Posttraumatische groei in partners van …essay.utwente.nl/71369/1/Beuvink_MA_PPT.pdf# 5# #...
Transcript of Posttraumatische groei in partners van …essay.utwente.nl/71369/1/Beuvink_MA_PPT.pdf# 5# #...
U n i v e r s i t e i t T w e n t e M a s t e r P o s i t i e v e P s y c h o l o g i e e n T e c h n o l o g i e
Post traumatische groei in partners van kankerpatiënten Leonie Beuvink Een kwalitatief exploratief onderzoek naar groeimogelijkheden Student: Leonie Beuvink, s1225650 1e begeleider: Nadine Köhle 2e begeleider: Dr. Saskia Kelders 10 EC
16
08 Fall
2
Samenvatting Doel: De confrontatie met kanker kan niet alleen een schokkende gebeurtenis zijn voor degene die de diagnose krijgt, maar ook voor diens partner. Zowel de ziekte zelf als het zorgen voor een zieke partner kunnen een zware last voor partners van kankerpatiënten betekenen, en zelfs resulteren in kenmerken van post traumatische stress. Recent onderzoek toont echter aan dat het hebben van en zorgen voor een partner met kanker ook tot positieve veranderingen kan leiden. Positieve veranderingen naar aanleiding van een stressvolle gebeurtenis worden beschreven als post traumatische groei (PTG). Hoewel er in toenemende mate onderzoek wordt gedaan naar PTG, is de literatuur met betrekking tot partners van kankerpatiënten schaars. Dit onderzoek heeft als doel te onderzoeken in hoeverre en op welke domeinen PTG kan worden gevonden bij partners van kankerpatiënten. Methode: Er werd gebruik gemaakt van transcripten van 16 interviews met partners van kankerpatiënten die reeds waren afgenomen in het kader van een ander onderzoek. De transcripten zijn ingevoerd in atlas.ti. Aan de hand van de PTGI werden er vooraf 26 codes opgesteld. Deze codes representeerden de vijf domeinen waarop PTG gemeten wordt met de PTGI, evenals de subcategorieën van de vijf hoofddomeinen. De interviews zijn gelezen en onderzocht op uitspraken van respondenten die op groei konden duiden. Uitspraken die wel als relevant werden beschouwd, maar niet gecodeerd konden worden op basis van de vooraf bepaalde codes, werden als ‘overig’ gecodeerd. De overige uitspraken zijn vervolgens geanalyseerd op overeenkomsten, ter exploratie van nieuwe domeinen van PTG. Resultaten: In alle interviews werden uitspraken gevonden die te relateren zijn aan de vooraf vastgestelde domeinen van PTG. De domeinen die het meest naar voren kwamen waren: ‘verdieping van relaties met anderen’, ‘persoonlijke groei’ en ‘toegenomen waardering van het leven.’ Daarnaast kwamen er vier nieuwe domeinen naar voren: ‘berusting’ ‘bij kunnen dragen’, ‘voldoening’ en ‘toegenomen waardering voor partner’. Voor de domeinen ‘nieuwe mogelijkheden’ en ‘spirituele verandering’ werd weinig ondersteuning gevonden. Conclusie: Dit onderzoek biedt ondersteuning voor de theorie dat partners van kankerpatiënten groei kunnen ervaren gedurende het ziekteproces van hun partner. Naast de negatieve gevolgen wordt duidelijk dat partners groei ervaren op de domeinen verdieping van relaties met anderen, waardering van het leven en persoonlijke kracht. Er wordt onderbouwing gevonden dat partners ervaren dat ze kunnen rekenen op anderen wanneer hun partner kanker krijgt. Daarnaast kunnen partners ervaren dat ze sterker zijn dan dat ze dachten. De aspecten die naar voren komen in sterke mate overeen met aspecten waarop problemen worden ervaren en kunnen zo mogelijk een buffer vormen voor partners.
3
Abstract Goal: The confrontation with cancer can be particularly stressful. Not only for the one being diagnosed, but also for their spouses. The fear of loosing their loved one, the burden of having to care for their ill spouse, providing support and feeling restrictions can cause a lot of distress in partners. They carry a lot of responsibilities regarding care, which can be a heavy burden. However, recent studies have shown the possibility to experience change and growth in the aftermath of a traumatic event. The term to describe this process is post traumatic growth. Although there is a growing body of research investigating post traumatic growth, studies regarding growth in partners is insufficient. The goal of this research is to investigate to what extent post traumatic growth can be found in partners. Method: In this study, 16 interviews with partners of cancer patients, which were already conducted for another study, were used. The transcripts were entered in atlas.ti. Codes were created in advance following the domains as described in the PTGI. This resulted in 26 pre-‐existing codes. The transcripts first were read. Thereafter all interviews were examined in order to find statements that could be related to PTG. When a statement was found to demonstrate some sort of growth of positive change they were coded as ‘remaining’. All statements in the remaining category were then analysed to explore possible new domains. Results: Signs for post traumatic growth were found in all of the interviews. There were three domains on which growth was most present: relating to others, personal growth, and value of life. Additionally 4 new domains were found: acquiescence, being able to contribute, fulfilment and increased appreciation of partner. Conclusion: This study provided support for the theory that partners of cancer patients can experience growth and positive change as a reaction to the illness of their spouses. The diagnosis provides a feeling of being able to count on others when they need it, and strengthens the relationship with the patients and others. Partners also learn that they are stronger than expected and start to value other things in live. In addition, caring for a sick spouse can provide fulfilment, and seeing their spouses cope with their illness can result in an increased appreciation for the patient.
4
Inhoudsopgave
1. INLEIDING ........................................................................................................................ 5 1.1 POSTTRAUMATISCHE GROEI ....................................................................................................... 7 1.2 HET PROCES VAN POSTTRAUMATISCHE GROEI ......................................................................... 8 1.3 DOMEINEN VAN POSTTRAUMATISCHE GROEI .......................................................................... 8 1.3.1 Verdieping van relaties met anderen ........................................................................ 9 1.3.2 Ontdekking van nieuwe mogelijkheden .................................................................... 9 1.3.3 Bewustwording van persoonlijke kracht en talenten ......................................... 9 1.3.4 Toename van spiritueel of religieus besef ................................................................ 9 1.3.5 Toename van waardering voor het leven .............................................................. 10
1.4 POSTTRAUMATISCHE GROEI EN KANKER ............................................................................... 10 1.5 DOEL VAN DEZE STUDIE ............................................................................................................ 12
2. METHODE ...................................................................................................................... 12 2.1 DESIGN ......................................................................................................................................... 12 2.2 RESPONDENTEN ......................................................................................................................... 13 2.3 AFNAME INTERVIEW .................................................................................................................. 13 2.4 ANALYSE ...................................................................................................................................... 13
3. RESULTATEN ................................................................................................................ 16 3.1 RESULTATEN PER CODE ............................................................................................................. 16 3.2 VERDIEPING VAN RELATIES MET ANDEREN ............................................................................ 17 3.2.1 Op mensen kunnen rekenen in tijden van nood .................................................. 17 3.2.2 Verbondenheid met anderen ....................................................................................... 17 3.2.3 Bereidheid om emoties te uiten .................................................................................. 18 3.2.4 Compassie voor anderen ............................................................................................... 19 3.2.5 Moeite stoppen in relaties ............................................................................................. 19 3.2.6 Mensen zijn goed .............................................................................................................. 19 3.2.7 Acceptatie van anderen nodig hebben. ................................................................... 20
3.3 NIEUWE MOGELIJKHEDEN ......................................................................................................... 20 3.4 BEWUSTWORDING VAN PERSOONLIJKE KRACHT EN TALENTEN .......................................... 20 3.4.1 Het gevoel op zichzelf te kunnen vertrouwen ...................................................... 21 3.4.2 Weten dat ik moeilijkheden aan kan ....................................................................... 22 3.4.3 In staat zijn om te accepteren hoe dingen lopen ................................................ 22 3.4.5 Sterker zijn dan gedacht ............................................................................................... 22
3.5 SPIRITUELE VERANDERING ....................................................................................................... 22 3.6 WAARDERING VAN HET LEVEN ................................................................................................ 22 3.6.1 Andere prioriteiten van wat belangrijk is in het leven .................................... 23 3.6.2 Waardering van de waarde van het eigen leven ................................................ 23 3.6.3 Elke dag waarderen ........................................................................................................ 23
3.7 BERUSTING .................................................................................................................................. 24 3.8 EEN BIJDRAGE KUNNEN LEVEREN ............................................................................................ 24 3.10 WAARDERING VOOR PARTNER .............................................................................................. 25
4. CONCLUSIE EN DISCUSSIE ........................................................................................ 26
REFERENTIES ................................................................................................................... 32
5
1. Inleiding
De confrontatie met kanker kan een schokkende gebeurtenis zijn, niet alleen voor de
persoon die de diagnose krijgt, maar voor zijn of haar hele systeem. Voor patiënten
kunnen de angst om dood te gaan, een verslechterende lichamelijke gezondheid,
pijnlijke behandelingen en de mogelijke bijwerkingen daarvan resulteren in
psychologische stress of een lagere kwaliteit van leven (Hagedoorn, Buunk, Kuijer,
Wobbes & Sanderman, 2000). Voor de omgeving van de patiënt breekt echter ook
een stressvolle periode aan. Zo noemen partners van kankerpatiënten de angst om
hun geliefde te verliezen, de draaglast van de verzorging zoals het leveren van zorg
en steun, en restricties met betrekking tot hun sociale leven als voorname factoren
voor het ervaren van ongemak (Hagedoorn et al, 2000). Door vroegtijdige
diagnostisering, verbeterde behandelingen, en een grotere overlevingskans, kunnen
veel vormen van kanker kan zo steeds vaker als chronisch worden beschreven,
waardoor er meer gevraagd wordt van patiënten en hun omgeving (Nijboer,
Triemstra, Tempelaar, Mulder, Sanderman & van den Bos, 2000). Door
technologische vooruitgang kunnen gedeeltes van de behandelingen thuis worden
uitgevoerd en is er dus minder noodzaak voor langdurig verblijf in het ziekenhuis
(Given, Given en Kozachik, 2001). Hierdoor wordt er een groter beroep gedaan op
familieleden als zijnde verzorger. In de literatuur worden familieleden van
kankerpatiënten dan ook vaak beschreven als mantelzorger. Uit onderzoek van
Baanders en Heijmans (2007) blijkt dat partners van kankerpatiënten in vergelijking
met andere chronische ziekten bijzonder kwetsbaar waren voor negatieve gevolgen
van de ziekte. Dit onderstreept het belang om wetenschappelijk onderzoek en
interventies niet te beperken tot patiënten.
De invloed van kanker op familieleden van patiënten is de afgelopen vijftien jaar in
toenemende mate onderzocht. Fletcher, Miaskowski, Given en Schumacher (2012)
hebben door middel van een uitgebreide literatuurstudie een conceptueel model
ontwikkeld dat de ervaring van het zorgen voor een familielid met kanker samenvat.
6
Fletcher et al. (2012) onderscheiden twee categorieën primaire stressoren: 1)
factoren die direct gerelateerd zijn aan de ziekte van de patiënt en 2) vereisten van
de zorg. Het type kanker, het stadium waarin de patiënt verkeert en de prognose,
maar ook pijn, depressie en agitatie (Weitzner et al. 2000), vermoeidheid (Fletcher et
al., 2008) of angst (Cotrim en Pereira, 2008) bij de patiënt kunnen een directe
aanleiding zijn voor stress.
Ook de zorg zelf kan stressvol zijn voor familieleden. Zij zijn vaak weinig tot niet
getraind voor deze rol en beschikken slechts over beperkte middelen ter
ondersteuning (Ferre, Hanson & Grant 2013). Fletcher et al. (2012) beschrijven in
hun literatuurstudie het monitoren van symptomen en bijwerkingen van mediatie,
het thuis uitvoeren van behandelingen en de patiënt naar het ziekenhuis rijden voor
behandelingen als taken die stress kunne opleveren. Daarnaast identificeren ze
secundaire stressoren: aspecten die niet in eerste instantie deel uitmaken van de
zorg, maar die er op termijn wel onder lijden, zoals zorgen met betrekking tot werk
of financiën. Ook kunnen partners een negatieve invloed op hun sociale leven en op
seksueel gebied ondervinden (Offerman et al., 2015). Braun, Mikulincer, Rydall,
Walsh en Rodin (2007) stellen vast dat partners van patiënten met een ver
gevorderde vorm van kanker een groot risico op een depressie lopen. De ziekte kan
in dusdanige mate stress opleveren dat kanker van de partner kan bijdragen aan de
ontwikkeling van een posttraumatische stress stoornis (Pereira et al., 2012). Uit
onderzoek van Thomas et al. (2012) blijkt dat 68% van de (vrouwelijke) partners van
mannen met prostaatkanker post-‐traumatische stress symptomen vertoont. Ook de
operaties die gepaard gaan met kanker kunnen als traumatisch worden ervaren; in
een onderzoek van Grandstaff (1976) rapporteerden partners van
borstkankerpatiënten dat het wachten tijdens een operatie als een zeer moeilijke en
traumatische gebeurtenis wordt ervaren. Als ze te horen kregen dat hun vrouw haar
borst was verloren raakten ze in een emotionele schok: veel partners leken niet
meer bewust te zijn van wat er gebeurde en konden zich nog maar weinig
herinneren van wat er in de uren erna was gebeurd
De ervaren stress kan een bedreiging zijn voor de gezondheid van familieleden. Het
op zich nemen van de zorg zonder hier op voorbereid te zijn kan stressvolle situaties
7
opleveren. Given et al. (2001) stellen dat de verantwoordelijkheid voor de zorg door
familieleden als belastend kan worden ervaren. Het ongemak van verzorgers in
reactie op de verzorging wordt gedefinieerd als caregiver burden. Given et al., (2001)
beschrijven deze belasting als een multidimensionele, biopsychosociale reactie die
voortkomt uit de disbalans van de vereisten van de verzorging met betrekking tot
vrije tijd, financiële middelen en kracht, in verband met de verschillende rollen die ze
vervullen. De caregiver burden wordt gezien als een voorspeller van angst en
depressie en kan resulteren in een verminderde kwaliteit van leven (Grov, Dahl,
Moum, & Fosså 2015). Hoe zwaarder de caregiver burden is, hoe lager de kwaliteit
van leven (Rha, Park, Song, Lee & Lee, 2015). Zoals eerder vastgesteld wordt er een
groot beroep gedaan op partners van kankerpatiënten als zijnde verzorgers, wat hen
kwetsbaar maakt voor de caregiver burden, bovenop negatieve effecten naar
aanleiding van de ziekte van hun partner.
1.1 Posttraumatische groei
Naast de negatieve gevolgen die het zorgen voor en het leven met een zieke partner
met zich mee kunnen brengen, worden er door partners en andere familieleden ook
steeds vaker positieve veranderingen gerapporteerd. Zo kan de rol van verzorger
lijden tot een beter begrip van het zelf, gelukkige momenten en een verbeterde
relatie met anderen (Cohen, Colantionio en Venrich, 2008). In een onderzoek van
Ruf et al., (2009) rapporteren zowel kankerpatiënten als hun partners positieve
veranderingen als gevolg van de kanker. Ze beschrijven groei in hun opvatting over
het leven, persoonlijke kracht en relaties. Een veel gebruikte term om positieve
uitkomsten na de blootstelling aan een traumatische gebeurtenis wordt door
Tedeschi en Calhoun (2004) beschreven als posttraumatische groei (PTG). Positieve
uitkomsten kunnen enerzijds worden gezien als directe reactie op de gebeurtenis,
anderzijds als een leerervaring van het omgaan met de gebeurtenis (Zoellner &
Maercker, 2006). Andere termen die in de literatuur worden gebruikt om PTG te
beschrijven zijn onder andere finding benefits, thriving, of stress gerelateerde groei.
De nadruk die Tedeschi en Calhoun (2004) leggen op de traumatische aard van de
gebeurtenis wordt voor dit onderzoek het meest passend geacht, en dus zal worden
vastgehouden aan de term en het proces zoals beschreven in PTG.
8
1.2 Het proces van posttraumatische groei
PTG kan ontstaan als reactie op een gebeurtenis die als dusdanig stressvol of
bedreigend wordt ervaren dat een persoon wordt gedwongen om de manier waarop
hij of zij naar de wereld kijkt te veranderen (Tedeschi en Calhoun 2004). Voorop
staat dat een gebeurtenis dusdanig schokkend is, dat de manier waarop een persoon
naar de wereld kijkt verandert. Zodoende vindt er een verandering in de
controleerbaarheid en voorspelbaarheid van de wereld plaats, waardoor een
persoon op zoek moet naar nieuwe doelen en betekenissen van wat belangrijk is.
Posttraumatische groei beschrijft de kans op individuele ontwikkeling: een
verdieping van de persoon ten opzichte van het leven voor het trauma. Het is in die
zin een vorm van coping (een manier van omgaan met problemen) en een poging tot
overleven (Tedeschi & Calhoun, 2004). Het is echter belangrijk om te benadrukken
dat een traumatische gebeurtenis niet onvermijdelijk leidt tot groei. Er moet nog
steeds worden omgegaan met negatieve emoties en er is nog steeds sprake van
distress en emoties zoals angst en depressie. Tedeschi en Calhoun (1995) stellen dat
juíst doordat iemand wordt aangezet om na te denken over de omstandigheden,
gevoelens en consequenties van een gebeurtenis, er groei kan plaatsvinden. PTG is
dus niet hetzelfde als een toename van welbevinden of een afname van ongemak:
groei en ongemak kunnen naast elkaar bestaan (Tedeschi & Calhoun, 2004). Hoewel
PTG volgens Tedeschi en Calhoun (2004) niet hetzelfde is als welbevinden of distress,
stellen Sawyer, Ayers en Field (2010) naar aanleiding van hun meta-‐analyse dat PTG
wel samenhangt met een verbeterde mentale gezondheid en een betere subjectieve
lichamelijke gezondheid. PTG betekent dus niet dat negatieve gevoelens ten aanzien
van de stressvolle gebeurtenis niet bestaan, of vergeten moeten worden, maar kan
wel bijdragen aan een verbetering van mentale en/of lichamelijke gezondheid in
vergelijking met de periode voor de gebeurtenis.
1.3 Domeinen van Posttraumatische groei
Tedeschi en Calhoun (1996) beschrijven vijf domeinen waarop groei kan
plaatsvinden: verdieping van de relatie met anderen, ontdekking van nieuwe
mogelijkheden, bewustwording van persoonlijke kracht en talenten, toename van
9
spiritueel of religieus besef en toename van waardering van het leven. Tedeschi en
Calhoun (2004) stellen hierbij dat posttraumatische groei een multi-‐dimensioneel
construct is. Dit impliceert dat groei zich in sommige domeinen wel kan voordoen en
in andere niet. Onderstaand volgt een beschrijving van deze domeinen.
1.3.1 Verdieping van relaties met anderen Tijdens en na een traumatische gebeurtenis, kunnen slachtoffers de behoefte voelen
om deze te begrijpen en om te gaan met stress en verlies. Een manier om dit te doen
is het zoeken van hulp en steun van familie en vrienden. Open praten over
persoonlijke negatieve ervaringen, kan de emotionele connectie met anderen
versterken, evenals het gevoel van nabijheid en intimiteit in relaties. Tedeschi en
Calhoun (2001) stellen dat mensen eerder hulp van anderen aannemen en hun
bestaande sociale netwerk beter gebruiken. Ook kunnen ze meer investeren in
nieuwe sociale netwerken. Er kan een nieuwe manier van denken over relaties
ontstaan, waardoor sommige relaties meer betekenis kunnen krijgen, maar anderen
ook kunnen verzwakken (Tedeschi & Calhoun, 2004).
1.3.2 Ontdekking van nieuwe mogelijkheden Door de traumatische gebeurtenis moeten eerdere overtuigingen los worden
gelaten. Een her-‐evaluatie kan resulteren in het vinden van nieuwe mogelijkheden
en kansen die voor het trauma niet aanwezig waren (Tedeschi & Calhoun,
1996;2004).
1.3.3 Bewustwording van persoonlijke kracht en talenten De bewustwording van persoonlijke kracht en talenten is verbonden aan het gevoel
in de toekomst meer aan te kunnen. Het trauma heeft ervoor gezorgd dat een
persoon meer vaardigheden en talenten heeft ontwikkeld in vergelijking met voor
die tijd (Lindstrom et al., 2013). Tedeschi en Calhoun (2004) benadrukken dat dit wel
gepaard gaat met een gevoel van kwetsbaarheid en een realisatie van de negatieve
impact van een trauma.
1.3.4 Toename van spiritueel of religieus besef Door de individuele kracht die ervaren kan worden bij confrontatie met een trauma,
kan de weg open gelegd worden voor religieuze vragen, of een vergroot spiritueel
besef (Lindstrom et al., 2013). Dit kan leiden tot een beter begrip van spirituele
10
zaken, of een versterking van het huidige geloof. Ook mensen die niet gelovig zijn
kunnen groei ondervinden op dit domein (Tedeshi & Calhoun, 2004).
1.3.5 Toename van waardering voor het leven De confrontatie met een trauma kan ervoor zorgen dat juist doordat mensen zich
realiseren hoe kwetsbaar ze zijn, zij zich ook realiseren dat ze bepaalde
gebeurtenissen niet kunnen controleren of voorspellen (Tedeschi & Calhoun, 2001).
Daardoor kunnen bepaalde gebeurtenissen als minder belangrijk worden
beschouwd, waar andere dingen die eerst onbelangrijk leken van grotere waarde
worden (Tedeschi & Calhoun, 2004). Daardoor veranderen prioriteiten, wat een
toename van waardering voor het leven teweeg kan brengen.
1.4 Posttraumatische Groei en Kanker
Kanker kan worden gezien als een traumatische gebeurtenis Cormio, Romito,
Viscanti, Turaccio, Lorusse & Mattioli, 2014), met meervoudige stressoren zoals de
diagnose, diagnostische behandelingen, therapieën en terugval (Sumalla et al.,
2009). Juist door deze hoge mate van stress kan kanker aanleiding geven tot PTG.
Onderzoek naar PTG onder kankerpatiënten ondersteunt deze gedachte. Uit een
meta-‐analyse van Stanton, Bower en Low (2006) blijkt dat 60-‐95% van overlevenden
van kanker groei ervaart na de diagnose, behandeling en overleving van kanker.
Hoewel de negatieve impact op partners van kankerpatiënten in toenemende mate
wordt onderzocht, is literatuur met betrekking tot PTG bij partners schaars. Wagner
et al. (2016) benadrukken het belang en de wenselijkheid van PTG, aangezien het
positief geassocieerd is met interpersoonlijk functioneren, zingeving van een trauma
en het kunnen omgaan met toekomstige stressoren; en negatief met ontwijking.
Domeinen waarop in de literatuur de meeste groei wordt ervaren zijn ‘waardering
voor het leven’, ‘relaties met anderen’ en ‘persoonlijke kracht’. Op de domeinen
‘spirituele groei’ en ‘nieuwe kansen’ wordt aanzienlijk minder groei ervaren.
In de huidige literatuur wordt PTG van partners met name vergeleken met de groei
van patiënten. Uit verscheidene onderzoeken blijkt dat zowel patiënten als partners
PTG kunnen ervaren (Künzer, Nussbeck, Bodenmann & Kayser, 2013), al is dit voor
partners in mindere mate dan bij patiënten (Thornton & Perez, 2006, Weiss, 2004).
Cormio et al., (2014) vinden daarentegen dat partners op de dimensie “persoonlijke
11
kracht” juist meer PTG ervaren dan patiënten. In een onderzoek van Bishop et al.
(2007) worden partners van kankerpatiënten vergeleken met een controlegroep
(zonder zieke partners). In dit onderzoek getuigen partners in dezelfde mate PTG
vertonen als ‘gewone’ echtgenoten. Dit zou kunnen betekenen dat de invloed van
kanker als voorspeller van PTG na verloop van tijd afzwakt. De bestaande literatuur
naar PTG in partners van kankerpatiënten is momenteel echter ontoereikend.
De meeste onderzoeken naar PTG zijn kwantitatief van aard, wat betekent dat er
weinig ruimte is voor spontante antwoorden en zodoende mogelijke nieuwe
inzichten. De PTGI wordt herhaaldelijk als toepasbaar gezien, maar nieuw pleit voor
een verdere exploratie van domeinen, in tegenstelling tot een totaalscore (Horswill,
Desgagne, Parkerson, Carleton & Asmundson, 2016). Daarnaast is de confrontatie
met een levensbedreigende ziekte vanwege de lichamelijke aard een ander soort
trauma dan bijvoorbeeld oorlogen of terrorisme (Hefferon, Grealy & Mutrie, 2009).
De PTGI is daardoor mogelijk ontoereikend. Kwalitatief onderzoek van Ruf et al.,
(2009) toont aan dat de ervaren groeidomeinen van patiënten en hun partners
echter vergelijkbaar zijn met de kwantitatieve domeinen van Tedeschi en Calhoun
(2004). Morris, Shakespeare-‐Finch en Scott (2011) vinden door middel van een
kwalitatieve studie dat overlevenden van kanker ook positieve veranderingen
ervaren op compassie voor anderen en gezondheids-‐gerelateerde
levensveranderingen. Hierbij onderzoeken zij echter weer niet de partners. Om de
aspecten van PTG te verkennen en inzicht te verkrijgen in verschillen tussen
trauma’s, is meer kwalitatief onderzoek naar groei nodig (Horswill, et al, 2016).
Kwalitatief onderzoek naar PTG bij partners van kankerpatiënten is schaars.
Een ander nadeel van de bestaande literatuur is dat onderzoek vooral in het
buitenland is uitgevoerd, wat betekent dat het niet duidelijk is in hoeverre resultaten
te generaliseren zijn voor Nederlandse partners. Een ander gat in de huidige
literatuur is dat de onderzoeken zich veelal richten op één soort kanker, waardoor
een breder beeld ontbreekt.
Meer inzicht in positieve veranderingen voor partners van kankerpatiënten kan
waardevol zijn. Onderzoek naar familieleden van volwassenen met kanker wijst uit
dat hun acceptatie van het leven en toegenomen empathie voor anderen
12
gerelateerd was aan minder depressies onder familieleden (Kim, Schultz & Carver,
2007). Daarnaast vinden Cohen et al. (2002) dat het ervaren van positieve emoties
zoals een beter begrip van het zelf en een verbeterde relatie met anderen negatief
verbonden is aan het effect van de caregiver burden op het welbevinden van
verzorgers.
1.5 Doel van deze studie
Met deze studie wordt geprobeerd om een beter beeld te krijgen van PTG in
partners van kankerpatiënten. Zoals eerder besproken is de huidige literatuur op dit
gebied nog schaars. Dit kwalitatieve onderzoek heeft als doel te onderzoeken welke
aspecten van posttraumatische groei er worden gevonden in partners van
kankerpatiënten, en in welke mate. Er wordt gezocht naar uitspraken die wijzen op
de concepten van PTG zoals beschreven door Tedeschi en Calhoun (2004), evenals
andere uitspraken die groei impliceren. Er wordt getracht een vollediger beeld te
schetsen van PTG bij partners. Zodoende wordt er een antwoord gezocht op de
vragen: Worden er aanwijzingen voor PTG gevonden en zo ja, op welke (sub)
domeinen?
2. Methode 2.1 Design
Er is gebruik gemaakt van transcripten van 16 interviews met partners van
kankerpatiënten, die reeds zijn afgenomen in het kader van een ander onderzoek
met betrekking tot interesse in een ondersteunende online interventie, waarin de
wensen en behoeften van partners werden onderzocht (zie Köhle et al., 2015). De
transcripten van deze interviews staan tot beschikking van de onderzoeker. De
interviews werden afgenomen in het kader van een ander onderzoek en richtten zich
dus niet op PTG. De interviews geven echter wel een afspiegeling van hoe partners
die ziekteperiode hebben beleefd. Doordat er zo wel inzicht wordt verkregen in de
gevoelens en ervaringen van partners tijdens (en na) de stressvolle periode, kon er
ook worden gezocht naar uitspraken die te relateren zijn aan PTG.
13
2.2 Respondenten
De deelnemers werden geworven in een ziekenhuis in de regio Twente, en de
omgeving van de onderzoekers. Voor een toelichting van de wervingsprocedure en
een uitgebreide beschrijving van de deelnemers zie Köhle et al. (2015). Er werden 10
mannen en 6 vrouwen geïnterviewd. Alle deelnemers aan het onderzoek waren
volwassenen partners van kankerpatiënten, met verschillende demografische
variabelen. De soorten kanker waren variabel, evenals de prognose en de status van
de behandeling.
2.3 Afname interview
De afgenomen interviews bestonden uit 5 onderdelen: I: achtergrond, II: Invloed van
de ziekte op het leven van de partner, III: Behoeften en wensen ten aanzien van een
online interventie, IV: Randvoowaarden (zoals tijdsinvestering, begeleiding,
deelname alleen of met partner) en V: Persoonlijke gegevens. Alle interviews
startten met de vraag of deelnemers een korte introductie wilden geven over hun
partners ziekte en het effect dat de ziekte voor hen persoonlijk had. De impact van
de kanker werd uitgevraagd op de onderdelen: (1) lichamelijk functioneren (2)
sociaal functioneren (3) dagelijks leven (4) emotioneel functioneren (5) gezinsleven
en (6) relationeel functioneren. Bij onderdeel III werd onderzocht welke
onderwerpen aan bod zouden moeten komen in een online interventie. Na een open
vraag werden er 9 kaarten met op basis van meningen van experts en literatuur
geselecteerde onderwerpen gepresenteerd. De onderwerpen waren als volgt: (1)
omgaan met gevoelens (zoals onzekerheid, angst, woede, schuld, verdriet, moeheid)
(2) blijven zorgen voor jezelf; (3) je partner ontzien of juist niet? (4) communiceren
met elkaar, (5) seksualiteit en intimiteit, (6) hulp vragen en hulp weigeren, (7) het
leven weer oppakken na de behandeling, (8) het is eindig, maar het is nog niet
voorbij en (9) Als het einde nadert. Daarnaast werden vereiste randvoorwaarden en
persoonlijke gegevens geadresseerd.
2.4 Analyse
De transcripten van de interviews zijn gelezen door de onderzoeker en afzonderlijk
ingevoerd in atlas.ti. Om PTG te meten werd gebruik gemaakt van de Post Traumatic
14
Growth Inventory (PTGI) (Tedeschi & Calhoun, 1996). De PTGI is een kwantitatief
meetinstrument dat de mate PTG op vijf domeinen meet. Dit gebeurt normaliter aan
de hand van 21 uitspraken, gerelateerd op veranderingen naar aanleiding van de
crisis, die gescoord worden op een 6-‐punts Likertschaal (0 = ik heb dit niet ervaren ,
5 = ik heb dit in zeer grote mate ervaren.) De PTGI wordt veel gebruikt en is intern
consistent en valide. Omdat eerder is gebleken (Ruf et al., 2009) dat de concepten
van de PTGI ook in een kwalitatieve setting naar voren kwamen, is ervoor gekozen
om de vijf domeinen en elk van de 21 items uit de PTGI te vertalen naar een code,
om aan te sluiten op de kwalitatieve aard van dit onderzoek (tabel 1, codeerschema,
blz. 14). Dit resulteerde in 26 vooraf bepaalde codes, verdeeld over vijf
hoofddomeinen, met elk een variabel aantal subdomeinen:
Nieuwe mogelijkheden: het domein nieuwe mogelijkheden bevat 5 codes met
betrekking tot nieuw gevonden levensrichtingen. (e.g. ‘ik heb een nieuw pad in mijn
leven gevonden.’)
Relaties met anderen: dit domein bestaat uit 7 codes, die positieve veranderingen in
interpersoonlijke relaties beschrijven. (e.g. ‘een versterkt gevoel van verbondenheid
met anderen’)
Persoonlijke kracht: bevat 4 codes, die een uiting zijn van een toename van
persoonlijke kracht. (e.g. ‘ik heb ontdekt dat ik sterker ben dan ik dacht’.)
Waardering van het leven: Dit domein bestaat uit 3 codes die de waardering van de
waarde van het eigen leven benadrukken. (e.g. ‘elke dag waarderen’)
spirituele verandering: Op dit domein wordt door middel van 2 codes gemeten of er
sprake is van een verandering in spiritualiteit. (e.g. ‘een beter begrip van spirituele
zaken’)
In de eerste codeerronde zijn alle interviews volledig gelezen en onderzocht op de
26 vooraf bepaalde concepten van PTG. Er zijn geen restricties gesteld met
betrekking tot het aantal woorden per fragment. Bij toepasselijke fragmenten werd
er in eerste instantie bepaald op welk hoofddomein de uitspraak betrekking had, om
daarna te bepalen of en op welke subdomeinen er sprake kon zijn van PTG.
15
Vervolgens is bekeken of het fragment nog kon worden toegewezen aan een sub-‐
domein, om een gedetailleerder beeld te verkrijgen. Er is geen maximum voor
dezelfde codes binnen hetzelfde interview ingesteld, wel is er rekening gehouden
met (snel achter elkaar) herhalen van antwoorden: dit is niet dubbel gecodeerd. Bij
fragmenten waarbij sprake was van overlappende domeinen, zijn, hoewel dit niet tot
nauwelijks voorkwam, beide codes toegekend.
Fragmenten die wel wezen op positieve verandering, maar niet duidelijk konden
worden gecodeerd op basis van de vooraf bepaalde codes, werden in eerste
instantie gecodeerd als “overig”. In een tweede codeerronde werden deze
uitspraken geanalyseerd op overeenkomsten, dit resulteerde in de volgende codes:
Berusting: waarbij partners aangaven vrede te hebben met hoe zaken zijn gelopen.
Bij kunnen dragen: een gevoel dat partners uiten dat ze een bijdrage kunnen leveren
aan anderen. Deze code is ontstaan door uitspraken die net niet pasten binnen de
vooraf bepaalde codes, maar meer verschillende codes combineerden.
voldoening voor het zorgen van de partner: bleek voor respondenten belangrijk. Tot
slot uitten partners ook een toegenomen waardering voor de patiënt.
Nadat alle fragmenten voorzien waren van een code, is per domein bekeken hoe
veel fragmenten er aan het domein werden toegewezen, en hoe de verdeling van
fragmenten over subcategorieën eruit zag.
Bij de analyse bleken de codes ‘betere dingen doen met mijn leven (B3)’ en ‘Ik heb
nieuwe kansen tot mijn beschikking, die ik anders niet had gehad (B4)’ niet van
toepassing. Ook de codes D: ‘spirituele verandering’ en D1 ‘Ik heb een sterker
religieus geloof’ werden niet gebruikt.
Vanwege de beperkingen in tijd en middelen is er geen gebruik gemaakt van een
tweede beoordelaar ter versterking van de betrouwbaarheid.
16
Tabel 1. Codeerschema
3. Resultaten 3.1 Resultaten per domein
Uit de analyse bleek dat er op alle domeinen van de PTGI, hoewel op sommige meer
dan anderen, uitspraken werden gedaan die gerelateerd kunnen worden aan PTG.
De meeste uitspraken hadden betrekking op de verdieping van relaties met anderen,
persoonlijke kracht en waardering van het leven. Nieuwe mogelijkheden en
spirituele verandering kwam in veel mindere mate voor. Nieuwe categorieën die
werden gevonden zijn ‘berusting,’ ‘bij kunnen dragen,’ ‘voldoening’ en ‘waardering
voor partner.’
De hoofddomeinen en bijbehorende subdomeinen zullen nu nader worden
toegelicht.
A: Relaties met anderen
B: Nieuwe mogelijkheden
C: persoonlijke kracht
D: Spirituele verandering
E: Waardering van het leven
Overig
A1: Op mensen kunnen rekenen in tijden van nood
B1: nieuwe interesses
C1: Gevoel op zichzelf te kunnen vertrouwen
D1: Een beter begrip van spirituele zaken
E1: Prioriteiten van wat belangrijk is in het leven
Berusting
A2: Verbondenheid met anderen
B2: nieuwe levensweg gevormd
C2: Weten dat ik moeilijkheden aankan
D2: Een sterker religieus geloof
E2: Waardering van de waarde van eigen leven
Bij kunnen dragen
A3: bereid om emoties te uiten
B3: betere dingen doen met leven
C3: In staat te accepteren hoe dingen lopen
E3: Elke dag waarderen
Voldoening
A4: Compassie voor anderen
B4: Nieuwe kansen die er anders niet waren geweest
C4: Sterker zijn dan gedacht
Waardering voor partner
A5: Moeite stoppen in
B5:Eerder dingen veranderen die veranderd moeten worden
A6: mensen zijn goed
A7: Acceptatie van anderen nodig hebben
17
3.2 Verdieping van relaties met anderen
Over de verdieping van relaties met anderen werd het meest gezegd in de
interviews. Alle respondenten bemerkten een bepaalde groei of verandering op dit
gebied; er werden in totaal 147 uitspraken gedaan die hier op wijzen (tabel 2). Er
kwamen verschillende soorten relaties naar voren; die met de patiënt, vrienden,
familie en collega’s, maar ook met bijvoorbeeld de huisarts of het ziekenhuis. De
voornaamste verdieping van relaties had betrekking op het gevoel op mensen te
kunnen rekenen in tijden van nood.
3.2.1 Op mensen kunnen rekenen in tijden van nood In dertien van de zestien interviews werd door partners benoemd dat ze steun
hebben ervaren aan mensen die op een verschillende manier voor hen klaar
stonden: “iedereen kon eh, ja stond klaar voor ons. Ja dat is wat gewoon echt heel
fijn was.” Uitspraken hadden betrekking op steun van de huisarts, dokters in het
ziekenhuis, op het werk, vrienden en familie. Partners ervoeren het als zeer positief
dat de huisarts, artsen en verpleegsters altijd voor hen klaar stonden, wat veel
vertrouwen geeft. Ook laten tien partners partners zich positief uit over begrip van
hun werkgever en collega’s en de steun en hulp van familie en vrienden.
3.2.2 Verbondenheid met anderen Dertien van de zestien respondenten noemden een toename in verbondenheid met
anderen. De ziekte lijkt met name te zorgen voor meer verbondenheid met de
patiënt, zoals mooi verwoord door één van de respondenten: ‘Maar het brengt je
wel zo ver naar mekaar…ja…je ziet wel kanten van elkaar die zie je…ja in die tijd dat
je verkering hebt…’. Maar ook met andere mensen in omgeving van partners, met
name familieleden en vrienden, wordt een versterking van de band ervaren.
18
Tabel 2.
Volledige codelijst met aantallen en citaten voor de dimensie verdieping van relaties met
anderen.
Verdieping van relaties Aantal uitspraken C citaat
Verdieping van relaties met
anderen
147 Als ik terug kijk heb ik, bijna in geen tijd met
zoveel mensen contact gehad als toen
Op mensen kunnen rekenen in
tijden van nood
44 Iedereen kon eh, ja stond klaar voor ons. Ja
dat is wat gewoon echt heel fijn was.
Verbondenheid met anderen 40 Dus ja in een groter perspectief moest zo’n
crisis er wel komen denk ik om uiteindelijk
echt voor elkaar te kiezen
Bereidheid om emoties te uiten 34 Ja, mmm. Ja blijven praten is natuurlijk
sowieso belangrijk tijdens het proces, over al
die dingen wat hier ligt. Ja je kunt het niet
alleen, dus je moet het wel met elkaar doen
Compassie voor anderen 3 En hij leeft omeunig mee op zijn eigen
manier, maar hij durft niet hier naartoe te
gaan, of weet je niet. Maar daar hebben we
ook wel 100 procent waardering voor, we
zullen nooit ergens een lelijk woord over
zeggen
Moeite stoppen in relaties 6 had ik hartstikke depressief kunnen worden
als ik niet mijn dochter had om er telkens
weer voor uit te moeten
Het gevoel dat mensen goed
zijn
4 Maar je staat ook versteld van aan kaartjes
wat je krijgt, wat je ook niet verwacht had
van mensen dat je denkt ‘god’
Het accepteren om andere
mensen nodig te hebben
21 Dat kun je denk ik niet alleen en het is denk
ik ook niet goed als je dat alleen doet
3.2.3 Bereidheid om emoties te uiten In dertien van de zestien interviews kwam naar voren dat partners beter en eerder
in staat waren om hun emoties te uiten en bijvoorbeeld hun eigen angsten uit te
spreken, hoewel dit ook als moeilijk wordt ervaren: ‘vooral iedere keer dan na al die
negatieve uitslagen en ik dan kwaad was, dan soms had ik gewoon zoiets van ik moet
19
wel even schreeuwen even gillen. Zo van het moet er wel even uit’. Ook geven ze
aan dat het belangrijk is om te accepteren dat je je soms niet goed voelt en dat het
heel belangrijk is om daar dan over te praten, allereerst met de patiënt, maar ook
met andere mensen.
3.2.4 Compassie voor anderen Er zijn drie uitspraken gedaan die kunnen worden gezien als een positieve
verandering in compassie voor anderen. Enerzijds voor andere mensen die hetzelfde
doormaken: “we vinden gewoon, iedereen moet je in z’n waarde laten zoals hij is, de
een heeft er meer moeite mee als de ander.” Anderzijds ten opzichte van hoe
andere mensen om gaan met de ziekte van hun partner: “hij leeft omeunig mee op
zijn eigen manier, maar hij durft niet hier naartoe te gaan, of weet je niet. Maar daar
hebben we ook wel 100 procent waardering voor, we zullen nooit ergens een lelijk
woord over zeggen”
3.2.5 Moeite stoppen in relaties Over moeite stoppen in relaties worden zes uitspraken gedaan, die vooral betrekking
hebben op de relatie met de patiënt:
“Nou ja, we kunnen er goed met elkaar over praten, goddank wel, maar ik heb wel
gezegd van ‘ik kan me best voorstellen dat er huwelijken aan kapot gaan’. Want als
je als partner, niet meegaand bent, als je dus op je eigen ik blijft staan, dan kan niet.
Je moet wel”.
Ook benoemen twee partners de moeite die ze hebben gestopt in de relatie met hun
kinderen, ondanks de zorgen over de gezondheid van de patiënt.
3.2.6 Mensen zijn goed Door de reactie van andere mensen op het kankerproces, werd bij drie interviews
een uitspraak gevonden over een veranderend inzicht in de goedheid van mensen.
Het betreft hier vooral een goede reactie wanneer deze eigenlijk niet verwacht
werd: ‘het blijkt dan toch dat collega’s best wel lief zijn en meeleven…en regelmatig
vragen en zelf nog eens vragen van “ hoe gaat het met je man?”.’
20
3.2.7 Acceptatie van anderen nodig hebben. In negen van de zestien interviews gaven partners aan dat ze zich gaandeweg
realiseerden dat ze hulp van anderen nodig hebben, hoewel ze zich vaak lang groot
proberen te houden: ‘maar op een gegeven moment geef je gewoon bepaalde
dingen uit handen, van regelen jullie dit maar ik heb daar geen zin of geen kracht
voor om het zo maar te zeggen.’ Naast praktische hulp of emotionele ondersteuning
wordt lotgenotencontact aangeprezen. Een partner merkt op dat het in eerste
instantie misschien lijkt alsof je genoeg hebt aan je eigen ellende, contact met
lotgenoten zeer waardevol kan zijn omdat zij begrijpen wat je doormaakt. Partners
geven ook aan dat het vragen van hulp aan anderen naar verloop van tijd
makkelijker gaat.
3.3 Nieuwe mogelijkheden
Drie partners deden een uitspraak waaruit bleek dat zij nieuwe mogelijkheden
hadden ontdekt, die er anders niet geweest zouden zijn:
“hij moest hij is in de VUT gegaan en nou hij had eigenlijk nog wel een paar jaar
kunnen werken, maar toen die dokter die wou ook hebben dat hij er mee stopte en
dat heeft hij toen ook gedaan. Ja en achteraf ook heel blij van.”
Ook de ervaring van het zorgen voor een partner brengt nieuwe mogelijkheden: “En
zoals nou ook, je doet iets. Ja ik ben geen verpleegkundige, maar onderhand ervaring
heb je wel”. Door het omgaan met de ziekte van de partner voelt deze respondent
zich in staat te helpen met het onderzoek. Ook was de kanker voor één van de
partners een soort bevestiging van liefde en de reden van versneld trouwen: “en het
trouwen dat was wel het summum daarvan, dat je dacht ‘dit is hoe het voelt als je
echt heel graag met iemand wilt trouwen’.
3.4 Bewustwording van persoonlijke kracht en talenten
Na relaties met anderen zijn de meeste gerelateerd aan PTG te herleiden tot het
domein van persoonlijke kracht. Er wordt een groot beroep gedaan op partners en
dit ervaren zij ook als zodanig. Maar alle partners deden uitspraken die duiden op
een bewustwording van persoonlijke kracht, wat mooi wordt omschreven door het
21
volgende citaat: “want het was echt voortdurend op zo’n punt van uitputting komen,
maar dan kon je toch weer energie vinden.”
Tabel 3
Volledige codelijst met aantallen en citaten voor de dimensie bewustwording van
persoonlijke kracht en talenten
Bewustwording
van persoonlijke kracht
en talenten
Aantal uitspraken Citaat
Persoonlijke kracht 84 Ja…zou dat misschien ook kracht geven om
niet zielig gevonden te worden en doorgaan
Op zichzelf kunnen vertrouwen 12 Ik krijg wel kracht ergens vandaan en kan
het wel aan
Weten dat ik moeilijkheden aan
kan
19 “het kan ook heel positief werken. Ja, ik
bedoel het levende bewijs zit naast mij. Ja,
het is een nare periode geweest, maar je
moet er wel doorheen.
In staat te zijn te accepteren
hoe dingen lopen
36 Maar ligt de hele tafel vol…daar moet je nog
steeds niet overstuur raken.
Sterker zijn dan gedacht
6
wel natuurlijk emotioneel maar aan de
andere kant ook wel weer heel sterk als er
iets gebeuren moet of dan ben ik er wel
3.4.1 Het gevoel op zichzelf te kunnen vertrouwen De confrontatie met kanker is zwaar voor partners. Maar in negen van de zestien
interviews komt naar voren dat partners hierdoor ook kunnen vertrouwen op
zichzelf: “Nee, ja, ja ik geloof wel dat ik er wel veel zelfstandiger van ben geworden”.
De persoonlijke kracht wordt hierin ook gevonden in op zichzelf kunnen vertrouwen
om aan te voelen wanneer het tijd is om voor zichzelf te kiezen of de goede
beslissing te maken met betrekking tot bijvoorbeeld informatie.
22
3.4.2 Weten dat ik moeilijkheden aan kan In tien van de zestien interviews werden uitspraken gedaan over het aan kunnen van
moeilijkheden. De kanker geeft partners kracht doordat ze zich realiseren dat niet
alleen zij, maar ook hun relatie opgewassen is tegen een moeilijke periode. In de
interviews komt duidelijk naar voren dat partners vertrouwen hebben in de
toekomst: “Ik heb nu altijd zoiets gehad van…na… we moeten dat doorstaan en dan
komt dat wel weer goed. Ja, ik bedoel…doorheen en dan is het wel weer klaar.”
3.4.3 In staat zijn om te accepteren hoe dingen lopen In vijftien van de zestien interviews uitten partners een soort nuchterheid.
Bijvoorbeeld rondom de dood van de patiënt, maar ook ten aanzien van de eigen
beperkingen. Ook blijkt een groter besef en acceptatie van onvoorspelbaarheid. Er
komt een grote mate van acceptatie naar voren dat je niet kunt beïnvloeden hoe
dingen gaan. Hierbij wordt meermaals benadrukt oog te hebben voor positieve
dingen: ‘het is zo en je verandert het niet dus je kunt er beter positief in staan in
plaats van dat je er ook nog de hele dag over zit’.
3.4.4 Sterker zijn dan gedacht
Vijf van de zestien respondenten spreken uit dat ze sterker zijn dan dat ze zich
konden bedenken: ‘ja maar als het moet, dan kun je echt heel veel.’ In de interviews
komt een soort van vechtersmentaliteit van partners naar voren, omdat ze het
gevoel hebben dat ze geen andere keus hebben dan door te gaan.
3.5 Spirituele verandering
Er wordt in de interviews weinig gesproken over spiritualiteit. Slechts één partner
benoemt zijn spirituele aanleg en de rol die dit heeft gespeeld tijdens het overlijden
van zijn partner. Het wordt hier echter niet duidelijk in hoeverre dit een verandering
was in vergelijking met voor het ziekteproces. Verder wordt door enkele partners
ingegaan op alternatieve geneeswijzen, maar er kon niet uit de interviews worden
opgemaakt of het hier een verandering betrof.
3.6 Waardering van het leven
In elf van de zestien interviews bespreken partners een toegenomen waardering van
het leven (tabel 4). Er wordt hierbij benadrukt hoe belangrijk het is om te blijven
23
genieten van (kleine) dingen en deze dingen ook te doen. Het kijken naar wat je wel
kan is hierbij voor partners erg belangrijk. “Blijf leven zo lang je nog niet dood bent”.
De vanzelfsprekendheid van het leven heeft een verandering ondergaan, waardoor
er meer waardering blijkt voor dingen die voor de ziekte uitgesteld werden.
Activiteiten, zoals vakanties, die in het verleden werden uitgesteld met de gedachte
dat het er nog wel eens van zou komen, worden eerder ondernomen en als zege
gezien.
3.6.1 Andere prioriteiten van wat belangrijk is in het leven Tien van de zestien respondenten geven aan dat er andere dingen belangrijk
worden. Zaken zoals werk die eerder prioriteit hadden, of kleine dingen waar andere
mensen zich zorgen over maken zijn voor partners veel minder belangrijk geworden.
Andersom worden zaken die voor anderen als onbelangrijk beschouwd kunnen
worden anders gezien: ‘Ja wij kunnen bijvoorbeeld genieten van hier in de tuin zitten
en ’s morgens broodjes eten, zulke dingen. En wandelen, uit eten gaan zulk soort
dingen.’
3.6.2 Waardering van de waarde van het eigen leven In vijf van de zestien interviews geven respondenten aan dat ze zich bewuster zijn
van hun eigen behoeften. Tijdens de ziekte zetten partners zichzelf op de tweede
plek, maar gaandeweg realiseren ze zich de waarde van hun eigen leven. Ja toen F in
het begin ziek was, ja toen heb ik dat helemaal niet gedaan. Maar ik heb nou gezegd
ik doe de competitie, dat heb ik nodig. En dat hier, dat blijft wel liggen en dat is het
voordeel.
3.6.3 Elke dag waarderen In de interviews komt naar voren dat partners zich meer bezig houden met het
genieten van kleine dingen en het kijken naar wat er wel kan. Ook komt naar voren
dat ze stap voor stap leven, zonder te ver vooruit te kijken: ‘Ik wil niet te veel vooruit
kijken. Dat doen we ook niet. We denken deze dag is goed geweest we zien het
morgen wel weer.’
24
Tabel 4 Volledige codelijst met aantallen en citaten voor de dimensie toegenomen waardering van
het leven.
Toegenomen
waardering
van het leven
Aantal uitspraken Citaat
waardering van het leven 53 blijf leven zo lang je nog niet dood bent.
Prioriteiten van wat belangrijk
is in het leven
19 je laat ook gewoon dingen vallen die niet
nuttig meer zijn dat je ook denkt
van…waar heb ik me zorgen over gemaakt,
boeiend. Daar zijn nu hele andere dingen
die zijn veel belangrijker.
Waardering van de waarde van
het eigen leven
11 Ja op een of andere manier toch, toch
ruimte geven voor je eigen behoeften. En
dat, dat. Dat belangrijk is.
Elke dag waarderen 10 Ik heb ook nog meer juist geleefd en nog
meer juist genoten
3.7 Berusting
Een ander onderwerp dat in drie interviews naar voren kwam was berusting. In het
geval van twee van deze interviews was de partner van de respondent overleden. Zij
geven aan dat het ook heel fijn kan zijn wanneer de strijd voorbij is, ondanks dat
iemand niet heeft gewonnen: ‘we waren allebei blij dat het afgelopen was. Dat de
strijd voorbij was, want de strijd was heftig.’
3.8 Een bijdrage kunnen leveren
Vier partners noemen het belang van de ervaring die zij hebben op gedaan tijdens
het ziekteproces. Dit kan bijvoorbeeld ingezet worden om anderen te helpen, of om
beter om te gaan met andere kankerpatiënten. Één partner geeft aan dat hij zijn
ervaring in heeft weten te zetten om de zorg te verbeteren: ‘Ook met de stoma ja, ik
heb zelf ook ja wat dingen ontwikkeld eigenlijk.’
25
3.9 Voldoening
De voldoening van het zorgen voor een zieke partner wordt door drie respondenten
uitdrukkelijk benoemd. Ze zien dit als een bijzonder proces, waaruit voldoening
gehaald kan worden: ‘want wat mij, ik dacht ik haal er voldoening uit als ik, als ik
voor haar goed zorg.’
3.10 Waardering voor partner
Een andere positieve benadering is hoe de zieke partner wordt ervaren.
Respondenten beschrijven hen als bijzonder, met een sterke wil, psychisch sterk of
positief. Een partner stelt: jij hebt de zwaarste behandeling gehad, omdat je ook zo
een sterk lijf had”. De waardering voor de kracht van de partner komt in zeven van
de zestien interviews nadrukkelijk naar voren.
26
4. Discussie
Met dit onderzoek is geprobeerd om een beter beeld te krijgen van PTG bij partners
van kankerpatiënten. Er is een antwoord gezocht op de vraag: Worden er
aanwijzingen voor PTG gevonden en zo ja, op welke (sub) domeinen? Er zijn zestien
interviews geanalyseerd, waarbij PTG gecodeerd werd aan de hand van vooraf
bepaalde constructen zoals beschreven door Tedeschi en Calhoun (2004). Daarnaast
werden overige uitspraken van partners geanalyseerd om mogelijk tot op heden
onderbelichte aspecten te vinden. In alle zestien interviews werden uitspraken
gevonden die te relateren zijn aan PTG.
Allereerst worden in dit onderzoek aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid
van PTG bij partners van kankerpatiënten. Dit ondersteunt de opvatting dat kanker
zowel patiënt als partner treft, maar dat ook partners kunnen groeien.
De domeinen die het meest naar voren komen (relaties met anderen,
bewustwording van persoonlijke kracht en talenten en waardering van het leven)
sluiten aan op eerder onderzoek naar PTG bij partners (in vergelijking met
patiënten)(e.g. Weiss, 2004; Thornton & Perez, 2006). Ook is het in lijn met ander
eerder onderzoek, dat al aantoonde dat groei gebruikelijk is voor overlevenden van
verschillende soorten traumatische gebeurtenissen, zoals ongelukken,
natuurrampen, mishandeling, of medische problemen (Joseph, 2012).
Deze onderzoeken waren echter kwantitatief. Het gebruik van een kwantitatieve
vragenlijst zoals de PTGI vereist van respondenten dat ze voor elke dimensie hun
huidige standpunt moeten bepalen, terug moeten denken aan hoe dit was voor het
trauma, deze standpunten moeten vergelijken, een verandering waar moeten
nemen en vervolgens moeten bepalen in hoeverre de verandering door het trauma
komt (Blackie et al., 2016). Dit kan voor problemen zorgen. Door de kwalitatieve
aard van dit onderzoek wordt er een beter beeld verkregen van op welke manier
domeinen van PTG tot uiting komen bij partners van kankerpatiënten.
Omdat het niet vast staat dat PTG voor elk trauma op dezelfde manier ontstaat
(Hefferon, Grealy en Mutrie, 2009) verdiept dit het perspectief op PTG bij partners.
In dit onderzoek werd gekeken hoe PTG verdeeld is over de verschillende
27
(sub)domeinen van de PTGI en op welke manier ze vorm kregen. Dit geeft gehoor
aan een aanbeveling van Horswill et al., (2016) om bij gebruik van de PTGI meer
aandacht te besteden aan de sub-‐schalen, in tegenstelling tot de totaalscore. Voor
zover bekend bij de onderzoeker is de PTGI niet eerder op deze manier in een
kwalitatieve setting gebruikt.
In onderzoek van Ruf et al., (2009) kwam echter wel naar voren dat PTG ook in
interviews vorm kreeg zoals beschreven door Tedeschi en Calhoun (2004): partners
rapporteren groei ten aanzien van hun attitude van het leven, persoonlijke kracht en
relaties met anderen. Ruf et al., (2009) vergelijken partners en patiënten, waarbij
opvalt dat partners meer positieve veranderingen rapporteren op het gebied van
relaties, met name de partnerrelatie. Ook in dit onderzoek komt een verdieping van
de relatie met de partner naar voren. De dreiging om de zieke partner te verliezen
kan hierbij een rol spelen.
Hoewel domeinen van PTG die in de literatuur voor zowel patiënt als partner golden
in dit onderzoek bij partners werden gevonden, zijn er ook verschillen. Morris,
Shakespeare-‐Finch en Scott (2012) voerden in hun onderzoek aan dat een
toegenomen mate van compassie voor anderen evenals veranderingen van het leven
ten opzichte van gezondheid een belangrijke rol spelen voor kankerpatiënten.
Hiervoor wordt bij de deelnemers aan dit onderzoek echter geen bewijs gevonden.
Een mogelijke verklaring voor het uitblijven van gezondheidsgedrag zou kunnen
liggen in de interne stressor die de ziekte voor de patiënt is, wat niet geldt voor
partners.
De aanwezigheid van PTG kan allereerst belangrijk zijn voor partners van
kankerpatiënten, omdat is gebleken dat het een positieve invloed kan hebben op
kwaliteit van leven. Het kan hierbij een beschermende factor zijn: de aanwezigheid
van PTG kan positief geassocieerd zijn met de kwaliteit van leven, terwijl de
afwezigheid ervan de kwaliteit van leven negatief beïnvloedt (Morrill, Brewer, O’Neill
et al., 2008).
Daarnaast kan de verkregen informatie zinvol zijn om partners te ondersteunen,
omdat de gebieden waarop groei naar voren komt overeenkomsten vertonen met
gebieden waarop lasten worden ervaren. Cann, Calhoun, Tedeschi en Solomon
(2010) benadrukken dat het omgaan met stressvolle gebeurtenissen enerzijds kan
28
leiden tot positieve veranderingen (PTG), maar dat er tegelijkertijd negatieve
veranderingen kunnen plaatsvinden op dezelfde domeinen (PTD). Hoewel PTG en
PTD onafhankelijk van elkaar bleken, vertoonden ze beide interactie met de kwaliteit
van leven en zingeving. Respondenten die een hoge mate van PTG rapporteerden en
een lage mate van PTG voelden zich het slechtst. Een hoge mate van PTG
modereerde het effect van een hoge mate van PTD: de gerapporteerde zingeving en
kwaliteit van leven was voor deze respondenten vergelijkbaar met de kwaliteit van
leven en zingeving van respondenten die een lage mate van PTD rapporteerden
(Cann et al., (2010). Dit biedt een interessant perspectief van de buffer die PTG kan
bieden voor kankerpatiënten kan bieden. Uit een pilot study van Sherman et al.,
(2014) bleek namelijk dat onzekerheid, onbekwaamheid van artsen, machteloosheid,
een beperkt sociaal leven en de verplichting tot zorg voorname bronnen van stress
waren voor partners van recentelijk gediagnosticeerde kankerpatiënten. Uit dit
onderzoek bleek echter dat concepten van PTG zoals het in staat zijn om te
accepteren hoe dingen lopen, het kunnen rekenen op artsen, vrienden en
familieleden, een verdieping van relaties met anderen werden ervaren. Naast de
buffer die PTG kan vormen, is het interessant om te onderzoeken wat de interactie is
van deze specifieke problemen en groeimoeilijkheden op het gebied van kanker.
Naast reeds bekende domeinen kwamen er vier concepten naar voren die niet
geheel binnen de vooraf bepaalde domeinen pasten: berusting, bij kunnen dragen,
voldoening en waardering voor de partner. Hierbij moet worden opgemerkt dat deze
concepten slechts in enkele interviews naar voren kwamen. Met oog op de
volledigheid en het feit dat de codes in meerdere interviews konden worden
toegekend is er voor gekozen deze concepten voorzichtig aan te stippen. De
mogelijkheid om bij te kunnen dragen zou geïnterpreteerd kunnen worden als het
vinden van een nieuwe mogelijkheid. Omdat in de interviews naar voren kwam dat
deze bijdrage specifiek was voor en door kanker (bijvoorbeeld meewerken aan het
onderzoek), is besloten een nieuwe code te maken. Berusting kwam vooral naar
voren in de twee interviews met partners wiens echtgenoot was overleden. Hoewel
dit in eerste instantie misschien niet klinkt als een positief aspect, kan het positief
terugkijken op een moeilijke periode bijdragen aan de buffer van PTG. Uit onderzoek
29
van Kim, Spillers en Hall (2010) blijkt dat familieleden van een overleden
kankerpatiënt de laagste kwaliteit van leven hebben. Ook komt in overeenstemming
met het onderzoek Cohen, Colantionio en Venrich (2008) naar voren dat partners
voldoening halen uit het zorgen voor de patiënt. Verder leidt het zien hoe hun zieke
partner met de ziekte om gaat voor meer waardering. In een onderzoek van Dahan
en Auerbach (2006) werd al eerder gevonden dat mannen meer respect krijgen voor
hun vrouwen wanneer zij de kracht en efficiëntie van hun vrouw zien in het omgaan
met hun ziekte.
Er wordt in dit onderzoek weinig ondersteuning gevonden voor groei door het
ontdekken van nieuwe mogelijkheden of spirituele verandering, wat in
overeenstemming is met de huidige literatuur. Spirituele verandering is met twee
items het domein waar in de PTGI het minst naar gevraagd wordt. Dit is volgens
O’Rourke, Tallman en Altmeier (2008) onvoldoende, omdat spirituele veranderingen
zo minder goed kunnen worden beschreven en de betrouwbaarheid van de schaal
vermindert als deze weinig items bevat. Het toevoegen van de items “ik voel me
sterker betrokken met mijn religieuze overtuigingen,” “ik vind meer spirituele
betekenis in het leven” en “ik accepteer mijzelf als een spiritueel wezen” aan de PTGI
leidde in een Australische populatie tot een verhoogde score op spirituele
verandering. In dit onderzoek komen er echter geen uitspraken naar voren die
hierop wijzen. Een mogelijke verklaring is dat het in Europa niet als normaal wordt
gezien om je te richten tot geloof (Znoj, 2005; beschreven in Shakespeare-‐Finch &
Copping, 2006),in tegenstelling tot in de verenigde staten, waar religie en
spiritualiteit in meerdere mate deel uitmaken van cultuur (Pals & McAdams, 2004)
De resultaten van dit onderzoek bieden een aanvulling op de huidige literatuur met
betrekking tot PTG bij partners van kankerpatiënten. Doordat voor de verschillende
domeinen is onderzocht op welke manier partners groei ervaren, geeft dit een
duidelijker beeld. Deze informatie biedt inzicht in welke factoren belangrijk zijn ter
ondersteuning van partners, omdat de gebieden waarop groei plaats kan vinden
overeenkomen met gebieden waarop lasten worden ervaren. De analyse van het
verhaal van een kankerpatiënt over zijn/haar ervaringen met betrekking tot het
30
ziekteproces bieden perspectief op gebieden waar meer groei op wordt ervaren.
Tedeschi en Calhoun (1996) zien de ondersteuning van groei als een belangrijk
aspect in een hulpverlenersproces.
4.1 Beperkingen en aanbevelingen
De voornaamste beperking van dit onderzoek is de subjectieve aard. De interviews
zijn niet afgenomen met betrekking tot PTG, wat betekent dat de onderzoeker
uitspraken van partners heeft geïnterpreteerd om te bepalen of ze op PTG kunnen
duiden. Hoewel er ondersteuning wordt gevonden voor het vinden van PTG in
verhalen van partners over hun beleving van het ziekteproces, zal een interview dat
zich meer richt op PTG betrouwbaarder kunnen zijn, en andere resultaten teweeg
brengen.
Daarnaast is er geen gebruik gemaakt van een tweede beoordelaar, hetgeen de
betrouwbaarheid had kunnen vergroten. Het inzetten van een tweede beoordelaar
wordt voor eventuele herhaling van dit onderzoek dan ook sterk aanbevolen. Omdat
de onderzoeker niet aanwezig was bij de interviews werd het interpreteren van de
transcripten bemoeilijkt. Het is niet duidelijk of de uitspraken die door de
onderzoeker opgevat zijn als aanwijzingen van PTG door partners ook als groei naar
aanleiding van het ziekteproces wordt ervaren. Toekomstig onderzoek zou hiervoor
kunnen controleren door naast een interview ook gebruik te maken van bijvoorbeeld
de PTGI. In de huidige literatuur met betrekking tot PTG woedt de discussie in
hoeverre PTG slechts een positieve illusie is, dat er ook daadwerkelijk verandering
plaatsvindt (Zoellner & MIllner, 2008). Toekomstig onderzoek naar PTG moet meer
duidelijkheid geven over het bepalen of uitspraken als groei kunnen worden gezien,
of dat zij eerder dienen als afweermechanisme.
Een andere beperking van het onderzoek is dat de transcripten voordat deze tot de
beschikking van de onderzoeker kwamen reeds waren geanonimiseerd. Een diepere
analyse met betrekking tot variabelen die PTG zouden kunnen beïnvloeden was op
deze manier niet mogelijk. Voor een beter begrip van PTG is het aan te raden om
achtergrondvariabelen mee te nemen in de analyse, om te onderzoeken of er
verschillen zijn in geslacht, soort kanker, tijd sinds de diagnose en andere variabelen.
31
4.2 Conclusie
Dit onderzoek biedt ondersteuning voor de theorie dat partners van kankerpatiënten
kunnen groeien ten gevolge van het ziekteproces van hun partner. Naast de
negatieve invloed die kanker heeft op partners van patiënten, komt in dit onderzoek
naar voren dat de ziekte bij kan dragen aan een verdieping van relaties met anderen,
het ervaren van persoonlijke kracht en meer waardering van het leven.
Respondenten benoemen dat wanneer hun partner kanker krijgt merken ze dat ze
op anderen kunnen rekenen en wordt de band met hun zieke partner sterker. Ook
leren ze dat ze als persoon sterker zijn dan dat ze dachten en leren ze de kleine
dingen in het leven waarderen. Daarnaast kan het zorgen voor een zieke partner
voldoening geven en leidt het zien hoe hun partner met de ziekte om gaat tot meer
waardering van hun partner. Hoewel PTG niet per definitie ontstaat in reactie op
een trauma, worden er verscheidene aspecten van PTG gevonden.
Door rekening te houden met de positieve effecten en deze te versterken kunnen
partners beter ondersteund worden tijdens het omgaan met de ziekte, aangezien uit
eerder onderzoek is gebleken dat partners van kankerpatiënten een kwetsbare
groep zijn. PTG kan een buffer voor het omgaan met negatieve gebeurtenissen en
daarbij de invloed van negatieve effecten verminderen.
32
Referenties Baanders AN, Heijmans MJ. The impact of chronic disease: The partner’s perspective. Fam Community Health. 2007; 30: 305–317. Barakat, L. P., Alderfer, M. A., & Kazak, A. E. (2006). Posttraumatic growth in adolescent survivors of cancer and their mothers and fathers. Journal of Pediatric Psychology , 31 , 413–419. doi:10.1093/jpepsy/jsj058 Blanchard, C.G., Albrecht, T.L. & Ruckdeschel, J.C. (1997). The crisis of cancer: Psychological impact on family caregivers. Oncology, 11(2), 189-‐194
Calhoun, L. G., & Tedeschi, R. G. (1998). Beyond recovery from trauma: Implications for clinical practice. Journal of Social Issues, 54, 357−371
Cohen C.A., Colantonio A., Vernich L. (2002). Positive aspects of caregiving: Rounding out the caregiver experience. International Journal of Geriatric Psychiatry, 17. 184–188 http://dx.doi.org/10.1002/gps.561
Cotrim, H. , Pereira, G. (2008). Impact of colorectal cancer on patient and family : Implications for care, 217–226. http://doi.org/10.1016/j.ejon.2007.11.005
Cormio, C., Romito, F., Viscanti, G., Turaccio, M., Lorusso, V., & Mattioli, V. (2014). Psychological wellbeing and posttraumatic growth in caregivers of cancer patients. Frontiers in Psychology, 5.
Ferrell, B., Hanson, J., & Grant, M. (2013) An overview and evaluation of the oncology family caregiver project: improving quality of life and quality of care for oncology family caregiver. Psychooncology, 22(7) pp. 1645–1652 http://dx.doi.org/10.1002/pon.3198
Fletcher, B.S., Miawski, C., Given, B. & Schumacher, K. (2012). The cancer family caregiving experience: An updated and expanded conceptual model. European Journal of Oncology Nursing 6 pp 387-‐398. doi:10.1016/j.ejon.2011.09.001
Given, B., Given, C.W., Kozachik, S., & Rawl, S. ( 2003). Family caregiving interventions in cancer care. In C.W. Given, B. Given, V. L. Champion , S. Kozachik, & D. N. DeVoss (Eds.), Evidence-‐based cancer care and prevention: Behavioral interventions. (332-‐370). New York: Springer
Grov, E., Dahl, A., Moum, T., Fosså, S. (2005) Anxiety, depression, and quality of life in caregivers of patients with cancer in late palliative phase Ann Oncol, 16 (7) pp. 1185–1191
Hagedoorn, M., Buunk, B.P., Kuijer, R.G., Wobbes, T., & Sanderman, R. (2000). Couples dealing with cancer: Role and gender differences regarding psychological distress and quality of life. Psycho-‐Oncology, 9, 232-‐242
Horswill, S., Desagném G., Parkerson, H.A., Carleton, R.N., Asmundson, G.J. G., (2016). A psychometric evaluation of hierarchical and oblique versions of five variants of the Posttraumatic Growth Inventory Department of Psychology, University of Regina, Regina, SK, Canada. http://dx.doi.org/10.1016/j.psychres.2016.10.027
33
Joseph,S., & Linley, P.A. (2006). Growth following adversity: theoretical perspectives and implications for clinical practice. Clinical Psychology Review, 26, 1041-‐1053.
Köhle, N., Drossaert, C. H. C., Oosterik, S., & Schreurs, K. M. G. (n.d.). Needs and Preferences of Partners of Cancer Patients Regarding a Web-‐Based Psychological Intervention : A Qualitative Study Corresponding Author :, 1. http://doi.org/10.2196/cancer.4631
Kim, Y., Kashy, D.A., Wellisch, D.K. et al. ann. behav. med. (2008) 35: 230. doi:10.1007/s12160-‐008-‐9026-‐y
Lindstrom, C. M., Cann, A., Calhoun, L. G., & Tedeschi, R. G. (2013). The relationship of core belief challenge, rumination, disclosure, and sociocultural elements to posttraumatic growth. Psychological Trauma, 5(1), 50-‐55. doi:10.1037/a0022030
Lewis, F. M. (1990). Strengthening Family Supports, (01000), 752–759.
Morris, B.A., Shakespeare-‐Finch, J. & Scott, J.L. (2012) Posttraumatic growth after cancer: the importance of health-‐related benefits and newfound compassion for other
Support Care Cancer 20: 749. doi:10.1007/s00520-‐011-‐1143-‐7
Nijboer, C., Triemstra, M., Tempelaar, R., Mulder, M., Sanderman, R. & van den Bos, G.A.M. (2000). Patterns of caregiver experiences among partners of cancer patients. The gerontologist, 40(6), 738-‐746.
Northouse, L. L., Mood, D., Templin, T., Mellon, S., & George, T. (2000). Couples ’ patterns of adjustment to colon cancer, 50.
O’Rourke, J.J.F., Tallman, B.A., & Altmaier, E.M. (2008) Measuring post-‐traumatic changes in spirituality/religiosity. Mental Health, Religion & Culture 11 (7). http://dx.doi.org/10.1080/13674670801993336
Pereira, M. G., Paula, A., & Fincham, F. D. (2012). European Journal of Oncology Nursing Anxiety , depression , traumatic stress and quality of life in colorectal cancer after different treatments : A study with Portuguese patients and their partners. European Journal of Oncology Nursing, 16(3), 227–232. http://doi.org/10.1016/j.ejon.2011.06.006
Ruf, M. Buchi, S. Moergeli, H. Zwahlen, R. Jenewein J., (2009). Positive personal changes in the aftermath of head and neck cancer diagnosis: a qualitative study in patients and their spouses Head Neck, 31, 513–520
Sawyer, A., Ayers, S. & Field, A.P. (2010). Posttraumatic growth and adjustment among individuals with cancer or HIV/AIDS: a meta-‐analysis. Clinical Psychology review, 30, 436 447.
Shakespeare-‐Finch, J and Copping, A. 2006. A grounded theory approach to understanding cultural differences in posttraumatic growth. Journal of Loss and Trauma, 11: 355–371.[Taylor & Francis Online], [Web of Science ®], p. 367
Sherman DW, McGuire D, Free D, et al. A pilot study of the experience of family caregivers of patients with advanced pancreatic cancer using a mixed methods approach. J Pain Symptom Manage. 2014; 48( 3): 385–399.
34
Sónia Isabel Martins da Silva , Helena Moreira & Maria Cristina Canavarro (2011) Growing After Breast Cancer: A Controlled Comparison Study With Healthy Women, Journal of Loss and Trauma, 16(4), pp 323-‐340, DOI: 10.1080/15325024.2011.572039 Stanton, A. L., Bower, J. E., & Low, C. A. (2006). Posttraumatic growth after cancer. In L. G. Tedeschi & R. G. Calhoun (Eds.), Handbook of posttraumatic growth: Research and practice (pp. 138–175). Mahwah, NJ: Erlbaum. Sun Young Rhaa, S, Yeonhee Park, Y., Kyung Song, S., Leeb,C., Leec, J. (2015) Caregiving burden and the quality of life of family caregivers of cancer patients: the relationship and correlates. European Journal of Oncology Nursing 19(4), 376-‐382 doi:10.1016/j.ejon.2015.01.004 Tallman, B. A., PhD, Lohnberg , J.,PhD, Yamada, T. H., PhD., Halfdanarson , T. R.,MD & Elizabeth M. Altmaier, E. M.., PhD (2014) Anticipating PosttraumaticGrowth from Cancer: Patients’ and Collaterals’ Experiences, Journal of Psychosocial Oncology, (32)3, 342-‐358, DOI: 10.1080/07347332.2014.897291
Tedeschi, R.G. & Calhoun, L.G. (1996). The posttraumatic growth inventory: measuring the positive
legacy of trauma. Journal of Traumatic Stress, 9, 455-‐471
Tedeschi, R.G. & Calhoun, L.G. (2004). Posttraumatic growth: Conceptual foundations and empirical
evidence. Psychological Inquiry, 15, 1–18.
Vahidi, M., Mahdavi, N., Asgari, E., Ebrahimi, H., Eivazzade, J., Hosseinzadeh, M., Namdar, H., Iraj
Asvadi, I. (2016) Other Side of Breast Cancer: Factors Associated with Caregiver Burden Asian Nursing
Research doi:10.1016/j.anr.2016.06.002
Weiss, T. (2004). Correlates of posttraumatic growth in married breast cancer survivors. Journal of Social and Clinical Psychology, 23, 733–746
Zoellner,T., & Maercker, A., (2006) Posttraumatic growth in clinical psychology-‐a critical review and
introduction of a two component model. Clin. Psychol. Rev., 26 pp. 626–653
35