Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en...

24
december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding De Nederlandse economie is sinds eind 2008 op z’n zachtst gezegd tumultueus. Na de vrijwel ongekende recessie van 2009 herstelde zij ten dele in 2010 en 2011, gevolgd door een nieuwe recessie die ruim twee jaar aanhield. In het derde kwartaal van 2013 kwam een einde aan deze recessie, maar de Nederlandse economie is nog lang niet van haar vooral binnenlandse problemen af. De economieën van onze belangrijkste handelspartners vertonen een sterker herstel, waardoor onze export in 2014 naar verwachting harder toeneemt dan in de afgelopen jaren. Het op de export georiënteerde bedrijfsleven zal hiervan profiteren. De binnenlandse markt is echter nog steeds uiterst zwak. Onder meer door de oplopende werkloosheid, lastenverzwaringen, de fors gedaalde huizenprijzen en de gekorte pensioenen daalt de koopkracht en het vermogen van huishoudens en zien we de particuliere consumptie afnemen. Vooral de sectoren die voor hun afzet afhankelijk zijn van de binnenlandse bestedingen zullen dit blijven voelen in 2014, zoals de bouw, de detailhandel en de horeca. Per saldo verwachten wij voor 2014 een nagenoeg stagnerende economie. Recente ontwikkelingen wijzen erop dat onze voorspelling voor groei van het BBP-volume in 2014 wellicht iets aan de lage kant is. Maar dit veranderd niets aan onze analyse van de Nederlandse economie in 2014. In deze studie baseren we ons dus op de verwachtingen zoals we die bij onze Visie op 2014 gepresenteerd hebben. Enige opwaartse bijstellingen van deze macro-economische verwachtingen zullen naar verwachting geen significante verschillen veroorzaken in de nu gepresenteerde regionale prognoses. Door talloze verschillen loopt de economische ontwikkeling van regio’s binnen Nederland sterk uiteen. Zo was in het recessiejaar 2009 in de meeste regio’s sprake van krimp, maar zagen zes regio’s de economie toch groeien. Vanwege de grote regionale verschillen binnen Nederland presenteren we in deze special onze verwachtingen voor de economische ontwikkeling in de veertig Nederlandse COROP-regio’s.

Transcript of Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en...

Page 1: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1

Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013

Inleiding

De Nederlandse economie is sinds eind 2008 op z’n zachtst gezegd tumultueus. Na de

vrijwel ongekende recessie van 2009 herstelde zij ten dele in 2010 en 2011, gevolgd door

een nieuwe recessie die ruim twee jaar aanhield. In het derde kwartaal van 2013 kwam een

einde aan deze recessie, maar de Nederlandse economie is nog lang niet van haar vooral

binnenlandse problemen af. De economieën van onze belangrijkste handelspartners

vertonen een sterker herstel, waardoor onze export in 2014 naar verwachting harder

toeneemt dan in de afgelopen jaren. Het op de export georiënteerde bedrijfsleven zal

hiervan profiteren. De binnenlandse markt is echter nog steeds uiterst zwak. Onder meer

door de oplopende werkloosheid, lastenverzwaringen, de fors gedaalde huizenprijzen en de

gekorte pensioenen daalt de koopkracht en het vermogen van huishoudens en zien we de

particuliere consumptie afnemen. Vooral de sectoren die voor hun afzet afhankelijk zijn van

de binnenlandse bestedingen zullen dit blijven voelen in 2014, zoals de bouw, de

detailhandel en de horeca. Per saldo verwachten wij voor 2014 een nagenoeg stagnerende

economie. Recente ontwikkelingen wijzen erop dat onze voorspelling voor groei van het

BBP-volume in 2014 wellicht iets aan de lage kant is. Maar dit veranderd niets aan onze

analyse van de Nederlandse economie in 2014. In deze studie baseren we ons dus op de

verwachtingen zoals we die bij onze Visie op 2014 gepresenteerd hebben. Enige opwaartse

bijstellingen van deze macro-economische verwachtingen zullen naar verwachting geen

significante verschillen veroorzaken in de nu gepresenteerde regionale prognoses.

Door talloze verschillen loopt de economische ontwikkeling van regio’s binnen Nederland

sterk uiteen. Zo was in het recessiejaar 2009 in de meeste regio’s sprake van krimp, maar

zagen zes regio’s de economie toch groeien. Vanwege de grote regionale verschillen binnen

Nederland presenteren we in deze special onze verwachtingen voor de economische

ontwikkeling in de veertig Nederlandse COROP-regio’s.

Page 2: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 2

1. Macro-economische context

Visie op 2014

De regionale vooruitzichten voor 2014 zijn gebaseerd op de macro-economische verwach-

tingen en de vooruitzichten voor de sectoren die in de Rabobank Visie op 2014 en Rabobank

Cijfers & Trends Sectorprognoses 2014 uiteen worden gezet. Belangrijk is daarbij het grote

verschil in de ontwikkeling van de buitenlandse en de binnenlandse vraag in 2014.

Door sterkere economische groei bij onze belangrijke handelspartners voorzien wij voor

2014 een aanzienlijke toename van de groei van het exportvolume van goederen en dien-

sten (tabel 1). De export van goederen zal bovendien naar verwachting voor een groter deel

uit de verkoop van in Nederland geproduceerde goederen bestaan dan de afgelopen jaren.

In de afgelopen twee jaar was de groei van het goederenuitvoervolume nog uitsluitend ge-

dreven door de wederuitvoer. Vooral de industrie, de groothandel en het transport zullen

baat hebben bij de hogere uitvoergroei (tabel 2). In deze sectoren verwachten wij ook als

eerste een lichte groei van het investeringsvolume. Die hogere investeringen zijn op hun

beurt weer vooral positief voor de maakindustrie. Ook een aantal branches van de zakelijke

dienstverlening is relatief sterk op de export gericht. ICT, accountancy, consultancy, en re-

clame en marktonderzoek zetten bijna de helft van hun productie direct of indirect af in het

buitenland. Ook deze deelsectoren kunnen dus profiteren van het verbeterende buitenland-

beeld.

Het volume van de binnenlandse bestedingen daalt naar verwachting volgend jaar echter

opnieuw, vooral door een daling van de particuliere consumptie (tabel 1). Ook de afname

van de woninginvesteringen zet volgend jaar naar verwachting door, zij het in een veel

minder hoog tempo dan in de afgelopen twee jaar. De lagere binnenlandse bestedingen zor-

gen voor verdere bestedingsuitval in op de consument gerichte sectoren zoals de detailhan-

del en de horeca. De bouwnijverheid blijft tegenwind ondervinden van de eerdere proble-

men op de woningmarkt (tabel 2).

Tabel 1: Macro-economisch beeld 2014

Bron: CBS, Rabobank

Tabel 2: Sectorprognoses 2014

Bron: CBS, EIM, Rabobank

jaar op jaar mutatie in % 12 13 14

Bruto binnenlands product -1,3 -1 0

Particuliere consumptie -1,6 -2 -1½

Overheidsbestedingen -0,8 -1 -¾

Private investeringen -4,6 -8 ¼

Uitvoer goederen en diensten 3,2 1¾ 5¼

Invoer goederen en diensten 3,3 0 4¾

Consumentenprijzen 2,8 2½ 1½

Werkloosheid (%) 5,3 6¾ 7½

Begrotingssaldo (% BBP) -4,1 -3¼ -3½

Staatsschuld (% BBP) 71,3 75 76¾

Saldo lopende rekening (% BBP) 9,4 11 11

jaar-op-jaar volumemutatie, % 12 13 14

Industrie -0,6 -1,7 1,2

Bouw -7,5 -6 -1,2

Automotive -4 -12 0,2

Groothandel -0,6 -0,3 1,3

Detailhandel food -0,2 -1,1 0

Detailhandel non-food -4,6 -5,2 -3,5

Horeca en recreatie -0,7 -1,2 -0,5

Transport -0,3 -0,8 0,2

Zakelijke dienstverlening -0,8 -1,8 -0,5

Gezondheidszorg 2,5 1,8 1,4

Page 3: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 3

Productie en werkgelegenheid

In de sectorprognoses 2014 wordt gekeken naar de verwachte ontwikkeling van het produc-

tievolume. Ontwikkelingen in de productie vormen de basis voor de groei of krimp van de

werkgelegenheid. Of de werkgelegenheid met de productie meestijgt, hangt af van de ver-

wachte ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit. Bij een stijging van de arbeidsproductivi-

teit kan een toename van het productievolume worden gerealiseerd zonder een stijging van

de werkgelegenheid of zelfs met een daling ervan. Onze verwachting voor de industrie in

figuur 1 illustreert dit. In andere sectoren is het lastiger om de productiviteit te verhogen en

zal de daling van het aantal banen juist minder sterk zijn dan de daling van de productie.

Onze verwachting voor de detailhandel non-food in figuur 1 illustreert dit. In die sector

blijkt het lastiger te zijn om het personeelsbestand volledig mee te laten bewegen met de

productie.

Figuur 1: Verschil tussen productie en banen

Bron: EIM, Rabobank

-4 -3 -2 -1 0 1

Groothandel

Industrie

Zorg

Autosector

Transport

Detailhandel food

Totaal

Zakelijke dienstverlening

Bouw

Financiele dienstverlening

Horeca

Overheid

Detailhandel non-food

productie banen

Sectorprognoses 2014,

jaar-op-jaar mutatie van

het productievolume en hetaantal banen

Page 4: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 4

2. Regionale verschillen in sectorstructuur

Regionale economische ontwikkelingen worden op de korte termijn voor een groot deel be-

paald door de sectorstructuur van het bedrijfsleven. Een uiteenlopende ontwikkeling van de

verschillende bestedingscomponenten van het Bruto Binnenlands Product (BBP) op macro-

economische schaal zorgt voor verschillen in de groei of krimp van de sectorale productie en

werkgelegenheid. Door verschillen in sectorstructuur per regio zorgt dit weer voor een uit-

eenlopende regionale economische ontwikkeling. In appendix A lichten wij het economische

model dat ten grondslag ligt aan onze regioprognoses nader toe. Voor we de prognoses voor

2014 beschrijven, schetsen we eerst een beeld van de regionale verschillen in sectorstruc-

tuur.

Nederlandse sectorstructuur

De Nederlandse werkgelegenheid is voor ongeveer 80% in de dienstverlenende sectoren te

vinden (figuur 2). De fysieke productie (landbouw, industrie en bouwnijverheid) maakte in

2012 slechts ongeveer 20% van de werkgelegenheid uit. Door verschillen in arbeidsproduc-

tiviteit zijn er grote verschillen in het belang van de sectoren in de werkgelegenheid en in

de productie. Industrie, groothandel en de verhuur en verkoop van onroerend goed zijn sec-

toren met een hoge arbeidsproductiviteit, waardoor het aandeel in de werkgelegenheid veel

kleiner is dan het aandeel in de totale productie (figuur 3). Detailhandel, zorg en zakelijke

dienstverlening zijn juist arbeidsintensieve sectoren, waardoor het aandeel in de totale

werkgelegenheid van die sectoren hoger is dan het aandeel in de productie.

Figuur 2: Sectorstructuur werkgelegenheid

Bron: LISA, bewerking ABF Research en Rabobank

Figuur 3: Werkgelegenheid en productie

Bron: LISA, bewerking ABF Research en Rabobank

Regionale sectorstructuur

De sectorstructuur verschilt sterk tussen de Nederlandse regio’s. Figuur 4 geeft voor iedere

regio per sector het verschil weer tussen het regionale aandeel in de werkgelegenheid en

het nationale aandeel. Van links naar rechts bewegen we dus van de meest ‘normale’ regio,

Veluwe, naar de meest ‘abnormale’ regio, Groot-Amsterdam. Kaart 1 geeft de mate van

afwijking geografisch weer. Los van de mate waarin de regionale werkgelegenheidsverdeling

op die van Nederland als geheel lijkt, zijn er regio’s waarin één of twee dan wel juist meer

sectoren bepalend zijn voor de afwijking van de sectorstructuur. In Flevoland, de regio die

3%

11%

6%

11%

11%

4%21%

12%

16%

4%

Landbouw

Industrie

Bouw

Groothandel entransport

Detailhandel

Horeca

Commerciëledienstverlening

Overheid

Zorg

Overige dienstenWerkgelegenheid per sector, % van totaal, 2012

ruim 8 miljoen banen

02468101214161820

02468

101214161820

productie werkgelegenheid

% %

Productie en werkgelegenheid, % van totaal, 2012

Page 5: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 5

na de Veluwe de kleinste verschillen ten opzichte van Nederland kent, zijn vier sectoren

oververtegenwoordigd en vier sectoren ondervertegenwoordigd. De mate van over- en on-

dervertegenwoordiging per sector is bovendien redelijk gelijk. In Arnhem/Nijmegen zijn

echter slechts twee sectoren oververtegenwoordigd, de zorg en de overheid. De overige

sectoren kennen allemaal een kleiner aandeel in de werkgelegenheid dan Nederland als ge-

heel. In drie regio’s is de commerciële dienstverlening zeer dominant, Groot-Amsterdam,

Gooi- en Vechtstreek en Utrecht. In alle drie die regio’s is de industrie bovendien zeer klein

in vergelijking met het Nederlandse gemiddelde.

Figuur 4: Afwijking van Nederlandse structuur

Bron: LISA, bewerking ABF Research en Rabobank

Kaart 1: Afwijking van de Nederlandse sectorstructuur

Bron: LISA, bewerking ABF Research en Rabobank

-20-15-10-505101520

-20-15-10-505

101520

Velu

we

Fle

vola

nd

Alk

maar e

n o

mgevin

gG

root-R

ijnm

ond

Z-O

-Noord

-Bra

bant

Mid

den-N

oord

-Bra

bant

Arn

hem

/Nijm

egen

Noord

-Frie

sland

Noord

-Overijs

sel

West-N

oord

-Bra

bant

Zuid

-Lim

burg

Overig

Gro

nin

gen

Zaanstre

ek

Oost-Z

uid

-Holla

nd

Tw

ente

N-O

-Noord

-Bra

bant

Utre

cht

Leid

en e

n B

olle

nstre

ek

Zuid

west-O

verijs

sel

Zuid

west-D

renth

eO

verig

Zeela

nd

Haarle

mD

elft e

n W

estla

nd

Kop v

an N

oord

-Holla

nd

Noord

-Dre

nth

eZuid

oost-F

riesla

nd

Zuid

west-F

riesla

nd

Zuid

west-G

eld

erla

nd

Mid

den-L

imburg

IJmond

Zuid

oost-D

renth

eG

ooi e

n V

ech

tstre

ek

Zuid

oost-Z

uid

-Holla

nd

Achte

rhoek

Delfz

ijl en o

mgevin

gO

ost-G

ronin

gen

Noord

-Lim

burg

s-G

ravenhage

Zeeuw

sch-V

laandere

nG

root-A

mste

rdam

Landbouw IndustrieBouw DetailhandelGroothandel en transport HorecaCommerciële dienstverlening OverheidZorg Overige diensten

% %

Page 6: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 6

Verschillen in sectorstructuur worden vooral gedreven door de commerciële dienstverlening

en de industrie (kaart 2 en 3). Voor die sectoren is het gemiddelde verschil met het landelij-

ke belang en ook de maximale afwijking het grootst. Bovendien is het aandeel van de com-

merciële diensten relatief klein in de meeste regio’s die een relatief groot aandeel in de in-

dustrie hebben en andersom. Noordoost-Nederland, Zeeland, Noord-Brabant en Limburg

hebben relatief veel industrie en weinig commerciële dienstverlening. In de Randstad vinden

we juist relatief veel commerciële dienstverlening en weinig industrie. Deze sectoren bedie-

nen voor een groot deel buitenlandse vraag en/of zijn voor de binnenlandse afzet niet erg

afhankelijk van regionale vraag. Daardoor is concentratie in een aantal regio’s mogelijk.

Kaart 2: Afwijking aandeel commerciële diensten van Nederlands gemiddelde

Bron: LISA, bewerking ABF Research en Rabobank

Kaart 3: Afwijking aandeel industrie van Nederlands gemiddelde

Bron: LISA, bewerking ABF Research en Rabobank

Page 7: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 7

Verschillen tussen stedelijke en plattelandsregio’s en de mate waarin regio’s grote zorgcen-

tra of overheidsdiensten hebben, maken dat ook zorg, overheid en landbouw relatief sterk

bijdragen aan regionale verschillen in de sectorstructuur. Ook de verschillen in groothandel

en logistiek. Oververtegenwoordiging van deze laatste twee sectoren zien we in een corridor

van de Rotterdamse en Amsterdamse mainports door Noord-Brabant en Noord-Limburg

naar België en Duitsland (kaart 4). De ruimtelijke verdeling van sectorconcentraties kan

voor een belangrijk deel vanuit de historische ontwikkelingen van de Nederlandse economie

worden begrepen. In het Economic Report Een historie van regionale economische variatie

bekijken we deze ontwikkelingen.

Kaart 4: Afwijking aandeel groothandel en transport van Nederlands gemiddelde

Bron: LISA, bewerking ABF Research en Rabobank

Detailhandel, horeca en overige diensten (waaronder bijvoorbeeld sport en recreatie en per-

soonlijke verzorging) zijn juist in alle regio’s ongeveer even groot (kaart 5 en 6). Ook het

aandeel van de werkgelegenheid in de bouwnijverheid ligt in de meeste regio’s redelijk in de

buurt van het landelijke gemiddelde. Deze sectoren zijn vooral gericht op vraag vanuit de

omgeving. Het is daarom niet verwonderlijk dat deze sectoren overal een ongeveer even

groot gedeelte in de banen uitmaken als het Nederlandse gemiddelde. In appendix B geven

we ook voor de niet weergegeven sectoren een kaart met afwijking van het Nederlandse

gemiddelde.

Page 8: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 8

Kaart 5: Afwijking aandeel detailhandel van Nederlands gemiddelde

Bron: LISA, bewerking ABF Research en Rabobank

Kaart 6: Afwijking aandeel horeca van Nederlands gemiddelde

Bron: LISA, bewerking ABF Research en Rabobank

Overigens zijn de verschillen tussen gemeenten voor deze op de regionale vraag gerichte

sectoren een stuk groter dan de verschillen tussen de door ons bekeken regio’s. Binnen een

regio zijn er gemeenten die een duidelijke verzorgingsfunctie hebben in detailhandel en ho-

reca voor het omliggende gebied. Daar zijn de aandelen voor die sectoren hoger dan in de

omliggende gemeenten. Ook wordt pas op gemeenteniveau het grote belang van de horeca

duidelijk voor de Waddeneilanden, een aantal kustgemeenten en een aantal plaatsen in

Limburg (kaart 7).

Page 9: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 9

Kaart 7: Afwijking aandeel horeca van Nederlands gemiddelde voor gemeenten

Bron: LISA, bewerking ABF Research en Rabobank

3. Regionale prognoses 2014

In het hoofdstuk Macro-economische context las u dat onze visie op de Nederlandse econo-

mie en onze verwachtingen voor 2014 een andere uitwerking hebben op de verschillende

sectoren. Eenvoudig gezegd hebben de op export gerichte sectoren, zoals (delen van) de

industrie, de logistiek en de groothandel meer kans op groei dan sectoren die op de binnen-

landse markt zijn gericht, zoals de detailhandel en de horeca. Dat betekent dat regio’s met

een oververtegenwoordiging van groeisectoren en/of een ondervertegenwoordiging van

krimpsectoren in 2014 naar verwachting een sterkere groei (of kleinere krimp) zullen laten

zien dan andere regio’s. Aangezien de economische structuur van regio’s behoorlijk uiteen-

loopt, zoals beschreven in het hoofdstuk Regionale verschillen in sectorstructuur, verschillen

dus ook de verwachtingen van regio tot regio.

Bruto Regionaal Product

Voor Nederland als geheel verwachten wij in 2014 per saldo een stagnerende economie,

oftewel geen groei en geen krimp van het BBP-volume. Door verschillen in de economische

structuur van regio’s verwachten we op die schaal wel degelijk groei- en krimpgebieden, al

zijn de verschillen in de meeste gevallen beperkt (kaart 8).

De sterkste krimp van het Bruto Regionaal Product (BRP) verwachten we in de regio rondom

Den Haag, waar de sterk negatieve prognose voor de volumeontwikkeling bij de overheid

een grote rol speelt. In die regio heeft de overheid een aandeel van maar liefst 29 procent

van de totale productie. In de overige krimpregio’s is het kleine belang van de industrie

en/of de groothandel de voornaamste oorzaak van de krimp. In die sectoren verwachten wij

namelijk de sterkste productiegroei, waar deze regio’s minder van kunnen profiteren.

Page 10: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 10

De sterkste groei verwachten we in de regio’s met een groot belang van de industrie: IJ-

mond, Zaanstreek, Groot-Rijnmond en Zeeuws-Vlaanderen. In IJmond en Zeeuws-

Vlaanderen is de industrie goed voor de helft van de totale productie. In Het Gooi en Vecht-

streek zorgt het grote belang van de groothandel voor een positieve verwachting, wat in

mindere mate ook geldt voor Groot-Rijnmond.

Kaart 8: Prognose groei BRP 2014

Bron: EIM, Rabobank

Verwar het BRP niet met inkomen

Het Bruto Regionaal Product geeft een goede weergave van de economische activiteit maar

geeft een minder goed beeld van het gemiddelde huishoudinkomen. Ook op landelijk niveau

is dit overigens het geval (figuur 5). Het gemiddelde gestandaardiseerde huishoudinkomen

was in 2012 65% van het BBP per inwoner. In de provincies varieert dit percentage van

40% in Groningen tot 89% in Flevoland. Het verschil tussen productie en huishoudinkomen

wordt op nationale schaal vooral veroorzaakt doordat de door huishoudens en bedrijven aan

de overheid betaalde belastingen en premies hoger zijn dan de ontvangen uitkeringen en

subsidies. Daardoor is het beschikbaar huishoudinkomen lager dan het inkomen dat huis-

houdens ontvangen uit loon en vermogen. Verschillen in belastingafdrachten en de ont-

vangst van uitkeringen tussen regio’s maken dat dit effect niet overal even groot is. In re-

gio’s met een relatief lage werkloosheid en hoge lonen zijn de belastingbetalingen ten op-

zichte van de ontvangen uitkeringen hoog en in regio’s met een hoge werkloosheid en lage

lonen is het omgekeerde het geval. Daardoor worden regionale verschillen in het beschikba-

re inkomen van huishoudens kleiner gemaakt.

Op regionaal niveau speelt bovendien nog een ander effect een belangrijke rol. Nederland

kent typische woon- en werkregio’s, waardoor veel pendel tussen gebieden plaatsvindt. De

productie van die werknemers wordt geregistreerd in de regio waar ze werkzaam zijn terwijl

hun looninkomen wordt geregistreerd in de regio waar ze wonen. Hetzelfde geldt overigens

Page 11: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 11

voor het winstinkomen dat wordt gegenereerd in regio’s maar toekomt aan eigenaren in

andere regio’s. Flevoland en Groningen zijn provincies waar deze effecten belangrijk zijn. In

Flevoland is de productie ten opzichte van de bevolking relatief laag. Veel mensen werken

echter buiten de regio en ontvangen dus wel degelijk looninkomen. Daardoor is het BRP

relatief laag maar is het huishoudinkomen ongeveer gelijk aan het Nederlandse gemiddelde.

Groningen kent door de gasproductie die daar is gelokaliseerd juist het hoogste BRP per

inwoner van Nederland. Maar omdat die productie relatief kapitaalintensief is, wordt daar

weinig looninkomen mee gegenereerd. Het winstinkomen komt bovendien niet aan de inwo-

ners van de provincie toe, maar aan energiebedrijven en de centrale overheid. Daardoor is

het gemiddelde huishoudinkomen van Groningen ondanks het hoge BRP per inwoner toch

het laagste van het land.

Door bovenstaande effecten is het zaak om bij regionale vergelijkingen van de economische

situatie of vooruitzichten altijd goed op te letten wat de gegevens wel en niet vertellen. Veel

bedrijvigheid is geen garantie voor een hoog huishoudinkomen en een hoog huishoudinko-

men kan prima voorkomen in regio’s met relatief weinig economische activiteit.

Figuur 5: BRP per inwoner en huishoudinkomen, 2011

Bron: CBS

Werkgelegenheid

Net als de prognose voor het Bruto Regionaal Product is de prognose voor de werkgelegen-

heidsontwikkeling afhankelijk van onze sectorale prognoses en de sectorstructuur in de re-

gio’s. Zoals beschreven in het hoofdstuk Macro-economische context zijn de prognoses voor

wat betreft werkgelegenheid en productie voor sommige sectoren zeer verschillend. Zo

voorzien wij voor de industrie een groei van de productie van 1,3% en een krimp van 1,2%

van de werkgelegenheid. In regio’s met een groot belang van de industrie heeft die sector

dus een relatief sterk negatief effect op de totale werkgelegenheidsontwikkeling.

0

10000

20000

30000

40000

50000

0

10000

20000

30000

40000

50000

BRP per inwoner

Gemiddeld gestandaardiseerd huishoudinkomen

€ €

Page 12: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 12

De landelijke krimp van de werkgelegenheid in 2014 komt volgens onze verwachting uit op

0,5%. Wij verwachten ook een krimp van het aantal banen in alle veertig regio’s, al voor-

zien we wel verschillen (kaart 9). De sterkste krimp vindt naar verwachting plaats aan de

randen van Nederland, met name in Zeeuws-Vlaanderen, Oost-Groningen en de Achterhoek,

waar de industrie een relatief groot deel van de werkgelegenheid voor haar rekening neemt.

In de regio rondom Haarlem is de werkgelegenheidskrimp naar verwachting klein en in Het

Gooi en Vechtstreek blijft het aantal banen naar verwachting zelfs ongeveer gelijk. In beide

regio’s is het belang van de voornaamste krimpsector, de industrie, erg klein.

Kaart 9: Prognose groei werkgelegenheid 2014

Bron: EIM, Rabobank

Werkloosheid

Nederland kent typische woonregio’s waar de omvang van de beroepsbevolking groter is

dan de werkgelegenheid. Sprekende voorbeelden zijn Flevoland, Oost-Zuid-Holland (Groene

Hart), Leiden en Bollenstreek en de regio rondom Haarlem. Werknemers uit die regio’s zijn

dus voor een relatief groot deel aangewezen op werkgelegenheid in andere regio’s. Anders-

om worden veel banen in de typische werkregio’s (waar de werkgelegenheid groter is dan

de beroepsbevolking, zoals Groot-Amsterdam, Zuidoost-Brabant en Utrecht) ingenomen

door werknemers uit andere regio’s. Maar los van dit verschil tussen woon- en werkregio’s

reizen in heel Nederland veel mensen dagelijks over grote afstanden naar hun werk. Figuur

6 toont de veertig regio’s, met op de verticale as de werkgelegenheidsfunctie (de werkgele-

genheid per honderd leden van de beroepsbevolking) en op de horizontale as het aandeel

van de beroepsbevolking dat in de eigen (woon-)regio werkt. De omvang van de bollen

staat voor de totale werkgelegenheid. De werkgelegenheidsfunctie van Nederland als geheel

bedraagt 103 (dus per honderd leden van de beroepsbevolking zijn 103 banen1 beschik-

baar) en gemiddeld werkt 72% van de werknemers in de regio waarin hij of zij woont (de

1 Fulltime en parttime banen opgeteld.

Page 13: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 13

blauwe bol in de figuur). Het klinkt logisch dat naarmate de werkgelegenheidsfunctie groter

is, ook meer werknemers in de eigen regio werken. Er is immers meer werk beschikbaar.

Dit klopt in grote lijnen ook, getuige de trendlijn in de figuur. Links onderin vinden we de

woonregio’s, met een lage werkgelegenheidsfunctie en een laag aandeel van de beroepsbe-

volking dat in de eigen regio werkt (en dus veel forensen die in een andere regio werken).

Rechts bovenin staan de werkregio’s, met een hoge werkgelegenheidsfunctie en minder

pendel van de eigen bevolking maar meer inkomende forensen. Er zijn echter ook uitzonde-

ringen. Twente, Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg hebben geen bijzonder hoge werkge-

legenheidsfunctie, maar toch is het aandeel dat in de eigen regio werkt in die gebieden het

grootst. Dat heeft alles te maken met de ligging van de regio’s, namelijk aan de rand van

het land, waardoor in de (Nederlandse) omgeving minder werk beschikbaar is. Het omge-

keerde geldt voor de regio’s Delft en Westland en de Veluwe. Ondanks een hoge werkgele-

genheidsfunctie werkt een relatief groot deel van de beroepsbevolking buiten de woonregio,

simpelweg omdat ook veel werk beschikbaar is in de omliggende gebieden.

Figuur 6: Werkgelegenheidsfunctie en forensisme

Bron: LISA, bewerking ABF Research en Rabobank, CBS

Vanwege bovenstaande leidt werkgelegenheidsgroei (of -krimp) in een regio niet tot dezelf-

de groei (of krimp) van de werkzame beroepsbevolking. Werknemers die in regio X wonen,

zijn afhankelijk van de werkgelegenheidsontwikkeling in regio Y. Op gemeenteniveau is dit

effect nog veel groter dan op het COROP-niveau van figuur 7, zoals wordt geïllustreerd door

kaart 10. De kaart toont voor alle gemeenten het aandeel van de beroepsbevolking dat

werkzaam is in Amsterdam. Van de Amsterdamse beroepsbevolking werkt 74% in de eigen

gemeente, maar ook inwoners in omliggende gemeenten zijn voor hun baan sterk afhanke-

lijk van Amsterdam. Diemen en Landsmeer springen eruit (beide meer dan 60%), maar

zelfs voor gemeenten in Groningen is Amsterdam voor meer dan 1% van de beroepsbevol-

king de werkstad.

70

80

90

100

110

120

130

40 50 60 70 80 90

Werk

gele

genheid

sfu

nctie

Werkzaam in woonregio

aantal

%

Leiden en Bollenstreek

Zeeuws-Vlaanderen

Twente

Zuid-Limburg

Groot-Amsterdam

Aggl. Haarlem

Zaanstreek

IJmond

Oost-Zuid-Holland

Groot-Rijnmond

UtrechtDelft en Westland

Aggl. Den Haag

Veluwe

Het Gooi en Vechtstreek

Page 14: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 14

Kaart 10: Afhankelijkheid van Amsterdamse werkgelegenheid

Bron: CBS, bewerking Rabobank

Door rekening te houden met pendelgegevens uit 2011 en er vanuit te gaan dat deze foren-

senstromen gelijk blijven, is berekend wat de gevolgen zijn van de verwachte werkgelegen-

heidsontwikkelingen in alle regio’s voor de omvang van de werkzame beroepsbevolking in

alle regio’s. Daarmee is de prognose voor de werkzame beroepsbevolking bekend. Welke

gevolgen dit heeft voor de werkloosheid, is tevens afhankelijk van de ontwikkeling van de

totale beroepsbevolking (het arbeidsaanbod). Een stijging van dat aanbod heeft een op-

waarts effect op de werkloosheid en vice versa. Zo kan het voorkomen dat een stijging van

de werkzame beroepsbevolking gepaard gaat met een hogere werkloosheid als de stijging

van de beroepsbevolking nog groter is. Het is dus belangrijk om te beseffen dat de ontwik-

keling van de werkloosheid afhankelijk is van de ontwikkeling van de arbeidsvraag (de

werkgelegenheid) en het arbeidsaanbod (de beroepsbevolking).

De ontwikkeling van de beroepsbevolking is afhankelijk van twee factoren: de ontwikkeling

van de potentiële beroepsbevolking (bevolking in de leeftijd van 15 tot 65 jaar) en de ar-

beidsparticipatie (het deel van de potentiële beroepsbevolking dat zich beschikbaar stelt op

de arbeidsmarkt). De arbeidsparticipatie is op haar beurt afhankelijk van een aantal facto-

ren. Zo heeft de groei of krimp van de werkgelegenheid invloed op het aantal mensen dat

zich voor werk beschikbaar stelt (het ontmoedigings- of aanmoedigingseffect), spelen cultu-

rele factoren een rol (zoals de groei van de participatie van vrouwen) en zijn beleidsbeslis-

singen van belang (afschaffen VUT-regelingen en verhogen pensioenleeftijd). De ontwikke-

ling van de potentiële beroepsbevolking is puur afhankelijk van demografie (verhuizingen,

sterfte en het bereiken van de 15-jarige of pensioengerechtigde leeftijd). In Nederland als

geheel neemt de potentiële beroepsbevolking naar verwachting met 0,3% af in 2014. Kaart

11 toont de regionale verschillen. Vooral in de perifere regio’s Oost-Groningen, Zuidoost-

Drenthe, de Achterhoek, Zeeuws-Vlaanderen en Midden-Limburg verwachten we een daling.

Page 15: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 15

Dit zijn relatief vergrijsde gebieden waar de uitstroom van gepensioneerden groter is dan de

instroom van jongeren. Bovendien verlaten veel jongvolwassenen de regio voor werk of

studie.

Kaart 11: Prognose ontwikkeling potentiële beroepsbevolking

Bron: PBL, bewerking Rabobank

Rekening houdend met bovengenoemde factoren (de ontwikkeling van de werkgelegenheid,

de potentiële beroepsbevolking en de arbeidsparticipatie) zien we het aantal werklozen in

Nederland in 2014 naar verwachting met 10% toenemen. Daardoor stijgt de werkloosheid

van 8,4% van de beroepsbevolking in 2013 naar 9,2% in 2014. Kaart 12 toont de prognose

voor de werkloosheid in de regio’s. In negatieve zin springen Groot-Rijnmond, Agglomeratie

Den Haag, Flevoland (elk ongeveer 11%) en heel Noord-Nederland eruit. In een deel van

die regio’s was de werkloosheid in 2013 echter al hoog. Daarom toont kaart 13 de ontwik-

keling van het werkloosheidspercentage in procentpunten. Hieruit blijkt onder meer dat de

stijging van de werkloosheid in de periferie meevalt, zeker gezien de relatief sterke daling

van de werkgelegenheid. Andersom is de groei van de werkloosheid groot in Delft en West-

land, Het Gooi en Vechtstreek en Flevoland, terwijl de daling van de werkgelegenheid daar

juist meevalt. De verklaring voor dit verschil is dat de ontwikkeling van het arbeidsaanbod

een doorslaggevende rol speelt. In Zeeuws-Vlaanderen daalt de werkgelegenheid naar ver-

wachting met 1,1%, maar door de nog sterkere daling van de potentiële beroepsbevolking

valt de toename van de werkloosheid mee. In de regio rondom Haarlem en Het Gooi en

Vechtstreek neemt de werkgelegenheid nauwelijks af, maar de forse stijging van de be-

roepsbevolking zorgt daar voor een sterke toename van de werkloosheid.

Page 16: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 16

Kaart 12: Prognose werkloosheid 2014

Bron: EIM, Rabobank

Kaart 13: Prognose ontwikkeling werkloosheid

Bron: EIM, Rabobank

Bovenstaande maakt duidelijk dat de (ontwikkeling van de) werkloosheid meer oorzaken

kan hebben. Niet alleen de vraag naar arbeid, maar ook het aanbod van arbeid is van be-

lang, waarbij de ontwikkeling van de potentiële beroepsbevolking een grote rol speelt. Sinds

1950 is de potentiële beroepsbevolking altijd gegroeid, tot 2012. Door de vergrijzing zal die

groep Nederlanders ook de komende jaren in omvang afnemen. Dat houdt in dat de ar-

beidsparticipatie moet stijgen om de beroepsbevolking op peil te houden. Op termijn zal dit

waarschijnlijk niet lukken en dus zal de beroepsbevolking gaan dalen. Gezien de nu nog

hoge werkloosheid leidt dat op korte termijn niet tot problemen. Maar wanneer de werkge-

Page 17: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 17

legenheid aantrekt, leidt dit op lange(re) termijn tot krapte op de arbeidsmarkt. Op regio-

naal niveau zien we al langer gebieden waar de beroepsbevolking daalt als gevolg van ver-

grijzing en het vertrek van jongvolwassenen. Dat heeft een drukkend effect op de werkloos-

heid, maar is in economische termen beslist geen goed nieuws. Een krimpende beroepsbe-

volking leidt vaak tot het vertrek van bedrijven, waardoor een regionale economie in een

neerwaartse spiraal terechtkomt. De ontwikkeling van de werkloosheid moet daarom altijd

worden genuanceerd, waarbij men zich zou moeten afvragen: is onze werkgelegenheid ge-

stegen of krimpt onze beroepsbevolking?

Page 18: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 18

4. Sectorstructuur niet allesbepalend

Onze voorspellingen voor de ontwikkeling van de productie en de werkgelegenheid zijn

vooral gebaseerd op landelijke sectorprognoses en de regionale sectorstructuur. Daarbij

gaan we er vanuit dat de verschillende sectoren zich op regionaal niveau gelijk ontwikkelen.

In de praktijk zal dat niet zo gebeuren. Een veelheid aan kenmerken van regio’s zorgt voor

verschillen in groei of krimp van sectoren. Het vestigingsklimaat, met belangrijke elementen

als de kwaliteit van het arbeidsaanbod, de infrastructuur, de koopkracht van de bevolking,

de grondprijzen en het economische beleid, maar ook bedrijfsinterne factoren, zoals de

kwaliteit van het ondernemerschap en de mate van exportgerichtheid, zijn van belang. Deze

factoren laten zich lastig in een model verwerken. Wel is het mogelijk om de omvang van

het belang van regionale en bedrijfsinterne kenmerken als geheel te bepalen door naar het

verleden te kijken. Op basis van de sectorstructuur en de groei van sectoren in het verleden

kan worden bepaald in hoeverre een regio een ‘verwachte ontwikkeling’ van de werkgele-

genheid heeft doorgemaakt. De verwachte ontwikkeling is de ontwikkeling die ervan uitgaat

dat de groei in de sectoren in de regio’s gelijk is aan de landelijke groei en dat de sector-

structuur in de regio’s niet verandert. Deze is voor de provincies weergegeven in figuur 7 en

8 voor de periode 2004-2008 en 2008-2012. De werkelijke ontwikkeling is weergegeven

met de lichtblauwe stip in de figuren. Het verschil tussen werkelijk en verwacht wordt ver-

oorzaakt door andere kenmerken van de provincie dan de sectorstructuur, het zogenoemde

regio-effect.

Voor de periode 2004-2008, een tijd van hoogconjunctuur, komt de werkelijkheid in veel

provincies aardig overeen met wat mocht worden verwacht. In positieve zin valt vooral Fle-

voland op. Daar groeide de werkgelegenheid met maar liefst 20%, terwijl de verwachte

groei op basis van de sectorstructuur aan het begin van de periode ‘slechts’ 7% bedroeg. De

verklaring ligt grotendeels in de beschikbare ruimte en het ruimtelijk-economische beleid,

een zeer groot regio-effect dus. Groningen, Zuid-Holland en Limburg hebben juist een nega-

tief regio-effect. In die regio’s is sprake van demografische krimp (Groningen en Limburg)

en een vertrek van hoogopgeleiden, wat een verslechtering van het vestigingsklimaat ver-

oorzaakt.

De periode 2008-2012 kenmerkt zich vooral door de Grote Recessie, een beperkt econo-

misch herstel in 2010 en 2011 en de Lange Recessie in de jaren daarna. Door deze tumul-

tueuze tijd blijkt het veel lastiger om de werkgelegenheidsontwikkeling op basis van de eco-

nomische structuur van regio’s te voorspellen. De verschillen tussen de werkelijke en de te

verwachten ontwikkeling van het aantal banen lopen veel meer uiteen. Het verschil in Flevo-

land heeft dezelfde oorzaak als de periode voor 2008. In Groningen is de werkgelegen-

heidsontwikkeling in de belangrijke sectoren, zoals de overheid, de zakelijke dienstverlening

en de zorg, sterker geweest dan landelijk. Noord- en Zuid-Holland tonen een bijzonder ver-

schil, aangezien op basis van de sectorstructuur een nagenoeg gelijke ontwikkeling kon

worden verwacht maar de werkelijkheid heel anders uitpakte.

Page 19: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 19

Figuur 7: Shift-share werkgelegenheid 2004-2008

Bron: LISA, bewerking ABF Research en Rabobank

Figuur 8: Shift-share werkgelegenheid 2008-2012

Bron: LISA, bewerking ABF Research en Rabobank

-5

0

5

10

15

20

25

-5

0

5

10

15

20

25

Verwacht Regio-effect Werkelijk

% %

-2

-1

0

1

2

3

4

5

-2

-1

0

1

2

3

4

5

Verwacht Regio-effect Werkelijk

% %

Page 20: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 20

Conclusie

In deze Special schetsen we onze prognoses voor de productie, de werkgelegenheid en de

werkloosheid in de veertig COROP-regio’s. Als gevolg van verschillende verwachtingen voor

sectoren en verschillen in de regionale sectorstructuur is er een grote regionale variatie in

deze prognoses. Het is daarbij van belang om de verwachtingen voor productie, werkgele-

genheid en werkloosheid in samenhang te bezien. Afhankelijk van de sectorstructuur hoeft

een sterke groei van de productie niet altijd ook te leiden tot een sterke groei van de werk-

gelegenheid. Dit is bijvoorbeeld bij onze verwachting voor Zeeuws-Vlaanderen aan de hand,

waar de werkgelegenheid naar verwachting in weerwil van relatief sterke productiegroei

toch sterk zal krimpen. In Het Gooi en Vechtstreek verwachten we juist wel dat de voorzie-

ne productiegroei slechts tot een beperkte daling van de werkgelegenheid leidt. Verder

zorgt een sterke daling van de werkgelegenheid niet altijd voor een sterke stijging van de

werkloosheid. Ook hier is het verschil tussen Zeeuws-Vlaanderen en Het Gooi en Vecht-

streek illustratief. In de eerste regio verwachten we zoals gezegd een sterke daling van de

werkgelegenheid. Maar omdat de beroepsbevolking door de relatief sterke vergrijzing in die

regio ook afneemt, valt de stijging van de werkloosheid mee. In Het Gooi en Vechtstreek

neemt de werkgelegenheid veel minder hard af. Maar het aantal mensen dat op zoek is naar

een baan groeit hier juist harder. Bovendien neemt de werkgelegenheid in omliggende re-

gio’s, waar iets minder dan de helft van de inwoners werkt, ook af. Daardoor leidt de voor-

ziene sterke groei van de beroepsbevolking tot een relatief sterke werkloosheidsstijging,

ondanks de beperkte werkgelegenheidskrimp bij de bedrijven in de regio. Of de economi-

sche vooruitzichten voor een gegeven regio goed of slecht zijn hangt dus niet alleen af van

de gepresenteerde voorspellingen, maar regelmatig ook van het belang dat men hecht aan

productie, werkgelegenheid en werkloosheid. Bovendien is het goed om in het achterhoofd

te houden dat de regionale sectorstructuur, die het grootste deel van onze verwachtingen

bepaalt, in de afgelopen jaren zeker niet allesbepalend is geweest. Onze regionale progno-

ses vormen een goed uitgangspunt om vooruit te kijken naar de ontwikkeling in een regio in

2014. Maar daar is vast nog niet alles mee gezegd.

Page 21: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 21

Appendix A: Van macro via sectorstructuur naar regioprognoses

De regionale prognoses zijn een uitkomst van de Regionale Conjunctuur Barometer (RCB).

Figuur A1 toont de schematische opzet van dit economische model. De RCB geeft een prog-

nose voor het reële Bruto Regionaal Product (BRP, de regionale equivalent van het Bruto

Binnenlands Product), de werkgelegenheid, het aantal werkzame personen en de werkloos-

heid in regio’s en gemeenten. Onze macro-economische visie en prognoses voor 2014 en de

uitwerking daarvan op de verschillende sectoren vormen de basis. Door de landelijke sec-

torprognoses toe te passen op de regionale sectorstructuur verkrijgen we de regionale

prognose voor het BRP en de werkgelegenheid. Daarbij veronderstellen we dat de sectoren

in alle regio’s even hard groeien of krimpen. Ter illustratie: naar verwachting zal de werkge-

legenheid in de groothandel in 2014 met 0,5% toenemen. De RCB gaat ervan uit dat de

groei in die sector in elke regio gelijk is. Een regio met een groot belang van de groothandel

zal daar dus van profiteren. Aangezien sommige sectoren sterk zijn gericht op consumenten

uit de eigen regio, wordt voor die sectoren een correctie toegepast. Wij verwachten bijvoor-

beeld een sterkere krimp in de detailhandel in regio’s waarin de bevolking krimpt.

Op landelijke schaal komt de werkgelegenheid bij bedrijven overeen met het aantal werk-

zame personen. Op regionaal niveau is dat vaak niet het geval. Doordat veel werknemers

niet werken in de regio waarin zij wonen, heeft een groei of krimp van het aantal banen in

een regio gevolgen voor werknemers uit andere regio’s. Van alle werknemers bij bedrijven

in Amsterdam woont bijvoorbeeld slechts de helft in Amsterdam zelf. Dat houdt in dat van

elke tien nieuwe banen in Amsterdam vijf banen worden ingenomen door werknemers van

buiten de gemeente. Forensisme, of pendel, vormt dus een belangrijke factor in de bereke-

ning van de werkzame beroepsbevolking op regionaal niveau. Om uiteindelijk de regionale

werkloosheid in 2014 te voorspellen, is naast de werkzame beroepsbevolking ook de om-

vang van de beroepsbevolking, oftewel het arbeidsaanbod, van belang. Die wordt bepaald

door het aantal personen in de leeftijd van 15 tot 65 jaar (de potentiële beroepsbevolking)

en de arbeidsparticipatie. De potentiële beroepsbevolking zal in 2014 naar verwachting met

0,3% afnemen. Door een toename van de arbeidsparticipatie verwachten we echter dat de

beroepsbevolking per saldo groeit. Weliswaar wordt een deel van de beroepsbevolking ont-

moedigd door de daling van de werkgelegenheid (ontmoedigingseffect), maar de participatie

van ouderen neemt de laatste jaren toe en bij jongeren is in tegenstelling tot in 2009 geen

sterke daling van de participatie waar te nemen, waardoor dit effect meer dan wordt ge-

compenseerd. Jongeren hebben, vanwege hogere kosten, minder mogelijkheden om langer

door te studeren dan in 2009 en ouderen hebben te maken met de afschaffing van VUT-

regelingen en de verhoogde pensioenleeftijd.

Page 22: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 22

Figuur A1: Regionale Conjunctuur Barometer

Landelijke

sectorprognoses

Sectorstructuur

Prognose

beroepsbevolking

Prognose bevolking

(verzorgende

sectoren)

Pendelstromen

Prognose brp en

werkgelegenheid

Prognose

werkloosheid

Prognose

werkzame

beroepsbevolking

Macro-economisch

visie

Prognose bbp en

werkgelegenheid

2014

Page 23: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 23

Appendix B: Afwijking sector-aandeel van Nederlands gemiddelde

Landbouw

Industrie

Bouwnijverheid

Groothandel en transport

Page 24: Regionale prognoses 2014 - RaboResearch Economie · 2018-08-02 · december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek 1 Regionale prognoses 2014 Special 13 december 2013 Inleiding

december 2013 Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek

Detailhandel

Horeca

Commerciële diensten

Zorg

Overheid

Overige diensten

Bron: LISA, bewerking ABF Research en Rabobank