in disponibiliteit wordt geplaatst;

(g) wanneer de militair een reclasseringsverlof bekomt.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 253 / 283

(3) Mits schriftelijke opzeg van 3 maanden (enkel van toepassing op het militair personeel)

De arbeidsregeling van de vierdagenweek eindigt, bij gemotiveerde beslissing van de

autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant:

(a) in geval van mutatie naar een internationaal of intergeallieerd organisme;

(b) in geval van mutatie naar een organisme of een eenheid uitgesloten van de

vrijwillige arbeidsregeling van vierdagenweek (zie Par. 101.b.);

(c) in geval van mutatie naar een functie uitgesloten van de vrijwillige arbeidsregeling

van vierdagenweek (zie Par. 101.b.).

Opmerking

De opzeg van 3 maand begint te lopen bij kennisgeving door de autoriteit met

de bevoegdheid van korpscommandant.

De betrokken militair kan verzaken aan het voordeel van deze opzegging.

104. Aanvraagprocedure van de vrijwillige vierdagenweek

a. Aanvraag van de arbeidsregeling/werkkalender

(1) Militair personeel

(a) Voor de aanvraag dient gebruik te worden gemaakt van het formulier vermeld in

Bijl J 1-2/5. In zijn aanvraag preciseert de militair de dag van de week tijdens

dewelke hij geen prestaties zal verrichten.

Opmerkingen

(i) Indien hij het wenst kan hij verschillende dagen vermelden, met of zonder

orde van voorkeur.

(ii) Hij mag bij zijn aanvraag een document voegen dat de redenen vermeldt

waarom hij een bepaalde dag of een eventuele orde van voorkeur wenst.

(b) Deze aanvraag wordt minstens 3 maanden voor de gewenste inwerkingtreding

ingediend bij de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant. Een kopie

van het aanvraagformulier, gedateerd en ondertekend door de autoriteit met de

bevoegdheid van korpscommandant, wordt als ontvangstbewijs terug overhandigd

aan de betrokken militair.

Opmerking

Een kortere aanvraagtermijn mag door de autoriteit met de bevoegdheid van

korpscommandant aanvaard worden.

(c) Binnen de 15 werkdagen die volgen op het indienen van de aanvraag, wordt de

beslissing aan betrokkene betekend volgens de procedure vermeld in Par 105.a.

Indien de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant, binnen deze

termijn, niet akkoord kan gaan met de voorgestelde dag of met een van de dagen

omwille van redenen verbonden aan de werking van de dienst of aan de

kaderbehoeften, en geen oplossing kan gevonden worden met wederzijds akkoord,

maakt hij zonder verwijl de aanvraag over aan de directeur-generaal HR (via HRB).

Betrokken militair dient hiervan in kennis te worden gesteld door middel van een

kopie van het aanvraagformulier, wat hij, voor ontvangst, dient te dateren en te

ondertekenen.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 254 / 283

Zowel de betrokken militair als de korpscommandant mogen er een document aan

toevoegen waarop alle nadere gegevens hernomen zijn die ze nuttig achten.

(d) Binnen de 15 werkdagen neemt de directeur-generaal HR één van de volgende

beslissingen:

(i) tegemoet komen aan de aanvraag van betrokkene;

(ii) het standpunt van de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant

bevestigen.

Opmerking

In het laatste geval, kan betrokkene:

o één van de oplossingen kiezen die door de autoriteit met de bevoegdheid

van korpscommandant voorgesteld werden;

o zijn aanvraag intrekken door het te vermelden op het formulier.

Binnen de 15 werkdagen kan de militair, per Mod B met als bijlage een kopie

van het aanvraagformulier, beroep aantekenen bij de MOD.

(e) Het aanvraagformulier wordt terug overgemaakt aan de eenheid, waar de autoriteit

met de bevoegdheid van korpscommandant het vervolledigt en de beslissing

betekent aan betrokkene volgens de procedure vermeld in Par 105.a.

(2) Burgerpersoneel

(a) Het personeelslid moet bij HRB-Civ het stelsel van de vrijwillige vierdagenweek

aanvragen door middel van het formulier in bijlage J 3-4/5.

In het eerste vak van het formulier dat door het personeelslid zelf moet worden

ingevuld, vermeldt deze onder meer:

(i) de datum waarop hij de periode van 4/5 prestaties wil aanvangen;

(ii) het type van wekelijkse werkkalender dat hij in overleg met zijn dienstchef

kiest. Deze kalender kan slechts met het goedvinden van het betrokken

personeelslid worden gewijzigd.

(b) Deze aanvraag geschiedt minstens twee maanden voor de aanvang van de periode

waarin de prestaties op basis van de vierdagenweek worden verricht. Deze periode

begint op de eerste dag van de maand.

(c) Hij overhandigt een kopie van deze aanvraag aan zijn dienstchef, opdat deze advies

kan uitbrengen met betrekking tot de voorgestelde kalender.

(d) De dienstchef is gehouden dit advies binnen acht dagen te verzenden naar HRB-Civ.

(e) HRB-Civ stuurt het personeelslid een bewijs van ontvangst van diens aanvraag.

b. Hernieuwing

Enkel van toepassing op het militair personeel

(1) De aanvraag tot hernieuwing van de arbeidsregeling voor een periode van 1 jaar verloopt

volgens de procedure beschreven in Par 105.a.

(2) De aanvraag dient evenwel minstens 2 maanden vooraleer ze in werking treedt, te

worden ingediend.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 255 / 283

c. Wijziging op aanvraag van betrokkene

Enkel van toepassing op het militair personeel. Wijziging van de dag waarop betrokkene geen

prestaties wenst te verrichten.

(1) De aanvraag tot wijziging wordt ingediend met het aanvraagformulier in bijlage J 1-2/5.

(2) Indien geen akkoord kan gevonden worden met de autoriteit met de bevoegdheid van

korpscommandant, is de procedure hernomen in Par 104.a.(1) (c), (d) en (e) van

toepassing.

d. Beëindiging op aanvraag van betrokkene

(1) Militair personeel

(a) De betrokken militair maakt gebruik van het “Mod B”.

(b) De datum van beëindiging van de arbeidsregeling dient uitdrukkelijk vermeld te

worden (de laatste dag van een maand).

(2) Burgerpersoneel

(a) Het personeelslid kan het stelsel van vrijwillige vierdagenweek beëindigen met

inachtneming van een opzegging van drie maanden.

(b) Het personeelslid dat aan de vrijwillige vierdagenweek een einde wenst te stellen

met een opzegging van minder dan drie maanden dient daartoe per bij een

aanbieder van postdiensten aangetekende zending een aanvraag te richten aan

HRB-Civ. De beslissing zal hem per kerende post worden medegedeeld..

105. Betekening van de beslissing (Enkel van toepassing op het militair personeel)

a. Administratief document

Wat ook de procedure is die lopende is (opening van het recht, intrekken van de aanvraag,

hernieuwing, wijziging, schorsing of einde van de vrijwillige arbeidsregeling van de

vierdagenweek), het origineel van het administratief document (formulier in Bijl J 1-2/5,

nota of Mod B) zal altijd geclasseerd worden in het persoonlijk dossier, een kopie van het

administratief document zal altijd overhandigd worden aan betrokkene. Het verslag van de

administratieve commandant zal in elk geval door de eenheid worden opgemaakt.

b. Opening van het recht door de korpscommandant

(1) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant vermeld op het

aanvraagformulier uitdrukkelijk volgende gegevens:

(a) de begindatum van de arbeidsregeling;

(b) de dag van de week tijdens welke de prestaties niet verricht worden.

Opmerking

Indien een orde van voorkeur werd vermeld en hiervan werd afgeweken, dient de

autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant zijn beslissing te motiveren.

(c) de eventuele regeling met betrekking tot de overdracht van de vermindering van

dienstregeling (zie Par 102.a. (8)).

(2) Betrokken militair dient het formulier te dateren en te ondertekenen, waarna hem een

kopie zal overhandigd worden.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 256 / 283

c. Intrekking van de aanvraag door betrokkene

Betrokkene dient met een handgeschreven vermelding op het aanvraagformulier, zijn

intrekking van de aanvraag te bevestigen. Hij dient het document te dateren en te

ondertekenen, waarna hem een kopie zal overhandigd worden.

d. Hernieuwing

De betekening van de beslissing tot hernieuwing van de arbeidsregeling verloopt volgens de

procedure vermeld in Par 104.a. en b.

e. Wijziging

(1) Op voorstel van de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant

De wijziging van de arbeidsregeling en de aanvangsdatum worden aangebracht op het

originele exemplaar van het aanvraagformulier (geklasseerd in het persoonlijk dossier)

gedateerd en ondertekend zowel door betrokkene als door de autoriteit met de

bevoegdheid van korpscommandant.

(2) Op aanvraag van betrokkene

De procedures hernomen in Par 104.a.(1) (c), (d) en (e) zijn van toepassing.

f. Schorsing

(1) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant zal de schorsing van de

arbeidsregeling met een nota, opgemaakt in 2 exemplaren, meedelen aan betrokkene. De

aanvangsdatum, de duur (indien gekend) en de reden van de schorsing zullen

uitdrukkelijk vermeld worden.

(2) Betrokken militair dient op beide exemplaren te vermelden of hij al dan niet verzaakt

aan het voordeel van een eventuele opzegtermijn van 3 maand; hij dateert en

ondertekent de exemplaren voor kennisname en maakt 1 exemplaar terug over aan de

eenheid. Dit exemplaar zal geklasseerd worden in het persoonlijk dossier van

betrokkene.

(3) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant zal het einde van de schorsing

van de arbeidsregeling per nota, opgemaakt in 2 exemplaren, meedelen aan betrokkene.

De datum zaluitdrukkelijk vermeld worden. De procedure hernomen in Par 105.f.(2) is

van toepassing.

g. Einde

(1) Op aanvraag van betrokken militair

(a) De beslissing van de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant wordt

vermeld op het Mod B.

(b) Het Mod B wordt geklasseerd in het persoonlijk dossier.

(2) Door de militaire overheid

(a) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant zal het einde van de

arbeidsregeling per nota, opgemaakt in 2 exemplaren, meedelen aan betrokkene. De

datum en de reden zullen uitdrukkelijk vermeld worden.

(b) De procedure vermeld in Par 105.f.(2) is van toepassing.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 257 / 283

106. Geldelijke bepalingen

a. Wedde

(1) Militair personeel1

(a) De militair die prestaties verricht in de arbeidsregeling van de vierdagenweek,

ontvangt een “verminderde wedde” ten bedrage van 80% van zijn volle

brutojaarwedde (wedde die hij zou bekomen indien hij voltijds zou werken).

(b) Indien de militair gedurende meer dan 4 opeenvolgende weken prestaties verricht

op die dag, waarop hij is vrijgesteld in de arbeidsregeling van de vierdagenweek,

wordt deze “verminderde wedde” verhoogd naargelang het aantal gepresteerde

dagen.

(c) De periode tijdens welke de militair prestaties verricht in de arbeidsregeling van

de vierdagenweek, komt in aanmerking voor de toekenning van de tussentijdse

verhogingen.

Deze verhogingen worden toegekend alsof tijdens de betrokken periode voltijdse

prestaties verricht werden. Bij afloop van de prestaties in de arbeidsregeling van

de vierdagenweek, blijven deze tussentijdse verhogingen verworven.

(2) Burgerpersoneel2

Het personeelslid dat volgens het stelsel van de vrijwillige vierdagenweek werkt,

ontvangt de wedde die voor de verminderde prestaties verschuldigd is.

b. Weddecomplement

(1) Militair personeel3

(a) De militair die prestaties verricht in de arbeidsregeling van de vierdagenweek,

ontvangt een geïndexeerd weddecomplement. Hij kan echter vrijwillig afzien van

dit weddecomplement.

In dit geval zal dit vermeld worden op de aanvraag.

(b) Het weddecomplement wordt evenredig verminderd wanneer de militair een

verhoging van de “verminderde wedde” heeft bekomen, overeenkomstig de

bepalingen van Par 106.a.(1)(b).

(2) Burgerpersoneel4

(a) Het personeelslid dat prestaties verricht in de arbeidsregeling van de

vierdagenweek, ontvangt een geïndexeerd weddecomplement.

(b) In geval dat de vrijwillige vierdagenweek opgeschort wordt omdat het personeelslid

geniet van een andere toegelaten afwezigheid, wordt dit weddecomplement in

breuken verdeeld naar rata van het aantal gepresteerde dagen.

107. Sociale bepalingen

a. Militair personeel5

1 A16-Y10, Art 8, § 1 - A16-Y11, Art 15, § 1 2 Wet van 10 Apr 95, Art 8 3 A16-Y10, Art 8, § 2 - A16-Y11, Art 14 4 Wet van 10 Apr 95, Art 8 5 A16-Y10, Art 7 en Art 9

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 258 / 283

(1) De periode van afwezigheid in het kader van de vierdagenweek telt als:

(a) een periode van werkelijke dienst voor de berekening van het rust- of

overlevingspensioen;

(b) een activiteitsperiode in de laatste graad voor de berekening van het rustpensioen.

(2) Voor de militair in de arbeidsregeling der vierdagenweek wordt, op het ogenblik van de

oppensioenstelling, het rust- of overlevingspensioen berekend op basis van de wedde die

de betrokken militair zou gekregen hebben indien hij niet had genoten van de

arbeidsregeling der vierdagenweek.

b. Burgerpersoneel1

(1) Voor het statutaire personeelslid wordt de periode van afwezigheid als verlof

beschouwd en met dienstactiviteit gelijkgesteld.

(2) Voor het contractuele personeelslid wordt de uitvoering van de arbeidsovereenkomst

tijdens de periode van de afwezigheid geschorst maar het recht op loonsverhoging

wordt behouden.

108. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit

a. Militair personeel2

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens de vrijwillige vierdagenweek toegelaten.

b. Burgerpersoneel3

Het personeelslid mag geen enkele bijkomende beroepsactiviteit uitoefenen. Onder

beroepsactiviteit dient te worden verstaan iedere bezigheid waarvan de opbrengst een

beroepsinkomen is zoals bedoeld in Art 23 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen

1992. De politieke mandaten, bedoeld in de Wet van 18 Sep 1986 tot instelling van het

politiek verlof voor de personeelsleden van de overheidsdiensten, worden niet als een

beroepsactiviteit beschouwd.

1 Wet van 10 Apr 95, Art 11 2 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1, Art 176 3 KB van 10 Apr 95, Art 19

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 259 / 283

Hoofdstuk 2 - Halftijdse vervroegde uitstap/halftijds werken

201. Toepassingsgebied

a. Algemeenheden

Dit hoofdstuk is van toepassing op:

(1) de militairen van het beroeps- en aanvullingskader1 die in periode van vrede "in

werkelijke dienst" zijn en die nog ten hoogste 5 jaar moeten dienen op datum waarop de

regeling van de halftijdse vervroegde uitstap aanvangt2.

(2) het vast benoemd burgerpersoneel3 van Defensie dat het recht heeft om halftijds te

werken tot aan de datum van hun al dan niet vervroegde opruststelling4:

(a) vanaf 50 jaar, wanneer zij op de begindatum van dit verlof cumulatief voldoen aan

de volgende voorwaarden:

(i) voorafgaand actief geweest zijn in een zwaar beroep gedurende minstens vijf

jaar in de voorafgaande tien jaar of gedurende minstens zeven jaar in de

voorafgaande vijftien jaar;

(ii) dit zwaar beroep komt voor op de lijst van de beroepen waarvoor een

significant tekort aan arbeidskrachten bestaat, opgemaakt in toepassing van

artikel 8bis, §1, van het Koninklijk besluit van 7 mei 1999 betreffende de

onderbreking van de beroepsloopbaan van het personeel van de besturen.

(b) vanaf 55 jaar.

b. Uitzonderingen

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op5

(1) de militairen van het actief kader die:

(a) in mobiliteit zijn;

(b) gebezigd zijn;

(c) ter beschikking gesteld zijn van de rijkswacht geïntegreerde politie;

(d) ter beschikking gesteld zijn van een openbare dienst;

(e) een functie te bekleden waarvan de bezoldiging niet gedragen wordt door de

begroting van Defensie.

Opmerking betreffende Par 201.b.(1)(a) tot en met (e)

De militair kan van zijn werkgever de toelating bekomen om prestaties te

verrichten in de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap6.

(f) tewerkgesteld zijn in een internationaal of intergeallieerd organisme;

(g) dienen in een uitgesloten functie hieronder vermeld:

(i) in commandofuncties;

(ii) de korpsadjudanten, de korpskorporaals;

1 A16-Y10, Art 11 2 Maatregel blijft van toepassing zolang de Ministerraad zijn goedkeuring geeft 3 Wet van 19 Jul 12, Hoofdstuk III, Art 7 en Art 8 4 Maatregel blijft van toepassing zolang de Ministerraad zijn goedkeuring geeft 5 A16-Y11, Art 2 6 A16-Y10, Art 11, tweede lid

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 260 / 283

(iii) de officieren van het stafdepartement operaties en training die een functie

van diensthoofd uitoefenen binnen een staf van het niveau bataljon of hoger;

(iv) het exclusief wachtpersoneel;

(v) in functies die een snelle inzetbaarheid vereisen (de inzettermijn bedraagt

dertig dagen of minder);

(vi) het boordpersoneel van COMOPSNAV en het varend personeel van de

15 W LuTpt;

(vii) de onderrichters.

Opmerkingen

o Deze militairen kunnen niettemin een aanvraag indienen bij de autoriteit

met de bevoegdheid van korpscommandant.

o Voor zover de werking van de dienst en de kaderbehoeften het toelaten,

kan de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant de toelating

verlenen om prestaties te verrichten in de arbeidsregeling van de

halftijdse vervroegde uitstap.

o Wanneer de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant geen

toelating verleent tot het verrichten van prestaties in de gevraagde

regeling, wordt de aanvraag overgemaakt aan de directeur-generaal HR

via HRB, overeenkomstig de procedure beschreven in Par 204.a. (1) (c),

(d) en (e).

(2) de personen die een dienstneming hebben aangegaan als militair van het actief kader,

om na hun vorming als beroeps- of aanvullingspersoneel te worden opgenomen in de

categorie van de officieren, onderofficieren of vrijwilligers;

(3) de beroepsmilitairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om als

aanvullingsmilitairen te worden opgenomen in de onmiddellijk hogere

personeelscategorie (sociale promotie);

(4) de aanvullingsofficieren en –onderofficieren die werden aanvaard, om een vorming te

volgen, om in hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen

(overgang);

(5) de kandidaat-militair1;

(6) de militairen die zich in de deelstand “in operationele inzet” bevinden of die op

preadvies gesteld zijn met het oog op deze inzet2;

(7) de statutaire personeelsleden die behoren tot de klasse A3 of hoger;

- in de gevallen waarin de goede werking van de dienst er niet door wordt verstoord,

kunnen de statutaire personeelsleden verzoeken om van het halftijdse werken te

genieten, mits HRB-Civ3 daarvoor zijn toestemming geeft.

1 Deel I, Par 101.a.(3) 2 A16-B1, Art 15bis – D 1, Art 17bis – E1, Art 11bis 3 KB van 19 Nov 98, Art 8

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 261 / 283

202. Algemeen

a. Principe

Het personeel heeft het recht prestaties te verrichten in de halftijdse vervroegde

uitstap/halftijds werken indien hij hiervoor een aanvraag indient en voldoet aan de

voorwaarden beschreven in § 201.a.

b. Verdeling van de prestaties

In de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap/halftijds werken worden de prestaties

verdeeld per dag, per week of per maand, volgens een vast werkschema.

(1) Verdeling per dag

(a) De werkelijke arbeidsduur van 19 hr wordt gespreid over vijf werkdagen van

gemiddeld 3 hr 48’.

(b) Prestaties dienen gedurende een halve dag, hetzij in de voormiddag hetzij de

namiddag, verricht te worden.

(c) De gekozen regeling is dezelfde voor alle dagen.

(2) Verdeling per week

Tijdens de verdeling per week kunnen prestaties verricht worden, hetzij:

(a) een halve dag per dag zijnde 3 hr 48’;

(b) twee volledige dagen en een halve dag, al dan niet opeenvolgend.

Opmerking

Een afwisseling om de twee weken is toegelaten, zodat één van de twee weken

2 volledige werkdagen en andere 3 volledige werkdagen telt.

(c) De gekozen regeling is dezelfde voor alle weken (behalve in het geval van de

opmerking van Par.202.a (2) (b)).

(3) Verdeling per maand

(a) 10 volledige werkdagen te verdelen over een periode van 4 weken.

(b) De gekozen regeling is dezelfde voor elke periode van 4 weken.

c. Toestand

De periode van afwezigheid wordt gelijkgesteld met verlof.

d. Vakantieverlof

Het aantal dagen vakantieverlof waarop hij kan aanspraak maken wordt verminderd met

50 %.

e. Militair personeel

(1) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant opent het recht tot het

uitvoeren van prestaties in de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap.

(2) Indien de dag tijdens dewelke de militair geen prestaties verricht, samenvalt met een

feestdag of met een opgelegde compensatiedag wordt een overdracht uitgevoerd per

volledige dag of per halve dag, in de loop van de beschouwde maand of de daarop

volgende maand.

De betrokken militair en de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant (of de

militaire overheid die hij hiertoe machtigt) leggen met beider akkoord de datum vast

waarop de overdracht plaats heeft.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 262 / 283

In geval van onenigheid, kan de militair per Mod B beroep aantekenen bij de MOD.

(3) Tijdens de uitvoering van de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap, kan zowel de

betrokken militair als de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant een

wijziging aan de arbeidsverdeling voorstellen, voor zover de bestaande regeling

minstens één jaar werd toegepast.

Indien het voorstel uitgaat van betrokkene en geen akkoord kan bereikt worden, dient

het voorstel voor beslissing overgemaakt te worden aan de directeur-generaal HR (via

HRB), overeenkomstig de bepalingen van Par 204.a. (1) (c), (d) en (e).

(4) In de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap komt de militair niet meer in

aanmerking voor bevordering behalve volgens dienstanciënniteit.

(5) Hij kan niet meer worden voorgedragen in bevorderingscomités.

(6) Hij kan niet meer deelnemen aan examens of vergelijkende examens voor bevordering.

f. Burgerpersoneel

(1) HRB-Civ opent het recht tot het uitvoeren van prestaties in de regeling van het haltijds

werken.

(2) Na indiening van de aanvraag om haltijds werken kan het personeelslid éénmaal uit het

stelsel stappen om opnieuw voltijds te werken of om over te stappen naar een ander

stelsel van deeltijdse arbeid. Terugkeren naar het stelsel van het haltijds werken is

echter niet meer mogelijk.

(3) De bepalingen betreffende de aanvraag van het pensioen blijven gelden. Het

personeelslid is dus niet ontslagen van de verplichting om later zijn pensioen aan te

vragen.

(4) Tijdens de periode van het verlof voor haltijds werken mag het personeelslid niet

gemachtigd worden, om welke reden dan ook, verminderde prestaties te verrichten. Het

kan evenmin van het voordeel van de halftijdse loopbaanonderbreking genieten.

(5) In de regeling van het haltijds werken komt het personeelslid nog steeds in aanmerking

voor bevordering.

203. Aanvang, schorsing en beëindiging van een vrijwillige halftijdse vervroegde

uitstap/ halftijds werken

a. Aanvang

De regeling van de halftijdse vervroegde uitstap/halftijds werken begint steeds de eerste

dag van een maand.

b. Schorsing1

Enkel van toepassing op het militair personeel.

Wanneer de vereiste duur van de schorsing niet meer dan 5 dagen bedraagt in de loop van

eenzelfde maand, wordt de arbeidsregeling van de halftijdse vervroegde uitstap behouden

en worden de bijkomende prestaties gecompenseerd in tijd. Deze compensatie dient, per

volledige of per halve dag, toegekend te worden in de loop van de beschouwde maand of van

de volgende maand. In het tegenovergestelde geval wordt de militair beschouwd voltijdse

prestaties te verrichten.

1 A16-Y10, Art 14

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 263 / 283

De betrokken militair en de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant (of de

militaire overheid die hij hiertoe machtigt) leggen met beider akkoord de datum vast waarop

deze periodes toegekend worden.

In geval van onenigheid, kan de militair per Mod B beroep aantekenen bij de MOD.

(1) Automatisch zonder opzegging

De schorsing neemt aanvang bij het begin van de onbeschikbaarheid of de prestatie en

dit voor de noodzakelijke duur.

(a) in geval van operationele inzet in de vorm van ordehandhavingsinzet;

(b) in geval van deelname aan een opdracht van hulpverlening op het nationale

grondgebied;

(c) bij het op preadvies stellen voor een situatie bedoeld hierboven in (a) en (b);

(d) in geval van moederschapsverlof, adoptieverlof, opvangverlof, ouderschapsverlof,

vaderschapsverlof, palliatief verlof, verlof voor ouderschapsbescherming of verlof

voor verzorging van een zwaar zieke verwant;

(e) in geval van tijdelijke ambtsontheffing om gezondheidsredenen, om gezinsredenen,

bij tuchtmaatregel, voor persoonlijke aangelegenheden of wegens loopbaan-

onderbreking;

(f) in geval van schorsing bij ordemaatregel;

(g) in geval van afkondiging van de periode van crisis.

(2) Mits schriftelijke opzegging van 3 maanden

De arbeidsregeling wordt geschorst voor de vereiste duur, bij gemotiveerde beslissing

van de korpscommandant:

(a) in geval van deelname aan een cursus;

(b) deelname aan een opdracht van militaire bijstand

(c) in geval van opdracht van hulpverlening buiten het nationale grondgebied;

(d) in geval van deelname aan een andere vorm van operationele inzet dan

ordehandhavingsinzet.

De opzeggingstermijn begint met de kennisgeving door de autoriteit met de

bevoegdheid van korpscommandant.

Opmerking

De betrokken militair kan verzaken aan het voordeel van deze opzegging.

(3) Indien de toast op Zijne Majesteit de Koning, ter gelegenheid van Koningsdag (15 Nov),

plaatsheeft op een dag waarop het personeel in de arbeidsregeling van de halftijdse

vervroegde uitstap/uittreding geen prestaties verricht, is dit personeel niet verplicht

eraan deel te nemen.

c. Einde

(1) Militair personeel

De arbeidsregeling eindigt enkel in de vier hieronder vermelde gevallen. Dit gebeurt

automatisch en zonder opzegging.

(a) in geval van afkondiging van mobilisatie;

(b) in geval van afkondiging van de periode van oorlog;

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 264 / 283

(c) in geval uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, bij beslissing van de

Ministerraad;

(d) wanneer de militair een eindeloopbaanverlof bekomt.

(2) Burgerpersoneel

Het vastbenoemd personeelslid kan een einde stellen aan het halftijds werken met een

schriftelijke opzegging van drie maanden, tenzij de HRB-Civ een kortere termijn

toestaat. In dit geval, kan betrokkene geen nieuwe aanvraag meer indienen voor het

stelsel van halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar.

204. Aanvraagprocedure

a. Aanvraag tot regeling van de halftijdse vervroegde uitstap/ halftijds werken

(1) Militair personeel

(a) De beroeps- of aanvullingsmilitair moet in “werkelijke dienst”1 zijn op het ogenblik

dat hij zijn aanvraag indient.

(b) Voor de aanvraag dient gebruik te worden gemaakt van het formulier vermeld in

bijlage K 1-3/5. In zijn aanvraag preciseert de militair de gewenste verdeling van

de prestaties.

(c) Deze aanvraag wordt minstens 3 maanden voor de gewenste inwerkingtreding

ingediend bij de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant. Een kopie

van het aanvraagformulier, gedateerd en ondertekend door de autoriteit met de

bevoegdheid van korpscommandant, wordt als ontvangstbewijs terug overhandigd

aan de betrokken militair.

Opmerking

Een kortere aanvraagtermijn mag door de autoriteit met de bevoegdheid van

korpscommandant aanvaard worden.

(d) Binnen de 15 werkdagen die volgen op het indienen van de aanvraag, wordt de

beslissing aan betrokkene betekend volgens de procedure vermeld in Par 205.a.

Indien de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant, binnen deze

termijn, niet akkoord kan gaan met de voorgestelde dag of met een van de dagen

omwille van redenen verbonden aan de werking van de dienst of aan de

kaderbehoeften, en geen oplossing kan gevonden worden met wederzijds akkoord,

maakt hij zonder verwijl de aanvraag over aan de directeur-generaal HR (via HRB).

Betrokken militair dient hiervan in kennis te worden gesteld door middel van een

kopie van het aanvraagformulier, hetgeen hij, voor ontvangst, dient te dateren en

te ondertekenen.

Zowel de betrokken militair als de autoriteit met de bevoegdheid van

korpscommandant mogen er een document aan toevoegen waarop alle nadere

gegevens hernomen zijn die ze nuttig achten.

(e) Binnen de 15 werkdagen neemt de directeur-generaal HR één van de volgende

beslissingen:

(i) tegemoet komen aan de aanvraag van betrokkene;

(ii) het standpunt van de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant

bevestigen.

1 A16-Y10, Art 11

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 265 / 283

Opmerking

In het laatste geval, kan betrokkene:

o één van de oplossingen kiezen die door de autoriteit met de bevoegdheid

van korpscommandant voorgesteld werden;

o zijn aanvraag intrekken door het te vermelden op het formulier.

Binnen de 15 werkdagen kan de militair, per Mod B met als bijlage een

kopie van het aanvraagformulier, beroep aantekenen bij de MOD.

(f) Het aanvraagformulier wordt terug overgemaakt aan de eenheid, waar de autoriteit

met de bevoegdheid van korpscommandant het vervolledigt en de beslissing

betekent aan betrokkene volgens de procedure vermeld in Par 205.a.

(2) Burgerpersoneel

(a) Het personeelslid dat wenst te genieten van het haltijds werken moet zijn

aanvraag, in Bijl K 4-5/5, per burgerpost aanbieder van postdiensten en een

aangetekende zending richten aan HRB-Civ.

(b) In het eerste vak van het formulier dat door het personeelslid zelf moet worden

ingevuld, vermeldt deze onder meer:

(c) de datum waarop hij halftijds wil beginnen werken;

(d) het type van maandelijkse werkkalender dat hij in overleg met zijn dienstchef

kiest.

(e) Deze aanvraag wordt minstens 3 maanden voor de gewenste inwerkingtreding

ingediend.

(f) Hij overhandigt een kopie van deze aanvraag aan zijn dienstchef, opdat deze advies

kan uitbrengen met betrekking tot de voorgestelde kalender.

(g) De dienstchef is gehouden dit advies binnen acht dagen naar HRB-Civ te verzenden.

(h) HRB-Civ stuurt het personeelslid een bewijs van ontvangst van diens aanvraag.

b. Wijziging op aanvraag van betrokkene

(1) Militair personeel

Wijziging van wijze waarop de prestaties worden verdeeld per dag, per week of per

maand.

(a) De aanvraag tot wijziging wordt ingediend met het aanvraagformulier in

bijlage K 1-3/5;

(b) Indien geen akkoord kan gevonden worden met de autoriteit met de bevoegdheid

van korpscommandant, is de procedure hernomen in Par 204.a.(1) (c) van toepassing.

(2) Burgerpersoneel

Wijziging van wijze waarop de prestaties worden verdeeld per dag, per week of per

maand.

- De aanvraag tot wijziging wordt ingediend met het aanvraagformulier in

bijlage K 4-5/5. De procedure beschreven in Par. 204.a. (2) is van toepassing.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 266 / 283

205. Betekening van de beslissing

a. Administratief document

Wat ook de procedure is die lopende (opening van het recht, intrekken van de aanvraag,

wijziging, schorsing of einde van de halftijdse vervroegde uitstap/ halftijds werken) is, het

origineel van het administratief document (formulier in Bijl K, nota of Mod B) zal altijd

geklasseerd worden in het persoonlijk dossier, een kopie van het administratief document

zal altijd overhandigd worden aan betrokkene. Het verslag van de administratieve

commandant zal in elk geval door de eenheid worden opgemaakt.

b. Opening van het recht door de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant

(1) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant vermeldt op het

aanvraagformulier uitdrukkelijk volgende gegevens:

(a) de begindatum van de arbeidsregeling;

(b) de toegestande werkverdeling.

(2) Betrokken personeelslid dient het formulier te dateren en te ondertekenen, waarna

hem een kopie zal overhandigd worden.

(3) Het formulier zal geklasseerd worden in het persoonlijk dossier van betrokkene. Een

kopie zal overgemaakt worden aan:

(a) HRB voor het militair personeel;

(b) HRB-Civ voor het burgerpersoneel.

(4) Het verslag van de administratieve commandant zal door de eenheid opgemaakt worden.

c. Intrekking van de aanvraag door betrokkene

(1) Militair personeel

(a) Betrokkene dient met een handgeschreven vermelding op het aanvraagformulier,

zijn intrekking van de aanvraag te bevestigen. Hij dient het document te dateren

en te ondertekenen, waarna hem een kopie zal overhandigd worden.

(b) Het orgineel exemplaar van het aanvraagformulier zal geklasseerd worden in het

persoonlijk dossier van betrokkene. Een kopie zal overgemaakt worden aan

HRB.

(2) Burgerpersoneel

Het vastbenoemd personeelslid kan een einde stellen aan het haltijds werken met een

schriftelijke opzegging van drie maanden, tenzij HRB-Civ een kortere termijn toestaat.

In dit geval, kan de betrokkene kan later geen nieuwe aanvraag meer indienen voor het

stelsel van halftijds werken vanaf 50 of 55 jaar.

d. Wijziging

(1) Op voorstel van de autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant

(a) De wijziging van de werkverdeling en de aanvangsdatum worden aangebracht op het

originele exemplaar van de toelating (geklasseerd in het persoonlijk dossier)

gedateerd en ondertekend zowel door betrokkene als door de autoriteit met de

bevoegdheid van korpscommandant.

(b) Een kopie wordt overgemaakt aan:

(i) Betrokkene;

(ii) HRB voor het militair personeel;

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 267 / 283

(iii) HRB-Civ voor het burgerpersoneel.

(2) Op aanvraag van betrokkene

De procedures hernomen in Par 205.a. en b. zijn van toepassing.

(3) Het verslag van de administratieve commandant zal door de eenheid opgemaakt worden.

e. Schorsing

Enkel van toepassing voor het militair personeel

(1) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant zal de schorsing van de

regeling van de halftijdse vervroegde uitstap per nota, opgemaakt in 2 exemplaren,

meedelen aan betrokkene. De aanvangsdatum, de duur (indien gekend) en de reden van

de schorsing zullen uitdrukkelijk vermeld worden.

(2) Betrokken militair dient op beide exemplaren te vermelden of hij al dan niet verzaakt

aan het voordeel van een eventuele opzegtermijn van 3 maand; hij dateert en

ondertekent de exemplaren voor kennisname en maakt 1 exemplaar terug over aan de

eenheid. Dit exemplaar zal geklasseerd worden in het persoonlijk dossier van

betrokkene.

(3) Een kopie van de ondertekende nota zal worden overgemaakt aan HRB.

(4) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant zal het einde van de schorsing

van de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap per nota, opgemaakt in 2

exemplaren, meedelen aan betrokkene. De datum zal uitdrukkelijk vermeld worden. De

procedures hernomen in Par 205.e.(2) en (3) zijn van toepassing

(5) Het verslag van de administratieve commandant zal door de eenheid opgemaakt worden.

f. Einde

Enkel van toepassing op het militair personeel

(1) De autoriteit met de bevoegdheid van korpscommandant zal het einde van de regeling

van de halftijdse vervroegde uitstap per nota, opgemaakt in 2 exemplaren, meedelen

aan betrokkene. De datum en de reden zullen uitdrukkelijk vermeld worden.

(2) Betrokken militair dient beide exemplaren te ondertekenen en te dateren waarna hij 1

exemplaar terug overmaakt aan de eenheid. Dit exemplaar zal geklasseerd worden in

het persoonlijk dossier van betrokkene.

(3) Een kopie van de ondertekende nota zal worden overgemaakt aan HRB.

(4) Het verslag van de administratieve commandant zal door de eenheid opgemaakt worden.

206. Geldelijke bepalingen

a. Wedde

(1) Militair1 en burgerpersoneel2

Het personeelslid dat prestaties verricht in de arbeidsregeling van de halftijdse

vervroegde uitstap/ halftijds werken, ontvangt 50 % van zijn volle brutojaarwedde.

(2) Militair personeel

(a) Wanneer de arbeidsregeling geschorst wordt voor meer dan 5 dagen in de loop van

eenzelfde maand, wordt de militair beschouwd voltijdse prestaties te verrichten.

1 A16-Y10, Art 17, § 1 2 Wet van 10 Apr 95, Art 4

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 268 / 283

(b) De periode tijdens dewelke de militair prestaties verricht in de regeling van de

halftijdse vervroegde uitstap, komt in aanmerking voor de toekenning van de

tussentijdse verhogingen. Deze verhogingen worden toegekend alsof tijdens de

betrokken periode voltijdse prestaties verricht werden. Bij afloop van de

prestaties in de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap, blijven deze

tussentijdse verhogingen verworven.

b. Toelage

(1) Militair personeel1

(a) De militair die prestaties verricht in de regeling van de halftijdse vervroegde

uitstap, ontvangt een maandelijkse toelage.

Hij kan evenwel vrijwillig afzien van deze toelage. In dit geval zal dit vermeld

worden op de aanvraag.

(b) De maandelijkse toelage wordt evenredig verminderd voor de periode gedurende

dewelke de militair voltijdse prestaties heeft verricht.

(2) Burgerpersoneel2

Het personeelslid dat prestaties verricht in de regeling van het halftijds werken,

ontvangt een maandelijkse premie. Van dit bedrag worden geen RSZ-bijdragen

afgehouden.

Het staat het personeelslid vrij van deze premie af te zien, als de inning ervan de

uitbetaling van een pensioen uitsluit. In dit geval zal dit vermeld worden op de aanvraag.

207. Sociale bepalingen

a. Militair personeel3

(1) De periode van afwezigheid in de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap telt als:

(a) een periode van werkelijke dienst voor de berekening van het rust- of

overlevingspensioen;

(b) een activiteitsperiode in de laatste graad voor de berekening van het rustpensioen.

(2) Voor de militair in de regeling van de halftijdse vervroegde uitstap op het ogenblik van

de oppensioenstelling, wordt het rust- of overlevingspensioen berekend op basis van de

wedde die de betrokken militair zou gekregen hebben indien hij niet had genoten van de

regeling van de halftijdse vervroegde uitstap.

b. Burgerpersoneel

(1) De periode van afwezigheid wordt met een dienstactiviteit gelijkgesteld 4.

(2) De bepalingen betreffende de aanvraag van het pensioen blijven gelden. Het

personeelslid is dus niet ontslagen van de verplichting om later zijn pensioen aan te

vragen.

1 A16-Y10, Art 17, § 2 2 Wet van 10 Apr 95, Art 4 3 A16-Y10, Art 15 en Art 18 4 Wet van 10 Apr 95, Art 4

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 269 / 283

208. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit

a. Militair personeel1

Met inachtneming van de desbetreffende richtlijnen is het uitoefenen van een bijkomende

beroepsactiviteit tijdens de halftijdse vervroegde uitstap toegelaten.

b. Burgerpersoneel2

(1) Het personeelslid mag geen enkele bijkomende beroepsactiviteit uitoefenen. Onder

beroepsactiviteit dient te worden verstaan iedere bezigheid waarvan de opbrengst een

beroepsinkomen is zoals bedoeld in Art 23 van het Wetboek van de

inkomstenbelastingen 1992.

(2) De politieke mandaten, bedoeld in de Wet van 18 Sept 86 tot instelling van het politiek

verlof voor personeelsleden van de overheidsdiensten, worden niet als een

beroepsactiviteit beschouwd.

1 A16-Z1, Art 18 tot Art 20 G1, Art 176 2 KB van 10 Apr 95, Art 2

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 270 / 283

Hoofdstuk 3 - Verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid -

Burgerpersoneel

301. Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing op het statutair (niet-stagiair) burgerpersoneel van Defensie1.

302. Algemeen

a. Personeel lager dan de klasse A3

Voor het geheel van hun loopbaan hebben de statutaire burgerpersoneelsleden (niet-

stagiair) lager dan de klasse A3, zonder beperking in duur, recht hun ambt met verminderde

prestaties ten belope van 1/2, 2/3, 3/4 of 4/5 van de normale prestaties uit te oefenen voor

persoonlijke aangelegenheden.

b. Personeel van de klasse A4 of A5

Al de burgerpersoneelsleden die behoren tot de klasse A4 of A5 die de leiding hebben van

een dienst zijn uitgesloten van de verminderde prestaties wegens persoonlijke

aangelegenheid. De secretaris-generaal kan evenwel, in de gevallen waarin de goede werking

van de dienst erdoor niet wordt verstoord, voor deze ambtenaren, die erom verzoeken, dit

verlof toestaan.

c. Uurrooster

Deze verminderde prestaties moeten verplicht verricht worden, ofwel elke dag, ofwel over

een andere vaste verdeling over de week, te vermelden op de aanvraag (het volledige

uurrooster mededelen). Daarenboven moeten zij steeds een aanvang nemen bij het begin van

de maand.

d. Periodes

De machtiging wordt verleend voor een periode van minimum 3 en maximum 24 maanden,

verlengingen van minimum 3 en maximum 24 maanden zijn mogelijk op voorwaarde dat een

nieuwe aanvraag wordt ingediend. Het aantal verlengingen is onbeperkt.

e. Vroegtijdige opzegging

Op initiatief van het betrokken personeelslid en met opzegging van drie maanden kan

vroegtijdig een einde gemaakt worden aan de aan de gang zijnde verminderde prestaties.

f. Bevordering

Tijdens de duur van de afwezigheid is het burgerpersoneelslid op non-activiteit. Hij kan

niettemin zijn aanspraken op bevordering doen gelden. Nochtans stelt de bevordering tot

een hogere graad van rechtswege een einde aan de machtiging tot het uitoefenen van zijn

ambt met verminderde prestaties.

g. Opschorting

De machtiging om verminderde prestaties te verrichten wordt opgeschort zodra het

burgerpersoneelslid één van de volgende verloven bekomt:

(1) bevallingsverlof, vaderschapsverlof, ouderschapsverlof en opvangverlof;

(2) verlof om een stage of een proefperiode te vervullen;

(3) verlof om kandidaat te zijn voor de verkiezingen;

(4) verlof om in vredestijd prestaties te verrichten bij het korps Civiele Bescherming;

1 KB van 19 Nov 98, Art 140 tot 143

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 271 / 283

(5) verlof om een ambt uit te oefenen bij een ministerieel kabinet;

(6) verlof voor een opdracht die van algemeen belang is erkend;

(7) verlof voor werkzaamheden bij een erkende politieke groep in een federale wetgevende

vergadering of een wetgevende vergadering van een Gemeenschap of een Gewest of bij

de voorzitter van één van die groepen;

(8) om ter beschikking te worden gesteld van de Koning, van een Prins of van een Prinses

van België;

(9) verlof voor syndicale opdracht.

h. Vakantie- en ziekteverlof

Het jaarlijks vakantie- en ziekteverlof wordt in evenredige mate verminderd.

303. Aanvraagprocedures

a. Aanvraag

Een aanvraag wordt ingediend met het aanvraagformulier in bijlage L.

b. Termijn

De aanvragen om verminderde prestaties uit te oefenen of om verlenging te bekomen

moeten strikt noodzakelijk in het bezit zijn van HRB-Civ ten minste één maand voor de

aanvangsdatum van de overwogen maatregel.

c. Aanvraag vervroegde hervatting

De aanvragen om vervroegd zijn voltijdse prestaties te mogen hervatten moeten drie

maanden op voorhand overgemaakt worden aan HRB-Civ.

304. Geldelijke bepalingen

a. Wedde

Het burgerpersoneelslid ontvangt een wedde pro rata van de geleverde prestaties.

b. Weddensupplement

De burgerpersoneelsleden die de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben of die ten minste twee

kinderen ten laste hebben die niet de volle leeftijd van 15 jaar bereikt hebben, krijgen een

weddensupplement dat gelijk is aan het vijfde van de wedde die verschuldigd zou zijn voor

de prestaties die niet worden verricht :

Prestaties Wedde

1/2 60 %

2/3 73,325 %

3/4 80 %

4/5 84 %

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL V – Bijzondere arbeidstijdregeling

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 272 / 283

305. Administratieve en sociale bepalingen

a. Aantekenblad voor verloven

De verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid worden opgetekend op het

aantekenblad voor verloven.

b. Berekening van graad-, niveau- en dienstanciënniteit

Voor de berekening van graad-, niveau- en dienstanciënniteit wordt slechts rekening

gehouden met de werkelijk gepresteerde diensten. De weddenverhogingen zullen echter

worden toegekend alsof er volledige prestaties verricht worden.

c. Berekening van het pensioen

Onverminderd nieuwe maatregelen die inzake pensioenen bij wet zouden kunnen genomen

worden, tellen thans voor de berekening van het pensioen slechts de werkelijk gepresteerde

diensten mee.

306. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit

Gedurende hun afwezigheid mogen de burgerpersoneelsleden andere winstgevende bezigheden

uitoefenen op voorwaarde dat zij verenigbaar zijn met hun functies.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL VI – Operationele inzet, hulpverlening en gelijkgestelde opdrachten

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 273 / 283

DEEL VI VERLOVEN EN DIENSTONTHEFFINGEN TIJDENS

DE DEELSTAND “IN OPERATIONELE INZET”, “IN

MILITAIRE BIJSTAND”, “IN HULPVERLENING”

EN GELIJKGESTELDE OPDRACHTEN

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL VI – Operationele inzet, hulpverlening en gelijkgestelde opdrachten

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 274 / 283

Hoofdstuk 1 - Verloven en dienstontheffingen tijdens de deelstand “in operationele

inzet”, “in militaire bijstand”, “in hulpverlening” en gelijkgestelde

opdrachten – Militair personeel

101. Toepassingsgebied

a. Militairen

Dit hoofdstuk is van toepassing op de militairen personeelsleden van het actief kader1 in

periode van vrede, in de deelstand "in operationele inzet", "in militaire bijstand", "in

hulpverlening" en tijdens gelijkgestelde opdrachten vastgelegd door ACOS Ops & Trg.

b. Onderofficieren en vrijwilligers

Dit hoofdstuk is, voor wat betreft de dienstontheffingen wegens operaties, enkel van

toepassing op de onderofficieren en vrijwilligers met inbegrip van deze:

(1) met vaste dienst bij de internationale hoofdkwartieren, generale staven en instellingen

die in België zijn gevestigd;

(2) met vaste dienst in het buitenland;

(3) verbonden aan diplomatieke posten in het buitenland die het vergoedingsstelsel

“Buitenlandse Zaken” genieten.

Opmerking

Voor deze personeelsleden gebeurt het beheer onder controle en verantwoordelijkheid

van de hoogste Belgische autoriteit, die er aanwezig is.

c. Uitzondering

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op het boordpersoneel van de Marine, met uitzondering

van de dienstontheffingen wegens operaties, zoals gedefinieerd in Par 104.a.(3) van dit

hoofdstuk. Buiten deze materie worden steeds bijzondere richtlijnen gegeven door

COMOPSNAV.

102. Algemeen

a. Vakantieverlof- en compensatieregeling

Tijdens de duur van de opdrachten wordt het vakantieverlof- en de compensatieregeling

opgeschort.

b. Stelsel

De deelnemers vallen onder het stelsel opgelegd door het begunstigde departement of

internationale organisatie.

c. Specifieke richtlijnen

Voor elke operatie kunnen nationaal specifieke richtlijnen worden uitgevaardigd.

d. Mission-area

De begrenzing van de "mission-area" (of operatiezone) wordt, ingeval ze niet gedefinieerd

wordt in de koninklijke of ministeriële besluiten, vastgelegd door ACOS Ops &Trg.

1 Deel I, Par 101.a.(1)

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL VI – Operationele inzet, hulpverlening en gelijkgestelde opdrachten

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 275 / 283

e. Verlof tijdens operationele inzet

Het "verlof tijdens operationele inzet" is een vorm van dienstontheffing en zal verder

"UNO-verlof" of "LEAVE" worden genoemd, om duidelijk aan te tonen dat het niet gaat om

een statutair recht.

103. Soorten opdrachten

a. Opdrachten waarvan de duur maximum negen maanden bedraagt.

b. Opdrachten die meer dan negen maanden duren.

104. Verloven

a. Vakantieverlof

(1) Opdrachten van maximum negen maanden

(a) Tijdens de duur van de opdracht worden de toekenning van het vakantieverlof en

compensatie in tijd opgeschort.

(b) Na het beëindigen van de opdracht is het niet opgenomen vakantieverlof

overdraagbaar naar het volgende jaar, voor zover het opgenomen wordt binnen de

drie maanden die volgen op de datum van definitieve terugkeer1.

Voorbeeld 1

Vertrek op opdracht vanaf 01 Feb 13 met een resterend krediet van 10 dagen

vakantieverlof van 2012. Terug van opdracht op 01 Jun 13. Mogelijkheid tot

opname van het resteren

d krediet van 2012 (10 dagen) binnen de 3 maanden = tot 01 Sep 13 en het

resterend krediet van 2013 tot 30 Apr 14.

Voorbeeld 2

Vertrek op opdracht vanaf 05 Sep 13 met een resterend krediet van 15

dagen vakantieverlof van 2013. Terug van opdracht op 05 Jan 14.

Mogelijkheid tot opname van het resterend krediet van 2013 (15 dagen) tot

30 Apr 14 (ipv 05 Apr 14)

(c) Nationale feestdagen die in België op een werkdag vallen, de

compensatieverlofdagen en dienstontheffingen toegestaan door de MOD, die

tijdens de opdracht vallen, worden na einde opdracht gecompenseerd met een dag

dienstontheffing voor zover ze opgenomen worden binnen de drie maanden die

volgen op de datum van definitieve terugkeer.

(2) Opdrachten van meer dan negen maanden

(a) Tijdens de duur van de opdracht worden de toekenning van vakantieverlof en

compensatie in tijd opgeschort.

(b) Het niet opgenomen vakantieverlof van het jaar van vertrek vervalt.

(c) Bij definitieve terugkeer wordt een verlofkrediet toegekend proportioneel met het

resterende deel van het burgerlijk jaar.

(3) Dienstontheffingen wegens Operaties

(a) Voor de onderofficieren en vrijwilligers kunnen niet opgenomen

vakantieverlofdagen na een deelstand van een operationele inzet, militaire bijstand,

een hulpverlening of een gelijkgestelde opdracht, worden omgezet in

1 Zie Deel II, Hfdst 1, Par 102.c. (4)

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL VI – Operationele inzet, hulpverlening en gelijkgestelde opdrachten

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 276 / 283

dienstontheffingen wegens operaties. Deze mogen gedurende de hele verdere

loopbaan worden opgenomen.

(b) Principe

(i) De eenheidscommandanten zullen er over waken dat de militair vanaf

zijn/haar terugkomst van een buitenlandse opdracht de niet opgenomen

vakantieverlofdagen maximaal al dan niet aansluitend kan opnemen binnen de

drie maanden die volgen op de datum van definitieve terugkeer.

(ii) Het personeelslid zal er voor zorgen dat hij zijn niet opgenomen

vakantieverlofdagen maximaal heeft opgebruikt binnen de drie maanden die

volgen op de datum van definitieve terugkeer.

(c) Specifieke omstandigheden waarin de omzetting naar dienstontheffingen wegens

operaties gebeurt:

(i) indien het personeelslid, door een schriftelijke weigering van zijn

verlofaanvraag, het vakantieverlof niet kan opnemen binnen de drie maanden

die volgen op de datum van definitieve terugkeer;

(ii) en/of indien het personeelslid, door een gebrek aan beschikbare dagen, het

vakantieverlof niet kan opnemen binnen de drie maanden die volgen op datum

van definitieve terugkeer.

(d) De organieke eenheid dient, voor zover de specifieke omstandigheden vervuld zijn,

drie maanden na de definitieve terugkeer van het personeelslid een

aanvraagdossier op te maken voor het niet opgenomen vakantieverlof. Het dossier

met de aanvraag tot omzetting wordt goedgekeurd door de commandant van het

onmiddellijk hoger echelon.

(e) Beheer van dit krediet:

(i) De dienstontheffingen wegens operaties worden beheerd via de verloffiche

en zullen genoteerd worden als overdraagbare dienstontheffingen wegens

operaties.

(ii) Enkel vakantieverlofdagen kunnen worden omgezet in dienstontheffingen

wegens operaties. Er zullen géén compensatie-uren noch

compensatieverlofdagen in dienstontheffingen wegens operaties worden

omgezet.

(iii) Er is geen beperking op het maximum aantal over te dragen dagen.

(iv) Overuren worden verder opgebouwd en beheerd volgens de regelgeving van

de normalisatie van de dienstprestaties (Deel I - Hoofdstuk 2, Par 205). De

overuren zullen echter prioritair afgebouwd worden vooraleer het krediet

van dienstontheffingen wegens operaties aangesproken wordt.

(v) Het ogenblik waarop de dienstontheffingen wegens operaties wordt

gevraagd, blijft steeds volledig ondergeschikt aan de dienstnoodwendigheden

(bij wijze van voorbeeld: de trainingactiviteiten, voorzien op de

trainingskalender van de eenheid).

(vi) Opname van de dagen dienstontheffingen wegens operaties zal gebeuren

tijdens de verdere loopbaan van het militaire personeelslid.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL VI – Operationele inzet, hulpverlening en gelijkgestelde opdrachten

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 277 / 283

b. Omstandigheidsverloven

(1) Het omstandigheidsverlof wordt toegestaan op dezelfde basis als deze voorzien in het

Deel II - Hoofdstuk 3 van dit reglement.

(2) Het toegekende aantal dagen omstandigheidsverlof wordt niet afgetrokken van het

vakantieverlofkrediet, noch van het "UNO-verlof" krediet.

105. Dienstontheffingen

a. "UNO-verlof" of “LEAVE” tijdens de opdracht

(1) Principe

(a) De regeling opgelegd door het departement (Federale Overheidsdienst van

Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,…) of de

internationale organisatie waarbij de militair tewerkgesteld is, is van toepassing.

Het “UNO-verlof” kan genomen worden ofwel binnen de “mission area” ofwel buiten

de zone maar het is steeds de "Force Commander" of operationele Comd ter

plaatse die zal bepalen hoeveel "UNO-verlof" en waar het kan toegekend worden en

dit steeds in functie van de omstandigheden en de dienstnoodwendigheden.

(b) Nationaal kan ACOS Ops & Trg, in nauwe samenwerking met de betrokken

componenten, specifieke richtlijnen opleggen. De principiële beslissing om voor een

bepaalde Ops, het verlof in België of buiten de “mission-area” toe te laten, wordt

genomen door de CHOD op gemotiveerd voorstel van ACOS Ops &Trg.

(2) Bij ontstentenis van specifieke richtlijnen

(a) Het "UNO-verlof" zal worden toegekend à rato van 2,5 dagen per gepresteerde

dienstmaand. De toekenning ervan blijft echter steeds ondergeschikt aan de

dienstnoodwendigheden.

(b) In geval de duur van de opdracht minder dan 6 maanden bedraagt, wordt het

"UNO-verlof" in principe in de “mission-area” genomen.

(c) In geval de duur van de opdracht initieel gepland is voor 6 maanden of meer kan het

"UNO-verlof" van meerdere maanden samengevoegd worden en genomen worden in

België of buiten de "mission-area". In dit geval kunnen twee reisdagen worden

toegekend.

(d) Het "UNO-verlof" wordt niet afgetrokken van het vakantieverlofkrediet.

(e) Het niet opgenomen "UNO-verlof" is niet overdraagbaar, het recht erop vervalt bij

einde opdracht.

b. Dienstontheffing bij definitieve terugkeer

(1) Opdrachten van maximum negen maanden

(a) Aansluitend op de definitieve terugkeer wordt één dag UNO-dienstontheffing

toegekend per gepresteerde dienstmaand; ingeval de opdracht minimum 4 maanden

heeft geduurd wordt dit saldo verhoogd met één dag.

(b) Indien tijdens de opdracht geen "UNO-verlof" of "LEAVE" werd toegestaan, wordt

per gepresteerde dienstmaand supplementair één dag UNO-dienstontheffing

toegestaan.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL VI – Operationele inzet, hulpverlening en gelijkgestelde opdrachten

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 278 / 283

(c) De eenheidscommandanten zullen er over waken dat de militair vanaf zijn/haar

terugkomst van een buitenlandse opdracht de UNO-dienstontheffing al dan niet

aansluitend kan nemen. De militair kan, tijdens de UNO-dienstontheffing bij de

definitieve terugkeer, niet worden teruggeroepen, uitgezonderd bij instemming van

betrokkene of wegens zwaarwichtige redenen.

(2) Opdrachten van meer dan negen maanden

(a) Bij definitieve terugkeer wordt een UNO-dienstontheffing van 2,5 werkdagen

toegestaan per gepresteerde dienstmaand (voor een jaar dienst: 30 werkdagen).

Deze UNO-dienstontheffing wordt toegekend aansluitend op de terugkeer. De

militair kan, tijdens de opname van zijn UNO-dienstontheffing bij de definitieve

terugkeer, niet worden teruggeroepen, uitgezonderd bij instemming van

betrokkene of wegens zwaarwichtige redenen.

(b) De UNO-dienstontheffing bij definitieve terugkeer wordt beperkt tot maximum

45 werkdagen.

106. Geldelijke bepalingen

a. “UNO-verloven” of gelijkaardige verloven

(1) "UNO-verloven" of gelijkaardige verloven doorgebracht in de "mission area" houden het

behoud van de rechten op toelagen en vergoedingen in.

(2) "UNO-verloven" of gelijkaardige verloven doorgebracht buiten de "mission-area"

houden automatisch de opschorting in van de voorziene toelagen en vergoedingen.

Deze opschorting der rechten gaat in de dag nadat betrokkene de "mission area"

verlaten heeft, tot de dag voor zijn terugkeer in de "mission-area".

(3) In het geval de opdracht 6 maanden of langer duurt, zal de heen- en terugreis in het

kader van "UNO-verloven" of gelijkaardige verloven buiten de "mission-area" die

opgenomen worden in België of op de Gewone Plaats van het Werk (GPW)1 beschouwd

worden als een dienstreis. Bij "UNO-verloven" of gelijkaardige verloven buiten de

"mission-area" die niet opgenomen worden in België of de GPW worden de heen- en

terugreis niet beschouwd als een dienstreis en vallen alle kosten volledig ten laste van

betrokkene.

(4) Per periode van 6 maanden zal het recht tot terugbetaling van de onkosten beperkt

worden tot maximum EEN “UNO-verlof” opgenomen in België of de GPW.

b. Omstandigheidsverloven

(1) Omstandigheidsverloven opgenomen buiten de "mission area" houden automatisch de

opschorting in van de voorziene toelagen en vergoedingen. Deze opschorting der rechten

gaat in de dag nadat betrokkene de “mission-area” verlaten heeft, tot de dag voor zijn

terugkeer.

(2) Voor bepaalde omstandigheidsverloven toegestaan voor dringende en dwingende

familiale of sociale redenen, kan een aanvraag tot terugbetaling van de reiskosten

ingediend worden ter titel van buitengewone kosten 2.

1 Voor het personeel dat tewerkgesteld is in een Internationaal Organisme (I-Org) in het buitenland 2 DGHR-SPS-INDVER-001

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling DEEL VI – Operationele inzet, hulpverlening en gelijkgestelde opdrachten

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 279 / 283

107. Sociale bepaling

Het UNO-verlof/dienstontheffing, LEAVE, het omstandigheidsverlof en de dienstontheffingen

wegens operaties bij definitieve terugkeer tellen als een periode van werkelijke dienst.

108. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit

Niet van toepassing.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL VII – Kandidaten

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 280 / 283

DEEL VII KANDIDATEN

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL VII – Kandidaten

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 281 / 283

Hoofdstuk 1 - Verloven en dienstontheffingen van toepassing op de kandidaat-

militairen – Militair personeel

101. Toepassingsgebied 1

Dit hoofdstuk is van toepassing op alle de kandidaat-militairen2, in periode van vrede.

a. Dienstneming als beroepsmilitair

De personen, al dan niet van het reservekader, die werden aanvaard om een dienstneming als

militair aan te gaan, om na hun vorming als beroeps- of aanvullings personeel te worden

opgenomen:

(1) de kandidaat-beroepsvrijwilliger, -onderofficier en -officier;

(2) de kandidaat-aanvullingsvrijwilliger, -onderofficier en -officier.

b. De kandidaat-militairen korte termijn BDL en EVMI

c. Sociale promotie:

(1) de beroepsvrijwilligers die aanvaard werden om, na een vorming, te worden opgenomen

als aanvullingsonderofficier;

(2) de beroepsonderofficieren die aanvaard werden om, na een vorming, te worden

opgenomen als aanvullingsofficier.

De militairen die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om te worden opgenomen in de

onmiddellijk hogere personeelscategorie

d. Overgang:

(1) de aanvullingsonderofficieren die aanvaard werden om, na een vorming, te worden

opgenomen als beroepsonderofficier;

(2) de aanvullingsofficieren die aanvaard werden om te worden opgenomen als

beroepsofficier.

De beroepsofficieren Niv B die werden aanvaard voor hun overgang naar Niv A en de

officieren en –onderofficieren BDL die werden aanvaard, om een vorming te volgen, om in

hun personeelscategorie te worden opgenomen als beroepsmilitairen

e. Promotie op diploma

De beroepsvrijwilligers en beroepsonderofficier Niv C die werden aanvaard om een vorming

te volgen om beroepsonderofficier Niv B te worden en de militair BDL die een vorming volg

in het kader van zijn promotie op diploma

f. De kandidaten-hulpofficier

102. Algemeen

a. Inwendige dienstregeling en internaatsregime

De kandidaat-militair van het actief kader in een school van Defensie of een

opleidingsorganisme, kan tijdens een periode van schoolvorming of een periode van opleiding

aan een inwendige dienstregeling en/of aan een internaatsregime worden onderworpen

overeenkomstig het reglement van inwendige orde van de desbetreffende school of

opleidingsorganisme3.

1 A16-K1, Art 2 - A16-X2, Art 30 A16-G1, Art 3 2 Deel I, Par 101.a.(3) 3 A16-K4, Art 1 en Art 48 23

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL VII – Kandidaten

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 282 / 283

b. Vakantieverlof

De militairen die aanvaard werden voor de sociale promotie, overgang en promotie op

diploma, die een vorming dienen te volgen kunnen, in de periode voorafgaand aan hun vorming,

enkel aanspraak maken op een aantal dagen vakantieverlof berekend pro rata het aantal

maanden werkelijke dienst voorafgaand aan deze vorming.

(1) Sociale promotie

(a) de militairen beroepsvrijwilligers die aanvaard werden om als

aanvullingsonderofficier opgenomen te worden, kunnen in de periode voorafgaand

aan hun vorming enkel vakantieverlof bekomen in functie van het aantal maanden

werkelijke dienst voorafgaand aan deze vorming;

(b) de beroepsonderofficieren die aanvaard werden om als aanvullingsofficier

opgenomen te worden, kunnen in de periode voorafgaand aan hun vorming enkel

vakantieverlof bekomen in functie van het aantal maanden werkelijke dienst

voorafgaand aan deze vorming.

(2) Overgang en promotie op diploma:

(a) de aanvullingsonderofficieren militairen die aanvaard werden werden om te worden

opgenomen als beroepsonderofficier, kunnen in de periode voorafgaand aan hun

vorming enkel vakantieverlof bekomen in functie van het aantal maanden werkelijke

dienst voorafgaand aan deze vorming, indien zij een vorming dienen te volgen.

(b) de aanvullingsofficieren die aanvaard werden om te worden opgenomen als

beroepsofficier, kunnen in de periode voorafgaand aan hun vorming enkel

vakantieverlof bekomen in functie van het aantal maanden werkelijke dienst

voorafgaand aan deze vorming, indien zij een vorming dienen te volgen.

c. Omstandigheidverloven

De omstandigheidverloven (Deel II Hoofdstuk 3) zijn van toepassing op de kandidaten.

d. Schoolverloven

De schoolverloven ingeschreven op het vormingsprogramma zijn van toepassing op de

kandidaten.

De Belgische militaire vormingsorganismen voorzien ten minste de volgende schoolverloven

op het vormingsprogramma:

(1) Pasen: 4 werkdagen;

(2) Krokus/Carnaval: 2 werkdagen;

(3) Allerheiligen: 1 werkdag.

De commandant van het school- of opleidingsorganisme zal er maximaal naar streven de

schoolverloven te laten samenvallen met de schoolverloven van de Gemeenschappen en kan

eventueel enkele bijkomende dagen toekennen in functie van de jaarlijkse kalender en van

het opleidingsprogramma.

e. De gewone dienstontheffingen

De gewone dienstontheffingen (Deel III – Hoofdstuk 1) zijn van toepassing op de

kandidaten.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL VII – Kandidaten

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 283 / 283

f. Afwachtingsperiode, afwachtingsstage en stage- of evaluatieperiode

Vanaf de afwachtingsperiode, afwachtingsstage en stage- of evaluatieperiode geldt voor de

kandidaten het verlofstelsel en dienstontheffingsstelsel van de personeelscategorie van de

beroepsmilitairen het actief kader waarvoor hij kandidaat is1.

Vanaf de afwachtingsperiode, afwachtingsstage en stage- of evaluatieperiode geniet de

kandidaat-militair, voor de resterende periode van het jaar van een aantal dagen

vakantieverlof.

Berekening:

(1) officieren: 60 (30 + 30 dagen jaarkrediet) / 12 maanden = 5 2,5 + 2,5 dagen

maandkrediet;

(2) onderofficieren en vrijwilligers: 30 dagen jaarkrediet / 12 maanden = 2,5 dagen

maandkrediet, maar wordt afgerond in het voordeel van belanghebbende;

(3) de kandidaat heeft tijdens een eventuele afwachtingsperiode of afwachtingsstage

recht op, naargelang het geval, 5 2,5 + 2,5 of 2,5 dagen vakantieverlof per volledige

maand, aangezien hij nog niet beschikt over een vakantieverlofkrediet.

g. Dagen dienstontheffing van het Departement

Vanaf de stage- of evaluatieperiode geniet de kandidaat-militair, voor de resterende

periode van het jaar van de dagen dienstontheffing van het Departement.

h. Periode over verschillende schooljaren

Wanneer de duur van de cursussen verschillende schooljaren in beslag neemt, krijgt de

kandidaat-militair tijdens de schoolvakanties één kalendermaand groot verlof, die ook kan

dienen om zijn herexamens voor te bereiden en eventueel af te leggen. Het overblijvende

gedeelte van de schoolvakanties zal worden besteed aan militaire vormings- en

onderrichtingsactiviteiten volgens de voorschriften uitgaande van de

directeur-generaal HR.

1 A16-G1, Art 94, § 1, 3de lid

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling

DEEL VII – Kandidaten

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Blz 284 / 283

i. Uitstel van examens, proeven of vorming1

Voor de kandidaat-militairen zijn de bepalingen betreffende het uitstel van examens,

proeven of het volgen van basisvormingsgedeelten van toepassing op het aanvragen en het

toekennen van:

(1) moederschapsverlof;

(2) verlof voor de verzorging van een zwaar ziek verwant;

(3) palliatief verlof.

j. Uitstel van examens, proeven of vorming2

Voor de militairen beschreven in Par 101, a., c, en d. met uitzondering van de Par 101. b. en e.

f (kandidaat-militairen korte termijn en kandidaat-hulpofficieren) zijn de bepalingen

betreffende het uitstel van examens, proeven of vorming van toepassing op het aanvragen

en het toekennen van:

(1) moederschapsverlof;

(2) de borstvoedingspauzes;

(3) vaderschapsverlof;

(4) ouderschapsverlof;

(5) verlof voor ouderschapsbescherming;

(6) opvangverlof;

(7) verlof voor de verzorging van een zwaar ziek verwant;

(8) palliatief verlof.

De kandidaat-militairen EVMI3 korte termijn en kandidaat-hulpofficieren kunnen de

verloven, waarvan sprake in de Par 102.i. bekomen.

Het opnemen van een van deze verloven kan echter leiden tot de definitieve mislukking

indien dit niet toelaat de vorming te vervolmaken binnen de voorziene termijnen, vermits er

geen uitstel van de vorming kan worden toegestaan4.

103. Geldelijke bepaling 5

De verloven en dienstontheffingen van de kandidaten zijn bezoldigd.

104. Sociale bepaling 6

De verloven en dienstontheffingen van de kandidaten tellen als een periode van werkelijke dienst.

105. Uitoefening van een bijkomende beroepsactiviteit

Niet van toepassing.

1 A16-G1, Art 102 2 A16-G1, Art 102 3 A16-X10, Art 37 4 A16-X1, Art 10 - A16-X2, Art 30 5 Wet van 20 Mei 94 (BIP A-083-1), Art 4 6 A16-Q1, Art 5, 9 & Art 10 G1, Art 188 tot Art 191

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl A - 1 / 1

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Bijlage A : De graden van verwantschap1

Overgrootvader & overgrootmoeder

(3de

graad)

Grootvader & grootmoeder

(2de

graad)

Oudoom & oudtante

(4de

graad)

Vader & moeder

(1ste

graad)

Oom / tante

(3de

graad)

Achterneef /-nicht

(5de

graad)

BETROKKENE

en/of PARTNER

Broer / zuster

(2de

graad)

Neef / nicht

(4de

graad)

Zoon / dochter

(1ste

graad)

Neef / nicht

(3de

graad)

Achterneef /-nicht

(5de

graad)

Kleinkind

(2de

graad)

Achterneef /-nicht

(4de

graad)

Opmerkingen:

1. Het adoptie kind of de persoon opgenomen met het oog op adoptie wordt gelijkgesteld met het kind

van wie de afstamming vaststaat.

2. Het pleegkind of de persoon opgenomen met het oog op de uitoefening van een pleegvoogdij wordt

gelijkgesteld met het kind van wie de afstamming vaststaat.

3. De personen die de pleegvoogdij hebben uitgeoefend of uitoefenen worden gelijkgesteld met de

biologische ouders.

4. De stiefouders of stiefkinderen worden gelijkgesteld met de biologische ouders of met de kinderen

wier afstamming vaststaat.

1 Burgerlijk Wetboek – Art 735 tot 738

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl B - 1 / 1

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Bijlage B : Lidstaten van de NAVO en/of de Europese Unie

1. LANDEN BEHOREND TOT DE NAVO

a. EUROPA:

ALBANIE LITOUWEN

BELGIË LUXEMBURG

BULGARIJE NEDERLAND

DENEMARKEN NOORWEGEN

DUITSLAND POLEN

ESTLAND PORTUGAL

FRANKRIJK ROEMENIE

GRIEKENLAND SLOVENIE

HONGARIJE SLOWAKIJE

IJSLAND SPANJE

ITALIË TSJECHISCHE REPUBLIEK

KROATIE TURKIJE

LETLAND VERENIGD KONINKRIJK

b. AMERIKA:

CANADA VERENIGDE STATEN

2. LANDEN BEHOREND TOT DE EUROPESE UNIE

BELGIË BULGARIJE

CYPRUS DENEMARKEN

DUITSLAND ESTLAND

FINLAND FRANKRIJK

GRIEKENLAND HONGARIJE

IERLAND ITALIË

LETLAND LITOUWEN

LUXEMBURG MALTA

NEDERLAND OOSTENRIJK

POLEN PORTUGAL

ROEMENIE SLOVENIE

SLOWAKIJE SPANJE

TSJECHISCHE REPUBLIEK VERENIGD KONINKRIJK

ZWEDEN

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl C - 1 / 3

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Bijlage C : Verlofaanvraag – Demande de congé

De

Le

VERLOFAANVRAAG – DEMANDE DE CONGE

Naam-Nom: ............................................................................. Voornaam – Prénom: ..................................................

Graad-Grade: .......................................................................... Stamnummer – Numéro de matricule: ..................

Vraagt een periode van afwezigheid aan - Demande une période d'absence:

vanaf - à partir de ........................................... om – à ............................. (diensteinde - fin de service)

tot – jusque ....... ............................................... om – à .................. (begin van de dienst - reprise du service)

Aantal verlofdagen/-uren* - nombre de jours/heures* de congé:- : .......................................... d/j-hr

Aantal Hr compensatie - nombre d'Hr de compensation: .............................. hr

Andere - autre: .................... d/j

Eventuele opmerking - remarque éventuelle: .................................................................................................

Ik zal in het buitenland verblijven - je séjournerai à l'étranger handtekeningen - signatures

Land(-en) - pays:

Advies van de dienstchef - avis du chef de service:gunstig - favorable

ongunstig - défavorable

Beslissing autoriteit - décision de l'autorité: toegestaan - accordé

geweigerd - refusé

Reden voor weigering - raison du refus:

Verwijzing - référence : VEC - RCU Nr - N° van – du

*Alleen van toepassing op de personeelsleden in de bijzonder dienstregeling “Arbeidsritmes” *Uniquement d’application au personnel dans le régime de travail spécifique “Rytmes de travail”

(Autoriteit - autorité)

(Dienstchef - chef de service)

(Aanvrager - demandeur)

(Eenheid of Organisme) (Unité ou Organisme)

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl C - 2 / 3

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Korps

VERLOFFICHE

Jaar Eenheid

Naam Voornaam Graad Stamnummer

VERLOVEN

Begin- Einddatum Type van verlof Duur Saldo VEC Nr

VERLOVEN GERELATEERD AAN DE CATALOOG «AFWEZIGHEID»

Begin- Einddatum Afwezigheid Duur VAC Nr

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl C - 3 / 3

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

De

Le

AANVRAAG OMZETTING DIENSTONTHEFFING IN COMPENSATIE IN TIJD

DEMANDE DE CONVERSION DE DISPENSE DE SERVICE EN COMPENSATON EN TEMPS

Naam-Nom : ............................................................... Voornaam – Prénom: ....................................................................

Graad-Grade : ............................................................... Stamnummer – Numéro de matricule: ...................................

Vraagt de omzetting van het aantal hieronder vermelde dagen dienstontheffing1 in compensatie in tijd

Demande la conversion du nombre sous-mentionné de jours de dispense de service2 en compensation en temps:

Actueel saldo compensatie Hr : .................................................... (moet kleiner zijn dan 15 Hr)

Solde actuel Hr de compensation : .................................................... (doit être inférieur à 15 Hr)

Aantal dagen om te zetten : ....................................................

Nombre de jours à convertir : ....................................................

Eventuele opmerking - remarque éventuelle: ........................................................................................................................................

handtekeningen – signatures

Advies van de dienstchef - avis du chef de service: gunstig - favorable

ongunstig - défavorable

Beslissing autoriteit - décision de l'autorité: toegestaan - accordé

geweigerd - refusé

Reden voor weigering - raison du refus:

1 Dienstontheffing van het Departement of Dienstontheffing in het kader van de uitvoering van het KB van 26 Aug 10 2 Dispense de service du Département ou Dispense de service dans le cadre de l’exécution de l’AR du 26 Aou 10

(Eenheid of organisme (Unité ou Organisme)

(Aanvrager - demandeur)

(Naam - Nom)

(Autoriteit - Autorité)

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl D - 1 / 3

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Bijlage D : Compensatiefiche - Overuren

KORPS

COMPENSATIEFICHE

Fiche A : 01 JAN – 30 JUN Eenheid

NAAM Voornaam Graad Stamnummer

Datum Aard van de Prestatie Duur

VEC Nr + -

Overdracht recuperatiefiche 01 Jan – 30 Jun*

Overdracht Af te sluiten op 31 Dec

* MAX 38 Hr

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl D - 2 / 3

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

KORPS

COMPENSATIEFICHE

Fiche B : 01 JUL – 31 DEC Eenheid

NAAM Voornaam Graad Stamnummer

Datum Aard van de Prestatie Duur

VEC Nr

+ -

Overdracht recuperatiefiche 01 Jul – 31 Dec*

Overdracht Af te sluiten op 30 Jun

* MAX 38 Hr

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl D - 3 / 3

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

KORPS

COMPENSATIEFICHE

Fiche C Eenheid

NAAM Voornaam Graad Stamnummer

Datum Aard van de Prestatie Duur

VEC Nr

+ -*

* De overuren moeten worden opgenomen in de loop van de maand die volgt op die waarin het krediet werd verworven

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl E - 1 / 1

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Bijlage E : Intentionally left blank Aanvraag van een opleidingsverlof

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl F - 1 / 1

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Bijlage F : Aanvraag om een opvangverlof te bekomen met het oog op

een adoptie of de uitoefening van de pleegvoogdij

Datum

Nr:

Bijlage :

Aan HRB-Civ

ONDERWERP : Aanvraag om een opvangverlof te bekomen met het oog op een adoptie of de

uitoefening van de pleegvoogdij

Naam: .................................................................................... Voornaam: ........................................................................

Graad: ................................................................................... Stamnummer: .................................................................

verzoekt om een verlof met het oog op de opvang van het kind (naam en voornamen): .....................................

......................................................................................... geboren op ..............................................................................

Burgerlijke staat van de verzoeker:

De eventuele echtgeno(o)t(e): - is hij of zij adoptant;

- oefent hij of zij een winstgevende bedrijvigheid buiten het gezin uit;

- is hij of zij eveneens Rijksambtenaar;

- geniet hij of zij, in dit laatste geval, het voordeel van een verlof om het

hierboven vermeld kind op te vangen.

Visum van de dienstchef:

Beslissing HRB-Civ

- Een verlof van weken met aanvang op is toegestaan 1

- Geweigerd 1

1 Schrappen wat niet van toepassing is

(Eenheid of Organisme)

(Handtekening van de autoriteit )

(Handtekening van de dienstchef)

(Handtekening van de aanvrager)

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl G - 1 / 2

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Bijlage G : Aanvraag om een verlof wegens dwingende redenen van

familiaal belang te bekomen

Datum

Nr:

Aan HRB-Civ

ONDERWERP : Aanvraag om een verlof wegens dwingende redenen van familiaal belang te

bekomen

Naam: .................................................................................... Voornaam: ........................................................................

Graad: ................................................................................... Stamnummer: .................................................................

Duur van de prestaties: ..................................

Duur van het gevraagde verlof wegens dwingende redenen van familiaal belang: ...............................................

Dit verlof wordt genomen op de volgende dagen: .......................................................................................................

Reden van het gevraagde verlof:

- familiaal belang 1;

- ziekenhuisopname van een persoon die met de ambtenaar samenwoont of van een bloed- of aanverwant

in de eerste graad die niet met de ambtenaar onder hetzelfde dak woont 1;

- opvang tijdens de schoolvakanties van de kinderen die de leeftijd van 15 jaar niet hebben bereikt 1.

Visum van de dienstchef:

Beslissing HRB-Civ

- Toegestaan 1

- Geweigerd 1

1 Schrappen wat niet van toepassing is

(Eenheid of Organisme)

(Handtekening van de autoriteit )

(Handtekening van de dienstchef)

(Handtekening van de aanvrager)

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl G - 2 / 2

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Datum

Nr:

Bijlage: medisch attest

of officieel document

of een verklaring op eer

of oproep rechtbank

of verklaring van de

dienstchef

Aan HRB-Civ

ONDERWERP : Aanvraag om een verlof wegens dwingende redenen

Naam: .................................................................................. Voornaam: ........................................................................

Graad: .................................................................................. Stamnummer: ..................................................................

verzoekt om een verlof om dwingende redenen van .................. dag(en) dat aanvangt op ..............................

Reden:

Visum van de dienstchef:

Beslissing HRB-Civ

- Toegestaan 1

- Geweigerd 1

1 Schrappen wat niet van toepassing is

(Eenheid of Organisme)

(Handtekening van de autoriteit )

(Handtekening van de dienstchef)

(Handtekening van de aanvrager)

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl H - 1 / 1

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Bijlage H : Aanvraag om een verlof wegens opdracht

o Datum

Nr:

Aan HRB-Civ

ONDERWERP : Aanvraag om een verlof wegens opdracht

Naam: .................................................................................. Voornaam: ........................................................................

Graad: ................................................................................... Stamnummer: .................................................................

Verlof wegens opdracht:

a. voor het uitoefenen van een ambt 1

b. voor een opdracht van algemeen belang 1

- een attest dat het verlof voor een opdracht van algemeen belang verrechtvaardigd, werd

bijgevoegd.

Visum van de dienstchef:

Beslissing HRB-Civ

- Toegestaan 1

- Geweigerd 1

1 Schrappen wat niet van toepassing is

(Eenheid of Organisme)

(Handtekening van de autoriteit )

(Handtekening van de dienstchef)

(Handtekening van de aanvrager)

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl I - 1 / 1

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Bijlage I : Aanvraag uitzonderlijk verlof wegens overmacht

Datum

Nr:

Bijlage : 1 medisch attest

Aan HRB-Civ

ONDERWERP : Aanvraag uitzonderlijk verlof wegens overmacht

Naam: .................................................................................. Voornaam: ........................................................................

Graad: .................................................................................. Stamnummer: .................................................................

verzoekt om een uitzonderlijk verlof wegens overmacht van . dag(en) dat aanvangt op ..................................

Graad en verwantschap van de zieke persoon: ....................................................................................

De ondertekende verklaart onder hetzelfde dak te wonen als de zieke persoon.

Visum van de dienstchef:

Beslissing HRB-Civ

- Toegestaan 1

- Geweigerd 1

1 Schrappen wat niet van toepassing is

(Eenheid of Organisme)

(Handtekening van de autoriteit)

(Handtekening van de dienstchef)

(Handtekening van de aanvrager)

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl J - 1 / 4

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Bijlage J : Aanvraag tot opening - tot hernieuwing – tot wijziging1 van

het recht om prestaties te verrichten in de vrijwillige

arbeidsregeling van de vierdagenweek

1. Identiteit van de aanvrager

NAAM: ........................................................................ Voornamen : ........................................................................................

Graad: .......................................................................... StamNr : ........................................................................................

Personeelscategorie: GV - BV - GOO - BOO - GO - BO 1

Eenheid: ..................................................................... Functie : ........................................................................................

2. Elementen van de aanvraag

Gewenste inwerkingtreding: 01 ...................................... (steeds de eerste dag van een maand).

Dag(en) van de week waarop de prestaties niet zullen verricht worden: ...........................................................................

(Indien een volgorde gewenst wordt, de dagen aanduiden in de orde van voorkeur en het hiernavolgende vakje

aankruisen ).

Ik voeg een - geen 1 document bij dat de redenen preciseert waarom een bepaalde dag of een orde van

voorkeur gewenst wordt.

Handtekening: ..........................................

Datum: ........................................

NAAM: ........................................

Graad : ........................................

3. Overmaking aan de korpscommandant - ontvangstbewijs

Aanvraag overgemaakt aan de korpscommandant op ..................................................................... .

Een ontvangstbewijs moet overhandigd worden aan de aanvrager (eventueel onder de vorm van een gedateerde

en gehandtekende kopie van dit formulier).

4. Beoordeling door de korpscommandant (uit te brengen ten laatste 15 werkdagen na de datum vermeld in

punt 3)

Openen van het recht.

De dag waarop de prestaties niet zullen verricht worden is de: ................................................................................

De arbeidsregeling begint op .................................................. en loopt twaalf maanden later ten einde, indien

niet hernieuwd.

Motivering in geval van wijziging aangebracht aan de eventuele orde van voorkeur gepreciseerd in punt 2.

..........................................................................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................................................................

Onmiddellijk overgaan naar punt 7 van dit formulier.

1 Schrappen wat niet van toepassing is

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl J - 2 / 4

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Omwille van de hieronder uitgelegde redenen, verbonden aan de werking van de dienst of aan de

kaderbehoeften, kan ik niet akkoord gaan met de gevraagde dag(en) en gezien geen oplossing kon gevonden

worden met beider akkoord, maak ik het dossier over aan de directeur-generaal HR langs HRB.

Ik stel de volgende dag(en) voor, in de volgende orde van voorkeur: ........................................................................

..........................................................................................................................................................................................................

Motivering: ..................................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................................

................................................................................................................................................................................

AanwijzerNr en datum van overmaking aan de directeur-generaal HR : ..........

De aanvrager werd ervan op de hoogte gebracht op ..................................................... door de overhandiging van

een kopie van dit formulier.

Handtekening: ................................................................. Voor ontvangst van de kopie op ..............................................

Datum: ................................... ........................................... Handtekening : .....................................................................

NAAM: .................................. ........................................... NAAM : .....................................................................

Graad: .................................... ........................................... Graad : .....................................................................

Korpscommandant

5. Beslissing van de directeur-generaal HR (uit te brengen ten laatste 15 werkdagen na de ontvangst van

het formulier op de hierna vermelde datum: ........................ )

Ik kom tegemoet aan de aanvraag van de betrokkene.

Ik bevestig het standpunt van de korpscommandant.

Handtekening: ..........................................

Datum: ...........................................

NAAM: ...........................................

Graad: ............................................

6. Vervolg van de procedure na de beslissing van de directeur-generaal HR

Openen van het recht.

De dag waarop de prestaties niet verricht zullen worden is de: ................................................................................

De werkregeling begint op ............................................... . en loopt twaalf maanden later ten einde, indien niet

hernieuwd.

De aanvrager trekt zijn aanvraag in door hieronder een gedateerde en gehandtekende handgeschreven

vermelding in deze zin aan te brengen.

7. Een kopie van dit formulier werd overhandigd aan de aanvrager op .......... , na afloop van de

procedure.

Handtekening: .......................................................... Voor ontvangst van de kopie op: ................................................

Datum: ............................................................................ Handtekening: .....................................................................................

NAAM: ............................................................................ NAAM: ..................................................................................................

Graad: ............................................................................. Graad : ...............................................................................................

Korpscommandant

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl J - 3 / 4

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

AANVRAAGFORMULIER VOOR DE VRIJWILLIGE VIERDAGENWEEK

I. VAK IN TE VULLEN DOOR HET PERSONEELSLID

Naam en voornaam : ..........................................................................................................................................................

Geboortedatum : ..........................................................................................................................................................

Graad : ..........................................................................................................................................................

Mecanonummer : ..............................................................

Hoedanigheid : in vast verband benoemd / contractueel 1

Eenheid of dienst : ..........................................................................................................................................................

Privé adres : ..........................................................................................................................................................

Begindatum periode van de vrijwillige vierdagenweek: 01/……./……….

Ik wens geen prestaties te verrichten op de hiernavermelde dag van de week 2: ................................................

Datum: .....................................

Handtekening: ...........................................

II. ADVIES VAN DE DIENSTCHEF

.......................................................................................................................................................................................................

.......................................................................................................................................................................................................

Datum : ....................................................

Handtekening : ......................................

III. VAK BESTEMD VOOR HET BESTUUR

1. Ontvangstbewijs

Het ontvangstbewijs van de aanvraag van de betrokkene werd hem op: ,,,,/,,,,,/,,,,, toegezonden

2. Kalender

De ingangsdatum van de periode van de vrijwillige vierdagenweek wordt niet / wel veschoven.

Nieuwe ingangsdatum: 01/,,,,/,,,,,

De aanvrager werd daarvan op ,,,,/,,,,,/,,,,, in kennis gesteld

De werkkalender werd niet / wel gewijzigd.

De aanvrager zal geen prestaties verrichten op de hiernavermelde dag van de week: .....................................

De aanvrager ziet niet / wel af van zijn recht op vrijwillige vierdagenweek.

1 Schrappen wat niet past. 2 Er kan gekozen worden voor een vaste dag elke week (vb. geen prestaties op dinsdag), of voor een andere regeling, zoals bij

voorbeeld de eerste week geen prestaties op maandag, de tweede week geen prestaties opdinsdag en de derde week geen

presaties op woensdag of nog de eerste zes maanden geen prestaties op woensdag en de volgende zes maanden geen prestaties

op vrijdag. Deze voorbeelden zijn niet limitatief.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl J - 4 / 4

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

3. Vervanging

Volgnummer toegekend aan de aanvraag: .......................................................

De aanvrager stapt niet / wel over van een stelsel van verminderde prestaties naar de vierdagenweek of heeft

in het jaar voorafgaand aan de periode van vierdagenweek niet / wel ten minste dertig verlofdagen om

dwingende redenen van familiaal belang opgenomen. Voor de vervanging kan nog / niet meer geput worden uit

de contractuelen die reeds ter vervanging van afwezige ambtenaren aangeworven werden.

Er wordt wel / niet voorgesteld om een contractueel personeelslid ter vervanging in dienst te nemen. De

indienstneming geschiedt mede op grond van de aanvra(a)g(en) geregistreerd onder het (de) volgende

nummer(s): .....................................................................................

Het in dienst te nemen contractueel personelslid voldoet aan de voorwaarden voor de indienstneming bij

arbeidsovereenkomst in sommige overheidsdiensten en behoort tot de categorie van de werklozen zoals

gedefinieerd in de wet van 10 april 1995 betreffende de herverdeling van de arbeid in de openbare sector.

Er wordt wel / niet voorgesteld om het percentage van tewerkstelling van een contractueel personeelslid dat

reeds ter vervanging in dienst werd genomen in het kader van de vierdagenweek te verhogen.

FINANCIELE VERREKENING

Loonmassa die vrijkomt ingevolge de aanvraag 1 : .......................................................

Saldo over te dragen van de vorige aanvraag : .......................................................

Kostprijs van de vervanger 2 : .......................................................

Nieuw Saldo : .....................................................

Datum: ...................................................... De Chef van de Divisie HR Beheer,

1 De loonmassa die vrijkomt is gelijk aan 20 % van de jaarwedde aan 100 % die het personeelslid dat kiest voor e vierdagenweek

zal genieten bij het begin van de vierdagenweek, verminderd met 1018,52 €

Ingeval een personeelslid overstapt van verminderde prestaties naar de vierdagenweek of het jaar voorafgaand aan die periode

van vierdagenweek ten minste dertig verlofdagen om dwingende redenen van familiaal belang opgenomen heeft, is de loonmassa

gelijk aan nul zolang voor de vervanging geput kan worden uit de contractuelen die reeds tewerkgesteld zijn. Wanneer die

personeelsleden toch vervangen dienen te worden door een nieuw aan te werven contractuele, is de loonmassa gelijk aan

2976,58 €. 2 Wanneer het om een in dienst te nemen personeelslid gaat, wordt de jaarwedde aan 100 % met nul jaar geldelijke anciënniteit in

rekening gebracht, vermenigvuldigd met het percentage van de te verrichten arbeidsprestaties.

Wanneer het om een uitbreiding van de arbeidsovereenkomst gaat van een personeelslid dat reeds in dienst genomen werd ter

vervanging in de vierdagenweek, wordt de werkelijke kostprijs van de uitbreiding aan 100 % in rekening gebracht.

Terug te zenden naar het volgende adres : Ministerie van Landsverdediging

Algemene Directie Human Resources

Divisie HR Beheer

Sectie Burgers

Kwartier Koningin Astrid

Bruynstraat 1 - 1120 BRUSSEL

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl K - 1 / 5

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Bijlage K : Aanvraag tot opening - tot wijziging (na minstens een jaar)1

van het recht prestaties te verrichten in de regeling van de

halftijdse vervroegde uitstap

1. Identiteit van de aanvrager

NAAM : ................................................................ Voornamen : ...........................................................................

Graad : ................................................................ StamNr : ...........................................................................

Personeelscategorie : GV - BV - GOO - BOO - GO - BO 1

Eenheid : ................................................................ Functie : ...........................................................................

2. Elementen van de aanvraag

Gewenste inwerkingtreding: 01 .......................... (steeds de eerste dag van een maand).

Vastlegging van het werkschema (een enkel systeem mag gekozen worden).

In het kader van een vaste verdeling over de dag wens ik geen prestaties te verrichten:

’s voormiddags

’s namiddags

In het kader van een vaste verdeling over de week wens ik geen prestaties te verrichten:

ofwel twee volledige dagen en een halve dag, opeenvolgend of niet (5 kruisjes aanduiden in het

rooster hieronder. Opgelet, slechts 3 dagen mogen 1 of 2 kruisjes bevatten)

ofwel een halve dag per dag, waarbij naar keuze de voor- en namiddagen afwisselen (slechts een

enkel kruisje plaatsen voor elke dag in het rooster hieronder)

volledige

week

Ma

Di

Wo

Do

Vr

AM

PM

ofwel door 2 opeenvolgende weken af te wisselen zodat de prestaties niet verricht worden op

twee volledige dagen van de ene week en op drie volledige dagen van de andere week (2 kruisjes

plaatsen in een van de onderstaande roosters en 3 in het andere)

oneven weken even weken

Ma Di Wo Do Vr Ma Di Wo Do Vr

1 schrappen wat niet past

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl K - 2 / 5

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

In het kader van een vaste verdeling over de maand, wens ik geen prestaties te verrichten op de volgende

volledige dagen (in het totaal 10 kruisjes aanduiden)

1ste week 2de week

Ma Di Wo Do Vr Ma Di Wo Do Vr

3de week 4de week

Ma Di Wo Do Vr Ma Di Wo Do Vr

Handtekening: .............................................

Datum: ...........................................................

NAAM: ............................................................

Graad: ............................................................

3. Overmaking aan de korpscommandant - ontvangstbewijs

Aanvraag overgemaakt aan de korpscommandant op ............................................. .

Een ontvangstbewijs moet overhandigd worden aan de aanvrager (eventueel onder de vorm van een gedateerde en

gehandtekende kopie van dit formulier).

4. Beoordeling door de korpscommandant (uit te brengen ten laatste 15 werkdagen na de datum vermeld in

punt 3)

Openen van het recht, zoals bepaald in punt 2 van dit formulier.

De arbeidsregeling begint op ...............................................

In dit geval, onmiddellijk overgaan naar punt 7 van dit formulier.

Omwille van de hieronder uitgelegde redenen, verbonden aan de werking van de dienst of aan de

kaderbehoeften, kan ik niet akkoord gaan met de gevraagde verdeling en gezien geen oplossing kon gevonden

worden met wederzijds akkoord, maak ik het dossier over aan de directeur-generaal HR langs HRB.

Ik stel de volgende verdeling voor: .............................................................................................................................................

.................................................................................................................................................................................................................

.................................................................................................................................................................................................................

Motivering: ..........................................................................................................................................................................................

.................................................................................................................................................................................................................

.................................................................................................................................................................................................................

AanwijzerNr en datum van overmaking aan de directeur-generaal HR: .....

De aanvrager werd ervan op de hoogte gebracht op ........................................ door de overhandiging van een kopie

van dit formulier.

Handtekening: ........................................................... Voor ontvangst van de kopie op .................................................

Datum: ......................................................................... Handtekening ..............................................................................

NAAM: ........................................................................ NAAM : ..............................................................................

Graad: .......................................................................... Graad : ..............................................................................

Korpscommandant

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl K - 3 / 5

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

5. Beslissing van de directeur-generaal HR (uit te brengen ten laatste 15 werkdagen na het

ontvangst van het formulier op de hierna vermelde datum: )

Ik kom tegemoet aan de aanvraag van de betrokkene.

Ik bevestig het standpunt van de korpscommandant.

Handtekening: ....................................

Datum: ..................................................

NAAM: .................................................

Graad: ...................................................

6. Vervolg van de procedure na de beslissing van de directeur-generaal HR

Openen van het recht. Een nieuw formulier gebruiken, in punt 2 hiervan de verdeling aanduiden

waartoe besloten werd en dit dokument voegen bij dit formulier.

De arbeidsregeling begint op ...................................

De aanvrager trekt zijn aanvraag in door hieronder een gedateerde en gehandtekende

handgeschreven vermelding in deze zin aan te brengen.

7. Een kopie van dit formulier werd overhandigd aan de aanvrager op ............. , na afloop van de

procedure.

Datum: ..................................................................... Voor ontvangst van de kopie op ..................................

NAAM: ..................................................................... NAAM: .............................................................................

Graad: ...................................................................... Graad: ..............................................................................

Korpscommandant

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl K - 4 / 5

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

AANVRAAGFORMULIER VOOR HET HALFTIJDS WERKEN

I. VAK IN TE VULLEN DOOR HET PERSONEELSLID

Naam en voornaam : .........................................................................................................................

Geboortedatum : ..........................................................................................................................

Graad : ..........................................................................................................................

Mecanonummer : ..........................................................................................................................

Hoedanigheid : in vast verband benoemd

Eenheid of dienst : ..........................................................................................................................

Privé adres : ..........................................................................................................................

Begindatum periode van het halftijds werken : 01/ ......./ ..... 1

Stelsel : 50 jaar / 55 jaar2

Ik wens op rust gesteld te worden op 3: 01/ ...... /......

Ik wens de hiernavermelde werkkalender te presteren 4: ..................................

Datum : ...........................

Handtekening : ...........................

II. ADVIES VAN DE DIENSTCHEF

..................................................................................................................................................................

..................................................................................................................................................................

Datum : ...........................

Handtekening : ...........................

1 Altijd begin van de maand 2 Schrappen wat niet past 3 De vermelding van deze datum ontslaat het personeelslid niet van de verplichting om zijn pensioen aan te vragen. 4 De halftijdse prestaties worden elke dag ofwel volgens een andere vaste verdeling over de week of over de maand verricht met

dien verstande dat de verdeling van de prestaties in volledige of halve dagen geschiedt. Een tijdelijke aanpassing van

werkkalender is mogelijk bij onderling akkoord.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl K - 5 / 5

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

III. VAK BESTEMD VOOR HET BESTUUR

1. Ontvangstbewijs

Het ontvangstbewijs van de aanvraag van de betrokkene werd hem op: ....... / ..... / .....

toegezonden.

2. Kalender

De ingangsdatum van de periode van het halftijds werken wordt niet/wel verschoven1.

Nieuw ingangsdatum: 01/.. ....... / ......

De aanvrager werd daarvan op ...... / ..... / ..... in kennis gesteld.

De werkkalender werd niet / wel gewijzigd1.

3. Vervanging

Volgnummer toegekend aan de aanvraag: .....................................................

Er wordt wel/niet voorgesteld om een vervanger in dienst te nemen. Graadbenaming van de

vervanger: ...........................................................................

De indienstneming van de vervanging geschiedt mede op de grond van de aanvraag

geregistreerd onder het volgnummer : .........................................................

FINANCIELE VERREKENING

Loonmassa die vrijkomt ingevolge de aanvraag 2 ..........................................

Saldo over te dragen van de vorige aanvraag : ..........................................

Kostprijs van de vervanger 3 : ..........................................

Nieuw Saldo :

Datum: .................................... De Chef van de Divisie HR Beheer,

VI VAK VOORBEHOUDEN VOOR DE INSPECTIE VAN FINANCIEN

De inspectie van Financiën gaat wel / niet akkoord met de onder III, 3. voorgestelde werving.

Naam van de Inspecteur van Financiën : ................................................

Datum: ...... / .... / .....

Handtekening: .......................

Terug te zenden naar het volgende adres:

1 Schrappen wat niet past 2 De loonmassa die vrijkomt is gelijk aan 50 % van de jaarwedde tegen 100 % die het pesoneelslid zal genieten bij het begin van de

vervroegde uittreding, verminderd met 105,93 €. 3 De jaarwedde tegen 100 % met nul jaar geldelijke anciënniteit wordt in rekening gebracht.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl K - 6 / 5

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Ministerie van Landsverdediging

Algemene Directie Human Resources

Divisie HR Beheer

Sectie Burgers

Kwartier Koningin Astrid

Bruynstraat 1 - 1120 BRUSSEL

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl L - 1 / 1

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Bijlage L : Aanvraag om een machtiging tot het verrichten van

verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid

Datum

Nr :

Aan HRB-Civ

ONDERWERP : Aanvraag om een machtiging tot het verrichten van verminderde prestaties

wegens persoonlijke aangelegenheid

ALGEMEEN FORMULIER 1

SPECIAAL FORMULIER 1

- 50 jaar of ouder 1

- 2 kinderen ten laste die niet de volle leeftijd van 15 jaar bereikt hebben 1

geboren op ...................................................

geboren op ...................................................

Eerste aanvraag - Verlenging 1

Naam: ............................................................................ Voornaam: ................................................................

Graad: ............................................................................. Stamnummer: .........................................................

Geboren op ...................................................................

verzoekt te worden gemachtigd prestaties te verrichten verminderd tot ...................................... 2

wegens persoonlijke aangelegenheid

voor de periode, ingaand op ............................................ en verstrijkend op .........................................

Regeling volgens welke de gevraagde verminderde prestaties zullen worden verricht:

Advies van de dienstchef:

1 Schrappen wat niet past 2 De verrichte prestaties vermelden (1/2, 2/3, 3/4, 4/5)

(Handtekening van de dienstchef)

(Handtekening van de aanvrager)

(Autoriteit)

(Eenheid of Organisme)

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl M - 1 / 1

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Bijlage M : Aanvraag voor het bekomen van een dienstvrijstelling

eindeloopbaan

Datum :

Nr :

Aan HRB-Civ

ONDERWERP : AANVRAAG VOOR HET BEKOMEN VAN EEN DIENSTVRIJSTELLING EINDELOOPBAAN 1

Naam en Voornaam : ...................................................................................

Mecanografisch nr : ...................................................................................

Eenheid of dienst : ...................................................................................

Graad/Titel (Niv A) : ...................................................................................

Statutair/Contractueel 2 ............................................................................

Geplande pensioneringsdatum : .................................................................

Wenst gebruik te maken van de dienstvrijstelling eindeloopbaan en wenst deze als volgt op te nemen2:

- in één keer, drie kalendermaanden vóór de pensioneringsdatum.3

- in drie keer één kalendermaand, gespreid over de 36 maanden die de pensioneringsdatum voorafgaan.

- in werkdagen, gespreid over 36 maanden die de pensioneringsdatum voorafgaan (in totaal 60

werkdagen).4

- gespreid over 36 maanden die de pensioneringsdatum voorafgaan in één maand en 40 werkdagen.4

- gespreid over 36 maanden die de pensioneringsdatum voorafgaan in twee maanden en 20 werkdagen.4

1 Een afschrift van deze aanvraag dient bezorgd te worden aan de functionele chef. 2 Schrappen wat niet van toepassing is. 3 Voor statutaire personeelsleden in halftijdse vervroegde uittreding is dit de enige mogelijkheid. 4 Niet mogelijk voor personeelsleden tewerkgesteld in de vrijwillige arbeidsregeling van de vierdagenweek of werkzaam in

verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid (à rato van 2/3 of 3/4 van de normale prestaties.

(Eenheid of Organisme)

(Handtekening van de aanvrager)

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl N - 1 / 4

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Bijlage N : Beoordelingsschema voor het werken op afstand

Deel 1: evaluatie door de overheid

Als overheid vraagt u zich af of uw personeelsleden werk op afstand zouden kunnen verrichten.

Antwoord met “JA” of “NEEN” op de (niet-exhaustieve) voorstellen hieronder. Daardoor zult u

een goede indicatie krijgen of de verschillende functies in uw dienst/eenheid geschikt zijn voor

deze werkvorm. Antwoordt u overwegend JA, dan is de functie waarschijnlijk geschikt voor

werken op afstand.

Criteria Indicatoren JA NEE

Fysieke

aanwezigheid

- De dienst kan functioneren zonder de fysieke aanwezigheid

van het personeelslid.

- De permanente fysieke aanwezigheid van het personeelslid is

niet echt noodzakelijk.

- Het personeelslid hoeft niet dringend inzetbaar te zijn in

noodgevallen.

Taken - De taken vereisen geen frequente contacten met

collega’s/klanten.

- De taken kunnen autonoom en op afstand worden uitgevoerd

zonder contact te hebben met collega’s/andere diensten.

- Sommige taken kunnen tijdens de dag ‘werken op afstand’

worden gegroepeerd.

- De taken vereisen geen regelmatige deelname aan soms

onverwachte vergaderingen.

- Het personeelslid zal voor collega’s/andere diensten

bereikbaar blijven ondanks het werken op afstand.

Middelen - De dienst kan materiaal ter beschikking stellen van de

personeelsleden die werken op afstand (satellietwerk of

telewerk).

- De door het personeelslid beheerde gegevens zijn

beschikbaar buiten de gewone plaats van het werk.

- De vertrouwelijkheid van de dossiers/gegevens kan buiten de

gewone plaats van het werk worden verzekerd.

- Een klein technisch incident zal het personeelslid niet

beletten het werk dat buiten de gewone plaats van het werk

is gepland, te verrichten.

Feedback - De taken en de resultaten zijn meetbaar.

- Er kan gemakkelijk feedback worden gegeven.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl N - 2 / 4

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Menselijke

factor

- Het personeelslid heeft bewezen dat het in staat is

autonoom te werken.

- De meerderen kunnen het vermogen van het personeelslid om

autonomer te werken, inschatten.

- Het personeelslid is in staat om alleen te werken.

- Het personeelslid heeft verantwoordelijkheidszin.

- Het personeelslid legt gemakkelijk rekenschap af bij zijn

hiërarchie.

Welzijn - Het algemene welzijn van het personeelslid kan worden

verzekerd buiten de gewone plaats van het werk.

- Het personeelslid beschikt over een aangepaste

werkomgeving buiten de gewone plaats van het werk.

- Het resterend personeel ondervindt geen hinder door de

afwezigheid van het personeelslid.

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl N - 3 / 4

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Deel 2: zelfevaluatie door het personeelslid

Door de onderstaande vragen te beantwoorden, kunt u zich ervan vergewissen of werken op

afstand een werkvorm is die geschikt zou kunnen zijn voor u en passend is voor uw functie.

Taken

Som uw wekelijkse taken op waarvoor geen rechtstreeks contact met andere personen is

vereist. Noteer voor elk van die taken of u ze thuis zou kunnen uitvoeren.

Taak 1:

Taak 2:

Taak 3:

Taak 4:

Taak 5:

Bestudeer opnieuw de taken waarvan u denkt dat u ze niet thuis kunt uitvoeren. Ga na of u ze

door een lichte aanpassing van uw planning of werkwijze toch niet thuis zou kunnen uitvoeren.

Taak 1:

Probleem:

Oplossing:

Taak 2:

Probleem:

Oplossing:

Taak 3:

Probleem:

Oplossing:

Taak 4:

Probleem:

Oplossing:

Taak 5:

Probleem:

Oplossing:

Hoe denkt u uw werken op afstand in te delen (eventueel verschil met uw arbeidstijdorganisatie

op de plaats van het werk)?

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl N - 4 / 4

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Motivering voor werken op afstand

Wat is de afstand tussen uw woning/satellietkantoor en de gewone plaats van het werk? Hoeveel

tijd zou u winnen met werken op afstand?

Welke andere voordelen zou werken op afstand u kunnen bieden?

Welke dag van de week zou u het meest geschikt vinden voor werken op afstand? Waarom?

Houd ook rekening met de belangen van de dienst, de dienstvergaderingen, …

Dag:

Reden:

Omstandigheden thuis: JA/NEE

- Beschikt u thuis over een werkruimte waar u zich kunt afzonderen? Kunt u een

dergelijke ruimte inrichten?

- Zult u thuis toegang hebben tot de nuttige documentatie om uw taken uit te

voeren?

- Kunt u met uw gezinsleden die thuis zijn wanneer u thuis werkt een regeling

treffen zodat u niet wordt afgeleid?

- Beschikt u thuis over een internetverbinding? Zo neen, zijn er belangrijke

problemen waardoor u er zich geen kunt verschaffen?

- Bent u thuis bereikbaar via telefoon, gsm of mail?

Persoonlijkheid en bekwaamheden: JA/NEE

- Bent u iemand die graag in groep werkt maar ook alleen kan werken?

- Hebt u de nodige zelfdiscipline om u ertoe aan te zetten te werken?

- Kunt u zich voldoende op uw werk concentreren zodat u niet wordt afgeleid

door factoren uit uw persoonlijke omgeving?

- Kunt u uw werken op afstand doeltreffend plannen?

- Kunt u werken op basis van te bereiken resultaten?

- Zult u gemakkelijk de evaluatie van het verrichte werken op afstand

aanvaarden?

- Kunt u de tijd die u nodig hebt om een welbepaalde taak uit te voeren correct

inschatten?

- Bent u voldoende communicatief om op afstand met collega’s en/of ‘klanten’ te

telefoneren of mailen?

- Hebt u voldoende beroepservaring om met een minimum aan begeleiding te

kunnen werken, zelfs in geval van onverwachte situaties?

- Beschikt u over de nodige basiskennis om courante technische problemen of

computerproblemen te kunnen oplossen?

- Vindt u het erg enkele dagen fysiek afwezig te zijn in uw dienst en verwijderd

te zijn van uw collega’s?

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl O - 1 / 6

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Bijlage O : Overeenkomst voor het werken op afstand

Burgerpersoneel:

Gelet op het koninklijk besluit van 22 november 2006 betreffende het telewerk in het federaal

administratief openbaar ambt;

Gelet op de beslissing van de Directieraad van XX Xxx XXXX met betrekking tot het dossier “Werken op

afstand”;

Militair personeel en burgerpersoneel:

Gelet op het akkoord van de korpscommandant of de burgerautoriteit met dezelfde bevoegdheden waarbij

aan betrokkene de toestemming wordt verleend tot het verrichten van werken op afstand;

Gelet op het advies van de functionele chef;

Overwegende de noodzaak om de afspraken met betrekking tot de modaliteiten voor de uitvoering van het

werken op afstand eenduidig vast te leggen;

Wordt het hieronder vermelde overeengekomen tussen:

(Naam, graad) …

van (eenheid - dienst) … , hierna functionele chef genaamd,

en

(Naam, graad) …

van (eenheid - dienst) … , hierna de werker op afstand

(satellietwerker, thuiswerker en telewerker) genaamd.

Betreft de overeenkomst voor het werken op afstand van toepassing op1:

Art. 1.

De werker op afstand legt volgens prioriteit twee satellietkantoren vast (indien van toepassing).

Satellietkantoor Nr 1:

Naam van het militair kwartier : …

Adres : …

Satellietkantoor Nr 2:

Naam van het militair kwartier : …

Adres : …

1 De vormen van werken op afstand vastleggen met een kruis in het overeenstemmende vak.

Militair personeel Burgerpersoneel

Werken op afstand regelmatig incidenteel regelmatig incidenteel

Satellietwerken

Thuiswerken

Telewerken

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl O - 2 / 6

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Art. 2.

In functie van de wekelijkse arbeidstijdregeling van betrokkene1 wordt het regelmatig werken op

afstand bepaald op basis van de volgende tabel:

In het kader van het incidenteel werken op afstand wordt de toestemming vervolledigd met de

prestatiegebonden toestemming hernomen in aanhangsel bij onderhavige overeenkomst.

Nochtans kan de functionele chef om dienst- of technische redenen een voorziene dag van werken op

afstand uitzonderlijk annuleren of verplaatsen naar een andere dag. De mededeling wordt gedaan ten

laatste op de voorgaande werkdag.

Art. 3.

1° De werker op afstand verbindt er zich toe om op de plaats van het werken op afstand bereikbaar te

zijn tussen:

AM: van … hr … tot … hr …

PM: van … hr … tot … hr …

2° Daarnaast kan de werker op afstand telefonisch en/of per mail gecontacteerd worden op het volgende

telefoonnummer: …

en het volgende mailadres: …

3° In geval van een probleem met de internetverbinding, een panne van de gebruikte uitrusting door de

werker op afstand of in geval van overmacht die hem belet zijn werk uit te voeren, verwittigt de werker

op afstand onmiddellijk zijn functionele chef die een beslissing zal nemen over de voortzetting of niet

van het werken op afstand.

Specifieke modaliteiten kunnen worden voorzien, zoals vervangingswerken, een tijdelijke terugkeer naar

de lokalen van Defensie of nog het nemen van verlof of compensatie in tijd door de betrokkene.

Art. 4.

In overleg tussen de werker op afstand en de functionele chef zijn onderstaande afspraken gemaakt

omtrent de uitvoering van het werk, de te behalen doelstellingen en de beoordeling van het werk.

De functionele chef kan de werker op afstand laten weten welke taken hij dient te verrichten door de te

gebruiken methode en het verwachte resultaat te verduidelijken, hetzij mondeling vooraf, hetzij via e-

mail, hetzij via een telefoongesprek.

1 Voltijds werken of arbeidsregeling van de vierdagenweek of halftijdse vervroegde uitstap/halftijds werken. 2 De vormen van werken op afstand preciseren: satellietwerken – thuiswerken – telewerken (enkel burgerpersoneel). 3 Bij telewerken of thuiswerken, “adres” vermelden; bij satellietwerken in een satellietkantoor, het Nr van het satellietkantoor

vermelden. 4 De dagen van aanwezigheid op de gewone plaats van het werk (GPW) vastleggen met een kruis in het overeenstemmende vak.

Regelmatig werken op afstand Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag

Vormen van werken op afstand2

Plaats3

Dagen aanwezigheid in de GPW4

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl O - 3 / 6

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Art. 5.

Tijdelijk enkel voor het burgerpersoneel:

1° De telewerker voorziet in een eigen internet- en telefoonverbinding.

2° Indien de telewerker materiaal ter beschikking kreeg van Defensie erkent hij dat hij dit materiaal in

perfecte staat heeft ontvangen.

Art. 6.

1° Defecten aan het materiaal van Defensie dienen onmiddellijk gemeld te worden aan de bevoegde CISC.

Defensie zorgt voor een herstelling of vervanging van het materiaal. De werker op afstand is ertoe

gehouden het defecte materiaal binnen te brengen bij de helpdesk.

Indien er zich een technisch probleem voordoet, kan de werker op afstand tijdens weekdagen tussen 09

hr 00 en 15 hr 00 een beroep doen op zijn CISC. Indien dit onbereikbaar is, kan de werker op afstand

terecht bij de Centrale Service Desk op het nummer + 32(0)2/4410100.

Als er geen onmiddellijke oplossing kan gegeven worden bij een technisch probleem, moet de werker op

afstand zich terug naar zijn werkplaats begeven, behoudens andersluidende richtlijnen van zijn

functionele chef.

2° De werker op afstand verbindt er zich toe zorgvuldig om te gaan met de hem ter beschikking gestelde

apparatuur conform de richtlijn1.

Art. 7.

Het is de werker op afstand verboden de geleverde softwareprogramma’s te kopiëren voor een derde of

voor eigen gebruik. In geval van overtreding is de werker op afstand volledig aansprakelijk voor de schade

die de werkgever dientengevolge lijdt.

In verband met de beveiliging moet de werker op afstand onderstaande aanwijzingen opvolgen:

1° De werker op afstand dient zorgvuldig om te gaan met gevoelige informatie en met wachtwoorden die

noodzakelijk zijn om in contact te treden met het netwerk;

2° Op het geleende materiaal wordt geen gebruik gemaakt van andere software dan die geïnstalleerd door

Defensie;

3° De werker op afstand verzamelt of verspreidt via internet geen gegevens die geen verband vertonen

met zijn arbeid;

4° De werker op afstand is ertoe gehouden de voorschriften van Defensie inzake de bescherming van

gegevens na te leven;

5° Hij gebruikt de ter beschikking gestelde apparatuur niet voor private doeleinden.

Art. 8.

De werker op afstand bevestigt geïnformeerd te zijn omtrent de beschermings- en preventiemaatregelen

die van kracht zijn in Defensie inzake veiligheid en gezondheid op de werkplek, in het bijzonder de eisen

inzake beeldschermapparatuur.

De werker op afstand verbindt er zich toe deze maatregelen toe te passen.

De bevoegde interne preventiediensten hebben toegang tot de werkplek van de werker op afstand om te

kunnen controleren of de geldende regelingen inzake veiligheid en gezondheid op correcte wijze worden

toegepast. Indien het werken op afstand wordt verricht in een bewoond lokaal, zal dit bezoek op voorhand

worden aangekondigd en moet de werker op afstand ermee hebben ingestemd.

De werker op afstand kan een inspectiebezoek van diezelfde diensten aanvragen.

1 DGMR-GID-APPROV-PMGX-004

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl O - 4 / 6

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Art. 9.

De bepalingen over de werkongevallen, de beroepsziektes, de ziektes en de ongevallen in dienst en door

het feit van de dienst blijven volledig van toepassing op de werker op afstand.

Art. 10.

De dagen waarop werken op afstand wordt verricht worden als een werkdag van 7 hr 36’ beschouwd. Dit

houdt in dat op de dag van het werken op afstand geen compensatie in tijd kan opgebouwd worden.

Art. 11.

Militair personeel:

Tijdens het werken op afstand wordt de beoefening van sportactiviteiten ter voorbereiding van de

proeven op de fysieke conditie toegelaten / niet toegelaten1.

De toegelaten sportactiviteit bestaat uit2 : …

Art . 12.

Tijdelijk enkel voor het burgerpersoneel:

Het telewerken wordt forfaitair vergoed3.

Art. 13.

De toestemming van de werker op afstand gaat in de dag van de ondertekening van onderhavige

overeenkomst door de partijen.

De toestemming wordt voor een onbepaalde duur toegekend zolang dat voor de werker op afstand de post

of de functie die hij bezet onveranderd blijft.

Op schriftelijke wijze met een opzegtermijn van 10 werkdagen kunnen de werker op afstand en de

korpscommandant of de burgerautoriteit met dezelfde bevoegdheden te allen tijde deze overeenkomst

beëindigen en dit, op aanvraag van de werker op afstand of op voorstel van de functionele chef. De

opzegtermijn kan evenwel worden verminderd in onderling akkoord tussen de partijen.

Indien de werker op afstand zich niet aan de hernomen richtlijnen houdt of de door deze toestemming

gestelde objectieven niet haalt, kan de toestemming onverwijld en met onmiddellijke ingang geschorst

worden door de functionele chef.

De toestemming kan evenwel zonder vooropzeg ingetrokken worden door de korpscommandant of de

burgerautoriteit met dezelfde bevoegdheden wanneer de werker op afstand een opzettelijke fout, een

zware fout of een lichte fout die bij hem gewoonlijk voorkomt, begaat.

Art. 14.

Militair personeel:

De toestemming voor het werken op afstand wordt automatisch geschorst voor de vereiste duur:

1° in geval van plaatsing in een van de deelstanden: “in operationele inzet”, “in hulpverlening”, “in militaire

bijstand” en “in intensieve dienst”;

2° bij het op preadvies stellen voor een situatie bedoeld in 1°;

3° wanneer een periode van crisis wordt afgekondigd;

4° in geval van deelname aan een cursus, een vorming of een examen;

5° wanneer het belang of de organisatie van de dienst het vereist.

1 Schrappen wat niet past. 2 De aard van de beoefende sport specificeren. 3 Ref ULT

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl O - 5 / 6

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Opgesteld in twee of drie exemplaren1, waarvan elke partij verklaart er één ontvangen te hebben.

Te … , de … .

Handtekening voorafgegaan door de vermelding “gelezen en goedgekeurd”

De functionele chef De werker op afstand

Beslissing korpscommandant of burgerautoriteit met dezelfde bevoegdheden

1 1 Ex voor betrokkene, 1 Ex voor het persoonlijk dossier (militairen), 1 Ex voor het afgeleid persoonlijk dossier en 1 Ex voor

HRB-Civ (burgerpersoneel)

Reglement met betrekking tot de arbeidstijdregeling Bijl O - 6 / 6

DGHR-REG-TRAVARB-001

Ed 002 / Rev 000 - xx Xxx xx

Aanhangsel aan de overeenkomst voor het werken op afstand:

prestatiegebonden toestemming

In het kader van incidenteel werken op afstand zijn de taken en objectieven als volgt bepaald:

Indien het niet mogelijk is om de dagen van werken op afstand op voorhand vast te leggen:

De vermelding van de dagen en de plaats tijdens dewelke het werken op afstand wordt uitgevoerd, mag

worden gedaan aan de hand van elektronische post met de functionele chef. Het moet worden gedaan ten

laatste voor het begin van de werkdag en het moet het voorafgaand akkoord van de functionele chef

hebben verkregen.

Sportactiviteiten toegestaan (enkel militair personeel): JA - NEEN4

Indien JA, juiste aard van de sportactiviteit:

Opgesteld in twee exemplaren5, te … , de … .

Handtekening voorafgegaan door de vermelding “gelezen en goedgekeurd”

De functionele chef De werker op afstand

1 De vormen van werken op afstand preciseren: satellietwerken – thuiswerken – telewerken (enkel burgerpersoneel). 2 Bij telewerken of thuiswerken, “adres” vermelden; bij satellietwerken in een satellietkantoor, het Nr van het satellietkantoor

vermelden. 3 De dagen van aanwezigheid op de gewone plaats van het werk (GPW) vastleggen met een kruis in het overeenstemmende vak. 4 Schrappen wat niet past. 5 1 Ex voor betrokkene, 1 Ex voor de eenheid

Incidenteel werken op afstand

Datum(s):

Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag

Vormen van werken op afstand1

Plaats2

Dagen aanwezigheid in de GPW3