props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan...

53
Samenvatting de lá Valerie Y Tyree Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer, C. en Brennecke, S. (2014). Media en Publiek. H8 (p.177- 198) en H9 (p. 201-210). * Volders, S. (2013). Social Media zetten de agendasettinghtheorie op z’n kop. http://www.marketingfacts.nl/berichten/social-media- zetten-de-agenda-setting-theorie-op-zn-kop * Stichting WOMEN Inc. (2017). Beperkt zicht - De rol van mediamakers in beeldvorming. https://www.womeninc.nl/Uploaded_files/DownloadLinks/beperkt-zicht- de-rol-van-mediamakers-in-beeldvorming.799def.pdf * Janssen, K. & Ruigrok, N. (2013). Vrouwen in de media 2012. Een onderzoek naar de zichtbaarheid van vrouwen in de Nederlandse media van 2012. Amsterdam: Nieuwsmonitor. * Vliegenthart, R. (2015). Mediamacht. De interactie tussen media, publiek en politiek. H11 In: Bardoel en Wijfjes (Ed.). Journalistieke Cultuur in Nederland, 2e druk. * Dekker, A. (2014). Framing in 140 tekens. Een inhoudsanalyse naar de manier waarop politici gebruik maken van frames op Twitter. http://dare.uva.nl/cgi/arno/show.cgi?fid=544013 * Ruigrok, N., Van Atteveldt, W., Gagestein, S. & Van Keulen, R. (2017). ’15 Minutes of Fame’. De invloed van Nederlandse media tijdens de verkiezingscampagne van 2017, pp. 63 – 70. Onderzoeksrapport. Amsterdam: Nieuwsmonitor. * De verkiezingscampagne als strijd. http://www.denieuwereporter.nl/2017/03/de-verkiezingscampagne-als- strijd/ * Van Praag, P. & Brants, K. (2014). De macht van medialogica. In: P. Van Praag & K. Brants (Eds.). Media, Macht & Politiek, p. 3-20. * Evers, H. (2012). Media-ethiek, H4, 6 en 8. 4e druk. * Collegestof van Journalism Studies en Ethiek (zie portal in de map Journalism Studies). * Leidraad voor Journalistiek * Villamedia, nummer 1 & nummer 2, 2018 https://www.villamedia.nl/magazine

Transcript of props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan...

Page 1: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

Samenvatting de lá Valerie Y TyreeOok met dank aan Stefan Rietjens :)

TOETSSTOF* Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer, C. en Brennecke, S. (2014). Media en Publiek. H8 (p.177-198) en H9 (p. 201-210). * Volders, S. (2013). Social Media zetten de agendasettinghtheorie op z’n kop. http://www.marketingfacts.nl/berichten/social-media-zetten-de-agenda-setting-theorie-op-zn-kop* Stichting WOMEN Inc. (2017). Beperkt zicht - De rol van mediamakers in beeldvorming. https://www.womeninc.nl/Uploaded_files/DownloadLinks/beperkt-zicht-de-rol-van-mediamakers-in-beeldvorming.799def.pdf* Janssen, K. & Ruigrok, N. (2013). Vrouwen in de media 2012. Een onderzoek naar de zichtbaarheid van vrouwen in de Nederlandse media van 2012. Amsterdam: Nieuwsmonitor.* Vliegenthart, R. (2015). Mediamacht. De interactie tussen media, publiek en politiek. H11 In: Bardoel en Wijfjes (Ed.). Journalistieke Cultuur in Nederland, 2e druk.* Dekker, A. (2014). Framing in 140 tekens. Een inhoudsanalyse naar de manier waarop politici gebruik maken van frames op Twitter. http://dare.uva.nl/cgi/arno/show.cgi?fid=544013* Ruigrok, N., Van Atteveldt, W., Gagestein, S. & Van Keulen, R. (2017). ’15 Minutes of Fame’. De invloed van Nederlandse media tijdens de verkiezingscampagne van 2017, pp. 63 – 70. Onderzoeksrapport. Amsterdam: Nieuwsmonitor. * De verkiezingscampagne als strijd. http://www.denieuwereporter.nl/2017/03/de-verkiezingscampagne-als-strijd/* Van Praag, P. & Brants, K. (2014). De macht van medialogica. In: P. Van Praag & K. Brants (Eds.). Media, Macht & Politiek, p. 3-20. * Evers, H. (2012). Media-ethiek, H4, 6 en 8. 4e druk.* Collegestof van Journalism Studies en Ethiek (zie portal in de map Journalism Studies). * Leidraad voor Journalistiek* Villamedia, nummer 1 & nummer 2, 2018 https://www.villamedia.nl/magazine

Page 2: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

WAT IS ONDERZOEKHoofdstuk 2 (Pagina 55 t/m 80):

Hoofddoel van dit hoofdstuk: leren hoe je een onderzoeksonderwerp afbakent en de aanleiding tot een onderzoek opstellen.*Belangrijke gedeeltes voor het hoofddoel van dit hoofdstuk zijn onderstreept.

Belangrijkste begrippen en hun betekenis voor H2Aanleiding tot onderzoek: Reden waarom je een bepaald onderzoek opstart.Vooronderzoek: Informatie verzamelen over het onderzoeks- onderwerp.Big6: Zoekmethode, toegepast op literatuuronderzoek.Informatiezoekregels: Hulpmiddelen bij het zoeken naar informatie.Logboek: Onderzoeksdagboek.Mijlpaal: Belangrijk tijdstip (meetpunt, keuzemoment) tijdens het onderzoek.Cloud: Een online opslagdienst voor het delen van bestanden.

2.1 Keuze van je onderwerpBij het kiezen van een keuze van je onderwerp, iets dat zelden gebeurt, heb je drie mogelijkheden:

1) Vrije keuze : Je stelt zelf een onderwerp voor, mits het aan een aantal voorwaarden voldoet;2) Praktijkopdracht : Van een opdrachtgever krijg je een verzoek / opdracht;3) Opleidingsprogramma: Je maakt een keuze uit de onderwerpen die jouw opleiding aanbiedt.

Dit kan variëren van een lijst met onderwerpen die voldoen aan de voorwaarden die de opleiding stelt, tot en met een onderwerp dat binnen het onderzoeksprogramma van een faculteit past. In het laatste geval gaat het om fundamenteel onderzoek.

Hoe jij je eigen onderwerp kiest hangt af van:1) Jouw ideeën over de inrichting van het onderzoek;2) Je belangstelling voor een bepaald onderwerp (of gebied);3) Het omschrijvingsproces met jouw opdrachtgever;4) Hoe capabel jij zelf met het onderwerp.

Bij een praktijkonderzoek is er meestal sprake van een praktijkprobleem dat met behulp van onderzoek wordt opgelost. Denk aan het praktijkprobleem van spijbelgedrag. Wanneer een praktijkvraag en een kennisvraag samenkomen, vormt het een probleemanalyse, die zelf overgaat naar een onderzoeksvoorstel. Zie pagina 57 voor het schema en pagina 58, 59 & 60 voor voorbeelden van aanleidingen tot onderzoek.

2.2 Opdrachtgevers, balans tussen wens en mogelijkheid:

In de meeste gevallen is de vraag duidelijk, maar soms is er sprake van een verborgen doelstellingen (woooh!). In dit soort gevallen moet je goed zoeken naar de achterliggende reden, voordat je om de tuin geleid wordt.Soms is het lastig om aan de wensen van je opdrachtgever te voldoen. Hier is een hele waslijst met hoe je die peer happy kan houden:

1) Zorg dat je de organisatie van je opdrachtgever (goed) kent;2) Zet jezelf overtuigend neer;3) Luister goed en vraag door; presenteer niet zomaar ‘de oplossing’;4) Noteer je ervaringen van het eerste gesprek met de opdrachtgever;

Page 3: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

5) Probeer geen gelijk te krijgen, ook al heb je het (wat je zeker hebt);6) Blijf afstandelijk en kritisch naar het onderwerp kijken;7) Weet wat de opdrachtgever van jou verwacht;8) Zorg dat je helder het onderzoeksdoel krijgt;9) Maak een mix van de kennis uit je opleiding en de kennis uit de praktijk;10) Maak met de opdrachtgever duidelijke afspraken over de procedure;11) Vraag je of en hoe, je antwoord kunt geven op de vraag;12) Werk een advies/voorstel uit.

Afbakenen van het onderwerp:Het doel van afbakenen is om de vraag van de opdrachtgever te vertalen naar een onderzoekbare vraag. Je kijkt dan ook naar de bekendheid en je eigen kennis over het onderwerp. De mogelijkheden en beperkingen van het afbakenen van het onderwerp zijn mede afhankelijk van:

1) Tijd en geld;2) Mogelijkheden om gegevens te verkrijgen;3) Mogelijkheden en beperkingen die de vraagstelling loopt te hebben;4) De omgeving (is de locatie toegankelijk? Ligt het niet in Noord-Korea?)

Het onderzoeksvoorstel:Hierin vermeld je de vraag van de opdrachtgever en de aanleiding voor de vraag. Je vermeldt een eventuele achterliggende doelstellingen, de afbakening van de begrippen en een manier waarop de vraag beantwoord kan worden. Daarnaast maak je een tijdsplanning en een budget. Ook houd je rekening met de volgende aandachtspunten:

1) Wees voorzichtig en meld wie de opdracht- gever en nemer zijn;2) Houd de aanleiding, probleemafbakening en opzet kort en duidelijk;3) Vermeld de taakverdeling tussen opdracht- gever en nemer;4) Maak de inhoud herkenbaar voor de opdrachtgever (gebruik niet onnodig makkelijk of

moeilijke taal)5) Zorg voor een begeleidend schrijven;6) Zelfs al is het een voorstel moet het een professionele uitstraling hebben en moet het

verzorgd en correct ingeleverd worden.

2.3 Informatie verzamelen:

Het beginproces van informatie verzamelen heet het vooronderzoek. Dit is echter niet het enige moment waar informatie verzameld wordt; dit gebeurt tijdens het gehele onderzoek.

Zoek- en vindplaatsen van informatie:1) Een eerste optie is altijd het archief en/of het documentatiecentrum van je opdrachtgever.

Denk aan vergaderverslagen, financiële overzichten, beleidsplannen etc. 2) Een standaard optie is natuurlijk het Internet. Let er wel op dat dit verzamelproces alsmaar

lastiger wordt door de overvloed van informatie op het web. Het is dan belangrijk jouw zoekopdrachten zo specifiek mogelijk in te stellen.

3) Wikipedia, een zogeheten lemma, is een voorbeeld van specifieke informatie. Het is echter wel van belang te onthouden dat iedereen daar maar wat op heeft kunnen zetten, en het niet altijd perse betrouwbaar is.

Page 4: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

Hieronder staat er een schema’tje:

2.3.1 Zes regels voor het zoeken naar informatie: Big6*Voor een meer gedetailleerde uitleg per Big6 regel, bekijk pagina’s 66 en 67 (sterk aangeraden!) - Op pagina 68 staat een voorbeeld waar de Big6 wordt uitgewerkt.Zes regels voor het verzamelen van informatie volgens Big6:

1) Formuleer de onderzoeksvraag en zoek in jouw eigen kring (en in jezelf) hoeveel informatie hierover bekend is.

2) Zoek uit waar je de informatie opzoekt.3) Kies de juiste zoekstrategie. Ga je informatie zoeken in boeken, op wikipedia, archieven, etc.?4) Bestudeer de informatie en selecteer wat je nodig hebt.5) Organiseer jouw informatie zorgvuldig.6) Evalueer het resultaat; kijk of je genoeg informatie hebt verzameld.

2.3.2 Zoeken op internet:Zoekmachine:Een vrij gemakkelijk voorbeeld van een zoekmachine zou zijn Google, of zelfs Bing en Yahoo. Wil je dieper het internet in? Dan moet je gebruik maken van een metacrawler of metazoekmachine. Enkele voorbeelden hiervan zijn Ixquick, Vivisimo, Mamma, Dogpile en SurfWax.

Zoekregels op internet:Zelfs met metazoekmachines is het vinden van informatie op internet nog niet zo eenvoudig. Volg een aantal aanwijzingen, dan zul je sneller resultaat boeken. Hier zijn acht tips (*Hier valt ook aan te raden naar pagina’s 71 en 72 te kijken, waar dit allemaal uitgebreid staat uitgelegd):

1) Zet je een aantal woorden in de zoekmachine, fietsen naar Ierland, zal de zoekmachine alleen de woorden ‘fietsen’ en ‘Ierland opzoeken; ‘naar’ wordt buitengesloten (dat vind ik nou echt rot voor dat kind). Zet je de zin echter tussen aanhalingstekens, “fietsen naar Ierland”, wordt dit als een geheel beschouwd. *Edit: hoe fiets je überhaupt naar Ierland? Weet vrij zeker dat je daarvoor over twee eilanden heen moet.

2) Soms lukt een incomplete zin tussen aanhalingstekens beter. “De vakbeweging is bezorgd”. 3) Met allintitle zoek je alleen titels op met de trefwoorden die je intypt. Bijvoorbeeld: typ je op

Google ‘milieuramp zee’ in, dan krijg je meer dan 70.000 treffers; typ je ‘allintitle: milieuramp zee’ krijg je 177 treffers met de woorden ‘milieuramp’ en ‘zee’ in de titel.

4) Je kunt met o.a. Google specifiek naar Word- of Acrobat-indeling documenten te zoeken door achter de zoekopdracht ‘filetype:doc’ of ‘filetype:pdf’ te typen.

5) Wanneer een pagina niet meer bestaat (404 error), haal dan de .nl / .com .org / etc. weg en alles wat daarachter staat (www.hyves .nl/account )

Page 5: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

6) Wanneer je op zoek bent naar internationale gegevens en gegevens wil hebben in verschillende talen, gebruik je de asterisk (*). Lond*n, Par*s, etc.

7) Als je een afkorting opzoekt, zet erachter een trefwoord bij die in de afkorting zit. Wanneer je bijv. MOB zoekt, zet er dan ‘money’ achter.

8) De laatste en belangrijkste zoekregel is gebruik maken van de mogelijkheid om geavanceerd te zoeken. *Bekijk figuur 2.5 op pagina 72 om het voorbeeld te zien.

2.3.3 Het logboek

Het is belangrijk ten alle tijden een logboek bij te houden en die altijd geordend bij te houden. Op die manier kun je altijd oude stappen terugvinden.

Mappenstructuur:Het is belangrijk al je aantekeningen snel over te schrijven in een mappenstructuur in een computerbestand. *Voor een duidelijk en uitgebreid voorbeeld, bekijk figuur 2.6 op pagina 74.-Een logboek is een soort dagboek dat je vaak bijhoudt.

Planning:Schrijf alles op wat met het onderzoek te maken heeft en wat relevant is of lijkt, zoals:

● Keuzes die je maakt;● Argumenten, ideeen;● De tijd die je besteedt aan het onderzoek;● Proces;● Inhoud;● Methode;● Populatie (onderzoeksgroep) en steekproef (een deel van de populatie● Zaken waar je tijdens de analyse tegenaan loopt;● Interpretatiemogelijkheden;● Terugkoppelingen naar de vraagstelling.

Hoofdstuk 3 (Pagina 81 t/m 117):

Hoofddoel van dit hoofdstuk: Leren hoe je een goede probleem- en doelstellingen formuleert en eventueel een aantal deelvragen kan ontwikkelen. Deze probleem- en doelstellingen kun je dan ook omschrijven en afbakenen. De belangrijkste gedeeltes zijn onderstreept.

Belangrijkste begrippen en hun betekenis voor H3Analyse- of onderzoeksvragen: Specifieke testvragen die je tijdens de analyse beantwoordt;Domein: Het gehele ‘gebied’ waar je onderzoek betrekking op heeft;Beweerde: Welke uitspraken doe je? [*ze gaan er van uit dat je niet weet wat dat betekent];Probleemomschrijving: doel- en probleemstelling voor je onderzoek;Probleemstelling: De centrale vraag die je met je onderzoek wilt beantwoorden;Doelstelling: De functie van het onderzoek;Deelvragen: Een aantal subvragen die een uitwerking van de probleemstelling vormen;Iteratie: Herhaling van het onderzoeksproces (alles nakijken)Boomdiagram: Model dat bedoeld is om abstracte begrippen uit te werken;Begripsafbakening: Vaststellen wat er met een begrip bedoeld wordt;

Page 6: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

Stipulatieve betekenis: Definitie van een begrip voor een bepaald onderzoek;Triangulatie: Met meer dan 1 dataverzamelingsmethode de probleemstelling beantwoorden;Hypothesen: toetsbare verwachtingen over de uitkomsten van je onderzoek;Relatie: samenhang tussen twee variabelen;Model: Tyree Vasconcellos; vereenvoudigde weergave van werkelijkheid;Causale relatie: Effect van een variabele factor op een ander;Onderzoeksplan: Voorstel over de procedure bij het onderzoek;Ontwerpkeuze: Keuze voor de dataverzamelingsmethode;Tijdpad: Schema met alle mijlpalen van je onderzoek in het onderzoeksplan;Mijlpalen: Belangrijke momenten tijdens het onderzoek waar deadlines mee tellen;Operationaliseren: Van begrip naar vraag;;Peer examination of feedback: feedback van collega / medestudent;Cross-sectioneel: Onderzoek op 1 moment in de tijd;Longitudinaal: Onderzoek over een langere periode.

Een onderzoeksplan geeft duidelijk en realistisch antwoord op de vraag “Waarom, Wat, Waar, hoe, Hoeveel en Wanneer” onderzocht gaat worden.

3.1 Verder met de voorbereidingen: de ontwerpfaseOnder ‘onderzoek ontwerpen’, wordt verstaan het formuleren van de probleem- en doelstellingen (afbakenen dus). De ontwerpfase bestaat uit een aantal subfasen:

a) De eerste en belangrijkste is het formuleren van de probleem- en doelstelling.b) Vervolgens bedenk je een voorlopig antwoord aan de hand van gevonden informatie.c) De ontwerpfase wordt onderverdeeld in de volgende subfasen:

i) Oriëntatie, van het idee naar het onderwerp; een aanleiding formuleren;ii) Probleemomschrijving; het maken van een probleem- en doelstellingen;

iii) Het vaststellen van de dataverzamelingsmethode, het bedenken van de antwoorden op je vragen, een methode om deze antwoorden te controleren;

iv) Het maken van het onderzoeksplan.

Page 7: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

De volgorde van de fasen hoeft niet vast te zijn.

3.2 Vragen stellen: de probleemomschrijvingDe volgende vier probleemomschrijvingen (3.2.1, 3.2.2, 3.2.3, 3.2.4) zijn de belangrijkste onderdelen van het onderzoeksproject. De probleemomschrijving bestaat uit de doelstellingen voor het onderzoek en de probleemstelling:

3.2.1 ProbleemstellingEen goede probleemstelling heeft de volgende kenmerken:

1) Ze wordt opgesteld in de vorm van een heldere vraag.2) Er is een samenhang met de doelstellingen (hier wordt verder op ingegaan in 3.2.3)3) Welke kennis heeft de onderzoeker nodig? Welke begrippen (gedrag, motieven, feiten,

meningen, etc.) zijn belangrijk? Moet het kwantitatief of kwalitatief?4) Cross-sectioneel houdt in dat ieder individu op hetzelfde moment geobserveerd wordt; het is

belangrijk in het onderzoek te noemen of het wel of niet een cross-sectioneel onderzoek is.5) Waar nodig kunnen een aantal deelvragen gesteld worden (hierover straks meer)6) Specificatie in analysevragen is mogelijk. Dit wil zeggen dat uit de probleemstelling en

eventuele deelvragen analysevragen kunnen worden geformuleerd, die vervolgens met behulp van analyse beantwoord kunnen worden.

7) De verwachting voor de uitkomst (wat er van het resultaat verwacht kan worden) moet er ook in zitten.

8) Een probleemstelling moet volledig zijn. Dit betekent dat de onderzoeksvraag goed geformuleerd moet zijn en er geen twijfel over het doel kan bestaan.

9) Probleem- en doelstellingen zijn doelvrij. Dat betekent dat je niet een probleemstelling begint met een doel, maar uit de conclusie van die stelling een doel creëert.

Page 8: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

*Voor een voorbeeld van een probleemstelling, bekijk op pagina 87 Tabel 3.1

3.2.2 De 6W-formuleDe 6W-formule is een hulpmiddel bij het opstellen van een probleem- en doelstellingen, en wordt gebruikt tijdens de probleemanalyse en probleemafbakening:

1) Wat is het probleem?2) Wie heeft het probleem?3) Wanneer is het probleem ontstaan?4) Waarom is het een probleem?5) Waar doet het probleem zich voor?6) Wat is de aanleiding?

*Voor een voorbeeld van de 6W-formule, bekijk Kader 3.5 op pagina 89.

3.2.3 Deelvragen: nuttig of nodig?Deelvragen dienen ervoor om de probleemstelling in een paar duidelijke onderdelen te kunnen opsplitsen. Veel onderzoekers kiezen voor het formuleren van een brede, algemene probleemstelling, gevolgd door een aantal deelvragen die enkele aspecten (doelgroep, eenheden, onderwerpen en tijdpad) van de probleemstelling nader belichten.Een instrument dat hierbij van pas komt, is de boomdiagram. Die ziet er zo uit:

Page 9: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

Een andere manier om tot goede deelvragen te komen is door het toepassen van de 6W-formule op (deel)onderwerpen uit de onderzoek. De deelvragen zijn echter te abstract en moeten vertaald worden naar meetbare begrippen, bijvoorbeeld naar enquêtevragen. Dit proces heet operationaliseren. Welke methode je daarvoor gebruikt maakt niet uit, maar ze moeten wel aan de volgende drie voorwaarden doen:

1) De deelvragen moeten relevant zijn;2) De deelvragen overlappen elkaar niet; ze vullen elkaar alleen maar aan;3) Elke deelvraag is een specificatie van begrippen uit de probleemstelling. Denk aan een

‘vergelijking’, of een ‘verband’.*Als je een voorbeeldje loopt te willen zien, loopt je maar lekker naar Kadert 3.8 & 3.9 op pagina 92 te kijken

3.2.4 doelstellingEen goede doelstellingen bestaat uit de volgende onderdelen:

1) Centrale formulering (niet te specifiek);2) Aanduiding van het onderzoekstype (praktijkgericht);3) Aanduiding van de relevantie (praktijkgericht);4) Vermelding van de doelen en wensen van de opdrachtgever.

*Voor een praktijkvoorbeeld, bekijk kader 3.9 op pagina 93.3.3 BegripsafbakeningNa de probleemomschrijving komt het “afbakenen van de begrippen”. Als je een goed voorbeeld wil zien kijk je naar de uitleg op pagina 94; waar het op neerkomt is dat je ervoor moet zorgen dat de begrippen zo duidelijk genoeg zijn, dat anderen ze niet verkeerd kunnen interpreteren :).

Waarom is een begripsafbakening nodig?1) De betekenis is helder te begrijpen tijdens het hele onderzoek;2) Je laat duidelijk zien wat je wel en niet gaat onderzoeken (waar de grenzen liggen);3) De begripsafbakening bepaalt welke informatie tijdens het onderzoek moet worden

verzameld.

Hoe vind je de juiste definitie?Wat wordt geadviseerd is het gebruik van stipulatieve definities. Dat zijn definities die speciaal voor een bepaald onderzoek worden gegeven. Zo kun je een definitie beginnen met: “In dit onderzoek verstaan wij onder ziekteverzuim…”. *Voor een voorbeeld, loopt maar lekker naar Kadertje 3.11 te lopen te kijken op pagina’T 96

3.4 Modellen en verwachtingenEen model is een eenvoudige weergave van (een deel van) de werkelijkheid; je verwerkt daarin de verwachtingen rond de uitkomsten van je onderzoek. Een conceptueel model bestaat uit drie onderdelen:

1) De elementen in het afgebakende domein;2) Bouwstenen: alle begrippen en/of factoren die een rol spelen bij de probleemstelling;3) Alle mogelijke relaties [Ross & Rachel <3] die je tussen deze factoren verwacht.

*Check figuur 3.4 op pagina 97 anders ook voor een voorbeeld van een conceptueel model.

Het gebruik van modellen (modelbouw) kun je vooral vinden bij kwantitatief (feiten & cijfer onderzoek), fundamenteel (nieuw onderzoek; het vormen van nieuwe theorieën) onderzoek.

Page 10: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

Een hypothesen is een voorspelling.

3.5 Van probleemstelling naar ontwerpUitgangspunten bij de ontwerpkeuze: Wat je mee moet rekenen zijn zaken als een beschikbaar budget, het aantal personen dat mee kan en wil doen, de tijd die je krijgt en onderzoeksomstandigheden bij de opdrachtgever. De argumenten zijn zowel theoretisch als praktisch van aard:

a) Kennis over en vaardigheid in een bepaalde methode.b) Opvatting over hoe je onderzoek moet doen.c) Vindt het onderzoek plaats op een of meerdere momenten?d) Hoeveel tijd is er beschikbaar?e) Hoeveel geld is er beschikbaar?f) Welke onderzoekseenheden (meestal personen, soms organisaties etc.) zijn beschikbaar?g) Welke andere mogelijkheden en beperkingen heeft de onderzoek?

Keuzeproces:Bij elke probleemstelling hoort een bijbehorende methode van dataverzameling. Check Tabelletje 3.2 op pagina 103 voor het hele schema.

Iteratie [herhaling] : Tijdens het ontwerp van je onderzoek sta je steeds weer stil bij wat je gedaan hebt. Ben je op de juiste weg? Is je werk zo slecht dat je drie uitgestorven ziektes ermee aantrekt? Dan kijk je waar het probleem ligt en verbeter je het!

3.6 OnderzoeksvoorstelDit zijn de stappen in een onderzoeksvoorstel. Blijkbaar is het te ingewikkeld om gewoon een onderzoek voor te stellen.

3.6.1 Hoe bouw je een onderzoeksvoorstel opEen goed onderzoeksplan bestaat uit een aantal vaste onderdelen:

a) Aanleiding tot het onderzoek;b) Probleemstelling; de centrale vraagstelling voor het onderzoek;c) Doelstelling en functie van het onderzoek;d) Onderzoeksontwerp en verantwoording;e) Tijdpad;f) Communicatieplan;g) Eventueel een voorlopig (theoretisch) antwoord.

3.6.2 TijdpadHier maak je een to do list:

Keuzes maken:Bij het opstellen van een tijdpad moet je nagaan:

1) Wat je doelen zijn;2) Uit welke onderdelen je onderzoek bestaat;3) In welke volgorde je de onderdelen uitvoert;

Page 11: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

4) Welke prioriteit de voltooiing van de verschillende onderdelen heeft;5) Welke deadlines er zijn;6) Welke onderdelen van je onderzoek tegelijkertijd worden uitgevoerd.

Ook is het belangrijk om een budget toe te voegen bij het tijdpad.

3.6.3 Voorbereiding op de rapportageHulpmiddelen bij de voorbereiding zijn:

a) Je onderzoeksvoorstel;b) Je logboek, waarin je aantekeningen tijdens je onderzoek bijhoudt;c) Het raamwerk van je onderzoeksverslag, dat je van tevoren maakt.

Hoofdstuk 4 (Pagina 121 t/m 143):

Belangrijkste begrippen en hun betekenis voor H4Dataverzamelingsmethode: Wijze waarop je gegevens verzamelt.Cross-sectioneel: Onderzoek waarbij op een bepaald moment eenmalig gegevens worden verzameld.Surveyonderzoek: Onderzoek met behulp van enquêtes om meningen, houdingen en kennis bij grote groepen personen te meten. Populatie: Alle eenheden waarover je met je onderzoek uitspraken doet (domein).Steekproef: Al dan niet willekeurige selectie uit de populatie die de mogelijkheid krijgt deel te nemen aan je onderzoek.Likerstschalen: Lijsten (menings)vragen over hetzelfde onderwerp (construct) met een klein aantal antwoordmogelijkheden. Respondenten: Personen die aan vragenlijsonderzoek meedoen. Panelenquête: Regelmatig terugkerende enquête onder vooraf aangemeld panel, over uiteenlopende onderwerpen. Generaliseren: De conclusies uitbreiden naar de populatie.Secundaire analyse: Onderzoek met behulp van reeds verzamelde gegevens.Meta-analyse: Heranalyse van een groot aantal bestanden, teksten. Laboratorium- of zuiver experiment: Experiment waarbij proefpersonen in een zo veel mogelijk gecontroleerde situatie worden getest, vrij van invloeden van buiten.Causaal verband: De aanwezigheid van een ‘oorzaak-gevolgrelatie’.Interne validiteit: De mate waarin de juiste conclusies getrokken kunnen worden.Proefpersonen: Deelnemers aan experimenteel onderzoek.Dataverzamelingsmethode: Wijze waarop je gegevens verzamelt.Randomisatie: Willekeurig toewijzen van proefpersonen aan condities. Voor-/nameting: Meting voorafgaand aan of na afloop van het experiment.Experimentele en controlegroep: Experimentele setting met twee groepen, waarbij de ene groep met de experimentele variabele in aanraking komt en de ander niet. Placebo-effect Proefpersonen krijgen geen werkzame stof toegediend, maar ze menen toch resultaat te merken. Dubbelblind: Zowel proefpersonen als onderzoekers weten niet in welke groep ze terechtkomen.Test-effect: Proefpersonen reageren anders, omdat ze aan een onderzoek meedoen.Solomon four group design: Speciale experimentele setting met vier groepen. Quasi- of veldexperiment: Experiment dat ‘bestaande’ groepen gebruikt; geen zuiver experiment dus (geen laboratorium).

Page 12: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

Monitor: Gegevensverzameling over de ontwikkelingen op een bepaald terrein door middel van herhaald vragenlijsten. Variabelen: De gemeten kenmerken van d eenheden in je onderzoek.

4.1. SurveyonderzoekOorspronkelijk werd deze methode veel gebruikt door sociologen, maar tegenwoordig wordt ze ook zeer breed toegepast in markt- en opinieonderzoek, beleidsonderzoek en communicatieonderzoek. Het is een gestructureerde dataverzamelingsmethode. Dat wil zeggen dat de vragen van tevoren vaststaan; er is geen ruimte voor flexibiliteit.

4.1.1 Deelnemen aan een survey-Personen die deelnemen aan een survey noemen we respondenten. Deelnemers aan andere onderzoekstypen worden proefpersonen genoemd.-Als een steekproef representatief is voor de populatie mogen we zeggen dat de conclusies gelden voor de hele populatie. Dit heet externe validiteit.-Kenmerken van het surveyonderzoek zijn:1) Een grote groep personen onderzoeken;2) Op één moment in de tijd (cross-sectioneel);3) Meningen, houdingen, kennis onderzoeken;4) Beschrijvings- en/of verklaringsvragen;5) (Half)gestructureerde vragen en antwoorden;6) Een groot aantal vragen;7) (A)selecte steekproef;8) Kwantitatieve analyse.

4.1.2 Vormen van surveyonderzoek

1) Schriftelijke (post)enquêtes2) Telefonische enquêtes3) Face-to-face (persoonlijke) enquêtes4) Internetenquêtes

4.2 Secundaire analyse

-Secundaire analyse wordt ook wel kwantitatief bureauonderzoek genoemd. -Een nadeel van secundaire analyse is dat je geen invloed hebt op de samenstelling van data en je dus ook soms met fouten in de dataverzameling moet dealen. -Het verschil tussen secundaire en meta-analyse is dat je bij secundaire analyse gegevens analyseert die door andere onderzoekers zijn verzameld in één databestand. Bij meta-analyse verzamel je hele databestanden om die vervolgens met elkaar te vergelijken.

4.3 Experimenteel onderzoek

-Bij experimentele onderzoek verzamel je gegevens van proefpersonen in een gecontroleerde situatie.-Bij de keuze voor experimenteel onderzoek spelen diverse aspecten een rol:1) Causaliteit

Page 13: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

2) In het laboratorium of in het veld? – De situatie is de oorzaakvariabele ofwel experimentele variabele. De gevolgen van het experiment zijn de effectvariabele.3) Interne validiteit4) Experimentele en/of controlegroep5) Randomisatie6) Helpt het of werkt het? (placebo-effect)7) Dubbelblind8) Voor- en nameting

4.3.2 Zuivere experimenten

-Kenmerken van een zuiver experimenteel onderzoek zijn:1) Er wordt een causaal verband onderzocht: X→Y;2) X is de onafhankelijke of oorzaakvariabele, Y is de afhankelijk of gevolgvariabele;3) De oorzaakvariabele gaat in de tijd aan de gevolgvariabele vooraf;4) Er worden hypothesen over de uitkomst opgesteld;5) Onder zo zuiver mogelijke omstandigheden (gecontroleerd, vrij van invloeden van buitenaf) wordt een groep blootgesteld aan een experimentele variabele (oorzaak);6) Deze groep personen is op een aantal kenmerken gelijk van samenstelling;7) Toekenning van de proefpersonen aan de experimentele en de controlegroep gebeurt op basis van toeval (randomisatie).-Drie mogelijke experimentele ontwerpen:1) Controlegroep, nameting

Willekeurige toewijzing

Voormeting Experiment Nameting

Groep I Ja Nee Ja Ja Experimentele groep

Groep II Ja Nee Nee Ja Controlegroep

2) Controlegroep, voor- en nameting

Willekeurige toewijzing

Voormeting Experiment Nameting

Groep I Ja Ja Ja Ja Experimentele groep

Groep II Ja Ja Nee Ja Controlegroep

3) Solomon four-group-design – Door het testeffect kunnen de proefpersonen bij de voormeting attent gemaakt worden op bepaalde zaken van het experiment waardoor de nameting beïnvloed wordt. Bij het Solomon four-group-design is deze beïnvloedende factor buitengesloten.

Page 14: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

Willekeurige toewijzing

Voormeting Experiment Nameting

Groep I Ja Nee Ja Ja Experimentele groep

Groep II Ja Nee Nee Ja Controlegroep

Groep III Ja Ja Ja Ja Experimentele groep

Groep IV Ja Ja Nee Ja Controlegroep

4.3.3 Veldexperimenten (quasi-experimenten)

-Bij een veldexperiment wordt gebruik gemaakt van een bestaande situatie om het experiment uit te voeren. -Vormen van veldexperimenten zijn:1) Enkele groep, nameting2) Enkele groep, voor- en nameting3) Twee groepen (voor- en) nameting4) Meerdere metingen-Als de effectvariabele een aantal malen wordt gemeten, wordt dit een tijdreeks genoemd.

4.4 Monitor

-Om van monitoring te kunnen spreken moet aan twee belangrijke voorwaarden voldaan zijn:1) De gegevens van onderzoeken op verschillende tijdstippen (longitudinaal) worden met elkaar vergeleken. Zo wordt een ontwikkeling waargenomen en vastgelegd.2) Op elk meetmoment worden dezelfde meetinstrumenten ingezet en worden dezelfde verschijnselen op dezelfde manier gemeten. Ofwel het onderzoek wordt herhaald.-Monitoring is niet één dataverzamelingsmethode, maar een onderzoeksdesign.

Hoofdstuk 5 (Pagina 147 t/m 176):

Hoofddoel van dit hoofdstuk: Het behandelen van de kwalitatieve methoden van dataverzameling. De belangrijkste gedeeltes zijn onderstreept.

Belangrijkste begrippen en hun betekenis voor H5Holistisch onderzoek: Onderzoekseenheden worden in hun omgeving als geheel onderzocht;Observatieonderzoek: Onderzoek waarbij gegevens verzameld worden d.m.v observatie;Participerende observatie: De onderzoeker doet mee met het personeel;Intersubjectiviteit: De onderzoekers zijn het eens met de resultaten;Time sampling: Elk gedrag wordt in een korte periode vanaf een signaal genoteerd;Event sampling: In een korte periode wordt geteld hoe vaak een bepaald gedrag voorkomt;

Page 15: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

Ongeconstructureerd interview: Gegevens worden tijdens een gesprek verzameld aan de hand van een beperkt aantal globale onderwerpen;Open interview: Gegevens van een onderwerpslijst worden tijdens een gesprek verzameld;Half-gestructureerd interview: Aan de hand van een onderwerpslijst worden tijdens een gesprek gegevens verzameld;Gestructureerd interview: Mondeling afgenomen vragenlijst met gestructureerde vragen en antwoorden;Focusgroepinterview: Groepsinterview;Primaire literatuur: Literatuur die een nieuw onderwerp behandelt;Secundaire literatuur: Literatuur waarin rapportages van andere onderzoekers staat;Grijze literatuur: Literatuur die niet in gangbare verslagen, papers etc. is opgenomen;Tertiaire literatuur: Literatuur waarin primaire en secundaire bronnen worden gegeven;

5.1 ObservatieonderzoekJe loopt mensen te observeren.

5.1.1 Varianten van observatieonderzoek1) In het veld; in alledaagse situaties2) Structuur; je hebt een lijst met gedragingen opgesteld die je gaat bekijken3) Participeren of niet; de onderzoeker doet mee aan de activiteiten van het

observatieonderzoek

5.1.2 Observatie als wetenschappelijke activiteit1) Aard van de probleemstelling: ‘Wat is de stand van zaken wat betreft de verkeersveiligheid in

de wijk Tuindorp in Utrecht’.2) Gedrag bestuderen: duh.3) Subjectiviteit vermijden: houd het altijd op de feiten!4) Systematiek aanbrengen: je maakt voor jezelf een werksysteem aan, eentje waar jij het beste

mee denkt te kunnen werken. (Meetprocedure / standaardisatie)5) Betrouwbare conclusies trekken: dit doe je (onder andere) met herhaalbaarheid. Hiermee

wordt bedoeld dat het onderzoek goed genoeg moet zijn om zo een zelfde soort onderzoek met dezelfde methoden te kunnen herhalen.

5.1.3 Het systematisch observeren van gedragHoe scoor (beoordeel) je geobserveerd gedrag?

1) Time sampling: in een periode van, bijvoorbeeld, tien minuten wordt er elke tien seconden de huidige stand opgenomen.

2) Event sampling: hierbij neem je op wat de frequentie is van bepaald gedrag (hoe vaak hij/zij iets doet).

5.2 InterviewSoorten interviews in de trans van ongestructureerd naar gestructureerd op volgorde:

1) Ongestructureerd- & diepte-interview2) Open interview3) Half-gestructureerde interview4) Gestructureerde interview

Page 16: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

5.3 kwalitatief bureauonderzoekVormen van een bureauonderzoek:

1) Literatuur- en archiefonderzoek (kan handig zijn ter oriëntatie, als een theoretische onderbouwing of als ondersteuning bij een beschrijvings- en/of vergelijkingsvraag)

2) Inhoudsanalyse (het uiterst goed analyseren van de gevonden literatuur of het lezen van stukken)

3) Speciale vormen van inhoudsanalyse, zoals: tekstsociologie (veel gebruikt onderzoek bij het schrijven van autobiografische literatuur) en secundaire analyse van bestaande kwalitatieve gegevens (het opnieuw bekijken van de bestaande gegevens om te zien of die niet ‘out-of-date’ zijn en vernieuwd moeten worden)

5.4 gevalsstudie / casestudyHierin wordt verstaan dat het onderzoek zich in 1 organisatie of 1 groep afspeelt. Kenmerken hiervan zijn:

1) N=1 onderzoek - er mag maar 1 groep hierin betrokken worden;2) Intensieve benadering;3) Probleemstelling;4) Natuurlijke omgeving;5) Diverse methoden van dataverzameling;6) Interactie met de onderzochten.

Andere vormen van gevalsstudies:1) Biografisch onderzoek;2) Delphi;3) Voorbeelden uit andere disciplines.

5.5 De juiste methode?-Er is geen juiste methode, er is alleen de best mogelijke methode.

Dit zijn een aantal voorbeelden van methoden:1) Onderzoeksdesign2) Het inzetten van triangulatie (Hierbij worden meerdere methodes van dataverzameling, zoals

kwantitatief, ingezet.)3) Overleggen over de vordering van je onderzoek.

LEIDRAAD VAN DE RAAD VOOR DE JOURNALISTIEK

-Kerntaak van de Raad voor de Journalistiek is zelfregulering vorm te geven.

B. Voorbereiding/Nieuwsgaring B.1 Journalistieke werkwijze -Journalisten maken zich als zodanig bekend aan potentiële gesprekspartners en zijn tegenover hen duidelijk over hun journalistieke bedoelingen. ∗-Journalisten maken geen misbruik van hun positie en lokken geen incidenten uit met de bedoeling nieuws te creëren.

Page 17: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

-Wanneer journalisten iemand willen interviewen, informeren zij hem of haar zodanig over de aard van de publicatie, dat de te interviewen persoon voldoende geïnformeerd kan beslissen of hij of zij aan die publicatie wil meewerken. -Het staat journalisten vrij een telefoongesprek op te nemen zonder dat aan hun gesprekspartner mee te delen. Achten zij het in het belang van hun publicatie nodig om een opgenomen telefoongesprek geheel of gedeeltelijk uit te zenden, dan dienen ze dat vóór publicatie aan hun gesprekspartner mee te delen.* -Het werken met verborgen camera en microfoon of met draaiende camera en openstaande microfoon is toegestaan wanneer dit noodzakelijk is om een misstand aan de orde te stellen.

B.2 Bronnen -In publicaties worden in beginsel de bronnen vermeld. -In publicaties wordt de identiteit beschermd van de bronnen aan wie de journalisten vertrouwelijkheid hebben toegezegd, en van bronnen van wie zij wisten of konden weten dat zij hen informatie hebben toegespeeld in de verwachting dat hun identiteit niet zou worden onthuld. -Journalisten betalen getuigen en informanten niet; een redelijke onkostenvergoeding kan verantwoord zijn. -Journalisten stelen geen informatie en betalen evenmin voor gestolen informatie. ∗

B.3 Wederhoor-Journalisten passen wederhoor toe bij personen die door een publicatie worden gediskwalificeerd, ook wanneer die personen hierin slechts zijdelings een rol spelen. Wie beschuldigd wordt, krijgt voldoende gelegenheid om, bij voorkeur in dezelfde publicatie, te reageren op de aantijgingen. -Het beginsel van wederhoor geldt niet voor publicaties die kennelijk een persoonlijke mening bevatten (bijvoorbeeld columns, recensies en opiniërende bijdragen) en berichtgeving van feitelijke aard, zoals verslagen van openbare bijeenkomsten.

B.4 Afspraken -Journalisten die een verzoek tot een embargo aanvaarden, dienen zich aan de overeenkomst te houden tot de afgesproken termijn is verstreken. Het embargo is opgeheven wanneer de onder embargo verstrekte informatie elders is gepubliceerd of wanneer degene die om het embargo heeft verzocht, het eerder opheft dan wel zich zelf niet aan de gemaakte afspraken houdt. -Journalisten die een artikel vooraf ter inzage geven aan degene over wie het artikel gaat – om feitelijke onjuistheden te corrigeren en om onduidelijkheden weg te nemen – zijn vrij te bepalen hoe zij op- en aanmerkingen in het artikel verwerken.

C. Publicatie -In hun publicaties maken journalisten een duidelijk onderscheid tussen feiten, beweringen en meningen. -Columnisten, cartoonisten en recensenten zijn vrij om hun mening te geven over gebeurtenissen en personen. Daarbij zijn stijlmiddelen als overdrijven en bewust eenzijdig belichten geoorloofd. -In publicaties worden de etnische afkomst, nationaliteit, ras, religie en seksuele geaardheid van groepen en personen alleen dan vermeld wanneer dit nodig wordt geacht voor een goed begrip van de feiten en omstandigheden waarover wordt bericht.

Page 18: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

-Beschuldigingen worden alleen gepubliceerd wanneer onderzocht is of hiervoor een deugdelijke grondslag bestaat. -Citaten uit interviews mogen niet worden gebruikt in een andere context dan de geïnterviewde mocht verwachten. Wanneer de aard of de inhoud van de publicatie in de loop van het redactieproces zodanig worden gewijzigd, dat niet meer wordt voldaan aan wat de geïnterviewde redelijkerwijs mocht verwachten, moet hem of haar opnieuw om toestemming voor publicatie worden gevraagd. -Journalisten die in hun publicaties linken naar informatie van derden, moeten daarbij de afweging maken of het belang dat met het plaatsen van de (hyper)link in de publicatie is gediend, in een redelijke verhouding staat tot de belangen die hierdoor mogelijk worden geschaad. -Beeldmateriaal mag niet worden gebruikt als illustratie bij een ander onderwerp of met een andere context dan waarvoor de beelden zijn gemaakt, tenzij duidelijk wordt gemaakt waarom het beeldmateriaal werd gebruikt. -Beeldmanipulaties mogen niet misleiden. Ingrepen die een duidelijke verandering in het beeld teweegbrengen, moeten de lezer en kijker worden gemeld.

C.1 Privacy -In een publicatie mag de privacy van personen niet verder worden aangetast dan in het kader van de berichtgeving redelijkerwijs noodzakelijk is. -Publieke figuren moeten zich een zekere mate van blootstelling aan ongewilde publiciteit laten welgevallen. In hun privésfeer hebben ook zij recht op bescherming van hun privacy, tenzij gedrag in hun privéleven aantoonbaar van invloed is op hun publiek functioneren. -Journalisten publiceren geen foto’s en zenden geen beelden uit die zijn gemaakt van personen in niet-algemeen toegankelijke ruimten zonder hun toestemming, en gebruiken evenmin brieven en persoonlijke aantekeningen zonder toestemming van betrokkenen. ∗-Journalisten mogen personen niet langdurig lastig vallen, hinderlijk volgen of schaduwen.* -Journalisten dienen te voorkomen dat informatie of beelden worden gepubliceerd waardoor verdachten en veroordeelden door het grote publiek eenvoudig kunnen worden geïdentificeerd en getraceerd. Aan deze regel zijn journalisten niet gehouden wanneer de naam een essentieel bestanddeel van de berichtgeving is, wanneer het niet vermelden van de naam wegens de algemene bekendheid van de betrokkene geen doel dient, wanneer door het niet vermelden van de naam verwarring kan ontstaan met anderen die hierdoor voorzienbaar kunnen worden geschaad, wanneer het vermelden van de naam gebeurt in het kader van opsporingsberichtgeving of wanneer de betrokkene zelf de openbaarheid zoekt. -In publicaties over ernstige misdrijven dienen details van het misdrijf te worden weggelaten indien te voorzien is dat zij extra leed toevoegen aan het slachtoffer of diens naasten en de details niet noodzakelijk zijn om de aard en de ernst van het misdrijf, dan wel de gevolgen ervan, weer te geven. -Bij het benaderen van slachtoffers van ongevallen en rampen en hun nabestaanden behoren journalisten rekening te houden met het recht van betrokkenen om met rust te worden gelaten.

D. Verantwoording/Achteraf -De redactie is verantwoordelijk voor het plaatsen van ingezonden brieven en van reacties op de website van het betrokken medium. -Het verdient de voorkeur dat de redactie de voorwaarden voor de selectie en plaatsing van reacties publiceert.

Page 19: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

-Het staat de redactie vrij ingezonden brieven en reacties van een naschrift te voorzien of niet te plaatsen, tenzij publicatie is toegezegd. Wijziging en inkorting zijn toegestaan zolang de essentie en de toonzetting behouden blijven. Besluit de redactie tot plaatsing, dan dient de termijn tussen inzending en publicatie van de reactie niet langer te zijn dan de afzender redelijkerwijs mocht verwachten. -Voordat de redactie besluit tot plaatsing van een reactie die een ernstige beschuldiging bevat, dient zij te onderzoeken of voor de beschuldiging een feitelijke grond bestaat. -Niet verwacht mag worden dat alle reacties vooraf worden gemodereerd en eventueel verwijderd. Wel kan de redactie besluiten geplaatste reacties te verwijderen. Bevat een reactie een ernstige beschuldiging of een smadelijke uitlating ten aanzien van personen, dan dient de redactie op verzoek van de betrokkene(n) te onderzoeken of voor de beschuldiging of de aantijging een feitelijke grond bestaat, en indien dit niet het geval is, de reactie te verwijderen. -Wanneer journalisten het verzoek krijgen om gearchiveerde artikelen te anonimiseren dan wel te verwijderen, laten zij slechts in uitzonderlijke gevallen het publieke belang van zo volledig mogelijke, betrouwbare archieven wijken voor de particuliere belangen van degene die hierom verzoekt. -Wanneer blijkt, dat een publicatie onjuistheden bevat dan wel verwijtbaar onvolledig is, moeten journalisten op passende wijze en zo snel mogelijk rectificeren.

Het afwijken van deze norm kan worden gerechtvaardigd wanneer er evident sprake is van een ∗misstand én wanneer dit noodzakelijk is om de desbetreffende kwestie aan de orde te stellen.

JOURNALISTIEK CULTUUR IN NEDERLAND

Hoofdstuk 11: Mediamacht

Theorievorming over media-effecten

-De injectienaald- en bullettheorie veronderstellen dat wat media berichten voor een zeer groot deel bepaalt wat mensen denken en doen. -Lazarfeld en Katz introduceren het idee van een twee-stap-model van media-effecten. Veel mensen worden niet rechtstreeks beïnvloed, maar indirect, via opinieleiders.

-Festinger (1962) wijst in zijn cognitieve dissonantietheorie op het mechanisme dat mensen informatie die niet overeenkomt met hun bestaande ideeën en attitudes bewust ontwijken.

-Klapper (1960) beargumenteert dat door selectieve blootstelling, perceptie en herinnering media-effecten vaak beperkt blijven.

-In de uses-and-gratifications-benadering (1973) van Katz staat niet zozeer de media-inhoud centraal, maar het individu dat bewust bepaalde informatie zoekt om bepaalde behoeftes te bevredigen.

-De Duitse Noelle-Neumann stelt in haar zwijgspiraaltheorie (1974) dat media alleen maar ruimte geven aan gangbare meningen en opvatting en minder gangbare opinies verder gemarginaliseerd worden.

Agenda-setting en framing

-In 1963 introduceert Bernhard Cohen het basisidee van agenda-setting, wat inhoudt dat de pers meestal niet succesvol is in het bepalen wat mensen denken, maar opvallend succesvol in het bepalen waarover mensen denken.

Page 20: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

-In 1972 publiceren Maxwell McCombs en Donald Shaw een test van dit idee: zij laten zien dat er een sterke overlap bestaat tussen de onderwerpen die keizers belangrijk vinden en de onderwerpen waarover de lokale media berichten.

-Als kiezers op basis van mediaberichtgeving bepaalde onderwerpen belangrijker gaan vinden en die onderwerpen ook gaan meewegen wanneer zij moeten bepalen op welke partijen ze gaan stemmen, is er sprake van priming.

-Van sensationalistische onderwerpen (bv immigratie) is de invloed groter op de politiek. De invloed van bepaalde kwaliteitsmedia blijkt ook groter. Verder laten oppositiepartijen zich meer leiden door media-agenda dan oppositiepartijen. Ten slotte neemt de invloed van media op de politiek toe door de jaren heen.

-Bij framing wordt de vraag gesteld welke aspecten van een politiek onderwerp worden benadrukt in een bepaald bericht. Er zijn onderwerp-specifieke frames en generieke frames. Onder generieke frames vallen typen die op meerdere politieke onderwerpen van toepassing kunnen zijn.

-Bij conflict-frames staat de vraag centraal of een bepaald onderwerp als conflictueus gepresenteerd wordt en of er politieke onenigheid over is.

-Bij het horse race-frame wordt de politiek als een wedstrijd gepresenteerd (bv opiniepeilingen).

De invloed van media op het publiek

-Kiezers zijn eerder geneigd op partijen te stemmen die als succes worden neergezet.

-Door elkaar te blijven bekritiseren (paarse polarisatie) wisten de PvdA en de VVD in 1998 andere partijen uit het middelpunt van de campagne te houden en succesvol de boodschap over te brengen dat de daadwerkelijke keuze tussen hen beiden was. Dit werkt niet altijd, zoals in 2002 toen PvdA en VVD weer hetzelfde van plan waren en Pim Fortuyn er met de winst vandoor ging dankzij alle kritiek die hij kreeg van andere partijen.

-Bij het primingeffect komen onderwerpen die worden geassocieerd met bepaalde politiek partijen veel in het nieuws, waardoor er op hen gestemd wordt.

-Uit onderzoek naar de opkomst bij het referendum over de Europese Constitutie in 2005 bleek dat mensen die geneigd zijn tegen te stemmen eerder naar de stembus gaan als zij veel positief nieuws over de Constitutie zien (omgekeerde mobilisatie). Ook zijn mensen eerder geneigd te gaan stemmen als de verkiezingen veel in termen van conflict worden neergezet.

-Als journalisten politiek afschilderen als een strategisch spel dan zal dit bijdragen aan een publiek dat steeds cynischer wordt ten opzichte van de politiek. Dit geldt vooral voor jongeren en degenen die politiek weinig geïnteresseerd zijn.

-Politieke kennis onder de Nederlandse kiezers is niet sterk aan verandering onderhevig.

De invloed van media op de politiek

-62% van ondervraagde kamerleden geeft aan te vinden dat media te veel politieke macht bezit en 51% bevestigt de sterke agendasettende rol van de media. Nederlandse journalisten schatten hun invloed lager in.

-In debatten is de moderator steeds belangrijker en onderbreekt hij de politici steeds meer, wat een indicatie is voor de toegenomen dominantie van journalisten ten opzichte van politici.

-Kamerleden zijn vaak bereid om in ruil voor media-aandacht kamervragen te stellen waar zij zich anders niet mee zouden bezighouden.

-Meer dan 80% van de schriftelijke vragen die Kamerleden stellen, verwijst direct naar mediaberichtgeving. De Telegraaf werd gebruik voor 10%.

-De vele aandacht voor de economische crisis in de media heeft, in tegenstelling tot ‘immigratie’, niet tot meer kamervragen over dit onderwerp geleid.

Page 21: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

-Hoe meer amendementen kamerleden indienen omtrent een wet, hoe meer media-aandacht ervoor is.

-De aanwezigheid van een sterke publieke omroep in Nederland draagt bij aan een publiek dat politiek gezien - relatief - goed geïnformeerd is.

MEDIA, MACHT & POLITIEK

Hoofdstuk 1: De macht van de medialogica

Macht van media en politiek

-Medialogica leidt niet alleen tot een verschuiving van de macht richting de media, maar ook tot minder inhoudelijke politieke berichtgeving. In plaats daarvan is er meer infotainment-achtig nieuws. De Amerikanen noemen dit ‘hoopla’.

-Daarnaast is er sprake van een verschuiving van een beschrijvende feitelijk informerende journalistiek, naar een meer interpreterende.

-Aandachtsmacht is waar politici hun machtsmiddelen inzetten om toegang te krijgen tot de media.

-Bij agendamacht gaat het om de vraag of tegenwoordig vooral de media bepalen waarover het gaat in het politieke debat, bij de beleidsbepaling en besluitvorming. Dit is vaak waar politici op doelen wanneer ze stellen dat de media te veel macht hebben. Tijdens verkiezingscampagnes blijken de media maar beperkte agendamacht te hebben.

-Definitiemacht gaat om de mogelijkheden die de media hebben op het nieuwsframe te bepalen, oftewel het kader waarin de feiten van de politiek worden gebracht.

-Het horse-frame kent de varianten wedstrijdframe (de specifieke strijd tussen enkele partijen of politici en winnaars en verliezers wordt beschreven) en het strategieframe (achterliggende motieven van politici of hun strategen worden benadrukt).

-Gezag, populariteit, positie, specifieke vaardigheden, informatie, financiën, gunsten en regulering (inzetten van juridische of financiële ingrepen) zijn machtsmiddelen van politici.

Kanteling van de macht

-Tijdens de verzuiling waren media en politiek in Nederland nauw met elkaar verbonden. Niet zelden waren politici toen journalisten. Partijdige logica ofwel partisan logic tijdens de verzuiling:

-Vanaf de jaren zestig (ontzuiling) veranderden de verhoudingen in de de driehoek drastisch in twee fasen.

1. Logica van de publieke zaak ofwel public logic: Institutionele bindingen met kranten en omroepen verdwijnen en de journalistiek laat haar volgzaamheid los. Politiek en media doen wat ze denken dat goed is voor het publiek.

Publi

Media

Politie

Page 22: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

2. Logica van het publiek ofwel media logic: Eind jaren tachtig betekent de introductie van commerciële televisie het einde van het monopolie van de publieke omroep. Politiek en media doen wat het publiek wil zien.

Medialogica onderzoeken

-Medialogica betekent bij de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) journalistiek haastwerk, toenemend wantrouwen tussen politiek en media, verlies aan vertrouwen van burgers in publieke instituties, framing, personalisering, hypes, maar ook de kracht van herhaling, interpretatieve journalistiek, het meer in beeld brengen van burgers en nieuwswaarde als selectiecriterium.

VROUWEN IN DE MEDIA (onderzoek uit 2012)

-Bij de publieke omroep is 37,4% vrouw. Bij de commerciële omroep is dit 39,9%. Maar 22% van de sprekers in actualiteitenrubrieken en nieuwsprogramma’s is vrouw.

Vrouwen in de Nederlandse Media

-In dagbladen en op tv wordt veruit het meeste aandacht besteed aan vrouwen uit de politiek. Op nummer twee en drie staan respectievelijk Openbaar Bestuur en Sport (bij dagbladen) en Media (op televisie).

-De top 3 van politieke vrouwen die het meeste genoemd worden in dagbladen is:

1. Edith Schippers2. Jolande Sap3. Liesbeth Spies

Bij de top 3 van televisie zijn de posities van Edith Schippers en Jolande Sap omgedraaid.

-De aandacht voor vrouwen is tussen 2011 en 2012 amper veranderd.

Mannen versus vrouwen in de politiek

-In de top tien van ‘aandacht voor bewindslieden in dagbladen’ staan drie vrouwen: Edith Schippers (4), Liesbeth Spies (8) en Melanie Schultz van Haegen (10).

-In de top tien van ‘aandacht voor bewindslieden op televisie’ staan nog maar twee vrouwen: Edith Schippers (4) en Liesbeth Spies (10).

-In de top twaalf van ‘fractievoorzitters in dagbladen’ staan Jolande Sap (6) en Marianne Thieme (10). Hetzelfde geldt voor de top twaalf van ‘fractievoorzitters op televisie’.

-Er bestaat correlatie tussen hoe groot een partij is en hoeveel media-aandacht de fractievoorzitter ervan krijgt.

Publi

MediaPoliti

Politiek Me

Pub

Page 23: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

-In de top 10 van ‘aandacht voor overige Tweede Kamerleden’ in dagbladen staan maarliefst vijf vrouwen: Gerdi Verbeet (5), Ineke van Gent (6), Mona Keijzer (7), Nebahat Albayrak (8) en Fleur Agema (10).

-Op televisie is het een beetje anders. Daar staan in de lijst: Mona Keijzer (3), Gerdi Verbeet (6) en

Ineke van Gent (10).

Conclusie-Uit het voorgaande volgt dat voorzichtigheid is geboden bij aanwijzen van het geslacht is directe verklaring voor het wel of niet krijgen van media-aandacht voor politici. Zolang de belangrijkste posities bekleed worden door mannen, zullen deze mannen ook meer media-aandacht krijgen dan vrouwen. Daarnaast richten media zich ook op nieuwswaardige gebeurtenissen rondom personen. Het ligt dan niet aan het geslacht, maar aan de nieuwswaarde van de uitspraken van die persoon.

https://www.marketingfacts.nl/berichten/social-media-zetten-de-agenda-setting-theorie-op-zn-kop :

Social media zetten de agenda-setting theory op z’n kop!Agenda-setting theory: de invloed die de massamedia heeft op het publiek.Het artikel begint met de stelling dat vroeger media bepaalde waar het publiek over praatte, maar dat nu het omgekeerde geldt door de opkomst van Social Media: “Social Media zetten de klassieke agenda-setting theory op z’n kop!”

Stefan, die dit artikel geschreven heeft, begint met het voorbeeld van het Koningslied, die binnen twee dagen via Social Media met de grond gelijk werd gemaakt. Vervolgens geeft hij een voorbeeld van de Twitterstorm die ervoor zorgde dat het lied ook binnen twee dagen werd teruggetrokken (om vervolgens weer opnieuw geüpload te worden).

Page 24: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

Hoe slaat dit op de agenda-setting theory? Mensen, elk individu dus, kunnen gezamenlijk zelf nieuws maken die uiteindelijk wel onder de aandacht van traditionele media moeten komen. Mensen bepalen zelf met de theory wat zij belangrijk vinden en dit wordt vervolgens nieuws.

De eerste die op de agenda-setting theory kwamen, waren McCombs & Shaw in 1972. Die gebruikte dit om te omschrijven hoe de media voor een groot deel bepalen wat wij, het publiek, belangrijk vinden.

Een nieuwe term binnen deze theorie werd voor het eerst gebruikt door Kim & Lee: reversed agenda-setting. Dit houdt in dat het publiek, zoals hierboven al omschreven is, bepaalt wat groot nieuws is en het zelf creëert. Deze nieuwe term heeft nieuw leven geblazen in de theorie, zeker omdat de macht van Social Media blijvend lijkt te zijn.

Traditionele media zijn nog steeds wel belangrijk voor veel soorten informatie waar het gewone publiek zelf niet aan zou kunnen komen. Denk maar aan diplomatieke gesprekken tussen wereldleiders, zoals Vladimir Putin en Donald Trump.

De macht van traditionele media is ook te zien op Social Media. Bijna de helft van Twitter pieken zouden plaatsvinden rond tv-uitzendingen. Wat er op TV wordt uitgezonden, speelt nog steeds een belangrijke rol.

h ttp://nieuwsmonitor.org/wp-content/uploads/onderzoeksrapport-MediaPolitiek.pdf

Onderzoeksrapport MediaPolitiek - 15 minutes of fame; de campagne als ‘wedstrijd’: het strijdframe*Voorwoord van mij: In de volgende paragrafen wordt gekeken naar de mate waarin de debatten en het nieuws een rol hebben gespeeld in de verkiezingen van het Nederlands parlement in 2017.

De rol van de debattenHet presidentsdebat is, volgens dit artikel, ware ‘gamechangers’. Zo was de impact op Roemers kansen na een slecht optreden in 2012 desastreus voor zijn campagne, terwijl Samsom na een goed optreden juist veel stemmen won. Ook wordt er aangetoond dat de media veel aandacht schenkt aan aan deze debatten, in beide traditionele en Social Media.De media, met name RTL, kreeg in deze periode ook veel kritiek. Welke partijen mee mogen doen, hangt af van wie de grootste partijen zijn volgens de peilingwijzer van RTL; RTL zei zelf nog dat deze onbetrouwbaar was. Volgens de slechte voorspelling zou bijna elke partij wel mee kunnen doen; RTL besloot dus meer partijen uit te nodigen.*Vervolgens schrijft de schrijver over het feit dat Rutte, Wilders en Kuzu dit debat hadden afgezegd. Resultaten: veel mensen waren vergeten dat Rutte had afgezegd, zij die dat wel wisten reageerden overweldigend negatief; bij Wilders was bijna iedereen zich bewust en boos dat hij het debat had afgezegd - alleen laagopgeleiden wisten hier vaker niets van af; Kuzu kreeg ongeveer dezelfde reacties als Wilders.

Winnaars en verliezers in RTL-premiersdebat

Page 25: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

*In deze paragraaf gaat de schrijver in op de evaluatie voor de deelnemers van dit debat. Hier wordt ook ingegaan op de relevantie van Social Media searches. Jesse Klaver deed het volgens de peilingen goed, zijn naam werd vervolgens ook heel vaak opgezocht online, terwijl dit met Emile Rumor met beide gevallen precies omgekeerd was.

Het Carré-debat: winnaars en verliezersKlaver werd door de kiezers uitgeroepen tot winnaar van het debat. Hier zijn twee belangrijke punten aan verbonden: de marge waarin hij won was uitzonderlijk klein. Dat maakte echter niet uit, want deze overwinning met minimaal verschil gaf hem maximaal momentum in de peilingen. Zo belangrijk is de nieuwscoverage van het debat nou.

De aandacht voor peilingen en het strijdframe in de verschillende mediaHier wordt het punt gemaakt dat journalisten graag schrijven over wie er aan kop gaat in de peilingen omdat het makkelijk, ‘simplistisch’, nieuws is. Voor politici komt dit vaak goed uit omdat, eenmaal in een stijgende lijn, meer berichtgeving kan zorgen voor een spiraalwerking.

*Belangrijk: ‘framen’, is hoe de journalist zo’n campagne neerzet. ‘Strijdframe’ is hoe die strijd dus neergezet wordt.

**BELANGRIJK: CONCLUSIE :)Ik kopieer dit direct uit het rapport. Enjooooy :)-Ook tijdens deze campagne is er veel aandacht geweest voor ‘de strijd om het premierschap’, dat zich vooral uitte in een sterke focus op het eerste debat, het zogenaamde Premiersdebat. Toen daar niet echt sprake van was – de samenstelling van de deelnemende politici wijzigde – werd er veel geschreven over de strijd op links en de strijd op rechts. Deze focus was duidelijk sterker het geval op televisie dan in de andere mediagroepen. Kiezers die zich vooral richten op de journaals voor hun informatievoorziening hebben dan ook relatief het vaakst een wedstrijdframe gehoord. Ook voor de Facebookgebruikers geldt dat er relatief veel aandacht was voor het wedstrijdframe in dit nieuws. Op de nieuwssites was dit minder het geval en in de dagbladen het minst. Een ander opvallend verschijnsel is te zien wanneer we kijken naar mediatitels die meerdere verschijningsvormen hebben. Daar is duidelijk te zien dat de berichten op Facebook meer gericht zijn op het wedstrijdframe dan de online sites en de papieren versies van de kranten. Dit wijst op een selectie van het nieuws voor de Facebookpagina’s die meer gericht zijn op het versimpelde nieuws dat voor grote groepen kiezers aantrekkelijk is om te lezen. Zoals geïnterviewde Tarik (28, mbo) stelt: “Ik zag wat stukjes van het debat tussen Rutte en Wilders op Facebook en toen dacht ik, ik ga het toch even kijken”. De rest van het debat heeft hij niet gekeken, want dat stond niet in zijn tijdlijn. Hij heeft dus alleen de meest saillante (en vermoedelijk dramatische) stukjes geconsumeerd.

Media en Publiek - theorieën over media-impact H8: AgendasettingInleidingIn het begin van het hoofdstuk, staat een citaat van ene meneer Cohen: “The press may not be successful much of the time in telling people what to think, but it is stunningly successful in telling people what to think about.” Hier wordt vervolgens nog verder ingegaan: volgens de

Page 26: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

agendasettingtheorie hebben media weinig invloed op wat mensen denken, maar wel waarover .

Uitbreidingen en nuanceringen in onderzoek naar agendasettingVoor onderzoek naar agendasettingeffecten moet altijd zowel de media-agenda als de publieksagenda worden geanalyseerd. De media-agenda wordt bepaald door te meten hoeveel ruimte of tijd aan welke onderwerpen wordt besteed. De publieksagenda wordt bepaald door respondenten naar de belangrijkheid van onderwerpen te vragen. (*In een zekere zin: De media-agenda gaat uit van kwantiteit, de publieksagenda van kwaliteit).

Er vallen verschillende soorten publieksagenda’s binnen het onderzoek naar agendasetting: wanneer je vraagt naar iemands persoonlijke belangen, meet je de intrapersoonlijke agenda. Wanneer je iemand vraagt naar hun meest besproken belangen, waar iemand het meest met een ander over praat, noem je dat de interpersoonlijke agenda. Wanneer je iemand vraagt wat voor hun de belangrijkste onderwerpen zijn in hun sociale kring, is dat perceived-communityagenda (wanneer iemand gevraagd wordt wat het belangrijkste punt is op landelijk gebied, is dat perceived-communityagenda). Conclusie: het is denkbaar dat de agendasetting wel plaatsvindt voor de perceived-communityagenda, maar niet voor de intrapersoonlijke agenda.

Voor het meten van de overeenkomst tussen media-agenda en publieksagenda worden drie modellen onderscheiden:

-Awarenessmodel: Het eenvoudigste en minst nauwkeurigste model; hier gaat het erom of onderwerpen van de media-agenda voorkomen op de publieksagenda; dit wordt gebruikt voor de intrapersoonlijke agenda.

-Saliencemodel: Deze gaat iets verder, want het maakt onderscheid tussen meer en minder belangrijke onderwerpen; dit wordt gebruikt in de interpersoonlijke agenda.

-Prioriteitsmodel: Hier worden de onderwerpen in een rangorde van belangrijkheid geplaatst; dit wordt gebruikt in de perceived-communityagenda.

Van de media wordt verwacht dat zij de waarheid reflecteren (ja, zelfs van de NOS). Het zou dus logisch zijn dat de werkelijkheid de media-agenda beïnvloedt en de media-agenda vervolgens de publieksagenda. Maar de werkelijkheid kan ook direct de publieksagenda beïnvloeden. Door de waarheid in kaart te brengen, kun je vaststellen of wat de media vertelt ook daadwerkelijk klopt. Dit valt vaak tegen. Een goede citaat: “As predicted, this study found that real-world conditions do not influence the media or public agendas directly. The public needs the media to tell them how important an issue is. Individuals do not learn from real-world cues. Also, the media are not effective at determining the importance of this issue from real-world clues.”

De rol van interpersoonlijke communicatie bij agendasetting kan zijn:

1) Een alternatieve informatiebron naast de massamedia;2) Een interveniërende variabele die het agendasettingproces beïnvloedt;3) Het resultaat van agendasetting (als de agendasetting werkt, zal dat onderwerp op een

persoonlijke basis bij het individu een rol spelen).

-In een klein onderzoek werd aangetoond dat mensen die nieuws via de krant lazen meer van het nieuws herinnerde dan mensen die nieuws online hadden gelezen.

Page 27: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

Agendasetting op het eerste en op het tweede niveauAgendasetting op het tweede niveau: dit komt voor wanneer media bepaalde onderdelen van een onderwerp selecteren en daar aandacht aan besteden; een ander woord voor agendasetting op het tweede niveau is framing (woow twist).

Valkuilen in het onderzoek1. Alternatieve verklaringen: dit komt neer op de lage concentratie van de hoge mediatopics. Zo kan er van de ene op de andere dag een heel ander onderwerp ineens ontzettend belangrijk worden.2. Conceptuele problemen: de agendasettinghypothese beweert dat na een tijdje de onderwerpen van de publieksagenda de media-agenda zullen reflecteren. Maar wat nou precies de publieksagenda moet worden verstaan is echter onduidelijk.3. Methodologische problemen: *moeilijk woord, komt er puur op neer dat er onduidelijkheid is over wat de defnitie(s) nou betekent/betekenen.4. Problemen bij de aggregatie: te veel verschillende onderwerpen mixen met elkaar. Bijvoorbeeld: in het 6 uur journaal komen de volgende onderwerpen aan bod:

1) uitslag van een referendum of Batman beter is dan Superman (spoiler: Batman wint met een landslide);

2) onderzoeksresultaten: wonen in Drenthe is toch niet zo’n erg als een permanent verblijf in een Noord-Oost Siberische Gulag, aldus onderzoekers UvA;

3) ministers Den Haag debatteren over het lot van gemeente Zoetermeer: negeren of hoop opgeven en bommen erop?

In de bovenste drie gevallen zie je twee verschillende onderwerpen: onderzoeksresultaten en binnenlandse politiek. Een aggregratiefout houdt in dat verschillende onderwerpen worden samengevoegd in één enkele publieksagenda.

5. Het tijdsinterval: ik geef maar een voorbeeld: een onderzoek dat wordt vrijgegeven op de TV sneller werkt op de agendasetting dan een publicatie via de krant.6. Het probleem van de causaliteit: (*ik zit me echt dood te vervelen hier, maar ben bijna klaar. Daarna lekker avondeten.) een probleem dat vaak voorkomt bij onderzoeken, is de invloed die de media al gehad heeft op de onderzoeksgroep. Dit kan altijd effect hebben op de onderzoeksresultaten.

Media en Publiek - theorieën over media-impact H9: Priming en frame

PrimingStel je voor: iemand heeft het over ‘slaan’. Vervolgens heeft iemand anders het over geweld. Omdat je pas nog een gesprek hebt gehad over ‘slaan’, zal je bij geweld veel eerder denken aan ‘slaan’ dan

Page 28: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

aan bijvoorbeeld ‘schoppen’. Wanneer je na dit fijne gesprek over geweld overgaat op een gesprek over een voetbalwedstrijd, zal je veel eerder gaan letten op de geweldadige aspecten van die wedstrijd, puur omdat het gesprek over geweld nog zo vers op het netvlies staat. Dit noem je priming.In de praktijk: wanneer de media het ergens veel over heeft, bijvoorbeeld de kredietcrisis van 2008, zal dit altijd een agendapunt zijn bij iedereen die hier iets van meekrijgt. Hier valt niet aan te ontsnappen. Dit noem je mediapriming.De beïnvloeding van beoordelingsmaatstaven (priming; het beïnvloeden van welke agendapunten hoog staan) is anders dan de beïnvloeding door argumenten (overreding, mensen bewust overtuigen). Bij priming zijn inhoudelijke argumenten niet van belang.

FramingHet bewust framen door de journalist noem je ‘framebuilding’. Dit gebeurt door interne- en externe factoren. Interne factoren zijn de normen en waarden, idealen, agenda, etc. Externe factoren zijn bijvoorbeeld invloed van belangengroepen, de politiek en voorlichters.

Beperkt zicht - de rol van mediamakers in beeldvorminghttps://www.womeninc.nl/Uploaded_files/DownloadLinks/beperkt-zicht-de-rol-van-mediamakers-in-beeldvorming.799def.pdf*Pittig uitgebreid, deze samenvatting. Voor het grootste gedeelte dan..

Page 29: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

InleidingIn de inleiding wordt gepraat over het initiatief om een onderzoek te doen naar beeldvorming in de media, met de grootste nadruk op stereotypen in de media die sociale ongelijkheid bevorderen (aldus Kim Putters, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau). De claim die gemaakt wordt, is dat mediamakers een enorme invloed hebben op hoe iedereen elkaar in de samenleving ziet. (*Dit heeft overigens, daar lijkt het op, weer te maken met framing. Ik denk dat Fontys ons iets duidelijks wil maken.)

“WOMEN Inc. streeft naar gelijke kansen voor iedereen.” Hiervoor hebben zij zes studies uitgevoerd. Veel mediamakers herkennen de problemen en zien het als een goede uitdaging.

Feiten en cijfers - Wat is beeldvorming?Beeldvorming is de mening die men vormt na continue framing te hebben waargenomen in de media. Dit wordt ook een onontkoombaar fenomeen met een complex proces genoemd.

Feiten en cijfers - RepresentatieAan de basis van beeldvorming ligt representatie, de wijze waarop de realiteit in beeld wordt gebracht. Er zijn twee typen representatie:1) Kwantitatief: hoe vaak worden sociale groepen op beeldvormende wijzen gerepresenteerd?2) Kwalitatief: hoe worden deze sociale groepen gerepresenteerd?

Feiten en cijfers - Hoe vaak in beeld? (Kwantitatieve representatie)De representatie van vrouwen in Nederlandse media werd voor het eerst gemeten in 2005. Toen was nog maar 1 op de 4 mensen in de media vrouw. Dit steeg vijf jaar later naar bijna ⅓ , maar is in 2015 gezakt naar het laagste punt, namelijk 19,5%. Hoewel Nederland in 2010 bovengemiddeld scoorde tegenover het gemiddelde van Europa en de wereld, scoort Nederland aanzienlijk lager in 2015 dan de rest. (*stel je voor dat Saudi-Arabië is meegerekend in deze poll; zelfs dan scoort Nederland nog onder gemiddeld…) Met digitale media doen vrouwen het overigens nog slechter in Nederland: hier vallen wij op een gemiddelde van 13%.Op commerciële zenders stijgt het gemiddelde overigens naar 40%.Het gemiddelde van vrouwen op TV wordt nog slechter naarmate je kijkt naar de leeftijdscategoriën. Alleen bij de jongeren van 13 tot 18 jaar komen meisjes even vaak in beeld als jongens; 50+’ers moeten strijden met maar 17%.

In de wereldwijde meting wordt geen onderscheid gemaakt naar etnische diversiteit; de NPO doet dit wel. Van 2010 naar 2015 steeg de representatie van 9.2% naar 9.8% respectievelijk, terwijl dit op evenredige basis 12% zou moeten zijn.

Mensen zien het probleem ook vaak niet. 84% van de ondervraagde mensen denkt dat de representatie van vrouwen sinds 2010 gelijk is gebleven; dit aantal is echter gedaald. Iets meer dan de helft van experts denkt dat vrouwen 20%-40% in beeld zijn; dit is in werkelijkheid 12%.

Feiten en cijfers - Hoe in beeld? (Kwalitatieve representatie)Het onderzoek laat ook zien dat mannen vaker in beeld zijn als deskundigen en experts. Mannen zijn 80% in beeld bij deze specifieke functies, terwijl vrouwen 40% van deze beroepen beoefenen.

Page 30: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

Bij de etnische kwestie zien wij ook verschil tussen blanke man en gekleurde man. Wanneer een gekleurd iemand op beeld komt, is dat 46% van de tijd een ‘gewone burger’, die alleen maar commentaar geeft. Maar 24% van de tijd komt deze als deskundige in beeld, terwijl bij mannen bijna de helft als deskundige in beeld komt.

Ook de representatie van man en vrouw is anders wanneer het neerkomt op waar zij gefilmd worden. Bij vrouwen zijn zij in iets meer dan de helft van de gevallen aanwezig in een privéomgeving; slechts 7% van de tijd bevinden zij zich in een werkomgeving. Bij mannen is juist 23% aan het werk op beeld.

Een conclusie van dit onderzoek is ook dat vrouwen vaak wórden besproken, terwijl mannen daar dan over spreken. De grotere en duidelijkere conclusie is dat de representatie van vrouwen in de media stagneert, niet verbetert.

Dominante beelden en woordenIn deze paragraaf leren wij te begrijpen hoe dominante beelden en ideeën tot stand komen.

Dominante beelden en woorden - De NormmensHet is niet een wie die de norm bepaalt, maar wat: de oude traditie waarin blanke, hoogopgeleide man heeft dit beeld zo gevormd. Dit heeft ook de taal gevormd zodat er altijd mannelijke benamingen gebruikt worden voor hogere functies (een vrouwelijke hoogleraar is dat, een vrouwelijke hoogleraar. Een mannelijke hoogleraar is gewoon een hoogleraar.)

Dominante beelden en woorden - Bevooroordeeld taalgebruikBij beeldvorming speelt taalgebruik een grote rol (zoals hierboven ook werd uitgelegd). Niet alleen de mannelijke benaming heeft namelijk toegewezen rollen. Bij vrouwen heb je dat ook, maar meestal alleen bij de wat negatievere stereotyperende rollen, zoals bij ‘luizenmoeder’.

*Uit een onderzoek waar onderzoekers 160 miljoen woorden (!Ik ken er zelf maar 2.000 of zo!) gebruikte en keken welke woorden het meest gebruikt werden om man en vrouw respectievelijk te omschreven, bevestigde dit onderzoek het vertrouwde beeld ook. De man kreeg bij omschrijven het meest ‘sterk’, ‘groot’, ‘echt’ en ‘snel’ ; de vrouw kreeg de woorden ‘zwanger’, ‘ongetrouwd’ en ‘oud’ als de meest gebruikte woorden. Sylvana Simons kreeg overigens ‘hysterische vrouw’ en ‘boze Surinamer’.

Wanneer iemand afhangt van de norm-woorden die hierboven omschreven staan, wordt dat ‘othering’ genoemd: het scheppen en in stand houden van verschil, afstand en ongelijkheid tussen sociale groepen door middel van taal.

Dominante beelden en woorden - Stereotypen bepalen de normHier wordt een vicieuze cirkel omschreven: de norm wordt bepaald door stereotypen, hierdoor worden stereotyperende normen meer toegewezen aan elke groep; omdat elke groep hun normen zo worden aangesterkt, groeit het stereotype weer. Er wordt wel genoemd dat dit over het algemeen onbewust gebeurt.

Page 31: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

Mediamakers aan het woordDit gedeelte gaat over hoe mediamakers over beeldvorming denken en hoe ze zichzelf in hun eigen rol zien:

Driekwart van de mediaprofessionals ziet voor zichzelf een grote rol in het veranderen van de huidige beeldvorming, dit vooral bij publieke en regionale omroepen waar zij het liefst een correcte representatie van de samenleving willen neerzetten. Er is echter veel weerstand - 1 op de 3 houdt zich hier in de werkelijkheid helemaal niet mee bezig - omdat veel zich hier niet van bewust zijn.Belang van representatie onder mediamakers:55% maakt zich zorgen om het gebrek aan representatie van vrouwen;76% vindt het belangrijk dat er meer vrouwen als expert worden laten zien;82% vindt het belangrijk dat vrouwen minder stereotyperend worden neergezet;93% van de ondervraagden acht vrouwelijke rolmodellen van grote invloed op meisjes.

Na een aantal gesprekken blijkt dat de aandacht vooral ligt op etnische diversiteit, en niet zo zeer op diversiteit van genders.

Mediamakers aan het woord - Belangrijk, maar…De subtitel zegt het al: velen vinden het belangrijk, maar hebben ook argumenten om weer niet een andere koers in te slaan. Zo is het bereiken van diversiteitsdoelen een belemmering op de kwaliteit van het aannemen van sollicitanten. Adverteerders zeggen zich ook vaak vastgezet. Zo krijgen ze negatieve reacties als ze wel de diversiteitsdoelen willen bereiken, maar ook negatieve reacties als ze dat bewust niet willen doen.

Mediamakers aan het woord - AfbreukrisicoDe schuld wordt vaak bij vrouwen gelegd. Die zouden het zelf niet willen, of bang zijn om geweigerd te worden. Wat wel wordt gezegd, is dat vrouwen beter risico’s kunnen inzien en daarom minder snel zullen solliciteren voor bepaalde posities.

De winst van inclusieve beeldvorming - Maatschappelijke winstMaatschappelijke winst: wanneer vrouwen en allochtonen correct gerepresenteerd worden, bevorderd dat het perspectief van jonge meisjes, vrouwen en allochtonen op een goede toekomst. Met meer zelfvertrouwen, meer capabele arbeiders voor onze kapitalistische stoommachine!

De winst van inclusieve beeldvorming - De businesscase voor de mediaEen betere representatie in de media, kan ook helpen met advertenties in reclames. Vrouwen en minderheden voelen zich natuurlijk eerder betrokken in een realistisch beeld, dan een vervelend stereotype

Conclusie (eindelijk, loop al de hele dag hieraan te werken, steek er echt te veel tijd in. Als dit geen 8+ wordt) :Wees geen lul, schrijf geen prul, niet zo stereotyperend denken en lekker met z’n allen dat glazen plafond slopen!

Page 32: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

ARTIKEL A.DEKKER – FRAMING IN 140 TEKENS

Page 33: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

Geschreven door en credits aan Stefan Rietjens :)Framing hangt samen met agenda setting, maar waar het bij agenda setting gaat over wat er wordt gezegd in een nieuwsitem, gaat het er bij framing over hoe dit gedaan wordt. Volgens Entman (1993) wordt er bij framing één, of enkele woorden in de gecommuniceerde tekst toegevoegd die de invalshoek van de zin bepalen, waardoor dit onderwerp meer saillant wordt. Saillantie is de mate waarin informatie belangrijk, betekenisvol en opvallend is. Wanneer informatie een hogere mate van saillantie heeft, zal de informatie beter worden opgeslagen. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen twee soorten frames: media frames en audience frames (Scheufele, 1999). Media frames hebben betrekking op de frames die door de media worden overgenomen van elites, zoals politici. Media frames hebben vervolgens invloed op het publiek, bijvoorbeeld via een krantenbericht of een nieuwsitem. De frames uit de media die vervolgens door het publiek worden overgenomen, worden audience frames genoemd. Deze audience frames leiden vervolgens tot attitude- en gedragsverandering bij het publiek (de Vreese, 2005). Er zijn vijf frames hebben gemeten: het conflict frame, human-interest frame, economic consequence frame, responsibility frame en het morality frame.

· Conflict frame à Er wordt ingegaan op een conflict tussen individuen, groepen, instellingen, of landen.· Human-interest frame à Er staat een persoonlijk verhaal centraal, of de tekst heeft een emotioneel karakter.· Economic consequence frame à Er wordt ingegaan op de economische consequenties van een gebeurtenis of een probleem, voor individuen, groepen, instellingen, of landen. Maar wanneer er wordt getweet dat er 18 miljoen naar de Filipijnen gaat, is dat niet per definitie economisch, maar heeft dat meer te maken met de hulp aan de slachtoffers. Dit is dan dus een voorbeeld van een Human Interest frame.· Responsibility frame à Er wordt ingegaan op een probleem of kwestie, waarvan de verantwoordelijkheid van de oorzaak of het oplossen ervan, ligt bij de overheid of een individuele groep.· Morality frame à Het probleem of kwestie is in een religieuze context gezet, of wordt er op ethische aspecten ingegaan.

ConclusieHieruit kan geconcludeerd worden dat publiek dus geen frames tot zich krijgt wanneer zij communiceren met politici via Twitter. De eigen berichten van politici worden echter wel geframed. Eén derde van alle eigen berichten van politici bevat een frame. Het publiek krijgt dus wel frames tot zich wanneer zij de eigen berichten van politici lezen.Redenen waarom er weinig geframed wordt op Twitter à De gemiddelde tweet is slechts 79 tekens lang, de context is vaak onduidelijk of het is in sommige gevallen moeilijk om het frame vast te stellen terwijl deze mogelijk wel aanwezig is.

è Grotere en tradionelere media, zoals krant en tv, framen meer. ARTIKEL N.RUIGROK - De verkiezingscampagne als ‘strijd’

Page 34: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

è Vooral op televisie is veelvuldig gebruik gemaakt van het strijdframe (de grootste van de vier bovenstaande), gevolgd door Facebook.è RTL-Premierdebat afgezegd door Rutte & Wilders. Klaver lichte winnaar, grote verliezer Bumaè Carré-debat: grote winnaar Klaver, Asscher verliezer.è ZML over peilingen: “Ze beïnvloeden enorm, GL’ers op VVD stemmen.”

MEDIA-ETHIEK

Hoofdstuk 4: Zelfregulering

-Het belangrijkste motief achter zelfregulering is de wens dat beroepsgenoten handelen volgens de in de branche levende opvattingen en normen. Bovendien is het een antwoord op protesten van het publiek. -Zelfregulering is efficiënter dan wettelijke maatregelen. Toetsing is sneller en goedkoper, kritiek van vakgenoten komt harder aan dan dat van de rechter en er kan opgetreden worden tegen maatschappelijk ongewenst gedrag in plaats van alleen tegen illegaal gedrag. -Nadelen van zelfregulering zijn ten eerste dat de beoordelaars vakgenoten zijn, dus dat ze vaak te streng of te soepel zijn en dat straffen te vrijblijvend zijn. 4.2 Zelfregulering in de Journalistiek-Bertrand noemt in zijn bijdrage over ‘media accountablity systems’ vijf vormen van ‘quality control’:1. De opleiding en scholing van journalisten;2. De gedragscodes die door journalistenverenigingen of mediaorganisaties zijn opgesteld;3. De raden voor de journalistiek waar mensen klachten kunnen indienen;4. De ombudsman als bemiddelaar tussen het publiek en de redactie;5. De aparte rubriek voor correcties en aanvullingen.

-Daarnaast kun je om kwaliteit te waarborgen nog gebruik maken van vragenlijsten, rubrieken, sidebars, online chatsessies, onafhankelijke mediawatchers en zoals ze in de VS hebben een kwaliteitskeurmerk dat wordt toegekend door het publiek. -Als gevolg op een conflict tussen overheid en pers werd in 1960 De raad voor de Journalistiek opgericht als een instantie die alleen de bevoegdheid heeft een oordeel uit te spreken en dat te publiceren. -De Raad is nooit onomstreden geweest. De belangrijkste bezwaren zijn:

1. De morele normen van de Raad zijn strenger dan die van de rechter;2. Het is ondoenlijk en onwenselijk om één set normen toe te passen, want de ethiek van de

kwaliteitspers verschilt op een aantal punten van die van de populaire media;3. Het is niet mogelijk om in beroep te gaan tegen een beslissing van de Raad;4. Wanneer klagers met een oordeel van de Raad naar de rechter stappen, wordt het

journalistiek opiniecollege te sterk gezien als een voorstadium van de rechter en wordt bovendien de journalist tweemaal voor hetzelfde ter verantwoording geroepen;

5. Er worden vraagtekens gezet bij de samenstelling van de Raad. Omdat het oud-journalisten zijn zouden ze niet objectief kunnen zijn.

-In 2010 werden een aantal besluiten genomen om het functioneren van de Raad te verbeteren:1. Enkele burgerraadsleden werden benoemd als vertegenwoordigers van de samenleving;

Page 35: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

2. De mogelijkheid van revisie werd opengesteld wanneer één van de partijen meent dat de Raad zaken over het hoofd heeft gezien;

3. De voorzitter en secretaris van de Raad gaan meer dan eerst fungeren als ombudsman die bemiddelt tussen klager en redactie en die het voorbereidend werk doet bij een officiële klacht.

-In België is een Vlaamse Raad voor de Journalistiek. Sinds 1999 bestaat de Alliance of Independent Press Counsils of Europe (AIPCE). Hierbij zijn 30 raden voor de journalistiek uit Europa aangesloten.-Gedragscodes willen beroepsbeoefenaren stimuleren om hun functie op een verantwoorde wijze uit te oefenen. De NEderlandse journalistiek heeft, in tegenstelling tot de VS, geen lange traditie op het punt van ethische codes. Zo vond men:

1. Codes te algemeen en dus onbruikbaar of te gedetailleerd en dus een gevaar voor redactionele vrijheid;

2. Dat een code verstarrend zou werken in een tijd van continu veranderende opvattingen;3. Codes te idealistisch. De richtlijnen worden te makkelijk een moreel alibi, terwijl het

verantwoordelijkheidsbesef van de beroepsbeoefenaar doorslaggevend zou moeten zijn;4. Dat wanneer je een opsomming hebt van wat wel en niet mag, mensen ervan uitgaan dat

wat er niet staat, dat dat mag;5. Dat de grondwettelijke vrijheid van meningsuiting met zich meebrengt dat de journalistiek

geen besloten beroepsgroep is en iemand er dus ook niet uitgezet mag worden als hij zich niet aan de gedragsregels houdt.

-Volgens Van Dijck is een gedragscode een ‘kwaliteitsgarantie’ jegens het publiek. Bovendien zijn het geen starre voorschriften, maar richtwijzers. -De NVJ (Nederlandse Vereniging voor Journalisten) heeft zich in het verleden geconformeerd aan de Code van Bordeaux (1954) van de International Federation of Journalists. Dit is een tekst die bestaat uit negen vrij algemeen geformuleerde beginselen. Daarnaast heeft Nederland nog een tweede landelijke code voor journalisten, die van het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren. NAast de landelijke codes heeft bijna elke redactie haar eigen ethische code. -In 1972 werd al gepleit voor een persombudsman in NL wiens taak het zou zijn zelf klachten te behandelen door bemiddelend op te treden tussen klagers en media én klachten voor te leggen aan de Raad. Vanwege financiële redenen kwam deze er niet, maar inmiddels hebben sommige kranten wel hun eigen ombudsman die fungeert als klachtenmeldpunt. -In 2006 begon de stichting Media-ombudsman Nederland (MON), die de volgende taken heeft:

1. Het tot stand brengen van debat over ethiek en kwaliteit in de journalistiek;2. Het entameren van wetenschappelijk onderzoek over journalistiek;3. Publiekelijk uitspraak doen over structurele zaken met betrekking tot de journalistieke

ethiek.-Een andere vorm van mediakritiek vormen de ‘media watchdogs’, instituten en organisatie, heel vaak internetsites, die het doen en laten van de media kritisch volgen en van commentaar voorzien. Een persmonitor volgt de actuele berichtgeving over een bepaald onderwerp kritisch en analyseert zowel de inhoud van berichten als de journalistieke werkwijze.-In 2005 ging ‘De Nederlands Nieuwsmonitor’ van start. Eigenlijk is er sprake van drie monitoren:

1. Continu Nieuwsmonitor - Hiermee wordt van media algemene kenmerken van de inhoud vastgelegd;

2. Event Monitor - Deze richt zich op spraakmakende kwesties die veel aandacht krijgen;

Page 36: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

3. Issue Monitor - Hier worden belangrijke maatschappelijke issues gevolgd waarvan verwacht wordt dat zij gedurende lange tijd een belangrijke rol in het publieke debat zullen spelen.

4.3 Zelfregulering in de communicatiebranche -In 1954 werd het NGPR (Nederlands Genootschap voor Public Relations) opgericht, dat een goede beroepsuitoefening nastreefde. In 1965 kreeg het Genootschap een gedragscode. Mede door de groeiende kritiek op de code stelde het NGPR in 1979 de Commissie Gedragscode in, die een nieuwe gedragscode invoerde 4 jaar later. -In 1996 ontstond de Beroepsvereniging voor Communicatie uit een fusie van NGPR, ACON en VBN. In 2006 fuseerde deze vereniging weer met de VVO (Vereniging voor Overheidscommunicatie) tot de beroepsvereniging Logeion. -Ethische codes in de communicatiesector zijn allemaal geënt op enkele internationale codes voor pr-functionarissen. De volgende vier hoofdzaken zijn te onderscheiden:

1. De algemene professionele verplichting zoals openheid, eerlijkheid en zuiverheid;2. De professionele verplichtingen tegenover opdrachtgevers zoals geheimhouding;3. De professionele verplichtingen tegenover de massamedia en publieke opinie;4. De professionele verplichtingen tegenover collega's zoals het onthouden van oneerlijke

concurrentie en het niet afbreuk doen aan de reputatie van een collega.4.4 Zelfregulering in de reclame-In de reclamebranche is niet alleen sprake van een code (de Reclame Code), maar ook van een instantie (de Reclame Code Commissie) die de taak heeft toe te zien op de naleving van de code. In de Commissie zitten dertien organisatie die op een of andere manier te maken hebben met reclame. In 1963 werd de code opgesteld. - Tot 1988 oefende de Reclameraad namens de overheid toezicht uit op de inhoud van de reclame op radio en tv. Nu worden de klachten behandeld door één van de vier kamers van de Reclame Code Commissie. In tegenstelling tot de Raad van de Journalistiek kan de Commissie ook los van klachten uitspraken doen en kunnen niet-belanghebbende ook een klacht indienen. Bovendien is tegen een uitspraak van de Commissie beroep mogelijk bij het College van Beroep. De Commissie kan een vrijblijvende aanbeveling doen en eventueel een boete opleggen. De uitspraken zijn alleen bindend als het om een STER-reclame gaat. -Op Europees niveau bestaat de EASA. Hierbij zijn alle nationale zelfreguleringsinstanties in de reclamebranche aangesloten.

Hoofdstuk 6: De journalist als infiltrant

6.3 Geschiedenis van de undercovermethode-Volgens de Duitse undercoverjournalist Günter Wallraff is in principe het stelen van info door journalisten niet toegestaan, behalve wanneer het om machtsvorming gaat ten koste van anderen. Dan is het volgens hem de plicht van iedere journalist om dit aan de kaak te stellen. -Wallraff is te vergelijken met de Nederlandse Stella Braam. Haar manier van werken werd niet ter discussie gesteld, maar zelf had ze het er wel moeilijk mee dat ze moest liegen voor info. Haar visie is echter afwijkend aangezien ze een open vizier in de journalistiek erg achterhaald vindt. Volgens haar haal je echt pas de hele waarheid boven tafel als je je nooit bekend maakt. 6.5 De undercovermethode in de Vlaamse journalistiek-In vlaanderen mag een journalist alleen undercover gaan als:

1. De informatie een grote maatschappelijke relevantie heeft;

Page 37: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

2. De gebruikelijke journalistieke methoden niet toereikend zijn om het verhoopte resultaat te bereiken;

3. De risico’s in een aanvaardbare verhouding staan tot het verhoopte resultaat;4. De beslissing van een undercoverreportage en de openbaarmaking hiervan gebeuren in

overleg met de hoofdredactie of haar gemachtigde.6.6 Open vizier ook aan de telefoon?-Journalisten nemen gesprekken op om ten eerste nauwkeurig te kunnen weergeven wat iemand heeft gezegd en ten tweede zodat ze bewijs hebben als de geïnterviewde meent iets niet te hebben gezegd. -In de Leidraad staat: ‘Het staat een journalist vrij een telefoongesprek op te nemen wanneer dit nodig is om een onbetwiste weergave van het besprokene te kunnen publiceren. Wanneer hij de geluidsopname zelf openbaar wil maken, dient hij echter vooraf toestemming van de geïnterviewde te verkrijgen.’ Heel zelden is hier een uitzondering op als het een groot maatschappelijk belang dient.6.8 Raad en Rechter-Filmen in openbare plaatsen zonder gerichtheid op bepaalde personen is doorgaans toelaatbaar.6.9 Rollenspel als reportagetechniek?-Wat niet mag in een rollenspel:

1. Het ongeoorloofd uitoefenen van een beschermd beroep;2. Het dragen van een uniform;3. De schijn dat het de journalist te doen is om materieel voordeel te verwerven;4. Lichamelijk geweld of het aanzetten tot het plegen van een misdrijf..

6.10 Criteria voor toepassing van undercovermethoden-Volgens de schrijver van het boek mag je undercover als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

1. De journalisten hebben gerichte en gefundeerde verdenken tegen persoon/instantie;2. Die verdenkingen hebben betrekking op zodanig ernstige wanpraktijken, dat die in het

algemeen belang openbaar gemaakt dienen te worden;3. De journalisten hebben al het redelijkerwijs mogelijke gedaan om de misstanden langs

andere wegen boven tafel te krijgen. -In het boek staan het standpunt van VS, Engeland en Duitsland wat betreft undercoverjournalistiek. Hoewel mijn Duits roestig is, ben ik er vrij zeker van dat ze hetzelfde standpunt hebben als NL.

Hoofdstuk 8: Journalistiek beroepsgeheim en bronbescherming -Van een beroepsgeheim is sprake wanneer iemand door de aard van zijn functie verplicht is professioneel verkregen informatie tegenover iedereen geheim te houden.-Onder het verschoningsrecht wordt de bevoegdheid van de getuige verstaan om zich ontheven te achten van de verplichting om op de gestelde vragen te antwoorden. De arts, notaris, advocaat en geestelijke zijn de enige vier beroepen die het verschoningsrecht hebben voor de rechter.-Er zijn drie situaties rond inbeslagname van materiaal:1. Het kan gaan om materiaal dat informatie verschaft over de identiteit van een bron die door de journalist geheim wordt gehouden met een beroep op het verschoningsrecht;2. Er kan sprake zijn van geen toegezegde vertrouwelijkheid, maar dat de bron wel wordt verdacht van het plegen van een strafbaar feit;3. De journalist zelf kan worden verdacht van het plegen van een strafbaar feit.

Page 38: props.fhj.nl€¦  · Web viewSamenvatting de lá Valerie Y Tyree. Ook met dank aan Stefan Rietjens :) TOETSSTOF * Verhoeven, N. (2014). Wat is onderzoek? H2, H3, H4 en H5 * De Boer,

-Proportionaliteit betekent dat de inbreuk op het belang van de vrijheid van nieuwsgaring in redelijke verhouding moet staan tot het belang van waarheidsvinding-Subsidiariteit houdt in dat justitie aannemelijk moet maken dat er geen andere mogelijkheden waren om het doel te bereiken en dat het toepassen van het middel gebeurde op een voor de journalist minst bezwarende wijze.-Als iemand een civiele procedure aanspant omdat hij zich door de inhoud van een publicatie beledigd voelt, dan kan de journalist niet volstaan met een beroep op anonieme bronnen. Weigert de journalist de identiteit van de informant te onthullen, dan mag de rechter aannemen dat er geen bron was.-Als er sprake is van vertrouwelijkheid, moet de journalist zich op het journalistiek privilege kunnen beroepen, tenzij in extreme situaties het opsporingsbelang toch zwaarder weegt dan het belang van een vrije informatiestroom.-De journalist dient zich aan een aantal richtlijnen te houden bij het gebruik van anonieme bronnen:1. Hij moet bereid zijn de identiteit van de geanonimiseerde bron in vertrouwen mee te delen aan zijn hoofd- of eindredactie wanneer die daarom vraagt;2. Hij moet niet iemand anoniem citeren, wanneer het om persoonlijke belevingen, opvattingen of gevoelens van iemand gaat;3. Het moet gaan om uitdrukkelijk bedongen en toegezegde anonimiteit aan iemand die feitelijk informatie van algemeen belang verschaft die niet langs andere wegen kan worden verkregen.

De verkiezingscampagne als ‘strijd’Kijk video (zondag met lubach, dus leuk) http://www.denieuwereporter.nl/2017/03/de-verkiezingscampagne-als-strijd/