PRAKTISCHE RICHTLIJNEN VOOR HET STAGEVERSLAG · PDF file2.3 VORM VAN HET STAGEVERSLAG ... het...

25
PRAKTISCHE RICHTLIJNEN VOOR HET STAGEVERSLAG IN HET KADER VAN DE MASTERPROEF Academiejaar 2011-2012

Transcript of PRAKTISCHE RICHTLIJNEN VOOR HET STAGEVERSLAG · PDF file2.3 VORM VAN HET STAGEVERSLAG ... het...

PRAKTISCHE RICHTLIJNEN VOOR HET STAGEVERSLAG

IN HET KADER VAN DE MASTERPROEF

Academiejaar 2011-2012

PRAKTISCHE RICHTLIJNEN VOOR HET STAGEVERSLAG

IN HET KADER VAN DE MASTERPROEF

Academiejaar 2011-2012

De masterproef is het werkstuk waarmee een mastersopleiding wordt voltooid. Daardoor geeft een

student blijk van een analytisch en synthetisch vermogen of van een zelfstandig

probleemoplossend vermogen op academisch niveau. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen

kritisch-reflecterende ingesteldheid of de onderzoeksingesteldheid van de student.

Decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen (d.d. 4 april 2003)

TEN GELEIDE

Deze brochure is bedoeld voor de studenten en het academisch personeel van de faculteit

diergeneeskunde die in het academiejaar 2010-2011 betrokken zullen zijn bij de stage in het

kader van de masterproef.

Het nieuwe concept en de concrete realisatie van de masterproef, zoals die voortaan in het

vernieuwde studiecurriculum wordt georganiseerd, werden besproken in talrijke vergaderingen

van de masterproef-commissie, de opleidingscommissie en de faculteitsraad. De hier

voorliggende brochure is een bundeling van de richtlijnen die het resultaat zijn van alle

besprekingen die in de loop van de voorbije academiejaren aan dit project werden gewijd.

Hier past een woord van dank aan de vele studenten, assistenten en professoren die hebben

meegewerkt aan de uitwerking van het masterproefproject. Heel in het bijzonder vermelden wij

hierbij de stagecoördinatoren Prof. S. Daminet en Prof. P. Deprez en de studietrajectbegeleider

Dhr. B. Matthys voor het uitwerken van het stageproject. Een speciaal woord van appreciatie

verdient Dhr. B. De Pauw die als masterproefsecretaris instaat voor de talrijke administratieve

en logistieke taken die de organisatie van de masterproef met zich meebrengt.

Ongetwijfeld zullen in de loop van de eerstkomende jaren nog een aantal praktische

modaliteiten van het reglement moeten aangepast worden. Daarom worden alle studenten

uitgenodigd om hun constructieve opmerkingen aan het masterproefsecretariaat te bezorgen.

Eventuele aanpassingen zullen bekendgemaakt worden via de website

www.masterproef.ugent.be én via e-mailberichten die naar de UGent e-mailadressen van de

studenten zullen worden gestuurd.

Merelbeke, 15 augustus 2011

Prof. Dr. H. De Brabander Prof. Dr. P. Simoens

Decaan Masterproef-coördinator

INHOUD

1. CONCEPT VAN DE MASTERPROEF AAN DE FACULTEIT DIERGENEESKUNDE ...... 1

2. REGLEMENT VOOR HET STAGEVERSLAG ................................................................. 2

2.1 DOELSTELLINGEN ........................................................................................................ 2

2.2 OPNAME VAN DE STAGE ............................................................................................. 2

2.3 VORM VAN HET STAGEVERSLAG ............................................................................... 3

2.4 ORGANISATIE EN BEGELEIDING ................................................................................. 4

3. OPSTELLEN VAN HET STAGEVERSLAG ..................................................................... 7

3.1 KAFT EN TITELBLAD ..................................................................................................... 7

3.2 AUTEURSRECHT ........................................................................................................... 8

3.3 VOORWOORD ............................................................................................................... 8

3.4 INHOUDSOPGAVE ......................................................................................................... 8

3.5 LOGBOEK ...................................................................................................................... 9

3.6 CASUÏSTIEK ................................................................................................................. 10

3.7 ANALYSE VAN STRUCTUUR EN MANAGEMENT PRAKTIJK .................................... 10

3.8 ALGEMENE REFLECTIE .............................................................................................. 11

3.9 INDELING ..................................................................................................................... 11

3.10 TAAL ............................................................................................................................. 12

3.11 TABELLEN .................................................................................................................... 13

3.12 ILLUSTRATIES ............................................................................................................. 13

3.13 FORMULES EN EENHEDEN ........................................................................................ 14

3.13 LITERATUURLIJST ...................................................................................................... 14

3.14 BIJLAGEN ..................................................................................................................... 14

BIJLAGE I: LOGBOEK ............................................................................................................. 15

BIJLAGE II: EVALUATIECRITERIA .......................................................................................... 16

BIJLAGE III: PLAGIAAT ........................................................................................................... 17

BIJLAGE VI: AANDUIDEN VAN PROMOTOREN EN COMMISSARISSEN.............................. 19

PRAKTISCHE ADRESSEN VOOR DE STUDENTEN .............................................................. 21

1

1. CONCEPT VAN DE MASTERPROEF AAN DE FACULTEIT DIERGENEESKUNDE

Het vernieuwde concept van de masterproef omvat twee gedeelten, die geprogrammeerd zijn in

het tweede resp. derde jaar van de masteropleiding. Beide delen kunnen in een GIT-

programma opgenomen worden, in zoverre dit valt binnen het maximaal aantal toegelaten

studiepunten van dergelijke studietrajecten. In ieder geval dient het eerste deel van de

masterproef (literatuurstudie en stage) steeds eerst opgenomen te worden in het studiepakket.

Het eerste gedeelte, dat in de tweede master uitgevoerd wordt, is begroot op een omvang van

14 studiepunten. Het bestaat uit een literatuurstudie (10 à 30 blz.) die handelt over een thema

met diergeneeskundige relevantie en wordt in principe begeleid door het academisch personeel

(AP) van de niet-klinische vakgroepen. Daarnaast omvat het ook de twee weken praktijkstages

bij dierenartsen en de schriftelijke neerslag ervan, met name het stageverslag. In het

stageverslag over deze stageweken moeten zij, conform de doelstellingen van het academische

masterproefconcept, blijk geven van een “kritisch analyserend vermogen” (vb. omtrent de

organisatie van de dierenartsenpraktijk waarin stage werd gelopen) en van een “reflecterend

synthetiserend vermogen” (vb. evaluatie van aspecten die later in de eigen beroepsuitoefening

al dan niet kunnen aangenomen worden). Uit de verslagen moet blijken dat de studenten hun

kennis, vaardigheden en attitudes kunnen aanwenden in een patiëntencontext. De afgedrukte

en apart ingebonden literatuurstudie en het stageverslag moeten op het

masterproefsecretariaat ingediend worden ten laatste op 18 mei 2011.

Voor de evaluatie van de literatuurstudie en het stageverslag wordt een wegingsfactor van 10

SP (literatuurstudie) en 4 SP (= 2 SP per week stage) aangewend.

Het tweede gedeelte van de masterproef, dat in het afstudeerjaar geprogrammeerd staat voor

16 studiepunten, wordt in principe begeleid door het academisch personeel van de klinische

vakgroepen. Daarbij kunnen de studenten kiezen tussen drie formules:

1. Het grondig beschrijven en bespreken van hetzelfde onderzoeksthema waarover de

literatuurstudie in de tweede master werd uitgevoerd.

2. Het diepgaand uitwerken van een ander onderzoeksthema of een klinisch onderwerp dat

niet aansluit op de reeds eerder uitgevoerde literatuurstudie, maar waarin een andere

problematiek wordt bestudeerd.

3. Het uitwerken van klinische cases.

2

2. REGLEMENT VOOR HET STAGEVERSLAG (versie augustus 2010)

2.1. DOELSTELLINGEN

De stage is bedoeld voor studenten van de tweede master. Deze studenten staan aan het begin van

hun klinische opleiding. Daarom is deze stage in hoofdzaak een kennismaking met het reilen en

zeilen van een praktijk. Daarnaast moeten deze studenten halfweg het academiejaar kiezen tussen

de richting gezelschapsdieren of de richting grote huisdieren. Om deze keuze op een gefundeerde

manier te kunnen maken, is de beste manier om van dichtbij de dagelijkse activiteiten in een praktijk

voor gezelschapsdieren en een praktijk voor grote huisdieren mee te maken.

De doelstellingen van de stage zijn:

- inzicht krijgen in de organisatie en dagelijkse werking van een dierenartsenpraktijk, waarbij niet

alleen de klinische activiteiten maar ook de administratieve taken en verplichtingen van belang

zijn

- bijstaan van de dierenarts bij consultaties, met nadruk op de eerstelijnsgevallen

- toetsing van de verworven kennis aan de praktijkomstandigheden

- ontwikkelen van sociale vaardigheden (o.m. door contact met de stagemeester, de andere

praktijkmedewerkers en het cliënteel)

- inzicht krijgen in het eigen handelen …..

De doelstellingen van het stageverslag zijn:

- rapporteren over de activiteiten tijdens de stage en een casuïstiek uitwerken volgens de regels

van de wetenschappelijke literatuur

- analyseren van en rapporteren over de structuur en functie van een dierenartsenpraktijk

- kritisch reflecteren over de stage en de bezochte dierenartsenpraktijken, over het eigen

functioneren en over de latere beroepscarrière en hierover een synthese neerschrijven

2.2. OPNAME VAN DE STAGE

Tijdens het tweede semester van het academiejaar worden de studenten van de eerste master

geïnformeerd over de opname van de stage in het kader van de masterproef.

Alle praktische informatie over de administratieve regels en verplichtingen bij het opnemen van de

stage staat vermeld in de documenten van de stagemap. De stagemap kan afgehaald worden op de

Cel Onderwijs (Decanaat) of elektronisch verkregen worden via de facultaire website

(http://www.ugent.be/di/nl/onderwijs/praktisch/facreglement/stagetxt.htm).

De stage kan enkel gelopen worden tijdens het academiejaar waarin de masterproef deel I

opgenomen wordt in het curriculum of in het daaraan voorafgaande zomerreces.

3

Voor vragen in verband met de organisatie van de stage dient contact opgenomen te worden met de

studietrajectbegeleider (Baptist Matthys – [email protected]) of de stagecoördinatoren:

Kennismakingsstages Gezelschapsdieren : Prof. Dr. S. Daminet, Vakgroep Geneeskunde en

klinische biologie van de kleine huisdieren. E-mail: [email protected]

Kennismakingsstages Grote Huisdieren : Prof. Dr. P. Deprez, Vakgroep Inwendige Ziekten

Grote Huisdieren. E-mail: [email protected]

.

2.3. VORM VAN HET STAGEVERSLAG

2.3.1. Formaat

- Minimum 15 blz., maximum 30 blz., formaat DIN A4.

- Lettergrootte en -type: Arial 10 en anderhalve interlinie (eventueel kan gekozen worden voor

een iets kleinere regelafstand, nl. “exact 15 punt”, die in een Word-document via de rubriek

“alinea” kan ingesteld worden).

2.3.2. Kaft en voorblad

Het werk moet met lijm ingebonden worden in een plastieken kaft met glashelder-doorzichtige

voor- en achterkaft en zwarte rug. De voorkaft, die bedrukt is met dezelfde tekst als het titelblad,

en de achterkaft moeten bestaan uit hetzelfde gekleurde karton waarmee de informatiebrochure

“Praktische richtlijnen bij het uitvoeren van een literatuurstudie in het kader van de masterproef”

ingebonden is. De technische gegevens van dit karton voor de literatuurstudies die ingediend

zullen worden in het academiejaar 2011-2012 zijn: gewicht 160 gram/m2; kleur : goudgeeld

( kleurcode # 1103 Clairefontaine®).

2.3.3. Structuur

- Het stageverslag bestaat uit volgende onderdelen: Titelblad - Auteursrecht - Voorwoord

(facultatief) - Inhoudsopgave – Stage Gezelschapsdieren (logboek stage gezelschapsdieren –

casuïstiek gezelschapsdieren - analyse van structuur en management praktijk

gezelschapsdieren) - Stage Grote Huisdieren (logboek stage grote huisdieren – casuïstiek

grote huisdieren - analyse van structuur en management praktijk grote huisdieren) –

Algemene reflectie - Bijlagen (facultatief).

- Gedetailleerde informatie over de verschillende hoofdstukken wordt verder beschreven (zie

Hoofdstuk 3).

2.3.4. Paginering

In principe worden de kaft, het blanco schutblad, het titelblad, het eventuele voorwoord en de

bladen met de auteursrechtclausule en de inhoudsopgave niet genummerd. Het logboek van de

4

stage gezelschapsdieren verschijnt dus op bladzijde 1. Daarbij is het gebruikelijk om het eerste

bladnummer (dus het paginanummer met het eerste blad van het logboek gezelschapsdieren)

niet te vermelden, zodat het eerste blad waarop een paginanummer verschijnt het bladnummer

2 draagt.

2.3.5. Taal

Het stageverslag wordt in principe in het Nederlands geschreven. Eventueel kan het verslag in

het Engels opgesteld worden, mits expliciete en schriftelijke toestemming van de twee

stagecoördinatoren. Bovendien moet de betrokken student bij de aanvang van zijn project een

bewijs voorleggen van voldoende kennis van de Engelse taal. Dit bewijs kan behaald worden

aan de hand van een taaltest aan het UCT (level B2 of the Common European Framework). De

taaltest wordt georganiseerd op vaste dagen en kost 50 euro. Extra informatie over deze

taaltest is vermeld op de website:

http://www.uct.ugent.be/subExtra_TaaltestsBuitenlandse.htm.

2.4. ORGANISATIE EN BEGELEIDING

2.4.1. Introductieles en informatiesessies

- In het tweede semester geven de stagecoördinatoren een introductieles aan de studenten van

de eerste master over de doelstellingen en praktische aspecten van de stage. Tijdens de

introductieles worden aan de studenten van de eerste master de gedetailleerde richtlijnen ter

beschikking gesteld i.v.m. de organisatie van en de rapportering over de stage.

- Voor de studenten van de tweede master wordt in het begin van het academiejaar door de

stagecoördinatoren een overlegmoment georganiseerd om vragen en problemen in verband

met het stageverslag te bespreken.

- De administratieve aspecten van de organisatie van de stage worden verzorgd door de

studietrajectbegeleider (Baptist Matthys – [email protected], Cel Onderwijs,

Decanaat). De verwerking van de stageverslagen wordt verzorgd door het masterproef-

secretariaat, dat gehuisvest is in de Vakgroep Morfologie (contactpersoon : Dhr. Bart De Pauw

- [email protected])

2.4.5. Toewijzen van beoordelaars

- Elk stageverslag wordt geëvalueerd door een commissaris. De commissarissen behoren

hoofdzakelijk tot het AP van de niet-klinische vakgroepen van de faculteit. De

stagecoördinatoren doen achteraf een globale controle van de ingediende evaluaties.

- De commissarissen worden aangeduid door het masterproefsecretariaat in de loop van maart

2012.

- In de Faculteitsraad van april 2012 wordt de lijst met de commissarissen voor de

stageverslagen goedgekeurd.

2.4.6. Indienen

5

- Iedere student moet twee exemplaren van het afgedrukte en ingebonden stageverslag indienen

op het masterproefsecretariaat, uiterlijk op 17 mei 2012 (1e examenperiode) of 27 augustus

2012 (2e examenperiode). Tezelfdertijd met het stageverslag moeten ook de evaluaties door

de stagemeesters (tenzij ze door de stagemeester zelf opgestuurd worden) én de

werkpostfiches en de originele ondertekende logboeken ingediend worden. De werkpostfiches

en de logboeken worden in één bundel samen geniet. Daarnaast worden ook de twee

afzonderlijk ingebonden afgedrukte exemplaren van de literatuurstudie ingediend.

- Van de afgedrukte versies zal één exemplaar centraal worden bewaard (minstens tot op het

moment van afstuderen) en één exemplaar zal door het secretariaat aan de commissaris

bezorgd worden.

- Iedere student dient ook een digitale copie van de literatuurstudie en het stageverslag in PDF-

formaat te deponeren in Minerva. De modaliteiten daarvan worden via de masterproefwebsite

meegedeeld. De studenten dienen in ieder geval ook een elektronische versie van hun verslag

te bewaren tot op het moment van het afstuderen.

2.4.7. Evaluatie

- Het masterproefsecretariaat stuurt tegen 21 mei resp. 29 augustus 2012 alle ingediende

stageverslagen, samen met een evaluatieformulier, naar de commissarissen. Deze evalueren

individueel op de daartoe bestemde evaluatieformulieren.

- De commissarissen bezorgen de ingevulde evaluatieformulieren onder gesloten omslag terug

naar het masterproefsecretariaat tegen uiterlijk 14 juni resp. 10 september 2012.

- Het masterproefsecretariaat berekent de eindquotering voor de Masterproef deel I aan de hand

van de verdeling van de studiepunten tussen de stages (4 SP) en de literatuurstudie (10 SP)

(quotering op 20 punten) en maakt deze cijfers binnen de week over aan de Facultaire

Studentenadministratie.

- De criteria die gehanteerd worden voor de evaluatie van de verslagen zijn vermeld in Bijlage II.

Stageverslagen die op welk punt dan ook niet voldoen aan het facultaire reglement worden

geweigerd.

- Plagiaat wordt gesanctioneerd volgens de bepalingen van het algemeen examenreglement die

betrekking hebben op onregelmatigheden bij de evaluatie. Concrete richtlijnen betreffende het

voorkomen van plagiaat zijn terug te vinden in Bijlage III.

- Feedback : De student die een feedback wenst over zijn stageverslag contacteert één van de

stagecoördinatoren. De stagecoördinator stuurt een e-mail naar het masterproefsecretariaat

(Dienst Morfologie: contactpersoon: Dhr. Bart De Pauw – email: [email protected]).

Deze laatste zendt een kopie van de beoordeling naar de stagecoördinator. De

stagecoördinator bespreekt de evaluatie in een persoonlijk onderhoud met de aanvrager,

evenwel zonder de toegekende punten mee te delen.

2.4.8. Confidentialiteit

6

Aangezien het stageverslag specifieke gegevens over de dierenartsenpraktijken en hun

patiënten bevat, worden in het stageverslag geen namen of traceerbare referenties naar

personen vermeld .

2.4.9. Slotbepaling

Dit reglement kan jaarlijks herzien en eventueel bijgestuurd worden.

7

3. OPSTELLEN VAN HET STAGEVERSLAG

3.1. KAFT EN TITELBLAD

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT DIERGENEESKUNDE

Academiejaar 2011 - 2012

VERSLAG VAN DE DIERENARTSENSTAGE

door

Voornaam NAAM

Stageverslag in het kader van de Masterproef

8

3.2. AUTEURSRECHT

Op een apart blad, volgend op het titelblad en vóór het eventuele voorwoord en de

inhoudsopgave, dient men in een kleiner lettertype en cursief formaat de volgende tekst te

vermelden:

De auteur geeft de toelating deze studie als geheel voor consultatie beschikbaar te stellen voor

persoonlijk gebruik. Elk ander gebruik valt onder de beperkingen van het auteursrecht, in het

bijzonder met betrekking tot de verplichting de bron uitdrukkelijk te vermelden bij het aanhalen

van gegevens uit deze studie.

Het auteursrecht beperkt zich tot de wijze waarop de auteur de problematiek van het onderwerp

heeft benaderd en neergeschreven. De auteur respecteert daarbij het oorspronkelijke

auteursrecht van de individueel geciteerde studies en eventueel bijhorende documentatie, zoals

tabellen en figuren.

De auteur is niet verantwoordelijk voor de behandelingen en eventuele doseringen die in deze

studie geciteerd en beschreven zijn.

Voor literatuurstudies die in het Engels opgesteld zijn, geldt de volgende clausule:

The author agrees this thesis is to be available for consultation and for personal reference use.

Every other use falls within the constraints of the copyright, particularly concerning the

obligation to specially mention the source when citing the results of this thesis.

The copyright is restricted to the method by which the subject investigated is approached and

presented. The author herewith respects the original copyright of the books and papers quoted,

including their pertaining documentation such as tables and illustrations. The author is not

responsible for any recommended treatments or doses cited and described in this study.

3.3. VOORWOORD

Dit is een facultatief onderdeel. Hierin kan men op een eenvoudige en hoffelijke manier dank

betuigen aan diegenen (personen of dieren) die bijgedragen hebben tot het tot stand komen

van het werk. Aangezien dit deel uitmaakt van het verslag, moet de anonimiteit van de

praktijken en de eigenaars gerespecteerd worden.

Het is aanbevolen dat iedere student ook een exemplaar van het stageverslag zou

overhandigen aan beide stagemeesters. Daarbij kan de student desgewenst een

gepersonaliseerde brief met formele dankbetuiging vanwege de faculteit toevoegen; dit

document kan men downloaden van de masterproefwebsite.

3.4. INHOUDSOPGAVE

Het verslag dient te beginnen met een inhoudsopgave.

Voor het aanduiden van de verschillende hoofdstukken van het stageverslag wordt gebruik

gemaakt van de decimale indeling (zie onderstaand voorbeeld). De verschillende hoofdstukken

9

kunnen een variabel aantal onderverdelingen hebben, met een minimum van twee. Zo kan men

dus niet deel 2.2.1. hebben als niet (minstens) ook deel 2.2.2. bestaat. Binnenin de

hoofdstukken (bijvoorbeeld “Casuïstiek”) kunnen extra onderverdelingen gemaakt worden, maar

om redenen van overzichtelijkheid dient men indelingen te vermijden die verder gaan dan de

vierde graad. Noteer dat de eventuele bijlagen geen paginanummer dragen. In de titels van de

diverse hoofdstukken mogen geen onderstrepingen voorkomen.

Inhoudsopgave

1. Stage gezelschapsdieren……………………………………. ........................................... ....p.

1.1. Logboek stage gezelschapsdieren……………………………………………………………p.

1.2. Casuïstiek gezelschapsdieren…………………………….. ............................................... p.

1.3. Analyse van structuur en management praktijk gezelschapsdieren ............................... p.

2. Stage grote huisdieren…………………………………………. ............................................ p.

2.1. Logboek stage grote huisdieren………………………….……………………………………p.

2.2. Casuïstiek grote huisdieren……………….……………….. .............................................. p.

2.3. Analyse van structuur en management praktijk grote huisdieren ................................... p.

3. Algemene reflectie…………………………………………………………………….…………p.

Bijlagen………………………………………………………………………………………………p.

3.5. Logboek

In het logboek worden chronologisch de verrichte / bijgewoonde activiteiten genoteerd. Het logboek is

bedoeld om aan de stagecoördinatoren toe te laten een indruk te krijgen van de inhoud van de stage.

In het logboek worden vermeld:

Datum / uur van de consultaties / huis- of bedrijfsbezoeken

Aard van de consultaties / huis- of bedrijfsbezoeken

Opmerkingen

Hieronder volgt een voorbeeld van een logboek:

Datum Uur Aard consultatie/ huis-

/bedrijfsbezoek

Opmerkingen

20/5/2010 14u00 Vaccinatie rabiës

hond + opstellen

gezondheidscertificaat

Geen

20/5/2010 14u30 Vaccinatie

hondeziekte pup

Vaccinatie +

behandeling

oorschurft

10

In bijlage I staat een voorbeeldformulier voor het invullen van het logboek.

Aan het einde van de stage wordt het logboek voor akkoord ondertekend door de stagemeester. Het

originele ondertekende exemplaar wordt samen met het stageverslag en de werkpostfiche van de

betrokken stageplaats ingediend op het masterproefsecretariaat (cfr. 2.4.6.). In het stageverslag

worden de gegevens van het logboek ingebracht volgens bovenstaand model. De versie in het

stageverslag moet niet ondertekend zijn. Er worden geen persoonlijke gegevens (namen, adressen,

..) van eigenaars in het logboek vermeld omwille van het beroepsgeheim en de privacy.

3.6. Casuïstiek

Per week stage wordt één interessante casus uitgewerkt (twee tot vier A4 pagina’s). De voorkeur

gaat hierbij naar eerstelijnsgevallen, waarbij de concrete aanpak (vb. anamnese, onderzoek,

probleemlijst, differentiaal diagnose, diagnose, behandeling, resultaat, …) uitgeschreven wordt. De

casussen kunnen gaan over individuele zieke patiënten, over preventieve ingrepen (vaccinaties,

sterilisatie, …) of over bedrijfsbezoeken in het kader van bedrijfsbegeleiding of bedrijfsproblematiek.

De beschrijving van de casus dient overzichtelijk en goed gestructureerd te zijn. Er moet een duidelijk

onderscheid zijn tussen hoofd- en bijzaken. Het uitwerken van deze casussen is bedoeld om uw

theoretische kennis (infectieuze ziekten, pathologie, propedeutica, …) toe te passen op en te toetsen

aan praktijkgevallen door het systematisch en kritisch beschrijven van alle stappen in de

besluitvorming bij de casus. Hierbij dient ook aandacht besteed te worden aan de mogelijkheden en

beperkingen van het werken onder praktijkomstandigheden, bijvoorbeeld het ontbreken van bepaalde

onderzoeken die omwille van e.g. economische of andere redenen niet uitgevoerd werden. Er wordt

ook verwacht dat u de aanpak van de casus kritisch evalueert en eventuele bijkomende suggesties

van uzelf in de bespreking verwerkt. Illustraties (foto’s) of bijlagen (vb. resultaat bloedonderzoek)

kunnen het geheel aantrekkelijker maken.

Om het geheel te documenteren kan, indien nodig, naar relevante literatuur verwezen worden, maar

het aantal referenties moet beperkt blijven (richtlijn maximaal 5). De beschrijving van de casus is

hoofdzakelijk gebaseerd op gegevens die rechtstreeks met de casus verband houden: het is niet de

bedoeling om een uitgebreide literatuurstudie te maken. Voor de wijze waarop de eventuele

referenties moeten geciteerd worden in de tekst, wordt verwezen naar hoofdstuk 3.14.

3.7. Analyse van structuur en management praktijk

In één tot twee A4 pagina’s wordt een beschrijving van de structuur en het management van de

praktijk gegeven. Dit verslag sluit aan bij het opleidingsonderdeel “Praktijkmanagement”.

In deze analyse kunnen onder meer de volgende items aan bod komen:

- Eenmanspraktijk of groepspraktijk (personeelsbestand ? dierenverzorgers ? …)

- Evolutie van de praktijk in het verleden en eventuele toekomstige plannen

- Wie verzorgt de werkplanning en werkverdeling ?

- Wie staat in voor de administratie ?

- Gebruik van specifieke software voor de praktijk ?

11

- Financiële situatie (tevredenheid van dierenarts, evolutie over de tijd , …)

- Eventuele samenwerkingsverbanden met andere praktijken

- Specifieke activiteiten (vb. infosessies voor klanten, website, ….)

- Tijdsbesteding (werkweek van 40 of 80 uur ?, nachtwerk ?, ….)

- Sterke en zwakke punten van de praktijk

De bedoeling is een beeld te krijgen van de dagelijkse werking van de praktijk en de impact ervan op

het leven van de dierenarts. Omwille van privacyredenen wordt er in dit verslag geen vermelding van

naam of adres van de praktijk of de dierenarts gemaakt.

3.8. Algemene reflectie

Het stageverslag wordt afgesloten met een algemene reflectie.

In drie tot vijf pagina’s geeft u uw oordeel over de twee stages, waarbij u onder andere aangeeft in

hoeverre deze stages hebben bijgedragen tot een beter inzicht in de dagdagelijkse

dierenartsenpraktijk en in hoeverre deze stages u extra competenties (kennis, vaardigheden, …)

hebben bijgebracht. Een kritische reflectie over uw eigen mogelijkheden en eventuele beperkingen

kunnen hierbij ook aan bod komen.

De bedoeling van deze stages is ook om u op een meer gefundeerde manier te laten kiezen tussen

de geneeskunde van de gezelschapsdieren of grote huisdieren of een eventuele carrière in het

onderzoek. Daarom wordt er ook verwacht dat u, aan de hand van de twee praktijkstages, uw eigen

(kritisch) oordeel geeft over de structuur en het functioneren van deze praktijken. Hierbij willen we

onder meer van u vernemen welke volgens u de sterke/aantrekkelijke en de minder

sterke/aantrekkelijke aspecten van die praktijken zijn en of u in een dergelijke structuur later zou

willen functioneren. Hierbij kunt u zelfs eventuele suggesties voor verbetering van de werking van die

praktijken aangeven. Tot slot kunt u ook uw persoonlijke toekomstvisie geven: hoe denkt of hoopt u

dat uw toekomstige carrière zal evolueren ?

Ook in deze algemene reflectie wordt omwille van privacyredenen nergens de naam van de praktijk

of de dierenarts vermeld.

3.9. INDELING

Het stageverslag wordt ingedeeld in hoofdstukken en verder in paragrafen en alinea's. Een

tekst is leesvriendelijker indien de paragrafen niet langer zijn dan een halve bladzijde. Titels van

delen met eenzelfde hiërarchische waarde worden op dezelfde manier geschreven. De cijfers

en letters die de classificatie van de titels aangeven (b.v. 1.1.2.1.) worden in principe steeds in

gewone druk aangeduid. Na de titel staat geen punt, want dit is trouwens meestal geen zin.

Voorbeeld

12

1. HOOFDLETTERS VET (en eventueel een groter lettertype)

1.1. HOOFDLETTERS

1.1.1. Gewone letters vet

1.1.1.1. Gewone letters

1.1.1.1.1. Cursieve letters

Het kan nuttig zijn om vooraf in de tekst een lijst te geven van opsommingen. Volgend

voorbeeld illustreert dit:

Achtereenvolgens zullen volgende aspecten behandeld worden:

1. Historiek van de praktijk

2. Huidige structuur van de praktijk

3. Management van de praktijk

3.10. TAAL

Als algemene regel wordt voorgesteld om de analyses en de reflectie grotendeels in de

tegenwoordige tijd te stellen. Dit geldt ook voor verwijzingen naar illustraties en tabellen of naar

andere plaatsen in de tekst. Het is dus correct te schrijven: "Het antibiogram in tabel 1 toont dat

de geïsoleerde E. coli gevoelig was voor ceftiofur". Verwijst men echter naar een auteur die iets

aantoonde, dan komt dit in de verleden tijd. Dus: "Smith (1995) toonde aan dat E. coli

geïsoleerd uit mastitis, meestal gevoelig is aan ceftiofur. ".

In de casuïstiek wordt voor de beschrijving van de patiënt de verleden tijd gebruikt. Voor meer

concrete informatie over de structuur van een casuïstiek kan verwezen worden naar de

casuïstieken die in het Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift gepubliceerd zijn.

Enkele concrete richtlijnen:

- Hanteer een sobere, correcte taal, bij voorkeur geschreven in de onpersoonlijke vorm ("Er

werd gevonden..." i.p.v. "Wij hebben gevonden dat...").

- Controleer steeds de spelling van werkwoorden (vooral d/t-fouten) en volg de nieuwe

spelling (Woordenlijst Nederlandse Taal).

- Gebruik de officiële nomenclatuur van chemicaliën, anatomische termen (Nomina

Anatomica Veterinaria), micro-organismen (Genus en species cursief of onderstreept;

Genus met hoofdletter en de eerste maal voluit geschreven; species zonder hoofdletter:

"Escherichia coli... E. coli...")

- Om een interval aan te duiden wordt het "-" symbool gebruikt (Vb.: ....gedurende 6-12

weken). Om te vermijden dat er verwarring is met het minteken, kan het interval ook

omschreven worden (vb.: van 6 tot 12 weken).

- Het plaatsen van een voetnota wordt best vermeden, omdat dit de vlotte leesbaarheid

schaadt. Indien men toch voetnoten gebruikt, plaatst men na de zin (en meer bepaald na

13

het punt) een cijfer geschreven als een exponenta. Onderaan de bladzijde wordt een lijn

getrokken over een kwart van de breedte van de bladzijde, beginnend aan de linker kantlijn.

Onder deze lijn wordt het cijfer herhaald en volgt dan de tekst.

3.11. TABELLEN

Voor het concrete gebruik van tabellen, kan verwezen worden naar de handleiding “PRAKTISCHE RICHTLIJNEN BIJ HET UITVOEREN VAN EEN LITERATUURSTUDIE ALS EERSTE DEEL VAN DE MASTERPROEF”

3.12. ILLUSTRATIES

Voor het concrete gebruik van illustraties, kan verwezen worden naar de handleiding

“PRAKTISCHE RICHTLIJNEN BIJ HET UITVOEREN VAN EEN LITERATUURSTUDIE ALS

EERSTE DEEL VAN DE MASTERPROEF”

3.13. FORMULES EN EENHEDEN

Voor het concrete gebruik van formules en eenheden, kan verwezen worden naar de handleiding

“PRAKTISCHE RICHTLIJNEN BIJ HET UITVOEREN VAN EEN LITERATUURSTUDIE ALS

EERSTE DEEL VAN DE MASTERPROEF”

3.14. LITERATUURLIJST

In het casuïstieken worden zo weinig mogelijk referenties naar literatuur opgenomen (max. 5 per

casuïstiek). De basisgedachte hierbij is dat de casuïstiek geen literatuurstudie mag worden, maar

zich vooral moet richten op de concrete patiëntgegevens.

Voor het concrete gebruik van referenties en de vorm waarin ze moeten worden weergegeven

worden, kan verwezen worden naar de handleiding “PRAKTISCHE RICHTLIJNEN BIJ HET

UITVOEREN VAN EEN LITERATUURSTUDIE ALS EERSTE DEEL VAN DE

MASTERPROEF”

3.15. BIJLAGEN

De bijlagen, ook Addendum / Addenda of Appendix genoemd, bevatten gegevens die wel met de

inhoud van het werk te maken hebben, maar te uitgebreid zijn om in de casuïstiek of de

praktijkanalyse opgenomen te worden. De bijlagen worden apart genummerd met Romeinse cijfers

a De definitieve bladschikking van een voetnoot kan pas gebeuren als de lay-out van alle pagina's gekend is en dit kan

veranderen in functie van het gekozen lettertype of de spatiëring.

14

en dragen elk een titel. Deze titels moeten ook in de inhoudsopgave vermeld worden. Naar de

bijlagen die met de casuïstiek of de praktijkanalyse in verband staan moet ergens in de hoofdtekst

verwezen worden. Mogelijke voorbeelden van dergelijke bijlagen: rapporten van radiografische of

histologische onderzoeken, lijsten met tankmelkanalyses, uitgebreide bloedonderzoeken,

voederanalyses, enz...

15

Bijlage I:

Logboek Stage Gezelschapsdieren

Datum Uur Aard consultatie / huis- / bedrijfsbezoek Opmerkingen

Voor akkoord,

De stagemeester

16

BIJLAGE II : EVALUATIECRITERIA

Voor de evaluatie van het stageverslag worden de volgende criteria gehanteerd:

A. INHOUD VAN HET STAGEVERSLAG

a) LOGBOEK

Is het logboek conform de richtlijnen ingevuld ? Zijn er voldoende uren stage

gepresteerd (40 uur)?

b) CASUÏSTIEK

Is de casus gedetailleerd en op een wetenschappelijk verantwoorde manier

beschreven ?

Is er een kritische bespreking in deze casuïstiek (bijvoorbeeld: is deze casus

secundum artem onderzocht en behandeld, waren er praktische, economische of

andere beperkingen bij het onderzoek of behandeling ? …)

C) PRAKTIJKANALYSE EN ALGEMENE REFLECTIE

Hebben deze hoofdstukken een logische opbouw ?

Is er voldoende diep ingegaan op alle aspecten van de praktijkvoering ?

Is er een duidelijke evaluatie van de stage (positieve en (eventuele) negatieve

aspecten) ?

Heeft de student een eigen en originele visie op het praktijkgebeuren in het

algemeen en op de betrokken stageplaatsen ?

Heeft de student deze visie verwoord op een onderbouwde, academisch

verantwoorde en gestructureerde manier ?

B. VORM VAN HET STAGEVERSLAG

a) Structuur

Duidelijke en verzorgde lay-out?

Overzichtelijke indeling van hoofdstukken en paragrafen?

b) Taal

Correct gebruik van het Nederlands (geen taalfouten, neologismen) en

vakspecifieke terminologie?

Is de tekst vlot en duidelijk geschreven, logisch opgebouwd en aangenaam om te

lezen (zinsbouw)?

c) Figuren & Tabellen

Zijn alle figuren en tabellen relevant, duidelijk en voorzien van ondertitels?

C. ATTITUDE VAN DE STUDENT: dit wordt beoordeeld door de stagemeester(s) in het

evaluatieformulier

17

BIJLAGE III : PLAGIAAT

Van plagiaat is sprake wanneer geen correcte bronvermeldingen aanwezig zijn in substantiële

delen van een werk. Conform het examenreglement (art. 79 §2) dienen de promotoren en/of

commissarissen de examencommissie in te lichten wanneer ze plagiaat vermoeden, waarna

een elektronische versie van de werken op plagiaat dient gescreend te worden. Daarbij wordt

gebruik gemaakt van software (in casu Ephorus) om plagiaat bij scripties, thesissen en andere

werkstukken op te sporen. Hierbij worden zowel internetbronnen (artikels, boeken, …) als

cursussen en vroeger gemaakte scripties en thesissen gebruikt als vergelijkingsmateriaal.

Overeenkomsten met andere teksten worden hierbij gesignaleerd. Aangezien er een actieve

controle op plagiaat zal gebeuren, is het belangrijk om correct te refereren. Plagiaat, zowel

bewust als onbewust, kan aanleiding geven tot sancties.

Hierna volgt een niet-limitatieve lijst van 4 plagiaatvoorbeelden. Het basisvoorbeeld hiervoor is

een extract uit het artikel “Physiology: A function for guttural pouches in the horse” uit Nature

(jaargang 2000, volume 403, pagina 382-383) door Keith E. Baptiste, Jonathan M. Naylor,

Jeremy Bailey, Ernest M. Barber, Klass Post en Jim Thornhill: “Given the horse's athleticism,

and hence its thermoregulatory demands, an additional cooling mechanism is required: this is

the role of the guttural pouches.”

1) Een duidelijke vorm van plagiaat is in een eigen tekst de volgende tekst te gebruiken

zonder bronvermelding: “Wegens de atletische natuur van het paard en de daaruit

volgende hoge behoeften aan thermoregulatie is een bijkomend koelingmechanisme

nodig: dit is de rol van de luchtzakken.” Ondanks de vertaling en lichte woordelijke

aanpassingen, is dit duidelijk plagiaat.

2) Vertaling en substantiële veranderingen aan de zinsstructuur, maar steeds zonder

bronvermelding, blijven onder de noemer plagiaat vallen. Een voorbeeld hiervan is: “ De

rol van de luchtzakken bij het paard is te zorgen voor voldoende koeling ter hoogte van

de hersenen wegens de hoge nood aan afkoeling bij sportprestaties.”

3) Ook een woordelijke vertaling met bronvertaling wordt als plagiaat aanzien wegens de te

geringe eigen inbreng. Een voorbeeld hiervan is: Wegens de atletische natuur van het

paard en de daaruit volgende hoge behoeften aan thermoregulatie is een bijkomend

koelingmechanisme nodig: dit is de rol van de luchtzakken (Baptiste et al., 2000).

In het bovenstaande geval zou men bijvoorbeeld moeten schrijven: Baptiste et al. (2000)

vermelden “Wegens de atletische natuur van het paard en de daaruit volgende hoge

behoeften aan thermoregulatie is een bijkomend koelingmechanisme nodig: dit is de rol

van de luchtzakken”.

Het gebruik van aanhalingstekens moet duidelijk maken dat het gaat om een woordelijke

(en/of woordelijk vertaalde) overname van de originele tekst.

Een fundamentele verandering van de zinsstructuur gekoppeld aan een correcte

bronvermelding wordt niet als plagiaat aanzien: Baptiste et al. (2000) vermelden dat de

18

rol van de luchtzakken bij het paard erin bestaat om te zorgen voor voldoende koeling

ter hoogte van de hersenen wegens de hoge nood aan afkoeling bij sportprestaties.

4) Bovenstaande regels gelden ook wanneer grote stukken tekst overgenomen worden (vb.

beschrijving van een methodologie). Wanneer de tekst en/of de structuur van de tekst

woordelijk overgenomen en/of vertaald wordt, moet een correcte bronvermelding

toegepast worden: ofwel wordt de volledige tekst tussen aanhalingstekens geplaatst

ofwel wordt initieel de vermelding gemaakt dat de tekst “aangepast van / adapted from”

de originele auteur is. De keuze tussen beide opties hangt af van de mate van

aanpassing (vertaling/overname of bewerking in eigen bewoordingen).

Bijkomende informatie vindt men op :

http://www.kuleuven.be/plagiaat/

http://nl.wikipedia.org/wiki/Plagiaat

http://www.rug.nl/noordster/schriftelijkevaardigheden/voorstudenten/plagiaat

19

BIJLAGE IV : AANDUIDEN VAN COMMISSARISSEN

De stageverslagen worden beoordeeld door dezelfde commissaris die ook instaat voor de

evaluatie van de literatuurstudie die in het kader van de masterproef deel I wordt gemaakt.

In de maand maart wordt voor elke niet-klinische vakgroep het aantal commissarissen bepaald

dat zal verantwoordelijk zijn voor het beoordelen van de literatuurstudies en stageverslagen die

ingediend zullen worden door de studenten van de tweede master van het lopende

academiejaar. Deze berekening gebeurt in functie van het aantal AP-leden en het aantal

studies die tijdens datzelfde academiejaar door de vakgroep werden begeleid, volgens de

formule: 5*N*p*P-1

- 4*n, waarbij N = totaal aantal masterproeven die moeten beoordeeld

worden, n = aantal literatuurstudies dat door een bepaalde vakgroep begeleid is, P= totaal

aantal AP-punten van de niet-klinische vakgroepen en p = aantal AP-punten van een bepaalde

vakgroep.

Op de Faculteitsraad van maart wordt ter bespreking en goedkeuring de volgende lijst

voorgelegd:

- Voor de studenten van de tweede master: de lijst met de onderwerpen van de

literatuurstudies die iedere student in de daaropvolgende meimaand zal indienen,

waarbij telkens de namen en vakgroepnummers vermeld worden van de betreffende

(mede)promotoren en de leescommissarissen. Deze laatsten dienen ook de

stageverslagen te evalueren.

Op de Faculteitsraad van mei worden ter bespreking en goedkeuring de volgende lijst

voorgelegd:

- Voor de studenten van de eerste master: de lijst met de onderwerpen van de

literatuurstudies die aan iedere student werden toegekend om in het volgende

academiejaar uitgewerkt te worden, waarbij telkens vermeld wordt wie de

(mede)promotoren zijn.

.

20

PRAKTISCHE ADRESSEN VOOR DE STUDENTEN

Stagecoördinator stages Gezelschapsdieren: Prof. Dr. Sylvie Daminet Vakgroep Geneeskunde en klinische biologie van de kleine huisdieren Tel: +32 (0)9 264 76 85 Fax: +32 (0)9 264 77 91 E-mail: [email protected] Stagecoördinator stages Grote Huisdieren: Prof. Dr. Piet Deprez Vakgroep Inwendige Ziekten van de Grote Huisdieren Tel: +32 (0)9 264 75 80 Fax: +32 (0)9 264 77 96 E-mail:[email protected] Studietrajectbegeleider: Dr. Baptist Matthys : Organisatie van de stage Cel Onderwijs, Decanaat Telefoon: 09/ 264 75 09 E-mail: [email protected] MASTERPROEFSECRETARIAAT : Dhr. Bart De Pauw : Indienen en verwerking van de stageverslagen Vakgroep Morfologie (DI03) Telefoon : 09/264.77.11 E-mail : [email protected] Website : www.masterproef.ugent.be ALGEMENE COÖRDINATIE : Prof. P. Simoens : Inhoudelijke inlichtingen Vakgroep Morfologie (DI03) Telefoon : 09/264.77.12 E-mail : [email protected]