REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden :...

82
REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN VOOR DE VOORBEREIDENDE KLASSEN DER OUDE HUMANIORA EN DE HOGERE KLASSEN VAN DE LAGERE GRAAD DOOR L. VAN OSTA SCHOOLHOOFD ST.-]AN-BERCHMANSCOLLEGE BRUSSEL N.V. JOZEF VAN 1!Ij & CU LIER

Transcript of REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden :...

Page 1: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN

VOOR

DE VOORBEREIDENDE KLASSEN DER OUDE HUMANIORA

EN

DE HOGERE KLASSEN VAN DE LAGERE GRAAD

DOOR

L. VAN OSTA SCHOOLHOOFD

ST.-]AN-BERCHMANSCOLLEGE • BRUSSEL

N.V. JOZEF VAN 1!Ij & CU LIER

Page 2: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid
Page 3: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN

VOOR

DE VOORBEREIDENDE KLASSEN DER OUDE HUMANIORA

EN

DE HOGERE KLASSEN VAN DE LAGERE GRAAD

DOOR

L. VAN OSTA SCHOOLHOOFD

SINT—JAN—BERCHMANSKOLLEGE si BRUSSEL

1956

N.V. JOZEF VAN IN & Co

LIER

REDEKUNDIGE ONTLEDING V AN DE ENKELVOUDIGE ZIN

VOOR

DE VOORBEREIDENDE KLASSEN DER OUDE HUMANIORA

EN

DE HOGERE KLASSEN

VAN DE LAGERE GRAAD

DOOR

L. VAN OSTA SCHOOLHOOFD

SINT-JAN-BERCHMANSKOLLEGE • BRUSSEL

1956

N.V. JOZEF VAN IN & Co LIER

Page 4: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid
Page 5: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

I NLEIDI NG

I. DE Z1N

A. ZINSVERBAND

September is de herfstmaand. De dagen worden korter. De regen valt. Het mooie weder is nog eerder zeldzaam. De vogels vertrekken. 's Nachts hangt de nevel over de velden. 's Avonds wordt het al fris. De natuur sterft. De bladeren vallen van de bomen. De winter nadert met rasse schreden.

Als wij aan of op iets denken, en als wij aan onze ouders, broer of zus die gedachte willen meedelen, dan kunnen wij dat op twee manieren:

I. door te spreken,

2. door te schrijven.

Maar in beide gevallen moeten wij woorden gebruiken. En die woorden moeten samen een goed gebouwde, begrijpelijke zin vormen. Men kan dus slechts een zin hebben als men een gedachte heeft en men die gedachte omzet in woorden. Een gedachte in woorden noemen we : een zin. Bovenaan staan tien zinnen : ik heb in woorden uitgedrukt wat ik dacht.

ONTHOUD : 1.. lk heb een zin, wanneer ik in woorden uitdruk wat ik denk.

In een zin moet altijd een vervoegd werkwoord staan.

3

INLEIDING

I. DE ZIN

A. ZINSVERBAND

September is de herfstmaand. De dagen worden korter. De regen valt. Het mooie weder is nog eerder zeldzaam. De vogels vertrekken. 's Nachts hangt de nevel over de velden. 's Avonds wordt het al fris. De natuur sterft. De bladeren vatten van de bomen. De winter nadert met rasse schreden.

Als wij aan of op iets denken, en als wij aan onze ouders, broer of zus die gedachte willen meedelen, dan kunnen wij dat op twee manieren:

I. door te spreken,

2. door te schrijven.

Maar in beide gevallen moeten wij woorden gebruiken. En die woorden moeten samen een goed gebouwde, begrijpelijke zin vormen. Men kan dus slechts een zin hebben als men een gedachte heeft en men die gedachte omzet in woorden. Een gedachte in woorden noemen we: een zin. Bovenaan staan tien zinnen: ik heb in woorden uitgedrukt wat ik dacht.

ONTHOUD: Ik heb een zin, wanneer ik in woorden uitdruk wat ik denk.

In een zin moet altijd een vervoegd werkwoord staan.

3

Page 6: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Het nieuwe schooljaar begint met een H. Mis. Wij bidden de H. Geest om bijstand. Wij kijken even rond in de nieuwe klas. Wij geraken vlug vertrouwd met het zwarte schoolbord. Op een schap, in de hoek naast de kast, staat een aardglobe. Boven het bord hangt een kruisbeeld. Na het gebed krijgen wij onze leerboeken. De leraar dikteert ons de lesrooster. Hij vermeldt de voorgeschreven leervakken. Zo eindigt de eerste schooldag. Morgen beginnen wij voor goed. Dat de Heer ons dit jaar helpe.

OEFENING : Onderlijn in de zinnen het vervoegd werkwoord. Wij ontleden aldus het vervoegde werkwoord. is : 3e p. e. O. T. T. Aant. W. van het ww. zijn.

ONTHOUD :

In elke zin staat een vervoegd werkwoord.

LET OP!

Brand! = Er is brand. Hulp! = Breng hulp. Ai! = Dat doet pijn. Vader! = Kom, vader. Gij? = Zijt gij het? Verrukkelijk, zo'n sappige peer! = Verrukkelijk is zo'n sappige peer. Morgen lekker een dag verlof! = Morgen hebben wij lekker een dag verlof. Hoe meer zielen hoe meer vreugd! = Hoe meer zielen er zijn, hoe meer vreugd er is. Nog een koekje? = Wilt ge nog een koekje hebben? Heel graag! = Heel graag wil ik nog een koekje.

Het kan in zekere omstandigheden gebeuren dat wij onze gedachten slechts uitdrukken door één woord, of woorden zonder vervoegd werkwoord. Dat éne woord of die woorden vervangen dan een ganse zin. Hierboven staan zo enkele voorbeelden, met daarnaast de volledig uitgedrukte zin.

ONTHOUD : Het vervoegde werkwoord is soms niet uitgedrukt.

4

Het nieuwe schooljaar begint met een H. Mis. Wij bidden de H. Geest om bijstand. Wij kijken even rond in de nieuwe klas. Wij geraken vlug vertrouwd met het zwarte schoolbord. Op een schap, in de hoek naast de kast, staat een aardglobe. Boven het bord hangt een kruisbeeld. Na het gebed krijgen wij onze leerboeken. De leraar dikteert ons de lesrooster. Hij vermeldt de voorgeschreven leervakken. Zo eindigt de eerste schooldag. Morgen beginnen wij voor goed. Dat de Heer ons dit jaar helpe.

OEFENING: Onderlijn in de zinnen het vervoegd werkwoord. Wij ontleden aldus het vervoegde werkwoord. is : 3· p. e. O. T. T. Aant. W. van het ww. zijn.

ONTHOUD: In elke zin staat een vervoegd werkwoord.

LET OPI

Brand! = Er is brand. Hulp! = Breng hulp. Ai! = Dat doet pijn. Vader! = Kom, vader. Gijl = Zijt gij hetl Verrukkelijk, zo'n sappige peer! = Verrukkelijk is zo'n sappige peer. Morgen lekker een dag verlof! = Morgen hebben wij lekker een dag verlof. Hoe meer zielen hoe meer vreugd! = Hoe meer zielen er zijn, hoe meer vreugd er is. Nog een koekjel = Wilt ge nog een koekje hebbenl Heel graag! = Heel graag wil ik nog een koekje.

Het kan in zekere omstandigheden gebeuren dat wij onze gedachten slechts uitdrukken door één woord, of woorden zonder vervoegd werkwoord. Dat éne woord of die woorden vervangen dan een ganse zin. Hierboven staan zo enkele voorbeelden, met daarnaast de volledig uitgedrukte zin.

ONTHOUD: Het vervoegde werkwoord is soms niet uitgedrukt.

Page 7: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

B. SOORTEN ZINNEN

I. ENKELVOUDIGE ZIN.

Vriendelijkheid geeft de mens meer waarde. Wij gaan niet wandelen. De autovoerder zag de fietser. De luiheid is het oorkussen van de duivel. De storm trok nog een beetje naar het noorden. Wil het licht niet branden? Neen, de stoppen zijn doorgeslagen. Vlaanderen was zeer geroemd om de kunst van zijn schilders. God is rechtvaardig. Men moet het nuttige boven het aangename verkiezen.

In elk van deze zinnen staat slechts één gedachte. Er staat ook maar één vervoegd werkwoord in. Men zegt dat deze zinnen enkelvoudig zijn. Zij worden dan ook enkelvoudige zinnen genoemd.

2. SAMENGESTELDE ZIN.

Leo verliet de kamer, want hij bemerkte dat zijn vader druk bezig was.

In deze zin staan 3 gedachten :

Leo verliet de kamer hij bemerkte zijn vader was bezig.

Er staan ook 3 vervoegde werkwoorden in.

Er staan drie enkelvoudige zinnen in. Deze enkelvoudige zinnen zijn tot één zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : want — dat.

Toen wij wilden gaan wandelen, bemerkten wij tante, die buiten adem kwam aangelopen om ons te zeggen dat grootvader een beroerte had gekregen.

In deze zin staan 4 gedachten :

Wij wilden gaan wandelen wij bemerkten tante die buiten adem kwam aangelopen om ons te zeggen grootvader had een beroerte gekregen.

Er staan ook 4 vervoegde werkwoorden in.

Er staan 4 enkelvoudige zinnen in. Deze enkelvoudige zinnen zijn tot één zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat.

5

B. SOORTEN ZINNEN

I. ENKELVOUDIGE ZIN.

Vriendelijkheid geeft de mens meer waarde. Wij gaan niet wandelen. De autovoerder zag de fietser. De luiheid is het oorkussen van de duivel. De storm trok nog een beetje naar het noorden. Wil het licht niet branden? Neen, de stoppen zijn doorgeslagen. Vlaanderen was zeer geroemd om de kunst van zijn schilders. God is rechtvaardig. Men moet het nuttige boven het aangename verkiezen.

In elk van deze zinnen staat slechts één gedachte. Er staat ook maar één vervoegd werkwoord in. Men zegt dat deze zinnen enkelvoudig zijn. Zij worden dan ook enkelvoudige zinnen genoemd.

2. SAMENGESTELDE ZIN.

Leo verliet de kamer, want hij bemerkte dat zijn vader druk bezig was.

In deze zin staan 3 gedachten:

Leo verliet de kamer hij bemerkte zijn vader was bezig.

Er staan ook 3 vervoegde werkwoorden in.

Er staan drie enkelvoudige zinnen in. Deze enkelvoudige zinnen zijn tot één zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden: want - dat.

Toen wij wilden gaan wandelen, bemerkten wij tante, die buiten adem kwam aangelopen om ons te zeggen dat grootvader een beroerte had gekregen.

In deze zin staan 4 gedachten:

Wij wilden gaan wandelen wij bemerkten tante die buiten adem kwam aangelopen om ons te zeggen grootvader had een beroerte gekregen.

Er staan ook 4 vervoegde werkwoorden in.

Er staan 4 enkelvoudige zinnen in. Deze enkelvoudige zinnen zijn tot één zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen - die - dat.

5

Page 8: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

De onveranderlijke woorden : want, toen, dat, zijn voegwoorden. « Die » is een betrekkelijk voornaamwoord. In elk van deze zinnen staan meerdere gedachten. Er staan ook meer-dere vervoegde werkwoorden in. Men zegt dat deze zinnen samengesteld zijn. Zulke samengestelde zin noemt men : volzin.

ONTHOUD :

— Enkelvoudige zinnen drukken slechts I gedachte uit. — Een volzin bestaat uit meerdere enkelvoudige zinnen. — In een volzin staan zoveel enkelvoudige zinnen als er vervoegde

werkwoorden zijn. — Deze enkelvoudige zinnen zijn verbonden door een voegwoord

of door een betrekkelijk voornaamwoord.

REGEL :

Alvorens een zin te ontleden :

I° Onderlijn de vervoegde werkwoorden. 2° Splits de volzin in enkelvoudige zinnen.

OEFENING : Splits de volgende samengestelde zinnen in enkelvoudige zinnen.

Zohaast de Franse ruiters het voordeel der kruisboogschutters en het wijken der Vlamingen bemerkten, vreesden zij dat de voetgangers gans de eer der overwinning zouden wegdragen. Saidjah schreide veel als hij dacht aan die arme buffet, waarmee hij twee jaar zo innig had omgegaan, en lange tijd kon hij niet eten want zijn keel was te nauw als hij slikte. Het is rechtvaardig dat men beloont wie het verdient. Wie zich verbeeldt volmaakt te zijn, verliest door zijn trots wat hij door genade had verkregen. Zelfs wanneer een man alle rijkdommen bezit dan nog zal hij geen man zijn zo hij geen wil heeft. Het licht lokt zo fel de vlinders aan dat zij er hun vleugels aan branden en stervend neerfladderen. Het leven wordt dikwijls vergeleken bij een waterloop die nu eens langzaam dan eens vlug stroomt maar nooit terugkeert naar de bron. Onhoorbaar besloop de tijger zijn slachtoffer, dat, onbewust van het gevaar dat hem bedreigde, rustig zijn dorst leste aan het koele water, waarin zijn beeld zich weerspiegelde.

6

De onveranderlijke woorden : want, toen, dat, zijn voegwoorden. «Die» is een betrekkelijk voornaamwoord. In elk van deze zinnen staan meerdere gedachten. Er staan ook meer­dere vervoegde werkwoorden in. Men zegt dat deze zinnen samengesteld zijn. Zulke samengestelde zin noemt men : volzin.

ONTHOUD:

Enkelvoudige zinnen drukken slechts I gedachte uit. - Een volzin bestaat uit meerdere enkelvoudige zinnen. - In een volzin staan zoveel enkelvoudige zinnen als er vervoefde

werkwoorden zijn. - Deze enkelvoudige zinnen zijn verbonden door een voegwoord

of door een betrekkelijk voornaamwoord.

REGEL : Alvorens een zin te ontleden :

1° Onderlijn de vervoegde werkwoorden. 2° Splits de volzin in enkelvoudige zinnen.

OEFENING: Splits de volgende samengestelde zinnen in enkelvoudige zinnen.

Zohaast de Franse ruiters het voordeel der kruisboogschutters en het wijken der Vlamingen bemerkten, vreesden zij dat de voetgangers gans de eer der overwinning zouden wegdragen. Saidjah schreide veel als hij dacht aan die arme buffel, waarmee hij twee jaar zo innig had omgegaan, en lange tijd kon hij niet eten want zijn keel was te nauw als hij slikte. Het is rechtvaardig dat men beloont wie het verdient. Wie zich verbeeldt volmaakt te zijn, verliest door zijn trots wat hij door genade had verkregen. Zelfs wanneer een man alle rijkdommen bezit dan nog zal hij geen man zijn zo hij geen wil heeft. Het licht lokt zo fel de vlinders aan dat zij er hun vleugels aan branden en stervend neerfladderen . Het leven wordt dikwijls vergeleken bij een waterloop die nu eens langzaam dan eens vlug stroomt maar nooit terugkeert naar de bron. Onhoorbaar besloop de tijger zijn slachtoffer, dat, onbewust van het gevaar dat hem bedreigde, rustig zijn dorst leste aan het koele water, waarin zijn beeld zich weerspiegelde.

6

Page 9: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Ontkennend Bevestigend

I. Mededelend

2. Vragend

3. Wensend

4. Uitroepend

5. Gebiedend

De kat vangt muizen.

Blijft gij langer?

Mocht hij gelukken.

Jan, wat zijt gij lui I

Zeg dat nog eens.

De kat vangt geen muizen.

Blijft gij niet langer?

Mocht hij niet gelukken.

Jan, wat zijt gij nooit werkzaam!

Zeg dat nooit meer.

II. DE ENKELVOUDIGE ZIN

A. SOORTEN ENKELVOUDIGE ZINNEN

B. DELEN VAN DE ENKELVOUDIGE ZINNEN

De slachtoffers van de ontploffing werden naar de kliniek gevoerd.

De slachtoffers van de ontploffing — de slachtoffers — van de ontploffing

werden naar de kliniek gevoerd. — werden gevoerd — naar de kliniek

De mensen uit het dorp wachtten met spanning op het resultaat van het onderzoek.

De mensen uit het dorp — de mensen — uit het dorp

wachtten met spanning op het resultaat van het onderzoek. — wachtten — met spanning — op het resultaat van het onderzoek

— op het resultaat — van het onderzoek

7

11. DE ENKELVOUDIGE ZIN

A. SOORTEN ENKELVOUDIGE ZINNEN

Bevestigend Ontkennend

I. Mededelend De kat vangt muizen. De kat vangt geen muizen.

2. Vragend Blijft gij langer? Blijft gij niet langer?

3. Wensend Mocht hij gelukken. Mocht hij niet gelukken.

4. Uitroepend Jan. wat zijt gij lui! Jan. wat zijt gij nooit werkzaam!

5. Gebiedend Zeg dat nog eens. Zeg dat nooit meer.

B. DELEN VAN DE ENKELVOUDIGE ZINNEN

De slachtoffers van de ontploffing werden naar de kliniek gevoerd.

De slachtoffers van de ontploffing - de slachtoffers - van de ontploffing

werden naar de kliniek gevoerd. - werden gevoerd - naar de kliniek

De mensen uit het dorp wachtten met spanning op het resultaat van het onderzoek.

De mensen uit het dorp - de mensen - uit het dorp

wachtten met spanning op het resultaat van het onderzoek. - wachtten - met spanning - op het resultaat van het onderzoek

- op het resultaat - van het onderzoek

7

Page 10: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

In een enkelvoudige zin vinden wij doorgaans verscheidene onderdelen : zinsdelen.

De twee zinnen hierboven bestaan uit 2 grote delen, die elk weer kleinere delen bevatten. Al die zinsdelen opzoeken, zeggen wat ze zijn en waarom ze er zijn, dat is : de zin ontleden.

Het vervoegde werkwoord is het belangrijkste deel, de kern van de zin. Om een zin te ontleden, moet men dan ook beginnen met dit werkwoord te zoeken.

8

In een enkelvoudige zin vinden wij doorgaans verscheidene onderdelen : zinsdelen.

De twee zinnen hierboven bestaan uit 2 grote delen, die elk weer kleinere delen bevatten. AI die zinsdelen opzoeken, zeggen wat ze zijn en waarom ze er zijn, dat is : de zin ontleden.

Het vervoegde werkwoord is het belangrijkste deel, de kern van de zin. Om een zin te ontleden, moet men dan ook beginnen met dit werkwoord te zoeken.

8

Page 11: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

DE 0 NTLEDI NG VA N DE E NKELVOUDIGE ZI N

Alexander heeft de Perzen overwonnen. De Germanen wonen over de Rijn. Piet wordt een flinke jongen. De jongens praten te veel. De sneeuw smelt. De leraar heeft hem duchtig de oren gewassen.

OEFENING : Duid de 2 grote zinsdelen aan. In elk van deze enkelvoudige zinnen staan 2 grote zinsdelen :

I . een deel van de zin, waarvan iets gezegd wordt : het onderwerp.

2. een deel van de zin dat iets zegt van het onderwerp : het gezegde.

I. DE NOODZAKELIJKE ZINSDELEN

A. HET ONDERWERP

Colombus ontdekte Amerika. De hond heeft de ganse nacht geblaft. De deugd siert de mens. Guido Gezelle schreef prachtige gedichten. Zusje speelde met haar pop. Rodenbach werd te Roeselare geboren. De zieke nam een aspirientje. Ons land is weer vrij. Nog diezelfde avond trok de boswachter er ob uit. Tijdens zijn vlucht werd de bandiet neergekogeld.

De in vet gedrukte woorden zijn delen van de zin, waarvan iets wordt gezegd, waarvan iets wordt meegedeeld. Het zijn onderwerpen.

I. HOE KUNNEN WIJ HET ONDERWERP VINDEN?

Ontleed elke zin zo :

Werkw. : ontdekte

Ond. : Wie ontdekte? Colombus.

Wat

9

DE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN

Alexander heeft de Perzen overwonnen. De Germanen wonen over de Rijn. Piet wordt een flinke jongen. De jongens praten te veel. De sneeuw smelt. De leraar heeft hem duchtig de oren gewassen.

OEFENING: Duid de 2 grote zinsdelen aan. In elk van deze enkelvoudige zinnen staan 2 grote zinsdelen:

I. een deel van de zin, waarvan iets gezegd wordt: het onderwerp.

2. een deel van de zin dat iets zegt van het onderwerp: het gezegde.

I. DE NOODZAKELIJKE ZINSDELEN

A. HET ONDERWERP

Colombus ontdekte Amerika. De hond heeft de ganse nacht geblaft. De deugd siert de mens. Guido GezeIIe schreef prachtige gedichten. Zusje speelde met haar pop. Rodenbach werd te Roeselare geboren. De zieke nam een aspirientje. Ons land is weer vrij. Nog diezelfde avond trok de boswachter er op uit. Tijdens zijn vlucht werd de bandiet neergekogeld.

De in vet gedrukte woorden zijn delen van de zin, waarvan iets wordt gezegd, waarvan iets wordt meegedeeld. Het zijn onderwerpen.

I. HOE KUNNEN WIJ HET ONDERWERP VINDEN?

Ontleed elke zin zo :

Werkw. : ontdekte

Ond. . Wie I . Wat ontdekte? Colombus.

9

Page 12: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

De 2 geboden om het onderwerp te vinden :

I. Zoek het vervoegde werkwoord.

2. Zet wie of wat v66r het vervoegde werkwoord. Het antwoord op die vraag is : het onderwerp.

LET OP !

I. Het onderwerp staat niet altijd vooraan. Zoek het onderwerp. Vader, moeder zult gij eren. Zaterdag begint het verlof. De zevende dag rustte God. Dat mooie boek heeft vader mij gegeven.

2. Het onderwerp is soms niet uitgedrukt. Dit komt vooral voor als het werkwoord in de gebiedende wijze staat.

Jongens, weest voornaam. Jongens, let op! Volgt goed, jongens.

Het woord jongens is in deze zinnen geen onderwerp. Het zijn de personen tot wie de spreker zich richt. Wij ontleden dan ook :

jongens : aangesproken persoon of aanspreking (aanspr.). bij het ww. Het onderwerp in deze zinnen is niet uitgedrukt. Wij zeggen dat het onderwerp verzwegen is.

Hoe ontleden wij deze zin?

Wij vervangen dus het gebod weest door moet wezen om de vraag te stellen. Werkw. : weest (geb. w.) Ond. : Wie moet wezen? (gij). De ( ) beduiden : verzwegen. Aanspr. : Jongens

Ook in de volgende zinnen is het onderwerp verzwegen : Zo wordt ver-teld. (er) Dank U wel. (ik)

Kan men in een enkelvoudige zin én een uitgedrukt onderwerp én een aanspreking hebben?

Ontleed de volgende zinnen om het antwoord te vinden :

Gij ziet er niet goed uit, beste vriend. Mijnheer, zoudt U mij even willen helpen? Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten? Vader, wij zijn weg. Meester, Jan is gevallen.

I 0

De 1 geboden om het onderwerp te vinden : I. Zoek het vervoegde werkwoord.

2. Zet wie of wat vóór het vervoegde werkwoord. Het antwoord op die vraag is : het onderwerp.

LET OP!

I. Het onderwerp staat niet altijd vooraan. Zoek het onderwerp. Vader, moeder zult gij eren. Zaterdag begint het verlof. De zevende dag rustte God. Dat mooie boek heeft vader mij gegeven.

2. Het onderwerp is soms niet uitgedrukt. Dit komt vooral voor als het werkwoord in de gebiedende wijze staat.

Jongens, weest voornaam. Jongens, let op! Volgt goed, jongens.

Het woord jongens is in deze zinnen geen onderwerp. Het zijn de personen tot wie de spreker zich richt. Wij ontleden dan ook : jongens: aangesproken persoon of aanspreking (aanspr.). bij het ww. Het onderwerp in deze zinnen is niet uitgedrukt. Wij zeggen dat het onderwerp verzwegen is.

Hoe ontleden wij deze zin? Wij vervangen dus het gebod weest door moet wezen om de vraag te stellen. Werkw. : weest (geb. w.) Ond. : Wie moet wezen? (gij). De ( ) beduiden : verzwegen. Aanspr. : Jongens

Ook in de volgende zinnen is het onderwerp verzwegen: Zo wordt ver-teld. (er) Dank U wel. (ik)

Kan men in een enkelvoudige zin én een uitgedrukt onderwerp én een aanspreking hebben?

Ontleed de volgende zinnen om het antwoord te vinden :

10

Gij ziet er niet goed uit, beste vriend. Mijnheer, zoudt U mij even willen helpen? Mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten? Vader, wij zijn weg. Meester, Jan is gevallen.

Page 13: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

ONTHOUD :

I . Het onderwerp is het deel van de zin waarvan iets gezegd wordt.

2. Men vindt het onderwerp door de vraag : wie of wat? v66r het vervoegde werkwoord te zetten.

3. De personen die aangesproken worden vormen een ander zinsdeel : De aanspreking.

2. SOORTEN ONDERWERP.

a. ECHT ONDERWERP (e. o.).

De onderwerpen die wij tot nog toe in de verschillende zinnen zijn tegen-gekomen, zijn echte onderwerpen. Het onderwerp heeft hier een duide-lijke betekenis. Hier volgen nog een paar zinnen.

De kachel is nog te warm. Voetballen is een gezonde sport. De auto vloog over de kop.

b. VOORLOPIG ONDERWERP (v. o.).

Ze kan toch ook alles, die Elza. Het zijn eerlijke mensen, die Vermeirens. Hij weet het weer, die moeial. Het is aangenaam hier te wandelen.

Het onderwerp van de le zin is : Elza. Het onderwerp van de 2' zin is : Vermeirens. Het onderwerp van de 3' zin is : moeial. Het onderwerp van de 4' zin is : wandelen. In deze zinnen staat het echt onderwerp achteraan. Daarom zet men vooraan in de zin een voornaamwoord, dat voor een ogenblik onderwerp is, zolang tot het echte onderwerp is genoemd. In de le zin is het woordje ze zolang onderwerp tot het echte onderwerp Elza is genoemd. In de 2' zin is het woordje het zolang onderwerp tot het echte onder-werp Vermeirens is genoemd. In de 3' zin is het woordje hij zolang onderwerp tot het echte onderwerp moeial is genoemd. Zo ook in de 4e zin. De woordjes ze, het, hij en het mogen slechts voorlopig als onderwerp dienst doen. Men noemt zulke onderwerpen dan ook : voorlopig onderwerp.

I I

ONTHOUD: I. Het onderwerp is het deel van de zin waarvan iets gezegd

wordt.

2. Men vindt het onderwerp door de vraag wie of wat? vóór het vervoegde werkwoord te zetten.

3. De personen die aangesproken worden vormen een ander zinsdeel: De aanspreking.

2. SOORTEN ONDERWERP.

a. ECHT ONDERWERP (e.o.).

De onderwerpen die wij tot nog toe in de verschillende zinnen zijn tegen­gekomen, zijn echte onderwerpen. Het onderwerp heeft hier een duide­lijke betekenis. Hier volgen nog een paar zinnen.

De kachel is nog te warm. Voetballen is een gezonde sport. De auto vloog over de kop.

b. VOORLOPIG ONDERWERP (v.o.).

Ze kan toch ook alles, die Elza. Het zijn eerlijke mensen, die Vermeirens. Hij weet het weer, die moeial. Het is aangenaam hier te wandelen.

Het onderwerp van de Ie zin is : Elza. Het onderwerp van de 2e zin is : Vermeirens. Het onderwerp van de 3e zin is : moeial. Het onderwerp van de 4e zin is : wandelen. In deze zinnen staat het echt onderwerp achteraan. Daarom zet men vooraan in de zin een voornaamwoord, dat voor een ogenblik onderwerp is, zolang tot het echte onderwerp is genoemd. In de Ie zin is het woordje ze zolang onderwerp tot het echte onderwerp Elza is genoemd. In de 2e zin is het woordje het zolang onderwerp tot het echte onder­werp Vermei rens is genoemd. In de 3e zin is het woordje hij zolang onderwerp tot het echte onderwerp moeial is genoemd. Zo ook in de 4e zin. De woordjes ze, het, hij en het mogen slechts voorlopig als onderwerp dienst doen. Men noemt zulke onderwerpen dan ook: voorlopig onderwerp.

II

Page 14: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

c. LOOS ONDERWERP (I. o.).

Het dondert. Het hagelt. Het spijt mij. Het is feest. Er wordt grof gespeeld.

Het onderwerp heeft bij deze onpersoonlijke werkwoorden of uitdruk-kingen niet de minste betekenis. Dit soort onderwerp noemt men loos (waar niets in zit, ledig) onderwerp (I. o.)

d. HERHAALD ONDERWERP (h. o.).

Vader, die zal het we/ goed vinden. Zo'n dwaas, hij begrijpt niet eens zijn eigen domheid. Zo'n man, hij is altijd koppig.

In deze zinnen wordt het echte onderwerp vader, dwaas, man nog eens herhaald door de woordjes die, hij, hij. Wij noemen deze woordjes herhaald onderwerp (h. o.).

LET OP !

In een enkelvoudige zin kunnen meerdere onderwerpen staan :

Mensen en dieren, alles vluchtte voor het water. Vader en moeder gingen wandelen. Noch zijn ouders, noch zijn leraars, noch zijn vrienden zijn er in geslaagd die jongen op het goed pad terug te brengen. Mannen, vrouwen en kinderen, iedereen wilde die film zien. Eten, drinken en slapen zijn de bezigheden van de luiaard.

OEFENING : Welke soort onderwerp zijn in deze zinnen : alles, iedereen?

3. WELKE WOORDSOORTEN KUNNEN ONDERWERP ZIJN?

Maria klonk hem als muziek in d'oren. lk zag hem de hei oversnellen. Beide waren door de hond op de vlucht gedreven. Door de leider werd besloten de werklieden te raadplegen. Eerst gedaan en dan gedacht heeft menigeen in 't leed gebracht Het is een vaststaand feit dat sommige jongens babbelen achter de rug van de meester.

OEFENING : Ontleed deze zinnen. Zet achter elk onderwerp het woord-soort.

In de Se zin is het onderwerp een uitdrukking. Welke?

In de 6e zin is een ganse zin onderwerp. Welke?

12

c. LOOS ONDERWERP (I. 0.). Het dondert. Het hagelt. Het spijt mij. Het is feest. Er wordt grof gespeeld.

Het onderwerp heeft bij deze onpersoonlijke werkwoorden of uitdruk­kingen niet de minste betekenis. Dit soort onderwerp noemt men loos (waar niets in zit, ledig) onderwerp (I. 0.)

d. HERHAALD ONDERWERP (h.o.).

Vader, die zal het wel goed vinden. Zo'n dwaas, hij begrijpt niet eens zijn eigen domheid. Zo'n man, hij is altijd koppig.

In deze zinnen wordt het echte onderwerp vader, dwaas, man nog eens herhaald door de woordjes die, hij, hij. Wij noemen deze woordjes herhaald onderwerp (h.o.).

LET OP 1 In een enkelvoudige zin kunnen meerdere onderwerpen staan:

Mensen en dieren, alles vluchtte voor het water. Vader en moeder gingen wandelen. Noch zijn ouders, noch zijn leraars, noch zijn vrienden zijn er in geslaagd die jongen op het goed pad terug te brengen. Mannen, vrouwen en kinderen, iedereen wilde die film zien. Eten, drinken en slapen zijn de bezigheden van de luiaard.

OEFENING: Welke soort onderwerp zijn in deze zinnen: alles, iedereen?

3. WELKE WOORDSOORTEN KUNNEN ONDERWERP ZIJN?

Maria klonk hem als muziek in d'oren. Ik zag hem de hei oversnellen. Beide waren door de hond op de vlucht gedreven. Door de leider werd besloten de werklieden te raadplegen. Eerst gedaan en dan gedacht heeft menigeen in 't leed gebracht Het is een vaststaand feit dat sommige jongens babbelen achter de rug van de meester.

OEFENING: Ontleed deze zinnen. Zet achter elk onderwerp het woord­soort.

In de 5· zin is het onderwerp een uitdrukking. Welke?

In de 6" zin is een ganse zin onderwerp. Welke?

12

Page 15: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Zo'n zin die onderwerp is van een andere zin, noemen wij onderwerpszin : « dat de jongens babbelen achter de rug van den meester ». De andere enkelvoudige zin noemen wij hoofdzin : « is een vaststaand feit ».

Kunnen onderwerp zijn :

I° Een zelfstandig naamwoord of een als zelfstandig naamwoord gebruikt woord.

2° Een zelfstandig voornaamwoord.

3° Een telwoord.

4° Een werkwoord in de infinitief.

5° Een uitdrukking.

6° Een zin : onderwerpszin.

B. HET GEZEGDE

DE FRANKEN

Frank betekent vrij. Deze vrijheid werd door onze voorouders hardnekkig ver-dedigd. De buitengewoon grote, slanke, stroblonde krijgers waren gewapend met speer, strijdbijl, kort zwaard en schild. De opperhoofden werden na buiten-gewone daden van ongemene moed op het schild geheven. Dezen vochten ook met het zwaard en de hang. Dit wapen was een werpspies met weerhaken. De Franken zijn bij uitstek de voorouders der Vlamingen.

OEFENING :

Onderlijn éérimaal het onderwerp in elke zin. Onderlijn tweemaal het deel van de zin dat iets zegt van het onderwerp. In de leesles zijn nu de 2 noodzakelijke zinsdelen onderlijnd : Het zinsdeel waarvan iets gezegd wordt : Het onderwerp. Het zinsdeel dat iets zegt over het onderwerp : Het gezegde. Wat niet onderlijnd werd zijn slechts bijkomende en niet noodzakelijke zinsdelen. Zij geven slechts meer uitleg over het onderwerp of het gezegde.

I. DE SOORTEN GEZEGDE.

Deze vrijheid werd door onze voorouders hardnekkig verdedigd.

Werkw. : werd verdedigd.

Ond. . Wie werd verdedigd? Vrijheid.

• Wat Gez. : werd verdedigd.

13

Zo'n zin die onderwerp is van een andere zin, noemen wij onderwerpszin: «dat de jongens babbelen achter de rug van den meester ». De andere enkelvoudige zin noemen wij hoofdzin: «is een vaststaand feit ».

Kunnen onderwerp zijn :

la Een zelfstandig naamwoord of een als zelfstandig naamwoord gebruikt woord.

20 Een zelfstandig voornaamwoord.

30 Een telwoord.

40 Een werkwoord in de infinitief.

50 Een uitdrukking.

60 Een zin: onderwerpszin.

B. HET GEZEGDE

DE FRANKEN

Frank betekent vrij. Deze vrijheid werd door onze voorouders hardnekkig ver­dedigd. De buitengewoon grote, slanke, stroblonde krijgers waren gewapend met speer, strijdbijl, kort zwaard en schild. De opperhoofden werden na buiten­gewone daden van ongemene moed op het schild geheven. Dezen vochten ook met het zwaard en de hang. Dit wapen was een werpspies met weerhaken. De Franken zijn bij uitstek de voorouders der Vlamingen.

OEFENING:

Onderlijn éénmaal het onderwerp in elke zin. Onderlijn tweemaal het deel van de zin dat iets zegt van het onderwerp. In de leesles zijn nu de 2 noodzakelijke zinsdelen onderlijnd: Het zinsdeel waarvan iets gezegd wordt: Het onderwerp. Het zinsdeel dat iets zegt over het onderwerp: Het gezegde. Wat niet onderlijnd werd zijn slechts bijkomende en niet noodzakelijke zinsdelen. Zij geven slechts meer uitleg over het onderwerp of het gezegde.

I. DE SOORTEN GEZEGDE.

Deze vrijheid werd door onze voorouders hardnekkig verdedigd.

Werkw. : werd verdedigd.

Ond. ~:t I werd verdedigd? Vrijheid.

Gez. werd verdedigd.

13

Page 16: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

De krijgers waren gewapend met speer, strijdbijl, kort zwaard en schild.

Werkw. : waren gewapend. Ond. : Wie

waren gewapend? strijders. Wat

Gez. : waren gewapend.

In deze 2 zinnen is het gezegde hetzelfde als het vervoegde werkwoord. Het vervoegde werkwoord alleen maakt dit gezegde uit. Daarom noemen wij dit gezegde : het werkwoordelijk gezegde.

Dit wapen was een werpspies met weerhaken. De Franken zijn de voorouders der Vlamingen.

In deze 2 zinnen volstaat het niet een onderwerp en een vervoegd werkw. te hebben.

Want : Dit wapen was heeft geen betekenis. De Franken zijn heeft geen betekenis.

Men zegt van dit wapen niet dat het was, maar dat het een werpspies was. En van de Franken wordt niet gezegd dat ze zijn, maar wel dat ze de voor-ouders zijn. Niet het vervoegde werkwoord was, zijn, maar andere woorden werp-spies, voorouders zijn hier het voornaamste deel. Het vervoegde werk-woord dient slechts om dat deel met het onderwerp te verbinden, te koppelen.

Als wij dan ontleden krijgen wij dus :

Werkw. : was. Ond. : Wie

was? Wapen. Wat

Gez. : was een werpspies.

Werkw. : zijn. Ond. : Wie

: Wat Gez. : zijn onze voorouders.

In deze 2 zinnen is het gezegde niet gelijk aan het vervoegd werkwoord. Het vervoegd werkwoord koppelt slechts een ander woord aan het onder-werp. Daarom noemen wij zulk werkwoord : koppelwerkwoord.

Het vervoegde koppelwerkwoord en een ander woord (meestal een zelfst. nw. of een bijvg. nw.) vormen samen het gezegde : het naamwoordelijk gezegde.

zijn ? Franken.

14

De krijgers waren gewapend met speer, strijdbijl, kort zwaard en schild.

Werkw. Ond.

: waren gewapend.

: Wie I Wat waren gewapend? strijders.

Gez. : waren gewapend.

In deze 2 zinnen is het gezegde hetzelfde als het vervoegde werkwoord. Het vervoegde werkwoord alleen maakt dit gezegde uit. Daarom noemen wij dit gezegde: het werkwoordelijk gezegde.

Dit wapen was een werpsPies met weerhaken. De Franken zijn de voorouders der Vlamingen.

In deze 2 zinnen volstaat het niet een onderwerp en een vervoegd werkw. te hebben.

Want: Dit wapen was heeft geen betekenis. De Franken zijn heeft geen betekenis.

Men zegt van dit wapen niet dat het was, maar dat het een werpspies was. En van de Franken wordt niet gezegd dat ze zijn, maar wel dat ze de voor­ouders zijn. Niet het vervoegde werkwoord was, zijn, maar andere woorden werp­spies, voorouders zijn hier het voornaamste deel. Het vervoegde werk­woord dient slechts om dat deel met het onderwerp te verbinden, te koppelen.

Als wij dan ontleden krijgen wij dus:

Werkw. : was. Ond. : Wie I ? lAl Wat was. napen.

Gez. : was een werpspies.

Werkw. : zijn. Ond. : Wie I .. ? F k

• lAl zIJn. ran en. . nat I

Gez. : zijn onze voorouders.

In deze 2 zinnen is het gezegde niet gelijk aan het vervoegd werkwoord. Het vervoegd werkwoord koppelt slechts een ander woord aan het onder­werp. Daarom noemen wij zulk werkwoord: koppelwerkwoord.

Het vervoegde koppelwerkwoord en een ander woord (meestal een zelfst. nwo of een bijvg. nw.) vormen samen het gezegde: het naamwoordelijk gezegde.

14

Page 17: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

ONTHOUD :

I . Als het gezegde gevormd wordt door het vervoegde werkwoord alleen, staat er in de zin een werkwoordelijk gezegde (ww. gez.) Aileen een gezegdewerkwoord (gez. ww.) kan een werkwoordelijk gezegde vormen.

2. Als het gezegde gevormd wordt door een koppelwerkwoord (kop. ww.) en een ander woord, heeft men een naamwoorde-lijk gezegde (nwd. gez.) Als koppelwerkwoorden worden gebruikt : zijn, worden, schijnen, blijven, blijken, lijken, heten, dunken, vallen, voorkomen.

LET OP !

I . Deze werkwoorden kunnen ook wel eens gezegdewerkwoorden zijn.

Koppelwerkwoord Gezegdewerkwoord

zijn : Vader is ziek. Vader is te Brussel. (vertoeft) God is. (bestaat)

worden : jan werd bleek. En het licht werd. (ontstond)

blijven : Het weer blijft slecht. Wij bleven één maand aan zee. (vertoefden)

schijnen : De meester scheen boos. De maan scheen door de bomen. (glinsterde)

lijken : Dat zaakje lijkt verdacht. Jan lijkt op zijn vader. (gelijkt) Lijkt U dat zaakje?

heten : Mijn broer heet Frans. De smid heet het ijzer. (warm maken)

blijken : De hand bleek razend. Moeder bleekt het linnen. (te bleken leggen)

voorkomen : Die zin komt me bekend Dat komt meer voor. (gebeuren) voor.

vallen : Het afscheid viel zwaar. Jefke viel op zijn hoofd. (neer- storten)

dunken : Die zaak dunkt me niet Dat dunkt mij niet. (bevalt) betrouwbaar.

(I) Gezegdewerkwoord of zelfstandig werkwoord.

15

ONTHOUD:

I. Als het gezegde gevormd wordt door het vervoegde werkwoord alleen, staat er in de zin een werkwoordelijk gezegde (ww. gez.) Alleen een gezegdewerkwoord (gez. ww.) kan een werkwoordelijk gezegde vormen. 1

2. Als het gezegde gevormd wordt door een koppelwerkwoord (kop. ww.) en een ander woord, heeft men een naamwoorde­lijk gezegde (nwd. gez.) Als koppelwerkwoorden worden gebruikt: zijn, worden, schijnen, blijven, blijken, lijken, heten, dunken, vallen, voorkomen.

LET OPl

I. Deze werkwoorden kunnen ook wel eens gezegdewerkwoorden zijn.

Koppelwerkwoord Gezegdewerkwoord

zijn: Vader is ziek. Vader is te Brussel. (vertoeft) God is. (bestaat)

worden: Jan werd bleek. En het licht werd. (ontstond) blijven: Het weer blijft slecht. Wij bleven één maand aan zee.

(vertoefden) schijnen: De meester scheen boos. De maan scheen door de bomen.

(glinsterde) lijken: Dat zaakje lijkt verdacht. Jan lijkt op zijn vader. (gelijkt)

Lijkt U dat zaakje? heten: Mijn broer heet Frans. De smid heet het ijzer. (warm

maken) blijken: De hand bleek razend. Moeder bleekt het linnen. (te bleken

leggen) voorkomen: Die zin komt me bekend Dat komt meer voor. (gebeuren)

vallen :

dunken:

voor.

Het afscheid viel zwaar. Jefke viel op zijn hoofd. (neer­storten)

Die zaak dunkt me niet Dat dunkt mij niet. (bevalt) betrouwbaar.

(I> Gezegdewerkwoord of zelfstandig werkwoord.

15

Page 18: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

2. Soms kan een gezegdewerkwoord als koppelwerkwoord worden gebruikt.

Mijn kansen staan (zijn) goed. Het huis lag (was) verlaten. Komt (zult zijn) gij op tijd klaar met uw werk? Hij zit (is) met die klacht erg verveeld.

3. Zijn, worden zijn soms ook hulpwerkwoorden. Zij worden dan gevolgd door een voltooid deelwoord.

Hij is laat naar huis gekomen. Zijn de werken afgehaald? Jan werd op diefstal betrapt. Hij werd dan ook veroordeeld. Die brief is gisteren geschreven. Het winnende doelpunt werd op onregelmatige wijze aangetekend.

OEFENING : Ontleed deze zes zinnen. Zie goed naar het vervoegde ww.

HET WERKWOORDELIJK GEZEGDE.

Het vaantje wappert op de toren. lk had aan de deur gescheld. lk zal u morgen ondervragen. Het schoonste gedeelte van het jaar is achter de rug. De meester zal hem duchtig de oren wassen. De liefde tot zijn land is iedere mens aangeboren.

OEFENING : Ontleed deze zinnen.

I . Het werwoord wappert staat in een onvoltooide tijd van de aantonende wijze, aktieve vorm. Het gez. bestaat alleen uit een gezegdewerk-woord.

2. Het werkwoord schellen staat in een voltooide tijd van de aantonende wijze. Om de voltooide tijden te vormen is er een hulpwerkwoord nodig. Hier bestaat het ww. gez. uit : Hulpww. -I- voltooid deelwoord van gez. ww.

3. In de derde zin bestaat het ww. gez. uit : Hulpww. -I- infinitief van gez. ww.

4. In de vierde en vijfde zin heeft het vervoegde werkw. op zichzelf geen betekenis. Het vormt met de andere woorden een uitdrukking : Achter de rug zijn, iemand de oren wassen. Het werkwoordelijk gezegde bestaat hier dus uit een werkwoordelijke uitdrukking.

16

2. Soms kan een gezegdewerkwoord als koppelwerkwoord worden gebruikt.

Mijn kansen staan (zijn) goed. Het huis lag (was) verlaten. Komt (zult zijn) gij op tijd klaar met uw werk? Hij zit (is) met die klacht erg verveeld.

3. Zijn, worden zijn soms ook hulpwerkwoorden. Zij worden dan gevolgd door een voltooid deelwoord.

Hij is laat naar huis gekomen. Zijn de werken afgehaald? Jan werd op diefstal betrapt. Hij werd dan ook veroordeeld. Die brief is gisteren geschreven. Het winnende doelpunt werd op onregelmatige wijze aangetekend.

OEFENING: Ontleed deze zes zinnen. Zie goed naar het vervoegde ww.

HET WERKWOORDELIJK GEZEGDE.

Het vaantje wappert op de toren. Ik had aan de deur gescheld. Ik zal u morgen ondervragen. Het schoonste gedeelte van het jaar is achter de rug. De meester zal hem duchtig de oren wassen. De liefde tot zijn land is iedere mens aangeboren.

OEFENING: Ontleed deze zinnen.

I. Het werwoord wappert staat in een onvoltooide tijd van de aantonende wijze, .aktieve vorm. Het gez. bestaat alleen uit een gezegdewerk­woord.

2. Het werkwoord schellen staat in een voltooide tijd van de aantonende wijze. Om de voltooide tijden te vormen is er een hulpwerkwool'd nodig. Hier bestaat het ww. gez. uit: Hulpww. + voltooid deelwoord van gez. ww.

3. In de derde zin bestaat het ww. gez. uit: Hulpww. + infinitief van gez. ww.

4. In de vierde en vijfde zin heeft het vervoegde we rkw. op zichzelf geen betekenis. Het vormt met de andere woorden een uitdrukking :

16

Achter de rug zijn, iemand de oren wassen. Het werkwoordelijk gezegde bestaat hier dus uit een werkwoordelijke uitdrukking.

Page 19: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

ONTHOUD :

Een werkwoordelijk gezegde kan bestaan uit :

I° Een gezegdewerkwoord of werkwoordelijke uitdrukking.

2° Een hulpwerkwoord (hebben, worden, zijn) + voltooid deelw. van gez. ww.

Een hulpwerkwoord (zullen, mogen, kunnen, laten, willen) + infinitief van gez. ww.

Nog enkele zinnen met een werkwoordelijke uitdrukking. Zoek ze.

Jongens, weest steeds van uw woord. Door zijn koppigheid viel heel ons plan in duigen. Patske nam Keizer Karel lelijk in de mating. De onderzoeksrechter stelde de aangehoudene op vrije voeten. Mens, laat uw naaste nooit in de steek. Wat keek die bedrieger lelijk op zijn neus. Men heeft die oude man lelijk bij de neus genomen. Mijn vriend werd gisteren ter aarde besteld. De familieleden van de verongelukte mijnwerkers stelden het mede-gevoelen van de Koning zeer op prijs. Frans, gij hebt er dit jaar met de muts naar gegooid. Ondanks hun moedig verweer moest ons elftal het onderspit delven. Loop liever niet te koop met zulke houding, man ! Wat heb ik het land aan zijn eeuwig gejammer ! Val mij toch niet steeds in de rede, man ! Jongens, slaat niet te lichtzinnig de woorden van uw leraars in de wind !

HET NAAMWOORDELIJK GEZEGDE.

Toen werd de toestand onhoudbaar. Dat heet nu eens werken. Het is onbetamelijk zoiets te vragen. Een raadsel blijft mij die zaak. Lezen schijnt zijn liefste ontspanning.

OEFENING : Ontleed deze zinnen. Schrijf naast het vervoegde werkwoord, welk soort werkwoord het is.

In al deze zinnen zijn de vervoegde werkwoorden koppelwerkwoorden. Deze vervoegde koppelwerkwoorden vormen niet alleen het gezegde.

17

ONTHOUD: Een werkwoordelijk gezegde kan bestaan uit:

1° Een gezegdewerkwoord of werkwoordelijke uitdrukking.

2° Een hulpwerkwoord (hebben, worden, zijn) + voltooid deelw. van gez. ww.

3° Een hulpwerkwoord (zullen, mogen, kunnen, laten, willen) + infinitief van gez. ww.

Nog enkele zinnen met een werkwoordelijke uitdrukking. Zoek ze.

Jongens, weest steeds van uw woord. Door zijn koppigheid viel heel ons plan in duigen. Patske nam Keizer Karel lelijk in de maling. De onderzoeksrechter stelde de aangehoudene op vrije voeten. Mens, laat uw naaste nooit in de steek. Wat keek die bedrieger lelijk op zijn neus. Men heeft die oude man lelijk bij de neus genomen. Mijn vriend werd gisteren ter aarde besteld. De familieleden van de verongelukte mijnwerkers stelden het mede­gevoelen van de Koning zeer op prijs. Frans, gij hebt er dit jaar met de muts naar gegooid. Ondanks hun moedig verweer moest ons elftal het ondersPit delven. Loop liever niet te koop met zulke houding, man! Wat heb ik het land aan zijn eeuwig gejammer! Val mij toch niet steeds in de rede, man! Jongens, slaat niet te lichtzinnig de woorden van uw leraars in de wind!

HET NAAMWOORDELIJK GEZEGDE.

Toen werd de toestand onhoudbaar. Dat heet nu eens werken. Het is onbetamelijk zoiets te vragen. Een raadsel blijft mij die zaak. Lezen schijnt zijn liefste ontspanning.

OEFENING: Ontleed deze zinnen. Schrijf naast het vervoegde werkwoord, welk soort werkwoord het is.

In al deze zinnen zijn de vervoegde werkwoorden koppelwerkwoorden. Deze vervoegde koppelwerkwoorden vormen niet alleen het gezegde.

17

Page 20: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

In deze zinnen bestaat het gezegde uit 2 delen :

Het vervoegde koppelwerkwoord.

Een ander woord : onhoudbaar werken onbetamelijk geen vervoegde werkwoorden. raadsel ontspanning

Dit deel noemt men het naannwoordelijk deel van het gezegde

(nwd. d. gez.). Daar het naamwoordelijk deel van het gezegde iets zegt van het onderwerp en het koppelwerkwoord enkel dient om het naamwoordelijk deel aan het onderwerp te koppelen, noemt men dit gezegde : Het naam-woordelijk gezegde. (Predikaat)

ONTHOUD :

Als het gezegde gevormd wordt door een koppelwerkwoord en een ander woord, heeft men een naamwoordelijk gezegde.

Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit 2 delen :

I . De koppeling : het vervoegde koppelwerkwoord.

2. Het naamwoordelijk deel : het andere woord.

Welke woordsoorten kunnen naamwoordelijk deel zijn?

I . Een zelfstandig naamwoord :

2. Een bijvoeglijk naamwoord :

3. Een telwoord (zelfstandig gebruikt) :

4. Een voornaamwoord (zelfstandig gebruikt) :

5. Een werkwoord in de infinitief. Die infinitief kan vervangen worden door een bijvoeglijk naamwoord of een onvoltooid deelwoord :

6. Een werkw. als onvoltooid deelw. :

7. Een werkw. als voltooid deelw.

8. Een uitdrukking :

Knapen zullen mannen worden.

Dat paard is schichtig.

Mijn broer zou de eerste kunnen zijn.

Die boeken lijken de mijne. Wie is hij?

Hij lijkt niet te vertrouwen (be-trouwbaar). Dat is niet te doen. (doenbaar) fan was aan 't schrijven.(schrifrend)

Zo'n afkeuring is ontmoedigend.

Dat werk lijkt geëindigd.

Frans is boven de leeftijd. (te oud) Het is om er bij te huilen.

18

In deze zinnen bestaat het gezegde uit 2 delen:

Het vervoegde koppelwerkwoord.

werken Een ander woord : onhoudbaar I

onbetamelijk geen vervoegde werkwoorden. raadsel ontspanning

Dit deel noemt men het naamwoordelijk deel van het gezegde (nwd. d. gez.). Daar het naamwoordelijk deel van het gezegde iets zegt van het onderwerp en het koppelwerkwoord enkel dient om het naamwoordelijk deel aan het onderwerp te koppelen, noemt men dit gezegde: Het naam­woordelijk gezegde. (Predikaat)

ONTHOUD:

Als het gezegde gevormd wordt door een koppelwerkwoord en een ander woord, heeft men een naamwoordelijk gezegde. Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit 2 delen :

I. De koppeling: het vervoegde koppelwerkwoord.

2. Het naamwoordelijk deel : het andere woord.

Welke woordsoorten kunnen naamwoordelijk deel zijn?

I. Een zelfstandig naamwoord :

2. Een bijvoeglijk naamwoord :

3. Een telwoord (zelfstandig gebruikt) :

4. Een voornaamwoord (zelfstandig gebruikt) :

5. Een werkwoord in de infinitief. Die infinitief kan vervangen worden door een bijvoeglijk naamwoord of een onvoltooid deelwoord :

6. Een werkw. als onvoltooid deelw. :

7. Een we rkw. als voltooid deelw.

8. Een uitdrukking:

18

Knapen zullen mannen worden.

Dat paard is schichtig.

Mijn broer zou de eerste kunnen zijn.

Die boeken lijken de mijne. Wie is hij?

Hij lijkt niet te vertrouwen (be­trouwbaar) . Dat is niet te doen. (doenbaar) Jan was aan 't schrijven .(schrijvend)

Zo'n afkeuring is ontmoedigend.

Dat werk lijkt geëindigd.

Frans is boven de leeftijd. (te oud) Het is om er bij te huilen.

Page 21: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

LET OP !

I. Het werkwoord zijn en het werkwoord worden, gevolgd door een voltooid deelwoord, zijn hulpwerkwoorden. Zij worden samen met het voltooid deelwoord als werkwoordelijk gezegde ontleed. Ontleed maar eens : Dat werk is geëindigd. — De brief werd geschreven. Ook in de volgende zinnen is het werkwoord zijn hulpwerkwoord.

Het voltooid deelwoord is niet uitgedrukt :

Moeder is weg. (weggegaan) Het werk is af. (afgemaakt) De tijd is om. (omgegaan) Het uur was voorbij. (verlopen) De kachel is weer aan. (gestoken)

2. In een enkelvoudige zin kan meer dan één naamwoordelijk deel van het gezegde staan.

Godloochenaars zijn ofwel boos ofwel dwaas. Kinderrijke gezinnen zijn de roem, de rijkdom en de sterkte van een land. God is oneindig volmaakt, wijs en heilig. Hij is oneindig goed, barmhartig en rechtvaardig. Het opstaan valt de luiaard zwaar en lastig.

OEFENING :

Ontleed zelf deze zinnen. Schrijf na elke zin het aantal naamwoordelijke delen van het gezegde.

2. DE OVEREENKOMST VAN HET GEZEGDE MET HET

ONDERWERP.

HET VERVOEGDE WERKWOORD

lk heb het boek Pinocchio gelezen. Gij kent dat boek toch wel? Wij hebben allen dat boek reeds uit de schoolbibliotheek ontleend en wij lazen allen graag zijn lotgevallen. Want zijn geschiedenis is leerrijk. Eerst was hij een ledepop. Maar weldra ging hij om met slechte makkers. Zij brachten hem in 't ongeluk. Gelukkig kwam de fee hem steeds ter hulp. Zij was goed en beschermde hem. Maar Pinocchio bleef een ondeugend mannetje. In plaats van zijn goede vader te helpen, vertrok hij met een vriend naar luilekkerland. Maar zij hebben het zich deerlijk beklaagd, want zij veranderden in ezels. Zo dom werden die beide bengels. Wij zullen hun voorbeeld niet navolgen.

19

LET OP!

I. Het werkwoord zijn en het werkwoord worden, gevolgd door een voltooid deelwoord, zijn hulpwerkwoorden. Zij worden samen met het voltooid deelwoord als werkwoordelijk gezegde ontleed. Ontleed maar eens: Dat werk is geëindigd. - De brief werd geschreven. Ook in de volgende zinnen is het werkwoord zijn hulpwerkwoord.

Het voltooid deelwoord is niet uitgedrukt:

Moeder is weg. (weggegaan) Het werk is af. (afgemaakt) De tijd is om. (omgegaan) Het uur was voorbij. (verlopen) De kachel is weer aan. (gestoken)

2. In een enkelvoudige zin kan meer dan één naamwoordelijk deel van het gezegde staan.

Godloochenaars zijn ofwel boos ofwel dwaas. Kinderrijke gezinnen zijn de roem, de rijkdom en de sterkte van een land. God is oneindig volmaakt, wijs en heilig. Hij is oneindig goed, barmhartig en rechtvaardig. Het opstaan valt de luiaard zwaar en lastig.

OEFENING:

Ontleed zelf deze zinnen. Schrijf na elke zin het aantal naamwoordelijke delen van het gezegde.

2. DE OVEREENKOMST VAN HET GEZEGDE MET HET ONDERWERP.

HET VERVOEGDE WERKWOORD

Ik heb het boek Pinocchio gelezen. Gij kent dat boek toch wel? Wij hebben allen dat boek reeds uit de schoolbibliotheek ontleend en wij lazen allen graag zijn lotgevallen. Want zijn geschiedenis is leerrijk. Eerst was hij een ledepop. Maar weldra ging hij om met slechte makkers. Zij brachten hem in 't ongeluk. Gelukkig kwam de fee hem steeds ter hulp. Zij was goed en beschermde hem. Maar Pinocchio bleef een ondeugend mannetje. In plaats van zijn goede vader te helpen, vertrok hij met een vriend naar luilekkerland. Maar zij hebben het zich deerlijk beklaagd, want zij veranderden in ezels. Zo dom werden die beide bengels. Wij zullen hun voorbeeld niet navolgen.

19

Page 22: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

lk heb het boek Pinocchio gelezen.

Werkw. : heb gelezen heb gelezen I p. e. Ond. : Wie heeft gelezen? ik le p. e.

Gij kent dat boek toch wel?

Werkw. : kent kent 2' p. e. Ond. : Wie kent? gij gij 2' p. e.

Eerst was hij een ledepop.

Werkw. : was was 3e p. e. Ond. : Wie was? hij hij 3' p. e.

Wij lazen allen graag zijn lotgevallen.

Werkw. : lazen lazen le p. mv. Ond. : Wie lazen? wij wij le p. mv.

Maar zij hebben het zich deerlijk beklaagd.

Werkw. : hebben beklaagd hebben beklaagd 3' p. mv. Ond. : Wie hebben beklaagd? zij 3' p. mv.

ONTHOUD :

Het vervoegde werkwoord komt in persoon en getal met het onderwerp overeen.

OEFENING : De overige zinnen ontleden. Vervoegde werkwoord en onder-werp op dezelfde manier behandelen.

LET OP! HIER KOMEN MOEILIJKHEDEN !

Meer dan één onderwerp.

I . Zelfde persoon.

Karel en Piet zijn naar school gegaan.

Werkw. : zijn gegaan (gez. ww.) 3' p. mv. Ond. : Wie zijn gegaan? Karel 3e p. e.

Piet 3' p. e.

OEFENING : Maak dezelfde ontleding voor de volgende zinnen :

Brussel en Antwerpen werden bijna op dezelfde dag bevrijd. Noch de een, noch de ander hadden aan dit zaakje meegedaan. De leeuw en de tijger zijn landroofdieren.

Als er in een zelfde enkelvoudige zin meerdere onderwerpen staan van dezelfde persoon, dan zijn die onderwerpen doorgaans van de 3' persoon.

20

Ik heb het boek Pinocchio gelezen.

Werkw. : heb gelezen heb gelezen I p. e. Ond. : Wie heeft gelezen? ik Ie p. e.

Gij kent dat boek toch wel? Werkw. : kent kent 2" p. e. Ond. : Wie kent? gij gij 2e p. e.

Eerst was hij een ledepop.

Werkw. : was was 3e p. e. Ond. : Wie was? hij hij 3e p. e.

Wij lazen allen graag zijn lotgevallen.

Werkw. : lazen lazen Ie p. mv. Ond. : Wie lazen? wij wij I" p. mv.

Maar zij hebben het zich deerlijk beklaagd. Werkw. : hebben beklaagd hebben beklaagd 3e p. mv. Ond. : Wie hebben beklaagd? zij 3" p. mv.

ONTHOUD: Het vervoegde werkwoord komt in persoon en getal met het onderwerp overeen.

OEFENING: De overige zinnen ontleden. Vervoegde werkwoord en onder­werp op dezelfde manier behandelen.

LH OP! HIER KOMEN MOEILIJKHEDEN!

Meer dan één onderwerp.

I. Zelfde persoon. Karel en Piet zijn naar school gegaan.

Werkw. : zijn gegaan (gez. ww.) Ond. Wie zijn gegaan? Karel

Piet

3e p. mv. 3e p. e. 3" p. e.

OEFENING: Maak dezelfde ontleding voor de volgende zinnen :

Brussel en Antwerpen werden bijna op dezelfde dag bevrijd. Noch de een. noch de ander hadden aan dit zaakje meegedaan. De leeuwen de tijger zijn landroofdieren.

Als er in een zelfde enkelvoudige zin meerdere onderwerpen staan van dezelfde persoon. dan zijn die onderwerpen doorgaans van de 3" persoon.

20

Page 23: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

ONTHOUD :

Staan er in een enkelvoudige zin meerdere onderwerpen van de-zelfde persoon, dan staat het werkwoord doorgaans in de derde persoon meervoud.

4=■111111■ NIMI•11■111•11.111.

2. Verschillende persoon.

OEFENING : Ontleed de volgende zinnen :

Gij en ik trachten hem te overhalen. Gij en Frans zult samen ploeg vormen. Karel, gij en ik gaan niet naar school. Jozef, Freddy en gij zijt gaan wandelen.

Als ik in de le zin de onderwerpen, gij en ik vervang door één enkel per-

soonlijk voornaamwoord dan wordt de zin : wij trachten hem te overhalen. Vervang nu in de volgende zinnen telkens de onderwerpen door een persoon-lijk voornaamwoord. Schrijf bij de ontleding achter het vervoegde werkwoord en achter elk onderwerp, de persoon en het getal.

ONTHOUD :

I . Staan er in een enkelvoudige zin meerdere onderwerpen, dan staat het werkwoord doorgaans in het meervoud.

2. Verschillen de onderwerpen van persoon, dan staat het vervoeg-de werkwoord in de le of 2e persoon, z6 dat de le pers. gaat boven 2e en 3e; 2. pers. gaat boven de 3e.

Een verzamelnaam als onderwerp.

Is het onderwerp een verzamelnaam, die gevolgd is door een zelfstandig naamwoord in het meervoud, dan staat het vervoegde werkwoord in het meervoud, behalve als men de aandacht op het verzamelwoord wil trekken.

Een bende rakkers jouwden de dronkaard uit. Een groep betogers gooiden de ruiten in. Een troep kinderen speelden op 't strand.

maar : Een grote menigte stakers vulde het plein. Een kudde schapen versperde de weg. Het legertje dapperen hield moedig stand.

21

ONTHOUD: Staan er in een enkelvoudige zin meerdere onderwerpen van de­zelfde persoon, dan staat het werkwoord doorgaans in de derde persoon meervoud.

2. Ver s c hili end epe r s 0 0 n .

OEFENING: Ontleed de volgende zinnen:

Gij en ik trachten hem te overhalen. Gij en Frans zult samen ploeg vormen. Karel, gij en ik gaan niet naar school. Jozef, Freddy en gij zijt gaan wandelen.

Als ik in de 1° zin de onderwerpen, gij en ik vervang door één enkel per­soonlijk voornaamwoord dan wordt de zin: wij trachten hem te overhalen. Vervang nu in de volgende zinnen telkens de onderwerpen door een persoon­lijk voornaamwoord. Schrijf bij de ontleding achter het vervoegde werkwoord en achter elk onderwerp, de persoon en het getal.

ONTHOUD:

I. Staan er in een enkelvoudige zin meerdere onderwerpen, dan staat het werkwoord doorgaans in het meervoud.

2. Verschillen de onderwerpen van persoon, dan staat het vervoeg­de werkwoord in de Ie of 2e persoon, zó dat de Ie pers. gaat boven 2e en 3e ; 2e pers. gaat boven de 3e.

Een verzamelnaam als onderwerp.

Is het onderwerp een verzamelnaam, die gevolgd is door een zelfstandig naamwoord in het meervoud, dan staat het vervoegde werkwoord in het meervoud, behalve als men de aandacht op het verzamelwoord wil trekken.

maar

Een bende rakkers jouwden de dronkaard uit. Een groep betogers gooiden de ruiten in. Een troep kinderen speelden op 't strand.

Een grote menigte stakers vulde het plein. Een kudde schapen versperde de weg. Het legertje dapperen hield moedig stand.

21

Page 24: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Dit, dat, het als onderwerp.

Is het onderwerp dit, dat, het dan komt het onderwerp overeen met het naamwoordelijk deel van het gezegde.

Het waren zijn beste schoenen, waarmee hij voetbalde. Zijn me dat rare kwasten ! Dit zijn de mooiste vruchten, die ik heb.

b. HET NAAMWOORDELIJK DEEL VAN HET GEZEGDE.

Het naamwoordelijk deel van het gezegde zegt iets van het onderwerp. Het komt dan ook overeen met het onderwerp. Maar deze overeenkomst is altijd van belang als het naamwoordelijk deel van het gezegde een bijvoeglijk naamwoord is.

ONTHOUD :

Als het naamwoordelijk deel van het gezegde een bijvoeglijk naamwoord is, dan heeft dat bijvoeglijk naamwoord hetzelfde getal en hetzelfde genus als het onderwerp.

OEFENING : Ontleed de volgende zinnen en schrijf achter het onderwerp en het naamwoordelijk deel het genus en het getal.

De barmhartigheid van God is oneindig. De zieke pastoor lijkt beter. Een kleine vis zal eens groot worden. Hij komt me maar ziekelijk voor. Het leven is maar steeds duurder geworden. De bomen zouden spoedig helemaal kaal zijn.

LET OP!

I. Is het onderwerp een infinitief of een onderwerpszin, dan is het bij-voeglijk naamwoord onzijdig enkelvoud.

2. Kan men het genus van het onderwerp moeilijk bepalen, dan beschouwt men het onderwerp als mannelijk.

OEFENING :

Opletten valt sommige leerlingen vrij moeilijk. Zij waren gelukkig. Beiden schenen mij eerlijk. Sommigen waren bewusteloos. Roken is niet goed voor de gezondheid.

22

Dit, dat, het als onderwerp.

Is het onderwerp dit, dat, het dan komt het onderwerp overeen met het naamwoordelijk deel van het gezegde.

Het waren zijn beste schoenen, waarmee hij voetbalde. Zijn me dat rare kwasten 1 Dit zijn de mooiste vruchten, die ik heb.

b. HET NAAMWOORDELIJK DEEL VAN HET GEZEGDE.

Het naamwoordelijk deel van het gezegde zegt iets van het onderwerp. Het komt dan ook overeen met het onderwerp. Maar deze overeenkomst is altijd van belang als het naamwoordelijk deel van het gezegde een bijvoeglijk naamwoord is.

ONTHOUD: Als het naamwoordelijk deel van het gezegde een bijvoeglijk naamwoord is, dan heeft dat bijvoeglijk naamwoord hetzelfde getal en hetzelfde genus als het onderwerp.

OE.FE.NING : Ontleed de volgende zinnen en schrijf achter het onderwerp en het naamwoordelijk deel het genus en het getal.

De barmhartigheid van God is oneindig. De zieke pastoor lijkt beter. E.en kleine vis zal eens groot worden. Hij komt me maar ziekelijk voor. Het leven is maar steeds duurder geworden. De bomen zouden spoedig helemaal kaal zijn.

LE.T OP! I. Is het onderwerp een infinitief of een onderwerpszin, dan is het bij­

voeglijk naamwoord onzijdig enkelvoud.

2. Kan men het genus van het onderwerp moeilijk bepalen, dan beschouwt men het onderwerp als mannelijk.

OE.FE.NING :

22

Opletten valt sommige leerlingen vrij moeilijk. Zij waren gelukkig. Beiden schenen mij eerlijk. Sommigen waren bewuste/oos. Roken is niet goed voor de gezondheid.

Page 25: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

LET OP ! HIER KOMEN DEZELFDE MOEILIJKHEDEN !

Meer dan één onderwerp.

I . Zelfde genus.

Karel en Piet zijn ziek.

Werkw. : zijn kkopp.ww.) Ond. : Wie zijn? Karel m. e.

Piet m. e. Gez. : zijn ziek : kopp. : zijn

nwd. d. : ziek m. mv.

OEFENING : Maak dezelfde ontleding voor de volgende zinnen.

Moeder en dochter zijn dood. De tijger en de leeuw zijn bloeddorstig. De beuk en de eik worden groot. De kast en de tafel lijken netjes. Vader en zoon schijnen ongelukkig.

ONTHOUD :

Staan er in een enkelvoudige zin meerdere onderwerpen van het-zelfde genus, dan staat het naamwoordelijk deel van het gezegde (bijvg. nw.) in hetzelfde genus maar in het meervoud.

2. Verschillend genus.

OEFENING : Ontleed deze zinnen en zet achter elk onderwerp het genus.

Mijn vader en moeder zijn dood. Vader en kind zijn welvarend. De linde en de eik zijn schaduwrijk. Moeder en de meisjes werden bleek van schrik. Het jongetje, zijn vader en moeder bleken ontroerd.

In deze zinnen staan meerdere onderwerpen van verschillend genus.

ONTHOUD :

Staan er in een enkelvoudige zin meerdere onderwerpen van ver-schillend genus, dan staat het naamwoordelijk deel van het gezegde in het meervoud. Voor het bepalen van het genus, krijgt het mannelijk de voorrang op het vrouwelijk en onzijdig; en het vrouwelijk de voorrang op het onzijdig.

23

LET OP! HIER KOMEN DEZELFDE MOEILIJKHEDEN!

Meer dan één onderwerp.

I. Zelfde genus.

Karel en Piet zijn ziek.

Werkw. : zijn \kopp.ww.) Ond. Wie zijn? Karel m. e.

Piet m. e. Gez. zijn ziek : kopp. : zijn

nwd. d. : ziek m. mv.

OEFENING: Maak dezelfde ontleding voor de volgende zinnen.

Moeder en dochter zijn dood. De tijger en de leeuw zijn bloeddorstig. De beuk en de eik worden groot. De kast en de tafel lijken netjes. Vader en zoon schijnen ongelukkig.

ONTHOUD: Staan er in een enkelvoudige zin meerdere onderwerpen van het­zelfde genus, dan staat het naamwoordelijk deel van het gezegde (bijvg. nw.) in hetzelfde genus maar in het meervoud.

2. Ver sc hili end gen us.

OEFENING: Ontleed deze zinnen en zet achter elk onderwerp het genus.

Mijn vader en moeder zijn dood. Vader en kind zijn welvarend. De linde en de eik zijn schaduwrijk. Moeder en de meisjes werden bleek van schrik. Het jongetje, zijn vader en moeder bleken ontroerd.

In deze zinnen staan meerdere onderwerpen van verschillend genus.

ONTHOUD: Staan er in een enkelvoudige zin meerdere onderwerpen van ver­schillend genus, dan staat het naamwoordelijk deel van het gezegde in het meervoud. Voor het bepalen van het genus, krijgt het mannelijk de voorrang op het vrouwelijk en onzijdig; en het vrouwelijk de voorrang op het onzijdig.

23

Page 26: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Bij een verzamelnaam.

Is het onderwerp een verzamelnaam, die gevolgd is door een zelfstandig naamwoord in het meervoud dan staat het naamwoordelijk deel van het gezegde in het meervoud en heeft het genus van het zelfstandig naamwoord, behalve als men de aandacht op het verzamelwoord wil trekken. Men zal dit kunnen zien aan het getal van het koppelwerkwoord.

OEFENING :

I. De menigte stakers werd talrijker. De menigte stakers waren opgewonden.

2. Het legertje dapperen was klein. Het legertje soldaten waren moedig.

NOG ENKELE MOEILIJKHEDEN :

I. Op de dag van Zijn lijden werd Jezus gevangen genomen, met doornen gekroond en tot de kruisdood veroordeeld.

In deze volzin staan drie vervoegde werkwoorden. In deze volzin staan dus ook drie enkelvoudige zinnen :

I. Op de dag van Zijn lijden werd Jezus gevangen genomen 2. (Op de dag van Zijn lijden werd Jezus) met doornen gekroond 3. (Op de dag van Zijn lijden werd Jezus) tot de kruisdood veroordeeld.

In de volzin zijn de ( ) gedrukte zinsdelen verzwegen. Het kan dus voorkomen dat in een volzin de samenstellende enkelvoudige zinnen hetzelfde onderwerp hebben. In dit geval wordt het onderwerp slechts éénmaal uitgedrukt. Deze regel geldt ook voor de andere gemeenschappelijke zinsdelen.

Ontleding :

Werkw. : werd gevangen genomen : (gez. ww.) werd gekroond : (gez. ww.) werd veroordeeld : (gez. ww.)

Ond. : Wie werd gevangen genomen? fezus : (e. o.) Wie werd gekroond? Jezus : (e. o.) Wie werd veroordeeld? Jezus : (e. o.)

Gez. : werd gevangen genomen : (ww. gez.) werd gekroond : (ww. gez.) werd veroordeeld : (ww. gez.)

Bijwd. bep. werd gevangen genomen : dag Bijwd. bep. werd gekroond : dag Bijwd. bep. werd veroordeeld : dag Bijwd. bep. werd gekroond : doornen Voorz. vw. werd veroordeeld : kruisdood Bijvg. bep. bij zelfst. nw. dag : lijden

24

Bij een verzamelnaam. Is het onderwerp een verzamelnaam, die gevolgd is door een zelfstandig naamwoord in het meervoud dan staat het naamwoordelijk deel van het gezegde in het meervoud en heeft het genus van het zelfstandig naamwoord, behalve als men de aandacht op het verzamelwoord wil trekken. Men zal dit kunnen zien aan het getal van het koppelwerkwoord.

OEFENING: J. De menigte stakers werd talrijker.

De menigte stakers waren opgewonden. 2. Het legertje dapperen was klein.

Het legertje soldaten waren moedig.

NOG ENKELE MOEILIjKHEDEN: I. Op de dag van Zijn lijden werd jezus gevangen genomen, met doornen

gekroond en tot de kruisdood veroordeeld. In deze volzin staan drie vervoegde werkwoorden. In deze volzin staan dus ook drie enkelvoudige zinnen:

I. Op de dag van Zijn lijden werd jezus gevangen genomen 2. (Op de dag van Zijn lijden werd jezus) met doornen gekroond 3. (Op de dag van Zijn lijden werd jezus) tot de kruisdood veroordeeld.

In de volzin zijn de ( ) gedrukte zinsdelen verzwegen. Het kan dus voorkomen dat in een volzin de samenstellende enkelvoudige zinnen hetzelfde onderwerp hebben. In dit geval wordt het onderwerp slechts éénmaal uitgedrukt. Deze regel geldt ook voor de andere gemeenschappelijke zinsdelen.

Ontleding: Werkw. : werd gevangen genomen: (gez. ww.)

werd gekroond : (gez. ww.) werd veroordeeld : (gez. ww.)

Ond. : Wie werd gevangen genomen? jezus: (e.o.) Wie werd gekroond? jezus : (e.o.) Wie werd veroordeeld? jezus : (e.o.)

Gez. : werd gevangen genomen: (ww. gez.) werd gekroond : (ww. gez.) werd veroordeeld : (ww. gez.)

Bijwd. bep. werd gevangen genomen : dag Bijwd. bep. werd gekroond : dag Bijwd. bep. werd veroordeeld : dag Bijwd. bep. werd gekroond: doornen Voorz. vwo werd veroordeeld: kruisdood Bijvg. bep. bij zelfst. nwo dag: lijden

24

Page 27: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Maak dezelfde oefening :

Een flinke jongen is vlijtig in de klas en thuis gehoorzaam. De kleine Johannes ging op bezoek bij de dieren en vermaakte zich uitstekend op het dierenbal.

2. De roos is het symbool van de liefde, de lelie van de zuiverheid. De volledige volzin zou zijn :

De roos is het symbool van de liefde, de lelie is het symbool van de zuiverheid.

Daar er in deze volzin twee vervoegde werkwoorden staan, zijn er in deze volzin ook twee enkelvoudige zinnen. In de enkelvoudige zin : de lelie is het symbool van de zuiverheid, is het gezegde verzwegen. Het kan dus voorkomen dat het gezegde niet is uitgedrukt. Dit komt vooral voor in samengestelde zinnen.

OEFENING : I. Splits deze volzin in enkelvoudige zinnen. — 2. Ontleed elke enkelvoudige zin.

Nog enkele zinnen :

De bisschoppen dragen een mijter, de Paus een tiara. De reizigers dronken bier, de chauffeur echter koffie. De spinnen hebben acht poten, de insekten slechts zes.

II. DE NIET-NOODZAKELIJKE ZINSDELEN DE BEPALINGEN

In de zin : « De jongen werd beloond. » staan de twee noodzakelijke zins-delen : het onderwerp en het gezegde. Als ik tegen iemand zeg : « De jongen werd beloond. » dan weet hij waar-schijnlijk om welke jongen het gaat. Is dat nu niet het geval, dan moet ik hem duidelijker maken welke jongen ik bedoel. lk kan hem dan zeggen :

Die jongen werd beloond. Die brave jongen werd beloond. Die jongen van de bakker werd beloond.

De aangeduide zinsdelen geven een nadere aanduiding, een nadere bij-zonderheid over de jongen : het is die bepaalde jongen en geen ander. Deze vetgedrukte zinsdelen bepalen het woord « jongen ». Het zijn bepalingen.

25

Maak dezelfde oefening: Een flinke jongen is vlijtig in de klas en thuis gehoorzaam. De kleine Johannes ging op bezoek bij de dieren en vermaakte zich uitstekend op het dierenbal.

2. De roos is het symbool van de liefde, de lelie van de zuiverheid. De volledige volzin zou zijn:

De roos is het symbool van de liefde, de lelie is het symbool van de zuiverheid.

Daar er in deze volzin twee vervoegde werkwoorden staan, zijn er in deze volzin ook twee enkelvoudige zinnen. In de enkelvoudige zin: de lelie is het symbool van de zuiverheid, is het gezegde verzwegen. Het kan dus voorkomen dat het gezegde niet is uitgedrukt. Dit komt vooral voor in samengestelde zinnen.

OEFENING: I. Splits deze volzin in enkelvoudige zinnen. - 2. Ontleed elke enkelvoudige zin.

Nog enkele zinnen:

De bisschoppen dragen een mijter, de Paus een tiara. De reizigers dronken bier, de chauffeur echter koffie. De spinnen hebben acht poten, de insekten slechts zes.

/I. DE NIET-NOODZAKELIJKE ZINSDELEN DE BEPALINGEN

In de zin: «De jongen werd beloond. » staan de twee noodzakelijke zins­delen : het onderwerp en het gezegde. Als ik tegen iemand zeg: « De jongen werd beloond. » dan weet hij waar­schijnlijk om welke jongen het gaat. Is dat nu niet het geval, dan moet ik hem duidelijker maken welke jongen ik bedoel. Ik kan hem dan zeggen:

Die jongen werd beloond. Die brave jongen werd beloond. Die jongen van de bakker werd beloond.

De aangeduide zinsdelen geven een nadere aanduiding, een nadere bij­zonderheid over de jongen: het is die bepaalde jongen en geen ander. Deze vetgedrukte zinsdelen bepalen het woord «jongen ». Het zijn bepalingen.

25

Page 28: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Ook over « het belonen » kan ik nadere inlichtingen, meerdere bijzonder-heden verschaffen. Zo kan ik zeggen : Wanneer de jongen beloond werd : « De jongen werd gisteren beloond. »

Waarom hij beloond werd : « De jongen werd om zijn gedrag beloond. »

Door wie hij beloond werd : « De jongen werd door de leraar beloond. »

Waarmee hij beloond werd : « De jongen werd met een mooi boek be-loond. » Al deze vet gedrukte zinsdelen geven een nadere aanduiding over het beloond worden : het zijn bepalingen bij « werd beloond ». Bepalingen zijn echter niet noodzakelijk om een zin te vormen : het zijn slechts bijkomstige zinsdelen.

ONTHOUD :

I. Zinsdelen die meer uitleg geven over een ander zinsdeel noemt men bepalingen.

2. Het zinsdeel dat bepaald wordt noemt men het bepaalde woord of bepaalde zinsdeel.

3. Bepalingen zijn slechts bijkomstige zinsdelen en dus niet noodzakelijk.

4. Bij gelijk welk zinsdeel kan men een bepaling hebben.

OEFENING : Ga in de volgende zinnen na, hoe door het bijvoegen van bepalingen de inhoud van de le zin steeds vollediger wordt.

I. Prutske staat gereed.

2. In de morgen staat Prutske gereed.

3. In de vroege morgen staat Prutske gereed.

4. In de vroege morgen staat Prutske gereed in de hof.

5. In de vroege morgen staat Prutske gereed in de hof om het vertrek bij te wonen.

6. In de vroege morgen staat Prutske gereed in de hof om het vertrek der klokken bij te wonen.

7. In de vroege morgen staat Prutske, het jongetje, in de hof gereed om het vertrek der klokken bij te wonen.

8. In de vroege morgen staat Prutske, het jongetje van de bakker, in de hof gereed om het vertrek der klokken bij te wonen.

9. In de vroege morgen staat Prutske, het jongetje van de bakker, in de hof gereed om het vertrek der bronzen klokken bij te wonen.

26

Ook over « het belonen» kan ik nadere inlichtingen, meerdere bijzonder­heden verschaffen. Zo kan ik zeggen: Wanneer de jongen belo<?nd werd: « De jongen werd gisteren beloond. » Waarom hij beloond werd: « De jongen werd om zijn gedrag beloond. » Door wie hij beloond werd: «De jongen werd door de leraar beloond. » Waarmee hij beloond werd : « De jongen werd met een mooi boek be­loond. » AI deze vet gedrukte zinsdelen geven een nadere aanduiding over het beloond worden : het zijn bepalingen bij «werd beloond ». Bepalingen zijn echter niet noodzakelijk om een zin te vormen: het zijn slechts bijkomstige zinsdelen.

ONTHOUD: I. Zinsdelen die meer uitleg geven over een ander zinsdeel noemt

men bepalingen. 2. Het zinsdeel dat bepaald wordt noemt men het bepaalde

woord of bepaalde zinsdeel. 3. Bepalingen zijn slechts bijkomstige zinsdelen en dus niet

noodzakelijk. 4. Bij gelijk welk zinsdeel kan men een bepaling hebben.

OEFENING: Ga in de volgende zinnen na, hoe door het bijvoegen van bepalingen de inhoud van de I· zin steeds vollediger wordt.

I. Prutske staat gereed.

2. In de morgen staat Prutske gereed.

3. In de vroege morgen staat Prutske gereed.

4. In de vroege morgen staat Prutske gereed in de hof.

5. In de vroege morgen staat Prutske gereed in de hof om het vertrek bij te wonen.

6. In de vroege morgen staat Prutske gereed in de hof om het vertrek der klokken bij te wonen.

7. In de vroege morgen staat Prutske, het jongetje, in de hof gereed om het vertrek der klokken bij te wonen.

8. In de vroege morgen staat Prutske, het jongetje van de bakker, in de hof gereed om het vertrek der klokken bij te wonen.

9. In de vroege morgen staat Prutske, het jongetje van de bakker, in de hof gereed om het vertrek der bronzen klokken bij te wonen.

26

Page 29: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

10. In de vroege morgen staat Prutske, het jongetje van de bakker, in de hof gereed om het vertrek der bronzen klokken uit de kerktorens bij te wonen.

II. In de vroege morgen staat Prutske, het jongetje van de bakker, in de hof gereed om het vertrek der bronzen klokken uit de Vlaamse kerktorens bij te wonen.

Maak de oefening zo :

Bepaling

I . In de morgen

2. vroege

Bepaalde woord

staat gereed

morgen

Soort w. v. bep. w.

gez. w.w.

zelfst. nw.

In elk van de opgegeven zinnen zijn er woorden bij gekomen. Deze woorden vormen een nieuw zinsdeel. Dat nieuwe zinsdeel is niet noodzakelijk. Wat doet dat nieuwe zinsdeel dan in de zin? Het geeft uitleg over een ander deel van de zin. Het bepaalt dat ander zinsdeel : het is een bepaling. Bij gelijk welk zinsdeel kan een bepaling staan. Zoals uit de oefening blijkt, kan een bepaling bij verschillende woordsoorten staan. Daarom zijn er verschillende soorten bepalingen :

I. Bepalingen bij een zelfstandig naamwoord of bij een woord dat als zelfstandig naamwoord is gebruikt : bijvoeglijke bepaling (bijvg. bep.).

II. Bepalingen bij een werkwoord : I . voorwerpen (vw.) 2. bijwoordelijke bepalingen (bijwd. bep.).

Ill. Bepalingen bij een bijvoeglijk naamwoord, of bij een bijwoord, of bij een bijvoeglijk telwoord of voornaamwoord : (Bijwd.) Bepaling bij bijvoeglijk naamwoord.

IV. Bepalingen van gesteldheid.

METHODE VAN ONTLEDING

September is de herfstmaand.

Werkw. : is (kopp. ww. —)

Ond. : Wie, wat is? September (e. o.)

Gez. : is de herfstmaand : kopp. : is

nwd. d. : de herfstmaand.

27

10. In de vroege morgen staat Prutske, het jongetje van de bakker, in de hof gereed om het vertrek der bronzen klokken uit de kerktorens bij te wonen.

11. In de vroege morgen staat Prutske, het jongetje van de bakker, in de hof gereed om het vertrek der bronzen klokken uit de Vlaamse kerktorens bij te wonen.

Maak de oefening zo :

Bepaling

I. In de morgen

2. vroege

Bepaalde woord

staat gereed

morgen

Soort w. v. bep. w.

gez. w.w.

zelfst. nwo

In elk van de opgegeven zinnen zijn er woorden bij gekomen. Deze woorden vormen een nieuw zinsdeel. Dat nieuwe zinsdeel is niet noodzakelijk. Wat doet dat nieuwe zinsdeel dan in de zin? Het geeft uitleg over een ander deel van de zin. Het bepaalt dat ander zinsdeel: het is een bepaling. Bij gelijk welk zinsdeel kan een bepaling staan. Zoals uit de oefening blijkt, kan een bepaling bij verschillende woordsoorten staan. Daarom zijn er verschillende soorten bepalingen:

I. Bepalingen bij een zelfstandig naamwoord of bij een woord dat als zelfstandig naamwoord is gebruikt: bijvoeglijke bepaling (bijvg. bep.).

11. Bepalingen bij een werkwoord: I. voorwerpen (vw.) 2. bijwoordelijke bepalingen (bijwd. bep.).

111. Bepalingen bij een bijvoeglijk naamwoord, of bij een bijwoord, of bij een bijvoeglijk telwoord of voornaamwoord : (Bijwd.) Bepaling bij bijvoeglijk naamwoord.

IV. Bepalingen van gesteldheid.

METHODE VAN ONTLEDING

September is de herfstmaand.

Werkw. : is (kopp. ww. -) Ond. Wie, wat is? September (e.o.)

Gez. : is de herfstmaand: kopp. : is

nwd. d. : de herfstmaand.

27

Page 30: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Kijk nu eens goed of gij alle woorden in uw zin een bediening hebt gegeven. Als heel de zin ontleed is, begin dan met de woordontleding.

Woord

September is

de herfstmaand

Soort

Zelfst. nw. Eig. kopp. ww. zijn

bep. lidw.

zelfst. nw. Sn.

Buigingen

m. e. 3* p. e. O. T. T. Aant. W. A. V. vr. e. vr. e.

Bediening

e. o. kopp.

g. b. b. (1) nwd. d.

bij

is September

herfstmaand September

(1) g. b. b. : gewone bijvoeglijke bepaling, d. i. de enige bediening die een lidwoord kan hebben.

's Nachts hangt de nevel over de velden.

Werkw. : hangt (gez. ww. —) Ond. : wie, wat hangt? de nevel (e. o.) Gez. : hangt.

Tot nu toe heb ik de noodzakelijke zinsdelen. Maar er blijven nog 2 zinsdelen over : « 's nachts »

«over de velden ». Welk woord wordt door deze woorden uitgelegd? « 's nachts » : wanneer de nevel hangt. «over de velden » : waar hij hangt. Zo heb ik : Bijwd. bep. bij « hangt » : « 's nachts »

«over de velden ».

Woordsoort Buiging Bediening bij

bep. lidw.

g. b. b. nachts m. e. zelfst. nw. Sn. bijwd. bep. hangt m. e. gez. ww. hangen ww. gez. nevel 3* p. e. O. T. T.

Aant. W. A. V. g. b. b. nevel m. e. e. o. hangt m. e.

velden g. b. b. velden bijwd. bep. hangt

fongens, weest mannen van de daad.

Werkw. : weest (kopp. ww. Geb. W.) Ond. : wie, wat moeten wezen? (Gij e.o.) Gez. : weest mannen : kopp. : weest

nwd. d. : mannen Hier blijven 2 zinsdelen over :

«fongens » : de persoon die aangesproken wordt : aanspreking. «van de daad » : legt uit hoedanig de mannen moeten zijn. Dus, als ik verder ga met de ontleding :

Aanspr. : jongens Bijvg. bep. bij zelfst. nw. mannen : van de daad.

Woord

's nachts hangt

de nevel over de velden

bep. lidw.

zelfst. nw. Sn. voorz. bep. lidw. zelfst. nw. Sn.

O. MV.

O. MV.

28

Kijk nu eens goed of gij alle woorden in uw zin een bediening hebt gegeven. Als heel de zin ontleed is, begin dan met de woordontleding.

Woord Soort Buigingen Bediening bij

September Zelfst. nwo Eig. m. e. e. O. is ;s kopp. ww. zijn 3" p. e. O. T. T. kopp. September

Aant. W. A. V. de bep. lidw. vr. e. g. b. b. (1) herfstmaand herfstmaand zelfst. nwo Sn. vr. e. nwd. d. September

(1) g. b. b. : gewone bijvoeglijke bepaling, d. i. de enige bediening die een lidwoord kan hebben.

's Nachts hangt de nevel over de velden.

Werkw. hangt (gez. ww. -) Ond. : wie, wat hangt? de nevel (e.o.) Gez. : hangt.

Tot nu toe heb ik de noodzakelijke zinsdelen. Maar er blijven nog 2 zinsdelen over: «'s nachts»

«over de velden ». Welk woord wordt door deze woorden uitgelegd? «'s nachts» : wanneer de nevel hangt. «over de velden» : waar hij hangt. Zo heb ik : Bijwd. bep. bij «hangt» : «'s nachts»

«over de velden ». Woord Woordsoort Buiging

's bep. lidw. m. e. nachts zelfst. nwo Sn. m. e. hangt gez. ww. hangen 3e p. e. O. T. T.

Aant. W. A. V. de bep. lidw. m. e. nevel zelfst. nwo Sn. m. e. over voorz. de bep. lidw. O. mv. velden zelfst. nwo Sn. O. mv.

Jongens, weest mannen van de daad.

Werkw. weest (kopp. ww. Geb. W.) Ond. wie, wat moeten wezen? (Gij e.o.) Gez. weest mannen : kopp. : weest

nwd. d. : mannen Hier blijven 2 zinsdelen over:

Bediening

g. b. b. bijwd. bep. ww. gez.

g. b. b. e. O.

g. b. b. bijwd. bep.

bij

nachts hangt nevel

nevel hangt velden velden hangt

«Jongens» : de persoon die aangesproken wordt: aanspreking. «van de daad» : legt uit hoedanig de mannen moeten zijn. Dus, als ik verder ga met de ontleding:

Aanspr. : jongens Bijvg. bep. bij zelfst. nwo mannen: van de daad.

28

Page 31: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Woord

Jongens weest

mannen van de daad

Woordsoort

zelfst. nw. Sn. kopp. ww. zijn

zelfst. nw. Sn. voorz. bep. lidw. zelfst. nw. Sn.

Buiging

m. mv. 2.• p. mv. O. T. T.

Geb. W. A. V.

m. mv.

vr. e. vr. e.

Bediening

aanspr. kopp.

nwd. d.

g. b. b. bijvg. bep. zelfst. nw.

bij

weest

(gij)

(gij) daad daad mannen

Dat hij antwoorde, die wijsneus.

Werkw. : antwoorde (gez. ww. —) Ond. : wie, wat antwoorde? : v. o. : hij

e. o. : wijsneus Gez. : antwoorde

Voor de woordontleding wordt het woordje « dat » hier niet ontleed. (Zie aanvoeg. wijze).

Woord

Hij antwoorde

de wijsneus

Woordsoort

Pers. vnw. Gez. ww.

antwoorden

bep. lidw. zelfst. nw. Sn.

Buiging

3* p. e.

3* p. e. O. T. T. Aanv. W. A. V. m. e. m. e.

Bediening

v. o. ww. gez.

g. b. b. e. o.

Bij

antwoorde wijsneus

wijsneus antwoorde

OVERZICHT DER BEPALINGEN

I. Bepalingen bij het zelfstandig naamwoord of als zelfstandig naamwoord gebruikte woorden :

Bijvoeglijke bepalingen :

a. Gewone bijvoeglijke bepaling (g. b. b.). b. Bepaling bij het zelfstandig naamwoord (bijvg. bep. zelfst. nw.). c. Bijstelling (bijst.).

2. Bepalingen bij het werkwoord :

a. Voorwerpen :

I. Lijdend voorwerp (lijd. vw.). 2. Meewerkend voorwerp (meew. vw.). 3. Handelend voorwerp (hand. vw.). 4. Voorzetselvoorwerp (voorz. vw.).

b. Bijwoordelijke bepalingen :

I. Plaats :

Ligging (bijwd. bep. lig.). Richting of ingang (bijwd. bep. richt. ing.).

29

Woord Woordsoort Buiging Bediening bij

Jongens zelfst. nwo Sn. m. mv. aanspr. weest weest kopp. ww. zijn 2e p. mv. O. T. T. kopp. (gij)

Geb. W. A. V. mannen zelfst. nwo Sn. m. mv. nwd. d. (gij) van voorz. daad de bep. lidw. vr. e. g. b. b. daad daad zelfst. nwo Sn. vr. e. bijvg. bep. zelfst. nwo mannen

Dat hij antwoorde, die wijsneus.

Werkw. : antwoorde (gez. ww. -) Ond. wie; wat antwoorde? : V. O. : hij

e. O. : wijsneus Gez. antwoorde

Voor de woordontleding wordt het woordje «dat» hier niet ontleed. (Zie aanvoeg. wijze).

Woord Woordsoort Buiging Bediening Bij Hij Pers. vnw. 3' p. e. v. O. antwoorde antwoorde Gez. ww. 3e p. e. O. T. T. ww. gez. wijsneus

antwoorden Aanv. W. A. V. de bep. lidw. m. e. g. b. b. wijsneus wijsneus zelfst. nwo Sn. m. e. e. O. antwoorde

OVERZICHT DER BEPALINGEN

I. Bepalingen bij het zelfstandig naamwoord of als zelfstandig naamwoord gebruikte woorden : Bijvoeglijke bepalingen : a. Gewone bijvoeglijke bepaling (g. b. b.). b. Bepaling bij het zelfstandig naamwoord (bijvg. bep. zelfst. nw.). C. Bijstelling (bijst.).

2. Bepalingen bij het werkwoord: a. Voorwerpen:

I. Lijdend voorwerp (lijd. vw.). 2. Meewerkend voorwerp (meew. vw.). 3. Handelend voorwerp (hand. vw.). 4. Voorzetselvoorwerp (voorz. vw.).

b. Bijwoordelijke bepalingen: I. Plaats:

Ligging (bijwd. bep. lig.). Richting of ingang (bijwd. bep. richt. ing.).

29

Page 32: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Doorgang (bijwd. bep. doorg.). Uitgang (bijwd. bep. uitg.).

2. Tijd : Tijdstip (bijwd. bep. tst.). Tijdruimte (bijwd. bep. tr .).

3. Middel (bijwd. bep. mid.).

4. Manier (bijwd. bep. man.).

5. Begeleiding (bijwd. bep. beg.).

6. Reden (bijwd. bep. red.).

7. Oorzaak (bijwd. bep. oorz.).

8. Doel (bijwd. bep. doel).

9. Maat (bijwd. bep. maat).

10. Stof (bijwd. bep. stof).

I 1. Beperking of modaliteit (bijwd. bep. mod.).

c. Bepalingen bij het bijvoeglijk naamwoord (bep. bijvg. nw.), bij het bijwoord (bep. bijwd.), bij het bijvoeglijk telwoord of voornaamwoord. Deze bepalingen worden ook bijwoordelijk geheten.

d. Bepaling van gesteldheid (bep. gest.).

DE BIJVOEGLIJKE BEPALINGEN

Wanneer ik zeg « boek », dan kunt gij u dat boek niet voorstellen. Gij weet niet over welk boek het gaat. Om beter te weten welk boek ik bedoel, nnoet ik met andere woorden meer uitleg geven over dat boek. Deze andere woorden moeten het boek nader bepalen.

I . Het boek, mijn boek, een mooi boek, vijf boeken, dat boek, het gescheurde boek, het boek daar.

2. Het boek van Jan, het boek met die omslag, het boek in de kast.

OEFENING : Gebruik die uitdrukkingen I en 2 in een zin.

Die bijgevoegde woorden vormen met het woord « boek » één geheel, één groep woorden. Ze dienen om het zelfstandig naamwoord « boek » juister te bepalen.

ONTHOUD : Bepalingen die staan bij een zelfstandig woord (meestal een zelf-standig naamwoord) noemt men : Bijvoeglijke bepalingen.

30

Doorgang (bijwd. bep. doorg.). Uitgang (bijwd. bep. uitg.).

2. Tijd: Tijdstip (bijwd. bep. tst.). Tijdruimte (bijwd. bep. tr.).

3. Middel (bijwd. bep. mid.).

4. Manier (bijwd. bep. man.).

5. Begeleiding (bijwd. bep. beg.).

6. Reden (bijwd. bep. red.).

7. Oorzaak (bijwd. bep. oorz.).

8. Doel (bijwd. bep. doel).

9. Maat (bijwd. bep. maat).

10. Stof (bijwd. bep. stof).

11. Beperking of modaliteit (bijwd. bep. mod.).

c. Bepalingen bij het bijvoeglijk naamwoord (bep. bijvg. nw.), bij het bijwoord (bep. bijwd.), bij het bijvoeglijk telwoord of voornaamwoord. Deze bepalingen worden ook bijwoordelijk geheten.

d. Bepaling van gesteldheid (bep. gest.).

DE BIJVOEGLIJKE BEPALINGEN

Wanneer ik zeg «boek », dan kunt gij u dat boek niet voorstellen. Gij weet niet over welk boek het gaat. Om beter te weten welk boek ik bedoel, moet ik met andere woorden meer uitleg geven over dat boek. Deze andere woorden moeten het boek nader bepalen.

I. Het boek, mijn boek, een mooi boek, vijf boeken, dat boek, het gescheurde boek, het boek daar.

2. Het boek van Jan, het boek met die omslag, het boek in de kast.

OEFENING: Gebruik die uitdrukkingen I en 2 in een zin.

Die bijgevoegde woorden vormen met het woord «boek» één geheel, één groep woorden. Ze dienen om het zelfstandig naamwoord «boek» juister te bepalen.

30

ONTHOUD:

Bepalingen die staan bij een zelfstandig woord (meestal een zelf­standig naamwoord) noemt men : Bijvoeglijke bepalingen.

Page 33: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

I. DE GEWONE BIJVOEGLIJKE BEPALING (g. b. b.).

Het boek lag in het uitstalraam. Daar scheurde broertje mijn boek. lk lees graag een mooi boek. Vader gaf mij vijf boeken als beloning. Dat boek beviel mij wel. Het gescheurde boek moest vergoed worden. Geef mij het boek daar.

De vet gedrukte woorden vormen op zichzelve geen afzonderlijk zinsdeel : zij behoren tot het zelfstandig naamwoord. Deze woorden zijn bij het zelfstandig naamwoord bijgevoegd. Het is de meest eenvoudige bijvoeglijke bepaling : de gewone bijvoeglijke bepaling (g. b. b.).

Welke woorden kunnen g. b. b. zijn?

I. het lidwoord (de enige bediening van het lidwoord) : Het boek is mooi.

2. Het bijvoeglijk naamwoord : lk lees graag een mooi boek.

3. Een telwoord : Vader gaf mij vijf boeken.

4. Een bijvoeglijk voornaamwoord : Mijn boek was nieuw. — Dat boek beviel mij. — Welk boek ligt daar? — Enkele boeken vielen in het slijk.

5. Een voltooid deelwoord : Het gescheurde boek moest betaald worden.

6. Een onvoltooid deelwoord : Het over de ontleding handelend boek is af.

7. Een infinitief : Het te betalen boek werd op de rekening gezet.

8. Een bijwoord gebruikt als bijvoeglijk woord : Geef mij het boek daar.

De ontleding van de g. b. b.

Blijf toch niet in die donkere kamer. De uitgezonden redders vonden de verongelukte vlieger. Welke sommen kan dat kind niet maken? Een zeker heer had drie knechten. De goede priester troostte de jammerende weduwe. De te betalen schadevergoeding werd door de bevoegde rechtbank vast-gesteld. De laatste genodigden kwamen een uur later.

OEFENING : Ontleed redekundig de bovenstaande zinnen. — Schrijf de zinnen af. Onderlijn eenmaal de g. b. b. en tweemaal het bepaalde woord.

31

I. DE GEWONE BIJVOEGLIJKE BEPALING (g. b. b.).

Het boek lag in het uitstalraam. Daar scheurde broertje mijn boek. Ik lees graag een mooi boek. Vader gaf mij vijf boeken als beloning. Dat boek beviel mij wel. Het gescheurde boek moest vergoed worden. Geef mij het boek daar.

De vet gedrukte woorden vormen op zichzelve geen afzonderlijk zinsdeel: zij behoren tot het zelfstandig naamwoord. Deze woorden zijn bij het zelfstandig naamwoord bijgevoegd. Het is de meest eenvoudige bijvoeglijke bepaling: de gewone bijvoeglijke bepaling (g. b. b.).

Welke woorden kunnen g. b. b. zijn?

I. het lidwoord (de enige bediening van het lidwoord) : Het boek is mooi. 2. Het bijvoeglijk naamwoord : Ik lees graag een mooi boek.

3. Een telwoord: Vader gaf mij vijf boeken.

4. Een bijvoeglijk voornaamwoord: Mijn boek was nieuw. - Dat boek beviel mij. - Welk boek ligt daar? - Enkele boeken vielen in het slijk.

5. Een voltooid deelwoord: Het gescheurde boek moest betaald worden. 6. Een onvoltooid deelwoord : Het over de ontleding handelend boek

is af. 7. Een infinitief: Het te betalen boek werd op de rekening gezet.

8. Een bijwoord gebruikt als bijvoeglijk woord: Geef mij het boek daar.

De ontleding van de g. b. b.

Blijf toch niet in die donkere kamer. De uitgezonden redders vonden de verongelukte vlieger. Welke sommen kan dat kind niet maken? Een zeker heer had drie knechten. De goede priester troostte de jammerende weduwe. De te betalen schadevergoeding werd door de bevoegde rechtbank vast­gesteld. De laatste genodigden kwamen een uur later.

OEFENING: Ontleed redekundig de bovenstaande zinnen. - Schrijf de zinnen af. Onderlijn eenmaal de g. b. b. en tweemaal het bepaalde woord.

31

Page 34: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Woord

die donkere kamer

de uitgezonden

redders welke sommen

Woordsoort

Aanw. bijvg. vnw. Bijvg. nw. Zelfst. nw. Sn.

Bep. lidw. Gez. ww. uitzenden

Zelfst. nw. Sn. Vrag. bijvg. vnw. Zelfst. nw. Sn.

Buiging

vr. e. vr. e. vr. e.

m. mv. Volt. dw. m. mv .

m. mv. vr. mv . vr. mv .

Bediening bij

g. b. b. kamer g. b. b. kamer bijwd. bep. blijf

g. b. b. redders g. b. b. redders

e. o. vonden g. b. b. sommen Lijd. vw. kan maken

Een zeker heer drie knechten

jammerende weduwe

te betalen

schade-vergoeding later uur

Onbep. lidw. Onbep. bijvg. vnw. Zelfst. nw. Sn. Bep. htw. Zelfst. nw. Sn.

Gez. ww. jammeren Zelfst. nw. Sn.

Gez. ww. betalen als bijvg. w. Zelfst. nw. Sn.

Bijwd. gebr. als bijvg. w. Zelfst. nw. Sn.

m. e. m. e. m. e. m. mv. m. mv.

Inf. gebr. vr. e. vr. e.

o. e. o. e.

g. b. b. g. b. b. e. o. g. b. b. Lijd. vw.

g. b. b. Lijd. vw.

g. b. b.

e. o.

g. b. b. bijwd. bep.

heer heer had knechten had

weduwe troostte

schadever- goeding

werd vastge- steld

uur kwamen

Onvolt. dw. vr. e. vr. e.

Bezie in de kolom der buigingen eens het genus en het getal van de gewone bijvoeglijke bepaling en die van het bepaalde woord.

ONTHOUD :

De g. b. b. komt in genus en getal overeen met het eerst-volgend zelfstandig woord.

OEFENING : In bovenstaande zinnen zijn niet alle g. b. b. ontleed. — Ont-leed nu zelf de overblijvende g. b. b. en, zo ge kunt, de bepaalde zelfstan-dige woorden.

LET OP!

Alle zeeën en gewesten stonden open voor de Romeinen. Gij moet uw vader en moeder beminnen. Onze broeders en zusters gaan naar Brussel.

In deze zinnen staat de gewone bijvoeglijke bepaling bij meer dan één zelfstandig naamwoord. Om te weten welk genus en getal wij aan de g. b. b.

32

Woord Woordsoort Buiging Bediening bij

die Aanw. bijvg. vnw. vr. e. g. b. b. kamer donkere Bijvg. nwo vr. e. g. b. b. kamer kamer Zelfst. nwo Sn. vr. e. bijwd. bep. blijf

de Bep. lidw. m. mv. g. b. b. redders uitgezonden Gez. ww. uitzenden Volt. dw. m. mv. g. b. b. redders

redders Zelfst. nwo Sn. m. mv. e. o. vonden welke Vrag. bijvg. vnw. vr. mv. g. b. b. sommen sommen Zelfst. nwo Sn. vr. mv. Lijd. vwo kan maken

Een Onbep. lidw. m. e. g. b. b. heer zeker Onbep. bijvg. vnw. m. e. g. b. b. heer heer Zelfst. nwo Sn. m. e. e. o. had drie Bep. htw. m. mv. g. b. b. knechten knechten Zelfst. nwo Sn. m. mv. Lijd. vwo had

jammerende Gez. ww. jammeren Onvolt. dw. vr. e. g. b. b. weduwe weduwe Zelfst. nwo Sn. vr. e. Lijd. vwo troostte

te betalen Gez. ww. betalen Inf. gebr. g. b. b. schadever-ais bijvg. w. vr. e. goeding

schade- Zelfst. nwo Sn. vr. e. e. o. werd vastge-vergoeding steld later Bijwd. gebr. als bijvg. w. o. e. g. b. b. uur uur Zelfst. nwo Sn. o. e. bijwd. bep. kwamen

Bezie in de kolom der buigingen eens het genus en het getal van de gewone bijvoeglijke bepaling en die van het bepaalde woord.

ONTHOUD: De g. b. b. komt in genus en getal overeen met het eerst­volgend zelfstandig woord.

OEFENING: In bovenstaande zinnen zijn niet alle g. b. b. ontleed. - Ont­leed nu zelf de overblijvende g. b. b. en, zo ge kunt, de bepaalde zelfstan­dige woorden.

LET OP! Alle zeeën en gewesten stonden open voor de Romeinen. Gij moet uw vader en moeder beminnen. Onze broeders en zusters gaan naar Brussel.

In deze zinnen staat de gewone bijvoeglijke bepaling bij meer dan één zelfstandig naamwoord. Om te weten welk genus en getal wij aan de g. b. b.

32

Page 35: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

moeten geven, herzien wij de regels opgegeven bij het naamwoordelijk deel van het gezegde.

Hebt gij ze goed en met aandacht herlezen? Tracht dan eens de volgende oefening te maken :

a) Ontleed redekundig die zinnen.

b. Ontleed in kolommen : de g. b. b. en de bepaalde woorden.

2. DE BIJVOEGLIJKE BEPALING BIJ HET ZELFSTANDIG NAAM-

WOORD OF BIJ HET ZELFSTANDIG GEBRUIKT WOORD.

a. MET VOORZETSEL :

De bomen in het park spiegelden zich in het water van de vijver. De trein naar Antwerpen had vertraging. De dag na Kerstmis gaan wij naar huis. De brug over de rivier werd door de ontploffing vernield. De vaas op de schouw was gebroken. Een lelie met gouden hart dreef op het water. De steenweg op Brussel is opgebroken. Een uur v66r het vertrek kwamen wij samen. De haan op de toren is verguld. Het roken van de pijp bevordert de spijsvertering. De gevaren van het drinken zijn groot. Niemand van ons kan twee heren dienen. Een van beiden was in fout. Wie van de apostelen heeft Jezus verraden? Geen van allen sprak een woord. Waar ter wereld bevinden wij ons?

OEFENING : Doe zo voor alle zinnen :

Bepaling

park

vijver

Verbonden door

van

in

aan 't bep. zelfst. woord

bomen

water

Schrijf onder aan elke kolom welke soorten van woorden er in staan.

BESLUIT : De bepaalde woorden zijn zelfstandige naamwoorden of zelf-standig gebruikte woorden.

De bepalingen zijn zelfstandige naamwoorden of zelfstandig gebruikte woorden.

De bepaling is aan het bepaalde woord verbonden door een voorzetsel.

33

Van Osta : Red. Ontl. 2

moeten geven, herzien wij de regels opgegeven bij het naamwoordelijk deel van het gezegde.

Hebt gij ze goed en met aandacht herlezen? Tracht dan eens de volgende oefening te maken:

a) Ontleed redekundig die zinnen.

b. Ontleed in kolommen: de g. b. b. en de bepaalde woorden.

2. DE BIJVOEGLIJKE BEPALING BIJ HET ZELFSTANDIG NAAM­WOORD OF BIJ HET ZELFSTANDIG GEBRUIKT WOORD.

a. MET VOORZETSEL:

De bomen in het park spiegelden zich in het water van de vijver. De trein naar Antwerpen had vertraging. De dag na Kerstmis gaan wij naar huis. De brug over de rivier werd door de ontploffing vernield. De vaas op de schouw was gebroken. Een lelie met gouden hart dreef op het water. De steenweg op Brussel is opgebroken. Een uur vóór het vertrek kwamen wij samen. De haan op de toren is verguld. Het roken van de pijP bevordert de spijsvertering. De gevaren van het drinken zijn groot. Niemand van ons kan twee heren dienen. Een van beiden was in fout. Wie van de apostelen heeft Jezus verraden? Geen van allen sprak een woord. Waar ter wereld bevinden wij ons?

OEFENING: Doe zo voor alle zinnen :

Bepaling

park

Verbonden door aan 't bep. zelfst. woord

vijver

van

in

bomen

water

Schrijf onder aan elke kolom welke soorten van woorden er in staan.

BESLUIT: De bepaalde woorden zijn zelfstandige naamwoorden of zelf­standig gebruikte woorden.

De bepalingen zijn zelfstandige naamwoorden of zelfstandig gebruikte woorden.

De bepaling is aan het bepaalde woord verbonden door een voorzetsel.

33 Van Osla : Red. OntI. 2

Page 36: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

b. ZONDER VOORZETSEL.

Drink liever een glas melk. Een massa volk verdrong zich v66r het magazijn. lk heb in die winkel iets moois gezien. De hovenier gaf mij een korf appelen. Moeder kocht een kilo pruimen. Om de liefde Gods, help die arme man. De melkboer zijn koe is gaan lopen. Gods Zoon is voor ons op het kruis gestorven. De naam des Heren weze gezegend. De 19° eeuw wordt de eeuw der spoorwegen genoemd.

OEFENING : Doe zo voor alle zinnen :

Bepaling

melk

Bepaalde Zelfstandig woord

glas

Schrijf onder de le kolom welk soort woord de bepaling is. Schrijf onder de 2e kolom welk soort woord het bepaalde woord is. In deze zinnen is de bepaling niet door een voorzetsel aan het bepaalde woord verbonden. In de eerste vijf zinnen zou het zelfs onjuist zijn een voorzetsel tussen de bepaling en het bepaalde woord te plaatsen. In de laatste vijf zinnen is het voorzetsel, dat de bepaling aan het bepaalde woord moet verbinden, weggevallen. Zie maar!

Zonder voorzetsel

Om de liefde Gods. De melkboer zijn koe.

Gods Zoon.

De naam des Heren De eeuw der spoorwegen.

Met voorzetsel

Om de liefde van God.

De koe van de melkboer. De Zoon van God

De naam van de Heer. De eeuw van de spoorwegen.

ONTHOUD : Bijvg. bep. Zelfst. nw.

Bepaalde woord : is een zelfstandig naamwoord of een zelf-standig gebruikt woord.

Bepaling : is een zelfstandig naamwoord of een zelfstandig gebruikt woord.

Bepaling is al of niet door een voorzetsel aan het bepaalde woord verbonden.

34

b. ZONDER VOORZETSEL.

Drink liever een glas melk. Een massa volk verdrong zich vóór het magazijn. Ik heb in die winkel iets moois gezien. De hovenier gaf mij een korf appelen. Moeder kocht een kilo pruimen. Om de liefde Gods, help die arme man. De melkboer zijn koe is gaan lopen. Gods Zoon is voor ons op het kruis gestorven. De naam des Heren weze gezegend. De 19· eeuw wordt de eeuw der spoorwegen genoemd.

OEFENING: Doe zo voor alle zinnen :

Bepaling

melk

Bepaalde Zelfstandig woord

glas

Schrijf onder de I· kolom welk soort woord de bepaling is. Schrijf onder de 2· kolom welk soort woord het bepaalde woord is. In deze zinnen is de bepaling niet door een voorzetsel aan het bepaalde woord verbonden. In de eerste vijf zinnen zou het zelfs onjuist zijn een voorzetsel tussen de bepaling en het bepaalde woord te plaatsen. In de laatste vijf zinnen is het voorzetsel, dat de bepaling aan het bepaalde woord moet verbinden, weggevallen. Zie maar!

34

Zonder voorzetsel

Om de liefde Gods. De melkboer zijn koe. Gods Zoon. De naam des Heren De eeuw der spoorwegen.

ONTHOUD: Bijvg. bep. Zelfst. nwo

Met voorzetsel

Om de liefde van God. De koe van de melkboer. De Zoon van God De naam van de Heer. De eeuw van de spoorwegen.

Bepaalde woord: is een zelfstandig naamwoord of een zelf­standig gebruikt woord. Bepaling: is een zelfstandig naamwoord of een ,zelfstandig gebruikt woord. Bepaling is al of niet door een voorzetsel aan het bepaalde woord verbonden.

Page 37: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

DE ONTLEDING VAN DE BUVOEGLIJKE BEPALING BIJ HET ZELFSTANDIG NAAMWOORD.

Redekundig

Bijvg. bep. De zoon van de bakker sloeg de hond van de smid.

Werkw. : sloeg (gez. ww. —)

Ond. : Wie, wat sloeg? De zoon (e. o.) van de bakker

Gez. : sloeg

Lijd. vw. : Wie,

wat sloeg de zoon? De hond van de smid

De pot voor de aardappelen bevat twee liter water.

Werkw. : bevat (gez. ww. —) Ond. : Wie,

wat bevat? de pot (e. o.)

Gez. : bevat Lijd. vw. : Wie,

wat bevat de pot? Twee liter

De winkel op de hoek van de straat is gesloten.

Werkw. : is gesloten (gez. ww. —) Ond. : Wie,

wat is gesloten? de winkel (e. o.) Gez. : is gesloten

Waar ter wereld mogen wij zijn?

Werkw. : mogen zijn (gez. ww. —) Ond. : Wie,

wat mogen zijn? wij (e. o.)

Gez. : mogen zijn

Bijwd. bep. : waar

Is August de verstandigste van de klas?

Werkw. : is (kopp. ww. —) Ond. : Wie,

wat is? August (e. o.) Gez. : is de verstandigste (leerling)

kopp. : is nwd. d. : de verstandigste (leerling)

voor de aardappelen

water

op de hoek van de straat

ter wereld

van de klas

In deze zin was het bepaalde zelfstandig naamwoord niet uitgedrukt. Het was verzwegen. In de ontleding duiden wij een woord dat verzwegen is, aan tussen ( ).

35

DE ONTLEDING VAN DE BIJVOEGLIJKE BEPALING BIJ HET ZELFSTANDIG NAAMWOORD.

Redekundig Bijvg. bep.

De zoon van de bakker sloeg de hond van de smid.

Werkw. : sloeg (gez. ww. -) Ond. : Wie, wat sloeg? De zoon (e. 0.) van de bakker Gez. : sloeg lijd. vwo : Wie,

wat sloeg de zoon? De hond van de smid

De pot voor de aardappelen bevat twee liter water.

Werkw. : bevat (gez. ww. -) Ond. : Wie,

wat bevat? de pot (e. 0.) voor de aardappelen Gez. : bevat lijd. vwo : Wie,

wat bevat de pot? Twee liter water

De winkel op de hoek van de straat is gesloten.

Werkw. : is gesloten (gez. ww. -) Ond. : Wie,

wat is gesloten? de winkel (e.o.) op de hoek van de straat Gez. : is gesloten

Waar ter wereld mogen wij zijn?

Werkw. : mogen zijn (gez. ww. -) Ond. : Wie,

wat mogen zijn? wij (e. 0.) Gez. : mogen zijn Bijwd. bep. : waar ter wereld

Is August de verstandigste van de klas?

Werkw. : is (kopp. ww. -) Ond. : Wie,

wat is? August (e. 0.) Gez. : is de verstandigste (leerling)

kopp. : is nwd. d. : de verstandigste (leerling) van de klas

In deze zin was het bepaalde zelfstandig naamwoord niet uitgedrukt. Het was verzwegen. In de ontleding duiden wij een woord dat verzwegen is, aan tussen ( ).

35

Page 38: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Ter herhaling ontleden wij de laatste 3 zinnen volledig spraakkundig, dit is in kolommen. Om de laatste 2 kolommen juist in te vullen, kijken wij bij de redekundige ontleding. (De lidwoorden zijn weggelaten).

winkel op hoek van straat is gesloten

bij

is gesloten hoek winkel straat hoek winkel

Woordsoort Buiging

Zelfst. nw. Sn. m. e. Voorz. Zelfst. nw. Sn. m. e. Voorz. Zelfst. nw. Sn. vr. e.

Gez. ww. 3* p. e. V. T. T.

sluiten Aant. W. P. V.

Bediening

e. o.

bijvg. bep. zelfst. nw.

bijvg. bep. zelfst. nw. ww. gez.

Waar

ter wereld mogen zijn

wij

Is

August verstandigste van klas

Vrag. bijwd. Zelfst. gebr. Voorz. Zelfst. nw. Sn. Gez. ww.

mogen zijn Pers. vnw.

Kopp. ww. zijn

Zelfst. nw. Eig. Bijvg. nw. Voorz. Zelfst. nw. Sn.

m. e. ie p. mv. 0.T.T. Aant. W. A. V. 1* p. mv.

3* p. e. 0. T. T. Aant. W. A. V. m. e. m. e.

vr. e.

Bijwd. bep.

Bijvg. bep. zelfst. w. ww. gez.

e. o.

kopp.

e. o. g. b. b.

Bijvg. bep. zelfst. nw.

mogen zijn

wereld waar wij

mogen zijn

August

is (leerling) klas (leerling)

3. DE BIJSTELLING.

Brussel, de hoofdstad, is ook de hoofdplaats van Brabant. Antwerpen, onze havenstad, ligt op de rechteroever van de Schelde. Door zijn vader, de notaris, werden wij ingelicht over die erfeniskwestie. fozef, de doelman, werd van het terrein gedragen. Bobby, onze hond, is gestorven.

Hij dweept met Gezelle, de West-Vlaamse dichter. Bij het begin van de lente bloeit de bosanemoon, een klein en wit bloempje. De stad Wenen is gekend voor zijn walsmuziek. God gaf Mozes de tien geboden op de berg Sinaï. Gij moet oom Willem dit boekje brengen. Keizer Karel bestreed de Turken. Wij beiden zijn gestraft. Wij gaan naar Luik, de vurige stede.

OEFENING : Bepaalde woord

Brussel Antwerpen vader

Bepaling

hoofdstad havenstad notaris

36

Ter herhaling ontleden wij de laatste 3 zinnen volledig spraakkundig, dit is in kolommen. Om de laatste 2 kolommen juist in te vullen, kijken wij bij de redekundige ontleding. (De lidwoorden zijn weggelaten).

Woordsoort Buiging Bediening bij

winkel Zelfst. nwo Sn. m. e. e. O. is gesloten op Voorz. hoek hoek Zelfst. nwo Sn. m. e. bijvg. bep. zelfst. nwo winkel van Voorz. straat straat Zelfst. nwo Sn. vr. e. bijvg. bep. zelfst. nwo hoek is gesloten Gez. ww. 3" p. e. V. T. T. ww. gez. winkel

sluiten Aant. W. P. V.

Waar Vrag. bijwd. Bijwd. bep. mogen zijn Zelfst. gebr.

ter Voorz. wereld wereld Zelfst. nwo Sn. m. e. Bijvg. bep. zelfst. W. waar mogen zijn Gez. ww. Ie p. mv. O.T.T. ww. gez. wij

mogen zijn Aant. W. A. V. wij Pers. vnw. I" p. mv. e. O. mogen zijn

Is Kopp. ww. 3" p. e. O. T. T. kopp. August zijn Aant. W. A. V.

August Zelfst. nwo Eig. m. e. e. O. is verstandigste Bijvg. nwo m. e. g. b. b. (leerling) van klas

3.

Voorz. klas Zelfst. nwo Sn. vr. e. Bijvg. bep. zelfst. nwo (leerling)

DE BIJSTELLING.

Brussel, de hoofdstad, is ook de hoofdplaats van Brabant. Antwerpen, onze havenstad, ligt op de rechteroever van de Schelde. Door zijn vader, de notaris, werden wij ingelicht over die erfeniskwestie. Jozef, de doelman, werd van het terrein gedragen. Bobby, onze hond, is gestorven. Hij dweept met GezeIIe, de West-Vlaamse dichter. Bij het begin van de lente bloeit de bosanemoon, een klein en wit bloempje. De stad Wenen is gekend voor zijn walsmuziek. God gaf Mozes de tien geboden op de berg Sinaï. Gij moet oom Willem dit boekje brengen. Keizer Karel bestreed de Turken. Wij beiden zijn gestraft. Wij gaan naar Luik, de vurige stede.

OEFENING:

36

Bepaalde woord

Brussel Antwerpen vader

Bepaling

hoofdstad havenstad notaris

Page 39: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Doe zo verder voor de volgende zinnen. De bepaalde woorden zijn zelfstandige naamwoorden. Het kunnen ook zelfstandig gebruikte woorden zijn. De bepalingen zijn zelfstandige naamwoorden. Het kunnen ook zelfstandig gebruikte woorden zijn.

Maar merk nu ook op dat

Brussel en de hoofdstad, één en dezelfde stad is. — Zo is « zijn vader » en « de notaris » één en dezelfde persoon. Zo gij nu zelf in de volgende zinnen de bepaling en het bepaalde woord vergelijkt, zult gij bemerken dat én bepaling én bepaalde woord steeds één en dezelfde persoon, dier of zaak vernoemen. De bepaling is bijgesteld bij het bepaalde woord als een 2e naam voor de-zelfde persoon, hetzelfde dier of dezelfde zaak. Zulk een bepaling noemt men een bijstelling.

ONTHOUD :

Een bijstelling is een bijvoeglijke bepaling die een persoon, dier of zaak voor de tweede maal noemt.

De 5 geboden van de bijstelling.

De bijstelling :

I. is een zelfstandig naamwoord of een zelfstandig gebruikt woord, en 2. staat bij een zelfstandig naamwoord of zelfstandig gebruikt woord. 3. Tussen de bijstelling en het bepaalde woord staat geen voorzetsel. 4. Het tweede zelfstandig naamwoord of zelfstandig gebruikt woord is

bijstelling. 5. Als de bijstelling een soortnaam is, staat zij tussen 2 leestekens.

Let echter wel op!

I . Alle zelfstandige naamwoorden die tussen 2 leestekens staan, zijn daarom geen bijstelling.

Zoek zelf maar eens de bediening van de in vet gedrukte woorden :

« Daar, Jan ! » zei vader. « Gegroet, Koningin der martelaren. » « Gij, jongen, zijt de schuldige. »

2. De bijstelling volgt niet altijd onnniddellijk na het bepaalde woord.

Zie zelf maar eens in de volgende zinnen :

Wij hebben de portier van de schouwburg, een heel geschikt man, met zijn jubileum gefeliciteerd.

37

Doe zo verder voor de volgende zinnen. De bepaalde woorden zijn zelfstandige naamwoorden. Het kunnen ook zelfstandig gebruikte woorden zijn. De bepalingen zijn zelfstandige naamwoorden. Het kunnen ook zelfstandig gebruikte woorden zijn.

Maar merk nu ook op dat Brussel en de hoofdstad, één en dezelfde stad is. - Zo is «zijn vader» en «de notaris» één en dezelfde persoon. Zo gij nu zelf in de volgende zinnen de bepaling en het bepaalde woord vergelijkt, zult gij bemerken dat én bepaling én bepaalde woord steeds één en dezelfde persoon, dier of zaak vernoemen. De bepaling is bijgesteld bij het bepaalde woord als een 2" naam voor de­zelfde persoon, hetzelfde dier of dezelfde zaak. Zulk een bepaling noemt men een bijstelling.

ONTHOUD: Een bijstelling is een bijvoeglijke bepaling die een persoon, dier of zaak voor de tweede maal noemt.

De 5 geboden van de bijstelling.

De bijstelling :

I. is een zelfstandig naamwoord of een zelfstandig gebruikt woord, en 2. staat bij een zelfstandig naamwoord of zelfstandig gebruikt woord. 3. Tussen de bijstelling en het bepaalde woord staat geen voorzetsel. 4. Het tweede zelfstandig naamwoord of zelfstandig gebruikt woord is

bijstelling. 5. Als de bijstelling een soortnaam is, staat zij tussen 2 leestekens.

Let echter wel op! I. Alle zelfstandige naamwoorden die tussen 2 leestekens staan, zijn

daarom geen bijstelling.

Zoek zelf maar eens de bediening van de in vet gedrukte woorden:

« Daar. Jan!» ze; vader. «Gegroet, Koningin der martelaren. » «Gij, jongen, zijt de schuldige. »

2. De bijstelling volgt niet altijd onmiddellijk na het bepaalde woord.

Zie zelf maar eens in de volgende zinnen:

Wij hebben de portier van de schouwburg, een heel geschikt man, met zijn jubileum gefeliciteerd.

37

Page 40: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

De hond van de bakker, een Duitse scheper, beet de dief in zijn been. De hulp aan de geteisterden, een levend bewijs van naastenliefde, was nu georganiseerd. De Gekruisigde was de Zoon van Maria en fozef, Jezus van Nazareth.

3. Soms kan de bijstelling bij een hele zin behoren.

Hij is in zijn examen gedropen : een ongelukkige geschiedenis.

4. Een bijstelling kan soms worden ingeleid door een tussenwoord, als : namelijk (nl.), bij voorbeeld (b. v.), te weten (t. w.), onder andere (o. a.). Zoek zelf maar eens de bijstellingen :

Vele vogels als zwaluwen, spreeuwen, lijsters, verlaten onze streken in de winter. lk eet gaarna fruit b. v. kersen, peren, sinaasappelen en druiven. Op die vergadering waren vele vooraanstaanden, o. a. de vertegenwoor-diger van de Koning. Er zijn drie goddelijke deugden, t.w. het geloof, de hoop en de liefde.

N. B. Die tussenwoorden worden niet ontleed.

B. BEPALINGEN BIJ HET WERKWOORD

I. DE VOORWERPEN.

a. HET LIJDEND VOORWERP (lijd. vw.).

De leerlingen leren. Zus nodigde uit. De hovenier besproeit. God schiep. Frans kent.

Dit zijn vijf zinnen (Waarom?) met een onderwerp en een gezegde. (Bepaal onderwerp en gezegde en schrijf er bij welk soort gezegde het is).

« De leerlingen leren. » — In deze zin wordt er van de leerlingen en van het lezen niets verteld. De leerlingen kunnen allerlei eigenschappen (vlijtig, zorgzaam, goed, gehoorzaam, braaf) hebben. Leren kan hardop, niet, stil, volledig gebeuren; het kan een spel, een gedicht, een les zijn. « De leerlingen leren » is dus vrij onbepaald. Wij voelen dat die zin niet af is, dat hij onvolledig is, dat er « iets » aan ontbreekt. Dat geldt ook voor de vier andere zinnen. Aan elk van die zinnen ontbreekt « iets ».

38

De hond van de bakker, een Duitse scheper, beet de dief in zijn been. De hulp aan de geteisterden, een levend bewijs van naastenliefde, was nu georganiseerd. De Gekruisigde was de Zoon van Maria en Jozef, Jezus van Nazareth.

3. Soms kan de bijstelling bij een hele zin behoren.

Hij is in zijn examen gedropen: een ongelukkige geschiedenis.

4. Een bijstelling kan soms worden ingeleid door een tussenwoord, als: namelijk (nl.), bij voorbeeld (b. v.), te weten (t. w.), onder andere (0. a.). Zoek zelf maar eens de bijstellingen :

Vele vogels als zwaluwen, spreeuwen, lijsters, verlaten onze streken in de winter. Ik eet gaarna fruit b. v. kersen, peren, sinaasappelen en druiven. Op die vergadering waren vele vooraanstaanden, o. a. de vertegenwoor­diger van de Koning. Er zijn drie goddelijke deugden, t.w. het geloof, de hoop en de liefde.

N. B. Die tussenwoorden worden niet ontleed.

B. BEPALINGEN BIJ HET WERKWOORD

I. DE VOORWERPEN.

a. HET LIJDEND VOORWERP (lijd. vw.).

De leerlingen leren. Zus nodigde uit. De hovenier besproeit. God schiep. Frans kent.

Dit zijn vijf zinnen (Waarom?) met een onderwerp en een gezegde. (Bepaal onderwerp en gezegde en schrijf er bij welk soort gezegde het is).

« De leerlingen leren. » - In deze zin wordt er van de leerlingen en van het lezen niets verteld. De leerlingen kunnen allerlei eigenschappen (vlijtig, zorgzaam, goed, gehoorzaam, braaf) hebben. Leren kan hardop, niet, stil, volledig gebeuren; het kan een spel, een gedicht, een les zijn. «De leerlingen leren» is dus vrij onbepaald. Wij voelen dat die zin niet af is, dat hij onvolledig is, dat er « iets» aan ontbreekt. Dat geldt ook voor de vier andere zinnen. Aan elk van die zinnen ontbreekt « iets ».

38

Page 41: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Zeg eens aan vader een van die zinnen; telkens zal hij U de vraag stellen : Wat leren de leerlingen ? — Wie nodigde zus uit?— Wat besproeit de hovenier? — Wie of wat schiep God? — Wie of wat kent Frans? Het antwoord op deze vragen maakt de betekenis van het werkwoord vollediger en duidelijker. Zie maar :

De leerlingen leren hun les. Zus nodigde haar vriendinnen uit. De hovenier besproeit de rozen. God schiep hemel en aarde.

Frans kent die man.

Het antwoord : hun les, haar vriendinnen, de rozen, hemel en aarde, die man, is een nieuw zinsdeel dat het werkwoord bepaalt. Dat nieuwe zinsdeel noemt men : het lijdend voorwerp.

ONTHOUD :

Het lijdend voorwerp is het deel van de zin, dat antwoord geeft op de vraag wie? of wat? gesteld vci6r het werkwoord gevolgd door het onderwerp.

Men vindt het lijdend voorwerp als volgt :

Wie? + werkwoord + onderwerp.

Wat?

WELKE WOORDSOORTEN KUNNEN ALS LIJDEND VOORWERP VOORKOMEN?

Zelfstandige naamwoorden.

De rakkers gooiden sneeuwballen naar de voorbijgangers. Vader berispt zijn ongehoorzame jongen. Dieren moogt gij niet mishandelen. Vliegen vangt men niet met azijn.

Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden en deelwoorden.

Men moet ook het kleine aanvaarden. Na de strijd begroef de vijand zijn gesneuvelden. Een priester troostte de gekwetsten. God verhoort de rouwmoedige. In het uur van de dood zal Maria de stervende bijstaan.

39

Zeg eens aan vader een van die zinnen; telkens zal hij U de vraag stellen: Wat leren de leerlingen?- Wie nodigde zus uit?- Wat besproeit de hovenier? - Wie of wat schiep God? - Wie of wat kent Frans? Het antwoord op deze vragen maakt de betekenis van het werkwoord vollediger en duidelijker. Zie maar:

De leerlingen leren hun les. Zus nodigde haar vriendinnen uit. De hovenier besproeit de rozen. God schiep hemel en aarde. Frans kent die man.

Het antwoord : hun les, haar vriendinnen, de rozen, hemel en aarde, die man, is een nieuw zinsdeel dat het werkwoord bepaalt. Dat nieuwe zinsdeel noemt men: het lijdend voorwerp.

ONTHOUD:

Het lijdend voorwerp is het deel van de zin, dat antwoord geeft op de vraag wie? of wat? gesteld vóór het werkwoord gevolgd door het onderwerp.

Men vindt het lijdend voorwerp als volgt

Wie? Wat?

+ werkwoord + onderwerp.

WELKE WOORDSOORTEN KUNNEN ALS LIJDEND VOORWERP VOORKOMEN?

Zelfstandige naamwoorden.

De rakkers gooiden sneeuwballen naar de voorbijgangers. Vader berispt zijn ongehoorzame jongen. Dieren moogt gij niet mishandelen. Vliegen vangt men niet met azijn.

Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden en deelwoorden.

Men moet ook het kleine aanvaarden. Na de strijd begroef de vijand zijn gesneuvelden. Een priester troostte de gekwetsten. God verhoort de rouwmoedige. In het uur van de dood zal Maria de stervende bijstaan.

39

Page 42: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Zelfstandige voornaamwoorden. Bedank hem die u op tijd berispt. Hebt gij dat ook gehoord, jongen? Alles heb ik U nog niet verteld. Jan kent mij en de mijnen.

Zelfstandig gebruikte telwoorden.

De vijand schoot de tiende uit elke rij neer. De leraar berispte beiden.

Een infinitief.

De zieke verlangt te genezen. Mijn broertje leert zwemmen. Tracht dadelijk te gehoorzamen.

Een zelfstandig gebruikte uitdrukking.

«Ai » riep Jan, toen hij in zijn duim sneed. Tijdens het lof zongen wij het «Looft Uwen God ». Dat « wablieft » herhaalt gij wat al te dikwijls.

Een zin.

De jongen beweerde dat hij zijn boek verloren had. lk hoop dat gij geen leugenaar zijt. Vele kinderen hebben nooit gezien hoe de zon opstaat; ze weten niet eens waar ze ondergaat.

LET OP!

Een zin die lijdend voorwerp is van een andere zin noemt men lijdende voorwerpszin. De andere zin is dan de Hoofdzin.

OEFENING :

Ontleed de bovenstaande zinnen en zoek zelf het lijdend voorwerp.

HIER ZIJN ZE WEER : DE MOEILIJKHEDEN!

OPGEPAS T : Zij zijn niet wat zij schijnen!

I. Voor een koppelwerkwoord kunnen ook de vragen : wie — wat ge-steld worden :

Jan is een flink student. Wat — wie is hij?

Piet scheen mijn beste leerling. Wat — wie scheen Piet?

40

Zelfstandige voornaamwoorden. Bedank hem die u op tijd berispt. Hebt gij dat ook gehoord, jongen? Alles heb ik U nog niet verteld. Jan kent mij en de mijnen.

Zelfstandig gebruikte telwoorden. De vijand schoot de tiende uit elke rij neer. De leraar berispte beiden.

Een infinitief. De zieke verlangt te genezen. Mijn broertje leert zwemmen. Tracht dadelijk te gehoorzamen.

Een zelfstandig gebruikte uitdrukking. « Ai» riep Jan, toen hij in zijn duim sneed. Tijdens het lof zongen wij het « Looft Uwen God ». Dat « wablieft» herhaalt gij wat al te dikwijls.

Een zin. De jongen beweerde dat hij zijn boek verloren had. Ik hoop dat gij geen leugenaar zijt. Vele kinderen hebben nooit gezien hoe de zon opstaat; ze weten niet eens waar ze ondergaat.

LE.T OP! Een zin die lijdend voorwerp is van een andere zin noemt men lijdende voorwerpszi n. De andere zin is dan de Hoofdzin.

OEFENING: Ontleed de bovenstaande zinnen en zoek zelf het lijdend voorwerp.

HIER ZIJN ZE WEER: DE MOEILIJKHEDEN!

OPGEPAST: Zij zijn niet wat zij schijnen!

I. Voor een koppelwerkwoord kunnen ook de vragen : wie - wat ge­steld worden :

Jan is een flink student. Wat - wie is hij?

Piet scheen mijn beste leerling. Wat - wie scheen Piet?

Page 43: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Frans wordt een plaaggeest. Wat — wie wordt Frans?

Een flink student; mijn beste leerling; een plaaggeest zijn geen lijdend voorwerp maar wel : Naamwoordelijk deel van het gezegde.

ONTHOUD :

Zoek nooit een lijdend voorwerp bij een koppelwerkwoord. Bij een koppelwerkwoord staat geen lijdend voorwerp.

2. De woorden in kapitalen zijn geen lijdend voorwerp maar vormen

samen met het werkwoord het gezegde.

De duif vloog de eerste prijs. Het regent dikke druppels. Hij stierf een wrede dood. Hij heeft bitter leed geleden. Hij ging zijn gang. Hij leefde zijn eigen leven. Hij droomde een heerlijke droom. Hij sliep de slaap der rechtvaardigen. Hij streed de goede strijd en stierf de heldendood. Jan speelt gevaarlijk spel. De redenaar sprak een krachtige taal.

Wil men nog verder ontleden dan zijn eerste, dikke, wrede, bitter, eigen, heerlijke als bijwoorden te beschouwen.

3. Zijn geen lijdend voorwerp maar wel bijwoordelijke bepalingen :

Hij lacht zich een ongeluk; een breuk. Hij weende bittere tranen. Schreeuw uw keel niet droog. Jan liep zijn schoenen scheef.

LET OP :

Voor de lijdende voorwerpen in zinnen met meer dan één werkwoord.

lk hoor een lied zingen. Jan hoort die kunstenaar zingen. Wij hoorden de nachtegaal zijn lied zingen.

lk hoor een lied zingen.

Werkw. : hoor (gez. ww. —) Ond. : Wie, Wat hoort? ik (e. o.) Gez. : hoor

41

Frans wordt een plaaggeest. Wat - wie wordt Frans?

Een flink student; mijn beste leerling; een plaaggeest zijn geen lijdend voorwerp maar wel : Naamwoordelijk deel van het gezegde.

ONTHOUD: Zoek nooit een lijdend voorwerp bij een koppelwerkwoord. Bij een koppelwerkwoord staat geen lijdend voorwerp.

2. De woorden in kapitalen zijn geen lijdend voorwerp maar vormen samen met het werkwoord het gezegde.

De duif vloog de eerste prijs. Het regent dikke druppels. Hij stierf een wrede dood. Hij heeft bitter leed geleden. Hij ging zijn gang. Hij leefde zijn eigen leven. Hij droomde een heerlijke droom. Hij sliep de slaap der rechtvaardigen. Hij streed de goede strijd en stierf de heldendood. Jan speelt gevaarlijk spel. De redenaar sprak een krachtige taal.

Wil men nog verder ontleden dan zijn eerste, dikke, wrede, bitter, eigen, heerlijke als bijwoorden te beschouwen.

3. Zijn geen lijdend voorwerp maar wel bijwoordelijke bepalingen: Hij lacht zich een ongeluk; een breuk. Hij weende bittere tranen. Schreeuw uw keel niet droog. Jan liep zijn schoenen scheef.

LET OP : Voor de lijdende voorwerpen in zinnen met meer dan één werkwoord.

Ik hoor een lied zingen. Jan hoort die kunstenaar zingen. Wij hoorden de nachtegaal zijn lied zingen.

Ik hoor een lied zingen. Werkw. : hoor (gez. ww. -) Ond. : Wie, Wat hoort? ik (e. 0.) Gez. : hoor

41

Page 44: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

nachtegaal lied

zingen

zelfst. nw. sn .

zelfst. nw. sn .

gez. ww. zingen

m. e.

o. e.

inf. m. e.

Lijd. vw. : Wat hoor ik? zingen — Wat zingt men? een lied.

Wie lied zelfst. nw. Sn. o. e. lijd. vw. zingen zingen gez. ww. inf. lijd. vw. hoor

zingen

fan hoorde die kunstenaar zingen.

Werkw. : hoort (gez. ww. —) Ond. : Wie, Wat hoort? Jan (e. o.) Gez. : hoort Lijd. vw.: Wat

hoort Jan? die kunstenaar Wie

kunstenaar zelfst. nw. Sn. m. e. zingen gez. ww. inf.

zingen m. e.

lijd. vw. bep. gest.

hoort kunstenaar

Wij hoorden de nachtegaal zijn lied zingen.

Werkw. : hoorden (gez. ww. —) Ond. : Wie

hoorden? Wij (e. o.) Wat

Gez. • hoorden Lijd. vw. : Wie

Wat hoorden wij? — de nachtegaal

Bep. gest. : zingen — wat zingt de nachtegaal? een lied lijd. vw. hoorden

lijd. vw. zingen

bep. gest. nachtegaal

NOTA : Voor de bepaling van gesteldheid (zie later bladz. : 76).

Het is aangenaam een boek te lezen. Die man verlangde dat huis te kopen. Koppen tekenen lijkt niet zo moeilijk. lk hielp de man uit het water halen. Moeder hielp Ria haar werk maken. Wij zullen niet nalaten onze fouten te verbeteren Een echte Vlaamse jongen zal niet nalaten zijn taal keurig te spreken.

SOORTEN LIJDEND VOORWERP :

Echt lijdend voorwerp (lijd. vw.)

Voorlopig lijdend voorwerp (v. lijd. vw.).

Ontleed zelf :

lk vind het onverantwoord zolang te wachten. Hebt gij ze gezien, die moedige mannen? lk had het hem gezegd, dat ik zou komen.

42

lijd. vwo : ~: hoor ik? zingen - Wat zingt men? een lied.

lied zingen

zelfst. nwo Sn. O. e. gez. ww. inf. zingen

Jan hoorde die kunstenaar zingen. Werkw. : hoort (gez. ww. -) Ond. : Wie, Wat hoort? Jan (e.o.) Gez. : hoort lijd. vw.: Wat h J? d' k

W. oort an Ie unstenaar Ie kunstenaar zingen I zelfst. nwo Sn. I ~. e.

gez. ww. Inf. zingen m. e.

Wij hoorden de nachtegaal zijn lied zingen. Werkw. : hoorden (gez. ww. -) Ond. : Wie h d '} W" ( ) Wat oor en. IJ e. O.

Gez. hoorden

lijd. vwo lijd. vwo

lijd. vwo bep. gest.

lijd. vwo : Wie hd'? d h 1 lAl oor en wij - e nac tegaa nat

Bep. gest. : zingen - wat zingt de nachtegaal? een nachtegaal zelfst. nwo sn. m. e.

I lijd. vwo

lied zelfst. nwo sn. O. e. lijd. vwo

zingen gez. ww. zingen inf.

I bep. gest.

m. e.

zingen hoor

hoort kunstenaar

lied hoorden

zingen

nachtegaal

NOTA: Voor de bepaling van gesteldheid (zie later bladz. : 76).

Het is aangenaam een boek te lezen. Die man verlangde dat huis te kopen. Koppen tekenen lijkt niet zo moeilijk. Ik hielp de man uit het water halen. Moeder hielp Ria haar werk maken. Wij zullen niet nalaten onze fouten te verbeteren Een echte Vlaamse jongen zal niet nalaten zijn taal keurig te spreken.

SOORTEN LIJDEND VOORWERP :

Echt lijdend voorwerp (lijd. vw.) Voorlopig lijdend voorwerp (v. lijd. vw.).

Ontleed zelf:

42

Ik vind het onverantwoord zolang te wachten. Hebt gij ze gezien, die moedige mannen? Ik had het hem gezegd, dat ik zou komen.

Page 45: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Herhaald lijdend voorwerp (h. lijd. vw.). Wij hebben ze nog herhaald, onze les. lk beminde haar vurig, mijn moeder. De saffiertrein, hebt gij hem gezien?

Loos lijdend voorwerp (I. lijd. vw.). Wij schaterden het uit. Jan schreeuwde het uit van pijn. Hoort gij het regenen?

OEFENING : Zoek zelf de lijdende voorwerpen.

b. HET MEEWERKEND VOORWERP (meew. vw.).

« De sekretaris gaf zijn straf terug. »

Deze mededeling is onvolledig. Zij stelt ons niet helemaal tevreden. Wij verlangen meer over het teruggeven te weten. En als wij zelf een straf aan de Heer Sekretaris hebben moeten afgeven, dan is het voor ons van het allergrootste belang te vernemen aan wie de Heer Sekretaris de straf teruggeeft.

« De dief ontstal zijn geldbeugel. »

De vraag aan wie komt aanstonds in ons op. « De soldaten gehoorzamen. »

Aan wie gehoorzamen de soldaten? « De handelaar kocht een auto. » « Die geneesheer heeft veel gedaan. »

Bij deze laatste twee zinnen zullen wij aanstonds de vraag stellen : voor wie kocht hij een auto? voor wie heeft die geneesheer veel gedaan?

Als de zinnen dan als volgt worden aangevuld, dan zijn zij volkomen. De sekretaris gaf Dirk de straf terug. De dief ontstal het boertje zijn geldbeugel.

De soldaten gehoorzamen hun officier. De handelaar kocht een auto voor zijn zoon. Die geneesheer heeft veel gedaan voor de arme mensen. lk besteed al mijn aandacht aan de verbetering van mijn werk. Een goed burger moet in tijden van gevaar voor het vaderland het offer van zijn leven brengen. De zorg en de netheid geven uw werk een heel ander uitzicht.

Telkens als wij de vraag stellen Aan wie? Voor wie? Waaraan? Waarvoor?

krijgen wij als antwoord : Aan wie gaf de sekretaris terug? aan Dirk. Aan wie ontstal de dief? aan het boertje.

43

Herhaald lijdend voorwerp (h. lijd. vw.). Wij hebben ze nog herhaald, onze les. Ik beminde haar vurig, mijn moeder. De saffiertrein, hebt gij hem gezien~

Loos lijdend voorwerp (I. lijd. vw.). Wij schaterden het uit. Jan schreeuwde het uit van pijn. Hoort gij het regenen?

OEFENING : Zoek zelf de lijdende voorwerpen.

b. HET MEEWERKEND VOORWERP (meew. vw.).

« De sekretaris gaf zijn straf terug. »

Deze mededeling is onvolledig. Zij stelt ons niet helemaal tevreden. Wij verlangen meer over het teruggeven te weten. En als wij zelf een straf aan de Heer Sekretaris hebben moeten afgeven, dan is het voor ons van het allergrootste belang te vernemen aan wie de Heer Sekretaris de straf teruggeeft.

« De dief ontstal zijn geldbeugel. » De vraag aan wie komt aanstonds in ons op.

« De soldaten gehoorzamen. » Aan wie gehoorzamen de soldaten~

« De handelaar kocht een auto. » « Die geneesheer heeft veel gedaan. »

Bij deze laatste twee zinnen zullen wij aanstonds de vraag stellen: voor wie kocht hij een auto~ voor wie heeft die geneesheer veel gedaan~

Als de zinnen dan als volgt worden aangevuld, dan zijn zij volkomen. De sekretaris gaf Dirk de straf terug. De dief ontstal het boertje zijn geldbeugel. De soldaten gehoorzamen hun officier. De handelaar kocht een auto voor zijn zoon. Die geneesheer heeft veel gedaan voor de arme mensen. Ik besteed al mijn aandacht aan de verbetering van mijn werk. Een goed burger moet in tijden van gevaar voor het vaderland het offer van zijn leven brengen. De zorg en de netheid geven uw werk een heel ander uitzicht.

Telkens als wij de vraag stellen Aan wie? Voor wie? Waaraan? Waarvoor?

krijgen wij als antwoord : Aan wie gaf de sekretaris terug? aan Dirk. Aan wie ontstal de dief? aan het boertje.

43

Page 46: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Aan wie gehoorzamen de soldaten? aan hun officier. Voor wie kocht de handelaar? voor zijn zoon. Voor wie heeft die geneesheer veel gedaan? voor de arme mensen. Waaraan besteed ik al mijn aandacht? aan de verbetering. Waarvoor moet een burger het offer brengen? voor het vaderland. Waaraan geven de zorg en de aandacht een ander uitzicht? aan uw

werk.

ONTHOUD :

Het deel van de zin dat antwoord geeft op de vraag : aan wie? waaraan? voor wie? waarvoor? gesteld v66r het werkwoord gevolgd door het onderwerp noemt men :

Het meewerkend voorwerp.

Men vindt het meewerkend voorwerp :

aan wie? voor wie? + werkwoord -1- onderwerp

waaraan? waarvoor?

Bij welk woord staat het meewerkend voorwerp?

De sekretaris gaf Dirk zijn straf terug.

In deze zin gebeurt de handeling van het werkwoord (het teruggeven) met medewerking van Dirk. Dirk is in zoverre in het teruggeven betrokken dat hij de straf heeft afgegeven en deze daarna weer aanneemt.

De dief ontstal het boertje zijn geldbeugel. Deze man heeft veel gedaan voor de armen.

In deze zinnen heeft het boertje belang bij de handeling (het stelen) van de dief. Evenzo hebben de armen er belang bij dat deze man veel heeft gedaan. Deze 2 zinsdelen « boertje » en « arme mensen » hebben belang bij de handeling van het werkwoord. Daarom worden deze zinsdelen soms ook belanghebbend voorwerp genoemd.

De soldaten gehoorzamen hun officier.

De bevelhebber is hier in zoverre bij de handeling van het werkwoord betrokken dat hij medewerkt om de soldaten tot gehoorzamen aan te zetten.

De handelaar kocht een auto voor zijn zoon.

In deze zin werkt de zoon in zoverre mee aan het kopen van de auto dat hij de wagen in ontvangst neemt. De zoon was voor de handelaar de on- rechtstreekse aanleiding tot het kopen van die auto. (Onrechtstreeks vw.)

44

Aan wie gehoorzamen de soldaten? aan hun officier. Voor wie kocht de handelaar? voor zijn zoon. Voor wie heeft die geneesheer veel gedaan? voor de arme mensen. Waaraan besteed ik al mijn aandacht? aan de verbetering. Waarvoor moet een burger het offer brengen? voor het vaderland. Waaraan geven de zorg en de aandacht een ander uitzicht? aan uw

werk.

ONTHOUD: Het deel van de zin dat antwoord geeft op de vraag : aan wie? waaraan? voor wie? waarvoor? gesteld vóór het werkwoord gevolgd door het onderwerp noemt men :

Het meewerkend voorwerp. Men vindt het meewerkend voorwerp :

aan wie? voor wie? waaraan? waarvoor? + werkwoord + onderwerp

Bij welk woord staat het meewerkend voorwerp?

De sekretaris gaf Dirk zijn straf terug. In deze zin gebeurt de handeling van het werkwoord (het teruggeven) met medewerking van Dirk. Dirk is in zoverre in het teruggeven betrokken dat hij de straf heeft afgegeven en deze daarna weer aanneemt.

De dief ontstal het boertje zijn geldbeugel. Deze man heeft veel gedaan voor de armen.

In deze zinnen heeft het boertje belang bij de handeling (het stelen) van de dief. Evenzo hebben de armen er belang bij dat deze man veel heeft gedaan. Deze 2 zinsdelen «boertje» en «arme mensen» hebben belang bij de handeling van het werkwoord. Daarom worden deze zinsdelen soms ook belanghebbend voorwerp genoemd.

De soldaten gehoorzamen hun officier.

De bevelhebber is hier in zoverre bij de handeling van het werkwoord betrokken dat hij medewerkt om de soldaten tot gehoorzamen aan te zetten.

De handelaar kocht een auto voor zijn zoon.

In deze zin werkt de zoon in zoverre mee aan het kopen van de auto dat hij de wagen in ontvangst neemt. De zoon was voor de handelaar de on­rechtstreekse aanleiding tot het kopen van die auto. (Onrechtstreeks vw.)

Page 47: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

ONTHOUD : Het meewerkend voorwerp staat bij een werkwoord. Het meewerkend voorwerp kan zowel bij een gezegdewerkwoord

als bij een koppelwerkwoord voorkomen.

OPNIEUW : MOEILIJKHEDEN !

Opgelet voor meewerkende voorwerpen in zinnen met meer dan één werkwoord! Ontleed maar eens :

Zijn ouders te gehoorzamen is een plicht. Christus zelf leerde ons bidden voor onze vijanden. Een arme een aalmoes geven moet geschieden uit naastenliefde. Den arme gegeven is Gode geleend.

Het meewerkend voorwerp is dikwijls ingeleid door het voorzetsel aan of voor.

Let wel op : elk zinsdeel dat voorafgegaan is door aan of voor is daarom geen meewerkend voorwerp.

Zie zelf maar :

Voor 5 frank kon ik dat boek kopen. Het geweer hing aan de muur. Men herkent de vogel aan zijn veren.

Het gebeurt dat de voorzetsels aan of voor het meewerkend voorwerp niet inleiden. Zo is in de zin : De soldaten gehoorzamen hun officier, lastig uit te maken of'officier lijdend of meewerkend voorwerp is.

Als gij twijfelt, doe het volgende : Kunt gij v6eir het betwiste zinsdeel aan of voor plaatsen dan is dat zinsdeel een meewerkend voorwerp.

Zijn ook meewerkend voorwerp :

Het boek viel hem uit de handen. Hij trapte haar op de tenen. Dat hebt ge hem fijn geleverd. 't Is me daar een saaie boel.

Het meewerkend voorwerp bij een koppelwerkwoord.

Het H. Misoffer is God aangenaam.

In deze zin is geen twijfel mogelijk. God bepaalt het naamwoordelijk deel « aangenaam ».

45

ONTHOUD: Het meewerkend voorwerp staat bij een werkwoord. Het meewerkend voorwerp kan zowel bij een gezegdewerkwoord als bij een koppelwerkwoord voorkomen.

OPNIEUW: MOEILIJKHEDEN!

Opgelet voor meewerkende voorwerpen in zinnen met meer dan één werkwoord! Ontleed maar eens :

Zijn ouders te gehoorzamen is een plicht. Christus zelf leerde ons bidden voor onze vijanden. Een arme een aalmoes geven moet geschieden uit naastenliefde. Den arme gegeven is Gode geleend.

Het meewerkend voorwerp is dikwijls ingeleid door het voorzetsel aan of voor. Let wel op : elk zinsdeel dat voorafgegaan is door aan of voor is daarom geen meewerkend voorwerp.

Zie zelf maar :

Voor 5 frank kon ik dat boek kopen. Het geweer hing aan de muur. Men herkent de vogel aan zijn veren.

Het gebeurt dat de voorzetsels aan of voor het meewerkend voorwerp niet inleiden. Zo is in de zin: De soldaten gehoorzamen hun officier, lastig uit te maken o(officier lijdend of meewerkend voorwerp is.

Als gij twijfelt, doe het volgende: Kunt gij vóór het betwiste zinsdeel aan of voor plaatsen dan is dat zinsdeel een meewerkend voorwerp.

Zijn ook meewerkend voorwerp Het boek viel hem uit de handen. Hij trapte haar op de tenen. Dat hebt ge hem fijn geleverd. 't Is me daar een saaie boel.

Het meewerkend voorwerp bij een koppelwerkwoord. Het H. Misoffer is God aangenaam.

In deze zin is geen twijfel mogelijk. God bepaalt het naamwoordelijk deel « aangenaam ».

45

Page 48: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Wij zullen ontleden : God : Bijvg. Bep. bijvg. nw. aangenaam.

Zo ook in de volgende zinnen.

Dat werk lijkt gepast voor hem. lk blijf mijn weldoener steeds dankbaar. Honing en citroen zijn goed voor een verkoudheid.

(Zie ook : Bepaling bij het bijvoeglijk naamwoord.)

Maar :

Deze beslissing is mij aangenaam.

In deze zin zijn 2 mogelijkheden : a) Deze beslissing is voor mij aangenaam. b) Deze beslissing is aangenaam voor mij. In de zin a) Mij : Meew. vw. is

b) Mij : bep. bijvg. nw. aangenaam

Die opmerking lijkt mij gepast.

Hoewel in mindere mate geldt hier dezelfde opmerking : a) Die opmerking lijkt aan mij gepast te zijn. b) Die opmerking lijkt gepast voor mij. In deze gevallen is er altijd twijfel mogelijk. Nochtans is het aan te raden de volgende regel in acht te nemen :

ONTHOUD : Zo er bij een koppelww. twijfel is tussen meew. vw. en bep. bij nwd. d. gez. dan beschouwt men het betwiste zinsdeel als meew. vw. bij het koppelwerkwoord.

Zo is er in deze zinnen absoluut geen twijfel mogelijk over de bediening van de woorden in vetjes.

Dat leek vader de beste oplossing. Dat werkje scheen ons niet voor broer geschikt. Die grap scheen moeder helemaal niet grappig. Dat werkje lijkt mij juist iets voor hem.

WELKE WOORDSOORTEN KUNNEN ALS MEEWERKEND VOORWERP VOORKOMEN?

Zelfstandige naamwoorden : Vader gaf de deur een mooi bruin kleurtje. « Geef de keizer wat de keizer toekomt, » zei Jezus aan de Joden. Dikwijls verwijt de pot aan de ketel dat hij zwart ziet.

46

Wij zullen ontleden : God: Bijvg. Bep. bijvg. nwo aangenaam.

Zo ook in de volgende zinnen.

Dat werk lijkt gepast voor hem. Ik blijf mijn weldoener steeds dankbaar. Honing en citroen zijn goed voor een verkoudheid.

(Zie ook: Bepaling bij het bijvoeglijk naamwoord.)

Maar: Deze beslissing is mij aangenaam.

In deze zin zijn 2 mogelijkheden : a) Deze beslissing is voor mij aangenaam. b) Deze beslissing Is aangenaam voor mij. In de zin a) Mij: Meew. vwo is

b) Mij: bep. bijvg. nwo aangenaam Die opmerking lijkt mij gepast.

Hoewel in mindere mate geldt hier dezelfde opmerking: a) Die opmerking lijkt aan mij gepast te zijn. b) Die opmerking lijkt gepast voor mij. In deze gevallen is er altijd twijfel mogelijk. Nochtans is het aan te raden de volgende regel in acht te nemen:

ONTHOUD: Zo er bij een koppelww. twijfel is tussen meew. vwo en bep. bij nwd. d. gez. dan beschouwt men het betwiste zinsdeel als meew. vwo bij het koppelwerkwoord.

Zo is er in deze zinnen absoluut geen twijfel mogelijk over de bediening van de woorden in vetjes.

Dat leek vader de beste oplossing. Dat werkje scheen ons niet voor broer geschikt. Die grap scheen moeder helemaal niet grappig. Dat werkje lijkt mij Juist iets voor hem.

WELKE WOORDSOORTEN KUNNEN ALS MEEWERKEND VOORWERP VOORKOMEN?

Zelfstandige naamwoorden : Vader gaf de deur een mooi bruin kleurtje. « Geef de keizer wat de keizer toekomt, » zei Jezus aan de Joden. Dikwijls verwijt de pot aan de ketel dat hij zwart ziet.

Page 49: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden en deelwoorden :

Ook aan het mooie moet een plaats gegeven worden in het mensenleven. Aan de gesneuvelden werd de militaire eer bewezen. Maria, de Moeder Gods, zal de stervenden hulp en bijstand verlenen.

Zelfstandige voornaamwoorden :

Dat zaakje leek hem niet gezond. Geef ieder het zijne, jongen. fezus is voor allen op het kruis gestorven.

Zelfstandig gebruikte telwoorden :

De jury kende beiden dezelfde prijs toe. De mooiste geschenken worden aan de eersten uitgedeeld.

Een infinitief. Een zelfstandig gebruikte uitdrukking. Een zin.

DE SOORTEN MEEWERKEND VOORWERP :

Voorlopig meewerkend voorwerp (v. meew. vw.).

lk zou ze die vraag wel eens stellen, die betweters.

Herhaald meewerkend voorwerp (h. meew. vw.)

Willen wij het hem eens voorstellen, mijn oom?

Loos meewerkend voorwerp (I. meew. vw.)

« Zou U er die prijs aan geven? »

Echt meewerkend voorwerp (meew. vw.) komt meestal voor.

c. HET VOORZETSELVOORWERP (Voorz. vw.).

1. Wij wachten op de tram. 2. Vader luistert naar de radio. 3. Spreek nooit kwaad over de afwezigen. 4. Waarom spot gij met de gebreken van de anderen? 5. De kinderen houden van moeder. 6. De dokter wanhoopte aan zijn herstel. 7. De weeskinderen werden op allerlei lekkernijen

onthaald. 8. Sommige oude mensen geloven nog aan spoken. 9. De veroordeelden berusten in hun lot.

10. God ontfermt zich over de zondaars.

wachten op luisteren naar spreken over spotten met houden van wanhopen aan onthalen op

geloven aan berusten in zich ontfermen over

47

Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden en deelwoorden :

Ook aan het mooie moet een plaats gegeven worden in het mensenleven. Aan de gesneuvelden werd de militaire eer bewezen. Maria, de Moeder Gods, zal de stervenden hulp en bijstand verlenen.

Zelfstandige voornaamwoorden : Dat zaakje leek hem niet gezond. Geef ieder het zijne, jongen. Jezus is voor allen op het kruis gestorven.

Zelfstandig gebruikte telwoorden : De jury kende beiden dezelfde prijs toe. De mooiste geschenken worden aan de eersten uitgedeeld.

Een infinitief. Een zelfstandig gebruikte uitdrukking. Een zin.

DE SOORTEN MEEWERKEND VOORWERP:

Voorlopig meewerkend voorwerp (v. meew. vw.).

Ik zou ze die vraag wel eens stellen, die betweters.

Herhaald meewerkend voorwerp (h. meew. vw.) Willen wij het hem eens voorstellen, mijn oom?

Loos meewerkend voorwerp (I. meew. vw.) «Zou U er die prijs aan geven?»

Echt meewerkend voorwerp (meew. vw.) komt meestal voor.

c. HET VOORZETSELVOORWERP (Voorz. vw.).

I. Wij wachten op de tram. 2. Vader luistert naar de radio. 3. Spreek nooit kwaad over de afwezigen. 4. Waarom spot gij met de gebreken van de anderen? 5. De kinderen houden van moeder. 6. De dokter wanhoopte aan zijn herstel. 7. De weeskinderen werden op allerlei lekkernijen

onthaald. 8. Sommige oude mensen geloven nog aan spoken. 9. De veroordeelden berusten in hun lot.

wachten op luisteren naar spreken over spotten met houden van wanhopen aan onthalen op

geloven aan berusten in

10. God ontfermt zich over de zondaars. zich ontfermen over

47

Page 50: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

I. De zinsdelen : Op de tram — naar de radio — over de afwezigen — met de gebreken — aan zijn herstel — van moeder — op lekkernijen — aan spoken — in zijn lot — over de zondaars », zijn geen lijdende voorwerpen.

Weet gij waarom niet?

Toch zijn deze zinsdelen nauw verbonden met het werkwoord door een voorzetsel dat er als het ware mee vergroeid is, er één uitdrukking mee vormt. Men kan het werkwoord niet gebruiken zonder er onmiddellijk het voorzetsel bij te denken. Daarom wordt dit voorzetsel « vast voor-zetsel » genoemd. Het werkwoord en het voorzetsel vormen samen één uitdrukking. Het zinsdeel dat door het vast voorzetsel wordt ingeleid noemt men voorzetselvoorwerp.

2. Merk op dat deze voorzetsels bovendien in figuurlijke betekenis gebruikt worden•

Op betekent de plaats. « lk leg mijn pen op de bank ». Maar als ik op iemand of op iets wacht, dan heeft dit voorzetsel geheel deze betekenis verloren.

Met kan dienen om het middel en de manier aan te duiden : « Moeder snijdt met een mes ». — Wij maken ons werk met zorg ». — « Wij wandelen met een vriend ». Maar wanneer ik zeg dat men spot met de gebreken van een ander, dan heeft het voorzetsel met geen betekenis meer van middel of manier of begeleiding.

Over duidt de doorgang aan : « De auto reed over de brug ». — Maar in de zin : « God ontfermt zich over de zondaars », heeft het voorzetsel over die betekenis van doorgang geheel verloren.

ONTHOUD:

Het voorzetselvoorwerp is een zinsdeel dat door een vast voor-zetsel met het werkwoord is verbonden.

Hoe kan men een voorzetselvoorwerp vinden?

Er zijn vele werkwoorden die een vast voorzetsel hebben. Wij kunnen ze slechts leren door het gebruik.

Stellen wij achter het vaste voorzetsel de vraag wie? of wat? dan vinden wij het voorzetselvoorwerp.

LET OP ! I . Soms kan het gebeuren dat het voorzetselvoorwerp niet door een

voorzetsel met het werkwoord is verbonden.

Ontferm U onzer. Herinner U mijner. Gedenk U onzer.

48

I. De zinsdelen: Op de tram - naar de radio - over de afwezigen - met de gebreken - aan zijn herstel - van moeder - op lekkernijen - aan spoken - in zijn lot - over de zondaars », zijn geen lijdende voorwerpen.

Weet gij waarom niet?

Toch zijn deze zinsdelen nauw verbonden met het werkwoord door een voorzetsel dat er als het ware mee vergroeid is, er één uitdrukking mee vormt. Men kan het werkwoord niet gebruiken zonder er onmiddellijk het voorzetsel bij te denken. Daarom wordt dit voorzetsel « vast voor­zetsel» genoemd. Het werkwoord en het voorzetsel vormen samen één uitdrukking. Het zinsdeel dat door het vast voorzetsel wordt ingeleid noemt men voorzetselvoorwerp.

2. Merk op dat deze voorzetsels bovendien in figuurlijke betekenis gebruikt worden.

Op betekent de plaats. « Ik leg mijn pen op de bank ». Maar als ik op iemand of op iets wacht, dan heeft dit voorzetsel geheel deze betekenis verloren.

Met kan dienen om het middel en de manier aan te duiden : « Moeder snijdt met een mes ». - Wij maken ons werk met zorg ». - « Wij wandelen met een vriend ». Maar wanneer ik zeg dat men spot met de gebreken van een ander, dan heeft het voorzetsel met geen betekenis meer van middel of manier of begeleiding.

Over duidt de doorgang aan: « De auto reed over de brug ». - Maar in de zin: « God ontfermt zich over de zondaars », heeft het voorzetsel over die betekenis van doorgang geheel verloren.

ONTHOUD: Het voorzetselvoorwerp is een zinsdeel dat door een vast voor­zetsel met het werkwoord is verbonden.

Hoe kan men een voorzetselvoorwerp vinden?

Er zijn vele werkwoorden die een vast voorzetsel hebben. Wij kunnen ze slechts leren door het gebruik.

Stellen wij achter het vaste voorzetsel de vraag wie? of wat? dan vinden wij het voorzetselvoorwerp.

LET OP! I. Soms kan het gebeuren dat het voorzetselvoorwerp niet door een

48

voorzetsel met het werkwoord is verbonden.

Ontferm U onzer. Herinner U mijner. Gedenk U onzer.

Page 51: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

2. De meeste spraakkunsten geven ook aan dat sommige bijvoeglijke naamwoorden met een vast voorzetsel staan en ontleden de aldus inge-leide zinsdelen als voorzetselvoorwerp.

3. In een zin als : « Wij berusten er in dat hij ons moet verlaten », kondigt er aan dat het echte voorzetselvoorwerp nog moet komen. Er is dus een voorlopig voorzetselvoorwerp. Zoek zelf naar het echte voor-zetselvoorwerp!

4. Zo gij twijfelt of een zinsdeel een voorzetselvoorwerp is, kijk dan na

a. of het voorzetsel bij het werkwoord behoort;

b. of het voorzetsel figuurlijk is gebruikt.

Ontleding van het voorzetselvoorwerp.

De jongens luisterden naar de laatste sportberichten.

Werkw. : luisterden (gez. ww. —) Uitdr. : luisteren naar

Ond. : Wie luisterden? jongens (e. o.)

Wat Gez. : luisterden.

Lijd. vw. : Wie; wat luisterden de jongens? — Voorz. vw. : Er is een uitdrukking « luisteren naar »; naar wie; wat

luisterden de inwoners? naar de radioberichten.

OEFENING : Ontleed redekundig en spraakkundig de 10 opgegeven zinnen.

Lijst der voornaamste werkwoordelijke uitdrukkingen die met een voorzetselvoorwerp worden aangevuld.

abonneren op afzien van antwoorden op zich bedriegen in beginnen aan beginnen met zich bekommeren om belang hebben bij zich bemoeien met

10 zich bepalen tot beraadslagen over zich beroemen op berouw hebben over berusten in beschermen tegen

beschermen voor besluiten tot betrouwen op bezwijken aan (een ziekte)

20 bezwijken onder (een last) bezwijken voor (de bekoring) deelhebben aan deelhebben in (de vreugde) deelnemen aan deelnemen in delen in (de winst) denken aan denken om (niet vergeten) denken op (zinnen op)

30 denken over (nadenken)

49

Van Osta Red. Ontl. 3

2. De meeste spraakkunsten geven ook aan dat sommige bijvoeglijke naamwoorden met een vast voorzetsel staan en ontleden de aldus inge­leide zinsdelen als voorzetselvoorwerp.

3. In een zin als: « Wij berusten er in dat hij ons moet verlaten », kondigt er aan dat het echte voorzetselvoorwerp nog moet komen. Er is dus een voorlopig voorzetselvoorwerp. Zoek zelf naar het echte voor­zetselvoorwerp!

4. Zo gij twijfelt of een zinsdeel een voorzetselvoorwerp is, kijk dan na :

a. of het voorzetsel bij het werkwoord behoort;

b. of het voorzetsel figuurlijk is gebruikt.

Ontleding van het voorzetselvoorwerp.

De jongens luisterden naar de laatste sportberichten.

Werkw. : luisterden (gez. ww. -) Uitdr. : luisteren naar

Ond. : Wie I d" () Wat uister enr jongens e. o.

Gez. : luisterden. lijd. vwo : Wie; wat luisterden de jongens? Voorz. vwo : Er is een uitdrukking « luisteren naar »; naar wie; wat

luisterden de inwoners? naar de radioberichten.

OEFENING: Ontleed redekundig en spraakkundig de 10 opgegeven zinnen.

Lijst der voornaamste werkwoordelijke uitdrukkingen die met een voorzetselvoorwerp worden aangevuld.

abonneren op afzien van antwoorden op zich bedriegen in beginnen aan beginnen met zich bekommeren om belang hebben bij zich bemoeien met

10 zich bepalen tot beraadslagen over zich beroemen op berouw hebben over berusten in beschermen tegen

beschermen voor besluiten tot betrouwen op bezwijken aan (een ziekte)

20 bezwijken onder (een last) bezwijken voor (de bekoring) deelhebben aan deelhebben in (de vreugde) deelnemen aan deelnemen in delen in (de winst) denken aan denken om (niet vergeten) denken op (zinnen op)

30 denken over (nadenken)

Van Osta : Red. Ontl. 3

49

Page 52: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

dienen tot (een doel) zich ergeren aan gelijken naar gelijken op geloven aan (het bestaan van God) geloven in (betrouwen op) het gemunt hebben op geneigd zijn tot genieten van

40 gewennen aan gruwen van haken naar zich hechten aan herinneren aan handelen over handelen met zich hoeden voor hopen op houden aan

50 houden van intekenen op jagen op jam meren over klagen over zich kwijten van lijden aan luisteren naar medelijden hebben met onderwijzen in

60 zich ontfermen over onthalen op ophouden met oordelen over overleg plegen over peinzen over rekenen op rekening houden met rekenschap geven van roemen op

70 ruilen tegen zich schamen over zich schannen voor in zijn schik zijn met schrikken voor smachten naar zich spiegelen aan spijt hebben over teren op trachten naar

80 trek hebben in twijfelen aan uitnodigen op uitnodigen tot uitzetten tegen verdienen aan vergelijken bij vergelijken met zich vergissen in zich vergissen van

90 zich verheugen in verkiezen boven verlangen naar verlegen zijn met verlekkerd zijn op verschillen in verschillen van zich verwonderen over verzot zijn op volharden in

100 vragen naar vrijwaren tegen waarschuwen tegen waarschuwen voor wachten op zich wachten voor wanhopen aan wedijveren in wedijveren met

OEFENING : Maak zinnen met bovenstaande uitdrukkingen. Onderlijn het voorzetselvoorwerp in elke zin.

50

dienen tot (een doel) zich ergeren aan gelijken naar gelijken op geloven aan (het bestaan van God) geloven in (betrouwen op) het gemunt hebben op geneigd zijn tot genieten van

40 gewennen aan gruwen van haken naar zich hechten aan heri n neren aan handelen over handelen met zich hoeden voor hopen op houden aan

50 houden van intekenen op jagen op jammeren over klagen over zich kwijten van lijden aan luisteren naar medelijden hebben met onderwijzen in

60 zich ontfermen over onthalen op ophouden met oordelen over overleg plegen over peinzen over rekenen op rekening houden met rekenschap geven van roemen op

70 ruilen tegen zich schamen over zich schamen voor in zijn schik zijn met schrikken voor smachten naar zich spiegelen aan spijt hebben over teren op trachten naar

80 trek hebben in twijfelen aan uitnodigen op uitnodigen tot uitzetten tegen verdienen aan vergelijken bij vergelijken met zich vergissen in zich vergissen van

90 zich verheugen in verkiezen boven verlangen naar verlegen zijn met verlekkerd zijn op verschillen in verschillen van zich verwonderen over verzot zijn op volharden in

100 vragen naar vrijwaren tegen waarschuwen tegen waarschuwen voor wachten op zich wachten voor wanhopen aan wedijveren in wedijveren met

OEFENING: Maak zinnen met bovenstaande uitdrukkingen. Onderlijn het voorzetselvoorwerp in elke zin.

50

Page 53: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

d. HET HANDELEND VOORWERP (hand. vw.).

I. De alcohol heeft velen ongelukkig gemaakt. 2. Velen zijn door de alcohol ongelukkig gemaakt.

I. De burgemeester onthult het standbeeld. 2. Het standbeeld wordt door de burgemeester onthuld.

I. De H. Jeanne d'Arc verloste Frankrijk. 2. Frankrijk werd door de H. Jeanne d'Arc verlost.

I. De hond beet de dief in de benen. 2. De dief werd door de hond in de benen gebeten.

I. De midvoor miste verscheidene doelpunten. 2. Door de midvoor werden verscheidene doelpunten gemist.

I. De landbouwer beploegt de akker. 2. De akker wordt beploegd door de landbouwer.

I. De inwoners loofden de welwillendheid van de koning. 2. De welwillendheid van de koning werd door de inwoners geloofd.

I. De jager doodt de wilde dieren. 2. De wilde dieren worden door de jager gedood.

I. De Joden nagelden Christus aan het kruis. 2. Christus werd door de joden aan het kruis genageld.

I. De tuinman snoeit de bomen. 2. De bomen worden door de tuinman gesnoeid.

OEFENING :

a. Schrijf de oefening over en onderlijn het onderwerp met rood potlood; het zinsdeel dat de handeling van het werkwoord verricht, met groen potlood.

b. Schrijf naast elke zin of het werkwoord in de aktieve of in de passieve vorm staat.

c. Onderlijn het lijdend voorwerp met inkt.

Al de zinnen I staan in de aktieve vorm. Het onderwerp doet de handeling van het werkwoord. In deze zinnen vinden wij geen handelend voorwerp.

Al de zinnen 2 staan in de passieve vorm. Het onderwerp doet de handeling van het werkwoord niet. Het onderwerp ondergaat de handeling van het werkwoord.

51

d. HET HANDELEND VOORWERP (hand. vw.).

I. De alcohol heeft velen ongelukkig gemaakt. 2. Velen zijn door de alcohol ongelukkig gemaakt.

I. De burgemeester onthult het standbeeld. 2. Het standbeeld wordt door de burgemeester onthuld.

I. De H. Jeanne d'Arc verloste Frankrijk. 2. Frankrijk werd door de H. Jeanne d'Arc verlost.

I. De hond beet de dief in de benen. 2. De dief werd door de hond in de benen gebeten.

I. De midvoor miste verscheidene doelpunten. 2. Door de midvoor werden verscheidene doelpunten gemist.

I. De landbouwer beploegt de akker. 2. De akker wordt beploegd door de landbouwer.

I. De inwoners loofden de welwillendheid van de koning. 2. De welwillendheid van de koning werd door de inwoners geloofd.

I. De jager doodt de wilde dieren. 2. De wilde dieren worden door de jager gedood.

I. De Joden nagelden Christus aan het kruis. 2. Christus werd door de Joden aan het kruis genageld.

I. De tuinman snoeit de bomen. 2. De bomen worden door de tuinman gesnoeid.

OEFENING:

a. Schrijf de oefening over en onderlijn het onderwerp met rood potlood; het zinsdeel dat de handeling van het werkwoord verricht, met groen potlood.

b. Schrijf naast elke zin of het werkwoord in de aktieve of in de passieve vorm staat.

c. Onderlijn het lijdend voorwerp met inkt.

AI de zinnen I staan in de aktieve vorm. Het onderwerp doet de handeling van het werkwoord. In deze zinnen vinden wij geen handelend voorwerp.

AI de zinnen 2 staan in de passieve vorm. Het onderwerp doet de handeling van het werkwoord niet. Het onderwerp ondergaat de handeling van het werkwoord.

51

Page 54: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

De handeling van het werkwoord wordt verricht door een ander zinsdeel. Dat zinsdeel heet : het handelend voorwerp. Het onderwerp van de zinnen, die in de aktieve vorm staan, wordt handelend voorwerp wanneer die zinnen in de passieve vorm worden gezet. In de zinnen 2 die in de passieve vorm staan, vinden wij geen lijdend voor-werp.

ONTHOUD :

I . Zoek een handelend voorwerp alleen bij een passieve vorm.

Wanneer men een zin, die in de passieve vorm staat, overbrengt in de aktieve vorm, dan wordt het handelend voorwerp onderwerp.

3. In een zin, staande in de passieve vorm, staat geen lijdend voorwerp bij het werkwoord in de passieve vorm.

4. Het handelend voorwerp is meestal bij middel van het voor-zetsel door aan de passieve vorm verbonden.

5. Men vindt het handelend voorwerp : Door wie? + werkwoord -I- onderwerp.

OPMERKINGEN :

I. Er kan geen handelend voorwerp zijn bij een werkwoord in de aktieve vorm. Bij een werkwoord in de aktieve vorm hebben wij een bijwoordelijke bepaling.

Door de warmte smelt de sneeuw (bijwd. bep. oorz.). Wij moeten door het water waden (bijwd. bep. doorg.).

2. Wanneer het « handelend voorwerp » een zaaknaam is, dan beschouwt men dit zinsdeel als :

bijwd. bep. oorz. : Hij werd door de koude bevangen. bijwd. bep. mid. : Hij werd door een steen getroffen. — Zijn huis

werd door een bom verwoest.

3. Het voltooid deelwoord is een passieve vorm. Bij een voltooid deelwoord kan dus een handelend voorwerp staan.

De ouders zijn verantwoordelijk voor de door hun kinderen toe-gebrachte schade.

kinderen : hand. vw. bij toegebrachte.

52

De handeling van het werkwoord wordt verricht door een ander zinsdeel. Dat zinsdeel heet: het handelend voorwerp. Het onderwerp van de zinnen, die in de aktieve vorm staan, wordt handelend voorwerp wanneer die zinnen in de passieve vorm worden gezet. In de zinnen 2 die in de passieve vorm staan, vinden wij geen lijdend voor­werp.

ONTHOUD: I. Zoek een handelend voorwerp alleen bij een passieve vorm.

2. Wanneer men een zin, die in de passieve vorm staat, overbrengt in de aktieve vorm, dan wordt het handelend voorwerp onderwerp.

3. In een zin, staande in de passieve vorm, staat geen lijdend voorwerp bij het werkwoord in de passieve vorm.

4. Het handelend voorwerp is meestal bij middel van het voor­zetsel door aan de passieve vorm verbonden.

5. Men vindt het handelend voorwerp : Door wiel + werkwoord + onderwerp.

OPME.RKINGE.N :

I. Er kan geen handelend voorwerp zijn bij een werkwoord in de aktieve vorm. Bij een werkwoord in de aktieve vorm hebben wij een bijwoordelijke bepaling.

Door de warmte smelt de sneeuw (bijwd. bep. oorz.). Wij moeten door het water waden (bijwd. bep. doorg.).

2. Wanneer het « handelend voorwerp» een zaaknaam is, dan beschouwt men dit zinsdeel als:

bijwd. bep. oorz. : Hij werd door de koude bevangen. bijwd. bep. mid. : Hij werd door een steen getroffen. - Zijn huis

werd door een bom verwoest.

3. Het voltooid deelwoord is een passieve vorm. Bij een voltooid deelwoord kan dus een handelend voorwerp staan.

52

De ouders zijn verantwoordelijk voor de door hun kinderen toe­gebrachte schade.

kinderen: hand. vwo bij toegebrachte.

Page 55: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Ontleding :

Door de kinderen werd veel schade aan de boomgaard van de tuinman toegebracht.

Werkw. : werd toegebracht (gez. ww. P. V. —) Ond. : Wie

werd toegebracht? Schade (e. o.) Wat Gez. : werd toegebracht Meew. vw. : Aan wie; waaraan

werd toegebracht? Voor wie; waarvoor aan de boomgaard

Lijd. vw. : wordt bij een passieve vorm niet gezocht.

Hand. vw. : Door wie werd de schade toegebracht? kinderen

Bijvoeglijke bep.

van de tuinman

Bijwd. bep. : geen

HOE MOET IK ONTLEDEN?

Met gespannen aandacht luisterden de inwoners van de door de lawine bedreigde stad naar het donderend gekraak van de voortglijdende sneeuwmassa's.

Werkw. : luisterden (gez. ww. A. V. —) Uitdr. : luisterden naar. Ond. : Wie

luisterden? inwoners (e. o.) Wat

Gez. : luisterden

Meew. vw. : Voor wie; waarvoor luisterden de inwoners? — Aan wie; waaraan

Lijd. vw. : Wie luisterden de inwoners? — Wat

Voorz. vw. : Er is een uitdrukking : luisteren naar het gekraak. Bijwd. bep. bij luisterden : aandacht Bijwd. bep. bedreigde : lawine Bijvg. bep. zelfst. nw. inwoners : stad Bijvg. bep. zelfst. nw. gekraak : sneeuwmassa's

Woord

Met gespannen aandacht luisterden

de inwoners

Woordsoort

voorz.

gez. ww. spannen

zelfst. nw. Sn.

gez. ww. luisteren

bep. lidw.

zelfst. nw. Sn.

Buiging

volt. dw. vr. e.

vr. e.

3* p. e. O. V. T.

aant. w. A. V.

m. mv.

m. mv.

Bediening

g. b. b.

Bijwd. bep.

ww. gez.

g. b. b.

e. o.

bij

aandacht

aandacht

luisterden

inwoners

inwoners

luisterden

53

Ontleding:

Door de kinderen werd veel schade aan de boomgaard van de tuinman toegebracht.

Werkw. : werd toegebracht (gez. ww. P. V. -) Bijvoeglijke bep.

Ond. : Wie d b h 7 S h d ( ) Wat wer toege rac t. c a e e. o.

Gez. : werd toegebracht Meew. vw. : Aan wie; waaraan d b h 7

Voor wie; waarvoor wer toege rac t.

aan de boomgaard van de tuinman Lijd. vwo : wordt bij een passieve vorm niet

gezocht. Hand. vw. : Door wie werd de schade toegebracht?

kinderen Bijwd. bep. : geen

HOE MOET IK ONTLEDEN?

Met gespannen aandacht luisterden de inwoners van de door de lawine bedreigde stad naar het donderend gekraak van de voortglijdende sneeuwmassa's.

Werkw. : luisterden (gez. ww. A. V. -) Uitdr. : luisterden naar.

Ond. : Wie I d 7 () uister en. inwoners e. O. Wat

Gez. : luisterden

Meew. vwo : Voor wie; waarvoor I' d . Ulster en Aan wie; waaraan

de inwoners? -

Lijd. vwo : Wie I' d d' 7 W UIster en e Inwoners. -

at

Voorz. VWo : Er is een uitdrukking: luisteren naar het gekraak. Bijwd. bep. bij luisterden : aandacht Bijwd. bep. bedreigde: lawine Bijvg. bep. zelfst. nwo inwoners: stad Bijvg. bep. zelfst. nwo gekraak : sneeuwmassa's

Woord

Met gespannen aandacht luisterden

de inwoners

Woordsoort

voorz. gez. ww. spannen zelfst. nwo Sn. gez. ww. luisteren

bep. lidw. zelfst. nwo Sn.

Buiging Bediening bij

aandacht volt. dw. vr. e. g. b. b. aandacht vr. e. Bijwd. bep. luisterden 3° p. e. O. V. T. ww. gez. inwoners aant. w. A. V. m. mv. m. mv.

g. b. b. e. O.

inwoners luisterden

53

Page 56: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

van de door de lawine

bedreigde naar het donderend gekraak van de voortglijdende sneeuwmassa's

voorz. bep. lidw. voorz. bep. lidw. zelfst. nw. Sn.

gez. ww. bedreigen voorz. bep. lidw. gez. ww. donderen zelfst. nw. Sn. voorz. bep. lidw. gez. ww. voortglijden zelfst. nw. Sn.

vr. e.

vr. e. vr. e.

volt. dw. vr. e.

o. e. onv. dw. o. e. o. e.

vr. mv . onv. dw. vr. mv . vr. mv .

g. b. b.

g. b. b. bijwd. bep.

g. b. b.

g. b. b. g. b. b. voorz. vw.

g. b. b. g. b. b. bijvg. bep. zelfst. nw.

stad stad lawine lawine bedreigde

stad gekraak gekraak gekraak luisterden sneeuwmassa's sneeuwmassa's sneeuwmassa's gekraak

2. DE BIJWOORDELIJKE BEPALINGEN

Hij woont te Gent. In oorlogstijd wordt alles duurder. Leer uw lessen met vlijt. Tot bevoorrading van Rome haalde men tarwe uit Sicilië. Het kind huilde van pijn. Jezus-Christus heeft ons door zijn kruis verlost. Jan reist naar Brussel met vader. Jezus werd door Judas voor dertig zilverlingen verkocht. God vormde 't lichaam van Adam uit het stof der aarde. Door ons gebed helpen wij mede tot bekering der heidenen.

In deze zinnen staat uitgedrukt :

— op welke plaats de handeling van het werkwoord gebeurt; — op welk ogenblik; — op welke wijze; — door welke oorzaak; — met welk middel; — met welk doel; — in wiens bijzijn; — voor hoeveel; — de aard van de stof gebruikt in de handeling van het werkwoord.

OEFENING : Zoek zelf maar eens door welke zinsdelen dit in de boven-staande zinnen wordt uitgedrukt.

54

van de door de lawine

bedreigde naar het donderend gekraak van de voortglijdende sneeuwmassa's

voorz. bep. lidw. voorz. bep. lidw. zelfst. nwo Sn.

gez. ww. bedreigen voorz. bep. lidw. gez. ww. donderen zelfst. nwo Sn. voorz.

vr. e.

vr. e. vr. e.

Jg. b. b.

g. b. b. bijwd. bep.

volt. dw. vr. e. g. b. b.

o. e. g. b. b. onv. dw. O. e. g. b. b. o. e. voorz. vwo

bep. lidw. vr. mv. g. b. b. gez. ww. voortglijden onv. dw. vr. mv. g. b. b. zelfst. nwo Sn. vr. mv. bijvg. bep.

zelfst. nwo

stad stad lawine lawine bedreigde

stad gekraak gekraak gekraak luisterden sneeuwmassa's sneeuwmassa's

I sneeuwmassa's gekraak

~

2. DE BIJWOORDELIJKE BEPALINGEN

Hij woont te Gent. In oorlogstijd wordt alles duurder. Leer uw lessen met vlijt. Tot bevoorrading van Rome haalde men tarwe uit Sicilië. Het kind huilde van pijn. jezus-Christus heeft ons door zijn kruis verlost. jan reist naar Brussel met vader. jezus werd door judas voor dertig zilverlingen verkocht. God vormde 't lichaam van Adam uit het stof der aarde. Door ons gebed helpen wij mede tot bekering der heidenen.

In deze zinnen staat uitgedrukt:

- op welke plaats de handeling van het werkwoord gebeurt; - op welk ogenblik; - op welke wijze; - door welke oorzaak;

met welk middel; - met welk doel; - in wiens bijzijn; - voor hoeveel; - de aard van de stof gebruikt in de handeling van het werkwoord.

OEFENING: Zoek zelf maar eens door welke zinsdelen dit in de boven­staande zinnen wordt uitgedrukt.

54

Page 57: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

LET OP :

In sommige zinnen wordt meer dan één bepaling bij het werkwoord gegeven. Zoek ook wat er door die bepalingen bij het werkwoord wordt uitgedrukt.

ONTHOUD :

Bepalingen bij een werkwoord noemt men bijwoordelijke be-palingen (bijwd. bep.).

OPGELET : Een bijwoordelijke bepaling staat nooit bij een zelfstandig naamwoord. De bijwoordelijke bepaling kan echter staan bij om 't even welk ander woord, maar meestal bij een werkwoord. Zoek zelf maar eens de bijwoordelijke bepalingen in de volgende zinnen. Hierin staan de bijwoordelijke bepalingen bij :

I . een werkwoord : Hij studeert flink. Jan liep vlug naar huis.

2. een bijvoeglijk naamwoord : (cfr. blz. 70) Jan droeg 'n zeer mooi gedicht voor.

Dat scheen mij een heel nare geschie-denis.

3. een bijwoord : (cfr. blz. 70) Frans schrijft tamelijk mooi. — Hij komt bijna altijd

naar de vergadering.

4. een voornaamwoord : Slechts enkelen waren aanwezig. — Haast alle soldaten lieten hun /even.

5. een telwoord : Ongeveer duizend betogers stapten door de straten. — Zijn nalatenschap wordt op ruim drie millioen geschat.

6. een voorzetsel : Recht tegenover het kollege is het station van de

Kapellekerk. — De jongen werd vlak in het oog ge-troffen.

7. een hele zin : Gelukkig, daar was de kampioen.

8. een bijwd. bep. : Tot diep in de nacht hebben wij gewerkt.

MERK OP : Behalve bij het werkwoord bestaat de bijwoordelijke bepaling uit één woord.

[ONTHOUD :

Het woord dat op zichzelf de dienst verricht van een bijwoor- delijke bepaling, is een bijwoord. Het bijwoord is onveranderlijk!

55

LET OP :

In sommige zinnen wordt meer dan één bepaling bij het werkwoord gegeven. Zoek ook wat er door die bepalingen bij het werkwoord wordt uitgedrukt.

ONTHOUD:

Bepalingen bij een werkwoord noemt men bijwoordelijke be­palingen (bijwd. bep.).

OPGELET: Een bijwoordelijke bepaling staat nooit bij een zelfstandig naamwoord. De bijwoordelijke bepaling kan echter staan bij om 't even welk ander woord, maar meestal bij een werkwoord. Zoek zelf maar eens de bijwoordelijke bepalingen in de volgende zinnen. Hierin staan de bijwoordelijke bepalingen bij:

I. een werkwoord : Hij studeert flink. Jan liep vlug naar huis.

2. een bijvoeglijk naamwoord: (cfr. blz. 70) Jan droeg 'n zeer mooi gedicht voor. Dat scheen mij een heel nare geschie­denis.

3. een bijwoord: (cfr. blz. 70) Frans schrijft tamelijk mooi. - Hij komt bijna altijd naar de vergadering.

4. een voornaamwoord: Slechts enkelen waren aanwezig. - Haast alle soldaten lieten hun leven.

5. een telwoord: Ongeveer duizend betogers stapten door de straten. -Zijn nalatenschap wordt op ruim drie mi/lioen geschat.

6. een voorzetsel : Recht tegenover het kollege is het station van de Kapellekerk. - De jongen werd vlak in het oog ge­troffen.

7. een hele zin: Gelukkig, daar was de kampioen. 8. een bijwd. bep. : Tot diep in de nacht hebben wij gewerkt.

MERK OP: Behalve bij het werkwoord bestaat de bijwoordelijke bepaling uit één woord.

ONTHOUD: Het woord dat op zichzelf de dienst verricht van een bijwoor­delijke bepaling, is een bijwoord. Het bijwoord is onveranderlijk!

55

Page 58: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Ontleding :

flink zeer bijna

slechts ongeveer recht gelukkig

bijwd. bep. studeert bijwd. bep. mooi bijwd. bep. altijd

bijwd. bep. enkelen bijwd. bep. duizend bijwd. bep. tegenover bijwd. bep. was de kampioen

a. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN PLAATS.

Bijwoordelijke bepaling van ligging of ingan g.

Vader zit in zijn leunstoel. Waar zit vader? in zijn leunstoel. Jan zat aan tafel. Waar zat Jan? aan tafel. De bal lag onder de kast. Waar lag de bal? onder de kast. De leraar woonde te Gent. Waar woonde de leraar? te Gent. Boven het huis hing zwarte rook. Waar hing rook? boven het huis. Hij stond bij de leraar. Waar stond hij? bij de leraar. In de tuin is het aangenaam. Waar is het aangenaam? in de tuin. De straatjongens schreven op de muren. Waar schreven de straatjongens? op de muren.

Leunstoel, tafel, kast, Gent, huis, leraar, tuin, muren duiden aan : Waar? op welke plaats? bevindt zich 'n persoon, dier of zaak; geschiedt

bij wie? een handeling. bij wat? Bij deze handeling geschiedt geen verplaatsing. De handeling gebeurt steeds op dezelfde plaats.

ONTHOUD : Bijwd. bep. van ligging (bijwd. bep. ligg.) Waar ± werkw. -I- ond.

56

Ontleding:

flink bijwd. bep. studeert bijwd. bep. mooi bijwd. bep. altijd bijwd. bep. enkelen bijwd. bep. duizend bijwd. bep. tegenover

zeer bijna slechts ongeveer recht gelukkig bijwd. bep. was de kampioen

a. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN PLAATS.

Bijwoordelijke bepaling van I i g gin g of in g a n g.

Vader zit in zijn leunstoel. Waar zit vader? in zijn leunstoel. Jan zat aan tafel. Waar zat Jan? aan tafel. De bal lag onder de kast. Waar lag de bal? onder de kast. De leraar woonde te Gent. Waar woonde de leraar? te Gent. Boven het huis hing zwarte rook. Waar hing rook? boven het huis. Hij stond bij de leraar. Waar stond hij? bij de leraar. In de tuin is het aangenaam. Waar is het aangenaam? in de tuin. De straatjongens schreven op de muren. Waar schreven de straatjongens? op de muren.

Leunstoel, tafel, kast, Gent, huis, leraar, tuin, muren duiden aan: Waar? op welke plaats? bevindt zich 'n persoon, dier of zaak; geschiedt

56

bij wie? een handeling. bij wat? Bij deze handeling geschiedt geen verplaatsing. De handeling gebeurt steeds op dezelfde plaats.

ONTHOUD: Bijwd. bep. van ligging (bijwd. bep. ligg.) Waar + werkw. + ond.

Page 59: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Bijwd. bep. van richting of ingan g.

De leerling liep naar de speelplaats.

Waarheen liep de leerling? naar de speelplaats. De auto reed naar de markt.

Waarheen reed de auto? naar de markt.

De trein stoomde het station binnen (in).

Waarin stoomde de trein? in het station. De man sprong op de tram.

Waarop sprong de man? op de tram.

Leg het boek op tafel.

Waarop moet je het boek leggen? op tafel.

Hij stuurde zijn hond op ons af.

Waarop stuurde hij af? op ons.

De postbode liet de brief in de bus glijden.

Waarin liet de postbode glijden? in de bus.

De rijkswachters leidden de misdadiger naar zijn cel terug.

Waarheen leidden de rijkswachters terug? naar zijn cel.

Waarheen?

Waarin?

Waarop?

Waarop?

Waarin?

Waarheen?

Speelplaats, markt, duiden aan naar welke plaats iemand of iets zich richt.

station, duidt aan in welke plaats iemand of iets komt.

tram, duidt aan naar welke plaats iemand of iets zich richt om er op te komen.

tafel, ons, duiden aan op welke plaats het onderwerp een persoon, dier of zaak brengt.

bus, duidt aan in welke plaats het onderwerp iemand of iets binnenbrengt.

cel, duidt aan naar welke plaats het onderwerp iemand of iets brengt.

In deze zinnen is er wel een verplaatsing. Het onderwerp verplaatst zichzelve of iemand (iets) naar

de aangegeven plaats.

57

Bijwd. bep. van ri eh tin g of i n ga n g.

De leerling liep naar de speelplaats. Waarheen liep de leerlingr naar de speelplaats. De auto reed naar de markt. Waarheen reed de autor naar de markt. De trein stoomde het station binnen (in). Waarin stoomde de treinr in het station. De man sprong op de tram. Waarop sprong de manr op de tram. Leg het boek op tafel. Waarop moet je het boek leggenr op tafel. Hij stuurde zijn hond op ons af. Waarop stuurde hij af? op ons. De postbode liet de brief in de bus glijden. Waarin liet de postbode glijden? in de bus. De rijkswachters leidden de misdadiger naar zijn cel terug. Waarheen leidden de rijkswachters terug? naar zijn cel.

Speelplaats, markt, duiden aan Waarheenr naar welke plaats iemand

Waarin?

Waarop?

of iets zich richt.

station, duidt aan in welke plaats iemand of iets komt.

tram, duidt aan naar welke plaats iemand of iets zich richt om er op te komen.

tafel, ons, duiden aan Waarop? op welke plaats het onderwerp

een persoon, dier of zaak brengt.

bus, duidt aan Waarin? in welke plaats het onderwerp

iemand of iets binnenbrengt.

cel, duidt aan Waarheenr naar welke plaats het onderwerp

iemand of iets brengt.

In deze zinnen is er wel een verplaatsing. Het onderwerp verplaatst zichzelve of iemand (iets) naar de aangegeven plaats.

57

Page 60: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

ONTHOUD :

Bijwd. bep. van richting (Bijwd. bep. richt.) Waarheen

+ werkw. + ond. Waarop Bijwd. bep. van ingang. (Bijwd. bep. ing.) Waari n

+ werkw. + ond. Waarop

Bijwd. bep. van uitgang of verwijdering.

jan kwam uit de studiezaal. Van waaruit kwam Jan? uit de studiezaal. Uit het bos klonk geknal van geweren. Van waaruit klonk het geknal? uit 't bos. De papegaai komt uit Venezuela. Van waaruit komt de papegaai? uit Venezuela. De arme stakkerds vluchtten uit Polen. Van waaruit vluchtten de stakkerds? uit Polen. De heren trokken hun degen uit de schede. Van waaruit trokken de heren? uit de schede. Jaag de kat uit de kelder. Van waaruit moet gij jagen? uit de kelder. De landbouwer schudde het koren uit de zak. Van waaruit schudde hij? uit de zak. De goede appelen schiftte hij van de slechte vruchten. Van waaruit schiftte hij? van de slechte vruchten.

Studiezaal, bos, Venezuela, Polen, schede, kelder, zak, vruchten, duiden aan :

Van waaruit? uit of van welke plaats iemand of iets komt of zich ver-wijdert. van uit welke plaats iemand of iets door het onderwerp verwijderd wordt.

In deze zinnen is er wel een verplaatsing. Het onderwerp komt uit of verwijdert zichzelve of iemand (of iets) van een aangeduide plaats (of persoon : Hij verwijderde zich van zijn vrienden).

ONTHOUD :

Bijwd. bep. van uitgang. (Bijwd. bep. uitg.) Van waaruit

+ werkw. -I- ond. (Van wie)

58

ONTHOUD:

Bijwd. bep. van richting (Bijwd. bep. richt.) Waarheen W + werkw. + ond.

aarop Bijwd. bep. van ingang. (Bijwd. bep. ing.) Waarin W + werkw. + ond.

aarop

Bijwd. bep. van u i tg a n g of ver w ij der in g .

jan kwam uit de studiezaal. Van waaruit kwam Jan? uit de studiezaal. Uit het bos klonk geknal van geweren. Van waaruit klonk het geknal? uit 't bos. De papegaai komt uit Venezuela. Van waaruit komt de papegaai? uit Venezuela. De arme stakkerds vluchtten uit Polen. Van waaruit vluchtten de stakkerds? uit Polen. De heren trokken hun degen uit de schede. Van waaruit trokken de heren? uit de schede. Jaag de kat uit de kelder. Van waaruit moet gij jagen? uit de kelder. De landbouwer schudde het koren uit de zak. Van waaruit schudde hij? uit de zak. De goede appelen schiftte hij van de slechte vruchten. Van waaruit schiftte hij? van de slechte vruchten.

Studiezaal, bos, Venezuela, Polen, schede, kelder, zak, vruchten, duiden aan :

Van waaruit? uit of van welke plaats iemand of iets komt of zich ver­wijdert.

58

ONTHOUD:

van uit welke plaats iemand of iets door het onderwerp verwijderd wordt.

In deze zinnen is er wel een verplaatsing. Het onderwerp komt uit of verwijdert zichzelve of iemand (of iets) van een aangeduide plaats (of persoon : Hij verwijderde zich van zijn vrienden).

Bijwd. bep. van uitgang. (Bijwd. bep. uitg.) Van waaruit + werkw. + ond. (Van wie)

Page 61: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Bijwoordelijke bepaling van doorgang.

De dief is langs het poortje verdwenen. Waarlangs is de dief verdwenen? langs het poortje. Wij zullen u even lungs Antwerpen voeren. Waarlangs zullen wij even voeren? langs Antwerpen. De kat liep weg door de tuin. Waar doorheen liep de kat weg? door de tuin. Het konijntje stak zijn kop doorheen de opening. Waar doorheen stak het konijntje zijn kop? doorheen de opening. De tunnels lopen onder de Schelde. Waaronder door lopen de tunnels? onder de Schelde. Hannibal leidde zijn leger over de Alpen. Waarover leidde Hannibal? over de Alpen. De Romeinen joegen de overwonnenen onder het juk door. Waaronder door joegen de Romeinen? onder het juk. De kar reed over de brug. Waarover reed de kar? over de brug.

poortje, duidt aan Waarlangs? langs welke plaats of weg

iemand of iets gaat.

tuin, duidt aan Waar doorheen? doorheen welke plaats of weg

iemand of iets gaat.

Schelde, duidt aan Waaronder door? onder welke plaats iemand

of iets onderdoor loopt.

brug, duidt aan Waarover? over welke plaats

iemand of iets gaat.

Antwerpen, duidt aan Waarlangs? langs welke plaats of weg

iemand of iets gevoerd wordt.

opening, duidt aan Waar doorheen? doorheen welke plaats iemand

of iets gebracht wordt.

juk, duidt aan Waaronder door? onder welke plaats iemand of

iets onderdoor wordt geleid.

59

Bijwoordelijke bepaling van door g a n g .

De dief is langs het poortje verdwenen. Waarlangs is de dief verdwenen? langs het poortje. Wij zullen u even langs Antwerpen voeren. Waarlangs zullen wij even voeren? langs Antwerpen. De kat liep weg door de tuin. Waar doorheen liep de kat weg? door de tuin. Het konijntje stak zijn kop doorheen de opening. Waar doorheen stak het konijntje zijn kop? doorheen de opening. De tunnels lopen onder de Schelde. Waaronder door lopen de tunnels? onder de Schelde. Hannibal leidde zijn leger over de Alpen. Waarover leidde Hannibal? over de Alpen. De Romeinen joegen de overwonnenen onder het juk door. Waaronder door joegen de Romeinen? onder het juk. De kar reed over de brug. Waarover reed de kar? over de brug.

poortje, duidt aan Waarlangs? langs welke plaats of weg

iemand of iets gaat.

tuin, duidt aan Waar doorheen? doorheen welke plaats of weg

iemand of iets gaat.

Schelde, duidt aan Waaronder door? onder welke plaats iemand

of iets onderdoor loopt.

brug, duidt aan Waarover? over welke plaats

iemand of iets gaat.

Antwerpen, duidt aan Waarlangs? langs welke plaats of weg

iemand of iets gevoerd wordt.

opening, duidt aan Waar doorheen? doorheen welke plaats iemand

of iets gebracht wordt.

juk, duidt aan Waaronder door? onder welke plaats iemand of

iets onderdoor wordt geleid.

59

Page 62: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Alpen, duidt aan Waarover?

over welke plaats of weg iemand of iets wordt geleid.

Bij deze handeling gebeurt een verplaatsing. Deze handeling begint aan een bepaald punt van een stad, een stroom, een weg of een dergelijke plaats en eindigt bij een ander punt van dezelfde plaats.

Men zou kunnen zeggen dat in de handeling of beweging een ge-dachte van tijd besloten ligt. Het onderwerp beweegt gedurende een zekere tijd langsheen dezelfde plaats.

ONTHOUD :

Bijwd. bep. van doorgang. (Bijwd. bep. doorg.) Waarlangs Waar doorheen

werkw. -F ond. Waaronderdoor Waarover

LET OP !

Wij waren nog op drie kilometer van de stad. Op enkele stappen van ons sloeg de kogel in de muur. De vijand sloeg zijn kamp op drie mijlen van het dorp op. Op enkele meter van de aankomst viel hij neder.

De zinsdelen : kilometer, stappen, mijlen, meter, duiden aan op welke afstand iemand of iets zich bevindt; op welke afstand er iets geschiedt. Wij zullen dit zinsdeel dat dus de afstand aanduidt, niet beschouwen als een bijwd. bep. van plaats, nnaar het eerder als een bijwd. bep. van maat (hoeveelheid, uitgebreidheid) ontleden (cfr. verder : bijwd. bep. van maat). De zinsdelen : stad, ons, dorp, aankomst, zullen wij ontleden als een bijwd. bep. van uitgang, verwijdering staande bij het werkwoord « verwijderd » (al of niet verzwegen).

stad ons dorp aankomst

zelfst. nw. Sn. v. e. bijwd. bep. van uitg. waren (verwijderd) pers. vnw. l• p. nnv. bijwd. bep. van uitg. waren (verwijderd) zelfst. nw. Sn. o. e. bijwd. bep. van uitg. waren (verwijderd) zelfst. nw. Sn. v. e. bijwd. bep. van uitg. waren (verwijderd)

60

Alpen, duidt aan Waarover? over welke plaats of weg iemand of

iets wordt geleid.

Bij deze handeling gebeurt een verplaatsing. Deze handeling begint aan een bepaald punt van een stad, een stroom, een weg of een dergelijke plaats en eindigt bij een ander punt van dezelfde plaats.

Men zou kunnen zeggen dat in de handeling of beweging een ge­dachte van tijd besloten ligt. Het onderwerp beweegt gedurende een zekere tijd langsheen dezelfde plaats.

ONTHOUD: Bijwd. bep. van doorgang. (Bijwd. bep. doorg.) Waarlangs Waar doorheen Waaronderdoor + werkw. + ond.

Waarover

LET OPI

Wij waren nog op drie kilometer van de stad. Op enkele stappen van ons sloeg de kogel in de muur. De vijand sloeg zijn kamp op drie mijlen van het dorp op. Op enkele meter van de aankomst viel hij neder.

De zinsdelen: kilometer, stappen, mijlen, meter, duiden aan op welke afstand Iemand of iets zich bevindt; op welke afstand er iets geschiedt. Wij zullen dit zinsdeel dat dus de afstand aanduidt, niet beschouwen als een bijwd. bep. van plaats, maar het eerder als een bijwd. bep. van maat (hoeveelheid, uitgebreidheid) ontleden (cfr. verder: bijwd. bep. van maat). De zinsdelen: stad, ons, dorp, aankomst, zullen wij ontleden als een bijwd. bep. van uitgang, verwijdering staande bij het werkwoord «verwijderd» (al of niet verzwegen).

stad zelfst. nwo Sn. v. e. bijwd. bep. van uitg. waren (verwijderd) ons pers. vnw. I· p. mv. bijwd. bep. van uitg. waren (verwijderd) dorp zelfst. nwo Sn. o. e. bijwd. bep. van uitg. waren (verwijderd) aankomst zelfst. nwo Sn. v. e. bijwd. bep. van uitg. waren (verwijderd)

60

Page 63: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

b. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN TIJD.

Bijwoordelijke bepaling van t ij dsti p.

Aanstaande zondag gaan wij wandelen. Wanneer gaan wij wandelen? aanstaande zondag. Einde mei zal alles klaar zijn. Wanneer zal alles klaar zijn? einde mei. Na regen komt zonneschijn. Wanneer komt zonneschijn? na regen. Ten alle tijde zijt gij welkom. Wanneer zijt gij welkom? ten alle tijde. Wij vertrekken te vier uur. Wanneer vertrekken wij? te vier uur. Op tweede Paasdag bracht oom ons een bezoek. Wanneer bracht oom...? op tweede Paasdag. In september zullen wij een uitstapje maken. Wanneer zullen wij maken? in september. Over twee maanden is het verlof. Wanneer is het verlof? over twee maanden.

Zondag, einde, regen, ten alle tijde (altijd), uur, Paasdag, september, maanden duiden aan :

Wanneer? op welk moment of tijdstip de handeling van het werkwoord geschiedt.

ONTHOUD :

Bijwd. bep. van tijdstip. (Bijwd. bep. tst.)

Wanneer + werkw. ond.

LET OP !

Hoeveel vroeger — hoeveel later (i).

Enkele weken v66r de vergadering werd de voorzitter ziek. Wanneer werd de voorzitter? enkele weken vóór de vergadering. Jezus is verrezen de derde dag na zijn dood. Wanneer is Jezus verrezen? de derde dag na zijn dood.

De zinsdelen : weken, dag, zijn hier de bijwd. bep. van tst.

Hoe ontleden wij dan : vergadering en dood? Zó : vergadering : Bijvg. bep. znw. weken.

dood : Bijvg. bep. znw. dag.

e) Lat. Gramm. Geerebaert Nr. 233.

61

b. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN TIJD.

Bijwoordelijke bepaling van tij d s tip.

Aanstaande zondag gaan wij wandelen. Wanneer gaan wij wandelen? aanstaande zondag. Einde mei zal alles klaar zijn. Wanneer zal alles klaar zijn? einde mei. Na regen komt zonneschijn. Wanneer komt zonneschijn? na regen. Ten alle tijde zijt gij welkom. Wanneer zijt gij welkom? ten alle tijde. Wij vertrekken te vier uur. Wanneer vertrekken wij? te vier uur. Op tweede Paasdag bracht oom ons een bezoek. Wanneer bracht oom ... ? op tweede Paasdag. In september zullen wij een uitstapje maken. Wanneer zullen wij maken? in september. Over twee maanden is het verlof. Wanneer is het verlof? over twee maanden.

Zondag, einde, regen, ten alle tijde (altijd), uur, Paasdag, september, maanden duiden aan :

Wanneer? op welk moment of tijdstip de handeling van het werkwoord geschiedt.

ONTHOUD: Bijwd. bep. van tijdstip. (Bijwd. bep. tst.) Wanneer + werkw. + ond.

LET OPl

Hoeveel vroeger - hoeveel later (1).

Enkele weken vóór de vergadering werd de voorzitter ziek. Wanneer werd de voorzitter? enkele weken vóór de vergadering. Jezus is verrezen de derde dag na zijn dood. Wanneer is Jezus verrezen? de derde dag na zijn dood.

De zinsdelen : weken, dag, zijn hier de bijwd. bep. van tst. Hoe ontleden wij dan : vergadering en dood? ZÓ : vergadering: Bijvg. bep. znw. weken.

dood: Bijvg. bep. znw. dag.

(') Lat. Gramm. Geerebaert Nr. 233.

61

Page 64: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Bijwoordelijke bepaling van ti jdruimte.

Geheel de dag brandt er licht. Hoelang brandt er licht? geheel de dag. Tijdens het concert was het stil. Hoelang was het stil? tijdens het koncert. Acht uren heeft de strijd gewoed. Hoelang heeft de strijd gewoed? acht uren. Het mooie seizoen duurt slechts korte tijd. Hoelang duurt 't seizoen? slechts korte tijd.

Sedert 14 dagen kregen wij geen dropje regen. Sedert wanneer kregen wij? sedert 14 dagen. Tot diep in de nacht hebben wij het gesprek voortgezet. Tot wanneer hebben wij voortgezet? tot diep in de nacht. Hij werkt van de vroege morgen tot de late avond. Sedert wanneer werkt hij? van de vroege morgen. Tot wanneer werkt hij? tot de late avond. De vertoning duurde van 7 tot II uur 's avonds. Sedert wanneer duurde de vertoning? van 7 (uur.) Tot wanneer duurde de vertoning? tot 11 uur.

dag, koncert, uren, tijd, dagen, nacht, morgen, avond, (uur), uur, duiden aan.

Hoe lang de handeling van het werkwoord duurt. Sedert wanneer? de handeling van het werkwoord bezig is. Tot wanneer? de handeling van het werkwoord oord duurt.

ONTHOUD :

Bijwd. bep. van tijdruimte. (Bijwd. bep. tr .)

Hoe lang Sedert wanneer -1- werkw. + ond. Tot wanneer

OEFENING : Ontleed de volgende woorden :

le zin : er

2e zin : het

4' zin : slechts

5' zin : regen

6. zin : diep, gesprek 8. zin : avonds

62

Bijwoordelijke bepaling van ti j d r u i m te.

Geheel de dag brandt er licht. Hoelang brandt er licht? geheel de dag. Tijdens het concert was het stil. Hoelang was het stil? tijdens het koncert. Acht uren heeft de strijd gewoed. Hoelang heeft de strijd gewoed? acht uren. Het mooie seizoen duurt slechts korte tijd. Hoelang duurt 't seizoen? slechts korte tijd. Sedert 14 dagen kregen wij geen dropje regen. Sedert wanneer kregen wij? sedert 14 dagen. Tot diep in de nacht hebben wij het gesprek voortgezet. Tot wanneer hebben wij voortgezet? tot diep in de nacht. Hij werkt van de vroege morgen tot de late avond. Sedert wanneer werkt hij? van de vroege morgen. Tot wanneer werkt hij? tot de late avond. De vertoning duurde van 7 tot II uur 's avonds. Sedert wanneer duurde de vertoning? van 7 (uur.) Tot wanneer duurde de vertoning? tot II uur.

dag, koncert, uren, tijd, dagen, nacht, morgen, avond, (uur), uur, duiden aan.

Hoe lang de handeling van het werkwoord duurt. Sedert wanneer? de handeling van het werkwoord bezig is. Tot wanneer? de handeling van het werkwoord oord duurt.

ONTHOUD: Bijwd. bep. van tijdruimte. (Bijwd. bep. tr.) Hoe lang Sedert wanneer + werkw. + ond. Tot wanneer

OEFENING : Ontleed de volgende woorden :

I" zin: er 2" zin: het 4" zin : slechts

62

5" zin : regen 6" zin : diep, gesprek S" zin : avonds

Page 65: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

c. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN MIDDEL.

fezus werd met roeden gegeseld. Waarmee werd Jezus gegeseld? met roeden. De metser werkt met een troffel. Waarmee werkt de metser? met een troffel. De timmerman klopt met de hamer. Waarmee klopt de timmerman? met de hamer. Hebt gij uw tekening met uw potloodjes gekleurd? Waarmee hebt gij gekleurd? met uw potloodjes. De boever hield het paard bij de breidel vast. Waarmee hield de boever vast? bij de breidel. Moeder paaide het kind met zoete woordjes. Waarmee paaide moeder? met zoete woordjes. Wij herkenden hem aan zijn stem. Waarmee herkenden wij? aan zijn stem. De zon vervult het heelal met haar licht. Waarmee vervult de zon? met haar licht.

roeden, troffel, hamer, kleurtjes, breidel, duiden aan : Waarmee? met welk werktuig de handeling van het werkwoord wordt

uitgevoerd.

woordjes, stem, licht, duiden aan : Waarmee? met welk middel de handeling van het werkwoord geschiedt. L ONTHOUD :

Bijwd. bep. van middel. (Bijwd. bep. mid.) Waarmee -I- werkw. + ond.

d. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN MANIER OF WIJZE.

Zijn werk was steeds met zorg geschreven. Hoe was zijn werk geschreven? met zorg. Met een slag viel de deur dicht. Hoe viel de deur dicht? met een slag. De regen viel in dichte stromen neer. Hoe viel de regen neer? in dichte stromen. lk heb het op alle mogelijke manieren geprobeerd. Hoe heb ik geprobeerd? op alle manieren. De sterren doorlopen met wonderbare snelheid hun baan. Hoe doorlopen de sterren? met wonderbare snelheid. Met ongeziene hardnekkigheid werd de vijand aangevallen. Hoe werd de vijand aangevallen? met ongeziene hardnekkigheid.

63

c. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN MIDDEL.

Jezus werd met roeden gegeseld. Waarmee werd Jezus gegeseld? met roeden. De metser werkt met een troffel. Waarmee werkt de metser? met een troffel. De timmerman klopt met de hamer. Waarmee klopt de timmerman? met de hamer. Hebt gij uw tekening met uw potloodjes gekleurd? Waarmee hebt gij gekleurd? met uw potloodjes. De boever hield het paard bij de breidel vast. Waarmee hield de boever vast? bij de breidel. Moeder paaide het kind met zoete woordjes. Waarmee paaide moeder? met zoete woordjes. Wij herkenden hem aan zijn stem. Waarmee herkenden wij? aan zijn stem. De zon vervult het heelal met haar licht. Waarmee vervult de zon? met haar licht.

roeden, troffel, hamer, kleurtjes, breidel, duiden aan: Waarmee? met welk werktuig de handeling van het werkwoord wordt

uitgevoerd.

woordjes, stem, licht, duiden aan: Waarmee? met welk middel de handeling van het werkwoord geschiedt.

ONTHOUD:

Bijwd. bep. van middel. (Bijwd. bep. mid.) Waarmee + werkw. + ond.

d. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN MANIER OF WIJZE.

Zijn werk was steeds met zorg geschreven. Hoe was zijn werk geschreven? met zorg. Met een slag viel de deur dicht. Hoe viel de deur dicht? met een slag. De regen viel in dichte stromen neer. Hoe viel de regen neer? in dichte stromen. Ik heb het op alle mogelijke manieren geprobeerd. Hoe heb ik geprobeerd? op alle manieren. De sterren doorlopen met wonderbare snelheid hun baan. Hoe doorlopen de sterren? met wonderbare snelheid. Met ongeziene hardnekkigheid werd de vijand aangevallen. Hoe werd de vijand aangevallen? met ongeziene hardnekkigheid.

63

Page 66: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

lk kom per trein, sommigen komen per tram, anderen komen te voet naar het kollege. Hoe kom ik? per trein. Hoe komen sommigen? per tram. Hoe komen anderen? te voet. Zorg, slag, stromen, manieren, snelheid, hardnekkigheid, trein, tram, te voet duiden aan

Hoe? op welke manier de handeling van het werkwoord geschiedt.

ONTHOUD :

Bijwd. bep. van manier. (Bijwd. bep. man.) Hoe + werkw. + ond.

e. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN BEGELEIDING.

Onder luide toejuichingen trad de gevierde redenaar naar voor. Onder begeleiding waarvan trad de redenaar naar voor? Onder luide toejuichingen. Hij vertrok met al zijn geld. In begeleiding waarvan vertrok hij? met al z'n geld. Het schrijven ging gepaard met een geknars van de versleten pen. In begeleiding waarvan ging het schrijven gepaard? met geknars. Daar kwam de tandarts met zijn gevreesde tang. In begeleiding waarvan kwam de tandarts? met zijn tang.

fezus gebruikte het laatste avondmaal samen met zijn apostelen. In begeleiding van wie gebruikte Jezus? met zijn apostelen. Jan ging wandelen met Piet en Frans. In begeleiding van wie ging Jan wandelen? met Piet en Frans. Lot vluchtte met al zijn hebben en houden naar Abraham. In begeleiding waarvan vluchtte Lot? met al zijn hebben en houden. Onder het slaken van woeste kreten vielen de vijanden aan. Onder begeleiding waarvan vielen de vijanden aan? Onder het slaken van woeste kreten.

Toejuichingen, geld, geknars, tang, apostelen, Piet en Frans, hebben en houden, slaken, duiden aan

In - Onder begeleiding waarvan? het onderwerp de handeling van het In begeleiding van wie? werkwoord doet of ondergaat.

64

Ik kom per trein, sommigen komen per tram, anderen komen te voet naar het kollege. Hoe kom ikl per trein. Hoe komen sommigenl per tram. Hoe komen anderenl te voet. Zorg, slag, stromen, manieren, snelheid, hardnekkigheid, trein, tram, te voet duiden aan

Hoel op welke manier de handeling van het werkwoord geschiedt.

ONTHOUD: Bijwd. bep. van manier. (Bijwd. bep. man.) Hoe + werkw. + ond.

e. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN BEGELEIDING.

Onder luide toejuichingen trad de gevierde redenaar naar voor. Onder begeleiding waarvan trad de redenaar naar voorl Onder luide toejuichingen. Hij vertrok met al zijn geld. In begeleiding waarvan vertrok hij? met al z'n geld. Het schrijven ging gepaard met een geknars van de versleten pen. In begeleiding waarvan ging het schrijven gepaardl met geknars. Daar kwam de tandarts met zijn gevreesde tang. In begeleiding waarvan kwam de tandartsl met zijn tang.

Jezus gebruikte het laatste avondmaal samen met zijn apostelen. In begeleiding van wie gebruikte Jezusl met zijn apostelen. Jan ging wandelen met Piet en Frans. In begeleiding van wie ging Jan wandelenl met Piet en Frans. Lot vluchtte met al zijn hebben en houden naar Abraham. In begeleiding waarvan vluchtte Lot? met al zijn hebben en houden. Onder het slaken van woeste kreten vielen de vijanden aan. Onder begeleiding waarvan vielen de vijanden aanl Onder het slaken van woeste kreten.

Toejuichingen, geld, geknars, tang, apostelen, Piet en Frans, hebben en houden, slaken, duiden aan

In - Onder begeleiding waarvan? het onderwerp de handeling van het In begeleiding van wiel werkwoord doet of ondergaat.

Page 67: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

1 ONTHOUD :

Bijwd. bep. van begeleiding. (Bijwd. bep. beg.) In begeleiding van wie

waarvan + werkw. -I- ond. Onder begeleiding waarvan

f. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN REDEN.

Wegens zijn slecht gedrag werd Jan gestraft. Waarom werd Jan gestraft? wegens z'n slecht gedrag. Om gezondheidsredenen nam hij ontslag. Waarom nam hij ontslag? om gezondheidsredenen. Omwille van de vrede gaf broer toe. Waarom gaf broer toe? omwille van de vrede. Vader zal hem aanklagen wegens diefstal.

Waarom zal vader aanklagen? wegens diefstal. lk doe het op uw bevel. Waarom doe ik? op uw bevel. Uit verveling verliet Wim de zaal. Waarom verliet Wim? uit verveling. Handel nooit uit menselijk opzicht. Waarom moet gij handelen? uit menselijk opzicht. De winkel was gesloten wegens sterfgeval. Waarom was de winkel gesloten? wegens sterfgeval.

Gedrag, gezondheidsredenen, vrede, diefstal, bevel, verveling, opzicht, sterfgeval, duiden aan :

Waarom

de handeling van het Om welke reden? werkwoord gebeurt.

ONTHOUD :

Bijwd. bep. van reden. (Bijwd. bep. red.) Waarom + werkw. 4- ond.

g. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN OORZAAK.

Ilzer zet uit door de warmte. Waardoor zet ijzer uit? door de warmte. De arme man stierf van honger. Ter oorzake waarvan stierf de man? van honger.

65

ONTHOUD:

Bijwd. bep. van begeleiding. (Bijwd. bep. beg.) In begeleiding van wie

waarvan + werkw. + ond. Onder begeleiding waarvan

f. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN REDEN.

Wegens zijn slecht gedrag werd Jan gestraft. Waarom werd Jan gestrafd wegens z'n slecht gedrag. Om gezondheidsredenen nam hij ontslag. Waarom nam hij ontslag? om gezondheidsredenen. Omwille van de vrede gaf broer toe. Waarom gaf broer toe? omwille van de vrede. Vader zal hem aanklagen wegens diefstal. Waarom zal vader aanklagen? wegens diefstal. Ik doe het op uw bevel. Waarom doe ik? op uw bevel. Uit verveling verliet Wim de zaal. Waarom verliet Wim? uit verveling. Handel nooit uit menselijk opzicht. Waarom moet gij handelen? uit menselijk opzicht. De winkel was gesloten wegens sterfgeval. Waarom was de winkel gesloten? wegens sterfgeval.

Gedrag, gezondheidsredenen, vrede, diefstal, bevel, verveling, opzicht, sterfgeval, duiden aan:

Waarom de handeling van het Om welke reden? werkwoord gebeurt.

ONTHOUD: Bijwd. bep. van reden. (Bijwd. bep. red.) Waarom + werkw. + ond.

g. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN OORZAAK.

Ijzer zet uit door de warmte. Waardoor zet ijzer uid door de warmte. De arme man stierf van honger. Ter oorzake waarvan stierf de man? van honger.

65

Page 68: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Moeder weende van vreugde. Ter oorzake waarvan weende moeder? van vreugde. Door de storm gingen vele schepen verloren. Waardoor gingen schepen verloren? door de storm. Door de dooi zijn vele wegen onbegaanbaar. Waardoor zijn de wegen onbegaanbaar? door de dooi. Door de vroege nachtvorst bevroren vele bloemen. Waardoor bevroren de bloemen? door de nachtvorst. De gekwetste soldaat stierf aan zijn wonden. Ter oorzake waarvan stierf soldaat? aan z'n wonden. Van vermoeienis viel hij in slaap. Ter oorzake waarvan viel hij in slaap? van vermoeienis.

Warmte, honger, vreugde, storm, dooi, nacht, vorst, wonden, vermoeienis duiden aan :

Waardoor? door welke oorzaak de handeling van het werk- Ter oorzake waarvan? woord geschiedt.

ONTHOUD :

Bijwd. bep. van oorzaak. (Bijwd. bep. oorz.) Waardoor

-F werkw. -1- ond. Ter oorzake waarvan

De bijwoordelijke bepaling van oorzaak en het handelend voorwerp.

Verwar het handelend voorwerp niet met een bijwoordelijke bepaling van oorzaak.

ONTHOUD :

Geen passieve vorm = geen handelend voorwerp.

OEFENING : Schrijf af en onderlijn I x hand. vw.; 2x bijwd. bep.

Door het vele roken worden de tanden zwart. Door de ervaring leren wij vele zaken kennen. Om uw goed gedrag wordt gij door iedereen bemind. Door vlijtig werk zult gij een mooie uitslag behalen. De vesting werd door de belegeraars ingenomen. Door de late vorst zullen er weinig groenten zijn. Door de warmte van de zonnestralen smelten de dikste sneeuwlagen. Het zieke kindje werd angstvallig door moeder verpleegd. Mijnheer, met genoegen heb ik uw rede door de radio beluisterd.

66

Moeder weende van vreugde. Ter oorzake waarvan weende moeder? van vreugde. Door de storm gingen vele schepen verloren. Waardoor gingen schepen verloren? door de storm. Door de dooi zijn vele wegen onbegaanbaar. Waardoor zijn de wegen onbegaanbaar? door de dooi. Door de vroege nachtvorst bevroren vele bloemen. Waardoor bevroren de bloemen? door de nachtvorst. De gekwetste soldaat stierf aan zijn wonden. Ter oorzake waarvan stierf soldaat? aan z'n wonden. Van vermoeienis viel hij in slaap. Ter oorzake waarvan viel hij in slaap? van vermoeienis.

Warmte, honger, vreugde, storm, dooi, nacht, vorst, wonden, vermoeienis duiden aan :

Waardoor? door welke oorzaak de handeling van het werk-Ter oorzake waarvan? woord geschiedt.

ONTHOUD: Bijwd. bep. van oorzaak. (Bijwd. bep. oorz.) Waardoor + werkw. + ond. Ter oorzake waarvan

De bijwoordelijke bepaling van oorzaak en het handelend voorwerp.

Verwar het handelend voorwerp niet met een bijwoordelijke bepaling van oorzaak.

ONTHOUD: Geen passieve vorm = geen handelend voorwerp.

OEFENING: Schrijf af en onderlijn I X hand. vw.; 2x bijwd. bep.

66

Door het vele roken worden de tanden zwart. Door de ervaring leren wij vele zaken kennen. Om uw goed gedrag wordt gij door iedereen bemind. Door vlijtig werk zult gij een mooie uitslag behalen. De vesting werd door de belegeraars ingenomen. Door de late vorst zullen er weinig groenten zijn. Door de warmte van de zonnestralen smelten de dikste sneeuwlagen. Het zieke kindje werd angstvallig door moeder verpleegd. Mijnheer, met genoegen heb ik uw rede door de radio beluisterd.

Page 69: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

De brieventas werd door de veldwachter gevonden en dadelijk aan de eigenaar terugbezorgd.

Hebben wij na een passieve vorm altijd een handelend voorwerp? Wanneer het (< handelend voorwerp » een zaaknaam is, dan kan het als werktuig, middel of oorzaak worden beschouwd en dan kan men dit zinsdeel als dusdanig rangschikken bij de bijwoordelijke bepalingen.

Let dus wel op en zoek eens welk soort bijwoordelijke bepaling er staat

a) in de voorafgaande oefening;

b) in de volgende zinnen.

Door de gewoonte wordt de arbeid verlicht. De wereld wordt door Gods voorzienigheid in stand gehouden. Door de wijde mouwen van zijn mantel werd hij in zijn bewegingen belemmerd. Door veel rust kan die spierscheuring geheeld worden. Door dit schrijven deel ik u mijn innige deelneming mede.

h. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN DOEL.

De missionarissen werken ter ere van God. Waartoe werken de missionarissen? ter ere van God. Jan bidt voor de bekering der heidenen. Waartoe bidt Jan? voor de bekering ... Hij vertrok naar Zwitserland tot herstel van zijn gezondheid. Waartoe vertrok hij? tot herstel

Wij kwamen naar Brussel om de musea te bezoeken. Waartoe kwamen wij? om de musea te bezoeken. Velen gaven hun leven ter bevrijding van ons vaderland. Waartoe gaven velen hun leven? ter bevrijding ...

fezus stierf op het kruis tot verlossing van alle mensen. Waartoe stierf Jezus? tot verlossing ...

De p/oeg speelde als één man voor de overwinning. Waartoe speelde de ploeg? voor de overwinning. Wij reizen om te leren. Waartoe reizen wij? om te leren.

Ter ere, bekering, herstel, te bezoeken, ter bevrijding, ver-lossing, overwinning, leren, duiden aan :

Waartoe? met welk doel de handeling van het werkwoord geschiedt.

67

De brieventas werd door de veldwachter gevonden en dadelijk aan de eigenaar terugbezorgd.

Hebben wij na een passieve vorm altijd een handelend voorwerp? Wanneer het «handelend voorwerp» een zaaknaam is, dan kan het als werktuig, middel of oorzaak worden beschouwd en dan kan men dit zinsdeel als dusdanig rangschikken bij de bijwoordelijke bepalingen.

Let dus wel op en zoek eens welk soort bijwoordelijke bepaling er staat

a) in de voorafgaande oefening;

b) in de volgende zinnen.

Door de gewoonte wordt de arbeid verlicht. De wereld wordt door Gods voorzienigheid in stand gehouden. Door de wijde mouwen van zijn mantel werd hij in zijn bewegingen belemmerd. Door veel rust kan die spierscheuring geheeld worden. Door dit schrijven deel ik u mijn innige deelneming mede.

h. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN DOEL.

De missionarissen werken ter ere van God. Waartoe werken de missionarissen? ter ere van God. Jan bidt voor de bekering der heidenen. Waartoe bidt Jan? voor de bekering ... Hij vertrok naar Zwitserland tot herstel van zijn gezondheid. Waartoe vertrok hij? tot herstel ... Wij kwamen naar Brussel om de musea te bezoeken. Waartoe kwamen wij? om de musea te bezoeken. Velen gaven hun leven ter bevrijding van ons vaderland. Waartoe gaven velen hun leven? ter bevrijding ... Jezus stierf op het kruis tot verlossing van alle mensen. Waartoe stierf Jezus? tot verlossing ... De ploeg speelde als één man voor de overwinning. Waartoe speelde de ploeg? voor de overwinning. Wij reizen om te leren. Waartoe reizen wij? om te leren.

Ter ere, bekering, herstel, te bezoeken, ter bevrijding, ver­lossing, overwinning, leren, duiden aan:

Waartoe? met welk doel de handeling van het werkwoord geschiedt.

67

Page 70: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

ONTHOUD :

Bijwd. bep. van doel. (Bijwd. bep. doel). Waartoe -I- werkw. + ond. Hoe herkent men een bijwd. bep. doel?

I. Om ± infinitief : infinitief = bijwd. bep. doel.

2. Een bijwd. bep. doel kan men vervangen door : « Om te infinitief ».

OEFENING : Vervang in de opgegeven zinnen de bijwd. bep. van doel door : Om te + infinitief Ontleed de aldus gevormde zinnen.

i. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN MAAT.

Op hoeveel graden noorderbreedte ligt deze stad? Op hoeveel ligt deze stad? op hoeveel graden. Mijnwerkers zwoegen 1500 m onder de aarde. Op hoeveel zwoegen de mijnwerkers? op 1500 meter. Wij hebben de waterput nog vijf meter moeten uitgraven. Hoeveel hebben wij moeten uitgraven? 5 meter.

Judas verkocht fezus voor dertig zilverlingen. Voor hoeveel verkocht Judas? voor 30 zilverlingen. Voor een handvol goud zou hij zijn beste vriend verraden. Voor hoeveel zou hij verraden? voor een handvol. Eén liter zuiver water weegt juist I kg. Hoeveel weegt één liter? één kilogram. Een brood kost bijna acht frank. Hoeveel kost een brood? bijna acht frank.

De bijwoordelijke bepaling van maat duidt aan Op hoeveel? de afstand; — de grootte; Hoeveel? het gewicht, de waarde.

ONTHOUD :

Bijwd. bep. van maat. (Bijwd. bep. maat.) Op hoeveel

-I- ww. -I- ond. Hoeveel

68

ONTHOUD:

Bijwd. bep. van doel. (Bijwd. bep. doel). Waartoe + werkw. + ond. Hoe herkent men een bijwd. bep. doel? I. Om + infinitief: infinitief = bijwd. bep. doel.

2. Een bijwd. bep. doel kan men vervangen door: «Om te + infinitief ».

OEFENING: Vervang in de opgegeven zinnen de bijwd. bep. van doel door: Om te + infinitief Ontleed de aldus gevormde zinnen.

i. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN MAAT.

Op hoeveel graden noorderbreedte ligt deze stad? Op hoeveel ligt deze stad? op hoeveel graden. Mijnwerkers zwoegen 1500 m onder de aarde. Op hoeveel zwoegen de mijnwerkers? op 1500 meter. Wij hebben de waterput nog vijf meter moeten uitgraven. Hoeveel hebben wij moeten uitgraven? 5 meter.

Judas verkocht Jezus voor dertig zilverlingen. Voor hoeveel verkocht Judas? voor 30 zilverlingen. Voor een handvol goud zou hij zijn beste vriend verraden. Voor hoeveel zou hij verraden? voor een handvol. Eén liter zuiver water weegt juist I kg. Hoeveel weegt één liter? één kilogram. Een brood kost bijna acht frank. Hoeveel kost een brood? bijna acht frank.

De bijwoordelijke bepaling van maat duidt aan Op hoeveel? de afstand; - de grootte; Hoeveel? het gewicht, de waarde.

68

ONTHOUD: Bijwd. bep. van maat. (Bijwd. bep. maat.)

Op hoeveel + + d Hoeveel ww. on.

Page 71: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

LET OP!

Zijn geen bijwd. bep. van maat.

De kruidenier weegt 5 kg pruimen.

De melkboer gaf mij 3 frank terug.

De balk is zeven voet lang.

Zoek zelf eens de bediening van de vet gedrukte woorden.

j• BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN STOF EN OORSPRONG.

God vormde het lichaam van Adam uit het stof der aarde.

Waaruit vormde God? uit het stof.

Kaarsen worden uit was vervaardigd.

Waaruit worden kaarsen vervaardigd? uit was. Ons huis is opgetrokken uit baksteen.

Waaruit is ons huis opgetrokken? uit baksteen. Van oude vodden maakt men mooi papier.

Waarvan maakt men papier? van oude vodden.

Jezus werd uit nederige ouders geboren.

Uit wie werd Jezus geboren? uit nederige ouders.

De Belgen zijn merendeels van Germaanse afkomst.

Waarvan zijn de Belgen? van Germaanse afkomst.

Hij is van adellijke bloede. Waarvan is hij? van adellijke bloede.

De Joden stammen af van Sem, de zoon van Noë. Waarvan (van wie) stammen de Joden af? van Sem.

Stof, was, baksteen, vodden, duiden aan : Waarvan? van welke stof Waaruit? uit welk materiaal iets gemaakt is.

Ouders, afkomst bloede, Sem, duiden aan : Waarvan? welke de oorsprong is Van, uit wie? van iemand of iets.

ONTHOUD :

Bijwd. bep. van stof. (Bijwd. bep. stof.) Waarvan

+ ww. + ond. Waaruit Bijwd. bep. van oorsprong. (Bijwd. bep. oorspr.) Waarvan + ww. + ond. Van, uit wie

69

LET OP!

Zijn geen bijwd. bep. van maat.

De kruidenier weegt 5 kg pruimen. De melkboer gaf mij 3 frank terug. De balk is zeven voet lang.

Zoek zelf eens de bediening van de vet gedrukte woorden.

j. BIJWOORDELIJKE BEPALING VAN STOF EN OORSPRONG.

God vormde het lichaam van Adam uit het stof der aarde. Waaruit vormde God? uit het stof. Kaarsen worden uit was vervaardigd. Waaruit worden kaarsen vervaardigd? uit was. Ons huis is opgetrokken uit baksteen. Waaruit is ons huis opgetrokken? uit baksteen. Van oude vodden maakt men mooi papier. Waarvan maakt men papier? van oude vodden. jezus werd uit nederige ouders geboren. Uit wie werd jezus geboren? uit nederige ouders. De Belgen zijn merendeels van Germaanse afkomst. Waarvan zijn de Belgen? van Germaanse afkomst. Hij is van adellijke bloede. Waarvan is hij? van adellijke bloede. De joden stammen af van Sem, de zoon van Noë. Waarvan (van wie) stammen de Joden af? van Sem.

Waarvan? Waaruit?

Waan'an? Van, uit wie?

ONTHOUD:

Stof, was, baksteen, vodden, duiden aan: van welke stof uit welk materiaal iets gemaakt is. Ouders, afkomst bloede, Sem, duiden aan welke de oorsprong is van iemand of iets.

Bijwd. bep. van stof. (Bijwd. bep. stof.) Waarvan ....I. d W . + ww. ,- on .

aaruIt Bijwd. bep. van oorsprong. (Bijwd. bep.oorspr.) Waarvan V . . + ww. + ond. an, Uit wie

69

Page 72: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

k. ANDERE BIJWOORDELIJKE BEPALINGEN.

Buiten de behandelde bijwoordelijke bepalingen zijn er nog andere. Wij zullen ze niet uitvoerig behandelen en ze enkel volledigheidshalve aanhalen. Voor deze ontleding van zulke zinsdelen schrijven we enkel : bijwd. bep.

Bijwd. bep. gevolg : Jezus was bedroefd tot de dood toe. Tot onze grote vreugde kregen wij 'n dag verlof.

Bijwd. bep. van graad of verhouding : God zal ieder mens loon naar werk geven. Tijdens de turnles staan de leerlingen volgens grootte.

Bijwd. bep. voorwaarde : Op algemene aanvraag werd het concerto nogmaals uitgezonden. In geval van regen werd de wedstrijd uitgesteld.

Bijwd. bep. toegeving : Niettegenstaande het verbod van zijn vader dreef de jongen toch zijn wil door. Ondanks mijn verwittiging verzorgt gij uw werk nog steeds onvol-doende.

Bijwd. bep. beperking : Jantje zong goed voor zijn leeftijd. Behalve zijn vader weet niemand het fijne van de zaak.

Bijwd. bep. modaliteit : Wij komen in geen geval. Volgens de laatste berichten waren er 19 doden.

C. BEPALINGEN BIJ HET BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

EN BIJ HET BIJWOORD

Voorafgaande opmerking.

Deze bepaling wordt ook bijwoordelijke bepaling bij het bijvoeglijk naam-woord genoemd. (Bijwd. bep. bijvg. nw.) Meestal wordt deze bediening beschouwd als een voorzetselvoorwerp. Wij willen echter de indeling van de latijnse spraakkunst volgen.

Vele mensen zijn begerig naar roem. Sommige leerlingen zijn afkerig van alle inspanning. Mochten alle wetten nuttig zijn voor het volk.

70

k. ANDERE BIJWOORDELIJKE BEPALINGEN.

Buiten de behandelde bijwoordelijke bepalingen zijn er nog andere. Wij zullen ze niet uitvoerig behandelen en ze enkel volledigheidshalve aanhalen. Voor deze ontleding van zulke zinsdelen schrijven we enkel: bijwd. bep.

Bijwd. bep. gevolg: jezus was bedroefd tot de dood toe. Tot onze grote vreugde kregen wij 'n dag verlof.

Bijwd. bep. van graad of verhouding: God zal ieder mens loon naar werk geven. Tijdens de turnles staan de leerlingen volgens grootte.

Bijwd. bep. voorwaarde: Op algemene aanvraag werd het concerto nogmaals uitgezonden. In geval van regen werd de wedstrijd uitgesteld.

Bijwd. bep. toegeving: Niettegenstaande het verbod van zijn vader dreef de jongen toch zijn wil door. Ondanks mijn verwittiging verzorgt gij uw werk nog steeds onvol­doende.

Bijwd. bep. beperking: jantje zong goed voor zijn leeftijd. Behalve zijn vader weet niemand het fijne van de zaak.

Bijwd. bep. modaliteit: Wij komen in geen geval. Volgens de laatste berichten waren er 19 doden.

C. BEPALINGEN BIJ HET BIJVOEGLijK NAAMWOORD

EN BIJ HET BIJWOORD

Voorafgaande opmerking.

Deze bepaling wordt ook bijwoordelijke bepaling bij het bijvoeglijk naam­woord genoemd. (Bijwd. bep. bijvg. nw.) Meestal wordt deze bediening beschouwd als een voorzetselvoorwerp. Wij willen echter de indeling van de latijnse spraakkunst volgen.

70

Vele mensen zijn begerig naar roem. Sommige leerlingen zijn afkerig van alle inspanning. Mochten alle wetten nuttig zijn voor het volk.

Page 73: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

De balk was twee meter breed. De jeugd van heden is niet met weinig tevreden. De emmer was vol water. De kinderen waren bang voor de hond. Roken blijkt schadelijk voor de gezondheid. Laten wij nooit afgunstig zijn op onze medeleerling. God blijft nooit doof voor onze gebeden.

OEFENING : Ontleed redekundig de opgegeven zinnen.

Als ik in de eerste zin eenvoudig zeg : « Vele mensen zijn begerig », dan is er niet aangeduid waarnaar de mensen begerig zijn. Zij kunnen begerig zijn naar geld, naar genot, naar drank of naar roem. Door in de zin het zinsdeel « naar roem » bij te voegen, wordt er gezegd waarnaar de mensen verlangen. Het zinsdeel « naar roem » is een uitleg van het bijvoeglijk naamwoord « begerig». Zo bepaalt ook in de tweede zin het zinsdeel « van alle inspanningen » het bijvoeglijk naamwoord « afkerig ». In de derde zin wordt het bijvoeglijk naamwoord « nuttig » bepaald door het zinsdeel « voor het volk ».

OEFENING : Zoek nu zelf in de volgende zinnen de zinsdelen die het bij-voeglijk naamwoord bepalen. Onderlijn éénmaal het bijvoeglijk naamwoord dat bepaald wordt, en tweemaal de bepaling. Zet tussen deze 2 kolommen de woordjes die de bepaling verbinden met het bepaalde bijvoeglijk naamwoord.

Bijvg. nw.

begerig afkerig nuttig

Voorz.

naar van voor

Bepaling

roem inspanningen yolk

Maak zelf de oefening verder.

Toch is de bepaling niet altijd door een voorzetsel aan het bijvoeglijk naam-woord verbonden. In welke zinnen niet?

ONTHOUD :

De bepaling bij het bijvoeglijk naamwoord bepaalt een bijvoeglijk naamwoord. Deze bepaling is al of niet door een voorzetsel aan het bijvoeglijk naamwoord verbonden.

71

De balk was twee meter breed. De jeugd van heden is niet met weinig tevreden. De emmer was vol water. De kinderen waren bang voor de hond. Roken blijkt schadelijk voor de gezondheid. Laten wij nooit afgunstig zijn op onze medeleerling. God blijft nooit doof voor onze gebeden.

OEFENING: Ontleed redekundig de opgegeven zinnen.

Als ik in de eerste zin eenvoudig zeg: «Vele mensen zijn begerig », dan is er niet aangeduid waarnaar de mensen begerig zijn. Zij kunnen begerig zijn naar geld, naar genot, naar drank of naar roem. Door in de zin het zinsdeel « naar roem» bij te voegen, wordt er gezegd waarnaar de mensen verlangen. Het zinsdeel «naar roem» is een uitleg van het bijvoeglijk naamwoord «begerig». Zo bepaalt ook in de tweede zin het zinsdeel «van alle inspanningen» het bijvoeglijk naamwoord «afkerig ». In de derde zin wordt het bijvoeglijk naamwoord «nuttig» bepaald door het zinsdeel «voor het volk ».

OEFENING: Zoek nu zelf in de volgende zinnen de zinsdelen die het bij­voeglijk naamwoord bepalen. Onderlijn éénmaal het bijvoeglijk naamwoord dat bepaald wordt, en tweemaal de bepaling. Zet tussen deze 2 kolommen de woordjes die de bepaling verbinden met het bepaalde bijvoeglijk naamwoord.

Bijvg. nwo

begerig afkerig nuttig

Maak zelf de oefening verder.

Voorz.

naar van voor

Bepaling

roem inspanningen volk

Toch is de bepaling niet altijd door een voorzetsel aan het bijvoeglijk naam­woord verbonden. In welke zinnen niet?

ONTHOUD: De bepaling bij het bijvoeglijk naamwoord bepaalt een bijvoeglijk naamwoord. Deze bepaling is al of niet door een voorzetsel aan het bijvoeglijk naamwoord verbonden.

71

Page 74: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

NOTA : Woorden die zeggen hoe een persoon, een dier of zaak is, zijn bijvoeglijke naamwoorden. Woorden die echter een werkwoord bepalen zijn bijwoorden. Het kan het dan ook gebeuren dat men een bepaling heeft bij een bijwoord. (Zie bijwoordelijke bepaling blz. 55.)

D. DE BEPALING VAN GESTELDHEID

Gisteravond kwam Michel ziek thuis. Hij zat daar eenzaam en verlaten. De eerste grashalmen schieten fris en groen uit. De toehoorders verlieten geestdriftig de vergadering. Als declamator is hij goed, niet als redenaar. lk acht die jongen onbekwaam voor die studie. Wij vonden de hond jankend van pijn veg5r zijn hok. De soldaat zag zijn makker stervend op het slagveld. Wij houden hem voor een leugenaar. Ze hebben uw broeder tot kapitein gekozen.

In deze zinnen bepalen de vetgedrukte zinsdelen een zelfstandig naamwoord of een zelfstandig woord.

zin : ziek bepaalt Michel. 2° zin : eenzaam

verlaten bepalen hij. 3e zin : fris

groen bepalen grashalmen. 4' zin : geestdriftig bepaalt toehoorders. 5' zin : declamator

redenaar bepalen hij.

Al deze bepaalde woorden zijn onderwerp. 6' zin : onbekwaam bepaalt jongen. 7° zin : jankend bepaalt hond. 8° zin : stervend bepaalt makker. 9° zin : leugenaar bepaalt hem.

10e zin : kapitein bepaalt broeder.

Al deze bepaalde woorden zijn lijdend voorwerp.

BESLUIT :

Deze vet gedrukte zinsdelen bepalen dus enkel : I. het onderwerp 2. het lijdend voorwerp.

72

NOTA: Woorden die zeggen hoe een persoon, een dier of zaak is, zijn bijvoeglijke naamwoorden. Woorden die echter een werkwoord bepalen zijn bijwoorden. Het kan het dan ook gebeuren dat men een bepaling heeft bij een bijwoord. (Zie bijwoordelijke bepaling blz. 55.)

D. DE BEPALING VAN GESTELDHEID

Gisteravond kwam Michel ziek thuis. Hij zat daar eenzaam en verlaten. De eerste grashalmen schieten fris en groen uit. De toehoorders verlieten geestdriftig de vergadering. Als declamator is hij goed, niet als redenaar. Ik acht die jongen onbekwaam voor die studie. Wij vonden de hond jankend van pijn v66r zijn hok. De soldaat zag zijn makker stervend op het slagveld. Wij houden hem voor een leugenaar. Ze hebben uw broeder tot kapitein gekozen.

In deze zinnen bepalen de vetgedrukte zinsdelen een zelfstandig naamwoord of een zelfstandig woord.

I" zin: ziek bepaalt Michel. 2" zin: eenzaam

verlaten bepalen hij. 3" zin : fris

groen bepalen grashalmen. 4" zin: geestdriftig bepaalt toehoorders. 5· zin: declamator

redenaar bepalen hij.

AI deze bepaalde woorden zijn onderwerp. 6· zin: onbekwaam bepaalt jongen. 7" zin: jankend bepaalt hond. S" zin: stervend bepaalt makker. 9- zin: leugenaar bepaalt hem.

10· zin: kapitein bepaalt broeder.

AI deze bepaalde woorden zijn lijdend voorwerp.

BESLUIT: Deze vet gedrukte zinsdelen bepalen dus enkel :

I. het onderwerp 2. het lijdend voorwerp.

n

Page 75: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

De vetgedrukte zinsdelen duiden aan in welke toestand, in welke gesteldheid het onderwerp of het lijdend voorwerp zich bevinden.

Tijdens de handeling van het werkwoord.

le zin : Tijdens het thuiskomen was Michel in zieke toestand. 2' zin : Tijdens het zitten was hij in eenzame en verlaten toestand. 3', 4e, 5e zin : evenzo. 7e zin : Tijdens het vinden was de hond in jankende toestand. 8e zin : Tijdens het zien was de makker in stervende toestand.

Volgens de handeling van het werkwoord.

6e zin : Volgens de werking van het werkwoord « achten » komt de jongen in 'n toestand van onbekwaamheid.

9e zin : Volgens de werking van het werkwoord « houden voor » komt hij in de toestand van een leugenaar.

Tengevolge van de handeling van het werkwoord.

10e zin : Tengevolge van hun kiezen is m'n broeder in de toestand van een aanvoerder gekomen.

BESLUIT :

De cursief gedrukte zinsdelen duiden aan in welke toestand, in welke gesteldheid het onderwerp of het lijdend voorwerp zich bevinden in verband met het werkwoord. Men noemt deze zinsdelen : Bepalingen van gesteld-heid.

ONTHOUD :

De bepaling van gesteldheid duidt aan de toestand, de gesteld-heid waarin het onderwerp of het lijdend voorwerp zich bevinden in verband met het werkwoord.

I. DOOR WELKE WOORDSOORTEN KAN EEN BEPALING VAN GESTELDHEID WORDEN UITGEDRUKT?

a. ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN.

Hij werd tot burgemeester benoemd. lk aanzie hem voor een verstandig man. Hij werkt als knecht bij een rijke heer. Plato noemde de gulzigheid de oorzaak van vele kwalen. De Grieken noemden de andere volken barbaren.

73

De vetgedrukte zinsdelen duiden aan in welke toestand, in welke gesteldheid het onderwerp of het lijdend voorwerp zich bevinden.

Tijdens de handeling van het werkwoord. I· zin: Tijdens het thuiskomen was Michel in zieke toestand. 2· zin: Tijdens het zitten was hij in eenzame en verlaten toestand. 3', 4e , Se zin : evenzo. 7· zin: Tijdens het vinden was de hond in jankende toestand. 8e zin: Tijdens het zien was de makker in stervende toestand.

Volgens de handeling van het werkwoord. 6· zin: Volgens de werking van het werkwoord «achten» komt de

jongen in 'n toestand van onbekwaamheid. 9" zin: Volgens de werking van het werkwoord «houden voor» komt

hij in de toestand van een leugenaar.

Tengevolge van de handeling van het werkwoord. 10· zin: Tengevolge van hun kiezen is m'n broeder in de toestand van een

aanvoerder gekomen.

BESLUIT:

De cursief gedrukte zinsdelen duiden aan in welke toestand, in welke gesteldheid het onderwerp of het lijdend voorwerp zich bevinden in verband met het werkwoord. Men noemt deze zinsdelen: Bepalingen van gesteld­heid.

ONTHOUD: De bepaling van gesteldheid duidt aan de toestand, de gesteld­heid waarin het onderwerp of het lijdend voorwerp zich bevinden in verband met het werkwoord.

I. DOOR WELKE WOORDSOORTEN KAN EEN BEPALING

VAN GESTELDHEID WORDEN UITGEDRUKT?

a. ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN.

Hij werd tot burgemeester benoemd. Ik aanzie hem voor een verstandig man. Hij werkt als knecht bij een rijke heer. Plato noemde de gulzigheid de oorzaak van vele kwalen. De Grieken noemden de andere volken barbaren.

73

Page 76: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

OEFENING : Schrijf deze zinnen af en onderlijn éénmaal de bep. v. gest., tweemaal het bepaalde zinsdeel. (LET OP : alleen onderwerp of lijd. voorw.)

BESLUIT : Zelfstandige naamwoorden al of niet voorafgegaan door het voorzetsel : als, tot, voor, kunnen bep. v. gest. zijn.

LET OP !

Zelfstandige naamwoorden na « als » zijn niet altijd bep. v. gesteldheid.

Bep. v. gest. Niet

Hij spreekt als vader. Hij spreekt als een vader. Hij werkt als knecht. Hij werkt als een knecht. Als jongen speelde Jan in de tuin. Mijn zuster speelt als een jongen.

In de le kolom is als een voorzetsel. In de 2.* kolom ook? Zoek het antwoord op bladzijde 77 e. v..

Zelfstandige naamwoorden na « tot » of na « voor » zijn niet altijd bep. v. gesteldheid.

Hij werkte tot twaalf uur. Hij wendt zich tot zijn vriend. De jongeling was tot geen zware arbeid geschikt. Wij beperken ons tot enkele gegevens. Vader werkt voor zijn gezin. Onze Boeren streden voor hun vrijheid. Hoed u voor de zonde.

OEFENING : Zoek zelf de bediening van de vet gedrukte woorden.

b. BIJVOEGLIJK NAAMWOORD.

Hij zit daar eenzaam en verlaten. Michel kwam blij thuis. ledereen vond het gedrag van die kerel schandelijk. De geburen troffen het oudje dood aan. Na een korte verzorging voelde de speler zich weer goed.

OEFENING : Schrijf deze zinnen af en onderlijn éérimaal de bep. v. gest.; onderlijn tweemaal het bepaalde zinsdeel. (LET OP : alleen onderwerp of lijdend voorwerp).

BESLUIT : Ook bijvoeglijke naamwoorden kunnen bepaling van gesteldheid zijn.

LET OP !

Verwar geen bijwoordelijke bepaling van wijze met een bepaling van ge-steldheid.

74

OE.FE.NING : Schrijf deze zinnen af en onderlijn éénmaal de bep. v. gest., tweemaal het bepaalde zinsdeel. (LE.T OP : alleen onderwerp of lijd. voorw.)

BESLUIT: Zelfstandige naamwoorden al of niet voorafgegaan door het voorzetsel: als, tot, voor, kunnen bep. v. gest. zijn.

LE.T OP! Zelfstandige naamwoorden na «als» zijn niet altijd bep. v. gesteldheid.

Bep. v. gest. Niet Hij spreekt als vader. Hij werkt als knecht.

Hij spreekt als een vader. Hij werkt als een knecht.

Als jongen speelde Jan in de tuin. Mijn zuster speelt als een jongen.

In de I' kolom is als een voorzetsel. In de 2' kolom ook? Zoek het antwoord op bladzijde 77 e. v ..

Zelfstandige naamwoorden na «tot» of na «voor» zijn niet altijd bep. v. gesteldheid.

Hij werkte tot twaalf uur. Hij wendt zich tot zijn vriend. De jongeling was tot geen zware arbeid geschikt. Wij beperken ons tot enkele gegevens. Vader werkt voor zijn gezin. Onze Boeren streden voor hun vrijheid. Hoed u voor de zonde.

OE.FE.NING : Zoek zelf de bediening van de vet gedrukte woorden.

b. BIJVOEGLIJK NAAMWOORD.

Hij zit daar eenzaam en verlaten. Michel kwam blij thuis. Iedereen vond het gedrag van die kerel schandelijk. De geburen troffen het oudje dood aan. Na een korte verzorging voelde de speler zich weer goed.

OE.FE.NING : Schrijf deze zinnen af en onderlijn éénmaal de bep. v. gest.; onderlijn tweemaal het bepaalde zinsdeel. (LE.T OP: alleen onderwerp of lijdend voorwerp).

BE.SLUIT : Ook bijvoeglijke naamwoorden kunnen bepaling van gesteldheid zijn.

LE.T OP! Verwar geen bijwoordelijke bepaling van wijze met een bepaling van ge­steldheid.

74

Page 77: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Bijwoorden van wijze :

De jongen schrok zichtbaar (op zichtbare wijze). Jan schreef langzaam (op langzame wijze). Het paard loopt snel (op snelle wijze). Hij maakte keurig zijn huiswerk (op keurige wijze). De jongen antwoordde mondeling (op mondelinge wijze).

Hoe kan men een bijwoord van wijze herkennen?

c. VOLTOOID DEELWOORD.

Gestompt en geslagen door zijn beulen viel hij gekwetst neder. Gebroken door de scheiding viel hij op zijn bank. Gekweld door het berouw biechtte de man zijn zonden. Ontroerd traden de jubilarissen binnen. Hij keek ons verwonderd over zulke onwetendheid aan.

OEFENING : Schrijf deze zinnen af en onderlijn éérimaal de bep. v. gest. (Denk er aan : in een zin kan méér dan één bep. v. gest. staan.) Onderlijn tweemaal het bepaalde woord. (LET OP : alleen onderwerp of lijdend voorwerp.)

BESLUIT : Ook volt. deelw. kan bepaling van gesteldheid zijn.

LET OP !

Voltooid deelw. is een passieve vorm! Er kan dus een meew. vw., een voorz. vw., een hand. vw. of een bijwd. bep. bijstaan.

Ontleed volledig: beulen; scheiding; berouw; onwetendheid.

d. ONVOLTOOID DEELWOORD.

Schreiend liepen de kinderen naar huis. Kermend van pijn lag de soldaat op het slagveld. Men raapte hem stervend op. Klagend over het hun aangedane onrecht sputterden de leerlingen tegen. Een marsliedje zingend trokken de soldaten naar het front.

OEFENING : Schrijf deze zinnen af en onderlijn éénmaal de bep. v. gest.; onderlijn tweemaal het bep. woord (alleen onderwerp of lijdend voorwerp).

LET OP!

Het onvoltooid deelwoord is een aktieve vorm. Bij dit ww. kan dus een lijd. vw., een meew. vw., een voorz. vw., een bijwd. bep. staan.

Ontleed volledig : pijn; onrecht; marsliedje.

75

Bijwoorden van wijze :

De jongen schrok zichtbaar (op zichtbare wijze). Jan schreef langzaam (op langzame wijze). Het paard loopt snel (op snelle wijze). Hij maakte keurig zijn huiswerk (op keurige wijze). De jongen antwoordde mondeling (op mondelinge wijze).

Hoe kan men een bijwoord van wijze herkennen?

c. VOLTOOID DEELWOORD.

Gestompt en geslagen door zijn beulen viel hij gekwetst neder. Gebroken door de scheiding viel hij op zijn bank. Gekweld door het berouw biechtte de man zijn zonden. Ontroerd traden de jubilarissen binnen. Hij keek ons verwonderd over zulke onwetendheid aan.

OEFENING: Schrijf deze zinnen af en onderlijn éénmaal de bep. v. gest. (Denk er aan: in een zin kan méér dan één bep. v. gest. staan.) Onderlijn tweemaal het bepaalde woord. (LET OP: alleen onderwerp of lijdend voorwerp.)

BESLUIT: Ook volt. deelw. kan bepaling van gesteldheid zijn.

LET OP! Voltooid deelw. is een passieve vorm! Er kan dus een meew. vw., een voorz. vw., een hand. vwo of een bijwd. bep. bijstaan.

On tIe e d v 0 II e d i g : beulen; scheiding; berouw; onwetendheid.

d. ONVOLTOOID DEELWOORD.

Schreiend liepen de kinderen naar huis. Kermend van pijn lag de soldaat op het slagveld. Men raapte hem stervend op. Klagend over het hun aangedane onrecht sputterden de leerlingen tegen. Een marsliedje zingend trokken de soldaten naar het front.

OEFENING: Schrijf deze zinnen af en onderlijn éénmaal de bep. v. gest.; onderlijn tweemaal het bep. woord (alleen onderwerp of lijdend voorwerp).

LET OP! Het onvoltooid deelwoord is een aktieve vorm. Bij dit ww. kan dus een lijd. vw., een meew. vw., een voorz. vw., een bijwd. bep. staan.

Ontleed volledig: pijn; onrecht; marsliedje.

75

Page 78: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

e. INFINITIEF.

Leen zat de hele avond over haar lotgevallen te spreken (sprekend). Piet lag te schreien (schreiend). De jongens hoorden hem bulderen (bulderend) van het lachen. Wij hoorden de nachtegaal zijn hoogste lied zingen (zingend). De dames stonden heel de tijd voor het uitstalraam te kijken (kijkend) naar de nieuwe hoeden.

OEFENING : Schrijf de oefening af en onderlijn éérimaal de bep. v. gest., Onderlijn tweemaal het bepaalde woord. (LET OP : alleen onderwerp of lijdend voorwerp.)

BESLUIT : Ook infinitieven kunnen bepaling van gesteldheid zijn als die infinitief = onvoltooid deelwoord.

LET OP! Bij de infinitief kunnen wij dezelfde bedieningen vinden als bij een onvoltooid deelwoord.

Ontleed voliedig: avond; lotgevallen; lachen; lied; hoeden.

f. ZINSDELEN.

Sommige zinsdelen die een bijwoordelijke bepaling schijnen, zijn eigenlijk bepaling van gesteldheid.

Op zijn sterfbed verzoende hij zich met God (stervend). Met vreugde heb ik het vernomen (vreugdevol). De rechter sprak op strenge toon (streng). In mijn jeugd heb ik mijn ideaal verdedigd (als jongeling). In mijn oude dag zal ik ze niet verloochenen (als ouderling).

g. KUNNEN OOK ALS BEPALING VAN GESTELDHEID ONTLEED WORDEN.

Daar kwam Jan met zijn fiets aan de hand.

In deze zin zijn twee moeilijke bedieningen : fiets; hand. Maar is de zin nu nog zo moeilijk?

Daar kwam Jan, houdend zijn fiets aan de hand.

Het woordje « met » vervangt soms het onvolt. dw. : hebbend, houdend.

76

e. INFINITIEF.

Leen zat de hele avond over haar lotgevallen te spreken (sprekend). Piet lag te schreien (schreiend). De jongens hoorden hem bulderen (bulderend) van het lachen. Wij hoorden de nachtegaal zijn hoogste lied zingen (zingend). De dames stonden heel de tijd voor het uitstalraam te kijken (kijkend) naar de nieuwe hoeden.

OEFENING: Schrijf de oefening af en onderlijn éénmaal de bep. v. gest., Onderlijn tweemaal het bepaalde woord. (LET OP : alleen onderwerp of lijdend voorwerp.)

BESLUIT: Ook infinitieven kunnen bepaling van gesteldheid zijn als die infinitief = onvoltooid deelwoord.

LET OPl Bij de infinitief kunnen wij dezelfde bedieningen vinden als bij een onvoltooid deelwoord.

On tie e d v olie d i g : avond; lotgevallen; lachen; lied; hoeden.

f. ZINSDELEN.

Sommige zinsdelen die een bijwoordelijke bepaling schijnen, zijn eigenlijk bepaling van gesteldheid.

Op zijn sterfbed verzoende hij zich met God (stervend). Met vreugde heb ik het vernomen (vreugdevol). De rechter sprak op strenge toon (streng). In mijn jeugd heb ik mijn ideaal verdedigd (als jongeling). In mijn oude dag zal ik ze niet verloochenen (als ouderling).

g. KUNNEN OOK ALS BEPALING VAN GESTELDHEID ONTLEED WORDEN.

Daar kwam Jan met zijn fiets aan de hand.

In deze zin zijn twee moeilijke bedieningen: fiets; hand. Maar is de zin nu nog zo moeilijk?

Daar kwam Jan, houdend zijn fiets aan de hand.

Het woordje « met» vervangt soms het onvolt. dw. : hebbend, houdend.

76

Page 79: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

2. ONTLEDING VAN DE BEPALING VAN GESTELDHEID.

burgemeester man eenzaam verlaten schandelijk gestompt

ontroerd

schreiend

stervend

spreken

zingen

sterfbed stervend

vreugde vreugdevol oude dag ouderling

Woordsoort

zelfst. nw. Sn. zelfst. nw. Sn. bijvg. nw. bijvg. nw. bijvg. nw. gez. ww. stompen gez. ww. ontroeren gez. ww. schreien gez. ww. sterven gez. ww. spreken gez. ww. zingen zelfst. nw. Sn. gez. ww. sterven zelfst. nw. Sn. bijvg. nw. zelfst. nw. Sn. zelfst. nw. Sn.

Buiging

m. e. m. e. m. e. m. e. o. e. volt. dw. m. e. volt. dw. m. mv . onvolt dw o. mv. onvolt dw m. e. inf. vr. e. inf. m. e. vervangt onvolt dw m. e. vervangt m. e. vervangt m. e.

bediening

bep. gest. bep. gest. bep. gest. bep. gest. bep. gest. bep. gest.

bep. gest.

bep. gest.

bep. gest.

bep. gest.

bep. gest.

bep. gest.

bep. gest.

bep. gest.

bij

hij hem hij hij ged rag hij

jubilarissen

kinderen

hem

Leen

nachtegaal

hij

ik

ik

met houdend

fiets

hand

voorz. gez. ww. houden zelfst. nw. Sn.

zelfst. nw. Sn.

vervangt onvolt. dw. m. e. v. of m. e.

v. e.

bep. gest.

lijd. vw.

bijwd. bep. mid.

Jan

met = houdend met = houdend

OEFENING : Ontleed zelf : I. de andere bepalingen van gesteldheid. 2. Met de hoed in de hand komt men door het

ganse land.

HET ZINSDEEL NA ALS OF DAN.

Voorafgaande opmerking : Vele spraakkunsten ontleden dit zinsdeel als bijwoordelijke bepaling van vergelijking. Liever hebben wij ons laten leiden door de latijnse spraakkunst. Vandaar deze manier van ontleding.

Hij werkt als een paard. Jan is zo groot als Piet.

77

2. ONTLEDING VAN DE BEPALING VAN GESTELDHEID.

Woordsoort Buiging bediening bij

burgemeester zelfst. nwo Sn. m. e. bep. gest. hij man zelfst. nwo Sn. m. e. bep. gest. hem eenzaam bijvg. nwo m. e. bep. gest. hij verlaten bijvg. nwo m. e. bep. gest. hij schandelijk bijvg. nwo o. e. bep. gest. gedrag gestompt gez. ww. volt. dw. bep. gest. hij

stompen m. e. ontroerd gez. ww. volt. dw. bep. gest. jubilarissen

ontroeren m. mv. schreiend gez. ww. onvolt dw bep. gest. kinderen

schreien O. mv. stervend gez. ww. onvolt dw bep. gest. hem

sterven m. e. spreken gez. ww. info bep. gest. Leen

spreken vr. e. zingen gez. ww. info bep. gest. nachtegaal

zingen m. e. sterfbed zelfst. nwo Sn. vervangt stervend gez. ww. onvolt dw bep. gest. hij

sterven m. e. vreugde zelfst. nwo Sn. vervangt vreugdevol bijvg. nwo m. e. bep. gest. ik oude dag zelfst. nwo Sil. vervangt ouderling zelfst. nwo Sn. m. e. bep. gest. ik

met voorz. vervangt houdend gez. ww. onvolt. dw. bep. gest. Jan

houden m. e. fiets zelfst. nwo Sn. v. of m. e. lijd. vwo met

houdend hand zelfst. nwo Sn. v. e. bijwd. bep. met =

mid. houdend

OEFENING: Ontleed zelf I. de andere bepalingen van gesteldheid. 2. Met de hoed in de hand komt men door het

ganse land.

HET ZINSDEEL NA ALS OF DAN.

Voorafgaande opmerking: Vele spraakkunsten ontleden dit zinsdeel als bijwoordelijke bepaling van vergelijking. liever hebben wij ons laten leiden door de latijnse spraakkunst. Vandaar deze manier van ontleding.

Hij werkt als een paard. Jan is zo groot als Piet.

77

Page 80: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Het meisje was meer lichtzinnig dan ondeugend. Ludo keek nijdig als een spin. lk geef het liever aan u dan aan hem. lk verlang eerder dat het door u gedaan wordt dan door uw broer. God heeft aan de mensen méér gegeven dan aan de dieren. Als gedachtenis is dit horloge mij meer waard dan als geschenk. Een eerlijk man behartigt zijn eigen belangen niet meer dan deze van anderen. Dat waren de woorden van vader, een man, wijzer dan welke raadgever ook.

De vetgedrukte zinsdelen zijn vergelijkingen.

Deze vergelijking is uitgedrukt door :

a) een stellende trap (soms verzwegen) -I- ALS

b) een vergrotende trap + DAN

Deze tien opgegeven zinnen zijn in schijn enkelvoudige zinnen. Eigenlijk zijn het volzinnen, bestaande uit twee enkelvoudige zinnen, waarvan de laatste gedeeltelijk is weggelaten. Om gemakkelijk te ontleden moeten wij de volzinnen slechts volledig af maken. De twee enkelvoudige zinnen worden verbonden daar ALS en DAN. ALS en DAN zijn hier dus voegwoorden.

En nu de volledige volzinnen!

Hij werkt zo hard als een paard (werkt). Jan is zo groot als Piet (groot is). Het meisje was meer lichtzinnig dan (zij) ondeugend (was). Ludo keek (zo) nijdig als een spin (nijdig kijkt). lk geef het liever aan u dan (ik het) aan hem (geef). lk verlang eerder dat het door u gedaan wordt dan (dat het gedaan wordt) door uw broer. God heeft aan de mensen meer gegeven dan (Hij gegeven heeft) aan de dieren. Als gedachtenis is dit horloge mij meer waard dan (het mij waard is) als geschenk.

LET OP : « als » is hier voorzetsel!! Een eerlijk man behartigt zijn eigen belangen niet meer dan (hij) deze van anderen (behartigt). Dat waren de woorden van vader, een man, wijzer dan welke raadgever ook (wijs is).

78

Het meisje was meer lichtzinnig dan ondeugend. Ludo keek nijdig als een spin. Ik geef het liever aan u dan aan hem. Ik verlang eerder dat het door u gedaan wordt dan door uw broer. God heeft aan de mensen méér gegeven dan aan de dieren. Als gedachtenis is dit horloge mij meer waard dan als geschenk. Een eerlijk man behartigt zijn eigen belangen niet meer dan deze van anderen. Dat waren de woorden van vader, een man, wijzer dan welke raadgever ook.

De vetgedrukte zinsdelen zijn vergelijkingen.

Deze vergelijking is uitgedrukt door:

a) een stellende trap (soms verzwegen) + ALS

b) een vergrotende trap + DAN

Deze tien opgegeven zinnen zijn in schijn enkelvoudige zinnen. Eigenlijk zijn het volzinnen, bestaande uit twee enkelvoudige zinnen, waarvan de laatste gedeeltelijk is weggelaten. Om gemakkelijk te ontleden moeten wij de volzinnen slechts volledig af maken. De twee enkelvoudige zinnen worden verbonden daar ALS en DAN. ALS en DAN zijn hier dus voegwoorden.

En nu de volledige volzinnen!

78

Hij werkt zo hard als een paard (werkt). Jan is zo groot als Piet (groot is). Het meisje was meer lichtzinnig dan (zij) ondeugend (was). Ludo keek (zo) nijdig als een spin (nijdig kijkt). Ik geef het liever aan u dan (ik het) aan hem (geef). Ik verlang eerder dat het door u gedaan wordt dan (dat het gedaan wordt) door uw broer. God heeft aan de mensen meer gegeven dan (Hij gegeven heeft) aan de dieren. Als gedachtenis is dit horloge mij meer waard dan (het mij waard is) als geschenk.

LET OP : «als» is hier voorzetsel!! Een eerlijk man behartigt zijn eigen belangen niet meer dan (hij) deze van anderen (behartigt). Dat waren de woorden van vader, een man, wijzer dan welke raadgever ook (wijs is).

Page 81: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

Ontleed nu zelf de vet gedrukte zinsdelen.

Niemand dan hij kan het gedaan hebben. De vader ziet niets dan het geluk van zijn kinderen. lk vergeef u alles, behalve dat.

niemand onb. zelfst. vnw. hij pers. vnw. niets onb. zelfst. vnw. geluk zelfst. nw. Sn.

alles onb. zelfst. vnw. behalve voegw.

dat aanw. zelfst. vnw.

m. e. 3e p. e. o. e. o. e. o. e.

o. e.

e. o. kan gedaan hebben e. o. kan gedaan hebben lijd. vw. ziet lijd. vw. ziet lijd. vw. vergeef

lijd. vw. vergee

GERAADPLEEGDE WERKEN

Manuel d'Analyse L. Arnould S.J.

Praktische Nederlandse Spraakkunst Dr C. Daenen

Beknopte Nederlandse Spraakkunst C. De Baere

Praktische Nederlandse Spraakkunst V Demanet

Eenvoudige Nederlandse Spraakkunst Heidbuchel

Kleine Nederlandse Spraakkunst P. A. Opbrouck 0.F.M.

Beknopte Spraakkunst Dr Ed. Fraussen

Latijnse Spraakkunst Geerebaert Nederlandse Spraakkunst H. Molenaers Begrippen van Ontleding A. G. Otten

Ontleding van de Enkelvoudige en Samengestelde zin Dr D. Roggen Nederlandse Index Spraakkunst Tavernier Taalvorming I - II - III - IV J. Walleyn Redekundige woordontleding in de voorbereidende

klassen Ontleding van het woord van de zin St.-Edmondusgesticht Antwerpen

79

Ontleed nu zelf de vet gedrukte zinsdelen.

niemand hij niets geluk al/es behalve dat

Niemand dan hij kan het gedaan hebben. De vader ziet niets dan het geluk van zijn kinderen. Ik vergeef u alles, behalve dat.

onb. zelfst. vnw. m. e. e. o. kan gedaan pers. vnw. 3" p. e. e. o. kan gedaan onb. zelfst. vnw. o. e. lijd. vwo ziet zelfst. nwo Sn. o. e. lijd. vwo ziet onb. zelfst. vnw. o. e. lijd. vwo vergeef voegw. aanw. zelfst. vnw. o. e. lijd. vwo vergee

GERAADPLEEGDE WERKEN Manuel d'Analyse L. Arnould S.J.

Or C. Oaenen C. Oe Baere Oemanet Heidbuchel

hebben hebben

Praktische Nederlandse Spraakkunst Beknopte Nederlandse Spraakkunst Praktische Nederlandse Spraakkunst V Eenvoudige Nederlandse Spraakkunst Kleine Nederlandse Spraakkunst Beknopte Spraakkunst Latijnse Spraakkunst

P. A. Opbrouck O.F.M. Or Ed. Fraussen Geerebaert S.J.

Nederlandse Spraakkunst Begrippen van Ontleding Ontleding van de Enkelvoudige en Samengestelde zin Nederlandse Index Spraakkunst Taalvorming I - 11 - 111 - IV Redekundige woordontleding in de voorbereidende

klassen

H. Molenaers A. G. Otten Or O. Roggen Tavernier J. Wal/eyn

Ontleding van het woord van de zin St.-Edmondusgesticht Antwerpen

79

Page 82: REDEKUNDIGE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN · zin samengevoegd door de onveranderlijke woorden : toen — die — dat. 5 B. SOORTEN ZINNEN I. ENKELVOUDIGE ZIN. Vriendelijkheid

INLEIDING

I. DE ZIN A. Zinsverband 3

B. Soorten zinnen 5 I. Enkelvoudige zin 5 2. Samengestelde zin 5

II. DE ENKELVOUDIGE ZIN A. Soorten enkelvoudige zinnen 7 B. Delen van de enkelvoudige zin 7

DE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN

I. DE NOODZAKELIJKE ZINSDELEN A. Het onderwerp

I. Hoe kunnen wij het onderwerp vinden? 9 2. Soorten onderwerp I

a. Echt onderwerp (e. o.) . I b. Voorlopig onderwerp (v o ) I c. Loos onderwerp (I. o.) . .. 2 d. Herhaald onderwerp (h. o . ) 2

3. Welke woordsoorten kunnen onderwerp zijn? 2

B. Het gezegde 3 I. Soorten gezegde 3

a. Het werkwoordelijk gezegde (ww. gez ) 6 b. Het naamwoordelijk gezegde (nwd. gez.) 7

2. De overeenkomst van het gezegde met het onderwerp 9 a. Het vervoegde werkwoord 9 b. Het naamwoordelijk deel van het gezegde 22

II. DE NIET-NOODZAKELIJKE ZINSDELEN : DE BEPALINGEN A. De bijvoeglijke bepalingen 30

I. De gewone bijvoeglijke bepaling (g b b ) 31 2. De bijvoeglijke bepaling bij het zelfstandig naamwoord (bijvg. bep. zelfst. nw)

bij het zelfstandig gebruikt woord (bijvg. bep.zelfst woord) 33

a. Met voorzetsel 33 b. Zonder voorzetsel 34

3. De bijstelling . .. 36

B. Bepalingen bij het werkwoord 38 I. De voorwerpen 38

a. Het lijdend voorwerp (Lijd. vw.) 38 b. Het meewerkend voorwerp (Meew. vw.) 43 c. Het voorzetselvoorwerp (Voorz. vw.) 47 d. Het handelend voorwerp (Hand. vw.) 51

2. De bijwoordelijke bepalingen (Bijwd. bep.) 54 a. Plaats : Ligging 56

Richting - lngang . . 57 Uitgang - Verwijdering 58 Doorgang 59

b. Tijd : Tijdstip. — Tijdruimte 61 c. Middel 63 d. Manier of wijze 63 e. Begeleiding 64 f. Reden 65 g. Oorzaak 65 h. Doel 67 i. Maat . .... ......... 68 j. Stof en Oorsprong . ............ 69 k. Andere bijwoordelijke bepalingen 70

C. Bepalingen bij het bijvoeglijk naamwoord of bij het bijwoord 70 D. Bepaling van gesteldheid . ............ 72

I. Door welke woordsoorten kan een bepaling van gesteldheid ......... gedrukt? 73

2. De ontleding 77 Zinsdeel na als of dan 77

9

1772 - 1283

A. Zinsverband. . . B. Soorten zinnen. .

I. Enkelvoudige zin . 2. Samengestelde zin.

INLEIDING I. DE ZIN

11. DE ENKELVOUDIGE ZIN A. Soorten enkelvoudige zinnen . . . B. Delen van de enkelvoudige zin

DE ONTLEDING VAN DE ENKELVOUDIGE ZIN

I. DE NOODZAKELIJKE ZINSDELEN A. Het onderwerp ...... .

I. Hoe kunnen wij het onderwerp vinden? 2. Soorten onderwerp . . .

a. Echt onderwerp (e.o.) .. . b. Voorlopig onderwerp (v.o.). . . c. Loos onderwerp (I. 0.). . . . . d. Herhaald onderwerp (h.o.) . . . . .

3. Welke woordsoorten kunnen onderwerp zijn? B. Het gezegde. . . . . . . . . . . .

I. Soorten gezegde . . . . . . . a. Het werkwoordelijk gezegde (ww. gez.) . b. Het naamwoordelijk gezegde (nwd. gez.) . . .

2. De overeenkomst van het gezegde met het onderwerp a. Het vervoegde werkwoord . . . . . . . . b. Het naamwoordelijk deel van het gezegde . . .

11. DE NIET-NOODZAKELIJKE ZINSDELEN: DE BEPALINGEN A. De bijvoeglijke bepalingen . . . . . . . . . . . . . . . .

I. De gewone bijvoeglijke bepaling (g. b. b.). . . . . . . . . . . 2. De bijvoeglijke bepaling bij het zelfstandig naamwoord (bijvg. bep. zelfst. nw)

bij het zelfstandig gebruikt woord (bijvg. bep.zelfst. woord)

a. Met voorzetsel b. Zonder voorzetsel

3. De bijstelling B. Bepalingen bij het werkwoord

I. De voorwerpen . . . . . . . a. Het lijdend voorwerp (Lijd. vw.) . . b. Het meewerkend voorwerp (Meew. vw.) c. Het voorzetselvoorwerp (Voorz. vw.) d. Het handelend voorwerp (Hand. vw.)

2. De bijwoordelijke bepalingen (Bijwd. bep.) a. Plaats: Ligging. .

Richting - Ingang . . Uitgang - Verwijdering Doorgang

b. Tijd: Tijdstip. - Tijdruimte c. Middel d. Manier of wijze e. Begeleiding f. Reden ... g. Oorzaak. . . h. Doel ... . i. Maat .... . j. Stof en Oorsprong . . . . . k. Andere bijwoordelijke bepalingen

C. Bepalingen bij het bijvoeglijk naamwoord of bij het bijwoord D. Bepaling van gesteldheid . . . . . .. ...

I. Door welke woordsoorten kan een bepaling van gesteldheid worden uit­gedrukt? . . . . .

2. De ontleding . . . Zinsdeel na als of dan. . . .

3 5 5 5

7 7

9 9

II II II 12 12 12 13 13 16 17 19 19 22

30 31

33 33 34 36 38 38 38 43 47 51 54 56 57 58 59 61 63 63 64 65 65 67 68 69 70 70 72

73 77 77

1772 - 1283