Read between the lines 2008
description
Transcript of Read between the lines 2008
Publicatie in het kader van de Popthesisprijs editie 2008 van Poppunt, aanspreekpunt voor muzikant en dj.
© December 2008
Poppunt vzwBloemenstraat 321000 BRUSSEL
Read between the linesBeschouwingen over poponderzoek in Vlaanderen
4
Doelstellingen
Poppunt is het aanspreekpunt voor muzikanten
en dj’s. Poppunt werkt aan het maximaliseren van
kansen voor beginnende en semi-professionele
muzikanten en dj’s in Vlaanderen. Via publicaties,
een website, projecten en andere initiatieven zorgen
we ervoor dat muzikanten en dj’s aan de juiste
informatie in een heldere taal geraken, dat ze meer
speelkansen krijgen en dat ze zichzelf beter kunnen
promoten. Daarnaast willen we werken aan een
beter poplandschap en zijn we een bondgenoot
van alle organisaties die net als ons werk maken van
kansen voor muzikanten en dj’s.
Doelgroep
We richten ons op alle muzikanten en dj’s, ongeacht
hun leeftijd of het genre waarin ze actief zijn. Van
de zwaarste speedmetal tot de zachtste kleinkunst,
van de meest esoterische trance tot de coolste
blues: iedereen mag aan onze deur komen kloppen.
Daarnaast willen we een bondgenoot zijn van de
muziekindustrie en alle organisaties in het brede
popveld. Uiteraard mogen ook beleidsmakers op
lokaal, provinciaal of landelijk niveau niet in dit plaatje
ontbreken.
Informatie
Via het driemaandelijkse Poppunt-magazine, de
Muzikantengids en tipboekjes die we uitbrachten,
zorgen we ervoor dat iedereen alle informatie steeds
bij de hand kan hebben. Eind 2008 lanceerden we
de totaal vernieuwde www.poppunt.be informatie
over muziekmaken, juridische aspecten, popnieuws,
speelkansen, een subsidiewijzer, enz. Dankzij
popadvies krijgen muzikanten en dj’s dagelijks
antwoorden op alle sociaal-rechtelijke, zakelijke,
juridische en fiscale vragen. En door de infosessies
brengen we deze info ook tot bij de muzikanten en
dj’s.
Projecten
Met de lancering van vi.be luidden we een nieuw
tijdperk in voor de Poppunt-projecten. Vi.be is immers
dé ontmoetingsplaats voor bands, dj’s, organisatoren
en muziekliefhebbers. Via vi.be en de projecten die
we aan dit platform linken, creëren we niet alleen
meer airplay (vi.be/onair) maar ook speelkansen in
heel Vlaanderen. Van de kleinste muziekcafés tot
Pukkelpop van het meest afgelegen Jeugdhuis tot
de AB in centrum Brussel. Van een mini club tot
een monster event als Laundry day. Het podium
dat is waar je je vak leert, dus daar brengen we de
muzikanten en dj’s.
Op de Muzikantendag krijgen honderden muzikanten
de kans om deel te nemen aan workshops,
infosessies en niet te vergeten de unieke gelegenheid
om een persoonlijke date te krijgen met labels,
boekers of organisatoren tijdens demofeedback.
Het zelfde deden we voor het eerst in november 2008
voor dj’s en producers tijdens het zeer gesmaakte en
uitverkochte Play & Produce in de Gentse Vooruit.
Als slot van ons vijfjarig bestaan in 2006 organiseerden
we in samenwerking met Canvas Raymond en zijn
Jonge Helden waarin opkomend Vlaams talent
onbevangen aan de slag mocht gaan met het oeuvre
van de grootmeester. Met deze projecten geven
we muzikanten en dj’s niet alleen een forum, maar
brengen we ze ook in de kijker van het brede publiek
en de nationale media. In 2007 won Poppunt de
Vlaamse cultuurprijs voor Muziek.
Poppunt – of hoe je van een punt een uitroepteken maakt
Alleen de goede verstaander leest ook alles wat tussen
de regels geschreven staat. Hij of zij die maar half op
de hoogte is, zal de clou meestal ontgaan. Wellicht is
het ook wel beter zo. Wellicht hoeft niet alles altijd als
een spreekwoordelijke paal boven water te staan. Maar
niet zo in deze publicatie. Met Read between the lines
willen we dat wat tussen de regels te lezen valt in tal van
thesissen en onderzoeksrapporten naar boven spitten.
Elk jaar opnieuw worden weer tientallen bomen geveld
ten gunste van de naarstigheid van het studentenwezen
in dit land, maar veel van die bomen geraken niet verder
dan de desbetreffende universiteitsbibliotheek, het
stapeltje ‘te lezen’ van alweer een nieuwe thesisstudent
of erger nog: ze eindigen in de papiermand om
gerecycleerd te worden tot nieuw papier.
Voor de Popthesisprijs 2008 werden 25 thesissen
ingestuurd. De onderwerpen varieerden van een
heuristische analyse van de gebruiksvriendelijkheid
van e-shops die muziekdownloads aanbieden over
een landkaart die de muziekgeschiedenis schetst tot
de subjectieve onderwijstheorieën van beleidsmakers
binnen de PHL Music. De jury met Ayco Duyster, Marc
Steens, Carlo Vuijlsteke, Sasha Van der Speeten en
Gert Keunen selecteerden volgende top drie:
Als winnaar: Dries Vanherwegen met ‘Alleen Elvis blijft
bestaan? Een beschrijvend onderzoek naar de carrières
van Vlaamse professionele popmuzikanten’.
Uit het juryverslag: Een doorwrochte analyse van
carrières van muzikanten die niet alleen vertrekt vanuit
een sterk theoretisch kader maar dit ook volhoudt tot
aan de conclusies. Daardoor was deze thesis zeker
een van de methodisch sterkste thesissen. Dries
hanteert een bijzonder volwassen taal en visie en geeft
blijk van een groot persoonlijk engagement zonder
de objectiviteit te verliezen. Deze thesis kan zeker
inspirerend zijn voor iedereen die op een of andere
manier met popbeleid bezig is.
Op de tweede plaats: Willem Scheire met ‘Punk
in Vlaanderen einde jaren ‘70: populaire cultuur en
jeugdcultuur in een crisisperiode’
Op de derde plaats: Margot Vanhouche met ‘Succes
gegarandeerd? Een onderzoek naar succesfactoren
binnen cultuurindustrieën op basis van twee cases uit
de Vlaamse muziekindustrie: Clouseau en Laura Lynn.’
Wat er zoal tussen de regels van deze thesissen
te lezen staat, kan u zelf ontdekken in de rest van
de publicatie. Nu al staat vast dat er nog heel wat
te onderzoeken valt. Lang niet alle mysteries en
onverklaarbaarheden van onze sector zijn al aan
theoretische banden gelegd – en gelukkig kan dat ook
niet. Maar er is zeker nog werk genoeg voor generaties
studenten die hun pennenvruchten willen wijden aan de
popmuziek. Want ook al lijkt popmuziek en wetenschap
niet meteen het meest voor de hand liggend huwelijk,
we geloven steeds meer dat het relevant is en blijft om
vanuit kritisch analytische blikken naar onze sector te
(laten) kijken.
Na 3 edities van de Popthesisprijs zitten er al bijna
100 thesissen in ons online archief. Van Madonna als
exponent van het postmodernisme, de folkrevival in
Vlaanderen, jumpcultuur, creative commons, identiteit
en ervaring bij metalheads tot interoperabiliteit via het
softwarebeschermingsrecht: de enige voorwaarde om
in aanmerking te komen is dat het werk handelt over
popmuziek of het brede muzieklandschap. Ongeacht
of het vanuit een juridische, communicatieve,
pedagogische of bedrijfskundige insteek is.
We zijn er zeker van dat ook in 2009 een pak
studenten zich geroepen zullen voelen om de muzikale
jungle nog wat meer in kaart te helpen brengen. De
verzamelde inzichten van de afgelopen jaren (en het
feit dat die ook gewoon te downloaden zijn via onze
site) vormen een basis om op verder te bouwen. Aan
de scriptieschrijvers van morgen de opdracht dus om
niet hetzelfde warm water nog eens uit te vinden, maar
net die stap verder te gaan, die halve meter dieper
te graven, eens een andere visie of vertrekpunt te
hanteren en wie weet overtuig je daarmee onze jury
wel en ga je met 500 euro naar huis in het kader van
de Popthesisprijs 2009.
Read between the lines
5
6
2006Anthony Albers:
Johan Ardui:
Jonathan Badisco:
Liesje Borremans:
Tom Claerhout:
Marjolein Claes:
Jolien De Boodt:
Yves De Deurwaerder:
Sari Depreeuw:
Hendrik De Rycker:
Kim Devos &
Cindy Vanhoutte:
Alexander Deweppe:
Tom Evens:
Koen Galle:
Andries Gouweloose:
Muriel Grégoire:
Steven Hellemans:
Tine Jagers:
Tine Jagers:
Anne Kalders:
Tijs Laurens:
Els Mertens:
Bert Meyers:
Daphne Op de Beeck:
Barbara Peremans:
Herlinde Raeman:
Elke Roevens:
Astrid Simon:
Joris Thys:
Kristof Vande Velde:
Steven Vanden Broucke:
Patricia Van den Kerckhove:
A partial translation of Lost In The Woods by J. Palacios and an introduction on how issues related to
objectivity versus subjectivity can influence translation.
Rockin’ in the free world: God, rock en de roep om bevrijding.
De financiële positie van de Vlaamse artiest/muzikant in een discussie omtrent het auteursrecht.
Inkomstenbelasting van muziek- en podiumkunstenaars.
Crisis in de muziekindustrie: een analyse voor de gevolgen voor kleinere labels en artiesten
in eigen beheer.
Het statuut van de kunstenaar in het BTW-recht, BTW vrijstelling en aftrek.
De sculptuur van de popmuzikant: het culturele gedrag nader bekeken
De rol van de muziekindustrie in een geglobaliseerd en digitaal muzieklandschap.
Interoperabiliteit via het softwarebeschermingsrecht, het mededingingsrecht en het auteursrecht: een
bespreking van de zaak VirginMega/Apple
Platenmaatschappijen in Vlaanderen: werking, invloed van technologische veranderingen, strategieën
en ondersteuning vanuit het beleid.
Hip hop identity in a township reality. Describing the social environment of youngsters on the Cape,Flats
by reflecting on their rap music.
Van Paganini tot Petrucci, Evolutie van klassiek citaat in vijftig jaar rockgeschiedenis.
There’s no business like showbusiness: ticketprijzen bij populaire muziekconcerten.
Een kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar de dj-gemeenschap in Vlaanderen.
Bewaking & Beveiliging bij Popconcerten:Muziekclubs.
Van slavenliederen tot hedendaagse dancehall.
John Scofield.
Gevolgen van globalisering op de Vlaamse muzieksector.
An annotated Dutch Translation of the Stay Human album lyrics by Michael Franti & Spearhead, with an
introduction to American protest songs from the 1960s.
Het lokale multimuzikale muziekfestival tegenover het nationale unimuzikale muziekfestival:
Casestudy Bergfestival.
1. Sampling in België en Nederland - 2. Sampling in België - 3. De thuiskopie en de vrije kopie -
4. Popharmonie - 5. Analyse van popnummers
Een zoektocht naar het controversiële binnen de muziekindustrie: Een verkenning van de genres
Hiphop en Punkrock.
Waarom muziek? In een dagcentrum voor mensen met een mentale en/of fysieke handicap.
De rol van fandom in de identiteitsvorming van Clouseaufans van het eerste uur.
“When the music’s over, turn out the lights”
De functies en het belang van (radio en geschreven pers als) gatekeepers in de Vlaamse rockmuziek.
Illegale muziekbestanden.
Limburg: geografische naam of sterk merk? Wat bieden de concepten ‘creatieve industrie’ en
‘citymarketing’ voor de ontwikkeling van Limburg als creatieve regio? Case: Limburgse muziekfestivals.
De impact van de cultuureconomische globalisering binnen de festivalmarkt in Europa.
Nederlandstalige online muziekjournalistiek, Een onderzoek naar onafhankelijke
online muziekmagazines.
Hiphop in Vlaanderen: een Sociologische Analyse.
Popster in de postmoderne samenleving. Een kwantitatieve inhoudsanalyse van Madonna’s
liedjesteksten en muziekvideo’s.
Editie 2006/2007
7
Een nieuwe vorm van mediapaniek? Homofobe geluiden in de hedendaagse reggaemuziek.
Technologie vs economie: de digitale muziekindustrie.
Een beschrijving van de relatie tussen mannelijkheid, genderrelaties en machtsrelaties in de hiphopscene
“Hit Me Baby One More Time” Imagebuilding en Idoolvorming. Casestudy: Britney Spears.
Automatische genreclassificatie van muziek via support vector machines.
‘Under Press(ure)’. Een sociologisch onderzoek naar de invloed van de commercialisering van de
geschreven pers op de omgang van muziekjournalisten met de muziekindustrie in Vlaanderen.
De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950-1963: Receptie, toe-eigening en de verzuilde kritiek.
De representatie van vrouwen op TMF.
Automatische detectie van ritmepatronen in muziek.
Folkrevival in Vlaanderen. Boomt het bal?
Platenverzamelingen: Een onderzoek naar de leefwereld en de typologische kenmerken
van de platenverzamelaar
‘Maakt internet de klassieke muziekjournalist obsoleet?’. Een exploratief onderzoek naar de rol van internet,
en het bijzonder myspace.com, als gatekeeper binnen de muziekindustrie en de invloed ervan op de rol van
de klassieke muziekjournalistiek in Vlaanderen.
De lokale ondersteuning van popmuzikanten: Vlaams-Brabant - een veldanalyse
Sociale waarden in subculturen: case white metal
The Evolution of Hip-Hop Culture
We don’t need no education - onderzoek naar de muzikale kennis van rockers
De opportuniteiten van het kunstendecreet versus cultureelindustrieel beleid voor de popmuziek in
Vlaanderen.
Het Sportpaleis telt! Een onderzoek naar de creatie van werkgelegenheid door de
activiteiten in het Sportpaleis
Metalheads: identiteit en ervaring bij heavy metalfans
Fiscaal statuut van de Belgische artiest
No pay no play? De grijze zone van de muziekindustrie
Radio Donna: samenhang tussen playlists en de hitparade.
Madonna als exponent van het postmodernisme
De beschrijving en analyse van de troubadourslyriek en -muziek van 1100 tot 1300
Het succes van covers en originelen
Gangsta rap, check it out!
De muziekwerking van Studio Brussel. Mogelijkheden en ondersteuning van de beginnende
Vlaamse muzikant.
What’s hot and what’s not? Gatekeeping op Studio Brussel
Digitale muziek, een kans voor de bibliotheek?
Onderzoek en aanzet naar de volwaardige erkenning en ondersteuning van dj’s en producers in Vlaanderen
Van onbekend naar bemind - Marktonderzoek naar het proces van bekendheid voor jong, Vlaams talent in
Vlaanderen met behulp van een artiestenbureau
iDAFx: Intelligente digitale audio effecten
Globalisering vs. Lokalisering. De amerikanisering van rockmuziek in Frankrijk en Groot-Brittanië?
Backtrackalgoritmen voor regelgebaseerde vierstemmige harmonisatie
Rock en kritische theorie: een studie naar de plaats van populaire muziek in onze
hedendaagse samenleving
Pieter Jan Van der Bracht:
Olivier Van Haver:
Elke Van Hevele:
Hanne Vansant:
Matthias Varewyck:
Bart Vermijlen:
Dries Verstraeten:
Sofie Voorhoof:
Len Vrijders:
2007Julie Badisco:
Ewoud Beirlant:
Sarah Boerhave:
Fréderic Busscher:
Barbara Decroix:
Jan Devos:
Anton Fannes:
Brecht Gielis:
Kristel Lambregts:
Koen Legrand:
Els Meersseman:
Emile Nols:
Marliese Peeters:
Muriel Pessinet:
Lutgarde Ruwet:
Dorien Sampermans:
Geert Speltincx:
Kevin Taelman:
Merdan Taplak:
Wim Van Bael:
Lieven Van Keer:
Anneleen Van Passel:
Ronny Vanden Bempt &
Tony Ward:
Marieke Vangheluwe:
Stephanie Vanhove:
Johan Verckist:
8
2008
Anniek 0rye:
Valentine Raeman:
Riet Aerts:
Bart De Groote:
Nadia Van Campenhout:
Maria Grob:
Marieke Vangheluwe:
Isabel Allaert:
Birgit Soetewey:
Robin Broos:
Willem Scheire:
Margot Vanhouche:
Pieter-Jan Pauwels:
Dorien Meeus:
Evelyn Vandervieren:
Dries Vanherwegen:
Maaike Joris:
Yves Aerden:
Jeroen Bergen:
Niels Klerkx:
Evert Demeyer:
Arne De Schepper:
Lieselot Mattheüs:
Sam Mertens:
Jasper Nijsmans:
Subjectieve onderwijstheorieën van beleidsmakers en docenten binnen de pop-en rockopleiding:
PHL Music.
Are the Times A-Changin? Een exploratief onderzoek naar de rol van platenmaatschappijen als
gatekeepers in de Vlaamse muziekindustrie anno 2008
Invloed van een producer op een muziekgroep.
Plaats van jongerenmuziekzenders in het omroeplandschap: een vergelijkende casestudie tussen
JIM en TMF.
De jumpcultuur: een kwalitatieve verkenning van een muziek- en dansrage.
Fabolous FRET? Onderzoek naar de lezerstevredenheid van FRET Magazine.
De toe-eigening van rockmuziek in België tijdens de jaren zestig.
Rock in Beeld.
De charts en het concertbezoek: in hoeverre zijn die nog gelinkt? (in opdracht van Muziekcentrum
Vlaanderen).
Van deejay naar deejay: De muzikale vrijheid en de status van de Vlaamse deejay: een chronologie.
Punk in Vlaanderen einde jaren ’70: populaire cultuur en jeugdcultuur in een crisisperiode.
Succes gegarandeerd? Een onderzoek naar succesfactoren binnen cultuurindustrieën op basis van
twee cases uit de Vlaamse muziekindustrie: Clouseau en Laura Lynn.
Gather-it-yourself. Een hedendaagse kijk op de electronic DIY scene binnen jongerensubculturen.
Positie van de Vlaamse zomerfestivals en de verhouding tot het reguliere concertaanbod anno 2007.
Gebruiksvriendelijkheid, dat klinkt als muziek in de oren! Evaluatie van Belgische e-shops die legale
muziekdownloads aanbieden.
Alleen Elvis blijft bestaan? Een beschrijvend onderzoek naar de carrières van Vlaamse professionele
popmuzikanten.
Culturele kritiek: een onderzoek naar muziekrecensies in Vlaanderen.
Tussen anarchie en hysterie: de punkbeweging in België (1976-1981).
The Evolution of Rock Music and Rock-based Pop Music in the 20th Century.
Er kwamen andere tijden. Politiek en sociaal engagement in de popmuziek in Vlaanderen in de
periode 1964-1974.
Communicatie tussen muzikant en programmator: Hoe kan een beginnende muzikant zijn
podiumkansen maximaliseren?
Vriend of vijand. Een exploratieve literatuurstudie naar de ambivalente relatie tussen muziek en het
internet.
Drempelverlaging aan de deur, niet op het podium.
Sponsoring voor muziek in Vlaanderen anno 2007.
Some Rights Reserved. Creative Commons in de Belgische muzieksector.
Editie 2008
9
-
Dries Vanherwegen – winnaar Popthesisprijs 2008-Katholieke Universiteit Leuven – Licentiaat in de Sociologie van Cultuur en Onderwijs
Promotor: Prof. Rudi Laermans
11
Inleidend
Het doel van mijn eindverhandeling was om een
zicht te krijgen op wat het betekent om professioneel
popmuzikant te zijn in Vlaanderen. Via diepte-interviews
met 10 muzikanten uit het alternatieve circuit,
managers, platenbazen en een expert van het beleid -
samen meer dan 30 uur opgenomen of 300 bladzijden
uitgetypte interviews - zocht ik een antwoord op de
volgende brede hoofdvraag: Welke strategieën hanteren
popmuzikanten om een professionele carrière uit te
bouwen?
Enkele bevindingen
Het belangrijkste doel van de onderzochte muzikanten
was om professioneel muzikant te kunnen blijven en
artistiek te kunnen groeien door vastere engagementen
te vinden, hun werkveld naar het buitenland te
verbreden en stabielere inkomens te vinden. Geen
enkele van de onderzochte professionele muzikanten
bleek het namelijk erg breed te hebben. Toch was het
psychich income dat voortkomt uit de non-routine en
de passie voor muziek groot genoeg om het vol te
houden.
Ik kon het werkveld van professionele muzikanten
opsplitsen in drie werksectoren: art (de kernactiviteit
zelf), art-related (zoals lesgeven, live mixen, backlinen)
en non-arts work (jobs in niet-artistieke sectoren).
Geen enkele muzikant haalde zijn inkomen uit 1
werksector. Wat opviel is dat deze multiple job
holding voor bijna alle muzikanten uit combinaties
tussen art en art related sectoren bestond. Een
fulltime aanwezigheid in het artistieke veld heeft drie
grote voordelen (sociaal kapitaal): netwerken als
informatiekanalen, toegang tot allerhande resources
die de muzikant zelf niet heeft en het zogenaamde
career sponsorship. Niet alleen de vraag maar ook
het beschikbare werkaanbod circuleert via sociale
netwerken. Wie aanwezig is in sociale netwerken
kan ook in staat zijn om al het opgehoopte kapitaal
van andere muzikanten te gebruiken; de ander zijn
connecties, skills of reputatie (gastoptredens, samen
projecten op touw zetten). Wie niet aanwezig is in deze
netwerken - omdat hij/zij overdag bijvoorbeeld in een
fabriek moet gaan werken - ontbeert dan ook vaak
veel van deze voordelen. Andere voordelen van een
jobcombinatie in art en art related sectoren situeren zich
op vlak van professioneel kapitaal: wie full-time in art/
art-related sectoren werkt, werkt ook voortdurend aan
vaardigheden en skills, die volgens de muzikanten dan
ook dagdagelijks hun onderhoud vragen.
Occupational role versatility
Naast deze ‘multiple job holding’ kon ik een proces
van occupational role versatility vaststellen. Binnen
de art-sector zelf bricoleerde het merendeel van de
muzikanten zijn inkomen door naast het hoofdproject
te investeren in verschillende zijprojecten en
bijprojecten (zoals studiowerk). Binnen deze strategie
van occupational role versatility kon ik 2 belangrijke
varianten herkennen: monoforme en pluriforme
versatiliteit. Monoforme versatiliteit komt erop neer dat
een muzikant bij verschillende projecten gelijkaardige
activiteiten uitvoert. Pluriforme versatiliteit duidt op
het werken aan verschillende projecten waarbij de
muzikant buiten de lijnen van de traditionele bands
of studiosessies gaat werken, op de grens van het
popveld (bijvoorbeeld muzikale theaterprojecten,
poppenkast, kinderverhalen). Deze versatiliteit –en in
het bijzonder de pluriforme variant- bleek voor vele
muzikanten een geslaagde strategie om voldoende
artistieke prestaties bij elkaar te sprokkelen ter behaling
van het kunstenaarsstatuut.
Kritieken op het kunstenaarsstatuut
Wat dat sociaal statuut van de kunstenaar betreft, stelde
ik vast dat de meeste onderzochte muzikanten via
Sociale Bureaus voor Kunstenaars (SBK’s) werken. Dat
systeem werkt in het algemeen inkomensstabiliserend.
Toch kon ik 4 kritieken vaststellen die doorheen
de interviews terugkwamen. Een eerste betreft de
inpassing van de statutaire maatregelen binnen de
bestaande werkloosheidsregeling; vele muzikanten
worden dus officieel als ‘werkloze’ en niet als ‘artiest’
beschouwd en ondervinden daar wel eens hinder
bij onder meer in het afsluiten van bancaire leningen,
pensioensparen, etc. Een tweede moeilijkheid situeert
zich op vlak van de berekening van de daguitkering.
12
Voor muzikanten die met korte contracten werken via
SBK’s wordt deze uitkering berekend als het gemiddelde
van de laatste drie maanden van de 18 maanden die
men gewerkt dient te hebben. Het heeft iets ironisch dat
een statuut dat de instabiliteit van artistieke inkomsten
erkent en wenst op te vangen middels een sociaal
verzekeringssysteem, net dàt gegeven van instabiliteit niet
erkent in de berekening van de daguitkering. Een derde
kritiek betreft de enorme onduidelijkheid omtrent de kleine
vergoedingsregeling. Het spreekt hier dan ook voor zich
dat de beloofde kunstenaarskaart er zo snel mogelijk ook
de facto dient te komen. Een vierde kritiek is algemener
en betreft het precaire evenwicht dat een statuut tracht te
vinden tussen - met een boutade - werkende kunstenaars
en knutselende werklozen. Zo werd er wel eens geopperd
dat de drempel te hoog zou liggen en het statuut aldus
een bias (vertekening) vertoont naar de veelverdieners
die via de cachetregeling reeds met één optreden in
aanmerking komen. Naast deze specifieke kritieken
bleek ook dat ondanks vele inspanningen van Poppunt,
Muziekcentrum Vlaanderen en het Kunstenloket de
onwetendheid omtrent deze materie nog niet helemaal
is uitgeroeid. Een belangrijke en relevante vraag waar
enkelen mee zaten was of het art related work van
lesgever nu al dan niet meetelt als een artistieke prestatie.
Zwaartepunt is livewerk
Verder bleek zoals verwacht dat de cd-verkoop niet
bijster veel inkomsten meer genereert. Waar vroeger
de gangbare opvatting was dat liveoptredens in se
promotiestunts waren voor de albums blijkt vandaag
steeds meer het omgekeerde te gelden. Het economisch
zwaartepunt lag voor de meeste muzikanten dan ook in
het live-circuit. Voor veel muzikanten worden cd’s dan ook
‘dure maar noodzakelijke visitekaartjes’: een middel om
boekingen te kunnen binnenhalen, ‘iets om de optredens
aan op te hangen’ getuigde een respondent.
Omdat dat zwaartepunt in het live-circuit ligt en om
marktverzadiging in het kleine Vlaanderen tegen te
gaan, trachtten de meeste muzikanten voet aan wal te
krijgen in het buitenland. De strategieën die daarvoor
gehanteerd worden, kon ik samenvatten als volgt. Er is
sprake van een circulair proces: band X speelt zichzelf
in de aandacht, vergaart symbolisch krediet bij pers,
boekers of platenfirma’s en speelt zich door verhoogde
middelen in het beste geval nog meer in de (media-)
aandacht. Ik kon concluderen dat, met uitzondering
van Nederland, buitenlandse tournees maken voor vele
muzikanten doorgaans verlies of in het beste geval een
break-even betekent.
Overheidssteun
De noodzaak om cd’s te maken maar het gebrek aan
opbrengsten ervan, het economisch primaat in het
live circuit en de noodzaak om verzadiging tegen te
gaan door in het buitenland voet aan wal proberen te
krijgen, maken dat veel muzikanten beroep proberen
te doen op Vlaamse subsidies. In het algemeen
bleek er voornamelijk gebruik te worden gemaakt
van de zogenaamde punctuele tussenkomsten
(reisvergoedingen) enerzijds en subsidies voor
opnameprojecten anderzijds. Er werd ook meer
dan eens de vraag gesteld naar de verdeling van de
overheidsmiddelen. In het kader van het Kunstendecreet
gaat immers een relatief groot deel van de beschikbare
middelen naar de ondersteuning van alternatieve
managementkantoren die volgens minister Anciaux een
belangrijke scharnierfunctie vervullen tussen het ‘prille
beginnersniveau’ en ‘het niveau van consolidering,
waar de markt zijn rol speelt’. De subsidiëring van
de alternatieve managementbureaus kent echter zijn
complement op hoger niveau met CultuurInvest dat zich
middels de verlening van risicokapitaal (o.a. goedkope
leningen) wil richten op gevorderde kunstenaars die
kunnen renderen op de markt en de stap naar het
buitenland trachten te maken. De meerderheid van
de onderzochte muzikanten bleek echter tussen deze
twee grote instrumenten in te vallen. Wel worden ze
flink geholpen met de subsidies voor opnameprojecten,
de punctuele tussenkomsten (reisvergoedingen)
en de subsidies voor internationale projecten. Toch
kan er gesproken worden van een soort gebrek aan
overheidsaandacht voor de popmuzikant die niet
kiest voor het geijkte carrièretraject via een alternatief
managementbureau naar CultuurInvest toe.
Hiermee zijn enkele conclusies van mijn onderzoek naar
de carrières van Vlaamse professionele popmuzikanten
geschetst. Volledige en andere informatie bevindt zich
uiteraard in mijn eindverhandeling zelf •
Dries Vanherwegen
13
Arne Van Petegem las: ‘Alleen Elvis blijft bestaan? Een beschrijvend onderzoek naar de carrières van Vlaamse professionele popmuz-ikanten’ van Dries Vanherwegen
Arne Van Petegem is Styrofoam. In 2000 opgepikt door
het befaamde Berlijnse Morr Music label. Werkte samen
met en remixte artiesten als Death Cab For Cutie, The
Notwist, múm, Ben Gibbard en Jimmy Eat World. Eind
2007 tekende hij bij het Amerikaanse Nettwerk label.
Zijn nieuwste plaat ‘A Thousand Words’ nam hij op in LA
met het productieteam WAX LTD (zie ook Sebadoh, Eels,
Tanya Donelly, The Backstreet Boys, Jessica Simpson ...).
In 2008 tourde Styrofoam met Death Cab For Cutie en
Jimmy Eat world. Arne was ook 2 jaar directeur van Trix in
Antwerpen en is lector elektronica aan de PHL Music.
GET A JOB
De vraag naar een eensluidende definitie van ‘popmuzikant’
of ‘professionele popmuzikant’ lag me meer dan ooit op
de lippen na het lezen en herlezen van de conclusies van
Dries Vanherwegens erg boeiende eindverhandeling. De
specifieke vraag die ik hierbij had, was hoe iemand er
toe komt om zichzelf als muzikant te gaan omschrijven.
Het is voor het subject van deze eindverhandeling
immers erg moeilijk om bij die (zelf)definiëring de socio-
economische factoren te gaan onderscheiden van deze
die zich veeleer op het persoonlijke, emotionele en sociaal
wenselijke vlak situeren. Is iedereen die van zichzelf vindt
dat hij een popmuzikant is er ook daadwerkelijk een? En
vanaf wanneer kan je die muzikant dan als professioneel
bestempelen? Als je erg graag een muzikant wil zijn
of worden, ben je er dan ook al een? Is een would-be
muzikant ook een muzikant en wie bepaalt dat dan? En
waar ligt de grens tussen beiden? De ene vraag leidt al snel
tot een volgende. Uit de stevige brok theorie die deze thesis
onderbouwt, onthouden we alvast dat er nauwelijks een
eensluidend antwoord op te geven valt.
Rijk word je er niet van
In deze eindverhandeling komen ‘tijd’ en ‘inkomen’
naar voor als voornaamste bepalende factoren bij de
bestempeling van een musicerende medemens als
‘professionele muzikant’. De boutade dat het succesvol
uitwerken van een creatief idee bestaat uit 1 percent
inspiratie en 99 percent transpiratie zullen veel naarstig
aan een carrière timmerende muzikanten voluit kunnen
beamen. Moeilijker wordt het al als je die stevige
tijdsinvestering ook nog verloond wil zien.
Dries kopt wat dat betreft aan de start van zijn conclusies
alvast onmiddellijk de bal voluit binnen: ‘rijk word je er niet
van!’. Toch blijkt geen van de geraadpleegde muzikanten
daar echt om te balen. De wetenschap heeft het dan
over psychic income. Je mag er dan niet al te veel aan
verdienen (het woord ‘loterij’ valt ook ergens), maar je
krijgt er wel andere dingen voor in de plaats: artistieke
voldoening bijvoorbeeld, publieksbijval, de afwezigheid van
een repetitieve nine-to-five job, een lauwe pint bier in de
cateringtent van Rock Zottegem. Toch geloof ik rotsvast in
dit gegeven.
Wij noemen het passie, goesting, drang, noodzaak.
Wars van alle weldoordachte definiëringen zullen velen
zichzelf bestempelen als ‘muzikaal wezen’, l’être musical
met een welhaast mentale noodzaak om te creëren. Dat
de wetenschap (buiten de psychologie misschien) daar
verder niets mee aan kan vangen, zal hun worst wezen.
Voor deze muzikale wezens bestaat de kunst (no pun
intended) er natuurlijk in om als het even kan je dusdanig
te organiseren dat die passie ook nog enigszins lucratief
kan worden. Het is daar dat de door Dries Vanherwegen
beschreven strategieën ontbloot worden.
Bourdieu onder het hoofdkussen
Ik was in een vorig leven, voor ik me bekeerde tot het
professionele muzikantendom, ooit nog cultuursocioloog
14
en naar het schijnt leer je dat nooit écht af. Ik was toen
volmondig beslagen in de terminologie van het sociale,
symbolische en culturele kapitaal, het psychologische
inkomen, de regels van de kunst, het kunstwerk in het
tijdperk van de mechanische reproduceerbaarheid.
Ik lachtte luidop met kunstenaars die zich bedreigd
voelden door het sociologisch inpakken van hun kunst in
ideaaltypes en ronkende terminologieën. Ik sliep met een
gesigneerde foto van Bourdieu onder mijn hoofdkussen.
Nu moet ik vaststellen dat een dusdanig geslaagde
ontleding van mijn hoogstpersoonlijke bricolagejob me
redelijk ongemakkelijk in mijn stoel doet schuifelen. Bij
elke rake analytische observatie die je hier kan lezen,
zal elke (hier komt ie weer) professionele muzikant het
ongetwijfeld op een grondige soul searching moeten
zetten.
Nog anders wordt het als je deze popthesis leest als
een document dat het beleid zou kunnen sturen en
aanbevelen. Zo lezen we bijvoorbeeld dat weinig of geen
van de geïnterviewde muzikanten een formele opleiding
heeft afgerond. Een behoorlijk aantal onder hen ging wel
van start met een dergelijke opleiding maar gaf ergens
onderweg op. Toch verhinderde het missen van hun
‘muzikanten diploma’ hen blijkbaar niet om een carrière
als muzikant uit te bouwen. En ook nog: een gezonde
en onaflatende drang tot auto-didactiek maakt blijkbaar
deel uit van het vaste levensritme van een professioneel
popmuzikant. Betekent dit dat muziekopleidingen
hoedanook een maat voor niets zijn? Absoluut niet.
Betekent dit dat er nood is aan een geactualiseerde en
specifiek op de pop- en rocksector toegespitste manier
van muziekeducatie? Absoluut wel. De laatste jaren
hebben we trouwens, met de opkomst van geïntegreerde
muziekcentra als Depot, MOD of TRIX en de opstart van
een bachelor opleiding in de pop en rock ondervonden
dat er wel degelijk een en ander beweegt op dit vlak. Ook
binnen het DKO komt deze discussie - zij het enigszins
schuchter en met de nodige tegenkanting - op gang.
Ik maak me trouwens sterk dat er weinig sectoren zijn
waar de actoren zo sterk gedreven zijn om zichzelf
onafgebroken bij te scholen. Professionele muzikanten
zijn blijkbaar non stop aan het bijstuderen, zij het in
formele of meer informele contexten.Tja, daar heb je die
passie weer.
Job bricolage
Een ander erg interessant besluit is het wijdverspreide
multiple job holding. Aangezien vrijwel geen enkele
muzikant er in slaagt om met één bepaalde muzikale
activiteit een volledig inkomen bij elkaar te spelen zoekt
zowat iedereen zijn heil in een zelf bijeen gebricoleerde
combinatie van deze en gene jobs. Het beeld van de
muzikant die hiertoe conservenblikken bijvult in de
plaatselijke supermarkt of tegen de ochtend verhuist
naar de andere kant van de toog om aldus een
bijkomend inkomen te vergaren, blijkt (gelukkig maar)
niet echt overeen te stemmen met de realiteit.
Je kan met wat goede wil zelfs besluiten dat het
‘professionele’ karakter van een popmuzikant niet in
de eerste plaats doelt op zijn muzikale kwaliteiten of
de mate waarin hij al dan niet het merendeel van zijn
inkomen haalt uit zijn muzikale kernactiviteit. Nee, de
professionaliteit schuilt eerder in de manier waarop hij
zich binnen een breed artistiek veld beweegt, (al dan
niet) bewust aan netwerking gaat doen en op die manier
constant de horizon afspeurt, op zoek naar nieuwe
activiteiten die voor zowel psychic als monetary income
kunnen zorgen.
De muzikant is een creatieve ondernemer die het zich
niet langer kan permitteren om ‘s middags met zijn
instrument onder de arm het huis uit te stappen en naar
zijn ‘werk’ te gaan. De muzikant is een multi-functioneel
creatief wezen dat op zijn minst noties moet hebben van
marketing, communicatie, zakelijk beheer, netwerking.
Hij moet sociaal intelligent zijn en voortdurend zijn
voelsprieten omhoog laten staan, op zoek naar nieuwe
en interessante opportuniteiten. De muzikant die thuis
zit te wachten tot de telefoon rinkelt met een wachtende
job aan de andere kant van de lijn, is hooguit een
klusjesman, een schnabbelaar, en in ieder geval geen
professionele muzikant, zelfs niet volgens de hierboven
afgesproken definitie.
Een beleid zou, samen met de diverse actoren binnen het
veld, hier dan ook nog meer op kunnen inspelen door de
randvoorwaarden te stimuleren die dit soort netwerking
kunnen optimaliseren en de succesratio ervan kunnen
opvoeren. Blijkbaar vallen er heel wat jobs te rapen in
de deelverzameling van creatie en educatie én op het
grensveld tussen de verschillende kunstdisciplines.
15
Bovendien hebben deze opportuniteiten een potentieel
om de druk op de subsidie- en werkloosheidsketel
te verlichten op bepaalde gebieden. Want laat ons
eerlijk zijn: de cachetregeling mag dan voor heel wat
professionele muzikanten er in slagen om de gaten in de
tewerkstellingskaas te dichten, voor heel wat anderen
zijn er vaak veel meer gaten dan kaas te bespeuren. Op
die manier zijn we trouwens weer netjes aanbeland bij de
definiëring van onze professionele popmuzikant.
Het buitenlandverhaal
Wat betreft het buitenlandverhaal wil ik het als muzikant
(niet als socioloog) dan weer even deels en passioneel
oneens zijn met onze thesisschrijver. Hoewel het vanuit
een helikopterstandpunt dan zo mag lijken, denk ik
dat weinig muzikanten de ambitie hebben om in het
buitenland te gaan spelen om ‘de marktverzadiging
in het kleine Vlaanderen tegen te gaan’. Die grotere
buitenlandse markten kennen immers ook een veelvoud
aan grenzeloos ambitieuze would-be popmuzikanten die
allemaal mikken op de hoofdprijs. De verzadiging is er
vaak evenzeer compleet.
Nee. Ook de Vlaamse muzikant wil meedoen aan het
Grote Avontuur, de plas of op zijn minst het kanaal
oversteken op zoek naar een soort artistieke erkenning
die als het even kan ook nog de bankrekening mee kan
spijzen. Hij wil in dezelfde bladen staan, op dezelfde
websites als zijn grote voorbeelden. Door DJ’s en
journalisten in dezelfde adem genoemd worden en op
dezelfde podia en festivals staan. De grote beweging
richting buitenland blijft echter een aartsmoeilijk verhaal
en hoewel velen het al geprobeerd hebben, is tot nog
toe niemand er in geslaagd om de parameters van de
buitenlandse succesformule in kaart te brengen.
De kip en het ei
Vanzelfsprekend schuilt er een grote kip-en-ei factor in
het buitenlandse verhaal. Ook in deze eindverhandeling
wordt wat dat betreft (misschien zelfs ongewild) de
vinger op de wonde gelegd. Simpel gezegd: je moet
in het buitenland kunnen opvallen om er een degelijke
omkadering te kunnen verwerven. Je moet in het
oor én oog springen om de aandacht te trekken
van buitenlandse agents, labels, publishers en pers.
Anderzijds lijkt het weinig zinvol om ‘zomaar’ richting
buitenland te vertrekken zonder dat je er al op zijn minst
over een minimum aan omkadering beschikt. Op die
manier bevindt een muzikant of band met buitenlandse
ambities zich al snel in een schijnbare patstelling. Simpel
gezegd: om te spelen heb je een omkadering nodig maar
die omkadering krijg je pas door te spelen.
Het grassroots verhaal waarbij een band zonder
enige omkadering zijn hele hebben en houden in een
busje laadt en diverse buurlanden gaat veroveren, er
langzaamaan een fanbasis opbouwt en op die manier
de aandacht van de pers en in hun kielzog labels en
publishers met geld te veel trekt, lijkt een romantisch
ideaal dat zelden of nooit realiteit wordt.
Hoewel showcase festivals allerhande hun nut kunnen
hebben in deze, zijn het daar ook wederom de bands
die al op enige internationale omkadering kunnen
rekenen die er het meeste uit zullen halen. Het aantal
Vlaamse bands zonder enige voorafgaande buitenlandse
omkadering of aandacht dat op dit soort showcases
‘ontdekt’ wordt is spijtig genoeg op één hand te
tellen. Wat natuurlijk ook weer niet wil zeggen dat een
geslaagde en misschien zelfs opgemerkte passage op
bijvoorbeeld de Popkomm niet dat extra zetje kan geven
richting buitenlandverhaal. In het slechtste geval kan het
alvast de eigen binnenlandse pers wederom overtuigen
van de stevige kwaliteiten van deze of gene band. Maar
dat was natuurlijk niet de (enige) bedoeling.
Daarnaast kunnen de landsgrenzen in deze myspace
tijden niet langer aangehaald worden als absolute
afgrenzing van een fanbase van een artiest. Wie
niet beschikt over voldoende middelen of de juiste
omkadering om te investeren in een buitenlands verhaal,
slaagt er misschien wel in om op te vallen door een
geslaagde Youtube clip of een plug op een veelgelezen
muziekblog. Op zich ook weer niet zaligmakend, maar
wel vaak weer een duwtje in de juiste richting.
Kortom, ook wat betreft het buitenlandverhaal komen
we er hier wederom achter dat het hoogstwaarschijnlijk
(maar we kunnen ons vergissen) geen en/of maar wel
een ‘én én én verhaal’ is. Als u de winnende combinatie
kent mag u het ons altijd even laten weten •
Arne Van Petegem
16
17
-
Willem Scheire – tweede plaats Popthesisprijs 2008-Vrije Universiteit Brussel – Licentiaat in de Geschiedenis
Promotor: Dr. Peter Scholliers
18
In deze thesis heb ik de relatie onderzocht tussen
jongeren, jeugdcultuur, en de maatschappij in een
specifieke historische context. De opkomst van Punk en
het “No Future –isme” in de late jaren ’70 in Vlaanderen
en Brussel was het onderwerp.
Een reactie
Punk was, om te beginnen, een reactie tegen het
toenmalige muzieklandschap, dat veel jongeren niet
genoeg of geen toegankelijke symbolische middelen
bood om zich uit te drukken. Punk diende aldus volgens
Ludo Mariman, zanger -gitarist van The Kids, ‘Rock
terug naar de straat te brengen’. Dit deed het met ruwe,
opwindende en korte songs, die niet zozeer nieuw of
revolutionair waren, als teruggrepen op Rock ’n Roll
in zijn eenvoudigste vorm. De beweging zorgde voor
een creatieve impuls in de muziekwereld, en bij talloze
jongeren, die zonder veel technische bagage nodig
te hebben weer een bandje konden oprichten. Van
in het begin waren muziek en de vaak spectaculaire
subculturele stijl (niet enkel kledij, maar ook kapsel,
taalgebruik, houding…) nauw verweven.
Punk was ook een reactie tegen de jeugdcultuur van
de jaren ’60. In tegenstelling tot de hippies of Nieuw
Links stelde Punk, op enkele radicale uitzonderingen
na, geen maatschappelijk alternatief voor. Daarom werd
de beweging ook vaak geassocieerd met nihilisme en
defaitisme. Punk was echter meer dan dat. Er ging
inderdaad vaak een pessimistische boodschap van uit.
Maar Punk was evenzeer hedonistisch. Het was met
andere woorden, zowel ‘genot als protest’, vooral een
manier om het ‘jong zijn’ in uit te leven.
Een ommekeer
De jaren ’70 werden in de woorden van Ludo Mariman
ervaren als een ‘ommekeer’. Concepten en fenomenen
die in de jaren ’60 een historisch gezien bijzondere
invulling hadden gekregen (consumeren, welvaart(staat),
volledige werkgelegenheid, economische (on)
zekerheid en ‘vooruitzichten’), waren veranderd of aan
het veranderen. Punk moet echter niet enkel gelinkt
worden aan economische achteruitgang of de rijen aan
het stempellokaal, de ‘harde’ sociaal –economische
realiteiten en de statistische cijfers. Het was evenzeer,
misschien zelfs bovenal, een manier om de verveling te
doorbreken (in het saaie ‘Micha Mara –Vlaanderen van
toen’, zoals één van mijn juryleden het uitdrukte) en zich
te amuseren, een symbolische schreeuw, zich stilistisch
creatief uitleven. Do-it-yourself in plaats van consumptie,
een straatcultuur, een coming of age, een conflict tussen
generaties en jeugdculturen. Voor sommigen was het
ook politieke bewustwording, een manier om een gevoel
van verschil te construeren, en een zich afzetten tegen
gezag en autoriteit.
Provoceringscultuur
Een belangrijk element van de punkbeweging was
alleszins ontevredenheid uitdrukken. Punk was,
aldus een geïnterviewde, ‘tegen alles’. Volgens mij
was het tot op bepaalde hoogte een tegencultuur of
protestcultuur, maar vooral een provoceringscultuur.
Dit werd zowel esthetisch (muzikaal, stilistisch) als
inhoudelijk vorm gegeven. Uit de interviews die ik
afgelegd heb1 is gebleken dat punkers zich verzetten
tegen mainstream elementen binnen de maatschappij:
de identiteit gebaseerd op commerciële consumptie,
de 9 to 5 arbeidsethiek, het burgerleven van ouders
en ouderen, conformisme, de onderdanige positie
van of bevoogdende houding tegenover jongeren,
etc. Men wees de maatschappij af, maar dan vooral
in stijl en gedrag. Punk had de maatschappij die ze
becommentarieerde gewoon nodig, aangezien ze wilden
gezien worden, provoceren, choqueren, en reacties
losmaken.
Een Brussels fenomeen
Punk was in onze regio vooral een stedelijk, en in
het bijzonder, Brussels fenomeen. Een heterogene
verzameling jongeren nam een buitenlands
cultuurproduct over, en zo evolueerde ook hier een
scene. De uitgebreide media–aandacht moest Punk in
deze regio missen. Als dit wel gebeurde, zoals na het
festival Jazz Bilzen 19772, verliep de receptie vooral
1 Jo Pattyn, Oprichter van subculturele kledijwinkel ‘Fans’ in Antwerpen; Ludo Mariman; Els Herten, Brusselse punkster. Daarnaast heb ik ook dankbaar gebruik gemaakt van interviews in het kader van ‘30 jaar Punk’, bijvoorbeeld in krant De Morgen.2 Waar zowel Elvis Costello, The Damned en The Clash hadden opgetreden, en amok was ontstaan doordat jonge punkers een afbakening van prikkeldraad voor het podium (!) hadden bestormd.
19
over sensationele en stereotiepe lijn. Er is zeker nooit
sprake geweest van massahysterie, zoals in Groot-
Brittannië. Onder andere via een blad als Joepie werd
Punk ook een geaccepteerd en zelfs aantrekkelijk
onderdeel van de jongerenconsumptie. Door het te
presenteren als louter een (weliswaar rebelse) mode,
stijl of rage, deed het blad een grote stap richting
recuperatie van het fenomeen. De berichtgeving over
Punk zette in Vlaanderen de lezers dus amper aan tot
reflectie over maatschappij of sociaal–economische
problemen, met uitzondering eventueel van de verzuilde
jeugdbewegingen.
In Vlaanderen en Brussel was de schaal zeer beperkt, en
Punk was hier in de onderzochte jaren eerder marginaal
te noemen. Het geografisch en (jeugd)cultureel kader
was (is?) vermoedelijk niet bijzonder geschikt voor de
aanwezigheid van sterk gewortelde jeugdculturen. In
dat opzicht sluiten mijn bevindingen aan bij de stelling
dat jeugdculturen in Vlaanderen geen vruchtbare
voedingsbodem hebben. Ik ga echter niet akkoord met
de stelling dat het hier louter om karikaturen zou gaan.
Ook hier reflecteerden punkrockers onder invloed van
deze subcultuur vanuit de basis over de (historisch
gegroeide) eigen situatie, levensomstandigheden en
leefwereld. Zowel de nationale, de regionale als de
lokale sociaal-culturele contexten bepalen mede de
toe-eigening van een zekere stijl. Gezien muziek en
kledij een belangrijke symbolische manier zijn om zich
binnen een maatschappij, zelfs historisch te situeren,
was dit een manier voor jongeren om zich te laten horen.
Aldus werd gesproken over de Dead Industry in ons
land, de intolerantie van Fascist Cops, en vooral, de
nadruk gelegd op het provoceren en tegen de schenen
schoppen.
Géén klassenfenomeen
Men kon Punk zowel op de universiteit als op de dokken
terugvinden. Volgens sommigen waren het kinderen van
de burgerij die zich verveelden, volgens anderen diende
het om zich af te zetten tegen de rijkeluizen, elders
meende men dat het ging om jonge werklozen. Ik zie het
eerder in het licht van empowerment van het jong zijn, in
een periode van een verslechterende materiële positie, in
een maatschappij die niet meer hetzelfde kon bieden als
die van de jaren ’60. Punk was hier eerder belangrijk in
het creëren van een gemeenschap dan het bevestigen
ervan.
Crisisgevoel en de stijgende werkloosheid speelden, net
als de houding tegenover de vorige generatie, absoluut
een rol in de identificatie met Punk. Veel geïnterviewden
ervoeren het echter niet als een donkere, maar net als
een leuke, kleurrijke periode. De punkbeweging was
dus voor veel jongeren gewoon belangrijk om zich
in uit te leven, meer zelfs, om door enkele (historisch
en biologisch) moeilijke jaren te komen. Het was
een uitlaatklep. Ze beantwoorden deze “donkere”
achtergrond, een beeld dat in de kranten van die jaren
en de literatuur zeer aanwezig was, eigenlijk heel creatief.
Tot slot
Zoals ik in deze thesis getracht heb te argumenteren, ligt
de waarde van muziek in haar kracht om te reflecteren
over wat het betekent een mens of jongere te zijn op
een bepaald moment in de geschiedenis. Jeugdcultuur
is de laatste vijftig jaar drastisch veranderd en verspreid,
en de invloed van jeugdcultuur op de samenleving is
veel groter geworden. De jeugd heeft onder invloed van
allerlei factoren een eigen ruimte gecreëerd dan wel
gekregen om het concept jeugd zelf, en persoonlijke en
collectieve identiteit een eigen invulling te geven. Onze
historische kennis van deze jeugdculturen kent echter
veel blinde vlekken, en is bovendien vooral gebaseerd
op wat volwassenen denken. Ik hoop met dit onderzoek
iets te hebben bijgedragen aan deze binnen de
geschiedenis weinig onderzochte thematiek •
Willem Scheire
20
3 Praga Khan, 2ManyDJs en dEUS (twee keer)
Jan Delvaux las: Punk in Vlaan-deren einde jaren ‘70: populaire cultuur en jeugdcultuur in een crisisperiode’ van Willem Scheire
Jan Delvaux is journalist op rust met een blijvende
aandrang tot de rijke Belgische rockdiscografie. Hij is
oud genoeg om elke week in Brussel Vlaams (StuBru)
te praten over verborgen, vermolmde en eigenaardige
platen uit de periode 1960-2008. In een volgend leven
zou hij graag Toots Thielemans willen zijn.
Een soort van stortplaats
De Belgische muziek schrijft voortdurend geschiedenis.
Daar wordt veel over geschreven. Behalve échte
geschiedschrijving. Is dat jammer? Natuurlijk. Zit daar
eigenlijk iemand op te wachten? Hoegenaamd echt. Is
er iets om over te schrijven? Zeker en vast. Een warm
pleidooi voor de verdere en intensieve ontginning van het
bronnengebied van de Belgische rock.
Waarschuwing: dit artikel begint met een persoonlijk
verhaal. In 1997 heb ik een boek geschreven. Het droeg
de titel ‘Big In Belgium. Het Verhaal van de Belgische
Pop’ en het deed grotendeels wat de titel beloofde. In 12
hoofdstukken ging ik op zoek naar de wetmatigheden
en de sporen van eigenheid van de Belgische rock. De
conclusie was, bij nalezing, redelijk hard: ‘We zijn een
soort van Liechtenstein-aan-Zee. Een mini-muziekstaat
met vuurwerk, ontgoochelingen, toevalstreffers, een rijke
anekdotiek en het weerkerende geloof dat er ooit gras
zal groeien in deze Sahara. Als economisch gegeven
is het een ramp, als dramareeks een onbetwiste
steraanbieding.’ Niet onbelangrijk om mee te geven: in
1997 was Daan nog vormgever en had Novastar net
de Rock Rally gewonnen. Het moest dus eigenlijk nog
allemaal beginnen. De uitgever vond een herdruk, noch
aanvulling een rendabel plan en het is dan ook bij die
eerste druk van 1.200 exemplaren gebleven.
‘Big In Belgium’ was met meer foto’s, een voorwoord
van Arno en een betere/beroemdere/...schrijver
misschien een mooier en langer leven beschoren. Maar
ook weer niet zo lang. Daar ben ik zelfs vrij zeker van.
Sinds ‘Big In Belgium’ is er geen overzichtswerk meer
gemaakt over de Belgische rock. Terwijl er sinds het
einde van de jaren 90 toch ontzettend veel is gebeurd.
Een pak artiesten heeft op eigen kracht Vorst-Nationaal
gevuld. Er zijn zelfs drie namen uit eigen land die het
hoofdpodium van Rock Werchter hebben mogen
afsluiten3.
Voor ‘Big In Belgium’ gaapt eveneens een gat. In
1990 verscheen ‘Witlof From Belgium – 40 jaar
popgeschiedenis in België’ van Gust De Coster en
Geert De Bruycker. Een geweldig overzichtsboek met
hilarisch fotomateriaal een 110 pagina’s discografie van
verzamelaar Kris Dierckx. Het was de neerslag van een
43 afleveringen tellende radioreeks op het toenmalige
BRT 2 (vandaag Radio 2). Zowel het boek als de vier
bijhorende cd’s zijn uitgeput en onvindbaar. En daarvoor
nog? Daarvoor was er niets meer.
In De Slegte
Wat leert ons dit tussentijds? Dat er alvast geen geld
geld te verdienen valt met de overlevering van de
Belgische pop. Dat de geschiedenis geen straffe
koopwaar is, mag nog begrijpelijk zijn. Het verzamelde
soortelijk gewicht van de voorbije 50 jaar is beperkt.
Veel vreemder is de desinteresse in de helden. Tussen
de talloze BV-boeken op de jongste boekenbeurs zat er
geen enkele van of over een van onze rockgroten. Terwijl
ze niet weg te branden zijn uit de media. Dus: waarom
Tom Boonen wel en Tom Barman niet?
Als er al iets verschijnt, dan komt dat uit het zuiden.
Begrijpelijk. Het boek ‘Arno. Un rire et une larme’
van Gilles Deleux heeft in de Franstalige versie een
21
potentieel leesbereik van meer dan 60 miljoen mensen.
‘Arno. Een lach en een traan’ moet het met een derde
daarvan stellen. Een veelzeggend en lichtjes schrijnend
voorbeeld: bij De Slegte liggen hoge hopen van ‘Je veux
de l’amour’, een boek met de mooiste liedjesteksten
(en toelichting) van Raymond van het Groenewoud.
Het is uitgegeven in 2000 naar aanleiding van de 50ste
verjaardag van de man. Het kost amper iets en heeft
een exclusieve cd en een voorwoord van Boudewijn
De Groot als extra’s. Ondertussen gloednieuw in de
‘reguliere’ boekhandel een paar straten verder: ‘Twee
Meisjes – Alle Liedjesteksten’, een boek met de mooiste
liedjesteksten (en toelichting) van Raymond van het
Groenewoud. Met een voorwoord van Boudewijn De
Groot, maar zonder een cd. En niemand die het op(ge)
merkt (heeft).
Er zit dus nauwelijks iemand te wachten op (de) grote
verhalen van het nationale muziekwezen. Het mag
vreemd klinken maar eigenlijk is er bijna niemand in
België geïnteresseerd in muziek. Tel de dieptezoekers
op die naar Studio Brussel luisteren, de achterkant van
Humo lezen en de kranten volgen, haal er de dubbels
uit en je hebt de gemiddelde opkomst van voetbalclub
Westerlo. Als je daar dan nog eens de lezende
minderheid van neemt, dan zit je al op provinciaal niveau.
Is dat nu oorzaak of gevolg? Zijn er weinig
geïnteresseerden omdat er weinig te vertellen valt? Heeft
geschiedschrijving, of ze nu van louter commerciële
of stichtende of academische aard is, überhaupt wel
zin in een muziekgebied dat op wereldschaal nooit
echt hoge ogen heeft gegooid. Het epicentrum van de
grote artistieke vernieuwingen en breuklijnen zal dus
wellicht nooit in ons land liggen. We zullen dan ook
nooit toekomen aan de heroïsche geschiedschrijving
waar de Amerikanen en Britten zo goed in zijn. Tips
voor onder kerstboom: ‘Mystery Train’ van Greil Marcus
of ‘Sweet Soul Music’ van Peter Guralnick of ‘The
Rest Is Noise’ van Alex Ross4. Toch liggen er nog heel
wat mooie verhalen te wachten die op zijn minst een
universiteitsthesis verdienen. Onderwerpen die echt wel
de moeite lonen om over te schrijven en die relevant zijn.
Zolang het maar niet relevant meer moet zijn hoeveel
mensen er meelezen of bereikt worden.
Tussen hangen en wurgen
Net die plek tussen hangen en wurgen kan al heel
uniek zijn om mee aan de slag te gaan. Waarom heeft
het bijvoorbeeld zo lang geduurd voor de Belgische
rock enigszins volwassen werd? Hoe geraak je uit zo’n
kikkerland en welke pogingen zijn er ondernomen om
het buitenland te bereiken? Hebben wij onze buren
verbaasd? En zo ja, waarmee? Los van het übertalent
Jacques Brel zijn dat bijna altijd de momenten geweest
waarop we iets deden met onze ‘genen’. Zie ons
koloniale verleden bij Zap Mama. Zie de kruising tussen
Noord en Zuid bij Arno of Zita Swoon. Zie onze aanleg
tot plantrekkerij bij Front 242. Zie onze surrealistische
krachten bij 2 ManyDJ’s
Ik gooi nog een paar blokken op het vuur. Tijdens de
jaren 80 ontstonden een aantal kleine en eigenzinnige
platenfirma’s (Antler, Crammed, Les Disques du
Crépuscule, Play It Again, Sam!,...) die grote tot redelijk
grote buitenlandse faam wisten te verwerven. Zo is het
kunnen gebeuren dat het eerste en klassieke full album
‘Selected Ambient Works 85-92’ van Aphex Twin is
uitgebracht op het Gentse label R&S (kort voor Renaat
& Sabine). En wist je dat Play It Again, Sam! de grootste
muziekdistributeur is van Groot-Brittannië?
Dit land wordt geroemd om zijn rijke muzikale zomer,
met als vlaggenschip een festival dat al vier keer is
uitgeroepen tot het beste ter wereld. In 2009 is het
voor de 35ste keer feest in Werchter en gelukkig heeft
de Nederlandse journalist Arne Van Terphoven eraan
gedacht om daar een groot deel van een boekwerk
(samen met Lowlands, Pinkpop en Pukkelpop) aan te
wijden.
In het verlengde: wij zijn erg goed in de randindustrie
van het muziekgebeuren. Een deel daarvan is
trouwens ontstaan of opengebloeid binnen de schoot
of de periferie van Werchter. Podiumbedrijf Stageco
is een wereldtopper met faam, maar er is ook het
kleine maar fijne verhaal van XL Video, internationaal
marktleider in de verhuur van videosystemen. Ook
technisch en Belgisch: de Sherman Filterbank, een
klankvervormingsapparaat dat zo goed is dat The
4 Vertaald als ‘De Rest Is Lawaai’. De cadeautip van 2008.
22
Chemical Brothers er een nummer naar hebben
genoemd.
Radio Léopoldville
Een persoonlijke topfavoriet is de biografie van onze
grootste hits. Want net als artiesten hebben nummers
een levensloop. Wat is het verhaal van ‘Marina’,
‘Ca plane pour moi’ en ‘Pump Up The Jam’? Het
allerallermooiste epos betreft echter Bill Alexandre.
Daar zit zeker een documentaire, wellicht een boek en
misschien zelfs een film in. Het is het onwaarschijnlijke
verhaal van een Belgische jazzgitarist die onvermoed
half Afrika in brand heeft gezet. Watskebeurt? Belgisch
Congo heeft in de jaren 50 van de vorige eeuw een
levendige muziekcultuur. De Belgische koloniale overheid
helpt mee. Radio Léopoldville mag ongebreideld
Congolese muziek draaien en is daarmee volledig
uniek. De Fransen en de Britten hielden eraan om hun
eigen muziekcultuur over Afrika uit te strooien. Maar die
hadden wij niet. Radio Léopoldville werd in half Afrika
gehoord en maakte daar nogal wat emancipatorische
bewegingen wakker. En wat had die Bill daar mee te
maken? Hij wordt door het label CEFA gevraagd als
arrangeur en producer. Alexandre brengt de eerste
elektrische gitaar in Congo binnen en introduceert een
nieuwe manier van spelen. De gevolgen zijn immens.
Een ding is zeker: er is een zekere urgentie. Hoe
geruststellend groot de stroom aan berichtgeving ook
mag lijken. De media volgen elke troepenbeweging
wel op de voet en het internet is een zegen als
bewaarmiddel. Maar het zijn slechts volgwagens die
detecteren. Alles wordt genoteerd maar niet verwerkt.
Of om het anders te zeggen: er is heel veel geschreven
over het feit dat er geschiedenis geschreven is. Alleen
niet op geschiedkundige wijze.
Voor dat kan gebeuren, moet ook het bronnengebied
dringend beschermd en in kaart gebracht worden. De
gaten in het behang worden alsmaar groter. En er is al
zo weinig behang. Slechts een handvol media heeft de
voorbije decennia bericht over de Belgische rock. Om
het met een boutade te zeggen: als Humo het liet liggen,
was er bijna niets meer. Radio heeft veel uitgezonden
maar weinig bewaard.
Vorig jaar was ik voor de website van Rock Werchter
op zoek naar een naam die in 1976 op het festival
heeft gestaan. En die niemand zich nog wist te
herinneren. Na een lange zoektocht in de krochten van
de universiteitsbib van Leuven heb ik hem uiteindelijk
ergens tussen de kleine lettertjes gevonden. Over de
eerste edities van het beste festival ter wereld is alleen
op de regionale pagina’s bericht. Ik heb dan ook een
fles champagne opengemaakt toen Canvas aan zijn
Belpop-reeks begon. Eindelijk werd een van de grootste
schatkamers ontsloten. En zijn we begonnen met
archiveren.
Een museum dat afbrandt
De grootste – maar daarom niet altijd betrouwbaarste
– bron zijn zij die erbij waren. Binnenkort zijn de eerste
hoofdrolspelers alweer verdwenen. Toots is flink in
de 80, Arno wordt er 60, Maurice Engelen wordt 50,
Barman nadert de 40 al. De overlijdens van Marc Moulin
en Wannes Van de Velde waren in dat verband vege
tekens. Het gezegde wil dat elke overleden mens gelijk
is aan een museum dat afbrandt. In het geval van beide
heren zijn dat hele, hele grote discotheken geweest.
Tot overmaat van ramp is het clubje dat de boel wat bij
elkaar heeft gehouden erg klein. Ik denk dat ze in een
minibusje kunnen: Kris Dierckx houdt de plaatjes bij, prof
Gust De Meyer documenteert en Raymond Stroobant
(Radio 1) zoekt zich te pletter. Tel daar nog wat (ex)
journalisten met een goed archief en mensen die het
vanop de eerste rij hebben meegemaakt hebben en we
zijn rond.
Nu we hier toch tussen het jonge volk zijn, kan ik alleen
maar zeggen: help je land. Schrijf, zoek, knip, plak,
vind. Parallel wil ik er voor pleiten om een stortplaats
te openen. Een soort van hangar of primitief museum
waar alles wat is en was op een hoop wordt gegooid.
En laat maar lekker rommelig zijn. Zoveel mogelijk
audiobestanden uit de schuiven van Studio Brussel,
pdf’s van de luttele boeken die er zijn, thesissen,
schenkingen van artiesten, thesissen, links, lijstjes en
trivia, kortom, een ‘people’s history’ van de Belgische
pop. Iemand gaat daar ooit heel blij mee zijn •
Jan Delvaux
23
-
Margot Vanhouche – derde plaats Popthesisprijs 2008-Universiteit Gent, Licentiaat Sociologie
Promotor: Prof. Dr. J. Lievens
25
Emoties en creativiteit
Cultuurindustrieën kunnen amper vergeleken worden
met traditionele industrieën. Bepaalde eigenschappen,
zoals hoge productiekosten en lage tot marginale
distributie- en reproductiekosten, zorgen ervoor dat
cultuurindustrieën met heel andere wetmatigheden
geconfronteerd worden. Maar het belangrijkste
kenmerk is de onzekere vraag van de consument. Een
cultuurgoed heeft namelijk geen direct nut en daarom
spelen emoties een belangrijke rol in de appreciatie
van het publiek. Emoties zijn moeilijk te voorspellen
en om deze onzekerheid het hoofd te kunnen
bieden, gaan bedrijven in deze sector bijvoorbeeld
de marketinguitgaven optrekken. Er wordt bijgevolg
veel geïnvesteerd in producten waarvan het succes
absoluut niet gegarandeerd is. Eén van de risico’s die
hiermee gepaard gaan, is dat bedrijven successen
uit het verleden zullen trachten te kopiëren in plaats
van iets nieuws te proberen. De vraag is dan ook op
welke manier de creativiteit niet in gevaar komt door
deze onzekerheid. Om met dit probleem om te gaan
wordt er in deze paper een model ontwikkeld dat de
succesfactoren in de Vlaamse showbusiness, en meer
specifiek de muziekbusiness, omvat.
Van alle cultuurindustrieën is de muziekindustrie
interessant om te onderzoeken omdat er op dit ogenblik
belangrijke transformaties plaats vinden. Deze zijn
te wijten aan nieuwe technologieën zoals internet en
MP3, en maken het mogelijk muziek legaal of illegaal te
downloaden. Dit zorgt voor een daling aan inkomsten
van een groot aantal actoren binnen de traditionele
muziekbusiness. Tegenover deze evolutie vinden er een
aantal interessante ontwikkelingen plaats binnen de
Vlaamse muziekindustrie. In de eerste plaats heeft Laura
Lynn gezorgd voor een revival van het schlagergenre.In
de tweede plaats is er Clouseau: een groep die al meer
dan twintig jaar bestaat en succesvoller is dan ooit. Zij
zijn dan ook de cases die bestudeerd zullen worden.
Vijf krachten
Het vertrekpunt van dit onderzoek is het
Vijfkrachtenmodel van Michael Porter. Hij ontwikkelde
dit model om de concurrentietoestand van een
bedrijfstak te bepalen. De onderliggende redenering
is dat de gezamenlijke sterkte van vijf krachten het
uiteindelijke winstpotentieel bepalen. Die krachten zijn:
de aanwezigheid van substituutproducten, de dreiging
van nieuwe toetreding, de macht van leveranciers, de
macht van kopers en ten slotte de intensiteit van de
rivaliteit. In het theoretische gedeelte worden de vijf
krachten uitgelegd en aangevuld met studies omtrent de
muziekindustrie.
Het onderzoek zelf wordt gevoerd op basis van
semigestructureerde experteninterviews met negentien
respondenten die op één of andere manier te
maken hebben met Clouseau en/of Laura Lynn. De
respondenten kunnen onderverdeeld worden in vier
groepen: de creators met de artiesten, muzikanten,
producers en liedjesschrijvers, de industrialists met
de platenmaatschappijen en concertorganisatoren
en –promotoren, de distributors met de media en
tenslotte de overige actoren waartoe onder anderen het
management behoort.
De conclusies die uit het onderzoek getrokken kunnen
worden zijn meervoudig. In de eerste plaats kan het
model van Michael Porter inderdaad dienen als basis
voor een model van succesfactoren in de Vlaamse
showbusiness. De vijf krachten zijn ook van toepassing
op deze industrie, maar krijgen uiteraard hun eigen
invulling op basis van de data die verkregen zijn uit de
interviews. Daarnaast kunnen een aantal interessante
nieuwe inzichten onderscheiden worden.
Nieuwe inzichten
Het eerste inzicht heeft betrekking op het feit dat
de muziekindustrie gekenmerkt wordt door een
ketenstructuur. Dit betekent dat elke actor sterk
afhankelijk is van de andere actoren binnen de industrie.
Er bestaat bijvoorbeeld een sterke afhankelijkheidsrelatie
tussen media en artiesten. Het Laatste Nieuws verkoopt
beter als er interessant nieuws over Clouseau of Laura
Lynn wordt gebracht. Maar voor deze laatste is het
uiteraard belangrijk dat zij aandacht krijgen van de
media, vooral wanneer er net een nieuwe single of cd
verschenen is. Opvallend is dat ook personen buiten
de muziekindustrie een invloed kunnen hebben op het
26
succes van een artiest. Marc Coucke, CEO van Omega-
Pharma, gaf Laura Lynn een duwtje in de rug door haar
meter te maken van wielerploeg Davitamon-Lotto.
Ook de rol van toeval werd onderzocht, want het is
gemakkelijk te denken dat Clouseau en Laura Lynn
gewoon geluk gehad hebben, maar zo eenvoudig is
het niet. Achter elk stap die een platenfirma of manager
neemt schuilt vaak een goed doordachte strategie. Hans
Kusters, baas van het platenlabel HKM, meent dat toeval
te bepalen is. Op het juiste moment de juiste beslissing
nemen is erg belangrijk en heeft niets te maken met
geluk, maar met planning.
Vervolgens biedt het internet nieuwe mogelijkheden aan
artiesten. Het is een extra kanaal om in contact te komen
met “investeerders”, kijk maar naar succesverhalen à
la Esmée Denters, die bekend werd dankzij YouTube.
Anderzijds is het voor platenmaatschappijen en
managers niet altijd gemakkelijk om het bos door
de bomen te blijven zien door de vele kandidaten.
Daarnaast is internet een belangrijk promotiekanaal
aan het worden. Vanzelfsprekend zijn er de websites
van artiesten zelf, maar ook bepaalde nieuwssites en
weblogs hebben hun invloed in showbizzland bewezen.
De eindconsument speelt uiteraard een niet te
onderschatten rol. In deze masterproef wordt
echter geen publieksonderzoek gedaan, en het is
moeilijk om een expert te vinden die de consument
vertegenwoordigt. Toch halen de respondenten een
aantal interessante zaken over de consument aan. Zo
verkiest de consument de artiest met het meeste talent,
geloofwaardigheid, uitstraling en motivatie. Dat klinkt erg
abstract en vanzelfsprekend, maar concreet betekent
dit dat een artiest de meest herkenbare of bijzondere
stem moet hebben en dus niet noodzakelijk de beste op
technisch vlak, een artiest moet niet de knapste, maar
wel de meest charismatische zijn en het liedje moet
steeds bij de artiest passen.
Ten slotte kunnen er op verschillende punten interessante
opmerkingen en toevoegingen gemaakt worden
die enkel gelden binnen de muziekindustrie. Extra
toegangsbarrières, zoals de media en het muziekgenre,
zijn hier een voorbeeld van. Zo kwam Laura Lynn niet
aan bod op de radio omdat er bepaalde vooroordelen
bestonden ten opzichte van het schlagergenre. Meer
in het algemeen is het voor elke nieuwe artiest moeilijk
om aandacht te krijgen van de media. Peter Cockx,
eindredacteur van “De Rode Loper” legt uit: “Je bent niet
bekend, en daardoor kom je niet in De Rode Loper, en
daardoor geraak je ook niet bekend.” •
Veranderendeomstandigheden
DREIGING VAN TOETREDINGRelaties & connecties
Veranderende omstandighedenBeperkte media-aandacht
MuziekgenreOverheidsbeleid: onrechtstreeks
Reactie bestaande concurrenten: later
MANOEUVRERENVOOR POSITIE
MACHT VAN DELEVERANCIERS
SUBSTITUUTPRODUCTENMinder belangrijk vooe
Clouseau en Laura Lynn
Netwerk van creativiteit
Artiesten
Muzikanten
Liedjesschrijvers
Producers
Netwerk van reproductie
Platenmaatschappijen
Concertorganisatorenen -promotoren
Belangrijkeoutsiders
MACHT VAN DE KOPERS
Netwerk van consumptie
Eindconsument
Media
Televisie Radio
Internet Geschreven pers
Netwerk van distributie
Detailhandel
Nieuwe kanalen
Veranderendeomstandigheden
Veranderendeomstandigheden
Veranderendeomstandigheden
Figuur: het vijfkrachtenmodel toegepast op de Vlaamse showbusiness
27
Kurt Frederickx en Patrick Guns lazen: Succes gegarandeerd? Een onderzoek naar succesfactoren binnen cultuurindustrieën op basis van twee cases uit de Vlaamse muziekindustrie: Clouseau en Laura Lynn.
Kurt Frederickx deed in 1999 nog de promotie voor
Touch of Joy bij Arcade Music, later stapte hij naar ARS
waar hij oa. de promotie deed voor Laura Lynn. In de
zomer van 2008 stapte hij over naar The Entertainment
Group waar hij Project Manager is. Patrick Guns is Sales
& Marketing Manager bij Sony-BMG.Daarvoor werkte hij
oa. als retail marketing en account manager bij EMI en
als verkoper voor Warner. Poppunt ging met beide heren
in gesprek.
Over vijf krachten en heirkrcht
Papa Koen en nonkel Kris spelen exclusief voor
Nono en Zita5. Worden er meer exemplaren van het
Laatste Nieuws verkocht dankzij de verslaggeving over
familietaferelen van de Wauters’ in de vaste Clouseau-
repetitiestek in Oevel? Slagen Koen en Kris er dankzij
dit soort artikels in HLN er misschien in om het record
van 18 gevulde sportpaleizen te breken? Artikels als
deze bewijzen alvast één van de (nieuwe) wetten van
de muziekindustrie: muziek is geen op zichzelfstaand
product (meer). Zo wordt de toepassing van het vijf
krachten model van Michael Porter echter meteen
een stuk lastiger. Porter ontwikkelde zijn model om
te analyseren wat de kans op succes is voor een
bepaald bedrijf of bedrijfstak. De bedrijfstak muziek is
echter steeds moeilijker af te bakenen. Platenfirma’s
zijn immers vandaag even goed evenmentenbureau of
hardware producent. Of zou het toeval zijn dat de eerste
Belgische artiest die een volledig concert op Blue-ray
Disc uitbrengt, getekend is bij de hardwareproducent die
achter de ontwikkeling van die technologie stond? Geen
blaam voor Porter daarvoor trouwens, toen hij in 1979
zijn theorie ontwikkelde was er van de cd nog nauwelijks
sprake, laat staan van internet en al wat daar bij hoort.
Niettemin blijft de oefening die Margot in haar thesis
maakte een bijzonder waardevolle oefening. Is de
voorspelbaarheid van succes immers niet nog steeds
de heilige graal van onze business? Zou het voor de
marketingplanners en A&R’s van deze wereld niet een
stuk makkelijker worden als de voorspelbaarheid van
welslagen groter werd?
De optelsom van de kracht van een bedrijfstak t.a.v
elk van de vijf krachten6 bepaalt de kansen op succes
volgens Porter. Maar wat is succes? Is het wat Sherwin
Rosen omschrijft als ‘relatively small numbers of people
earn enormous amounts of money and dominate the
activities in which they engage’? Patrick Guns van
Sony-BMG volgt in elk geval de stelling dat het over geld
gaat: ‘we blijven een industrie waarbij de uiteindelijke
graadmeter de winst is. Ik hecht meer waarde aan de
Ultratopcijfers dan aan de credits die een artiest krijgt in
de geschreven pers’. Kurt Frederickx beaamt dit en voegt
er nog aan toe ‘een nummer als ‘Al wie da ni springt’
wordt niet omschreven als credibel, maar ondertussen
zijn er wel vele duizenden exemplaren van verkocht en
kent letterlijk iedereen het. Dan mag je dus toch van een
succes spreken, niet?’ Goed, dat is dan afgesproken:
in het verder bestek van deze tekst is succes gelijk aan
winst. Maar hoe geraken we daar dan? Hoe realiseren
we meer kansen op winst?
Toetreders
Margot Vanhouche staat in haar thesis vrij lang stil bij de
drempels die mensen/producten die tot de markt willen
toetreden ondervinden. In haar thesis komt ze eigenlijk
tot de conclusie dat dé echte strijd zich niet zozeer
afspeelt tussen wie al toegang heeft gevonden tot de
industrie. Immers, eens je echt succes hebt, zijn er ook
veel minder substituten voorhanden, want niet iedereen
staat tegelijk aan de top. De echte strijd wordt geleverd
door diegenen die er nog niet zijn. Opkomend talent zit
gevangen in de vicieuze cirkel waarin de regel geldt “je
bent niet bekend dus raak je niet in de rode loper en dus
raak je niet bekend”. Om uit die vicieuze cirkel te geraken
moet je werken aan een goed netwerk. Je moet je voet
tussen de deur krijgen. En daarbij zijn medestanders die
5 Artikel in Het Laatste Nieuws van 1 december 2008 naar aanleiding van de voorbereidingen voor de première van ‘Crescendo’ de nieuwe show van Clouseau 6 Concurrentie tss reeds aanwezige speler, de macht van toetreders, de macht van leveranciers, de macht van de afzetmarkt en de aanwezigheid van substituten.
28
aan de juiste kant van de deur staan, essentieel. Zonder
een manager of platenfirma die mee de schouders
onder jouw verhaal zetten, kom je er niet in en kan je het
eigenlijk wel schudden.
‘Ik kan zo niet meteen een voorbeeld geven van een
louter eigen beheer artiest die het tot in Tien om te
Zien heeft gebracht’ zegt Patrick Guns ‘maar volgens
mij bestaan ze wel. De industrie heeft uiteraard een
belangrijke invloed op wie al of niet succes kent, maar we
zitten wel volop in een periode van verandering. Eigenlijk
is er geen beter moment om opkomende artiest te zijn
dan vandaag. Er worden ontzettend veel nieuwe dingen
uitgebracht, en het publiek staat daar ook voor open.
Helaas staat daar tegenover dat de relatie die een publiek
met een artiest aangaat ook vluchtiger is. Wat vandaag
hip is, is even snel vergeten. De kunst is vooral om die
ene hit, te bestendigen, te continueren. ‘
Kurt Frederickx vult Patrick aan ‘het boeiende aan
vandaag, is dat er verschillende platforms zijn waar je
een hit kan scoren. Een radio-hit, een internet-hit, een
club-hit, een videoclip-hit… elk op zich kunnen goed
genoeg zijn om de bal aan het rollen te brengen. Maar
het blijft wel hard werken. Het is niet zoals een sneeuwbal
die vanzelf naar beneden rolt en die steeds groter wordt,
de muzieksector is wat dat betreft altijd bergop. Je moet
altijd blijven duwen, blijven zoeken, blijven investeren’.
Substituten
En het is net in dat investeren dat de kink vandaag in de
kabel lijkt te komen. De illegale gratis download is een te
versmaden substituut voor het betalende origineel. ‘We
kunnen echt niet naast het effect van de dalende verkoop
kijken’ zegt Patrick Guns. ‘Als profit speler heb je dan
twee opties: ofwel ga je het financiële risico verkleinen
door de uitgaven te verkleinen. Dat zie je bijvoorbeeld bij
labels die eigenlijk alleen nog licentiedeals afsluiten i.p.v.
artiesten overeenkomsten zoals vroeger. Daardoor zitten
ze niet met de dure opnamekosten. De andere optie is
dat je de inkomsten bronnen diversifieert. Door meer
verschillende inkomstenbronnen aan te boren, kan je een
mindere periode in één van de domeinen compenseren
met inkomsten uit de andere.’
Sony-BMG kiest onder andere voor de tweede piste. Met
bands als The Ditch (winnaar van de TMF award ’08 voor
best new national artist) werd een 360° overeenkomst
getekend zodat we samen inkomsten kunnen genereren
uit zowel merchandising, optredens, als cd-verkoop en
downloads. Op internationaal niveau gaat Sony Music
Entertainment (binnenkort opnieuw zonder de toevoeging
BMG) in de komende jaren wellicht nog meer zoeken
naar manieren om verschillende bedrijfstakken aan elkaar
te koppelen. Voorbeelden hiervan kunnen zijn:
Bij je Hardware (bv. een blue-ray speler) zal je •content kunnen bijkopen aan interessante prijzen.
Sony Pictures zal een nieuwe artiest mee lanceren •door hem of haar een prominente plaats in de
soundtrack van een nieuwe film te steken.
Nieuwe games die gereleased worden voor de •PSP, zullen muziek bevatten van Sony-music
artiesten enz.
Ondertussen bouwt Stageplan Entertainment diensten
uit voor de evenementen sector met daarbij in de
aanbieding uiteraard, onder andere artiesten die door
Sony getekend zijn. Het antwoord van de industrie op
de illegale substituten blijkt vooral productdifferentiatie.
Eén van de effecten van de crisis is in elk geval dat de
creativiteit opnieuw toeneemt.
De macht van de kopers
Aangezien het ijkpunt van succes winst is, is de macht
van de kopers uiteraard zeer groot. Wat de kopers niet
lusten, zal geen investeerders meer vinden. Maar net als
met wasmiddelen bestaat de kunst er in om te zorgen
dat de kopers geloven dat ze die absoluut moeten
hebben. En gelijktijdig met de vermarkting van muziek
groeide de rol van marketeers in het verhaal. Het heilige
doel (winst) vraagt om navenante middelen. De start
van een muziekcarrière in de commerciële scene is een
marketing plan.
Kurt Frederickx: ‘je moet beginnen met je af te vragen
welk publiek je wil bereiken. Vervolgens moet je wat je
maakt zowel inhoudelijk als qua promotie en distributie
afstemmen op die markt. Laura Lynn verkoopt 35.000
cd’s omdat een groot deel van haar publiek gewoon niet
met internet en downloaden bezig is. Veel fancy web
2.0 toepassingen zal je van Laura Lynn dus niet vinden.
Een opkomende artiest als Jasper Erkens zal eerder wél
volop zijn fanbase moeten uitbouwen op internet. Alle
29
online dingen zullen in zijn marketingplan centraal staan.
De tweede stap is dan ervoor te zorgen dat die fans ook
offline massaal aanwezig zijn. ’
Patrick Guns: ‘ het gaat om kunnen verkopen hé. Ik
zeg altijd dat een kleine rol in een film die door iedereen
gezien werd altijd meer opbrengt dan een hoofdrol in een
slechte B-film. Als artiest moet je dus ook goede keuzes
maken. Bij wie wil je tekenen? Wie levert jou het meeste
meerwaarde. Durf vooruit denken. Ga er gerust van uit
dat de firma die jou wil tekenen dat doet omdat zij winst
denken te kunnen maken. Het kan zeker geen kwaad
om zelf ook zo te redeneren. Bij wie kan ik zelf het meest
verdienen? Wie zal mij het meeste succes opleveren?’
De leveranciers spelen hierbij ook een rol natuurlijk. Wie
zal de nummers voor mij schrijven, opnemen, arrangeren.
Wie zal de videoclips maken? Wie zal gaan pluggen bij
radio en tv? Wie zet mij op zijn of haar podium? Wie doet
de distributie? Etc.
Patrick Guns : ‘Een producer met de juiste referenties
kan er soms voor zorgen dat jouw plaat net wél door de
media wordt opgepikt terwijl een andere, mogelijks zelfs
intrinsiek betere, single aan de kant blijft liggen.’. Het gaat
altijd om de juiste strategische keuzes maken.
Manoeuvreren voor positie
Patrick Guns: ‘De onvoorspelbaarheidsfactor blijft groot.
Het toeval blijft een sterke rol spelen. Maar je kan het
toeval wel in de hand werken’. Vandaag de dag is het
een én – én - én verhaal. Je moet én in de boekskes,
én op de radio én op tv én actes de présences én in
clubs én op TOTZ én op Facebook én op Myspace
én in’t breed én in’t lang én Crescendo. Het toeval
mogelijk maken is eigenlijk simpel: op alle paarden tegelijk
wedden.
Daar kruipt bakken energie in. Dat is vreselijk hard
werken. En de mate waarin de artiest daarin ook
zijn eigen verantwoordelijkheid mee opneemt is erg
belangrijk. Een opkomende artiest brengt niet genoeg op
om iemand te betalen om fanmail te beantwoorden…
Maar het goed soigneren van je fans is wel iets dat mee
het verschil kan maken. ‘
Kurt Frederickx: ‘Britney is ook ooit begonnen op een
heel klein label hé. En Jamie Culum zijn eerste twee
platen deden het ook niet goed. Het is in die fase dat je
als artiest gewoon zelf moet doorzetten. Zélf moet blijven
gaan. En wees gerust als je groot genoeg wordt, dan
komt de industrie je wel vinden’
Een zesde kracht: de overheid
Een toevoeging die vaak gemaakt wordt aan het vijf
krachten model is een zesde kracht met name de
overheid. De regelgeving die een overheid oplegt, heeft
zeker een invloed op de kansen op de afzetmarkt.
6% btw zou cd’s een stuk goedkoper maken en een
sterkere toepassing van de anti-piracy wetgeving zou de
(illegale) substituten wat meer de kop in kunnen drukken.
Het feit dat cultuurbeleid géén federale bevoegdheid
is en BTW, belastingen en sociale zekerheid wél, komt
de culturele reflex van de beleidsmakers aldaar wellicht
niet ten goede. Tegelijk neemt de (cultuur)overheid
initiatieven om de toegang en de afzetmarkt van
muziekproducten te verhogen. De overheid subsidieert
immers muziekclubs, alternatieve managements,
bepaalde cd-producties, internationale tours , etc.
Met CultuurInvest ontstond daarnaast ook nog een
participatiemaatschappij voor de cultuursector die mee
risicokapitaal kan aandragen voor producties die (op
middenlange termijn) zelfbedruipend zijn.
‘Er is zeker wel wat veranderd de afgelopen jaren’
zegt Kurt Frederickx ‘maar het is me niet altijd duidelijk
waarom de overheid bepaalde keuzes al of niet maakt.
Als je bijvoorbeeld kijkt naar de anti-piracy acties, dan
komen die vooral vanuit de Belgian Entertainment
Association BEA en niet zozeer van de overheid.
Beschermende maatregelen voor de sector lijken nog
altijd taboe op één of andere manier. En we zouden
ze nochtans goed kunnen gebruiken. Niet alleen als
industrie, maar ook om de tewerkstellingskansen van
onze artiesten te kunnen blijven verzekeren’.
Werk aan de winkel dus. En op hoop van succes, met of
zonder het gelijk van Michael Porter •
Tijs Vastesaeger
Inschrijven kan tot 21 septemberwww.poppunt.be
Win €500 en eeuwige roem met de popthesisprijs 2009 van Poppunt
Poppunt vzw – Bloemenstraat 32 – 1000 BRUSSEL – 02 504 99 00 – www.poppunt.be – [email protected]