Belangrijk: Bewaar

22

Transcript of Belangrijk: Bewaar

Page 1: Belangrijk: Bewaar
Page 2: Belangrijk: Bewaar

i

Belangrijk: Bewaar dit document als naslagwerkDeze handleiding vertelt je hoe je je nieuwe fiets veilig kunt gebruiken. Ook al heb je nog zo veel fietservaring, lees ALTIJD eerst Hoofdstuk 1 voordat je met je nieuwe fiets gaat rijden! Ouders moeten Hoofdstuk 1 uitleggen aan hun kinderen of personen die deze handleiding niet begrijpen, met name als het gaat om veiligheidsaspecten zoals het gebruik van terugtrapremmen.

In deze handleiding lees je ook hoe je standaard onderhoud kunt verrichten. Bepaalde taken moeten door een dealer worden uitgevoerd. Deze handleiding vertelt je welke dit zijn.

Over de cdBij deze handleiding zit een cd (compact disc), die meer uitgebreide informatie biedt. Bekijk de cd voor specifieke informatie over jouw fiets. Beschik je thuis niet over een computer, bekijk de cd dan op school, werk of in de bibliotheek. Dezelfde informatie is ook te vinden op onze website, mocht de cd niet werken. Het adres van de website staat vermeld op de omslag van deze handleiding.

De fiets registrerenAlleen als de fiets wordt geregistreerd, weten we wie de eigenaar is. Registratie en een aankoopbewijs zijn nodig om aanspraak te kunnen maken op garantie. Als je de fiets registreert, kunnen wij contact met je opnemen als het ooit nodig is om nieuwe informatie aan je door te geven. Voor de registratie kun je gebruikmaken van een van de volgende eenvoudige procedures:• Klik op de link 'Register' op de cd. • Ga naar het webadres op de omslag van deze handleiding en klik op de links.

Kies de website voor jouw land. Kun je geen website voor jouw land vinden, gebruik dan de Amerikaanse website. Op de website vind je ook een link naar eventuele nieuwe informatie. Registreer je je fiets niet, zorg dan in ieder geval dat je regelmatig de website bezoekt.

Houd deze handleiding bij de fietsDeze handleiding is te zien als een onderdeel van de fiets die je hebt gekocht. Verkoop je de fiets, geef deze handleiding dan aan de nieuwe eigenaar.

Betekenis van veiligheidssymbolen en -tekstenIn deze handleiding duidt het waarschuwingssymbool, een driehoek met een uitroepteken, een gevaarlijke situatie aan die letsel teweeg kan brengen als hij niet wordt vermeden. Valpartijen zijn de meest voorkomende oorzaak van letsel. Zelfs een val bij lage snelheid kan zware verwondingen of de dood tot gevolg hebben. Vermijd dus elke situatie die wordt aangegeven door een grijs vakje, het waarschuwingssymbool en deze waarschuwingswoorden:

'LET OP' geeft de kans op licht of middelzwaar letsel aan. 'WAARSCHUWING' duidt aan dat er kans is op zwaar letsel of de dood.

Deze handleiding voldoet aan de volgende normen:• ANSI Z535.6• BS 6102 : Deel 1: 1992• CEN 14764, 14765, 14766, 14781, 14872• CPSC CFR 1512

Bij vragenEr zijn vele fietsmodellen met tal van onderdelen. Sommige instructies in deze handleiding zijn daarom mogelijk niet van toepassing op jouw fiets. Bepaalde illustraties kunnen afwijkingen vertonen van jouw fiets.

Heb je vragen na het doorlezen van deze handleiding, raadpleeg dan je dealer. Heb je een vraag of probleem waarvoor je dealer geen oplossing of reparatie kan bieden, laat het ons dan weten:

Attn: Customer Service

801 W. Madison Street

Waterloo, Wisconsin, Verenigde Staten 53594

920.478.4678

Page 3: Belangrijk: Bewaar

ii 1

InhoudsopgaveOver de cd ....................................................................iDe fiets registreren .....................................................iHoud deze handleiding bij de fiets ........................iBetekenis van veiligheidssymbolen en -teksten ....................................................................iBij vragen .......................................................................i

Hoofdstuk 1: Veilig gebruik op verharde en onverharde wegenWaarschuwing over montage en afstelling ....... 1Fietstype en gebruiksdoel ..................................... 2Fietsen, ongelukken en veiligheid ......................... 3

Vóór de eerste rit ..............................................4

Vóór elke rit: Checklist ..................................6Carboncomposiet .....................................................9

Regels voor veilig rijdenKen de plaatselijk geldende regels voor fietsers en houd je eraan ...................................................... 10Kijk uit voor auto's, voetgangers en andere obstakels ................................................................... 10Draag een helm en fietskleding .......................... 10Rijd veilig bij regen of wind .................................. 10Zorg dat anderen je kunnen zien ........................ 11Denk bij het fietsen aan de veiligheid ................ 11

Instructies voor het fietsen Wees voorzichtig met remmen ...........................12Op de juiste wijze schakelen ................................12Gebruik pedaalsystemen voorzichtig ................13Neem reparatiemateriaal mee tijdens het fietsen ..................................................................13

Bescherm je fietsVoorkom dat je fiets gestolen wordt ................. 14Stal je fiets op een veilige plek ............................ 14Houd je fiets schoon .............................................. 14Voorkom schade aan je fiets ............................... 14

Hoofdstuk 2: OnderhoudOnderhoudsschema ...............................................15

Hoofdstuk 3: AfstellingOpmerkingen over aanhaalspecificaties .......... 16Stuur en stuurpen ................................................... 16Zadel en zadelpen .................................................. 18Balhoofd .................................................................... 19Crankarmen en bottom bracket ......................... 19Pedalen ..................................................................... 20Ketting ....................................................................... 20Kabels ........................................................................ 20Versnellingshendels .............................................. 20Voorderailleur ...........................................................21Achterderailleur ......................................................22Naafversnellingen ...................................................23Remmen ....................................................................23Remgrepen ...............................................................26Wielen ........................................................................27Wielmontage ...........................................................27Bandenmontage .......................................................31Vering .........................................................................33Accessoires ..............................................................33Frameset (frame en voorvork) ........................... 34Reflectoren ................................................................35

Hoofdstuk 4: SmeringStuurpen ....................................................................36Zadelpen ...................................................................36Bottom bracket ........................................................36Ketting ........................................................................36Pedalen ......................................................................36Derailleurs .................................................................37Balhoofd ....................................................................37Remmen en remgrepen ........................................37Wielen ........................................................................37Verende vorken .......................................................37Achtervering ............................................................37Kabels .........................................................................37

Meer informatie...............................................38

Garantie .................................................................38

Hoofdstuk 1: Veilig gebruik op verharde en onverharde wegenDit hoofdstuk biedt uitleg over belangrijke zaken die je moet weten voordat je begint met fietsen, waaronder belangrijke veiligheidsinformatie.

Waarschuwing over montage en afstellingDe montage en eerste afstelling van je fiets vereisen speciale gereedschappen en vaardigheden. Laat dit over aan je dealer.

Onjuiste montage of afstelling kunnen je fiets onveilig makenDe instructies in deze handleiding zijn geschreven voor iemand die op de hoogte is van fietstechniek en het juiste gereedschap heeft. Zoiets eenvoudigs als een niet strak genoeg aangedraaide bout kan na verloop van tijd een onderdeel doen breken, waardoor je de controle kunt verliezen en een ongeluk kunt krijgen.

We raden je aan je fiets te laten onderhouden door je dealer. Je veiligheid hangt af van een juist onderhoud van je fiets. Je dealer beschikt over de specialistische opleiding en kennis die hiervoor nodig zijn.

WAARSCHUWING: Elke verandering kan de veiligheid van je frame, vork of onderdeel aantasten. Een niet goedgekeurd onderdeel of onjuiste montage kan je fiets of onderdelen blootstellen aan grote krachten. Een frame, vork of onderdeel waarin wijzigingen zijn aangebracht, kan leiden tot een verlies aan controle en valpartijen. Vermijd schuren, uitboren, afvijlen, het verwijderen van overbodige bevestigingsmiddelen, de montage van ongeschikte vorken of andere aanpassingen. Wil je een accessoire monteren op je fiets of een onderdeel van je fiets vervangen, vraag dan eerst bij je dealer na of dit geschikt en veilig is.

Wijzigingen kunnen je fiets onveilig makenElk onderdeel van je nieuwe fiets is zorgvuldig uitgekozen en goedgekeurd. De veiligheid van accessoires of vervangende onderdelen, vooral als deze verbonden zijn met andere delen van de fiets, is niet altijd duidelijk. Vervang onderdelen daarom uitsluitend door originele componenten of goedgekeurde onderdelen. Weet je niet zeker welke onderdelen zijn goedgekeurd, vraag dit dan na bij je dealer.

Monteer alleen compatibele accessoiresNiet alle accessoires zijn compatibel of veilig. Voeg daarom alleen accessoires toe die goedgekeurd zijn door de fabrikant. Een kinderzitje voegt bijvoorbeeld gewicht toe aan de fiets op een hoog punt. Dit kan je fiets onstabieler maken. Hoewel bepaalde kinderzitjes geschikt zijn voor sommige van onze fietsen, moet je altijd eerst navraag doen bij je dealer voordat je veranderingen aanbrengt aan je fiets. Een ander voorbeeld is dat onderdelen van carbonfiber kunnen verzwakken of beschadigen als je er iets op vastklemt.

Controleer je fietsControleer na iedere reparatie je fiets, aan de hand van de 'Vóór elke rit' checklist in Hoofdstuk 1.

Page 4: Belangrijk: Bewaar

Hoofdstuk 1: Veilig gebruik op verharde en onverharde wegen2 Hoofdstuk 1: Veilig gebruik op verharde en onverharde wegen 3

Doel 2Gebruiksdoel 1, plus vlakke grindpaden en goed onderhouden trails met vlakke hellingen waar de wielen altijd contact met de ondergrond houden.• Hybride of DuoSport-fiets met 700 c wielen, banden die breder zijn dan 28 c, en rechte sturen• Stadsfiets of Citybike: hybride met speciale uitrusting, zoals spatborden of verlichting• Cyclocrossfiets: gebogen stuur, 700 c banden met noppen, en cantilever- of schijfremmen• Mountainbike met 24" wielen• Gewichtslimiet voor de berijder: 136 kg Mountainbike met 24" wielen: 80 kg

Doel 3Gebruiksdoel 1 en 2, plus ruige trails, kleine obstakels, vlakke technische parkoersen en gebieden waar de banden tijdelijk los komen van de grond; NIET voor sprongen.

Elke mountainbike zonder achtervering is gemaakt voor gebruiksdoel 3. Hetzelfde geldt voor alle mountainbikes met achtervering met een korte veerweg.• 'Standaard', 'race', 'cross-country' of 'singletrack trail' mountainbikes met brede 26" of 29" banden met noppen• Achtervering met een korte veerweg (75 mm of minder)• Gewichtslimiet voor de berijder: 136 kg

Doel 4Gebruiksdoelen 1, 2 en 3, plus ruige technische parkoersen, middelhoge obstakels en kleine sprongen.• 'Heavy duty', 'technical trail' of 'all-mountain' mountainbikes met brede 26" of 29" banden met noppen• Achtervering met een middellange veerweg (100 mm of meer)• Gewichtslimiet voor de berijder: 136 kg

Doel 5Springen, rijden op hoge snelheid, agressief rijden op ruwer terrein of complete sprongen op vlakke ondergronden.

Dit soort gebruik is erg gevaarlijk en stelt de fiets bloot aan grote krachten. Grote krachten kunnen zorgen voor een gevaarlijk zware belasting van het frame, de vork of de onderdelen. Kies je voor gebruiksdoel 5, neem dan veiligheidsmaatregelen zoals het vaker inspecteren van je fiets en het vaker vervangen van onderdelen. Draag ook een uitgebreide veiligheidsuitrusting, zoals een integraalhelm, padding en lichaamspantser.• 'Freeride', 'jumping' of 'gravity' fietsen met zwaar uitgevoerde frames, vorken en onderdelen• Achtervering met een lange veerweg (178 mm of meer)• Gewichtslimiet voor de berijder: 136 kg

Een klap kan je fiets verzwakkenAls je ten val komt of een kracht uitoefent die de grenzen van jouw fiets te boven gaat, zul je waarschijnlijk schade toebrengen aan de fiets of onderdelen daarvan. Is je fiets beschadigd en val je er nogmaals mee of belast je het op een later tijdstip, dan kan de eerder opgelopen schade ervoor zorgen dat je fiets al bij een veel lichtere belasting breekt.

WAARSCHUWING: Stel je je fiets aan zwaardere krachten bloot dan het gebruiksdoel waarvoor hij is gemaakt, dan kunnen de fiets of zijn onderdelen beschadigd raken of breken. Schade aan je fiets kan ervoor zorgen dat je de controle verliest of ten val komt. Gebruik je fiets niet voor doeleinden die de grenzen van belasting van je fiets te boven gaan. Weet je niet zeker hoe zwaar je fiets belast kan worden, raadpleeg dan je dealer.

Fietstype en gebruiksdoel Er zijn vele soorten fietsen. Elk type fiets is ontworpen voor een bepaalde toepassing, of gebruiksdoel. Oefen je grotere krachten uit op de fiets dan waarvoor hij gemaakt is, dan kan dit je fiets (of een onderdeel daarvan) doen breken.

Deze paragraaf beschrijft het gebruiksdoel van de verschillende typen fietsen. Weet je niet zeker welk type fiets je hebt, raadpleeg dan je dealer.

KinderfietsBedoeld voor kinderen. Laat kinderen uitsluitend fietsen onder toezicht van een ouder. Voorkom dat kinderen fietsen in de nabijheid van hellingen, stoepranden, trappen, ravijnen, zwembaden, of plekken die gebruikt worden door gemotoriseerd verkeer.• Maximale zadelhoogte is 680 mm• Gewoonlijk een fiets met 12", 16" of 20" wielen, of een driewieler voor kinderen• Geen snelsluitsystemen voor wielbevestiging• Gewichtslimiet voor de berijder: 36 kg

Doel 1Fietsen op verharde wegen, waarbij de wielen altijd contact houden met de ondergrond.• Racefiets met gebogen stuur• Fietsen voor triatlons, tijdrijden en racen• Tandem• Cruiser met brede 26" banden en terugkrommend stuur• Fiets met elektrische trapondersteuning (Ride+)• Gewichtslimiet voor de berijder: 125 kg; Tandem: 250 kg;Fiets met trapondersteuning: 136 kg

Fietsen, ongelukken en veiligheidEen fiets kan je veel plezier geven bij gebruik voor transport, recreatie, training of wedstrijden. Een fiets kan echter ook gevaren met zich meebrengen, vooral als je tijdens het gebruik je eigen grenzen of die van je fiets overschrijdt. Net zoals de vaardigheden van automobilisten of skiërs, kunnen ook de vaardigheden van fietsers sterk verschillen. Fiets niet op een manier die jouw capaciteiten te boven gaat.

Ook elke fiets heeft zijn beperkingen, die bepaald worden door diverse eigenschappen:• Ontwerp en materiaal van de fiets• Onderhoud van de fiets• Gebruik van de fiets• Soort wegdek of trail• En nog veel meer

Een fiets beschermt je niet bij ongelukkenFietsen zijn er niet op gemaakt om tegen elke situatie bestand te zijn. Bij klappen en botsingen is het niet ongebruikelijk dat de fiets schade oploopt en jij ten val komt. Als je ten val komt, beschermt je fiets je niet tegen verwondingen. Auto's hebben bumpers, veiligheidsgordels, airbags en kreukelzones. Fietsen hebben die niet. Zelfs een botsing bij lage snelheid kan daarom letsel of de dood tot gevolg hebben.

Denk aan je veiligheidHoud altijd je veiligheid in je achterhoofd en vermijd gevaarlijke situaties. Meestal zijn deze makkelijk te herkennen. Niet alle gevaarlijke situaties zijn echter overduidelijk. Vele daarvan worden besproken in deze handleiding; lees in ieder geval Hoofdstuk 1 door voordat je gaat fietsen.

Sommige risicovolle stunts en sprongen die in tijdschriften of op video's worden getoond zijn uiterst gevaarlijk; zelfs ervaren sporters kunnen ernstig letsel oplopen als ze ten val komen (en ook zij vallen).

Page 5: Belangrijk: Bewaar

Hoofdstuk 1: Veilig gebruik op verharde en onverharde wegen 54

Vóór de eerste ritZorg dat je de juiste maat fiets hebtJe dealer zal je helpen een fiets te vinden die de correcte afmetingen heeft voor jouw lichaam. Sta je met je fiets tussen je benen, dan moet er minstens 25 mm tussenruimte zitten tussen je lichaam en de bovenbuis (Afbeelding 1). Voor een mountainbike adviseren we een tussenruimte van 50-75 mm.

Voor het grootste comfort en de beste prestaties kun je het zadel en stuur afstellen. Lees voor het afstellen eerst de Waarschuwing over montage en afstelling en raadpleeg Hoofdstuk 3.

of de mogelijkheid om andere remmen te monteren.

Hoofdstuk 1: Veilig gebruik op verharde en onverharde wegen

WAARSCHUWING: Een onjuist gebruik van het remsysteem of te hard remmen met de voorrem kunnen zorgen voor minder controle over de fiets en valpartijen. Oefen het juiste gebruik van je remmen, zoals uitgelegd in deze handleiding.

Voorkom dat je teen de band raaktSommige moderne, prestatiegerichte fietsen hebben een korte wielbasis, vooral de kleinere maten. Het voorwiel bevindt zich dan dicht bij de pedalen. Als het stuur bij erg lage snelheden wordt gedraaid, kun je met je voet of toeclips de voorband of het spatbord raken (Afbeelding 2). Bij normale snelheden kan het stuur niet ver genoeg draaien om contact mogelijk te maken. Houd de pedalen stil als je het stuur draait terwijl je langzaam rijdt.

Dit contact wordt beïnvloed door je schoenmaat, de lengte van de crankarmen, de bandenmaat en de gekozen pedalen. Als je een van deze onderdelen verandert, kan de afstand tussen teen en band veranderen.

WAARSCHUWING: Contact tussen je voet of toeclips en de voorband of het spatbord kan leiden tot verminderde controle en valpartijen. Houd de pedalen stil als je op lage snelheid een bocht neemt.

AFBEELDING 1:Minimale standover-hoogte A = 25 mm voor de meeste fietsen50-75 mm voor mountainbikes

AFBEELDING 2:Contact tussen voet en voorband

Weet hoe je fiets werktBij incorrect gebruik kunnen de eigenschappen van je fiets ervoor zorgen dat je minder controle over de fiets hebt. Leer eerst de bediening en werking van alle mechanismen van je fiets kennen, met name de rem- en stuuronderdelen, voordat je op hoge snelheid of in moeilijke omstandigheden gaat rijden. Een aerostuur kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat een fiets minder makkelijk stuurt en remt. Probeer je fiets op lage snelheid uit op een vlak en leeg parkeerterrein. Oefen opnieuw na elke verandering aan je fiets.

Functioneert je fiets niet naar behoren of zijn andere onderdelen nodig voor een veilig gebruik van je fiets, raadpleeg dan je dealer.

Leer de kracht van je remmen kennenDe kracht van fietsremmen varieert met de omstandigheden waarin de fiets wordt gebruikt. Heeft jouw fiets meer - of minder - remkracht nodig, raadpleeg dan je dealer over het afstellen van de remmen

Vermijd scherpe uitsteeksels, bewegende delen, hete oppervlakken en knellende onderdelenSommige onderdelen van je fiets kunnen je bij verkeerd gebruik verwonden. Scherpe uitsteeksels zijn onder meer de tandjes van de kettingbladen en sommige pedalen. De remmen en onderdelen daarvan kunnen heet worden. Bewegende delen kunnen snijwonden en zelfs botbreuken veroorzaken. Klembanden en andere onderdelen kunnen je huid afknellen.

Stop met fietsen bij problemen met je frame of vorkFrameproblemen zijn zeldzaam, maar het kan gebeuren dat een rijder bij bepaalde snelheden last heeft van een zwabberend voorwiel, harmonische trillingen of framevibraties. Verminder direct vaart en rijd niet verder op de fiets als er sprake is van een zwabberend voorwiel of een ander probleem. Breng je fiets naar een dealer voor controle en onderhoud.

Inspecteer de hele fiets na elke klap of stoot. Een zware klap of stoot is alles dat je van je fiets doet vallen. In zo'n geval is het niet ongewoon dat er schade ontstaat aan de fiets of onderdelen daarvan. Een lichte klap of stoot, waarbij je een obstakel raakt zonder van de fiets te vallen, kan je fiets toch nog blootstellen aan grote krachten. Gedraagt je fiets zich vreemd of hoor je een geluid, stop dan direct met fietsen en stel vast wat het probleem is. Repareer het probleem of breng je fiets ter reparatie naar de dealer. Controleer de fiets altijd grondig voordat je er weer mee gaat rijden.

WAARSCHUWING: Een probleem met het frame of de vork kan leiden tot verminderde controle en valpartijen. Begint je voorwiel te zwabberen of is er een ander probleem, verminder dan direct je snelheid. Breng de fiets naar je dealer voor controle en reparatie.

WAARSCHUWING: Zoals geldt voor elk mechanisch apparaat, zorgt het gebruik van je fiets voor slijtage en belasting. Verschillende materialen of onderdelen kunnen verschillend reageren op slijtage of belasting. Wordt de levensduur van een fietsonderdeel (waaronder frame, vork en componenten) overschreden, dan kan dit onderdeel plotseling breken, je de controle doen verliezen en ten val brengen. Elke barst, kras of kleurverandering in een gebied dat onder grote spanning staat, is een aanwijzing dat het onderdeel het einde van zijn gebruiksduur heeft bereikt en vervangen moet worden.

Levensduur van je fiets en zijn onderdelenFietsen zijn niet onverwoestbaar en fietsonderdelen hebben niet het eeuwige leven. Als je je fiets blootstelt aan grotere krachten door een agressieve rijstijl, moeilijke omstandigheden of meer kilometers zul je je fiets of fietsonderdelen vaker moeten

Wees voorzichtig als je met een aerostuur rijdtHet rijden met je onderarmen of ellebogen op een aerostuur beperkt je vermogen om de fiets snel en eenvoudig te sturen en stoppen. Je zult je handen moeten verplaatsen om de grepen te kunnen bereiken. Heb je meer stuur- of remcontrole nodig, pas dan je houding aan zodat je handen zich vlakbij de remgrepen bevinden en je niet op je ellebogen of onderarmen leunt.

Op Speed Concept modellen sluiten de vork en het frame erg nauw op elkaar aan om de luchtweerstand te verminderen. Zorg dat je het aerostuur niet in een erg scherpe hoek draait. De vork en het frame kunnen dan contact maken, met mogelijke lakschade als gevolg.

vervangen dan fietsers die rustig en voorzichtig rijden. De veilige levensduur van een onderdeel wordt bepaald door constructie, materialen, gebruik, onderhoud, gewicht van de berijder, snelheid, terreinsoort en omgeving (vochtigheid, zoutgehalte, temperatuur, etc.). Het is dus niet mogelijk om precies aan te geven na hoeveel tijd het moet worden vervangen. Weet je niet zeker of een onderdeel aan vervanging toe is, raadpleeg dan je dealer.

In sommige gevallen gaat een lichter frame of onderdeel langer mee dan een zwaarder. Prestatiegerichte lichtgewicht fietsen en onderdelen vergen echter beter onderhoud en moeten vaker gecontroleerd en vervangen worden.

A

Page 6: Belangrijk: Bewaar

Hoofdstuk 1: Veilig gebruik op verharde en onverharde wegen 76 Hoofdstuk 1: Veilig gebruik op verharde en onverharde wegen

Vóór elke rit: ChecklistDe volgende checklist toont welke essentiële zaken je moet controleren. Heeft je fiets een frame, vork of onderdelen van carbonfiber, lees dan ook de speciale informatie over carbonfiber op pagina 9. Werkt een onderdeel van je fiets niet naar behoren, gebruik dan de aanwijzingen in deze handleiding om je fiets te repareren of breng je fiets ter reparatie naar je dealer. Rijd niet op een fiets waarvan een onderdeel beschadigd is; vervang het onderdeel. Dit is geen volledig onderhoudsprogramma.

WAARSCHUWING: Een fiets die niet correct functioneert, kan je controle verminderen en je ten val doen komen. Controleer voor iedere rit je gehele fiets en rijd niet op je fiets voordat je een probleem hebt hersteld.

Controleer het frame en de vorkControleer voor elke rit je frame en vork op tekenen van materiaalmoeheid:• Deuken • Barsten• Krassen • Vervormingen• Verkleuringen • Ongewone geluiden

Controleer het stuur en de stuurpenGa na dat de stuurpen is uitgelijnd met het voorwiel en op de juiste wijze bevestigd is aan de vork en het stuur. Controleer de bevestiging door te proberen het stuur naar links en rechts te draaien terwijl je het voorwiel tussen je knieën geklemd houdt (Afbeelding 3). Test de verbinding van het stuur door te proberen het heen en weer te draaien in de stuurpen. Het stuur mag niet bewegen of los zitten. Ga na dat er geen kabels worden aangetrokken of ergens tussen komen te zitten als je het stuur draait.

De open uiteinden van een stuur kunnen snijwonden veroorzaken bij een valpartij. Zorg ervoor dat de stuuruiteinden bedekt zijn of dat er in beide uiteinden van het stuur op correcte wijze een stuurdop is aangebracht.

AFBEELDING 3:Stuur en stuurpen testen

WAARSCHUWING: Als een wielbevestigingsmechanisme niet correct is afgesteld en vastgezet, kan het wiel los zitten of raken. Dit kan je controle verminderen en je ten val laten komen. Volg de aanwijzingen in Hoofdstuk 3 op om er zeker van te zijn dat de wielen correct zijn bevestigd voordat je gaat fietsen.

Controleer de remmenGebruik de inspectie-instructies voor het type rem(men) dat op je fiets zit:• Velgrem• Schijfrem• Interne naafrem• Terugtraprem

AFBEELDING 4:Controleer of het wiel goed vast zit

AFBEELDING 5:Wiel met snelkoppeling1. Stelmoer2. Hendel

AFBEELDING 6:Uitlijning remblokjes1. Remblokje lijnt met velgoppervlak2. Blokje en velg moeten evenwijdig staan, met 1-2 mm tussenruimte3. Draairichting van de velg4. 0,5-1,0 mm toespoor

Controleer de wielenControleer de bandenspanning. Pomp de banden op tot de aanbevolen bandenspanning die op de zijkant van de band wordt vermeld.

Ga na of de wielen recht zijn. Draai het wiel rond en controleer de loop van de velg ten opzichte van de remblokjes of het frame. De velg mag niet op en neer gaan of van links naar rechts bewegen.

Ga na dat de wielen correct bevestigd zijn. Til je fiets op en geef een ferme klap op de bovenkant van de band (Afbeelding 4). Het wiel mag er niet uit vallen, los zitten of van de ene naar de andere kant bewegen.

De wielen van je fiets kunnen op verschillende manieren bevestigd zijn aan het frame: door schroefmoeren op de as, een snelsluitmechanisme met hendelbediening (Afbeelding 5), of een steekas. Zie Hoofdstuk 3 voor instructies over het afstellen en vastzetten van de wielbevestigingssystemen op jouw fiets.

WAARSCHUWING: Een remsysteem dat beschadigd of niet goed afgesteld is, kan je controle verminderen en je ten val brengen. Voer een volledige inspectie van de remmen uit voor elke rit. Rijd niet op je fiets als de remmen niet goed werken. Stel de remmen af of breng de fiets ter reparatie naar je dealer.

Velgrem: een kabel verbindt een hendel (greep) met de rem. Via de greep kun je de remblokjes tegen de velg aan drukken.Knijp in de greep om te controleren dat de rem vrij kan bewegen en je fiets tot stilstand brengt. Als de greep tot aan het stuur kan worden ingeknepen, dan is de rem te ruim afgesteld. De remblokjes moet zich op één lijn bevinden met het velgoppervlak (Afbeelding 6). Als de rem niet aangetrokken is, moeten de remblokjes 1 tot 2 mm van de velg zitten. Als

LET OP: Een schijfrem en schijf kunnen tijdens gebruik erg heet worden en brandwonden veroorzaken. Ook kunnen de randen scherp zijn en snijwonden veroorzaken. Raak de schijf of schrijfrem niet aan wanneer deze heet zijn of wanneer de schijf draait.

de remblokjes te dicht bij de velg zitten, is de rem te krap afgesteld.

Schijfrem: een kabel of hydraulische leiding verbindt een hendel (greep) met de rem. Via de greep kun je een schijf aandrukken die aan de wielnaaf is bevestigd.

Knijp in de greep om te controleren dat de rem vrij kan bewegen en je fiets tot stilstand brengt. Als de greep tot aan het stuur kan worden ingeknepen, dan is de rem te ruim afgesteld. Als de rem niet aangetrokken is, moeten de remblokjes op 0,25 tot 0,75 mm van de schijf zitten. Zitten de blokjes te dicht bij de schijf, dan is de rem niet goed uitgelijnd of te krap afgesteld.

Interne naafrem: een kabel verbindt de remgreep met een mechanisme in de naaf.

WAARSCHUWING: Een interne naaf wordt tijdens het gebruik erg heet en kan brandwonden veroorzaken. Raak de naaf of koelvinnen niet aan wanneer deze heet zijn.

Moet de greep meer dan 15 mm worden ingeknepen om je fiets tot stilstand te brengen, dan is de rem te ruim afgesteld. Is een hendelbeweging van minder dan 7 mm genoeg om je fiets te laten stoppen, dan is de rem te krap afgesteld.

1 2

1

2

3 4

Page 7: Belangrijk: Bewaar

Hoofdstuk 1: Veilig gebruik op verharde en onverharde wegen8 Hoofdstuk 1: Veilig gebruik op verharde en onverharde wegen 9

Terugtraprem: de rem wordt in werking gesteld door achteruit te trappen.De rem moet gaan werken voordat de crankarmen 60 graden (1/6 slag) zijn gedraaid. De rem wordt bediend via de ketting. Zorg er daarom voor dat de ketting de juiste spanning heeft, zodat hij er niet af kan lopen. De ketting moet een totale verticale speling hebben van 6-12 mm (Afbeelding 7).

Controleer de verlichting en reflectorenZorg ervoor dat alle reflectoren schoon en correct geplaatst zijn.

Ga na dat de verlichting goed werkt en dat de batterijen niet leeg zijn. Maakt de verlichting gebruik van een dynamo, controleer dan dat de dynamo correct bevestigd is en niet kan bewegen.

In sommige landen, plaatsen of rechtsgebieden worden speciale eisen gesteld aan verlichting, zoals kleur of type. Ga na of dit het geval is voordat je op reis gaat met je fiets.

WAARSCHUWING: Een fiets zonder de juiste verlichting en reflectoren kan slecht zichtbaar zijn voor andere mensen, en kan jou slecht zicht geven. Als jij geen goed zicht hebt of andere mensen jou niet kunnen zien, kan dit ongelukken tot gevolg hebben. Maak in het donker of duister gebruik van een koplamp, een achterlicht en reflectoren.

AFBEELDING 7:Kettingspanning testen

CarboncomposietPer gewichtseenheid is carbonfiber sterker dan staal of aluminium. Deze eigenschap zorgt ervoor dat het erg populair is onder fietsers.

Ondanks de grote sterkte van carbonfiber kan het nog steeds worden overbelast (beschadigd of gebroken) door een botsing, valpartij of verkeerd gebruik. Daarnaast gedraagt het zich anders bij overbelasting. Een overbelast metalen onderdeel zal buigen of vervormen voordat het breekt, waardoor er aanwijzingen zijn van de belasting (Afbeelding 8). Een overbelast onderdeel van carbonfiber buigt of vervormt niet. Een beschadigd onderdeel van carbonfiber (dat door de beschadiging minder sterk is) kan er normaal uitzien - zelfs na een belasting die een metalen onderdeel zou doen buigen. Is de belasting echter groter dan de sterkte van het carbonfiber, dan buigt het carbonfiber niet maar breekt het (Afbeelding 8).

Controleren op oppervlakteproblemen1. Maak het onderdeel helemaal schoon met

een vochtige doek.2. Kijk goed of je mogelijke problemen kunt

ontdekken: • Krassen of groeven • Verkleuringen • Barsten • Losse vezels • Andere onvolkomenheden in het oppervlak

Controleren op een verandering in stijfheid (flextest)Gebruik het onderdeel op de normale wijze zonder dat je fietst, terwijl iemand anders zorgvuldig controleert of het onderdeel ongewone bewegingen of geluiden maakt. Ga bijvoorbeeld op het zadel zitten terwijl iemand anders kijkt of de zadelpen een ongewone flexibiliteit vertoont. Een overmatige flexibiliteit wijst op een mogelijk probleem.

Controleren op delaminatie (kloptest)Een filmpje op de handleiding op cd (en ook op onze website) laat zien hoe je de kloptest uitvoert.

1. Maak het onderdeel helemaal schoon met een vochtige doek.

2. Tik met een muntje in de buurt van de mogelijk beschadigde plek.

3. Luister goed of je een verschil in geluid hoort. Tik op een plek waar het onderdeel niet beschadigd is (of gebruik een vergelijkbaar onderdeel). Vergelijk het geluid. Elke afwijking, met name een hol of 'doods' geluid, wijst op een mogelijk probleem.

WAARSCHUWING: Schade aan carbonfiber door een botsing of valpartij is soms niet zichtbaar. Een onderdeel van carbonfiber dat eerder schade heeft opgelopen, kan plotseling breken. Dit kan zware verwondingen of de dood tot gevolg hebben. Vermoed je dat je fiets een klap heeft opgelopen of gevallen is, stop dan onmiddellijk met fietsen. Inspecteer het onderdeel voordat je verder rijdt of breng de fiets ter reparatie naar je dealer.

AFBEELDING 8:Overbelaste voorvorken:• Links: metalen voorvork gebogen door overbelasting• Rechts: carbonfiber vork weerstond veel grotere belasting, maar brak bij overbelasting

Tests voor carbonfiberDeze paragraaf vertelt je hoe je een onderdeel van carbonfiber kunt controleren.

Bij een ongeluk of botsing die het carbonfiber niet doet breken, kan het carbonfiber interne of verborgen schade oplopen zonder dat dit aan de buitenkant te zien is. Is er sprake van zo'n gebeurtenis, lees dan zorgvuldig deze instructies door en controleer het carbonfiber. Deze tests zijn niet waterdicht: ben je er niet zeker van of een onderdeel veilig is, vervang het dan.

Carbonfiber kan onbedoeld beschadigd raken door incorrecte montage of afstelling. Lees de Waarschuwing over montage en afstelling op pagina 1.

Wij bieden een aantrekkelijk vervangingsprogramma voor trouwe klanten. Mocht je onbedoeld je fiets of onderdeel van carbonfiber beschadigen, bezoek dan je dealer om meer te weten te komen over dit programma.

Controleer het zadel en de zadelpenGa na dat het zadel op de juiste wijze is bevestigd. Probeer het zadel en de zadelpen te draaien in het frame en probeer de voorzijde van het zadel op en neer te bewegen. Het zadel mag niet bewegen of los zitten.

Controleer de veringStel de vering af voor jouw gebruiksdoel en zorg ervoor dat het veringsonderdeel niet compleet kan worden samengedrukt ('bottom out').

Page 8: Belangrijk: Bewaar

Hoofdstuk 1: Veilig gebruik op verharde en onverharde wegen10 Hoofdstuk 1: Veilig gebruik op verharde en onverharde wegen 11

Voor kinderen ligt de veilige maximale snelheid een stuk lager. Dit geldt zeker voor fietsen die zijn uitgerust met zijwieltjes.

WAARSCHUWING: Als zijwieltjes worden gebruikt, kan een fiets niet normaal overhellen in een bocht. Neemt het kind de bocht te snel, dan kan de fiets omvallen. Laat kinderen niet hard rijden of scherpe bochten maken als de fiets zijwieltjes heeft.

Zorg dat anderen je kunnen zien Je fiets is voorzien van een complete set reflectoren. Zorg ervoor dat de reflectoren schoon en correct geplaatst zijn. Je bent er echter alleen goed zichtbaar mee als er licht op geschenen wordt. Reflectoren verbeteren je zicht niet, maar goede fietsverlichting kan hier wel voor zorgen.

Rijd je wel eens in het schemerduister, 's nachts of onder omstandigheden met slecht zicht, raadpleeg dan je dealer om een uitrusting of materialen te vinden die je zicht verbeteren en voldoen aan de regels.

WAARSCHUWING: Rijd je onder omstandigheden met slecht zicht, zoals in de mist, het schemerduister of de nacht, dan kan het moeilijk zijn om je te zien. Dit kan resulteren in aanrijdingen. Gebruik een koplamp en achterlicht bij het rijden onder omstandigheden met beperkt licht of slechte zichtbaarheid.

Denk bij het fietsen aan de veiligheidJe kunt veel fietsongelukken voorkomen door je gezonde verstand te gebruiken en aan de veiligheid te denken. Enkele voorbeelden:• Controleer je fiets vóór elke rit.• Rijd niet met losse handen.• Rijd niet met losse voorwerpen aan het stuur of andere delen van je fiets.• Rijd niet onder invloed van alcohol of wanneer je medicijnen hebt gebruikt die je slaperig kunnen maken.• Neem geen 'passagiers' mee. De meeste fietsen zijn voor slechts één berijder gemaakt.• Misbruik de fiets niet. Rijd in de omstandigheden waarvoor jouw type fiets geschikt is.• Wees voorzichtig bij off road rijden. Rijd uitsluitend op de trails. Rijd niet over stenen en takken of door kuilen. Nader je een afdaling, verminder dan je snelheid, verplaats je gewicht naar beneden en naar achteren, en rem sterker op je achterrem dan met je voorrem.• Rijd niet in grote groepen. In een grote groep moet je dicht bij de andere fietsers rijden. Deze nabijheid kan het moeilijk maken om te zien; gevaren op de weg kunnen je ontgaan en als je ze wel ziet, heb je erg weinig tijd om erop te reageren. Als iemand vlak bij je rijdt, kan een plotselinge verandering van richting of snelheid je de

WAARSCHUWING: Je loopt een grotere kans op letsel als je jouw fiets op onjuiste wijze gebruikt, zoals:•Sprongen maken met je fiets•Over takken, steenslag of andere

obstakels rijden•Stunts uithalen met je fiets•Op zwaar off-road terrein rijden•Snel rijden, wedstrijden rijden of

'downhillen'• Op abnormale wijze rijdenDit zijn voorbeelden van misbruik die elk deel van je fiets extra belasten. Door zware belasting kunnen het frame of onderdelen breken, waardoor je meer kans loopt op verwondingen. Verminder je risico op letsel door je fiets op de juiste wijze te gebruiken.

controle over je fiets doen verliezen. Ook kunnen grote groepen fietsers andere weggebruikers in de problemen brengen.• Rijd niet te snel. Hogere snelheden betekenen grotere risico's. Rijd je harder dan is er meer kans dat de wielen slippen of dat een kleine hobbel een impact heeft op je frame of vork. Hogere snelheden resulteren in grotere krachten in geval van een valpartij. Houd je fiets altijd onder controle.

Regels voor veilig rijden

Ken de plaatselijk geldende regels voor fietsers en houd je eraanIn de meeste landen en streken gelden speciale regels voor fietsers. Houd je aan deze regels. Welke artikelen verplicht zijn, zoals verlichting en reflectoren, kan van plek tot plek verschillen. Vraag bij je plaatselijke fietsclub, het Ministerie van Verkeer en Waterstaat of een vergelijkbare instantie na wat de verplichtingen zijn.

Enkele van de meest belangrijke regels:• Gebruik de juiste handsignalen.• Rijd achter elkaar als je samen met andere fietsers rijdt.• Rijd aan de goede kant van de weg; rijd niet tegen de richting van het verkeer in.• Rijd defensief; wees voorbereid op elke situatie.

Kijk uit voor auto's, voetgangers en andere obstakelsEen fietser is moeilijk te zien en veel mensen zijn niet op de hoogte van de rechten en speciale kenmerken van een fietser.

Als een auto zich plotseling op jouw weghelft begeeft, een voetganger voor je de weg opstapt of iemand de deur van een geparkeerde auto opent, kun je bij een ongeval betrokken raken. Monteer een toeter of bel op je fiets en gebruik deze om anderen te laten weten dat je eraan komt.

Wees attent op gaten in het wegdek, rioolroosters, een zachte of lage berm en andere afwijkingen die voor een klap op je wielen kunnen zorgen of deze kunnen laten slippen. Rijd je over een spoorwegovergang of rioolrooster, doe dit dan voorzichtig en onder een hoek van 90° (Afbeelding 9). Ben je niet zeker van de ondergrond, stap dan af en loop eroverheen met je fiets aan de hand.

Draag een helm en fietskledingDraag een helm die voldoet aan de CPSC- of CE-veiligheidsnormen (Afbeelding 10); dit kan letsel voorkomen of verminderen. Zet de helm af als je niet op de fiets zit; als de helm ergens aan blijft hangen, kun je stikken.

Draag fietskleding en -schoenen, een bril en handschoenen. Draag lichte, felle en reflecterende kleren zodat je beter zichtbaar bent, vooral 's avonds. Draag geen ruim zittende kleding; deze kan verstrikt raken in de ketting of wielen.

AFBEELDING 9:Rijd over rails onder een hoek van 90°

AFBEELDING 10:Draag tijdens het rijden een fietshelm

Rijd veilig bij regen of windBij nat weer hebben je remmen minder remkracht. Zelfs als de remmen goed zijn afgesteld en onderhouden, zul je bij natte weersomstandigheden je remmen harder moeten aantrekken en heb je een langere remweg.

Nat weer vermindert de grip. Het wegoppervlak kan glad worden en alledaagse voorwerpen kunnen verraderlijk worden, zoals natte bladeren, zebrapaden of putdeksels. Als natte oppervlakken bevriezen, is er nog minder grip.

Slecht weer kan ook nog andere effecten hebben op het fietsen. Een natte band kan ervoor zorgen dat een dynamo (lichtgenerator) niet meer werkt. Een harde wind kan een fiets onbedoeld van richting laten veranderen, vooral als hij hoge of diepe velgen heeft.

WAARSCHUWING: Nat of guur weer kan ervoor zorgen dat een fiets moeilijk te besturen is. Verlaag je snelheid en wees extra voorzichtig, of kies een ander vervoermiddel.45

90

Page 9: Belangrijk: Bewaar

Hoofdstuk 1: Veilig gebruik op verharde en onverharde wegen12 Hoofdstuk 1: Veilig gebruik op verharde en onverharde wegen 13

Schakelen met een naafversnelling Bij het schakelen kun je het beste freewheelen (niet trappen). Moet je toch blijven trappen tijdens het schakelen, verminder dan de druk op de pedalen. Als er te veel spanning op de ketting staat, kan het schakelmechanisme niet correct functioneren en kan het beschadigd raken.

Gebruik pedaalsystemen voorzichtigHet vastzetten van je voeten op de pedalen helpt je om efficiënter te trappen, meer kracht uit te oefenen op de pedalen en je controle over de fiets te vergroten. Sommige fietsen beschikken daarom over een van de volgende systemen:• Toeclips en riempjes verbinden je voeten met de pedalen, waarbij het teengedeelte op zijn plaats wordt gehouden door een beugel.• Klikpedalen (clipless pedalen) maken gebruik van een veermechanisme voor het vastzetten van een schoenplaatje dat zich aan de onderzijde van speciale fietsschoenen bevindt.Kies je ervoor om met een van deze systemen te rijden, draag dan schoenen die geschikt zijn voor het gekozen systeem. Oefen met het vastzetten en loskomen uit het pedaal voordat je gaat fietsen. Houd pedalen en schoenen schoon en vrij van vuil en steentjes die de werking van het pedaalsysteem kunnen beïnvloeden. Ga na dat het uitkliksysteem goed functioneert en stel het af voordat je gaat fietsen.

Ben je niet bekend met de pedalen of de juiste procedures, lees dan de informatie op de handleiding op cd of raadpleeg je dealer.

Neem reparatiemateriaal mee tijdens het fietsenNeem tijdens het fietsen een pomp, een binnenband, een bandenplakset en gereedschap mee. Dan kun je onderweg je fiets repareren bij een lekke band of mechanisch probleem. Rijd je in het donker, neem dan ook reservelampjes en batterijen mee voor je verlichting.

WAARSCHUWING: Als een pedaalsysteem niet goed functioneert, kunnen je voeten vast komen te zitten of onverwachts losschieten uit het pedaal. Hierdoor kun je de controle over je fiets verliezen. Zorg voordat je gaat fietsen dat je bekend met het pedaalsysteem en dat het pedaalsysteem goed functioneert.

omstandigheden. Zijn je remmen te krachtig, breng dan de fiets naar je dealer om ze aan te laten passen of het remsysteem te laten vervangen.

Op de juiste wijze schakelenJe kunt naar de versnellingscombinatie schakelen die het meeste comfort biedt onder de gegeven omstandigheden; een versnelling waarbij je met constante snelheid kunt blijven trappen. Er zijn twee typen schakelsystemen: derailleur (extern) en naafversnelling (intern).

Schakelen met een derailleurMet de linkerhendel regel je de voorderailleur en met de rechterhendel de achterderailleur. Gebruik de hendels nooit tegelijkertijd. Schakel alleen wanneer de pedalen en ketting in voorwaartse richting bewegen. Schakel niet terwijl je over hobbels rijdt; dan kan de ketting op het verkeerde tandwiel vallen of eraf lopen.

Verminder de druk op de pedalen als je schakelt. Een geringere kracht op de ketting helpt het schakelen snel en soepel te laten verlopen. De ketting en het versnellingssysteem zullen minder snel slijten en je voorkomt verbuiging van ketting, derailleur of kettingbladen.

Laat de ketting nooit 'kruislings' lopen. Als je zo schakelt dat de ketting van grootste tandwiel naar het grootste kettingblad (of van het kleinste tandwiel naar het kleinste kettingblad) loopt, wordt de ketting onder een extreme hoek gezet. Onder deze hoek lopen de ketting en het versnellingssysteem minder soepel en zullen de onderdelen sneller slijten.

Bij moderne schakelsystemen zal de ketting direct overschakelen naar een andere versnelling wanneer de versnellingshendel van de ene in de andere positie (of in de 'schakelstand') wordt gezet.

Bij fietsen die zijn uitgerust met een Shimano STI-schakelsysteem voor racefietsen en drie kettingbladen verloopt het schakelen beter als je de linkerhendel even vasthoudt voordat je hem loslaat. Dit geldt vooral als je van het kleinste naar het middelste kettingblad schakelt.

WAARSCHUWING: Als je plotseling of te sterk de voorrem aantrekt, kan het achterwiel los komen van de grond of het voorwiel onder je vandaan slippen. Hierdoor kun je de controle verliezen en ten val komen. Trek beide remmen tegelijkertijd aan en beweeg naar achteren op je fiets.

AFBEELDING 11:Rem niet te veel op de voorrem; het achterwiel kan los komen van de grond, waardoor je de controle verliest

Instructies voor het fietsen

Wees voorzichtig met remmenZorg altijd voor een veilige afstand tussen jou en andere voertuigen of voorwerpen; gebruik je remmen. Pas je afstand en remkracht aan je rij-omstandigheden aan.

Beschikt je fiets over een terugtraprem, die geactiveerd wordt door de pedalen, dan rem je door achteruit te trappen. Voor de grootste remkracht moeten de crankarmen zich in een horizontale positie bevinden tijdens het remmen. Het pedaal zal eerst een stukje draaien voordat de rem gaat werken. Begin dus te remmen met het achterste pedaal in een iets hogere positie.

Heeft je fiets twee handremmen, trek dan beide remmen tegelijkertijd aan. Overmatig of incorrect gebruik van de voorrem kan ervoor zorgen dat het achterwiel los komt van de grond, waardoor je de controle kunt verliezen (Afbeelding 11).

Fietsen zijn zo gemaakt dat je de voorrem bedient met de linker remgreep. Wil je dit veranderen, lees dan Hoofdstuk 3.

Vele moderne remmen zijn uiterst krachtig; ze zijn erop gemaakt om een fiets tot stilstand te kunnen brengen onder natte of modderige

Page 10: Belangrijk: Bewaar

Hoofdstuk 2: Onderhoud 15Hoofdstuk 1: Veilig gebruik op verharde en onverharde wegen14

Reinig elke drie maanden de framelak en poets deze op met een poetsmiddel. Voor sommige lakken is geen poetsmiddel nodig. Raadpleeg bij twijfel je dealer.

Voorkom schade aan je fietsZet geen klem op het frame tijdens transport of reparatieDe klemmen van bijvoorbeeld werkstandaarden of fietsendragers kunnen de lak beschadigen of zelfs de lichtgewicht framebuizen van prestatiefietsen deuken, in elkaar drukken of breken. Wil je de fiets in een reparatiestandaard plaatsen, klem hem dan vast op de zadelpen. Wil je de fiets vervoeren op een motorvoertuig, klem hem dan vast op de wielen of vorkuiteinden.

Verpak je fiets goed voor verzendingMoet je je fiets verpakken voor transport, gebruik dan altijd een harde koffer of doos die je fiets beschermt. Bevestig zacht, beschermend materiaal om alle frame- en vorkbuizen en gebruik een stijf blok om de vorkuiteinden te beschermen en de vorkpoten structureel te ondersteunen. Is de fiets niet goed verpakt, dan kan deze eenvoudig schade oplopen tijdens het transport. Vraag bij twijfel aan je dealer om je fiets voor je te verpakken.

Vermijd situaties die de lak kunnen beschadigenChemicaliën of schurende materialen kunnen de lak van je fiets beschadigen. Sommige sportdranken kunnen voor vlekken of schade aan de lak zorgen. Als iets tegen de lak aanschuurt, vooral als het om een vuil voorwerp gaat, kan dit de lak krassen of verwijderen. Een riempje rond een buis of een buitenkabel kan bijvoorbeeld door de laklaag heen schuren. In extreme gevallen kan zelfs een deel van het framemateriaal worden weggeschuurd. Houd de fiets schoon. Gebruik zelfklevend beschermmateriaal om schuren op belangrijke plekken tegen te gaan.

Bescherm je fiets

Voorkom dat je fiets gestolen wordtKoop en gebruik een slot dat bestand is tegen betonscharen en zagen. Zet je fiets nergens neer zonder hem op slot te doen. Registreer je fiets bij de plaatselijke politie.

Noteer het serienummerNoteer het serienummer van je fiets op de beginpagina van deze handleiding en bewaar de handleiding op een veilige plek. Vul vervolgens het online registratieformulier in; dan bewaren wij het serienummer.

Stal je fiets op een veilige plekZet je fiets na afloop van een rit neer op een plaats waar hij niet in de weg staat en beschermd wordt tegen gevaarlijke omstandigheden. Plaats je fiets niet in de buurt van elektrische motoren; de ozon van motoren kan het rubber en de lak beschadigen. Regen of sneeuw kunnen ervoor zorgen dat metalen delen van je fiets gaan roesten. Ultraviolette straling in het zonlicht kan de lak laten verbleken of barsten veroorzaken in de rubber of plastic delen van je fiets.

Zorg ervoor dat je fiets niet kan omvallen. Dit kan de handvatten of het zadel beschadigen. Door onjuist gebruik van een fietsenrek kunnen je wielen verbuigen. Leg je fiets niet neer op de derailleurs. De achterderailleur kan vervormen of er kan vuil in het aandrijfsysteem komen.

Ben je van plan je fiets voor langere tijd op te bergen, maak hem dan eerst schoon, voer onderhoud uit en wrijf het frame op met een poetsmiddel. Hang de fiets op, met de banden opgepompt tot ongeveer de helft van de aanbevolen bandenspanning. Ga je weer met je fiets rijden, controleer dan eerst of alles nog goed werkt.

Houd je fiets schoonMaak een vuil frame of onderdeel schoon met een zachte, vochtige doek en fietsreiniger of een waterige zeepoplossing. Gebruik geen industriële oplosmiddelen of sterke chemicaliën. Deze kunnen namelijk de lak of bewegende delen beschadigen.

Elke maand Controleer de stuurpenbouten ......................16-17Controleer de zadelpenbouten ..................... 18-19Controleer de afstelling van de balhoofdlagers ................................................... 19 Controleer de pedalen .......................................... 20Controleer de ketting op slijtage ....................... 20Controleer de kabels op slijtage ........................ 20Controleer de werking van de versnellingshendels ............................................... 20Controleer de derailleurs ................................21-22Controleer de naafversnelling .............................23Controleer de remmen ...................................23-26Controleer de afstelling van de wiellagers ......27Controleer de velgen op slijtage .........................27Controleer accessoirebouten ..............................33Controleer de bouten van de geveerde voorvork ..................................................33 Controleer de bouten van de achtervering .....33Controleer de reflectoren .....................................35Smeer de geveerde voorvork ...............................36Smeer de derailleurs ..............................................36

Elke drie maanden Reinig en poets de lak .............................................13Controleer de crankarmen en bottom bracket ....19Smeer de remgrepen ............................................36Smeer de bevestigingsbouten van de remarmen ............................................................36

Elk jaar Smeer de stuurpen .................................................36Smeer de zadelpen .................................................36Vet het pedaaldraad opnieuw in .......................36Vet de pedaallagers opnieuw in .........................36Vet de lagers van de bottom bracket opnieuw in ................................................................36Vet de wiellagers opnieuw in ..............................36Vet de balhoofdlagers opnieuw in .....................37Smeer de snelkoppeling van de wielen ............37De geveerde voorvork opnieuw invetten/ smeren .......................................................................37

Hoofdstuk 2: OnderhoudDit onderhoudsschema is gebaseerd op normaal gebruik. Fiets je meer dan gemiddeld, in de regen, in de sneeuw of op onverhard terrein, voer dan vaker onderhoud uit dan in het schema wordt aanbevolen. Functioneert een onderdeel niet goed, controleer of repareer het dan meteen, of raadpleeg je dealer. Is een onderdeel versleten of beschadigd, vervang het dan voordat je weer op de fietst stapt.

Nieuwe fietsen moeten worden gecontroleerd nadat ze zijn ingereden. Door het gebruik kunnen de kabels bijvoorbeeld oprekken. Dit kan de werking van het schakelsysteem of de remmen beïnvloeden. Laat je nieuwe fiets ongeveer twee maanden na aankoop helemaal nakijken door je dealer.

Zelfs al rijd je niet vaak, breng je fiets dan toch elk jaar naar je dealer voor een volledige onderhoudsbeurt.

Gereedschap voor fietsonderhoud • Momentsleutel met lb•in of N•m

aanduidingen • 2, 4, 5, 6, 8 mm inbussleutels • 9, 10, 15 mm steeksleutels • 15 mm ringsleutel • Set dopsleutels van 14, 15 en 19 mm • T25 torxsleutel • Kruiskopschroevendraaier nr. 1 • Bandenplakset, fietspomp met drukmeter,

en bandenlichters • Speciale hogedrukpomp voor achtervering

of geveerde voorvorkNiet voor elke fiets zijn al deze gereedschappen nodig

OnderhoudsschemaElke rit Doorloop de Vóór elke rit Checklist in Hoofdstuk 1

Elke weekMet een vochtige doek schoonmaken ..............13Controleer op loszittende spaken ......................26

Page 11: Belangrijk: Bewaar

Hoofdstuk 3: Afstelling16 Hoofdstuk 3: Afstelling 17

Stuur en stuurpenJe gebruikt het stuur om de fiets een bepaalde richting op te laten gaan. De stuurpen verbindt het stuur met de voorvork. De positie van het stuur is belangrijk voor controle en comfort. Er zijn twee typen stuurpennen: • Voorbouw (Afbeelding 12)• Uit één stuk (Afbeelding 13)

Hoofdstuk 3: AfstellingDit hoofdstuk bevat instructies voor het afstellen van de onderdelen van een fiets. De in dit hoofdstuk genoemde inspecties zijn een aanvulling op de in Hoofdstuk 1 vermelde controles. Lees voordat je aan je fiets gaat sleutelen eerst de Waarschuwing over montage en afstelling op pagina 1.

Opmerkingen over aanhaalspecificatiesHet aanhaalmoment is een maat voor hoe strak een schroef of bout moet worden vastgedraaid. Voor vele onderdelen staat het aanhaalmoment vermeld op of bij de bout (op het onderdeel). Is dit niet het geval, raadpleeg dan deze handleiding. Wordt het aanhaalmoment ook hier niet gespecificeerd, doen dan navraag bij je dealer. Gebruik een momentsleutel om er zeker van te zijn dat de torsie niet te groot is. Dit kan het onderdeel beschadigen of breken. Een schroef of bout die te los zit kan echter ook voor een beschadiging zorgen die een onderdeel doet breken.

Controleer na het gebruik van de momentsleutel de werking van het onderdeel met behulp van de tests in Hoofdstuk 1 en dit hoofdstuk. Werkt een onderdeel niet goed nadat het tot het aanbevolen moment is aangedraaid, breng dan je fiets ter reparatie naar je dealer. Heeft jouw fiets een schroef of bout die niet vermeld staat in deze handleiding, bekijk dan de uitgebreidere informatie op de handleiding op cd of raadpleeg je dealer.

AFBEELDING 12:Voorbouw1. Stuurpenklembouten 2. Stuurklembouten

AFBEELDING 13:Verstelbare stuurpen uit één stuk1. Stuurpenschacht2. Stuurklembouten3. Expanderbout4. Stelbout voor de hoek

WAARSCHUWING: Een defect aan je fiets kan ervoor zorgen dat je de controle verliest of ten val komt. Controleer je fiets volledig voorafgaand aan iedere rit. Is er een probleem, gebruik je fiets dan niet: repareer hem of breng hem ter reparatie naar je dealer.

WAARSCHUWING: Een onjuist aanhaalmoment (te los of te strak aangedraaide schroef of bout) kan een onderdeel beschadigen of breken. Gebruik een momentsleutel om een onderdeel op de juiste wijze vast te draaien of breng de fiets ter reparatie naar je dealer.

WAARSCHUWING: Het te strak aandraaien van de stuurpenbouten kan de vorkbuis beschadigen, waardoor deze mogelijk kan breken. Als de vorkbuis breekt, kun je ten val komen.

De stuurhoek verstellen1. Draai de stuurklembout(en) op de stuurpen

los (Afbeelding 12 of Afbeelding 13).2. Zet het stuur in de gewenste hoek. Zorg dat

het in het midden van de stuurpen zit.3. Draai de stuurklembout(en) aan volgens

de specificaties van jouw type stuurpen: • Gelaste pennen: 100-120 lb•in

(11.3-13.6 N•m) • Gesmede pennen: 150-180 lb•in

(17-20.3 N•m)

De hoogte van een voorbouw verstellenOm de hoogte te verstellen van een stuur met voorbouw moet het balhoofdlager worden afgesteld. Voor het afstellen van de lagers is speciaal gereedschap en specialistische kennis nodig. Laat dit daarom over aan je dealer.

Wil je de vulringen in het balhoofdstel verplaatsen, volg dan de onderstaande aanwijzingen. Voeg geen extra vulringen toe. Dan zal de stuurpen namelijk niet meer goed klemmen op de vorkbuis.

Minimum aan vulringen bij een voorbouwOp een fiets met voorbouw moet minstens één vulring van 5 mm onder de stuurpen zitten (in aanvulling op het lagerdeksel).

Op een fiets met een vorkbuis van carbonfiber moet er ook minstens één vulring van 5 mm boven de stuurpen zitten (Afbeelding 14). Weet je niet wat voor type vorkbuis er op jouw fiets zit, raadpleeg dan je dealer.

AFBEELDING 15:Markering minimale insteekhoogte op stuurpen1. Deze lijn mag niet zichtbaar zijn boven het fietsframe. Minimaal 70 mm van de stuurpen moet zich altijd in het frame bevinden.

WAARSCHUWING: Een onjuiste assemblage van balhoofd en stuurpen of ontbrekende vulringen kunnen de vorkbuis beschadigen, waardoor deze mogelijk kan breken. Als de vorkbuis breekt, kun je ten val komen.

AFBEELDING 14:Vereiste vulringen boven en onder een stuurpen uit één stuk

Een stuurpen uit één stuk uitlijnen of verstellenWil je de hoogte verstellen van een stuurpen met verstelbare rise, verstel dan eerst de stuurpenhoek (zie de volgende paragraaf) zodat je bij de expanderbout kunt. De expanderbout houdt de stuurpenwig vast, die de stuurpen vastzet in de vork.

1. Draai de expanderbout twee tot drie slagen los.

2. Tik met een houten of kunststof hamer op de bovenkant van de expanderbout om de wig los te maken.

3. Verstel het stuur tot de gewenste hoogte. De markering voor de minimale insteekhoogte mag echter niet boven het frame uitkomen (Afbeelding 15).

4. Draai de expanderbout aan tot 120 lb•in (13,6 N•m).

Een voorbouw uitlijnen1. Draai de stuurpenklembouten twee tot drie

slagen los.2. Breng de stuurpen op één lijn met het

voorwiel.3. Draai de stuurpenklembouten aan tot het op

de stuurpen aangegeven aanhaalmoment, of tot 100-120 lb•in (11,3-13,6 N•m).

WAARSCHUWING: Een stuurpen uit één stuk die te hoog staat, kan je fiets beschadigen, je controle verminderen, en je ten val doen komen. Zorg ervoor dat de markering voor de minimale insteekhoogte niet boven het frame uitkomt (Afbeelding 15).

De hoek wijzigen van een stuurpen met verstelbare riseEr zijn diverse typen verstelbare stuurpennen. Zie de handleiding op cd voor illustraties.

1. Draai de stelbout los totdat de hoek van de stuurpen kan worden versteld.

2. Zet de stuurpen onder de gewenste hoek.3. Draai de verstelbout aan tot 150-170 lb•in

(17-20,3 N•m).

21

2

1

3

4

1

Page 12: Belangrijk: Bewaar

Hoofdstuk 3: Afstelling18 Hoofdstuk 3: Afstelling 19

Zadel en zadelpenHet zadel draagt het grootste deel van je gewicht als je op de fiets zit. Ook bepaalt het hoe ver je je benen kunt strekken en hoe ver van voren of achteren je lichaam zit op de fiets. De zadelpen verbindt het zadel met het frame en regelt de verstelling van het zadel. Als het correct is afgesteld, zit je comfortabel op je fietszadel — zelfs tijdens langere ritten.

De zadelhoek verstellen1. Draai de zadelklembout (Afbeelding 16) los

totdat het zadel bewogen kan worden. • Sommige zadelpennen hebben twee bouten.

Om hierbij de zadelhoek te verstellen moet je de ene bout losdraaien en vervolgens de andere bout vastdraaien.

2. Plaats een waterpas of liniaal bovenop het zadel om de zadelhoek beter te kunnen beoordelen.

3. Verstel het zadel en draai de zadelklembout vast tot het aanhaalmoment dat op de zadelpen staat aangegeven. Staat er geen aanduiding op de zadelpen, kijk dan welk type zadelpen je hebt:

• Eén bout waarvoor een steeksleutel van 13 of 14 mm nodig is: 180-220 lb•in (20.3-24.9 N•m)

• Eén bout door de zadelpenkop waarvoor een 5 mm inbussleutel nodig is (Afbeelding 17): 120-130 lb•in (13.6-14.7 N•m)

• Eén bout waarvoor een inbussleutel van 6 mm nodig is: 150-250 lb•in (17-28.3 N•m)

• Twee bouten waarvoor een inbussleutel van 5 mm nodig is: 80-125 lb•in (9.6-14.1 N•m)

WAARSCHUWING: Een zadel dat onjuist is afgesteld of je bekkengebied niet goed ondersteunt, kan leiden tot letsel aan je zenuwen of bloedvaten. Zorgt je zadel voor pijn of een doof gevoel, pas dan de zadelstand aan. Heb je na het aanpassen nog steeds last van pijn of gevoelloosheid, overleg dan met je dealer over een verdere aanpassing van de zadelstand of vervanging door een comfortabeler model.

Stel de zadelhoek af op basis van je persoonlijke voorkeur. Probeer allereerst te fietsen met de bovenkant van het zadel evenwijdig aan de ondergrond. Heb je een zadel met achtervering, laat dan de neus van het zadel licht naar beneden wijzen; het samendrukken van de achtervering door je lichaamsgewicht zorgt dan voor een vlakke zit. Het zadel kan ook langs de zadelpen naar voren of achteren worden bewogen voor meer comfort en om de afstand tot het stuur te veranderen. Het rechte deel van de rails (Afbeelding 16) moet echter geheel binnen de zadelklem blijven.

AFBEELDING 16:Onderdelen van de zadelpen1. Zadelklembouten2. Zadelpen3. Zadelpenklembout

AFBEELDING 17:Zadelpen en zadelrails1. Rechte deel van de zadelrails2. Zadelklem

WAARSCHUWING: Een onjuist gepositioneerde zadelpen kan de zadelrails of zadelklembout breken en een valpartij veroorzaken. Klem uitsluitend het rechte deel van de zadelrails in de zadelklem.

Sommige zadels hebben spiraalveren die niet afgeschermd zijn. Bevestig je een kinderzitje aan de achterzijde van de fiets, dan kunnen deze veren de vingers van het kind verwonden. Bedek daarom de veren of gebruik een zadel zonder veren.

De zadelhoogte verstellen1. Ga op het zadel zitten zonder schoenen aan,

terwijl iemand anders de fiets vasthoudt.2. Draai de bout van de zadelpenbevestiging

of snelkoppeling los. Draai de zadelpenbevestiging niet dicht wanneer de zadelpen zich niet in het zadel bevindt.

3. Zet de crankarmen evenwijdig aan de zadelbuis en plaats je hiel op het onderste pedaal. Breng de zadelpen omhoog totdat je gestrekte been recht is (Afbeelding 18).

• Plaats je met je schoenen aan de bal van je voet op het pedaal, dan moet je knie licht gebogen zijn.

4. Zorg ervoor dat de markering op de zadelpen voor de minimale insteekhoogte (Afbeelding 19) niet zichtbaar uitsteekt boven het fietsframe.

5. Vergrendel de snelkoppeling van de zadelpen of draai de zadelpenklembout aan tot 40-60 lb•in (4,5-6,8 Nm) voor een bout van 5 mm of tot 60-80 lb•in (6,8-9 N•m) voor een bout van 6 mm.

BalhoofdHet balhoofd is het lagersysteem dat ervoor zorgt dat het stuur en de voorvork kunnen draaien. Controleer het balhoofd elke maand.

De balhoofdafstelling controleren1. Trek de voorrem aan terwijl je de fiets naar

voren en achteren beweegt.2. Til het voorwiel op van de grond. Draai de

voorvork en het stuur langzaam naar rechts en naar links.

Is er speling van de balhoofdlagers in het frame of draaien ze niet soepel, gebruik je fiets dan niet. Het afstellen van het balhoofd vereist speciaal gereedschap en specialistische kennis. Breng je fiets ter reparatie naar je dealer; het afstellen van de lagers is iets dat door een dealer moet gebeuren.

Crankarmen en bottom bracketDe crankarmen verbinden de pedalen met de bottom bracket. Ze dragen de kracht van de rijder over naar het achterwiel. Op sommige fietsen laten ze de rem werken.

De lengte van sommige crankarmen kan worden aangepast door de pedalen op een andere positie te bevestigen: zie het onderdeel 'Pedalen'.

De bottom bracket is het lagersysteem dat de crankarmen in staat stelt om rond te draaien in het frame. Controleer de bottom bracket iedere maand.

De afstelling van de bottom bracket controleren1. Til de ketting van de kettingbladen.2. Draai de crankarmen zo dat ze evenwijdig aan

de zadelbuis komen te staan.3. Plaats één hand op de crankarm en één hand

op de zadelbuis. Probeer de crankarm van en naar de zadelbuis te bewegen.

4. Draai de crankarmen.Voelt of klinkt het alsof de crank los zit, stopt de beweging abrupt of hoor je een knarsend geluid, gebruik je fiets dan niet. Het afstellen van de bottom bracket vereist speciaal gereedschap en specialistische kennis. Breng je fiets ter reparatie naar je dealer; het afstellen van de lagers is iets dat door een dealer moet gebeuren.

AFBEELDING 18:Beenstrekking bij de juiste zadelhoogte

WAARSCHUWING: Een zadelpen die te hoog staat, kan je fiets beschadigen, je controle verminderen, en je ten val doen komen. Zorg ervoor dat de markering voor de minimale insteekhoogte niet boven het frame uitkomt (Afbeelding 19).

AFBEELDING 19:Markering voor de minimale insteekhoogte op de zadelpen1. Deze lijn mag niet zichtbaar zijn boven het fietsframe.

1

2

3

2

1

1

Page 13: Belangrijk: Bewaar

Hoofdstuk 3: Afstelling20 Hoofdstuk 3: Afstelling 21

PedalenDe pedalen houden je voeten vast, zodat je de crankarmen rond kunt draaien. Ze zijn in de crankarmen geschroefd. Het rechterpedaal is in de gebruikelijke richting geschroefd, maar het linkerpedaal heeft linksdraaiend schroefdraad. Draai de pedalen in de crankarmen vast tot 350-380 lb•in (40,2-42,9 N•m).

De afstelling van de pedaallagers controleren1. Probeer het pedaal naar boven en beneden te

bewegen terwijl je de crankarm met één arm vasthoudt.

2. Draai het pedaal rond.Zit er speling tussen de pedalen en de crankarmen of draaien ze niet soepel rond, gebruik je fiets dan niet. Het afstellen van de pedaallagers vereist speciaal gereedschap en specialistische kennis. Breng je fiets ter reparatie naar je dealer; het afstellen van de lagers is iets dat door een dealer moet gebeuren.

Wil je de uitklikkracht van klikpedalen wijzigen, raadpleeg dan de handleiding van je pedalen of de cd bij deze handleiding, of neem contact op met je dealer.

KettingDe ketting verbindt het kettingblad (en de crankarmen) met het achterwiel.

Heeft een fiets geen achterderailleur, dan is de juiste kettingspanning nodig om een aflopende ketting te voorkomen. De kettingspanning wordt veranderd door het achterwiel te verplaatsen of de uitvaleinden te verstellen. Heeft je fiets verstelbare uitvaleinden of een excentrische bottom bracket, raadpleeg dan de cd voor instructies of neem contact op met je dealer.

De kettingspanning veranderen1. Maak de asmoer aan de ene kant van het

achterwiel lichtjes los. Doe vervolgens hetzelfde met de asmoer aan de andere zijde van het wiel.

• Draai je de asmoer aan één kant volledig los voordat je de andere asmoer losdraait, dan moeten de lagers mogelijk opnieuw worden afgesteld.

2. Schuif het wiel naar achteren om de ketting strakker te zetten. Positioneer het wiel in het midden van het frame.

3. Monteer het wiel (zie 'Wielen').

KabelsOp een fiets met een schakelversteller of handrem vormt een kabel de verbinding tussen de regelhendel en datgene wat daardoor geregeld wordt. Controleer de kabel maandelijks op problemen: knikken, roest, gebroken draden of rafelige uiteinden. Controleer ook het kabelhuis op losse draden, gebogen uiteinden, breuken en slijtage. Rijd niet op je fiets als er een probleem is met de kabel of het kabelhuis. Volg de instructies voor het vervangen van de kabel of breng je fiets ter reparatie naar je dealer.

VersnellingshendelsMet een versnellingshendel regel je de derailleur of het interne versnellingsmechanisme in de naaf. De positie van de versnellingshendel op het stuur is verstelbaar. Er zijn vele typen versnellingshendels; wordt een bepaalde versnellingshendel hier niet behandeld, bekijk dan de handleiding op cd of raadpleeg je dealer.

De positie van een remgreep verstellen1. Kijk waar de klembout voor de hendel zit

(Afbeelding 20 of Afbeelding 21).2 Draai de klembout twee tot drie slagen los.3. Verplaats de greep.4. Draai de klembout aan tot 53-69 lb•in

(6,0-7,8 N•m).

AFBEELDING 20:Klembout racefiets-remgreep1. Klembout remgreep

AFBEELDING 21:Klembout mountainbike-remgreep1. Klembout remgreep2. Stelschroef reikwijdte3. Stelbusje4. Kabel

VoorderailleurBij fietsen met meer dan één kettingblad beweegt de voorderailleur de ketting om van versnelling te kunnen wisselen.

De positie van het kleinste kettingblad verstellen1. Plaats de ketting op het kleinste kettingblad

(voor) en de grootste tandkrans (achter). 2. Draai de klembout voor de kabel (Afbeelding

22) los totdat de kabel vrij komt.3. Draai de stelschroef voor de lage versnelling

(markering 'L') zodanig dat de binnenste kettinggeleider ongeveer 0,5 mm van de ketting is verwijderd.

4. Zit er een stelbusje op de versnellingshendel of de schuine buis, draai dit dan zo ver mogelijk rechtsom.

5. Trek aan het kabeluiteinde en plaats de linker versnellingshendel in de stand voor het kleinste kettingblad.

6. Steek de kabel in de groef nabij de klembout voor de derailleurkabel, trek de kabel strak en draai de klembout aan tot 44-60 lb•in (5,0-6,8 N•m).

De positie van het grootste kettingblad verstellen1. Schakel de achterderailleur naar de kleinste

tandkrans (achter).2. Draai de stelschroef voor de hoge versnelling

(markering 'H') linksom totdat deze de beweging van de derailleur niet kan belemmeren.

3. Draai de pedalen rond met je hand. Gebruik de versnellingshendel om de ketting voorzichtig naar het buitenste kettingblad te verplaatsen.

4. Zet de buitenste kettinggeleider ongeveer 0,5 mm van de ketting.

5. Draai de stelschroef van de hoge versnelling vast totdat je weerstand voelt.

• Heb je de schroef te ver vastgedraaid, dan loopt de voorderailleur tegen de ketting aan of duwt deze de ketting naar een kleiner kettingblad.

6. Controleer de afstelling. • Probeer alle versnellingscombinaties

uit. Verzeker je ervan dat de ketting er niet afloopt tijdens het schakelen met de versnellingshendel.

• Zorg ervoor dat de derailleurkooi niet aanloopt tegen de crankarm.

De positie van het middelste kettingblad verstellen (bij drie kettingbladen)1. Plaats de ketting op het grootste kettingblad

(voor) en de kleinste tandkrans (achter).2. Draai het stelbusje voor de kabelspanning

(op de schuine buis, het kabelhuis of de hendel) om de kabelspanning te veranderen en lijn de binnenkant van de derailleurkooi uit totdat deze de ketting raakt.

3. Controleer de afstelling. • Probeer alle versnellingscombinaties uit om

er zeker van te zijn dat de ketting goed lijnt met alle kettingbladen.

Sommige versnellingshendels voor de voorbladen hebben een 'tab'. Beweeg de hendel lichtjes naar een lichtere versnelling en de derailleur beweegt enigszins naar binnen zodat hij de ketting niet raakt.

AFBEELDING 22:Voorderailleur1. Kabel2. Stelschroeven3. Kabelklembout

1

2

3

4

1

12

3

Page 14: Belangrijk: Bewaar

Hoofdstuk 3: Afstelling22 Hoofdstuk 3: Afstelling 23

AchterderailleurOp fietsen met meer dan één tandkrans op het achterwiel beweegt de achterderailleur de ketting om van versnelling te wisselen.

De positie van de kleinste tandkrans verstellen1. Plaats de ketting op de kleinste tandkrans

(achter) en het grootste kettingblad (voor).2. Draai de klembout voor de kabel (Afbeelding

23) los totdat de kabel vrij komt.3. Ga achter de fiets staan om te controleren

of de kleinste tandkrans, de ketting en beide derailleurwieltjes zich op één lijn bevinden.

4. Is dit niet het geval, draai dan de stelschroef voor de hoge versnelling (gewoonlijk gemarkeerd met een 'H') totdat ze wel lijnen.

5. Schakel met de versnellingshendel naar de positie voor de kleinste tandkrans terwijl je aan de kabel trekt.

6. Draai het stelbusje op de versnellingshendel of schuine buis zo ver mogelijk rechtsom. Draai het stelbusje op de achterderailleur helemaal rechtsom en draai het vervolgens één slag linksom.

7. Steek de kabel in de klemboutgroef op de achterderailleur, trek de derailleurkabel strak en draai de klembout aan tot 44-60 lb•in (5,0-6,8 N•m).

De positie van de grootste tandkrans verstellen1. Draai de stelschroef voor de lage versnelling

op de achterderailleur (gewoonlijk aangeduid door een 'L') zo ver linksom dat de beweging van de derailleur niet wordt belemmerd.

2. Verplaats de ketting voorzichtig naar het kleinste kettingblad (voor) en de grootste tandkrans (achter).

• Verplaats de achterderailleur niet te ver. Dan kan de ketting tussen de grote tandkrans en de spaken komen te zitten.

3. Beweeg de achterderailleurwieltjes totdat ze op één lijn staan met de grootste tandkrans.

4. Draai de stelschroef voor de lage versnelling rechtsom totdat je weerstand voelt.

• Draai je de schroef te ver, dan komt de derailleur aan de buitenkant van de fiets te zitten.

5. Controleer de afstelling. • Probeer alle versnellingscombinaties uit.

Verzeker je ervan dat de ketting er niet afloopt tijdens het schakelen.

Het indexsysteem uitlijnen1. Plaats de ketting op het grootste kettingblad

(voor) en de kleinste tandkrans (achter).2. Schakel één klik met de versnellingshendel

voor de achterzijde.3. Verzeker je ervan dat de ketting soepel naar

de één-na-kleinste tandkrans beweegt. • Maakt de ketting te veel geluid of wordt niet

van versnelling gewisseld, draai het stelbusje dan een stukje verder. Schakel opnieuw en ga na dat soepel van versnelling wordt gewisseld.

• Beweegt de ketting naar de twee-na-kleinste tandkrans, draai het stelbusje dan rechtsom totdat de derailleurwieltjes op één lijn staan met de één-na-kleinste tandkrans.

4. Controleer de afstelling. Probeer alle versnellingscombinaties uit om er zeker van te zijn dat de ketting goed lijnt met alle tandkransen.

Is het niet mogelijk om de derailleur correct af te stellen, dan is het derailleuroog wellicht niet goed uitgelijnd. Breng je fiets ter reparatie naar je dealer; het uitlijnen van het derailleuroog is iets dat door een dealer moet gebeuren.

Naafversnellingen

AFBEELDING 23:Achterderailleur1. Stelschroeven2. Stelbusje3. Kabelklembout4. Kabel

Deze systemen wisselen van versnelling met behulp van een mechanisme dat zich in de achternaaf bevindt.

Een 3-speed systeem afstellen1. Zet de versnellingshendel in de stand voor de

tweede versnelling.2. Controleer de uitlijning. De lijn op de

duwarm moet zich op één lijn bevinden met de indicator op het venster van de belarm (Afbeelding 24).

3. Bevinden deze indicatoren zich niet op één lijn, draai dan het stelbusje totdat ze wel uitgelijnd zijn.

4. Schakel naar de eerste versnelling. Schakel vervolgens terug naar de tweede versnelling. Controleer de afstelling.

Een Nexus 4-, 7-, of 8-speed systeem afstellen1. Zet de versnellingshendel in de stand voor de

vierde versnelling.2. Lijn de indicator op het wiel van de achternaaf

(Afbeelding 25) met de tandkranskoppeling.3. Vallen de rode strepen niet samen, draai dan

het stelbusje totdat ze wel uitgelijnd zijn.4. Schakel naar de eerste versnelling. Schakel

vervolgens terug naar de vierde versnelling. Controleer de afstelling.

RemmenHet remsysteem stelt je in staat de fiets vaart te laten minderen of tot stilstand te brengen. De werking hiervan is essentieel voor je veiligheid. Gebruik uitsluitend remblokjes die gemaakt zijn voor jouw remmen. Het is moeilijk om het remsysteem af te stellen als je niet beschikt over het juiste gereedschap of de juiste kennis. We raden je daarom sterk aan om de remmen uitsluitend door je dealer te laten afstellen. Raadpleeg je dealer voor meer ondersteuning.

Soorten remmenVerschillende typen fietsen hebben verschillende soorten remmen. Remmen zijn onder te verdelen in drie typen: naafremmen, velgremmen en schijfremmen.

Naafrem: het remmechanisme bevindt zich in de naaf (Afbeelding 26). Een naafrem

AFBEELDING 24:3-speed achternaaf1. Venster van de belcrank

AFBEELDING 26:Terugtraprem

kan geregeld worden door middel van een remgreep (trommelrem) of door de pedalen (terugtraprem).

• Velgrem: remblokjes oefenen druk uit op de velg. De druk wordt geregeld met een hendel (greep) die via een kabel is verbonden met de rem. Voorbeelden hiervan zijn direct-pull remmen of V-brakes (Afbeelding 27), cantilever-remmen (Afbeelding 28) en race- of caliper-remmen (Afbeelding 29). Het velgremsysteem bestaat uit de volgende onderdelen: • Rem • Remblokjes • Velg • Remgreep • Remkabel en kabelhuis • Remkrachtmodulator - sommige direct-

pull voorremmen zijn voorzien van een remkrachtmodulator of 'Power modulator'. Bij dit apparaat zit er een kleine veer in de buis (Afbeelding 27) die de remwerking verandert tijdens het eerste contact tussen

AFBEELDING 25:Nexus achternaaf1. Wieltje2. Tandkranskoppeling3. Kabelklembout

1

23 4

1

2

3

1

Page 15: Belangrijk: Bewaar

Hoofdstuk 3: Afstelling24 Hoofdstuk 3: Afstelling 25

AFBEELDING 30:Onderdelen schijfrem1. Bevestigingsbouten2. Afstelling vaste blokjes (op sommige modellen)3. Kabelklembout

de remblokjes en de velg. Wanneer je in de remgreep knijpt, moet je de greep bewegen om de veer samen te drukken voordat je de volledige remkracht op de velg kan toepassen. Dit verandert de manier waarop de rem aanvoelt en maakt de afstelling ook wat gevoeliger: blijkt je rem met modulator bij controle niet goed te functioneren, breng je fiets dan naar je dealer om hem te laten afstellen.

InspectieControleer maandelijks alle rembouten en controleer de remblokjes op slijtage: • Velgremmen: Vervang de remblokjes als de groeven in het remoppervlak minder dan 2 mm diep zijn (of minder dan 1 mm diep bij direct-pull remmen). • Schijfremmen: Vervang remblokjes die dunner zijn dan 1,0 mm.

De afstand tussen de remblokjes en de velg afstellen1. Verdraai het stelbusje. • Bij de meeste direct-pull (Afbeelding 27)

of cantilever (Afbeelding 28) systemen zit het stelbusje op de greep. Bij de meeste calipersystemen voor wegfietsen (Afbeelding 29) bevindt het stelbusje zich op de rem zelf.

• Draai het stelbusje rechtsom om de afstand tussen het remblokje en de velg te vergroten. Draai het stelbusje linksom om de tussenruimte te verkleinen.

2. Is het niet mogelijk om de remblokjes correct af te stellen met behulp van het stelbusje, dan is verder werk nodig:

• Direct-pull en caliper: Draai de klembout voor de kabel los en bevestig de kabel opnieuw.

• Cantilever: Lijn de remblokjes opnieuw uit of breng je fiets naar je dealer.

Een direct-pull, cantilever- of racerem centreren1. Draai de centreerstelschroef (Afbeelding 27,

Afbeelding 28 of Afbeelding 29) in kleine stapjes rond.

2. Heeft de rem twee centreerstelschroeven, pas dan tijdens het centreren van de rem de totale veerspanning aan.

AFBEELDING 27:Direct-pull rem1. Kabelklembout2. Geen contact3. Pijp4. Koppelingsarm 5. Klembout van remblokje6. Centreerschroef7. Klembout van arm

AFBEELDING 28:Cantilever-rem1. Verbindingskabel2. Klembout van arm3. Centreerschroef4. Klembout van remblokje

AFBEELDING 29:Caliper-rem1. Stelbusje2. Centreerschroef3. Remontrgrendeling4. Klembout van remblokje

• Schijfrem: remblokjes oefenen druk uit op een schijf die gemonteerd is op de naaf van het wiel (Afbeelding 30). De druk wordt geregeld met een hendel (greep) die via een kabel of een hydraulische leiding is verbonden met de rem.

Gebruik de remgreep niet wanneer het wiel niet in het frame zit.

De remblokjes van een velgrem uitlijnen1. Draai de bevestigingsbouten van de

remblokjes los.2. Lijn de remblokjes uit zoals weergegeven in

Afbeelding 31. Draai de bevestigingsbouten van de remblokjes vast:

• Caliper: 40-60 lb•in (4.5-6.8 N•m) • Direct-pull of cantilever: 70-80 lb•in (7,9-9 N•m) 3. Controleer de rem na het afstellen. Knijp in

de remgreep. Ga na dat de kabel niet door de kabelklem slipt, de remblokjes contact maken onder een hoek van negentig graden, en de remblokjes niet tegen de band aan komen.

• Wil je bij naaf- of trommelremmen het wiel verwijderen, haal dan eerst de versnellings- en remkabels los.

Haal de remkabel los door de arm van de kabeldrager naar voren te duwen en de bout van de kabelklem naar achteren, zodat de bout samenvalt met de grotere opening in de kabeldrager.

Trek de bout van de kabelklem naar buiten om deze uit de drager te halen. Schuif de remkabelstopper naar voren om deze uit de remarm te halen. Draai de bout van de remband los.

Haal de versnellingskabel los door de fiets in de eerste versnelling te zetten. Trek het kabelhuis uit de versnellingskabelstopper. Verdraai het klemboutje van de versnellingskabel totdat de vlakke kant van de vulring is uitgelijnd met de kerf in de tandkranskoppeling. Verwijder de kabel.

Een hydraulische schijfrem uitlijnen1. Draai de bevestigingsbouten van de rem los

(Afbeelding 30). 2. Knijp de remgreep volledig in en draai de

bouten aan tot 100-110 lb•in (11,3-12,4 N•m).

Een kabelgestuurde schijfrem uitlijnenDeze procedure bestaat uit drie stappen:

A. De afstand tussen het rechter remblokje en de schijf afstellen1. Draai aan de versteller van de vaste blokjes

(Afbeelding 30).2. Kunnen de blokjes niet correct worden

afgesteld op deze manier, volg dan de instructies onder 'De afstand tussen het linker remblokje en de schijf afstellen', en stel daarna de rechter blokjes af.

B. De afstand tussen het linker remblokje en de schijf afstellen1. Verdraai het stelbusje voor de kabel:

rechtsom om de afstand tot de velg te vergroten, linksom om de afstand te verkleinen.

2. Kunnen de blokjes niet correct worden afgesteld, draai dan de kabelklembout los en bevestig de kabel opnieuw. Draai de kabelklembout aan tot 50-70 lb•in (5,7-7,9 N•m).

3. Draai de borgmoer na het afstellen rechtsom om ervoor te zorgen dat de afstelling niet verandert.

AFBEELDING 31:Uitlijning remblokjes1. Remblokje lijnt met velgoppervlak2. Blokje en velg moeten evenwijdig staan3. Draairichting van de velg4. 0,5-1,0 mm toespoor

De rem loszetten om het wiel te verwijderen • Duw bij de meeste caliper-remmen voor

wegfietsen de remontgrendeling (Afbeelding 29) OMHOOG. Duw de deze hendel weer naar BENEDEN om de rem vast te zetten.

• Duw bij remgrepen van Campagnolo op de ontgrendelknop die zich bovenop de greep bevindt. Trek de greep lichtjes aan en druk op de knop totdat deze samenvalt met de remgreepbody. Laat de remgreep los.

Volg de aanwijzingen in omgekeerde volgorde op om de rem weer vast te zetten. • Maak bij cantilever-remmen de

verbindingskabel los (Afbeelding 28). Druk met één hand de remblokjes volledig tegen de velg aan. Trek met je andere hand het loden uiteinde van de verbindingskabel van de vork op de remarm. Laat de remblokjes los.

Volg de aanwijzingen in omgekeerde volgorde op om de rem weer vast te zetten.

• Haal bij direct-pull remmen de buis van de koppelingsarm los (Afbeelding 27). Druk met één hand de blokjes volledig tegen de velg aan. Trek met je andere hand de pijp bij de koppelingsarm vandaan en til de pijp omhoog. Laat de remblokjes los.

Volg de aanwijzingen in omgekeerde volgorde op om de rem weer vast te zetten.

1

23

2 1

5

67

3

4

1

42 3

1

2

3

4

1

2

3 4

Page 16: Belangrijk: Bewaar

Hoofdstuk 3: Afstelling26 Hoofdstuk 3: Afstelling 27

De positie van een remgreep verstellen1. Kijk waar de klembout voor de greep zit

(Afbeelding 32 of Afbeelding 33).2. Draai de klembout twee tot drie slagen los.3. Verplaats de greep.4. Draai de bout van de greep aan: • Racefiets- of mountainbike-remgreep:

53-69 lb•in (6.0-7.8 N•m) • Remgreep midden op het stuur: 20-30 lb•in

(2,3-3,3 N•m)

De afstand tot de remgreep afstellenBij sommige remgrepen kun je de reikwijdte afstellen, oftewel de afstand van het stuur tot de greep.

1. Kijk waar de stelschroef voor de reikwijdte zich bevindt (Afbeelding 33) en draai eraan. Draai de schroef rechtsom om de reikwijdte te verkleinen. Draai de schroef linksom om de reikwijdte te vergroten.

2. Pas na het afstellen van de reikwijdte indien nodig de tussenruimte tot de remblokjes aan.

Veranderen met welke greep de voorrem wordt bediend1. Open de remmen.2. Koppel de remkabels los: • Verwijder bij een gebogen stuur het stuurlint.

Koppel daarna beide remkabels los en verwijder ze geheel van de greep.

• Haal bij een mountainbike het loden kabeluiteinde uit de greep.

3. Monteer de kabels in de tegenovergestelde grepen.

4. Sluit de remmen. • Breng bij een gebogen stuur nieuw

stuurlint aan.5. Controleer de remmen zoals aangegeven

in Hoofdstuk 1 en stel ze indien nodig opnieuw af.

C. De rem uitlijnen met de schijf1. Draai de bevestigingsbouten van de rem los.2. Schuif een visitekaartje of ander dun

voorwerp tussen het rechter remblokje en de schijf.

3. Knijp de remgreep volledig in en draai de bouten aan tot 100-110 lb•in (11,3-12,4 N•m).

De schijfremblokjes verwijderen1. Verwijder het wiel.2. Pak met je vingers of een tang het installatielipje

van het remblokje vast en trek het blokje naar buiten.

RemgrepenEen remgreep stelt je in staat de rem te bedienen. De greep moet zo op het stuur zijn geplaatst dat je de rem met minimale moeite of beweging kunt gebruiken.

Er zijn diverse typen remgrepen:

• Racefiets-remgreep: voor gebogen sturen (Afbeelding 32).• Mountainbike-remgreep: voor rechte of mountainbike-sturen (Afbeelding 33).

AFBEELDING 32:Racefiets-remgreep1. Klembout remgreep

AFBEELDING 33:Mountainbike-remgreep1. Klembout remgreep2. Stelschroef reikwijdte

WielenZorg er bij het vervangen van een buiten- of binnenband voor dat het velglint op de juiste plek zit en alle spaakgaten of nippels volledig afdekt, zodat deze de binnenband niet lek kunnen prikken.

Controleer buitenbanden elke maand op slijtageplekken en beschadigingen. Ga na dat er geen spaken los zitten of beschadigd zijn, zodat het wiel sterk en recht blijft. Verzeker je ervan dat de wiel(naaf)lagers correct zijn afgesteld.

Inspecteer iedere maand de velgen. Controleer dat de velgen schoon zijn, zodat de remmen correct functioneren. Vervang de velg als de slijtage-indicatoren op het remoppervlak aangeven dat de velg versleten is of als het remoppervlak niet vlak is.

WAARSCHUWING: Bij het remmen wordt velgmateriaal verwijderd door de remblokjes. Als er in de loop van de tijd te veel materiaal wordt verwijderd door de remmen kan de velg verzwakken en breken, je de controle laten verliezen en je ten val brengen. Controleer je velgen regelmatig. Vervang velgen die versleten zijn.

De afstelling van de naaflagers controleren1. Til het uiteinde van de fiets met één hand van

de grond en probeer de velg van links naar rechts te bewegen. Kijk, voel en luister of er speling zit in de lagers.

2. Draai het wiel rond en luister of je een knarsend geluid of andere ongebruikelijke geluiden hoort.

3. Herhaal deze procedures voor het andere wiel.

Voelt de naaf los aan of maakt deze een knarsend geluid, dan is onderhoud nodig. Het afstellen van de wiellagers vereist speciaal gereedschap en specialistische kennis. Laaf het afstellen van de lagers over aan je dealer.

WielmontageHet wiel (of disc-wiel) moet de rem passeren en het achterwiel moet de ketting laten bewegen. De cd bij deze handleiding legt dit in meer detail uit.

Fietsen maken gebruik van verschillende

typen bevestigingssystemen voor de wielen. Volg zorgvuldig de instructies op voor het systeem (of de systemen) op jouw fiets.

Wielbevestigingstypen (Afbeelding 34):•Traditionelesnelkoppelingof'quickrelease' (inclusief ABP)•Clix™snelkoppeling•Asenschroefmoer•Steekas

WAARSCHUWING: Als een snelkoppeling of ander wielbevestigingsmechanisme niet correct is afgesteld en vastgezet, kan het wiel los zitten of raken. Hierdoor kun je de controle verliezen en ten val komen. Verzeker je ervan dat de wielen correct bevestigd zijn voordat je gaat fietsen.

Een wiel met een traditionele snelkoppeling plaatsen1. Zet de hendel van de snelkoppeling in de OPEN-

stand (Afbeelding 35) en breng het wiel zodanig aan dat het volledig tegen de binnenkant van de vorkuiteinden aankomt.Wil je een wiel met ABP plaatsen, verwijder dan eerst de pen uit de naaf. Schuif nadat het wiel in het frame is gezet de pen door het linker uitvaleinde en de naaf, tegen het schroefdraad van de stelmoer aan.

2. Draai de stelmoer (Afbeelding 36) aan totdat hij enigszins strak zit, met de hendel in de afstelpositie.

3. Sluit de snelkoppeling; duw de hendel met de palm van je hand in de DICHT-stand, zoals getoond in Afbeelding 35. Wanneer je de hendel naar de afstelpositie beweegt, hoor je wat weerstand te voelen.

• Draai de hendel niet vast als een vleugelmoer (Afbeelding 35); dit is niet voldoende om het wiel goed vast te zetten.

AFBEELDING 34:Typen wielbevestiging1- Traditionele snelkoppeling2- Clix (pijltjes wijzen onderdelen aan die niet op een traditionele snelkoppeling zitten)3- As met schroefmoer4- Steekas1

1

2

4

1

2

3

Page 17: Belangrijk: Bewaar

Hoofdstuk 3: Afstelling28 Hoofdstuk 3: Afstelling 29

AFBEELDING 35:Juiste hendelbeweging en -posities1- Los (OPEN)2- Afstelpositie3- Vast (CLOSE)

4. Als je bij het sluiten van de hendel nauwelijks of geen weerstand voelt, is de klemkracht onvoldoende. Ga terug naar Stap 2 en draai de stelmoer strakker aan. Bekijk voor meer informatie de juiste krachten (hieronder).

5. Plaats de hendels zo dat deze geen fietsonderdeel of accessoire (zoals de achterdrager of spatborden) raken en onderweg niet achter obstakels kunnen blijven steken (Afbeelding 37).

6. Voer de volgende tests uit om na te gaan dat je de snelkoppeling correct hebt afgesteld en vastgezet:

• Til je fiets op en geef een ferme klap op de bovenkant van de band (Afbeelding 38). Het wiel mag er niet uit vallen, los zitten of van de ene naar de andere kant bewegen.

• Controleer dat er voldoende weerstand is wanneer je de hendel in de DICHT-stand zet.

• Ga na dat de hendel van de snelkoppeling niet kan worden gedraaid wanneer deze is vastgezet (Afbeelding 39).

• Als de snelkoppeling correct is vastgezet, is de klemkracht voldoende groot om te zorgen voor afdrukken in het metaal van de uitvaleinden.

AFBEELDING 36:Moer vastdraaien1. Stelmoer

AFBEELDING 37:Posities hendels voor- en achterzijde

AFBEELDING 39:Controleer dat de hendel niet kan draaien

AFBEELDING 38:Controleer of het wiel goed vast zit

Juiste krachten: Is een kracht van meer dan 20,4 kilogram (200 Newton) nodig om de hendel te sluiten, draai dan de stelmoer iets losser. Is een kracht van minder dan 5,4 kilogram (53,4 Newton) nodig om de hendel te sluiten, draai dan de stelmoer iets vaster.

Geeft een van de tests een negatief resultaat, stel dan de snelkoppeling opnieuw af of breng de fiets ter reparatie naar je dealer. Voer de tests opnieuw uit voordat je gaat fietsen.

Een wiel met een snelkoppeling verwijderen1. Zet de hendel van de snelkoppeling los door

hem in de OPEN-stand te duwen (Afbeelding 35).

2. Draai voor het voorwiel de stelmoer drie slagen los. Verwijder bij een achterwiel met ABP de pen.

3. Haal het wiel uit de vork of het frame.

Een wiel met een Clix-snelkoppeling plaatsenEen Clix-snelkoppeling (Afbeelding 40) verschilt van een traditionele snelkoppeling. Bij een traditionele snelkoppeling moet je de klemkracht steeds opnieuw afstellen wanneer je het wiel plaatst. Met het Clix-systeem hoef je bij het plaatsen van het wiel in principe niets aan te passen. Clix is een geïntegreerd systeem dat is afgestemd op één specifieke vork — op de breedte van de uitvaleinden (de vorkdelen die het wiel vasthouden).

WAARSCHUWING: Een Clix is afgestemd op slechts één wiel en vork. Verander je van fiets, wiel of vork, dan kan het wiel los gaan zitten, waardoor je minder controle hebt en ten val kan komen. Monteer de Clix niet op een andere fiets, wiel of vork zonder deze correct af te stellen.

1. Zet de hendel van de Clix-snelkoppeling in de OPEN-stand (Afbeelding 41), duw de cup en hendel tegen elkaar (Afbeelding 42) en plaats de vork over het wiel totdat de binnenzijden van de vorkuiteinden het wiel raken.

• Sommige vorken hebben speciale uitvaleinden, waarbij je de hendel niet tegen de cup hoeft te duwen; de vork schuift automatisch over het wiel.

2. Sluit de Clix-snelkoppeling; duw de hendel met de palm van je hand in de DICHT-stand, zoals getoond in Afbeelding 43.

• • Draai de hendel niet vast als een vleugelmoer (Afbeelding 43); dit is niet voldoende om het wiel goed vast te zetten.

AFBEELDING 41:Hendelposities1- Vast (CLOSE)2- Afstelpositie3- Los (OPEN)

AFBEELDING 42:Duw de cup en hendel tegen elkaar

3. Plaats de hendel zo dat deze geen fietsonderdeel of accessoire (zoals de achterdrager of spatborden) raakt en onderweg niet achter obstakels kan blijven steken (Afbeelding 44).

4. Voer de volgende tests uit om na te gaan dat je de Clix-snelkoppeling correct hebt afgesteld en vastgezet:

• Til je fiets op en geef een ferme klap op de bovenkant van de band (Afbeelding 45). Het wiel mag er niet uit vallen, los zitten of van de ene naar de andere kant bewegen.

• Controleer dat er voldoende weerstand is wanneer je de hendel in de DICHT-stand zet.

• Ga na dat de hendel van de snelkoppeling niet kan worden gedraaid wanneer deze is vastgezet (Afbeelding 46).

• Als de Clix-snelkoppeling is vastgezet, is de klemkracht voldoende groot om te zorgen voor afdrukken in het metaal van de uitvaleinden.

• Zie 'Juiste krachten' op pagina 26.Geeft een van de tests een negatief resultaat, stel dan de snelkoppeling af of breng de fiets ter reparatie naar je dealer. Voer de tests opnieuw uit voordat je gaat fietsen.

AFBEELDING 40:Onderdelen van een Clix-snelkoppeling1. Naaf2. Stelmoer3. Borgmoer4. Pen5. Cup 6. Veer7. Hendel8. Nokvolger

1

2

3

OPEN

OPEN

OPEN

OPEN

1

1

2

3

12

3

45 6

87

Page 18: Belangrijk: Bewaar

Hoofdstuk 3: Afstelling30 Hoofdstuk 3: Afstelling 31

De klemkracht van een Clix-snelkoppeling aanpassen1. Draai de borgmoer los (Afbeelding 40).2. Zet de hendel in de OPEN-stand

(Afbeelding 41).3. Lijn de markeringen op de hendel en op de pen

met de afstelpositie (Afbeelding 47).4. Draai de stelmoer aan totdat hij licht vast zit.5. Sluit de hendel en controleer of de juiste

klemkracht is toegepast — zie Stap 4 van 'Een wiel met een Clix-snelkoppeling plaatsen'.

6. Zet de hendel vast als de klemkracht correct is.

• Is de klemkracht NIET correct, draai dan de stelmoer een klein stukje rechtsom om de klemkracht te vergroten. Ga terug naar Stap 4.

7. Draai de borgmoer (Afbeelding 40) aan totdat deze de stelmoer raakt om te voorkomen dat de afstelling verandert. Draai hem niet te strak aan.

8. Controleer de secundaire wielvergrendeling van het Clix-systeem. Duw de hendel in de OPEN-stand. Til het voorwiel van de grond en geef een ferme klap boven op de band. Het wiel mag niet losraken uit de vorkuiteinden. Doorstaat het Clix-systeem deze test niet, breng dan de fiets ter reparatie naar je dealer.

AFBEELDING 47:Afstelpositie met uitgelijnde markeringen1. Markering op de hendel2. Markering op de pen3. Veer (smalle uiteinde van conus wijst bij velg vandaan)

AFBEELDING 43:Juiste hendelbeweging en -posities1- Los (OPEN)2- Afstelpositie3- Vast (CLOSE)

AFBEELDING 44:Positie hendel voorzijde

AFBEELDING 46:Controleer dat de hendel niet kan draaien

AFBEELDING 45:Controleer of het wiel goed vast zit

Een wiel met een Clix-snelkoppeling verwijderen1. Zet de Clix-snelkoppeling los door de hendel in

de OPEN-stand te duwen (Afbeelding 41).2. Duw de cup en hendel tegen elkaar

(Afbeelding 42) en druk ze licht naar binnen om de stelschroef uit de vork te verwijderen.

3. Haal het wiel uit de vork.

Een wiel met een as en schroefmoer plaatsenSommige wielen worden bevestigd met moeren die op de as worden geschroefd. Hierbij moet een gekartelde vulring (Afbeelding 48) tussen de moer en het vorkuiteinde worden aangebracht.

1. Draai de asmoeren voor een voorwiel aan tot 180-240 lb•in (20,3-27,1 N•m) en voor een achterwiel tot 240-300 lb•in (27,1-33,9 N•m).

2. Controleer dat je het wiel correct hebt bevestigd:

• Til je fiets op en geef een ferme klap op de bovenkant van de band (Afbeelding 45). Het wiel mag er niet uit vallen, los zitten of van de ene naar de andere kant bewegen. Blijkt het wiel niet goed vast te zitten, voer deze procedures dan opnieuw uit. Is het wiel niet correct te bevestigen, breng de fiets dan ter reparatie naar je dealer.

BandenmontageEr zijn diverse soorten banden:• Standaard draadband: de lucht bevindt zich in een binnenband en de buitenband ligt om een standaard velg.• Tubeless of 'tubeless ready' band: er is geen binnenband, en de band ligt om een speciale tubeless velg.• Tube: de binnenband is in de buitenband genaaid of geplakt, en de buitenband is op de velg geplakt.Deze instructies zijn geschreven voor standaard draadbandsystemen. Bekijk de cd of raadpleeg je dealer voor instructies voor een ander type band. Gebruik bij het kopen van reservebanden of vervangende banden de maat die staat aangegeven op de zijkant van de band of raadpleeg je dealer.

Heb je een lekke binnenband, breng dan een plakker aan op het lek of vervang de binnenband.

Een wiel van de fiets verwijderen1. Volg de instructies voor het loszetten van

de rem in het onderdeel 'Remmen' van dit hoofdstuk.

2. Volg de instructies voor het verwijderen van een wiel in het onderdeel 'Wielen' van dit hoofdstuk.

De band van het wiel verwijderenVerwijder de buitenband van de velg met behulp van je handen of bandenlichters. Gebruik geen scherpe voorwerpen, zoals een schroevendraaier, om de band te verwijderen.

1. Laat de binnenband volledig leeg lopen.2. Duw de hieldraad van de buitenband naar de

bodem van het velgbed (Afbeelding 50). Doe dit rond het hele wiel.

3. Duw met behulp van een bandenlichter een van beide hieldraden omhoog en over de velg (Afbeelding 51). Begin op het punt tegenover het ventiel.

4. Ga het hele wiel rond met het omhoogtillen van de hieldraad totdat deze geheel van de velg is gehaald.

5. Verwijder de binnenband uit de buitenband.6. Haal de tweede hieldraad van de velg af.

AFBEELDING 48:Naaf met moer1. Gekartelde vulring

Een wiel met een steekas plaatsenEr zijn diverse typen steekassen (Afbeelding 49) die verschillende methoden gebruiken voor het afstellen en vastzetten. Kijk op de cd voor instructies over het openen en sluiten van het wielbevestigingsmechanisme op jouw steekas, of bespreek dit met je dealer.

AFBEELDING 49:Steekas

1

2

3

OPEN

OPEN

OPEN

OPEN

1 2

3

1

Page 19: Belangrijk: Bewaar

Hoofdstuk 3: Afstelling32 Hoofdstuk 3: Afstelling 33

Een band op het wiel plaatsen1. Voer de inspectieprocedures in het onderdeel

'Wielen' uit om de velg, het velglint en de band te controleren. Controleer ook de binnenzijde van de buitenband.

• Zorg er bij het vervangen van een binnen- of buitenband voor dat de nieuwe band dezelfde maat heeft als de oude, of vraag bij je dealer na welke maten geschikt zijn. De maat staat aangegeven op de zijkant van de band.

2. Pomp de binnenband op totdat hij vorm begint te krijgen.

3. Plaats de binnenband in de buitenband.4. Steek het ventiel door het gat in de velg.5. Breng met je handen de eerste hieldraad aan op

de velg (Afbeelding 51). Begin bij het ventiel.6. Duw de buiten- en binnenband over de

velgrand, zodat de binnenband in de velg komt te liggen (Afbeelding 52).

7. Duw met je handen de tweede hieldraad in de velg. Begin bij het ventiel.

• Let op dat de binnenband niet bekneld raakt tussen de velg en de buitenband (Afbeelding 53).

8. Duw de voet van het ventiel omhoog in de band zodat deze niet tussen een hieldraad en de velg kan komen te zitten.

9. Pomp de band ongeveer half op en controleer dan dat de hieldraad goed in de velg ligt (Afbeelding 54).

10. Laat de band opnieuw leeglopen. Zo help je te voorkomen dat de binnenband ergens bekneld kan raken.

11. Pomp de band op tot de spanning die aangegeven staat op de zijkant van de band. Pomp hem niet te hard op.

AFBEELDING 51:Eerste hieldraad en binnenband uit velg

AFBEELDING 50:Hieldraden onderin het velgbed

AFBEELDING 52:Eerste hieldraad over velg geduwd, met binnenband in velg

AFBEELDING 54:Hieldraden onder de velgrand geplaatst, met binnenband in de velg

AFBEELDING 53:Binnenband bekneld tussen buitenband en velg

VeringJe kunt de vering van je fiets aanpassen om de prestaties hiervan af te stemmen op je gewicht, rijstijl en persoonlijke voorkeur. Elk veringsysteem is anders. Ga voor aanbevelingen over de afstelling van je vering naar de pagina over veringinstelling op de Trek-website: www.trekbikes.com/suspension.

De vering moet niet compleet samengedrukt kunnen worden. Als de vering compleet wordt samengedrukt, stopt de beweging ervan abrupt en kun je de controle over de fiets verliezen.

Als je de vering aanpast, zal je fiets anders reageren in bochten en bij stoppen. Maak na het aanpassen van de vering voorzichtig een testrit op je fiets op een plek met weinig verkeer, totdat je gewend bent aan de werking.

Controleer maandelijks de bouten op alle delen van het veringsysteem: bevestigingsbouten en scharnierbouten.

AccessoiresBehalve de onderdelen die eerder in dit hoofdstuk al besproken werden, zitten er op je fiets wellicht ook accessoires zoals spatborden, verlichting, bagagedragers, een kettingbeschermer, zijwieltjes of een standaard. Controleer elke maand of de accessoires nog goed vast zitten. Zit een onderdeel los of niet in de juiste positie, verstel het dan of zet het vast, of breng de fiets ter reparatie naar je dealer.

Een lampje plaatsenOp het lampje staat het juiste voltage aangegeven. Neem het lampje mee naar de winkel als je reservelampjes of vervangende lampjes gaat kopen, zodat je zeker weet dat je het juiste lampje voor jouw licht koopt.

1. Kijk aan de achterzijde van het licht waar het stelschroefje van de lens zich bevindt.

2. Draai het schroefje linksom. Verwijder het.3. Draai de lens een kwartslag rechtsom.

Trek de lens van de fitting.4. Draai het lampje linksom. Verwijder het. • Wees voorzichtig dat je het glas van het

lampje niet kapot drukt. Zorg ervoor dat je de draad niet uit de onderkant van de fitting trekt.

5. Schroef een nieuw lampje in de fitting totdat het licht vastzit.

6. Plaats de lens op de fitting. Draai de lens een kwartslag linksom.

7. Steek het stelschroefje van de lens in de achterzijde van het licht. Draai het schroefje vast.

Controleer dat het nieuwe lampje het doet. Is dit niet het geval, controleer dan of de bedrading goed is aangesloten en ga na dat het nieuwe lampje niet beschadigd is.

Zijwieltjes afstellen1. Plaats de fiets op een vlakke, evenwijdige

ondergrond met goed opgepompte banden.2. Draai de moeren van de achteras los.3. Houd de fiets rechtop en stel de afstand

tussen de zijwieltjes en de grond in op ongeveer 6 mm. Zorg ervoor dat de afstand aan beide kanten van de fiets hetzelfde is.

4. Stel de kettingspanning af en draai de moeren van de as vast. Gebruik de procedures in het onderdeel 'Wielen'.

Hieldraden

Binnen-band

Buitenband

Velg

Page 20: Belangrijk: Bewaar

Hoofdstuk 3: Afstelling34 Hoofdstuk 3: Afstelling 35

Frameset (frame en voorvork)De frame is de ruggengraat van de fiets, het onderdeel waaraan de andere onderdelen - inclusief de voorvork - bevestigd zijn. De voorvork houdt het voorwiel vast en wordt bediend of bestuurd met behulp van het stuur. Het onderhoud van de frameset is van essentieel belang voor jouw veiligheid. Lees voordat je aan het frame, de voorvork, of daaraan bevestigde onderdelen gaat sleutelen eerst de Waarschuwing over montage en afstelling op pagina 1.

Het frame en de voorvork kunnen gemaakt zijn van uiteenlopende materialen, waaronder een staallegering, een aluminiumlegering of carboncomposiet. Is jouw fiets gemaakt van carboncomposiet, lees dan het onderdeel Carboncomposiet op pagina 9.

Daarnaast kunnen het frame en de voorvork ook verende onderdelen bevatten. Is jouw fiets geveerd, raadpleeg dan het onderdeel Vering in dit hoofdstuk.

Algemene informatieVoorvorken van Bontrager zijn niet geschikt voor mechanismen waarbij klemmen rond de vorkpoten worden aangebracht, met uitzondering van sensoren voor fietscomputers. Als je niet zeker weet welke zaken aan je vork kunnen worden bevestigd, raadpleeg dan je dealer.

Carbon frames van wegfietsen moeten altijd voorzien zijn van een achtervorkbeschermer om bescherming te bieden tegen beschadigingen in het geval van 'chainsuck' of als voorbij het binnenste kettingblad wordt geschakeld.

Overmatige hitte, zoals gebruikt bij poedercoaten, of open vuur kunnen de lijm beschadigen die de onderdelen van het frame verbindt op bepaalde framesets. Stel het frame niet bloot aan temperaturen boven 82°C.

Op een frameset met een ronde of cilindrische zadelpen worden zadelluggen gebruikt met een van de drie standaard formaten. Deze zijn geschikt voor zadelpennen met een buitendiameter van

respectievelijk 27,12 tot 27,20 mm, 29,12 tot 29,20 mm of 31,45 tot 31,60 mm . Voordat een zadelpen geplaatst wordt, moet worden opgemeten of deze binnen deze grenzen valt. Gebruikt een goed smeermiddel (zie pagina 36) om te voorkomen dat de zadelpen vast blijft zitten aan de zadellug of buis.

Gebruik voor het reinigen van frameonderdelen geen oplosmiddelen of sterke chemicaliën. Verwijder wegvuil met een zachte doek en een milde waterige zeepoplossing. Het gebruik van industriële oplosmiddelen voor het schoonmaken of het verwijderen van lak, beschadigt mogelijk niet alleen de lak maar ook de lijm die de frameonderdelen met elkaar verbindt.

Toleranties voor pers- en schroefverbindingen zijn van kritisch belang. Een onderdeel naar binnen proberen te drukken dat te groot is of niet goed past, kan het frame of het onderdeel doen breken. Het te strak vastschroeven van een bevestigingselement kan het schroefdraad kapot maken of het onderdeel doen breken. Zorg ervoor dat het schroefdraad van de bottom bracket en achterderailleur schoon en goed ingevet is voordat je deze onderdelen aanbrengt. Schroef om te beginnen altijd met de hand, niet met een sleutel.

Het verwijderen van de lak van een frame vereist speciale technieken. Laat dit uitsluitend in de fabriek doen. Raadpleeg je dealer voor meer informatie.

Speciale framekenmerkenOp sommige fietsframes zitten één of meerdere unieke bevestigingspunten die je in staat stellen specifieke accessoires te gebruiken. Zo hebben sommige frames of vorken bijvoorbeeld een speciale holte waarin de sensor van een fietscomputer kan worden aangebracht (Afbeelding 55 en Afbeelding 56). Een ander voorbeeld is dat Speed Concept frames bevestigingspunten voor een 'Speed Box' op de bovenbuis hebben (het bevestigen hiervan creëert een lichte obstructie die niet voldoet aan de CPSC-normen; daarom wordt deze door ons niet standaard bevestigd). Raadpleeg je dealer voor meer details.

InspectieControleer voor elke rit je frameset (frame en voorvork) op tekenen van belasting of materiaalmoeheid. Krassen, barsten, deuken, vervormingen of verkleuringen zijn tekenen van belasting. Toont een onderdeel tekenen van schade, belasting of materiaalmoeheid, vervang het onderdeel dan voordat je weer gaat fietsen.

Inspecteer iedere maand de achtervorkbeschermer op je frame. Controleer dat de achtervorkbeschermer correct gemonteerd en stevig bevestigd is. Is hij losgeraakt of beschadigd, laat je dealer dan een vervangend exemplaar monteren.

Voer jaarlijks een volledige inspectie van de voorvork uit. Haal de vork uit de fiets en inspecteer de vorkbuis en kroon, die gedeeltelijk in het frame zitten. Deze inspectie kan worden uitgevoerd tijdens het onderhoud aan de balhoofdlagers. Omdat hiervoor de balhoofdlagers moeten worden gedemonteerd, zijn voor deze procedure speciale vaardigheden en gereedschap nodig. Beschik je niet over de juiste kennis, laat je fiets dan door je dealer inspecteren.

De voorvork volledig inspecteren1. De voorvork van de fiets verwijderen.2. Het gebied bij de vorkbuis en vorkkroon

grondig reinigen.3. Controleren op tekenen van

materiaalmoeheid of stootschade.

AfstellingFrames of vorken van aluminium of carboncomposiet en hun aluminium onderdelen (zoals uitvaleinden) zijn minder goed te vervormen dan staal. Probeer nooit wijzigingen aan te brengen in een onderdeel door het te buigen of te verdraaien. Aluminium of composiet materiaal kan niet worden aangepast. Is het frame beschadigd, breng de fiets dan naar je dealer om het te laten controleren en mogelijk te laten repareren of vervangen.

Reparatie van frame of voorvorkSommige beschadigingen van de frameset kunnen in de fabriek worden gerepareerd. Je frame of voorvork moeten dan via een erkende dealer naar de fabriek worden teruggestuurd.

ReflectorenControleer elke drie maanden dat alle bevestigingselementen van de reflectoren op de voor- en achterzijde van de fiets, de pedalen en wielen nog goed vast zitten. Ga na dat de voor- en achterreflectoren zo geplaatst zijn dat hun reflecterende oppervlakken zich loodrecht ten opzichte van de grond bevinden, en dat alle reflecterende oppervlakken schoon en in goede staat zijn. De voorreflector moet direct naar voren gericht zijn, en de achterreflector moet direct naar achteren zijn gericht. Wielreflectoren moet vast en dicht tegen de spaken zitten om rammelen te voorkomen.

AFBEELDING 55:Speedtrap geïntegreerde computerbevestiging op voorvork voor snelheidssensor

AFBEELDING 56:Duotrap geïntegreerde computerbevestiging op liggende achtervork voor snelheids- en trapfrequentiesensoren

Page 21: Belangrijk: Bewaar

Hoofdstuk 4: Smering36 Hoofdstuk 4: Smering 37

Hoofdstuk 4: SmeringDit hoofdstuk bespreekt de onderdelen die gesmeerd moeten worden, vertelt hoe vaak dit moet gebeuren en geeft korte instructies. Informeer bij je dealer welke vet of olie je het beste kunt gebruiken. Zie voor meer instructies de andere onderdelen van de handleiding of raadpleeg je dealer.

Voor het onderhouden van lagers is speciaal gereedschap en specialistische kennis nodig. Laat dit aan je dealer over. Sommige lagers zijn permanent afgedicht en hoeven niet elk jaar opnieuw te worden gesmeerd.

StuurpenSmeer de stuurpen één keer per jaar in.

Voor het smeren van een voorbouw moeten de balhoofdlagers worden afgesteld. Laat dit over aan je dealer.

Een stuurpen uit één stuk insmeren:1. Haal de stuurpen uit het frame.2. Verwijder het oude vet van de stuurpen en

maak deze schoon.3. Breng een dunne laag vet aan op het deel van

de stuurpen dat in het frame wordt gestoken. Breng ook vet aan op de stuurpenwig.

4. Plaats de stuurpen.

ZadelpenSmeer deze één keer per jaar. Gebruik de procedure voor jouw frame- en zadelpenmateriaal:

Een metalen zadelpen en een metalen frame1. Draai de klembout van de zadelpen los of

open de snelkoppeling, en haal de zadelpen uit het frame.

2. Verwijder het oude vet van de zadelpen en maak deze schoon.

3. Breng een dunne laag vet aan op het deel van de zadelpen dat in het frame wordt gestoken.

4. Plaats de zadelpen in het frame.5. Stel de juiste zadelhoogte af en lijn het zadel

uit. Draai de klembout van de zadelpen vast of sluit de snelkoppeling.

Een carbon zadelpen en/of een carbon frame1. Draai de klembout van de zadelpen los of

open de snelkoppeling, en haal de zadelpen uit het frame.

2. Maak de zadelpen en de binnenkant van de zadelbuis schoon met een zachte doek en schoon water.

3. Laat de zadelpen drogen. Plaats hem vervolgens terug in het frame.

4. Stel de juiste zadelhoogte af en lijn het zadel uit. Draai de klembout van de zadelpen vast.

Bottom bracketVet één keer per jaar de lagers van de bottom bracket opnieuw in. Voor het onderhouden van lagers is speciaal gereedschap en specialistische kennis nodig. Laat dit aan je dealer over.

KettingSmeer de ketting één keer per maand in. Plaats altijd een doek achter de ketting om te voorkomen dat het smeermiddel op andere delen van de fiets terechtkomt. Veeg na het aanbrengen het overtollige smeermiddel af met een doek.

PedalenVet één keer per jaar de pedaallagers opnieuw in. Voor het onderhouden van lagers is speciaal gereedschap en specialistische kennis nodig. Laat dit aan je dealer over.

Breng één keer per jaar opnieuw vet aan op de pedaalassen, op de plek waar ze in de crankarmen worden gedraaid. Er zijn rechter- en linkerpedalen. Meestal zijn deze te herkennen aan een letter op het eind van de pedaalas of op de moeren.

1. Verwijder de pedalen van de crankarmen; draai de rechterpedaalas linksom en draai de linkerpedaalas rechtsom.

2. Breng een dunne laag vet aan op het schroefdraad.

3. Monteer de pedalen aan de juiste zijde; bevestig het rechterpedaal aan de rechtercrankarm en het linkerpedaal aan de linkercrankarm.

4. Draai de pedaalassen aan.

DerailleursBreng eens per maand vet aan op alle scharnierpunten van de voor- en achterderailleurs, inclusief de derailleurwieltjes van de achterderailleur.

BalhoofdVet één keer per jaar de balhoofdlagers opnieuw in. Voor het onderhouden van lagers is speciaal gereedschap en specialistische kennis nodig. Laat dit aan je dealer over.

Remmen en remgrepenBreng elke drie maanden smeermiddel aan op de scharnierpunten van de remgrepen en de bevestigingspunten voor de remarmen.

WielenVet één keer per jaar de wiellagers opnieuw in. Voor het onderhouden van lagers is speciaal gereedschap en specialistische kennis nodig. Laat dit aan je dealer over.

Smeer de snelkoppeling van de wielen één keer per jaar in. Breng twee of drie druppels synthetisch smeermiddel of een lichte olie aan op het punt waar de hendel van de snelkoppeling in de body van de snelkoppeling draait.

Verende vorkenSmeer je verende vork één keer per maand in. Bekijk de instructies op de cd of raadpleeg je dealer.

Vervang de olie in je verende vork één keer per jaar. Voor het vervangen van de olie is speciaal gereedschap en specialistische kennis nodig. Laat dit aan je dealer over.

AchterveringDe schokdemper of scharnierpunten van je full-suspension fiets moeten niet gesmeerd worden. Maken de schokdemper of scharnierpunten geluid of functioneren ze niet soepel, breng dan je fiets ter reparatie naar je dealer.

KabelsBreng vet op een kabel aan wanneer je deze monteert.

Voor het monteren van een cantilever-rem is speciaal gereedschap en specialistische kennis nodig. Laat dit aan je dealer over.

Een kabel monteren1. Kijk hoe de kabel langs het frame is bevestigd

voordat je hem losmaakt. Draai de klembout voor de kabel los en verwijder de versleten kabel.

2. Breng vet aan op de nieuwe kabel op plekken waar hij door kabelhuizen of geleiders gaat. Monteer de nieuwe kabel op dezelfde wijze als de oude kabel.

3. Zorg ervoor dat het loden uiteinde van de kabel op de juiste manier in de hendel is gemonteerd. Ga na dat het kabelhuis op de juiste manier in de kabelstopper van de hendel is gemonteerd.

• Stel na het monteren van een remkabel de rem zo nodig opnieuw af.

4. Draai het stelbusje rechtsom zodat het schroefdraad op het stelbusje niet meer zichtbaar is.

• Zet voor de kabel van een achterderailleur de versnellingshendel in de stand die de minste spanning geeft op de kabel.

• Houd bij een remkabel de rem ingeknepen tijdens het uitvoeren van de volgende stap.

5. Draai de kabelklembout aan tot 52-69 lb•in (6-8 N•m).

6. Knip de kabel zo af dat hij niet meer dan 51 mm uit de klembout steekt.

7. Plaats een metalen dopje of wat soldeermetaal op het uiteinde van de kabel om rafelen te voorkomen.

8. Volg de afstelinstructies op.

Page 22: Belangrijk: Bewaar

38

Meer informatieHeb je meer informatie nodig over je fiets of fietsonderhoud, dan kun je op diverse plekken in je omgeving terecht.

Vraag het aan je dealer. Hij heeft veel ervaring met fietsen en het rijden in jouw omgeving. Hij kan je vragen beantwoorden en je helpen bij het zoeken naar plekken waar je kunt genieten van je nieuwe fiets. De meeste dealers verkopen reparatiehandleidingen en boeken over fietsen.

Bezoek de openbare bibliotheek. In de meeste bibliotheken zijn boeken te vinden over het fietsen, het rijden van wielerwedstrijden, veiligheid op de fiets, fietsonderhoud en andere zaken.

Zoek online. De beste online bron van informatie over je fiets vind je op de cd bij deze handleiding. Heb je toegang tot het internet, dan kun je vanaf de cd rechtstreeks naar onze website klikken. De cd bevat ook links naar websites van bedrijven die onderdelen voor onze fietsen maken.

GarantieOp je fiets zit een levenslange beperkte garantie. Bezoek onze website www.trekbikes.com voor de details.