rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van...

54
RAPPORTAGE Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 EEN FOTO VAN DE STAND VAN ZAKEN 2010-126

Transcript of rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van...

Page 1: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

rapportage

Monitoring van het Bestuursakkoord 2010een foto van de stand van zaken

2010-126

Page 2: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk
Page 3: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

Vereniging Van nederlandse gemeenten

Rapportage

Monitoring van het Bestuursakkoord 2010

Page 4: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

Vereniging Van nederlandse gemeenten

Page 5: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

Vereniging Van nederlandse gemeenten

Inhoudsopgave

Verantwoording & Leeswijzer 5

Woord vooraf 7

1 Een dienstbare overheid: verbetering van dienstverlening, reductie van

administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9

1.1 Inleiding 9

1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk en gemeenten scoren minimaal een 7 op de

kwaliteit van overheidsdienstverlening aan burgers’ 10

1.3 Ambitie ‘Vermindering van door gemeenten veroorzaakte administratieve lasten voor

burgers en bedrijven met minimaal 25%’ 10

1.4 Inzet van e-overheid 14

1.5 Conclusie 15

2 Een dienstbare en kwalitatief sterke overheid 17

2.1 Inleiding 17

2.2 Ambitie ‘Diversiteit: in 2011 hebben Rijk en gemeenten een meer divers personeelsbestand

door het aantal allochtonen, vrouwen (in het bijzonder in managementfuncties) en oudere

werknemers te verhogen’ 18

2.3 Ambitie ‘Integriteitnormen: in 2011 voldoen het Rijk en alle gemeenten en provincies aan

de basisnormen voor integriteit, maken gebruik van een registratiesysteem voor integri-

teitschendingen, werken aan bewustwording en brengen integriteitrisico’s in kaart’ 19

2.4 Het terugdringen van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak 20

2.5 Ambitie ‘Alle organisaties met (veel) klantcontacten zouden een kwaliteitshandvest

moeten hebben’ 21

2.6 Conclusie 22

Page 6: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

Vereniging Van nederlandse gemeenten

3 Veiligheid 23

3.1 Inleiding 23

3.2 Ambitie ‘Aanpak van agressie en geweld’ 24

3.3 Ambitie ‘Aanpak van diefstal: fietsdiefstal’ 25

3.4 Ambitie ‘Aanpak van criminaliteit tegen ondernemingen’ 26

3.5 Ambitie ‘Aanpak van overlast en verloedering’ 26

3.6 Ambitie ‘Persoonsgerichte aanpak van risicojongeren en recidivisten’ 28

3.8 Ambitie ‘Gemeenten hanteren een veiligheidsbeleidsplan’ 31

3.9 Ambitie ‘Coffeeshopbeleid en afstandscriterium’ 31

3.10 Ambitie ‘Gemeenten voeren en handhaven een prostitutiebeleid’ 34

3.11 Ambitie ‘Afstemming beleidscycli zodat gezamenlijke prioriteiten kunnen worden

ingepland’ 35

3.12 Conclusie 36

4 Jeugd en Gezin 39

4.1 Inleiding 39

4.2 Ambitie ‘Eind van deze kabinetsperiode moet het basismodel Jeugd en Gezin

landelijk dekkend werken’ 40

4.3 Ambitie ‘Het digitale dossier JGZ (elektronisch kinddossier) kent een landelijke

dekking per 1 januari 2010 40

4.4 Ambitie ‘De Verwijsindex Risico’s jeugdigen kent een landelijke dekking per 1 januari 2010’ 41

4.5 Afspraak omtrent stroomlijning jeugdzorg 41

4.6 Conclusie 42

5 Participatie, armoedebeleid en schuldhulpverlening 43

5.1 Ambitie ‘Wet Werk en Bijstand’ 43

5.2 Overige ambities 44

6 Maatschappelijke ondersteuning 45

6.1 Inleiding 45

6.2 Ambitie ‘Rijk en gemeenten verkennen samen hoe de Wmo inhoudelijk verder kan

worden versterkt en hoe overlap, afwenteling en ineffectieve prikkels tussen Wmo en

AWBZ kunnen worden voorkomen’ 45

6.3 Ambitie ‘MEE: als vertrekpunt geldt het voornemen om MEE-gelden over te hevelen

naar de Wmo. (Voor de korte termijn) zal VWS in de subsidievoorwaarden voor de

MEE-organisaties de verplichting opnemen om met gemeenten te overleggen over de

uitvoering van de MEE-taken.’ 46

6.4 Conclusie 46

7 Onderwijs 47

7.1 Inleiding 47

7.2 Ambitie ‘Stimulering ontwikkeling brede scholen’ 47

7.3 Ambitie ‘Terugdringen van taalachterstanden door uitbreiding van voorschoolse educatie’ 49

7.4 Conclusie 51

Page 7: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

5Vereniging Van nederlandse gemeenten

Om goed te kunnen meten hoe ver gemeenten zijn met het realiseren van de doelen, zijn de afspraken

uit het bestuursakkoord omgezet in ambities. Deze ambities zijn door de beleidsafdelingen van de

VNG en de departementen vertaald naar meetbare indicatoren. In totaal gaat het om 120 indicatoren.

Deze zijn verdeeld over de zes thema’s uit het bestuursakkoord. Met deze indicatoren kan de realise-

ring van de doelen worden gemeten.

De VNG wil voorkomen dat haar leden onnodig worden opgezadeld met een uitgebreide monitor.

Daarom verzamelt de VNG de gegevens voor de monitoring bij centrale dataleverende instanties, zoals

het CBS, Veiligheidsmonitor en het KLPD.

De hoofdstukken in deze rapportage zijn – zoals in het bestuursakkoord Samen aan de Slag – gerang-

schikt naar thema. Deze thema’s zijn, wederom in navolging van het Bestuursakkoord, verdeeld over

twee hoofdthema’s: Samenwerking tussen de overheden en Samenwerken aan maatschappelijke resul-

taten. In totaal worden in deze tussenrapportage zes thema’s behandeld. Achtereenvolgend passeren

de volgende de revue:

a Samenwerking tussen de overheden

1 De dienstbare overheid: verbetering van dienstverlening, reductie van administratieve lasten en

de inzet van e-overheid.

2 Een dienstbare en kwalitatief sterke overheid

b Samenwerken aan maatschappelijke resultaten

3 Veiligheid;

4 Jeugd en Gezin;

5 Participatie, Schuldhulpverlening en Armoedebeleid.

6 Maatschappelijke ondersteuning

7 Onderwijs

Verantwoording & Leeswijzer

Page 8: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

6 Vereniging Van nederlandse gemeenten

Ieder hoofdstuk start met een inleiding op het thema en op de ambities. Daarna worden per ambitie

de onderzoeksresultaten behandeld. Aan het einde van ieder hoofdstuk volgt een conclusie.

Naast deze complete rapportage heeft de VNG ook een samenvattende folder gemaakt. Deze vindt u

eveneens op www.vng.nl.

Page 9: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

7Vereniging Van nederlandse gemeenten

In september 2007 werd het bestuursakkoord Samen aan de Slag bekrachtigd. Vorig jaar hebben ge-

meenten via de eerste onderzoeksronde van de Monitoring van het bestuursakkoord laten zien hoever

ze in 2008 waren met de realisatie van de doelen uit het bestuursakkoord. Deze nieuwe monitor laat

zien wat gemeenten in 2009 hebben gedaan om de doelen te bereiken. Ook is op sommige plekken

informatie over de resultaten in 2010 opgenomen. Daarmee is zoveel mogelijk de actuele stand van

zaken in beeld gebracht.

De eerste monitor liet zien dat gemeenten op de goede weg zijn. Het afgelopen jaar hebben zij zich

verder ingezet om, ook bij een krimpende economie, de gestelde ambities te realiseren. Waar nodig is

de inzet geïntensiveerd en zijn nieuwe vraagstukken opgepakt. Dit heeft her en der geleid tot aanvul-

lingen en aanpassingen van ambities.

De uitkomsten van de tweede monitoringsronde zijn positief. Alhoewel nog niet alle ambities volledig

zijn gerealiseerd, zijn op veel terreinen in 2009 resultaten geboekt. Ook in 2010 zijn gemeenten nog

volop aan de slag geweest met de uitvoering van de afspraken uit het bestuursakkoord 2007-2011 en

zijn er verbeteringen bereikt.

Door de vervroegde verkiezingen in juni van dit jaar en het aantreden van een nieuw kabinet, is eind

2010 een nieuwe situatie ontstaan. Het nieuwe kabinet heeft in zijn regeerakkoord nieuwe en andere

prioriteiten benoemd die niet allemaal aansluiten bij de afspraken uit het bestaande bestuursakkoord.

Wij gaan er daarom vanuit dat 2010 het laatste jaar is waarin we samenwerken op basis van het be-

staande bestuursakkoord.

Gemeenten willen blijven investeren in succesvolle uitvoering van taken en betere dienstverlening aan

burgers, waar mogelijk samen met het rijk. De VNG onderzoekt de komende periode daarom of en

in hoeverre het wenselijk en mogelijk is om met het nieuwe kabinet een nieuw bestuursakkoord te

Woord vooraf

Page 10: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

8 Vereniging Van nederlandse gemeenten

sluiten. Uitgangspunt daarbij is dat gemeenten voldoende beleidsruimte en budget moeten krijgen

om hun positie als eerste overheid geloofwaardig in te kunnen vullen.

Mr. R.J.J.M. Pans

Voorzitter directieraad VNG

Page 11: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

9Vereniging Van nederlandse gemeenten

1.1 InleidingIn het bestuursakkoord hebben de VNG en het Rijk afspraken gemaakt over de verbetering van

dienstverlening, het verminderen van administratieve lasten en de inzet van de e-overheid. Zo is onder

andere afgesproken dat Rijk en gemeenten werken aan de kwaliteit van de overheidsdienstverlening

aan burgers. Ook moeten de administratieve lasten voor burgers en bedrijven worden teruggebracht.

De afspraken hierover staan in paragraaf 1.2 van het bestuursakkoord.

Deze rapportage behandelt twee ambities op het gebied van verbetering van de dienstverlening en

reductie van administratieve lasten:

1 Verbetering van de dienstverlening: rijk en gemeenten scoren minimaal een 7 op de kwaliteit van

overheidsdienstverlening aan burgers.

2 Vermindering van door gemeenten veroorzaakte administratieve lasten voor burgers en bedrijven

met minimaal 25%.

Daarnaast is paragraaf 1.4 gewijd aan ‘de inzet van e-overheid’. Dit onderwerp heeft een belangrijke

rol in het bestuursakkoord. In het akkoord staan echter geen concrete afspraken op dit gebied. Deze

zijn later gemaakt in het Nationaal Uitvoeringsprogramma Dienstverlening en e-overheid (NUP).

1 Een dienstbare overheid: verbetering van dienst- verlening, reductie van administratieve lasten en de inzet van e-overheid.

Page 12: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

10 Vereniging Van nederlandse gemeenten

1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk en gemeenten scoren minimaal een 7 op de kwaliteit van overheidsdienstverlening aan burgers’

In het bestuursakkoord is afgesproken dat de dienstverlening wordt verbeterd. Rijk en gemeenten

scoren minimaal een 7 op de kwaliteit van de overheidsdienstverlening aan burgers.

Deze ambitie telt één indicator: burgers waarderen de dienstverlening met een 7.

Om de huidige score te achterhalen, heeft onderzoeksbureau TNS NIPO in opdracht van het ministerie

van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) een onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de

overheidsdienstverlening. In dit onderzoek gaven burgers een oordeel over de dienstverlening van de

overheid aan de hand van daadwerkelijk ervaren levensgebeurtenissen, zoals verandering van burger-

lijke staat of het starten van een eigen bedrijf. Hierbij is de kwaliteit van de totale overheidsdienstver-

lening gemeten aan de hand van bepaalde levensgebeurtenissen. Hierbij is niet alleen gekeken naar

gemeenten, maar ook naar de bijvoorbeeld politie, het ziekenhuis, de bibliotheek, de woningcorpora-

tie etc.

Figuur 1 Beoordelingen dienstverlening op drie niveaus

Niveau Gemiddeld rapportcijfer

2008 2009

Overheid ‘in zijn geheel’ 6,4 6,4

Keten 6,7 6,6

Individuele organisatie 7,0 6,9

Bron: Onderzoek naar de kwaliteit van dienstverlening, TNS NIPO ( 0-meting 2008; 1-meting 2009)

De beoordeling van overheidsdienstverlening is in 2009 vrijwel gelijk gebleven ten opzichte van 2008.

Uit figuur 1 blijkt dat individuele overheidsorganisaties en de samenwerking in de keten om 2009

gemiddeld iets lager scoren dan in 2008. De waardering voor de overheid als geheel is gelijk gebleven.

78% van de gemeenten heeft ook in de nieuwe coalitieakkoorden de verbetering van dienstverlening

als belangrijke doelstelling opgenomen. In de begin 2010 gepubliceerde vernieuwde gemeentelijke

visie op dienstverlening, “Dienstverlening draait om mensen” neemt ketensamenwerking een belang-

rijke plaats in. Gemeenten zullen de komende jaren samen met partners van rijk en manifestgroepen

hieraan blijven werken.

1.3 Ambitie ‘Vermindering van door gemeenten veroorzaakte administratieve lasten voor burgers en bedrijven met minimaal 25%’

De bovenstaande ambitie uit het bestuursakkoord is vertaald in negen indicatoren:

1 Aantal gemeenten met vastgelegde afspraken over de reductie van administratieve lasten voor bur-

gers en bedrijven.

2 Aantal gemeenten met gereserveerde middelen (geld, tijd, ruimte etc.), bijvoorbeeld in het coalitie-

akkoord, een programma-akkoord of een projectplan, als het gaat om de reductie van administra-

tieve lasten.

3 Ondernomen activiteiten door gemeenten met betrekking tot de reductie van administratieve las-

ten.

4 Aantal gemeenten dat bedrijfseffectentoets/het standaard kostenmodel toepast.

5 Aantal gemeenten dat gebruik maakt van de gedereguleerde VNG-modelverordening(en).

6 Aantal gemeenten dat de VNG-modelverordening één op één overgenomen c.q. voor de eigen

gemeente heeft aangepast.

7 Aantal gemeenten dat door aanpassing van VNG-modelverordening een grotere, gelijke, kleinere

reductie van administratieve lasten bewerkstelligt.

8 Gehanteerde manieren waarop tijdig beslissen wordt gestimuleerd.

9 Onderzoek vermindering administratieve lasten.

Page 13: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

11Vereniging Van nederlandse gemeenten

Figuur 2 Gemeentelijke afspraken administratieve lasten

Zijn in uw gemeente afspraken vastgelegd over de reductie van de administratieve lasten voor burgers/ bedrijven

(bijvoorbeeld in het coalitieakkoord, een programma-akkoord, een projectplan of in de jaarrekening)?

Figuur 2 laat zien dat het leeuwendeel van de gemeenten (84%) afspraken heeft gemaakt over de reductie van

administratieve lasten voor burgers en/of bedrijven.

Vermindering van regeldruk is voor een gemeente een omvangrijk en langdurig proces. Daarom is het

van belang dat binnen de gemeente hierover duidelijke afspraken worden gemaakt.

De VNG heeft gemeenten gestimuleerd om doelstellingen voor administratieve lastenreductie af te

spreken. De gemeentelijke ambities zijn opgenomen in een coalitieakkoord, een programma-akkoord,

een projectplan of in de jaarrekening.

Figuur 3 Gereserveerde middelen voor de reductie van administratieve lasten

Zijn er middelen (geld, tijd, ruimte, etc.) gereserveerd, bijvoorbeeld in het coalitieakkoord, een programma-akkoord

of een projectplan, als het gaat om de reductie van administratieve lasten?1

Figuur 3 laat zien dat 85% van de gemeenten middelen heeft gereserveerd om de administratieve

lasten terug te dringen.

1 Let op! Er is gepercenteerd naar de gemeenten die hebben aangegeven (tabel 1) de afspraken te hebben gemaakt om administra-

tieve lasten voor burgers en/of bedrijven te reduceren. Dus: van de gemeenten die de afspraken over administratieve lastenreductie

hebben gemaakt, heeft het genoemde percentage daartoe middelen gereserveerd.

Page 14: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

12 Vereniging Van nederlandse gemeenten

Om het proces en het uiteindelijke resultaat te borgen, is het van belang dat aan de plannen middelen

worden toegekend en dat verantwoordelijkheden worden benoemd. Aan de gemeenten die hebben

aangeven afspraken te hebben vastgesteld voor de reductie van administratieve lasten is gevraagd aan

te geven of hiertoe middelen zijn gereserveerd. De VNG stimuleert gemeenten om doelstellingen voor

administratieve lastenreductie af te spreken en hiervoor middelen vrij te maken. Het is zeer positief dat

inmiddels 85% van de gemeenten dit heeft gedaan. De gemeentelijke ambities zijn opgenomen in een

coalitieakkoord, een programma-akkoord, een projectplan of in de jaarrekening.

Figuur 4 Activiteiten gericht op het verminderen van administratieve lasten

Hieronder staat een aantal activiteiten die een gemeente kan ondernemen met betrekking tot de reductie van

administratieve lasten. Gemeenten hebben per activiteit aangegeven of zij deze activiteit sinds 2006 ondernemen of

hebben ondernomen. Genoemd is het percentage dat betreffende activiteit heeft ondernomen/onderneemt.

Figuur 4 laat zien dat 94% van de Nederlandse gemeenten in de afgelopen periode heeft gederegu-

leerd.

Dat betekent dat ook gemeenten die hierover in het collegeakkoord geen afspraken hebben gemaakt,

noch middelen hebben gereserveerd, wel hebben gedereguleerd.

Dereguleren kan op verschillende wijzen. Het meest merkbaar voor de klant is:

• Afschaffenvanvergunningen.Datheeft94%gedaan.2

• Verlengengeldigheidsduurvergunningen.

• Tijdigbeslissen.

• Terugdringenvanhetaantalindieningsvereisten.

• Verkleinenvandedoelgroepwaaropeenvergunningvantoepassingis.

• Omlastenverzwaringindetoekomsttevoorkomen,stimuleertdeVNGgemeentenombijnieuwe

regelgeving de effecten op de administratieve lasten in kaart te brengen. 55% geeft aan dit te

doen.

Op alle onderdelen is een stijging te zien t.o.v. 2008. Het is aannemelijk dat deze stijging het gevolg

is van het intensieve stimulerings- en ondersteuningsprogramma van het project Minder Regels, Meer

Service.

2 We weten niet of het hier gaat om ‘dood hout’, dat wil zeggen oude of incourante vergunningen, dan

heeft afschaffen minder effect.

Page 15: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

13Vereniging Van nederlandse gemeenten

Figuur 5 Toepassen van bedrijfseffectentoets en het standaardkostenmodel

Past uw gemeente de bedrijfseffectentoets/het standaardkostenmodel toe? In de tabel wordt het percentage ge-

noemd dat betreffend instrument toepast.3

Instrument 2008 2009

In % In %

Toepassen van bedrijfseffectentoets 10 20

Toepassen van het standaardkostenmodel 56 58

Om regeldruk in de toekomst te voorkomen, is het essentieel dat een gemeente bij het ontwerpen van

nieuwe regelgeving een bedrijfseffectentoets toepast en/ of de regelgeving doorrekent op basis van

het standaard kostenmodel. Op deze wijze worden de administratieve lasten van de conceptregeling in

beeld gebracht en daarmee ook de mogelijkheden om de regeling lastenarmer in te richten.

Gemeenten die hebben aangegeven de lasteneffecten van verordeningen en voorstellen in kaart te

brengen, is gevraagd of zij het standaard kostenmodel en/ of de bedrijfseffectentoets toepassen. In

figuur 5 is te lezen dat meer dan de helft van deze gemeenten (58%) het standaard kostenmodel

toepast. Twee op de tien (20%) past de bedrijfseffectentoets toe. Op beide onderdelen ook hier een

stijging t.o.v. 2008.

Het standaard kostenmodel is bekend en beschikbaar. De bedrijfseffectentoets (de juiste naam is: Lo-

kale effectentoets) is medio 2010 uitgerold. Op het meetmoment was de toets echter nog niet beschik-

baar.

Figuur 6 Manieren waarop tijdig beslissen in de gemeente gestimuleerd wordt

Genoemd is het percentage dat betreffende manieren van stimuleren van ‘tijdig beslissen’ hanteert.4

Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat niet tijdig beslissen één van de grootste ergernissen is

van burgers en ondernemers wanneer zij te maken hebben met de overheid.

Aan de gemeenten die hebben aangegeven ‘tijdig beslissen’ te stimuleren, is gevraagd op welke

manier zij dit doen. Figuur 6 geeft een overzicht van de manieren. Zeven op de tien gemeenten (72%)

zegt een systeem te hebben dat signaleert wanneer de beslistermijn voor aanvragen overschreden

dreigt te worden. Ongeveer een derde (29%) heeft een handvest met betrekking tot tijdig beslissen.

10% doet benadeelde betrokkenen bij overschrijding van de beslistermijn een kleine genoegdoening

toekomen en nog eens 31% hanteert nog een andere manier om het tijdig beslissen te stimuleren.

3 Let op! Er is gepercenteerd naar de gemeenten die hebben aangegeven (tabel 3) de lasteneffecten van verordeningen en voorstel-

len in kaart te brengen. Dus: van de gemeenten die de lasteneffecten in kaart brengen, heeft het genoemde percentage de bedrijfs-

effectentoets c.q. het standaardkostenmodel toegepast.

4 Let op! Er is gepercenteerd naar de gemeenten die hebben aangegeven (tabel 3) ‘tijdig beslissen’ te stimuleren. Dus: van de ge-

meenten die ‘tijdig beslissen’ stimuleren hanteren genoemde percentages de betreffende manieren.

Page 16: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

14 Vereniging Van nederlandse gemeenten

In de Uitvoeringsagenda Vermindering Regeldruk en Verbetering Dienstverlening hebben wij afspra-

ken gemaakt over het hanteren van een ‘piepsysteem’ bij vergunningprocedures. Dit is een auto-

matische attendering op het verlopen van (beslis)termijnen, waardoor de ambtenaar tijdig wordt

geattendeerd op deadlines. De VNG is twee jaar geleden gestart om gemeenten te stimuleren kwali-

teitshandvesten op te stellen. Het tijdig beslissen is hiervan een onderdeel.

Op alle onderdelen is een stijging waar te nemen t.o.v. 2008, waarschijnlijk als gevolg van ons stimule-

ringsprogramma.

Indicator: Onderzoek vermindering administratieve lasten

Om de stand van zaken op het gebied van het reduceren van administratieve lasten in kaart te bren-

gen, is afgesproken dat in 2008 een 0-meting, en in 2010 een 1-meting zal worden gehouden. De

gegevensverzameling voor ‘de Nulmeting AL Gemeenten Bedrijven en Burgers’ is eind juli 2008 afge-

rond. In totaal zijn tijdens het onderzoek voor 45 Bedrijfsproducten en 40 Burgerproducten gegevens

verzameld bij 22 gemeenten. Hiervoor zijn meer dan 400 interviews met ambtenaren uitgevoerd. Alle

verzamelde gegevens zijn via email teruggekoppeld met de respondenten5.

In het VNG werkprogramma Vermindering Regeldruk 2009 is al rekening gehouden met deze (toen

nog in concept) uitkomsten. De in het werkprogramma opgenomen uitrolacties gericht op AL-ver-

mindering voor burgers en voor ondernemers, zetten in op die domeinen, die in het onderzoeksrap-

port aangewezen worden als grote lastenveroorzakers. De aanbevelingen die in het rapport worden

gedaan, hebben wij reeds meegenomen in de deregulering van de VNG-modelverordeningen, dan wel

werken wij nu uit in de pionierwerkgroepen.

Eerste helft 2010 is de 1-meting gehouden. Op het moment van dit schrijven (okt 2010) zijn de uitkom-

sten bekend. Uit vergelijking van de 0- en de 1-meting blijkt dat gemeenten de afgesproken adminis-

tratieve lastenreductie hebben behaald. Een iets lager percentage dan de 25%, maar dat komt omdat

de Wabo later is ingevoerd en nog geen invloed heeft kunnen hebben op de administratieve lasten.

1.4 Inzet van e-overheidIn het bestuursakkoord is de in de Regiegroep ICT en Overheid benoemde drietrap opgenomen:

1 Implementeren van lopende projecten in plaats van genereren van nog meer nieuwe ontwikkelin-

gen en nieuw beleid.

2 Versterken van de regie.

3 Invulling geven aan deugdelijke financiering.

Deze drietrap is vertaald in het Nationaal Uitvoeringsprogramma Dienstverlening en E-Overheid (NUP).

Gemeenten hebben dit akkoord samen met Rijk, Provincies en Waterschappen ondertekend en hebben

zich verbonden aan de uitvoering van de in het programma opgenomen ontwikkelingen. In 2009 zijn

belangrijke afspraken gemaakt op het gebied van financiering van het beheer van een aantal gene-

rieke e-overheidbouwstenen.

Door gemeenten is aangegeven dat monitoring van de planning en financiering van de in het pro-

gramma opgenomen ontwikkelingen van groot belang is voor een succesvolle uitvoering. Daarnaast

dient de samenhang tussen e-overheidsbouwstenen te worden geborgd. Vanuit de VNG wordt de

voortgang op (onder meer) deze elementen en de samenhang daartussen dan ook scherp in de gaten

gehouden en worden deze gezien als kritieke randvoorwaarden waarvan het slagen van de uitvoering

afhangt.

5 Bron: Samenvatting AL bedrijven 4 aug 08 en Samenvatting AL Burgers 5 aug 08, SIRA Consulting

Page 17: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

15Vereniging Van nederlandse gemeenten

1.5 ConclusieDe waardering van de dienstverlening van individuele overheden, de overheid als geheel en de

dienstverlening in ketens is in 2009 vrijwel gelijk gebleven. 78 % van de gemeenten heeft in de nieuwe

coalitieakkoorden de verbetering van dienstverlening als belangrijke doelstelling opgenomen. Zij zul-

len de komende jaren, samen met rijk en manifestpartijen, blijven werken aan de verbetering van hun

individuele en gezamenlijke dienstverlening.

Daarnaast heeft een zeer groot deel van de gemeenten (84%) afspraken gemaakt over vermindering

van de regeldruk. Een ruime meerderheid van de gemeenten die reductieafspraken hebben gemaakt

(85%), heeft hieraan ook middelen verbonden. Dat is zeer positief; het maakt de kans op slagen groot.

(inmiddels is het okt 2010 en weten we uit de 1-meting dat we de afgesproken doelstelling van 25%

administratieve lastenreductie gehaald hebben).

Het scannen van nieuwe regelgeving op lasteneffect kan beter. Het standaardkostenmodel wordt door

meer dan de helft van de respondenten wel gebruikt. Het beschikbaar komen (in 2010) van een lokale

effectentoets moet hierin ook verbetering brengen.

Verder blijkt dat gemeenten op zeer grote schaal gebruik maken van de VNG-modellen, en dat het

overgrote deel daarin aanpassingen doet. Die aanpassingen leiden in ongeveer éénderde van de geval-

len tot een grotere reductie. Bij nog eens éénderde blijft de reductie gelijk en bij een klein aantal leidt

de aanpassing ertoe dat een lagere administratieve lastenreductie wordt bereikt.

Ook hebben veel gemeenten aandacht voor het tijdig beslissen op aanvragen. Een groot percentage

maakt gebruik van een ‘piepsysteem’. Door de uitvoering van de regelgeving efficiënter in te richten,

worden de maatregelen ook daadwerkelijk merkbaar voor de klant.

De ondertekening van het NUP heeft bijgedragen aan prioritering, deugdelijke financiering van be-

heer van aantal e-overheidbouwstenen en bewustwording. Met het NUP wordt een basisgelegd voor

efficiente en slimme dienstverlening en vermindering van administratieve lasten. Monitoring van plan-

ning en financiering en de samenhang tussen de e-overheidsbouwstenen worden scherp in de gaten

gehouden. Ze vormen de kritieke elementen voor het slagen van de uitvoering van het NUP.

Page 18: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

16 Vereniging Van nederlandse gemeenten

Page 19: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

17Vereniging Van nederlandse gemeenten

2.1 InleidingIn paragraaf 1.2.2 ‘Een dienstbare en kwalitatief sterke overheid’ uit het bestuursakkoord zijn afspra-

ken gemaakt over de thema’s diversiteit, integriteit en kwaliteit en prestatieverbetering.

Kabinet en VNG concluderen dat een gezamenlijk belang bestaat bij een professioneel en integer

overheidsapparaat dat qua samenstelling een afspiegeling is van de maatschappij. De wijze waarop dit

apparaat functioneert, moet leiden tot een toenemend vertrouwen van de burger in de overheid en

een fatsoenlijke bejegening van ambtenaren.

Afgesproken is om de thema’s diversiteit en integriteit nader uit te werken. Daarnaast is afgesproken

dat gemeenten hun prestaties de komende jaren zullen verbeteren door in grotere mate te investeren

in kwaliteitshandvesten en benchmarks.

Deze rapportage behandelt drie ambities op het gebied van een dienstbare en kwalitatief sterke over-

heid:

1 Diversiteit: in 2011 hebben Rijk en gemeenten een meer divers personeelsbestand door het aantal

allochtonen, vrouwen (in het bijzonder in managementfuncties) en oudere werknemers te verho-

gen.

2 Integriteitnormen: in 2011 voldoen het Rijk en alle gemeenten en provincies aan de basisnormen

voor integriteit, maken gebruik van een registratiesysteem voor integriteitsschendingen, werken

aan bewustwording en brengen integriteitrisico’s in kaart.

3 Kwaliteit en prestatieverbetering: alle organisaties met veel klantcontacten zouden een kwaliteits-

handvest moeten hebben.

Daarnaast is paragraaf 2.4 van dit hoofdstuk gewijd aan ‘het terugdringen van agressie en geweld

tegen werknemers met een publieke taak’. In het bestuursakkoord wordt hier aandacht aan besteed,

maar zijn geen concrete afspraken geformuleerd. De VNG en het kabinet werken echter wel samen om

te komen tot een veilige en respectvolle uitvoering van de publieke taak. Daarom is het actieprogram-

2 Een dienstbare en kwalitatief sterke overheid

Page 20: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

18 Vereniging Van nederlandse gemeenten

ma ‘aanpak agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak’ gestart. De doelstelling op

dit gebied luidt: in 2011 is het aantal meldingen 15% lager ten opzichte van de situatie in 2007.

2.2 Ambitie ‘Diversiteit: in 2011 hebben Rijk en gemeenten een meer divers perso-neelsbestand door het aantal allochtonen, vrouwen (in het bijzonder in manage-mentfuncties) en oudere werknemers te verhogen’

In de bestuurlijke afspraken tussen de Zelfstandige Publieke Werkgevers (ZPW) en het Ministerie van

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is een verdere uitwerking gegeven aan de boven-

staande ambitie uit het bestuursakkoord. Afgesproken is dat de ZPW’s, waaronder gemeenten, het ka-

binet ondersteunen om te komen tot een meer evenredige arbeidsparticipatie van allochtonen, oudere

werknemers en vrouwen op leidinggevende functies.

In de afgelopen jaren hebben verscheidene gemeenten invulling gegeven aan diversiteitsbeleid. Diver-

siteitsbeleid draait om het samenstellen van een personeelsbestand uit alle leeftijdscategorieën, vrouw/

man, medewerkers met een (arbeids)beperking en mensen met een andere etnische achtergrond.

Hieronder volgt een toelichting.

Vrouwen

Het aandeel vrouwen in het personeelbestand van gemeenten blijft groeien: in 2009 bestond 46% van

de gemeentelijke bezetting uit vrouwen. In de periode tussen 2005 en 2009 is het aantal vrouwen in

de gemeentelijke bezetting met bijna 11,6% toegenomen, terwijl het aantal mannen met bijna 9% is

afgenomen.1 Het aandeel vrouwen in de instroom nam toe van 53% in 2006 naar 57% in 2008.2

Ook het aantal vrouwen dat instroomt op leidinggevende posities laat een stijgende lijn zien. Dit blijkt

zowel uit de Personeelsmonitor 2009 als uit de Trendnota arbeidszaken 2010. Het aandeel vrouwelijke

leidinggevenden bedroeg in 2009 ruim 27,4%. Bij de kleinere gemeenten groeit het aantal vrouwe-

lijke leidinggevenden langzamer dan bij de grotere gemeenten. Bij de G4 is het aandeel vrouwelijke

leidinggevenden bijna 31% en bij de gemeenten met minder dan 10.000 inwoners bijna 15%. Vrouwen

maken dus niet alleen een groter deel uit van de gemeentelijke bezetting, maar bezetten ook steeds

vaker leidinggevende functies.3

Allochtonen

Verschillende gemeenten streven naar een personeelsbestand dat een evenredige vertegenwoordiging

kent van de verschillende bevolkingsgroepen uit de samenleving. Uit de Trendnota Arbeidszaken 2010

blijkt dat in 2008 het aandeel niet-westerse allochtonen op het totale personeelsbestand van gemeen-

ten 8% bedroeg. Dit is een stijging van ongeveer een half procent ten opzichte van 2004. De groei van

het aantal allochtone medewerkers gaat langzaam.

Het landelijke Netwerk Diversiteitsmanagement (Div) heeft in samenwerking met de VNG een secto-

rale handreiking geschreven voor diversiteitsbeleid. De handreiking biedt een stappenplan voor de

opzet en uitwerking van diversiteitsbeleid. Het CvA van de VNG is ook betrokken bij het project ‘ Divers

denken, gewoon doen’ van het A+O fonds gemeenten. Tevens heeft de secretaris van het CvA zitting

genomen in TopFocus, een kennisnetwerk voor diversiteit. Het netwerk is zowel bedoeld voor private

als overheidssectoren en heeft als doel deze partijen in contact te brengen met netwerken van alloch-

tone Nederlanders en met vrouwennetwerken.

De economische crisis kan zowel een positieve als een negatieve uitwerking hebben op het vergroten

van de diversiteit. Door de ruimere arbeidsmarkt hebben werkgevers meer keuze en dus meer ruimte

om het personeelsbestand diverser samen te stellen. Daar tegenover staat dat de overheidssectoren de

1 Personeelsmonitor 2009, A+O fonds gemeenten, pag.10

2 Trendnota arbeidszaken Overheid 2010, uitgave van het ministerie van Binnenlandse Zaken, pag. 49

3 Personeelmonitor 2009, A+O fonds gemeenten, pag. 22

Page 21: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

19Vereniging Van nederlandse gemeenten

komende jaren ook worden geconfronteerd met bezuinigingen/taakstellingen. De vraag naar nieuwe

medewerkers zal hierdoor afnemen.

Gelet op de toekomstige krapte op de arbeidsmarkt en de naderende vergrijzingsgolf wordt de nood-

zaak om te investeren in diversiteitbeleid steeds groter.

Ouderen

Het aandeel personen 45 jaar en ouder in de gemeentelijke bezetting komt in 2009 uit op 55,4%.4 Van

2005 tot en met 2009 is het percentage medewerkers vanaf 45 jaar gestegen met 4,8%. Het aandeel

60-plussers is in de genoemde periode meer dan verdubbeld tot 7,2%.Dit komt neer op ruim 13.000

medewerkers van de totale gemeentelijke bezetting.5

Voor de VNG is het vergroten van de duurzame inzetbaarheid van zittende (oudere) medewerkers een

belangrijk punt. Stimulering van leeftijdsbewust personeelsbeleid speelt daarbij een rol. In de CAO Ge-

meenten is de afgelopen jaren sterk ingezet op leeftijdsbewust personeelsbeleid. Dit heeft ertoe geleid

dat veel gemeenten momenteel een vorm van leeftijdsbewust personeelsbeleid kennen.

Ook in de CAO van 2009-2011 zijn afspraken gemaakt over het stimuleren van duurzame inzetbaarheid

van (oudere) medewerkers. Er is onder andere afgesproken dat in de functioneringsgesprekken en in

de POP’s van medewerkers vanaf 50 jaar de belasting en belastbaarheid aan de orde moeten komen.

2.3 Ambitie ‘Integriteitnormen: in 2011 voldoen het Rijk en alle gemeenten en pro-vincies aan de basisnormen voor integriteit, maken gebruik van een registratie-systeem voor integriteitschendingen, werken aan bewustwording en brengen integriteitrisico’s in kaart’

Rijk en gemeenten streven naar een integere organisatie. Bstuursorganen en een ambtelijke organisa-

tie die integer handelen en betrouwbaar zijn, zullen het vertrouwen van de burger in de ambtenarij en

overheid versterken.

Figuur 7 Percentage organisaties in de openbare sector dat integriteitschendingen registreert

Jaartal 2007 2008

streef-

waarde

2009

streef-

waarde

2010

streef-

waarde

2011

streef-

waarde

2012

streef-

waarde

Percentage van het aantal organisaties in de

publieke sector dat integriteitsschendingen

registreert

54 63 72 81 90 90

Bron: Inventarisatie integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie 2008, Ministerie van BZK, april 2008

De VNG heeft sinds augustus 2008 op verschillende manieren aandacht gevraagd voor integriteit. Er

zijn meerdere ledenbrieven verstuurd over dit onderwerp.

Daarnaast worden vanuit het College van Arbeidszaken verschillende initiatieven ontplooid om

integriteitsbeleid onder de aandacht te brengen. Medewerkers bezoeken, zowel op verzoek als op

eigen initiatief, regionale initiatieven en activiteiten. Periodiek vindt afstemming plaats met de andere

overheidssectoren, onder andere over de ontwikkelingen omtrent de klokkenluidersregeling. Er is

medewerking verleend aan het actualiseren van de Handreiking integriteit van politieke ambtdragers

bij gemeenten, provincies en waterschappen die in het voorjaar van 2010 in de vorm van een commen-

taarversie op het internet is verschenen.

In 2009 en 2010 is zowel door middel van een financiële bijdrage als deelname aan de klankbordgroep

4 Personeelsmonitor, A+O fonds gemeenten pag. 19

5 Personeelsmonitor, A+O fonds gemeenten pag. 23

Page 22: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

20 Vereniging Van nederlandse gemeenten

medewerking verleend aan een onderzoek van de afdeling Bestuurswetenschappen van de Vrije Uni-

versiteit Amsterdam naar de stand van zaken van de integriteit van het lokaal bestuur van de gemeen-

ten. Het rapport is in november 2010 uitgebracht. De basisnormen zijn in alle gemeenten geïmplemen-

teerd, zo blijkt uit het onderzoek. Het aantal onderzoeken naar vermoedelijke fraude en corruptie is

aanzienlijk gestegen, hetgeen duidt op een versterkte belangstelling. Het aantal meldingen bij het

openbaar ministerie is echter minder dan 10%. De komende tijd wordt de aandacht gevestigd op het

operationaliseren van de diverse instrumenten. De registratie van meldingen blijft echter aanzienlijk

achter bij de ambitie hetgeen deels veroorzaakt wordt doordat de landelijke systematisch digitale

registratie nog niet tot stand is gekomen.

2.4 Het terugdringen van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak

In het voorjaar van 2008 is het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek 2008 (POMO) gepubliceerd.

Uit dat onderzoek bleek dat 66% van de werknemers in de publieke sector in de voorgaande twaalf

maanden (2007) te maken heeft gehad met ongewenst gedrag.

Rijk en gemeenten hebben hierop het volgende streefcijfer afgesproken: in 2011 is het percentage van

66% met nominaal 15% afgenomen ten opzichte van de situatie in 2007.

Figuur 8 Uitkomsten POMO 2008 en streefwaarden voor 2009 en 2011

Jaartal 2007 2009

streefwaarde

2011

streefwaarde

Percentage medewerkers dat in en jaar te maken

heeft met een geval van agressie of geweld 66% 56% 51%

Bron: Personeels- en Mobiliteitsonderzoek 2008 (POMO)

Wat heeft de VNG ondernomen?

De VNG participeert in het BZK-programma Veilige Publieke Taak (VPT).

Daarnaast heeft de VNG met de vakorganisaties het initiatief genomen om een arbocatalogus Agres-

sie en Geweld af te sluiten en een Gemeentelijk Incidenten Registratiesysteem (GIR) te ontwikkelen.

Arbocatalogus en GIR zijn uitgevoerd door het A+O-fonds Gemeenten.

De Arbocatalogus Agressie & geweld

De Arbocatalogus biedt gemeenten handreikingen en praktijkvoorbeelden voor en van agressiebeleid.

De Arbocatalogus is in mei 2008 gelanceerd en begin 2010 geëvalueerd.

Uit de evaluatie blijkt dat het instrument een goede rol heeft vervuld en nog vervult bij het agenderen

en vormgeven van een effectief agressiebeleid in gemeenten.

Gemeentelijk Incidenten Registratiesysteem (GIR)

Lang niet alle gemeenten gebruiken het GIR, maar de meerderheid gebruikt het wel of overweegt dit.

In het Cao-akkoord 2009-2011 is afgesproken dat gemeenten in elk geval overgaan tot gebruik van GIR

of een vergelijkbaar systeem omdat daarmee een goed benchmarkinstrument beschikbaar is.

Andere activiteiten

In 2010 is een nieuwe Cao gesloten voor de sector gemeenten. Er is daarin een apart hoofdstuk Agres-

sie & Geweld op genomen, om te onderstrepen dat gemeenten serieus werk maken van het terugdrin-

gen van agressie en geweld jegens hun ambtenaren.

Naast de afspraak om het GIR toe te passen is afgesproken dat een coördinator Agressiebeleid wordt

aangesteld in elke gemeente.

Omdat uit de evaluatie van de arbocatalogus is gebleken dat er een opvallend verschil blijkt tussen het

aantal gemelde incidenten en het aantal beleefde incidenten (het laatste lugt veel hoger; is gemoni-

tord door de InternetSpiegel in 2009) zal ook aandacht blijven uitgaan naar het stimuleren van het

melden van incidenten.

Page 23: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

21Vereniging Van nederlandse gemeenten

Tot slot

De aandacht voor agressie en geweld in de sector gemeenten werpt langzamerhand vruchten af. Uit

cijfers in de Trendnota Arbeidszaken 2010, gepresenteerd op Prinsjesdag 2010, blijkt dat het aantal

meldingen van agressie door externen bij gemeenten is gedaald van 52% in 2008 tot 48% in 2010.

2.5 Ambitie ‘Alle organisaties met (veel) klantcontacten zouden een kwaliteitshand-vest moeten hebben’

In het bestuursakkoord is opgenomen dat het vaststellen van servicenormen en daarover communice-

ren middels een kwaliteitshandvest dé manier is om klantgerichtheid te bevorderen en om realistische

verwachtingen te scheppen bij klanten.

De bovenstaande ambitie uit het bestuursakkoord telt één indicator: de aanwezigheid van een kwali-

teitshandvest.

Het opstellen van een kwaliteitshandvest met servicenormen voor gemeentelijke dienstverlening

bevordert de klantgerichtheid en schept realistische verwachtingen. Deze aanpak is goed verenigbaar

met lokale beleidsvrijheid en gemeentelijke autonomie. Servicenormen vormen het vertrekpunt voor

een cyclisch leerproces van meten, maatregelen nemen, opnieuw meten etc.

Figuur 9 Hanteert uw gemeente één of meerdere kwaliteitshandvesten (ook wel burgerhandvest genoemd)?6

Aanwezigheid kwaliteitshandvest            2008 2009     20107

Ja 46% 51% 66%

Nee 51% 49% 34%

N.v.t./ Weet niet 3% 0% 0%

Totaal 100% 100%      100%

Figuur 10

Soorten handvesten 2008 2009 20108

Generiek handvest (gehele organisatie) 21% 35% 50%

Specifiek handvest (product/dienst) 25% 30%            30%

Uit bovenstaande tabellen blijkt dat in 2009 51% van de gemeenten één of meer kwaliteitshandvesten

gebruikt. Dat betekent een groei van 5 procentpunt ten opzichte van de 0-meting uit 2008. Van de

ondervraagde gemeenten beschikt 30% over één of meer kwaliteitshandvesten voor onderdelen en/

of producten binnen de gemeentelijke dienstverlening en 35% beschikt over één generiek kwaliteits-

handvest. Een aantal gemeenten blijkt zowel een generiek kwaliteitshandvest te hanteren als een of

meerdere specifieke handvesten voor bepaalde diensten of producten.

  

In 2009 geeft iets minder dan de helft van de gemeenten (49%) aan (nog) geen kwaliteitshandvest te

hanteren.

Er zijn aanwijzingen dat de groei uit 2009 zich in 2010 versterkt heeft voortgezet in de richting van

66% van de gemeenten met één of meer kwaliteitshandvesten (definitieve cijfers volgen eind 2010).

Uit contacten met gemeenten blijkt dat een groot aantal gemeenten dat nog geen kwaliteitshandvest

heeft, actief voorbereidingen treft voor een kwaliteitshandvest. Dit wordt gestimuleerd door de VNG,

in samenwerking met Burgerlink, door middel van goed bezochte seminars, handreikingen, de prijs

6 Een kwaliteitshandvest is een eenzijdige verklaring van een organisatie binnen de publieke sector, waarin ze zich committeert aan

een aantal door de organisatie zelf vastgestelde normen voor (de eigen) dienstverlening en deze normen vervolgens publiceert.

Daarop kan de burger de betreffende organisatie zo direct mogelijk aanspreken en als niet wordt voldaan aan de normen, zal hij zo

mogelijk een compensatie aangeboden krijgen.

7 Voorlopige cijfers

8 Voorlopige cijfers

Page 24: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

22 Vereniging Van nederlandse gemeenten

voor het beste kwaliteitshandvest en de voorbereidingen om te komen tot minimum.

2.6 ConclusieBij het onderwerp diversiteit zien we dat het aandeel vrouwen (in leidinggevende posities) binnen de

gemeentelijke sector groeit. Dit geldt ook voor het aandeel allochtone medewerkers, al gaat dit veel

langzamer. Veel gemeenten ontplooien activiteiten en maken gebruik van instrumenten om de duur-

zame inzetbaarheid van (oudere) medewerkers te vergroten.

Van het dossier Agressie en Geweld binnen de gemeentelijke sector is serieus werk gemaakt.

De meeste recente cijfers over aantallen meldingen zijn hoopgevend omdat ze een verder dalende

trend laten zien.

De VNG zal aandacht op dit onderwerp blijven richten en zal hierin samen blijven optrekken met de

vakorganisaties. Het A+O-fonds Gemeenten fungeert als kenniscentrum en facilitator.

Ook het onderwerp integriteit is via verschillende kanalen onder de aandacht gebracht. De VNG

verspreid hierover via verschillende kanalen informatie onder gemeenten. Ook neemt de VNG deel

aan overheidsbrede initiatieven op dit vlak en stimuleert zij gemeenten om ervaringen en ideeën met

elkaar uit te wisselen door het plaatsen van ‘best practices’ op de website.

Het aantal gemeenten met een kwaliteitshandvest neemt in 2009 met 2% toe tot 51%. Er zijn aanwij-

zingen dat deze groei zich versterkt voortzet: in 2010 lijkt tweederde van de gemeenten te beschikken

over een kwaliteitshandvest. De ontwikkeling van minimumbranchenormen voor gemeentelijke dienst-

verlening door de VNG zal deze ontwikkeling verder versterken.

Page 25: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

23Vereniging Van nederlandse gemeenten

3.1 InleidingVeiligheid, stabiliteit en respect zijn één van de pijlers van het coalitieakkoord. ‘Eén van de grootste

uitdagingen van de komende tijd is om een klimaat van veiligheid, rechtszekerheid en rechtsbescher-

ming te waarborgen dat mensen vertrouwen geeft’, aldus het coalitieakkoord. Deze ambitie sluit

aan bij de gemeentelijke ambities. Het bevorderen van veiligheid is een verantwoordelijkheid van de

overheid in zijn geheel. Maar ook van andere maatschappelijke actoren, waarbij meerdere partijen zijn

betrokken, zoals politie, Openbaar Ministerie, woningcorporaties, en onderwijs- en zorginstellingen.

In het bestuursakkoord is de hoofddoelstelling op dit gebied: een reductie van criminaliteit en overlast

van 25% in 2010 ten opzichte van 2002. Om deze doelstelling te bereiken, hebben Rijk en gemeenten

afspraken gemaakt over de wederzijdse inzet op een aantal onderwerpen. Deze afspraken zijn in het

bestuursakkoord terug te vinden in paragraaf 2.1 Veiligheid. Op een aantal terreinen is deze inzet

nader gespecificeerd, aangevuld en uitgewerkt in een zogenaamde outcome-lijst. Hierover is in het

Strategisch Beraad Veiligheid (SBV) van juli 2008 overeenstemming bereikt. Daarbij zijn de onderwer-

pen uit het project ‘Veiligheid begint bij Voorkomen’ als kapstok genomen.

In het SBV is ook overeenstemming bereikt over de wijze waarop de voortgang van de ontwikkeling

richting de afgesproken doelen en ambities inzichtelijk gemaakt worden. Hiertoe is een aantal indica-

toren overeengekomen. Deze indicatoren maken onderdeel uit van de outcome-lijst. De in het SBV ge-

formuleerde ambities zijn hieronder weergegeven. In de paragrafen van dit hoofdstuk wordt op basis

van de indicatoren beschreven wat de huidige stand van zaken is van elk van de afgesproken doelen.

Deze rapportage behandelt tien ambities op het gebied van Veiligheid:

1 Aanpak van agressie en geweld.

2 Aanpak van diefstal: fietsendiefstal.

3 Aanpak van criminaliteit tegen ondernemingen.

3 Veiligheid

Page 26: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

24 Vereniging Van nederlandse gemeenten

4 Aanpak van overlast en verloedering.

5 Persoonsgerichte aanpak van risicojongeren en recidivisten.

6 Bestrijding van vormen van ernstige criminaliteit.

7 Gemeenten hanteren een veiligheidsbeleidsplan.

8 Gemeenten hanteren voor locaties van coffeeshops een afstandscriterium van minimaal 250 meter

ten opzichte van scholen of treffen andere drempelverhogende maatregelen.

9 Gemeenten voeren en handhaven een prostitutiebeleid.

10 Gemeenten bevorderen dat de beleidscycli van politie, Openbaar Ministerie en gemeenten op elkaar

zijn afgestemd.

3.2 Ambitie ‘Aanpak van agressie en geweld’Deze ambitie telt één indicator: verdachtenratio geweld.

Voor de aanpak van agressie en geweld is het van belang dat geweldsdelicten worden opgelost. De

‘verdachtenratio geweld’ toont de verhouding tussen het aantal verdachten van geweldpleging van

wie een proces-verbaal naar het Openbaar Ministerie is verzonden, gedeeld door het aantal geregis-

treerde geweldsmisdrijven. De indicator zegt onder andere iets over de ‘pakkans’ van plegers van hui-

selijk geweld, geweld tegen werknemers met een publieke taak, geweld tegen goederen en uitgaans-

geweld.

In 2008 is door het Rijk met het Korpsbeheerderberaad en het College van procureurs-generaal over-

eengekomen dat de verdachtenratio geweld bestaat uit de geweldscategorieën mishandeling, bedrei-

ging en geweldpleging. Tevens hebben Rijk, Korpsbeheerders en procureurs-generaal afgesproken dat

de verdachtenratio in 2011 moet toegroeien naar de landelijke norm van 60%.

Figuur 10 Verdachtenratio geweldsmisdrijven

Jaar Verdachtenratio toename t.o.v. voorgaande jaar

2004 52,3 % -

2005 53,1 % + 0,8 %

2006 56,2% + 3,1 %

2007 58,4 % + 2,2 %

2008 Niet beschikbaar

2009 Niet beschikbaar

Bron: Gids (politie) en Compas (Openbaar Ministerie)

De cijfers in de bovenstaande figuur laten zien dat het percentage geweldsmisdrijven mishandeling en

bedreiging waarvan een verdachte bij de politie bekend is, over de periode van 2004 tot en met 2007

toeneemt. De gemiddelde toename per jaar in deze periode bedraagt 2%. De gegevens voor 2008

zijn niet beschikbaar omdat over het eerste jaar (proefjaar) kon worden volstaan met een kwalitatieve

beschrijving van de aandacht voor dit thema. Ook de gegevens voor 2009 zijn niet beschikbaar omdat

zowel de politiekorpsen als het Openbaar Ministerie overgestapt zijn naar nieuwe landelijke registra-

tiesystemen. Dit heeft geleid tot een (tijdelijke) trendbreuk in de cijfers.

Verdachtenratio geweldsmisdrijven (in %)

52,3

53,1

56,2

58,4

49

50

51

52

53

54

55

56

57

58

59

2004 2005 2006 2007 2008

Verdachtenratio (in %)

Page 27: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

25Vereniging Van nederlandse gemeenten

3.3 Ambitie ‘Aanpak van diefstal: fietsdiefstal’De doelstelling op dit gebied luidt: een vermindering van 100.000 gestolen fietsen in 2010 ten opzichte

van 2006.

Om na te gaan in hoeverre deze doelstelling is gerealiseerd, wordt gebruik gemaakt van de cijfers

met betrekking tot het aantal gestolen fietsen uit de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM) en het aantal

aangiften van fietsdiefstal volgens Centraal Meldpunt Fietsdiefstal

Deze ambitie telt twee indicatoren:

1 Aantal fietsdiefstallen

2 Aantal aangiften fietsendiefstal

Figuur 11 Aantal fietsdiefstallen

Jaar Aantal fietsdiefstallen

2006 763.000

2007 691.000

2008 653.000

2009 541.000

Bron: Integrale Veiligheidsmonitor 2008

In 2007 werden 72.000 minder fietsen gestolen dan in 2006. In 2008 werden nog eens 38.000 minder

fietsen gestolen en in 2009 was er een afname van 112.000 minder gestolen fietsen. Dat betekent een

vermindering van het aantal gestolen fietsen van 222.000 ten opzichte van het ijkjaar 2006. De kabi-

netdoelstelling van 100.000 minder gestolen fietsen is dus ruimschoots behaald.

Indicator: Aantal aangiften fietsendiefstal

De gegevens over het aantal aangiften van gestolen fietsen worden sinds 2008 geregistreerd door de

RDW en verzameld op het Centraal Meldpunt Fietsdiefstal van de Politie. De cijfers zijn gebaseerd op

de aangiften die bij de politie zijn binnengekomen. Niet alle aangiften worden op dit moment door de

politie in het register aangemeld. De reden is dat niet alle aangiften de unieke kenmerken (zoals het

framenummer) bevatten en dat nog niet alle bedrijfsprocessensystemen van de politie met het RDW-

register zijn gekoppeld door de invoering van het nieuw bedrijfsprocessensysteem BVH. Dit heeft als

gevolg dat de gegevens niet goed vergelijkbaar zijn en deze indicator kan dan ook op dit moment niet

worden opgenomen in de tussenrapportage.

Aantal fietsdiefstallen

653.000

691.000

763.000

580000

600000

620000

640000

660000

680000

700000

720000

740000

760000

780000

800270026002

Aantal fietsdiefstallen

Page 28: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

26 Vereniging Van nederlandse gemeenten

3.4 Ambitie ‘Aanpak van criminaliteit tegen ondernemingen’Deze ambitie telt één indicator: een reductie van 25% van het algemeen slachtofferschap van het be-

drijfsleven in 2010 ten opzichte van 2004.

Om het slachtofferschap van het bedrijfsleven in kaart te brengen wordt gebruikgemaakt van het

onderzoek Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven (MCB). In dit onderzoek, dat in opdracht van het WODC

wordt uitgevoerd door TNS NIPO, wordt de aard en omvang van de criminaliteit tegen bedrijven in

Nederland in kaart gebracht. Voor deze rapportage is gekeken naar gegevens over algemeen slachtof-

ferschap uit de MCB. Er is daarbij niet gekeken naar de aard van de misdrijven.

Figuur 12 Algemeen slachtofferschap bedrijfsleven

% slachtofferschap algemeen

2004 2005 2006 2007 2008 2009 afname t.o.v.

2004

Bouw 30 28 28 27 25 25* -17%

Detailhandel 49 49 45 45 46 43* -12%

Horeca 47 45 43 43 44 42* -11%

Transport 42 39 37 34 31 32* -24%

Zakelijke dienstverlening 29 26 25 24 23 21* -28%

** Zeer significant verschil 2004-2009 met 99% betrouwbaarheid (significantieniveau 1%)

Bron: Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2009, p 22-23, WODC, 2010

 

De detailhandel en de horeca zijn de sectoren die het meest geconfronteerd worden met criminaliteit.

Toch is het algemeen slachtofferschap in de betreffende sectoren significant gedaald ten opzichte van

2004. In 2004 had 49% van de bedrijven in de detailhandel te maken met één of meer vormen van

criminaliteit, in 2009 is dit gedaald naar 43%. Eenzelfde trend is waar te nemen bij de horeca: in 2004

was het algemeen slachtofferschap 47%, in 2009 is dit gedaald naar 42%, Ook in de overige sectoren

is het algemeen slachtofferschap significant gedaald. De zakelijke dienstverlening en de bouw hebben

relatief het minst met criminaliteit te maken: respectievelijk 21% en 25% van de ondernemingen is

daar slachtoffer van criminaliteit. Binnen de transportsector is 32% getroffen door criminaliteit.

In iedere sector is een duidelijke daling van het slachtofferschap waarneembaar. De daling varieert van

11% bij de sector horeca tot 28% bij de sector zakelijke dienstverlening. De verschillen in de daling

kan deels verklaard worden doordat de omvang en de aard van de voorkomende criminaliteit in de

sectoren verschillend is.

3.5 Ambitie ‘Aanpak van overlast en verloedering’Deze ambitie telt twee indicatoren:

1 Het aantal meldingen overlast en verloedering van de leefomgeving.

2 De uitkomsten van het belevingsonderzoek van de Veiligheidsmonitor.

De doelstelling is: een reductie van 25% overlast in en verloedering van de eigen woonomgeving in

2010 ten opzichte van 2002.

De inspanningen van gemeenten en de lokale ketenpartners zijn erop gericht om de leefsituatie in de

wijken te verbeteren. Het terugdringen van overlast en (fysieke) verloedering is één van de speerpun-

ten bij het bereiken van de centrale reductiedoelstelling van overlast en criminaliteit in 2010.

De benoemde indicatoren voor de aanpak van overlast en verloedering zijn het aantal meldingen van

overlast door jongeren, van verloedering van de fysieke omgeving en vernieling van objecten in de

openbare ruimte, van overlast in woon- en leefomgeving en van uitgaansoverlast. Een landelijk over-

zicht van aantallen van de bovengenoemde overlastmeldingen is niet beschikbaar. Ook de Integrale

Veiligheidsmonitor (IVM) gaat niet specifiek in op deze overlastmeldingen. In de IVM zijn wel gegevens

beschikbaar over de beleving van de mate waarin bepaalde buurtproblemen voorkomen, zoals overlast

Page 29: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

27Vereniging Van nederlandse gemeenten

door jeugd, verloedering en overlast in de woon- en leefomgeving.

Figuur 13 Overlast en fysieke verloedering

Perioden 2005 2006 2007 2008-I 2008-IV 2009-IV

Onderwer-

pen

Buurtproblemen %

komt

vaak

voor

%

komt

vaak

voor

%

komt

vaak

voor

%

komt

vaak

voor

%

komt

vaak

voor

% komt

vaak

voor

Overige

overlast

Dronken mensen op straat 5,1 5,2 5,4 5,2 6,0 6,1

Mensen worden op straat lastig gevallen 1,6 1,2 1,1 1,0 1,4 1,2

Drugsoverlast 5,4 5,2 4,9 4,6 5,2 5,6

Overlast door groepen jongeren 10,3 9,4 10,1 10,0 10,7 10,2

Fysieke

verloede-

ring

Bekladding van muren, gebouwen 6,0 5,8 6,7 6,9 6,2 6,3

Rommel op straat 19,3 20,0 20,2 20,3 19,5 20,6

Hondenpoep op straat 38,3 36,5 34,2 33,4 27,9 28,7

Vernieling van straatmeubilair 15,1 14,7 16,0 16,3 13,7 13,0

Bron: Integrale Veiligheidsmonitor 2008

In de integrale veiligheidmonitor is een aantal vragen opgenomen over de ervaring van buurtproble-

men door burgers. In de bovenstaande figuur is aangegeven welk percentage van de inwoners aan-

geeft dat een bepaalde vorm van overlast of verloedering ´vaak voorkomt´ in de eigen buurt.

Door de jaren heen vormt ´hondenpoep op straat´ de meest ervaren vorm van verloedering (28,7% in

2009) terwijl ‘mensen worden op straat lastig gevallen’ relatief de minst voorkomende vorm van over-

last is (1,2% in 2009).

Figuur 14 Schaalscore sociale overlast

Bron: Integrale Veiligheidsmonitor 2009

Page 30: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

28 Vereniging Van nederlandse gemeenten

Figuur 15 Schaalscore fysieke verloedering

Bron: Integrale Veiligheidsmonitor 2009

De twee bovenstaande tabellen laten twee schaalscores zien. Vanaf 2008 hanteert het CBS een andere

methode om sociale overlast en fysieke verloedering te meten. De onderste lijn is de score voor de

Veiligheidsmonitor Rijk (VMR), die gehanteerd werd tot 2008. De bovenste lijn is de schaalscore voor

de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM). De gegevens zijn door het CBS vergelijkbaar gemaakt. Door de

omrekening kan, ondanks de methodebreuk, toch een beeld worden gegeven van de ontwikkeling van

de beleving van overlast en verloedering.

Fysieke verloedering is licht afgenomen sinds 2006. Dit betekent dat de door burgers beleefde fysieke

verloedering gedaald is. Sociale overlast is licht gestegen ten opzichte van 2006.

Figuur 16

Overall doelstel-

ling 2010

t.o.v. 2002

Gereali-

seerd

t/m 2006

Herijkte

doelstelling 2010

t.o.v. 2006

Resultaat

monitor 2009

t.o.v. 2006

Nog te

realiseren (*)

Overlast 25% 9% 17,5% -6% 23,5%

Verloedering 25% 8% 18,5% 3% 15,5%

(*) Nog te realiseren = Herijkte doelstelling 2010 t.o.v. 2006 verminderd met resultaat monitor 2009 (tov 2006)

Er moet rekening worden gehouden met het gegeven dat in de onderzoeken van de Veiligheids-

monitor wordt gevraagd naar de beleving van buurtproblemen. Deze beleving kan aan verandering

onderhevig zijn zonder dat deze verandering correspondeert met een wijziging in de feiten. Er is op dit

moment geen meetinstrument beschikbaar dat de objectieve overlast en verloedering weergeeft. Het

ministerie van BZK laat een onderzoek verrichten naar de vraag hoe feitelijke overlast en verloedering

het beste gemeten kan worden. Het onderzoek moet een advies opleveren over meetinstrumenten,

om op nationaal niveau uitspraken over de feitelijke overlast te onderbouwen. Daarbij wordt onder

andere in kaart gebracht welke instrumenten gemeenten momenteel gebruiken om de feitelijke over-

last te meten. Het beoogde meetinstrument maakt maximaal gebruik van bestaande gegevens, zoals

(politie- en andersoortige) registraties, Shortlistmethodiek Beke voor jongerengroepen, meetmethode

Nederland Schoon, Gebiedsscan politie.      

3.6 Ambitie ‘Persoonsgerichte aanpak van risicojongeren en recidivisten’Deze ambitie is vertaald in twee indicatoren:

1 Aantal gemeenten met een coördinatiepunt nazorg ex-gedetineerden dan wel met sluitende afspra-

ken over nazorg ex-gedetineerden.

2 Participatie van gemeente in een veiligheidshuis.

Page 31: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

29Vereniging Van nederlandse gemeenten

Figuur 17 Heeft uw gemeente een coördinatiepunt nazorg van ex-gedetineerden?

70% van de mensen die een justitiële inrichting verlaten, recidiveert binnen drie jaar. Terugdringen van

dat cijfer leidt direct tot verminderde overlast. Gemeenten kunnen het recidivecijfer beïnvloeden door

te zorgen voor een adequate aanpak van risicojongeren en ex-gedetineerden. Hiervoor is een goede

uitwisseling van informatie met Justitie noodzakelijk. Er kan alleen een persoonsgerichte aanpak

worden opgesteld als tijdig bekend is wie vanuit een justitiële inrichting naar de gemeente terugkeert

en welke problemen er spelen. Voor het ontvangen van signalen van Justitie en voor het opstellen van

een persoonlijk plan is een coördinatiepunt nazorg ex-gedetineerden een voorwaarde.

In het bovenstaande figuur is te zien dat 83% van de gemeenten een coördinatiepunt voor de nazorg

van ex-gedetineerden heeft.

Voor een goede vormgeving van nazorg aan ex-gedetineerden is het een randvoorwaarde dat er

goede afspraken tussen gemeente en ketenpartners zijn gemaakt. Om die reden is het belangrijk te

weten of gemeenten die geen coördinatiepunt hebben ingericht wel duidelijke afspraken met de

ketenpartners hebben gemaakt.

Figuur 18 Zijn er afspraken over nazorg voor alle ex-gedetineerden tussen de gemeente en de betrokken partners

(zoals Dienst Justitiële Inrichtingen, woningbouwvereniging/ woningcorporatie, sociale dienst)?1

Zijn er afspraken over nazorg voor alle ex-gedetineerden tussen de gemeente en de be-

trokken partners (zoals Dienst Justitiële Inrichtingen, woningbouwvereniging/ woning-

corporatie, sociale dienst)?

2008 2009

Ja 22% 26%

Nee 13% 68%

N.v.t./ weet niet 65% 7%

Totaal 100% 101%

Van de gemeenten die geen coördinatiepunt hebben, heeft 26% wel sluitende afspraken met keten-

partners gemaakt.

1 Let op! Er is gepercenteerd naar de gemeenten die aangeven geen Coördinatiepunt voor ex-gedetineerden te hebben (figuur 20).

Dus: van de gemeenten die geen Coördinatiepunt voor ex-gedetineerden hebben, maken de genoemde percentageswel of geen

sluitende afspraken.

Page 32: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

30 Vereniging Van nederlandse gemeenten

Figuur 19 Participeert uw gemeente in een (constructie als een) veiligheidshuis?

In 2008 participeert meer dan de drie kwart (76%) van de gemeenten in (een constructie als) een veilig-

heidshuis. Sinds eind 2009 is er een landelijk dekkend stelsel veiligheidshuizen

3.7 Ambitie ‘Bestrijding van ernstige criminaliteit’

De indicator van de doelstelling ‘Bestrijding van vormen van ernstige criminaliteit’ is het aantal BIBOB-

aanvragen. De ambitie zoals geformuleerd in de outcome-lijst is om tot een verdubbeling van het

aantal aanvragen te komen. Het kabinet heeft dit vertaald in de beleidsdoelstelling van 500 BIBOB-

aanvragen in 2011.

Figuur 20 Aantal BIBOB-aanvragen bij Bureau BIBOB (periode 2005-2008)

Jaar Aantal BIBOB-

aanvragen

Gemeenten Provin-

cies

Rijk Overige bestuurs-

organen

Aanvullende

adviezen

% toename t.o.v.

voorgaande jaar

2005 96 82 6 6 2 - -

2006 174 156 11 5 2 - 81%

2007 263 242 20 1 - - 51%

2008 301 250 15 1 1 34 14%

2009 321 232 12 9 7 61 7%

Bron: Bureau BIBOB

De cijfers laten een forse stijging zien van het aantal BIBOB- adviesaanvragen in 2006 en 2007. De

sterke stijging van het aantal adviesaanvragen in deze jaren is met name te verklaren doordat meer

bestuursorganen BIBOB zijn gaan toepassen. Vooral gemeenten passen BIBOB toe bij het verlenen van

vergunningen.

In 2008 en 2009 stabiliseert de toename in het aantal adviesaanvragen. Het aantal aanvullende ad-

viesaanvragen stijgt. Het aantal verstrekte aanvullende adviezen wordt sinds 2008 geregistreerd. Een

aanvullend advies kan worden aangevraagd in het kader van de vergewisplicht van het bestuursor-

gaan. Het geven van een aanvullend advies vraagt dezelfde zorgvuldigheid als het geven een ‘gewoon’

advies. Sinds 2008 worden de aanvullende adviezen opgeteld bij het aantal BIBOB-adviesaanvragen.

Eind 2010 zal een wijziging van de wet BIBOB worden behandeld in de Tweede Kamer. Het wetsvoor-

stel voorziet in een uitbreiding naar de vastgoedsector. Dit zal mogelijk positief van invloed zijn op het

aantal aanvragen van  Bibob-adviezen.

Page 33: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

31Vereniging Van nederlandse gemeenten

3.8 Ambitie ‘Gemeenten hanteren een veiligheidsbeleidsplan’Deze ambitie is vertaald in twee indicatoren:

1 Aantal gemeenten dat een veiligheidsbeleidsplan heeft opgesteld.

2 Inhoud van het veiligheidsbeleidsplan.

Figuur 2 Heeft uw gemeente een veiligheidsbeleidsplan opgesteld?

In het bestuursakkoord is afgesproken dat de regierol van de gemeenten op het terrein van lokale

integrale veiligheid wettelijk zou worden verankerd in de Gemeentewet. Een onderdeel van het wets-

voorstel, dat in augustus 2010 naar de Tweede Kamer is gestuurd, is de verplichting tot het hebben

van een gemeentelijk veiligheidsbeleidsplan opgenomen. De planverplichting is een codificatie van de

bestaande situatie.  85% (zie figuur 9) van de gemeenten heeft een veiligheidsbeleidsplan vastgesteld,

doorgaans hanteren zij daarbij een 4-jarige cyclus.

Figuur 3 Bevat het gemeentelijk veiligheidsbeleidsplan… ?2

De bovenstaande figuur laat zien welk percentage van gemeenten dat een veiligheidsbeleidsplan

heeft, bovengenoemde passages hierin heeft opgenomen.

3.9 Ambitie ‘Coffeeshopbeleid en afstandscriterium’ Deze ambitie is vertaald in drie indicatoren.

1 Aanwezigheid afstandscriteriumbeleid.

2 Andere drempelverhogende maatregelen ten aanzien van vestiging en exploitatie coffeeshops.

3 Aanwezigheid actief ontmoedigingsbeleid drugsgebruik onder jongeren.

2 Let op: er is gepercenteerd naar de gemeenten die eerder hebben aangegeven een veiligheidsbeleidsplan te hebben. Dus van de

gemeenten die een veiligheidsbeleidsplan hebben, hebben genoemde percentages de betreffende passage in hun veiligheidsplan

opgenomen.

Page 34: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

32 Vereniging Van nederlandse gemeenten

Figuur 23 Heeft uw gemeente beleid opgesteld waarin een afstandscriterium van coffeeshops tot scholen is opgeno-

men?

Antwoordcategorie Percentage (%)

Gemeenten met één of

meerdere coffeeshops

Gemeenten zonder cof-

feeshops

Totaal

Jaar 2008 2009 2008 2009 2008 2009

Ja, wel afstandscriterium 81 80 7 25 27 52

Nee, geen afstandscriterium 19 18 57 72 46 46

Weet niet/ NVT 0 2 36 3 26 3

Totaal 100 100 100 101 99 101

N (73) (60) (188) (61) (263) (121)

Bovenstaande figuur laat zien dat van de gemeenten met ten minste één officieel gedoogde coffee-

shop op haar grondgebied, 80% een afstandscriterium van coffeeshops tot scholen in het beleid heeft

opgenomen.

De afspraak tussen Rijk en gemeenten over een afstandcriterium van 250 meter dateert van juli 2008.

Overeenstemming hierover is bereikt in het Strategisch Beraad Veiligheid. Voordat de afspraak over

het afstandscriterium van 250 meter was gemaakt, gold als informeel criterium een afstand van ten

minste 100 meter. Bij het maken van de afspraak over het afstandscriterium, is ook overeenstemming

bereikt over de mogelijkheid voor gemeenten om alternatieven voor het afstandcriterium te hanteren.

De volledige afspraak luidt: ‘Gemeenten hanteren een afstandscriterium van minimaal 250 meter met

betrekking tot scholen dan wel treffen andere drempelverhogende maatregelen.’

Figuur 24 Wat is de minimale fysieke afstand tussen de locatie van de coffeeshop(s) en de in de gemeente geves-

tigde basis- en middelbare scholen die in uw gemeente wordt gehanteerd?

Figuur 24 laat zien dat van de gemeenten met ten minste één coffeeshop op het grondgebied en die

een afstandscriterium van coffeeshops tot scholen in het beleid hebben opgenomen, 63% een afstand

van ten minste 250 meter hanteert. In 22% van de gemeenten met een afstandscriterium is de mini-

male fysieke afstand bepaald op minder dan 250 meter. Verder heeft 14% van de gemeenten geen

afstand in meters in het beleid opgenomen, maar op een andere wijze omschreven (bijvoorbeeld ‘niet

in de nabijheid van scholen’).

Page 35: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

33Vereniging Van nederlandse gemeenten

Figuur 4 Zijn in het gemeentelijk coffeeshopbeleid andere of nog bijkomende drempelverhogende maatregelen die

worden gehanteerd voor de vestiging van coffeeshops?

Antwoordcategorie Percentage (%)

Gemeenten met één of

meerdere coffeeshops

Gemeenten zonder

coffeeshops

Totaal

Jaar 2008 2009 2008 2009 2008 2009

Ja 85 97 31 67 46 81

Nee 11 3 15 32 14 19

Weet niet/ NVT 4 0 54 2 41 0

Totaal 100 100 100 101 101 100

Figuur 25 toont aan hoeveel gemeenten – naast een eventueel gehanteerd afstandscriterium – aanvul-

lende drempelverhogende maatregelen hebben opgenomen in het coffeeshopbeleid voor de vestiging

van coffeeshops. De tabel geeft aan dat door 81% van de gemeenten andere of nog bijkomende

maatregelen worden gehanteerd. Als we kijken naar de gemeenten waar ten minste één coffeeshop

is gevestigd dan zien wij dat 97% van die gemeenten aanvullende drempelverhogende maatregelen

heeft getroffen.

Figuur 26 Worden in het gemeentelijk coffeeshopbeleid drempelverhogende maatregelen gehanteerd voor de

exploitatie van coffeeshops?

Antwoordcategorie Percentage (%)

Gemeenten met één of

meerdere coffeeshops

Gemeenten zonder

coffeeshops

Totaal

Jaar 2008 2009 2008 2009 2008 2009

Ja 81 91 10 28 29 62

Nee 15 3 14 68 15 33

Weet niet/ NVT 4 5 76 4 56 5

Totaal 100 99 100 100 100 100

In figuur 26 kan worden gelezen dat ongeveer 62% van de gemeenten drempelverhogende maatre-

gelen hebben getroffen voor de exploitatie van coffeeshops. Met name gemeenten met één of meer

coffeeshops (91%) hanteren deze maatregelen.

Van de 37 gemeenten die een afstandscriterium tot scholen hanteren, hebben 11 gemeenten cof-

feeshops die niet aan het gestelde criterium voldoen. In 6 gevallen gaat het om 1 coffeeshop, in 5

gemeenten om twee coffeeshops. Dat maakt een totaal van 16 locaties die zich binnen het gestelde

afstandscriterium bevinden.  

Figuur 27 Voert uw gemeente een actief ontmoedigingsbeleid ten aanzien van drugsgebruik onder jongeren?

Antwoordcategorie Percentage (%)

Gemeenten met één of

meerdere coffeeshops

Gemeenten zonder

coffeeshops

Totaal

Jaar 2008 2009 2008 2009 2008 2009

Ja 71 82 64 74 66 77

Nee 22 13 23 26 22 22

Weet niet/ NVT 7 5 13 0 12 2

Totaal 100 100 100 100 100 101

Naast drempelverhogende maatregelen voor de vestiging en de exploitatie van coffeeshops, kunnen

gemeenten een actief beleid voeren om het drugsgebruik onder jongeren te ontmoedigingen.

In figuur 27 komt naar voren dat 77% van de gemeenten actief ontmoedigingsbeleid voert voor het

drugsgebruik van jongeren. Het verschil tussen gemeenten met één of meerdere coffeeshops en ge-

meenten zonder coffeeshops is klein.

Page 36: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

34 Vereniging Van nederlandse gemeenten

3.10 Ambitie ‘Gemeenten voeren en handhaven een prostitutiebeleid’Deze ambitie is vertaald in twee indicatoren:

1 Aanwezigheid beleid ten aanzien van seksuele dienstverlening

2 Aantal gemeenten met afspraken met politie en Openbaar Ministerie over uitvoeren controles

Figuur 28 Is in uw gemeente beleid vastgesteld ten aanzien van seksuele dienstverlening (prostitutiebeleid)? Dit

betreft onder meer de exploitatie en/of uitvoering daarvan.

In het bestuursakkoord is onder meer afgesproken dat gemeenten prostitutiebeleid (gaan) voeren en

(gaan) handhaven. In dit kader is geïnventariseerd in hoeveel gemeenten op dit moment beleid aan-

wezig is over seksuele dienstverlening.

De bovenstaande figuur laat zien dat in 85% van alle gemeenten prostitutiebeleid is vastgesteld. 14%

van de gemeenten heeft geen prostitutiebeleid. Dit komt in vrijwel alle gevallen doordat seksuele

dienstverlening er niet of nauwelijks voorkomt. Slechts in 1% van de gevallen wordt het prostitutiebe-

leid nog vastgesteld of heeft het onderwerp weinig of geen prioriteit.

De VNG heeft richting het Rijk aangegeven dat gemeenten behoefte hebben aan een Kaderwet pros-

titutie. Een kaderwet die het via landelijke regels mogelijk maakt de niet-locatiegebonden prostitutie

aan te pakken, die het hanteren van een nuloptie mogelijk maakt en ruimte laat voor lokale invulling

van het beleid voor de locatiegebonden prostitutie. In de uitwerking van het bestuurakkoord (outco-

me-lijst) is vastgelegd dat eind 2008 een desbetreffend voorstel bij het parlement aanhangig wordt

gemaakt.

Het wetsvoorstel Regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche is momenteel aanhan-

gig bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel voorziet onder andere in een uniform vergunningenstelsel

voor de uitoefening van seksbedrijven en in een registratieplicht voor prostituees en vergunde escort-

bedrijven, en gaat op onderdelen verder dan door gemeenten gewenst.

De VNG heeft in het verlengde van toegezegde wetgeving de afspraak gemaakt (met het Rijk) dat

gemeenten een prostitutiebeleid voeren en handhaven. Hoewel wetgeving (nog steeds) ontbreekt

hebben vrijwel alle gemeenten waar prostitutie voorkomt een prostitutiebeleid vastgesteld.

Page 37: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

35Vereniging Van nederlandse gemeenten

Figuur 29 Heeft uw gemeente afspraken gemaakt met politie en Openbaar Ministerie over het uitvoeren van contro-

les van voorschriften die betrekking hebben op de exploitatie van prostitutie?

Met het oog op de afspraken over het voeren en handhaven van prostitutiebeleid is ook gekeken in

hoeverre gemeenten afspraken hebben gemaakt met politie en Openbaar Ministerie over het uitvoe-

ren van controles van voorschriften bij de exploitatie van prostitutie. Ruim ¾ van de gemeenten (77%)

geeft aan dat ze hierover afspraken heeft gemaakt (zie figuur 32).

Ingevolge het wetsvoorstel regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche wordt de

taakverdeling tussen gemeenten en politie voor wat betreft toezicht en handhaving verduidelijkt.

De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving van de door hen verleende

vergunningen voor seksbedrijven. Deze taken kunnen ingevolge dit wetsvoorstel niet meer worden

overgedragen aan de politie. De VNG vindt het door de minister voorgestelde wijziging te ver gaan.

Gemeenten zijn niet in staat de prostitutiebranche alleen te reguleren. De politie is onmisbaar van-

wege haar expertise op dit terrein, de dunne scheidslijn tussen toezicht en handhaving enerzijds en

de opsporing van strafbare feiten anderzijds. De VNG is er voorstander van om in de wet op te nemen

dat in de lokale driehoek, tussen gemeenten, politie en justitie, afspraken over toezicht en handhaving

worden gemaakt.

3.11 Ambitie ‘Afstemming beleidscycli zodat gezamenlijke prioriteiten kunnen worden ingepland’

Deze ambitie telt één indicator: aantal gemeenten met afstemming beleidscycli gemeente en keten-

partners.

Figuur 30 Is de werkwijze in uw gemeente, als het gaat om veiligheid, een werkwijze waarbij de beleidscycli van de

gemeente en haar ketenpartners (zoals politie, OM, brandweer) op elkaar zijn afgestemd?

Page 38: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

36 Vereniging Van nederlandse gemeenten

In de uitwerking van het bestuursakkoord (outcome-lijst van juli 2008) is afgesproken dat gemeenten

bevorderen dat de beleidscycli van politie, Openbaar Ministerie en gemeenten op elkaar zijn afge-

stemd. Afstemming is van belang om een eenduidig en samenhangend veiligheidsbeleid te kunnen

realiseren. Het grootste deel van de gemeenten (77%) werkt op deze wijze.

3.12 ConclusieAlgemeen

Om de doelstelling van de reductie van 25% van criminaliteit en overlast te bereiken, hebben Rijk en

gemeenten afspraken gemaakt over de wederzijdse inzet op een aantal onderwerpen. Op een aantal

terreinen is deze inzet nader gespecificeerd, aangevuld en uitgewerkt in een zogenaamde outcome-

lijst. Hierover is in het Strategisch Beraad Veiligheid van juli 2008 overeenstemming bereikt.

Deze rapportage geeft na 3 jaar een tussenstand. Het algemene beeld dat daaruit naar voren komt is

positief. Bij een groot aantal onderwerpen bewegen de cijfers zich overtuigend in de richting van de

overeengekomen ambitie. Overlast en verloedering vormen hierop nog een uitzondering.

Op een aantal terreinen moet het Rijk nog een aantal overeengekomen toezeggingen nakomen over

de randvoorwaarden (financiën, wetgeving). Voor het vervolg kan de ernstig verslechterde sociaal-

economische situatie een complicerende factor vormen: vanwege de maatschappelijke effecten en de

mogelijk criminogene factoren. Eventuele bezuinigingen van het Rijk op het terrein van veiligheid heb-

ben ook een negatief effect op het bereiken van de doelstellingen.

Onderdelen

Het aantal geweldsdelicten neemt af. Als de trend van de afgelopen jaren wordt doorgetrokken, zal de

verdachtenratio geweld het in 2008 door het Rijk met de Korpsbeheerders en de procureurs-generaal

afgesproken streefcijfer (60% in 2011) in 2011 hebben behaald.

Op het terrein van fietsdiefstal is de afgesproken ambitie reeds behaald.

De criminaliteit tegen ondernemingen daalde in een range van 17% tot 28%, afhankelijk van de sector.

Op het terrein van de verloedering is de gewenste daling ingezet. De door burgers beleefde fysieke

verloedering is afgenomen. Het percentage van de bevolking dat (sociale) overlast als vaak voorko-

mend heeft ervaren is ten opzichte 2006 niet verbeterd.

Ruim 8 van de 10 gemeenten (83%) hebben een coördinatiepunt ex-gedetineerden opgezet. Van de

gemeenten die (nog) niet over een coördinatiepunt beschikken, heeft een kwart (26%) wel sluitende

afspraken gemaakt met betrokken partners over de nazorg.

Inmiddels zijn steeds meer gemeenten gaan deelnemen in de veiligheidshuizen en wordt het gemeen-

telijke accent daarin steeds zwaarder. Sinds eind 2009 bestaat er een landelijk dekkend stelsel veilig-

heidshuizen.

Het aantal BIBOB-aanvragen is gedurende de onderzochte periode aanzienlijk gestegen. Om het

streefcijfer van 500 aanvragen per jaar in 2011 te halen, is nog wel een aanzienlijke stijging noodzake-

lijk.

In het bestuursakkoord is afgesproken dat de regierol van de gemeenten op het terrein van lokale

integrale veiligheid wettelijk zou worden verankerd in de Gemeentewet. Een onderdeel van het wets-

voorstel, dat in augustus 2010 naar de Tweede Kamer is gestuurd, is de verplichting tot het hebben

van een gemeentelijk veiligheidsbeleidsplan opgenomen. Ondanks het ontbreken van een wettelijke

verplichting heeft het grootste deel van de gemeenten (85%) een veiligheidsbeleidsplan vastgesteld.

Page 39: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

37Vereniging Van nederlandse gemeenten

Wat betreft het coffeeshopbeleid en het afstandscriterium is aangetoond dat gemeenten in ruime

mate voldoen aan de eis dat er een afstandscriterium wordt gehanteerd dan wel andere drempelver-

hogende maatregelen hebben getroffen. Verder voert een duidelijke meerderheid van alle gemeenten

(77%) een ontmoedigingsbeleid voor drugsgebruik onder jeugdigen.

De VNG heeft richting het Rijk aangegeven dat gemeenten behoefte hebben aan een Kaderwet prosti-

tutie die het onder andere mogelijk maakt om via landelijke regels de niet-locatiegebonden prostitutie

aan te pakken. Inmiddels is het wetsvoorstel ingediend. In het verlengde van de toegezegde wetge-

ving heeft de VNG de afspraak gemaakt dat gemeenten een prostitutiebeleid voeren en handhaven.

Ondanks het ontbreken van toereikende wetgeving, hebben vrijwel alle gemeenten waar prostitutie

voorkomt (85% van alle gemeenten) een prostitutiebeleid vastgesteld.

In de uitwerking van het bestuursakkoord is ook afgesproken dat gemeenten bevorderen dat de be-

leidscycli van politie, OM en gemeenten op elkaar zijn afgestemd. Dit is van belang om een eenduidig

en samenhangend veiligheidsbeleid te kunnen realiseren. Het grootste deel van de gemeenten (77%)

werkt inmiddels op deze wijze.

Page 40: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

38 Vereniging Van nederlandse gemeenten

Page 41: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

39Vereniging Van nederlandse gemeenten

4.1 InleidingGemeenten en Rijk vinden dat ieder kind de kans moet krijgen om gezond en veilig op te groeien, zijn

talenten te ontwikkelen en plezier te hebben en zich goed voor te bereiden op de toekomst, waarbij

een positieve bijdrage aan de maatschappij wordt verwacht. Gemeenten vervullen een cruciale rol in

het jeugd- en gezinsbeleid en zijn daarmee de ‘hoeder’ van de genoemde ontwikkelingsvoorwaarden.

De afspraken die zijn gemaakt, zijn terug te vinden in paragraaf 2.2 Jeugd en Gezin van het bestuurs-

akkoord.

Deze tussenrapportage behandelt drie ambities op het gebied van Jeugd en Gezin en de afspraak om

in 2009 de balans op te maken over de stroomlijning van de jeugdzorg:

1 Eind van deze kabinetsperiode moet het basismodel Jeugd en Gezin landelijk dekkend werken.

2 Het digitale dossier Jeugdgezondheidszorg (Elektronisch KindDossier JGZ) kent een landelijke dek-

king per 1 januari 2010.1

3 De Verwijsindex Risico’s jeugdigen kent een landelijke dekking per 1 januari 2010.2

De metingen in deze rapportage geven de stand van zaken over het jaar 2009 aan.

1 Was oorspronkelijk 2008 maar is gewijzigd door JenG in 2010.

2 Was oorspronkelijk 1 januari 2009 en later medio 2009. Het wetsvoorstel Verwijsindex Risico’s jeugdigen is onlangs naar de Tweede

Kamer gezonden. Naar verwachting zal de verplichting voor gemeenten om aan te sluiten op de VIR niet eerder dan 2010 ingaan.

4 Jeugd en Gezin

Page 42: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

40 Vereniging Van nederlandse gemeenten

4.2 Ambitie ‘Eind van deze kabinetsperiode moet het basismodel Jeugd en Gezin lan-delijk dekkend werken’

Rijk en Gemeenten willen bereiken dat opvoed- en opgroeiondersteuning voor ouders en kinderen

vanzelfsprekend wordt, makkelijk te bereiken en voldoende voorhanden is. Centra voor jeugd en gezin

dienen daartoe als concept, met als doel bestaande functies en daaruit voortvloeiende taken op het

gebied van opvoeden en opgroeien te bundelen en in een samenhangend pakket van dienstverlening

aan te bieden. Eind van deze kabinetsperiode moet het basismodel Jeugd en Gezin landelijk dekkend

werken”

Figuur 31 Heeft uw gemeente één of meer Centra voor Jeugd en Gezin?

Het concept centrum voor jeugd en gezin is in korte tijd succesvol geland bij gemeenten en partners

blijkt uit figuur 31. Recentere cijfers wijzen uit dat in oktober 2010 meer dan de helft van de gemeen-

ten een centrum gerealiseerd heeft. De verwachting is dat eind 2011 sprake zal zijn van een landelijk

dekkend netwerk.

4.3 Ambitie ‘Het digitale dossier JGZ (elektronisch kinddossier) kent een landelijke dekking per 1 januari 2010

Deze ambitie telt één indicator: aantal gemeenten dat werkt met een elektronisch kinddossier.

Figuur 32 Wordt er in uw gemeente door (een deel van) de Jeugdgezondheidsinstellingen gewerkt met een digitaal

dossier jeugdgezondheidszorg?

Page 43: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

41Vereniging Van nederlandse gemeenten

Aan de gemeenten die hebben aangegeven dat het digitaal dossier jeugdgezondheidszorg wordt

gebruikt, is gevraagd aan te geven of binnen alle Jeugdgezondheidsinstelling met dit dossier wordt

gewerkt, of dat een deel van de instanties het gebruikt. In figuur 32 is zichtbaar dat in bijna 7 van de

10 gemeenten waar wordt gewerkt met een digitaal dossier alle Jeugdgezondheidsinstellingen zijn

aangesloten (69%). In iets minder dan een kwart van de betrokken gemeenten werkt een deel van de

instellingen met een digitaal dossier jeugdgezondheidszorg (23%).

4.4 Ambitie ‘De Verwijsindex Risico’s jeugdigen kent een landelijke dekking per 1 januari 2010’

Deze ambitie telt één indicator: aantal gemeenten dat werkt met de Verwijsindex Risicojongeren.

Figuur 33 Werkt uw gemeente met de Verwijsindex Risico’s jeugdigen?

Werkt uw gemeente met de verwijsindex Risicojongeren?

2008 in % 2009 in %

Ja 31 76

Nee 65 20

N.v.t./ weet niet 4 4

Totaal 100 100

Per 2010 heeft het systeem een landelijke dekking. De Verwijsindex Risico jeugdigen is per 1 augustus

wettelijk verplicht en is landelijk dekkend.

Aan de gemeenten die hebben aangegeven dat de verwijsindex risico’s jeugdigen door lokale hulpver-

lenende instanties wordt gebruikt, is gevraagd aan te geven of binnen alle instanties met dit dossier

wordt gewerkt, of dat een deel van de instanties het gebruikt. Uit firguur 33 blijkt dat in bijna 4 op de

10 gemeenten waar wordt gewerkt met de verwijsindex risico’s jeugdigen alle hulpverlenende instan-

ties zijn aangesloten (39%). In iets meer dan de helft van de betrokken gemeenten werkt een deel van

de instanties met de verwijsindex (58%).

4.5 Afspraak omtrent stroomlijning jeugdzorgVNG en kabinet spraken voorts af medio 2009 de balans op te maken over de ontwikkelingen ten aan-

zien van de stroomlijning van de jeugdzorgketen en te bezien of nadere afspraken gemaakt moeten

worden.

Resultaat

In september 2008 opende minister Rouvoet met een openbare rede aan de VU in Amsterdam het

debat over de toekomst van de jeugdzorg. Het VNG bestuur vroeg daarop eind 2008 de commissie Paas

om een onafhankelijk advies. Het advies Van klein naar Groot werd op het jaarcongres in juni 2009

aangeboden. De commissie adviseerde de jeugdzorg zowel financieel als organisatorisch sterk te ver-

eenvoudigen en gemeenten de bestuurlijke verantwoordelijkheid te geven, als meest nabije overheid

voor kinderen en hun ouders.

Veel van de adviezen van de commissie Paas zijn terug te vinden in de visie van het demissionaire

kabinet Perspectief voor jeugd en gezin en in het rapport Jeugdzorg dichterbij van de parlementaire

werkgroep (mei 2010). In het regeerakkoord 2010 is afgesproken dat gemeenten financieel en uitvoe-

ringstechnisch verantwoordelijk worden voor de provinciale jeugdzorg, de jeugdggz, de lvghulp en de

jeugdbescherming en jeugdreclassering.

Concluderend: het advies van de Commissie Paas verscheen op het juiste moment, was snel in brede

kring bekend en beïnvloedde de meningsvorming in de door ons gewenste richting. Een succesvol lob-

bytraject, mede te danken aan de inhoudelijke invalshoek van de commissie Paas.

Page 44: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

42 Vereniging Van nederlandse gemeenten

4.6 ConclusieGemeenten hebben hun rol als “hoeder van de ontwikkelinghsvoorwaarden”van kinderen succesvol

invulling gegeven. De afspraken uit het bestuursakkoord over de centra voor jeugd en gezin en over

ondersteunende systemen als het digitaal dossier jgz en de verwijsindex risicojeugd zijn voortvarend

in uitvoering genomen. Het vertrouwen in de kracht van het lokaal bestuur als meest nabije overheid

voor kinderen, hun ouders en hun opgroeicontext komt tot uitdruking in de kabinetsvisie Perspectief

voor jeugd en gezin en in de het rapport Jeugdzorg dichterbij van de parlementairewerkgroep.

Page 45: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

43Vereniging Van nederlandse gemeenten

Het rijk en de VNG hebben afgesproken zoveel mogelijk mensen voluit mee te laten doen in de samen-

leving. Er zijn ambities geformuleerd over het terugdringen van het bijstandsvolume, het activeren van

niet-uitkeringsgerechtigden, een extra impuls aan het bestrijden van armoede en het terugdringen

van schulden, en het stimuleren van ondernemerschap. Bij dit alles is vooral aandacht voor kwetsbare

groepen.

Ondanks de economische crisis willen rijk en VNG vast blijven houden aan de ambities uit het akkoord.

Bij de beoordeling van de prestaties en realisaties is het van belang rekening te houden met de veran-

derde economische omstandigheden.

5.1 Ambitie ‘Wet Werk en Bijstand’Het rijk en de VNG hebben de ambitie vastgelegd om in de periode tot en met 2011 het WWB-volume

(65-min) te laten dalen met 30.000 huishoudens/uitkeringen ten opzichte van de conjunctuur. In de

periode tot 2009 hebben gemeenten een aanzienlijke prestatie geleverd: een vermindering van 4.000

huishoudens/uitkeringen ten opzichte van de raming (tabel 5).

Tabel 5 Volume WWB ten opzichte van raming WWB

Jaar

Volumes x 1.000

20081 2009

Raming WWB (65-min) 2762 2733

Gerealiseerd volume (65-min) 267 269

1 Hierbij is ook nog een gedeelte van 2007 inbegrepen: het Bestuurlijk Akkoord is eind mei 2007 gesloten.

2 CPB (publicatie september 2007), MLT-ramingscijfers. (Jaargemiddelden)

3 SZW raming (publicatie september 2009: SZW begroting 2010). (Jaargemiddelden)

5 Participatie, armoedebeleid en schuldhulpverlening

Page 46: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

44 Vereniging Van nederlandse gemeenten

In de afgelopen periode is echter gebleken dat de effecten van de economische crisis zo groot zijn dat

een verdere daling van de bijstand niet heeft plaatsgevonden. Figuur 4 illustreert de ontwikkeling van

de bijstand tot juli 2010.

Figuur 4 Ontwikkeling bijstand medio 2007- medio 2010

Bron: CBS, Den Haag/Heerlen, oktober 2010

5.2 Overige ambitiesOp het moment van deze evaluatie zijn nog geen data beschikbaar over de stand van zaken op de

andere ambities uit het bestuursakkoord in 2009. De VNG is hierbij afhankelijk van de aanlevering van

gegevens door SZW.

Gerealiseerd volume WWB (65-min)x 1.000

230

240

250

260

270

280

290

300

310

2007

juni

2007

augu

stus

2007

oktob

er

2007

dece

mber

2008

februa

ri

2008

april

2008

juni

2008

augu

stus

2008

oktob

er

2008

dece

mber

2009

febru

ari

2009

april

2009

juni

2009

augu

stus

2009

oktob

er

2009

dece

mber

2010

febru

ari

2010

april

2010

juni

Page 47: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

45Vereniging Van nederlandse gemeenten

6.1 InleidingHet bestuursakkoord is geschreven toen de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) pas één kwar-

taal van kracht was. Veel van de afspraken draaien dan ook om de fine-tuning van vooral de financiële

kant van de overheveling van de AWBZ-functie huishoudelijke hulp. Als het gaat om niet-financiële

afspraken valt op dat de passage over de opvolger van de (T)BU, de fiscale tegemoetkoming bijzon-

dere uitgaven, inmiddels achterhaald is. Deze is namelijk niet overgeheveld naar de gemeenten, maar

overgegaan in een nieuwe wet: de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg).

Gemeenten hebben hier slechts zijdelings mee te maken.

Twee afspraken op het gebied van Maatschappelijke Ondersteuning zijn nog actueel: de relatie tussen

Wmo en AWBZ en de overgang van de MEE-gelden naar gemeenten. De afspraken die op dit gebied

zijn gemaakt, komen in dit hoofdstuk aan de orde.

Deze rapportage behandelt twee ambities op het gebied van Maatschappelijke Ondersteuning:

1. Rijk en gemeenten verkennen samen hoe de Wmo inhoudelijk verder kan worden versterkt en hoe

overlap, afwenteling en ineffectieve prikkels tussen Wmo en AWBZ kunnen worden voorkomen.

2. MEE: ‘VWS zal in de subsidievoorwaarden voor de MEE organisaties de verplichting opnemen om

met gemeenten te overleggen over de uitvoering van de MEE-taken

6.2 Ambitie ‘Rijk en gemeenten verkennen samen hoe de Wmo inhoudelijk verder kan worden versterkt en hoe overlap, afwenteling en ineffectieve prikkels tussen Wmo en AWBZ kunnen worden voorkomen’

Deze afspraak heeft weinig concreet resultaat opgeleverd. Het vorige kabinet wilde, conform het re-

geerakkoord, geen verdere stappen zetten in het traject van Wmo en AWBZ. Wel is aan diverse advies-

organen advies gevraagd. Als laatste heeft de SER hierover gerapporteerd in 2008. Hierin werd geadvi-

seerd de op participatie gerichte begeleiding uit de AWBZ over te hevelen naar de Wmo. Nog voor de

6 Maatschappelijke ondersteuning

Page 48: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

46 Vereniging Van nederlandse gemeenten

discussie over het SER-advies kon beginnen, kwam het kabinet echter met een ombuigingsmaatregel in

de AWBZ van ruim een miljard euro (de zogeheten pakketmaatregel). Een principiële discussie over de

toekomst van de AWBZ in relatie tot de Wmo is daardoor nauwelijks gevoerd.

Op drie hoofdonderdelen van deze afspraak is eigenlijk alleen maar gebrek aan vooruitgang te mel-

den:

• Dediscussieover‘hoeafwentelingenineffectieveprikkelstussenAWBZenWmovoorkomen

kunnen worden’ is niet van de grond gekomen. Voor gemeenten is van belang dat de baten van

extramuralisering en preventie niet uitsluitend aan de kant van de zorg (AWBZ en Zvw) neerslaan,

terwijl de gemeenten voor de kosten opdraaien. Als daar geen oplossing voor gevonden wordt zul-

len steeds minder gemeenten geneigd zijn zich hiervoor in te zetten.

• EenconcreteafspraakomnegatieveprikkelstevoorkomenwashetVPT(VolledigPakketThuis).

Gemeenten die voorop lopen in de extramuralisering zouden hiermee tegemoet gekomen worden.

VWS is er echter niet in geslaagd een regeling te bedenken die bij de uitvoerders van de AWBZ de

handen op elkaar krijgt. De VNG heeft op 3 maart 2010 tegen de staatssecretarisvan VWS gezegd

geen heil meer te zien in het VPT.

• Indeeerste2jaarvandeWmoheefthetkabinetdrieveranderingenindeAWBZdoorgevoerden

de Wmo zelf gewijzigd (rond de alfahulpen). Naast de pakketmaatregel betreft het de ingrepen in

de Ondersteunende Begeleiding op psychosociale grondslag. Deze maatregelen zorgen voor onge-

wenste turbulentie en houden gemeenten en hun partners af van de gewenste doorontwikkeling

van de Wmo. Gemeenten willen dat komende overhevelingen plaatsvinden tegen de achtergrond

van een duidelijk eindperspectief ("stip aan de horizon").

6.3 Ambitie ‘MEE: als vertrekpunt geldt het voornemen om MEE-gelden over te he-velen naar de Wmo. (Voor de korte termijn) zal VWS in de subsidievoorwaarden voor de MEE-organisaties de verplichting opnemen om met gemeenten te over-leggen over de uitvoering van de MEE-taken.’

In het bestuursakkoord staat: ‘Als het gaat om de MEE-gelden, geldt als vertrekpunt het voornemen

van het vorige kabinet om de MEE-gelden over te hevelen naar de Wmo”. Voor de korte termijn zou

de MEE via de subsidievoorwaarden verplicht worden om met gemeenten samen te gaan werken.

We constateren dat het laatste inderdaad is gebeurd. Maar het lijkt erop dat deze wijze van “decen-

traliseren” het Rijk dermate goed bevalt dat de overheveling van de MEE-gelden nu helemaal op de

lange baan lijkt te zijn geschoven. Deze afspraak uit het Bestuursakkoord kan dus als mislukt worden

beschouwd.

De VNG vindt dat als in de wet staat dat gemeenten ergens voor verantwoordelijk zijn (namelijk cliënt-

ondersteuning) dat zij ook de bijbehorende middelen moeten krijgen.

6.4 ConclusieOp de twee belangrijkste punten: afstemming rond het grensvlak AWBZ-Wmo en overheveling MEE-

gelden is nauwelijks vooruitgang bereikt. Op het terrein van de AWBZ zagen we, in plaats van een ge-

zamenlijk verkennen van de grensproblematiek AWBZ-Wmo, dat het kabinet met de ene na de andere

ombuigingsmaatregel kwam. Op het terrein van de MEE constateren we tot onze spijt dat het kabinet

er voor kiest een sector wiens werk in een gemeentelijk wet is geregeld (de Wmo) centraal te blijven

financieren. Hierdoor ontbreekt het gemeenten aan middelen en sturingsmacht om een deel van de

Wmo uit te voeren.

Page 49: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

47Vereniging Van nederlandse gemeenten

7.1 Inleiding‘Goed onderwijs voor iedereen’ is een belangrijk uitgangspunt van het huidige kabinet. De school is

de springplank naar succes in het leven. Onderwijs draagt bij aan de economieversterking, maar ook

aan de sociale samenhang. Een samenhangend aanbod van onderwijs, sport en cultuur biedt een rijke

leeromgeving waarin kinderen en jongeren de kans krijgen om hun talenten te ontplooien, sociale

vaardigheden op te doen en plezier te hebben. Het streven is een dekkend aanbod van brede scholen

te realiseren, met extra aandacht voor de veertig krachtwijken. Naast een groter aanbod brede scho-

len in het primair onderwijs wordt er ook geïnvesteerd in de uitbreiding van de brede school in het

voortgezet onderwijs.

Voor het behalen van resultaten op een aantal terreinen van het onderwijs, is de rol van gemeenten

van groot belang. Gemeenten hebben bijvoorbeeld een belangrijke regierol in het kader van het

bredere onderwijsachterstandenbeleid. Daarnaast zijn gemeenten verantwoordelijk voor de onder-

wijshuisvesting, het vervoer van leerlingen, de leerplicht en daaraan gekoppeld de bestrijding van het

voortijdig schoolverlaten.. Het Rijk stelt extra middelen ter beschikking om deze gezamenlijke ambities

te realiseren en gemeenten dragen daarin bij.

Deze rapportage behandelt twee ambities op het gebied van Onderwijs:

1 Stimulering ontwikkeling brede scholen.

2 Terugdringen van taalachterstanden door uitbreiding van voorschoolse educatie.

7.2 Ambitie ‘Stimulering ontwikkeling brede scholen’In het bestuursakkoord hebben gemeenten en Rijk afgesproken om de ontwikkeling van de brede

In het bestuursakkoord hebben gemeenten en Rijk afgesproken om de ontwikkeling van de brede

school te stimuleren, met speciale aandacht voor de brede scholen in de veertig krachtwijken. Deze

ambitie richt zich op de realisatie van 2500 fte, later vanwege hogere loonkosten bijgesteld tot 2.250

7 Onderwijs

Page 50: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

48 Vereniging Van nederlandse gemeenten

fte, combinatiefuncties verdeeld over de sectoren onderwijs, sport en cultuur. Dit zijn functies waarbij

een werknemer in dienst is bij één werkgever, maar werkzaam is in of ten behoeve van twee of meer

sectoren. De inzet van combinatiefuncties heeft verschillende doelen:

• Deuitbreidingvanhetaantalbredescholenmetsport-encultuuraanbodinhetprimair-envoortge-

zet onderwijs, om te beginnen in de veertig krachtwijken;

• Deversterkingvansportverenigingenmetoogophunmaatschappelijkefunctieendeinzetvan

sportverenigingen voor het onderwijs, de naschoolse opvang en de wijk;

• Hetstimulerenvaneendagelijkssport-enbeweegaanbodopenrondscholenvooralleleerlingen;

• Hetbevorderendatdejeugdtotachttienjaarvertrouwdraaktmetéénofmeerkunst-encultuur-

vormen en het onder jongeren stimuleren van actieve kunstbeoefening.

De brede school functioneert op deze manier als een schakel tussen onderwijs, cultuur en sport. Zij

brengt kinderen in contact met kunst en cultuur en voorziet in een dagelijks aanbod van sport en

bewegen.

Deze ambitie is vertaald in twee indicatoren:

1 Aantal fte combinatiefuncties.

2 Inventarisatie van de werkzaamheid in verschillende sectoren ( sport, onderwijs, cultuur).

De indicatoren worden in deze rapportage samengevoegd.

Om zicht te krijgen op de mate waarin combinatiefuncties zijn gerealiseerd en in welke sector de be-

treffende functionaris werkzaam is, wordt gebruik gemaakt van de volgende metingen:

De een- en tweemeting van SGBO onder de 30 eerste tranchegemeenten, die in 2008 zijn gestart.

De eenmeting onder de 98 (na herindeling 97)tweede tranchegemeenten die in 2009 zijn begonnen

De eenmeting onder de 89 derde tranchegemeenten die in 2010 konden beginnen verschijnt voorjaar

2011.

De overige gemeenten komen pas in 2011 voor rijksgeld in aanmerking. .

Om te waarborgen dat het om echt nieuwe functies gaat worden er tevoren nulmetingen gedaan

onder de deelnemende gemeenten. Het blijkt dat er zoals verwacht vóór de Impuls niet of nauwelijks

combinatiefunctionarissen in gemeenten werkzaam waren.

Interpretatie VNG

Bij figuur 34 gelden enkele aandachtspunten. Het blijkt vrij lang te duren voor gemeenten en alle

betrokken partijen samen tot structureel beleid en daarbij behorende afspraken en combinatiefuncties

kunnen komen. Met name het onderwijs is huiverig, omdat men er bang voor is dat de Impuls vanuit

het Rijk uiteindelijk niet blijvend is. Tot op heden, oktober 2010, is dit laatste gelukkig wel het geval.

Er waren aanvankelijk nog andere problemen. De relatief en absoluut grote financiële bijdrage van

de gemeenten, die gebaseerd was op een niet meer aanwezige groei van het gemeentefonds en de

loonkosten die gemiddeld hoger waren dan verwacht. Deze problemen zijn medio 2009 na bestuurlijk

overleg tussen Rijk en VNG opgelost: de gemeenten dragen evenveel bij als het Rijk, ieder 40%, de ove-

rige benodigde middelen mogen uit cofinanciering door derden komen en de loonkosten worden op-

gehoogd van € 45.000,- tot € 50.000,- gemiddeld per jaar. Ondanks een handreiking van een Taskforce

waren er bovendien aanvankelijk problemen rond het werkgeverschap en de BTW. Partijen hebben die

trachten op te lossen door gerichtere ondersteuning. De gewenste algehele BTW-vrijstelling is er echter

tot op heden niet gekomen.

Dit alles betekent dat na één jaar bij de eerste tranche 44% en bij de tweede tranche 61% van de

arbeidsplaatsen was gerealiseerd, maar de eerste tranchegemeenten hebben daarna een inhaalslag

gemaakt tot een groei van 105%. We hopen dit bij de tweede tranche ook zo te zien.

Blijft nog een belangrijk probleem: het alles-of-niets-principe. Zeker in een tijd van krimpende over-

heidsfinanciën zijn gemeenten huiverig om te gaan deelnemen, temeer daar er in 2012 door extra

vrijkomend rijksgeld een verhoging tot 165% van het aantal fte in de jaren ervoor beoogd is. Rijk en

VNG zijn hierover nog in onderhandeling,

Page 51: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

49Vereniging Van nederlandse gemeenten

Figuur 34 Totaal fte aan combinatiefuncties per sector

Primair

Onderwijs

Voortgezet

onderwijs

Sport Cultuur Anders

Eerste Tranche 30 gemeenten

Totaal fte eind 2008: 163,3

(Doel: 375,7 fte)

44%

(Doel: 34%)

12%

(Doel: 10%)

40%

(Doel: 50%)

4%

(Doel: 6%)

-

(Doel: -)

Eerste Tranche 30 gemeenten

Totaal fte eind 2009: 452 (=105%!)

(Bijgest. doel: 430 fte)

33%

(Doel: 34%)

12%

(Doel: 10%)

42%

(Doel: 50%)

10%

(Doel: 6%)

3%

(Doel: -)

Tweede Tranche

98 (na herindeling) 97 gemeenten

Totaal fte eind 2009: 242 (= 61%)

(Bijgest.doel: 396fte)

44%

(Doel: 34%)

7%

(Doel: 10%)

39%

(Doel: 50%)

7%

(Doel: 6%)

3%

(Doel: - )

Bron: Verslag van de 1-meting Impuls Brede School Sport en Cultuur (SGBO)

7.3 Ambitie ‘Terugdringen van taalachterstanden door uitbreiding van voorschoolse educatie’

In het bestuursakkoord hebben de gemeenten en het rijk verklaard dat voor het gericht bestrijden van

taalachterstanden, uitbreiding van de voorschoolse educatie van groot belang is. De overeengekomen

inzet is dat gemeenten in deze kabinetsperiode de regie voeren om alle doelgroepkinderen te berei-

ken met kwalitatief goede VVE-programma’s die van bewezen kwaliteit zijn, te beginnen met de grote

gemeenten en een aantal plattelandsgebieden. De uitbreiding van de voorschoolse educatie loopt

vooruit op de harmonisatie van de regelgeving van het geheel van voorzieningen voor kinderen van

0 – 4 jaar.

Er zullen nadere afspraken worden gemaakt over het realiseren van het gewenste doelgroepbereik in

2011, over de kwaliteit van de voorzieningen en over voldoende spreiding over de gemeente.

Op 3 april 2008 is een convenant ondertekend tussen Rijk en VNG. Hierin zijn afspraken uitgewerkt

over 100% aanbod voorschoolse educatie voor doelgroepkinderen in 2011. Het aanbod betreft van

kwalitatief goede VVE programma’s. Het Rijk stelt hiervoor extra middelen beschikbaar via het Ge-

meentefonds en via de Specifieke uitkering voor Onderwijsachterstandenbeleid.

Deze ambitie telt één indicator: percentage voorschoolse doelgroepkinderen dat met het aanbod

wordt bereikt.

Om zicht te krijgen op het bereik van het aantal voorschoolse doelgroepkinderen, wordt wederom

gebruik gemaakt van een bestaande monitor: de Landelijke Monitor Voor- en Vroegschoolse Educatie

2009, uitgevoerd door Sardes in opdracht van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap-

pen. In de monitor is onder meer aandacht voor het doelgroepbereik van de voor- en vroegschoolse

educatie.

Figuur 35 Bereik VVE-doelgroep1, 2008

Voorschools (peuterspeelzalen en kinderopvang) (N=45) Omvang doelgroep* 37.043

Schatting % doelgroep bereikt** 62%

Schatting aantal bereikt 23.074

Vroegschools (basisscholen) (N=49) Omvang doelgroep* 51.197

Schatting %** doelgroep bereikt 63%

Schatting aantal bereikt 32.254

* Berekend op basis van aantal gewichtenleerlingen basisonderwijs (bron: CFI, Ministerie van OCW)

** Gewogen percentage

Bron: Landelijke Monitor Voor- en Vroegschoolse Educatie 2008, Sardes

1 De cijfers hebben betrekking op gemeenten met OAB-budget.

Page 52: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

50 Vereniging Van nederlandse gemeenten

Figuur 36. Bereik VVE-doelgroep2, 2009

Gemeenten Omvang

doelgroep1

Schatting %

doelgroep

bereikt

Schatting aantal gewichten-

kinderen bereikt in VVE-peu-

terzaal of kinderdagverblijf

G42 15.958 71% 11.330

G27 8.043 68% 5.442

> 30.000 inw. 10.410 85% 8.846

< 30.000 inw. OAB-gemeenten 4.764 79% 3.781

< 30.000 inw. niet OAB-gemeenten - -

Totaal 39.175 80%3 29.399

1 Berekend d.m.v. extrapolatie van het aantal gewichtenleerlingen basisonderwijs (bron: CFI, ministerie van OCW) en demografische ontwikke

ling per gemeente.

2 Bij de G4 is bij drie van de vier gemeenten de oude gewichtenregeling als berekeningsbasis gebruikt. Alleen de gemeente Utrecht hanteert de

nieuwe gewichtenregeling als criterium. Daarom wijkt de omvang van de doelgroep af van die in tabel 3.0.

3 Gewogen percentage.

* Berekend op basis van aantal gewichtenleerlingen basisonderwijs (bron: CFI, Ministerie van OCW)

** Gewogen percentage

Bron: Landelijke Monitor Voor- en Vroegschoolse Educatie 2008, Sardes

Figuur 37

Figuur 38

VVE op peuterspeelzalen

(n+125)

VVE in kdv

(n=14)

2 dagdelen

(of minder)

3 dagdelen 4 dagdelen

(of meer)

Gem. aantal

dagdelen per

gemeente

Gem. aantal

dagdelen per

gemeente

G4 0% 2% 98% 4.0 4.0

G27 6% 31% 63% 3.6 3.6

> 30.000 inw. 17% 61% 22% 2.9 3.7

< 30.000 inw. OAB-gemeenten 27% 61% 12% 2.6 -

< 30.000 inw. niet OAB-gemeenten 64% 19% 17% 2.4 -

Totaal 23% 53% 24% 2.6 -

2 De cijfers hebben betrekking op gemeenten met OAB-budget.

noten met * en **?

Page 53: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

51Vereniging Van nederlandse gemeenten

De tabellen laten zien dat de groei in het aanbod van voorschoolse educatie gestaag doorzet. Was in

2008 voor 62% van de doelgroepkinderen een plaats beschikbaar, in 2009 is het percentage gestegen

naar 80%. In het convenant VVE die het rijk in het voorjaar van 2008 heeft gesloten met de VNG, zijn

afspraken gemaakt over het aantal te realiseren voorschoolse VVE-plaatsen in 2011. In het convenant

is bepaald dat er voor alle kinderen van ouders met een laag opleidingsniveau een VVE plaats beschik-

baar moet zijn en dat het VVE-aanbod dient te bestaan uit vier dagdelen per week. Veel middelgrote

en kleine gemeenten bieden in 2009 gemiddeld drie dagdelen aan, blijkt uit de monitor.

Op basis van deze doelstelling hebben we een berekening gemaakt van het aantal gerealiseerde VVE-

plaatsen. We konden gebruik maken van gegevens van 111 gemeenten, aanzienlijk meer dan bij de

hierboven besproken berekening van het bereik.

Figuur 39. Budget peuterspeelzaalwerk, 2008

Was er in uw gemeente een budget voor peuterspeelzaalwerk in 2008?

Ja 99%

Nee 1%

Weet niet 1%

Totaal 101%

Inwonertal Gemiddeld budget peuterspeelzaalwerk per inwoner (in €)

minder dan 20 000 9,2

20 000 tot 50000 9,9

50 000 tot 100 000 14,8

100 000 of meer 17,4

Budgetverhouding tussen regulier en VVE-peuterspeelzaalwerk

Inwonertal Regulier VVE

minder dan 20 000 73% 24%

20 000 tot 50000 69% 30%

50 000 tot 100 000 52% 44%

100 000 of meer 42% 57%

Totaal 63% 35%

7.4 Conclusie In het convenant VVE van april 2008 is afgesproken dat de VNG gemeenten stimuleert voldoende bud-

get beschikbaar te blijven stellen voor peuterspeelzalen.

In 2009 is daarom een nulmeting gedaan naar het beschikbare gemeentelijke budget voor reguliere

peuterspeelzalen en peuterspeelzalen waar een VVE programma wordt aangeboden. Uit figuur 51 is

te lezen dat bijna alle gemeenten een budget voor peuterspeelzalen beschikbaar hebben. De omvang

van het budget stijgt met de omvang van de gemeente. Het budget varieert van € 9,2 per inwoner in

de kleinste gemeenten toto € 17,4 per inwoner in de gemeenten vanaf 100.000 inwoners. Naar mate

een gemeente groter is wordt er meer geld uitgetrokken voor VVE peuterspeelzalen.

Page 54: rapportage Monitoring van het Bestuursakkoord 2010 · administratieve lasten en de inzet van e-overheid. 9 1.1 Inleiding 9 1.2 Ambitie ‘Verbetering van de dienstverlening: rijk

52 Vereniging Van nederlandse gemeenten