Read between the lines 2007
description
Transcript of Read between the lines 2007
Publicatie in het kader van de Popthesisprijs edities 2006 – 2007 van Poppunt, aanspreekpunt voor muzikant en dj.
© Januari 2008Poppunt vzwBloemenstraat 321000 BRUSSEL
Read between the lines-Beschouwingen over poponderzoek in Vlaanderen – Popthesisprijs 2006 - 2007
4
Doelstellingen
Poppunt is het aanspreekpunt voor muzikanten
en dj’s. Poppunt werkt aan het maximaliseren van
kansen voor beginnende en semiprofessionele
muzikanten en dj’s in Vlaanderen. Via publicaties,
een website, projecten en andere initiatieven zorgen
we ervoor dat muzikanten en dj’s aan de juiste
informatie in een heldere taal geraken, dat ze meer
speelkansen krijgen en dat ze zichzelf beter kunnen
promoten. Daarnaast willen we werken aan een beter
poplandschap en zijn we een bondgenoot van alle
organisaties die net als ons werk maken van kansen
voor muzikanten en dj’s.
Doelgroep
We richten ons op alle muzikanten en dj’s, ongeacht
hun leeftijd of het genre waarin ze actief zijn. Van
de zwaarste speedmetal tot de zachtste kleinkunst,
van de meest esoterische trance tot de coolste
blues: iedereen mag aan onze deur komen kloppen.
Daarnaast willen we een bondgenoot zijn van de
muziekindustrie en alle organisaties in het brede
popveld. Uiteraard mogen ook beleidsmakers op
lokaal, provinciaal of landelijk niveau niet in dit plaatje
ontbreken.
Informatie
Via het driemaandelijkse Poppunt-magazine, de
tipboekjes die we uitbrachten en de lancering van de
Muzikantengids in het najaar van 2007 zorgen we
ervoor dat iedereen alle informatie steeds bij de hand
kan hebben. Uiteraard hebben we daarnaast ook
een aantal zeer uitgebreide websites met informatie
over muziekmaken, juridische aspecten, popnieuws,
speelkansen en adressenlijsten van boekers,
managers, labels, opleidingen, workshops, enz.
Dankzij popadvies krijgen muzikanten en dj’s dagelijks
antwoorden op alle sociaal-rechtelijke, zakelijke,
juridische en fiscale vragen. En door de infosessies
brengen we deze info ook tot bij de muzikanten en
dj’s.
Projecten
Met Demopoll kregen al vele tientallen bands de zo fel
begeerde airplay op de landelijke radio. Dankzij 100%
Puur en Young Talent Corner stonden tientallen
groepen en dj’s op podia in heel Vlaanderen. Van de
kleinste muziekcafés tot Pukkelpop, van het meest
afgelegen Jeugdhuis tot de AB in centrum Brussel.
Van een mini club tot een monster event als Laundry
Day. Het podium is waar je je vak leert, dus daar
brengen we de muzikanten en dj’s.
Op de Muzikantendag krijgen honderden muzikanten
de kans om deel te nemen aan workshops, infosessies
en niet te vergeten de unieke gelegenheid om een
persoonlijke date te krijgen met labels, boekers of
organisatoren tijdens demofeedback.
Als slot van ons vijfjarig bestaan in 2006 organiseerden
we Raymond en zijn Jonge Helden waarin
opkomend Vlaams talent onbevangen aan de slag
mocht gaan met het oeuvre van de grootmeester. Met
deze projecten geven we muzikanten en dj’s niet alleen
een forum, maar brengen we ze ook in de kijker van
het brede publiek en de nationale media.
Poppunt werd in 2007 genomineerd voor de Vlaamse
cultuurprijzen.
Poppunt – of hoe je van een punt een uitroepteken maakt
Duizenden uren zweet, bloed en tranen worden jaarlijks
gespendeerd aan het schrijven van eindverhandelingen
en scripties over popmuziek en alle randfenomenen
die daar rond zweven. Van backtrackalgoritmen voor
regelgebaseerde vierstemmige harmonisatie tot de
borsten van Britney, alles is al wel eens uit een of andere
invalshoek bekeken. Hordes pedagogen, sociologen,
psychologen, politicologen, vrijetijdsagogen, ingenieurs,
geschiedkundigen of sociale assistenten in wording
hebben er al een vette kluif aan gehad. Hele bergen
papier worden jaarlijks vol gepend, vaak met als enig
doel het behalen van alweer een stuk papier. Niet zelden
vinden we daarop welluidende bijvoeglijke bepalingen
als ‘grote onderscheiding’ of ‘cum laude’ terug, en
doorgaans staat het woord ‘diploma’ in de titel.
Helaas blijft het daar vaak bij. Het verzamelde
materiaal, de bereikte inzichten of onderzochte cases
raken niet verder dan de universiteitsbibliotheek.
Met een beetje geluk komen ze nog eens terug in
de literatuurstudie van alweer een gemotiveerde
student die de wondere wereld van de popmuziek aan
theoretische banden wil leggen.
In 2006 lanceerden we met Poppunt de eerste
Popthesisprijs. Hiermee wilden we niet alleen de
schat aan verzamelde informatie uit de anonimiteit van
de studentenkamer halen, maar ook deze informatie
aanbieden aan toekomstige scriptieschrijvers en
uiteraard de popsector zelf. Nu, na afloop van de
tweede editie, hebben we al een 70-tal scripties
verzameld en levert een zoekfunctie op Google al
meteen een pak nieuwe resultaten op. De praktijk leert
namelijk dat dit voor elke student het vertrekpunt is. Zo
werd de thesis van Jolien De Boodt, laureate van de
eerste editie, maar liefst in 7 thesissen van de tweede
editie als belangrijke bron gebruikt. Dat scheelt meteen
een pak warm water dat niet opnieuw uitgevonden
hoefde te worden.
Eind november organiseerden we samen met de
International Association for the Study of Popular
Music (IASPM) een studiedag in de AB-club. Daar
zetten we niet alleen Fréderic Busscher, de winnaar
van de Popthesisprijs 2007, in de bloemetjes, maar
gingen we ook samen met onderzoekers Timothy
Dowd, Miriam van de Kamp & Erik Hitters op zoek
naar de toekomst van de muziekindustrie. Het
verslag van deze studiedag vind je samen met de
5 beste thesissen van de afgelopen edities van de
Popthesisprijs terug in deze publicatie. We lieten
vijf auteurs los op de thesissen en stelden hen
de eenvoudige vraag: ‘wat moeten we daar nu
mee?’. Gunther Van Asche (De Morgen), Wouter
Van Driessche (Knack), Iris Catteeuw (administratie
Cultuur), Raf Coenen (PHL-music en voorzitter
Muziekodroom) en Stijn Lauwers (de Standaard &
deel van Squadra Bossa) lieten hun kritische blik over
de thesissen glijden en gingen aan de slag.
Dit jaar is er uiteraard opnieuw een thesisprijs.
Hopelijk ook nu alweer met een pak verfrissende
inzichten en verassende conclusies. En in elk geval
nog meer schwung in de popsector. Want zonder
goede muziek geen goede sector, zonder goede
sector geen goede muziek!
Read between the lines
Uitreiking 2° Popthesisprijs op 29 november 2007 in AB Brussel.
v.l.n.r. Juryvoorzitter Gert Keunen, laureaat Fréderic Busscher,
Poppunt-directeur Luc Nowé.
Foto: Madelien Waegemans
6
2006Anthony Albers:
Johan Ardui:
Jonathan Badisco:
Liesje Borremans:
Tom Claerhout:
Marjolein Claes:
Jolien De Boodt:
Yves De Deurwaerder:
Sari Depreeuw:
Hendrik De Rycker:
Kim Devos &
Cindy Vanhoutte:
Alexander Deweppe:
Tom Evens:
Koen Galle:
Andries Gouweloose:
Muriel Grégoire:
Steven Hellemans:
Tine Jagers:
Tine Jagers:
Anne Kalders:
Tijs Laurens:
Els Mertens:
Bert Meyers:
Daphne Op de Beeck:
Barbara Peremans:
Herlinde Raeman:
Elke Roevens:
Astrid Simon:
Joris Thys:
Kristof Vande Velde:
Steven Vanden Broucke:
Patricia Van den Kerckhove:
A partial translation of Lost In The Woods by J. Palacios and an introduction on how issues related to
objectivity versus subjectivity can influence translation.
Rockin’ in the free world: God, rock en de roep om bevrijding.
De financiële positie van de Vlaamse artiest/muzikant in een discussie omtrent het auteursrecht.
Inkomstenbelasting van muziek- en podiumkunstenaars.
Crisis in de muziekindustrie: een analyse voor de gevolgen voor kleinere labels en artiesten
in eigen beheer.
Het statuut van de kunstenaar in het BTW-recht, BTW vrijstelling en aftrek.
De sculptuur van de popmuzikant: het culturele gedrag nader bekeken
De rol van de muziekindustrie in een geglobaliseerd en digitaal muzieklandschap.
Interoperabiliteit via het softwarebeschermingsrecht, het mededingingsrecht en het auteursrecht: een
bespreking van de zaak VirginMega/Apple
Platenmaatschappijen in Vlaanderen: werking, invloed van technologische veranderingen, strategieën
en ondersteuning vanuit het beleid.
Hip hop identity in a township reality. Describing the social environment of youngsters on the Cape,Flats
by reflecting on their rap music.
Van Paganini tot Petrucci, Evolutie van klassiek citaat in vijftig jaar rockgeschiedenis.
There’s no business like showbusiness: ticketprijzen bij populaire muziekconcerten.
Een kwalitatief en kwantitatief onderzoek naar de dj-gemeenschap in Vlaanderen.
Bewaking & Beveiliging bij Popconcerten:Muziekclubs.
Van slavenliederen tot hedendaagse dancehall.
John Scofield.
Gevolgen van globalisering op de Vlaamse muzieksector.
An annotated Dutch Translation of the Stay Human album lyrics by Michael Franti & Spearhead, with an
introduction to American protest songs from the 1960s.
Het lokale multimuzikale muziekfestival tegenover het nationale unimuzikale muziekfestival:
Casestudy Bergfestival.
1. Sampling in België en Nederland - 2. Sampling in België - 3. De thuiskopie en de vrije kopie -
4. Popharmonie - 5. Analyse van popnummers
Een zoektocht naar het controversiële binnen de muziekindustrie: Een verkenning van de genres
Hiphop en Punkrock.
Waarom muziek? In een dagcentrum voor mensen met een mentale en/of fysieke handicap.
De rol van fandom in de identiteitsvorming van Clouseaufans van het eerste uur.
“When the music’s over, turn out the lights”
De functies en het belang van (radio en geschreven pers als) gatekeepers in de Vlaamse rockmuziek.
Illegale muziekbestanden.
Limburg: geografische naam of sterk merk? Wat bieden de concepten ‘creatieve industrie’ en
‘citymarketing’ voor de ontwikkeling van Limburg als creatieve regio? Case: Limburgse muziekfestivals.
De impact van de cultuureconomische globalisering binnen de festivalmarkt in Europa.
Nederlandstalige online muziekjournalistiek, Een onderzoek naar onafhankelijke
online muziekmagazines.
Hiphop in Vlaanderen: een Sociologische Analyse.
Popster in de postmoderne samenleving. Een kwantitatieve inhoudsanalyse van Madonna’s
liedjesteksten en muziekvideo’s.
Editie 2006/2007
7
Een nieuwe vorm van mediapaniek? Homofobe geluiden in de hedendaagse reggaemuziek.
Technologie vs economie: de digitale muziekindustrie.
Een beschrijving van de relatie tussen mannelijkheid, genderrelaties en machtsrelaties in de hiphopscene
“Hit Me Baby One More Time” Imagebuilding en Idoolvorming. Casestudy: Britney Spears.
Automatische genreclassificatie van muziek via support vector machines.
‘Under Press(ure)’. Een sociologisch onderzoek naar de invloed van de commercialisering van de
geschreven pers op de omgang van muziekjournalisten met de muziekindustrie in Vlaanderen.
De Rock and Roll-performance in Vlaanderen, 1950-1963: Receptie, toe-eigening en de verzuilde kritiek.
De representatie van vrouwen op TMF.
Automatische detectie van ritmepatronen in muziek.
Folkrevival in Vlaanderen. Boomt het bal?
Platenverzamelingen: Een onderzoek naar de leefwereld en de typologische kenmerken
van de platenverzamelaar
‘Maakt internet de klassieke muziekjournalist obsoleet?’. Een exploratief onderzoek naar de rol van internet,
en het bijzonder myspace.com, als gatekeeper binnen de muziekindustrie en de invloed ervan op de rol van
de klassieke muziekjournalistiek in Vlaanderen.
De lokale ondersteuning van popmuzikanten: Vlaams-Brabant - een veldanalyse
Sociale waarden in subculturen: case white metal
The Evolution of Hip-Hop Culture
We don’t need no education - onderzoek naar de muzikale kennis van rockers
De opportuniteiten van het kunstendecreet versus cultureelindustrieel beleid voor de popmuziek in
Vlaanderen.
Het Sportpaleis telt! Een onderzoek naar de creatie van werkgelegenheid door de
activiteiten in het Sportpaleis
Metalheads: identiteit en ervaring bij heavy metalfans
Fiscaal statuut van de Belgische artiest
No pay no play? De grijze zone van de muziekindustrie
Radio Donna: samenhang tussen playlists en de hitparade.
Madonna als exponent van het postmodernisme
De beschrijving en analyse van de troubadourslyriek en -muziek van 1100 tot 1300
Het succes van covers en originelen
Gangsta rap, check it out!
De muziekwerking van Studio Brussel. Mogelijkheden en ondersteuning van de beginnende
Vlaamse muzikant.
What’s hot and what’s not? Gatekeeping op Studio Brussel
Digitale muziek, een kans voor de bibliotheek?
Onderzoek en aanzet naar de volwaardige erkenning en ondersteuning van dj’s en producers in Vlaanderen
Van onbekend naar bemind - Marktonderzoek naar het proces van bekendheid voor jong, Vlaams talent in
Vlaanderen met behulp van een artiestenbureau
iDAFx: Intelligente digitale audio effecten
Globalisering vs. Lokalisering. De amerikanisering van rockmuziek in Frankrijk en Groot-Brittanië?
Backtrackalgoritmen voor regelgebaseerde vierstemmige harmonisatie
Rock en kritische theorie: een studie naar de plaats van populaire muziek in onze
hedendaagse samenleving
Pieter Jan Van der Bracht:
Olivier Van Haver:
Elke Van Hevele:
Hanne Vansant:
Matthias Varewyck:
Bart Vermijlen:
Dries Verstraeten:
Sofie Voorhoof:
Len Vrijders:
2007Julie Badisco:
Ewoud Beirlant:
Sarah Boerhave:
Fréderic Busscher:
Barbara Decroix:
Jan Devos:
Anton Fannes:
Brecht Gielis:
Kristel Lambregts:
Koen Legrand:
Els Meersseman:
Emile Nols:
Marliese Peeters:
Muriel Pessinet:
Lutgarde Ruwet:
Dorien Sampermans:
Geert Speltincx:
Kevin Taelman:
Merdan Taplak:
Wim Van Bael:
Lieven Van Keer:
Anneleen Van Passel:
Ronny Vanden Bempt &
Tony Ward:
Marieke Vangheluwe:
Stephanie Vanhove:
Johan Verckist:
8
Gezocht: muzikanten (m/v) met een stem-
Wouter Van Driessche las“De lokale ondersteuning van popmuzikanten. Vlaams-Brabant: een veld-analyse.”-
Fréderic Busscher – Winnaar Popthesisprijs 2007
Katholieke Universiteit Leuven – Licentiaat
Communicatiewetenschappen
Promotor: Prof. Dr. G. De Meyer
10
Wie (communiceert) wat (aan) wie, (via) welk kanaal (en)
met welk doel?
Op het communicatiemodel van Harold Lasswell had
zich in ons hoofd al een dikke laag stof verzameld, maar
bij wijze van inleiding passen we ze graag even toe op
de thesis zélf die er ons – pagina 70, voetnoot 31 – aan
herinnerde.
Wie is Fréderic Busscher, 24, uit het West-
Vlaamse Bavikhove. Een oud-student
Communicatiewetenschappen aan de KU Leuven, die
intussen (als vrijwilliger) bij muziekcentrum Het Depot in
Leuven werkt, en een opleiding Cultuur & Management
volgt in Gent.
Wat Fréderic precies communiceert, is een onderzoek
van de lokale ondersteuning van amateurpopmuzikanten,
op het niveau van de gemeente, de stad en de provincie.
Hij communiceerde dat in de eerste plaats aan zijn
proffen (aan wie?), via een lijvig en keurig uitgetikte
afstudeerscriptie van 213 pagina’s (welk kanaal?), om een
diploma te krijgen in de Communicatiewetenschappen,
natuurlijk (welk doel?). Maar intussen won zijn scriptie
ook zeer verdiend de tweede Poppunt-popthesisprijs ter
waarde van 500 euro, en is ze ook voor het grote publiek
te raadplegen via www.poppunt.be.
Maar wat kunnen wij, simpele zielen zonder de minste
notie van cultuurpolitiek whatsoever, nu van zijn thesis
leren? En vooral: wat moeten we onthouden van 213
pagina’s over geïntegreerde cultuurbeleidsstrategieën
en - wij verzinnen die dingen écht niet zelf - sectorale en
transversale overlegorganen?
Het jaar dat Elvis ontplofte
Eerst wat recente geschiedenis, om één en ander in het
juiste kader te zetten.
Vlaanderen deed er lang over - tergend lang - om tot
een popbeleid te komen. Zeker in vergelijking met onze
Noorderburen.
In Nederland kreeg het Nationaal Pop Instituut al in 1977
zijn eerste subsidies van de overheid, het jaar dat Elvis
ontplofte. Maar hier duurde het tot diep in de jaren 90
voor de overheid zelfs maar ‘overtuigd was’ dat er zoiets
als ‘lichte muziek’ bestónd.
Pas in 1996 stelde een beleidsbrief van toenmalig
minister van Cultuur Luc Martens (CD&V) dat er ‘in
Vlaanderen creërend en uitvoerend muzikaal talent
aanwezig’ was, en dat het ‘ieders taak was om dit talent
tot ontplooiing te laten komen en te koesteren.’ Tot dan
hadden de opeenvolgende Vlaamse ministers van cultuur
pop afgedaan als een louter commercieel product.
Uiteindelijk was het ook – ere wie ere toekomt – Luc
Martens die de ‘lichte muziek’ in 1998 officieel erkende
met het Muziekdecreet. Hij richtte in datzelfde jaar ook
het Muziekcentrum Vlaanderen op, en plaveide daarmee
de weg voor ‘rockminister’ Bert Anciaux (Spirit), die als
eerste een popbeleid die naam waardig op poten zette.
Anciaux subsidieerde onder meer popgroepen (Zita
Swoon, Das Pop), managementbureaus (Rock’O Co,
Gentlemanagement, Keremos) en een steunpunt voor
beginnende en semiprofessionele muzikanten (Poppunt),
en werkte een model uit om onze succesvolste
muzikanten naar het buitenland te exporteren (het
zogenaamde ‘IJslandmodel’). En voor de periode
2007-2009 maakte hij voor de muziek – dan deel van het
eengemaakte Kunstendecreet – nog eens 4,3 miljoen
euro nieuwe middelen vrij.
Maar dat was niet voor iedereen goed nieuws: de
muziekensembles moesten 9,7 procent inleveren,
en Das Pop en Zita Swoon verloren hun structurele
subsidies. Anderen zagen hun toelagen dan weer
spectaculair stijgen, zoals de concertorganisaties
(+ 95,3 procent), muziekclubs (+ 46,5 procent),
educatieve instellingen (+ 6,5 procent) en vooral
managementbureaus (+ 321,3 procent).
In de kranten waren intussen ook de eerste
hoeraberichten verschenen over het effect van het
popbeleid. ‘Het concertleven boomt’, jubelde De
Standaard in 2006. ‘Tussen 1999 en 2004 steeg het live
muziekaanbod in Vlaanderen met zestig procent. In die
periode verviervoudigde ook het aantal festivaldagen.
De toename geldt voor alle genres. Het aantal klassieke
N Gezocht: muzikanten (m/v) met een stem
11
concerten steeg met 30 procent. Jazz scoorde 63 procent
meer concerten. Roots, folk en wereldmuziek stijgen met
124 procent. Maar het absolute succesnummer zijn de
pop- en rockconcerten (+ 129 procent).’
Bij wijze van boutade zou je zelfs kunnen stellen dat
het op de duur té goed begon te gaan met de pop-
en rockmuziek. Een paar maanden geleden stelden
we in Focus Knack nog vast dat sommige Vlaamse
muzikanten het moeilijk kregen om hun zalen gevuld te
krijgen voor hun najaarstournees. ‘Er is een overaanbod
aan concerten’, tekenden we toen op uit de mond van
een paar bevoorrechte getuigen. ‘Trop is en blijft te veel.’
10.000 bands
Maar hoe zit het na een kleine tien jaar popbeleid met
de lokale ondersteuning van de 10.000 bands die
Vlaanderen rijk is? Komt het popbeleid van Bert Anciaux
tegemoet aan de specifieke en concrete noden van
deze doelgroep? En zo nee, waar is er nog ruimte voor
verbetering? Die vragen stelde Fréderic Busscher zich in
zijn thesis. En op die vragen zocht hij een antwoord aan
de hand van een case study in vier steden en gemeenten
in Vlaams-Brabant: Leuven, Halle, Ternat en Kortenberg,
waar hij met een heel aantal sleutelspelers uit het lokale
muziekcircuit ging praten.
Eerst het goede nieuws: sinds het muziekdecreet
van 1998, en vooral sinds het decreet houdende het
stimuleren van een kwalitatief en integraal cultuurbeleid
van 13 juli 2001 – wij hebben het ook twee keer moeten
lezen - is er in Vlaams-Brabant ontzettend veel veranderd.
‘Voor 1998 stelde het beleid voor popmuziek weinig
voor in de Vlaamse steden’, citeert Fréderic Busscher uit
een studie van zijn promotor Guust De Meyer. In 2002
hadden maar liefst 43 van de 65 gemeenten in Vlaams-
Brabant nauwelijks of geen cultuuraanbod. Maar anno
2007 heeft ruim de helft wél een gesubsidieerd cultuur-
en popmuziekbeleid.
Tot 2004 scoorde provinciehoofdstad Leuven vrij zwak
in het aantal voorstellingen voor pop en rock. Zeker in
vergelijking met andere grote steden, zoals Brussel en
Gent. Maar ook daar werd de afgelopen jaren een flinke
inhaalbeweging gemaakt, met onder meer de doorstart
van muziekcentrum Het Depot in Zaal Eden aan het
Martelarenplein in 2005.
‘Er is echt een boom’, laat artistiek directeur Mike Naert
van Het Depot optekenen. ‘Je merkt dat overal. Bij
ons in het Depot, bij muziekscholen, bij (muziekwinkel)
Leo Caerts. Het is ongelooflijk hoeveel mensen er met
muziek bezig zijn.’
Beginnende en semiprofessionele muzikanten krijgen
van de lokale overheden geen rechtstreekse subsidies,
of ondersteuning op fiscaal of juridisch vlak. Maar er
worden wel middelen vrijgemaakt om hen indirect te
ondersteunen. Door bijvoorbeeld repetitieruimtes te
bouwen – hoewel daar nog steeds een groot tekort aan
is –, vrije podia in te richten en rock rally’s te organiseren.
‘Niet alleen het eindproduct – een goede groep – is
belangrijk, maar ook het groeitraject, de weg ernaar
toe’, stelt Fréderic vast. Dat geldt voor alle takken van de
amateurkunst, omdat er veel jongeren mee bezig zijn.
En precies die visie werpt in de provincie Vlaams-Brabant
zijn vruchten af. Er worden portaalsites gemaakt, vrije
podia georganiseerd, cursussen geluidsversterking
aangeboden, en gratis PA’s ter beschikking gesteld (1669
ontleningen in twee uitleenposten in 2006.) Er wordt een
provinciale talentwedstrijd georganiseerd (Rockvonk),
waarvan de finalisten doorstromen naar 100% Puur - Pop
Uit De Provincies, het speelkansentraject van Poppunt en
de provincies. En er wordt hardop gedacht aan kleinere
clubs voor beginnend talent, en aan een rockrally waarvan
de winnaars op Marktrock zouden mogen spelen.
Alles kan beter
Maar dat betekent natuurlijk niet dat er geen ruimte zou
zijn voor verbetering. Want die is er altijd, omdat alles nu
eenmaal beter kan.
‘Een efficiënt lokaal muziekbeleid staat of valt met een
goede samenwerking en communicatie tussen de lokale
overheid en de muzieksector’, schrijft Fréderic Busscher.
En net daar wil het nog wel eens aan mangelen. Terwijl
de meeste traditionele muziekverenigingen (harmonieën,
fanfares) vertegenwoordigd zijn in de cultuurraad van
12
hun stad of gemeente, vinden popmuzikanten daar
maar moeilijk de weg naartoe. ‘Popmuzikanten vormen
een vrij diffuse groep, wat de vertegenwoordiging
bemoeilijkt’, noteert hij. ‘Als individuele groep is het niet
evident om mee op het lokale beleid te wegen.’
En dan is het nog maar de vraag of popmuzikanten
zich op het lokale forum wel willen laten horen, want
op infoavonden en workshops schitteren zij vaak
door hun afwezigheid. ‘Muzikanten zitten vaak op
hun eigen eilandje, een beetje egoïstisch’, getuigt één
van de interviewees in de thesis. ‘Heel apart publiek,
qua engagement.’ ‘Muzikanten moeten zich ook
bekend maken’, benadrukt nog een andere. ‘Dat is
wel een probleem. Als ze zich niet kenbaar maken,
weten we niet dat ze bestaan. We moeten hun
contactgegevens hebben.’
Een aantal ondersteunende maatregelen voor
popmuzikanten blijft ook steken in te vrijblijvende
formuleringen, te weinig concrete beslissingen en een
te wazig bestuursjargon, stelt Fréderic vast. En op een
aantal initiatieven die in het verleden goed werkten,
begint stilaan sleet te zitten.
Niet iedereen is er bijvoorbeeld nog van overtuigd dat
rockwedstrijden de beste manier zijn om groepen
te ondersteunen. ‘Door een gebrek aan coaching
schieten nogal wat rockwedstrijden hun doel voorbij’,
klinkt het. ‘De steun van een gevestigde waarde in de
muziekwereld (peter- of meterschap) kan soms meer
opbrengen.’ En bovendien dreigt het poplandschap
in Vlaanderen op lokaal niveau te versnipperen. Elk
zichzelf respecterend jeugdhuis heeft intussen zijn eigen
talentenjacht en vrij podium. Samenwerkingen over de
gemeentegrenzen heen dringen zich stilaan op.
Om zo’n samenwerkingen te stimuleren, pleit Fréderic
Busscher voor een betere communicatie tussen de
cultuurbeleidscoördinatoren. ‘De overlegstructuur blijft
gebrekkig’, stelt hij vast. ‘Vooralsnog is er nog geen
structureel platform opgezet om bijeen te komen en
een aantal projecten samen uit te werken.’
Denk lokaal
Maar laten we vooral met een positieve noot eindigen.
En bij wijze van conclusie nog een paar aanbevelingen
uit de thesis distilleren, die van deze wereld voor
amateurpopmuzikanten een nóg betere plaats zouden
kunnen maken.
(1) Laat u horen! Om een zinvol popbeleid
op poten te kunnen zetten, moeten de lokale
overheden de concrete noden en behoeften van de
amateurpopmuzikanten kennen. En alleen al daarom
is het belangrijk dat muzikanten zich kenbaar maken,
en van zich laten horen op info-avonden, cultuurraden,
adviesraden enzovoort. ‘Je hoeft niet eens een
zanger te zijn om je stem te laten horen’, merkt
een cultuurcoördinator in de thesis op. En daar valt
werkelijk niets tegen in te brengen. Al klinkt die stem
dan natuurlijk wel wat beter.
(2) Verenig u! ‘Eendracht maakt macht’ is nog
steeds onze nationale leuze. Maar precies aan
eendracht ontbreekt het nog, zowel bij muzikanten
als bij cultuurbeleidscoördinatoren. Muzikanten die
hun stemmen samen verheffen, klinken luider en
maken meer indruk in de politieke arena. Zowel lokaal
als nationaal. En lokale beleidsmakers die samen
projecten uitwerken, bewijzen ‘hun’ muzikanten een
grotere dienst dan beleidsmakers die solo slim spelen.
(3) Denk lokaal! Wie het kleine niet deert, is het grote
niet weerd. Het lokale niveau wordt door muzikanten
nog al te vaak over het hoofd gezien, zeker bij
communicatie. Terwijl lokale media (gemeentelijke
brochures en websites, lokale radio en televisie) juist
heel belangrijke partners kunnen zijn in het promoten
van activiteiten.
Wouter Van Driessche (30) is muziekjournalist.
Hij leerde de stiel bij ‘De Morgen’ en ‘Deng’, en
is sinds 2004 vaste redacteur bij ‘Focus Knack’.
Samen met Belpopspecialist Jan Delvaux (Studio
Brussel) doet hij in Het Depot in Leuven ook live
gesprekken met sleutelfiguren uit de Belgische
muziekindustrie (‘The Key Players’).
N Gezocht: muzikanten (m/v) met een stem
Voor alle mannen in de zaal!
Hiphopscène in blijde verwachting
van Vlaamse female mc’s.-
Iris Catteeuw las
“Een beschrijving van de relatie tussen mannelijkheid, genderrelaties en machtsrelaties in de hiphopscène.”-
Elke Van Hevele – Winnaar Popthesisprijs 2006
Universiteit Gent - Licentiaat Sociologie
Promotor: Prof. Dr. J. Vincke
15
“To all the ladies!!” Het is een wel vaker
voorkomende zin die mc’s droppen op een
optreden. Hoogstwaarschijnlijk is het gericht aan
alle vriendinnetjes van hiphoppers die het toch eens
zagen zitten om mee te komen naar de show. Het
valt echt op: er zijn beduidend minder vrouwen in de
hiphopscène en nog veel zeldzamer on stage. Het
aankaarten ervan in een popthesis, al is het rijkelijk
laat, verdient alleen al daarom applaus.
Een klassieke thesis hoeft niet meer. Het zorgvuldig
selecteren van een origineel onderwerp met een
actuele problematiek en catchy titel doet tegenwoordig
al voor de helft het werk. Dat lijkt ook het geval voor
de thesis van Elke van Hevele over ‘mannelijkheid,
genderrelaties en machtsrelaties in de hiphopscène’.
Sociologie leent zich uitstekend voor het exploreren
van populaire thema’s die nauwer aansluiten bij
de leefwereld van jongeren en studenten. Toch is
een gezonde dosis scepsis aan de orde t.a.v. de
vervelende eigenschap van academische analyses om
in muziek, tekst en omringende cultuur plots dingen
te ‘spotten’ die de meeste fans niet eens vermoeden.
Hoog tijd dus voor een dwarsdoorsnede van Elkes
‘beschrijving’.
Zoals het een goeie thesis betaamt, start ook die van
Elke Van Hevele met ambitieuze doelstellingen. Het
woord vooraf – achteraf geschreven, zoals iedere
student het doet – meent niet te willen beginnen
met een zoveelste overzicht van de hiphopscène.
Dat overzicht komt er een paar pagina’s verder
trouwens wel nog; onderwerpen blijken nu
eenmaal onlosmakelijk verbonden met hun eigen
geschiedenis. Dan volgt de scoop-intentie. Elke
Van Hevele wou namelijk een ‘totaal nieuw’ licht
werpen op ‘het miskend aspect in deze scène’ –
onderzoekers claimen nu eenmaal graag de status
van ontdekkingsreiziger. “De vrouwelijke breakster,
mc, dj of graffitispuitster is immers niet zomaar
een onbelangrijke figurant, die het decor op een
aangename manier opvult. Vanaf het ontstaan in
de South Bronx, is zij steeds aanwezig geweest en
heeft zij een onmiskenbare invloed uitgeoefend op
de hiphop die wij vandaag beleven.”. Het valt echter
te betwijfelen of deze ambitie wel zo origineel is.
Eerder onderzoek naar de eerste golf feminisme uit
het begin van de 20e eeuw toont aan dat men toen
al op het idee kwam om de vrouw te emanciperen
door ze gewoon bij te schrijven in de geschiedenis.
De tweede golf wou van vrouwen dan weer mannen
maken. En nu gaat het om gender, de constructie
van ‘mannelijkheid’ en van ‘vrouwelijkheid’. Zo
kunnen we ook weer de homo-scène betrekken.
Theorie, geen enkele thesis ontsnapt eraan.
Het lijkt erop dat deze thesis de neiging heeft om
de studie te laten passen binnen het raam van
de typische theoretische logica. Hokjes worden
gevormd, underground conscious hiphop wordt strikt
gescheiden van gangsta rap, en faseringen sluipen
binnen. Want zoeken hiphoppers nu niet eerder naar
hun mannelijke identiteit in de jonge jaren? ‘Ouderen’
verruilen het daarna voor het streven naar vrijheid in
die ‘hiphopidentiteit’. Het onderwerp wordt plots zo
onverwacht complex, al wordt het gedachtegoed
opeens ook zo heerlijk concreet. Massieve woorden
zetten evidenties nu eenmaal makkelijker om in een
waarachtige theorie.
Maar wat moeten we er nu mee? Zoals het
een aanstormend socioloog betaamt, werd de
problematiek voorgelegd aan ‘dé scène’. Acht
mannen en vrouwen, mc’s, dj’s, breakers en
graffiteurs, vormden de populatie van dienst.
Waarschijnlijk niet echt representatief, maar
misschien is de geringe omvang van underground
hip hop in Vlaanderen een excuus. Maar wie zegt
dat theoretiseren noodzakelijk kwantitatief hoeft te
zijn? Overigens leent de theoretisering zich ook tot
N Voor alle mannen in de zaal!
Hiphopscène in blijde verwachting van Vlaamse female mc’s
16
het vinden van oplossingen. Want dat de balans aan
de kant van de mannen overhelt in de hiphopscène,
daar waren we natuurlijk allemaal al veel eerder
achter gekomen. De oplossing is volgens Elke Van
Hevele dan ook verrassend simpel. Aangezien
de identiteitsverwerving van vrouwen zich nu
eenmaal buiten het machogegeven zou bevinden,
kunnen vrouwen het hele ‘indruk maken’ uit die
machocontext skippen en moeten we gewoon meer
b-girl battles en female mc battles gaan organiseren.
Op die manier kunnen vrouwen proberen door stijl
en artistieke expressie het vrouwelijke tot uiting te
brengen.
Enkele kenners van de scène lieten hun licht schijnen
op de thesis van Elke Van Hevele. Vinnie (Dyna),
misschien meest gekend als winnaar en jurylid van
diverse battles zoals Skills en zijn maat Eli (El-one), dj
en beatcreator, allebei zowat een decennium actief
in hip hop, werden gepolst. Ook Toon (Dzjiesus),
voormalig Nature Provides en huidig Vietcoca-lid, die
toch al bijna vijftien jaar met hip hop bezig is en naast
de Vlaamse hiphopscène ook die van Brazilië een hele
tijd van nabij kon volgen, nam de thesis grondig door.
El-one had zijn eerste bedenkingen al snel klaar.
Eerst en vooral wat betreft Elkes conclusie dat er
in hiphop aan artistieke expressie gedaan wordt en
dat dat een expliciet vrouwelijke waarde zou zijn.
Mannen zouden die vrouwelijke expressie dan enkel
door de inkapseling in een ‘ultramannelijke context’
geloofwaardig op het podium kunnen brengen. El-one
vraagt zich hierbij echter af of het uiten van gevoelens
niet eerder menselijk dan wel speciaal vrouwelijk is.
Het is inderdaad misschien wel wat een non-stelling.
De drie experts gaan overigens wel akkoord met het
feit dat battles in se wel wat mannelijk haantjesgedrag
vertonen. Maar dat de oplossing nu te vinden zou
zijn in het organiseren van female mc battles is wat
onzinnig. Niet alleen lijkt dat op apartheid, maar
waarom zou je bij een zowat afwezige vrouwelijke
scène beginnen met het organiseren van dergelijke
events waar nog te weinig noemenswaardig talent
te vinden is? Belangrijker: wie wil kaartjes kopen
als er niet toevallig wat aantrekkelijke vrouwen
geprogrammeerd staan? Laat female mc’s toch wat
inleveren op hun zogenaamde ‘vrouwelijkheid’ en het
duel aangaan met die zogenaamde macho’s, in een
rollenspel kan je altijd de rollen omdraaien. Herinner
die mc’s er gewoon aan dat ‘Ho’ helemaal niet van
whore maar van honey komt, plooien zullen ze. Want
laat ons eerlijk zijn, het macho-gehalte van de meeste
Vlaamse mc’s scheert geen toppen, eigenlijk zijn het
allemaal schatjes. Dyna herinnert zich overigens na
lang nadenken één meisje uit Brussel die eens mee
battelde. “En, hoe deed ze het, werd ze gepakt op
haar vrouwelijkheid, kreeg ze net meer respect om haar
vrouw-zijn?” was de logische volgende vraag. “Bwa, ze
was lang niet slecht, maar ze kwam gewoon den Twan
tegen in de tweede ronde. Daar valt niet veel tegen
te beginnen.” Laten we het gewoon niet te moeilijk
maken: ja, er is plaats voor vrouwen, ze moeten
gewoon wat meer oefenen en ervaring opdoen.
Toegegeven, volgens de thesis en Dyna & El-one zijn
er in de hiphopgeschiedenis te weinig vrouwelijke
rolmodellen. Maar er is toch niets ruiger dan iets te
doen wat weinig vrouwen doen en te pogen mannelijke
‘rolmodellen’ te pakken op hun tekorten? Wat meer
vrouwelijke competitiegeest is dan ook absoluut
noodzakelijk.
Zoals Elke Van Hevele terecht opmerkt, weet iedereen
in de scène overigens dat de macho-presence niet
au sérieux wordt genomen. Maar waarom doen ze
N Voor alle mannen in de zaal!
Hiphopscène in blijde verwachting van Vlaamse female mc’s
17
het dan? Misschien het moment voor kandidaat-
psychologen om een hip onderwerp voor hun thesis
te vinden. Voor Lisa, vriendin van Eli, hoeft het allemaal
niet zo ingewikkeld uitgelegd te worden. Ze vindt het
wel leuk om eens mee te gaan naar hiphoptoestanden,
maar eigenlijk gaat ze gewoon liever shaken. Misschien
is de reden voor de vrouwelijke desinteresse wel zo
simpel. Vrouwen dansen ook op ragga, die overigens
vaak een veel lager beeld schetst van vrouwen dan
de overgrote meerderheid van de Nederhop. Zelfs
50 Cent, nu toch wel hét toonbeeld van gangsta rap,
kent vaak meer vrouwelijke aanhang. ’t Is gewoon
dansbaar. Vandaar dat je gewoon sneller een
vrouwelijke hiphop-dj of breakster vindt dan een mc.
Misschien een tip voor die mannen die zich afvragen
waar de vrouwen blijven: probeer wat betere hiphop te
maken, meer melodie en strakkere beats, dan komen
ze misschien wel vaker.
Dzjiesus plaatst het allemaal in een ander perspectief.
In de thesis wordt in het historisch overzicht gesproken
over de tweedeling tussen ‘conscious hiphop’, waar
de vrouwelijke aanwezigheid beduidend groter is,
en ‘gangsta rap’, waar de vrouwen eerder figureren
als booty shakers. Alleen wordt daar in het Vlaamse
hoofdstuk nog weinig over gesproken. Terecht, want
er is hier eigenlijk zo goed als geen gangsta-cultuur.
Maar volgens Dzjiesus is ook de conscious hip hop
ondervertegenwoordigd in Vlaanderen. Die stroming
is er wél in Brazilië of de States, waar hiphop dienst
kan doen als soort globale jongerentaal waarin
maatschappijkritiek doorklinkt. Misschien is er in die
landen gewoon ook meer noodzaak aan die kritiek.
Maar ook in de bloeiende underground hiphopscène
in Nederland is de conscious stroming meer aanwezig.
Vele vrouwen voelen zich net tot die vorm van hiphop
het meest aangetrokken. Dzjiesus vindt dan ook dat
de Vlaamse hiphop meer op een modeverschijnsel
met weinig inhoud lijkt. ‘Cool’ zijn als belangrijkste
doel. Battles waar techniciteit – rhymes, metaforen en
strakke punchlines – de kern wordt. Hetzelfde geldt
trouwens voor graffiti: misschien zien vrouwen het
nu eenmaal niet zitten om ’s nachts met een ladder
de beste spots op te zoeken, alleen om een andere
graffiteur te overtreffen met alweer een nieuwe tag
of piece. Misschien zijn vrouwen nu eenmaal niet zo
geïnteresseerd in eindeloos muggenziften, poses en
competitie. En zoals de thesis van Elke Van Hevele ook
stelt, wordt de pose bij oudere mannelijke hiphoppers
minder belangrijk en komen creativiteit en inhoud
meer op het voorplan. Bij vrouwen komt dat inzicht
misschien iets vroeger: vrouwen zoeken ofwel sneller
naar de schoonheid waarop ze zelf te vaak beoordeeld
worden, ofwel is iets te vertellen hebben duidelijk
belangrijker dan de competitie.
Daarom zal hiphop ook in Vlaanderen door haar
intrinsieke kenmerken een hoofdzakelijk mannelijk
gebeuren blijven. Toch is het een kwestie van tijd
voordat het hiphoplandschap wat vrouwelijker zal
kleuren. Maar voor enig hip hop hooray-geroep is
het nog te vroeg. De vooropgestelde oplossing in
de thesis, namelijk meer female mc battles en b-girl
wedstrijden organiseren, is toch wat ontoereikend tot
zelfs inefficiënt. Voor de rest maakte Elke Van Hevele
zeker een geslaagde oefening rond een thema dat
nodig aangekaart moest worden. Aan de vrouwen om
de balans in evenwicht te brengen.
Iris Catteeuw: Jarenlang passief toeschouwer
van het hiphopgebeuren en coördineert nu actief
het Vlaamse internationale cultuurbeleid op
het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap,
afdeling Cultuur, Jeugd, Media en Sport.
18
Aan (draai)tafel!
Lieven Van Keer – Laureaat Popthesisprijs 2007
Universiteit Antwerpen – ManaMa Cultuurmanagement
Promotor: Prof. Dr. P. De Prins
-
Stijn Lauwers las
“Onderzoek en aanzet naar de volwaardige erkenning en ondersteuning van dj’s en producers in Vlaanderen.”-
20
dj-cultuur in Vlaanderen heeft nood aan organisatie
In de goed gedocumenteerde thesis van Lieven Van
Keer wordt Vlaanderen omschreven als een jungle
waarin de dj-cultuur weelderig verder woekert: van
Chiro-fuiven en jeugdhuizen tot undergroundfeestjes,
van cafés en clubs tot festivals.
Het belangrijkste hoofdpersonage in dit hedendaagse
muzieklandschap, en vooral de beleving ervan, is
wellicht de dj. Ook al heeft hij de muziek niet zelf
gemaakt, hij zorgt voor de interactie met het publiek.
Hij creëert de ambiance, de sfeer, de energie. Hij
doet mensen dansen of genieten en bepaalt of
een uitstap al dan niet geslaagd is. Hij heeft de
macht. Hij is de entertainer en verdient daarom het
nodige respect. Hij stelt zich dan ook graag voor als
opvoeder, promotor, portier, publiekstrekker, muzikale
revolutionair, vernieuwer, katalysator, bezieler, … Bij de
buitenwereld heerst echter een eerder negatief beeld.
Er bestaan immers nogal wat vooroordelen: denk maar
aan de vele tot ceremoniemeesters gepromoveerde
dj’s op trouwpartijen die als een noodzakelijk
kwaad ondergaan worden. En er is het hardnekkige
vooroordeel over drugs die vaak gelieerd worden met
house en techno. Wellicht twee van de voornaamste
redenen waarom dj’s in bepaalde gevallen nog steeds
geen erkende artiesten kunnen zijn.
Disc jockey
In 2006 werd nochtans het honderdjarige bestaan
van de dj gevierd. Docent, muzikant en (voormalig)
journalist Gert Keunen deed in zijn publicatie
‘Pop! Een halve eeuw beweging’ (2002) een
lovenswaardige poging om de chaotische en
fascinerende ontstaansgeschiedenis van popmuziek
in kaart te brengen. Zowel sociale, economische,
culturele en technologische ontwikkelingen zorgen
ervoor dat de muzieksector nooit stil staat. Sinds
de opkomst van elektronische muziek heeft de dj
daarbij een prominente(re) plaats verworven in het
populaire muzieklandschap. Zijn toonaangevende
rol in de evolutie van de popmuziek blijft echter
ondergewaardeerd.
Het hoeft geen betoog dat voor de ontwikkeling
van muzikale genres als reggae, hiphop of electro
de dj essentieel was. House, techno en de meer
omvattende beschrijving ‘dance’ danken hun
bestaan uitsluitend aan de dj. Intussen besefte
ook de dj dat hij de aangewezen persoon was om
zelf aan de slag te gaan. Net zoals producers van
elektronische muziek, doorgaans studiokluizenaars,
ontdekten dj’s dat draaitafels het perfecte instrument
zijn om hun muziek uit te stallen. Er is voldoende
vakliteratuur voor handen om dj’s en producers
hierbij op weg te helpen.
Meer zelfs, rond de recente eeuwwisseling was er
een nieuwe dj-boom. Te veel jonge ‘kids’ vertrokken
echter met het idee snel beroemd en rijk te worden of
zagen er enkel een aantrekkelijke job in. Sommigen
focussen daarbij uitsluitend op de techniek (kunstig
mixen van muziek). Een dj is echter veel méér dan
een plaatjesdraaier.
Zelfonderzoek
Hoe ziet de Vlaamse dj/producer zijn positie in
het muzieklandschap en, belangrijker, hoe ziet zijn
carrièreontwikkeling eruit?
Dj’s, producers en elektronische dansmuziek kwamen
de jongste vijftien jaar meer dan genoeg aan hun
trekken : clubs als Boccaccio, LaRocca en Fuse,
fenomenen als new beat of platenlabels als Bonzaï,
Dance Opera en R&S wezen de weg. Evenementen als
Kozzmozz, Groove City, I Love Techno, Ten Days Off,
N Aan (draai)tafel!
21
City Parade, Tomorrowland en clubs als Culture Club,
Versuz en NOXX verzekeren de blijvende aanwezigheid
van dance en de bijhorende dj’s en producers.
Nog belangrijker werd de rol van de broers Stephen
en David Dewaele. Hun internationale succes als
dj-tandem 2 Many DJ’s werd immers groter dan dat
van Soulwax. 2 Many DJ’s verving bv. Bowie op Rock
Werchter als headliner. Spreken we dan nog van
onderwaardering?
Dj’s moeten meerdere functies vervullen: zelf
omschrijven ze zich graag als entertainers (die de
interactie met het publiek juist weten in te schatten
én te stimuleren), als ‘selector’ en opvoeder (het
toepassen van een verdedigbare filterfunctie bij het
selecteren).
We kunnen vaststellen dat de eclectische mentaliteit
alleen maar toegenomen is sinds de doorbraak van
2 Many DJ’s. Deze mentaliteitswijziging heeft ervoor
gezorgd dat alle soorten muziek opnieuw op de
dansvloer te horen zijn.
Vereniging
Dat dj’s dan toch nog niet helemaal een plek
gevonden hebben in ondersteunende organisaties
en initiatieven in Vlaanderen, heeft wellicht te maken
met het gebrek aan vereniging en organisatie
binnen deze sector. Er wordt luidop gepleit voor een
belangenvereniging voor dj’s die bij voorkeur enkele
grote namen aantrekt en hen representatief maakt
voor alle dj’s.
Om een beeld te krijgen van het profiel van de
Vlaamse dj’s werd in de thesis van Lieven Van
Keer grondig onderzoek uitgevoerd naar familiale
situatie, leeftijd, herkomst, diploma’s en sekse
(verhoudingsgewijs zijn er maar heel weinig
vrouwelijke dj’s) maar ook over de nodige bagage,
de ervaring en de materiaalkeuze. Hoewel de meeste
dj’s nog steeds de voorkeur geven aan vinyl i.p.v.
cd’s, worden ze voortdurend gecharmeerd door de
niet aflatende technologische evolutie, bijvoorbeeld
het toenemend gebruik van laptops, aangepaste
computersoftware, iPod …
Poppunt
Welke noden en behoeften kunnen er binnen dat
proces vastgesteld worden zodat een aanzet
geboden kan worden tot de volwaardige erkenning en
ondersteuning van dj’s en producers?
Poppunt is reeds hét aanspreekpunt voor bands,
muzikanten en dj’s in Vlaanderen. Poppunt is
bovendien laagdrempelig, eigentijds, spreekt de
taal van de muzikant en werkt voortdurend aan
het maximaliseren van kansen voor beginnende en
semiprofessionele beoefenaars.
Regionaal heeft vooral Limburg zich al positief
getoond met gestructureerde initiatieven zoals DJ lab,
DJ Mania en Technomania (als afsplitsingen van de
Limbomania-wedstrijden).
Dj’s en (home)producers zitten echter nog met heel
wat vragen en onduidelijkheid omtrent rechtsvorm/
statuut bij het uitoefenen van hun activiteit. Er
is een acute nood aan duidelijke, gebundelde
en aangepaste informatie en documentatie. En
voor zover die reeds bestaat, blijkt een aanzienlijk
communicatieprobleem in de weg te staan: de dj’s
vinden de informatie niet, of de informatieverstrekkers
vinden de dj’s niet.
Vanuit de dj’s komt de wens en de vraag naar
een gids of website waar plaats is voor een
gedocumenteerd stappenplan voor dj’s en producers.
22
Poppunt biedt dit reeds aan via ‘Popadvies’. Maar
uit onderzoek blijkt net de functie van Poppunt bij
een groot deel van de dj’s uit Vlaanderen onbekend.
Bovendien lijken dj’s zeer moeilijk in aanmerking te
kunnen komen voor het recent ingevoerde sociale
statuut voor kunstenaars (sinds 1 juli 2003). De
wettelijke definitie van een ‘artistieke prestatie’
voorziet immers het ‘creëren, interpreteren of
uitvoeren van een artistiek oeuvre’. ‘Plaatjesdraaiers’
vallen hier blijkbaar niet onder.
Actie
Wat wordt er nu concreet verwacht? Ondersteuning
betekent in de eerste plaats voldoen aan de
informatiebehoefte. Behalve technische vragen
blijven vooral veel zakelijke, functionele en juridische
vragen onbeantwoord. Er is een nijpend gebrek
aan duidelijkheid. Dj’s weten niet dat ze hiervoor
ook bij bestaande organisaties zoals Poppunt of
SABAM terecht kunnen. Daarbij is er een vooroordeel
tegenover diverse organisaties, zeg maar de volledige
overkoepelende muziekindustrie (alleen al het
gebruik van de term ‘industrie’ roept aversie op).
SABAM bijvoorbeeld heeft te maken met zo’n ernstig
imagoprobleem.
Onder begeleiding verstaan dj’s de permanente
begeleiding of informatiestroom en wisselwerking
tussen dj’s, producers en een adviserende,
begeleidende derde partij.
De dj’s zelf wijzen op het belang van een goede
begeleiding, liefst vanuit een goed georganiseerd
management of boekingskantoor, die met een
langetermijnvisie de keuze van de artiest beïnvloedt,
of tenminste erover waakt dat de juiste planning
gemaakt wordt.
Tweerichtingscommunicatie
Natuurlijk blijft (zelf)promotie het allerbelangrijkst
om dj’s en producers uit de anonimiteit te halen.
Poppunt heeft met Young Talent Corner alvast een
speelkansenproject gecreëerd voor beginnende dj’s. Bij
de 1481 personen die deelnamen aan het onderzoek
van Van Keer is echter amper de helft van de
ondervraagden op de hoogte van dergelijke initiatieven.
En wat met de vooroordelen en het imagoprobleem?
Over het belang van de dj is iedereen het intussen
eens. Toch blijft zijn functie veeleer onafgelijnd en
wordt het moeilijk om zijn metier als dusdanig te
beschermen. De dj zal altijd in een schemerzone
opereren. Hij blijft immers de schakel tussen publiek
en uitvoerend kunstenaar. Die (soms te) grote
diversiteit zadelt de dj op met een imagoprobleem.
Hoe dan ook, vooral het gebrek aan structuur,
organisatie, vereniging en transparantie blijft de
oorzaak van veel onbegrip.
Tweerichtingscommunicatie is voortaan noodzakelijk.
Maar de weinige professionals lijken niet meteen de
behoefte te tonen om te organiseren. Hun strategie
is nog steeds gestoeld op het uitbouwen en in
stand houden van bestaande netwerken. Misschien
is Poppunt wel de geknipte initiatiefnemer om een
platform op te richten waarbij professionele dj’s,
hun managers en boekingsagenten zich samen
met jonge, onervaren collega’s verenigen tot een
gezamenlijke belangengroep die ook een stem krijgt
in bestaande organisaties binnen de muzieksector.
Het kan alleen maar iedereen ten goede komen, al
was het maar om het gezonde voortbestaan van
onze florerende dj-cultuur te verzekeren.
Stijn Lauwers, docent kunstgeschiedenis,
recenseert popmuziek in De Standaard en
maakt als dj Stanley Livingstoon deel uit van
Squadra Bossa.
N Aan (draai)tafel!
De Vlaamse muzikant in een notendop
Jolien De Boodt – Laureaat Popthesisprijs 2006
Universiteit Gent, Licentiaat Sociologie
Promotor: Prof. Dr. J. Lievens
-
Raf Coenen las
“De sculptuur van de popmuzikant: het culturele gedrag nader bekeken.”-
24
Dijf
San
ders
van
The
Vio
lent
Hus
band
s ge
stic
ulee
rt he
ftig
tijde
ns d
e w
orks
hop
“circ
uit b
endi
ng”
op M
uzik
ante
ndag
200
7 in
AB
. Fo
to: T
im B
rodi
n
25
De Vlaamse muzikant maakt vooral muziek omwille
van de popmuziek zelf. Een geruststellende
vaststelling is dat, die we kunnen halen uit de thesis
‘De sculptuur van de popmuzikant: het culturele
gedrag nader bekeken’, van Jolien De Boodt, laureate
van de Popthesisprijs 2006. Dit werk gaat in op het
profiel van de Vlaamse popmuzikant, opgedeeld in
amateur, semiprof en prof, net zoals onze Minister van
Cultuur in zijn beleid wil hanteren. Een zinvolle thesis,
en wel om twee redenen: enerzijds om inderdaad een
beeld te krijgen van wie die muzikant nu eigenlijk is,
anderzijds om op basis daarvan een aantal relevante
vragen/noden te stellen.
Een eerste belangrijke algemene conclusie die
we kunnen trekken, is dat dit een eerste (!) en
eerder ruwe aanzet is om die muzikant in kaart
te brengen. Absoluut belangrijk, zeker nu we de
voorbije 10 jaren kunnen spreken van een kleine
‘boom’ in de bekommernis voor de popmuzikant
van overheidswege en ondersteuning vanuit diverse
centra (denk aan Poppunt, maar ook muziekcentra als
Het Depot, Trix en Muziekodroom). Niets belangrijker
dan te weten wie je doelgroep is. Nu is het nog
wachten op een onderzoek dat in kaart brengt hoeveel
popmuzikanten er eigenlijk zijn, net zoals in Nederland
onlangs werd vastgesteld dat er daar zowat 500.000
rondlopen. Hopelijk is dit een aanzet voor anderen
om meer onderzoek te doen rond muzikanten, hun
beleving, drijfveren, noden, vragen, bezigheden.
Een andere belangrijke conclusie is dat het goed gaat
met die muzikanten: ze spelen omwille van de drive,
om zich te amuseren, om bij te leren, ze zijn actief op
het gebied van concerten en releases. De mensen zijn
dus ‘met goesting’ met muziek bezig. Houden zo!
Een derde belangrijke conclusie: het onderscheid
tussen amateur/semiprof en professional is moeilijk
te maken. Niet onlogisch ook, want wat is de
maatstaf die je hanteert? In deze thesis was dat een
zelfkwalificatie. Maar velen schipperen tussen de
zones, op het continuüm. De vraag is: in welke mate
heeft ‘het beleid’, de overheid, zicht op de precieze
maatstaven die ze gebruikt, en kloppen die maatstaven
met de realiteit? Die realiteit verandert trouwens snel,
ook voor de muzikanten. De praktijk leert dat je kan
spreken over een continuüm, maar dat je binnen dat
gegeven erg flexibel moet durven denken.
En daar zit de grootste uitdaging voor een overheid die
zich wil inlaten met popmuziek: zorg dat je weet wie je
publiek/doelgroep is, maar wees dan ook (minstens)
even flexibel in je beleid als je doelgroep is. En weeral
een ambigu spoor: doe onderzoek naar je doelgroep,
beter, verder, dieper, maar anderzijds: probeer hen
niet ‘vast’ te zetten door ze onderzoeksmatig te
classificeren en vast te pinnen. Moeilijk, erg moeilijk,
maar een bittere noodzaak om niet meer frustraties
dan hulp aan de man te brengen.
Muzikant(e) gezocht
En dat is letterlijk te nemen: vrouwen (meisjes) blijken
nog steeds zwaar ondervertegenwoordigd bij de
muzikanten. Heeft het te maken met het machismo-
gehalte? Met de klassieke jongensdroom? Misschien
ligt ook daar nog een leuk onderzoekje klaar: in welke
mate is het ‘mannelijk’ zijn van de muziekwereld een
cultureel gegeven (nurture), dan wel een inherent
biologisch aspect aan ons, menselijke wezens
(nature)? Waarom geef ik mijn neefje van 4 een
speelgoeddrum cadeau met Sinterklaas en mijn nichtje
een speelgoedkeuken met 28-delige pannenset? Is
het dan toch onze fout dat we zo weinig vrouwen in de
rock’n roll vinden?
De smaak van de muzikant als concert- en festivalganger
Uit Jolien De Boodts thesis blijkt verder dat muzikanten
meer dan de gemiddelde Vlaming naar concerten en
festivals gaan. Niet onlogisch. Professionals hebben
daarbij over het algemeen een bredere muzieksmaak
dan amateurs en semiprofs. Het valt tussen haakjes
op dat het aandeel van de ‘harde’ genres als metal/
hardcore in het leeuwendeel van de gevallen vooral
beoefend en bezocht worden door de amateurs.
N De Vlaamse muzikant in een notendop
26
Een andere vaststelling is dat als men zegt minder
naar concerten te gaan dan voorheen, dat vooral te
maken heeft met de twee meest kostbare dingen in de
maatschappij van vandaag: Tijd en Geld.
Aan de factor Tijd valt weinig te veranderen. Tijd
is erg individueel bepaald en ook ‘gevoelsmatig’.
De factor Geld geeft wel een bestaand en duidelijk
fenomeen aan: concerten bijwonen is een relatief
dure onderneming (geworden). Dat geldt trouwens
niet enkel voor muzikanten, maar voor ons allemaal.
De case van een club als Muziekodroom bewijst
dat. Ticketprijzen staan meer dan ooit langs twee
zijden onder druk: een opwaartse druk door de
uitkoopsommen van de bands, de praktische
organisatie en de communicatie die nodig is om de
goede service te bieden, en tegelijk een neerwaartse
druk door de duidelijke reactie van het publiek op de
hogere ticketprijzen. Dé juiste oplossing hiervoor – als
er al één moet zijn – bestaat waarschijnlijk niet. Dit
is nu eenmaal een trend die zich duidelijk aftekent,
en die het spel van muziek spelen in een (semi-)
professionele context er niet eenvoudiger op maakt,
zowel voor venues en muzikanten als voor bookers.
De professionalisering van een sector heeft nu eenmaal
ook gevolgen voor de marktprijzen…
Hoe word ik muzikant?
Muzikanten krijgen het blijkbaar met de paplepel
binnen. Meestal starten ze tussen 12 en 16 met een
muziekopleiding, niet zelden onder invloed van de
ouders. Een bevestiging dus van wat we al wisten:
in cultuurminnende gezinnen zullen de kinderen
vaker zelf cultuurliefhebbers en –beoefenaars
worden. In de context van muziekeducatieve centra,
academies, conservatoria en een nieuwe speler als
de professionele bachelor pop- en rockmuziek is er
een belangrijk element in deze thesis: muzikanten
leren muziek spelen vooral door het volgen van een
muziekschool, door privéleraars of door zelfstudie.
Zelfs de harmonie en fanfare spelen een relatief
grote rol in de kennismaking met muziek. Dus,
navelstaarders in de pop en rock: wees verdraagzaam
en heb respect als het trommelkorps nogmaals voorbij
marcheert op een zondagochtend. De nieuwe John
Bonham kan er wel eens tussen lopen… Muziekcentra
(Trix, Muziekodroom, Noisegate, …) en conservatoria
worden dan weer in veel mindere mate vernoemd als
belangrijke ‘leerplaatsen’. Ergens logisch, aangezien
die popwerkplaatsen een relatief jonge geschiedenis
hebben en de opleidingen in de conservatoria vooral
full-time en zelden specifiek popgericht zijn.
Meer dan een derde van de respondenten zegt dat
de gevolgde opleidingen voor verbetering vatbaar zijn.
Een interessante en openstaande onderzoeksvraag
is dan: welke zijn de verbeterpunten in deze
verschillende soorten opleidingen? En zijn de vragen
van de muzikanten (amateur, semiprof, prof) reëel?
Hiermee kan dan opnieuw een belangrijke vraag
ingevuld worden om de omkadering van muzikanten te
verbeteren. Hopelijk kan de groei van de muziekcentra,
de vernieuwing binnen de conservatoria en ook de
nieuwe popopleiding in Hasselt alvast een goed
antwoord bieden op de vraag van al deze muzikanten.
De muzikant staat niet alleen
Aangenaam om lezen is dat de muzikanten,
alledrie de groepen, wél de weg gevonden hebben
naar informatievoorzieners. Met andere woorden:
organisaties als Poppunt, Muziekcentrum Vlaanderen,
de informatieve functies van provinciale popkoepels,
etc. missen hun effect niet. Goed nieuws voor het
beleid en voor die centra! Maar ook hier: laat ons
niet bij de pakken blijven zitten! De ervaring leert dat
de beschikbare informatie nog steeds transparanter
gebracht kan worden. En vooral, dat er steeds voor
moet worden gezorgd dat de juiste info op de juiste
manier bij de juiste doelgroep geraakt.
Hierop verder gaand blijkt ook dat de muzikant zich
graag goed laat begeleiden. Vooral een boekhouder
is bij de semiprofs en de profs gewenst, hoewel ook
N De Vlaamse muzikant in een notendop
27
managers in de professionelere echelons meespelen.
Opvallend is verder dat minder professionals dan
gedacht een platen- of publishingcontract hebben. Op
zich niet erg, al is de vraag hoe ze het dan wél doen
om hun muzikale exploten los te laten op de mensheid.
Sociaal kapitaal is voor de doorsnee muzikant erg
belangrijk. Muzikanten blijken zeer geïnteresseerd
in hun publiek, willen er graag mee communiceren.
Niet alleen hun publiek vinden ze belangrijk om mee
te communiceren, ook mede-muzikanten zijn graag
geziene gesprekspartners. Net daar heeft er de
voorbije jaren een sterke ‘verbetering’ plaatsgevonden.
Niet alleen de virtuele communities voor muzikanten
(denk aan de hype van MySpace) is een plaats waar
muzikanten mekaar én hun publiek vinden. Ook de
groei van de clubs en muziekcentra in Vlaanderen, net
als projecten zoals de Muzikantendag van Poppunt
dragen ertoe bij dat muzikanten en belanghebbenden
mekaar leren kennen en een communicatie opzetten.
Net daarom is voor een centrum als Muziekodroom de
community zo belangrijk. MOD profileert zich meer en
meer als productiecentrum voor (jonge) muzikanten,
een huis van vertrouwen waar je weet dat je andere
mensen met dezelfde interesses tegenkomt. Een
huis dat een ‘structuur’ kan bieden aan de in wezen
ongestructureerde wereld van de rock’n roll.
Diezelfde community bespeelt Poppunt op een andere
manier: via magazine, site, workshops.
Ook daar zit de meerwaarde van het nieuwe traject dat
Limbomania (Limburgse provinciale muziekwedstrijd
voor pop- en rockbands) in gang zet, namelijk de
doorgedreven bandcoaching en begeleiding van
de tien finalisten. De finalisten worden gedurende
6 weken verwend met gratis repetitieruimten, een
bandcoaching, repetitieopnames, fotoshoots, allemaal
samen, door mekaar, met een duidelijk doel voor ogen:
zo goed mogelijk naar de finale toe werken. Op enkele
weken tijd worden er banden gesmeed en ervaringen
uitgewisseld, met als gevolg een pijlsnelle groei als
(amateur)artiest. Daar zit uiteindelijk het effect van wat
sociologen ‘sociaal kapitaal’ noemen. En absoluut een
zinvolle meerwaarde voor vele muzikanten.
Crossovers, een gemengde beroepspraktijk, de muzikant als creatieveling
Ook niet nieuw, maar wel interessant en stof voor
beleidsmakers is het feit dat vele muzikanten
ook sterk geïnteresseerd zijn in film, fotografie,
computeranimaties, webdesign,... Enerzijds een
(bekend) openliggend gat waar de mogelijkheden
legio zijn, anderzijds ook een teken aan de wand dat
vele muzikanten eigenlijk gewoon creatievelingen
tout court zijn. En dat is ook de manier waarop
velen overleven: door de combinatie van een ‘echte’
creatieve job als designer, webdesigner, filmer,... met
een muzikantenbestaan (hetzij amateur, semiprof of
prof). Een essentieel punt dat vele jongeren vandaag
de dag niet beseffen: een muzikant is iemand die
dikwijls een ‘gemengde beroepspraktijk’ heeft. Iemand
die ondernemend is, die proeft, permanent studeert,
bijleert, verkent, en op die manier zichzelf – als
amateur, semiprof of prof – een plaats geeft in de
maatschappij
Conclusie: meer, meer, meer
Om af te sluiten kunnen we enkel concluderen dat
onderzoek als dat van Jolien De Boodt alleen maar
meer moet gebeuren. Vanuit de nakende Bachelor
pop- en rockmuziek, die in september 2008 aan de
Provinciale Hogeschool Limburg van start gaat als
PHL-Music, wordt hier absoluut verder vorm aan
gegeven. Maar ook voor Poppunt, Muziekcentrum
Vlaanderen, de Vlaamse hogescholen en universiteiten
is een belangrijke taak weggelegd om in te zetten
op onderzoek naar de pop- en rocksector met haar
aanverwanten. Zonder oogkleppen en in de brede zin
van een groeiende industrie en culturele maatschappij.
Raf Coenen is voorzitter van Muziekodroom
en projectcoördinator van PHL-Music, de
professionele bachelor pop- en rockmuziek
van de Provinciale Hogeschool Limburg en
Muziekodroom die in september 2008 van
start gaat.
28
Abs
ynth
e M
inde
d –
Foto
: Ale
x S
alin
as
CultuurInvest: reddingsboei of slag in het water?
Brecht Gielis – Laureaat Popthesisprijs 2007
Vrije Universiteit Brussel – Licentiaat Sociale & Culturele Agogiek
Promotor: Prof. Dr. K. Segers
-
Gunter Van Assche las
“De opportuniteiten van het kunstdecreet versus cultuurindustrieel beleid voor de popmuziek in Vlaanderen.”-
30
Tien jaar geleden vernoemde de Vlaamse overheid
het eerst ‘popmuziek’ in haar beleid. Daarbij deed
CultuurInvest drie jaar geleden zijn intrede: dit
beleidsinstrument moest de Vlaamse popindustrie
een duwtje in de rug geven door leningen en steun
te verschaffen. Naar aanleiding van de thesis “De
opportuniteiten van het kunstendecreet versus
cultuurindustrieel beleid voor de popmuziek in
Vlaanderen” (Brecht Gielis, laureaat popthesisprijs
2007) gingen we – na een jaar actieve werking
van CultuurInvest - met Maarten Quaghebeur
van het managementbureau Rock’O Co en
Dis Huyghe, van de platenfirma PIAS, na of de
investeringsmaatschappij echt zo’n godswonder is.
Voor de leek, eerst deze crash-course in muzikale
economie: CultuurInvest is een fonds dat
risicokapitaal verschaft aan culturele ondernemers
en dat bedrag als een soort lening aanbiedt. De
middelen van CultuurInvest komen voor de helft van
de ParticipatieMaatschappij Vlaanderen (PMV), de
andere helft werd via een obligatielening opgehaald
in de bank- en verzekeringswereld. De eerste centen,
in de vorm van kapitaalparticipaties of leningen,
waren voor de producent Zuiderkroon (onder meer
voor schlagerfenomeen Laura Lynn), de toursupport
van twee Vlaamse rockgroepen (Sioen en Absynthe
Minded) en voor het entertainmentbedrijf Music Hall
Group van Geert Allaert. Daarnaast ging CultuurInvest
ook een minderheidsparticipatie aan in Megadisc, de
platenfirma van Gabriël Rios.
De Vlaamse regering gelooft duidelijk in het mogelijke
succes van CultuurInvest: zo wordt het ‘rollend fonds’
van CultuurInvest in 2008 opgetrokken van 3 tot 10
miljoen euro.
Volgens kenners als professor Katia Segers is
het Vlaamse cultuurbeleid evenwel beperkt in zijn
slagkracht, en moeten oplossingen gezocht worden
op de verschillende beleidsniveaus: lokaal, Vlaams én
federaal. Daarnaast blijft het de vraag of CultuurInvest
het verschil kan maken. Het plafond ligt op 500.000
euro voor een kapitaalparticipatie en 150.000 euro
voor een achtergestelde lening. Veel is dat niet voor
zo’n kapitaalintensieve markt als de popindustrie.
CultuurInvest kreeg een jaar geleden groen
licht van Europa. Ziet de toekomst er sindsdien
rooskleuriger uit?
QUAGHEBEUR: “Ik denk dat het nog te vroeg is om
te zeggen dat CultuurInvest een verschil kan maken.
Het is bovendien niet gemakkelijk om dat instrument
terdege te evalueren, omdat er vertrouwelijkheid
bestaat over alle dossiers.”
HUYGHE: “CultuurInvest is een mooi principe, maar
voor een popgroep is het heel moeilijk toepasbaar.
Voor PIAS leek het ons even heel erg interessant om
met CultuurInvest samen te werken, om toursupport
te krijgen, zoals Sioen en Absynthe Minded die nu
al krijgen. De nadelen kwamen echter bovendrijven,
toen we moesten nadenken over hoe we de lening
zouden terugbetalen.”
Want buitenlandse tours zijn zelden of nooit
winstgevend.
HUYGHE: “Dat was één bezwaar. Het zou een
moeilijke investering worden voor de Vlaamse
regering, die geen onbaatzuchtige instelling is, hè.
Maar onze zwaarste bedenking bij dat dossier was
dat er binnen de muzikantenwereld minder eenheid
bestaat dan binnen het theatermilieu bijvoorbeeld.
Een Wim Vandekeybus kan zeggen dat hij met
een productie naar het buitenland gaat, daarvoor
muzikanten nodig heeft, en dààr een lening voor
aangaat bij CultuurInvest. Maar die structuur is
helemaal anders bij een popgroep: wisselende
bezettingen en het individualisme maken de materie
complex.”
QUAGHEBEUR: “Voor Studio 100 kan CultuurInvest
interessant zijn: om K3 naar Duitsland te exporteren
bijvoorbeeld. Maar als je een project wil opstarten,
waarvan je denkt dat het commercieel kan werken,
stap je gewoon naar de bank: daar krijg je die
lening ook. En dan merk je gelijk dat de bank op
enkele vlakken een betere partner kan zijn dan
CultuurInvest: de Europese wetgeving bepaalt dat
als CultuurInvest één euro investeert, je minstens één
euro zelf moet investeren in dat project. De leningen
N CultuurInvest: reddingsboei of slag in het water?
31
zijn bovendien duurder dan degene die de bank
verschaft. Het voordeel bij CultuurInvest is dan weer
dat de terugbetalingsgaranties soepeler zijn. Bij de
bank kan je je volledige have en goed kwijtraken, bij
CultuurInvest gaat alleen je project failliet als je niet
langer kan terugbetalen.”
CultuurInvest is dus eerder een reddingsboei,
voor collectieven die geen financieel débâcle
willen meemaken.
QUAGHEBEUR: “CultuurInvest is bedoeld als
reddingsboei voor projecten met een duidelijke
culturele inslag die géén financiering vinden bij
andere partners. Alleen blijkt vandaag dat dossiers
die niet overduidelijk kans maken op winst ook geen
middelen vinden bij CultuurInvest. Wat zeker positief
is aan CultuurInvest is dat het het cultuurbeleid
openstelt voor de brede sector. Ook initiatieven die
de potentie hebben om winst te maken, vinden er
een plek. Alleen krijg je nu de indruk dat het gebruikt
wordt om pop/rock projecten uit de subsidiëringspot
te houden.”
Vlaams minister van Cultuur Bert Anciaux
verwijst steeds meer dossiers uit de
commerciële cultuur door naar CultuurInvest,
zoals Zita Swoon en het Sfinks Festival. Dreigt
CultuurInvest geen vangnet te worden voor
iedereen die uit de subsidieboot valt?
QUAGHEBEUR: “Dat gevaar bestaat. Puur
theoretisch is het zo dat subsidies alleen kunnen voor
organisaties die geen winst maken. CultuurInvest
moet helpen als je een succesvol businessplan kan
voorleggen, waarbij de lening op korte termijn kan
terugbetaald worden. Alleen zit de muziekindustrie
in een te vreemde positie om het principe van
CultuurInvest gemakkelijk te volgen: waar ligt immers
de lijn van de commercialiteit? Die grens was nooit
duidelijk te trekken in de popmuziek, en zeker
vandaag niet.”
Waarom springen rendabele popfestivals
eigenlijk niet op de kar van CultuurInvest?
QUAGHEBEUR: “Als festival kun je inderdaad aan
schaalvergroting doen met zo’n lening, maar zulke
drastische plannen doorvoeren is eigenlijk niet aan
te raden in het festivalcircuit. Als festival kun je beter
realistisch programmeren en stapsgewijs groeien:
dat is interessanter dan in een klap een half miljoen
meer investeren, omdat het publiek meestal niét
exponentieel groeit. Alleen de Pukkelpops en Rock
Werchters zouden volgens mij in aanmerking kunnen
komen voor een dossier bij CultuurInvest, maar ik kan
me moeilijk voorstellen dat Herman Schueremans
echt geïnteresseerd is in dat beleidsinstrument. Rock
Werchter blaakt immers van gezondheid.”
Rock Werchter moet zowat de meest
winstgevende onderneming zijn in de
popindustrie. Wat niet kan gezegd worden van
de buitenlandse tours die nationale popgroepen
ondernemen. Waarom gaat CultuurInvest mee in
een verhaal van verlieslatende tournees?
QUAGHEBEUR: “De experten bij CultuurInvest
oordeelden anders: zij zagen géén groot
terugbetalingsrisico in de tours waarvoor zij steun
verleenden. Over die beslissing kan ik mij dus niet
uitspreken. De meeste buitenlandse tours waarvan ik
de cijfers ken, draaien echter op verlies.”
Naast CultuurInvest, bestaat er binnen het
(gewone) subsidiebeleid ook een tussenkomst
voor de reis- en verblijfskosten, is dat dan
niet voldoende als beleidsondersteuning voor
buitenlandse tours?
QUAGHEBEUR: “Goed genoeg voor de reis- en
verblijfskosten. De totale pot is de laatste jaren
aanzienlijk uitgebreid. Maar er zijn uiteraard veel
gegadigden, wat ons voor de belangrijke, morele
vraag stelt: mag een groep die net de Demopoll heeft
gewonnen al in een zaal in het buitenland staan met
hulp van de Vlaamse regering? Om concreet te zijn:
kan The Bony King of Nowhere het voorprogramma
van An Pierlé verzorgen in Parijs? Voor CultuurInvest
is dat sowieso nog niet aan de orde omdat zijn
plaat niet in Frankrijk is verschenen en dit dus geen
winstgevende onderneming kan worden. Maar voor
32
The Bony King is het wél de perfecte kans om het
buitenland en de pers te ontdekken, en daarna
de bal aan het rollen te brengen met wellicht een
commercieel effect op de lange termijn. Als de
punctuele tussenkomst het belangrijkste instrument
is van het buitenlandse cultuurbeleid dan moet de
overheid hier financieel nog verder in gaan. In de
eerste plaats via subsidie om daarna eventueel
CultuurInvest te laten overnemen.“
Maar kun je niet beter een groep met enige
reputatie steunen, in plaats van zwaar te
investeren in een beginnende act?
QUAGHEBEUR: “Niet mee eens. Beide gevallen
zouden mogelijk moeten zijn: zowel newbies als
oude rotten. De regering zou moeten durven groen
licht geven om The Blackbox Revelation naar de
jaarlijkse muziekbeurs Popkomm te sturen. Wie
weet zorgen zij wel voor het jonge frisse geluid,
waar een buitenlands label op zit te wachten? Er
zijn trouwens precedenten: kijk maar wat een niche-
artiest als Styrofoam voor elkaar heeft gekregen in
Europa en de VS. Onze culturele aanwezigheid in
het buitenland zou even belangrijk moeten zijn als
het scoren van hits.”
Over twee maanden bestaat het nieuwe
popbeleid tien jaar. Wat zijn jullie voornaamste
conclusies?
QUAGHEBEUR: “Ik heb het gevoel dat popmuziek
meer erkenning krijgt dan tien jaar geleden. Zonder
de inmenging van de Vlaamse Regering was
dat wellicht niet zo’n gang gegaan. Dat merk je
bijvoorbeeld aan het feit dat Poppunt kan bestaan,
en dat ze een erkende speler op het veld zijn
geworden dankzij subsidieverhogingen. Daarnaast
denk ik dat het popbeleid de muzieksector uit de
middeleeuwen heeft getrokken: iets als MMaF
(Music Managers Federation, red.) kan bestaan -
tien jaar geleden was het klimaat er niet naar om
managers van popgroepen in één ruimte samen
te laten komen. Ondertussen is er ook een nieuwe
generatie muzikanten die wél al een duwtje in de rug
gekregen hebben van de overheid. Eigenlijk kunnen
we niet anders dan vaststellen dat het popbeleid
de afgelopen tien jaar weldegelijk een verschil heeft
gemaakt. Er is een hoop ontstaan, nu is het een
kwestie van de dingen uit te bouwen en te durven
verder gaan.”
HUYGHE: “We zijn er een aantal stappen op
vooruitgegaan. Zo is het artiestenstatuut er
gekomen en zijn de beginnende groepjes uit de
grijze zone geraakt. En nu weten artiesten ook dat
ze op pensioen kunnen gaan... Maar is dat geen
contradictio in terminis, een muzikant die op pensioen
gaat? (lacht) Wat me soms nog stoort aan het
popbeleid is het eenduidige Vlaamse denken. Zijn de
MIA’s (het nieuwe alternatief voor de ZAMU-Awards)
Vlaams of moeten ze de taal overstijgen?”
Hoe verklaar je dat het federalisme ook is
toegeslagen in de muzikantenwereld?
HUYGHE: “De media hebben hier deels schuld
aan , net zoals de politiek die je steeds verplicht
te beslissen tot het kiezen van een taalgroep. Op
de Popkomm-beurs in Berlijn beslist men om een
“Vlaamse avond” te organiseren. Op Eurosonic in
Groningen zie ik de Tellers op eigen kracht staan
tussen alle andere groepen en zetten ze een (B)
achter hun naam. Hadden ze een (W) moeten
plaatsen als ze dit met geld van de Waalse regering
hadden gedaan? Vlaamse groepen weten niet meer
wat er borrelt in Wallonië en omgekeerd: vreselijk is
dat. Als Arno in Moskou onze muziekscène moet
vertegenwoordigen, wie moet dan zijn vliegtuigticket
betalen, mocht dat nodig zijn, de Vlaamse of de
Waalse regering? Dat is toch om zot van te worden.”
Gunter Van Assche is journalist bij ‘De Morgen’.
N CultuurInvest: reddingsboei of slag in het water?
We zeggen en schrijven 29 november 2007. De
winterkou kruipt zo stilaan in de kleren, maar in de
goed gevulde AB Club is het lekker warm. Zowat 100
professionals uit alle geledingen van de muzieksector
zijn komen opdagen om te luisteren en te kijken naar
wat de buitenlandse gastsprekers van de International
Association for the Study of Popular Music (IASPM)
te vertellen hebben over de toekomst van de
muziekindustrie.
Timothy Dowd, professor aan de Emory University in
Atlanta en ondermeer auteur van het artikel ‘From 78s
to MP3s: The Embedded Impact of Technology in the
Market for Prerecorded Music’, mag de spits afbijten.
Hij heeft het in zijn uiteenzetting voornamelijk over het
samenspel tussen technologische ontwikkelingen en
hun impact op de muziekindustrie . Hij schetst hoe in
de jaren ’20 en ’30 de platenfirma’s een sterk pleidooi
voerden tegen het uitzenden van muziek op de radio,
omdat men hiermee alles ‘gratis zou weggeven’. Pas
door een juridische uitspraak die radiozenders expliciet
het recht gaf om platen te mogen draaien op de radio
veranderde de houding van de industrie en gingen ze
radio omarmen als promotool. Tegelijk groeide ook het
succes van de majors die op nationaal niveau dezelfde
artiest op het zelfde moment konden pushen. Vanaf de
jaren ’50 ontstond er een tegenbeweging vanuit Indies
en radiozenders die ook andere artiesten (jong talent,
zwarte zangers, vrouwelijke zangers) wél een plek
wilden geven.
Eric Hitters en Miriam van de Kamp bouwen verder
op dit verhaal en focussen op de impact van het
internet op onafhankelijke platenlabels en beginnende
muzikanten. Ze stoelen hun beweringen voornamelijk
op onderzoek dat in Nederland door thesisstudenten
werd uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat de labels
(althans in Nederland) het internet in de vorige jaren
nog veel minder omarmd hebben dan we op het eerste
zicht zouden kunnen verwachten. Zo blijken de meeste
labels wel via iTunes te verkopen, maar worden de
eigen websites nauwelijks voor commerciële doeleinden
ingezet. De cd blijkt ook nog in geen enkele mate
verdrongen door het dragerloze broertje.
Indies hebben zich door de opkomst van het internet
ook nog geen nieuwe vrijheden gekocht. Zowat een
kwart van hen blijft de promotie en distributie immers
doen via een major. Ook aan de kant van de artiesten
zelf blijkt het internet het klassieke model nog lang niet
hebben verdrongen. Artiesten gebruiken het dan wel als
promotietool, maar blijven zich richten op het verkrijgen
van een platencontract en een bijhorende fysieke
release.
De aanwezigheid op het net is met andere woorden
géén doel op zich, maar wel de springplank om
binnen te geraken in de muziekindustrie. Eén van de
thesisstudenten ontwikkelde hierover een theoretisch
model dat ze in alle bescheidenheid naar zichzelf
noemde. Volgens de “cirkel van Haarmans” is de weg
naar succes een zichzelf permanent versterkende
Toekomstperspectieven voor de muziekindustrie:Heeft de muziekindustrie nood aan een nieuwe product conception?Verslag studienamiddag IASPM / Popthesisprijs
33
Foto: Madelien Waegemans
cirkelbeweging waarbij alles begint met de vergrote
aanwezigheid van muziek op het net waardoor er meer
gedownload wordt, waardoor er minder cd’s verkocht
worden, waardoor platenfirma’s minder investeren,
waardoor muzikanten meer alternatieven zoeken
om zich te promoten en hun muziek te verspreiden
via – je raadt het al – het internet, waardoor er meer
gedownload wordt… en zo kunnen we nog wel even
doorgaan. Ondanks deze mooie cirkelredenering
blijkt het in de praktijk nog lang niet voor een volledige
kentering
gezorgd te
hebben. Uit
het onderzoek
van Femke
Haarmans
blijken net die
artiesten die wél
getekend zijn het
internet méér
te gebruiken
en blijken hun
websites en
myspaceprofielen een stuk beter onderhouden dan die
van de collega’s zonder platencontract.
Aan de kant van de platenfirma’s zelf zien we natuurlijk
wél de impact van de dalende verkoopcijfers. Het
meest duidelijke effect is wellicht dat de platenfirma’s
op zoek zijn gegaan naar de spreiding van hun
financiële risico’s, of liever nog, de verbreding van
de inkomstenbronnen. Er worden dus steeds meer
contracten getekend waarbij het niet alleen gaat om
platen maken en verkopen, maar ook om inkomsten
uit optredens en nevenactiviteiten zoals merchandising
of producties. De platenfirma van vandaag is een
entertainmentbedrijf geworden.
Genoeg theorie, tijd voor de praktijk. Aan een panel
bestaande uit Guy Goedgezelschap (ceo SONY-
BMG), Maarten Quaeghebeur (Rockoco/Boomtown),
Jonas Woost (Last FM) en de onderzoekers
waarover hierboven sprake vraagt Steven Lemmens
(Studio Brussel) of de (vast)stelling van de
onderzoekers dat het eigenlijk heus zo’n vaart nog
niet loopt eigenlijk wel klopt.
De meningen zijn verdeeld, al blijkt in het algemeen
iedereen het er wel over eens dat niets nog helemaal
hetzelfde zal kunnen blijven. Het product waar de
muziekindustrie in het verleden vooral rond gewerkt
heeft (de drager) is bij monde van Jonas Woost
uiteindelijk niet meer dan ‘een stukje plastic met wat
enen en nullen op’. De toekomst ligt ongetwijfeld
in de richting van een wijzigende verspreidings- en
verkoopsstrategie en een businessmodel waarbij de
inkomsten op een andere manier of niet meer zullen
binnen komen. Omdat volgens Steven de toekomst
nog het best bepaald wordt door op voorhand zelf
te zeggen wat er komen zal, mag iedereen aan het
eind van het debat zijn hoogst persoonlijke visie op de
toekomst van de muziekindustrie geven. Voornaamste
conclusie: the future of music……… is yet to come.
Om de dag af te sluiten, geven we de microfoon
aan Gert Keunen (docent, auteur & muzikant) die als
voorzitter van de jury van de Popthesisprijs het bilan
mag opmaken van de afgelopen editie. De jury had
dit jaar iets minder thesissen dan het jaar ervoor te
verwerken maar niettemin was het alweer een vette kluif.
Na veel wikken, wegen, lezen en herlezen koos de jury
drie laureaten, met als eindwinnaar Fréderic Busscher
die met zijn thesis over Popbeleid in Vlaams- Brabant
vooral bewees dat het ondanks alles wél mogelijk
is om de complexe realiteit van lokaal, provinciaal
en landelijk (pop)beleid bondig samen te vatten. Via
zeer welgekozen gesprekspartners en doorgedreven
interviews kwam hij ook tot enkele zeer krachtige
beleidsaanbevelingen ten aanzien van het popbeleid in
Vlaams-Brabant. Maar daarover uiteraard meer in de
rest van deze publicatie.
Zoals het onze sector betaamt, sluiten we de dag af
met een receptie. Want als er één ding duidelijk is in de
muzieksector, dan is het dat al heel wat van de beste
plannen en stappen vooruit, werden beraamd aan de
toog. En netwerken is dat tenslotte ook niet net werken?
Tijs Vastesaeger
34
Foto: Madelien Waegemans
[email protected] -t: 02 504 99 00f: 02 504 99 09
Poppunt vzw-Bloemenstraat 321000 Brussel