Proefwerkboekje - Xacodirectie.xaco.be/uploads/Edwig/pwboekje1M2juni2012.pdf · 2012. 6. 14. ·...

Proefwerkboekje

J U N I 2 0 1 2

1 M 2

Beste leerling en ouder Het einde van het schooljaar komt nu snel dichterbij maar eerst moeten we in de proefwerkperiode van juni nog tonen wat we de afgelopen maanden allemaal geleerd hebben. Zoals bij de vorige proefwerken hebben we om jullie hierbij te helpen dit proefwerkboekje samengesteld, een gids boordevol studietips en praktische informatie.

Wie al deze raadgevingen ernstig opvolgt, heeft straks meer kans op een mooi rapport. Daarom raden we je absoluut aan om alles grondig na te lezen en om wat niet duidelijk is, met je leerkracht, je titularis of je ouders te bespreken.

We wensen je veel succes en doorzettingsvermogen!

de titularissen en leerkrachten van het eerste jaar

WERKBUNDEL PROEFWERKEN JUNI – PAGINA 1

PRAKTISCHE AFSPRAKEN

Beste ouder, Gelieve deze tekst grondig te lezen en het aparte strookje dat hierbij gevoegd is, te ondertekenen. Bedankt. Beste leerling, Voor de laatste proefwerkperiode van dit schooljaar frissen we een aantal afspraken en regels op:

Je hebt proefwerk voor alle vakken, behalve voor LO, MO, PO & TE.

Je brengt elke dag je schoolagenda mee.

Je bent de halve dag voor de proefwerken vrij om je proefwerk(en) voor te bereiden.

Wanneer je ziek bent, verwittigt één van je ouders zo vlug mogelijk de school (03 217 44 10). Weet dat tijdens

de proefwerken alleen een doktersbriefje je afwezigheid kan wettigen.

Wanneer je het examenlokaal (= je eigen klaslokaal!) binnenkomt, zet je je boekentas vooraan. Je neemt de

spullen die je nodig hebt voor je proefwerk mee naar je plaats. Zorg ervoor dat je schrijfgerei in een

doorschijnend plastic zakje zit; je mag geen ‘pennenzak’ mee naar je bank nemen.

Na het inleveren van je proefwerk ga je terug naar je plaats. Je kan een ANDER schoolvak studeren of je even

ontspannen met een strip of leesboek. Uiteraard neem je geen boeken of schriften op je bank van het vak

waarvan je net proefwerk hebt afgelegd.

Wie wil, kan op proefwerkdagen (ook op woensdag) in het college studeren van 12u45 tot 16u00. Daartoe be-

zorgt één van je ouders een schriftelijke aanvraag, uiterlijk één werkdag voor de eerste proefwerkdag, aan een

studiemeester. Wanneer je je voor deze studie inschrijft, blijf je ook op school ineten.

Wanneer je alleen om 10u20 een proefwerk hebt, kan je zonder voorinschrijving op school studeren. Daartoe

moet je wel ten laatste om 08u25 aanwezig zijn. (De schoolpoort is immers dicht tussen 08u30 en 10u00 en

niemand wordt gedurende die periode op de speelplaats toegelaten.) Je studeert in stilte in de leerlingenzaal.

Indien je de stilte niet respecteert, word je de volgende dagen niet meer toegelaten in de ochtendstudie.

regeling einde trimester

vrijdag 22 juni: laatste proefwerkdag (proefwerk om 10u20)

maandag 25, dinsdag 26, woensdag 27 en donderdag 28 juni: vrije dagen (delibererende klassenraden

voor leerkrachten)

vrijdag 29 juni: o 09u00: binnenbrengen boeken boekenfonds (zie ook aparte brief) + taken en toetsen 2de

semester + schoolagenda

o 10u00: rapportuitreiking

o aansluitend leerlingencontact tot 12u00

o oudercontact van 16u00 tot 19u00

Dirk Brawers Edwig Van Elsen adjunct-directeur pedagogisch directeur


EXAMENROOSTER

1M

DO 14

10u20 NE

VR 15 8u25 GO

10u20 NW

MA 18 8u25 WI

10u20 WI

DI 19

10u20 FR

WO 20

10u20 GE

DO 21

10u20 AA

VR 22

10u20 NE

STUDIETIPS

▪ de voorbereiding

○ Zorg dat al je studiemateriaal in orde en aanwezig is: je boeken, je notities, extra bladen met oefeningen, je toetsenmap (= een belangrijke informatiebron).

○ Noteer alle extra informatie van de leerkracht duidelijk in je proefwerkboekje.

○ Vraag uitleg over de onderdelen die je nog niet zo goed begrijpt aan je leerkrachten, klasgenoten of ouders.

○ Vraag ook uitleg aan je leerkracht over hoe je het best moeilijke onderdelen kan instuderen. Wat voorbeelden:

▪ uit het hoofd leren (leerstof logisch ordenen, geheugensteuntjes…)

▪ schema maken (bv. mindmapping)

▪ woordenlijsten opstellen (in kolommen, met steekkaartjes…)

▪ nieuwe oefeningen maken of bestaande oefeningen hermaken (meestal best schriftelijk) en jezelf corrigeren

○ Maak een planning!


▪ de planning

○ Neem rustig de tijd om een planning te maken, maar verlies er ook niet te veel tijd mee.

○ Maak een persoonlijke planning, en baseer je niet op die van een ander!

○ Kleur je planning in:

je gewone bezigheden: schooltijd, vrije tijd, dagelijkse toetsen en taken.

de tijd die je elke dag nog kan studeren voor je examens. En misschien moet je hier toch even durven schrappen in je vrijetijdsbesteding, want de proefwerken komen nu op de eerste plaats!

Opgelet: wees realistisch in je tijdsinschatting! Overdrijf niet, maar werk achteraf wel zolang als gepland.

o Overleg dit ingekleurde schema met je ouders, ben je bv. een familiefeest vergeten in te plannen waardoor je niet kan studeren?

○ Vul nu je planning concreet in: wat ga je op welke dag studeren? Houd hierbij ook rekening met je examenrooster.

○ Probeer ervoor te zorgen dat je de meeste vakken vooraf instudeert, besteed de meeste aandacht aan de vakken of onderdelen waarmee jij het moeilijk hebt.

○ Vermeld in je planning alles heel concreet: niet alleen het vak, maar ook het precieze onderdeel.

○ Hang je planning op een goed zichtbare plaats: zo word je er zelf steeds aan herinnerd en kunnen je familieleden je volop steunen.

○ Vink aan, schrap... wat je al hebt gedaan! Dat geeft je hoop, dat lucht op. Als er iets niet is gelukt, is dat geen ramp, probeer achteraf wel de gemiste studietijd in te halen.

▪ het studeren

○ Zorg voor een geschikte ruimte waar je je kan concentreren om te studeren: geen spelende broertjes of zusjes in de buurt, geen trillende gsm’s op je bureau of aanlokkelijke internetverbinding voor je neus…

○ Studeer actief! Voorbeelden: luidop uit het hoofd leren, theorie gebundeld samenvatten,

oefeningen maken, toetsen herbekijken/hermaken. Dit laatste is belangrijk om de stijl van vragen te leren herkennen...

o Studeer op de dag vóór het proefwerk eerst de onderdelen die je nog niet op voorhand hebt kunnen voorbereiden.

○ Studeer geconcentreerd in blokken van ongeveer 1 uur en beloon jezelf na zo’n geconcentreerde inspanning met een pauze van ongeveer 15 minuten. Doe dan iets wat je echt leuk vindt, wat je echt ontspant. Bij voorkeur iets sportiefs in de buitenlucht!

○ Slaap voldoende.

▪ het afleggen van het proefwerk zelf

○ Beantwoord eerst rustig alle vragen die je goed kan. Pak op het einde de voor jou moeilijkere vragen aan!

○ Werk verzorgd, gebruik daarvoor eerst een kladblad!

○ Vóór je afgeeft: overloop of je alle vragen en alle onderdelen voldoende hebt beantwoord.


LEERSTOFOVERZICHTEN

NEDERLANDS 1 – 1M2 DONDERDAG 14 JUNI - 10 u 20

WAT HEB IK ALLEMAAL NODIG OM DIT VAK GRONDIG VOOR TE BEREIDEN ?

Woordenboekje;

Boekje Woordenstroom;

Werkbladen communicatieschema;

Werkbladen teksten deel 1, deel 2 en deel 3;

Woorden Woorden Woorden;

Werkbladen werkwoorden;

Werkbladen spelling;

Werkbladen zinsleer deel 1 en deel 2;

Werkbladen woordleer;

Werkbladen voor schrijven, spreken, luisteren.

WAT BRENG IK MEE NAAR DIT PROEFWERK?

woordenboekje;

meetlat;

fijn potlood voor zinsontleding.

STUDIETIPS VOOR DIT VAK

oefeningen maken

…

OVERZICHT VAN DE LEERSTOF

Spreken en luisteren

strategieën om goed te spreken;

improviseren;

dialogen;

spreken met aandacht voor articulatie en volume;

luisterstrategieën. Schrijven

persoonsbeschrijving;

vergelijking (zie Woorden Woorden Woorden);

tekenend werkwoord(zie Woorden Woorden Woorden);

zakelijke tekst;

werken met Word en een tekst kunnen typen en opmaken. Teksten, communicatieschema

alfabetisch schikken

zender, boodschap, ontvanger, code, kanaal, ruis, effect (communicatieschema) bepalen

van een tekst tekstkenmerken kunnen opsommen (zie bladen);

het teksttype van een tekst bepalen (zie bladen)

teksten indelen volgens afdeling: fiction of non-fiction (zie bladen teksten);

proza en poëzie van elkaar onderscheiden, teksten indelen volgens proza of poëzie (zie bladen teksten);


teksten indelen volgens schrijfdoel: meedelend, overtuigend, activerend, emotief, amuserend (zie bladen teksten);

status (objectief of subjectief / mening of feit)) van een tekst bepalen

bepalen voor welk lezerspubliek een tekst geschikt is;

bij een tekst het passend leesdoel en overeenstemmende leeswijze bepalen (zie bladen teksten);

poëzie werkbladen: rijm, vers, strofe, zin, gevoel;

vers (versregel) en strofe van elkaar onderscheiden en in tekst aanduiden;

in een tekst inleiding, midden en slot onderscheiden en aanduiden;

de hoofdgedachte (centraal thema) van een tekst formuleren (zie bladen teksten);

in een alinea de hoofdgedachte of de belangrijkste zin (kernzin) aanduiden;

signaalwoorden in een tekst aanduiden (zie bladen teksten);

tekststructuren herkennen: chronologisch, opsommend, vergelijkend, oorzaak-gevolg, probleem-oplossing, beschrijvend;

verband leggen tussen signaalwoorden en tekststructuur;

functie van een alinea bepalen;

een tekst structureren (ordenen);

zinnen en alinea's ordenen;

een schema van een tekst maken (zie bladen teksten: studerend lezen); Woordleer (zie bladen woordleer en werkwoorden)

in een tekst volgende woordsoorten herkennen: werkwoord (zww, hww, kww), bepaald lidwoord, onbepaald lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voornaamwoord (pers vn, wk vn, wz vn, bez vn, aanw vn, vra vn, onbep vn) en voorzetsel;

de volgende begrippen kunnen definiëren: werkwoord, bepaald lidwoord, onbepaald lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voornaamwoord en voorzetsel;

Zinsleer (zie bladen zinsleer deel 1 en deel 2)

zender, boodschap, ontvanger, zin;

soorten zinnen;

inversie;

de pv;

werkwoordelijke gezegde, resten, inf, vd, ad, wk, nwdu, H en h;

verdelen in zinsdelen;

onderwerp;

onderzoek van het H: zww, hww, kww;

kww en naamwoordelijk gezegde.

lv;

mv;

bij het ontleden de juiste code gebruiken;

zinnen ontleden volgens de tien stappen (zin lezen en begrijpen, soort zin herkennen, pv, wwg, zinsdelen, onderwerp, onderzoek H, kww en nwg, lv, mv;

Spelling (zie het boekje ‘Spel correct’ en bladen Spelling een kwelling en bladen werkwoorden)

leestekens bij het einde van een zin (zie ook bladen zinsleer: soorten zinnen);

werkwoorden: basisbegrippen, stam, infinitief, O.T.T., O.V.T., vd, od, vd als adjectief (bijvoeglijk naamwoord);

hoofdletters;

koppelteken;

trema;

apostrof;

alle woorden uit het boekje Woordenstroom kunnen spellen.


Woordenschat en taal (zie Woorden Woorden Woorden)

het juiste voorzetsel (zie ook bladen zinsleer en woordleer)

synoniemen, antoniemen, homoniemen

beeldspraak en vergelijkingen

alle woorden uit het boekje Woordenstroom begrijpen en in een zin kunnen gebruiken.

OPMERKINGEN BIJ HET OVERZICHT

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

INSCHATTING VAN MIJN RESULTAAT

minder dan 50 tussen 50 en 60 tussen 60 en 70 tussen 70 en 80 meer dan 80


GODSDIENST – 1M2 VRIJDAG 15 JUNI - 8 u 25


Bijbel

Werkbladen deel 2

Werkbladen deel 3


Bijbel


Herhalingsvragen verbeteren aan de hand van een oplossingensleutel.

De antwoorden op de vetjes gedrukte herhalingsvragen (oplossingensleutel) vind je op het ELOV.


Herhalingsvragen deel 2: 4, 6, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 27, 28, 31, 32, 35, 36, 41, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 54, 55, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 71, 72, 75, 78, 79, 80, 82, 83, 84, 85

Herhalingsvragen deel 3: 3, 15, 16, 17, 18, 34, 35, 36, 39, 40, 41, 45, 49, 50


…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..




NATUURWETENSCHAPPEN – 1M 2 VRIJDAG 15 JUNI - 10 u 20


Handboek – Werkboek (Goed ingevuld.) – Nota’s


Blauwe en rode balpen of stiften voor de vragen over de kleine en de grote bloedsomloop. Je gezond verstand, want hiermee kan je meeste vragen zeker oplossen.


De cursus heeft een structuur. Zorg dat je eerst deze structuur kent. Het zal je helpen om alle andere onderdelen beter te kunnen onthouden. (MINDMAPPEN)

Definities, termen en begrippen moet je correct kunnen formuleren. Zorg dat je het verband en het verschil tussen de verschillende onderdelen kent. Inprenten kan je doen door groeperen, ordenen, werken in kolommen, schema’s, geheugensteuntjes

… Besteed voldoende aandacht aan de figuren, schema’s, foto’s …, in het werkboek/handboek. In biologie zijn functies HEEL belangrijk.


Thema 5: Organismen microscopisch bekeken (HB: pag.100 – 104 / WB: pag. 80 – 83) 4. Plantaardige en dierlijke cellen herkennen ( + functies van de celonderdelen) 5-6-7 Samenhang tussen organisatieniveaus in een organisme Thema 6: Materie (HB: pag. 107 – 119 / WB: pag. 91 – 95) Dit thema is volledig te kennen. Thema 7: Bouwstenen van materie (HB: pag 121 – 131 / WB: pag: 103 – 112) Dit thema is volledig te kennen. Thema 8: Energievormen en energieomzettingen (HB: pag. 140 – 147 / WB: pag. 124 – 127) 2 energieomzettingen 3 Voedsel is een energiebron Thema 9: Structuurveranderingen van stoffen (HB: pag. 151 – 167 / WB: pag. 137 – 146) Dit thema is volledig te kennen. Thema 10: De spijsvertering (HB: pag. 172 – 185 / WB: pag. 155 – 163) Pagina 175 (HB) en 156 (WB) over de voedingsmiddelentabel moet je niet kennen. Thema 12: Transport van stoffen door het bloed (HB: pag. 205 – 219 / WB: 192 – 197)

Dit thema is volledig te kennen.



Zorg dat je ook de nota’s in het werkboek en op de losse bladen goed studeert. Zij maken deel uit van de te kennen leerstof en geven dikwijls meer verduidelijking.

Zoals je zelf hebt kunnen vaststellen is de leerstof vrij omvangrijk. Je hebt er dus alle belang bij om alles op voorhand al eens te bekijken. Zo kan je, moest dit nodig zijn, tijdens de lessen nog wat vragen stellen.




WISKUNDE – 1M2 MAANDAG 18 JUNI - 8 u 25


leerboek getallenleer

werkboek getallenleer

meetkundeboek (=leerwerkboek)


rekentoestel

passer

geodriehoek

potlood en gom

blauwe, rode, groene, zwarte pen


Het beheersen van de theorie is noodzakelijk om inzicht te krijgen in de opdrachten. o Denk eraan, definities en eigenschappen moet je letterlijk vanbuiten kennen!

Maak dan veel oefeningen opnieuw die je in de klas maakte. o Kies uiteraard de moeilijkste uit elke reeks. o De blanco opgaven voor getallenleer vind je in je leerboek. o Bij meetkunde bedek je de antwoorden. o Verbeter je antwoorden met je werkboek.

Nadien kan je nieuwe opdrachten maken. o Je vindt ze op het einde van elke paragraaf en hoofdstuk. o Je geeft ze best af aan je vakleerkracht ter verbetering.

Kijk ook al je toetsen na en leer uit je fouten.


Getallenleer

De leerdoelen staan steeds opgesomd in het werkboek. Vanuit die leerdoelen hebben we verwezen naar het handboek. (bijgeschreven pagina’s) WB = werkboek

3. Veelvouden en delers 3.1 Deelbaarheid bij natuurlijke getallen.

Leerdoelen WB p. 134 1) Deelbaarheid + theorie HB p. 128 2) Veelvoud van een getal 3) Deler van een getal 4) Eigenschappen + theorie HB p. 131, 132 5) Kenmerken van deelbaarheid + theorie HB p. 132-135

3.2 Kleinste gemeenschappelijk veelvoud en grootste gemeenschappelijke deler. Leerdoelen WB p. 143

1) Priemgetal + theorie HB p. 141 2) Een getal ontbinden in priemfactoren 3) Kleinste gemeenschappelijk veelvoud + theorie HB p. 143 4) Grootste gemeenschappelijke deler + theorie HB p. 144


4. Breuken 4.1 Breuken Leerdoelen WB p. 168 1) Breuk 2) Gelijke breuken + theorie HB p. 154 3) Gelijknamige breuken 4) Breuken ordenen 5) Breuken en decimale vormen

4.2 Rekenen met breuken Leerdoelen WB p. 178 1) De optelling en de aftrekking + theorie HB p. 165 2) De vermenigvuldiging + theorie HB p. 167 3) De deling + theorie HB p. 169 4) De machtsverheffing + theorie HB p. 171 5) Volgorde van de bewerkingen 6) Vergelijkingen van de vorm a . x = b 7) Vergelijkingen van de vorm ax + b = c

5. Toepassingen

5.1 Staafdiagrammen en grafieken tekenen Leerdoelen WB p. 234 1) Een staafdiagram tekenen 2) Een grafiek tekenen

Meetkunde

7. Driehoeken Leerdoelen p. 152 1) Driehoek+ theorie p. 135. 2) Indeling van driehoeken + theorie p. 143. 3) Merkwaardige rechten in een driehoek + theorie p. 148. 8. Vierhoeken Leerdoelen p. 167 1) Vierhoek + theorie p. 160 2) Eigenschappen + theorie p. 164 9. Balk en kubus Leerdoelen p. 198

1) Balk en kubus verkennen + theorie p. 175

2) Balk en kubus tekenen

3) Balk en kubus ontwikkelen

4) Kubussen stapelen : niet

5) Inhoud

10. Prisma en cilinder Leerdoelen p. 219

1) Prisma en cilinder verkennen + theorie p. 207

2) Inhoud + theorie p. 212

3) Prisma en cilinder ontwikkelen



Het proefwerk bestaat uit 2 delen. Het eerste deel (twee lesuren) wordt afgelegd zonder rekentoestel. Tijdens het tweede deel (één lesuur) mag je je rekentoestel gebruiken. Daarna is er een lesuur studie.




FRANS – 1M2 DINSDAG 19 JUNI - 10 u 20


Contacts Ateliers Exercices supplémentaires


Schrijfgerief Correctieroller


De agenda is nog altijd de belangrijkste en de meest volledige bron van informatie! Begin op tijd met het herhalen van de woordenschat! Probeer zeker alle oefeningen uit het werkboek opnieuw te maken! Bekijk zeker nog eens je toetsen!


VOCABULAIRE

7.1 7.2 7.3

8.1 8.2 8.3

9.1 9.2

10.1

10.3 (enkel volgende woorden: hier, avant-hier, l’année passée, la semaine passée, défendre, élever, crier,

créer)

les couleurs (Ateliers p. 243)

Bon appétit ! (Contacts p. 76)

Les noms des repas (Contacts p. 103)

GRAMMAIRE

les verbes en -ER + les cas spéciaux (manger, acheter,…)

les verbes en -RE (vendre, attendre, prendre, …)

le futur proche

le passé récent

l’impératif présent + exceptions

les verbes pronominaux (+ avec la négation)

les verbes irréguliers:

faire, vouloir, pouvoir, boire, mettre, prendre, manger, venir, devoir, ouvrir, …

le passé composé avec avoir et être (+ les verbes irréguliers et la négation)

les verbes d’appréciation + article défini

les adjectifs possessifs

l’article défini / indéfini / contracté / partitif

l’adjectif démonstratif

l’emploi de y et de en

le pluriel

le pronom personnel tonique

les nombres de 0 à 1000

jouer à + faire de + jouer de

bon ou bien, mauvais ou mal


EXERCICES

Atelier 7

Atelier 8

Atelier 9

Atelier 10


- Studeer de getallen tot 1000 voor het luisterexamen! …………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..




GESCHIEDENIS – 1M2 WOENSDAG 20 JUNI - 10 u 20


Cursus geschiedenis Handboek Mummies voor dummies (taak groepswerk)


Enkele kleurpotloden


Hieronder vind je de inhoudstafel van je cursus geschiedenis. Indien een onderdeel niet gekend moet zijn, staat er (niet) achter.

Een inhoudstafel is een handig instrument om te studeren. Je kunt het zien als een kapstok waar je alle begrippen aan kan vasthangen. Probeer voor jezelf te verklaren waarvoor de verschillende titels en ondertitels staan. Vervolgens ga je op zoek naar meer details om deze inhoudsopgave uit te breiden. Op deze manier kan je gestructureerd studeren.

Leg een lijstje aan met moeilijke woorden. Zoek deze daarna op in een woordenboek. Noteer de verklaringen op een handig overzicht.

Lees steeds goed de vragen op het proefwerk. De kernwoorden mag je in fluo zetten.

Oefen voldoende op kaarten. Bekijk de afbeeldingen, kaarten en tijdlijnen in je handboek. Sommige dingen moet je echt uit het hoofd leren vb. functies goden, schema menstypes,… Iets drie keer lezen is dan echt onvoldoende.

Schrijf moeilijke namen en woorden een aantal keer op. Het is belangrijk dat deze juist geschreven worden op het proefwerk.


Deel I: Vaardigheden De vaardigheden die je bij dit onderdeel aanleerde, moet je uiteraard nog steeds kennen:

- de verschillende periodes (+ data) - de verschillende soorten bronnen kunnen onderscheiden en ontleden - objectief – subjectief - de verschillende domeinen Deel II: Prehistorie

1. Hoe het leven op aarde kwam

1.1. De Big Bang (niet)

1.2. De vorming van de continenten (niet)

1.3. De ontwikkeling van het leven op aarde (niet)

1.4. Dinosauriërs (niet)

2. Wie waren de eerste mensen (niet)

3. Een lange weg van mensaap tot mens

3.1. De evolutie van de mens (niet)

3.2. Out of Africa (niet)

3.3. De menstypes op een rijtje


4. De eerste mensen: voedselverzamelaars en jagers

4.1. De eerste mensen waren voedselverzamelaars (Afrika)

4.2. In de ijstijden werd de jacht belangrijker (Europa en Azië)

5. De mens werd handiger en verstandiger

5.1. Wapens en werktuigen (niet)

5.2. Vuur en taal (niet)

6. Prehistorische cultuur – kunst en godsdienst

6.1. Godsdienst (niet)

6.1.1. Begraven (niet)

6.1.2. Godinnen (niet)

6.2. Schilderkunst (niet)

7. De jager werd boer (vanaf 8000 v.C.)

8. De gevolgen en de veranderingen na de Neolithische Revolutie (sociaal-economisch, politiek, cultureel)

9. Vuurmeisje (niet)

Deel III: Vruchtbare Sikkel

1. Situering in tijd en ruimte

2. De eerste landbouwtechnieken en –activiteiten (economisch vlak)

2.1. Akkerbouw

2.2. Veelteelt

3. Politiek

4. Sociaal

5. Cultuur en wetenschap

Deel IV: Egypte

1. Geografie – De Nijl

1.1. Enkele aardrijkskundige gegevens

1.2. Het belang van de Nijl voor Egypte

- jaarlijkse overstromingen - handel en bereikbaarheid

1.3. De Nijl = een god


2. De politieke geschiedenis van het oude Egypte

2.1. Palet van Narmer

2.2. Opper-Egypte en Neder-Egypte

2.3. Symbolen van de farao

2.4. Bekende farao’s

2.5. Politieke tijdlijn Egypte (!)

3. Het oude Egypte op sociaal vlak (sociale piramide)

3.1. Farao

3.2. Vizier

3.3. Priesters

3.4. Schrijvers

3.5. Landbouwers

3.6. Slaven

4. Bundeltje goden op het www

4.1. Wie is wie

4.2. De Egyptische mythologie

4.3. Het leven na de dood

4.4. Polytheïsme → monotheïsme → polytheïsme

4.5. Priesters en tempels

4.6. Religieuze symbolen

5. Mummificiatie (mummies voor dummies)

5.1. Wat is een mummie

5.2. Het mummificatieproces

5.3. Het begrafenisritueel

5.4. Mummies Xtra


/




AARDRIJKSKUNDE – 1M2 DONDERDAG 21 JUNI - 10u20


Werkmap aardrijkskunde 1 Oefenkaartjes achteraan in je werkmap ( Tip: Kopieer de blinde kaarten) Atlas Inloggegevens EloV Meetlat Kleurpotloodjes


Atlas Meetlat Kleurpotloodjes Grijs potlood Slijper Gom Rekentoestel


Surf naar EloV en open het document ‘aardrijkskunde studeren doe je zo.pdf’ Kopieer de blinde kaarten achteraan je cursus en studeer/oefen op de gekopieerde kaarten.


THEMA 2: RELIËF

o Kennen en kunnen. (p. 1 – p. 2)

Wat moet ik kennen?

KE 1 t.e.m. KE 8

Wat moet ik kunnen?

KU 1 t.e.m. KU 16

o Begrippenlijst (p. 2)

o Schema + Samenvatting( p. 3 – p. 8)

o Werkschrift (p. 9 t.e.m. p. 31)

o Technieken ( T 9 t.e.m. T 10 )


THEMA 4: KLIMAAT EN VEGETATIE

o Kennen en Kunnen. (p. 1 – p. 2)

Wat moet ik kennen?

KE 1 t.e.m. KE 11

Wat moet ik kunnen?

KU 1 t.e.m. KU 4 en KU 6 t.e.m. KU 19



o Werkschrift (p. 9 t.e.m. p. 25 en van p. 27 t.e.m. p. 39)

o Technieken ( T 12 t.e.m. T 14 )

THEMA 5: BEBOUWING EN BEVOLKING

o Kennen en Kunnen. (p. 1 – p. 2)

Wat moet ik kennen?

KE 1 t.e.m. KE 9

Wat moet ik kunnen?

KU 1 t.e.m. KU 15 en KU 19 t.e.m. KU 24



o Werkschrift (p. 8 t.e.m. p. 25, van p. 29 t.e.m. p. 31 en van p. 37 t.e.m. p. 43)

o Technieken ( T 15 )


…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..




NEDERLANDS 1 – 1M2 VRIJDAG 22 JUNI - 10 u 20


Woordenboekje;

Boekje Woordenstroom;

Werkbladen communicatieschema;

Werkbladen teksten deel 1, deel 2 en deel 3;

Woorden Woorden Woorden;

Werkbladen werkwoorden;

Werkbladen spelling;

Werkbladen zinsleer deel 1 en deel 2;

Werkbladen woordleer;

Werkbladen voor schrijven, spreken, luisteren.


woordenboekje;

meetlat;

fijn potlood voor zinsontleding.


oefeningen maken …


Spreken en luisteren

strategieën om goed te spreken;

improviseren;

dialogen;

spreken met aandacht voor articulatie en volume;

luisterstrategieën. Schrijven

persoonsbeschrijving;

vergelijking (zie Woorden Woorden Woorden);

tekenend werkwoord(zie Woorden Woorden Woorden);

zakelijke tekst;

werken met Word en een tekst kunnen typen en opmaken. Teksten, communicatieschema

alfabetisch schikken

zender, boodschap, ontvanger, code, kanaal, ruis, effect (communicatieschema) bepalen

van een tekst tekstkenmerken kunnen opsommen (zie bladen);

het teksttype van een tekst bepalen (zie bladen)

teksten indelen volgens afdeling: fiction of non-fiction (zie bladen teksten);

proza en poëzie van elkaar onderscheiden, teksten indelen volgens proza of poëzie (zie bladen teksten);

teksten indelen volgens schrijfdoel: meedelend, overtuigend, activerend, emotief, amuserend (zie bladen teksten);

status (objectief of subjectief / mening of feit)) van een tekst bepalen

bepalen voor welk lezerspubliek een tekst geschikt is;

bij een tekst het passend leesdoel en overeenstemmende leeswijze bepalen (zie bladen teksten);

poëzie werkbladen: rijm, vers, strofe, zin, gevoel;

vers (versregel) en strofe van elkaar onderscheiden en in tekst aanduiden;

in een tekst inleiding, midden en slot onderscheiden en aanduiden;

de hoofdgedachte (centraal thema) van een tekst formuleren (zie bladen teksten);

in een alinea de hoofdgedachte of de belangrijkste zin (kernzin) aanduiden;


signaalwoorden in een tekst aanduiden (zie bladen teksten);

tekststructuren herkennen: chronologisch, opsommend, vergelijkend, oorzaak-gevolg, probleem-oplossing, beschrijvend;

verband leggen tussen signaalwoorden en tekststructuur;

functie van een alinea bepalen;

een tekst structureren (ordenen);

zinnen en alinea's ordenen;

een schema van een tekst maken (zie bladen teksten: studerend lezen); Woordleer (zie bladen woordleer en werkwoorden)

in een tekst volgende woordsoorten herkennen: werkwoord (zww, hww, kww), bepaald lidwoord, onbepaald lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voornaamwoord (pers vn, wk vn, wz vn, bez vn, aanw vn, vra vn, onbep vn) en voorzetsel;

de volgende begrippen kunnen definiëren: werkwoord, bepaald lidwoord, onbepaald lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voornaamwoord en voorzetsel;

Zinsleer (zie bladen zinsleer deel 1 en deel 2)

zender, boodschap, ontvanger, zin;

soorten zinnen;

inversie;

de pv;

werkwoordelijke gezegde, resten, inf, vd, ad, wk, nwdu, H en h;

verdelen in zinsdelen;

onderwerp;

onderzoek van het H: zww, hww, kww;

kww en naamwoordelijk gezegde.

lv;

mv;

bij het ontleden de juiste code gebruiken;

zinnen ontleden volgens de tien stappen (zin lezen en begrijpen, soort zin herkennen, pv, wwg, zinsdelen, onderwerp, onderzoek H, kww en nwg, lv, mv;

Spelling (zie het boekje ‘Spel correct’ en bladen Spelling een kwelling en bladen werkwoorden)

leestekens bij het einde van een zin (zie ook bladen zinsleer: soorten zinnen);

werkwoorden: basisbegrippen, stam, infinitief, O.T.T., O.V.T., vd, od, vd als adjectief (bijvoeglijk naamwoord);

hoofdletters;

koppelteken;

trema;

apostrof;

alle woorden uit het boekje Woordenstroom kunnen spellen.

Woordenschat en taal (zie Woorden Woorden Woorden)

het juiste voorzetsel (zie ook bladen zinsleer en woordleer)

synoniemen, antoniemen, homoniemen

beeldspraak en vergelijkingen

alle woorden uit het boekje Woordenstroom begrijpen en in een zin kunnen gebruiken.



…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………………………..



Proefwerkboekje - Xacodirectie.xaco.be/uploads/Edwig/pwboekje1M2juni2012.pdf · 2012. 6. 14. ·...

Documents

Transcript of Proefwerkboekje - Xacodirectie.xaco.be/uploads/Edwig/pwboekje1M2juni2012.pdf · 2012. 6. 14. ·...