PVB-wijzer - knhs.nl · bepaalde route rijden in het verkeer) en een examinator beoordeelt of je...
Transcript of PVB-wijzer - knhs.nl · bepaalde route rijden in het verkeer) en een examinator beoordeelt of je...
PVB-wijzer Instructeur Wedstrijdsport
cursusseizoen 2017-2019
Dressuur
Allround
Eventing
Mennen
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
2
Inhoudsopgave
Op weg naar het diploma Instructeur Wedstrijdsport
Een goede voorbereiding…
1. PVB 3.1 Geven van lessen
2. PVB 3.2 Coachen bij wedstrijden
3. PVB 3.3 Organiseren van activiteiten en PVB 3.4 Aansturen van kader
4. PVB 3.6 Trainen van paarden
5. PVB 3.7 Beoordelen geschiktheid van een paard
Tijdsplanning PVB’s
Belangrijk om te weten
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
3
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
4
Op weg naar het diploma Instructeur Wedstrijdsport
Je sluit de opleiding Instructeur Wedstrijdsport met succes af door zes PVB’s af te leggen:
1. PVB 3.1: Geven van lessen;
2. PVB 3.2: Coachen bij wedstrijden;
3. PVB 3.3: Organiseren van activiteiten;
4. PVB 3.4: Aansturen van sportkader;
5. PVB 3.6: Trainen van paarden*;
6. PVB 3.7: Beoordelen geschiktheid van een paard. *Deze PVB heb je al gedaan tijdens de toelatingstest. Als je hiervoor bent geslaagd, hoef je deze PVB uiteraard niet nogmaals te doen.
Als je al deze PVB’s hebt gehaald, ontvang je het diploma Instructeur Wedstrijdsport.
In deze PVB-wijzer lees je wat iedere PVB inhoudt.
Er zijn drie soorten PVB’s:
- Praktijkbeoordeling
- Portfoliobeoordeling
- Combinatie van portfolio- en praktijkbeoordeling
Praktijkbeoordeling
Een praktijkbeoordeling is vergelijkbaar met een ‘ouderwets’ examen zoals iedereen dat
kent. Vergelijk het maar met het examen voor je rijbewijs: je voert de opdracht uit (een
bepaalde route rijden in het verkeer) en een examinator beoordeelt of je dit goed genoeg
doet om te slagen. Zo gaat het ook bij een praktijkbeoordeling.
Portfoliobeoordeling
Een portfoliobeoordeling is een beoordeling van iets dat je hebt gedaan in de (beroeps-)
praktijk. In ‘het echt’ dus, niet tijdens een examen. Als je iets ‘in het echt’ doet, staat er
natuurlijk geen examinator naast je om te kijken of je het goed doet. Daarom is het nodig om
van deze handelingen/activiteiten ‘bewijsmateriaal’ te verzamelen. Het bewijsmateriaal
samen is je portfolio. Het portfolio stuur je naar de examinator. Deze beoordeelt of het
portfolio overtuigend bewijs is dat je de competentie beheerst en dus slaagt voor de PVB.
Daarbij zijn zowel kwaliteit als kwantiteit (hoeveelheid) belangrijk:
- Kwaliteit: Blijkt uit de inhoud van jouw portfolio dat je competent handelde?
- Kwantiteit: Voldoe je aan alle beoordelingscriteria?
Vormvereisten: Bij ieder portfolio dat je in moet leveren, worden vormvereisten vermeld. Je
portfolio moet voldoen aan deze eisen, anders wordt het niet inhoudelijk beoordeeld door de
examinator, maar krijg je een onvoldoende, dit kost je dus een examenkans. Je levert het
portfolio pas in als alle onderdelen die horen bij het betreffende portfolio, compleet zijn. De
opdrachten dien je individueel uit te voeren en ook het verslag dien je individueel te maken.
Zorg ervoor dat elk portfolio is voorzien van een inhoudsopgave en paginanummering. Zorg
ervoor dat de documenten die je inscant goed leesbaar zijn.
Iedere portfolio-opdracht lever je in via Moodle!
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
5
Een goede voorbereiding…
In de komende hoofdstukken wordt per PVB uitgelegd wat de PVB inhoudt. Tijdens de
lesavonden, de centrale dagen en de stage bereid je jezelf voor op de PVB’s. Bij de lessen
en de centrale dagen geldt daarom een aanwezigheidsplicht van 80%. Van je docenten krijg
je een opleidingscijfer en je maakt een theorietoets over rijtechniek. Ook volg je een korte
BHV-cursus. Het voldoen aan de aanwezigheidsplicht, een voldoende voor het
opleidingscijfer en de theorietoets en het behalen van het BHV-certificaat, zijn voorwaarden
om aan de diverse PVB’s te mogen deelnemen.
Aanwezigheidsplicht
Centrale dagen
Gedurende het opleidingsseizoen zijn er 5 centrale dagen. Tijdens deze dagen worden
interessante workshops gegeven die deel uitmaken van het opleidingsprogramma. Er geldt
een aanwezigheidsplicht van 80%, dat wil zeggen dat je bij 4 van de 5 dagen aanwezig moet
zijn. Je mag alleen deelnemen aan PVB 3.7 Beoordelen geschiktheid paard als je aan de
aanwezigheidsplicht bij de centrale dagen voldoet. Het examen Beoordelen geschiktheid
paard wordt afgenomen in mei 2018. Als je niet bij voldoende centrale dagen aanwezig bent
geweest en het examen in mei 2018 niet mag doen, dan kun je in het opleidingsseizoen
2018-2020 de gemiste dag(en) inhalen, om op die manier alsnog de gemiste workshops te
volgen en aan de aanwezigheidsplicht te voldoen. Je kunt de PVB dan doen in mei 2019,
hiermee verlies je één examenkans; de PVB in mei 2019 wordt gezien als herexamen en
wordt apart gefactureerd.
Lesavonden
Ook tijdens de lesavonden geldt een aanwezigheidsplicht van 80%1, dat wil zeggen dat je bij
minimaal 24 lessen aanwezig moet zijn. In overleg met de docent wordt een indeling
gemaakt van wie wanneer een paard meeneemt. Als je bent ingedeeld om een paard mee te
nemen, telt je aanwezigheid alleen als je ook daadwerkelijk met paard aanwezig bent.
Voldoe je niet aan de aanwezigheidsplicht, dan mis je een examenkans en ben je
aangewezen op de herkansing. Voorwaarde is dan wel dat je opleidingscijfer voldoende is.
Houd er rekening mee dat het voor je docenten lastig is een (voldoende) opleidingscijfer te
geven als je te vaak afwezig bent!
Opleidingscijfer
Gedurende de 30 lesavonden krijgen je docenten een indruk van hoe jij je ontwikkelt als
instructeur. Tijdens de lessen geef je regelmatig les en neem je deel aan discussies en
1 We gaan er vanuit dat men de opleiding 100% volgt. Geoorloofde afwezigheid: ziekte of blessure van de cursist of het paard.( Met dokters/dierenartsverklaring). Overmacht situaties te beoordelen door de afdeling opleidingen. (bewijsstukken noodzakelijk). Bij niet geoorloofde afwezigheid bij een examen; telt het mee als een examenkans.
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
6
opdrachten over rij- mentechniek en didactiek. Op basis hiervan geven je docenten je aan
het einde van de lessenreeks (dus na 30 lessen) een opleidingscijfer. Het opleidingscijfer is
een cijfer van 1 t/m 10 en geeft weer in hoeverre de docenten jou competent vinden om als
startende instructeur aan de slag te gaan. Hierbij kijken zij naar je rijtechnisch inzicht, je
manier van omgaan met en begeleiden van ruiters en je zelfpresentatie in de baan.
Na 20 lessen (dus voor de zomervakantie) krijg je al een voorlopig opleidingscijfer. Dit is
bedoeld als indicatie, zodat je weet ‘waar je staat’. Op basis hiervan kan het advies zijn om
extra stage te gaan lopen in de zomer of om op een andere manier het lesgeven extra te
gaan oefenen.
Het definitieve opleidingscijfer moet minimaal een 5,5 zijn om mee te mogen doen aan het
praktijkexamen Lesgeven (de praktijk van PVB 3.1). Is jouw opleidingscijfer lager? Dan kun
je het examen niet doen. Om alsnog je instructeursdiploma te kunnen halen, moet je eerst
weer lessen volgen. Hiervoor kun je meedoen aan het verkorte traject, dat wil zeggen dat je
nog 10 lessen volgt (dit zijn de laatste 10 lessen van de lessenreeks van 30 lessen). Als je
op basis van deze 10 lessen een opleidingscijfer van minimaal 5,5 haalt, mag je vervolgens
meedoen aan de praktijk van PVB 3.1.
Als je niet mee mag doen aan het praktijkexamen lesgeven door een onvoldoende
opleidingscijfer, kost je dit geen examenkans. Het examen dat je een jaar later doet (nadat je
alsnog een voldoende opleidingscijfer hebt behaald), wordt gezien als een na-examen en
niet als een herexamen. Dit geldt alleen als je wel hebt voldaan aan de aanwezigheidsplicht,
zo niet dan kost je dit wel een examenkans (zie onder aanwezigheidsplicht).
Theorietoets
In mei 2018 maak je een theorietoets over Rij- of Mentechniek en het Disciplinereglement
Dressuur, Dressuur en Springen, Mennen (afhankelijk van de variant die je volgt). Deze toets
gaat over alle lesstof die zit achter het tabblad Eigen Vaardigheid in je lesmap en het
betreffende disciplinereglement. Het is een digitale toets die bestaat uit 40 multiple choice
vragen. Leer goed voor deze toets, de vragen zijn vrij gedetailleerd! Je moet minimaal 65%
scoren om te slagen voor deze toets.
Je moet deze toets gehaald hebben om mee te kunnen doen aan het praktijkexamen
Lesgeven (de praktijk van PVB 3.1). Je mag de toets 2x herkansen. Als je 3x gezakt bent
voor de digitale toets, bestaat de mogelijk om tegen een meerprijs een mondeling examen te
doen. Slaag je ook hier niet voor, dan verlies je een examenkans van PVB 3.1 praktijk en
ben je aangewezen op de herkansing. Je moet dan wel alsnog slagen voor de theorietoets.
BHV Certificaat
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
7
Je volgt een BHV-cursus die bestaat uit een korte online cursus en een praktijkbijeenkomst.
Voor deze cursus ontvang je t.z.t. meer informatie en inloggegevens. Na afloop ontvang je
een BHV-pasje; je uploadt dit in Moodle.
Heb je al een geldig BHV-certificaat dan hoef je de BHV-cursus niet te volgen. De peildatum
is 1 december 2018. Dat wil zeggen dat het BHV-certificaat geldig moet zijn op 1 december
2018.
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
8
1. PVB 3.1 Geven van lessen
Deze PVB is een combinatie van een portfolio- en een praktijkbeoordeling.
Portfoliobeoordeling
In het portfolio Geven van lessen neem je bewijsmateriaal op waaruit blijkt dat je
paardensporters en ouders en bijvoorbeeld eigenaren kunt informeren en dat je afspraken
met hen kunt maken. Ook moet je bewijzen dat je een (middel)lange termijnplanning kunt
maken en op basis hiervan lessen kunt voorbereiden. Om dit te bewijzen, neem je in ieder
geval de volgende bewijsstukken op in je portfolio:
1. Een periodeplan voor (een) combinatie(s) (die uitkomt in de wedstrijdsport) waaraan
je tijdens je stage lesgeeft en minimaal 3 lesvoorbereidingen van lessen uit het
periodeplan + evaluaties van deze lessen. Het niveau van de ruiter / menner is niet
voorgeschreven, zolang hij/zij deelneemt aan officiële KNHS-wedstrijden (bij voorkeur
minimaal M-niveau);
2. Minimaal 1 lesvoorbereiding voor een andere combinatie dan de combinatie voor wie
je het periodeplan hebt gemaakt + een evaluatie van deze les. Je kunt kiezen uit een
van de volgende doelgroepen:
- Ruiter / menner met een jong paard
- Talentvolle pony-combinatie
- Combinatie op ZZ-licht niveau (dressuur) of Z-niveau (eventing of mennen) of
M-dressuur/L-springen ( allround)
3. Een verslag van de lessen die je hebt geobserveerd bij je praktijkbegeleider;
4. Een verslag van de eindevaluatie van de lessen die je zelfstandig gegeven hebt
(onder begeleiding op afstand van je praktijkbegeleider);
5. Het door je praktijkbegeleider ingevulde stagebeoordelingsformulier.
6. De door je docent (voor het aantal toegewezen stage-uren) en de praktijkbegeleider
(voor je aanwezigheid) getekende aanwezigheidsregistratieformulieren stage.
Bovenstaande punten zijn verplichte onderdelen van het portfolio Geven van lessen. Je bent
vrij om daarnaast aanvullend bewijsmateriaal op te nemen.
1. Periodeplan en lesvoorbereidingen
In het periodeplan beschrijf je waar je met de ruiter(s) / menner(s) in de betreffende periode
gaat werken. Je beslist zelf wat een zinvolle periode is. Dat kan een periode zijn toewerkend
naar een bepaald doel (bijvoorbeeld overgang naar een hogere klasse, een bepaalde
prestatie behalen op een wedstrijd) of een bepaald moment (selectiewedstrijd,
kampioenschap). Belangrijk is wel dat het een wat verder weg gelegen moment of doel is
(niet in een paar lessen te behalen). Als richtlijn geldt: minimaal 2 à 3 maanden.
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
9
Werkwijze:
1. Omschrijf de beginsituatie (ruiter / menner, het paard en het niveau)
2. Formuleer concrete doelstellingen voor/met je leerling(en). Beschrijf duidelijk in welke
periode je deze doelen wilt bereiken.
3. Werk alle lessen op hoofdlijnen uit met daarin opgenomen de evaluatiemomenten en
–methoden.
Een voorbeeld van een periodeplan vind je op pagina 62 t/m 64 van het lesmateriaal
Lesgeven.
4. Werk voor minimaal 3 lessen het lesvoorbereidingsformulier gedetailleerd uit
5. Verzorg en evalueer deze (minimaal) 3 lessen.
6. Gebruik de evaluatiegegevens bij het uitwerken van de volgende les.
Een voorbeeld van een lesvoorbereiding staat op pag. 56 en 57 van het lesmateriaal
Lesgeven.
Vormvereisten: Het periodeplan heeft de titel ‘Periodeplan’ en bevat minimaal de kopjes
‘Beginsituatie’, ‘Doelstellingen’ en ‘Uitwerking lessen’.
Voor de lesvoorbereiding maak je gebruik van het standaard lesvoorbereidingsformulier dat
je vindt op Moodle.
2. Lesvoorbereiding voor andere doelgroep
Naast de lesvoorbereidingen die je maakt voor de ruiter(s) / menner(s) uit je periodeplan,
maak je minimaal één lesvoorbereiding voor een les aan een ruiter / menner uit een andere
doelgroep. Je hebt hierbij de keuze uit:
- Ruiter / menner met een jong paard
- Pony-combinatie
- Combinatie op ZZ-licht niveau (dressuur) of Z-niveau (eventing of mennen) of M-
dressuur/L-springen ( allround)
Werkwijze:
1. In geval van (een) kind(eren): verdiep je in de ontwikkelingskenmerken van de
betreffende leeftijdsgroep
2. Observeer en analyseer de ruiter(s) / menner(s) waaraan je les gaat geven
3. Stel op basis van de analyse (en de ontwikkelingskenmerken) een lesvoorbereiding
op
4. Verzorg de les
5. Evalueer de les
Vormvereisten: Voor de lesvoorbereiding maak je gebruik van het standaard
lesvoorbereidingsformulier dat je vindt op Moodle.
3. Verslag van de lessen die je hebt geobserveerd
Tijdens de stage observeer je 10 lessen die gegeven worden door je praktijkbegeleider.
Hiervan maak je een verslag.
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
10
Werkwijze:
1. Houd voorafgaand aan iedere les een voorbespreking met je praktijkbegeleider.
Vraag aan welke combinatie de praktijkbegeleider les gaat geven, wat het niveau
en potentie van de combinatie en de ambitie van de ruiter is. Vraag ook naar het
doel en de geplande opzet van de les die gegeven gaat worden.
2. Schrijf tijdens de les je bevindingen op, bijvoorbeeld:
- Op welke manier geeft de praktijkbegeleider aanwijzingen?
- Hoe reageert de ruiter/menner hier op?
- Past de praktijkbegeleider het type aanwijzingen of de manier waarop hij
ze geeft, aan aan de ruiter/menner?
- Houdt hij rekening met de leerstijl van de ruiter/menner? Op welke
manier?
- Wordt de les uitgevoerd zoals gepland? Zo nee: wat wijkt af? Weet je om
welke reden wordt afgeweken van de planning?
- Wordt het doel van de les bereikt?
3. Bespreek jouw bevindingen na afloop van de les met de praktijkbegeleider. Vraag
om uitleg waarom hij dingen op een bepaalde manier heeft aangepakt. Vraag ook
hoe hij zelf terugkijkt op de les.
4. Herhaal stap 1 t/m 3 voor iedere les die je observeert.
5. Maak een verslag waarin je beschrijft welke lessen je hebt geobserveerd. Geef
per les aan wat de uitkomst van de voorbespreking was (dus bijvoorbeeld wat het
doel en de geplande opzet van de les was). Beschrijf je bevindingen en de reactie
daarop van de praktijkbegeleider. Beschrijf tenslotte wat je hebt geleerd van de
observaties en op welke manier je dit gaat toepassen in je eigen lesgeven.
4. Eindevaluatie
Aan het einde van de stage Lesgeven evalueer je het verloop en het resultaat van de lessen
die je hebt gegeven.
Werkwijze:
1. Vraag aan de ruiters / menners hoe ze jouw lessen hebben ervaren. Neem geen
genoegen met een kort antwoord, maar vraag goed door. Wat vonden ze
bijvoorbeeld van de manier waarop je oefeningen uitlegde? Begrepen ze altijd wat je
bedoelde? Konden ze je goed verstaan? Vonden ze de lessen afwisselend genoeg?
Hebben ze veel geleerd? Sloot de les aan bij wat ze wilden doen? Wat vinden ze
goed aan jouw lessen? En wat zijn verbeterpunten?
2. Vraag aan je praktijkbegeleider wat hij/zij vindt van jouw lessen. Welke sterke punten
ziet hij/zij? En welke verbeterpunten zijn er?
3. Maak een verslag waarin je de evaluatie met de ruiters en met je praktijkbegeleider
beschrijft. Beschrijf in het verslag ook hoe je zelf terugkijkt op de lessen die je hebt
gegeven. Welke dingen gingen goed? Wat zou je een volgende keer anders doen?
Hoe wil je nog verbeteren?
Vormvereisten: Het verslag van de eindevaluatie heeft de titel ‘Eindevaluatie lessen’ en
bevat minimaal de kopjes ‘Evaluatie met ruiters’ (of: ‘Evaluatie met menners’), ‘Mening
praktijkbegeleider’ en ‘Eigen bevindingen’.
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
11
5. Stagebeoordelingsformulier
Vraag aan het einde van je stage Lesgeven aan de praktijkbegeleider om het
stagebeoordelingsformulier in te vullen.
Vormvereisten: Je gebruikt het stagebeoordelingsformulier dat je vindt in de Handleiding
Stage en op Moodle. Dit formulier moet worden ingevuld door de praktijkbegeleider en
worden voorzien van een handtekening van de praktijkbegeleider. Het ingescande
stagebeoordelingsformulier maakt deel uit van je portfolio Lesgeven. Let op als je geen
voldoende stagebeoordeling hebt, moet je de stage opnieuw doen! Dit brengt extra kosten
met zich mee.
6. Aanwezigheidsregistratieformulier stage
Laat je praktijkbegeleider tekenen voor de uren dat je aanwezig bent geweest.
Vormvereisten: Je gebruikt het aanwezigheidsregistratieformulier dat je vindt in de
Handleiding Stage en op Moodle. Dit formulier moet worden ingevuld door de docent en de
praktijkbegeleider en worden voorzien van hun handtekeningen. Het ingescande
aanwezigheidsregistratieformulier maakt deel uit van je portfolio Lesgeven.
Praktijkbeoordeling
De praktijkbeoordeling bestaat uit twee gedeelten: een filmpje en een examenles.
1. Filmpje
Je maakt een filmpje van max. 10 minuten waarin je (een deel van) een les geeft. Stel het
filmpje zorgvuldig samen met fragmenten waar je trots op bent. Zorg ervoor dat je goed te
verstaan bent en dat duidelijk is aan wie je les geeft. Dit filmpje upload je in de digitale
leeromgeving.
Vormvereisten: Het filmpje kan alléén aangeleverd worden door gebruik te maken van het
standaard formulier ‘Inleveren filmpje’ dat je vindt op Moodle. Hierop beschrijf je wat er op
het filmpje te zien is (zorg ervoor dat het YouTube kanaal op ‘publiceren’ staat) en upload je
de link naar het YouTube kanaal waar het filmpje te zien is. Op Moodle staat een uitleg van
hoe je een filmpje op YouTube moet uploaden. In verband met de privacy van de ruiters,
plaats je het filmpje ‘verborgen’ (in de uitleg kun je lezen hoe dit moet). Alleen mensen die in
het bezit zijn van de exacte url kunnen op deze manier de video bekijken. Controleer of de
link het doet. Voor de duidelijkheid: dit moet één link naar één filmpje zijn, meerdere korte
filmpjes worden niet geaccepteerd. Dit filmpje wordt alleen door de examinator bekeken en
verder niet door de KNHS gebruikt.
2. Examenles
Je geeft een les aan twee medecursisten. De lesindeling (aan welke medecursisten je
lesgeeft tijdens het examen) wordt tijdens de cursus gemaakt. De inhoud van de les is
afhankelijk van de variant van de opleiding die je volgt:
1. Cursisten Wedstrijdsport Dressuur geven 30 minuten dressuurles
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
12
2. Cursisten Wedstrijdsport Allround geven 40 minuten een gecombineerde spring- en
dressuurles
3. Cursisten Wedstrijdsport Eventing geven zowel dressuur/springles als crossles (totaal
60 minuten)
4. Cursisten Wedstrijdsport Mennen geven 30 minuten dressuurles
Bij een herexamen kan de opzet afwijkend zijn en dien je zo nodig zelf zorgt te dragen voor
combinaties om aan les te geven.
Voor de examenles vul je van tevoren een lesvoorbereidingsformulier in, dat je meeneemt
naar het examen. Let erop dat je de les moet geven op het hoogste niveau van de
breedtesport (dus ZZ-licht voor dressuur, M/L voor allround en Z voor mennen en eventing).
De les wordt voorafgegaan door een planningsinterview. Hierin bespreek je onder andere het
lesvoorbereidingsformulier dat je hebt ingevuld en motiveer je keuzes die je in de
voorbereiding hebt gemaakt. Afhankelijk van de lesvoorbereiding die je hebt gemaakt en de
combinaties waaraan je lesgeeft, kan het zijn dat de examinator je nog een aanvullende
opdracht meegeeft om uit te voeren tijdens de les. Een bespreking van het filmpje dat je voor
het examen hebt ingeleverd, maakt ook deel uit van het planningsgesprek.
Na de les volgt een reflectie-interview, waarin je onder andere aangeeft hoe je zelf terugkijkt
op de les. De examinator kan vragen stellen over de les die je hebt gegeven, maar ook over
dingen die niet aan de orde zijn geweest in de les (stel dat dit of dat was gebeurd, hoe had je
dan gereageerd). Tevens kan de examinator vragen stellen met betrekking tot ruiterfitheid
(bijvoorbeeld welke oefeningen je de ruiter zou adviseren) en rij- of mentechniek.
Let op! Je wordt alleen toegelaten tot de praktijkbeoordeling Lesgeven als je voldoet
aan de volgende voorwaarden:
1. Je bent geslaagd voor de theorietoets Rij- Mentechniek/disciplinereglement.
2. Je bent bij minimaal 24 van de 30 lessen aanwezig geweest;
3. Je hebt een opleidingscijfer van minimaal 5,5;
4. Je hebt een geldig BHV-certificaat geüpload in Moodle op uiterlijk 1 december 2017.
(let op de geldigheidsduur van het BHV-certificaat, het certificaat moet op 1
december 2017 geldig zijn).
5. Het filmpje is op uiterlijk 1 december 2018 ingeleverd in de digitale leeromgeving.
Als je niet aan deze voorwaarden voldoet, verlies je één examenkans en ben je aangewezen
op de herkansing (deze wordt apart in rekening gebracht). Bij een onvoldoende
opleidingscijfer word je ook niet toegelaten tot de herkansing, maar moet je eerst meer
lessen volgen om alsnog een voldoende te halen voor je opleidingscijfer.
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
13
2. PVB 3.2 Coachen bij wedstrijden
Deze PVB is een portfoliobeoordeling. In het portfolio Coachen bij wedstrijden neem je
bewijsmateriaal op waaruit blijkt dat je paardensporters kunt begeleiden bij wedstrijden, dat
je wedstrijden kunt voorbereiden en dat je aanwijzingen kunt geven. Om dit te bewijzen,
neem je in ieder geval de volgende bewijsstukken op in je portfolio:
1. Een wedstrijdplan voor een bepaalde wedstrijd
2. Een planning en evaluatie van een voorbespreking voor een wedstrijd
3. Een evaluatieverslag
4. Een verslag van de nabespreking
Je coacht de ruiter/rijder vóór, tijdens en na een officiële KNHS-wedstrijd (geen Impuls
rubriek).
1. Wedstrijdplan
Voorafgaand aan de wedstrijd maak je een wedstrijdplan.
Werkwijze:
1. Analyseer de sterke en zwakke punten van je combinatie
2. Formuleer doelstellingen voor de wedstrijd, die zijn gericht op het eigen handelen
3. Bedenk een (wedstrijd)plan gericht op het realiseren van de doelstellingen
Vormvereisten: Het wedstrijdplan heeft de titel ‘Wedstrijdplan’ en bevat minimaal de kopjes
‘Sterkte-zwakte analyse’, ‘Doelstellingen’ en ‘Wedstrijdplan’.
2. Voorbespreking van de wedstrijd
Je houdt een korte voorbespreking met de ruiter/rijder.
Werkwijze:
1. Bereid de voorbespreking voor aan de hand van het wedstrijdplan (zie onderdeel 1)
2. Houd de voorbespreking en benadruk de eigen sterke kanten van de ruiter/rijder en
zijn paard
3. Check of de ruiter/rijder de afspraken heeft begrepen
4. Beschrijf hoe de voorbespreking is verlopen
Vormvereisten: Je levert een document in met de titel ‘Voorbespreking van de wedstrijd’. Dit
document bevat minimaal de kopjes ‘voorbereiding’ en ‘evaluatie’ (dit is hetgeen je bij punt 4
hebt beschreven).
3. Evaluatieverslag
Binnen de mogelijkheden die je hebt als instructeur, zul je je ruiter/rijder tijdens de wedstrijd
coachen door het geven van relevante aanwijzingen. De mogelijkheden hiervoor verschillen
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
14
per discipline, maar tijdens het losrijden kun je in ieder geval aanwijzingen geven. Hierbij
gaat de stelregel ‘niet het vele is goed maar het goede is veel’ altijd op.
Werkwijze:
1. Vraag een collega (medecursist, instructeur of je praktijkbegeleider) om je tijdens het
coachen bij een wedstrijd te observeren
2. Neem het wedstrijdplan (zie onderdeel 1) als uitgangspunt voor je coaching
3. Kies een positie van waaruit je de ruiter/rijder kan en mag coachen
4. Formuleer je aanwijzingen zo kort en krachtig als mogelijk
5. Benadruk wat goed gaat
6. Geef je aanwijzingen op een moment dat de ruiter er wat aan heeft
7. Controleer of de aanwijzingen worden begrepen
8. Evalueer na de wedstrijd met de ruiter je coaching
9. Bespreek met je collega aan de hand van de observatiegegevens je coaching
10. Formuleer verbeterpunten
Vormvereisten: Het verslag van de evaluatie heeft de titel ‘Evaluatie Coaching’ en bevat
minimaal de kopjes ‘Evaluatie met ruiter/rijder’, ‘Mening collega’ en ‘Eigen bevindingen’. Het
verslag heeft een bijlage met als titel ‘Observatieverslag van collega’. Deze bijlage is
geschreven door degene die je heeft geobserveerd en bevat de (ingescande) handtekening
van deze persoon.
4. Verslag van de nabespreking
Elke wedstrijd kan bruikbare informatie opleveren voor de volgende keer. Het is daarom van
belang zorgvuldig te evalueren en hier je ruiter bij te betrekken.
Werkwijze:
1. Bedenk wat het juiste moment is om te evalueren. Soms is dit direct na afloop van de
wedstrijd, soms is het beter te wachten tot bijvoorbeeld de volgende les.
2. Bedenk de globale lijn/belangrijkste gesprekspunten
3. Geef de ruiter de gelegenheid hun eigen gevoel over de wedstrijd weer te geven
4. Evalueer met de ruiter/rijder zijn handelen tijdens de wedstrijd in relatie tot de
afspraken die vooraf zijn gemaakt
5. Stel open vragen aan de ruiter
6. Besteed ook aandacht aan (stel vragen over) jouw coaching en het effect hiervan op
het handelen van de ruiter
7. Bespreek de voorbereiding van de ruiter/rijder
8. Trek conclusies voor volgende trainingen en/of wedstrijden
Vormvereisten: Het verslag van de nabespreking heeft de titel ‘Nabespreking’ en bevat
minimaal de kopjes ‘Voorbereiding/gesprekspunten’, ‘Verloop nabespreking’ en ‘Conclusies
voor het vervolg’.
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
15
3. PVB 3.3 Organiseren van activiteiten en
PVB 3.4 Aansturen van kader
Deze twee PVB’s zijn portfoliobeoordelingen en worden in samenhang getoetst. Dat
betekent dat je één portfolio inlevert met daarin bewijsmateriaal voor beide PVB’s. Deze PVB
mag je ook buiten je stage lesgeven uitvoeren.
Portfoliobeoordeling
In het portfolio Organiseren activiteiten / aansturen kader neem je bewijsmateriaal op waaruit
blijkt dat je paardensportgerelateerde activiteiten kunt voorbereiden, uitvoeren en evalueren
en dat je daarbij vrijwilligers en eventueel andere instructeurs kunt aansturen: je moet hen
informeren, opdrachten geven en begeleiden.
Om dit te bewijzen, neem je in ieder geval de volgende bewijsstukken op in je portfolio:
1. Draaiboek
2. Instructie aan de vrijwilliger(s) en/of instructeurs
3. Verslag van de activiteit, inclusief evaluatie en een verslag van jouw kwaliteiten als
begeleider
1. Draaiboek
Je organiseert een activiteit die gericht is op het werven, behouden en ontwikkelen van
ruiters/menners. De activiteit heeft betrekking op minimaal acht deelnemers en duurt
minimaal één uur. Je maakt een draaiboek voor het organiseren van de activiteit. De
activiteit mag géén les, training of wedstrijd zijn (oefendressuur o.i.d. mag wel, zolang het
maar geen wedstrijd heet). Voorbeelden van activiteiten: buitenrit, clinic, schriktraining,
spelmiddag, open dag op de manege/stal.
Werkwijze:
1. In geval je de activiteit voor een opdrachtgever (bijv. manege of trainingsstal)
organiseert: Bespreek met de opdrachtgever op hoofdlijnen de activiteit die je gaat
organiseren (doelstelling, doelgroep, tijdspad, medewerkers, accommodatielocatie en
budget)
2. Informeer naar bestaande draaiboeken
3. Verzamel gegevens over de activiteit (kijk bij vergelijkbare activiteiten)
4. Stel een globaal plan van aanpak op (of bij).
5. Betrek potentiële medewerkers
6. Werk op basis van verzamelde gegevens, gesprekken en plan van aanpak het
draaiboek uit (of stel het bestaande draaiboek bij). Neem in het draaiboek in ieder
geval het volgende op: het programma van de dag, een rooster/indeling van
werkzaamheden van medewerkers/vrijwilligers, welke materialen je gebruikt en een
veiligheidsplan (welke veiligheidsmaatregelen neem je en wat doe je als er
onverhoopt iets gebeurt)
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
16
7. Presenteer het draaiboek aan de opdrachtgever (als je de activiteit voor een
opdrachtgever organiseert).
Vormvereisten: Het draaiboek heeft de titel ‘Draaiboek’ en bevat minimaal de kopjes
‘Programma’, ‘Indeling werkzaamheden’, ‘Materialen’ en ‘Veiligheidsplan’.
2. Instructie aan de vrijwilliger(s) en/of instructeurs
De activiteit wordt door jou georganiseerd, maar het is niet de bedoeling dat je al het werk
alleen doet. Je laat je helpen door bijvoorbeeld ouders, vrijwilligers, andere instructeurs, etc.
Deze personen worden door jou aangestuurd. Voor een goed verloop van de activiteit is het
van belang dat iedereen weet wat van hem/haar verwacht wordt. Het is daarom handig om
een bijeenkomst (briefing) te houden waarin de plannen worden besproken en nader wordt
ingegaan op de verdeling van taken en verantwoordelijkheden.
Werkwijze:
1. Nodig iedereen ruim van tevoren op een handig tijdstip uit
2. Stel een agenda op die ruimte biedt voor vragen
3. Zorg dat er voor iedereen een (verkort) draaiboek is en een toelichting op de taken en
verantwoordelijkheden van de betreffende medewerker
4. Ga na of iedereen zich kan vinden in de voorgestelde organisatie
5. Bespreek met iedereen persoonlijk de taken en verantwoordelijkheden
6. Maak duidelijke afspraken voor het vervolg
Vormvereisten: De instructie heeft de titel ‘Instructie aan medewerkers’ en bevat minimaal
de kopjes ‘Agenda en actiepunten’ (deze actiepunten stel je op n.a.v. de bijeenkomst met de
medewerkers) en ‘Uitwerking taken en verantwoordelijkheden’.
3. Verslag en evaluatie van de activiteit
Je organiseert de activiteit aan de hand van het opgestelde draaiboek. Na afloop evalueer je
de activiteit om daaruit lessen voor het vervolg te kunnen trekken.
Werkwijze:
1. Voer het draaiboek uit
2. Zorg dat je tijdens de activiteit zicht hebt op de verrichtingen van de medewerkers
3. Geef indien nodig tijdens de activiteit aanwijzingen m.b.t. de uitvoering van de
werkzaamheden en controleer of deze aanwijzingen worden begrepen en opgevolgd.
4. Let op de manier waarop de medewerkers omgaan met de deelnemers
5. Grijp alleen in als dat echt noodzakelijk is en doe het dan op een manier die het
natuurlijke verloop van de activiteit het minst stoort.
6. Vraag na afloop aan de deelnemers hoe ze de activiteit hebben ervaren. Wat vonden
ze leuk of juist niet leuk? Wat vonden ze van de organisatie, waren de dingen goed
geregeld? Hebben ze suggesties voor verbetering?
7. Vraag na afloop aan de medewerkers hoe ze de activiteit hebben ervaren. Was
duidelijk wat ze moesten doen? Zijn ze tegen dingen aangelopen?
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
17
8. Vraag na afloop aan de opdrachtgever (indien van toepassing) hoe hij de activiteit
heeft ervaren? Voldeed de activiteit aan de verwachting? Heeft hij suggesties voor
verbetering/aanpassing?
9. Maak een verslag van de activiteit waarin je de evaluatie met de deelnemers, de
medewerkers en de opdrachtgever beschrijft. Beschrijf in het verslag ook hoe je zelf
terugkijkt op de activiteit. Hoe is de activiteit verlopen? Welke dingen gingen goed?
Wat zou je een volgende keer anders doen? Hoe wil je nog verbeteren?
10. Vraag de medewerkers na afloop van de activiteit hoe ze jouw begeleiding hebben
ervaren en vraag hen hun feedback aan jou op papier te zetten.
11. Maak een verslag over jouw kwaliteiten als begeleider. Verwerk hierin
feedback van de door jou begeleide instructeur of vrijwilliger. Wat heeft deze als
positief ervaren en wat zou naar haar/zijn idee beter kunnen? Geef aan in hoeverre je
je in deze feedback kunt vinden (welke punten wel en welke punten niet) en wat je
hiervan geleerd hebt. De schriftelijke feedback van de medewerker(s) voeg je
als bijlage bij het verslag.
Vormvereisten: De evaluatie (dit is het verslag dat je maakt bij punt 9) heeft de titel
‘Evaluatie activiteit’ en bevat minimaal de kopjes ‘Evaluatie met deelnemers’, ‘Evaluatie met
medewerkers’ en ‘Eigen bevindingen’. Indien je de activiteit hebt georganiseerd voor een
opdrachtgever, bevat de evaluatie tevens het kopje ‘Evaluatie met opdrachtgever’.
Daarnaast levert je een verslag in met de titel ‘Mijn kwaliteiten als begeleider’ (dit is het
verslag dat je maakt bij punt 11). Dit verslag heeft een bijlage met als titel ‘Feedback van
medewerker(s)’.
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
18
4. PVB 3.6 Trainen van paarden
Deze PVB is een praktijkbeoordeling. Je moet aantonen dat je twee paarden kunt trainen.
Let op: Deze PVB heb je al tijdens de toelatingstest gedaan. Als je hiervoor nog niet
geslaagd bent, kun je de PVB in januari 2018, juni 2018 of januari 2019 herkansen.
Praktijkbeoordeling
De vorm van het examen is afhankelijk van de opleidingsvariant die je volgt. Bij een
herexamen kan de opzet afwijkend zijn.
1. Wedstrijdsport Dressuur
Tijdens het examen rijd je twee paarden: je eigen paard en een paard van een van je
medekandidaten. Welk paard jouw tweede paard is, wordt bepaald door loting. Tijdens het
examen rijd je je eigen paard los op een manier die past bij het exterieur en africhtingsniveau
van het paard. De volgende onderdelen moeten tijdens het losrijden verplicht worden
getoond: stap, draf en galop, lichtrijden, overgangen, tempowisselingen in draf en galop,
enkele passen wijken of schoudervoor. Meer dressuuroefeningen mogen worden getoond,
maar deze moeten dan wel functioneel zijn en gebruikt worden als middel om het paard te
verbeteren (niet als doel). Na het losrijden rijd je enkele oefeningen, afgestemd op de
africhtingsgraad van het paard. In ieder geval dient getoond te worden (waarbij je in draf
doorzit): een appuyement of travers in draf, contragalop, een galopappuyement, (het begin
van) een arbeidspirouette, een vliegende galopwissel, een keertwending in stap. Het is
uiteraard toegestaan in de training het paard een aantal keer de hals te laten strekken.
Je geeft zelf aan (na maximaal 25 minuten, gerekend vanaf het begin van het examen)
wanneer jij en je paard klaar zijn voor het rijden van (een deel van) een ZZ-licht proef. Je rijdt
op aanwijzen van de examinator een aantal oefeningen uit een ZZ-licht proef achter elkaar.
Tenslotte geef je het paard de juiste cooling-down, waarbij je in ieder geval het halsstrekken
in draf toont.
Het tweede paard rijd je gedurende ongeveer 15 minuten. Het is verplicht een aantal van de
volgende oefeningen te laten zien (waarbij je in draf doorzit): een appuyement of travers in
draf, contragalop, een galopappuyement, (het begin van) een arbeidspirouette, een
vliegende galopwissel, een keertwending in stap.
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
19
Na afloop van het examen volgt een reflectie-interview over zaken die zich in de praktijk niet
hebben voorgedaan, of waarover nog twijfel bestaat of je ze beheerst (er kan dan
bijvoorbeeld gevraagd worden waarom je een oefening op een bepaalde manier gereden
hebt).
2. Wedstrijdsport Allround
Tijdens het examen rijd je twee paarden: je eigen paard ( M-geklasseerd) en een paard van
een van de medekandidaten (dat betekent dus ook dat je eigen paard ook wordt gereden
door een medekandidaat). Welk paard jouw tweede paard is (en ook wie er als tweede op
jouw paard moet), wordt bepaald door loting. De loting is bij het verstrekken van het
tijdschema bekend. Er kunnen omstandigheden zijn (bijv. afmelding van een kandidaat),
waardoor je tijdens de toets toch op een ander paard moet rijden.
Het examen bestaat uit twee gedeelten. In het eerste gedeelte train je je eigen paard
dressuurmatig en rijd je ook een gedeelte van een M2 proef. Daarna rijd je het tweede paard
los en vervolgens rijd je oefeningen uit een M2 proef. Het eerste gedeelte van het examen
duurt ongeveer 45 minuten. In het tweede gedeelte van het examen rijd je paard los en
spring je vervolgens een parcours van 1.10m. Daarna rijd je het tweede paard los, en spring
je hetzelfde parcours maar dan op een hoogte van 1.00m. Het tweede gedeelte duurt
ongeveer 35 minuten. Het is jouw verantwoordelijkheid om er voor te zorgen dat jij en het
paard dat je rijdt het gevraagde niveau aankunnen.
Tijdens het examen rijd je je eigen paard los op een manier die past bij het exterieur en
africhtingsniveau van het paard. De volgende onderdelen moeten tijdens het losrijden
verplicht worden getoond: stap, draf en galop, lichtrijden, overgangen, tempowisselingen in
draf en galop. Meer dressuurmatige oefeningen mogen worden getoond, maar deze moeten
dan wel functioneel zijn en gebruikt worden als middel om het paard te verbeteren (niet als
doel). Na het losrijden geef je zelf aan wanneer jij en je paard klaar zijn voor het rijden van
een proef. (na maximaal 25 minuten, gerekend vanaf het begin van het examen). Je rijdt op
aanwijzen van de examinator een aantal oefeningen uit een M2 proef achter elkaar.
Tenslotte geef je het paard de juiste cooling-down, waarbij je in ieder geval het hals strekken
in draf toont.
Na afloop van de test volgt een reflectie-interview over zaken die zich in de praktijk niet
hebben voorgedaan, of waarover nog twijfel bestaat of je ze beheerst (er kan dan
bijvoorbeeld gevraagd worden waarom je een oefening op een bepaalde manier gereden
hebt).
Je rijdt de gehele toets met een optoming conform wedstrijdreglement. Je bent gekleed in
correct ruitertenue met veiligheidshelm.
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
20
3. Wedstrijdsport Eventing
Het examen bestaat uit twee gedeelten: tijdens het eerste gedeelte (ochtend) rijd je dressuur
en springen met je eigen cursuspaard. In het tweede gedeelte (middag) rijd je een cross met
je eigen cursuspaard en rijd je een tweede paard dressuurmatig en spring je met dit paard
enkele crosshindernissen. Welk paard jouw tweede paard is, wordt bepaald door loting.
Tijdens het eerste deel van het examen rijd je je eigen paard los en train je het
dressuurmatig, waarbij de volgende onderdelen verplicht moeten worden getoond: stap, draf
en galop, lichtrijden en doorzitten, overgangen en tempowisselingen in draf en galop,
schouderbinnenwaarts, achterwaarts, contragalop. Je geeft zelf aan (na maximaal 20
minuten, gerekend vanaf het begin van het examen) wanneer jij en je paard klaar zijn voor
het rijden van (een deel van) een FEI CCI / CIC 1* proef. Je rijdt op aanwijzen van de
examinator een aantal oefeningen uit een FEI CCI / CIC 1* proef achter elkaar. Vervolgens ga
je het paard voorbereiden op het springen van een parcours. Daarbij rijd je in ieder geval
enkele springtechnische oefeningen (dubbelsprong, (gebroken) lijntje, oxer, eenvoudige
stijlsprong) afgestemd op de africhtingsgraad van het paard. In de rijbaan is iemand
aanwezig die op jouw aanwijzingen hindernissen aan kan passen (hoger of lager, breder of
smaller). Het is uiteraard toegestaan in de training het paard een aantal keer de hals te laten
strekken. Je geeft zelf aan (na maximaal 15 minuten, gerekend vanaf het begin van het
springen) wanneer jij en je paard klaar zijn voor het springen van het parcours. De
hindernissen in dit parcours hebben een hoogte van 1.15 meter. Het betreft één van de twee
vaste parcoursen, waarvan de tekeningen beschikbaar, zodat het examenparcours geoefend
kan worden. De examencommissie beslist tijdens de examendag welke van beide
parcoursen gesprongen wordt. Tenslotte geef je het paard de juiste cooling-down, waarbij je
in ieder geval het halsstrekken in draf toont.
In het tweede gedeelte bereid je het paard voor op het rijden van een (verkorte) cross
waarbij de hindernissen een maximale hoogte hebben van 110 centimeter. Voorafgaand
mag je je paard naar behoefte losrijden (niet in aanwezigheid van de examinator). Na
ongeveer 10 minuten rijd je een (verkorte) Z-cross. Na afloop van de cross rijd je het tweede
paard ongeveer 15 minuten dressuurmatig en spring je met het tweede paard enkele
voorgeschreven crosshindernissen.
Na afloop van het examen volgt een reflectie-interview over zaken die zich in de praktijk niet
hebben voorgedaan, of waarover nog twijfel bestaat of je ze beheerst (er kan dan
bijvoorbeeld gevraagd worden waarom je een oefening op een bepaalde manier gereden
hebt).
4. Wedstrijdsport Mennen
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
21
Tijdens het examen men je twee paarden: je eigen cursuspaard en een paard van een van je
medecursisten. Welk paard jouw tweede paard is, wordt bepaald door loting. De loting is
ruim op tijd bekend, zodat je gelegenheid hebt om met dit paard oefenen (er kunnen
omstandigheden zijn (bijv. een geblesseerd paard), waardoor je tijdens het examen toch een
ander paard moet mennen). Tijdens het examen rijd je je eigen paard los op een manier die
past bij het exterieur en africhtingsniveau van het paard. De volgende onderdelen moeten
tijdens het losrijden verplicht worden getoond: stap, draf en galop, overgangen,
tempowisselingen in draf en galop. Meer dressuuroefeningen mogen worden getoond, maar
deze moeten dan wel functioneel zijn en gebruikt worden als middel om het paard te
verbeteren (niet als doel). Na het losrijden rijd je enkele oefeningen, afgestemd op de
africhtingsgraad van het paard. In ieder geval dient getoond te worden: een volte 10 meter,
een slangenvolte met 4 bogen, galopwissels via enkele drafpassen, keertwending naar links
en naar rechts en achterwaarts. Het is uiteraard toegestaan in de training het paard een
aantal keer de hals te laten strekken.
Je geeft zelf aan (na maximaal 25 minuten, gerekend vanaf het begin van het examen)
wanneer jij en je paard klaar zijn voor het rijden van (een deel van) een ZZ proef
(enkelspan). Je ment op aanwijzen van de examinator een aantal oefeningen uit een ZZ
proef achter elkaar. Tenslotte geef je het paard de juiste cooling-down, waarbij je in ieder
geval het halsstrekken in draf toont.
Het tweede paard men je gedurende ongeveer 15 minuten. Het is verplicht een aantal van
de volgende oefeningen te laten zien: een volte 10 meter, een slangenvolte met 4 bogen,
galopwissels via enkele drafpassen, keertwending naar links en naar rechts en achterwaarts.
Na afloop van het examen volgt een reflectie-interview over zaken die zich in de praktijk niet
hebben voorgedaan, of waarover nog twijfel bestaat of je ze beheerst (er kan dan
bijvoorbeeld gevraagd worden waarom je een oefening op een bepaalde manier gereden
hebt).
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
22
5. PVB 3.7 Beoordelen geschiktheid van
een paard Deze PVB bestaat uit een praktijkbeoordeling. Bij de praktijkbeoordeling moet je aantonen
dat je kunt beoordelen of een paard geschikt is voor het doel waarvoor hij gebruik gaat
worden.
Dat doel is afhankelijk van de variant die je volgt:
1. Voor Wedstrijdsport Dressuur: uitkomen in de klasse ZZ-licht dressuur
2. Voor Wedstrijdsport Allround: uitkomen in de klasse L- springen, M-dressuur
3. Voor Wedstrijdsport Mennen: uitkomen in de klasse Z-dressuur
4. Voor Wedstrijdsport Eventing: uitkomen in de klasse Z
Praktijkbeoordeling
Tijdens het examen bekijk je samen met de examinator filmpjes van twee paarden. Tijdens
het bekijken van de bewegende beelden van de paarden, vertel je de examinator wat je ziet
aan de paarden. Wat kun je zeggen over het exterieur, beweging, springvermogen (alleen
voor WS Springen)? Heeft het paard zichtbare beengebreken? Hoe is de stand van de
benen? Je geeft aan in hoeverre je beide paarden geschikt vindt voor het betreffende doel
(afhankelijk van de variant die je volgt, zie hierboven). Je neemt daarbij ook de verschillende
gezondheidsaspecten van het paard in ogenschouw (bijvoorbeeld beengebreken en
voedingstoestand). Je geeft ook aan welk type ruiter (bijv. qua lichaamsbouw, karakter,
ambities) je bij de betreffende paarden vindt passen. De examinator stelt hier ook
aanvullende vragen over.
Bij een herexamen kan de opzet afwijkend zijn.
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
23
Tijdsplanning PVB’s
Je hebt drie jaar de tijd om alle examens en portfolio-opdrachten met een voldoende af te
sluiten en zo je diploma in ontvangst te nemen. Dat wil zeggen dat je alle PVB’s moet
hebben afgerond op uiterlijk 1 september 2020. Om je diploma echter in ontvangst te kunnen
nemen tijdens de officiële uitreiking in februari 2019, moet je voldoen aan de hieronder
genoemde deadlines.
Wanneer moet ik opdrachten inleveren of examens hebben gehaald?
Inleveren portfolio-opdrachten voor portfoliobeoordeling:
Om je diploma tijdens de officiële uitreiking in
februari 2019 in ontvangst te kunnen nemen,
dien je alle portfolio-opdrachten (inclusief
eventuele herkansingen) voor 1 december 2018
ingeleverd te hebben. Natuurlijk mag je de
portfolio-opdrachten ook eerder inleveren. Houd
rekening termijn van 15 werkdagen tussen
inleveren van je portfolio en de beoordeling
daarvan.
Filmpje t.b.v. het praktijkexamen Lesgeven:
De link naar dit YouTube-filmpje moet t voor 1
december 2018 worden ingeleverd om mee te
kunnen doen aan het reguliere Lesgeven in
januari 2019. Bij een herexamen van het
praktijkexamen Lesgeven, kun je tot twee weken
voorafgaand aan het examen een nieuw filmpje
inleveren. Heb je op deze datum geen nieuw
filmpje aangeleverd, dan wordt het filmpje
gebruikt dat je voor je eerste examen hebt
ingeleverd.
Praktijkexamen Lesgeven:
In januari 2019. Herkansing in juni 2019, 2e
herkansing in januari 2020.
Toets Rijtechniek: Theorietoets Rij/mentechniek/disciplinereglement
moet gehaald zijn voor het examen Lesgeven. Er
zijn twee herkansingsmomenten. De toets wordt
digitaal afgenomen en over de inschrijving
hiervoor wordt je op de hoogte gehouden. Als je
3x bent gezakt voor de digitale toets, is het
PVB-wijzer 2017-2019 Instructeur Wedstrijdsport
24
mogelijk om een mondelinge toets te doen (tegen
meerprijs).
BHV-cursus Het certificaat moet zijn geüpload voor 1
december 2018.
Kosten voor herkansingen
De kosten van herkansingen zijn niet in de cursusprijs inbegrepen. Per herkansing betaal je:
1. Theorietoets digitaal €10 2. Theorietoets mondeling (alleen mogelijk na 3x gezakt voor de digitale toets) € 45 3. Praktijkexamen Lesgeven €135 4. Praktijkexamen Geschiktheid Paard €100 5. Portfoliobeoordeling Lesgeven €25 6. Portfoliobeoordeling Organiseren activiteiten/ aansturen kader €15
7. Portfoliobeoordeling Coachen bij wedstrijden €15
8. Praktijkexamen Trainen van een paard dressuur/ allround € 135, mennen € 165, eventing € 209,-
Alle examenprotocollen met daarin de beoordelingscriteria, kun je vinden in het toetsplan op
Moodle.
Belangrijk om te weten
Als je gestart bent met de opleiding worden de kosten niet meer gerestitueerd. Je bent
verplicht om alle termijnen te voldoen.
Bij herexamens moeten cursisten zo nodig zelf zorg dragen voor combinaties/paarden.
Als je een PVB uiteindelijk niet behaalt, kun je in de daarop volgende opleiding de lessen
nogmaals volgen. In overleg met de afdeling Opleidingen wordt bepaald welke lessen
gevolgd moeten worden en wat de kosten zijn.
Als je de opleiding niet binnen de gestelde tijd afrondt, moet je je opnieuw aanmelden voor
de opleiding. Je kunt de behaalde portfolio opdrachten weer inleveren, de praktijkexamens
doe je opnieuw. Je dient aan alle voorwaarden te voldoen.