PRACTICA - Vlaamse Psychologische en Pedagogische Kring€¦ · Antecedenten en consequenten...
Transcript of PRACTICA - Vlaamse Psychologische en Pedagogische Kring€¦ · Antecedenten en consequenten...
Academiejaar 2015-2016
Lesgever: Fanny Dumarey | Door: Delfien Vansteelandt
SAMENVATTING PRACTICA
GEDRAGSTHERAPIE
INHOUD
INLEIDING 1
GEDRAGSTHERAPIE: INTRODUCTIE 1
DOEL OEFENINGEN 1
HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES 2
HET EERSTE CONTACT 2
De aanmelding 2
Het intakegesprek 2
De therapeutische relatie 2
HET MODEL VOOR PROBLEEMIDENTIFICATIE 3
DE AANMELDING 3
MET WAT: ANALYSE VAN DE AANMELDINGSKLACHT 3
MET WAT: CONCRETISERING VAN DE KLACHTEN IN DE RUIMERE CONTEXT 4
DE KLACHTENANALYSE 4
I. ONTWIKKELINGSGESCHIEDENIS EN VERLOOP VAN DE KLACHTEN 4
II. HANTERINGSGEDRAG & SOCIALE ONDERSTEUNING 4
III. ZIEKTETHEORIE EN ATTRIBUTIES 5
IV. GEZONDHEIDSTHEORIE EN GENEZINGSTHEORIE 5
PROBLEEMSAMENHANG 5
1. VOORLOPIGE PROBLEEMSAMENHANG (VPS) 5
2. HOLISTISCHE THEORIE (HT) 5
DE VOORLOPIGE PROBLEEMSAMENHANG 6
OPBOUW 6
Aandachtspunten VPS 7
BESPREKING VPS 7
Cruciaal 7
PROBLEEMANALYSE (ONDERZOEKSVRAGEN) EN DIAGNOSESTELLING: HET HYPOTHESETOETSEND MODEL 8
ONDERZOEKSVRAGEN EN HYPOTHESEN 8
De empirische cyclus 8
Onderkenning en verklaring 8
OPERATIONALISEREN VAN ONDERZOEKSVRAGEN EN HYPOTHESEN 9
Vragenlijsten 9
Metingen en opdrachten 9
Topografische analyse 10
THERAPIESPECIFIEKE ANALYSES ZIJN ONDERDEEL VAN VERKLARENDE DIAGNOSTIEK 10
ALLE GEDRAG IS AANGELEERD 10
FUNCTIONELE ANALYSES: COMBINATIE VAN DE KLASSIEKE EN OPERANTE COMPONENT 11
Klassieke conditionering (Pavlov) 11
Van experiment naar klinische casusconceptualisatie 11
INDICATIESTELLING – ADVIES 13
HOLISTISCHE THEORIE 13
DOELSTELLINGEN EN THERAPIEPLAN 14
I. Keuze van het eerste te bewerken probleem 14
II. Opstellen algemene en intermediaire doelstellingen 15
III. Indicatiestelling 15
IV. Opstellen therapieplan: koppelen componenten, intermediaire doelen en interventies 16
Inle
idin
g
1
INLEIDING
Sequentie: situatie gedachten gevoelens gedrag
Moraal: het is niet zozeer de situatie die een bepaald gedrag gaat uitlokken!
o Als je het gedrag wilt veranderen omdat de gevolgen ervan te zwaar doorwegen,
ga je iets moeten doen met de gedachten
Tweede stap: dat verhaal ga je nooit helemaal begrijpen, als je de
achtergrond en geschiedenis errond niet kent en eraan werkt
Gedragstherapie is omvattend: wat zit er onder het gedrag, en waar heeft
iemand de bijhorende ideeën vandaan gehaald?
o Het gebruiken van die sequens (5 G’s) is een goede tool om te gebruiken
o Kijken: waar in die keten kan ik het makkelijkst gaan ingrijpen?
GEDRAGSTHERAPIE: INTRODUCTIE
Centraal:
o Opstellen individueel behandelplan o.b.v. een gedetailleerde probleemanalyse
Model voor probleemidentificatie
DOEL OEFENINGEN
Het model voor probleemidentificatie TOEPASSEN op papier en in gesprekken
Inle
idin
g
2
HET GEDRAGSTHERAPEUTISCH PROCES
HET EERSTE CONTACT
DE AANMELDING
Over wie gaat het?
Wat is de aard van de problemen?
Waar woont de persoon?
+ informatie over het eerste gesprek + financiële informatie + contactgegevens
+ wie komt er mee naar het eerste gesprek?
Wie heb ik nodig? Met wie moet ik een therapeutische relatie gaan vormen?
HET INTAKEGESPREK
Duur: 2 tot 3 gesprekken
Doel:
o Informatie verzamelen
o Opbouwen therapeutische relatie
o Taxatie van aangewezen zijn van behandeling
o Bijstellen verkeerde verwachtingen
o Motiveren cliënt voor verdere behandeling
o Remoraliseren van de cliënt, cf. inspanningsverbintenis
DE THERAPEUTISCHE RELATIE
= een werkrelatie: wederzijds engagement
o Taakgericht team
o CL is een actief, autonoom persoon CL (ervaring) en TH (kennis) zijn = partners
o Beslissingen worden expliciet genomen
o Moeilijkheden worden samen besproken (cliënt ook laten feedback geven)
= een demystificerende relatie
o Transparantie
o Therapeut is een adequaat model, geen superman
o Therapeutische relatie zonder vooroordelen (!!): openheid
= een empathische vertrouwensrelatie
o Vertrouwen is heel belangrijk
o Beleving: erkenning voor lijdensdruk
o Empathie
o Bewaking confidentialiteit
= een noodzakelijke voorwaarde (maar niet voldoende)
Basisvaardigheden zoals empathie, respect & echtheid zijn cruciaal
4 soorten posities: samen, onder, tegen, boven
Model voor probleem-
identificatie
He
t m
od
el v
oo
r p
rob
lee
mid
en
tifi
cati
e
3
HET MODEL VOOR PROBLEEMIDENTIFICATIE
Het bieden van een gedragstherapeutisch handvat om de complexe aangelegenheid van de
probleemidentificatie te structureren om zo op een efficiënte manier tot een indicatiestelling
te komen casusconceptualisatie
DE AANMELDING
Wie komt
o Wie is de cliënt? Wie is de aanmelder?
o Wie draagt de klachten? Wie ervaart het probleem?
met wat
o = aanmeldingsklacht
net nu
o Waarom nu?
o Wat is de directe aanleiding voor de raadpleging?
o Is er sprake van een crisis?
naar hier?
o Waarom komt de cliënt precies naar dit centrum?
o Hoe is de verwijzer betrokken?
o Wat zijn de verwachtingen?
MET WAT: ANALYSE VAN DE AANMELDINGSKLACHT
Wat is de inhoud van het probleem?
o Wat verstaat de cliënt onder de klacht? Wat bedoelt hij daarmee?
o Wat is de frequentie van het probleem? Hoe vaak komt dat voor? (~ ernst)
He
t m
od
el v
oo
r p
rob
lee
mid
en
tifi
cati
e
4
o Wat zijn de emotionele, fysiologische, cognitieve en gedragsmatige componenten
van de klachtengebieden?
Denken
Voelen
Doen
Gevolgen
Sinds wanneer is het probleem aanwezig?
Wat is de ernst van het probleem? Hoeveel levensgebieden onderbreekt dat probleem?
Wat zijn de uitlokkende/inhiberende factoren?
MET WAT: CONCRETISERING VAN DE KLACHTEN IN DE RUIMERE CONTEXT
Welke klachten worden naast de aanmeldingsklacht nog aangegeven door de CL?
o Inventariseer moeilijkheden, klachten, problematisch gedrag
o Klacht = Omgeving x Persoon
Hoe tevreden is men op verschillende levensterreinen?
DE KLACHTENANALYSE
I. ONTWIKKELINGSGESCHIEDENIS EN VERLOOP VAN DE KLACHTEN
Omtrent klacht
o Begin en interpunctie
o Variabiliteit qua intensiteit en frequentie
o Escalerend verloop, …
Omtrent persoonlijke ontwikkeling
o Diverse levensterreinen
o Tijdslijn (kan een hele sessie duren)
II. HANTERINGSGEDRAG & SOCIALE ONDERSTEUNING
Hanteringsgedrag:
o Gedrag gericht op de situatie: confrontatie versus vermijding
o Perceptie en evaluatie van het probleem: optimisme versus pessimisme
o Reductie van spanning + uiten van emoties
Op welke manier is men er in het verleden mee omgegaan?
Waartoe hebben de verschillende hanteringen geleid?
Sociale ondersteuning: partner, sociaal netwerk, …
He
t m
od
el v
oo
r p
rob
lee
mid
en
tifi
cati
e
5
III. ZIEKTETHEORIE EN ATTRIBUTIES
Ziektetheorie
o Wat is de subjectieve toewijzing van oorzaak van de CL over zijn klachten? Hoe denkt
de cliënt zelf dat die klacht er gekomen is?
o Kanaal:
Gedragsmatig
Cognitief
Emotioneel / fysiologisch
Attributies
Oorzaken die mensen toeschrijven aan eigen en andermans gedrag
o Causaliteitsoorsprong: intern of extern
o Stabiliteit: fluctuaties in tijd: stabiel of onstabiel
o Globaliteit: fluctuaties over ruimte: globaal of specifiek
o Controleerbaarheid: controleerbaar of oncontroleerbaar
Ziektetheorie en attributies
o Cliënt zoekt informatie die attributies confirmeert
o Therapeut zoekt informatie die attributies disconfirmeert
→ belangrijk dat de therapeut de attributies herkadert/herstructureert
IV. GEZONDHEIDSTHEORIE EN GENEZINGSTHEORIE
Gezondheidstheorie
o Wat wil men bereiken als men klachtenvrij is?
o Wat zijn verwachtingen naar de toekomst?
Genezingstheorie
o = op welke manier denkt de cliënt dat er verbetering zal komen?
o Wat verwacht de cliënt van de therapie?
Wat is de hulpvraag van de cliënt?
PROBLEEMSAMENHANG
1. VOORLOPIGE PROBLEEMSAMENHANG (VPS)
= inventarisatie, ordening en samenhang van problemen op basis van beschikbare gegevens
uit aanmelding en klachtenanalyse
De VPS is een hypothese (onderkennend – verklarend) → moet worden getoetst
2. HOLISTISCHE THEORIE (HT)
= aanpassing van de voorlopige probleemsamenhang op basis van gegevens uit
diagnosestelling, metingen en opdrachten
→ dus na toetsing en het doorlopen van de empirische cyclus
He
t m
od
el v
oo
r p
rob
lee
mid
en
tifi
cati
e
6
DE VOORLOPIGE PROBLEEMSAMENHANG
OPBOUW
Opbouw op grond van gegevens van de CL (aanmelding en klachtenanalyse): je somt alles op
Aangevuld met therapeutische veronderstellingen: HYPOTHESEN
o Die beargumenteerbaar zijn
o Die operationaliseerbaar zijn
o Die in therapie verder moeten onderzocht worden
Werkwijze:
o Opstellen lijst met klachten, probleemgebieden, determinerende variabelen
o Probleemgebieden clusteren
Samenbrengen functioneel identiek / syndromaal verwant gedrag onder
algemene noemer (bv. ‘depressieve klachten’)
Geen syndromen !!
o Chronologisch schematisch verloop (van links rechts en van boven onder)
o Causaliteitsrelaties aangeven door pijlen
Causaal pad: A → B
Mediërende variabele: A → B → C (vaak persoonsvariabelen: P)
Modererende variabele: A → B
↑ C
Ook belangrijk in leergeschiedenis: opgroeien in een bepaalde omgeving, zorgt ervoor dat je
bepaalde leefregels krijgt (interessant!)
He
t m
od
el v
oo
r p
rob
lee
mid
en
tifi
cati
e
7
Maak een onderscheid tussen ‘need to know’ en ‘nice to know’ in je VPS
AANDACHTSPUNTEN VPS
Dekt het schema inhoudelijk de lading?
o Let op met waardeoordelen in je VPS (niet: goede/slechte)
o Voordat je een VPS maakt, moet je eerst een ordening maken:
Leergeschiedenis: vroegere milieufactoren, life-events, huidige leefsituatie
Biologische factoren
Aanleg
Kernovertuigingen
Hanteringsgedrag
Klachten
o Je moet bundelen waar je kan (bv. in depressieve symptomen)
Chronologie
Circulariteit
Overzichtelijkheid
o Let ook op verticale lijnen! (modererende en mediërende variabelen)
BESPREKING VPS
De therapeut geeft de probleemsamenhang schematisch weer
o Aanknopen bij wat de CL heeft gezegd
Ga zoeken naar ‘hoe vertaalt deze persoon dit?’ (ook belangrijk om naar
cultuur te vragen: wat betekent dat voor jou? + geloof moet ook een
plaats krijgen!)
o Eenvoudig kort en duidelijk
o Leeftijd en cognitieve capaciteiten CL
o Mening van de CL
→ DOEL: consensus over VPS
T en CL zijn het eens
o Verdergaan in het model voor probleemsamenhang
→ heeft implicaties voor
Indicatiestelling en behandelplan
Selectie van interventies
Voorspelling & evaluatie: wat zal er veranderen?
T en CL zijn het oneens
o T volgt CL
o Geen weerstandsanalyse vanuit T (geen consensus = geen connectie!)
o Diagnostische functie: waar kunnen we elkaar terugvinden?
o Therapeutische relatie - vertrouwen durven bevragen
CRUCIAAL
Functies voor de T
o Relaties tussen probleemgebieden samenvatten in schema
He
t m
od
el v
oo
r p
rob
lee
mid
en
tifi
cati
e
8
o Overzichtelijkheid
o Basis voor opdrachten, vragenlijsten, tests en vragen
o Met CL op eenzelfde manier naar problemen te kijken
Functies voor de CL
o Eerste vorm van cognitieve herstructurering en re-attributie
o Klacht wordt oplosbaar (benoem dat ook!)
o Minder hulpeloosheid
o Theoretisch inzicht in zichzelf (metaperspectief)
o Wijze van denken (model leren)
PROBLEEMANALYSE (ONDERZOEKSVRAGEN) EN DIAGNOSESTELLING: HET
HYPOTHESETOETSEND MODEL
ONDERZOEKSVRAGEN EN HYPOTHESEN
Belangrijk voor examen! (hypothesetoetsing: onderkennend en verklarend) + testen die hier
besproken zijn kennen + topografische analyses (gedachten – gevoelens – gedrag)
DE EMPIRISCHE CYCLUS
ONDERKENNING EN VERKLARING
Onderkenning = probleemanalyse
o = toetsen van de aanwezigheid en de ernst van een variabele
o Uit welke elementen bestaat het probleem?
o Hokjes (onderkennend)
Verklaring = diagnosestelling
o = verduidelijking van de relatie tussen variabelen
o Pijlen (verklarend)
He
t m
od
el v
oo
r p
rob
lee
mid
en
tifi
cati
e
9
OPERATIONALISEREN VAN ONDERZOEKSVRAGEN EN HYPOTHESEN
VRAGENLIJSTEN
Onderkennend: vragenlijsten + klinische interviews SCID I en II
Plaatsen met vragenlijsten: testotheek database, website COTAN, Tijdschrift voor Psychiatrie
Onderkennende onderzoeksvraag: goed nadenken over welke normen je kiest
Belangrijk: kritieke items bij vragenlijsten = zaken die je extra in de gaten moet houden
Als we geen vragenlijsten beschikbaar hebben, gebruiken we de 5 G’s onderkennend +
verklarend
Voorbeelden:
o BDI (depressie)
o IOA (relaties)
o UCL (coping)
o SCL (brede screening)
o OQ 42 (interpersoonlijk contact + rollen)
o Maudsley Marital Questionnaire (bij beide partners afnemen!)
METINGEN EN OPDRACHTEN
Opstellen
o Let op hypothese!
o Elementen:
Antecedenten en consequenten
Klacht: Gedachten, Gevoelens, Gedrag
Algemene waardering (spanningsthermometer)
o Niet te lang
o Taal & stijl
Meegeven
o Aansluiten
o Opbouw in sessie
o Elke vraag overlopen
o Geheugensteun
o Motiveren
Verwerking
o Bespreken: altijd terugkoppeling!
He
t m
od
el v
oo
r p
rob
lee
mid
en
tifi
cati
e
10
o Meer gedetailleerde uitwerking: T.A.
o Grafieken
G-schema
TOPOGRAFISCHE ANALYSE
= Nauwkeurige analyse van situaties waarin het probleem zich stelt met de bedoeling
functionele analyses te kunnen opstellen
o = het verzamelen van feitelijkheden: 5 G’s
o = OBSERVATIE (geen hypothesevorming)
o Knelpunt: het gaat enkel over het moment zelf: hier en nu
o Dergelijke oefening geef je altijd mee met een stuk onderkennend en verklarend
o Ander knelpunt: mensen missen vaak van categorie
Antecedenten: door welke situaties wordt het gedrag uitgelokt?
Consequenten: wat is het gevolg van het gedrag, en houdt dus het gedrag in stand?
Voornamelijk gesprekstechnisch (maar: is ook heel interessant als huiswerkopdracht):
bespreking van een incident
o Naar aanleiding van registratie of metingen
o D.m.v. experiment of rollenspel
o In imagine terugkeren naar de situatie + laten herbeleven en hervertellen
o Directe rechtstreekse observatie (niet interpretatie!) of gedrag laten
demonstreren
→ Filmisch en schematisch verloop
→ Meerdere verschillende situaties
Resultaat : een keten van gedrag – emoties – cognities – antecedenten en consequenten
Concreet en gedetailleerd in chronologie zetten = opzetten van SRS-schema’s
Gesprekstechnisch: CONCRETISEREN, PARAFRASEREN & SAMENVATTEN
o Soms kan informatie schaamtevol of emotioneel geladen zijn, waardoor je die
niet meteen verkrijgt
o TA is belangrijk, maar niet ten koste van de therapeutische relatie
o Kijk ook naar gedrag dat zich NIET voordoet
THERAPIESPECIFIEKE ANALYSES ZIJN ONDERDEEL VAN VERKLARENDE
DIAGNOSTIEK
ALLE GEDRAG IS AANGELEERD
He
t m
od
el v
oo
r p
rob
lee
mid
en
tifi
cati
e
11
KC: hoe je je gaat gedragen, wordt bepaald door de situatie passief leren (geen moeite)
OC: het gedrag wordt gedetermineerd door wat volgt intentioneel leren
FUNCTIONELE ANALYSES: COMBINATIE VAN DE KLASSIEKE EN OPERANTE COMPONENT
KLASSIEKE CONDITIONERING (PAVLOV)
= leren van BETEKENISSEN: de CS activeert de representatie van de UCS, en lokt zo de CR uit
→ een oorspronkelijk neutrale S verwerft een nieuwe betekenis door associatie met een
bepaalde (intrinsiek beladen) gebeurtenis
betekenisanalyse
3 paden naar het aanleren van betekenissen
o Directe ervaring
o Modelleren (OPM.: men kan een andere betekenis leren dan het model)
o Informatie (= belangrijk de dag van vandaag!)
Relatie CS - UCS
o Sequentieel = de CS is predictief voor de UCS (ALS … DAN …) verwachting
→ exposure als interventie
o Referentieel = de CS refereert naar de UCS, maar is niet predictief ‘denken aan’
→ exposure is niet effectief als interventie, WEL: werken aan de representatie
VAN EXPERIMENT NAAR KLINISCHE CASUSCONCEPTUALISATIE
DE KLASSIEKE COMPONENT
De geconditioneerde stimulus (CS)
o CS: activeert de representatie van de UCS/UCR
Essentiële stimuli: cruciale stimuli
Intern / extern
Algemeen / specifiek
De CS is niet intrinsiek emotioneel beladen, maar verwijst naar de
UCS/UCR (mensen hebben dat geleerd)
o CS –: inhibitorische stimulus
CS - heeft betekenis die tegengesteld is aan de betekenis van de CS +
Wanneer leidt de CS niet tot de CR?
LIJFNIVEAU !
He
t m
od
el v
oo
r p
rob
lee
mid
en
tifi
cati
e
12
o Occasion setter (OS): geeft aan wanneer de CS-UCS relatie al dan niet aanwezig is
“In deze occasion geldt de situatie ‘als … dan …’ “
OS heeft zelf geen betekenis verworven
OS + / OS –
Dit zorgt ervoor dat het kernthema/de betekenis niet wakker wordt
Dit gaat meestal om heel concrete zaken!!
De ongeconditioneerde stimulus / ongeconditioneerde respons (UCS/UCR)
o = een situatie die intrinsiek aversief is (lokt automatisch emotie uit)
o Kerngebeurtenis: relevant emotioneel gebeuren
o Kernthema: relevant emotioneel thema / centrale cognitie
o Het zijn de kerngedachten die in de UCS-UCR representatie zitten!
De geconditioneerde respons (CR)
o = emotionele reactie
Emotie
Psychofysiologie
Actietendens (drang om …)
Metaforen kunnen hier ook
o GEEN OPERANT GEDRAG!!!! (enkel de drang)
Waar vind je informatie over de UCS/UCR?
o Informatie over de betekenisverlening vind je vaak in:
Gedachten en interpretaties
Thema’s die terugkomen
o Bevragen door:
Metingen
Topografische analyse
Arrow down
Affect bridge: starten bij het gevoel en de brug maken met het verleden
DE OPERANTE COMPONENT
Operante conditionering: hoe komt het dat problematisch gedrag in stand gehouden wordt?
→ leren van de samenhang tussen wat organisme doet en het resultaat wat er op volgt
Positief
S+
Negatief
S –
Toedienen
+S
+ S +
Positieve bekrachtiging
+ S –
Positieve bestraffing
Wegnemen
– S
– S +
Negatieve straf
– S –
Negatieve bekrachtiging
Niet optreden
°S
° S +
Uitdoving
° S –
Negatieve bekrachtiging
De operante component:
He
t m
od
el v
oo
r p
rob
lee
mid
en
tifi
cati
e
13
o Sd = discriminatieve stimulus (= die stimulus die ervoor zorgt dat dat gedrag volgt)
Een Sd haal je altijd uit de CR in de context van de CS
o Respons: meestal heb je verschillende responsen
o Sr = gevolg
Vermijdingsgedrag: heel vaak afname van de emotionele respons
Maak een onderscheid tussen KT en LT !
Conditionering: twee belangrijke factoren:
o Tijd: komt het samen voor in de tijd?
o Contingentie: ‘hoe logisch is deze band?’ je kunt het zowel zien bij je
betekenisanalyse als functie-analyse
Contingentie
o = bepaalt wat de persoon leert, wat gedrag in stand houdt
o Wat is contingent?
Afhankelijk van het verhaal van de cliënt, wat heeft de cliënt geleerd?
Wat heeft meeste waarde voor cliënt?
“Deze bekrachtiging zorgt ervoor dat het gedrag blijft bestaan”
o Bij verslaving/disfunctioneel gedrag vaak:
KT gevolgen contingent (spanningsreductie, …)
LT gevolgen niet-contingent (bibberen, …)
Operante component:
o Vanuit TA (SRS-ketens) komen tot essentiële leerwetten (= intentioneel leren)
o Doel: relatie leggen tussen problematisch gedrag en relevante antecedenten en
consequenten
o Zoeken naar essentiële terugkerende leerwetten
De R staat steeds voor het gedrag (operant) van diegene die leert
De S is de consequentie voor degene die leert
INDICATIESTELLING – ADVIES
HOLISTISCHE THEORIE
= getoetste voorlopige probleemsamenhang
Onderkennend getoetst, d.m.v. vragenlijsten, registraties, opdrachten, TA, observaties, …
Verklarend getoetst, d.m.v. TA, functionele analyse (klassieke en operante component),
registraties en opdrachten, observaties, …
Nagaan welke veranderingen er moeten aangebracht worden aan de VPS:
1. Toevoeging elementen functionele analyses
2. Syndromen vormen o.b.v. onderkennende fase
3. Wegvallen/toevoegen elementen (klachten/pijlen) o.b.v. verklaring en
onderkenning
4. Overzichtelijkheid
= uitgangspunt voor de indicatiestelling
o Welke elementen staan centraal?
o Aan welke elementen wil de cliënt werken?
He
t m
od
el v
oo
r p
rob
lee
mid
en
tifi
cati
e
14
DOELSTELLINGEN EN THERAPIEPLAN
Doelstellingen: wat moet hier, bij deze persoon, veranderen?
Behandeling en interventies plannen op basis van
o Individuele diagnostiek: FUNCTIONELE ANALYSES
o Individuele bepaling voor elke cliënt: wat werkt voor wie?
INDICATIESTELLING
=
wetenschappelijke diagnostiek
+
evidence-based behandelinzichten (Web of Science; up to date blijven!)
+
cliëntperspectief omtrent behandeling (~ ziektetheorie)
Werkwijze:
1. Keuze te bewerken problemen + bepaling volgorde behandeling
= baseren op HT
2. Opstellen algemene en intermediaire doelstellingen
= baseren op BA en FA
3. Indicatiestelling
= welke interventiestrategieën meest aangewezen
4. Opstellen therapieplan
= koppeling problemen en doelen en behandeling
I. KEUZE VAN HET EERSTE TE BEWERKEN PROBLEEM
Bepaling op basis van relevantie en volgorde vanuit de HT
Afwegingen zijn:
o Veranderbaarheid van probleemgebieden
o Ernst en urgentie problemen
o Centraliteit van probleem in HT
o Behandelbaarheid van het probleem
o Eerste indruk over interventiemogelijkheden
o Contra-indicaties
o Kans van slagen van interventie
o Motivatie van de cliënt
Marcia Linehan: volgorde van doelen
1. Levensbedreigend gedrag
2. Therapie-interfererend of belemmerend gedrag
3. Vaardigheden die we nodig hebben om ons functioneren te verbeteren en dus de
klachten te verminderen
4. Aspecten die zorgen voor een verbetering van de levenskwaliteit ziet mijn leven
eruit zoals ik wil, of wil ik toch een aantal dingen fundamenteel veranderen?
5. Doorwerken van trauma (traumatisch verleden)
Deze volgorde kun je ook aan de cliënt meegeven
Doelen: SMARTI
He
t m
od
el v
oo
r p
rob
lee
mid
en
tifi
cati
e
15
II. OPSTELLEN ALGEMENE EN INTERMEDIAIRE DOELSTELLINGEN
Wat is het doel van de behandeling in het algemeen en omtrent bepaalde probleemgebieden?
Concreet en operationaliseerbaar formuleren
Realistisch formuleren + tijdselement inbouwen
Problemen met stellen van doelen:
o Geen enkel doel wordt haalbaar geacht (passiviteit)
o Probleem is afhankelijk van onveranderbare elementen
o Eén van de betrokken partijen is het niet eens met de doelbepaling
o Cliënt vindt de doelstellingen irrelevant, triviaal
Onderscheid algemeen doel en intermediaire doelstellingen
o Algemeen doel (= groot doel): wat is het doel van de
behandeling in het algemeen?
Vaak aanmeldingsvraag
Deze zijn belangrijk, maar ook groot
Extra doelstellingen therapeut
o Intermediaire doelen: welke stappen moet ik ondernemen
om het grote doel te bereiken?
Oorzakelijke/instandhoudende factoren bewerken
We kunnen op elk van de componenten van de FA
werken
Oorzakelijk: BETEKENISANALYSE
Instandhoudend: OPERANTE ANALYSE
III. INDICATIESTELLING
= Bepalen van de meest geschikte behandeling
Enerzijds nagaan vanuit expertperspectief:
o Evidence based
o Individuele diagnostiek: baseren op FA en BA
Anderzijds rekening houden met cliëntperspectief:
o Slaagkans
o Contra-indicaties
o Informeren over mogelijkheden en beperkingen interventies
Intermediaire doelstellingen betekenisanalyse
He
t m
od
el v
oo
r p
rob
lee
mid
en
tifi
cati
e
16
Intermediaire doelstellingen operante analyse:
IV. OPSTELLEN THERAPIEPLAN: KOPPELEN COMPONENTEN, INTERMEDIAIRE DOELEN EN
INTERVENTIES
Voor onszelf een ordening maken van wat we op elk niveau doen
o Wat kan allemaal? dan keuze maken: met wat beginnen we nu?
o Hoe langer we werken, hoe minder we dit doen (want: automatisch)
o Lezen, uitzoeken (hoe giet ik dit in mijn gedragstherapeutisch model?), …