Vergelijking van modale werkwoorden in het Nederlands en het … · 2013. 12. 11. · Vergelijking...
Transcript of Vergelijking van modale werkwoorden in het Nederlands en het … · 2013. 12. 11. · Vergelijking...
Filozofická fakulta Univerzity Palackého v Olomouci
Katedra nederlandistiky Studijní rok 2013/2014
Vergelijking van modale werkwoorden in het
Nederlands en het Duits
Comparison of modal verbs in Dutch and German
BAKALÁŘSKÁ DIPLOMOVÁ PRÁCE STUDIA NIZOZEMSKÉ FILOLOGIE
Beáta Buchníčková
Vedoucí práce: prof. dr. Wilken Engelbrecht, cand. litt.
Olomouc 2013
Ik verklaar dat ik mijn scriptie zelfstandig heb geschreven en alle gebruikte bronnen heb
vermeld.
Prohlašuji, že jsem svou bakalářskou práci vypracovala samostatně a uvedla v ní veškerou
literaturu, kterou jsem použila.
V Olomouci, dne ………………….
Beáta Buchníčková
Dankbetuiging
Ik wil graag van harte mijn dank betuigen aan mijn begeleider prof. dr. Wilken
Engelbrecht, cand. litt. voor zijn waardevolle adviezen.
4
Inhoudsopgave
1. Inleiding........................................................................................................................................... 6
2. Modaliteit in het Nederlands en het Duits ....................................................................................... 8
2.1. De samenvatting .................................................................................................................... 10
3. Vormen van modaliteit .................................................................................................................. 11
3.1. De samenvatting .................................................................................................................... 13
4. De modale werkwoorden ............................................................................................................... 15
4.1. Eigenschappen van de modale werkwoorden ........................................................................ 16
4.2. Kunnen ....................................................................................................................................... 18
4.2.1. Eigenlijk modaal gebruik .................................................................................................... 18
4.2.2. Oneigenlijk modaal gebruik ................................................................................................ 19
4.3. Moeten ................................................................................................................................... 20
4.3.1. Eigenlijk modaal gebruik .............................................................................................. 20
4.3.2. Oneigenlijk modaal gebruik .......................................................................................... 21
4.4. Hoeven................................................................................................................................... 24
4.4.1. Eigenlijk modaal gebruik .............................................................................................. 24
4.4.2. Oneigenlijk modaal gebruik .......................................................................................... 24
4.5. Mogen .................................................................................................................................... 27
4.5.1. Eigenlijk modaal gebruik .............................................................................................. 27
4.5.2. Oneigenlijk modaal gebruik .......................................................................................... 28
4.6. Willen .................................................................................................................................... 29
4.6.1. Eigenlijk modaal gebruik .............................................................................................. 29
4.6.2. Oneigenlijk modaal gebruik .......................................................................................... 30
4.7. Zullen..................................................................................................................................... 34
4.7.1. Eigenlijk modaal gebruik .............................................................................................. 34
4.7.2. Oneigenlijk modaal gebruik .......................................................................................... 36
4.8. De samenvatting .................................................................................................................... 37
4.9. De tabellen over de modale werkwoorden in het Duits en in het Nederlands ....................... 38
4.10. Verschillen tussen de Duitse en Nederlandse modale werkwoorden ................................ 39
4.10.1. De hoofdfuncties van de modale werkwoorden in het Duits en in het Nederlands ....... 39
4.10.2. De graduele verschillen tussen modale werkwoorden in het Duits en in het Nederlands
40
4.10.3. De Duitse equivalenten voor enkele Nederlandse modale werkwoorden ..................... 40
5. Conclusie ....................................................................................................................................... 43
5
6. Bronnen ......................................................................................................................................... 47
7. Resumé in het Tsjechisch .............................................................................................................. 48
8. Resumé in het Engels .................................................................................................................... 49
9. Annotatie ....................................................................................................................................... 50
6
1. Inleiding
Het thema van mijn bachelor scriptie is de vergelijking van de modale werkwoorden in het
Nederlands en in het Duits. Dit thema heb ik gekozen, omdat ik beide talen studeer en ik denk
dat af en toe de modale werkwoorden in deze talen slecht worden gebruikt. Op de
voorbeelden wil ik laten zien dat de Nederlandse modale werkwoorden niet in alle gevallen
cognaten in de Duitse modale werkwoorden hebben en omgekeerd.
Eerst wil ik me echter met modaliteit in het Nederlands en in het Duits bezighouden. Ik zou
graag modaliteit volgens de ANS citeren en over vijf middelen voor de uitdrukking van
modaliteit in het Nederlands en het Duits volgens Ten Cate & Lodder & Kootte (1998) en
volgens de ANS schrijven.
In het volgende hoofdstuk zal ik met de vormen van modaliteit bezig zijn. Elk van de
klassieke modale werkwoorden net zoals in het Nederlands ook in het Duits heeft volgens
Gerda (2005:15) een epistemische en een deontische betekenis van modaliteit. Maar ANS
vermeldt de begrippen eigenlijk en oneigenlijk modaal gebruik van de modale werkwoorden.
Ik zal de definities van een epistemische en een deontische betekenis van modaliteit en de
definities van eigenlijk en oneigenlijk modaal gebruik van de modale werkwoorden
vergelijken om vast te stellen of ze identiek zijn of niet.
Het hoofdstuk vier zal alleen de modale werkwoorden behandelen. Aan het begin van dit
hoofdstuk zal ik vermelden wat zijn eigenlijk de modale werkwoorden en waar behoren ze
toe. Het hoofdstuk 4.1. gaat over de eigenschappen van de modale werkwoorden volgens
Buscha & Heinrich & Zoch. Volgens Buscha & Heinrich & Zoch zijn er zeven eigenschappen
die de modale werkwoorden hebben en die het gebruik van de modale werkwoorden regelen.
In de hoofdstukken 4.2. tot 4.7. zal ik me met elke modale werkwoord separaat bezighouden.
Bij elke Nederlandse klassieke modale werkwoord wil ik eigenlijk modaal gebruik en
oneigenlijk modaal gebruik van dit werkwoord aangeven. Ik zal vermelden of dit Nederlandse
modale werkwoord een cognaat in het Duits heeft of niet en ik zal de voorbeelden voor deze
modale werkwoorden uit verschillende grammatica’s gebruiken. Bij elke Nederlandse modale
werkwoord, behalve hoeven en zullen, geef ik de semantische beschrijving voor zijn Duitse
cognaat volgens Buscha & Heinrich & Zoch aan.
7
In het hoofdstuk 4.10. zal ik de belangrijkste verschillen tussen de Nederlandse en de Duitse
modale werkwoorden aan de hand van de tabellen in mijn scriptie samenvatten. Aan de hand
van de tabel 1 wil ik verwijzen naar de verschillende betekenissen van de modale
werkwoorden. Ik zal verwijzen naar de betekenissen van de Nederlandse modale
werkwoorden, in welke ze de cognaten in de Duitse modale werkwoorden hebben en in welke
niet. De graduele verschillen tussen modale werkwoorden in het Duits en in het Nederlands
worden goed in de tabel 2 gezien. Dus aan de hand van de tabel 2 wil ik me met de graduele
verschillen tussen modale werkwoorden in het Duits en in het Nederlands bezighouden.
Volgens de tabel 3 kan men zien welke Duitse equivalenten worden voor de Nederlandse
modale werkwoorden in verschillende betekenissen gebruikt. Voor iedere Nederlandse
modale werkwoord kan men een equivalent in het Duits vinden, maar niet altijd is het ook een
modaal werkwoord. Dus in het hoofdstuk 4.10.3. zal ik met de cognaten van de Nederlandse
modale werkwoorden in het Duits en omgekeerd bezig zijn.
In de conclusie van mijn scriptie worden nog een keer alle deze feiten samengevat en ik zal
vooral naar de verschillen tussen de Nederlandse en de Duitse modale werkwoorden
verwijzen.
8
2. Modaliteit in het Nederlands en het Duits
Modaliteit is een semantische categorie die in verschillende talen op verschillende wijzen en
door verschillende middel kan uitgedrukt worden. Modaliteit volgens de ANS1:
Onder modaliteit verstaan we de in een zin uitgedrukte visie van de spreker of schrijver op de
verhouding tussen de in die zin weergegeven situatie en de werkelijkheid en/of zijn attitude
met betrekking tot die situatie.
De middelen voor de uitdrukking van modaliteit in het Nederlands en het Duits zijn soort-
gelijk. Men kan een vergelijking van de uitdrukkingsvorm van de modaliteit met de hulp van
de ANS en het contrastief-beschrijvende boek van Ten Cate & Lodder & Kootte (1998) laten
zien. Modaliteit in het Nederlands en het Duits kan door de volgende middelen uitgedrukt
worden:
Er worden vijf middelen onderscheiden waardoor modaliteit in het Nederlands en het Duits
uitgedrukt kan worden. Deze middelen zijn volgens Ten Cate & Lodder & Kootte (1998) en
volgens de ANS de volgende: a) bijwoorden van modaliteit, b) oordeelspartikels, c) modale
werkwoorden, d) modale infinitieven, e) de wijzen van het werkwoord.
a) bijwoorden van modaliteit naar ANS2:
Bijwoorden van modaliteit geven uitdrukking aan de realiteitswaarde van het in de zin
beweerde ('verstandsmodaliteit'), aan de subjectieve houding of waardering van de
spreker of de schrijver ten opzichte van het in de zin uitgedrukte ('gevoelsmodaliteit') of
aan een combinatie van beide.
In het Nederlands zijn bijwoorden van modaliteit bijv.: misschien, wellicht, allicht, welis-
waar, inderdaad
In het Duits zijn bijwoorden van modaliteit bijv.: hoffentlich, wahrscheinlich, möglicher-
weise, vielleicht
b) oordeelspartikels volgens de ANS3:
1 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/28/01/body.html) [10. 8. 2013]
2 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/08/03/02/body.html) [30. 8. 2013]
9
Hun betekenis is moeilijk precies te beschrijven, maar ze dragen in belangrijke mate bij
aan de bedoeling van de zin of een gedeelte ervan, zonder dat ze aan de feitelijke inhoud
iets af- of toedoen.
In het Nederlands kan men onder andere deze oordeelspartikels onderscheiden: ook, zelfs,
juist, maar alleen, slechts, al, reeds
In het Duits zijn de oordeelspartikels bijv.: aber, auch, doch, ja, nur, vielleicht
c) modale werkwoorden
De klassieke Nederlandse modale werkwoorden die men ook als de hulpwerkwoorden
van modaliteit kan noemen zijn volgens de ANS (1997:984): kunnen, moeten,
(be)hoeven, mogen, willen, zullen
De niet-klassieke Nederlandse modale werkwoorden zijn volgens de ANS4: blijken,
lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen, toeschijnen
De klassieke modale werkwoorden in het Duits naar Öhlschläger (1989:2) zijn: dürfen,
können, mögen, müssen, sollen, wollen
De niet-klassieke modale werkwoorden in het Duits volgens Buscha & Heinrich & Zoch
(1971:10) zijn: brauchen, bleiben, pflegen, scheinen en enkele andere
d) modale infinitieven
In het Duits zijn modale infinitieven volgens Gerda (2005:14) de infinitieve constructies
met haben en sein. Deze constructies concurreren met de modale werkwoorden können
en müssen. In het Nederlands zijn ook constructies zoals hebben + te + infinitief voor
moeten en hoeven (müssen) en zijn + te + infinitief (met de passieve betekenis) te vinden.
e) de wijzen van het werkwoord
De wijzen van het werkwoord die in beide talen worden gebruikt, zijn volgens Gerda
(2005:14) de aantonende wijs (indicativus), de gebiedende wijs (imperativus) en de
aanvoegende wijs (conjunctivus). Als de vorm van de werkelijkheid wordt de aantonende
3 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/08/03/02/body.html) [30. 8. 2013]
4 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/05/body.html) [21. 8. 2013]
10
wijs genoemd. De gebiedende wijs is de uitdrukking van een bevel, een verbod, een
verzoek of van een aanmaning en de aanvoegende wijs kan een irrealiteit5, een bevel, een
verzoek of een wens uitdrukken. Het verschil is de modale betekenis van de vormen van
de tijd in het Nederlands. In het Nederlands zijn de imperfectumvormen en de
plusquamperfectumvormen ook een uitdrukking voor een wens of voor een niet-
werkelijkheid6, omdat de conjunctief wegvalt.
2.1. De samenvatting
In het tweede hoofdstuk analyseer ik modaliteit in het algemeen. Ik geef het citaat van ANS
wat is eigenlijk modaliteit en ik schrijf over vijf middelen voor de uitdrukking van modaliteit
in het Nederlands en het Duits. De middelen voor de uitdrukking van modaliteit in het
Nederlands en het Duits zijn volgens Ten Cate & Lodder & Kootte (1998) en volgens de ANS
de volgende: a) bijwoorden van modaliteit, b) oordeelspartikels, c) modale werkwoorden, d)
modale infinitieven, e) de wijzen van het werkwoord. Alle deze middelen voor de uitdrukking
van modaliteit kunnen zowel in het Nederlands als ook in het Duits worden uitgedrukt.
5 Irrealiteit wordt in de ANS op volgende manier gedefiniëerd: “De spreker geeft aan dat het beweerde niet in
overeenstemming met de werkelijkheid is.” URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-
ans/28/02/01/body.html) [21. 8. 2013]
6 Niet-werkelijkheid wordt naar ANS synoniem met irrealiteit gebruikt. URL: http://ans.ruhosting.nl/
(http://ans.ruhosting.nl/e-ans/28/02/01/body.html) [21. 8. 2013]
11
3. Vormen van modaliteit
Volgens Gerda (2005:15) heeft elk van de klassieke modale werkwoorden net zoals in het
Nederlands ook in het Duits een epistemische en deontische betekenis. Verschillende auteurs
gebruiken voor deze twee soorten verschillende begrippen, bijvoorbeeld is volgens
Öhlschläger (1989) dat epistemische en nicht epistemische Modalität, Helbig & Buscha
(1998) praten over objektive en subjektive Modalität en Diewald (1997) gebruikt epistemische
en deontische Modalität. Öhlschläger (1989:132) legt het verschil tussen epistemische en
nicht epistemische Modalität aan de hand van de volgende voorbeelden uit:
1) Karl muss morgen kommen.
2) a) Es ist notwendig, dass Karl morgen kommt.
b) Ich bin sicher/es ist sicher, dass Karl morgen kommt.
Öhlschläger (1989:132):
Eine wichtige Rolle spielt die Unterscheidung zwischen epistemischen und nicht-
epistemischen Gebrauch, eine – oft auch anders bezeichnete – Unterscheidung, die daran
festgemacht wird, dass ein Satz wie 1) sowohl im Sinne von 2) a) als auch im Sinne von 2) b)
verstanden werden kann, wobei 2) a) als Beispiel für die nicht-epistemische und 2) b) als
Beispiel für die epistemische Lesart steht.
De epistemische modaliteit wordt volgens Öhlschläger (1989:28) op de volgende manier ge-
definiëerd:
Dass die Modalverben eine Einstellung des Sprechers hinsichtlich des Bestehens eines
Sachverhalts ausdrücken, Grade der Gewissheit des Sprechers, dass ein bestimmter
Sachverhalt besteht.
De deontische modaliteit wordt volgens Raynaud [geciteerd in Öhlschläger (1989:29)] op de
volgende manier gedefiniëerd:
Die modifizierenden Modalverben betreffen die Stellung des Subjekts in Bezug auf den in der
Infinitivgruppe genannten Prozess. Ihre semantische Funktion besteht darin, die Bedingungen
anzugeben, unter denen sich das grammatische Subjekt gegenüber diesem Prozess befindet,
und damit die Gründe, die zu einer eventuellen Realisierung dieses Prozesses führen.
12
De genoemde voorwaarden zijn de functies van de modale werkwoorden welke de inhoud
betreffen en dat zijn bijvoorbeeld:
Betekenis Nederlands Duits
De toestemming mogen, kunnen dürfen
Het vermogen kunnen können
De wens willen mögen (möchten)
De noodzakelijkheid moeten müssen
De niet- noodzakelijkheid niet hoeven nicht brauchen
De aanmaning zullen, moeten sollen, müssen
De wil willen wollen
Tabel 1. De hoofdfuncties van de Nederlandse en Duitse modale werkwoorden volgens Gerda
(2005:18)
De ANS7 praat over de begrippen eigenlijk en oneigenlijk modaal gebruik van de modale
werkwoorden. De vraag is of deze begrippen wel qua betekenis identiek zijn met de eerder
genoemde begrippen in het Duits. Eigenlijk modaal gebruik wordt in de ANS8 op de volgende
manier gedefiniëerd:
Op deze manier gebruikt geven de hulpwerkwoorden van modaliteit uitdrukking aan de
houding van de spreker of iemand anders ten opzichte van de inhoud van de zin waarin ze
voorkomen.
Het verschil tussen eigenlijk en oneigenlijk modaal gebruik wordt in de ANS9met de volgende
voorbeelden getoond:
3) Jan kan wel verhinderd zijn.
Kan zegt iets over het verhinderd zijn van Jan, namelijk dat het mogelijk is. Zin 3) kan
dus omschreven worden met 'Het is mogelijk dat Jan verhinderd is' of 'Het kan zó zijn
dat Jan verhinderd is'. We noemen dit gebruik van kunnen eigenlijk modaal.
4) Jan kan niet komen.
7 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/body.html) [22. 8. 2013]
8 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/01/body.html) [22. 8. 2013]
9 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/01/body.html) [22. 8. 2013]
13
In de meest voor de hand liggende opvatting van deze zin zegt kan iets over Jan,
namelijk dat hij tot iets (namelijk 'ko-men') in staat is, wat dan weer ontkend wordt
door niet. Mogelijke omschrijvingen zijn 'Jan is niet in staat te komen' en 'Jan verkeert
in de onmogelijkheid te komen'. Dit gebruik van kunnen noemen we oneigenlijk
modaal.
Daarbij is de opstelling van de spreker belangrijk. Helbig & Buscha (1998:136) geven een
overzicht van de betekenis van het vermoeden en de graduele verschillen tussen modale
werkwoorden. Gerda (2005:16) maakt deze rij met Nederlandse equivalenten volledig:
Betekenis Nederlands Duits
De zekerheid moeten müssen
De waarschijnlijkheid zullen (zouden) dürfen
Het ingeruimde vermoeden kunnen mögen
De onzekerheid kunnen können
Tabel 2. Graad van de waarschijnlijkheid door de Nederlandse en Duitse modale
werkwoorden uitgedrukt Gerda (2005:17)
Aan de hand van de definitie van epistemische Modalität op bladzijde 3 kan men zien dat het
begrip eigenlijk modaal gebruik in het Nederlands door het begrip epistemische Modalität in
het Duits vervangen kan worden.
Aan tabel 1 en de definitie van de deontische Modalität op bladzijde 3 kan men zien dat het
begrip oneigenlijk modaal gebruik in het Nederlands door het begrip deontische Modalität in
het Duits vervangen kan worden. Gerda (2005:18)
3.1. De samenvatting
In het hoofdstuk drie houd ik me met de vormen van modaliteit bezig. Elk van de klassieke
modale werkwoorden net zoals in het Nederlands ook in het Duits heeft een epistemische en
een deontische betekenis van modaliteit. Verschillende auteurs gebruiken maar voor deze
twee soorten van modaliteit verschillende begrippen. Dan geef ik de tabel over de
hoofdfuncties van de Nederlandse en Duitse modale werkwoorden aan. Als volgende vermeld
ik de begrippen eigenlijk en oneigenlijk modaal gebruik van de modale werkwoorden volgens
de ANS. Aan de hand van de definities van een epistemische betekenis van modaliteit en van
het eigenlijk modaal gebruik kan men zien dat deze twee definities dezelfde zijn en daarom is
14
een epistemische betekenis van modaliteit een synoniem voor het eigenlijk modaal gebruik.
Dat geldt ook voor de definities van een deontische betekenis van modaliteit en van het begrip
oneigenlijk modaal gebruik van de modale werkwoorden dus ook hier is een deontische
betekenis van modaliteit een synoniem voor het begrip oneigenlijk modaal gebruik van de
modale werkwoorden. In dit hoofdstuk vermeld ik nog de tabel over de graad van de
waarschijnlijkheid door de Nederlandse en Duitse modale werkwoorden.
15
4. De modale werkwoorden
Volgens de ANS1
worden de werkwoorden in drie groepen ingedeeld: zelfstandige
werkwoorden, hulpwerkwoorden en koppelwerkwoorden. Het zelfstandig werkwoord wordt in
de ANS2 op de volgende manier gedefinieerd:
Een woord dat op zichzelf de betekeniskern van een werkwoordelijk gezegde vormt.
De definitie van het hulpwerkwoord volgens de ANS3:
Een hulpwerkwoord is dan een nadere werkwoordelijke bepaling bij die betekeniskern.
De koppelwerkwoorden komen in naamwoordelijke gezegdes voor.4
De klassieke Nederlandse modale werkwoorden (kunnen, moeten, (be)hoeven, mogen, willen,
zullen) behoren tot de groep van hulpwerkwoorden. Ze zijn hulpwerkwoorden van
modaliteit.5
Naar Öhlschläger (1989:5) is het niet ondubbelzinnig welke werkwoorden men in het Duits
modale werkwoorden kan noemen:
In der Regel werden zur Abgrenzung der Modalverben Kriterien unterschiedlicher Art in
verschiedenen Kombinationen herangezogen, wobei die Auswahl vor allem – wenn nicht
ausschließlich – daran orientiert zu sein scheint, genau die Verben als Modalverben
herauszufiltern, die man als Modalverben sehen möchte.
De Duitse modale werkwoorden worden in verschillende grammatica’s op verschillende wijze
in woordgroepen ingedeeld. De Duden grammatica onderscheidt naar de syntactische criteria
vier groepen werkwoorden: zelfstandige werkwoorden, hulpwerkwoorden, modale werk-
woorden en modificerende werkwoorden. Volgens deze opvatting zijn zelfstandige werk-
woorden: ,,Verben mit eigener lexikalischer Bedeutung und kommen nur als Prädikat des
Satzes vor.” Duden (1995:92). De definitie van hulpwerkwoorden in Duden (1995:92): ,,Die 1 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/index.html) [2. 9. 2013]
2 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/index.html) [2. 9. 2013]
3 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/index.html) [2. 9. 2013]
4 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/index.html) [2. 9. 2013]
5 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/28/03/02/body.html) [2. 9. 2013]
16
Hilfsverben bilden mit den Vollverben das Prädikat.” Modale werkwoorden en modificerende
werkwoorden worden in Duden (1995:92) op de volgende manier gedefinieerd:
,,Modalverben modifizieren den Inhalt anderer Verben und die modifizierenden Verben sind
mit dem Infinitiv verbunden.” Modale werkwoorden vormen hier een zelfstandige syntactische
groep. Helbig & Buscha en Ten Cate & Lodder & Kootte verdedigen de traditionele
opvatting. Ze rekenen de modale werkwoorden tot de hulpwerkwoorden. Volgens
Öhlschläger behoren modale werkwoorden tot zelfstandige werkwoorden.
4.1. Eigenschappen van de modale werkwoorden
In het algemeen verbindet zich het modale werkwoord met de infinitief I (actief). Tot de
meeste werkwoorden die men ook met de infinitief kan verbinden moet men nog een partikel
zu (in het Duits) of een partikel te (in het Nederlands) tot de infinitief toegeven. In de zin met
het modale werkwoord staat de infitief zonder dit partikel.
5) Er wollte rechtzeitig kommen. Buscha & Heinrich & Zoch (1971:12)
Het modale werkwoord kan ook in de zin met de infinitief II (actief) staan. Men mag niet
deze verbinding die alleen met het modale werkwoord in de tegenwoordige tijd of in de
verleden tijd voorkomt 6) verwisselen met de verbinding van het modale werkwoord in de
voltooid tegenwoordige tijd of in de voltooid verleden tijd met de infinitief I. 7) Deze twee
vormen kunnen onderscheiden worden met de proef waar alleen in het tweede geval de finite
vorm van het modale werkwoord zonder het onderscheid van de betekenis door de vorm van
de verleden tijd kan vervangen worden.
6) Sie will ihn gestern getroffen haben. (= Sie behauptet, dass sie ihn gestern getroffen
hat.) Buscha & Heinrich & Zoch (1971:13)
7) Sie hat ihn gestern treffen wollen. (= Sie hat beabsichtigt, ihn gestern zu treffen.) →
Sie wollte ihn gestern treffen. Buscha & Heinrich & Zoch (1971:13)
17
De modale werkwoorden kunnen niet passief vormen. Ze kunnen zich met de zelfstandige
werkwoorden in de passief vorm verbinden, maar zelf kunnen geen passief vorm vormen.
8) Die neue Kaufhalle soll nächsten Montag eröffnet werden. Buscha & Heinrich &
Zoch (1971:13)
Als men voltooid tegenwoordige tijd, voltooid verleden tijd en infinitief II vormt dan
vervangen de modale werkwoorden de verleden deelwoord door de infinitief.
9) Ich habe die Aufgabe nicht lösen können. Buscha & Heinrich & Zoch (1971:14)
Als het modale werkwoord treedt in elkaar gezeten tijdvorm 10) of in een bijzin 11) op dan
moet de infinitieve zelfstandige werkwoord vooraan staan.
10) Er hat mich anrufen wollen.
11) Ich weiß nicht, warum er mich anrufen wollte. Buscha & Heinrich & Zoch (1971:15)
Als de modale werkwoorden in een bijzin in elkaar gezeten tijdvormen gebruikt worden staat
de vervoegde vorm van haben (in het Duits) of van hebben (in het Nederlands) voor de
infinitieven van het zelfstandige werkwoord en van het hulpwerkwoord.
12) Ich weiß nicht, warum er mich hat anrufen wollen. Buscha & Heinrich & Zoch
(1971:15)
Men kan de modale werkwoorden ook zonder het zelfstandige werkwoord in de zin
gebruiken. Er zijn twee mogelijkheden in dit geval. In het eerste geval – alleen bij de modale
werkwoorden wollen, mögen en können (in het Duits) mogelijk – hebben de modale
werkwoorden niet meer de functie van een hulpwerkwoord, maar ze zijn zelfstandige
werkwoorden. 13) In het tweede geval gaat het ondanks falende zelfstandige werkwoord over
het hulpwerkwoord. De zelfstandige werkwoorden zijn weggelaten om herhalingen te
vermijden of ze verschijnen als overbodig, omdat ze uit de context kunnen begrijpen worden.
De laatste is mogelijk alleen in het geval als het falende zelfstandige werkwoord een
algemeen doen of een algemene beweging uitdrukt. Als het werkwoord van de beweging faalt
dan is een lokaalinformatie in de zin nodig. 14)
18
13) Er will (= wünscht, verlangt), dass du dich persönlich entschuldigt.
Ich mag (= liebe, habe… gern) Regenwetter nicht.
Ich möchte (= wünsche) ein Buch für ein zehnjähriges Mädchen.
Er weiß und kann (= leistet, versteht) sehr viel.
Er kann (= beherrscht) das ganze Gedicht.
Er kann nichts für seinen Namen (= ist unschuldig an). Buscha & Heinrich & Zoch
(1971:15)
14) Ich rauche nicht. Ich darf nicht (rauchen).
Regeln, was man (tun) darf und was nicht, gibt es bei diesem Spiel nicht.
Ich muss unbedingt nach Hause (gehen/fahren). Buscha & Heinrich & Zoch
(1971:16)
4.2. Kunnen
4.2.1. Eigenlijk modaal gebruik
Als men kunnen of können in het Duits in eigenlijk modaal gebruik gebruikt dan betekent het
dat het in de zin uitgedrukte volgens de mening van de spreker of van de schrijver mogelijk is.
Vaak wordt wel toegevoegd.
15) Jan kan wel verhinderd zijn.6
Deze zin kan in het Duits zo geparafraseerd worden: Es ist möglich, dass Jan verhindert
ist.
Eigenlijk modaal gebruik van het Duitse können kan men aan dit voorbeeld van Duden
(1995:94) zien:
16) Man behauptet, er habe das Geld veruntreut, aber er kann es auch verloren haben.
Als men negatie gebruikt dan zegt men dat iets onmogelijk is:
17) Hij kan het niet gedaan hebben.7
6 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/02/01/body.html) [5. 9. 2013]
19
Naar Duden (1995:764) kan kunnen of können ook een concessieve functie hebben. Dat
betekent: ,,In dem einen Teilsatz wird ein Gegengrund (ohne Einfluss) oder eine Einräumung
genannt, die sich auf den anderen Teilsatz bezieht.”
18) Ze kan vertellen wat ze wil, ze krijgt toch haar zin niet.8
Kunnen kan ook een irrealiszin uitdrukken:
19) Ik had al veel eerder thuis kunnen zijn, (als er niet weer een file gestaan had.)9
4.2.2. Oneigenlijk modaal gebruik
Er zijn veel mogelijkheden van oneigenlijk modaal gebruik van kunnen. Het vermogen
bezitten, de gelegenheid hebben, de toestemming (zoals mogen), de noodzakelijkheid of een
ethisch, religieus principe (zoals moeten) kunnen uitgedrukt worden.10
20) Hij kan heel goed zwemmen. (het vermogen bezitten)
21) Op zaterdagmiddag kan hij nooit zwemmen, want dan moet hij werken. (de gelegenheid
hebben)
22) Kan ik opruimen, of zijn jullie nog niet klaar? (mogen)
23) Ze laten alles maar staan, en ik kan het opruimen. (moeten)
24) Dat kun je niet doen! (dat is niet behoorlijk, ethisch principe)
Volgens Duden (1995:93) kan het Duitse können het bezitten van een vaardigheid, het hebben
van een gelegenheid of een ethisch principe uitdrukken:
25) Sie kann Klavier spielen. (de vaardigheid bezitten)
26) Da ich ohnehin nächste Woche nach Mannheim reise, können wir schon bald unsere
Gespräche fortsetzten. (de gelegenheid hebben)
27) Meinetwegen kann (darf) er machen, was er will. (een ethisch principe)
7 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/02/01/body.html) [5. 9. 2013]
8 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/02/01/body.html) [5. 9. 2013]
9 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/02/01/body.html) [5. 9. 2013]
10 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/03/01/body.html) [5. 9. 2013]
20
Volgens Buscha & Heinrich & Zoch (1971:17) kan het Duitse modale werkwoord können
volgende semantische beschrijving hebben:
de mogelijkheid
28) Ich konnte die Frage nicht sofort beantworten. (= Es war mir nicht möglich, die Frage
sofort zu beantworten.)
het vermogen
29) Er kann schwimmen. (= Er besitzt die Fähigkeit, zu schwimmen.)
het vermoeden
30) Sie könnten mit Ihrer Behauptung recht haben. (= Sie haben möglicherweise mit Ihrer
Behauptung recht.)
de toestemming
31) Sie können jetzt gehen. (= Sie dürfen jetzt gehen.)
In de betekenis van de toestemming wordt vaak können door dürfen vervangen.
4.3. Moeten
4.3.1. Eigenlijk modaal gebruik
In de ANS11
wordt eigenlijk modaal gebruik van het modale werkwoord moeten op de
volgende manier gedefinieerd:
Door het gebruik van moeten geeft de spreker of schrijver te kennen dat het in de zin
uitgedrukte op grond van bepaalde beschikbare gegevens (bijv. getuigenissen van anderen)
op een dwingende manier waarschijnlijk is.
Het Duitse werkwoord müssen drukt in het Duits zekerheid uit. Gerda (2005:21)
32) Ze moet in haar jeugd heel mooi geweest zijn. 12
11
URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/02/02/body.html) [5. 9. 2013]
12 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/02/02/body.html) [5. 9. 2013]
21
33) Nach den Berechnungen der Astronomen muss die Mondfinsternis morgen um 18.15 Uhr
eintreten. Duden (1995:97)
4.3.2. Oneigenlijk modaal gebruik
Als men moeten in oneigenlijk modaal gebruik gebruikt dan betekent het een noodzake-
lijkheid of een plicht. Moeten kan ook informeel in de betekenis van willen optreden en drukt
dan een aanmaning uit. Gerda (2005:21)
34) We moeten nog heel wat werk verzetten, voordat dit boek klaar is. (de noodzakelijkheid)
35) De hond moet doen wat de baas wil en niet omgekeerd. (de plicht)
36) Moeten jullie ook koffie hebben? (willen)
37) Moet je horen/luisteren! (de aanmaning)13
In het Duits dient müssen voor de uitdrukking van noodzakelijkheid en van aanmaning. De
noodzakelijkheid kan verschillende redenen hebben, bijvoorbeeld: de natuurlijke kracht, de
wet van de natuur, de innerlijke dwang, een bevel of gebod. Duden (1995:96)
38) Die Kraft des Wassers war so stark, dass das Boot kentern musste. (de natuurlijke kracht)
In de betekenis van een aanmaning dat betekent de wil en de vordering van een andere
persoon, kan müssen door sollen vervangen worden. Deze aanmaning bij sollen kan de vorm
van een opdracht, een bevel, een gebod, een voorschrift, een zedelijke, religieuze plicht of van
een opgave, een doel hebben. Duden (1995:97)
39) Ihr müsst/sollt dem sinnlosen Treiben ein Ende bereiten.
Volgens Buscha & Heinrich & Zoch (1971:19) kan het Duitse modale werkwoord müssen
volgende semantische beschrijving hebben:
de noodzakelijkheid
40) Er muss sich beeilen, wenn er den Zug noch erreichen will. (= Es ist notwendig, dass
er sich beeilt, wenn er den Zug noch erreichen will.)
41) Auch die Fußgänger müssen die Verkehrsregeln beachten.
42) Ich muss heute noch einige Briefe schreiben.
13
URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/03/02/body.html) [13. 9. 2013]
22
Het modale werkwoord müssen wordt met brauchen zu in de zinnen met de afwijzing of in de
zinnen met nur of kaum met de betekenis van de noodzakelijkheid vervangen.
de aanmaning
43) Du musst dir den neuen Film ansehen. (= Sieh dir den neuen Film an!)
Müssen in deze betekenis is de vervangenvorm van de imperatief.
het vermoeden
44) Er muss krank sein. (= Er ist bestimmt krank.)
Volgens Buscha & Heinrich & Zoch (1971:19) kan het Duitse modale werkwoord sollen
volgende semantische beschrijving hebben:
de opdracht, de plicht, de bestemming
45) Ich soll Ihnen den Brief übergeben. (= Ich habe den Auftrag, Ihnen den Brief zu
übergeben.)
46) Jeder soll nach seinen Kräften mittun. (= Jeder ist verpflichtet, nach seinen Kräften
mitzutun.)
47) Das Zeichen y soll die zu suchende Größe bezeichnen. (= Das Zeichen y bezeichne die
zu suchende Größe.)
Volgens Buscha & Heinrich & Zoch (1971:19) zijn er tussen de variant van müssen als de
noodzakelijkheid en de variant van sollen als de opdracht, de plicht en de bestemming de
punte van de aanraking. Het verschil kan men volgend bepalen:
Het modale werkwoord müssen noemt de objectief conditionele noodzakelijkheid en het
modale werkwoord sollen drukt de noodzakelijkheid onder de pressie van een vreemde wil
(de persoon, de maatschappij, het morele principe enz.) uit. Het modale werkwoord sollen
zegt minder over het realiseren van de handeling als het modale werkwoord müssen.
de bewering
48) Er soll sie später wieder getroffen haben. (= Man behauptet, dass er sie später wieder
getroffen habe.)
Men kan niet de variant van sollen als de bewering en de variant van wollen als de bewering
verwisselen. Wollen bepaalt in deze variant de bewering van het onderwerp over zich zelf en
23
sollen bepaalt de bewering van de andere personen over het onderwerp. Het onderwerp staat
in het algemeen alleen in de derde persoon. Vaak gaat het om de beweringen over het
afgelopene (met infinitief II).
de indirecte rede
49) Er hat mir gesagt, ich solle nicht auf ihn warten. (= Er hat mir gesagt: ,,Warten Sie
nicht auf mich!“)
Het modale werkwoord sollen drukt in deze variant de aanmaning in de indirecte rede uit.
de toekomst
50) Jahrelang unternahm er nichts gegen die Krankheit. Das sollte sich später rächen.
In deze variant is sollen alleen in de verleden tijd van de aantonende wijs mogelijk. Het is een
uitdrukking voor de gedetermineerde toekomende tijd in het verleden.
de raad
51) Du solltest dir den neuen Plan unbedingt ansehen. (= Sieh dir den neuen Plan
unbedingt an!)
Men kan sollen in deze variant alleen in de verleden tijd van de aanvoegende wijs gebruiken.
Het is de zwakkere vervangenvorm voor de gebiedende wijs als müssen in de variant van de
aanmaning.
de voorwaardenzin
52) Solltest du ihn sehen, grüße ihn von mir. (= Wenn du ihn siehst, grüße ihn von mir.)
Het modale werkwoord sollen verleent de voorwaardenzin een hypothetische naastbetekenis.
Deze betekenis is alleen met de aanvoegende wijs van de verleden tijd mogelijk.
24
4.4. Hoeven
4.4.1. Eigenlijk modaal gebruik
In de ANS14
wordt eigenlijk modaal gebruik van het modale werkwoord hoeven op de
volgende manier gedefiniëerd:
Als enige uit de hier behandelde reeks hulpwerkwoorden krijgt hoeven een infinitief met te als
aanvulling. Dit hulpwerkwoord wordt met een ontkenning gebruikt in plaats van moeten met
negatie.
In het Duits kan men hoeven door nicht müssen of met nicht brauchen vervangen.
53) Ze moet in haar jeugd heel mooi geweest zijn, maar daarom hoeft ze dat nu niet meer te
zijn.15
4.4.2. Oneigenlijk modaal gebruik
Men gebruikt hoeven in oneigenlijk modaal gebruik alleen in de negatieve betekenis. De
negatieve elementen die het optreden van hoeven veroorzaken kunnen volgens de ANS naar
zes groepen ingedeeld worden16
:
f) niet, geen, niets, niks, niemand, nooit, nergens
,,Het negatieve karakter van deze woorden is duidelijk.”
g) slechts, alleen, alleen maar, maar (in de betekenis van slechts), enkel, hoogstens
,,Het negatieve karakter van deze elementen is te expliciteren door de omschrijving 'niet meer
dan'.”
h) nauwelijks, pas
,,Het negatieve karakter van deze woorden blijkt uit de omschrijving 'bijna niet',
respectievelijk 'niet eerder dan'.”
i) weinig, minder, het minst(e), zelden
14
URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/02/03/body.html) [13. 9. 2013]
15 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/02/03/body.html) [13. 9. 2013]
16 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/03/03/body.html) [13. 9. 2013]
25
,,Als negatieve betekenisomschrijvingen kunnen gelden: 'niet veel', 'niet meer of niet
evenveel', 'niet meer of niet evenveel als alle andere(n)', 'niet vaak'.”
j) voordat en synoniemen
,,Het negatieve karakter van deze voegwoorden is weer te geven in de formule 'de inhoud van
de rompzin komt niet na of gelijk met die van de bijzin'.”
k) een vergrotende trap van een adjectief met als of dan, enig(e) of een overtreffende trap,
gevolgd door een bijzin met moeten of hoeven
,,Het negatieve karakter van de genoemde taalelementen is moeilijk in het algemeen te om-
schrijven.”
In vragende zinnen die geen negatief element bevatten, wordt moeten gebruikt. De zinnen met
een negatief element kunnen zowel met moeten als ook met hoeven voorkomen. Er is maar
een verschil in de betekenis 17
:
54) Hoef ik niet naar hem te luisteren? (Ik vraag: is het niet nodig dat ik naar hem luister?)
55) Moet ik niet naar hem luisteren? (Ik vraag: is het nodig dat ik niet naar hem luister?)
In vragende zinnen die een ‘ja – antwoord’ suggereren kan alleen moeten gebruikt worden.
Als een ‘nee – antwoord’ verwacht wordt dan zijn allebei mogelijk.18
56) Hoeven we daar nou wel op in te gaan, op zo'n aanbod? (Ik denk: het is niet nodig dat we
daarop ingaan.)
57) Moeten we daar nou wel op ingaan, op zo'n aanbod? (Ik denk: het is beter dat we daar
niet op ingaan.)
Het verschil in de betekenis tussen moeten en hoeven is niet zo groot daarom wordt moeten
vaak in plaats van hoeven gebruikt (maar niet omgekeerd). Moeten kan altijd hoeven
vervangen als het sterke klemtoon heeft.19
58) Ik móet vandaag nog niet beginnen, (want ik heb nog ziekteverlof, maar ik vind het
gewoon prettig). (Het is niet noodzakelijk dat ik begin, maar ik vind het gewoon prettig.)
17
URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/03/03/body.html) [13. 9. 2013]
18 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/03/03/body.html) [13. 9. 2013]
19 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/03/03/body.html) [13. 9. 2013]
26
Als men deze betekenis in het Duits wil uitdrukken, gebruikt men (nicht) müssen of (nicht)
brauchen. (Nicht) brauchen kan echter alleen dan vervangen worden als de negatie op müssen
in de variant van de betekenis van de noodzakelijkheid en niet op de aangesproken stand van
zaken betrekking heeft. Daarom kan in het eerste voorbeeld (nicht) brauchen vervangen
worden maar in het tweede niet. Duden (1995:99)
59) Mit dieser Frage, die längst geklärt ist, müssen wir uns nicht noch einmal beschäftigen/
brauchen wir uns nicht noch einmal zu beschäftigen. (Es ist nicht notwendig, dass wir
uns mit dieser Frage noch einmal beschäftigen.)
60) Wir müssen uns mit diesem Thema nicht noch einmal beschäftigen. (Es ist notwendig,
dass wir uns nicht noch einmal mit dieser Frage beschäftigen.)
Of het werkwoord brauchen ook tot de modale werkwoorden behoort of niet is niet
onbetwistbaar. Het synoniem voor dit werkwoord is in het Nederlands het werkwoord
(be)hoeven en dit werkwoord rekent men tot de modale werkwoorden. Gerda (2005:24)
Girnth (2000:115) spreekt zich ook over deze problematiek uit:
Es handelt sich hierbei um einen bis zum heutigen Zeitpunkt noch nicht abgeschlossenen
Grammatikalisierungsprozess, der bislang nur sporadisch und nicht systematisch unter dem
Blickwinkel der Grammatikalisierung betrachtet wurde.
Girnth noemt de eigenschappen van het werkwoord brauchen die erop wijzen dat men dit
werkwoord ook tot de modale werkwoorden kan rekenen. Deze eigenschappen zijn de
vorming van de samengestelde tempora met infinitief, de vorming van de aanvoegende wijs
met de umlaut en de onmogelijkheid van vorming van passief en imperatief. Men kan het
werkwoord brauchen naar de semantische kant tot de modale werkwoorden rekenen maar de
morfologische redenen (geen uitval van –t) en de syntactische redenen (geen zu-uitval bij
infinitief) spreken hiertegen. Girnth (2000:120) houdt staande:
,,Die Verwendung von brauch statt braucht ist ein eindeutiges Indiz für die auch
morphologische Angleichung von brauchen an das Paradigma der Modalverben.”
Op grond van zijn resultaten leidt hij af dat de zu-uitval deze verandering volgt. De Duden
grammatica legt de status van het modaal werkwoord brauchen zo uit dat het ,,vor allem in
mündlicher Rede häufig ohne zu verwendet wird, zum Beispiel: Sie braucht das nicht
an(zu)nehmen.” Duden (1995:606) De ontwikkeling van het werkwoord brauchen wijst op
27
een aanpassing van de modale werkwoorden. Girnth heeft de mondelinge taal onderzocht en
in zijn resultaat bemerkt hij ook dat beide veranderingen (-t en zu uitval) tegelijkertijd alleen
in weinig gevallen (in het ‘Moselfränkische’ en in het ‘rheinfränkische-moselfränkische’
overgangsgebied) optreden. Gerda (2005:25)
4.5. Mogen
4.5.1. Eigenlijk modaal gebruik
In de ANS20
wordt eigenlijk modaal gebruik van het modale werkwoord mogen op de
volgende manier gedefinieerd:
Het eigenlijk-modale mogen kan een concessieve functie hebben; de spreker of schrijver geeft
te kennen dat hij de inhoud van de zin waarin mogen voorkomt, toegeeft, maar dat daar iets
anders tegenover staat. Meestal wordt dan toegevoegd.
61) Hij mag dan intelligent zijn, ijverig is hij niet.
In de conditionele zinnen wordt mogen in de imperfectumvorm gebruikt om de onzekerheid
uit te drukken of de stand van zaken wel gerealiseerd wordt. Deze constructie kan door een de
als-zin vervangen worden. In het volgende voorbeeld 64) kan men zien dat de betekenis in het
Duits door sollte uitgedrukt kan worden en ook een wenn-constructie gebruikt kan worden
65). Gerda (2005:26)
62) Mocht ik ziek worden, zoek dan een vervanger.
63) Als ik ziek word, zoek dan een vervanger. 21
64) Sollte es spät werden, dann nehme ich ein Taxi.
65) Wenn es spät wird, dann nehme ich ein Taxi. Ten Cate & Lodder & Kootte (1998:105)
Volgens de ANS zijn er beperkingen met betrekking tot de mogelijkheid om mocht(en) in
conditionele zinnen te gebruiken. Ten eerste moet de gebeurtenis of de toestand te realiseren
zijn, dat betekent dat de concrete mogelijkheid een voorwaarde voor het gebruik van
mocht(en) is. Ten tweede moet de handeling die in de zin staat zinvol, nuttig of obligatorisch
20
URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/02/04/body.html) [14. 9. 2013]
21 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/02/04/body.html) [14. 9. 2013]
28
zijn, als de stand van zaken die in de bijzin staat echt vervuld wordt. Maar als de handeling
het acceptable, logische of onvermijdelijke resultaat van de mogelijke gebeurtenis is, wordt
mocht(en) minder gebruikt. Verder moet mocht(en) uitgesloten worden, als het in een bijzin
staat waarin een noodzakelijke voorwaarde wordt genoemd. Gerda (2005:26)
Het eigenlijk modaal gebruik van het werkwoord mocht(en) treedt ook op in een vaste combi-
natie met willen.
66) A: (Gaan jullie morgen mee?) B: Dat mocht je willen!
67) Ze mocht willen dat ze zo mooi kon dansen als Margot Fonteyn.
De betekenis van de combinatie is 'het is best mogelijk dat je/ze dat wil', met als implicatie
respectievelijk 'maar dat gebeurt niet' bij 66) en 'maar ze kan niet zo mooi dansen' bij 67).22
4.5.2. Oneigenlijk modaal gebruik
Als men mogen in oneigenlijk modaal gebruik gebruikt dan drukt het de toestemming uit en
treedt ook in de betekenis van moeten en kunnen op. Gerda (2005:27)
68) Je mag hier niet roken. (de toestemming)
69) Ze mochten hier wel eens een raam openzetten. (moeten)
70) Hij mag blij zijn dat hij er levend afgekomen is. (moeten)
71) Jullie mogen wel opschieten, het is al laat. (moeten)
72) We mogen aannemen dat het waar is. (kunnen)
73) Wie mag ik helpen? (kunnen) 23
De modale functie van toestemming wordt in het Duits met dürfen uitgedrukt.
74) Sie durfte schon früh Klavierunterricht nehmen.
75) In einem freien Staat dürfen die Bürger offen ihre Meinung sagen. Gerda (2005:27)
Wat de betekenis van de noodzakelijkheid van dürfen betreft, er zijn maar enkele
beperkingen. Alleen in de wetenschappelijke teksten treedt het met negatie op, maar het heeft
in het Duits niet de betekenis moeten.
22
URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/02/04/body.html) [14. 9. 2013]
23 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/03/04/body.html) [14. 9. 2013]
29
76) Wir dürfen nicht vergessen, ... (het is noodzakelijk)
76’) We mogen niet vergeten ... Ten Cate & Lodder & Kootte (1998:99)
In de vorm van de aanvoegende wijs komt mogen in vaste verbindingen voor en ook in
archaïsche uitdrukkingen.
77) Moge de Heer u zegenen.
78) Ik moge u verzoeken deze brief per omgaande te beantwoorden.24
Tot de vaste verbindingen rekent men ook o.a. er zijn mogen (zich in de positieve zin
onderscheiden), iets (graag) mogen horen [graag horen (willen)], iemand/iets mogen lijden
(sympathiek vinden). Gerda (2005:28)
Volgens Buscha & Heinrich & Zoch (1971:16) kan het Duitse modale werkwoord dürfen
volgende semantische beschrijving hebben:
de toestemming
79) Darf ich Sie bald wieder besuchen? (= Erlauben Sie mir, dass ich Sie bald wieder
besuche?)
80) Wir dürfen heute von einer Revolution in der Technik sprechen. (= Wir sind heute
berechtigt, von einer Revolution in der Technik zu sprechen.)
81) Dürfte ich das Fenster öffnen? (= Erlauben Sie, dass ich das Fenster öffne?)
het vermoeden
82) Es dürfte nicht leicht sein, ihn zu überzeugen. (= Es ist wahrscheinlich nicht leicht, ihn
zu überzeugen.)
83) Er dürfte letzte Woche Nachtschicht gehabt haben. (= Ich glaube, dass er letzte Woche
Nachtschicht gehabt hat.)
4.6. Willen
4.6.1. Eigenlijk modaal gebruik
In de ANS wordt eigenlijk modaal gebruik van het modale werkwoord willen op de volgende
manier gedefinieerd:
24
URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/03/04/body.html) [14. 9. 2013]
30
Het eigenlijk-modale willen kan aangeven dat het in de zin uitgedrukte soms gebeurt; meestal
wordt (nog) wel eens toegevoegd.
84) Hij moet om negen uur op zijn werk zijn, maar het wil wel eens kwart voor tien worden.25
Deze betekenis heeft geen equivalent onder de Duitse modale werkwoorden. In het Duits
kunnen de bijwoorden manchmal of ab und zu gebruikt worden. Gerda (2005:28)
Als willen aan het begin van de bijzin staat, betekent dat niet wensen maar het betekent dat
iets onder bepaalde omstandigheden gebeurt.
85) Willen we nog op tijd komen, dan moeten we ons haasten.26
4.6.2. Oneigenlijk modaal gebruik
Als men willen in oneigenlijk modaal gebruik gebruikt, dan drukt dat wensen 86), denken te
kunnen 87) of zullen 88) uit.
86) Wij willen hier graag blijven wonen.
87) Waar wil hij zoveel geld vandaan halen?
88) Wil ik de deur even openmaken? 27
In de vragende zinnen kan met willen een beleefd bevel uitgedrukt worden. Het antwoord nee
wordt niet verwacht.
89) Wilt u me maar volgen?
90) Wil je het raam even openzetten? 28
Met de Duitse modale werkwoorden wollen of mögen (möchten) kan de semantische inhoud
wil en wens uitgedrukt worden. Het verschil is dat wollen ,,einen entschiedenen
(durchsetzbaren) Willen, mögen dagegen nur einen (schwächeren) Wunsch ausdrückt.”
Duden (1995:102)
91) Sie möchte (wünscht) erst ihre Arbeit beenden, bevor sie Besuch empfängt.
25
URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/02/05/body.html) [14. 9. 2013]
26 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/02/05/body.html) [14. 9. 2013]
27 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/03/05/body.html) [14. 9. 2013]
28 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/03/05/body.html) [14. 9. 2013]
31
92) Wenn Sie damit einverstanden sind, möchten wir uns noch etwas auf die Sitzung
vorbereiten. Duden (1995:102)
Mögen kan ook een beleefdere vorm uitdrukken en daardoor kan de uiting van het willen
verzwakt worden.
93) Ich möchte (will) nicht gestört werden. Duden (1995:103)
Een beleefde aanmaning of verzoek in de vragende zinnen kan met könnte(n) weergegeven
worden.
94) Könnten Sie mir bitte die genaue Uhrzeit sagen? Helbig & Buscha (1998:615)
Als de zin een temporele betekenis en toekomst uitdrukt, dan concurreert het Nederlandse
werkwoord willen met zullen en ook het Duitse werkwoord wollen met werden.
95) Wir wollen (werden) uns Mühe geben, damit wir das gesteckte Ziel erreichen. Duden
(1995:102)
Volgens Buscha & Heinrich & Zoch (1971:21) kan het Duitse modale werkwoord wollen
volgende semantische beschrijvingen hebben:
de wil
96) Ich will das Buch kaufen. (= Ich habe die Absicht, das Buch zu kaufen.)
niet gerealiseerde wil
97) Ich wollte sie fragen, aber er hielt mich zurück. (= Ich war im Begriff, sie zu fragen,
aber er hielt mich zurück.)
Deze variant is beperkt op de vormen van de verleden tijd van de aantonende wijs.
de toekomst
98) Ich will hier warten, bis du kommst. (= Ich werde hier warten, bis du kommst.)
De variant wollen van de toekomst onderscheidt zich van de variant werden van de toekomst
daardoor dat de grondbetekenis wil blijft afgezwakt behouden.
Wollen is obligatoir voor de uitdrukking van de toekomst in de infinitief:
99) Er hat zugesagt, kommen zu wollen.
32
Maar met het Duitse werkwoord werden zal het zo uitzien:
100) Er hat zugesagt, dass er kommen wird.
de bewering volgens Buscha & Heinrich & Zoch (1971:21)
101) Er will sie später wieder getroffen haben. (= Er behauptet, dass er sie später wieder
getroffen habe.)
de voorwaardenzin, de zin van de vergrotende trap
102) Es würde zu weit führen, wollten wir auf alle Fragen ausführlich eingehen. (= Es
würde zu weit führen, wenn wir auf alle Fragen ausführlich eingingen.)
103) Es sieht so aus, als wollte er jeden Moment einschlafen. (= Es sieht so aus, als würde
er jeden Moment einschlafen.)
de bestemming
104) Der Aufsatz will nur einen kurzen Überblick geben. (= Der Aufsatz soll nur einen
kurzen Überblick geben.)
Wollen vertegenwoordigt in de variant van de bestemming de stilistische variant van sollen.
de noodzakelijkheid
105) Dieser komplizierte Prozess will gemeistert sein. (= Dieser komplizierte Prozess muss
gemeistert werden.)
De variant van de noodzakelijkheid van wollen is de stilistische variant voor het modale
werkwoord müssen met de infinitief worden-passief.
Volgens Buscha & Heinrich & Zoch (1971:17) kan het Duitse modale werkwoord mögen
volgende semantische beschrijvingen hebben:
het vermoeden
106) Er mochte zwischen dreißig und fünfunddreißig Jahre alt sein. (= Er war vielleicht
zwischen dreißig und fünfunddreißig Jahre alt.)
33
De betekenis het vermoeden heeft het modale werkwoord mögen alleen in de aantonende
wijs.
de wens volgens Buscha & Heinrich & Zoch (1971:18)
107) Ich möchte einmal Bulgarien kennenlernen. (= Ich wünsche mir, einmal Bulgarien
kennenzulernen.)
108) Ich mag jetzt keine Musik hören. (= Ich möchte jetzt keine Musik hören.)
In deze variant wordt vooral de aanvoegende wijs van de verleden tijd van het werkwoord
mögen gebruikt. Deze aanvoegende wijs van de verleden tijd van het werkwoord mögen
noemt maar de tegenwoordigheid (het verleden vormt men met het modale werkwoord
wollen). In de ontkennende zin komen ook de vormen van de aantonende wijs voor. Deze
variant is met de aanvoegende wijs van de tegenwoordige tijd niet mogelijk.
de bestemming volgens Buscha & Heinrich & Zoch (1971:18)
109) Das Zeichen y möge die zu suchende Größe bezeichnen. (= Das Zeichen y hat die
Bestimmung, die zu suchende Größe zu bezeichnen.)
110) Mag er tun, was er will. (= Soll er tun, was er will.)
Het modale werkwoord mögen vertegenwoordigt in deze variant sollen in de variant van de
opdracht, de plicht en de bestemming resp. de aanvoegende wijs. Deze variant is met de
aanvoegende wijs van de verleden tijd niet mogelijk.
de indirecte rede
111) Er hat mir gesagt, ich möge nicht auf ihn warten. (= Er hat mir gesagt: ,,Warten Sie
nicht auf mich!“)
Het modale werkwoord mögen in deze variant drukt een verzoek en een wens in de indirecte
rede uit. Het is de beleefdere vorm van de uitdrukking als sollen in de variant van de indirecte
rede. Deze variant is alleen in de aanvoegende wijs mogelijk.
de concessieve zin
112) Mag es auch kalt sein, er zieht keinen Mantel an. (= Obwohl es kalt ist, zieht er keinen
Mantel an.)
113) Wie kompliziert ein Computer auch gebaut sein möge, er erreicht nicht die Leistung
des menschlichen Gehirns.
34
114) Für Fremde mochte es ein Streit um Worte sein, in Wirklichkeit verbarg sich aber
dahinter mehr.
Het modale werkwoord mögen verleent de konzessivzin een hypothetische nevenbetekenis.
Deze variant is met de aanvoegende wijs van de verleden tijd niet mogelijk.
4.7. Zullen
4.7.1. Eigenlijk modaal gebruik
In de ANS wordt eigenlijk modaal gebruik van het modale werkwoord zullen op de volgende
manier gedefinieerd:
Zullen (presens en imperfectum) kan, meestal met wel, uitdrukken dat iets waarschijnlijk is
(ongeacht of het in heden, verleden of toekomst ligt).
115) Peter zal wel slagen.29
Het modale werkwoord zullen kan in de vorm van zou(den) het vernemen van de spreker
uitdrukken dat een bepaalde handeling of toestand zich voordoet, zal voordoen of voorgedaan
heeft, maar dat er geen zekerheid over bestaat.
116) Karel zou vanavond nog thuiskomen.30
Deze manier van gebruik is verwant met de manier van gebruiken van het modale werkwoord
moeten in eigenlijk modaal gebruik. Het verschil is dat de omstandigheden die op een grote
zekerheid wijzen, bij het werkwoord moeten in het middelpunt staan. Bij de vorm zou(den)
gaat het uitsluitend om de waarschijnlijkheid. Gerda (2005:30)
In het Duits kan de graad van de waarschijnlijkheid met de modale werkwoorden müssen,
dürfen, mögen en können uitgedrukt worden. Het verschil is de graad van de zekerheid.31
Bij
het modale werkwoord müssen gaat het om een grote zekerheid. Het modale werkwoord
dürfen drukt de waarschijnlijkheid en het modale werkwoord mögen het vermoeden uit. Met
29
URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/02/06/body.html) [18. 10. 2013]
30 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/02/06/body.html) [18. 10. 2013]
31 Op deze plaats gebruik ik de vaktermen van Helbig & Buscha. Zie tabel 2 op pagina 5.
35
het modale werkwoord können wordt een kleine mogelijkheid resp. onzekerheid uitgedrukt. In
het Nederlands wordt de waarschijnlijkheid met zullen (zouden) uitgedrukt en het vermoeden
en de onzekerheid met kunnen. Gerda (2005:30)
117) Jetzt dürfte (= ist zu vermuten) er angekommen sein. Duden (1995:102)
118) Er mag (ist vermutlich) nun im besten Mannesalter sein. Duden (1995:103)
Als men de niet-werkelijkheid van een gebeuren wil uitdrukken, kan men de
imperfectumvormen van zullen gebruiken, gecombineerd met de infinitief van het zelfstandig
werkwoord of men kan de imperfectumvormen van het zelfstandig werkwoord gebruiken.
119) Als ik geld zou hebben, zou ik op reis gaan.
120) Als ik geld had, zou ik op reis gaan.
121) Als ik geld zou hebben, ging ik op reis.32
In het Duits worden deze vormen van de aanvoegende wijs met het werkwoord würde(n) of
met de vorm van de aanvoegende wijs van het werkwoord vervangen. In het Duits gebruikt
men geen modaal werkwoord voor de vorm van de aanvoegende wijs.
122) Er käufte/würde kaufen.
123) Er käme/würde kommen. Duden (1995:158)
De presensvormen van zullen met een onderwerp in de eerste persoon kan men in de vragen
gebruiken om een aanbod of een verzoek om toestemming uit te drukken.
124) Zal ik je even helpen?
125) Zullen we de auto vandaag maar in de garage laten staan?33
Het eigenlijk modaal gebruik van het werkwoord zullen kan ook de weergave van een
bewering uitdrukken.
126) Ze zou al drie keer in Amerika zijn geweest.
Deze zin heeft echter in het Duits twee betekenissen. Duden (1995:101)
127) Sie will schon dreimal in Amerika gewesen sein.
= Zij beweert dat zij al drie keer in Amerika was.
32
URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/02/06/body.html) [18. 10. 2013]
33 URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/02/06/body.html) [18. 10. 2013]
36
Of de tweede betekenis is:
128) Sie soll schon dreimal in Amerika gewesen sein.
= Men beweert dat zij al drie keer in Amerika is geweest.
Zoals men kan zien, gaat het bij het werkwoord wollen om de mening van de tweede of derde
persoon en bij het werkwoord sollen gaat het om de mening van de niet genoemde groep van
de personen. Gerda (2005:31)
4.7.2. Oneigenlijk modaal gebruik
In de ANS wordt oneigenlijk modaal gebruik van het modale werkwoord zullen op de
volgende manier gedefinieerd:
In oneigenlijk-modale functie drukt zullen alleen een verplichting of (met een ontkenning
erbij) een verbod uit. De betekenis is dus vergelijkbaar met die van moeten, maar zullen is
nadrukkelijker. Het werkwoord zullen heeft vaak klemtoon.
129) Je zúlt het me vertellen!34
In het Duits hebben de modale werkwoorden sollen en müssen de functie van een verplichting
of een verbod.
130) Du musst/sollst mich lieben. Duden (1995:96)
Als men een advies of een aanbeveling wil uitdrukken, gebruikt men liever sollte. Gerda
(2005:32)
131) Du solltest einmal einen Arzt aufsuchen. Ten Cate & Lodder & Kootte (1998:104)
De uitroepzinnen je zult/zal en het zal kunnen als een zinswending opgevat worden, die met
maar (of af en toe met toch) volledig gemaakt worden. Deze uitdrukkingen hebben het
kenmerk van het Duitse: Du darfst nicht daran denken, dass...
132) In Siberië is het ‘s winters veertig graden onder nul. Je zult daar maar wonen! ANS
(1997:996)
34
URL: http://ans.ruhosting.nl/ (http://ans.ruhosting.nl/e-ans/18/05/04/04/03/06/body.html) [18. 10. 2013]
37
Het werkwoord zullen moet niet alleen de modale functie uitdrukken. Dit werkwoord kan ook
de toekomende tijd vormen. Zullen drukt met de infinitief van het zelfstandig werkwoord uit
dat de gebeurtenis in de toekomst ligt. In het Duits wordt de toekomst met het werkwoord
werden uitgedrukt. Gerda (2005:32)
133) De trein zal om kwart over twee aankomen. ANS (1997:126)
134) Ich werde dich nie verlassen. Duden (1995:147)
4.8. De samenvatting
Aan het begin van het hoofdstuk vier geef ik de definities volgens de ANS over zelfstandige
werkwoorden, hulpwerkwoorden en koppelwerkwoorden aan. Deze drie groepen zijn volgens
de ANS de hoofdgroepen van de werkwoorden. Volgens de ANS behoren de klassieke
Nederlandse modale werkwoorden (kunnen, moeten, (be)hoeven, mogen, willen, zullen) tot
de groep van hulpwerkwoorden. Ze zijn hulpwerkwoorden van modaliteit. Dan vermeld ik dat
de Duitse modale werkwoorden in verschillende grammatica’s op verschillende wijze in
woordgroepen worden ingedeeld.
Het hoofdstuk 4.1. gaat over de eigenschappen van de modale werkwoorden volgens Buscha
& Heinrich & Zoch. Eerst en vooral verbindt het modale werkwoord zich in het algemeen met
de infinitief I (actief). Maar het modale werkwoord kan ook in de zin met de infinitief II
(actief) staan. Men mag niet deze verbinding die alleen met het modale werkwoord in de
tegenwoordige tijd of in de verleden tijd voorkomt verwisselen met de verbinding van het
modale werkwoord in de voltooid tegenwoordige tijd of in de voltooid verleden tijd met de
infinitief I. De volgende eigenschap van het modale werkwoord is dat de modale
werkwoorden passief niet kunnen vormen. Ze kunnen zich met de zelfstandige werkwoorden
in de passieve vorm verbinden maar zelf kunnen geen passieve vorm vormen. Als volgende
geldt bij de modale werkwoorden dat, als men voltooid tegenwoordige tijd, voltooid verleden
tijd en infinitief II vormt, de modale werkwoorden het verleden deelwoord dan vervangen
door de infinitief. Dan geldt volgens Buscha & Heinrich & Zoch dat als het modale
werkwoord bij een samengestelde tijdvorm of in een bijzin optreedt, het infinitieve
zelfstandige werkwoord dan vooraan moet staan. Als de voorlaatste eigenschap van de
modale werkwoorden kan men noemen dat als de modale werkwoorden in een bijzin met
samengestelde tijdvormen gebruikt worden, de vervoegde vorm van haben (in het Duits) of
38
van hebben (in het Nederlands) voor de infinitieven van het zelfstandige werkwoord en van
het hulpwerkwoord staat. De laatste eigenschap van de modale werkwoorden is volgens
Buscha & Heinrich & Zoch dat men de modale werkwoorden op bepaalde voorwaarden ook
zonder het zelfstandige werkwoord in de zin kan gebruiken.
In de hoofdstukken 4.2. tot 4.7. ben ik met elke modale werkwoord separaat bezig. Bij elke
Nederlandse klassieke modale werkwoord geef ik eigenlijk modaal gebruik en oneigenlijk
modaal gebruik van dit werkwoord aan. Ik vermeld of dit Nederlandse modale werkwoord
een cognaat in het Duits heeft of niet en ik gebruik de voorbeelden voor deze modale
werkwoorden uit verschillende grammatica’s. Bij elke Nederlandse modale werkwoord,
behalve hoeven en zullen, geef ik de semantische beschrijving voor zijn Duitse cognaat
volgens Buscha & Heinrich & Zoch aan.
4.9. De tabellen over de modale werkwoorden in het Duits en in het
Nederlands
Nu wil ik op deze plaats een tabel geven over de equivalenten in het Duits voor de
Nederlandse modale werkwoorden.
Nederlandse
modale
werkwoorden
De equivalenten in het Duits voor de Nederlandse modale werkwoorden
kunnen können (de mogelijk-
heid, de bekwaam-
heid)
mögen (de moge-
lijkheid, de conces-
sieve functie)
dürfen (de toestem-
ming, de waarschijn-
lijkheid)
müssen (de
noodzakelijkheid)
moeten müssen (de nood-
zakelijkheid)
sollen (de aan-
maning)
mögen/möchten (zin
hebben)
brauchen (de niet-
noodzakelijkheid)
hoeven brauchen (de nood-
zakelijkheid, alleen
in de negatieve
context)
müssen (de nood-
zakelijkheid)
nötig/notwendig sein dürfen (de
toestemming, alleen in
de negatieve context)
mogen mögen (graag
mogen)
dürfen (de toe-
stemming)
können (de mogelijk-
heid, de toestemming,
de concessieve
functie)
sollen (de concessieve
functie)
willen wollen (wile) mögen/möchten (de
wens)
wünschen
zullen sollen, müssen (de
plicht, het verbod, in
wollen (de tempo-
rële functie)
Wahrscheinlichkeits-
grad: müssen/dürfen/
werden (de temporele
betekenis)
39
vragen het verzoek
of de twijfel)
mögen/können
Tabel 3. Het overzicht van de Duitse equivalenten voor de Nederlandse modale werkwoorden
Gerda (2005:80)
Tussen de enkele varianten van de betekenis van de modale werkwoorden in het Duits zijn er
de overgangen. De volgende tabel zal naar de verschillende modale Duitse werkwoorden
wijzen die dezelfde betekenis kunnen hebben.
Het
modale
werk-
woord
De
toe-
komst
De
mogelijk-
heid en het
vermogen
De noodza-
kelijkheid
De bestem-
ming en de
plicht, de
opdracht,
de aanma-
ning, de
raad
De toestem-
ming en de
bevoegdheid
De wil
en de
wens
De be-
wering
Het ver-
moeden
dürfen * *
können * * *
mögen * * *
müssen * * *
sollen * * *
wollen * * * * *
Tabel 4. Het overzicht van de Duitse modale werkwoorden die dezelfde betekenis kunnen
hebben. Buscha & Heinrich & Zoch (1971:23)
4.10. Verschillen tussen de Duitse en Nederlandse modale werkwoorden
De modale werkwoorden in het Duits en in het Nederlands onderscheiden zich op
verschillende wijzen. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste wijzen die ik al in deze scriptie
heb vermeld samenvatten.
4.10.1. De hoofdfuncties van de modale werkwoorden in het Duits en in het Nederlands
Volgens tabel 1 kan men zien dat de modale werkwoorden verschillende betekenissen hebben.
De Nederlandse modale werkwoorden hebben de cognaten in het Duits voor de betekenis van
40
het vermogen (kunnen en können), de noodzakelijkheid (moeten en müssen) en voor de
betekenis van de wil (willen en wollen).
Omgekeerd zijn de verschillen in de modale werkwoorden in het Duits en in het Nederlands
in de betekenis van de toestemming (mogen, kunnen en dürfen), de wens (willen en mögen),
de aanmaning (zullen, moeten en sollen, müssen) en in de betekenis van de niet-
noodzakelijkheid (niet hoeven en nicht brauchen).
4.10.2. De graduele verschillen tussen modale werkwoorden in het Duits en in het
Nederlands
De graduele verschillen tussen modale werkwoorden in het Duits en in het Nederlands kan
men goed in de tabel 2 zien. Voor de betekenis van de zekerheid wordt het Nederlandse
modale werkwoord moeten en het Duitse modale werkwoord müssen gebruikt. De betekenis
van de waarschijnlijkheid drukt men met het Nederlandse modale werkwoord zullen (zouden)
en met het Duitse modale werkwoord dürfen uit. Voor de betekenis van het ingeruimde
vermoeden gebruikt men het Nederlandse modale werkwoord kunnen en het Duitse modale
werkwoord mögen. De betekenis van de onzekerheid drukt men met het Nederlandse modale
werkwoord kunnen en met het Duitse modale werkwoord können uit. Dus voor de betekenis
van de zekerheid en van de onzekerheid worden de cognaten van modale werkwoorden uit het
Duits en uit het Nederlands gebruikt en de verschillen zijn in de betekenissen van de
waarschijnlijkheid en van het ingeruimde vermoeden.
4.10.3. De Duitse equivalenten voor enkele Nederlandse modale werkwoorden
Volgens de tabel 3 kan men zien welke Duitse equivalenten voor de Nederlandse modale
werkwoorden in verschillende betekenissen worden gebruikt. Voor ieder Nederlands modaal
werkwoord kan men een equivalent in het Duits vinden, maar niet altijd is het óók een modaal
werkwoord. Bijvoorbeeld voor het Nederlandse modale werkwoord hoeven heeft het Duits
geen precieze cognaat onder de Duitse modale werkwoorden. Hoeven kan alleen in de
negatieve betekenis gebruikt worden, dus een Duits equivalent voor dit werkwoord kan nicht
müssen of nicht brauchen zijn (zie pagina 24). Maar deze twee Duitse werkwoorden kunnen
ook in de positieve betekenis, zonder nicht, gebruikt worden. Het Duitse modale werkwoord
dürfen kan een cognaat voor het Nederlandse modale werkwoord hoeven zijn, maar alleen in
41
de negatieve betekenis van de toestemming, bijvoorbeeld: Das darfst du nicht tun! Dat hoef je
niet te doen!
Mogen en zullen zijn volgende interessante Nederlandse modale werkwoorden, als men een
equivalent uit het Duits voor deze modale werkwoorden wil vinden. Mogen komt vaak in de
betekenis van de toestemming voor en dan vervangt men dit werkwoord in het Duits met het
werkwoord dürfen (zie pagina 27). Voor het Nederlandse werkwoord zullen kan men meer
equivalenten uit het Duits vinden. Als men de aanvoegende wijs in het Nederlands wil
uitdrukken, kan men de imperfectumvormen van zullen gebruiken, gecombineerd met de
infinitief van het zelfstandig werkwoord. Maar als men aanvoegende wijs in het Duits wil
uitdrukken, gebruikt men in geen geval het Duitse modale werkwoord sollen. De
aanvoegende wijs in het Duits kan men met het werkwoord würden gecombineerd met de
infinitief van het zelfstandig werkwoord uitdrukken. In het Duits gebruikt men geen modaal
werkwoord voor de vorm van de aanvoegende wijs (zie pagina 34).
Het Nederlandse modale werkwoord zullen kan men ook met de Duitse modale werkwoorden
wollen en sollen vervangen. Bij het werkwoord wollen gaat het om de mening van de tweede
of derde persoon en bij het werkwoord sollen gaat het om de mening van de niet genoemde
groep van de personen (zie pagina 35). Met het Nederlandse modale werkwoord zullen wordt
ook een verplichting of een verbod uitgedrukt en in dit geval gebruikt men uit het Duits de
modale werkwoorden sollen en müssen (zie pagina 35). Het werkwoord zullen moet niet
alleen de modale functie uitdrukken. Met dit werkwoord kan ook de toekomende tijd gevormd
worden. Zullen drukt met de infinitief van het zelfstandig werkwoord uit dat de gebeurtenis in
de toekomst ligt. In het Duits wordt de toekomst met het werkwoord werden uitgedrukt (zie
pagina 35). In het Duits kan op bepalde voorwaarden het modale werkwoord müssen door het
modale werkwoord sollen worden vervangen en omgekeerd. Deze bepalde voorwaarden zijn:
In de betekenis van een aanmaning dat betekent de wil en de vordering van een andere
persoon, kan müssen door sollen vervangen worden. Deze aanmaning bij sollen kan de vorm
van een opdracht, een bevel, een gebod, een voorschrift, een zedelijke, religieuze plicht of van
een opgave, een doel hebben (zie pagina 20). Hier kan men zien het verschil tussen het Duitse
modale werkwoord müssen en het Nederlandse modale werkwoord moeten, omdat moeten
niet zo vaak door het Nederlandse modale werkwoord zullen wordt vervangen, als müssen
door sollen. Een cognaat voor het Nederlandse modale werkwoord willen uit de Duitse
modale werkwoorden kan wollen of mögen zijn. Dat is het verschil tussen het Nederlandse
willen en het Duitse wollen, omdat voor het Nederlandse modale werkwoord willen geen
42
andere Nederlandse modale werkwoord als synoniem kan worden gebruikt, maar het Duitse
modale werkwoord wollen heeft een equivalent in het Duitse modale werkwoord mögen.
43
5. Conclusie
Modaliteit kan in het Nederlands en in het Duits met vijf middelen worden uitgedrukt. De
middelen voor de uitdrukking van modaliteit in het Nederlands en het Duits zijn volgens Ten
Cate & Lodder & Kootte (1998) en volgens de ANS de volgende: a) bijwoorden van
modaliteit, b) oordeelspartikels, c) modale werkwoorden, d) modale infinitieven, e) de wijzen
van het werkwoord. Alle deze middelen voor de uitdrukking van modaliteit kunnen zowel in
het Nederlands als ook in het Duits worden uitgedrukt. In mijn scriptie was ik vooral met de
derde punt van deze middelen bezig, met de modale werkwoorden.
Elk van de klassieke modale werkwoorden net zoals in het Nederlands ook in het Duits heeft
een epistemische en een deontische betekenis van modaliteit. Verschillende auteurs gebruiken
maar voor deze twee soorten van modaliteit verschillende begrippen. Bijvoorbeeld ANS
vermeldt de begrippen eigenlijk en oneigenlijk modaal gebruik van de modale werkwoorden.
Aan de hand van de definities van een epistemische betekenis van modaliteit en van het
eigenlijk modaal gebruik kan men zien dat deze twee definities dezelfde zijn en daarom is een
epistemische betekenis van modaliteit een synoniem voor het eigenlijk modaal gebruik. Dat
geldt ook voor de definities van een deontische betekenis van modaliteit en van het begrip
oneigenlijk modaal gebruik van de modale werkwoorden dus ook hier is een deontische
betekenis van modaliteit een synoniem voor het begrip oneigenlijk modaal gebruik van de
modale werkwoorden. In mijn scriptie was ik bij elke modale werkwoord alleen met de
begrippen eigenlijk en oneigenlijk modaal gebruik van de modale werkwoorden bezig.
Wat de modale werkwoorden zelfs betreft, behoren de klassieke Nederlandse modale
werkwoorden (kunnen, moeten, (be)hoeven, mogen, willen, zullen) volgens de ANS tot de
groep van hulpwerkwoorden. Ze zijn hulpwerkwoorden van modaliteit. De huplwerkwoorden
zijn een van drie hoofdgroepen van de werkwoorden volgens de ANS. De andere twee
hoofdgroepen zijn zelfstandige werkwoorden en koppelwerkwoorden.
De modale werkwoorden hebben bepaalde eigenschappen. Eerst en vooral verbindet zich het
modale werkwoord volgens Buscha & Heinrich & Zoch in het algemeen met de infinitief I
(actief). Maar het modale werkwoord kan ook in de zin met de infinitief II (actief) staan. Men
mag niet deze verbinding die alleen met het modale werkwoord in de tegenwoordige tijd of in
de verleden tijd voorkomt verwisselen met de verbinding van het modale werkwoord in de
44
voltooid tegenwoordige tijd of in de voltooid verleden tijd met de infinitief I. De volgende
eigenschap volgens Buscha & Heinrich & Zoch van het modale werkwoord is dat de modale
werkwoorden passief niet kunnen vormen. Ze kunnen zich met de zelfstandige werkwoorden
in de passief vorm verbinden maar zelf kunnen geen passief vorm vormen. Als volgende geldt
bij de modale werkwoorden dat als men voltooid tegenwoordige tijd, voltooid verleden tijd en
infinitief II vormt dan vervangen de modale werkwoorden de verleden deelwoord door de
infinitief. Dan volgens Buscha & Heinrich & Zoch geldt dat als het modale werkwoord treedt
in elkaar gezeten tijdvorm of in een bijzin op dan moet de infinitieve zelfstandige werkwoord
vooraan staan. Als de voorlaatste eigenschap van de modale werkwoorden kan men noemen
dat als de modale werkwoorden in een bijzin in elkaar gezeten tijdvormen gebruikt worden
staat de vervoegde vorm van haben (in het Duits) of van hebben (in het Nederlands) voor de
infinitieven van het zelfstandige werkwoord en van het hulpwerkwoord. De laatste eigenschap
van de modale werkwoorden volgens Buscha & Heinrich & Zoch is dat men de modale
werkwoorden ook zonder het zelfstandige werkwoord op bepaalde voorwaarden in de zin kan
gebruiken.
Ik was ook met elke van de klassieke Nederlandse modale werkwoorden separaat bezig. Bij
elke klassieke Nederlandse modale werkwoord gaf ik eigenlijk modaal gebruik en oneigenlijk
modaal gebruik van dit werkwoord aan. Ik vermeldde of dit Nederlandse modale werkwoord
een cognaat in het Duits heeft of niet en ik gebruikte de voorbeelden voor deze modale
werkwoorden uit verschillende grammatica’s. Bij elke Nederlandse modale werkwoord,
behalve hoeven en zullen, gaf ik de semantische beschrijving voor zijn Duitse cognaat
volgens Buscha & Heinrich & Zoch aan.
De belangrijkste verschillen tussen de Nederlandse en de Duitse modale werkwoorden heb ik
aan de hand van eerste drie tabellen in mijn scriptie samengevat. Volgens tabel 1 kan men
zien dat de modale werkwoorden verschillende betekenissen hebben. De Nederlandse modale
werkwoorden hebben de cognaten in het Duits voor de betekenis van het vermogen (kunnen
en können), de noodzakelijkheid (moeten en müssen) en voor de betekenis van de wil (willen
en wollen). Omgekeerd zijn de verschillen in de modale werkwoorden in het Duits en in het
Nederlands in de betekenis van de toestemming (mogen, kunnen en dürfen), de wens (willen
en mögen), de aanmaning (zullen, moeten en sollen, müssen) en in de betekenis van de niet-
noodzakelijkheid (niet hoeven en nicht brauchen). De graduele verschillen tussen modale
werkwoorden in het Duits en in het Nederlands worden goed in de tabel 2 gezien. Voor de
betekenis van de zekerheid wordt het Nederlandse modale werkwoord moeten en het Duitse
45
modale werkwoord müssen gebruikt. De betekenis van de waarschijnlijkheid drukt men met
het Nederlandse modale werkwoord zullen (zouden) en met het Duitse modale werkwoord
dürfen uit. Voor de betekenis van het ingeruimde vermoeden gebruikt men het Nederlandse
modale werkwoord kunnen en het Duitse modale werkwoord mögen. De betekenis van de
onzekerheid drukt men met het Nederlandse modale werkwoord kunnen en met het Duitse
modale werkwoord können uit. Dus voor de betekenis van de zekerheid en van de
onzekerheid worden de cognaten van modale werkwoorden uit het Duits en uit het Nederlands
gebruikt en de verschillen zijn in de betekenissen van de waarschijnlijkheid en van het
ingeruimde vermoeden.
De volgende verschillen tussen de Duitse en de Nederlandse modale werkwoorden heb ik aan
de hand van de tabel 3 van mijn scriptie en aan de hand van de beschrijvingen van de
Nederlandse modale werkwoorden separaat in mijn scriptie samengevat. Volgens de tabel 3
kan men zien welke Duitse equivalenten worden voor de Nederlandse modale werkwoorden
in verschillende betekenissen gebruikt. Voor iedere Nederlandse modale werkwoord kan men
een equivalent in het Duits vinden, maar niet altijd is het ook een modaal werkwoord.
Bijvoorbeeld voor het Nederlandse modale werkwoord hoeven heeft Duits geen precies
cognaat tussen de Duitse modale werkwoorden. Hoeven kan alleen in de negatieve betekenis
gebruikt worden, dus een Duitse equivalent voor dit werkwoord kan nicht müssen of nicht
brauchen zijn (zie pagina 24). Maar deze twee Duitse werkwoorden kunnen ook in de
posieteve betekenis, zonder nicht, gebruikt worden. Het Duitse modale werkwoord dürfen kan
een cognaat voor het Nederlandse modale werkwoord hoeven zijn maar alleen in de negatieve
betekenis van de toestemming, bijvoorbeeld: Das darfst du nicht tun! Dat hoef je niet te doen!
Mogen en zullen zijn volgende interessante Nederlandse modale werkwoorden, als men een
equivalent uit het Duits voor deze modale werkwoorden wil vinden.
Mogen komt vaak in de betekenis van de toestemming voor en dan vervangt men dit
werkwoord in het Duits met het werkwoord dürfen (zie pagina 27). Voor het Nederlandse
werkwoord zullen kan men meer equivalenten uit het Duits vinden. Als men de aanvoegende
wijs in het Nederlands wil uitdrukken, kan men de imperfectumvormen van zullen gebruiken,
gecombineerd met de infinitief van het zelfstandig werkwoord. Maar als men aanvoegende
wijs in het Duits wil uitdrukken, gebruikt men in geen geval het Duitse modale werkwoord
sollen. De aanvoegende wijs in het Duits kan men met het werkwoord würden gecombineerd
met de infinitief van het zelfstandig werkwoord uitdrukken. In het Duits gebruikt men geen
modaal werkwoord voor de vorm van de aanvoegende wijs (zie pagina 34). Het Nederlandse
46
modale werkwoord zullen kan men ook met de Duitse modale werkwoorden wollen en sollen
vervangen. Bij het werkwoord wollen gaat het om de mening van de tweede of derde persoon
en bij het werkwoord sollen gaat het om de mening van de niet genoemde groep van de
personen (zie pagina 35). Met het Nederlandse modale werkwoord zullen wordt ook een
verplichting of een verbod uitgedrukt en in dit geval gebruikt men uit het Duits de modale
werkwoorden sollen en müssen (zie pagina 35). Het werkwoord zullen moet niet alleen de
modale functie uitdrukken. Met dit werkwoord kan ook de toekomende tijd gevormd worden.
Zullen drukt met de infinitief van het zelfstandig werkwoord uit dat de gebeurtenis in de
toekomst ligt. In het Duits wordt de toekomst met het werkwoord werden uitgedrukt (zie
pagina 35). In het Duits kan het modale werkwoord müssen op bepaalde voorwaarden door
het modale werkwoord sollen worden vervangen en omgekeerd. Deze bepaalde voorwaarden
zijn: In de betekenis van een aanmaning dat betekent de wil en de vordering van een andere
persoon, kan müssen door sollen vervangen worden. Deze aanmaning bij sollen kan de vorm
van een opdracht, een bevel, een gebod, een voorschrift, een zedelijke, religieuze plicht of van
een opgave, een doel hebben (zie pagina 20). Hier kan men zien het verschil tussen het Duitse
modale werkwoord müssen en het Nederlandse modale werkwoord moeten, omdat moeten
niet zo vaak door het Nederlandse modale werkwoord zullen wordt vervangen, als müssen
door sollen. Een cognaat voor het Nederlandse modale werkwoord willen uit de Duitse
modale werkwoorden kan wollen of mögen zijn. Dat is het verschil tussen het Nederlandse
willen en het Duitse wollen, omdat voor het Nederlandse modale werkwoord willen geen
andere Nederlandse modale werkwoord als synoniem kan worden gebruikt, maar het Duitse
modale werkwoord wollen heeft een equivalent in het Duitse modale werkwoord mögen.
47
6. Bronnen
Buscha, Joachim; Heinrich, Gertraud; Zoch, Irene: Modalverben. Leipzig: VEB
Verlag Enzyklopädie, 1971.
Cate, Abraham P. ten: Deutsche Grammatik: eine kontrastiv deutsch-niederländische
Beschreibung für den Zweitspracherwerb. Bussum: Coutinho, 1998.
Diewald, Gabriele: Grammatikalisierung: eine Einführung in Sein und Werden
grammatischer Formen. Tübingen: Niemeyer, 1997.
Drosdowski, Günther: Duden Grammatik der deutschen Gegenwartssprache.
Mannheim e.a.: Dudenverlag, 1995.
Gerda, Henriett Erzsébet: Kontrastive Untersuchungen zum Gebrauch der
Modalverben im Niederländischen und im Deutschen. Wien: Universität Wien, 2005.
Girnth, Heiko: Untersuchungen zur Theorie der Grammatikalisierung am Beispiel des
Westmitteldeutschen. Tübingen: Niemeyer, 2000.
Haeseryn, Walter; Romijn, K.; Geerts, G.; Rooij, J. de; Toorn, M.C. van den:
Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS). Band 2. Groningen: Martinus Nijhoff,
1997.
Helbig, Gerhard; Buscha, Joachim: Deutsche Grammatik. Ein Handbuch für den
Ausländerunterricht. Berlin e.a.: Langenscheidt, 1998.
Öhlschläger, Günther: Zur Syntax und Semantik der Modalverben des Deutschen.
Tübingen: Niemeyer, 1989.
48
7. Resumé in het Tsjechisch
Tato bakalářská práce se zaměřuje na srovnávání modálních sloves v nizozemském a
německém jazyce. Téma srovnávání modálních sloves v nizozemském a německém jazyce
jsem si vybrala z důvodu, jelikož studuji Nizozemskou a Německou filologii a také z toho
důvodu, že ne vždy jsou v těchto jazycích modální slovesa použita správně. Proto jsem se
čtenáři snažila vysvětlit, co to vlastně modální slovesa jsou a kdy se dají použít. Na příkladech
z použitých zdrojů ukazuji, že ne každé nizozemské modální sloveso je v němčině zastoupeno
také modálním slovesem a naopak. I když to občas vypadá, že modální sloveso jednoho
jazyka se dá doslovně přeložit jako modální sloveso v druhém jazyce, tak ne vždy je tomu tak.
Zdánlivě stejné modální sloveso může v obou jazycích znamenat úplně něco jiného a tím
pádem se i používá jinak.
V této bakalářské práci jsem použila mnoho citací či parafrází, které podpírají uváděné
myšlenky.
49
8. Resumé in het Engels
This bachelor thesis focuses on the comparison of modal verbs in Dutch and German
language. I have chosen this topic because I study Dutch as well as German philology and
also because modal verbs are not always correctly used in both languages. This is why I tried
to explain to the reader what we understand under the term ‘modal verbs’ and when they
should be used. The examples show the fact that not every Dutch modal verb is represented
by a modal verb in German and vice versa. Even though it sometimes seems that a modal verb
in one language may be translated into the other language using a modal verb, it is not always
true. The seemingly similar modal verb can have a different meaning in both languages and
this means that the use will also be different.
In this bachelor thesis I tried to use a lot of citations and paraphrases to support the given
ideas.
50
9. Annotatie
Jméno: Beáta Buchníčková
Název katedry a fakulty: Katedra nederlandistiky FF UP v Olomouci
Název bakalářské práce: Srovnávání modálních sloves v nizozemštině a němčině
Vedoucí bakalářské práce: prof. dr. Wilken Engelbrecht, cand. litt.
Počet znaků: 79 731
Počet příloh: 0
Klíčová slova: lingvistika, modalita, modální sloveso, nizozemština, němčina, srovnání
Krátká charakteristika:
Tématem bakalářské práce je srovnání modálních sloves v nizozemském a německém jazyce,
kdy jsou vyzdvihnuty hlavně rozdíly v této oblasti na základě různých zdrojů.