Mijn CORONA- weekcontract 1 · Mijn CORONA- weekcontract 1 3de leerjaar a-b-c juf Caroline, Karen,...

Mijn CORONA- weekcontract 1 3de leerjaar a-b-c juf Caroline, Karen, Claudia


AF TEGEN maandag 27 april ‘20

Materialen?

Hoe lang werkte ik

eraan?

Ik heb mijn werk goed verbeterd.

Met hulp

(tafelkaart,Neuze-neuzeboekje,

thuis, internet,…)

Plan?

Kleur het vakje voor elke dag.

TAAL

1 Taalbeschouwing: Ik denk na over zinnen. Tegenstellingen - synoniemen – verwijswoorden- werkwoorden

werkblad + verbetersleutel

……….. minuten

Verbetersleutel

2 Spelling: Ik denk na over woorden: FLITSDICTEE

Woordpakket 15

……….. minuten

Verbetersleutel

3 AVI-lezen: Ik kan minstens 15 minuten in een boek lezen.

Een leesboek ……….. minuten

Mama/papa/

Grote broer/zus

REKENEN: Sprong

4 Ik kan kloklezen tot op 5 minuten. (analoog)

……….. minuten

Verbetersleutel

GODSDIENST

5 Opdrachtfiche 1: Ik kan het woord ‘Pasen’ vormen met materiaal dat je vindt in je huis, in het park of in de tuin.

Materiaal naar keuze.

……….. minuten

Mama/papa/

Grote broer/zus


Handtekening leerling Handtekening ouders

Opdrachtfiche 2: Ik kan ‘petanque’ (lees: petank) spelen op zijn paasbest.

Paaseieren,bal, materiaal

……….. minuten

W.O.

6 Ik kan de woordzoeker ‘de lente’ oplossen. ……….. minuten

verbetersleutel

7 Ik kan gezond eten met behulp van de voedingsdriehoek.

Youtube: zelf zoeken

……….. minuten

Mama/papa/

Grote broer/zus

Ik werkte ongeveer … (zet een kring rond het antwoord) IN TOTAAL

…………… minuten

Minder dan een uur

een uur

(=60 min.)

meer als een uur

ROOD = maandag BLAUW=dinsdag GEEL= woensdag GROEN= donderdag PAARS=vrijdag

Evaluatie

Ik ben deze week trots op mezelf omdat…

Ik geef mijn werkhouding

Waar ga ik volgende week extra op letten?

Is het gelukt om hierin te groeien? Vertel:


1. Taal- Woordleer

1. Tegenstellingen

(geef het tegengestelde woord)

- koud: …………………………..

- groot: …………………………..

- traag: …………………………..

- beleefd: ……………………….

- boven: …………………………


2. Synoniemen

(woorden die (ongeveer) dezelfde betekenis hebben)

- snel: ……………………………

- groot: ………………………….

- dun: ……………………………

- mooi: …………………………..

- leuk: ……………………………


3. a. Verwijswoorden: verwijzen naar een persoon

(Onderstreep ALLE verwijswoorden)

b. Werkwoorden: actie, doe-woord

(Omcirkel ALLE werkwoorden)

- Deze man heeft veel geld.

- Hij is altijd op maandag ziek.


- Ze heeft deze avond geen vergadering.

- Ben jij het al gewoon?

- Die hond heeft hem gebeten.


1. Synoniemen

Schrijf een synoniem voor de volgende woorden:

wagen = __________________________________

bandiet = __________________________________

Een synoniem =

een ander woord voor …


goal = __________________________________

geraamte = __________________________________

ambulance = __________________________________

trouwen = __________________________________

labyrint = __________________________________


Ken je er zelf ook nog?

__________________________________ = __________________________________

__________________________________ = __________________________________

__________________________________ = __________________________________


2. Tegenstellingen

Vul de zinnen aan met het tegengestelde.

Mijn broertje vind ik aardig, maar Tim vind ik _________________________________ .

De kist met spelletjes is niet licht, maar _________________________________ .

Een tegenstelling =

een woord dat het tegenovergestelde betekent van een woord.


Geen eenvoudige opdracht, maar een _________________________________ opdracht.

Ik ben arm, maar mijn buurvrouw is erg _________________________________ .

Mijn broek is oud, maar deze jas heb ik _________________________________ gekocht.

Schrijf onder elke zin de tegengestelde ZIN, zoals in het voorbeeld.

Vb. Dit is plezierig om te doen. Dit is saai om te doen.


Het water in die vijver is zeer helder.

Vochtige grond is niet zo gunstig voor de planten.

Dat pakje is zo licht.

vuil ____________________ stil ____________________

snel ____________________ duur ____________________

hard ____________________ droevig ____________________


3. Werkwoorden

Kleur alle werkwoorden in de zinnen hieronder: Let wel: in sommige zinnen kan je 2

werkwoorden vinden!

Ik speel bij mijn vriendinnetje Natascha.

Werkwoorden =

woorden die vertellen wat mensen DOEN. Een werkwoord kan verschillende vormen hebben.

vb: het werkwoord schrijven.

Ik schrijf

Jij schrijft


Wij helpen haar moeder.

Natascha veegt de bladeren bij elkaar.

Ik trek onkruid uit de tuin en gooi het in de prullenbak.

De moeder van Natascha is blij dat wij haar helpen.

De hersenen bestaan uit drie grote delen: de hersenstam, de kleine hersenen en de grote

hersenen.


2. Godsdienst – Pasen

OPDRACHTFICHE1:

Maak het woord

PASEN

met takjes uit het bos


OPDRACHTFICHE 2: PETANQUE MET PAASEITJES

Benodigdheden: paaseitjes, bal

Spelverloop: Gooi elk een paasei zo dicht mogelijk bij de bal. De persoon van wie het ei

het dichts bij de bal ligt is gewonnen


WO – gezondheid

Nodig: you tube, filmpje ‘de voedingsdriehoek’ ingeven.

Kijk naar het filmpje.

Probeer zeker 2 dagen in de week ook een keertje gezond te ontbijten.

Trek hier een foto van. Smullen maar.

Mijn CORONA- weekcontract 1 · Mijn CORONA- weekcontract 1 3de leerjaar a-b-c juf Caroline, Karen,...

Documents

Transcript of Mijn CORONA- weekcontract 1 · Mijn CORONA- weekcontract 1 3de leerjaar a-b-c juf Caroline, Karen,...