PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS...

79
PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK VOOR JOU?

Transcript of PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS...

Page 1: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

PR I J S STAB I L I TE I T:WAAROM IS DATBELANGR I JK VOOR JOU?

Page 2: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

2

INHOUD1 2 3 4 5

KADERS

3.1 Het meten van inflatie – eeneenvoudig voorbeeld 26

3.2 De relatie tussen de verwachte inflatieen de rente – het zogeheten“Fischer-effect” 28

3.3 Hyperinflatie 31

3.4 De vraag naar contant geld 32

Hoofdstuk 2

Geld – een kort historisch overzicht15

2.1 De functies van geld 16

2.2 Geldvormen 18

2

Hoofdstuk 1

Inleiding 111

Hoofdstuk 3

Het belang van prijsstabiliteit 23

3.1 Wat is prijsstabil iteit? 24

3.2 Het meten van inflatie 25

3.3 De voordelen van prijsstabil iteit 29

3

Voorwoord 5

Prijsstabiliteit:

waarom is dat belangrijk voor jou? 6

Samenvatting 6

Page 3: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

3

KADERS

4.1 Waarom kan de centrale bank de(ex ante) reële rente beïnvloeden?De rol van “starre” prijzen 39

4.2 Hoe beïnvloeden veranderingen in detotale vraag de economischebedrijvigheid en de prijsontwikkeling 40

4.3 De kwantiteitstheorie van geld 47

Hoofdstuk 5

Het monetaire beleid van de ECB 49

5.1 Een kort historisch overzicht 50

5.2 Het institutionele kader 53

5.3 De monetairebeleidsstrategievan de ECB 57

5.4 Overzicht van het operationele kadervan het Eurosysteem 71

5

KADERS

5.1 De weg naar de gemeenschappelijke munteenheid, de euro 51

5.2 De convergentiecriteria 54

5.3 De samenstelling en kenmerken van de HICP 60

5.4 Een veiligheidsmarge tegen deflatie 61

5.5 De middellangetermijnoriëntatie van het monetaire beleidvan de ECB 62

5.6 Reële economische en financiële indicatoren 64

5.7 Macro-economische projecties voor het eurogebied 66

5.8 Monetaire aggregaten 67

5.9 De door de ECB gehanteerde referentiewaarde voor degroei van de geldhoeveelheid 68

Lijst van termen 74

Bibliograf ie 76

Hoofdstuk 4

Factoren die de prijsontwikkeling bepalen 35

4.1 Wat monetair beleid kan en wat het niet kan– een overzicht 36

4.2 Geld en de rente – hoe kan monetairbeleid de rente beïnvloeden? 38

4.3 Hoe beïnvloeden veranderingen in de rente deuitgavenbeslissingen van consumenten en bedrijven? 38

4.4 Factoren die de prijsontwikkeling op de korteretermijn bepalen 44

4.5 Factoren die de prijsontwikkeling op de langeretermijn bepalen 46

4

Page 4: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

4

VERANTWOORD ING

Dit boek heeft zeer veel baat gehad bij de vele opmerkingen en schrijfsuggesties van mijn collega’s bij de ECB,

die ik daarvoor dan ook zeer dankbaar ben. Ik zou hierbij tevens blijk willen geven van mijn dankbaarheid jegens

de leden van het Comité voor Externe Communicatie van het Europees Stelsel van Centrale Banken en de Raad

van Deskundigen, mijn collega’s bij de Afdeling Taaldiensten, Afdeling Officiële Publicaties en Bibliotheek,

Afdeling Pers en Informatie van de ECB, en H. Ahnert, W. Bier, D. Blenck, J. Cuvry,

G. Deschamps, L. Dragomir, S. Ejerskov, G. Fagan, A. Ferrando, L. Ferrara, S. Keuning, H. J. Klöckers, Prof.

Dr. D. Lindenlaub, A. Lojschova, K. Masuch, W. Modery, P. Moutot, A. Page, H. Pill, C. Pronk, B. Roffia, C. Rogers,

P. Sandars, D. Schackis, Prof. Dr. H. J. Schlösser, G.Vitale en C. Zilioli.

Dieter Gerdesmeier

Frankfurt am Main, april 2009

Page 5: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

5

Meer dan 320 miljoen mensen in zestien Europese landen gebruiken de euro als hun gemeenschappelijke

munteenheid. De Raad van Bestuur van de Europese Centrale Bank (ECB) is verantwoordelijk voor het

gemeenschappelijke monetaire beleid in deze landen, die samen bekend staan als het ”eurogebied”. Het

Eurosysteem, dat bestaat uit de ECB en de nationale centrale banken van de landen van het eurogebied,

heeft een duidelijk mandaat toegewezen gekregen door het Verdrag tot oprichting van de Europese

Gemeenschap: het hoofddoel is het handhaven van prijsstabiliteit in het eurogebied. Met andere

woorden, de Raad van Bestuur van de ECB heeft het mandaat gekregen de koopkracht van de euro te

behouden. Dit mandaat weerspiegelt een brede consensus in de samenleving dat monetair beleid, door

prijsstabiliteit te handhaven, aanzienlijk bijdraagt aan duurzame groei en economische welvaart en helpt

banen te creëren.

Het Eurosysteem is onafhankelijkheid gegeven voor de uitvoering van zijn mandaat. Daarnaast heeft de Raad

van Bestuur zijn monetairebeleidsstrategie om prijsstabiliteit te verwezenlijken gekozen en bekendgemaakt,

en gebruikt de Raad een efficiënt en goed-werkend operationeel kader om zijn gemeenschappelijke

monetaire beleid uit te voeren. Kortom, het Eurosysteem beschikt over alle instrumenten en vaardigheden

die nodig zijn om een succesvol monetair beleid te kunnen voeren.

Echter, net als iedere andere belangrijke en onafhankelijke instelling in een moderne maatschappij, dient

het Eurosysteem dicht bij het algemene publiek te staan en door de burgers van Europa te worden

begrepen. Het is daarom belangrijk dat zijn mandaat en beleid aan een breder publiek worden uitgelegd.

Dit boek streeft ernaar een veelomvattend maar gemakkelijk toegankelijk overzicht te bieden van de

redenen waarom prijsstabiliteit zo belangrijk is voor het behoud van welvaart en van hoe het monetaire

beleid van de ECB erop is gericht haar mandaat te verwezenlijken.

Jean-Claude Trichet

President van de Europese Centrale Bank

Jean-Claude Trichet

VOORWOORD

Page 6: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

6

Samenvat t i ng

Het Verdrag tot opr icht ing van de Europese

Gemeenschap verleent aan het Eurosysteem1, dat

bestaat uit de Europese Centrale Bank (ECB) en de

nationale centrale banken van die landen die de

euro als hun munteenheid hebben ingevoerd,

he t hoo fdmandaa t van he t handhaven van

pr i j ss tab i l i te i t . Di t mandaat wordt op goede

economi sche gronden beschouwd a l s de

hoofddoe l s te l l i ng van het Eurosys teem. Het

weersp i ege l t de l e r i n g d i e w i j u i t eerdere

er va r i ngen hebben ge t rokken en word t

ondersteund door de economische theorie en

empir isch onderzoek, die beide aangeven dat

monetair beleid door prijsstabiliteit te handhaven

een belangrijke bijdrage levert aan de algemene

welvaar t , met inbegr ip van hoge niveaus van

economische bedrijvigheid en werkgelegenheid.

Gezien het feit dat de voordelen van prijsstabiliteit

zo algemeen worden onderkend, achten wij het van

essentieel belang om uit te leggen, met name aan

jonge mensen, hoe belangrijk prijsstabiliteit is, hoe

prijsstabiliteit het beste kan worden verwezenlijkt,

en hoe handhaving van prijsstabiliteit de bredere

economische doe len van de Europese Un ie

ondersteunt.

De voordelen van prijsstabiliteit, en ook de kosten

waarmee inflatie of deflatie gepaard gaan, houden

nauw verband met geld en de functies van geld.

Hoofdstuk 2 behandelt daarom de functies en

geschiedenis van geld. In dit hoofdstuk wordt

uitgelegd dat in een wereld zonder geld, d.w.z. in

een ruileconomie, de kosten die verbonden zijn aan

het ru i l en van goederen en d iens ten , zoa l s

informatie-, zoek- en vervoerskosten, zeer hoog

zijn. Dit hoofdstuk laat zien dat geld het ruilen van

goederen efficiënter maakt en daardoor het welzijn

van burgers verhoogt. Deze overwegingen worden

gevolgd door een gedetailleerdere bespreking van

de rol en de drie basisfuncties van geld. Geld dient

als ruilmiddel, als waardeopslag en als rekeneenheid.

De concrete vormen van in versch i l l ende

maatschappijen gebruikt geld zijn in de loop der

ti jden veranderd: goederengeld, metall iek geld,

papiergeld en elektronisch geld zijn de voornaamste

hiervan. De belangrijkste ontwikkelingen in termen

van de gesch ieden i s van ge ld worden kor t

beschreven en toegelicht.

PR I J S S TAB I L I TE I T : WAAROM I S DAT

1 De term “Eurosysteem” komt niet als zodanig voor in het Verdragtot oprichting van de Europese Gemeenschap of in de Statutenvan het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en deEuropese Centrale Bank (ECB), die beide betrekking hebben opde doelstellingen en taken van het ESCB, dat bestaat uit de ECBen de nationale centrale banken van alle lidstaten. Zolang erechter lidstaten bestaan die niet zijn overgegaan op de euro, zijnde bepalingen betreffende de doelstellingen en taken van hetESCB niet op hen van toepassing. Daarom wordt dan ookgewoonlijk gesproken over het Eurosysteem, d.w.z. de ECB en denationale centrale banken van de lidstaten die wél zijnovergegaan op de euro; de Raad van Bestuur van de ECB juichthet gebruik van de term Eurosysteem toe.

Page 7: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

7

In Hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op het belang

van prijsstabiliteit. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd

dat inflatie en deflatie economische verschijnselen

zijn die ernstige negatieve gevolgen kunnen hebben

voor de economie. Het hoofdstuk begint met een

definit ie van deze begrippen. Inflatie wordt in

principe gedefinieerd als een algemene stijging van de

prijzen van goederen en diensten over een langere

periode, met als resultaat een daling van de waarde

van geld en daarmee van de koopkracht ervan. Van

deflatie is sprake wanneer het algehele prijspeil

over een langere periode daalt.

Na een korte paragraaf die enkele problemen

illustreert die zich voordoen bij het meten van

inflatie, vervolgt dit hoofdstuk met een beschrijving

van de voordelen van prijsstabiliteit. Prijsstabiliteit

ondersteunt een hogere levensstandaard door de

onzekerheid omtrent de algemene prijsontwikkeling

te verminderen, en daardoor de transparantie van het

prijsmechanisme te verbeteren. Prijsstabiliteit maakt

het voor consumenten en bedrijven gemakkelijker

prijsveranderingen te herkennen die niet voor

alle goederen opgaan (de zogenoemde “veranderingen

in de relat ieve pr i jzen”) . Daarnaast draagt

prijsstabiliteit bij aan de algemene welvaart door

de inflatierisicopremies in de rente te verminderen,

door act iv i te i ten die erop ger icht z i jn z ich

tegen inflatie in te dekken onnodig te maken, en

door de verstorende ef fecten van belast ing-

en socia lezekerheidsste lse ls te verminderen.

Prijsstabiliteit voorkomt, ten slotte, de willekeurige

verdeling van vermogen en inkomen die bijvoorbeeld

samengaat met de afkalving van de reële waarde van

nominale vorderingen (besparingen in de vorm van

bankdeposito’s, overheidsobligaties, nominale lonen)

die voortvloeit uit inflatie. Grote afkalving van reëel

vermogen en inkomen ten gevolge van hoge inflatie

kan leiden tot sociale onrust en politieke instabiliteit.

Samenvattend kan men zeggen dat centrale banken

door prijsstabiliteit te handhaven helpen bredere

economische doelen te bereiken en daardoor

bijdragen aan algemene politieke stabiliteit.

Hoofdstuk 4 houdt zich voornamelijk bezig met de

factoren die de prijsontwikkeling bepalen. Na een kort

overzicht van de rol en beperkingen van monetair

beleid, wordt in dit hoofdstuk uitgelegd hoe een

centrale bank de korte rente kan beïnvloeden. De

centrale bank is de monopolistische (d.w.z. de enige)

instantie die bankbiljetten en centralebankdeposito’s

verschaft. Aangezien banken voor hun cliënten

bankbiljetten nodig hebben en (middels deposito’s) bij

de centrale bank aan reserveverplichtingen dienen te

voldoen, vragen zij gewoonlijk een centrale bank om

krediet. De centrale bank kan de rente op haar

leningen aan de banken vaststellen, en dit beïnvloedt

op zijn beurt de andere marktrentes.

De veranderingen in marktrentes beïnvloeden de

uitgavenbeslissingen van huishoudens en bedrijven en

aldus uiteindelijk de economische bedrijvigheid en

inflatie. Een hogere rente, bijvoorbeeld, maakt het

duurder om te investeren en resulteert daardoor over

het algemeen in lagere investeringsuitgaven. Een

hogere rente maakt over het algemeen ook sparen

aantrekkel i jker en le idt gewoonl i jk tot een

vermindering van de consumptievraag. Onder normale

omstandigheden kan dus worden verwacht dat een

stijging van de rente leidt tot een daling van de

consumptie- en investeringsuitgaven, hetgeen – als alle

andere omstandigheden hetzelfde blijven – uiteindelijk

inflatoire druk zou moeten verlagen. Hoewel monetair

beleid enige invloed kan uitoefenen op de reële

bedrijvigheid, is dit effect slechts van voorbijgaande

aard en niet permanent. Monetair beleid kan echter

wel een bl i jvende invloed uitoefenen op de

prijsontwikkeling en daardoor op de inflatie.

BELANGR I J K VOOR JOU?

Page 8: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

8

In dit hoofdstuk worden vri j gedetai l leerd de

factoren besproken die het inflatoire proces op de

korte termijn bepalen. Zoals wordt geïllustreerd aan

de hand van een betrekkelijk eenvoudig model dat

de begrippen “totaal aanbod” en “totale vraag”

beschrijft, kan een aantal economische factoren

leiden tot bewegingen in het prijspeil op de korte

termijn, waaronder stijgingen van de consumptie en

de investeringen, stijgende begrotingstekorten van

de overheid en hogere netto uitvoer. Daarnaast

kunnen hogere prijzen voor inputs (bijvoorbeeld

energ ie) of loonst i j g ingen waar geen hogere

productiviteit tegenover staat, leiden tot opwaartse

druk op de inflatie.

Tegen deze achtergrond wordt bijzondere nadruk

ge legd op het fe i t da t moneta i r be le id de

kortetermijnprijsontwikkeling niet volledig kan

beheersen. In dit hoofdstuk wordt echter eveneens

uitgelegd dat vanuit een langeretermijnperspectief

inf lat ie een monetair verschi jnsel is . Het kan

derhalve niet worden ontkend dat monetair beleid,

door te reageren op risico’s voor prijsstabiliteit, de

inflatie op de middellange- tot lange termijn kan

beheersen.

Het laatste hoofdstuk bevat een korte beschrijving

van het monetaire beleid van de ECB. Na een iets

gedetailleerder overzicht van het proces dat heeft

geleid tot de Economische en Monetaire Unie,

wordt in de daaropvolgende paragrafen ingegaan op

het institutionele kader van het gemeenschappelijke

monetaire beleid, de monetairebeleidsstrategie van

de ECB en de door het Eurosysteem gebruikte

mone0tairebeleidsinstrumenten. Om de in het

Verdrag voor het Eurosys teem vas tge legde

doelstelling van handhaving van prijsstabiliteit te

verduidelijken, heeft de Raad van Bestuur van de

ECB in 1998 daar de volgende kwant i tat ieve

de f in i t i e aan gegeven : “Pr i j s s tab i l i te i t wordt

gedef inieerd als een jaarl i jkse st i jg ing van de

Geharmoniseerde Consumptieprijsindex (HICP)

voor het eurogeb ied met minder dan 2%.

Prijsstabiliteit moet worden gehandhaafd op de

middellange termijn”. Bovendien heeft de Raad van

Bestuur in mei 2003 duideli jk gemaakt dat er

binnen deze definitie naar gestreefd wordt het

inflatiecijfer te houden onder maar “dicht bij 2% op

de middellange termijn”.

In de strategievan de ECB zijn demonetairebeleidsbeslissingengebaseerd op eenveelomvattende analysevan de risico’s voorprijsstabiliteit.

PR I J S S TAB I L I TE I T : WAAROM I S DAT

Page 9: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

In de strategie van de ECB zi jn de

monetairebeleidsbeslissingen gebaseerd op een

veelomvattende analyse van de ris ico’s voor

prijsstabiliteit. Een dergelijke analyse wordt uitgevoerd

op grond van twee elkaar aanvullende perspectieven

voor het bepalen van de prijsontwikkeling. Het eerste

perspectief is gericht op het beoordelen van de

korte- tot middellangetermijndeterminanten van de

prijsontwikkeling, met bijzondere aandacht voor de

reële economische bedrijvigheid en de financiële

condities in de economie. Het houdt rekening met het

fe it dat gedurende dergel i jke perioden de

prijsontwikkeling sterk wordt beïnvloed door de

wisselwerking tussen vraag en aanbod in de goederen-,

diensten- en factormarkten (d.w.z. de arbeids- en

kapitaalmarkten). De ECB spreekt in dit kader van de

“economische analyse”. Het tweede perspectief, de

“monetaire analyse”, is primair gericht op de langere

termijn, en maakt gebruik van het langetermijnverband

tussen de hoeveelheid geld in omloop en de prijzen.

De monetaire analyse dient voornamelijk als een

middel tot toetsing, vanuit een middellange- tot

langetermi jnperspect ief , van de korte- tot

middellangetermijnindicaties voor het monetaire

beleid die voortkomen uit de economische analyse.

Op grond van deze beoordeling beslist de Raad van

Bestuur van de ECB over het niveau van de korte

rente om er voor te zorgen dat inflatoire en

de f l a to i re druk wordt tegengegaan en dat

prijsstabiliteit op de middellange termijn wordt

gehandhaafd.

9

BELANGR I J K VOOR JOU?

Page 10: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten
Page 11: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

1INLE ID ING

Wanneer Europese burgers in opiniepeilingen

worden ondervraagd over algemene

economische omstandigheden, zeggen zij

meestal te willen leven in een klimaat zonder

inflatie of deflatie. Het Verdrag tot oprichting

van de Europese Gemeenschap verleent aan het

Eurosysteem het mandaat prijsstabiliteit te

handhaven. Hier zijn goede economische

argumenten voor. Het weerspiegelt de lering

die we hebben getrokken uit de geschiedenis en

wordt ondersteund door de economische

theorie en empirisch onderzoek, die aan lijken

te geven dat monetair beleid door

prijsstabiliteit te handhaven zijn grootste

bijdrage kan leveren aan algemene

economische welvaart, met inbegrip van hoge

niveaus van economische bedrijvigheid en

werkgelegenheid.

Page 12: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

Gegeven het fe i t da t de voorde len van

prijsstabiliteit zo algemeen worden onderkend, is

het van groot belang dat iedereen, en met name

jonge mensen, inziet hoe belangrijk prijsstabiliteit is,

hoe deze het beste kan worden bereikt, en hoe

stabiele prijzen de bredere economische doelen van

de Europese Unie ondersteunen.

Dit boek bestaat uit verschillende hoofdstukken: elk

hoofdstuk bevat basisinformatie en kan, indien en

wanneer nodig, los van de andere worden gebruikt.

Hoofdstukken 4 en 5 zijn echter “moeilijker” dan de

eerste drie hoofdstukken. Om Hoofdstuk 5 goed te

kunnen begrijpen is het noodzakelijk Hoofdstuk 3 en

in het bijzonder Hoofdstuk 4 nauwkeurig te hebben

gelezen. In speciaal toegevoegde Kaders worden

enkele specif ieke onderwerpen gedetai l leerder

behandeld.

De voordelen van prijsstabiliteit, of de kosten

waarmee inflatie of deflatie gepaard gaan, houden

nauw verband met geld en de functies van geld.

Hoofdstuk 2 behandelt daarom de functies en

geschiedenis van geld, en laat tevens zien dat in een

wereld zonder geld, d.w.z. in een ruileconomie, de

transactiekosten die zijn verbonden aan het ruilen

van goederen en diensten, zeer hoog zijn. Dit

hoofdstuk laat tevens zien dat geld helpt een

efficiëntere uitruil van goederen te bewerkstelligen

en daardoor de we lvaar t van consumenten

vergroot. Deze overwegingen worden gevolgd door

een gedetail leerdere bespreking van de rol en

basisfuncties van geld in Paragraaf 2.1. De vormen

van in de maatschappij gebruikt geld zijn in de loop

der tijden aanzienlijk veranderd. De belangrijkste

historische ontwikkelingen worden in het kort

besproken en toegelicht in Paragraaf 2.2.

Hoofdstuk 3 legt u i t waarom pr i j s s tab i l i te i t

belangrijk is. Eerst worden de begrippen inflatie en

deflatie gedefinieerd (Paragraaf 3.1). Na een korte

paragraaf die enkele metingsvraagstukken belicht

(Paragraaf 3.2), beschrijft de volgende paragraaf

gedetailleerd de voordelen van prijsstabiliteit en,

omgekeerd, de negatieve gevolgen van inflatie of

deflatie (Paragraaf 3.3).

12

21 3 54

INLE ID ING

Page 13: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

13

Hoofdstuk 4 houdt zich voornamelijk bezig met de

factoren die de prijsontwikkeling bepalen. Na een

kor t overz icht (Paragraa f 4 .1) , bespreekt d i t

hoofdstuk de invloed van monetair beleid op de

rente (Paragraa f 4 .2 ) en de e f fec ten van

renteveranderingen op de uitgavenbeslissingen van

huishoudens en bedrijven (Paragraaf 4.3). In de

volgende paragraaf passeren de factoren die het

inflatoire proces op de kortere termijn bepalen de

revue (Paragraaf 4.4). De nadruk ligt hierbij vooral

op het fe i t da t moneta i r be le id a l l één de

prijsontwikkeling op de korte termijn niet kan

beheersen, aangezien op die termijn een aantal

andere economische factoren eveneens van invloed

kunnen zijn op de inflatie.Wel wordt onderkend dat

op de langere termijn monetair beleid de inflatie

wel degelijk beheerst (Paragraaf 4.5).

Het laatste hoofdstuk bevat een korte beschrijving

van het monetaire beleid van de ECB. Na een wat

diepgaander bespreking van het proces dat geleid

heeft tot de Economische en Monetaire Unie

(Paragraaf 5.1), behandelen de daaropvolgende

paragra fen het ins t i tu t ione le kader van het

gemeenschappelijke monetaire beleid (Paragraaf

5.2), de monetairebeleidsstrategie van de ECB

(Paragraaf 5.3) en het operationele kader van het

Eurosysteem (Paragraaf 5.4).

Voor gedetailleerdere informatie wordt

verwezen naar de Lijst van termen en de

Bibliografie achterin het boek.

Dit boek bestaat uitverschillende hoofdstukken;elk hoofdstuk bevatbasisinformatie en kan,indien en wanneer nodig,los van de andere wordengebruikt.

1

Page 14: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten
Page 15: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

GELD – EEN KORTH I S TOR I SCH OVERZ I CHT

Geld is uit het moderne leven niet weg te

denken. Dit hoofdstuk tracht een antwoord

te geven op vragen als: Wat is geld?,

Waarom hebben we geld nodig?, Waarom

wordt geld geaccepteerd? en Hoe lang

bestaat geld al?

beschrijft de functies

van geld.

verschaft een overzicht van de

verschillende goederen die in het

verleden als geld hebben gediend.

2.1

2.2

2

Page 16: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

DE FUNC T I E S

VAN GE LD

De functies van geld

Wat is geld? Als we vandaag de dag geld zouden

moeten def in iëren, denken we al lereerst aan

bankbi l jetten en munten. Deze act iva worden

beschouwd als geld omdat zij liquide zijn, hetgeen wil

zeggen dat z i j a lgemeen worden aanvaard en

beschikbaar zi jn om wanneer dan ook voor

betalingsdoeleinden te worden gebruikt. Hoewel het

natuurlijk overduidelijk is dat bankbiljetten en munten

voor dit doeleinde worden gebruikt , bestaat

tegenwoordig een aantal andere vormen van activa die

zeer liquide zijn en die gemakkelijk kunnen worden

omgewisseld in contant geld of gemakkelijk kunnen

worden gebruikt om tegen zeer geringe kosten een

betaling te verrichten. Zo zijn er, bijvoorbeeld, girale

deposito’s en enkele andere vormen van bij banken

aangehouden deposito’s.2 Dientengevolge vallen deze

instrumenten onder die definities van geld die vaak

“ruim geld” genoemd worden.

De verschillende vormen van geld zijn in de loop

der tijden aanzienli jk veranderd. Papiergeld en

bankdeposito’s hebben niet altijd bestaan. Het is

daarom zinvol ge ld in a lgemenere termen te

definiëren. Geld kan worden gezien als een zeer

bijzonder goed dat enkele basisfuncties vervult. Met

name dient het als ruilmiddel, als waardeopslag en

als rekeneenheid. Daarom wordt vaak gezegd dat

geld is wat geld doet.

Om deze functies beter te kunnen illustreren,

hoeft men zich alleen maar voor te stellen hoe

mensen hun transacties moesten verrichten vóórdat

geld bestond. Zonder geld moest men goederen of

diensten direct uitwisselen voor andere goederen of

diensten door middel van ruilhandel. Hoewel een

dergelijke “ruileconomie” enige verdeling van arbeid

toestaat, zijn er praktische beperkingen en brengt

een uitruil van goederen aanzienlijke zogenoemde

“transactiekosten” met zich mee.

Het meest voor de hand liggende probleem bij een

ruileconomie is dat mensen een andere parti j

moeten zien te vinden die precies hetzelfde goed of

precies dezelfde dienst wil die zij aanbieden en die

te bieden heeft wat zij in ruil daarvoor terug

willen hebben. Met andere woorden: een geslaagde

ruiltransactie vereist een wederzijds overeenkomen

van behoeften. Een bakker, bijvoorbeeld, die in ruil

voor een paar broden zijn haar geknipt wil hebben,

zou een kapper moeten vinden die bereid is hem die

knipbeurt te geven in ruil voor een paar broden. Als

2.1

21 3 54

2.1 De functies van geld

2.2 Geldvormen

16

GELD – EEN KORT

2 Girale deposito’s zijn gelden die direct opvraagbaar zijn voortransactiedoeleinden. Hierbij dient te worden opgemerkt datelektronisch geld op “prepaid”-kaarten ook tot girale deposito’sgerekend worden.

Page 17: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

de kapper echter in plaats van de broden een paar

schoenen nodig heeft, zou hij moeten wachten tot

een eigenaar van een schoenwinkel een knipbeurt

nodig had. Een dergelijke ruileconomie zou op die

manier aanzienlijke kosten met zich meebrengen,

aangezien steeds naar de toepasseli jke andere

partij moet worden gezocht, met wachttijden en

verhoogde voorraad als gevolg.

Geld als ruilmiddel

Om alle ongemakken waarmee een ruileconomie

gepaard gaat te vermijden, kan een van de goederen

gebruikt worden als een ruilmiddel. Deze nogal

grove vorm van als ruilmiddel gebruikt geld wordt

ook wel “goederengeld” genoemd. Het ruilen van een

goed tegen geld en dan het ruilen van geld tegen een

ander goed lijkt op het eerste gezicht transacties

alleen maar lastiger te maken. Maar als men er wat

langer over nadenkt wordt duidelijk dat het gebruik

van een goed als ru i lmiddel het hele proces

aanzienlijk vergemakkelijkt, omdat het wederzijdse

overeenkomen van behoeften niet langer vereist is

voor de uitruil van goederen en diensten. Het zal

duidelijk zijn dat een essentiële voorwaarde voor het

feit dat dat ene goed de functie van geld kan

vervullen is dat dat goed in de hele economie wordt

aanvaard als ruilmiddel, hetzij uit traditie, op grond

van een informele afspraak of bij de wet.

Tegelijkertijd zal echter duidelijk zijn dat goederen

d ie d ienen a l s ru i lm idde l en i ge spec i f i eke

e igenschappen d ienen te hebben . Met name

goederen die dienen als goederengeld moeten

gemakkelijk te dragen zijn, duurzaam en deelbaar

z i jn , en hun kwa l i te i t moet gemakke l i j k te

controleren zijn. En vanuit een meer economisch

perspectief bezien, zou geld natuurlijk een schaars

goed moeten z i jn , aangez ien a l leen schaarse

goederen een positieve waarde hebben.

Geld als waardeopslag

Als het goed dat wordt gebruikt als geld in de loop

der tijd zijn waarde behoudt, kan het voor langere

perioden worden aangehouden. Dit is met name

nuttig omdat daardoor de verkoopactie niet hoeft

samen te vallen met de aankoopactie. In dit geval

vervult geld de belangrijke functie van waardeopslag.

Het is om deze redenen dat goederen die ook dienen

als opslag van waarde te prefereren zijn boven

goederen die uitsluitend dienen als ruilmiddel.

Goederen zoals bloemen of tomaten, bijvoorbeeld,

zouden in principe kunnen dienen als ruilmiddel. Zij

zouden echter niet kunnen dienen als waardeopslag en

zouden daarom waarschijnlijk niet worden gebruikt als

geld. Dus als deze functie van geld niet goed werkt

(bijvoorbeeld als het goed dat dient als geld in de loop

der tijd zijn waarde verliest), zullen de mensen

gebruik maken van de waardeopslagfunctie van andere

goederen of activa of zelfs – in extreme gevallen –

terugvallen op ruilhandel.

Geld als rekeneenheid

Even belangrijk is de functie van geld als rekeneenheid.

Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van ons

voorafgaande voorbeeld. Zelfs als de moeilijkheid van

het wederzijdse overeenkomen van behoeften wordt

overwonnen, zou men nog steeds de precieze

ruilverhouding moeten vinden tussen, bijvoorbeeld,

brood en een knipbeurt of tussen een knipbeurt en

schoenen. Deze “rui lverhouding”, namel i jk

bijvoorbeeld het aantal broden dat één knipbeurt

waard is, wordt de “relatieve prijs” of de “ruilvoet”

genoemd. Eerst zou voor elk paar goederen of

diensten de relatieve prijs moeten worden bepaald en

zou natuurlijk iedereen die betrokken was bij de ruil

van goederen moeten beschikken over alle informatie

over de rui lvoet tussen al le goederen. Het is

gemakkelijk te laten zien dat er voor twee goederen

17

2HI STOR I SCH OVERZ I CHT

Page 18: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

Geld dient als ruilmiddel,waardeopslag enrekeneenheid.

18

slechts één relatieve prijs is, en voor drie goederen

drie relatieve prijzen (namelijk brood tegenover een

knipbeurt, een knipbeurt tegenover schoenen en

brood tegenover schoenen). Bij tien goederen bestaan

er echter al 45 relatieve prijzen, en bij 100 goederen

komt het aantal relatieve prijzen op 49503. Hoe

groter het aantal goederen dat wordt geruild, des te

moeilijker wordt het daardoor om informatie te

verkrijgen over alle mogelijke “ruilvoeten”.Als gevolg

daarvan brengt het verzamelen en onthouden van

informatie over de ruilvoet hoge kosten met zich mee

voor de deelnemers aan een ruileconomie, en deze

kosten stijgen onevenredig met het aantal geruilde

goederen. Deze middelen kunnen eff iciënter

worden gebruikt als een van de bestaande goederen

wordt gebruikt als rekeneenheid (een zogeheten

“numéraire”). In dat geval kan de waarde van alle

goederen worden uitgedrukt in termen van deze

“numéraire”, en het aantal prijzen dat de consument

zou moeten kennen en onthouden zou dan aanzienlijk

verminderen.4 Kortom, als alle prijzen zouden worden

weergegeven in termen van geld, dan zou dit transacties

veel gemakkelijker maken. Meer in het algemeen

gesproken zouden niet alleen de prijzen van goederen

in termen van geld kunnen worden uitgedrukt, maar

ook de prijzen van welke activa dan ook.

Alle economische partijen in een muntgebied zouden

dan zaken als kosten, prijzen, lonen, inkomsten, etc.

berekenen in dezelfde geldeenheden. Zoals het geval

was bij de eerdergenoemde functies van geld: hoe

minder stabiel en betrouwbaar de waarde van geld is,

des te moeilijker is het voor geld om deze belangrijke

functie te vervul len. Een breed geaccepteerde

betrouwbare rekeneenheid vormt op die manier een

stevige basis voor de berekening van prijzen en

kosten, en vergroot zo de transparant ie en

betrouwbaarheid.

GE LDVORMEN

In de loop der tijden is de aard van de goederen die

dienden als geld veranderd. Men is het er over het

algemeen wel over eens dat wat soms de primaire

functie van deze goederen werd vaak niet dezelfde

was als waarvoor ze oorspronkelijk waren bedoeld.

Het lijkt erop dat goederen werden gekozen als geld

omdat deze gemakkelijk konden worden opgeslagen,

een hoge waarde bezaten maar een gering gewicht, en

makkelijk te dragen waren en duurzaam. Deze gewilde

goederen waren gemakkelijk te ruilen en werden

daardoor geaccepteerd als geld. De ontwikkeling van

geld hangt dus af van een aantal factoren, waaronder

het relatieve belang van de handel en de staat van

ontwikkeling van de economie.

Goederengeld

Vele verschillende voorwerpen hebben gediend als

goederengeld, zoals de “wampum” (van schelpen

gemaakte kralensnoeren) van de Amerikaanse

Indianen, de “cowries” (felgekleurde schelpen) in

India, walvistanden in Fi j i , tabak in de vroege

koloniën in Noord-Amerika, grote stenen schijven

op het eiland Yap in de Stille Oceaan en sigaretten

en drank in het Duitsland van direct na de Tweede

Wereldoorlog.

Metalliek geld

De introductie van metalliek geld was een manier

voor vroege samenlevingen om de problemen die

zich voordeden bij het gebruik van bederfelijke

goederen als geld te overwinnen. Het is niet bekend

wanneer en waar precies metalliek geld voor de

2.2

3 In algemenere termen: voor n goederen, zijn er n x (n – 1) relatieve prijzen.________2

GELD – EEN KORT

4 Namelijk tot n – 1 absolute prijzen.

Page 19: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

19

eerste keer is gebruikt. Wel is bekend dat metalliek

geld rond 2000 voor Chr. in Azië in gebruik was,

hoewel in d ie dagen het gewicht er van n iet

gestandaardiseerd lijkt te zijn geweest noch de

waarde ervan gecertificeerd door de plaatselijke

heersers. Stukken of staafjes goud en zilver werd

gebru ik t a l s goederenge ld aangez ien deze

gemakkelijk te vervoeren waren, niet bederfelijk

waren en min of meer gemakkelijk deelbaar waren.

Bovendien was het mogelijk ze om te smelten om

juwelen van te maken.

Metallieke munten

De Europeanen behoren tot de eersten die

gestandaardiseerde en gecertificeerde metallieke

munten ontwikke lden . Rond 700 voor Chr.

introduceerden de Grieken zilveren munten; Aegina

(595 voor Chr.), Athene (575 voor Chr.) en Korinthe

(570 voor Chr.) waren de eerste Griekse stadstaten

die hun eigen munten sloegen. Het zilvergehalte van

de Atheense drachma, beroemd om zijn afbeelding

van de legendarische uil, is gedurende een periode

van bijna 400 jaar stabiel gebleven. Griekse munten

werden daarom in een groot gebied gebruikt (het

gebruik ervan werd verder verbreid door Alexander

de Grote) en zijn door archeologen aangetroffen in

een geografisch gebied dat zich uitstrekt van Spanje

tot het huidige India. De Romeinen, die daarvóór

onhandige bronzen staven (zogeheten aes signatum)

als geld hadden gebruikt, namen de Griekse innovatie

van het gebruik van officiële munten over en waren

de eersten die een op twee metaalsoorten gebaseerd

stelsel introduceerden, waarin gebruik werd gemaakt

van de zilveren denarius en de gouden aureus.

Onder Keizer Nero in de eerste eeuw na Chr., begon

het edelmetaalgehalte van de munten te verminderen

naarmate de keizerlijke Munten steeds vaker het

goud en zi lver vervingen door legeringen om

zodoende het gigantische tekort van het keizerrijk te

financieren. Naarmate de intrinsieke waarde van de

munten daalde, begonnen de prijzen van goederen en

diensten te stijgen. Dit werd gevolgd door een

algemene stijging van de prijzen die wellicht heeft

bijgedragen aan de val van het West-Romeinse Rijk.

De stabielere Oost-Romeinse solidus, die door

Constantinus de Grote in de vierde eeuw na Chr.

werd geïntroduceerd, werd op zijn oorspronkelijke

gewicht en edelmetaalgehalte gehandhaafd tot het

midden van de elfde eeuw, en verkreeg zo een

reputatie die hem gedurende meer dan vijf eeuwen

de belangrijkste munt maakte in de internationale

handel. Byzantijnse Griekse munten werden gebruikt

als internationaal geld en zijn door archeologen

aangetroffen in plaatsen zo ver weg als Altai in

Mongolië. In het midden van de elfde eeuw stortte de

Byzantijnse monetaire economie echter ineen en

werd deze vervangen door een nieuw systeem dat

de gehele twaalfde eeuw in stand bleef, totdat

de verover ing van Constant inopel door de

Kruisvaarders in 1204 uiteindelijk de geschiedenis

van de Grieks-Romeinse munten beëindigde.

De Grieken en Romeinen hadden het gebruik van

munten en de technische kennis van hoe die te slaan

over een gigant isch groot geograf isch gebied

verspreid. Gedurende het grootste deel van de

Middeleeuwen vormden lokaal geslagen gouden en

zilveren munten het belangrijkste betaalmiddel,

hoewel ook koperen munten steeds vaker werden

gebru ik t . In 793 na Chr. her vormde en

standaardiseerde Karel de Grote het Frankische

muntste lse l , en introduceerde een moneta ire

standaard volgens welke één Frankische zilveren

pond (408 gram) gelijk stond aan 20 schellingen of

240 penningen – deze standaard bleef tot 1971

geldig in het Verenigd Koninkrijk en Ierland.

2Vele verschillendevoorwerpen hebben gediendals goederengeld: bijvoorbeeldfelgekleurde schelpen.

HI STOR I SCH OVERZ I CHT

Page 20: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

20

Na de val van Constantinopel, introduceerden de

Italiaanse handelsstadstaten Genua en Florence in

1252 gouden munten met de genoin van Genua en

de fiorina (of florin) van Florence. In de vijftiende

eeuw werd hun plaats ingenomen door de ducato

van Venetië.

Papiergeld

De Chinezen zijn begonnen papiergeld te gebruiken

rond 800 na Chr. onder Keizer Hien Tsung, en

bleven dit enkele honderden jaren daarna doen. Dit

papierge ld had geen goederenwaarde en was

uitsluitend geld bij proclamatie van de Keizer of

zogenoemd “fiatgeld”, d.w.z. geld zonder intrinsieke

waarde. Papiergeld was zeer wijdverbreid in China

rond 1000 na Chr., maar werd rond 1500 afgeschaft

toen de Chinese maatschappij ten gevolge van de

Mongoolse Invasie in verval raakte.

Obligaties

Het was echter moeil i jk over grote afstanden

handel te voeren zolang waarde uitsluitend kon

worden opgeslagen in de vorm van goederen en

munten. De Italiaanse stadstaten waren de eersten

d ie daarom schu ldbewi j zen in troduceerden

(“obligaties” of “wissels”) als betaalmiddel.

Om het risico van beroving tijdens hun reizen te

verminderen, namen kooplieden deze obligaties met

zich mee. Zowel schuldenaar en geldschieter werd in

deze schuldbewijzen genoemd, een betalingsdatum

werd afgesproken, en de hoeveelheid goud en zilver

vermeld. Al snel begonnen handelsbankiers deze

obligaties te verhandelen. Het eerste bewijs van een

dergelijk contract stamt uit 1156.

Obligaties bleven vooral door Italiaanse kooplieden

gebruikt worden, en het op twee metalen gebaseerde

stelsel bleef de boventoon voeren tot de Dertigjarige

Oorlog.Ten gevolge van de economische beroering die

door deze oorlog werd veroorzaakt, begonnen

heersers zoals de Zweedse koningen de voorkeur te

geven aan papiergeld. Dit werd vervolgens

geïntroduceerd in 1694 door de Bank of England en

in 1716 door de Banque générale in Frankrijk. De

komst van papieren fiatgeld in Europa betekende het

begin van een nieuwe fase in de ontwikkeling van geld.

De verantwoordelijkheid voor het opzetten en

reguleren van het systeem van fiatgeld in een land

bleef berusten bij de overheid, maar andere publieke

of particuliere instellingen (zoals centrale banken) en

het financiële stelsel speelden een toenemend cruciale

rol in het succes van de nationale munteenheid.

Goudstandaard

Sinds de invoering van fiatgeld ongeveer twee

eeuwen geleden heeft het monetaire stelsel grote

veranderingen ondergaan. Papiergeld was – en is

nog steeds – uits lu i tend wett ig betaa lmiddel

krachtens wetgeving van de bevoegde autoriteit. Het

werd uitgegeven in vaste eenheden van de nationale

munteenheid en had een duidelijk gedefinieerde

nominale waarde. De nationale staten hielden lange

tijd goudreserves aan bij hun centrale banken om de

ge loo fwaard ighe id van hun munteenhe id te

waarborgen: dit systeem stond bekend als de

Goudstandaard.Valuta’s in de vorm van munten en

fiduciair papiergeld konden tegen een vaste pariteit

worden omgezet in goud. Groot-Brittannië was in

feite het eerste land dat een goudstandaard opzette,

in 1816, nadat de wisse lkoers van het pond

tegenover goud in 1717 door Sir Isaac Newton zelf

was vastgesteld op 3,811 pond sterling per ounce.

Bij het begin van de Eerste Wereldoorlog begonnen

veel landen meer en meer geld te drukken om de

kosten van de oorlog te financieren. In Duitsland

steeg bijvoorbeeld het aantal bankbiljetten dat

De Chinezen zijn begonnenpapiergeld te gebruikenrond 800 na Chr. en blevendit enkele honderden jarenlang doen.

GELD – EEN KORT

Page 21: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

Tegenwoordig bestaaner verschillende vormenvan immaterieel geld,zoals het zogeheten“elektronische geld”.

21

door de Reichsbank werd uitgegeven van 2.593

miljoen in 1913 tot een totaal van 92.844.720,7

miljard bankbiljetten in omloop op 18 november

1923. Dit leidde uiteindelijk tot hyperinflatie5. Met

meer geld in omloop, schortten de meeste landen

de inwisselbaarheid van hun munteenheid voor

goud op aangezien de nationale goudreserves niet

langer opwogen tegen de gestegen hoeveelheid

geld.

Goudwisselstandaard

De Britse goudstandaard bezweek ten slotte in

1931 , maar het sys teem werd n ieuw leven

ingeblazen tijdens de internationale conferentie

die in 1944 werd gehouden in Bretton Woods in het

Amerikaanse New Hampshire . Hier werd een

herz iene goudstandaard overeengekomen: de

wisselkoersen van de nationale munteenheden van

de belangrijkste economische machten werden aan

de dollar gekoppeld en de dollar kon worden

ingewisseld voor goud tegen een vaste prijs van

USD 35 per ounce. Het monetaire stelsel van

Bret ton Woods wordt daarom soms wel de

“goudwisse lstandaard” genoemd. De centra le

banken verscha f ten do l l ars in ru i l voor hun

nationale munteenheid en omgekeerd.

Het monetaire stelsel van Bretton Woods stortte in

1971 ineen en sinds die tijd zijn de valuta’s van de

belangrijkste economieën zuiver fiatgeld gebleven.

Daarnaas t hebben de meeste l anden de

wisselkoersen van hun valuta’s zwevend gelaten.

De ontwikkeling van geld is niet gestopt. Heden ten

dage zijn verschillende vormen van immaterieel geld

opgekomen, waaronder het zogeheten “elektronische

geld” (“e-geld”) of elektronische betalingsmiddelen,

die zich voor het eerst in de jaren negentig van de

vorige eeuw voordeden. Dit soort geld kan worden

gebruikt voor de betaling van goederen en diensten

op het internet of voor het gebruik van andere

elektronische media. Na van de koper de machtiging

voor de betaling ontvangen te hebben, neemt de

verkoper contact op met de uitgevende bank

en krijgt hij de gelden overgemaakt. Er bestaan

thans versch i l lende , op kaar ten gebaseerde

elektronischgeldsystemen in Europa, die over het

a lgemeen worden beheerd door f inanc ië le

instellingen.

2De nationale staten hieldengoudreserves aan bij decentrale banken om degeloofwaardigheid vanhun munteenheid tewaarborgen.

5 Zie Davies (1994, p. 573) voor een gedetailleerder overzicht.

HI STOR I SCH OVERZ I CHT

Page 22: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten
Page 23: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

HET BELANG VANPR I J S S TAB I L I TE I T

Dit hoofdstuk biedt gedetailleerde informatie

om te helpen vragen te beantwoorden zoals:

Wat is prijsstabiliteit?, Wat zijn inflatie en

deflatie?, Hoe wordt inflatie gemeten?,

Wat is het verschil tussen nominale rente

en reëel rendement?

en Wat zijn de voordelen van prijsstabiliteit?,

of, anders gezegd, Waarom is het belangrijk

dat centrale banken prijsstabiliteit

waarborgen?

verklaart enkele economische

basistermen, zoals inflatie, deflatie en

prijsstabiliteit.

behandelt de problemen die zich

voordoen bij het meten van inflatie.

geeft een overzicht van de voordelen

van prijsstabiliteit.

3.1

3.2

3.3

3

Page 24: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

WAT I S

P R I J S S TA B I L I T E I T ?

Inf latie en deflatie

Inflatie en deflatie zijn belangrijke economische

verschijnselen die negatieve gevolgen hebben voor

de economie. Inflatie kan worden gedefinieerd als

een algemene of breed gefundeerde stijging van de

prijzen van goederen en diensten over een langere

periode die dientengevolge leidt tot een daling van

de waarde van geld en derhalve de koopkracht

ervan.

De f l a t i e wordt vaak gede f in ieerd a l s het

tegenovergestelde van inflatie, namelijk als een

situatie waarin het algehele prijspeil over een

langere periode daalt.

Als er geen inflatie of deflatie is, kunnen we zeggen

dat er prijsstabiliteit is wanneer, gemiddeld, de

prijzen noch stijgen noch dalen maar gedurende een

zekere periode stabiel blijven. Als men bijvoorbeeld

voor EUR100 hetzelfde mandje goederen kan kopen

als, zeg, een of twee jaar geleden, dan kan dit een

per iode van abso lute pr i j s s tab i l i te i t worden

genoemd.

Bewegingen in individuele prijzen en in het

algemene prijspeil

Het is belangrijk hierbij onderscheid te maken

tussen bewegingen in prijzen van een individueel

goed of een individuele dienst en bewegingen in het

algemene prijspeil . Frequente veranderingen in

ind iv idue le pr i j zen z i jn hee l normaa l in een

markteconomie , ze l f s a l s er over het gehee l

prijsstabiliteit heerst. Veranderingen in het aanbod

van en/of de vraag naar individuele goederen of

diensten leiden onvermijdelijk tot veranderingen in

hun prijs. Zo hebben we bijvoorbeeld de afgelopen

jaren aanzienlijke dalingen gezien in de prijzen van

computers en mobiele telefoons, voornameli jk

dankzij de snelle technologische vooruitgang. Vanaf

het begin van 1999 tot medio 2006 zijn echter de

prijzen van olie en andere energie gestegen, deels als

gevolg van bezorgdheid omtrent het toekomstige

aanbod van energie en deels als gevolg van de

gestegen vraag naar energie, met name uit snel-

groeiende economieën. Over het geheel genomen is

de inflatie in de meeste geïndustrialiseerde landen

laag en stabiel gebleven – stabiliteit van het algemene

pr i j spe i l kan samengaan met aanz ien l i jke

veranderingen in individuele prijzen zolang de

dalende en stijgende prijzen elkaar in evenwicht

houden, zodat het algehele prijspeil onveranderd

blijft.

3.1

21 3 54

3.1 Wat is prijsstabiliteit?

3.2 Het meten van inflantie

3.3 De voordelen van prijsstabiliteit

H ET BELANG VAN

24

Page 25: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

HE T ME T EN

VAN I N F L AT I E

Metingen

Hoe kan inflatie worden gemeten? Er zijn miljoenen

individuele prijzen in een economie. Deze prijzen

zijn onderhevig aan voortdurende bewegingen die in

feite een weerspiegeling vormen van veranderingen

in het aanbod van en de vraag naar individuele

goederen en diensten en op die manier een indicatie

geven van de “re lat ieve schaarshe id” van de

desbetreffende goederen en diensten. Het zal

duidelijk zijn dat het mogelijk noch wenselijk is om

rekening te houden met al deze prijzen, maar het is

tegelijkertijd ook niet juist om naar slechts een paar

prijzen te kijken, aangezien deze niet representatief

hoeven te zijn voor het algemene prijspeil.

Consumptieprijsindex

De meeste landen hanteren een eenvoudige, op

gezond verstand gebaseerde benadering tot het

meten van inf lat ie en maken gebruik van de

zogenoemde “Consumptieprijsindex” (CPI)6.Voor dit

doeleinde wordt het koopgedrag van consumenten

geanalyseerd om te bepalen welke goederen en

diensten consumenten gewoonlijk kopen en die

daarom op enigerlei wijze als representatief kunnen

worden beschouwd voor de gemiddelde consument

in een economie. Vandaar dat zij niet alleen die

zaken die consumenten vrijwel dagelijks aanschaffen

omvatten (bijvoorbeeld brood en fruit), maar ook

aankopen van duurzame goederen (bijvoorbeeld

auto’s , PC’s , wasmachines , etc . ) en frequente

transacties (bijvoorbeeld huur). Het samenstellen van

dit “boodschappenlijstje” van “artikelen” en deze

vervolgens wegen naar hun belangrijkheid binnen het

budget van de consumenten heeft geleid tot de

creatie van wat bekend staat als het “marktmandje”7.

E lke maand controleer t een groot aanta l

“prijsinspecteurs” de prijzen van deze artikelen in

verschillende winkels. Daarna worden de kosten van

dit mandje over een bepaalde periode vergeleken en

wordt zo een reeks bepaald voor de prijsindex. Het

inflatiecijfer op jaarbasis kan dan worden berekend

door de verander ing in de kosten van het

marktmandje van vandaag uit te drukken als een

percentage van de kosten van het identieke mandje in

het voorafgaande jaar.

De ontwikkelingen in het prijspeil zoals die in zo’n

mandje tot uitdrukking komen weerspiegelen echter

alleen de situatie van een “gemiddelde” of

representatieve consument. Wanneer het koopgedrag

van een individu aanzienlijk verschilt van het gemiddelde

consumptiepatroon en dus van het marktmandje waarop

de index is gebaseerd, kan deze persoon een verandering

in de kosten van levensonderhoud ervaren die verschilt

van die welke de index laat zien. Er zullen daarom altijd

mensen blijven die een hogere “inflatie” ervaren op hun

“individuele mandje” en enkelen die een lagere

“individuele inflatie” bemerken. Met andere woorden, de

inflatie zoals die wordt gemeten door de index is

slechts een benadering van de gemiddelde situatie in de

economie; deze inflatie is niet identiek aan de algehele

prijsveranderingen die elke individuele consument

meemaakt.

3.2

PR I J S S TAB I L I TE I T

25

3

6 De Consumptieprijsindex, die de veranderingen in de prijzen vanconsumptiegoederen en diensten meet, is niet de enige prijsindex ineen economie. Een andere index die van even groot economischbelang is, is de Producentenprijsindex. Deze index meet deveranderingen die binnenlandse producenten van goederen endiensten in de loop der tijd aanbrengen in hun verkoopprijzen.

7 Om precies te zijn, deze goederen worden gewogen volgens deaandelen van particuliere huishoudens in de finale monetaireuitgaven. In de praktijk worden de gewichten in het mandje periodiekherzien om veranderingen in consumentengedrag te weerspiegelen.

Page 26: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

26

Problemen bij het meten

Om verschillende redenen is het moeilijk om de

algehele verandering in de prijzen uit te drukken in

één cijfer. Ten eerste wordt een bestaand mandje

gewoonli jk in de loop der ti jd steeds minder

representatief aangezien consumenten steeds vaker

duurdere goederen vervangen door goedkopere.

Hogere benzineprijzen bijvoorbeeld zouden sommige

mensen er wellicht toe kunnen brengen minder auto

te gaan rijden en in plaats daarvan een grotere

hoeveelheid andere goederen te kopen.

De verandering in de index zou dus, als de gewichten

niet worden aangepast, de “werkelijke” prijsstijgingen

enigszins kunnen overschatten. Ten tweede zijn

veranderingen in de kwaliteit soms moeilijk in de

prijsindex te verwerken. Als de kwaliteit van een

product in de loop der tijd verbetert en de prijs

eveneens stijgt, is een deel van de prijsverandering het

gevolg van de verbeterde kwaliteit. Prijsstijgingen die

het gevolg zijn van kwaliteitsveranderingen kunnen

niet worden gezien als aanleiding tot inf lat ie ,

aangez ien z i j n iet de koopkracht van geld

verminderen. Veranderingen in kwaliteit zijn over

lange perioden gezien heel gewoon. De auto’s van

tegenwoordig bijvoorbeeld verschillen aanzienlijk

van die welke werden geproduceerd in de jaren

KADER 3 .1 : HET METEN VAN INFLAT IE – EEN EENVOUD IG VOORBEELD

Broodjes

Hoeveel-heid

Prijs(Jaar 1)

Prijs(Jaar 2)

Prijs(Jaar 3)

100 EUR 1,00 EUR 1,20 EUR 0,90

Soft drinks 50 EUR 0,50 EUR 0,40 EUR 0,70

Energy drinks 10 EUR 1,50 EUR 1,70 EUR 1,20

Mountain bike 1 EUR 160,00 EUR 173,00 EUR 223,00

Kosten vanhetmarktmandje

EUR 300,00 EUR 330,00 EUR 360,00

Prijsindex 100,00 110,00 120,00

We kunnen de hierboven beschreven overwegingen

illustreren met behulp van een eenvoudig numeriek

voorbeeld. Stel dat een representatief marktmandje van

de jaarlijkse uitgaven van tieners bestaat uit 100

broodjes, 50 soft drinks, tien energy drinks en één

mountain bike.

Het is gemakkelijk te zien dat tussen het eerste en het

tweede jaar de kosten van dit mandje goederen is

gestegen van EUR 300 tot EUR 330, oftewel met 10%.Van

het eerste naar het derde jaar zijn de kosten gestegen van

EUR 300 tot EUR 360, oftewel met 20%.

Een andere manier om dit tot uitdrukking te brengen

is door middel van een prijsindex. Om deze prijsindex

te kunnen berekenen, worden de kosten van het

marktmandje gedurende een periode gedeeld door de

kosten van het marktmandje in de basisperiode, en de

uitkomst wordt vermenigvuldigd met 100. In de

hierbovenstaande tabel is Jaar 1 de basisperiode. De

prijsindex voor Jaar 3 is dus:

Prijsindex = (P3/P1) x 100 = (360/300) x 100 = 120

De prijsindex tracht een algemeen beeld te geven van

wat met een groot aantal prijzen gebeurt. Zoals het

voorbeeld laat zien, kan de prijsindex stijgen ondanks

het feit dat in werkelijkheid sommige prijzen dalen.

De totale kosten van het mandje kunnen dan worden

berekend door de hoeveelheden met de desbetreffende

prijzen te vermenigvuldigen en dan alles op te tellen.

HET BELANG VAN

Page 27: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

27

zeventig van de vorige eeuw, die op hun beurt weer

zeer verschi lden van die uit de jaren vi j f t ig .

Statistische instellingen besteden veel tijd aan het

maken van aanpassingen voor veranderingen in

kwaliteit, maar die aanpassingen zijn per definitie niet

gemakkelijk te schatten.

Naast nieuwe versies van reeds bestaande goederen

(bijvoorbeeld de introductie van nieuwe ontbijt-

cereals), is een belangrijk maar moeilijk onderwerp

het opnemen van n ieuwe producten . Tussen ,

bijvoorbeeld, het op de markt komen van DVD-

spelers en het moment dat zij konden worden

opgenomen in de prijsstatistieken zat onvermijdelijk

enige ti jd, aangezien daarvoor informatie over

marktaandeel, de belangrijkste distributiekanalen, de

populairste merken, enz. nodig was. Maar als te veel

tijd nodig is om nieuwe producten in de prijsindex

op te nemen, weerspiegelt de prijsindex niet ten

volle de werkelijke gemiddelde prijsveranderingen

waarmee consumenten te maken hebben.

In het verleden hebben een aantal economische

studies een kleine maar positieve vertekening in de

met ing van nat iona le consumpt iepr i j s ind ices

ontdekt, namelijk dat een gemeten inflatiecijfer

van, zeg, minder dan een ½ procentpunt in

werkelijkheid consistent kan zijn met “werkelijke”

prijsstabiliteit.Voor het eurogebied (d.w.z. alle EU-

landen die de euro als hun munteenheid gebruiken),

zijn geen precieze schattingen van een dergelijke

metingsvertekening beschikbaar. Echter, verwacht

mag worden dat de omvang van een dergelijke

metingsvertekening nogal gering zal zijn, en wel om

twee redenen. Ten eerste is de Geharmoniseerde

Consumptiepr i j s index (“Harmonised Index of

Consumer Pr ices” o f HICP – d i t i s een

geharmoniseerde Consumptieprijsindex voor alle

landen van het eurogebied) een betrekkelijk nieuw

begrip. Ten tweede heeft Eurostat, de instantie van

de Europese Commissie die verantwoordelijk is

voor dit soort statistieken op EU-niveau, getracht

een metingsvertekening in de HICP te vermijden

door passende statistische normen vast te stellen.

Nominale en reële variabelen

Zoals hierboven uitgelegd, kan men, in het geval van

inflatie, met een bepaalde som geld steeds minder

goederen kopen. Dit is hetzelfde als te zeggen dat

er een daling in de waarde van geld optreedt of een

daling in de koopkracht van geld. Dat brengt ons bij

een ander belangrijk economisch vraagstuk: het

verschil tussen nominale en reële variabelen. Een

nominale variabele is een variabele die wordt

gemeten in huid ige pr i j zen . Zulke var iabe len

bewegen gewoonlijk met het prijspeil en dus met de

inflatie mee. Met andere woorden, met de effecten

van inf lat ie is geen rekening gehouden. Reële

variabelen, zoals reëel inkomen of reële lonen,

zi jn echter variabelen waarbij de effecten van

inflatie zijn afgetrokken of “eruit gehaald”.

Neem het vo lgende geva l : het loon van een

werknemer sti jgt met 3% in nominale termen

(d.w.z. in geld) per jaar, met andere woorden, zijn

maandeli jkse verdiensten sti jgen van, zeg, EUR

2000 tot EUR 2060. Als we verder aannemen dat het

algemene prijspeil over dezelfde periode zou stijgen

met 1,5%, hetgeen hetzelfde is als zeggen dat het

inflatiecijfer 1,5% per jaar bedraagt, dan is de

stijging van het reële loon ((103/101,5) -1) ×

100 ≈ 1,48 % (of ongeveer 3 % –1,5 % = 1,5 %).

Kortom, hoe hoger het inflatieci j fer voor een

bepaa lde nomina le - loonst i j g ing , hoe minder

goederen de desbetreffende werknemer kan kopen.

Een ander belangri jk onderscheid is dat tussen

nominale rente en reële rente (zie ook het Kader

3PR I J S S TAB I L I TE I T

Page 28: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

Economen noemen de rente die de bank (of een

normale obligatie) uitbetaalt de nominale rente. De

reële rente wordt gedefinieerd als de stijging van de

koopkracht die met deze belegging wordt bereikt.

Als i de nominale rente is, r de reële rente and p het

inf lat ieci j fer, dan kan de relat ie tussen deze drie

variabelen als volgt worden weergegeven: 8

r = i – p

Hieruit vloeit voort dat de reële rente het verschil is

tussen de nominale rente en het inflatiecijfer. Door deze

vergelijking te herschikken is het gemakkelijk te zien dat

de nominale rente gelijk is aan de som van de reële

rente en het inflatiecijfer :

i = r + p

Wat zou deze vergelijking ons dus vertellen over

de determinanten van de nominale rente?

Als een lener (bijvoorbeeld iemand die een nieuwe auto

wil kopen) en een kredietverschaffer (bijvoorbeeld

een bank) een nominale rente overeenkomen, weten zij

niet precies wat het inflatiecijfer zal zijn gedurende de

per iode van de lening . Het is daarom belangr i jk

onderscheid te maken tussen twee verschillende reële

rentes: de reële rente die de lener en kredietverschaffer

verwachten wanneer de lening wordt gesloten, de

zogenoemde ex ante reële (r*) rente, en de reële

rente die in werkel i jkheid wordt gereal iseerd, de

zogenoemde ex post reële rente (r).

Hoewel leners en kredietverschaffers de toekomstige

inflatie niet precies kunnen voorspellen, lijkt het redelijk

aannemelijk dat zij wel enige verwachtingen hebben ten

aanzien van het toekomstige inflatiecijfer. Stel: p geeft de

werke l i jke gerea l i seerde in f la t ie aan , en pe de

verwachting ten aanzien van dit inflatiecijfer. De ex

ante reële rente is i – pe, en de ex post reële rente

i – p. De twee rentes verschillen wanneer de werkelijke

of gerealiseerde inflatie verschilt van de verwachte

inflatie.

De nominale rente kan, het zal duidelijk zijn, geen

rekening houden met de toekomstige gerealiseerde

inflatie want die is niet bekend wanneer de nominale

rente wordt vastgelegd. De nominale rente kan alleen

rekening houden met de verwachte inflatie.

i = r* + pe

Wanneer hij op deze wijze wordt weergegeven, wordt

de vergelijking de Fischer-vergelijking genoemd, naar de

econoom Irv ing Fischer (1867-1947) . Zo laat de

vergelijking in feite zien dat de nominale rente om twee

redenen kan veranderen, namelijk omdat de verwachte

reële rente (r*) verandert, of omdat het verwachte

inflatiecijfer (pe) verandert. Om iets preciezer te zijn:

de vergelijking stelt dat, gegeven de ex ante reële

rente, de nominale rente i zich parallel beweegt aan

veranderingen in het verwachte inflatiecijfer pe. Deze

één-op-één relatie tussen het verwachte inflatiecijfer en

de nominale reële rente wordt het “Fischer-effect”

genoemd, d.w.z. een hogere inflatie leidt tot een hogere

nominale rente.

Een hoge nominale rente op een bankdeposito of

overheidsobligatie kan derhalve eenvoudigweg hoge

inf latieverwachtingen weerspiegelen, en hoeft niet

noodzakelijkerwijs aan te geven dat verwacht wordt dat

het reële rendement op deze belegging eveneens hoog

zal zijn. Dit begrip is belangrijk voor iedereen die

geld leent of krediet verschaft.

Hierbij dient tevens nog opgemerkt te worden dat

onder bepaalde omstandigheden de rente risicopremies

kan omvatten. Deze risicopremies houden gewoonlijk

verband met inflatie (onzekerheid), wisselkoersrisico’s

en met wanprestatie.

KADER 3 .2 : DE RELAT IE TUSSEN DE VERWACHTE INFLAT I E EN DE RENTE –

HET ZOGEHETEN “F I SCHER -EF FECT”

8 Merk op dat deze relatieslechts een benadering is,die uitsluitend redelijkaccuraat is zolangr, i en � relatief klein zijn.Het kan wordenaangetoond dat 1 + r =(1 + i) × (1 + � ) ofr = i–� – r × � .Bij lage niveaus vanr en �, wordt de termr × � uiteraard minimaalen dan is dus r = i – � degebruikte benadering.

28

HET BELANG VAN

Page 29: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

29

hieronder). Laten we, bij wijze van voorbeeld, eens

aannemen dat men tegen nominale waarde een obligatie

met een looptijd van één jaar kan kopen, die aan het

einde van het jaar 4% uitbetaalt. Zou men aan het begin

van het jaar EUR 100 betalen, dan zou men aan het eind

van het jaar EUR 104 krijgen. De obligatie levert dus

een nominale rente van 4% op. De rente betreft de

nominale rente, tenzij anders vermeld.

Laten we nu eens aannemen dat het inflatiecijfer

wederom 1,5% is voor dat jaar. Dit staat gelijk aan te

zeggen dat vandaag het mandje goederen EUR 100 kost,

en dat het volgend jaar EUR 101,5 zal kosten.Als men

een obligatie met 4% nominale rente koopt voor EUR

100, die na een jaar verkoopt en daar EUR 104 voor

krijgt, en vervolgens daarmee een mandje goederen

koopt voor EUR 101,5, houdt men EUR 2,5 over. Met

een obligatie van EUR 100 verdient men dus, als

rekening wordt gehouden met de inflatie, rond EUR 2,5

“reëel” inkomen, hetgeen hetzelfde is als zeggen dat de

reële rente ongeveer 2,5% bedraagt. Het zal duidelijk

zijn dat als de inflatie positief is, dat dan de reële rente

lager is dan de nominale rente.

DE VOORDE L EN

VAN PR I J S S TA B I L I T E I T

Prijsstabiliteit ondersteunt een hogere

levensstandaard door te helpen bij ...

De hierboven gegeven informatie maakt duidelijk

waarom inflatie en deflatie over het algemeen

ongewenste verschijnselen zijn. Er zijn aanzienlijke

nadelen en kosten verbonden aan inf lat ie en

deflatie. Prijsstabiliteit voorkomt dat deze kosten

zich voordoen en heeft belangrijke voordelen voor

alle burgers. Er zijn verschillende manieren waarop

prijsstabiliteit helpt hoge niveaus van economische

welvaart te verwezenlijken, bijv. in de vorm van een

hoog niveau van de werkgelegenheid.

...het verminderen van onzekerheid

omtrent de algemene prijsontwikkeling en

zo bij het verbeteren van de transparantie

van relatieve prijzen...

Ten eerste , pr i jsstabi l i te it maakt het mensen

gemakkeli jker veranderingen in de pri jzen van

goederen te identificeren uitgedrukt in termen van

andere goederen (d.w.z. “relatieve prijzen”), aangezien

dergelijke veranderingen niet worden gemaskeerd

door schommelingen in het algehele prijspeil. Laten we

eens aannemen dat, bijvoorbeeld, de prijs van een

bepaald product met 3% stijgt. Als het algemene

prijspeil stabiel is, weten consumenten dat de relatieve

prijs van dit product is gestegen en zouden op grond

daarvan kunnen besluiten minder van dit product te

kopen.Als er echter hoge en instabiele inflatie heerst,

dan is het lastiger de relatieve prijs uit te vinden; die

zou zelfs kunnen zijn gedaald. In een dergelijke

situatie zou het voor de consument beter kunnen zijn

om relatief meer te kopen van dat product, waarvan

de prijs “slechts” met 3% is gestegen.

In het geva l van a l gemene de f l a t i e bese f fen

consumenten wellicht niet dat een daling van het

prijspeil van een enkel product alleen maar de

algemene prijsontwikkeling weerspiegelt en niet een

daling van het relatieve-prijspeil van dat product. Als

gevolg daarvan zouden zij abusievelijk te veel van

dat product kunnen kopen.

Dientengevolge lopen bedrijven en consumenten als

de prijzen stabiel zijn niet het risico veranderingen

in het algemene prijspeil verkeerd te interpreteren

als relatieve-prijsveranderingen, en kunnen zij beter

geïnformeerde consumptie- en belegg ings- of

investeringsbeslissingen nemen.

Door onzekerheid omtrent het inflatiecijfer zouden

bedrijven ook verkeerde werkgelegenheidsbeslissingen

3.3

3

Prijsstabiliteit maakt hetmensen gemakkelijkerveranderingen in de prijzenvan goederen in kaart tebrengen.

PR I J S S TAB I L I TE I T

Page 30: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

30

kunnen nemen. Laten we eens, om dit te illustreren,

aannemen dat in een klimaat van hoge inflatie een

bedrijf de stijging van de marktprijs van zijn goederen

met, zeg, 5%, verkeerd interpreteert als een relatieve-

prijsdaling omdat het niet weet dat het inflatiecijfer

recentelijk is gedaald van bijvoorbeeld 6% naar 4%.

Het bedrijf kan dan beslissen minder te investeren en

werknemers te ontslaan om de productiecapaciteit

te verminderen, aangezien het er anders van uit zou

kunnen gaan verlies te lijden vanwege de “gedachte”

daling van de relatieve prijs van zijn goederen. Deze

beslissing zou uiteindelijk verkeerd blijken te zijn,

omdat het nominale loon van de werknemers ten

gevolge van lagere inflatie met minder zou stijgen dan

door het bedrijf werd aangenomen. Economen

zouden dit omschrijven als een “verkeerde allocatie”

van middelen. In essentie betekent dit dat middelen

(kapitaal, arbeid, etc.) zijn verspild, aangezien enkele

werknemers zouden z i jn onts lagen vanwege

instabiliteiten in de prijsontwikkeling.

Een soortgel i jke verspi l l ing van middelen zou

eveneens voorkomen wanneer werknemers en

vakbonden onzeker waren ten aanzien van de

toekomstige inflatie en daarom een redelijk hoge

nominale-loonsverhoging zouden eisen om op die

manier te voorkomen dat toekomstige hoge inflatie

zou leiden tot aanzienlijke dalingen in de reële

lonen. Als bedri jven er in zo’n situatie lagere

inflatieverwachtingen op na zouden houden dan de

werknemers en vakbonden, zouden zij een bepaalde

nominale-loonsverhoging zien als een nogal hoge

reële-loonstijging en zouden daarom het aantal

werknemers kunnen reduceren (of ten minste minder

werknemers kunnen aannemen) dan zij zouden doen

zonder de hoge gedachte reële-loonstijging.

Prijsstabiliteit vermindert de inflatie-onzekerheid en

helpt daardoor de hierboven beschreven verkeerde

allocatie van middelen te voorkomen. Door de

markt te helpen middelen toe te wijzen naar waar

die het productiefst kunnen worden aangewend,

verhoogt blijvende prijsstabiliteit de efficiëntie van

de economie en op die manier de welvaart van

huishoudens.

... het verminderen van inflatierisicopremies

in de rente ...

Ten tweede zullen crediteuren, als zij er zeker van

kunnen zijn dat de prijzen in de toekomst stabiel

zullen blijven, geen extra rendement (een zogeheten

“inflatierisicopremie”) eisen ter compensatie van de

inflatierisico’s die verbonden zijn aan het over een

langere periode aanhouden van nominale activa (zie

Kader 3 .2 voor nadere deta i l s ) . Door zu lke

risicopremies te verminderen, en daardoor een

lagere nominale rente te bewerkstelligen, draagt

pr i jsstabi l i te i t b i j aan de ef f ic iënt ie waarmee

kapitaalmarkten middelen toewijzen en versterkt zo

de stimulansen tot investeringen. Dit bevordert op

zijn beurt werkgelegenheidscreatie en, meer in

het algemeen, economische welvaart.

... het vermijden van onnodige

indekkings-activiteiten ...

Ten derde maakt de geloofwaardige handhaving

van prijsstabiliteit het ook minder waarschijnlijk dat

particulieren en bedrijven middelen die productief

aangewend worden een andere bestemming zullen

geven om zichzelf te beschermen (“zich in te

dekken”) tegen inflatie of deflatie, bijvoorbeeld

door nominale contracten te indexeren aan de

prijsontwikkeling. Aangezien volledige indexering

niet mogelijk is of te duur, bestaat er in een klimaat

van hoge inflatie de drang een grote voorraad van

echte goederen aan te leggen aangezien deze in

dergel i jke omstandigheden hun waarde beter

behouden dan geld of bepaalde financiële activa.

Duurzame prijsstabiliteitverhoogt de efficiëntievan de economie en,derhalve, de welvaartvan huishoudens.

HET BELANG VAN

Page 31: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

31

3Een situatie waarin het inflatiecijfer zeer hoog is

en/of constant stijgt en uiteindelijk onbeheersbaar

wordt , wordt “hyperinf lat ie” genoemd. Vanuit

soc i a a l oogpun t i s hyper i n f l a t i e een zeer

destructief verschijnsel, dat ingrijpende gevolgen

heeft voor individuen en voor de maatschappij als

geheel. Hoewel er geen algemeen geaccepteerde

definitie van hyperinflatie is, kunnen de meeste

economen het er wel over eens zi jn dat een

situatie waarin het maandelijkse inflatiecijfer meer

dan 50% bedraagt kan worden beschouwd als

hyperinflatie .

Hyperinflatie en perioden van zeer hoge inflatie zijn

in de twint igste eeuw verschi l lende keren

voorgekomen. Hieronder staan een paar voorbeelden

van landen die te maken hebben gehad met zulke

hoge inflatiecijfers, samen met de desbetreffende

cijfers voor de aangegeven jaren:

1922 Duitsland 5 000%

1985 Bolivia meer dan 10 000%

1989 Argentinië 3 100%

1990 Peru 7 500%

1993 Brazilië 2 100%

1993 Oekraïne 5 000%

We zullen hier de gevolgen van een dergeli jk

verschijnsel in het kort illustreren. Een inflatiecijfer

van 50% per maand betekent een meer dan 100-

voudige stijging van het prijspeil over een jaar en

een stijging van meer dan twee miljoen keer over

een periode van drie jaar. Het li jdt natuurli jk

geen twijfel dat dergelijke inflatiecijfers een zware

last leggen op de maatschappij. In Duitsland had de

hyperinflatie die volgde op de Eerste Wereldoorlog,

en d ie z i jn hoogs te punt bere ik te in 1923 ,

vernietigende economische, sociale en – daar is men

het over het algemeen wel over eens – politieke

gevolgen.

Aangezien veel mensen hun spaargeld kwijtraakten,

leidde dit tot een aanzienlijk verlies in vermogen

voor grote groepen van de bevolking. Het besef dat

het prijspeil constant bleef stijgen leidde tot een

vicieuze cirkel. Mensen eisten uiteraard hogere

lonen, omdat zij in de toekomst hogere prijzen

verwacht ten . Deze verwacht ingen werden

werkeli jkheid, aangezien de hogere lonen zich

vertaalden in hogere productiekosten, die op hun

beurt weer hogere pri jzen veroorzaakten. Op

dezelfde wijze begonnen de mensen hun geld – dat

zijn waarde verloor – door te geven door het

sneller en sneller uit te geven.

De regering reageerde op de daling in de waarde

van het geld door steeds meer nullen aan het

papiergeld toe te voegen, maar in de loop der tijd

werd het onmogelijk geli jke tred te houden met

het exploderende pri jspei l . Uiteindel i jk waren

deze hyperinflatiekosten niet meer te dragen. In de

loop der tijd raakte het geld volledig zijn rol van

waardeopslag, rekeneenheid en ruilmiddel kwijt.

Ruilhandel werd steeds normaler en onofficiële

vormen van ge ld , zoa l s s i g a re t ten , d i e n i e t

hun waarde ten gevo l ge van de in f l a t i e

verloren, begonnen het off iciële papiergeld te

vervangen.

KADER 3 .3 : HYPER INFLAT IE

PR I J S S TAB I L I TE I T

Page 32: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

32

KADER 3 .4 : DE VRAAG NAAR CONTANT GELD

Dankzij zijn liquiditeit, verschaft geld aan zijn bezitter een dienst, en wel in de vorm van het gemakkelijker

maken van transacties. Anders zouden mensen uiteraard niet gestimuleerd worden geld dat geen

rentevergoeding krijgt, vast te houden. Door contant geld vast te houden, zijn mensen onderhevig aan

zogenoemde “alternatieve kosten”, aangezien andere activa een positieve rente opleveren die zij zouden

mislopen. Een hoger niveau van verwachte rente en dus een hogere nominale rente (zie Kader 3.2) hebben

derhalve over het algemeen een negatieve invloed op de vraag naar geld.

We stellen ons een situatie voor waarin de korte marktrente die op bankdeposito’s of overheidsobligaties

wordt uitgekeerd slechts 2% is. In zo’n geval betekent het aanhouden van EUR 1000 in bankbiljetten dat

per jaar EUR 20 wordt misgelopen. De rentes op andere beleggingsmogelijkheden vormen de alternatieve

kosten van het aanhouden van bankbiljetten.

En laten we nu eens aannemen dat vanwege hogere inflatie de nominale rente stijgt en dat u een rente van

10% ontvangt op uw bankrekening, in plaats van 2%. Als u nog steeds EUR 1000 in contant geld aanhield, dan

zouden uw alternatieve kosten per jaar EUR 100 zijn, of rond EUR 2 per week. In dat geval zou u kunnen

beslissen uw geldaanhouding met, zeg, EUR 500 te verminderen en daardoor uw rente-inkomsten te verhogen

met rond EUR 1 per week, oftewel met EUR 50 per jaar. Met andere woorden, hoe hoger de rente, hoe lager

de vraag naar bankbiljetten. Economen spreken dan van de “rente-elasticiteit” van de vraag naar geld.

Een bu i tenspor i ge voorraadaan legg ing van

goederen is u i teraard echter geen ef f ic iënte

investeringsbeslissing en belemmert economische

groei en de groei van het reële inkomen.

... het verminderen van verstorende effecten

van belasting- en socialezekerheidsstelsels

...

Ten vierde kunnen belast ing- en

socialezekerheidsstelsels stimulansen creëren die

economisch gedrag verstoren. In veel gevallen worden

deze verstoringen door inflatie of deflatie verergerd,

aangezien belast ingstelsels gewoonl i jk niet de

indexer ing van belast ingpercentages en

socialezekerheidsbijdragen aan het inflatiecijfer

toestaan. Salarisverhogingen, bijvoorbeeld, die bedoeld

zijn als compensatie aan werknemers van inflatoire

ontwikkelingen zouden ertoe kunnen leiden dat

werknemers meer belasting moeten gaan betalen, een

verschijnsel dat bekend staat als cold progression

(“koude progressie”). Prijsstabiliteit vermindert deze

verstorende effecten die verband houden met de

invloed van inflatoire of deflatoire ontwikkelingen op

de belastingdruk en op sociale stelsels.

HET BELANG VAN

Page 33: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

33

... het vergroten van de voordelen van het

aanhouden van contant geld ...

Ten vijfde kan inflatie worden geïnterpreteerd als

een verborgen belasting op het aanhouden van

ge ld . Met andere woorden , mensen d ie ge ld

aanhouden (of deposito‘s waarover geen rente

wordt uitbetaald tegen marktkoersen) ervaren een

daling van hun reële-geldsaldi en aldus van hun reële

financiële vermogen wanneer het prijspeil stijgt,

precies alsof een deel van hun geld zou zi jn

wegbelast . En dus : hoe hoger het verwachte

inflatiecijfer (en derhalve hoe hoger de nominale

rente – zie Kader 3.2), hoe lager de vraag van

huishoudens naar geldaanhoudingen (Kader 3.4 laat

z ien waarom hogere nomina le rente een

vermindering betekent van de vraag naar geld

(waarover geen rente wordt uitgekeerd) . Dit

gebeurt zelfs wanneer de inflatie niet onzeker is,

d.w.z. wanneer deze volledig wordt verwacht.

Dientengevolge moeten mensen, wanneer zij een

lager bedrag aan geld aanhouden, vaker een bezoek

brengen aan de bank om geld te halen. Dit ongemak

en deze kosten die voortkomen uit verminderde

geldaanhoudingen worden vaak overdrachtel i jk

omschreven als de “schoenleerkosten” van inflatie,

omdat het vake lopen naar de bank de schoenen

sneller doet slijten. Meer in het algemeen kan

worden gezegd dat verminderde geldaanhoudingen

leiden tot hogere transactiekosten.

... het voorkomen van de willekeurige

verdeling van vermogen en inkomen ...

Ten zesde , het handhaven van pr i j ss tab i l i te i t

voorkomt de aanzienlijke economische, sociale en

politieke problemen die verband houden met de

willekeurige herverdeling van vermogen en inkomen

die zich in tijden van inflatie en deflatie voordoet.

Dit geldt met name wanneer veranderingen in het

pri jspei l moei l i jk te voorspel len zi jn en voor

groepen in de maatschappij die hun nominale

vorder ingen moe i l i j k tegen in f l a t i e kunnen

beschermen. Bijvoorbeeld, als een onverwachte

stijging van de inflatie optreedt, ervaart iedereen

met nominale vorderingen (bijvoorbeeld in de

vorm van een langere- termi jn looncontrac t ,

bankdeposito’s of overheidsobligaties), een verlies

op de reële waarde van deze vorderingen.Vermogen

wordt dan op willekeurige wijze overgeheveld van

kredietverschaffers (of spaarders) naar leners

omdat men met het ge ld waar in de len ing

uiteindelijk wordt terugbetaald, minder goederen

kan kopen dan verwacht werd toen de lening werd

gesloten.

Zou er onverwacht deflatie optreden, dan zouden

mensen met nominale vorderingen profiteren omdat

de reële waarde van hun vorderingen (bijvoorbeeld

lonen en deposito’s) stijgt. In tijden van deflatie zijn

leners of debiteuren echter vaak niet in staat hun

schuld terug te betalen en kunnen zelfs failliet gaan.

Dit zou de maatschappij als geheel schade kunnen

toebrengen , en met name d ie mensen d ie

vorder ingen hebben op, en d ie mensen d ie

werkzaam waren bij , bedri jven die fai l l iet zi jn

gegaan.

In het a lgemeen l i jden gewoonl i jk de armste

groepen in de maatschappij het meest onder inflatie

o f de f l a t i e , aangez ien z i j s l echts beperkte

mogelijkheden hebben zich er tegen te in te dekken.

Stabiele prijzen helpen op die manier dus ook

sociale cohesie en stabiliteit te handhaven. Zoals op

bepaalde momenten in de twintigste eeuw duidelijk

is geworden, creëert hoge inflatie vaak sociale en

polit ieke instabi l iteit doordat die groepen die

verlies lijden door inflatie zich bedrogen voelen

wanneer (onverwachte) inflatie een groot deel van

hun spaargeld “wegbelast”.

3Op de lange termijnlijken economieën metlagere inflatie in reëletermen gemiddeld snellerte groeien.

PR I J S S TAB I L I TE I T

Page 34: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

... het bijdragen aan financiële stabiliteit

Ten zevende, kunnen plotselinge herwaarderingen

van act iva ten gevo lge van onverwachte

veranderingen in de inflatie de gezondheid van de

ba lans van een bank ondermi jnen. Laten we ,

b i j voorbee ld , eens aannemen dat een bank

langetermijnleningen tegen een vaste rente verschaft

die worden gefinancierd met kortetermijndeposito’s.

Als er een onverwachte verschuiving naar hoge

inflatie optreedt, dan zal dit een daling van de

reële waarde van activa met zich meebrengen.

Daarna zou de bank solvabiliteitsproblemen kunnen

kri jgen die negatieve “kettingeffecten” zouden

kunnen veroorzaken . A ls moneta i r be le id

pri jsstabi l i te it handhaaft , worden inf latoire of

deflatoire schokken ten aanzien van de reële waarde

van nominale activa vermeden en wordt zo tevens

de financiële stabiliteit versterkt.

Door het handhaven van prijsstabiliteit

dragen centrale banken bij aan bredere

economische doelstellingen

Al deze argumenten duiden erop dat een centrale

bank die pr i j ss tab i l i te i t handhaa ft aanz ien l i jk

bi jdraagt aan het verwezenl i jken van bredere

economische doelstel l ingen, zoals een hogere

levensstandaard en hoge en stabielere niveaus van

economische bedrijvigheid en werkgelegenheid.

Deze conc lus ie wordt ondersteund door

economische gegevens die voor een breed en divers

scala van landen, methodologieën en perioden

aangeven dat op de lange termijn economieën met

lagere inflatie in reële termen gemiddeld sneller

groeien.

34

Page 35: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

FACTOREN D IE DEPR I J SONTWIKKEL ING BEPALEN

Dit hoofdstuk biedt gedetailleerde informatie om te

helpen vragen te beantwoorden als: Waardoor wordt

het algemene prijspeil bepaald?, Wat zijn de factoren

die de inflatie bepalen?, Hoe kan de centrale bank,

of om preciezer te zijn, monetair beleid

prijsstabiliteit waarborgen?, Wat is de rol van

begrotingsbeleid?, en Zou monetair beleid zich

primair moeten richten op het vergroten van de

reële groei of op het terugdringen van werkloosheid?

of, met andere woorden, Wat kan monetair beleid

wel en wat kan monetair beleid niet bereiken?

biedt een kort overzicht van wat monetair

beleid wel kan en wat het niet kan.

behandelt de vraag hoe monetair

beleid de rente kan beïnvloeden.

illustreert de effecten van renteveranderingen

op de uitgavenbeslissingen van huishoudens en

bedrijven.

bespreekt de factoren die de prijsontwikkeling

bepalen op de kortere termijn.

kijkt naar de factoren die de prijsontwikkeling

bepalen op de middellange tot lange termijn,

en legt uit dat bij dergelijke langere perioden het

monetaire beleid de passende instrumenten ter

beschikking staan om de prijzen te beïnvloeden.

Monetair beleid is derhalve verantwoordelijk voor

de trends van de inflatie.

4.1

4.2

4.3

4.4

4.5

4

Page 36: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

In de voorafgaande paragrafen hebben we gekeken

naar aangelegenheden die verband hielden met het

meten van inf lat ie en naar de voordelen van

prijsstabiliteit. We hebben het echter niet direct

gehad over de oorzaken die de algemene

prijsontwikkeling bepalen. In de volgende paragrafen

zullen we ons concentreren op de oorzaken van

inflatie, waarbij deze laatste wordt gedefinieerd als

een algemene of breed gefundeerde stijging van de

prijzen van goederen en diensten, die gelijkstaat

met een vermindering van de koopkracht van geld.

Vóór hierover in details te treden, zullen we eerst

een kort overzicht geven van de rol en de effecten

van monetair beleid. Dit helpt de juiste context

creëren voor andere factoren.

WAT MONETA IR BELE ID KAN EN WAT

HET N IET KAN – EEN OVERZ ICHT

Hoe kan monetair beleid het prijspeil beïnvloeden?

Deze vraag raakt wat economen over het algemeen

omschrijven als het “transmissieproces”, d.w.z. het

proces waarbij acties van de centrale bank doorwerken

in de economie en uiteindelijk in de prijzen. Hoewel dit

proces in essentie uitermate gecompliceerd is, in de

loop der tijd verandert en in verschillende economieën

uiteenloopt, en wel in zo’n mate dat zelfs vandaag de

dag niet alle details achter dit proces bekend zijn,

bestaat er toch wel goed inzicht in de basiskenmerken

ervan. De manier waarop monetair beleid zijn invloed

uitoefent op de economie kan als volgt worden

omschreven: de centrale bank geeft als enige

bankbiljetten en bankreserves uit, d.w.z. de centrale

bank is de monopolistische verschaffer van de

zogenoemde “monetaire basis”. Dankzij dit monopolie

is de centrale bank in staat de situatie op de geldmarkt

te beïnvloeden en de korte rente te sturen.

Op de korte termijn kan de centrale bank reële

economische ontwikkelingen beïnvloeden

Op de korte termijn zet een door de centrale bank

geïnitieerde verandering van de geldmarktrente

(d.w.z. de korte rente) een aantal mechanismen in

werking, voornamelijk omdat deze verandering van

invloed is op de uitgaven- en besparingsbeslissingen

van huishoudens en bedrijven. Zo zal, bijvoorbeeld,

een hogere rente het, als alle factoren onveranderd

blijven, onaantrekkelijker maken voor huishoudens en

bedrijven om leningen af te sluiten om daarmee hun

consumptie of investeringen te financieren. Een

hogere rente maakt het ook aantrekkelijker voor

huishoudens hun inkomen van dat moment te sparen

in plaats van het uit te geven. Ten slotte kunnen

veranderingen in de officiële rente ook van invloed

zijn op de kredietverschaffing. Deze ontwikkelingen

hebben op hun beurt, zij het met enige vertraging,

weer een invloed op de ontwikkelingen in de reële

economische variabelen, zoals de productie.

4.1

21 3 54

4.1 Wat monetair beleid kan en wat het niet kan – een overzicht

4.2 Geld en de rente – hoe kan monetair beleid de rente beïnvloeden?

4.3 Hoe beïnvloeden veranderingen in de rente de uitgavenbeslissingen van consumenten en bedrijven?

4.4 Factoren die de prijsontwikkeling op de kortere termijn bepalen

4.5 Factoren die de prijsontwikkeling op de langere termijn bepalen

36

FAC TOREN D IE DE

Page 37: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

Op de lange termijn zullen veranderingen in

de geldhoeveelheid van invloed zijn op het

algemene prijspeil ...

Een aantal verschillende mechanismen en door

verschillende economische partijen in verschillende

stadia van het proces ondernomen acties spelen een

rol in de hierboven geschetste dynamische

processen. Daarnaast kunnen de omvang en sterkte

van de verschillende effecten variëren al naar gelang

de staat van de economie. Dientengevolge duurt het

gewoonlijk geruime tijd voordat monetair beleid van

invloed is op de prijsontwikkeling. Onder economen

wordt echter op brede schaal geaccepteerd dat op

de lange termijn, d.w.z. nadat alle aanpassingen in de

economie zijn doorgewerkt, een verandering in de

door de centrale bank verschafte hoeveelheid geld

(wederom wanneer al le factoren onveranderd

blijven) alleen zal worden weerspiegeld in een

verandering in het algemene niveau van de prijzen

maar geen blijvende veranderingen zal veroorzaken

in reële variabelen zoals de reële productie of de

werkloosheid. Een door de centrale bank geïnitieerde

verandering in de hoeveelheid geld in circulatie

staat uiteindelijk gelijk aan een verandering in de

rekeneenheid (en daardoor in het algemene prijspeil),

die alle andere variabelen stabiel laat, grotendeels

zoals het veranderen van een standaardmaat voor

afstand (bijvoorbeeld wanneer wordt overgegaan van

kilometers op mijlen) de werkelijke afstand tussen

twee plaatsen niet verandert.

... maar niet op het niveau van het reële

inkomen of de werkgelegenheid

Dit algemene principe, dat wordt genoemd de

“langetermijnneutraliteit” van geld, ligt ten grondslag

aan alle standaard macro-economische theorie en

theoretische kaders. Zoals hierboven vermeld, heeft

moneta ir be le id dat op geloofwaardige wi jze

prijsstabiliteit handhaaft een aanzienlijke positieve

invloed op de welvaart en op de reële bedrijvigheid.

Afgez ien van deze pos i t ieve inv loed van

prijsstabiliteit, worden het reële inkomen of het

niveau van de werkgelegenheid in de economie op de

lange termi jn in essent ie bepaald door reële

(aanbods)factoren en kunnen zi j n iet worden

versterkt door expansief monetair beleid.9

Deze be langr i j k s te determinanten van de

werkgelegenheid en het reële inkomen op de lange

termijn zijn de technologie, bevolkingsgroei, en

alle aspecten van het institutionele kader van de

economie (met name e igendomsrechten ,

belastingbeleid, socialezekerheidsbeleid en andere

regelgeving die de flexibiliteit van markten bepaalt

en stimulansen tot verschaff ing van arbeid en

kapitaal en tot investering in menselijk kapitaal).

Inflatie is uiteindelijk een monetair verschijnsel

Inflatie is uiteindelijk een monetair verschijnsel.

Zoals wordt bevestigd door een aantal empirische

studies, bestaat er over het algemeen verband tussen

lange perioden van hoge inflatie en hoge monetaire

groei (zie de Grafiek hieronder). Hoewel andere

factoren (zoa ls var iat ies in de tota le vraag ,

technologische veranderingen en schokken ten

aanzien van de goederenprijzen) de prijsontwikkeling

binnen een korte periode kunnen beïnvloeden,

kunnen hun effecten in de loop der tijd worden

gecompenseerd door enige mate van aanpassing

van monetair beleid. In dit opzicht kunnen de

langeretermijntrends van de prijzen of de inflatie

door centrale banken worden beheerst.

37

4Een monetair beleid datop geloofwaardige wijzeprijsstabiliteit handhaaftheeft een aanzienlijkepositieve invloed op dewelvaart.

9 Aanbodsfactoren zijn factoren die het aanbod van goederen enproducten in een economie bepalen, met name de hoeveelheid ende kwaliteit van kapitaal en arbeid, alsook de technologischevooruitgang en de inrichting van structureel beleid.

PR I J SONTWIKKEL ING BEPALEN

Page 38: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

38

In dit korte overzicht zijn een aantal punten aan de

orde gekomen die well icht om verdere uit leg

vragen. Omdat inflatie uiteindelijk een monetair

verschijnsel is, is het nodig om uitgebreider in te

gaan op hoe monetair beleid van invloed is op de

economie en uiteindelijk op de prijsontwikkeling.

Dit kan het beste worden gedaan in drie stappen.

Ten eerste bespreken we, in Paragraaf 4.2, waarom

en hoe monetair beleid de rente kan beïnvloeden.

Ten tweede bekijken we, in Paragraaf 4.3, hoe

veranderingen in de rente van invloed kunnen zijn

op de uitgavenbeslissingen van huishoudens en

bedri jven. Ten slotte analyseren we hoe deze

veranderingen in de totale vraag van invloed zijn op

de prijsontwikkeling. In dat kader bespreken we

tevens andere , d.w.z. niet-monetaire of reële ,

f ac toren d ie op de kor tere termi jn de

prijsontwikkeling kunnen beïnvloeden. Het kan

hierbij nuttig zijn de totale vraag naar en het

totale aanbod van goederen in een economie te

begrijpen (zie Kader 4.2) en onderscheid te maken

tussen kortetermijneffecten en langetermijneffecten

(Paragraaf 4.4 en 4.5).

GELD EN DE RENTE –

HOE KAN MONETA IR BELE ID

DE RENTE BE ÏNVLOEDEN?

Een centrale bank kan de nominale korte rente

bepalen die de banken moeten betalen wanneer zij

van de centrale bank krediet willen verkrijgen. En de

banken moeten bij de centrale bank zijn voor

krediet aangezien zij bankbiljetten nodig hebben

voor hun cliënten en zij moeten voldoen aan de

voor hen geldende minimumreservevereisten in

de vorm van bij de centrale bank aangehouden

deposito’s.

Aangezien centrale banken de enige instellingen zijn

die bankbiljetten (en bankreserves) mogen uitgeven

(met andere woorden, zij zijn de monopolistische

verscha f fers van bas i sge ld ) , kunnen z i j de

beleidsrente , d.w.z. de nominale korte rente ,

vaststellen voor aan de banken gegeven leningen. De

verwachtingen ten aanzien van de toekomstige

ontwikkeling van de beleidsrente beïnvloeden op

hun beurt een breed scala van langeretermijn

bancaire en marktrentes.

HOE BE ÏNVLOEDEN VERANDER INGEN

IN DE RENTE DE U ITGAVENBESL I S S INGEN

VAN CONSUMENTEN EN BEDR I J VEN?

Vanui t het perspect ie f van een ind iv iduee l

huishouden maakt een hogere reële rente het

aantrekke l i jker om te sparen , aangez ien het

rendement op de bespar ingen in termen van

toekomstige consumptie, hoger is. Een hogere reële

4.3

4.2

20

40

60

80

100

20 40 60 80

45°

0 100

Gemiddelde groeicijfers opjaarbasis van M2 en van deconsumptieprijzen gedurende1960-1990 in 110 landen.

Bron: McCandless & Weber (1995).

GRAFIEK: GELD EN INFLATIE

Inflantie (%)

Geldgroei (%)

FAC TOREN D IE DE

Page 39: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

39

4A monetary policy which

credibly maintains price

stability has an important

positive impact on welfare.

Zoals in Kader 3.2 uitgebreider is uitgelegd, is de

ex ante reële rente het reële rendement dat een

bepaald financieel activum wordt verwacht op te

leveren. Deze wordt gedefinieerd als de nominale

rente minus het verwachte inflatiecijfer gedurende

de loopt i jd waarvoor de rente is vastgelegd.

De invloed van monetair beleid op de reële korte

rente houdt verband met twee zaken: monetair

beleid beheerst de nominale korte rente, en de

prijzen zijn op de korte termijn “star”.

Wat betekent dat, “starre” pri jzen? Empirisch

onderzoek heeft uitgewezen dat de meeste prijzen

voor enige tijd worden vastgelegd; bedrijven passen

zeer vaak de prijzen die zij in rekening brengen niet

meteen aan in reactie op veranderingen in de vraag

of het aanbod. In werkelijkheid worden sommige

pr i jzen zeer vaak aangepast (b i jvoorbeeld de

benzineprijzen), terwijl andere prijzen elke maand of

slechts eenmaal per jaar worden aangepast. Daar

kunnen uiteenlopende redenen voor zijn.Ten eerste

worden prijzen soms vastgelegd in langlopende

contracten tussen bedrijven en cliënten om zo de

onzekerheden en kosten waarmee frequent

plaatsvindende onderhandelingen gepaard gaan, te

beperken. Ten tweede kunnen bedrijven hun prijzen

onveranderd laten om hun “vaste klanten” niet

door frequente prijsveranderingen te irriteren. Ten

derde, zijn sommige prijzen “star” vanwege de

wi j ze waarop de desbetre f fende markt i s

gestructureerd; wanneer een bedrijf eenmaal een

catalogus of prijslijst heeft laten drukken en deze

heeft verspreid, brengt het vaak hoge kosten met

zich mee om deze te laten wijzigen. En, ten slotte,

brengt de berekening van nieuwe prijzen op zich al

kosten met zich mee.

Op de lange termijn passen de prijzen zich echter

aan aan nieuwe aanbod- en vraagomstandigheden.

Anders gezegd: op de lange termijn zijn de prijzen

volledig flexibel.10

Laten we nu eens aannemen dat de centra le

bank de geldhoeveelheid verruimt. Bijvoorbeeld,

de bank druk t n i euw ge ld en koopt

overheidsobligaties. Mensen zijn alleen bereid om

een groter bedrag aan geld aan te houden en hun

obligatiebezit te verminderen als het rendement

op die obligaties, d.w.z. de rente, daalt. Als de

cen t ra l e bank de ge ldhoevee lhe id verru imt ,

moet dus de nominale rente dalen om de mensen

te s t imu le ren een hoger bedrag aan ge ld

aan te houden. En omdat prijzen op de korte

te rm i j n “ s t a r ” z i j n be teken t d i t da t de

kor tetermi jn in f lat ieverwacht ingen grotendeels

onveranderd zullen blijven. Dientengevolge vertaalt

een verandering in de nominale korte rente zich in

een verandering van de ex ante verwachte reële

rente (zie ook Kader 3.2). Monetair beleid kan

derhalve de verwachte of ex ante reële rente op

kortlopende instrumenten beïnvloeden.

10 Met uitzondering van door de overheid gereguleerde prijzen,waarvan men mag verwachten dat die slechts zeer zelden veranderen.

KADER 4 .1 WAAROM KAN DE CENTRALE BANK DE (EX ANTE ) REËLE RENTE BE ÏNVLOEDEN?

DE ROL VAN “STARRE” PR I J ZEN

PR I J SONTWIKKEL ING BEPALEN

Page 40: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

40

FAC TOREN D IE DE

Een gemakkelijke manier om te illustreren hoe

veranderingen in de totale vraag van invloed zijn op

de prijsontwikkeling is door gebruik te maken van een

eenvoudig model dat zich richt op het totale aanbod

en de totale vraag in de gehele economie. In het

kader van dit voorbeeld houden we de analyse

redelijk simpel. Tegelijkertijd illustreren we onze

argumenten met grafieken. Het model tracht eigenlijk

een beschrijving te geven van de relatie tussen de

reële hoeveelheid aangeboden en gevraagde goederen

en diensten in een economie en het totale prijspeil.

Totale aanbod en vraag –

het kortetermijnevenwicht

De grafiek hieronder toont het totale aanbod (TA)

en de totale vraag (TV), met op de verticale as het

prijspeil en de reële productie op de horizontale as.

GRAF IEK 1 : DE TOTALE VRAAG EN HET

KORTETERMI JN TOTALE AANBOD

De totale vraag en het prijspeil

Om het schuin aflopen van de totale vraag te

begrijpen dienen we te analyseren wat er gebeurt

met reële-uitgavenbeslissingen als het prijspeil

verander t , er van u i tgaande dat a l l e andere

economische variabelen onveranderd blijven. Het

kan worden aangetoond dat de totale-vraagcurve

een negatieve helling vertoont. Eén manier om

hiernaar te kijken is in termen van vraag en aanbod

voor reële geldsaldi. Als de prijzen hoger zijn maar

de nominale geldhoeveelheid ligt vast, dan zullen

mensen lagere reële geldsaldi ervaren en dit

betekent dat zij alleen een lager aantal transacties

kunnen financieren. Omgekeerd is het zo dat als het

prijspeil lager is, de reële geldsaldi hoger zijn,

hetgeen op zijn beurt een groter volume aan

transacties mogelijk maakt, d.w.z. de vraag naar

reële productie zal groter zijn.

Het totale aanbod en het prijspeil op de

korte termijn

Zoals de term zelf al aanduidt, verwijst het totale

aanbod naar het aanbod van door bedr i jven

geproduceerde goederen en diensten. We dienen

eerst te begrijpen hoe het algehele prijspeil verband

houdt met het algehele niveau van de productie op

de korte termijn, ervan uitgaande dat alle andere

factoren (productietechnologie, nominale lonen,

enz.) hetzelfde blijven. Op welke manier is een

verandering in het prijspeil van invloed op de reële

productie van bedrijven? In essentie zal, indien de

nominale lonen gegeven zijn, een hoger prijspeil

leiden tot een daling van de reële lonen. Met

lagere reële lonen wordt het voor bedri jven

KADER 4 .2 HOE BE ÏNVLOEDEN VERANDER INGEN IN DE TOTALE VRAAG DE ECONOMISCHE

BEDR I J V IGHE ID EN DE PR I J SONTWIKKEL ING?

prijspeil

TA

TV

reële productie

Page 41: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

41

PR I J SONTWIKKEL ING BEPALEN

lonender meer personeel aan te nemen en de

productie te verhogen. Met andere woorden: de

reële lonen zijn een fundamentele determinant

van werkgelegenheid. Als hogere prijzen en alle

andere factoren, zoals de productietechnologie en

nomina le lonen , onveranderd b l i j ven , zu l l en

bedrijven dus de werkgelegenheid en de productie

verhogen. De kortetermijn totale-aanbodcurve

loopt dan schuin naar boven op.

De kruis ing van de twee curves bepaalt wat

economen noemen het “evenwicht”. Het begrip

evenwicht is cruciaal in de economische theorie. Dit

is omdat in een dergelijke situatie de wensen van

beide zi jden van de markt samenval len en er

daardoor geen aan le id ing i s voor verdere

veranderingen. In dit geval bepaalt het evenwicht

tegelijkertijd het prijspeil en het niveau van de reële

productie in een economie.

Wat gebeur t e r a l s de economie word t

gecon f ron teerd met een s i t ua t i e van n i e t -

evenw ich t ? S te l , de economie word t

geconfronteerd met een prijspeil dat hoger ligt dan

het evenwichtsniveau. In een dergelijke situatie is

het totale aanbod te hoog en de totale vraag te

laag vergeleken met het evenwicht. Wat gebeurt er

nu? Als het prijspeil hoger is dan in evenwicht,

wil len kopers minder kopen dan producenten

wi l l en verkopen . Sommige aanb ieders zu l len

derhalve hun prijzen verlagen, hetgeen op zijn

beurt leidt tot een stijging van de totale vraag.

Tegeli jkertijd zullen de lagere prijzen de reële

lonen doen stijgen (aangezien de nominale lonen

voor de korte termijn worden vastgelegd) en

zullen bedrijven – aangezien de reële lonen voor

hun een kostenfactor vormen – de productie

verlagen en over het algemeen het totale aanbod

doen verminderen. Dit proces zal doorgaan totdat

een evenwichtssituatie is bereikt, d.w.z. een situatie

waarin de wensen en de plannen van kopers en

verkopers op een bepaalde prijs en een bepaald

productieniveau samenvallen.

Het totale aanbod op de lange termijn

Waarom spreken we h ie rboven van de

kortetermijn aanbodcurve? De positieve invloed

van een hoger prijspeil op de reële productie zal

slechts zo lang duren als de nominale (en daardoor

ook de reë le) lonen onveranderd b l i j ven . In

werke l i j khe id worden de nomina l e lonen

gewoonlijk vastgelegd voor ongeveer een jaar, in

sommige gevallen voor een periode tot twee jaar.

Wanneer nu de werknemers of de vakbonden de

lagere reële lonen die door hogere inflatie worden

veroorzaakt niet accepteren, zullen zij de volgende

loononderhande l i n g s ronde aangr i j pen om

compensatie te vragen in de vorm van hogere

lonen. Als de reële lonen terugkeren tot op het

niveau waar zij zich bevonden vóór de stijging van

het pr i jspei l (en als de product ietechnologie

onveranderd blijft), zullen bedrijven het niet langer

lonend v inden om de produc t i e en de

werkge l egenhe id op he t hogere n i veau te

handhaven en zul len dus beide verlagen. Met

andere woorden, als de reële lonen op de lange

termijn niet verlaagd kunnen worden door hogere

in f l a t i e , zu l l en op de l ange te rm i j n de

werkge l egenhe id en de produc t i e eveneens

onafhankelijk zijn van de prijsontwikkeling. Dit

betekent dat de langetermijn totale-aanbodcurve

verticaal zal zijn.

4

Page 42: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

42

Het langetermijnevenwicht

GRAF IEK 2 : DE TOTALE VRAAG EN HET

LANGETERMI JN TOTALE AANBOD

De kruising van de TA-curve met de horizontale as (zie

TA* in Grafiek 2) is wat economen noemen het

potentiële niveau van de productie. Het potentiële

niveau van de productie vertegenwoordigt de waarde

van eindgoederen en diensten die worden geproduceerd

wanneer de middelen van de economie ten volle

worden benut, gegeven de op dat moment vigerende

staat van de technologie en de structurele kenmerken

van de economie (zoals arbeidsmarktregelgeving,

socialezekerheids- en belastingstelsels, enz.).

Tot dusver hebben we alleen bewegingen langs de curves

besproken, waarbij alle andere factoren, op de prijzen en

de reële productie na, onveranderd bleven.We moeten nu

echter zien te begrijpen wat er gebeurt als deze andere

factoren wél veranderen. In essentie verschuiven dergelijke

veranderingen de curves naar rechts of naar links.

Factoren die van invloed zijn op het totale

aanbod en de totale vraag

Volgens het simpele model dat we tot nu toe hebben

gebruikt wordt de combinatie van prijzen en reëel

inkomen in een economie duidelijk bepaald door de

wisselwerking tussen het totale aanbod en de totale

vraag. Dit vereist echter wel uitleg met betrekking tot

de factoren die leiden tot verschuivingen van de twee

curves.

Tot de factoren die leiden tot een stijging van de totale

vraag (d.w.z. een verschuiving van TV naar buiten of

naar rechts) behoren een st i jg ing van de

overheidsuitgaven, een verlaging van de belastingen, een

depreciatie van de eigen valuta, en een stijging van het

reële inkomen (bijvoorbeeld hogere aandelen- en

landprijzen), die op hun beurt leiden tot hogere

particuliere consumptie en hogere investeringsuitgaven.

De particuliere consumptie en de investeringen kunnen

tevens worden bepaald door verwachtingen. Als,

bijvoorbeeld, bedrijven hogere toekomstige winsten

verwachten, zu l len z i j over het a lgemeen hun

investeringsuitgaven verhogen. En als huishoudens een

hoger reëel inkomen verwachten ten gevolge van

hogere verwachte arbeidsproductiviteit, dan zullen de

consumptie-uitgaven stijgen. Om deze reden bestaat er

normaliter verband tussen een verbetering van het

consumenten- en producentenvertrouwen en een

stijging van de totale vraag.

Wat betreft de invloed van monetair beleid, kunnen we

opmerken dat een stijging van de geldhoeveelheid en de

daaraan verbonden lagere reële rente leiden tot een

stijging van de totale vraag, zo de vraagcurve naar rechts

verschuivend.11 Wanneer deze variabelen echter in de

tegenovergestelde richting veranderen, dan zal de

prijspeil

TA

reële productieTA*

TV

FAC TOREN D IE DE

Page 43: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

43

4tota le vraag afnemen (d.w.z . TV za l naar l inks

verschuiven).

Wat betreft het totale aanbod, kunnen we zien dat

stijgingen van de prijzen van productiefactoren, zoals de

lonen, of stijgingen van de olieprijs zullen leiden tot een

verschuiv ing van het tota le aanbod naar l inks .

Anderzijds is het zo dat technologische vooruitgang of

productiviteitsstijgingen het totale aanbod naar rechts

zullen doen verschuiven, aangezien dit meer productie

tegen dezelfde kosten met een bepaalde hoeveelheid

arbeidsinzet mogelijk maakt.

Deze analyse laat zien dat veranderingen in het

algemene prijspeil veroorzaakt kunnen worden door

verschuivingen in ofwel de aanbodcurve ofwel de

vraagcurve, ofwel in beide. Wanneer, bijvoorbeeld, alle

andere factoren stabiel blijven, zal een daling van het

totale aanbod (d.w.z. een verschuiving van TA naar

links) vergezeld gaan van een kortetermijndaling van de

reële productie en een stijging van de prijzen, terwijl een

stijging van de vraag (d.w.z. een verschuiving van TV

naar rechts) tot uitdrukking zal komen in een hogere

korte-termijn reële bedrijvigheid en hogere prijzen.

Het langetermijnmodel laat zien dat het beloop van de

totale vraag van cruciaal belang is voor het op de lange

termijn bepalen van het algemene prijspeil in een

economie.Wanneer de totale-aanbodcurve verticaal is,

zullen veranderingen in de totale vraag van invloed zijn

op de prijzen maar niet op de productie. Wanneer,

bijvoorbeeld, de geldhoeveelheid zou stijgen, dan zou de

totale-vraagcurve naar rechts verschuiven en dan zou de

economie op die manier, op de lange termi jn ,

verschuiven naar een nieuw evenwicht waarbij de reële

productie hetzelfde is gebleven maar de prijzen zijn

gestegen.

GRAFIEK 3: VERSCHUIVINGEN IN DE TOTALE VRAAG EN

HET LANGETERMIJN TOTALE AANBOD

We hebben inflatie gedefinieerd als een algemene of

breed gefundeerde stijging van de prijzen van goederen

en diensten. Een inflatieproces kan derhalve alleen

maar worden veroorzaakt door een aanhoudende

stijging van de totale vraag gedurende een bepaalde

periode. Dit is op zijn beurt alleen maar mogelijk

wanneer het moneta ire bele id een dergel i jke

ontwikkeling toelaat door de rente laag en de geldgroei

hoog te houden.

11 Economen drukken een daling van de geldvraag vaak uit in termen vaneen stijging van de omloopsnelheid van geld. Deze laatste variabele kanworden gedefinieerd als de snelheid waarmee geld tussen verschillendegeldbezitters wordt overgedragen en die dus bepaalt hoeveel geld nodigis voor een bepaald transactieniveau. Deze twee verschijnselen moetenfeitelijk worden gezien als de twee zijden van dezelfde munt.Wanneer mensen minder geld willen vasthouden, zal de aanwezigegeldvoorraad, bij een constante geldhoeveelheid, vaker van eigenaar moetenwisselen en zo meer moeten circuleren. Dit staat gelijk aan een hogereomloopsnelheid van geld. In latere paragrafen komen we hierop terug.

prijspeil

reële productie

TA

TVoud

TA*

TVnieuw

PR I J SONTWIKKEL ING BEPALEN

Page 44: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

44

rente leidt derhalve over het algemeen tot een

daling van de consumptie van dat moment en tot een

stijging van de besparingen. Vanuit het oogpunt van

een bedrijf gezien zal een hogere reële rente, ervan

uitgaande dat alle andere variabelen ongewijzigd

blijven, investeringen onaantrekkelijker maken omdat

minder van de beschikbare investeringsprojecten een

rendement zullen opleveren dat voldoende is om de

hogere kosten van het kapitaal te dekken.

Samenvattend kunnen we zeggen dat een stijging van

de rente consumptie op dat moment minder

wenselijk maakt voor huishoudens en investeringen

op dat moment minder aantrekkelijk voor bedrijven.

De gevolgen voor individuele huishoudens en

bedrijven laten zien dat een stijging van de reële

rente die door monetair beleid wordt veroorzaakt

zal leiden tot een vermindering van de vigerende

uitgaven in de economie als geheel (indien de

andere variabelen constant bli jven). Economen

zeggen dan dat een dergelijke beleidswijziging de

oorzaak is van een daling van de totale vraag, en dus

wordt deze beleidswijziging vaak omschreven als

een “verkrapping” van monetair beleid.

Het is hierbij belangrijk te begrijpen dat er in dit

proces vertragingen optreden. Het kan gemakkelijk

maanden duren voordat bedri jven een nieuw

investeringsplan hebben ingevoerd; investeringen in

verband met de bouw van nieuwe fabrieken of de

bestelling van speciale apparatuur kunnen zelfs jaren

in beslag nemen. Bij investeringen in woningen duurt

het eveneens enige tijd voordat deze reageren op

veranderingen in de rente . Ook zul len veel

consumenten niet meteen hun consumptieplannen

veranderen in reactie op een verandering in de rente.

Men is het er over het algemeen wel over eens dat het

algehele transmissieproces van monetair beleid enige

tijd duurt. Monetair beleid kan, derhalve, niet de totale

vraag naar goederen en diensten op de korte termijn

beheersen.Anders gezegd: er treedt een aanzienlijke

vertraging op tussen een verandering in monetair

beleid en het effect daarvan op de economie.

FACTOREN D IE DE PR I J SONTWIKKEL ING

OP DE KORTERE TERMI JN BEPALEN

Hieronder zullen we kijken naar enkele factoren die

de prijsontwikkeling op de korte termijn bepalen.

Zoals al gedetailleerder uitgelegd in Kader 4.2, kan

inflatie (d.w.z. een aanhoudende stijging van het

prijspeil) worden veroorzaakt op één of twee

manieren. In het algemeen zullen de prijzen stijgen

wanneer, gemiddeld, ofwel de totale vraag stijgt of

wanneer het aanbod daalt. Of om het op een

enigszins andere manier te zeggen: inflatoire druk

kan ontstaan als zich veranderingen voordoen

(economen spreken vaak van “schokken” als er

onverwachte verander ingen optreden in de

economische ontwikkelingen) die consumenten

hun uitgaven doen verhogen of bedrijven ertoe

doen besluiten hun productie te verminderen. In het

eerste geval, d.w.z. de vraag neemt toe en dit

resu l teer t in in f l a t i e , spreekt men in de

economische literatuur vaak van “ ‘demand-pull’-

inflatie”. In het tweede geval, d.w.z. de kosten

stijgen en dit maakt dat het aanbod vermindert, en

dit resulteert eveneens in inflatie, spreekt men vaak

van “ ‘cost-push’-inflatie”. Het tegenovergestelde,

d.w.z. deflatoire druk, treedt op wanneer de totale

vraag afneemt of het totale aanbod stijgt. In het

algemeen moet monetair beleid vaak op zulke

ontwikkelingen reageren om de prijsstabiliteit te

waarborgen. Bij inflatoire druk, zou de centrale bank

normal i ter de (reë le) rente verhogen om te

voorkomen dat deze druk z ich ver taa l t in

hardnekkiger afwijkingen van prijsstabiliteit.

4.4

FAC TOREN D IE DE

Page 45: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

45

Prijsstijgingen die optreden als gevolg van een

stijging van de totale vraag kunnen voortvloeien uit

individuele factoren die de totale vraag doen

toenemen, maar de belangrijkste van deze factoren

zi jn , naast monetair beleid (st i jg ingen van de

geldhoeveelheid), stijgingen in de aankopen van de

overhe id , deprec iat ie van de wisse lkoers en

toegenomen vraagdruk voor binnenlandse goederen

vanuit de rest van de wereld (uitvoer).Veranderingen

in de tota le vraag kunnen eveneens worden

veroorzaakt door gestegen vertrouwen. Zo is het,

bijvoorbeeld, waarschijnlijk dat bedrijven meer zullen

investeren wanneer in de toekomst hogere winsten

kunnen worden verwacht.Veranderingen in de totale

vraag zullen normaliter het prijspeil en (tijdelijk) de

totale productie doen stijgen (zie Kader 4.2).

Wat zijn nu precies de factoren die leiden tot een

daling van het totale aanbod en op die manier tot

hogere pr i j zen op de kor te termi jn ? De

voornaamste bronnen van een afnemend totaal

aanbod zijn dalingen van de productiviteit, stijgingen

van de productiekosten (bijvoorbeeld stijgingen

van de reë le lonen en van de pr i j zen van

grondstoffen, met name olie), en hogere door de

overhe id opge legde be las t ingen voor het

bedrijfsleven. Als alle andere factoren hetzelfde

blijven, is het zo dat hoe hoger de productiekosten,

des te kleiner is de hoeveelheid die tegen dezelfde

prijs wordt geproduceerd.

Om een gegeven prijspeil te behouden worden,

wanneer de lonen of de kosten van grondstoffen

zoals olie stijgen, bedrijven gedwongen het aantal

mensen dat bij hen werkt te verminderen en de

productie te verlagen. Als dit het gevolg is van

effecten aan de aanbodzijde, wordt de daaruit

voortvloeiende inflatie vaak omschreven als “ ‘cost-

push’-inflatie”.

Verschillende omstandigheden kunnen leiden tot

een stijging van de prijzen van inputs, bijvoorbeeld

wanneer het aanbod van grondstoffen zoals olie niet

aan de verwachtingen voldoet, of wanneer de

mondiale vraag naar grondstoffen stijgt. Stijgingen

van de reële lonen (wanneer daar geen gestegen

productiviteit tegenover staat) zullen eveneens

leiden tot een daling van het totale aanbod en tot

lagere werkgelegenheid. Zulke loonstijgingen kunnen

voortkomen uit een daling van het arbeidsaanbod,

d ie op z i jn beur t veroorzaakt kan z i jn door

overhe idswetgev ing d ie het e f fec t hee f t de

s t imu lansen om te werken te verminderen

(bijvoorbeeld hogere belasting op inkomen uit

arbeid). Een toename van de macht van vakbonden

kan eveneens resulteren in hogere reële lonen.

Wanneer de hierboven beschreven factoren in de

tegenovergestelde richting werken, zien we een

stijging van het totale aanbod. Zo zal, wederom

wanneer alle factoren gelijk blijven, een stijging van

de productiviteit (bi jvoorbeeld dankzij nieuwe

technologieën) op de korte termijn leiden tot

lagere prijzen en hogere werkgelegenheid aangezien

het lonender wordt tegen een bepaald loon arbeid

in te huren. Als de stijging van de reële lonen gelijke

tred zou houden met de productiviteit, dan zou de

werkgelegenheid onveranderd blijven.

De rol van de verwachte inflatie

Wanneer bedrijven en werknemers onderhandelen

over de lonen en wanneer bedrijven hun prijzen

vaststellen, laten zij vaak meewegen wat het niveau

van de inflatie in de voor hen liggende periode

(bi jvoorbeeld het volgende jaar) za l z i jn . De

verwachte inflatie speelt een belangrijke rol bij

lopende loonakkoorden aangezien toekomstige

prijsstijgingen de hoeveelheid goederen en diensten

die met een bepaald nominaal loon kunnen worden

4Stijgingen van de externevraag naar exportproductenkunnen van invloed zijn opde vigerende consumptie eninvesteringen.

PR I J SONTWIKKEL ING BEPALEN

Page 46: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

46

gekocht zullen verminderen. En dus kunnen, wanneer

een hoge inflatie wordt verwacht, werknemers tijdens

loononderhandelingsrondes een hogere nominale-

loonstijging eisen. De kosten van bedrijven stijgen

wanneer loonakkoorden op deze verwachtingen

worden gebaseerd en deze kosten zouden kunnen

worden doorberekend aan consumenten in de vorm

van hogere prijzen. Een soortgelijk scenario kan

worden geschetst voor de pri jsvorming door

bedrijven.Aangezien veel individuele prijzen voor een

bepaalde periode (bijvoorbeeld voor een maand of

een jaar; zie Kader 4.1) ongewijzigd blijven, zouden

bedrijven die van plan zijn een nieuwe prijslijst te

publiceren hun individuele prijzen met onmiddellijke

ingang kunnen verhogen als zij uitgaan van stijgingen

van het algemene prijspeil of van de lonen in de

toekomst. Dus: als mensen in de toekomst inflatie

verwachten, kan hun handelen al vandaag een stijging

van de inflatie veroorzaken. Dit is nog een reden

waarom het zeer belangrijk is voor monetair beleid

om geloofwaardig te zijn bij het doel van het

handhaven van pr i j sstab i l i te i t – om zo de

langeretermijninflatieverwachtingen te stabiliseren

op een laag niveau in overeenstemming met

prijsstabiliteit.

Alles samen genomen kan een verscheidenheid aan

factoren en schokken van invloed zijn op het prijspeil

op de korte termijn, bijvoorbeeld ontwikkelingen in

de totale vraag en de verschillende componenten

daarvan, met inbegrip van ontwikkelingen in het

begrotingsbeleid. Andere veranderingen zouden te

maken kunnen hebben met veranderingen in de

prijzen van inputs, in kosten en productiviteit, in de

ontwikkel ingen in de wisse lkoers en in de

wereldeconomie.Al deze factoren zouden van invloed

kunnen zijn op de reële bedrijvigheid en de prijzen

gedurende een kortere periode. Maar is dit ook het

geval bij langere perioden?

Hiermee komen we op een ander be langr i jk

onderscheid in de economische theorie. Economen

maken gewoonlijk een onderscheid tussen de korte

termijn en de lange termijn (zie ook Kader 4.2).

FACTOREN D IE DE PR I J SONTWIKKEL ING

OP DE LANGERE TERMI JN BEPALEN

Wat is het relatieve belang van deze factoren voor

de inflatie op de langere termijn? Of met andere

woorden: zi jn zi j al lemaal even belangrijk met

betrekking tot de trends van inflatie? Het antwoord

is een duidelijk “neen”.We zullen zien dat monetair

beleid op dit vlak een belangrijke rol speelt.

Zoals ook al vermeld in eerdere paragrafen, zit er een

periode van ongeveer één tot drie jaar tussen

veranderingen in monetair beleid en de invloed

daarvan op de prijzen. Dit betekent dat monetair

beleid niet kan voorkomen dat onverwachte reële

economische ontwikkelingen of schokken op de

korte termijn enige invloed hebben op de inflatie. Er

bestaat echter grote consensus onder economen dat

op de langere termi jn moneta ir bele id de

prijsontwikkeling kan beheersen en op die manier

ook de “trend” van de inflatie, d.w.z. de verandering

van het pr i j spe i l wanneer de economie de

kortetermijnverstoringen volledig heeft geabsorbeerd.

Op de lange termijn zijn de prijzen flexibel en

kunnen z i j z i ch vo l l ed i g aanpassen aan

veranderingen in het aanbod en de vraag. Op de

korte termijn zijn echter veel individuele prijzen

“star” en zullen deze gedurende enige tijd op hun

niveau van dat moment blijven (zie Kader 4.1).

Op welke wijze is dit onderscheid van invloed op

onze resultaten? Zonder al te veel in details te

treden kan worden gesteld dat de productie niet

4.5

FAC TOREN D IE DE

Page 47: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

Volgens een identiteit die algemeen bekend staat als

de kwantiteitsvergelijking, is de verandering in de

geldvoorraad (�M) in een economie gelijk aan de

verandering in de nominale transacties (benaderd

door de verandering in de reële bedrijvigheid

(�YR) plus de verandering in het prijspeil (�P)),

minus de verandering in de omloopsnelheid (�V).

Deze laatste variabele kan worden gedefinieerd als

de snelheid waarmee geld tussen verschillende

geldbezitters wordt overgedragen en die dus

bepaalt hoeveel geld nodig is om te voldoen aan een

bepaald niveau van nominale transacties12. In het

kort weergegeven:

�M = �YR + �P – �V

Deze relatie is een zogenoemde identiteit, d.w.z. een

relatie die duidelijk niet kan worden gefalsifieerd, en

zegt daarom niets over causaliteit. Een gevoel van

causaliteit kan alleen worden verkregen indien

rekening wordt gehouden met verdere aannames ten

aanzien van de determinanten van de variabelen. Met

name de volgende twee aannames maken het

mogelijk de kwantiteitsvergelijking om te zetten in de

kwantiteitstheorie. Ten eerste kan, op de lange

termijn, de productie worden gezien als wordende

bepaald door reële factoren, zoals de productieve

mogelijkheden van de gemeenschap en haar smaak en

voorkeuren.Ten tweede wordt, op de lange termijn,

de omloopsnelheid gezien als wordende bepaald

door betalingspraktijken, financiële en economische

regelingen voor het uitvoeren van transacties en de

kosten van en rendementen op het aanhouden van

geld in plaats van andere activa. Hieruit volgt dat er

op de lange termijn verband bestaat tussen de

omvang van de geldhoeveelheid – die wordt bepaald

door de door de monetaire autoriteiten genomen

beslissingen – en het prijspeil. Anders gezegd: op de

langere termijn wordt het prijspeil direct bepaald

door veranderingen in de geldhoeveelheid en is het

beloop ervan evenredig aan deze laatste.

Eén implicatie hiervan is dat de instelling die de

geldhoeveelheid bepaalt , namel i jk de centrale

bank, uiteindel i jk verantwoordel i jk is voor de

langeretermijntrends van de inflatie.

12 Dit weerspiegelt het feit dat de linkerzijde van de vergelijkingde gebruikte hoeveelheid geld weergeeft, terwijl de rechterzijdede waarde van de transactie weergeeft.

47

afhankelijk is van het prijspeil op de lange termijn.

De hoeveelheid productie wordt bepaald door de

gegeven kapitaalvoorraad, door de beschikbare

arbe idskrachten en de kwa l i te i t van d ie

arbeidskrachten, door structureel beleid dat van

invloed is op de stimulansen om te werken en te

investeren, en door technologische ontwikkelingen

op het terrein van de productie . Met andere

woorden: het langetermijnniveau van de productie

hangt af van een aantal reële of aanbodsfactoren.

Deze factoren bepalen de exacte positie van de

totale-aanbodcurve.

De andere curve die de staat van evenwicht van de

economie bepaalt is de totale-vraagcurve. Zoals we

hebben gezien, kan een aantal factoren leiden tot

stijgingen van de totale vraag, en wel stijgingen van

de overheidsuitgaven, van de externe vraag naar

PR I J SONTWIKKEL ING BEPALEN

KADER 4 .3 DE KWANTITE ITSTHEORIE VAN GELD

4

Page 48: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

48

uitvoer, en verbeterde verwacht ingen van de

toekomstige ontwikkeling van de productie die

van invloed kunnen zijn op de vigerende consumptie

en investeringen. Het is echter duidelijk dat, hoewel

veel van deze factoren zelfs gedurende lange tijd

kunnen toenemen, een aanhoudende stijging van het

algemene prijspeil op de lange termijn alleen kan

worden gestuwd door een langdurig en aanhoudend

expansief monetair beleid. Dit punt wordt vaak naar

voren gebracht onder verwijzing naar de beroemde

uitspraak dat “inflatie altijd en overal een monetair

verschijnsel” is. En inderdaad hebben een aantal

empirische studies bewijs voor deze hypothese

geleverd. De uiteindelijke oorzaak van een inflatoir

proces op de langere termi jn is daarom een

aanhoudende stijging van de geldhoeveelheid die

gelijk staat aan een aanhoudend expansief monetair

beleid.Vanuit een langeretermijnperspectief bepalen

dus monetairebeleidsacties of de inflatie zal stijgen

of laag zal blijven. Anders gezegd, een centrale bank

die de geldhoeveelheid en de korte rente beheerst,

beheerst uiteindelijk het inflatiecijfer over langere

perioden. Als de centrale bank de korte rente te

laag houdt en de geldhoeveelheid te veel laat

groeien, zal het prijspeil uiteindelijk ook stijgen. Dit

bas i s resu l t aa t wordt ge ï l l u s t reerd door het

fundamente le economische begr ip dat

gedetailleerder de relatie tussen geld en de prijzen

weergeeft, namelijk de kwantiteitstheorie van geld

(zie Kader 4.3 hieronder).

Page 49: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

HET MONETA IRE BELE IDVAN DE ECB

Dit hoofdstuk biedt gedetailleerde informatie

bij het beantwoorden van vragen als:

Hoe is de EMU totstandgekomen?,

Welk orgaan is verantwoordelijk voor het

gemeenschappelijke monetaire beleid in het

eurogebied?, Wat is het hoofddoel van het

Eurosysteem?, en Hoe tracht het

Eurosysteem haar mandaat te verwezenlijken?

geeft een kort historisch overzicht.

gaat nader in op het institutionele

kader.

richt zich op de monetairebeleids-

strategie van de ECB.

geeft enig inzicht in het operationele

kader van het Eurosysteem.

5.1

5.2

5.3

5.4

5

Page 50: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

EEN KORT H I STOR I SCH

OVERZ ICHT

Geschiedenis – de drie fasen van de

Economische en Monetaire Unie

Het idee dat Europa één enkel, uniform en stabiel

monetair systeem zou moeten hebben, werd reeds

lang geleden geopperd (zie Kader 5.1). Na een

mislukte poging begin jaren zeventig, kwam in juni

1988 de beslissende impuls tot het integratieproces,

toen de Europese Raad de doe l s te l l i ng

herbevestigde om geleidelijk een economische en

monetaire unie te verwezenli jken. Een comité

onder voorzitterschap van Jacques Delors, de

toenmalige voorzitter van de Europese Commissie,

werd opgericht om onderzoek te doen naar en

voorstellen te formuleren voor concrete stappen

die naar deze unie zouden moeten leiden. In het in

april 1989 door het comité gepresenteerde rapport

(het zogeheten “Delors-rapport”) werd geadviseerd

de Economische en Monetaire Unie (EMU) in drie

afzonderli jke maar evolutionaire stappen in te

voeren.

De eerste fase van de EMU

Op basis van het Delors-rappor t bes loot de

Europese Raad in juni 1989 dat de eerste fase van

de EMU op 1 juli 1990 zou moeten beginnen.

Tegelijkertijd kreeg het Comité van Presidenten van

de centrale banken van de lidstaten van de Europese

Economische Gemeenschap, dat sinds zijn oprichting

in mei 1964 een steeds belangri jkere rol had

gespeeld in de monetaire samenwerking, additionele

verantwoordelijkheden toebedeeld.

Voor het realiseren van de tweede en de derde fase

bleek het nodig het Verdrag tot oprichting van de

Europese Gemeenschap (het zogeheten „Verdrag van

Rome“) te wi jz igen , tene inde de vere is te

institutionele structuur te creëren. Daartoe werd

een Intergouvernementele Conferentie over de

EMU bijeengeroepen, die in 1991 werd gehouden

tege l i jker t i jd met de Intergouvernemente le

Conferentie over de politieke eenwording. Het

Comité van Presidenten legde de ontwerpstatuten

van het ESCB en van de ECB voor aan de

Intergouvernementele Conferentie. De besprekingen

resulteerden in het Verdrag betreffende de Europese

Unie, dat in december 1991 werd overeengekomen

en op 7 februar i 1992 in Maastr icht werd

ondertekend. Door vertragingen bij de ratificatie trad

het Verdrag echter pas op 1 november 1993 in

werking.

5.1

21 3 4 5

5.1 Een kor t historisch overzicht

5.2 Het institutionele kader

5.3 De monetairebeleidsstrategie van de ECB

5.4 Overzicht van het operationele kader van het Eurosysteem

50

HET MONETA IRE

Page 51: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

5

51

BELE ID VAN DE ECB

1962 De Europese Commissie doet zijn eerste voorstel (Marjolin-

Memorandum) voor een economische en monetaire unie.

Mei 1964 Er wordt een Comité van Presidenten van de centrale banken

van de lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap

(EEG) gevormd ter institutionalisering van de samenwerking

tussen de centrale banken van de EEG.

1970 Het Werner-rapport stippelt een plan uit om uiterlijk 1980 een

economische en monetaire unie in de Gemeenschap te

verwezenlijken.

April 1972 Er wordt een stelsel ingevoerd (de zogeheten “slang”) gericht

op het geleidelijk verkleinen van de fluctuatiemarges tussen de

valuta’s van de lidstaten van de Europese Economische

Gemeenschap.

April 1973 Het European Monetary Cooperation Fund (EMCF) wordt

opgezet teneinde een goede werking van de “slang” te

waarborgen.

Maart1979 Het Europees Monetair Stelsel (EMS) wordt opgericht.

Feb. 1986 De Europese Akte wordt ondertekend.

Juni 1988 De Europese Raad mandateert een comité van deskundigen

onder voorzitterschap van Jacques Delors (het “Comité Delors”)

voorstellen te formuleren voor het realiseren van de EMU.

Mei 1989 Het “Delors-rapport” wordt aangeboden aan de Europese Raad.

Juni De Europese Raad stemt in met het realiseren van de EMU

in drie fases.

Juli 1990 De eerste fase van de EMU begint.

December Een Intergouvernementele Conferentie gaat van start ter

voorbereiding van de tweede en derde fase van de EMU.

Feb. 1992 Het Verdrag betreffende de Europese Unie (het “Verdrag

van Maastricht”) wordt ondertekend.

Oct. 1993 Frankfurt am Main wordt gekozen als de vestigingsplaats van

het Europees Monetair Instituut (EMI) en van de ECB, en er

wordt een President van het EMI benoemd.

November Het Verdrag betreffende de Europese Unie treedt in werking.

December Alexandre Lamfalussy wordt benoemd tot President van het op

1 januari 1994 op te richten EMI.

Jan. 1994 De tweede fase van de EMU gaat van start en het EMI wordt

opgericht.

KADER 5 .1 : DE WEG NAAR DE GEMEENSCHAPPEL I JKE MUNTEENHE ID, DE EURO

Dec. 1995 De Europese Raad van Madrid neemt een besluit over de naam

van de gemeenschappelijke munt en stippelt het scenario uit voor

de invoering van de munt en de overgang op de chartale euro.

Dec. 1996 Het EMI presenteert proefdrukbiljetten aan de Europese

Raad.

Juni 1997 De Europese Raad stemt in met het “Pact voor Stabiliteit en

Groei”.

Mei 1998 België, Duitsland, Spanje, Frankrijk, Ierland, Italië, Luxemburg,

Nederland, Oostenrijk, Portugal en Finland voldoen aan de

noodzakelijke voorwaarden voor invoering van de euro als hun

gemeenschappelijke munt; de leden van de Directie van de ECB

worden benoemd.

Juni De ECB en het ESCB worden opgericht.

Oct. De ECB maakt de strategie en het operationele kader voor het

gemeenschappelijke monetaire beleid dat zij vanaf januari 1999

zal voeren, bekend.

Jan. 1999 De derde fase van de EMU gaat van start; de euro wordt de

gemeenschappelijke munt van het eurogebied; voor de oude

nationale munteenheden van de deelnemende lidstaten worden

de omrekeningskoersen onherroepelijk vastgelegd; voor het

eurogebied wordt een gemeenschappelijk monetair beleid

gevoerd.

Jan. 2001 Griekenland treedt als 12de lidstaat toe tot het eurogebied.

Jan. 2002 De overgang op de chartale euro: de eurobankbiljetten en

euromunten worden ingevoerd en worden vanaf eind februari

2002 het enige wettige betaalmiddel in het eurogebied.

Mei 2004 De nationale centrale banken van de tien nieuwe EU-lidstaten

treden toe tot het ESCB.

Jan. 2007 Met Bulgarije en Roemenië komt het totale aantal EU-lidstaten

op 27; zij worden tegelijkertijd lid van het ESCB.

Slovenië is als dertiende lidstaat toegetreden tot het eurogebied.

Jan. 2008 Cyprus en Malta treden toe tot het eurogebied en brengen

daarmee het aantal lidstaten op 15.

Jan. 2009 Met de toetreding van Slowakije tot het eurogebied komt het

aantal lidstaten op zestien.

Bron: Scheller (2004), p. 16, geactualiseerd.

Page 52: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

52

De tweede fase van de EMU: de oprichting

van het EMI en de ECB

De oprichting van het Europees Monetair Instituut

(EMI) op 1 januari 1994 markeerde het begin van de

tweede fase van de EMU en het Comité van

Presidenten hield daarmee op te bestaan. Het

tijdeli jke bestaan van het EMI was tevens een

weersp iege l ing van de stand van moneta i re

integratie binnen de Gemeenschap: het EMI droeg

geen verantwoordelijkheid voor het voeren van het

monetaire beleid in de Europese Unie – deze bleef

voorbehouden aan de nationale autoriteiten –

noch had het de bevoegdheid interventies op de

valutamarkt te verrichten.

De twee belangrijkste taken van het EMI waren ten

eerste het versterken van de samenwerking tussen

de centrale banken en de coördinatie van monetair

beleid, en ten tweede het treffen van de vereiste

voorbere id ingen voor de opr icht ing van het

Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB),

voor het voeren van een gemeenschappe l i j k

monetair beleid, en voor de invoering van een

gemeenschappelijke munt in de derde fase.

In december 1995 besloot de Europese Raad in

Madrid de aan het begin van de derde fase in te

voeren Europese munteenheid “euro” te noemen, en

bevestigde dat de derde fase van de EMU op 1 januari

1999 zou beg innen. Van te voren werd een

chronolog ische volgorde van gebeur ten issen

aangegeven voor de overgang op de euro. Dit

scenario was hoofdzakelijk gebaseerd op door het

EMI u i tgewerkte gedeta i l leerde voorste l len .

Tegelijkertijd kreeg het EMI de taak voorbereidende

werkzaamheden te verr ichten betref fende de

toekomstige monetaire- en wisselkoersverhoudingen

tussen het eurogebied en de overige EU-landen. In

In december 1996 werd deuitgekozen ontwerpserievoor de euro-bankbiljettengepresenteerd.

HET MONETA IREdecember 1996 presenteerde het EMI zijn rapport

aan de Europese Raad. Het vormde de basis voor een

Resolutie van de Europese Raad inzake de beginselen

en fundamente le e lementen van het n ieuwe

wisselkoersmechanisme (ERM II), die in juni 1997

werd aangenomen.

In december 1996 presenteerde het EMI aan de

Europese Raad, en vervolgens aan het publiek, de

geselecteerde ontwerpreeks voor de op 1 januari

2002 in omloop te brengen eurobankbiljetten.

Ter aanvu l l i ng op en ter u i twerk ing van de

verdragsbepalingen inzake de EMU, gaf de Europese

Raad in juni 1997 zijn goedkeuring aan het Pact voor

Stab i l i te i t en Groe i , da t tot doe l hee f t de

begrotingsdiscipline met betrekking tot de EMU te

waarborgen. Het Pact werd vervolgens aangevuld, en

de betreffende verplichtingen versterkt, door een

Verklaring van de Raad in mei 1998.

Op 2 mei 1998 besloot de Raad van de Europese

Unie – in de samenstelling van de staatshoofden en

regeringsleiders – unaniem dat 11 lidstaten (België,

Du i t s l and , Span je , Frankr i j k , I er l and , I t a l i ë ,

Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal en

Finland) aan de vereisten voor invoering van de

gemeenschappelijke munt op 1 januari 1999 hadden

voldaan.

Tegelijkertijd zijn de Ministers van Financiën van de

lidstaten die de euro hebben ingevoerd met de

presidenten van de nationale centrale banken van deze

l idstaten, de Europese Commiss ie en het EMI

overeengekomen dat de bilaterale spilkoersen binnen

het ERM van de valuta’s van de deelnemende lidstaten

zouden worden gebruikt bij het bepalen van de

onherroepelijke omrekeningskoersen voor de euro.

Page 53: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

53

Op 25 mei 1998 kozen de regeringen van de 11

deelnemende lidstaten de President, deVice-President en

de vier overige leden van de Directie van de ECB. De

benoemingen werden per 1 juni 1998 van kracht en

markeerden de oprichting van de ECB.

Met de oprichting van de ECB op 1 juni 1998 had het EMI

zijn taak volbracht. Overeenkomstig artikel 123 van het

Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

ging het EMI bij de oprichting van de ECB in liquidatie.Alle

aan het EMI toevertrouwde voorbereidende

werkzaamheden werden tijdig afgerond en de rest van

1998 werd door de ECB gebruikt voor het eindtesten van

systemen en procedures.

De derde fase van de EMU,

de onherroepelijke vaststelling

van de wisselkoersen

Op 1 januari 1999 begon de derde en laatste fase van de

EMU met de onherroepelijke vaststelling van de

wisselkoersen van de valuta’s van de aanvankelijk 11 aan

de Monetaire Unie deelnemende lidstaten, en met het

voeren van een gemeenschappelijk monetair beleid

onder de verantwoordelijkheid van de ECB.

Op 1 januari 2001, toen Griekenland begon aan de derde

fase van de EMU, steeg het aantal deelnemende lidstaten

naar 12. De deelname van Griekenland volgde op een op

19 juni 2000 door de Raad van de EU genomen besluit

waarin werd bevestigd dat Griekenland voldeed aan de

convergentiecriteria. In januari 2007, toen Slovenië toetrad

tot het eurogebied, steeg het aantal deelnemende lidstaten

naar 13. Na het besluit door de Raad van de EU van 10 juli

2007 om de derogatiestatus van Cyprus en Malta in te

trekken, traden Cyprus en Malta op 1 januari 2008 toe tot

het eurogebied. Nadat de Raad van de EU op 8 juli 2008

had besloten dat Slowakije aan de convergentiecriteria

voldeed, is Slowakije op 1 januari 2009 als zestiende lidstaat

van de EU tot het eurogebied toegetreden.

5BELE ID VAN DE ECBHET INST I TUT IONELE KADER

Het Europees Stelsel van Centrale Banken

De ECB is op 1 juni 1998 opgericht en is daarmee een

van `s werelds jongste centrale banken. Zij heeft

echter de geloofwaardigheid en deskundigheid

meegekregen van alle nationale centrale banken

van het eurogebied, die samen met de ECB

verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het

monetaire beleid van het eurogebied.

Het Verdrag tot opr icht ing van de Europese

Gemeenschap vormt de wettelijke basis voor de

ECB en het Europees Stelsel van Centrale Banken

(ESCB).Volgens dit Verdrag bestaat het ESCB uit de

ECB en de nationale centrale banken van alle EU-

lidstaten (27 sinds 1 januari 2007). De Statuten van

het ESCB en van de ECB zijn als protocol aan het

Verdrag toegevoegd.

Mandaat van het ESCB

Overeenkomstig het Verdrag is het hoofddoel van het

ESCB het handhaven van pr i j ss tab i l i te i t en ,

onverminderd deze doelstelling, het ondersteunen

van het a lgemene economische bele id in de

Gemeenschap tene inde bi j te dragen tot de

verwezenlijking van de in artikel 2 omschreven

doelstellingen van de Gemeenschap. In dit verband

worden in Verdragsartikel 2 als doelstellingen van de

Gemeenschap onder meer genoemd “een hoog

niveau van werkgelegenheid”, “een duurzame en

niet - in f l a to ire groe i” , “een hoge graad van

concurrentievermogen” en “een hoge graad van

convergentie van de economische prestaties”. Het

Verdrag heeft hiermee een duidelijke rangorde

aangebracht in de doelstellingen, waarbij de hoogste

prioriteit gegeven wordt aan prijsstabiliteit. Door het

door de ECB te voeren monetaire beleid primair op

5.2

Page 54: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

54

KADER 5 .2 DE CONVERGENT IECR ITER IA

De voorwaarden voor invoering van de euro zijn

neergelegd in artikel 121 van het Verdrag en het aan het

Verdrag gehechte Protocol betre f fende de

convergentiecriteria zoals vermeld in artikel 121. Om te

beoordelen of een lidstaat een hoge mate van duurzame

convergentie heeft bereikt, worden er vier criteria

toegepast: prijsstabiliteit, een gezonde begrotingspositie,

stabiele wisselkoersen en convergerende rentetarieven.

Het eerste streepje van artikel 121, lid 1, van het

Verdrag vereist “het bereiken van een hoge mate van

pri jsstabi l i te it” en bepaalt dat “dit bl i jkt uit een

inflatiepercentage dat dicht ligt bij dat van ten hoogste de

drie lidstaten die op het gebied van de prijsstabiliteit het

best presteren”.Verder bepaalt artikel 1 van het Protocol

dat het criterium van prijsstabiliteit betekent dat “een

lidstaat een houdbare prijsontwikkeling heeft en een

gemiddeld inflatiepercentage dat, gemeten over een

periode van één jaar vóór het onderzoek, niet meer dan

1 1⁄2 procentpunt hoger ligt dan dat van ten hoogste de

drie lidstaten die op het gebied van prijsstabiliteit het

best presteren. De inflatie wordt gemeten op basis van

de geharmoniseerde consumptieprijsindex, rekening

houdend met verschillen in de nationale definities”.

Het tweede streepje van artikel 121, lid 1, van het

Verdrag vereist “het houdbare karakter van de situatie

van de overheidsfinanciën” en bepaalt dat “dit blijkt uit

een begrotingssituatie van de overheid zonder een

buitensporig tekort als bedoeld in artikel 104, lid 6”.

Verder bepaalt artikel 2 van het Protocol dat dit

criterium “(...) betekent dat ten tijde van het onderzoek

de lidstaat niet onderhevig is aan een beslissing van de

Raad krachtens artikel 104, lid 6, van het Verdrag dat er

sprake is van een buitensporig tekort”.

Krachtens artikel 104, lid 1, van het Verdrag dienen

lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden.

HET MONETA IREdit doel te richten maakt het Verdrag duidelijk dat

het handhaven van prijsstabiliteit de belangrijkste

bijdrage is die door het monetaire beleid kan

worden geleverd tot het bereiken van een gunstig

economisch klimaat en een hoge participatiegraad.

Het Eurosysteem

De nationale centrale banken in het eurogebied en

de ECB vormen samen het Eurosysteem. Deze term

werd door de Raad va Bestuur gekozen om het

systeem te beschrijven door middel waarvan het

ESCB zijn taken binnen het eurogebied verricht.

Zolang er EU-lidstaten zijn die de euro nog niet

hebben ingevoerd , b l i j f t het noodzake l i jk d i t

onderscheid tussen het Eurosysteem en het ESCB te

maken. De nationale centrale banken van de EU-

lidstaten die in 2009 de euro nog niet hebben

ingevoerd zijn niet betrokken bij de besluitvorming

met betrekk ing tot het gemeenschappel i jke

monetaire beleid van het eurogebied en blijven hun

eigen nationale munteenheid houden en hun eigen

monetaire beleid voeren. Een land dat lid is van de

EU kan in een later stadium de euro invoeren, maar

alleen zodra het aan de convergentiecriteria heeft

voldaan (zie Kader 5.2 voor een gedetailleerdere

beschrijving).

Page 55: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

55

5A monetary policy which

credibly maintains price

stability has an important

positive impact on welfare.

De Commissie beoordeelt of de lidstaten voldoen aan de

vereiste van begrotingsdiscipline, met name op basis van

de volgende criteria:

“(a) Of de verhouding tussen het begrote of concrete

overheidstekort en het bbp een bepaalde referentiewaarde

overschrijdt (in het Protocol betreffende de buitensporige-

tekortprocedure vastgesteld op 3% van het bbp), tenzij:

� hetz i j de verhouding in aanz ien l i jke mate en

voortdurend is afgenomen en een niveau heeft bereikt

dat de referentiewaarde benadert;

� hetzij de overschrijding van de referentiewaarde slechts

van uitzonderlijke en tijdelijke aard is en de verhouding

dicht bij de referentiewaarde komt;

(b) Of de verhouding tussen de overheidsschuld en het

bruto binnenlands product een bepaalde referentiewaarde

overschrijdt (in het Protocol betreffende de buitensporige-

tekortprocedure vastgesteld op 60% van het bbp), tenzij de

verhouding in voldoende mate afneemt en de

referentiewaarde in een bevredigend tempo benadert”.

Het derde streepje van artikel 121, lid 1, van het Verdrag

vereist “de inachtneming van de normale fluctuatiemarges

van het wisselkoersmechanisme van het Europees

Monetair Stelsel, gedurende ten minste twee jaar, zonder

devaluatie ten opzichte van de munt van een andere

lidstaat”.Verder bepaalt artikel 3 van het Protocol dat het

criterium deelneming aan het wisselkoersmechanisme van

het Europees Monetair Stelsel betekent dat “een lidstaat

ten minste gedurende de laatste twee jaren vóór het

onderzoek, zonder grote spanningen de normale

fluctuatiemarges van het wisselkoersmechanisme heeft

kunnen aanhouden. Met name mag de betrokken lidstaat

tijdens die periode de bilaterale spilkoers van zijn valuta

tegenover die van een andere lidstaat niet op eigen

initiatief hebben gedevalueerd“.

Het vierde streepje van artikel 121, lid 1, van het Verdrag

vereist “de duurzaamheid van de door de lidstaat

bereikte convergentie en van zijn deelneming aan het

wisselkoersmechanisme van het Europees Monetair

Stelsel, hetgeen tot uitdrukking komt in het niveau van de

rentevoet voor de lange termijn”. Verder bepaalt

ar t ikel 4 van het Protocol dat het criterium van

renteconvergentie betekent dat “gemeten over een

periode van één jaar vóór het onderzoek, een lidstaat een

gemiddelde nominale lange rente heeft gehad die niet

meer dan 2 procentpunt hoger ligt dan dat van ten

hoogste de drie l idstaten die op het gebied van

prijsstabiliteit het best presteren. De rentevoet wordt

gemeten op basis van langlopende staatsobligaties of

vergelijkbare waardepapieren, rekening houdend met

verschillen in de nationale definities”.

Naast deze economische voorwaarden, vereisen de

convergentiecriteria tevens dat sprake is van juridische

convergentie teneinde er voor te zorgen dat nationale

wetgeving, waaronder de statuten van de nationale

centrale banken, verenigbaar is met zowel het Verdrag als

de Statuten van het ESCB en de ECB. Het Verdrag

vereist dat de ECB en de Commissie tenminste om de

twee jaar of op verzoek van een lidstaat met een

derogatie , verslag uitbrengen aan de Raad van de

Europese Unie over de vooruitgang die door de lidstaten

is geboekt in het voldoen aan de convergentiecriteria. Op

basis van de door de ECB en de Commissie ingediende

convergentieverslagen en op basis van een voorstel van

de Commissie, kan de Raad, na raadpleging van het

Europees Parlement en na bijeen te zijn gekomen in de

samenstelling van staatshoofden en regeringsleiders,

een besluit nemen of een lidstaat aan de criteria heeft

voldaan en aldus zou mogen deelnemen aan het

eurogebied. Sinds het begin van de derde fase heeft

de ECB diverse convergentieverslagen opgesteld.

BELE ID VAN DE ECB

Page 56: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

56

... en zijn kerntaken ...

De kerntaken van het Eurosysteem zijn:

� het bepa len en ten ui tvoer leggen van het

monetair beleid van het eurogebied;

� het verrichten van valutamarktoperaties en het

aanhouden en beheren van de officiële externe

reserves van de lidstaten;

� bevorderen van een goede werking van het

betalingsverkeer.

Verdere taken zijn:

� machtiging geven tot uitgifte van bankbiljetten in

het eurogebied;

� het geven van advies betreffende communautaire

ontwerpbesluiten ven ontwerpen van nationale

wetgeving;

� het verzamelen van benodigde stat i s t i sche

gegevens , hetz i j b i j de bevoegde nat iona le

autoriteiten hetzij rechtstreeks bij de economische

subjecten;

� bijdragen tot de goede tenuitvoerlegging van het

beleid dat gevoerd wordt door de met het

bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen

en de stabiliteit van het financiële stelsel belaste

autoriteiten.

De Raad van Bestuur

De Raad van Bestuur is het hoogste besluitvormende

orgaan van de ECB. De Raad omvat de zes leden van

de Directie en de Presidenten van de nationale

centrale banken van de landen van het eurogebied (in

2009 zestien). Zowel de Raad van Bestuur als de

Directie worden voorgezeten door de President van

de ECB (zie tevens onderstaande Grafiek).

De belangrijkste taak van de Raad van Bestuur is het

formuleren van het monetaire beleid voor het

eurogebied. Meer specifiek is de Raad gemachtigd de

rentetar ieven vas t te s te l l en waar tegen

krediet instel l ingen l iquidite iten (geld) kunnen

verkrijgen bij hun centrale bank. Bijgevolg heeft de

Raad van Bestuur een indirecte invloed of de

rentetarieven in de gehele economie van het

eurogebied, met inbegrip van de rentetarieven die

kredietinstellingen hun klanten in rekening brengen

voor leningen, en de rentes die spaarders krijgen op

hun deposito’s. De Raad van Bestuur voldoet aan

zijn verantwoordelijkheden door richtsnoeren vast

te stellen en besluiten te nemen.

De Directie

De Directie bestaat uit de President, de Vice-

President en vier leden, benoemd in onderlinge

overeenstemming door de staa t shoofden en

regeringsleiders van de landen van het eurogebied.

De Directie is verantwoordelijk voor het uitvoeren

van het moneta ire bele id overeenkomst ig de

richtsnoeren en besluiten van de Raad van Bestuur

en geeft daartoe de nodige instructies aan de

HET MONETA IRE

GRAF IEK : DE BESLU ITVORMENDE ORGANEN VAN DE ECB

Bron: Europese Centrale Bank (2004), The monetary policy of the ECB, p. 10.

Presidenten van de nationalecentrale banken

van het eurogebied

Presidenten van de nationalecentrale banken

van alle lidstaten van de EU

Vier overige ledenvan de Directie

Vier overige ledenvan de Directie

PresidentVice-President

PresidentVice-President

PresidentVice-President

DIRECTIE

DE BESLUITVORMENDE ORGANEN VAN DE ECB

ALGEMENE RAADRAAD VAN BESTUUR

Page 57: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

57

nat iona le centra le banken. Verder bereidt de

Directie de vergaderingen van Raad van Bestuur

voor en is zij belast met het beheren van de

lopende zaken van de ECB.

De Algemene Raad

Het derde besluitvormende orgaan van de ECB is de

Algemene Raad. De Raad bestaat uit de President en

de Vice-President van de ECB en de presidenten

van al le 27 nationale centrale banken van de

lidstaten van de EU. De Algemene Raad draagt

geen verantwoorde l i j khe id voor moneta i re -

beleidsbeslissingen in het eurogebied. De Raad

draagt bij aan de coördinatie van het monetaire

beleid van de lidstaten die de euro nog niet hebben

ingevoerd en aan de voorbereidingen voor de

mogelijke uitbreiding van het eurogebied.

Onafhankelijkheid

Er zijn goede redenen om de taak van het handhaven

van prijsstabil iteit toe te vertrouwen aan een

onafhankelijke centrale bank, die niet onderhevig is

aan mogelijke politieke druk. Overeenkomstig de

bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de

Europese Gemeenschap, geniet het Eurosysteem

volledige onafhankelijkheid bij het uitvoeren van zijn

taken: noch de ECB, noch de nationale centrale

banken van het Eurosysteem, noch enig lid van hun

besluitvormende organen mag instructies vragen of

aanvaarden van enig ander orgaan. De instellingen en

organen van de Gemeenschap en de regeringen van

de lidstaten verplichten zich er toe dit beginsel te

eerbiedigen en niet te trachten de leden van

de besluitvormende organen van de ECB of van

de nationale centrale banken bij de uitvoering

van hun taken te beïnvloeden. Bovendien mag

het Eurosysteem geen len ingen verstrekken

aan Gemeenschapsorganen of nat iona le

overheidsinstanties. Dit ter verdere bescherming

tegen politieke inmenging. Het Eurosysteem beschikt

over alle instrumenten en bevoegdheden die nodig

zijn om een doelmatig monetair beleid te voeren. De

leden van de besluitvormende organen van de ECB

hebben lange ambtstermijnen en kunnen alleen dan

worden ontslagen wanneer sprake is van ernstig

tekortschieten of van handelingsonbekwaamheid bij

het uitvoeren van hun taken. De ECB heeft haar

eigen budget, onafhankelijk van dat van de Europese

Gemeenschap. Daarmee blijft het beheer van de ECB

afgescheiden van de financiële belangen van de

Gemeenschap.

Kapitaal van de ECB

Het kapitaal van de ECB komt niet van de Europese

Gemeenschap. De nat iona le centra le banken

schrijven in op, en storten, het kapitaal van de ECB.

Het aandeel van de l idstaat van de nationale

centrale bank in het bruto binnenlands product en

het bevolkingsaantal van de Europese Unie bepalen

het inschrijvingsbedrag van de betreffende nationale

centrale bank.

DE MONETA IREBELE IDSSTRATEG IE

VAN DE ECB

ALGEMENE BEG INSELEN

Het mandaat en de taak van monetair beleid

Zoals hierboven werd vermeld, kent het Verdrag tot

oprichting van de Europese Gemeenschap aan het

Eurosysteem de primaire taak toe van het handhaven

van prijsstabiliteit in het eurogebied. Meer in het

bijzonder bepaalt het Verdrag dat het hoofddoel van

het ESCB het handhaven van prijsstabiliteit is.

De opgave waar de ECB zich voor gesteld ziet, kan

als volgt worden omschreven: de Raad van Bestuur

van de ECB moet de verhoudingen op de geldmarkt,

en daarmee het kor terenten iveau , zodan ig

5.3

5BELE ID VAN DE ECB

Page 58: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

58

beïnvloeden dat de prijsstabiliteit op de middellange

termijn wordt gehandhaafd. Daarbij is sprake van een

grote mate van onzekerheid rond de economische

situatie en de vooruitzichten voor prijsstabiliteit.

Hieronder staan enkele hoofdkenmerken van een

succesvol monetair beleid.

Monetair beleid dient de inflatieverwachtingen

stevig te verankeren ...

Ten eerste zou het monetaire beleid aanzienlijk

effectiever zijn indien het de inflatieverwachtingen

stevig zou verankeren (zie tevens paragraaf 3.3). In dit

verband dienen centrale banken hun doelstellingen te

specificeren en uit te werken, een consistente en

systematische methode te hanteren voor het voeren van

monetair beleid, en duidelijk en open te communiceren.

Dit zijn kernelementen voor het verkrijgen van een

hoge mate van geloofwaardigheid, een noodzakelijke

voorwaarde voor het beïnvloeden van verwachtingen

van economische partijen.

... dient toekomstgeoriënteerd te zijn ...

Ten tweede, vanwege het feit dat het transmissieproces aan

vertragingen onderhevig is (zie Paragraaf 4.3), werken

monetairebeleidswijzigingen die nu worden ingevoerd

pas na enige kwartalen of zelfs jaren door in de prijzen. Dit

betekent dat centrale banken moeten onderzoeken welk

beleidsstandpunt moet worden ingenomen om de

prijsstabiliteit in de toekomst, wanneer de transmissie

heeft plaatsgevonden, te kunnen handhaven. In dit opzicht

moet het monetaire beleid vooruitkijken.

... zich te richten op de middellange termijn ...

Aangezien het monetaire beleid door de vertraagde

transmissie niet bij machte is op de korte termijn

onvoorz iene schokken voor het pr i j spe i l (d ie

bijvoorbeeld veroorzaakt worden door veranderingen

in de internationale grondstoffenprijzen of indirecte

belastingen) ongedaan te maken, kan enige volatiliteit

van de inflatie op de korte termijn niet voorkomen

worden (z ie ook Paragraa f 4 .4) . Daarnaast

i s er vanwege de complexe aard van het

monetairebeleidstransmissieproces altijd een hoge

mate van onzekerhe id rond de ef fecten van

economische schokken en monetair beleid. Om

deze redenen dient het moneta ire bele id een

middel langetermi jnor iëntat ie te hebben ter

voorkoming van buitensporig act iv isme en het

optreden van onnodige volat i l i te it in de reële

economie.

... en breed gefundeerd te zijn ...

Ten slotte heeft de ECB, net als elke andere centrale

bank, te kampen met een aanzienlijke onzekerheid,

onder andere ten aanzien van de betrouwbaarheid

van de economische indicatoren, de structuur van

de economie van het eurogebied en het

transmissiemechanisme van het monetaire beleid. Een

succesvol monetair beleid dient daarom breed

gefundeerd te zijn en rekening te houden met alle

relevante informatie teneinde de factoren te

doorgronden die bepalend zijn voor de economische

ontwikkelingen, en dient niet afhankelijk te zijn van één

enkel model van de economie.

De rol van de strategie: een uitgebreid kader

voor monetairebeleidsbeslissingen

De Raad van Bestuur van de ECB heeft een

monetairebeleidsstrategie goedgekeurd en bekend

gemaakt om op consistente en systematische

wijze monetairebeleidsbesl iss ingen te nemen.

Deze monetairebeleidsstrategie bel ichaamt de

bovengenoemde algemene beginselen teneinde de

opgaven waarvoor de centrale bank zich gesteld ziet, het

hoofd te bieden. De strategie bestaat uit een uitgebreid

kader waarbinnen besluiten omtrent het juiste niveau

van de korte rente kunnen worden genomen en aan het

publiek kenbaar kunnen worden gemaakt.

Het monetaire beleidmoet toekomstgerichtzijn …

HET MONETA IRE

Page 59: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

59

De hoofdelementen van de

monetairebeleidsstrategie van de ECB

Het eerste element van de monetairebeleidsstrategie

van de ECB is een kwantitatieve definitie van het

begrip prijsstabiliteit. Daarnaast schept de strategie

een kader dat garandeert dat de Raad van Bestuur

over a l le re levante in format ie en ana lyses

beschikt die nodig zi jn om op zodanige wijze

monetairebeleidsbesl iss ingen te nemen dat de

prijsstabiliteit op de middellange termijn gehandhaafd

blijft. De resterende paragrafen van dit hoofdstuk

bevatten een gedetailleerde beschrijving van deze

elementen.

DE KWANT ITAT IEVE DEF IN I T I E VAN

PR I J S STAB I L I TE I T

Hoofddoel

Het hoofddoe l van het Eurosys teem is het

handhaven van prijsstabiliteit in het eurogebied.

Zoals hierboven werd vermeld, is het garanderen

van stabiele prijzen de belangrijkste bijdrage die

door het monetaire beleid kan worden geleverd tot

het bereiken van een gunstig economisch klimaat en

een hoge participatiegraad. Zowel inflatie als deflatie

kan een maatschappij grote economische en sociale

schade berokkenen (zie met name Paragraaf 3.3).

Onverminderd het doe l van pr i j s s tab i l i te i t

ondersteunt het Eurosysteem tevens het algemene

economische beleid in de Europese Gemeenschap

en hande l t het in overeenstemming met de

beginselen van een openmarkteconomie , zoals

bepaald in het Verdrag tot opricht ing van de

Europese Gemeenschap.

De ECB heeft prijsstabiliteit in

kwantitatieve termen gedefinieerd

Hoewel het Verdrag du ide l i j k s te l t da t de

hoofddoelstelling van de ECB het handhaven van

prijsstabiliteit is, wordt niet precies aangegeven wat

daarmee bedoeld wordt. Ter nadere precisering van

deze doelstelling heeft de Raad van Bestuur van de

ECB in 1998 de volgende kwantitatieve definitie

opgesteld: “Prijsstabiliteit wordt gedefinieerd als een

jaar l i j k se s t i j g ing van de Geharmon i seerde

Consumptieprijsindex (HICP) voor het eurogebied

met minder dan 2%. Prijsstabiliteit moet worden

gehandhaafd op de middellange termijn.” In 2003

verduidelijkte de Raad van Bestuur verder dat,

binnen de definit ie , gestreefd wordt naar het

handhaven van de inflatie onder maar “dicht bij 2%

op de middellange termijn”.

De definitie zorgt voor verankering van de

inflatieverwachtingen en draagt bij aan de

transparantie van en verantwoording door

de ECB

De Raad van Bestuur heeft om een aantal redenen

bes loten een kwant i t a t i eve de f in i t i e van

prijsstabiliteit bekend te maken. Door duidelijk te

maken hoe de Raad van Bestuur de door het

Verdrag opgedragen doelstel l ing interpreteert

draagt de definitie ten eerste bij tot nader begrip

van het moneta i rebe le idskader (omdat het

monetaire beleid hierdoor doorzichtiger wordt).Ten

tweede verschaft de definitie van prijsstabiliteit een

maatstaf aan de hand waarvan het publiek de ECB

ter verantwoording kan roepen. In het geval dat de

pri jsontwikkel ing afwi jkt van de def in it ie van

prijsstabiliteit, zou de ECB worden gevraagd een

verklaring te geven voor dergelijke afwijkingen en

uit te leggen hoe zij de prijsstabiliteit denkt te

herstellen binnen een aanvaardbare tijdsperiode.Ten

slotte biedt de definitie een richtsnoer voor het

publiek, dat in staat wordt gesteld haar eigen

verwachtingen te vormen met betrekking tot

de toekomst ige pr i j sontwikkel ing (z ie tevens

Kader 3.2).

5De definitie van prijsstabiliteitbiedt burgers een richtsnoeren stelt hen in staat huneigen verwachtingen overtoekomstige prijsontwikkelingente vormen.

BELE ID VAN DE ECB

Page 60: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

60

Het voorbereidende werk voor de samenstelling van de

HICP voor het eurogebied wordt verricht door de

Europese Commissie (Eurostat), in nauwe samenwerking

met de nat ionale bureaus voor de stat ist iek. Als

belangrijke gebruikers zijn de ECB en haar voorloper, het

EMI, hierbij intensief betrokken geweest. De door

Eurostat gepubliceerde gegevens met betrekking tot de

HICP zijn beschikbaar vanaf januari 1995.

Op basis van de aan de consumptieve bestedingen

toegekende gewichten voor 2007, bedroeg het aandeel van

goederen in de HICP 59,1% en het aandeel van diensten

40,8% (zie onderstaande Tabel). Een uitsplitsing van de

totale HICP in afzonderlijke componenten geeft een

duidelijker inzicht in de verschillende economische

factoren die van invloed zi jn op de consumptie-

prijsontwikkeling. Zo houden ontwikkelingen in de

energiepri jscomponent nauw verband met het

oliepri jsbeloop. De prijzen voor voedingsmiddelen

worden uitgesplitst naar bewerkte en onbewerkte

voedingsmiddelen omdat de prijzen voor de laatste

categorie bijvoorbeeld sterk worden beïnvloed door

weersomstandigheden en seizoengebonden factoren die

minder doorwerken in de pri jzen van bewerkte

voedingsmiddelen. De dienstenprijzen worden uitgesplitst

in vijf componenten die, vanwege de verschil lende

marktomstandigheden, verschil len vertonen in hun

respectieve beloop.

Harmonisatie en statistische verbeteringen gericht op

verbetering van de nauwkeurigheid, betrouwbaarheid en

tijdigheid, hebben de HICP tot een internationaal erkende

pri js index van hoge kwaliteit gemaakt en tot een

indicator die brede vergelijkingen tussen landen mogelijk

maakt. Op verschillende gebieden worden echter nog

verbeteringen aangebracht.

Kenmerken van de definitie:

gerichtheid op het eurogebied als geheel

Met betrekking tot de definitie van prijsstabiliteit kan het

volgende worden opgemerkt.Ten eerste heeft de ECB een

mandaat voor het gehele eurogebied. Dienovereenkomstig

wordt de prijsstabiliteit beoordeeld op basis van

prijsontwikkelingen in het eurogebied als geheel,

hetgeen er op duidt dat beslissingen betreffende het

gemeenschappelijke monetaire beleid er op zijn gericht

prijsstabiliteit te bereiken in het eurogebied als geheel.

Deze gerichtheid op het eurogebied als geheel is een

vanzelfsprekend gevolg van het feit dat, binnen een

monetaire unie, het monetaire beleid slechts het

gemiddelde geldmarktrenteniveau in het gebied kan

sturen, d.w.z. het kan geen verschillende rentetarieven

voor verschi l lende regio’s van het eurogebied

hanteren.

De HICP

De definitie noemt tevens een specifieke prijsindex –

namelijk de HICP voor het eurogebied – als de index die

wordt gebruikt ter beoordeling of prijsstabiliteit al dan niet

is bereikt. Het gebruik van een brede prijsindex garandeert

de transparantie van het streven van de ECB om volledige

en effectieve bescherming te bieden tegen verminderingen

van de koopkracht van geld (zie ook Paragraaf 3.2). De

HICP, die wordt gepubliceerd door Eurostat, het Bureau

voor de Statistiek van de Europese Unie, is de belangrijkste

maatstaf voor de prijsontwikkeling in het eurogebied. Deze

geharmoniseerde index wordt in alle landen van het

eurogebied gebruikt, waardoor het mogelijk wordt de

prijsontwikkeling in verschillende landen met elkaar te

vergelijken. De HICP is de index die het sterkst de

veranderingen benadert die de prijs van een representatief

mandje van consumptiegoederen in het eurogebied in de

loop van de tijd ondergaat. (zie Kader 5.3).

KADER 5.3 DE SAMENSTELLING EN KENMERKEN VAN DE HICP

HET MONETA IRE

Page 61: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

61

5TABEL : GEWICHTEN VAN DE

BELANGR I JKSTE H ICP -COMPONENTEN

VOOR HET EUROGEB IED VOOR 2007

Totale index 100,0

Goederenprijzen 59,1*

Onbewerkte voedingsmiddelen 7,6

Bewerkte voedingsmiddelen 11,9

Industriële goederen met

uitzondering van energie 30,0

Energie 9,8

Diensten 40,8

Diensten inzake huisvesting 10,2

Vervoer 6,4

Communicatie 3,1

Recreatie en persoonlijke diensten 14,4

Diversen 6,7

* Totalen kunnen door afronding enigszins verschillen. Bron: Eurostat

Redenen voor het nastreven van een

inflatiepercentage van onder maar dicht bij 2%

Door te verwijzen naar “een stijging van de HICP van

minder dan 2%”, maakt de definitie duidelijk dat

zowel een inflatie van boven 2% als deflatie (d.w.z. een

daling van het prijspeil) niet in overeenstemming is

met prijsstabiliteit. In dit verband duidt de expliciete

indicatie door de ECB dat zij beoogt de inflatie op een

niveau onder maar dicht bij 2% te houden op haar

streven een adequate marge te verschaffen ter

voorkoming van de risico‘s van deflatie (zie Paragraaf

3.1 en tevens Kader 5.4).

Door zich te richten op “een stijging van de HICP

van minder dan, maar dicht bij 2%” houdt de

ECB tevens rekening met een mogelijke meetfout

in de HICP en de eventue le impl icat ies van

inflatieverschillen in het eurogebied.

KADER 5.4 EEN VEILIGHEIDSMARGE TEGEN DEFLATIE

Door te verwijzen naar een “stijging van de HICP

van minder dan, maar dicht bij 2%”, houdt de ECB

rekening met de mogelijke gevolgen van deflatie.

Hoewel de kosten van deflatie voor de economie

vergelijkbaar zijn met die van inflatie, is het van groot

belang dat deflatie wordt voorkomen omdat, wanneer

er sprake van is, deze ingeworteld zou kunnen

raken als gevolg van het feit dat de nominale

rentetarieven niet onder nul kunnen dalen aangezien

normaal gesproken niemand bereid is geld uit te

lenen aan iemand anders wanneer hij/zij verwacht na

een bepaalde periode minder geld terug te krijgen.

In een deflatoir klimaat zou monetair beleid daarom

mogelijk in staat kunnen blijken met behulp van het

rente-instrument de totale vraag in voldoende mate

te stimuleren. Iedere poging om de nominale rente

onder nul te krijgen, zou mislukken, aangezien het

publiek een voorkeur voor contant geld zou hebben

in plaats van het tegen een negatieve rente uit te

lenen of in deposito te houden. Hoewel sommige

monetairebeleidsmaatregelen zelfs wanneer de

nominale rente nul is, nog steeds kunnen worden

ui tgevoerd , bestaat geen vol led ige zekerhe id

omtrent de effectiv iteit van deze alternatieve

be le idsmaatrege len . Het verd ient daarom de

voorkeur een veiligheidsmarge tegen deflatie te

hebben in het monetaire beleid.

BELE ID VAN DE ECB

Page 62: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

62

Een economie i s voor tdurend onderhev i g aan

grotendeels niet te voorziene schokken die tevens van

invloed zijn op de prijsontwikkeling. Tegelijkertijd

kan het monetaire beleid alleen met aanzienlijke

vertraging invloed uitoefenen op de prijsontwikkeling.

Deze vertragingen zijn bovendien variabel en zijn, net

als de meeste economische relaties, hoogst onzeker.

Tegen deze achtergrond is het voor een centrale bank

onmoge l i j k de in f l a t i e a l t i j d op en ig spec i f i ek

streefcijfer te houden of deze zelfs maar, in zeer korte

tijd, naar een gewenst niveau terug te brengen. Het

monetaire beleid dient in plaats daarvan op een op de

toekomst gerichte wijze te handelen en kan uitsluitend

prijsstabiliteit handhaven over langere tijdsperioden.

Dit is de kern van de middellangetermijnoriëntatie van

de ECB.

De middellangetermijnoriëntatie behoudt met opzet

enige flexibil iteit met betrekking tot het exacte

tijdshorizon. Dit is het gevolg van het feit dat het niet

raadzaam is om vooraf een gespecificeerde, vaste

tijdshorizon voor de monetairebeleidsvoering vast te

stellen, aangezien het transmissiemechanisme zich over

een variabele, onzekere tijdsperiode uitstrekt. Een

buitensporig agressieve beleidsreactie om prijsstabiliteit

in een korte tijdsperiode te herstellen zou in dat

soort omstandigheden het risico met zich meebrengen

van significante kosten in termen van volatiliteit in

productie en werkgelegenheid die, over een langere

tijdshorizon, ook de prijsontwikkeling zou kunnen

beïnvloeden. In dergelijke gevallen, zo wordt algemeen

erkend, is een geleidelijke monetairebeleidsreactie

passend om zowel onnodig hoge volatiliteit in de reële

bedrijvigheid te vermijden als de prijsstabiliteit over een

langere tijdshorizon te handhaven. Aldus geeft de

middel langetermi jnor iëntat ie de ECB tevens de

flexibiliteit die nodig is om op passende wijze te

kunnen reageren op de verschillende economische

schokken die kunnen plaatsvinden. Tegelijkertijd dient

het duidelijk te zijn dat de ECB, achteraf gezien, slechts

ter verantwoording kan worden geroepen voor de

trends in de inflatie.

De middellangetermijnoriëntatie

Een fundamenteel aspect van het monetaire beleid van

de ECB, ten slotte, is dat het beleid erop is gericht

prijsstabiliteit “op de middellange termijn” na te

streven. Zoals hierboven reeds werd uiteengezet,

komt hierin de consensus tot uiting dat het monetaire

beleid de prijs- en inflatieontwikkeling op de korte

termi jn van een paar weken of maanden niet

nauwkeuriger kan, of moet willen kunnen beïnvloeden

(zie ook Paragraaf 4.4). De prijzen worden pas na enige

tijd door een monetairebeleidswijziging beïnvloed,

terwijl de uiteindelijke mate van beïnvloeding niet met

zekerheid kan worden vastgesteld. Dit betekent dat het

monetaire beleid niet alle onvoorziene verstoringen van

het prijspeil teniet kan doen. Op de korte termijn

i s en ige volat i l i te i t van het in f la t iepe i l dus

onvermijdelijk.

DE TWEE PIJLERS VAN DE

MONETAIREBELEIDSSTRATEGIE VAN DE ECB

Het op twee pijlers gebaseerde kader is een

instrument voor het ordenen van gegevens ...

De benadering van de ECB ten aanzien van de ordening,

evaluatie en onderlinge toetsing van de gegevens die

relevant zijn voor de beoordeling van de risico‘s voor

pri jsstabi l i te it is gebaseerd op twee analyt ische

perspectieven, de zogenoemde “twee pijlers”.

KADER 5 .5 DE MIDDELLANGETERMI JNOR IËNTAT IE VAN HET MONETA IRE BELE ID VAN DE ECB

HET MONETA IRE

Page 63: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

63

... gebaseerd op twee analytische perspectieven ...

Volgens de strategie van de ECB worden

monetairebeleidsbeslissingen gebaseerd op een

veelomvattende analyse van de risico‘s voor prijsstabiliteit.

Deze analyse wordt uitgevoerd op grond van twee elkaar

aanvullende perspectieven ten aanzien van de bepaling van

de prijsontwikkeling. Het eerste perspectief richt zich op

de beoordeling van de onderliggende factoren die het

korte- tot middellangetermijnbeloop van de

prijsontwikkeling bepalen, waarbij primair wordt gekeken

naar de reële bedrijvigheid en de financieringsvoorwaarden

in de economie. Het houdt rekening met het feit dat de

prijsontwikkeling over deze tijdshorizons grotendeels

wordt beïnvloed door de wisselwerking tussen vraag en

aanbod in de goederen-, diensten- en factormarkten (zie

ook Paragraaf 4.4). De ECB noemt dit de “economische

analyse”. Het tweede perspectief, dat bekend staat als de

“monetaire analyse”, richt zich op de langere termijn,

gebruik makend van het verband op de lange termijn tussen

de geldhoeveelheid en de prijzen (zie ook Paragraaf 4.5).

De monetaire analyse dient voornamelijk als middel voor

de onderlinge toetsing, vanuit een perspectief op de

middellange tot lange termijn, van de korte- tot

middellangetermijnindicaties voor het monetaire beleid die

uit de economische analyse worden afgeleid.

... om er zeker van te zijn dat geen relevante

gegevens verloren gaan

De op twee pijlers gebaseerde benadering is zo ontworpen

dat verzekerd wordt dat bij de beoordeling van de

risico’s voor prijsstabiliteit alle relevante gegevens worden

gebruikt, en dat de juiste hoeveelheid aandacht wordt

besteed aan de verschillende perspectieven en het

onderling toetsen van gegevens teneinde te komen tot een

algemene beoordeling van de risico‘s voor prijsstabiliteit.

De tweepijlerbenadering is een middel om de idee van een

gediversifieerde analyse aan het grote publiek over te

brengen en robuuste, op verschillende analytische

perspectieven gebaseerde besluitvorming zeker te stellen.

DE ECONOMISCHE ANALYSE

De analyse van de korte- tot middellange-

termijnrisico’s voor prijsstabiliteit ...

De economische analyse richt zich primair op de

beoordeling van de huidige economische en financiële

ontwikkelingen en de daaruit voortvloeiende korte- tot

middellangetermijnrisico‘s voor prijsstabiliteit. De

economische en financiële variabelen die het onderwerp

vormen van deze analyse omvatten, bijvoorbeeld

ontwikkel ingen in de algehele product ie , de

geaggregeerde vraag en de componenten daarvan,

begrotingsbeleid, kapitaal, de arbeidsmarktsituatie, een

breed scala van pri js- en kostenindicatoren,

ontwikkelingen in de wisselkoers, de mondiale economie,

en de betalingsbalans van het eurogebied, de financiële

markten, en de balansposities van de verschillende

sectoren in het eurogebied. Al deze factoren

komen van pas bij het beoordelen van de dynamiek van

de reële bedrijvigheid en het waarschijnlijke beloop van

de prijzen vanuit het perspectief van de wisselwerking

tussen vraag en aanbod in de goederen-, diensten- en

factormarkten over kortere tijdshorizons (zie ook

Paragraaf 4.4).

... draagt bij aan het in kaart brengen

van de schokken ...

In deze analyse wordt gepaste aandacht besteed aan de

noodzaak de schokken die de economie beïnvloeden

in kaart te brengen, evenals hun effecten op het

beloop van kosten en pri jzen en de korte- tot

middellangetermijnvooruitzichten voor hun doorwerken

in de economie. De juiste monetairebeleidsreactie op de

inflatoire gevolgen van een tijdelijke stijging van de

internationale olieprijs kan bijvoorbeeld verschillen

van een passend antwoord op hogere inflatie als gevolg

van de impl icat ies voor de arbeidskosten van

loonsti jg ingen die niet door productiviteitsgroei

gerechtvaardigd worden. De eerste heeft waarschijnlijk

5De prijsontwikkeling wordtgrotendeels beïnvloed doorde wisselwerking tussenvraag en aanbod in degoederen-, diensten- enfactormarkten.

BELE ID VAN DE ECB

Page 64: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

64

HET MONETA IRE

In het kader van haar economische analyse richt de ECB

zich primair op de beoordeling van de huidige

economische en financiële ontwikkelingen en de daaruit

voortvloeiende korte- tot middellangetermijnrisico‘s

voor prijsstabiliteit.

Wat betreft de analyse van de reële economische

factoren, analyseert de ECB regelmatig de ontwikkelingen

van de totale productie , van de vraag- en de

arbeidsmarktverhoudingen en van een brede reeks prijs-

en kostenindicatoren, en van het begrotingsbeleid, alsook

de betalingsbalans voor het eurogebied.

Zo worden, voor wat de prijs- en kostenontwikkelingen

betreft, naast de HICP en zijn componenten, de

prijsontwikkelingen in de industriële sector, afgemeten aan

de hand van producentenprijzen, geanalyseerd, aangezien

wijzigingen van de productiekosten kunnen doorwerken in

de consumptieprijzen. De arbeidskosten, die een belangrijk

onderdeel vormen van de algehele productiekosten,

hebben een aanzienlijke invloed op de prijsvorming.

Statistieken met betrekking tot de arbeidskosten

verschaffen ook informatie over het concurrentievermogen

van de economie van het eurogebied.

Ten tweede bevatten indicatoren voor de productie en de

vraag (de nationale rekeningen, kortetermijnstatistieken

voor de bedrijvigheid in de industrie en de dienstensector,

orders, en kwaliteitsenquêtes) informatie over de

conjuncturele fase van de economie, wat weer relevant is

voor de analyse van de toekomstige prijsontwikkeling.

Bovendien zijn arbeidsmarktgegevens (over de

werkgelegenheid, de werkloosheid, vacatures en de

participatiegraad) van belang bij het volgen van

conjuncturele ontwikkelingen en het beoordelen van

structurele veranderingen in het functioneren van de

economie van het eurogebied. Daarnaast neemt de

overheidssector een aanzienlijk deel van de economische

bedrijvigheid voor zijn rekening; informatie over zowel

financiële als niet-financiële overheidsrekeningen is

onontbeerlijk.

Ten derde bevatten de betalingsbalansstatistieken, naast

statistieken met betrekking tot de buitenhandel, informatie

over de ontwikkeling van de in- en uitvoer die via het

effect op de vraagverhoudingen de inflatoire druk kan

beïnvloeden. Met behulp van deze gegevens kunnen ook

de prijzen van de buitenhandel – die op dit moment

benaderd worden door indices voor de waarde per

uitvoer- en invoereenheid – gevolgd worden. Deze

indices dragen bij tot de beoordeling van met name het

mogelijke effect op de invoerprijzen van

wisselkoersschommelingen en veranderingen in de prijzen

van grondstoffen (zoals olie). Samengevat dragen deze

indicatoren bij aan het beoordelen van ontwikkelingen in

de totale vraag, het totale aanbod en de bezettingsgraad.

Ook de ontwikkeling van de indicatoren voor de financiële

markten en de activaprijzen wordt nauwlettend gevolgd.

De schommelingen in de activaprijzen kunnen de

prijsontwikkelingen beïnvloeden via inkomens- en

vermogenseffecten.Wanneer de aandelenkoersen stijgen,

neemt bijvoorbeeld het vermogen van huishoudens die

aandelen bezitten toe, waardoor zij kunnen besluiten

meer consumptieve bestedingen te doen. Hierdoor stijgt

de vraag naar consumptiegoederen, waardoor de

binnenlandse inflatie onder druk kan komen te staan.

Omgekeerd kunnen deze huishoudens hun consumptieve

bestedingen reduceren wanneer de aandelenkoersen

zakken. Een verdere mogelijkheid waarop activaprijzen de

KADER 5 .6 REËLE ECONOMISCHE EN F INANCIËLE INDICATOREN

Page 65: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

65

5BELE ID VAN DE ECB

totale vraag kunnen beïnvloeden is via de waarde van

onderpand die kredietnemers in staat stelt meer leningen

te verkrijgen en/of de door de kredietverleners/

banken berekende risicopremies te verlagen.

Kredietverleningsbeslissingen worden vaak in hoge mate

beïnvloed door het bedrag aan onderpand.Als de waarde

van het onderpand zakt, zullen leningen duurder worden

of zelfs moeilijk meer te verkrijgen zijn, met als gevolg dat

de bestedingen en daarmee de vraag zullen afnemen.

Uit activaprijzen en het rendement op financiële titels

kunnen ook de verwachtingen van de financiële markten

ten aanzien van de toekomstige prijsontwikkeling

worden afgelezen. De impliciete verwachtingen van

financiëlemarktdeelnemers omtrent toekomstige

rentetarieven en prijzen komen bijvoorbeeld tot uiting in

hun aan- en verkopen van obligaties (zie ook Kader 3.2).

Met behulp van diverse technieken kan de ECB financiële

koersen analyseren om daaruit de impliciete

verwachtingen van de markten ten aanzien van

toekomstige ontwikkelingen te distilleren. Activamarkten,

en dus activaprijzen, zijn per definitie toekomstgericht.

Veranderingen in de activaprijzen zijn daarom grotendeels

het gevolg van “nieuws” – informatie over ontwikkelingen

die de financiële markten niet hadden voorzien. In dit

opzicht kan het volgen van de activaprijzen ertoe

bijdragen de schokken te bepalen die thans een impact op

de economie hebben, waaronder schokken die de

verwachtingen betreffende toekomstige economische

ontwikkelingen beïnvloeden. Door financiële markten te

analyseren, kan tevens statistische informatie betreffende

financiëleactivaprijzen uit verschillende bronnen worden

beoordeeld. Daarnaast verzamelt de ECB zelf bepaalde

statistische gegevens.

Ook wisselkoersontwikkelingen worden nauwgezet

ontleed op hun implicaties voor de prijsstabiliteit.

Wisselkoersschommelingen hebben door hun effect op de

invoerprijzen een directe invloed op de prijsontwikkeling.

Hoewel het eurogebied een relatief gesloten economie is

vergeleken met die van de individuele lidstaten,

beïnvloeden de invoerprijzen de binnenlandse

producenten- en consumptieprijsontwikkelingen wel

degelijk. Door veranderingen in de wisselkoers kan ook de

prijsconcurrentiekracht van binnenlands geproduceerde

goederen op de internationale markten veranderen,

waardoor de vraag en mogelijk ook de toekomstige

prijsontwikkeling beïnvloed wordt.

een kortstondige toename van de inflatie tot gevolg die

al snel weer kan vervluchtigen. Een dergelijke schok

vormt, mits die niet tot hogere inflatieverwachtingen

leidt, nauwelijks een bedreiging voor de prijsstabiliteit op

de middellange termijn. In het geval van buitensporige

loonstijgingen bestaat het gevaar dat een zichzelf in stand

houdende spiraal van hogere kosten, hogere prijzen en

hogere looneisen ontstaat. Om dit te voorkomen kan

een krachtige monetairebeleidsreactie waarmee de

centrale bank haar vaste voornemen bevestigt om

pri jsstabi l i te it te handhaven, waardoor de

inflatieverwachtingen gestabiliseerd worden, de beste

respons zijn. Om de juiste besluiten te kunnen nemen

moet de Raad van Bestuur een gedegen kennis hebben

van de economische toestand van het moment en op de

hoogte zijn van de specifieke aard en omvang van de

economische verstoringen die de pri jsstabi l i te it

bedreigen.

Page 66: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

66

Met het gebruik van het woord “projectie” wordt

onderstreept dat de gepubliceerde projecties de

uitkomst zijn van een scenario dat gebaseerd is op

een reeks technische aannames. Zo zi jn de

Eurosysteem-projecties sinds juni 2006 gebaseerd op

de technische aanname dat de korte rente zich zal

bewegen overeenkomstig de marktverwachtingen in

plaats van constant za l b l i jven gedurende de

projectieperiode, zoals eerder werd aangenomen.

Hoewel dergelijke projecties vaak worden gebruikt

om de degenen die de monetaire-beleidsbeslissingen

nemen zo goed mogelijk te informeren over de

uitkomsten van mogelijke toekomstige scenario's,

betekent dit niet noodzakelijkerwijs dat het [gekozen]

scenario zich zal concretiseren.

De door medewerkers van het Eurosysteem

samengestelde macro-economische inflatieprojecties

moeten daarom in geen geval gezien worden als

twijfel aan het vaste voornemen van de Raad van

Bestuur om de prijsstabiliteit op de middellange

termijn te handhaven. Betrokkenen bij het loon- en

prijsvormingsproces (d.w.z. de overheid, bedrijven en

huishoudens) zouden moeten vertrouwen op de

door de ECB gegeven kwantitatieve definitie van de

prijsstabiliteit en streven naar een inflatie onder, maar

dicht bij 2 % als zijnde de beste prognose van de

prijsontwikkeling op de middellange tot lange termijn.

Hoewel de macro-economische projecties nuttig zijn,

hebben zij hun beperkingen. Ten eerste hangt de

uiteindelijke projectie voor een groot deel af van het

onderliggende conceptuele kader en de gebruikte

technieken. Aangezien een dergelijk kader altijd

een vereenvoudiging inhoudt van de werkelijkheid,

kunnen de hoofdzaken die van belang zijn voor het

monetaire beleid soms worden verwaarloosd. Ten

tweede kunnen economische projecties slechts een

summiere beschrijving van de economie geven,

waardoor zij in sommige gevallen niet alle relevant

informatie bevatten. Met name belangrijke informatie,

zoals de informatie die in monetaire aggregaten

besloten ligt, kan niet gemakkelijk in het voor de

projecties gebruikte kader worden geïntegreerd;

bovendien kan de informatie veranderen nadat de

projecties zijn afgerond. Op de derde plaats is het

onvermijdelijk dat de meningen van de deskundigen in

de projecties doorwerken; er kan een goede reden zijn

om het met bepaalde meningen niet eens te zijn.Ten

vierde zijn projecties altijd gebaseerd op bepaalde

aannames – met betrekking tot bijvoorbeeld de

ol iepri js of de wisselkoers – die aan snel le

veranderingen onderhevig kunnen zijn, waardoor de

projecties niet meer actueel zijn.

Vanwege al deze beperkingen spelen de door de

medewerkers opgestelde macro-economische projecties

een belangrijke, maar niet allesomvattende rol in de

monetairebeleidsstrategie van de ECB. De Raad van

Bestuur evalueert deze projecties, tezamen met een

grote hoeveelheid andere informatie en analyses waarin

het uit twee pijlers bestaande kader voorziet. Deze

omvatten de monetaire analyse en analyses van de

financiële koersen, individuele maatstaven en de

prognoses van andere instellingen. De Raad van Bestuur

neemt geen verantwoorde-lijkheid voor de projecties,

en gebruikt de door medewerkers samengestelde

projecties ook niet als enige instrument voor het

organiseren en communiceren van zijn beoordeling.

KADER 5.7 MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED

HET MONETA IRE

Page 67: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

5

67

... en omvat macro-economische projecties

In het kader van de economische analyse spelen

de door medewerkers van het Eurosysteem

samengestelde macro-economische projecties een

belangrijke rol. De projecties, die door de medewerkers

worden opgesteld, helpen een groot deel van de

economische gegevens vorm te geven en samen te

vatten, en zorgen voor consistent ie tussen de

verschillende bronnen van economische gegevens.Wat

dit betreft vormen zij een essentieel element in

het aanscherpen van de beoordel ing van de

economische vooruitz ichten en de korte- tot

middellangetermijnschommelingen van de inflatie rond

haar trend.

KADER 5 .8 MONETA IRE AGGREGATEN

Aangezien veel verschillende financiële activa nauwe substituten

voor elkaar vormen, en de aard en de kenmerken van financiële

activa, transacties en betalingsmethodes in de tijd variëren, is het

niet altijd duidelijk hoe de geldhoeveelheid zou moeten worden

gedefinieerd en welke financiële activa in een bepaalde definitie

van de geldhoeveelheid begrepen zouden moeten worden.

Daarom definiëren en volgen centrale banken meestal een

aantal monetaire aggregaten.

De door de ECB gehanteerde definities van de monetaire

aggregaten van het eurogebied zijn gebaseerd op geharmoniseerde

definities van de geldscheppende en geldaanhoudende sectoren,

alsmede op de categorieën van passiva van monetaire financiële

instellingen (MFI’s). De geldscheppende sector omvat de in het

eurogebied gevestigde MFI’s. De geldaanhoudende sector omvat alle

in het eurogebied gevestigde niet-MFI’s, met uitzondering van de

centraleoverheidssector.

Op basis van conceptuele overwegingen en empirisch onderzoek,

en in overeenstemming met internat iona le methodes

dienaangaande , heeft het Eurosysteem een eng (M1), een

“intermediair” (M2) en een ruim (M3) monetair aggregaat

gedefinieerd. Deze aggregaten verschillen al naar gelang de

liquiditeit van de activa die zij omvatten.

M1 omvat chartaal geld, dat wil zeggen bankbiljetten en munten,

alsook balansen die op ieder moment in chartaal geld kunnen

worden omgezet of voor girale betalingen gebruikt kunnen

worden, zoals girale deposito‘s.

M2 omvat M1 alsmede deposito’s met een vaste looptijd tot en met

twee jaar of met een opzegtermijn tot en met drie maanden. Deze

deposito’s kunnen omgezet worden in componenten van het enge

geldbegrip, maar zijn mogelijk onderhevig aan beperkingen zoals

een opzegtermijn, boetes en kosten.

M3 omvat M2 en verhandelbare , door in het eurogebied

gevestigde MFI‘s uitgegeven, instrumenten. Deze verhandelbare

ins t rumenten z i jn repo ’s , aande len /par t i c ipa t ies in

geldmarktfondsen en schuldbewijzen met een looptijd tot en met

twee jaar (waaronder geldmarktpapier). Door hun hoge mate van

liquiditeit en prijszekerheid vormen deze instrumenten nauwe

substituten voor deposito‘s. Doordat ook deze instrumenten in

het ruime monetaire aggregaat begrepen zijn, wordt dit aggregaat

minder beïnvloed door substitutie tussen de diverse soorten

liquide activa dan de engere geldbegrippen en is het daarom

stabieler.

De door ingezetenen van het eurogeb ied aangehouden,

in vreemde valuta luidende , l iquide activa kunnen nauwe

substituten vormen voor in euro luidende activa. Daarom

omvatten de monetaire aggregaten dergelijke activa wanneer

zi j aangehouden worden bij in het eurogebied gevestigde

MFI’s.

BELE ID VAN DE ECB

Page 68: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

68

De prominente rol van de geldhoeveelheid in de

strategie van de ECB komt tot uit ing in de

aankondiging van een referentiewaarde voor de groei

van het ruime monetaire aggregaat M3. De keuze voor

M3 is gebaseerd op het bewijs, geschraagd door

verschi l lende empirische onderzoeken, dat dit

aggregaat de gewenste eigenschappen van een stabiele

geldvraag en eigenschappen als voorlopende indicator

voor de toekomstige pri jsontwikkel ing in het

eurogebied bezit. De referentiewaarde is zodanig

gesteld dat zij overeenkomt met het handhaven van

prijsstabil iteit. Onder normale omstandigheden

zouden aanzienlijke of langdurige verschillen tussen de

geldgroei en de referentiewaarde aangeven dat zich

risico‘s voordoen voor de prijsstabiliteit op de

middellange termijn.

De referentiewaarde wordt afgeleid uit de verhouding

tussen de geldgroei (�M), de inflatie (�P), de reële

bbp-groei (�YR) , en veranderingen in de

omloopsnelheid (�V). Volgens deze identiteit, die

bekend staat als de “kwantiteitsvergelijking”, is de

mutatie in de geldhoeveelheid in een economie gelijk

aan de mutatie in de nominale transacties (benaderd

door de mutatie in het reële bbp plus de mutatie in het

prijsniveau) minus de mutatie in de omloopsnelheid

(zie ook Kader 4.3). Deze laatste kan gedefinieerd

worden als de snelheid waarmee geld tussen

verschillende houders circuleert en geeft dus aan

hoeveel geld benodigd is om een bepaald niveau van

nominale transacties mogelijk te maken.

�M = �YR + �P – �V

De referentiewaarde belichaamt de definitie van

prijsstabiliteit als een stijging van de HICP voor het

eurogebied van minder dan 2% per jaar. Daarnaast is de

referentiewaarde gebaseerd op aannames voor de

middellange termijn ten aanzien van de mogelijke

productiegroei en de trend van de omloopsnelheid van

M3. In 1998 werd aangenomen dat de reële-bbp-groei

voor het eurogebied op de middellange termijn 2–2½ %

per jaar zou bedragen, een cijfer waarin ramingen van

zowel internationale organisaties als de ECB tot uiting

kwamen. Via diverse benaderingen werd de aanname

omtrent de omloopsnelheid afgeleid, waarbij rekening

gehouden werd met eenvoudige trends alsook de

informatie die in complexere geldvraagmodellen besloten

ligt.Tezamen wezen de uitkomsten van deze berekeningen

op een daling van de omloopsnelheid van M3 van ½–1 %

per jaar. Op basis van deze aannames werd de

referentiewaarde van de ECB in december 1998 door de

Raad van Bestuur op 4½ % op jaarbasis gesteld, en deze

bleef sindsdien ongewijzigd. De Raad van Bestuur

controleert de validiteit van de voorwaarden en aannames

die aan de referentiewaarde ten grondslag liggen

voortdurend en communiceert veranderingen in deze

onderliggende aannames zodra deze noodzakelijk worden.

KADER 5 .9 : DE DOOR DE ECB GEHANTEERDE REFERENT IEWAARDE

VOOR DE GROEI VAN DE GELDHOEVEELHE ID

MONETAIRE ANALYSE

De geldhoeveelheid biedt een nominaal anker

Van de verzameling van geselecteerde sleutel-indicatoren

die zij nauwlettend volgt en bestudeert, geeft de ECB de

geldhoeveelheid een centrale rol. Deze beslissing werd

genomen ter erkenning van het feit dat monetaire groei en

HET MONETA IRE

Page 69: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

inflatie op de middellange tot lange termijn zeer nauw

verband houden (zie ook Paragraaf 4.5). Deze algemeen

erkende relatie voorziet het monetaire beleid van een

stevig en betrouwbaar nominaal anker dat verder gaat dan

de tijdshorizons die gebruikelijkerwijs worden gehanteerd

om inflatievoorspellingen samen te stellen. Het toekennen

van een vooraanstaande rol aan de geldhoeveelheid in de

strategie was daarom tevens een middel om de

middellangetermijnoriëntatie ervan te versterken. Het

nemen van beleidsbeslissingen en het evalueren van hun

consequenties niet alleen op basis van kortetermijn-

indicaties die voortvloeien uit de analyse van de economische

en financiële situatie maar tevens op basis van overwegingen

inzake de geldhoeveelheid en liquiditeit, stelt een centrale

bank in staat verder te kijken dan de voorbijgaande invloed

van de verschillende schokken en niet toe te geven aan de

verleiding van een activistischer koers.

De referentiewaarde voor de groei van de

geldhoeveelheid

Teneinde uitdrukking te geven aan de belangrijke rol die

zij monetaire analyse toekent en een maatstaf te bieden

voor de beoordeling van monetaire ontwikkelingen, heeft

de ECB een referentiewaarde voor het ruime monetaire

aggregaat M3 aangekondigd (zie Kader 5.9).

Deze referentiewaarde (die in 1998 op een waarde van

4 1⁄2 % werd gesteld) verwijst naar het groeitempo van

M3 op jaarbasis dat wordt beschouwd als zijnde

verenigbaar met prijsstabiliteit op de middellange

termijn. De referentiewaarde vormt derhalve een ijkpunt

voor de analyse van de informatie-inhoud van de

monetaire ontwikkelingen in het eurogebied. Gezien de

middellange- tot langetermijnaard van het monetaire

perspectief, bestaat er echter geen direct verband

tussen korte termijn monetaire ontwikkelingen en

monetairebeleidsbeslissingen. Het monetaire beleid

reageert derhalve niet mechanistisch op afwijkingen van

de M3-groei van de referentiewaarde.

Analyse van bijzondere factoren

Eén reden daarvoor is dat monetaire ontwikkelingen

soms beïnvloed kunnen worden door “bijzondere” factoren

die het gevolg zijn van institutionele veranderingen, zoals

een wijziging in de manier waarop rente-inkomsten of

vermogenswinst fiscaal worden behandeld. Door dergelijke

factoren kunnen huishoudens en bedrijven besluiten hun

geld elders uit te zetten wanneer het rendement op

banktegoeden die onder de definitie van het monetaire

aggregaat M3 vallen gunstiger of minder gunstig uitvalt dan

dat op andere financiële instrumenten. Het kan echter zijn

dat de door deze bijzondere factoren veroorzaakte

monetaire ontwikkelingen weinig informatie verschaffen

over de prijsontwikkeling op de langere termijn. De

monetaire analyse van de ECB richt zich daarom op de

onderliggende monetaire trends door tevens uitgebreid de

bijzondere factoren en overige schokken die invloed

uitoefenen op de geldhoeveelheid, te beoordelen.

Onderlinge toetsing van de informatie uit de

twee pijlers

Wat betreft de beslissingen van de Raad van Bestuur ten

aanzien van de passende monetairebeleidskoers,

69

5

GRAFIEK: DE OP PRIJSSTABILITEIT GERICHTE MONETAIREBELEIDSSTRATEGIE

VAN DE ECB

Bron: Europese Centrale Bank (2004), The monetary policy of the ECB, p. 66.

HOOFDDOELSTELLING VAN PRIJSSTABILITEIT

VOLLEDIGE INFORMATIE

Monetaireanalyse

Economischeanalyse

De Raad van Bestuur neemtmonetairebeleidsbeslissingen op basis vaneen algehele beoordeling van de risico’s

voor de prijsstabiliteit

Analysevan economische

schokken en dynamiek

Analysevan monetaire

trends

Onderlingetoetsing

BELE ID VAN DE ECB

Page 70: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

70

verschaft de op twee pijlers gebaseerde benadering een

onderlinge toetsing van de indicaties die voortkomen uit

de kortere termijn economische analyse en die welke

worden verschaft door de op de langere termijn gerichte

monetaire analyse. Zoals hierboven in meer detail is

toegelicht, zorgt deze onderlinge toetsing ervoor dat het

monetaire beleid geen belangrijke informatie over het

hoofd ziet die van belang is voor de beoordeling van de

toekomstige prijsontwikkeling. Van alle onderlinge

aanvullingen tussen de twee pijlers wordt gebruik

gemaakt, aangezien dit de beste manier is om te

garanderen dat al le relevante gegevens voor de

beoordel ing van de pri jsvooruitz ichten op een

consistente en efficiënte wijze worden gebruikt, om zo

het besluitvormingsproces en de communicatie daarvan

te vergemakkelijken (zie onderstaande Grafiek). Door

deze benadering wordt de kans op beleidsfouten die

veroorzaakt worden doordat al te zeer op één enkele

indicator, voorspelling of model wordt vertrouwd,

beperkt. Door een gediversifieerde aanpak van de

interpretatie van de economische toestand streeft de

strategie van de ECB ernaar om in een onzekere

omgeving een krachtig monetair beleid te voeren.

TRANSPARANTIE EN VERANTWOORDINGSPLICHT

Door het Verdrag opgelegde

rapportageverplichtingen

Wil zij geloofwaardig blijven, dan zal een onafhankelijke

centrale bank open behoren te zijn en duidelijk dienen

te zijn omtrent de beweegredenen van haar handelen.

Tevens zal zij verantwoording moeten afleggen aan

democratische instellingen. Zonder inbreuk te plegen op

de onafhankelijkheid van de ECB, legt het Verdrag tot

oprichting van de Europese Gemeenschap precieze

rapportageverplichtingen op aan de ECB.

De ECB dient een Jaarverslag op te stellen over haar

werkzaamheden en over het monetaire beleid in het

afgelopen jaar en het lopende jaar en dit te presenteren

aan het Europees Parlement, de Raad van de EU, de

Europese Commissie en de Europese Raad. Het

Europees Parlement kan dan een algemeen debat

houden over het Jaarverslag van de ECB. De President

van de ECB en andere leden van de Directie kunnen, op

verzoek van het Europees Parlement of op eigen

initiatief, hun visie kenbaar maken aan de bevoegde

commiss ies van het Europees Parlement. Zulke

hoorzittingen vinden over het algemeen elk kwartaal

plaats.

Bovendien dient de ECB ten minste een maal per

kwartaal een verslag te publiceren betreffende de

werkzaamheden van het ESCB.Ten slotte dient de ECB

wekelijks een geconsolideerd financieel overzicht van het

Eurosysteem te publiceren dat de monetaire en

financiële transacties van het Eurosysteem gedurende de

voorafgaande week weerspiegelt.

De communicatieactiviteiten van de ECB

De ECB heeft zich tot communicatieactiviteiten

gecommitteerd die ver uitgaan boven de in het Verdrag

vastgelegde rapportageverplichtingen. Een voorbeeld

van een dergelijke activiteit is dat de President op de

persconferentie die elke maand wordt gehouden na de

eerste vergadering van de Raad van Bestuur, de

overwegingen toelicht die ten grondslag liggen aan de

besluiten van de Raad van Bestuur. Nadere gegevens over

de beoordeling door de Raad van Bestuur van de

economische situatie en de vooruitzichten voor de

pri jsontwikkel ing worden gepubl iceerd in het

Maandbericht van de ECB.13

HET MONETA IRE

13 De publicaties van de ECB zijn op verzoek kosteloos verkrijgbaaren kunnen tevens worden bekeken op de website van de ECB(www.ecb.europa.eu), waarop zich tevens links bevinden naar dewebsites van de nationale centrale banken van de EU.

Page 71: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

71

Relatie met EU-organen

Een lid van de Europese Commissie heeft het recht deel

te nemen aan de vergaderingen van de Raad van Bestuur

en de Algemene Raad, maar heeft geen stemrecht.

Over het algemeen wordt de Europese Commissie

ver tegenwoordigd door de Commissar is die

verantwoordelijk is voor economische en financiële

aangelegenheden.

De ECB heeft een wederzijdse relatie met de Raad van de

Europese Unie. Enerzijds wordt deVoorzitter van de Raad

van de Europese Unie uitgenodigd deel te nemen aan de

vergaderingen van de Raad van Bestuur en de Algemene

Raad van de ECB. Hij kan moties indienen ter bespreking

in de Raad van Bestuur, maar hij heeft geen stemrecht.

Anderzijds wordt ook de President van de ECB uitgenodigd

voor die vergaderingen van de Raad van de Europese Unie

waarin de Raad aangelegenheden bespreekt die te maken

hebben met de doelstellingen en taken van het ESCB. Naast

de officiële en informele vergaderingen van de Ecofin-Raad

(waarin de Ministers van Economische Zaken en Financiën

van de EU bijeenkomen), neemt de President eveneens deel

aan vergaderingen van de Eurogroep (waarin de Ministers

van Economische Zaken en Financiën van de landen van

het eurogebied bijeenkomen). De ECB is ook

vertegenwoordigd in het Economisch en Financieel Comité,

een Communautair overlegorgaan dat zich bezighoudt

met een breed scala van Europese economische

beleidsvraagstukken.

OVERZICHT VAN HET OPERATIONELE KADER

VAN HET EUROSYSTEEM

Het operationele kader

Zoals hierboven al is vermeld, bepaalt de Raad van

Bestuur de hoogte van de basisrentetarieven van de ECB.

Het doorgeven van deze rentetarieven aan bedrijven en

consumenten geschiedt via het bankwezen.Wanneer de

ECB de voorwaarden verandert op basis waarvan zij geld

leent en uitleent aan de banken, is de kans groot dat de

voorwaarden die banken stellen aan hun klanten, d.w.z.

bedrijven en consumenten, eveneens veranderen. De

reeks instrumenten en procedures waarover het

Eurosysteem beschikt in zijn transacties met het

bankwezen waarmee het proces wordt geïnitieerd door

middel waarvan bovenstaande voorwaarden (de

rentetarieven) worden doorgegeven aan huishoudens en

bedrijven, wordt het operationele kader genoemd.

Belangrijkste categorieën instrumenten

In grote lijnen heeft het bankwezen in het eurogebied –

deels vanwege zijn behoefte aan bankbiljetten, maar

tevens omdat de ECB haar verplicht een minimumbedrag

aan reserves aan te houden op rekeningen bij de

nationale centrale banken – een liquiditeitsbehoefte en

is het afhankel i jk van herf inancier ing door het

Eurosysteem. In dit kader fungeert het Eurosysteem als

liquiditeitsverschaffer en helpt de banken via zijn

operationele kader op soepele en goed georganiseerde

wijze aan hun liquiditeitsbehoeften te voldoen.

Het operationele kader van het Eurosysteem bestaat uit

drie hoofdinstrumenten.Ten eerste beheert de ECB de

reserveverhoudingen in de geldmarkt en stuurt zij de

geldmarktrente door de banken door middel van

openmarkttransacties reserves te verschaffen waarmee

zij aan hun liquiditeitsbehoeften kunnen voldoen. Ten

tweede worden aan banken twee permanente faciliteiten,

een marginale beleningsfaciliteit en een depositofaciliteit,

ter beschikking gesteld die ertoe strekken om in

uitzonderl i jke omstandigheden zeer kortlopende

kredieten of deposito’s te verschaffen. Deze faciliteiten

staan de banken indien nodig ter beschikking, hoewel

voor toegang tot de marginale beleningsfacil iteit

beleenbaar onderpand wordt vereist.Ten derde verhogen

de reserveverplichtingen de liquiditeitsbehoeften van

banken. Aangezien zij kunnen worden gemiddeld over

een periode van één maand, kunnen zij daarnaast

5.4

5De ECB heeft zichgecommitteerd verderte gaan dan de in hetVerdrag vastgelegderapportageverplichtingen.

BELE ID VAN DE ECB

Page 72: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

Als de ECB haar conditiesvoor banken verandert,veranderen waarschijnlijkook de condities voorbedrijven en consumenten.

72

worden gebruikt a ls buf fer tegen t i jdel i jke

liquiditeitsschokken in de geldmarkt, waardoor de

volatiliteit van de korte rente vermindert.

Openmarkttransacties

De openmarkttransacties – het eerste element in het

operationele kader – worden op decentrale wijze verricht.

Hoewel de ECB de transacties coördineert, worden

zij uitgevoerd door de nationale centrale banken.

De wekelijkse basisherfinancieringstransactie is een

kernelement in de tenuitvoerlegging van het monetaire

beleid van de ECB. Het officiële rentetarief dat wordt

vastgesteld voor deze transacties geeft de door de Raad

van Bestuur van de ECB gevolgde monetairebeleidskoers

aan. De langerlopende herfinancieringstransacties zijn

tevens liquiditeitsverschaffende transacties, maar hebben

een maandelijkse frequentie en een looptijd van drie

maanden. ‚Fine-tuning‘- transacties worden uitgevoerd op

ad hoc basis en hebben tot doel de renteeffecten van

onverwachte fluctuaties in liquiditeitsverhoudingen op de

markt of van uitzonderlijke gebeurtenissen te egaliseren.

De erkenningscriteria voor tegenpartijen in de transacties

van het Eurosysteem zijn zeer ruim geformuleerd: in

beginsel komen alle in het eurogebied gevestigde

kredietinstellingen in aanmerking. Elke bank kan besluiten

tegenpartij te worden, mits zij een reserveplichtige

kredietinstelling is, financieel gezond is, en aan specifieke

operationele criteria voldoet die haar in staat stellen

transacties te verrichten met het Eurosysteem. Zowel de

ruim geformuleerde erkenningscriteria voor tegenpartijen

als de gedecentraliseerde transacties zijn er op gericht

gelijkheid van behandeling van instellingen in het gehele

eurogebied te verzekeren – zodat deze toegang hebben tot

de door het Eurosysteem uitgevoerde transacties – en

dragen bij tot een geïntegreerde primaire geldmarkt.

De openmarkttransacties van het Eurosysteem worden

uitgevoerd als repo’s of als leningen tegen onderpand. In

beide gevallen is het aanhouden van reserves tegen

voldoende onderpand toegestaan. Het scala van

beleenbaar onderpand voor transacties is zeer ruim,

waaronder bijvoorbeeld door de overheid en door

particulieren uitgegeven schuldbewijzen, teneinde

tegenpartijen in het gehele eurogebied van een ruim

onderpandaanbod te verzekeren. Bovendien kunnen

beleenbare activa grensoverschrijdend worden gebruikt.

De openmarkttransacties van het Eurosysteem worden

op basis van een toewijzingsprocedure georganiseerd ter

waarborging van een transparante en efficiënte verdeling

van liquiditeiten in de primaire markt.

Een doorslaggevend kenmerk van het operationele

kader is de afhankelijkheid van een zelfregulerende

markt, waarin de centrale bank slechts zelden op de

voorgrond treedt. De geldmarktinterventies van de

centrale bank beperken zich doorgaans tot basisherfinan-

cieringstransacties, die eenmaal per week plaatsvinden,

en de in omvang veel ger ingere langerlopende

herfinancieringstransacties, die eenmaal per maand

plaatsvinden. Sinds de oprichting van de ECB zijn er niet

veel “fine-tuning”-transacties verricht.

Permanente faciliteiten en

reserveverplichtingen

De twee belangri jkste instrumenten die de

openmarkttransacties complementeren – de permanente

faciliteiten en de reserveverplichtingen – worden

voornamelijk toegepast om de volatiliteit in de korte

marktrente te beperken.

De rentevoeten op de permanente faciliteiten zijn

doorgaans aanzienlijk minder aantrekkelijk dan de

interbancaire marktrente (+/- één procentpunt van de

basisherfi-nancieringsrente). Dit betekent een belangrijke

stimulans voor banken om transacties in de markt te

verrichten en slechts gebruik te maken van de permanente

faciliteiten wanneer andere marktalternatieven zijn

uitgeput.Aangezien de banken altijd toegang hebben tot

HET MONETA IRE

Page 73: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

73

de permanente faciliteiten, zorgen de rentevoeten op de

twee permanente faciliteiten door marktarbitrage voor

een boven- en een benedengrens aan de zeer korte

marktrente (de zogeheten “EONIA”). De twee

rentevoeten bepalen derhalve de bandbreedte waarbinnen

de EONIA kan fluctueren. In dit verband zou de marge

tussen de onder- en bovengrens de banken moeten

stimuleren gebruik te maken van de markt. Dit voegt een

belangrijke structuur toe aan de geldmarkt, waarmee de

volatiliteit van de zeer korte marktrente wordt beperkt

(zie onderstaande Grafiek).

De reserveverplichtingen van een bank worden bepaald op

basis van een deel van haar reservebasis, een reeks passiva

op haar balans (deposito’s, schuldbewijzen en geld-

marktpapier met een looptijd van minder dan twee jaar).

Het systeem van reserveverplichtingen bepaalt de minimaal

door banken op rekeningen-courant bij hun nationale

centrale bank aan te houden tegoeden. Of de banken

daaraan voldoen, wordt bepaald op basis van het

gemiddelde van de dagelijkse saldi gedurende een periode

van ongeveer een maand (de “aanhoudingsperiode”). Het

middelingsmechanisme biedt intertemporele flexibiliteit aan

banken voor wat betreft het beheer van reserves

gedurende de reserveaanhoudingsperiode. Tijdelijke

onevenwichtigheden in de liquiditeitspositie hoeven niet

onmiddellijk te worden afgedekt, en daardoor kan enige

volatiliteit in de zeer korte rente worden geëgaliseerd.

(Indien de daggeldrente bijvoorbeeld hoger is dan de

verwachte rente later in de reserveaanhoudingsperiode,

kunnen banken winst boeken door geld op de markt te

lenen en het voldoen aan de reserveverplichting uit te

stellen tot later in de periode („intertemporele

substitutie“). Deze aanpassing van de dagelijkse vraag

naar reserves draagt bij tot het stabiliseren van de rente.)

Over de verplicht aan te houden reserves wordt een rente

vergoed gelijk aan de gemiddelde tenderrente van de

basisherfinancieringstransacties gedurende een

aanhoudingsperiode. De rente is vrijwel gelijk aan de

gemiddelde interbancaire rente met dezelfde looptijd. Over

de op de rekeningen-courant van de banken aangehouden

reserves die de maandelijkse vereiste te boven gaan,

wordt geen rente vergoed. Daarom bedragen de

gemiddelde kosten van aangehouden reserves nul, terwijl

de marginale kosten positief zijn. Dit stimuleert banken hun

reserves actief via de markt te beheren en voorkomt

tegelijkertijd het risico dat de reserveverplichting een last

wordt voor banken of een efficiënte toewijzing van

financiële middelen in de weg staat.

De vereiste reserves fungeren als buffer tegen

liquiditeitsschokken. Fluctuaties in reserves rond het

vereiste niveau kunnen liquiditeitsschokken absorberen

zonder grote invloed op de marktrentes. Daarom is er

weinig noodzaak voor een uitzonderlijke interventie door

de centrale bank in de geldmarkt om de marktrente te

stabiliseren.

5Een belangrijk kenmerk vanhet kader is het vertrouwenop een zelf-regulerendemarkt, waarbij de centralebank slechts zelden optreedt.

GRAF IEK : ECB -RENTETAR IEVEN EN DE GELDMARKTRENTE

(percentages per jaar ; daggegevens) Bron: ECB. Laatste waarneming: 13 februari 2008

BasisherÞnancieringsrente/minimale inschrijvingsrente

Zeer korte marktrente (EONIA)

DepositorenteMarginale rente van debasisherÞnancieringstransactie

Marginale beleningsrente

0.0

1.0

2.0

3.0

4.0

5.0

6.0

1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008

0.0

1.0

2.0

3.0

4.0

5.0

6.0

Zeer korte marktrente (EONIA)

BasisherÞnancieringsrente/minimale inschrijvingsrente

Marginale rente van debasisherfinancieringstransactie

Marginale beleningsrente

Depositorente

BELE ID VAN DE ECB

Page 74: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

74

L I J S T VAN TERMENAlgemene Raad

een van de besluitvormende organen van de Europese

Centrale Bank (ECB). De Algemene Raad bestaat uit de

President en de Vice-President van de ECB en de

Presidenten van alle nationale centrale banken van de EU.

Consumptieprijsindex

eens per maand samengesteld met behulp van

een zogenoemd “boodschappenmandje”. Voor

het eurogebied wordt de Geharmoniseerde

Consumptieprijsindex (HICP) gebruikt. Deze index wordt

samengesteld op basis van een in het gehele eurogebied

geharmoniseerde statistische methodologie.

Deflatie

een aanhoudende daling van het algemene prijspeil,

d.w.z. van de consumptieprijsindex, gedurende een lange

periode.

Directie

een van de besluitvormende organen van de ECB. De

Directie omvat de President, de Vice-President en vier

leden, benoemd in onderlinge overeenstemming tussen de

staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten die de

euro hebben ingevoerd.

Eurogebied

het gebied dat de lidstaten van de Europese Unie omvat

die de euro hebben ingevoerd als gemeenschappelijke

munt.

Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB)

samengesteld uit de ECB en de nationale centrale banken

van alle lidstaten van het eurogebied, ongeacht of zij de

euro hebben ingevoerd of niet.

Europese Centrale Bank (ECB)

de ECB is opgericht op 1 juni 1998 en is gevestigd in

Frankfurt am Main (Duitsland). Zij vormt het hart van het

Eurosysteem.

Eurosysteem

samengesteld uit de Europese Centrale Bank en de

nationale centrale banken van die lidstaten die de euro al

hebben ingevoerd.

Inflatie

een stijging van het algemene prijspeil, d.w.z. van de

consumptieprijsindex, gedurende een lange periode.

Monetaire basis

in het eurogebied bestaat deze uit geld (bankbiljetten en

munten) in omloop, de door tegenpartijen van het

Eurosysteem aangehouden reserves en het geld dat op de

Page 75: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

75

depositofaciliteit van het Eurosysteem is gestort. Deze

posten vormen passiva op de balans van het Eurosysteem.

Reserves kunnen verder worden uitgesplitst in vereiste en

overreserves. In het systeem van reserveverplichtingen van

het Eurosysteem zijn tegenpartijen verplicht vereiste

reserves aan te houden bij de nationale centrale banken.

Naast deze vereiste reserves houden kredietinstellingen

doorgaans slechts een gering bedrag aan vrijwillige

overreserves aan bij het Eurosysteem.

Monetairebeleidsstrategie

de algemene benadering van de monetairebeleidsvoering.

De monetairebeleidsstrate-gie van de ECB omvat een

kwantitatieve definitie van het hoofddoel van

prijsstabiliteit en een analytisch kader gebaseerd op

twee pijlers – de economische analyse en de monetaire

analyse. Bovendien omvat de strategie algemene

beginselen voor het voeren van het monetaire beleid,

zoals de middellangetermijnoriëntatie. De strategie vormt

de basis voor de algehele beoordeling door de Raad van

Bestuur van de risico‘s voor de prijsstabiliteit en voor zijn

monetairebeleidsbeslissingen. Het biedt tevens een kader

voor het toelichten van monetairebeleidsbeslissingen

aan het publiek.

Prijsstabiliteit

het handhaven van prijsstabiliteit is het hoofddoel van het

Eurosysteem. De Raad van Bestuur van de ECB heeft

prijsstabiliteit gedefinieerd als een jaarlijkse stijging van de

HICP voor het eurogebied van minder dan 2%. De Raad

stelt zich tevens tot doel de inflatie op jaarbasis op de

middellange termijn onder maar dicht bij 2% te houden.

Raad van Bestuur

het belangrijkste besluitvormende orgaan van de Europese

Centrale Bank (ECB). De Raad van Bestuur omvat alle

leden van de Directie en de Presidenten van de nationale

centrale banken van de lidstaten die op de euro zijn

overgegaan.

Rente

het percentage extra geld dat je krijgt als je je geld uitleent

aan iemand anders (of het op een bankrekening laat staan),

of het percentage aan extra geld dat je moet betalen als

je geld leent.

Ruilhandel

het onderling ruilen van goederen en diensten zonder

daarvoor geld te gebruiken als ruilmiddel. Dit kan alleen

als er een wederzijdse behoefte aan de verhandelde

goederen of diensten bestaat.

Transmissiemechanisme van het monetaire beleid

het proces waarbij monetairebeleidsbesluiten doorwerken

in de economie in het algemeen en het prijsniveau in het

bijzonder.

Page 76: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

76

B IBL IOGRAF IEBordo, M.D. & Eichengreen, B., (1993), A Retrospective on the Bretton Woods System: Lessons for International Monetary Reform,The University of Chicago Press.

Davies, G. (1994), A History of Money: From Ancient Times to the Present Day, University of Wales Press, Cardiff.

Europese Centrale Bank (1998), “A stability-oriented monetary policy for the ESCB”, ECB Persbericht, 13 oktober,http://www.ecb.europa.eu.

Europese Centrale Bank (1998), “The quantitative reference value for monetary growth”, ECB Persbericht, 1 december,http://www.ecb.europa.eu.

Europese Centrale Bank (1999), “De op stabiliteit gerichte monetaire-beleidsstrategie van het Eurosysteem”, Maandbericht, januari.

Europese Centrale Bank (1999), “Monetaire aggregaten voor het eurogebied en hun rol in de monetarie-beleidsstrategievan het Eurosysteem”, Maandbericht, februari.

Europese Centrale Bank (1999), “Het operationele kader van het Eurosysteem: beschrijving en eerste beoordeling”,Maandbericht, mei.

Europese Centrale Bank (1999), “De implementatie van het stabiliteits- en groeipact”, Maandbericht, mei.

Europese Centrale Bank (1999), “Het institutionele kader van het Europees Stelsel van Centrale Banken”, Maandbericht, juli.

Europese Centrale Bank (2000), “Monetaire-beleidstransmissie in het eurogebied”, Maandbericht, juli.

Europese Centrale Bank (2000), “De twee pijlers van het monetaire beleid van de ECB”, Maandbericht, november.

Europese Centrale Bank (2000), “Vraagstukken in verband met de opkomst van elektronisch geld”, Maandbericht, november.

Europese Centrale Bank (2000), “Het Eurosysteem en de uitbreiding van de EU”, Maandbericht, februari.

Europese Centrale Bank (2001), “Monetaire-beleidsvorming in een onzekere omgeving”, Maandbericht, januari.

Europese Centrale Bank (2001), “Monetaire analyse: kader en instrumenten”, Maandbericht, mei.

Europese Centrale Bank (2001), “Metingen van de onderliggende inflatie in het eurogebied”, Maandbericht, juli.

Europese Centrale Bank (2001), “Problemen verbonden aan monetaire-beleidsregels”, Maandbericht, oktober.

Europese Centrale Bank (2001), Het Monetaire beleid van de ECB, http://www.ecb.europa.eu.

Europese Centrale Bank (2001), Monetary analysis: tools and applications, http://www.ecb.europa.eu.

Europese Centrale Bank (2002), “List of monetary financial institutions and institutions subject to minimum reserves”,http://www.ecb.europa.eu.

Europese Centrale Bank (2002), “Verbeterde balans- en rentestatistieken voor de MFI-sector”, Maandbericht, april.

Europese Centrale Bank (2002), “De dialoog van het Eurosysteem met de kandidaat-lidstaten van de EU”, Maandbericht, juli.

Europese Centrale Bank (2002), “De verantwoordingsplicht van de ECB”, Maandbericht, november.

Europese Centrale Bank (2002), “Doorzichtigheid bij het monetaire beleid van de ECB”, Maandbericht, november.

Europese Centrale Bank (2003), “Maatregelen ter verbetering van de doelmatigheid van het operationele kader voorhet monetaire beleid”, ECB Persbericht, 23 januari.

Europese Centrale Bank (2003), “Background studies for the ECB‘s evaluation of of its monetary policy strategy”,http://www.ecb.europa.eu.

Europese Centrale Bank (2003), “Uitkomsten van de beoordeling door de ECB van haar monetaire-beleidsstrategie”,Maandbericht, juni.

Europese Centrale Bank (2003), “Maatregelen ter verbetering van het onderpandskader van het Eurosysteem”,Openbare raadpleging, 11 juni, http://www.ecb.int.

Europese Centrale Bank (2003), Inflation differentials in the euro area: potential causes and policy implications, september.

Europese Centrale Bank (2004), The monetary policy of the ECB, http://www.ecb.int.

Page 77: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

77

Europese Centrale Bank (2006), Convergentieverslag Mei, http://www.ecb.europa.eu.

Europese Centrale Bank (2006), Convergentieverslag, Mei, http://www.ecb.europa.eu.

Europees Monetair Instituut (1997), The single monetary policy in Stage Three: specification of the operational framework, januari.

Europees Monetair Instituut (1998), Het gemeenschappelijke monetaire beleid in het eurogebied – Algemene documentatie metbetrekking tot de monetaire-beleidsinstrumenten en –procedures van het Eurosysteem, september, http://www.ecb.europa.eu.

Issing, O. (1994), Geschichte der Nationalökonomie, Vahlen Verlag.

Issing, O. (2007), Einführung in die Geldtheorie, 14. Auflage, Vahlen Verlag.

Issing, O., V. Gaspar, I. Angeloni & O. Tristani (2001), Monetary policy in the euro area: strategy and decision-making at theEuropean Central Bank, Cambridge University Press.

McCandless, G. T. & W. E. Weber (1995), “Some Monetary Facts”, Federal Reserve of Minneapolis Review, Vol. 19, No. 3, pp. 2-11.

Papademos, L. (2003), “The contribution of monetary policy to economic growth”, toespraak tijdens de 31st Economics Conference,Wenen, 12 juni 2003, http://www.ecb.europa.eu.

Papademos, L. (2004), “Policy-making in EMU: strategies, rules and discretion”, toespraak in de Banco de España, Madrid, 19 april 2004,http://www.ecb.europa.eu.

Scheller, H.-P. (2004), The European Central Bank – History, Role and Functions.

Trichet, J.-C. (2004), “Key issues for monetary policy: an ECB view”, toespraak tijdens de National Association of Business Economics,Philadelphia, 5 oktober 2004, http://www.ecb.europa.eu.

Trichet, J.-C. (2004), “A stability-oriented monetary policy as a necessary condition for long-term growth”, toespraak tijdens deUNICE Competitiveness Day, Brussel, 9 december 2004, http://www.ecb.europa.eu.

Page 78: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

78

© Europese Centrale Bank, 2009

Adres Kaiserstrasse 29

60311 Frankfurt am Main, Duitsland

Postadres Postfach 16 03 19

60066 Frankfurt am Main, Duitsland

Telefoon +49 69 1344-0

Fax +49 69 1344-6000

Website http://www.ecb.europa.eu

Auteur Dieter Gerdesmeier

Concept en

ontwerp Alexander Weiler

Visuelle Kommunikation

Hünstetten

Duitsland

Foto’s Andreas Pangerl, Corbis

European Central Bank, Image Source

Jane M. Sawyer, Photos.com

Alle rechten voorbehouden.

Het maken van kopieën voor educatieve en niet-commerciële

doeleinden is toegestaan mits de bron wordt vermeld.

ISBN (online) 978-92-899-0421-6

Page 79: PRIJSSTABILITEIT: WAAROM IS DAT BELANGRIJK …...2 INHOUD 1 2 3 4 5 KADERS 3.1Hetmetenvaninflatie–een eenvoudigvoorbeeld 26 3.2Derelatietussendeverwachteinflatie enderente–hetzogeheten

NL