PORTFOLIO ONTWIKKELING FACULTEIT BOUWKUNDE · CONCEPT PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT /...

54
Portfolio ontwikkeling faculteit Bouwkunde / TU Delft Ruimte voor Bouwkunde

Transcript of PORTFOLIO ONTWIKKELING FACULTEIT BOUWKUNDE · CONCEPT PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT /...

Portfolio ontwikkeling faculteit Bouwkunde / TU Delft

Ruimte voor Bouwkunde

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 2

INHOUD

1. Samenvatting 31.1. De visie 31.2. De route 31.3. Space, time … architecture 4

2. Portfoliokatern 52.1. Introductie 52.2. Architecture 72.3. Urbanism 142.4. Building Technology 182.5. Real Estate & Project Management 242.6. Cross-disciplinaire programma’s: VIP’s 29

3. Strategiekatern 303.1. Introductie 303.2. De aanloop 323.3. Positie en ambitie 333.4. De context 363.5. Portfolioanalyse 403.6. De visie op Bouwkunde 433.7. Portfoliokeuze 463.8. De Netwerk faculteit 483.9. Strategie en actie 50

4. Slot 54

Bijlagen! Portfolioanalyse! Conclusies en aanbevelingen visitatiecommissie! CURVE: the renewal of the Bouwkunde curriculum, summary! Ontwerp- en onderzoeksvragen (strategieconferentie 15 december 2000)! Research by Design

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 3

1. SAMENVATTING

1.1. De visie

Het is de ambitie van de TU Delft om te behoren tot de Top Vijf van de Technische Universiteiten in dewereld. De TU Delft wil dit doel bereiken door het inzetten op internationaal toonaangevend onderzoek, opdoor dit onderzoek gebaseerd onderwijs en op de (meer)waarde van ontwerpen. De faculteit Bouwkundedeelt deze ambitie. De faculteit heeft in de afgelopen jaren haar wetenschapsgebied hernieuwd gedefinieerden wil met deze rapportage haar visie geven op de positionering van het onderzoek en onderwijs vanBouwkunde in de ambitie van de TU Delft.Ontwerpen is de kern van de technische wetenschappen; het vermogen om een verzameling onderlingtegenstrijdige eisen te transformeren tot een werkzaam geheel. Ontwerpen is een zeer bruikbare methodeom orde te scheppen in de veelheid van ontwikkelingen van deze wereld: indien de toekomst niet kanworden voorspeld, moet zij worden uitgevonden. Nederland heeft op het gebied van stedebouw,architectuur en landinrichting een grote naam in de wereld: een door mensen gemaakt land, voor de helftgelegen beneden de zeespiegel, een waterbouwkundig kunstwerk van wereldklasse, een eeuwenlangetraditie in het bewaren van een labiel evenwicht tussen de krachten van de natuur en de culturele krachtenvan de menselijke bevolking. De TU Delft staat met de faculteit Bouwkunde stevig in deze traditie. Voorzover de ontwerpers van Nederland al niet in Delft zijn opgeleid zijn ze vrijwel allemaal aan deze instellingverbonden of verbonden geweest. Dit geeft Delft internationaal een voorsprong in de techniek van hetontwerpen. De fundamentele bijdrage die de faculteit Bouwkunde kan en wil leveren zal, in lijn met interneen externe adviezen, bestaan uit voortgezet onderzoek naar de techniek van het bouwkundig ontwerpen ende verdere ontwikkeling van bouwkundige ontwerpmethoden in een wetenschappelijke context. Het bijherhaling door visitatiecommissies geconstateerde gebrek aan focus is opgeheven door als het centraleonderwerp van onderzoek te kiezen voor de techniek van het ontwerpen en het aantal onderzoekthema’sterug te brengen van zestien naar vier:

! Architectuur! Stedebouwkunde! Bouwtechnologie! Vastgoed- en projectmanagement.

Deze vier onderzoeksthema’s worden in het Portfoliokatern nader uitgewerkt in zeventienonderzoekprogramma’s.

1.2. De route

Met dit facultaire onderzoekprogramma is een beslissende stap gezet om de toegezegde bijdrage aan deoperatie Top Vijf ook daadwerkelijk te kunnen leveren. De route waarlangs de faculteit haar strategieontwikkelt wordt in het strategiekatern uiteengezet aan de hand van de volgende uitgangspunten.! De faculteit Bouwkunde maakt deel uit van de strategische, generieke ambitie van de Technische

Universiteit Delft en zal hieraan bijdragen via een vertaalslag van het eigen domein en de eigen positie,naar een sterke competentie van de TU Delft als instituut voor technisch wetenschappelijk ontwerpen.De opgave voor Bouwkunde is om vanuit het verleden en nu een grote sprong vooruit te maken methaar onderzoeksbasis. Met een perspectief voor de lange termijn en met een realistische benaderingvan de aanpak in de tijd. Deze rapportage biedt visie en verrijking en is een belangrijke stap voor eersteconsolidatie in de TUD. De toetsing, uitwerking, implementatie en monitor volgen.

! De faculteit heeft naam gemaakt als een brede ontwerpgerichte universitaire opleiding. Vanuit dezehistorische uitgangspositie is een versnelling nodig naar een meer technisch wetenschappelijkonderzoeksprofiel.

! Bouwkunde telt internationaal en is bekend. Bouwkunde wil deze positie meer expliciteren, dit vraagt omuitwerking en vervolg in samenwerking met onze peer-colleagues.

! Bouwkunde heeft in haar activiteiten range (onderwijs, onderzoek en maatschappelijke betrokkenheid)vele elementen waarvan het belang extern wordt onderschreven: ontwerpen, levensduur, benadering,procesoptiek, actuele thema’s zoals de Deltametropool en mobiliteitsesthetiek. Andereomgevingssignalen en vragen verdienen analyse en nadere keuze. Bouwkunde heeft deontwikkelingskoers in de afgelopen twee jaar uitgezet en versnelt nu. Onderdelen van het totale beeldvan Bouwkunde in de komende 25 jaar tekenen zich af. De onderzoeksportfolio ontwikkeling brengt eenextra momentum te weeg om het beeld te completeren naar een research based faculteit metuitstekend onderwijs en maatschappelijke impact als resultante: het beoogde eindresultaat!

! Bouwkunde wil in het onderzoek door het beperken van het aantal thema’s en projecten de kwaliteit ensubstantie van het onderzoek verhogen, door programmaleiders aan te stellen de inhoudelijk aansturing

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 4

van het onderzoek versterken, door een ondergrens voor onderzoeksinzet vast te stellen fragmentatietegen gaan, door eisen te stellen aan de wetenschappelijke attitude vernieuwing nastreven in hetonderzoekerscorps.

! We value our Faculty, the students, and the staff. We are proud of our position in a stimulating networkof colleagues throughout the world. That is what we believe. But our surroundings would like to seesome evidence; what we would call our scientific, educational, and societal impact. Wij willen deindicatoren voor impact uitwerken in samenwerking met onze peer-colleagues. Wij trekken onzeconclusies uit signalen en impulsen van de maatschappelijke en wetenschappelijke omgeving en uitonze eigen zelfstudie. De faculteit wil met het concept van de research based education een grotesprong maken.

! De faculteit vernieuwt haar onderzoeksconcept, -structuur en -programmering fundamenteel. Deprogramma-invulling geschiedt selectief met bestaande goede en met nieuwe projecten. Ruimschoots isvoorzien dat veel van de huidige onderzoeksprojecten zijn beëindigd of zullen worden beëindigd bij hetin werking treden van de nieuwe onderzoeksprogramma’s.

! Het Netwerkperspectief wordt door de faculteit ingevuld als de beste koers voor een krachtigewetenschappelijke positie. Voor de definitieve portfolio strategie zullen de samenwerkingsopties binnenen buiten de TU Delft grondig geanalyseerd en uitgewerkt moeten worden.

1.3. Space, time … architecture

De faculteit voert met de voorgestelde ontwikkeling een drastische herijking van het eigen programma vanonderzoek en onderwijs door. Om het onderzoek en in het bijzonder het ontwerpend onderzoek steviger teverankeren in de faculteit is een extra inzet van capaciteit nodig.Het aantal promotieplaatsen zal worden verdubbeld van 20 tot 40, het aantal fte voor onderzoek zaltoenemen van 80 tot 120. Deze extra inspanning vergt in de komende 5 jaren een bedrag van circa 28 mlngulden. De incidentele investering (kosten – opbrengsten) rond de implementatie van de nieuweonderzoeksportfolio bedraagt indicatief gedurende vijf jaar gemiddeld 3,3 miljoen, met een top van circa 3,7miljoen in het vierde jaar. In totaal gaat het om een bedrag van circa 17 miljoen in vijf jaar, exclusief dekosten van een eventueel uitstroombeleid.In het TU Delft onderzoeksportfolio proces is de faculteit Bouwkunde uitgedaagd. De kritischesuccesfactoren voor een succesvol verloop zijn:! Een consistent beeld en besluiten over de samenwerkingsmatrix van de faculteiten in de TU Delft.! De verankering van de visie in de faculteit via de officiële advisering van de gremia, uitwerking en

implementatie.! Een middelenstrategie ondersteund door het CvB.! Space and time.Een uitwerking van tot een gedetailleerd investeringsplan is noodzakelijk en vindt in een volgende faseplaats. De faculteit nodigt het College van Bestuur uit om gezamenlijk de financiering van de gewenstevernieuwingsimpuls te bepalen. We will provide the architecture.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 5

2. PORTFOLIOKATERN

2.1. Introductie

Het centrale onderwerp van onderzoek is de techniek van het bouwkundig ontwerpen in wetenschappelijkecontext. Deze techniek omvat het vermogen om het te bouwen object als samenstel van ruimten tecomponeren, als samenstel van krachtwerkingen te construeren en het in zijn veelheid vanverschijningsvormen te materialiseren. De theorie van het ontwerpen, die op grond van dit onderzoek is enwordt ontwikkeld, richt zich op het verhelderen, verklaren en operationaliseren van de wisselwerking tussenformele, temporele, functionele en semiotische eigenschappen van gebouwen, bouwwerken, natte en drogeinfrastructuur, steden en landschappen.

Het hoofdthema ‘theorie en methoden van het bouwkundig ontwerpen’ wordt via vier onderzoeksthema’snader onderzocht:

! Architecture! Urbanism! Building Technology! Real Estate & Project Management

Een internationaal actieve groep wetenschappers op het gebied van de Bouwkunde onder wie: prof.dr. A.Tzonis, prof.ir. M. Risselada, prof.dr. C.M. Steenbergen, prof.dr. A. Graafland, dr.ir. V.J. Meyer fungeerthierbij als kopgroep. Binnen Nederland onderhouden zij intensieve contacten met andereontwerptheoretische onderzoekers, werkzaam in de universiteiten van Groningen, Utrecht, Amsterdam (UvAen VU) en Eindhoven.

Het onderzoeksthema Architecture omvat vijf programma’s:! Architectuur van de Hollandse stad prof.ir. L. van Duin! Restoration Cultural Heritage prof.dr.ir. F. van Voorden! Architectuur van de (massa)woningbouw prof.ir. M. Risselada! Design Knowledge Systems and Digital Architecture prof. A. Tzonis! Concept en Materialisering prof. T. Fretton! Modernity and Tradition prof.ir. M. Risselada

Het onderzoeksthema Urbanism omvat drie programma’s:! theorie van het stedebouwkundig ontwerp dr.ir. V.Meyer! delta design prof.ir. D. Frieling! stedelijke transformaties prof.ir. H. Bekkering

Het onderzoeksthema Building Technology omvat vier programma’s:! BLOB prof.dr.ir. M. Eekhout! ZAPPI prof.dr.ir. M. Eekhout! Retrofitting prof.dr ir. J. Rots! Environments ir. M. van der Voorden

Het onderzoeksthema Real Estate & Project Management omvat vier programma’s:! Real Estate Management prof.ir. H. de Jonge! Housing Studies prof.dr.ir. H. Priemus! Projectmanagement ir. R.P. Geraedts! Management Fundamentals prof.ir. H. de Jonge

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 6

In deze gezamenlijk als de vier dragers van het onderzoek te beschouwen onderzoeksthema’s zijn driedwarsverbanden voorzien, de validated integrated projects (VIP’s), te weten:! Ontwerptheorie/ ontwerpend onderzoek

Het ontwerpen kent voor de verschillende schalen van interventie- regio, stad, gebouw,bouwcomponent- verschillende methoden en technieken. Op alle niveaus is sprake van multi- actorsystemen en dus van interactieve ontwerpprocessen. In alle vier de onderzoekprogramma’s wordenonderdelen geselecteerd, die interactie vruchtbaar maken.

! Ontwerp, ICT en multimedia.Op vele plekken in de faculteit wordt geëxperimenteerd met de mogelijkheden die ICT en multimediabieden voor innovaties in de bouwkunde, zowel wat betreft ruimtelijke compositie (blob), constructie enkrachtwerking (ZAPPI) en materialisering (retrofitting en duurzaam bouwen) als voor het geheel vanmanagementprocessen, in het bijzonder van het ontwerpproces (kennissystemen, grammatica vanrestauratie en herontwerp, delta design). Dit dwarsverband wordt nu ingesteld om de wisselwerking enbundeling van krachten te waarborgen.

! Transformaties.Een in samenwerking met MIT te entameren onderzoek getiteld ‘the sustainable city in the neweconomy’ bouwt voort op desbetreffende onderzoeksprojecten van de onderzoekprogramma’sarchitectuur, stedebouwkunde en vastgoedbeheer en – ontwikkeling.

2.1.1. Research based education

De sturende werking van het onderzoekprogramma op het onderwijs is cruciaal, reden waarom in ditportfolio de wisselwerking tussen onderzoek en onderwijs zeer intensief is.Het ontwerptheoretische onderzoek berust namelijk niet alleen op het achteraf decomposeren,deconstrueren en dematerialiseren van reeds voltooide ontwerpen – al dan niet gerealiseerd – maar vooralook op het analyseren van het ontwerpend onderzoek. De circa 250 afstudeerprojecten per jaar zijn inbeginsel evenzoveel casussen voor deze vorm van onderzoek omdat de inzet van vrijwel iederafstudeerproject is om een innoverend ontwerp te maken. Ontwerpstudio’s van staf (met name promovendi)en studenten dienen in de mastercourse een dubbel doel: zij maken de studenten vertrouwd met het doenvan ontwerpend onderzoek en de studenten vormen als ontwerpers samen met hun ontwerpen hetbasismateriaal voor systematisering in technieken van ontwerpen en ontwerpend onderzoek en voorverdere theorievorming van het ontwerpen in een wetenschappelijke context.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 7

2.2. THEMA ARCHITECTURE

FocusHet thema Architecture is een centraal onderzoeksthema van de faculteit omdat hierin een van debelangrijkste missies van de faculteit – ontwerp en onderzoek in relatie tot actualiteit en traditie – wordengekoppeld en beoefend. Het thema oriënteert zich net als de faculteit Bouwkunde op de duurzame inrichtingvan de fysieke leefomgeving (gebouwd en ongebouwd), gestuurd vanuit de maatschappelijke vraagstellingop de lange termijn. Deze is gebaseerd op solide en innovatieve wetenschapspijlers en een op integratiegerichte opleiding die zich onderscheidt in ontwerpen, onderzoeken en ontwerpend onderzoeken (zie ookde bijlage ‘Research by Design’).

Het thema Architecture is onderverdeeld naar schaalniveaus: de architectuur van de stad, hetarchitectonische object (gebouw) en het architectonische detail. Centraal staat het operationeel maken vanhet begrip 'architectonische kwaliteit' in relatie tot de actuele architectonische vraagstukken met deNederlandse architectuur en ruimtelijke ordening als vertrekpunt. Dit gebeurt in samenhang met onderzoekop het gebied van stedebouwkunde, historie en theorie, bouwtechnologie en ICT. De belangrijkstedoelstellingen van het thema Architecture zijn:- het komen tot nieuwe interventies op grond van opgebouwde kennis;- het formuleren van innovatieve ontwerpopgaven, gerelateerd aan wetenschappelijke enmaatschappelijke ontwikkelingen en opgaven uit verleden en heden, en de uitwerking daarvan dooronderzoek en ontwerp.

Het thema omvat de volgende onderzoekprogramma's:! Architectuur van de Hollandse stad! Restoration Cultural Heritage! Architectuur van de (massa)woningbouw! Design Knowledge Systems and Digital Architecture! Concept en Materialisering! Modernity and Tradition

Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantieDe wetenschappelijke uitdaging is het, op grond van wetenschappelijk (ontwerp) onderzoek, leveren vannoodzakelijke ontwerpstrategieën voor toekomstige bouw- en woonvormen.Sterk veranderende maatschappelijke behoeften vragen om nieuwe antwoorden voor de gebouwdeomgeving, in samenhang met infrastructuur, landschap, grootschalige stedelijke interventies, menselijkgedragingen en bewegingen (recreatie, commercie nieuwe woon-/werkconcentraties).

Interne en externe relatiesEen inhoudelijke relatie is te vinden met het onderzoekprogramma van het Berlage Instituut, de faculteitBouwkunde, TU Eindhoven, de kunsthistorische instituten, universiteiten Amsterdam, Utrecht en Groningenen het onderzoekprogramma’s van de Polytechnico van Milaan, de ETH Zürich en het MIT.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 8

2.2.1. PROGRAMMA 1: ARCHITECTUUR VAN DE HOLLANDSE STAD

Algemene informatieProgrammaleider is prof.ir. L. van Duin.De looptijd van het programma is van 2002 tot 2007.De personele inzet omvat circa 4 fte wetenschappelijke staf. Daarnaast worden 3 promovendi geworven.

FocusHet programma richt zich op de ontwikkeling van (nieuwe) typologieën die beantwoorden aan veranderendestedelijke condities; het moderniseren van de professie door bestaande ontwerptechnische- enmaatschappelijke inzichten en legitimaties opnieuw te onderzoeken. De functie van de missie is tweezijdig:1. Het onderzoek is fundamenteel van aard omdat het de grondslagen en grenzen van de architectuur enhet architectonisch ontwerp onderzoekt;2. het onderzoek is toegepast van aard omdat er actuele vraagstukken m.b.t. het programmeren enontwerpen van bouwwerken worden onderzocht. Hierbij staat het ontwerpen centraal en wordt beschouwdals resultaat van wetenschappelijk onderzoek.

PrestatieniveauEen ‘open’ planningssysteem dat zichzelf kan ontwikkelen en in kan spelen op onvoorzieneomstandigheden met betrekking tot functiemenging, verdichting (meervoudig ruimtegebruik) en de behoefteaan een nieuwe stedelijke architectuur: scenario's voor stedelijke transformatie en vernieuwing, een seriearchitectonische ontwerpen, een aantal studies naar ontwerpstrategieën.

Interne en externe relatiesHet onderzoek sluit aan bij het onderzoeksprogramma Urbanism van de faculteit, het onderzoek van hetOTB (beide van de TU Delft), het promotieprogramma van het Berlage Instituut te Rotterdam, hetonderzoeksprogramma ABC van de faculteit Bouwkunde, TU Eindhoven en de onderzoeken op het gebiedvan architectuur en stedebouw van de kunsthistorische instituten van de universiteiten Amsterdam, Utrechten Groningen. Ook wordt nauw samengewerkt met de Polytechnico van Milaan

Bijdrage aan het thema en het primaire proces van de faculteitHet onderzoekprogramma Architectuur van de Hollandse stad sluit aan op de missie van het themaArchitecture en het onderzoeksportfolio van de faculteit dat een oriëntatie beoogt op de duurzame inrichtingvan de fysieke leefomgeving (gebouwd en ongebouwd), gestuurd vanuit de maatschappelijke vraagstellingop de lange termijn. Deze is gebaseerd op solide en innovatieve wetenschapspijlers en een op integratiegerichte opleiding die zich onderscheidt in ontwerpen, onderzoeken en ontwerpend onderzoeken

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 9

2.2.2. PROGRAMMA 2: RESTORATION CULTURAL HERITAGE

Algemene informatieProgrammaleider is prof. dr. ir. F.W. van Voorden.De looptijd van het programma is van 2002 tot 2007.De personele inzet omvat in totaal circa 12 fte. Op dit moment worden twee hoogleraren ondersteund doorruim 7 fte wetenschappelijke en ondersteunende staf. Ten behoeve van het programma zullen nog 2postdocs en 2 promovendi worden geworven.

FocusHerstel van cultuurhistorische waardevolle bouwwerken door middel van architectonische enstedebouwkundige ingrepen (ontwerpen en methoden). De daarbij toegepaste methodologie bestaat uitarchitectonische en technische analyses van bestaande bebouwing en ensembles, in het bijzonder vantypen en gebieden die betrokken zijn bij ingrijpende vernieuwings- c.q. verouderingsprocessen. Bij deensembles gaat de aandacht uit naar relevante architectuurhistorische waarden dwars door deschaalgebieden van interieur/constructie, architectuur en stedebouw heen.

PrestatieniveauDe culturele en technische waardering van de bestaande voorraad van bouwwerken en, in het spoordaarvan, de ontwikkeling van documentatietechnieken om monumenten een nieuwe rol en betekenis tegeven in de bestaande structuren in de gebouwde omgeving en het open landschap. De resultaten hiervanworden vastgelegd in proefschriften, wetenschappelijke publicaties en congressen, proefontwerpen enadviezen en documentaties.

Interne en externe relatiesHet onderzoek Restoration Cultural Heritage heeft sterke banden met o.a. het onderzoekprogrammaModernity and Tradition van het thema Architecture en de onderzoeksthema’s Urbanism en BuildingTechnologie van de faculteit. Verdere samenhangen bestaan met kunsthistorische onderzoeken aan deuniversiteiten van Groningen, Leiden en Amsterdam, de Rijksdienst Monumentenzorg te Zeist en hetBureau Rijksbouwmeester.Internationaal wordt er nauw samengewerkt met het UNESCO World Heritage Fund.

Bijdrage aan het thema en het primaire proces van de faculteitHet onderzoekprogramma Restoration Cultural Heritage sluit aan op de missie van het thema Architectureen het onderzoeksportfolio van de faculteit dat een oriëntatie beoogt op de duurzame inrichting van defysieke leefomgeving (gebouwd en ongebouwd), gestuurd vanuit de maatschappelijke vraagstelling op delange termijn. Deze is gebaseerd op solide en innovatieve wetenschapspijlers en een op integratie gerichteopleiding die zich onderscheidt in ontwerpen, onderzoeken en ontwerpend onderzoeken.Het programma vormt een belangrijke voedingsbron voor de MSc-opleidingen “Renewal and redesign ofinner city areas” en “Restoration Cultural Heritage”

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 10

2.2.3. PROGRAMMA 3: ARCHITECTUUR VAN DE (MASSA)WONINGBOUW

Algemene informatieProgrammaleider is prof. ir. M. Risselada.De looptijd van het programma is van 2002 tot 2007.De personele inzet omvat 3 fte wetenschappelijke staf en 2 fte promovendi

FocusDe ontwikkeling van oplossingen van actuele ontwerpproblemen, zoals nieuwe woonprogramma’s,stadsvernieuwing, stedelijke herstructurering, stadsuitbreiding. De ontwikkeling van het woningontwerp, detypologie van woongebouwen, de architectonisch en technische aspecten van seriematigheid en dewoonomgeving in relatie tot de stedebouwkundige planvorming. Accent op:analyse en reconstructie van ontwerpen van belangrijke moderne architectengroepen binnen het complexvan de Moderne Architectuur (precedentenonderzoek en architectuurtheorie);Verbinding met actuele ontwerpproblemen (ontwerpmethoden en architectuurtheorie).

PrestatieniveauHet ontwikkelen van nieuwe kennis van architectonische aspecten van de woningbouw: nieuwewoonprogramma’s en hun behuizing, nieuwe typologieën van woongebouwen. Tenslotte wordt deontwikkelde kennis in een aantal pilotprojecten voor woongebieden op locaties van stedelijkeherstructurering en nieuwe stadsuitbreiding getoetst. Bij deze opgaven zal de relatie tussen ontwerp enontwerpgeschiedenis opnieuw aan de orde worden gesteld.

Interne en externe relatiesHet onderzoek sluit aan bij het onderzoeksthema Urbanism van de faculteit, het onderzoek van het OTB(beide van de TU Delft), het promotieprogramma van het Berlage Instituut te Rotterdam, TU Eindhoven ende historische onderzoeken op het gebied van architectuur en stedebouw van de kunsthistorische institutenvan de universiteiten Amsterdam, Utrecht en Groningen.

De bijdrage aan het thema en het primaire proces van de faculteitHet onderzoekprogramma Architectuur van de (massa)woningbouw sluit aan op de missie van het themaArchitecture en het onderzoeksportfolio van de faculteit dat een oriëntatie beoogt op de duurzame inrichtingvan de fysieke leefomgeving (gebouwd en ongebouwd), gestuurd vanuit de maatschappelijke vraagstellingop de lange termijn. Deze is gebaseerd op solide en innovatieve wetenschapspijlers en een op integratiegerichte opleiding die zich onderscheidt in ontwerpen, onderzoeken en ontwerpend onderzoeken.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 11

2.2.4. PROGRAMMA 4: DESIGN KNOWLEDGE SYSTEMS AND DIGITAL ARCHITECTURE(vorm, functie en constructie van gebouwen)

Algemene informatieProgrammaleiders zijn prof. A. Tzonis en prof.ir. K. Oosterhuis.De looptijd van het programma is van 2002 tot 2007.De personele inzet omvat 3 fte wetenschappelijke staf en 2 fte promovendi.

FocusHet multidisciplinaire onderzoeksprogramma wil komen tot:

1. Een verbetering van ontwerpmethoden en -theorie door het ontwikkelen van een beter begrip vanhet ontwerpen door dit op te vatten als een cognitief proces dat is geworteld in sociale en culturelesetting;

2. Ontwikkeling van een Immersive Research Laboratorium, waarin de effecten van welomschrevenvormomzettingen op functie en constructie met behulp van computermodellen kunnen wordenonderzocht en gegeneerd. Op grond van belangrijke precedenten kunnen zo nieuweontwerpstrategieën passend in de nieuwe economie worden geoperationaliseerd.

Prestatieniveau1. Het vestigen van een internationaal samenwerkingsstructuur door het samenbrengen van een

aantal prominente specialisten uit verschillende disciplines die zich richten op algemeentheoretische onderwerpen, methodologische onderzoeksproblemen en specifiekeontwerpvraagstukken.

2. Het ontwikkelen van een fysiek en virtuele werkomgeving om het complexe proces vanarbeidsdeling, communicatie en samenwerking tussen (1) opdrachtgevers, (2) ontwerpers enconstructeurs, (3) producenten en (4) gebruikers te verbeteren. Een databank metgebouwcomponenten, gebouwen en prototypes van software en hardware oplossingen, meteffectanalyses, kan dienen voor verdere ontwikkeling van producten en de architectuur.Herdefiniëring van het bouwproces, het ontwerp en de architectuur.

Interne en externe relatiesBinnen de faculteit bestaan er samenhang met het thema Building Technology en met de faculteitBouwkunde TU Eindhoven.

Bijdrage aan het thema en aan het primair proces van de faculteitHet onderzoek programma Design Knowledge Systems and Digital Architecture sluit aan op de missie vanhet thema Architecture en het onderzoeksportfolio van de faculteit dat een oriëntatie beoogt op de duurzameinrichting van de fysieke leefomgeving (gebouwd en ongebouwd), gestuurd vanuit de maatschappelijkevraagstelling op de lange termijn. Deze is gebaseerd op solide en innovatieve wetenschapspijlers en een opintegratie gerichte opleiding die zich onderscheidt in ontwerpen, onderzoeken en ontwerpend onderzoekenin relatie met ICT.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 12

2.2.5. PROGRAMMA 5: CONCEPT EN MATERIALISERING(ontwerp, waarneming en ervaring van architectonische ruimten)

Algemene informatieProgrammaleiders zijn prof. T. Fretton en prof.dr. A. GraaflandDe looptijd van het programma is van 2002 tot 2007.De personele inzet omvat 3 fte wetenschappelijke staf en 2 fte promovendi.

FocusCentraal onderzoeksobject is de relatie tussen het architectonische concept en de materiële realisatie vangebouwen en de ervaring en waarneming van de gebouwde omgeving. Hierbij gaat het om een verdiepingvan het inzicht in de reflexieve accumulatie van kennis over het ontwerpen in fysieke en culturele zin en alseen van de centralehedendaagse vormen van het genereren van kennis. Vanuit deze optiek wordt deverhouding van theorie en praktijk van het architectonisch ontwerpen onderzocht en in verband gebrachtmet andere vormen van communicatie en informatieoverdracht zoals mode, film, media en beeldende kunst.Een van de centrale categorieën in het onderzoek is de ervaring van de architectonische ruimte en rol vandit ervaringsbegrip in de theorievorming over het ontwerpen. Het onderzoek richt zich op de relatie tussenmateriële en immateriële kwaliteiten van het architectonisch object en de wijze waarop deze een bijdrageleveren aan het begrip van architectuur als drager van maatschappelijke en culturele betekenis.

PrestatieniveauDe studie van nieuwe concepten voor architectonische ruimten en de theoretische studie van de implicatiesvan deze concepten voor de hedendaagse culturele context; het onderzoeken van innovatieve ruimtelijkeconcepten op basis van precedenten, en onderzoek naar ontwerpmiddelen voor de bewerking vanarchitectonische ruimten in relatie tot de ervaring en het gebruik.

Interne en externe relatiesHet onderzoek is middels het promotieatelier Architectural Thinking ingebed in een netwerk vanverschillende Nederlandse en buitenlandse universiteiten (TU Eindhoven, Bauhausuniversität Weimar,UCLA (Los Angeles), Columbia University New York, SCI-ARC (Los Angeles), Bremen University).Daarnaast sluit dit onderzoek aan bij vergelijkbare onderzoeken aan de Architectural Association Londen,de Katholieke Universiteit in Leuven en de Rijksuniversiteit in Gent en het promotieprogramma van hetBerlage-instituut in Rotterdam.

Bijdrage aan het thema en het primaire proces van de faculteitHet onderzoeksprogramma Concept en Materialisering: ontwerp, waarneming en ervaring vanarchitectonische ruimten sluit aan bij de missie van de faculteit om een bijdrage te leveren aan de duurzameleefomgeving en de maatschappelijke kennis en reflectie over de processen die hierbij een rol spelen. Hetonderzoek is gebaseerd op een kritische wetenschappelijke houding en verankerd in het onderwijs van defaculteit.

Op basis van het onderzoeksprogramma is een voorstel voor een MSc programma ‘ArchitecturalKnowledge and architectural experience’ met bijbehorende afstudeer- en onderzoeksateliers uitgewerkt.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 13

2.2.6. PROGRAMMA 6: MODERNITY AND TRADITION

Algemene informatieProgrammaleiders zijn prof.ir. M. Risselada en dr. O. Macel.De looptijd van het programma is van 2002 tot 2007.De personele inzet omvat 3 fte wetenschappelijke staf en 2 fte promovendi.

FocusDoor de bestudering van de complexe ‘mechanismen’ van de wisseling van de traditie en de vernieuwing inarchitectuur en kunsten, is het mogelijk een beter inzicht te krijgen in de hedendaagse ontwerpproblematiek.In het postmoderne tijdperk is het kennis nemen van de culturele, filosofische en esthetische waarden ennormen van de ontwerpprecedenten onontbeerlijk voor het oplossen van de huidige ontwerpopgaven. Zowordt een verbinding gelegd tussen overgeleverde kennis en nieuwe interventies op ontwerpgebied.

PrestatieniveauHet bereiken van internationaal vergelijkbare analyses van precedenten van de wisselwerking tussen detraditie en vernieuwingen in de architectuur. Analyses op het niveau van meer algemene benaderingen vande architectuur en het ontwerpen van een concept (stijl, beweging) en op het niveau van individueleoeuvres. Problematisering van thematisch aspecten van het vraagstuk van traditie en moderniteit.

Interne en externe relatiesHet onderzoek sluit aan op en is ondersteunend voor de onderzoekprogramma's I-IV van het themaArchitecture van de faculteit Bouwkunde. Verder sluit het onderzoek aan op dat van de kunsthistorisch insti-tuten van de RU Groningen, VU Amsterdam, RU Leiden en TU Eindhoven.

Bijdrage aan het thema en het primaire proces van de faculteitHet onderzoeksprogramma Modernity and Tradition draagt bij aan de algemene doelstelling en ambitie vanhet thema Architecture en het onderzoeksportfolio van de faculteit, dat een oriëntatie beoogt op deduurzame inrichting van de fysieke leefomgeving (gebouwd en ongebouwd), gestuurd vanuit demaatschappelijke vraagstelling op de lange termijn. Deze is gebaseerd op solide en innovatievewetenschapspijlers en een op integratie gerichte opleiding die zich onderscheidt in ontwerpen, onderzoekenen ontwerpend onderzoeken. Het programma draagt zorg voor inzicht en kennis van complexe oriëntatie'-mechanismen' in de actuele ontwerpvraagstukken.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 14

2.3. THEMA STEDEBOUWKUNDE

FocusHet centrale thema van het stedebouwkundig onderzoek in de periode 1998 – 2006 is de theorie van hetstedebouwkundig ontwerpen. Nu de begrippen wereld en stad elkaar steeds meer gaan overlappen wordensteeds hogere eisen gesteld aan de theorie van het stedebouwkundig ontwerpen.De stedebouwkunde is het vermogen om de door mensen gemaakte omgevingen waarin het leven opaarde zich afspeelt als samenstel van ruimten te componeren, als samenstel van krachtwerkingen teconstrueren en in zijn veelheid van verschijningsvormen te materialiseren.Ontwerpen is de kern van dit vermogen, zoals dat voor alle technische wetenschappen het geval is.Ontwerpen is het scheppen van eenheid in een verzameling van onderling tegenstrijdige eisen.

In het onderzoekprogramma participeren 9 hoogleraren met hun staf. Daarvan zijn er 15 promovendi. Ditaantal zal met 2 à 3 per jaar worden opgevoerd tot 27 in 2006. Omdat ontwerpend onderzoek eenessentieel onderdeel van het onderzoek vormt en dit ontwerpend onderzoek plaatsvindt viaafstudeerprojecten spelen ook studenten een onmisbare rol in dit onderzoek. Op jaarbasis zijn dit in de ordevan 40 à 50 studenten.

Het onderzoekprogramma omvat drie projecten:1. techniek van het stedebouwkundig ontwerpen2. delta design3. stedelijke transformaties

Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantieDe primaire wetenschappelijke uitdaging die in thema en programma van dit onderzoek ligt besloten is omde techniek van het bouwkundig en stedebouwkundig ontwerpen, inclusief de sociale en culturele dimensiesdaarvan, te laten doorwerken in de ontwerptechnieken van de andere technische wetenschappen in deTechnische Universiteit Delft, voor zover deze zich met de inrichting en het gebruik van ruimte op aardebezighouden, dan wel hun producten daarop van invloed zijn. De relevantie daarvan moge blijken uit deaandacht voor design methodology in het ARTD-rapport en voor delta technology in het rapport van deVerkenningscommissie Bouw.

De primaire maatschappelijke uitdaging is om een agenda te leveren voor de ruimtelijke herinrichting vanNederland (Remaking NL), om te beginnen met de stedenzwerm in het westen, de Deltametropool in statunascendi. De relevantie daarvan moge blijken uit diverse rijksnota’s zoals NVVP, NvMMvN, NRO5 e.d.Aangezien dichtbevolkte delta’s op vele plekken in de wereld moeite hebben een duurzaam evenwicht tevinden tussen bevolkingsgroei, voedselvoorziening, ecologisch habitat, waterhuishouding en de veelheidvan transportsystemen door deze delta’s, beperkt de maatschappelijke relevantie zich niet tot Nederland,maar heeft deze ook wereldwijde dimensies.

Interne en externe relatiesOnderzoek en onderwijs zijn in dit programma compleet geïntegreerd, zij het om praktische redenenverschillend geordend. Het onderwijs heeft betrekking op regionaal ontwerp (delta design), stadsontwerp(stedelijke transformaties) en stedelijke strategie. Het onderzoekprogramma techniek van het ontwerpenkomt in alle drie onderwijsprogramma’s aan de orde.De relatie van dit onderzoek met andere facultaire onderzoekprogramma’s verloopt via deonderzoeksprojecten ‘de architectuur van de Hollandse stad’ (Architectuur), ‘design informaties’(Bouwtechnologie) en ‘multi-actor design systems’ (Vastgoedbeheer en Bouwmanagement)De relatie van dit onderzoek met andere faculteiten verloopt via de DIOC’s ‘trail’ en ‘the sustainable city’.Tussen Delta Design en Delta Technology moet een intensievere relatie nog worden bewerkstelligd.Binnen Nederland verlopen de contacten deels bilateraal, met name met de leerstoelen voorkunstgeschiedenis (architectuur, landschapsarchitectuur, stedebouwkunde) in TUE, VU, UU, RUG en deelsin georganiseerd verband (NETHUR, Habiforum).Internationale contacten vinden veelal ook bilateraal plaats, soms via gezamenlijke programma’s (ALFA-project Globalization, Urban Form and Governance).

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 15

2.3.1. PROGRAMMA 1: TECHNIEK VAN HET STEDEBOUWKUNDIG ONTWERPEN

Algemene informatieProgrammaleider is dr.ir. V. Meyer.De looptijd van het programma is van 1998 tot 2006.De personele inzet omvat die van 4 hoogleraren met hun staf, waaronder thans 2 promovendi, een aantaldat moet oplopen tot 8 in 2006. Op jaarbasis leveren circa 14 studenten een bijdrage aan dit programma viahet ontwerpend onderzoek van hun afstudeerproject. Dit aantal moet oplopen tot circa 20.

FocusHet onderzoek omvat vier onderdelen:Grondslag (Heeling): analyse van de interactie van formele en functionele eigenschappen van de vierdeelsystemen (waterhuishouding, ruraal systeem, transportsysteem en urbaan systeem) in het ruimtelijksysteem als geheel.Compositieleer (Steenbergen): analyse van composities door ontwerponderzoek (ex post) en transformatievan composities door ontwerpend onderzoek (ex ante).Effectenleer (de Jong): analyse van stedebouwkundige interventies en hun effecten op de omgeving nietbijzondere aandacht voor de veelheid in de aard van de effecten en voor de veelheid in maat en schaal inruimte en tijd waarop deze effecten optreden.Stedebouwgeschiedenis (Bollerey): genese van de vorm uit de wisselwerking van territoriale kenmerken vansituaties, temporele kenmerken van te accommoderen activiteitenprogramma’s en stijlkenmerken van doorcultuur, conventie en stand van de techniek bepaalde voorkeursvormen.

PrestatieniveauDe Nederlandse ontwerpmethode moet internationaal bekendheid verwerven als ‘a fine Dutch tradition’.Deze traditie heeft als formele eigenschap een nauwkeurige afstemming tussen de natuurlijke condities vande situatie (met name de waterhuishouding) en de humane condities van het programma (met name hetwonen). De traditie heeft internationale bekendheid door de combinatie van ‘social aims and economy ofmeans’.

Interne en externe relatiesDit onderzoek verloopt in wisselwerking met onderzoek elders, te weten:

! in andere universiteiten, in het bijzonder kunsthistorische instituten! planbureaus van de regering, in het bijzonder voor wat betreft effectanalyses! innovatieve bijdragen van internationale topontwerpers van Nederlandse huize: Rem Koolhaas,

Adriaan Geuze, Ben van Berkel, Winy Maas, Francine Houben, in het bijzonder via het onderwijs(ontwerpend onderzoek)

In alle gevallen kunnen, desgewenst, deze samenwerkingen verder worden geïnstitutionaliseerd.

Bijdrage aan het thema en het primaire proces van de faculteitDe techniek van het ontwerpen werkt door in alle onderdelen van het onderwijsprogramma. De combinatievan breedte, diepgang en permanente innovatie, respectievelijk via grondslagen, via compositieleer,effectenleer en geschiedenis en via ontwerpend onderzoek, geeft een krachtige impuls aan de missie vande faculteit binnen het kader van de TU-brede noodzaak om de competentie op het gebied van ontwerpente verbeteren (design methodology).

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 16

2.3.2. PROGRAMMA 2: DELTA DESIGN

Algemene informatieProgramma leider is prof.ir. D.H. Frieling.De looptijd van het programma is 1998 – 2006.De personele inzet omvat die van 3 hoogleraren met hun staf, waaronder thans 4 promovendi, een aantaldat moet oplopen tot 9 in 2006. Op jaarbasis leveren circa 15 studenten een bijdrage aan dit programma viahet ontwerpend onderzoek van hun afstudeerproject. Dit aantal moet oplopen tot circa 18.

FocusHet onderzoek omvat drie onderdelen:Delta-landschap (Steenbergen, Reh): de ‘verborgen architectuur’ van het Hollandse Waterrijk en zijncultuurhistorische ontstaansgeschiedenis als vertrekpunt voor ontwerpend onderzoek naar zijn toekomstigetransformaties.Delta-net (Drewe, Frieling): onderzoek naar de voorwaarden voor de verdere ontwikkeling van stedelijkesystemen, voor zover deze worden bepaald door de kenmerken van de diverse netwerken voorcommunicatie en transport (connectors and connections).Deltametropool (Frieling, Reh, i.s.m. Weeber): onderzoek naar het ontstaan van een Deltametropool inWest-Nederland als mogelijkheid binnen een wereldwijd proces van het ontstaan van global cities. Hetinternationale verkeer van informatie, kapitaal, goederen, diensten en arbeidskrachten blijkt te leiden tot eennieuwe ronde van stedelijke concentratie op continentale en mondiale schaal.

PrestatieniveauDelta Design moet tot uitwisseling leiden met universiteiten die onderzoek doen naartransformatieprocessen in met West-Nederland vergelijkbare stedenzwermen. In de US zijn dat Los Angelesen Bay Area, beide in Californië en Washington DC / Montgomery County aan de oostkust. In de EU komtZW-Engeland met Londen, Vlaanderen met Brussel / Antwerpen, Hessen met Frankfurt / Wiesbaden /Darmstad en Lombardije met Milaan / Turijn als vergelijkingsmateriaal in beeld. Het onderzoek in Delta-Design is na drie jaar inmiddels voldoende gevorderd om op die basis internationale contacten te gaanleggen. De vele Nederlandstalige publicaties zullen daartoe systematisch moeten worden vervangen doorEngelstalige.

Interne en externe relatiesHet onderzoek loopt parallel aan beleidsgericht onderzoek van de departementen VROM, V&W, LNV enEZ, van de provincies Noord- en Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland en van de grote steden. Dankzij deonafhankelijke positie die de faculteit Bouwkunde inneemt is de invloed van Delta Design op deagendavorming van deze bestuursorganen relatief groot. Zo is het concept Deltametropool in de jaren 1993– 1996 in Bouwkunde ontwikkeld, in 1997 / 98 door de grote steden overgenomen en in de jaren sinds 1998tot kabinetsbeleid verheven.

Bijdrage aan het thema en het primaire proces van de faculteitDelta Design werkt door in drie afstudeerateliers die in de mastercourse zullen worden gecontinueerd.Het onderzoek levert een totnogtoe succesvolle bijdrage aan het agendavormend vermogen van de faculteitvoor de met het oog op de mondialisering van de economie noodzakelijke herinrichting van Nederland:Remaking NL. Delta-landschap werkt door in beleidsconcepten van de ministeries van LNV en V&W,Deltanet in die van EZ, V&W en VROM, Deltametropool in die van LNV, V&W en VROM.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 17

2.3.3. PROGRAMMA 3: STEDELIJKE TRANSFORMATIES

Algemene informatieProgrammaleider is prof.ir. H.C. Bekkering.De looptijd van het programma is 1998 –2006.De personele inzet omvat die van 5 hoogleraren met hun staf, waaronder thans 7 promovendi, een aantaldat moet toenemen tot 10 in 2006. Op jaarbasis leveren circa 16 studenten een bijdrage aan dit programmavia het ontwerpend onderzoek van hun afstudeerproject. Dit aantal kan oplopen tot 20 à 24.

FocusHet onderzoek omvat vier onderdelen:Transformaties (Bekkering, Rosemann): het inpassen van infrastructuur, waarvan de dimensies zijnafgestemd op snelheid en veiligheid bij die snelheden, in stedelijk weefsel dat op andere modaliteiten entempi van verplaatsen is ingericht; het ontwerpen van overstappunten tussen interlocale en localevervoerstelsels; het vormgeven van de publieke ruimten in de stad, gegeven deze ontwikkeling. Stedelijketransformatieprocessen als samenspel van belangen en belangengroepen.De netwerkstad (Drewe): analyse van stedelijke netwerken en hun functionaliteit voor verschillendecategorieën van gebruikers; analyse van de invloed van ICT op het activiteitenpatroon van mensen en degevolgen daarvan voor de inrichting van de stad; onderzoek en ontwerp van vernieuwende concepten voorde stad.Gebouw, stad en landschap (Steenbergen): de villa urbana als kritisch model voor de interactie tussengebouw, stad en landschap; het stadspark uit de 19e en 20e eeuw als kritisch model voor delandschaparchitectuur van de stad in de 21e eeuw. De transformatie van het stedelijk landschap onderomstandigheden van verlagen, respectievelijk verhogen van bebouwingsdichtheden enbevolkingsdichtheden.De ecologische stad (Duijvestein): de wisselwerking van ketenbeheer (brongericht), betrokkenheid vanactoren (procesgericht) en leefbaarheid van de fysieke omgeving (gebiedsgericht) is leidraad van ditonderzoek, waar in het kader van het DIOC ‘de ecologische stad’ aan wordt gewerkt.

PrestatieniveauHet programma stedelijke transformaties heeft de ambitie om door een combinatie van theoretischefundering, experimentele normstelling en produceren van prototypische ontwerpen zowel bij te dragen aanhet opleiden van een nieuw type stedebouwkundig ingenieurs, die zich beter dan voorheen bewust zijn vande tegenstrijdige krachten die in de samenleving werkzaam zijn, als bij te dragen aan het inzicht en hetverantwoordelijkheidsbesef van opdrachtgevers, door actieve bijdragen te leveren aan het maatschappelijkdebat ter zake.

Interne en externe relatiesHet onderzoek is intern nauw verweven met het onderzoekprogramma van Architectuur. Gegeven dediversiteit van de externe relatiepatronen zou een opsomming in dit kader te ver voeren. Alle genoemdehoogleraren onderhouden diverse binnenlandse netwerken en een drietal van hen eveneens diversebuitenlandse.

Bijdrage aan het thema en het primaire proces van de faculteitHet onderzoek werkt direct door in het onderwijs (stadsontwerp en stedelijke strategie). Het onderzoekdraagt bij aan de missie van de faculteit omdat in dit programma een reeks recente dissertaties en eenaantal veelbelovende lopende promotie onderzoeken een substantiële bijdrage leveren aan deverwetenschappelijking van ontwerpen en ontwerpmethoden.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 18

2.4 THEMA BUILDING TECHNOLOGY

FocusDe keuze voor Bouwtechnologie is onafscheidelijk verbonden met Architectuur. Parallel aan hetarchitectonische conceptontwerp is de bouwtechnologie meteen aan de orde via de materialisering van datconcept. De keuze van materialen, systemen en componenten en hun samenvoegingen en integraties totde technische compositie van het gebouw, tot en met de gevolgen van produceren en uitvoeren, leiden tothet werkelijk realiseren van architectuur.De missie ligt in het ontwikkelen van technische antwoorden op nieuwe uitdagingen vanuit hetarchitectonisch ontwerpen van gebouwen, als daar zijn: free-form computerbarok architecture, nieuwematerialen, duurzame en gezonde gebouwen, technisch behoud en transformatie van architectonischerfgoed.Het thema Bouwtechnologie draagt bij aan de facultaire missie tot duurzame inrichting van de bebouwdeleefomgeving, gestuurd vanuit het ontwerpen en gevoed vanuit de universiteitsbrede kerncompetentiesmechanics, materials and physics. De programma's BLOB, Retrofitting en Environments behorenrespectievelijk tot de facultaire dwarsverbanden ICT, Transformaties en Duurzaamheid.De inbedding van architectuur/bouwkunde in de technische universiteit biedt internationaal gezien kans omtot bijzondere prestaties te komen wat betreft het thema Bouwtechnologie. Erkende architectuur-faculteitenals die bij MIT missen technisch-wetenschappelijke basisdisciplines. Het daadwerkelijk technisch realiserenvan architectuur is voor TU Delft een onderscheidende factor. Daarvoor is wel een goede focussering vanhet onderzoek vereist, gezien de breedte van de bouwtechnologie.

Scientific and societal relevanceDe kracht van het thema bouwtechnologie ligt in de combinatie van ontwerpen (scheppend, ontdekkend,produkt-ontwikkelend, combinerend) met technisch-wetenschappelijke diepgang (bovengenoemde science).Dit koppelt impact wat betreft spraakmakende nieuwe ontwerpen aan impact op technisch-wetenschappelijkgebied.De maatschappij vraagt in toenemende mate om technologie voor individuele vrije vormen, om toepassingvan innovatieve materialen en hybrides, om technieken waarmee architectonisch erfgoed bewaard enbouwkundig erfgoed getransformeerd kan worden, en om gebouwen die milieu-intelligent, duurzaam engezond zijn. Een toename van tweede en derde geldstroom inkomsten onderstreept dit maatschappelijkbelang.

Kennisgebieden en onderzoekprogramma'sHet thema Bouwtechnologie bundelt 11 kennisgebieden volgens een ordening in science, engineering endesign:

1. Basisdisciplines (building science):! Mechanics! Building Physics! Materials Science! Technical design & Informatics

2. Gedifferentieerde ontwerpdisciplines (building engineering/design):! Design of load-bearing structures! Design of claddings! Design of climate and installations

3. Integrerende ontwerpdisciplines (building design):! Bouwconstructieve integratie en coördinatie (gebouwniveau)! Produktontwikkeling (componentniveau)! Milieutechnisch ontwerpen (dwarsdoorsnede milieu en duurzaamheid)! Renovatie en hergebruik (gebouwniveau)

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 19

De 11 kennisgebieden werken samen aan vier gefocusseerde onderzoeksprogramma's:

1. BLOB Subtitel: ICT-driven design, computation and production of free-form buildings

2. ZAPPI Subtitel: Innovative materials and technologies

3. Retrofitting Subtitel: Preservation and transformation of building heritage

4. Environments Subtitel: Environment adapted and sustainable buildings

Interne en externe relatiesDe kerncompetenties ontwerpen, duurzaam ontwerpen, mechanics, materials and physics sluiten aan bijuniversitaire onderzoeksthema's. Bouwkunde ontwikkelt de competenties in de context van architectuur engebouwen, terwijl CiTG, L&R en OCP ze ontwikkelen voor civiele werken, lucht- en ruimtevaart, maritieme,industriële en werktuigkundige objecten. Knowledge transfer tussen Bouwkunde en andere faculteiten vindtplaats, waaronder het sharen van facilities voor kostbaar experimenteel onderzoek, het participeren in DIOCDe Ecologische Stad, relaties wat betreft Sustainability, relaties met Koiter Institute Delft en Delft Cluster, endirecte relaties van de 11 kennisgebieden met zusterfaculteiten.De 11 kennisgebieden binnen Bouwtechnologie werken meervoudig samen, niet alleen in de vieronderzoeksprogramma's maar ook in het onderwijs. De MScs-opleiding Bouwtechnologie kent geen rigideverticale indeling in profielen. We spreken liever over inkleuringen: constructief ontwerper, componentontwerper en klimaat ontwerper. De onderzoeksprogramma's BLOB en ZAPPI hebben directe relatie met deinkleuringen constructief ontwerper en component ontwerper, Retrofitting wordt gevoed vanuit alle drieinkleuringen, terwijl Environments nauw verbonden is met klimaat ontwerper.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 20

2.4.1 PROGRAMMA 1: BLOB(ICT-driven design, computation and production of free-form buildings)

Algemene informatieProgrammaleider is prof.dr.ir. Mick Eekhout, met bijdragen van prof.dr.ir. S. Sariyildiz en prof.dr.ir. J.G. Rots.De looptijd bedraagt 5 jaar; het programma is gestart in februari 2001.De personele inzet omvat 10 fte, inclusief Phd’s.

FocusIn de architectuur is onder invloed van toenemend CAD-gebruik een trend waarneembaar naar willekeurige,niet-Carthesiaanse vrije vormen, ofwel “Blobs”. Het onderzoek voor deze computer-barok architectuur richtzich op het ontwerpen, berekenen, construeren en produceren van dergelijke Blobs met behulp van ICT. Ditvraagt om een integrale 3D-benadering met CAD, FEM en CAMP. De centrale probleemstelling valt uiteenin:

! De complexe relatie tussen kracht, vorm en materiaal bij 3D Blobs: form-finding en structuralmorphology,

! IFD-produktietechnologie en ontwikkelingsmanagement bij uniciteit van free formbouwcomponenten,

! ICT integratie, e-collaboration en Artificiële Intelligentie in het ontwerpproces.

PrestatieniveauDe ambitie is te behoren tot de internationale top in ICT-integratie op gebied van fluid designs of Blobs. Deoutput target omvat 6 promoties over vijf jaar, 4 wetenschappelijke artikelen per jaar, impact door bijdrageaan spraakmakende BLOB pilot projecten (voorbeeld Twist & Build promotie Vollers, Floriade-projectenOosterhuis), 1 octrooi voor dubbelgekromde componenten, samenvattend boek voor de professionelewereld.Onderzoek naar Blobs is nieuw en wordt op dit moment aan universiteiten nog niet verricht. Een inspirerendvoorbeeld is Frei Otto, Stuttgart, die 30 jaar geleden de zoektocht naar nieuwe vormen leidde. In de praktijkis het onderwerp thans actueel, vgl. Frank O’ Gehry (Guggenheim Museum), Gregg Lyn, Norman Foster,Ove-Arup.

Interne en externe relatiesVoor experimenteel onderzoek en prototyping wordt samengewerkt met andere faculteiten, met name IO,L&R, Wtb en CiTG. Bij CiTG is verdergaande samenwerking of zelfs integratie kansrijk met eenonderzoeksgroep van 4 fte in StevinLab IV (Wagemans, Vamberski).Tweede geldstroom komt via STW (2 projecten Sariyildiz) en SURF (acquisitie). Derde geldstroom wordtgeacquireerd via betrokken partijen bij de Blobs voor de Floriade, het ICES III ConstrucTable initiatief vanCUR, en bij EZ/DIANA/Rijkswaterstaat (structural form optimization).Internationaal is Blob nauwelijks een onderzoekstopic binnen universiteiten en daarmee een kans voor TUDelft om op dit gebied toonaangevend de worden. Onder architecten is de internationale belangstelling zeergroot. Wat betreft Structural Morphology wordt het onderzoek ingebracht in IASS verband (InternationalAssociation for Shell and Spatial Structures).

Bijdrage aan het thema en aan het primaire proces van de faculteitOp faculteitsniveau wordt samengewerkt met Digital Architecture (prof.ir. Oosterhuis) en Media/Vormstudie(ir. Breen). Dit draagt bij aan de facultaire missie tot het zoeken naar nieuwe vormen, met ICT alsintegrerende factor.Het ICTO-project “Ontwerpen, Berekenen, Construeren en Produceren met ICT” is in maart 2001gehonoreerd door CvB en verzorgt de brug tussen onderzoek en onderwijs voor zowel Bachelor als Master.Extra middelen, bijvoorbeeld voor 3D printers, zijn aangevraagd bij SURF. Derdejaars studenten in moduulB3 worden ingezet bij ontwikkelingsopgaven. Een atelier voor 10 afstudeerstudenten is gestart.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 21

2.4.2 PROGRAMMA 2: ZAPPI(Innovative materials & technologies)

Algemene informatieProgrammaleider is prof.dr.ir. Mick Eekhout.De looptijd bedraagt zes jaar.De personele inzet omvat 10 fte, inclusief Phd’s.

FocusZAPPI was our name for an unknown, yet to be developed transparent structural material. It is thought to bestrong, stiff, tough as well as appealing to architects that like transparency. The focus is onglass/polycarbonate composites. Currently, we broaden ZAPPI as a symbol to also other innovativematerials and technologies for use in architecture, like agro-materials, high-performance masonry,glass/concrete composites, building with soil or textile, and other surprising choices and hybrids.

PrestatieniveauDe ambitie is een nationale uitstraling van: ‘voor gekke materialen in de bouw moet je bij BouwkundeTU Delft zijn’. Op het gebied van transparante en translucente materialen wordt een internationaalvooraanstaande positie nagestreefd, gebaseerd op interactie tussen ontwerpen en technisch-wetenschappelijke diepgang.De output target omvat 5 promoties over 6 jaar, 6 artikelen per jaar, 1 octrooi voor glas/kunststofcomposieten, impact door spraakmakende transparante bouwcomponenten of innovatieve constructiestoegepast in hedendaagse nieuwe bouwwerken, en een VSNU score van minimaal 4x4.Op het gebied van constructief glas zijn TU Stuttgart en TU Aken de internationale koplopers, maar met decombinatie van glas en kunststof zijn zij minder ver.

Interne en externe relatiesDit onderzoek sluit aan bij de kerncompetentie Mechanics, Materials & Structures van de TU Delft. Wijonderscheiden ons van andere faculteiten door de competentie te ontwikkelen in samenhang met hetcreatief bouwkundig ontwerpen en architectuur, vandaar de focus op niche-materialen die in de huid vangebouwen van belang zijn, zoals glas, metselwerk. Andere faculteiten richten zich op veelal op regulierematerialen als staal en beton, en op andere toepassingen zoals civiele werken, vliegtuigen, vaartuigen ofindustriële produkten.Op het gebied van (kostbaar) experimenteel onderzoek wordt samengewerkt met andere faculteiten binnenTU Delft, waaronder L&R (gelijkenis ZAPPI met Glare), Materiaalkunde en CiTG.Het onderzoek is enerzijds fundamenteel genoeg om 2e geldstroom te acquireren via STW, en anderzijdsaantrekkelijk genoeg om 3e geldstroom te genereren via de toeleverende industrie, bijv. glasfabrikanten(interesse Schott, Duitsland) en steenfabrikanten (kalkzandsteen, baksteen). De architect is ‘decision maker’wat betreft materiaal, zodat wij een interessante partner zijn voor de toeleverende industrie. Wij willen dezepositie meer dan in het verleden benutten, zeker nu architectuur weer meer in de belangstelling staat.

Bijdrage aan het thema en aan het primaire proces van de faculteitBachelor-onderwijs vindt veelal plaats aan de hand van reguliere bouwmaterialen. De relatie met niche-materialen en innovatieve technologieën speelt vooral in de Masters-course bouwtechnologie. Er zijngemiddeld 10 afstudeerders op Constructief Glas en andere nieuwe materialen in het ZAPPIafstudeeratelier.Het onderzoek draagt bij aan de missie van de faculteit via nieuwe mogelijkheden voor architectuur,gebaseerd op fundamenteel onderzoek, geïllustreerd door reeds behaalde octrooien en publicaties in o.a.NRC. De faculteit wil mede via ZAPPI bijdragen aan de ontwikkeling van kerncompetenties van TU Delft,technisch en wetenschappelijk.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 22

2.4.3 PROGRAMMA 3: RETROFITTING(Preservation and transformation of building

heritage)

Algemene informatieProgrammaleider is prof.dr.ir. J.G. Rots.De looptijd bedraagt zes jaar. De personele inzet omvat 9fte, inclusief Phd’s.

FocusHet onderzoek richt zich op enerzijds de technische bescherming en instandhouding van architectonisch enbouwkundig erfgoed en anderzijds op transformatie en renovatie ervan. De focus ligt op krachtswerking endraagconstructieve aspecten van monumenten en historische gebouwen. Daarnaast wordt vanuitmilieutechnisch oogpunt onderzoek gedaan naar de consequenties van sloop versus hergebruik enaanpassing. Het onderzoek beantwoordt aan de vraag naar culturele en technische duurzaamheid.

PrestatieniveauVoor bescherming van historische draagconstructies wordt nationaal een voortrekkersrol geambieerd. Voormodellering van de krachtswerking in historisch metselwerk wordt ook internationaal een toonaangevendpositie geambieerd, als extensie van de huidige positie op het gebied van de mechanica voor constructiefmetselwerk.De output targets zijn: vijf promoties in 6 jaar, zes wetenschappelijke artikelen per jaar, impact doorbetrokkenheid bij de bescherming van beeldbepalende gebouwen als Centraal Station Amsterdam vanCuijpers en de Beurs van Berlage, en een VSNU score van minimaal 4x4.Internationaal zijn Italië, Spanje en Portugal grote spelers op dit gebied. Daar ligt het accent veelal opmonitoring van de oude gebouwen, terwijl de faculteit sterk is in het modelleren en voorspellen vantoekomstig gedrag alsmede op het ontwerpen van verantwoorde aanpassingen.

Interne en externe relatiesEr zijn veel contacten met de nationale en Europese praktijk, hetgeen tevens blijkt uit een goedeontwikkeling van de derde geldstroom. Projecten naar zettingsschade op historische gebouwen vindenplaats in het kader van het Centrum Ondergronds Bouwen, Delft Cluster, Noord-Zuidlijn Amsterdam,Centraal Station Amsterdam, STW, en via contacten met Monumentenzorg. Dit omvat de bescherming vangebouwen en funderingen ten aanzien van zettingsinvloed uit ondergrondse bouwingrepen. Rijkswaterstaatsteunt het onderzoek naar instandhouding en geschiedbeschrijving van kunstwerken. VROM geeft prioriteitaan transformatie van gebouwen uit de periode van Wederopbouw (1945-1965). Op Europees niveau wordtdeelgenomen aan het EU-COST programma Maintaining Building Envelopes, aan thematic networkNet4Cult en aan RILEM commissies. Regeneratief bouwen en de consequenties van sloop versushergebruik hebben samenhang met nationale ontwikkelingen op het gebied van sustainability.Binnen TU Delft wordt samengewerkt met CiTG via Delft Cluster en via onderzoek naar funderingen. Voortsblijven de contacten binnen TU Delft beperkt, omdat dit onderwerp typisch tot het domein der Bouwkundebehoort.

Bijdrage aan het thema en aan het primaire proces van de faculteitOp faculteitsniveau behoren Transformaties en Sustainability tot de primaire dwarsverbanden. Ditonderzoeksprogramma draagt op twee manieren bij aan deze facultaire missie, via (her)ontwerp van debebouwde leefomgeving, en via culturele en technische duurzaamheid. Binnen Bouwtechnologie wordtTransformatie op het schaalniveau Gebouw behartigd, terwijl de thema’s Architectuur, Stedebouw enManagement het onderwerp op andere schaalniveaus behartigen (detail, stad, planning). Het programmasluit nauw aan op het programma Restoration Cultural Heritage binnen het thema Architecture. Hier komenbouwtechnische aspecten aan de orde, terwijl daar de architectonische aspecten voorop staan. Beidenbeschouwen geschiedenis.In het onderwijs wordt voor aanpassing, herontwerp, renovatie, preservation van bestaandegebouwen ruim plaats ingeruimd. De bouwopgave verschuift immers van “bestaande concepten voornieuwe gebouwen” naar “nieuwe concepten voor bestaande gebouwen”, zie tevens het advies van deAWT-verkenningscommissie Bouw. Onderzoek en onderwijs sluiten daarop aan. Dit illustreert tevensde maatschappelijke relevantie.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 23

2.4.4 PROGRAMMA 4: ENVIRONMENTS(Environment adapted and sustainable buildings)

Algemene informatieProgrammaleider is ir. M. van der Voorden, met bijdragen van prof.ir. P. Luscuerre en prof.ir. J. Kristinsson.De looptijd bedraagt vijf jaar. De personele inzet omvat 11 fte, inclusief Phd’s.

FocusEen gebouw wordt omringd door ‘environments’. Strikt gesproken zijn dit de indoor space, outdoorspace en earth surface. De focus van dit onderzoeksprogramma ligt op drie specifiekekwaliteitsaspecten betreffende deze environments, te weten gezondheid en comfort (de mens, vooralindoor climate), sustainability (de omgeving, bijv. energy consumption en urban climate) en durability(het gebouw en de bouwcomponenten). Doel is het ontwikkelen van vernieuwde bouwkundigeconcepten die voldoen aan deze kwaliteitseisen, alsmede het verkrijgen van inzicht in de impact vanontwerpbeslissingen op deze kwaliteitsaspecten.Het onderzoek wordt uitgevoerd door de kennisgebieden Bouwfysica (geluid, licht, lucht), Installaties enMilieutechnisch Ontwerpen. Concrete aandachtspunten zijn de ontwikkeling van energiebesparende encomfortverhogende gebouwcomponenten, van duurzame gebouwen, van beoordelingsmethoden voorgenoemde kwaliteitsaspecten en van de hiervoor noodzakelijke ontwerpondersteunende tools. Voorbeeldenvan projecten zijn superisolatie (thermisch en akoestisch), daglichtsystemen en beoordeling van visueelcomfort, regeneratief en demontabel bouwen (minimalisatie van milieu-effecten), installaties eninstallatieloze gebouwen, sustainable inplant (milieutechniek water), energieneutrale woningen, second skinfacades, gekoppelde ruimten.

PrestatieniveauDe ambitie is het realiseren van innovatie produkten die grensverleggend zijn, door een koppeling vandiepgang (wetenschappelijk niveau) aan breedte (ontwerpen, integraal denken).De output targets zijn: 6 promoties in 5 jaar, 7 artikelen per jaar, enkele octrooien en een VSNU score vanminimaal 4x4.Nationale (TNO Bouw en TU Eindhoven) en internationale bouwfysica-groepen richten zich sterk op zonne-energie, zie bijv. de demoprojecten Solar House (EC-initiatief) en demoprojecten van ECN. Hetonderzoeksprogramma environments wil een voortrekkersrol vervullen op bovengenoemde gebieden,waarbij het daglichtonderzoek internationaal vooraanstaand is.

Interne en externe relatiesHet onderzoek naar sustainability en durability is grotendeels ingekaderd in DIOC De Ecologisch Stad,terwijl op deze onderwerpen tevens Europese aansluiting en Europese onderzoeksfondsen gegenereerdzijn.Bij het onderzoek naar installaties is een goede relatie opgebouwd met medische instellingen, waar hogeeisen aan installaties worden gesteld.Het bouwfysisch onderzoek vindt onder meer plaats in samenhang met zorg- en medische instellingen enmet het Centrum Ondergronds Bouwen. Ook wordt samengewerkt met internationaal gerenommeerdeonderzoekspartners, zoals KU Leuven. Er zijn goede mogelijkheden voor samenwerking binnen de TU Delftmet de groep Bouwfysica bij de faculteit CiTG. Voordeel daarbij is dat experimentele voorzieningen kunnenworden geshared. De mogelijkheden worden verkend.

Bijdrage aan het thema en aan het primaire proces van de faculteitHet onderzoek draagt bij aan de facultaire missie tot duurzame inrichting van de bebouwde leefomgeving.Onderzoek naar Environments, zowel betrokken op de mens, de omgeving en het gebouw, speelt daarbijeen belangrijke rol. De faculteit wil bijdragen aan bewustwording voor consumentgericht bouwen, hetgeennauwe relaties heeft met genoemde bouwfysische kwaliteitseisen. Het onderzoek naar Sustainability sluitaan bij de facultaire aandacht voor Sustainable mega cities.De kennisgebieden bouwfysica, installaties en milieutechnisch ontwerpen zijn ingebed in het onderwijs,zowel voor de bachelor- als masters-fase. Wisselwerking met het onderzoek vindt plaats via module B4 vande Masters Bouwtechnologie. Afstudeerders worden ingezet bij het onderzoek.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 24

2.5 THEMA REAL ESTATE & PROJECT MANAGEMENT

FocusDe keuze voor het thema Real Estate and Project Management vindt zijn legitimatie in het proces vanafstemming tussen een relatief star aanbod en een dynamische vraag van vastgoed. De vraagzijde wordtprimair vanuit de gebruiker benaderd. Sleutelwoorden zijn management en sturing vanbesluitvormingsprocessen, in relatie met transformaties van gebouwen, vastgoed voorraden en stedelijkegebieden. Het onderzoek binnen het thema wordt zowel gericht op de woningsector, de U-bouw sector alsde stedelijke infrastructuur.

Het thema levert een bijdrage aan de facultaire missie door de ontwikkeling van concepten op gebouw,voorraad en gebiedsniveau en sturingsmodellen voor de duurzame inrichting van de leefomgeving vanuitactuele, maatschappelijke vraagstukken, geplaatst in een lange termijn ontwikkelingsperspectief in de vormvan toekomstscenario’s.

De centrale probleemstelling is tweeledig:a) Welke ingrepen in de vastgoed voorraad zijn gewenst, uitgaande van ontwikkelingen in de vraaggeplaatst binnen een maatschappelijk kader?b) Op welke wijze kan de structurering en sturing van het transformatieproces van vastgoed, op gebouw-,voorraad en gebiedsniveau, worden verbeterd?

Binnen het thema worden de volgende onderzoeksprogramma’s onderscheiden! Real Estate Management! Housing Studies! Project Management! Management Fundamentals

Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantieDe wetenschappelijke uitdaging ligt in theorievorming en het ontwikkelen van kennis en instrumentarium omde afstemming tussen aanbod en vraag van vastgoed te optimaliseren, met bijzondere aandacht voorkosten en kwaliteit.

Het maatschappelijk belang ligt in het optimaal faciliteren van de gebruiker(s) van vastgoed afgestemd opontwikkelingen in de markt. Real Estate and Project Management sluit als thema aan bij geformuleerdekennisthema’s van de AWT in het rapport Bouwen op Kennis: beïnvloeding en besluitvorming,bouwprocesintegratie, contractvorming, management op projecten en portfoliomanagement.

Interne en externe relatiesBinnen de faculteit zijn er relaties met onderzoeksprogramma’s rond Multidisciplinaire ontwerpprocessen (destrategievorming, inrichting en besturing van multi actor ontwerpprocessen), Sustainability (benaderd vanuitde optiek van Life Cycle Management) en Transformatie (op het niveau van gebouwen, voorraden enstedelijke gebieden).Buiten de faculteit wordt er nauw samengewerkt met het OTB, met CITG en met TB.Om tot fundamentele en wetenschappelijke verdieping van het vakgebied te komen zal er een versterkingplaats vinden van de relaties met marktpartijen geplaatst in een internationale context.

In de huidige situatie ligt er een sterke relatie tussen de inhoud van de onderzoeksprogramma’s en hetonderwijsprogramma. Resultaten van onderzoek worden ingebracht in het onderwijs. Producten vanstudenten, met name de resultaten van het afstuderen, dragen bij aan probleemanalyses, theorievorming,ontwikkeling van beslissingsondersteunende tools etc. Na de overgang naar een bachelors/mastersstructuur zal de relatie tussen onderwijs en onderzoek met name in de masters worden versterkt. Dekennisontwikkeling die via het onderzoek plaats vindt zal in de vorm van onderwijsmiddelen input vormen inde Masters. De inhoud van het onderzoek wordt mede bepalend voor de inhoud van het onderwijs. In deafstudeerfase wordt een sterke relatie gelegd worden tussen de onderzoeksactiviteiten van studenten en deonderzoeksoriëntatie van de staf.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 25

2.5.1 PROGRAMMA 1: REAL ESTATE MANAGEMENT

Algemene informatieProgrammaleider is prof. Ir. H. de JongeHet onderzoek wordt voortschrijdend uitgezet voor een periode van 5 jaar en regelmatig geactualiseerd. Perjaar wordt een nadere uitwerking gegeven in de vorm van een gedetailleerd werkplan en daaraangerelateerde outputplanning.De personele inzet omvat 5 fte wetenschappelijke staf.

FocusDit programma is geconcentreerd op de Utiliteitsbouw-sector en richt zich zowel op het publieke als hetprivate vastgoed. Het programma wordt gestuurd vanuit een drieledige probleemstelling:

! Welke fricties zijn er te identificeren tussen het huidige vastgoed aanbod en de huidige entoekomstige vraag, geconcretiseerd in een gewenste toekomstige voorraad?

! Welke interventies bieden de meest gewenste mogelijkheden om de relatie tussen vraag enaanbod te optimaliseren?

! Hoe moet het multi-actoren besluitvormingsproces, dat de gewenste vastgoedtransformatie alsresultaat heeft, worden gestructureerd en gestuurd?

De problematiek wordt onderzocht op gebouwniveau binnen het project ‘Transformatie’ en opvoorraadniveau binnen het project ‘Real Estate Development’. Binnen het project ‘Area Development’ wordtgefocussed op het stedelijk gebied. Daarbij wordt nadrukkelijk de relatie gelegd met het programma HousingManagement en wordt de stedelijke infrastructuur betrokken in het te onderzoeken probleemveld.

PrestatieniveauHet onderzoek beoogt bij te dragen aan de vakontwikkeling op internationaal niveau en speelt in op actuelemaatschappelijke ontwikkelingen. Onderzoekers participeren zowel in vakbladen als wetenschappelijketijdschriften en profileren zich regelmatig op internationale congressen.

Interne en externe relatiesTransformaties op gebouw en gebiedsniveau nemen binnen de onderzoeksthema’s van architectuur enurbanism een centrale plaats in. Binnen deze vakgebieden is de vraag/aanbod relatie niet a priori hetuitgangspunt en is de benadering ontwerpgericht. De benadering binnen het thema ‘Real EstateManagement’ en de benaderingen die leidend zijn in andere themagebieden binnen de faculteit kunnenelkaar aanvullen.Binnen de universiteit wordt er al jaren samengewerkt met het OTB, onder meer in relatie met de OTBdeelprogramma’s ‘Urban Studies’ en Real Estate Studies’. Tevens vindt samenwerking plaats met defaculteiten CITG en TBM.

Bijdrage aan het thema en aan het primaire proces van de faculteitDe inhoud van het onderzoeksprogramma sluit nauw aan bij de missie, zowel op themaniveau als opfacultair niveau. De bijdrage die het onderzoek binnen dit programma levert aan het onderwijs heeft eenaccent in de Mastersopleiding. De kennisontwikkeling die via het onderzoek plaats vindt zal in de vorm vanonderwijsmiddelen input vormen in de Masters. De inhoud van het onderzoek wordt mede bepalend voor deinhoud van het onderwijs. In de afstudeerfase wordt een sterke relatie gelegd worden tussen deonderzoeksactiviteiten van studenten en de onderzoeksoriëntatie van de staf.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 26

2.5.2 PROGRAMMA 2: HOUSING STUDIES

Algemene informatieProgrammaleider is prof. dr. ir. H. Priemus. De trekkers van het programma zijn prof. ing. A.F. Thomsen(V&S), dr. P.J. Boelhouwer (OTB)Het programma loopt van 1997 tot 2003 (visitatie) en van 2003 tot 2008De personele inzet omvat 15 fte per jaar.

FocusHoe voorziet de maatschappij (in verschillende delen van de wereld) in de huisvesting van burgers? Welkerol spelen marktprocessen, overheidsbeleid en de informele sector hierbij?De ‘governance of housing’ houdt rekening met de levenscyclus van woningen en woongebieden. Hierbijwordt gebruik gemaakt van theoretische en praktische kennis op het gebied van het wonen,locatieontwikkeling en woningbeheer.Het onderzoek spitst zich de komende jaren toe op twee hoofdthema’s:1. Onderzoek naar de governance van huisvestingsprocessen op verschillende niveaus:

! Internationaal vergelijkend onderzoek op het gebied van huisvestingsprocessen, in het bijzonderbinnen de landen van de Europese Unie en landen in transitie (zoals Oost Europa en China);

! De gevolgen van technologische en maatschappelijke ontwikkelingen voor het wonen, dewoonomgeving en de Nederlandse steden;

! De ontwikkeling van de wensen en behoeften van de verschillende doelgroepen (arm en rijk, jongen oud, allochtoon en autochtoon) en de consequenties hiervan voor de volkshuisvesting.

2. Het bestuderen van de duurzame herstructureringsopgave, waarbij het gaat om:! Het transparant maken van het woningaanbod, waardoor (her)verdelingsprocessen zichtbaar

worden en de kennis en de keuzevrijheid van de gebruiker worden vergroot;! Het accommoderen van de vraag, mede door het verlengen van de doelmatige levenscyclus van

woningen en door duurzaam hergebruik;! Het doen van concrete voorstellen voor de aanpak van bestaande woningen en woonwijken, mede

met behulp van ingreeptypologieën en aanpakstrategieën.

PrestatieniveauInternationale benchmarks zijn:- Department of Urban Studies, University of Glasgow (5 star)- Centre for Housing Management and Development, University of Cardiff (5 star)- Planning Unit, University College London- Institute for Housing and Urban Research, University of Uppsala.De onderzoeksgroep mikt op versterking van het internationale profiel, onder meer door publicatie intijdschriften met een hoge FIF-factor en ISI-citatie-index. Verschillende leden van de onderzoeksgroepscoren hier nu reeds hoog.

Interne en externe relatiesEr is samenwerking / integratie met het onderzoeksprogramma ‘Housing Studies’ van het OTB. Verder vindtsamenwerking plaats in de onderzoeksschool NETHUR, vooral met AME (UvA) en het Urban ResearchCentre Utrecht (UU). Internationale samenwerking vindt vooral plaats in het European Network for HousingResearch

Bijdrage aan het thema en aan het primaire proces van de faculteitHet programma is toeleverend aan de MSc Housing & Real Estate, onder meer doorafstudeerbegeleiding en onderzoekstages. Verder wordt een bijdrage geleverd aan dewetenschappelijke vorming binnen het bouwkundeonderwijs, door onderzoeksresultaten en –methoden te integreren in het bouw-, beheer- en ontwerpproces.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 27

2.5.3 PROGRAMMA 3: PROJECT MANAGEMENT

Algemene informatieProgrammaleider is ir. R. P. Geraedts.Het onderzoek wordt uitgezet voor een periode van 5 jaar, regelmatig geactualiseerd en jaarlijks voorzienvan een werkplan en een daaraan gerelateerde outputplanning.De personele inzet omvat 5 fte per jaar.

FocusDe toenemende complexiteit van gebouwen en bouwprocessen, zowel in functionele, technische als inorganisatorische en juridische zin, leidt tot de participatie van meer specialisten en versterkt de fragmentatievan product, proces, techniek en organisatie. Succesvolle integratie op sturingsniveau van bouwprocessenvraagt inzicht in de verschillende functies in het bouwproces (opdracht, ontwerp, uitvoering en toelevering)en de daarvoor geëigende organisatievormen en besturingsmechanismen.Binnen het onderzoeksprogramma ‘Project Management’ zijn twee projecten opgenomen:bouwprocesinnovatie en ontwerpmanagement. Bouwprocesinnovatie is gericht op vernieuwing vanorganisatie en sturing van het integrale bouwproces.De ontwikkeling van nieuwe contract- en samenwerkingsvormen in relatie tot risicoanalyse en -beheersing isnoodzakelijk om in te spelen op veranderingen in de vraagzijde van de markt. Het denken in prestatiesvraagt om kennisontwikkeling op en modellering van uiteenlopende functionele aspecten vangebruiksprofielen en bouwobjecten. Ontwerpmanagement is een relatief nieuw domein dat hier onderdeelvan uitmaakt. Noch in termen van onderzoek, noch vanuit de beroepspraktijk is er veel kennis over hoebouwkundige ontwerpprocessen kunnen worden ontworpen en bestuurd.

PrestatieniveauIn het programma worden nieuwe concepten ontwikkeld voor integrale ontwerp- en bouwprocessen en hetontwikkelen van modellen en instrumenten voor de inrichting en besturing van deze processen in devoorbereidings- en uitvoeringsfase, gebaseerd op moderne management- en ontwerptheoretische inzichten.Het gewenst prestatieniveau is gebaseerd op de (internationale) afstemming en samenwerking met:! Design School of the Harvard University Boston USA (Pollalis c.s.)! Tokyo Metropolitan University, Faculty of Architecture (Fukao c.s.)! University of Reading Faculty of Construction Management (Gray c.s.).! Ga. Tech Atlanta Construction Technology Group! Loughborough Univ. Construction Management Group (Baldwin & Mc Caffer)

Interne en externe relatiesEr wordt geparticipeerd in het kenniscentrum Bouwprocesinnovatie (TU Delft, Bouwkunde) en in deprogrammering van de ARTB. Samenwerking binnen de TUD vindt plaats verschillende afdelingen van defaculteit Bouwkunde, met het OTB en met CITG (de Ridder, Smook c.s.).Buiten de TUD wordt er samengewerkt met de faculteit Bouwkunde TUE, met ADMS (van Aken enTimmermans c.s.), met de faculteit Bedrijfskunde TU Twente, met TNO Bouw (Dekker c.s.), met deonderzoeksafdeling van VROM en met de Rijksgebouwendienst.

Bijdrage aan het thema en aan het primaire proces van de faculteitHet onderzoekprogramma Project Management levert een bijdrage aan de missie en ambitie op thema- enfacultair niveau door de ontwikkeling van instrumentarium en modellen voor de integrale aansturing van hetontwerp- en bouwproces in relatie tot veranderingen in zowel vraag- als aanbodzijde van de markt opobjectniveau.In het Mastersprogramma Project Management ligt de focus op het sturen van het ontwerp enrealisatieproces in de utiliteitsbouw. Hierbij wordt enerzijds veel aandacht besteed aan de relatie tussenarchitectuur, kwaliteit en kosten, en anderzijds aan de andere vaardigheden voor het managen vancomplexe projecten zoals sociale vaardigheden, onderhandelingstechnieken, klantgerichtheid, vermogen totsamenwerken en omgaan met tegengestelde belangen. De thematiek van het Masterprogramma ProjectManagement is nadrukkelijk gerelateerd aan de hoofdonderzoeksprojecten Building Process Innovation en,Design Management en Cost / Quality. Dit komt naast het verplichte onderwijsprogramma ook tot uiting inde organisatie en uitwerking van de verschillende Masterateliers.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 28

2.5.4 PROGRAMMA 4: MANAGEMENT FUNDAMENTALS

Algemene informatieProgrammaleider is prof. Ir. H. de Jonge. De looptijd is 5 jaar. Jaarlijks wordt een gedetailleerde(output)planning gemaakt. De personele inzet omvat 5 fte per jaar.

FocusHet thema Real Estate and Project Management wordt enerzijds gevoed door Bouwkundig- en anderzijdsdoor Managementonderzoek. Het toeleverende bouwkundig onderzoek kan op hoofdlijnen wordenteruggevonden in de andere onderzoeksthema's van de faculteit. Op de drie managementthema’s Recht,ICT en Economie wordt een eigen onderzoeksprogrammering vormgegeven, waarbinnen op fundamenteel-theoretisch niveau onderzoek wordt gedaan vanuit een bouwkundige invalshoek naar de grondslagen vandeze managementthema’s. Dit onderzoek krijgt grotendeels vorm middels een inhoudelijke vervlechting enparticipatie binnen de drie hoofdprogramma's van het werkverband.ICTIn het subprogramma ICT vindt onderzoek plaats naar de theoretische grondslagen van deinformatietechnische modellering en besturing van bouwkundige processen, alsmede de met het oog opbesluitvormingsondersteuning gerichte modellering van bouwkundige objecten. Binnen dit programma wordtaansluiting gevonden bij de domeinen ontwerptheorie, operations research en besluitvormingstheoriebinnen zogenaamde multi -stakeholders environments.EconomieDe specifieke probleemstelling binnen dit onderzoek richt zich enerzijds op een kostentechnischemodellering van bouwkundige objecten op dusdanige wijze dat deze consistent in alle fasen van hethuisvestingsproces bruikbaar is, en anderzijds op een dusdanige specificatie van bouwkundigarchitectonische kwaliteit dat deze hanteerbaar is binnen een financieel economisch kader. Daarnaast komtbinnen dit programma de financiële modellering van investerings-, ontwerp- en beheersbeslissingen aan deorde. De modellering wordt gecompleteerd met een financieringsconstructie om de synchronisatie vanopbrengsten en uitgaven in de tijd te verbeteren.RechtHet subprogramma Recht richt zich op de publiek- en privaatrechtelijke aspecten van bouwprocessen envastgoed. Centrale probleemstelling binnen dit onderzoek is de interpretatie, ontwikkeling en implementatievan relevant juridisch instrumentarium voor moderne en innovatieve bouworganisatievormen, zoalsbijvoorbeeld Publiek Private Samenwerking; complexe multidimensionale ontwikkeltrajecten (HSL,Snelwegen, Stationsgebieden, grootschalige stedelijke herstructurering); en bij bijzondere maatschappelijkeprobleemstellingen, zoals duurzaamheid.

PrestatieniveauHet gewenst prestatieniveau is gebaseerd op de (internationale) afstemming en samenwerking met MITMassachusetts USA, ETH Zürich (Gerhardt Schmidt) en TUE, Groep Ontwerpsystemen (Henri Achten).

Interne en externe relatiesSamenwerking vindt plaats met de Universiteit Leiden en de Erasmus Universiteit Rotterdam. Binnen deTUD wordt met name samengewerkt met de faculteiten TBM en CITG, die mede-partners zijn vanBouwkunde in het OTB.

Bijdrage aan het thema en aan het primaire proces van de faculteitHet onderzoekprogramma Project Management levert een bijdrage aan de missie en ambitie op thema- enfacultair niveau door de ontwikkeling van instrumentarium en modellen voor de integrale aansturing van hetontwerp- en bouwproces in relatie tot veranderingen in zowel vraag- als aanbodzijde van de markt opobjectniveau.De input van het ‘fundamentele gereedschap’ van de bouwkundig ingenieur zal met name in debachelorsfase plaats vinden. De toepassing van het instrumentarium ingekaderd in de probleemvelden waarhet thema zich op richt zal met name in de mastersopleiding plaats vinden.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 29

2.6 Crossdisciplinaire programma’s: VIP’s

De vernieuwing van het onderzoek zal voor de faculteit zowel betrekking hebben op het onderzoek in deafdelingen, die disciplinair en constant van aard zijn, als op het brede (inter)facultaire onderzoek in ValidatedIntegrating Programs. (VIP’s). In deze interdisciplinaire programma’s participeren onderzoekers vanuitverschillende thema’s. De VIP’s hebben een korte looptijd en een concreet karakter.The faculty will continue its unique and experimental research project the Architectural Intervention as avalidated integrated program named “Design Theory / Research by Design”.VIP’s zijn bij uitstek programma’s waarmee de samenhang en –werking met collega-faculteiten vorm krijgen,bijvoorbeeld in DIOC’s. In de keuze van VIP’s wordt aansluiting gevonden bij TU-brede onderzoeksthema’sen bij de unieke kracht van de faculteit. Deze selectie is daarbij gebaseerd op een eerdere Bouwkunde-rapportage van de commissie “Cross disciplinair onderzoek” en de onderzoeksconferentie van 11 mei:

1. Transformations: the sustainable city of the new economy2. Design computation and multimedia3. Design theory / research by design: the Architectural Intervention “continued”

De VIP’s worden volgend op de themaprogramma’s uitgewerkt in de tweede helft van 2001.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 30

Strategiekatern

3.1. Introductie

3.1.1. De portfolio opdracht in de TU Delft

In de eerste maanden van 2001 heeft de Technische Universiteit Delft de basis gelegd voor een nieuwestrategie.1 De ambitie is geconcretiseerd in de metafoor een van de vijf beste technische universiteiten terwereld te willen zijn. Deze doelstelling heeft geleid tot de conclusie dat research op topniveau centraal moetstaan. Het verrichten van excellent onderzoek is leidend voor de TU Delft en heeft goed en uitdagendonderwijs als resultante. Ook is geconcludeerd dat er keuzen moeten worden gemaakt bij de invulling vanonderwijs en onderzoekprogramma’s. Het keuzeproces richt zich in deze fase van de strategievormingprimair op de portfolio van onderzoeksactiviteiten. De faculteiten geven zelf hun proces vorm, stellen zelfrelevante prestatiemaatstaven en ambities, maken zelf portfoliokeuzes en ontwerpen zelf een actieplan ophoofdlijnen. Er is voorzien in externe toetsing van de voorstellen van de faculteiten. Op basis van de inputvan de faculteiten zal de TU Delft vervolgens een universiteitsbrede strategie beschrijven.Doel van het traject is om te focussen, versnippering van onderzoek(sbudgetten) tegen te gaan en omruimte te creëren om de gekozen focus met nieuw onderzoek te ondersteunen. De denklijn is dat ruwweg25% van het interne budget wordt vrijgemaakt en ingezet in een facultair voorstel voor het versterken van tebehouden huidige activiteiten of het starten van nieuwe activiteiten.In de komende maanden wordt het TU-brede portfolio ontwikkeld in afstemming tussen de faculteiten. In ditstadium ligt de aandacht op visie, inhoud en ambitie. In latere fase wordt TU-breed beslist over de snelheiden financiering van de transitie.

3.1.2. De opgave voor de faculteit Bouwkunde

Iedere faculteit in de TU Delft neemt een eigen positie in gerelateerd aan haar domein. Via research,onderwijs en maatschappelijk impact wordt een bijdrage en meerwaarde geleverd aan de TUD. De positievan de faculteit Bouwkunde is in de TU Delft een specifieke: concipiërend, ontwerpend, integrerend enconstruerend vanuit een sterke maatschappelijke en culturele oriëntatie.De focus van 2000-2001 ligt op een curriculumherziening die ons geschikt en sterk maakt voor het nieuweBachelor/Master stelsel per september 2002: dit vergt grote aandacht van de gehele faculteit.In de afgelopen paar jaar is het profiel en de positie, de structuur en sturing van de faculteit onderwerpgeweest van een reeks strategieconferenties. Zo is eind december 2000 ook een start gemaakt met deherijking van het wetenschapsdomein Bouwkunde dat uiteindelijk moet leiden tot het leerstoelenplan van detoekomst. Het TU Delft onderzoeksportfolio traject past in de route die Bouwkunde volgt. Het brengt eennuttige versnelling te weeg. Wel is zorg vereist voor de juiste dosering van de lopende en nieuweontwikkeling in de facultaire organisatie en gemeenschap.Voor Bouwkunde is de portfolio opgave daarom: een nieuwe positieformulering van het facultaire onderzoekin relatie tot het toekomstige opleidingsprofiel. Een organisatie- en sturingsconcept dat de doelstellingen kanwaarborgen en een verantwoord human talent management. Samenhang, timing en realisme doen ertoe.In het mei 2001 heeft een vervolg op de strategieconferentie van december plaats gevonden. Centraalstonden de keuzen die leiden tot een portfolio van de faculteit met een focus op onderzoek. Destrategieconferentie is voorbereid door de (interne) Commissie Portfolio Bouwkunde.2 Inzet was hetbijeenbrengen van input voor de vervolgwerkzaamheden van de commissie. De bevindingen van decommissie zijn uitgemond in het eerste katern van voorliggende rapportage; de Portfolio Bouwkunde TUDelft.

3.1.3. Status en vervolg

Deze rapportage betreft een tussenbalans in een proces van visievorming en latere implementatie. De indeze rapportage voorgestelde structuur van het onderzoek van de faculteit Bouwkunde is in lijn met eerderin gang gezette en gedragen ontwikkelingen. Het managementteam van de faculteit (overleg van

1 Voogd, dr. N. de; Op Weg Naar De Top, concept maart 2001.2 Deze commissie op uitnodiging van de decaan bestaat a titre personel uit de volgende personen: Hans de Jonge, Dirk Frieling, JanRots, Frits van Voorden en Leen van Duin. Alexander Tzonis heeft zich bereid verklaard op te treden als adviseur. De commissie wordtvoorgezeten door Hans Beunderman. Het secretariaat van de commissie berust bij het stafbureau; Herman Schoffelen en Bart vanLeijen.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 31

afdelingsvoorzitters) ondersteunt deze voorstellen voor herstructurering. Nieuw zijn de inhoudelijkeprogrammakeuzen. Brede raadpleging van de inhoudelijke voorstellen heeft in de ontwikkelfaseplaatsgevonden in de strategische forumconferentie van hoogleraren en universitair hoofddocenten, 11 mei2001. De inhoudelijke keuzen die op basis van die raadpleging nu door de Interne Commissie PortfolioBouwkunde worden voorgesteld vragen om een externe ijking. Hiervoor zal in eerste instantie the ExternalReview Committee Portfolio Bouwkunde3 zorg dragen. Ook intern is een eerste integrale ijking enspecificatie van voorstellen nodig. De inhoudelijke voorstellen in deze rapportage worden in de faculteitbesproken. De sturingsvoorstellen en de conclusies over onderzoeksparticipatie van wetenschappers indeze rapportage vragen overleg met de medezeggenschapsorganen.Binnen de TU Delft vindt nog overleg plaats over de samenhang tussen faculteiten. Op basis van dezeexterne en interne advisering zal de faculteit Bouwkunde een definitieve rapportage uitbrengen aan hetCollege van Bestuur van de Technische Universiteit Delft.Uiteindelijk zal dit alles leiden tot de formele vaststelling van het nieuwe onderzoeksprogramma en hetimplementatieproces door de decaan van de faculteit Bouwkunde in het najaar 2001. Het succes van elkeorganisatieontwikkeling is een functie van kwaliteit, maar ook van draagvlak. De directe betrokkenheid vande facultaire gemeenschap heeft er toe geleid dat implementatie van enkele voorstellen al tijdens het proceskon plaatsvinden.

Conclusie 1: De faculteit Bouwkunde maakt deel uit van de strategische, generieke ambitie van deTechnische Universiteit Delft en zal hieraan bijdragen via een vertaalslag van het eigen domein enpositie, naar een sterke competentie van de TU Delft als instituut voor technisch wetenschappelijkontwerpen. De opgave voor Bouwkunde is om vanuit het verleden en nu een grote sprong vooruit temaken met haar onderzoeksbasis. Met een perspectief voor de lange termijn en met een realistischebenadering van de aanpak in de tijd. Deze rapportage biedt visie en verrijking en is een belangrijkestap voor eerste consolidatie in de TU. De toetsing, uitwerking, implementatie en monitor volgen.

3 Deze externe commissie op uitnodiging van de decaan en voorzitter CvB bestaat uit de volgende personen:Prof. Drs. A.L.L.M. Asselbergs, Head Netherlands Department for Conservation (RDMZ); Dr. ir. B. Veltman, Chairman Advisory Councilfor Science and Technology Policy (AWT); Ir. W. Neutelings, Neutelings-Riedijk Architects; Prof. Dr. Ing. Hans-Wolf Reinhardt, Institut fürWerkstoffe im Bauwesen, Universität Stuttgart; Prof. William J. Mitchell, B.Arch., M.A., M.E.D., Dean, School of Architecture and Planning,Massachusetts Institute of Technology ; Prof. Dr. V. Lampugnani, Dean Departement Architektur Department, EidgenössischeTechnische Hochschule Zürich.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 32

3.2. De aanloop

3.2.1. Voorgeschiedenis

Bouwkunde is in 1904 als zelfstandige afdeling voortgekomen uit de Afdeling Civiele Techniek van deTechnische Hogeschool Delft (TH-Delft) en verzorgde onder die naam de opleiding tot architect4. In 1948ontstaat naast de afstudeerrichting Architectuur ook de afstudeerrichting StedeBouwkunde. In 1972 gevolgddoor de afstudeerrichting Volkshuisvesting. In 1966 wordt ook aan de TH-Eindhoven een afdelingBouwkunde opgericht met een zwaartepunt in onderzoek en techniek. Tussen 1969 en 1982 heeft hetonderzoek van de Afdeling Bouwkunde TH-Delft vooral een politiek/maatschappelijke oriëntatie. In 1985wordt het (interfacultaire) onderzoeksinstituut OTB opgericht, onder directie van prof.dr.ir. Hugo Priemus.Vanaf 1986 worden de (drie) technische hogescholen in Nederland Technische Universiteiten genoemd. DeAfdeling der Bouwkunde heet vanaf dan faculteit (der) Bouwkunde. In 1982 komt het onder invloed vanoverheidsbezuinigingen tot een taakverdeling in het universitaire onderzoek voor de bouw: de faculteitCiviele Techniek legt zich toe op de natte bouw en het construeren, de faculteit Bouwkunde Eindhovenontwikkelt vooral de bouwtechnische specialisatie en de faculteit Bouwkunde Delft richt zich op hetontwerpen in haar maatschappelijke context. In 1989 wordt deze verdeling ongedaan gemaakt. Beidefaculteiten Bouwkunde krijgen opdracht om een gelijkwaardige technisch/ wetenschappelijke opleiding teontwikkelen over de volle breedte van de bouwopgave.

De faculteit Bouwkunde maakt op dat moment voor de tweede maal in haar bestaan een sterke groei doorvan studenten aantallen (van 2000 naar meer dan 3000 in tien jaar). De faculteit kiest er voor de opdrachtvorm te geven door het Maastrichtse model ProbleemGeorienteerd Onderwijs (PGO) te introduceren en hetontwikkelen van twee nieuwe afstudeerrichtingen: Bouwtechnologie en Bouwmanagement &Vastgoedbeheer. Het onderwijssysteem van de faculteit lijkt grote aantallen studenten te kunnenaccommoderen en wordt tot voorbeeld genomen door meerdere andere architectuur opleidingen,waaronder Barcelona en Birzeit. In 1990 wordt de postdoctorale architectuuropleiding The Berlage Instituteopgericht later gevolgd door de PAS (Postacademische opleiding van Architecten en Stedebouwkundigen.)De faculteit levert in beide gevallen de eerste directeur; prof.ir. Herman Hertzberger en prof.ir. Dirk Frieling.The History Department and the DoCoMoMo jointly constituted in 2000 the Institute of History of Art,Architecture and Urbanism (IHAAU), within our Faculty.

Conclusie 2: De faculteit heeft naam gemaakt als een brede ontwerpgerichte universitaire opleiding.Vanuit deze historische uitgangspositie is een versnelling nodig naar een meer technischwetenschappelijk onderzoeksprofiel.

4 Baudet, H., De lange weg naar de Technische Universiteit Delft, Den Haag, Sdu, 1992.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 33

3.3. Positie en ambitie

3.3.1. De BOUWKUNDE league

In 1999 introduceert het College van Bestuur TU Delft de “top vijf” metafoor voor de universiteit. Zij geeftdaarmee uitdrukking aan de wens op wereldniveau te willen behoren bij de gerenommeerde technischwetenschappelijk instellingen. Vergelijking met benchmark partners als MIT en Harvard brengt een nieuwconcept voort: research based education. Deze signalen zijn voor de faculteit aanleiding zich te bezinnen ophaar internationale positie, maar ook op de functie van haar onderzoek voor het onderwijs.De faculteit Bouwkunde heeft een goede reputatie, zeker internationaal; de positie is haast tevanzelfsprekend. Zoomt men in dan blijken ook de schaduwkanten en de noodzaak tot verbetering. Hetbespreekbaar maken van kwaliteit is noodzakelijk. Daarbij veranderen het speelveld en de spelregelsvoortdurend, zo blijkt onder meer uit de invoering van het Bachelor/Master stelstel.In het TU Delft onderzoeksportfoliotraject is de verkenning van de karakteristieke ambities en reputaties vande top league een goed instrument om de eigen positie in een peerdialoog te bespreken en te ijken.Samenwerking, kruisbestuiving en onderling leren zijn belangrijke stimuli in de academische wereld.De faculteit heeft zich georiënteerd en komt tot eerste conclusies:1. het profiel van een research- en ir-opleiding met Architecture, Urbanism, Building Technology

en Real Estate & Project Management5 komt in deze samenhang komt weinig voor in het internationale veld.

2. Voor verwante instituten als ETH/MIT/TUD/TUE geldt generiek dat de Bouwkunde faculteiten door hun integrerende αβγ karakter een bijzondere positie innemen ten opzichte van de sectorale research faculteiten. De waardering is “cultuur”-bepaald.

3. Per cluster is de focus en dus ook de peergroep verschillend (zie onderstaande figuur).4. In een aantal gevallen zijn de vergelijkingsrelaties vrijwel op individueel niveau. Ook bouwkundeheeft enkele unique selling points.

Gesprekken in binnen- en buitenland leveren de volgende contouren op van de ‘TOP 5” voor Bouwkunde(zonder rangorde.)

5 Real estate & Project Management wordt in deze rapportage steeds gebruikt in de brede betekenis van het woord dus inclusief

Volkshuisvesting

Delft Universityof Technology

Delft Faculty ofArchitecture

MIT ETH Zurich Ann Arbor Georgia Tech Stanford

MIT ETH Zurich Barcelona Harvard Venetie

Top 5 – internationale benchmark Bouwkunde

ETH ZurichFaculty of Architecture

MIT School ofArchitecture & Planning

MIT ETH Zurich Harvard TUD AA London

USA league: Harvard Yale Berkeley Princeton Columbia

Europe league: ETH Zurich TUD Barcelona Venetie Aken

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 34

3.3.2. Ambitie en indicatoren

Uit de oriëntatie blijkt dat de reputatie in hoge mate door “peer-say” bepaald wordt. In het domein vanBouwkunde blijken klassieke science instrumenten zoals publicatie indices en impactscores beperktbruikbaar. De positie blijkt uit een samenstel van academische statuur, onderzoek- en onderwijspositie enmaatschappelijke impact. Indicatoren die door peers genoemd worden zijn:1. rate of application / acceptance of students as a market indicator2. faculty potentials/applications/appointments (are they TOP applicants)3. awards, committees, special commissions4. “by discussion”respect by peers5. famous alumni, famous faculty staff, setting the agenda (academic/professional/political/ societal-cultural

impact)

Op het gebied van stedebouw, architectuur en landinrichting heeft Nederland een grote naam in de wereld.Historisch gezien is die naam gevestigd in de zeventiende eeuw met de wereldberoemde grachtengordelvan Amsterdam. In de twintigste eeuw heeft Nederland regelmatig invloed uitgeoefend op de ontwikkelingvan de architectuur. In het eerste kwart van deze eeuw gebeurde dat via kunstenaars en ontwerpers alsMondriaan, van Doesburg, van Eesteren (CIAM) en Rietveld. Halverwege de eeuw maakten van de Broek &Bakema en Aldo van Eyk school. Recent doet wederom een aantal Nederlandse architecten internationaalvan zich spreken: Rem Koolhaas, Ben van Berkel, Adriaan Geuze, Winy Maas, Pi de Bruijn, FrancienHouben. De ‘Green Heart Metropolis’ geniet stedebouwkundig internationaal faam.

De faculteit Bouwkunde scoort dan ook sterk op een aantal van bovengenoemde indicatoren:! Rijksbouwmeesters aan de faculteit verbonden.! Oud hoogleraren van naam.! Een keur aan hoogleraren en gasthoogleraren met internationale uitstraling. Competitions and awards:

Professor Max Risselada for his contribution to and curatorship of the Dutch entry for the InternationalArchitecture Biennale in Saõ Paulo and the Delft University Fund’s Leermeesterprijs 2000 (‘Mastersprize 2000’). TheJapan Foundation Prize to professor Arie Graafland. The architecture studentassociation Stylos has been awarded the IFD prize in honour of their innovative use of techniques andcomponents for Industrial Flexible and Demountable construction in the new STYLOS pavilion. In 1998Stylos also received The Rotterdam Maaskant award. The Royal Dutch Shell award to prof. JoanKristinsson. The Kho Liang Le award prof. Mick Eekhout for Prinsenhofzaal Delft.

! En niet te vergeten veel belangstelling van studenten, nationaal en internationaal.

Internationale allianten afdelingen Bouwkunde

Architectural Design

BuildingTechnology

Urbanism Housing & RealEstate Science

MITETH

BarcelonaHarvardVenetieMilaan

BerkeleyPrinceton

Tokyo

MITBerkeley

BarcelonaWenen

Carnegie MellonGeorgia Tech

HongkongBerlin

Trondheim

MITETH

BarcelonaParijs

VenetieMilaanBerlin

Sao PaoloRome

MITHarvard

ArlingtonSpringfield

TokyoSao Paolo

TainanTUE

Brussel

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 35

De faculteit heeft sinds haar ontstaan internationaal naam gemaakt.Uit de oriëntatie met onder meer MIT en ETH blijkt echter ook dat de faculteit in vergelijking een zwakkereresearch base heeft, een geringer aantal PhD plaatsen en een minder ontwikkeld research climate forWP/promovendi en students. Bovendien hechten MIT en ETH een groter belang aan publiceren.

Conclusie 3: Bouwkunde telt internationaal en is bekend. Bouwkunde wil deze positie meerexpliciteren, dit vraagt om uitwerking en vervolg in samenwerking met onze peer-colleagues.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 36

3.4. Context

3.4.1. Interne scan. De prijs voor populariteit.

De stijging van 2000 naar meer dan 3000 studenten in tien jaar, betaalt de faculteit met toenemende druk ophaar voorzieningen, naijlen van investeringen en in toenemende overhead in haar onderwijsorganisatie. Dituit zich in klachten van studenten en relatief lage scores op de periodieke tevredenheidsenquetes. De lofvoor het vernieuwende onderwijsconcept en de opzet van de basis gaat ook gepaard met verzoeken omflexibiliteit, variatie en een grotere intellectuele uitdaging. Risico-signalen zijn er ook bij de staf: “educationdrives out research”. De ICT kern blijft achter en het gebruik van het gebouw vraagt een vernieuwendeimpuls (zie bijlage: conclusies en aanbevelingen van de visitatiecommissie). De faculteit besluit tot een“CURVE” naar een nieuw curriculum (zie bijlage CURVE, a summary).Het CvB wenst met de faculteit duidelijkheid over aard en omvang van de uitstroom van bouwkundigeingenieurs. Bureau Bartels krijgt opdracht een onderzoek te verrichten naar de kwantitatieve en kwalitatievevraag in de maatschappij.Halverwege twee onderzoeksvisitaties laat de faculteit haar onderzoek screenen (zie bijlage MidTermReview, a summary). Duidelijk wordt dat drie zaken om versterking vragen. De presentatie van hetonderzoek vindt plaats zonder voorselectie en focus. De krachten van de faculteit zijn wijd verspreid en nietgebundeld. De unieke kwaliteiten van de faculteit blijven veelal impliciet en onderbelicht.De Bouwkunde Vaste Commissie voor de Wetenschapsbeoefening (VCW) onderschrijft dezeconstateringen en doet aanbevelingen (zie summary) die belangrijke bouwstenen aandragen voor dezerapportage.

3.4.2. Bouwkunde beweegt

De faculteit onderneemt in 1999/2000 actie voor het geheel van onderwijs, onderzoek en organisatie in driestrategische conferenties onder de noemer “Ruimte voor Bouwkunde”. In de eerste strategiebijeenkomstwas het opnieuw bepalen van de positie van de faculteit aan de orde6. A number of daring scenarios thathave been drawn up confronted us with a variety of possible futures for the faculty, which ranged from ajumbo-scale school, a network Faculty, extending to an almost virtual institution, capable of arranging andcertifying academic learning and research from any location. The conclusion was evident. If there is onereason for the existence of our establishment at the Berlageweg 1 in Delft, then it has to be the quality of thecommunity and its communications. The inspiring interaction that takes place between individuals, incombination with the life-long facilities provided by the wonderful Van den Broek and Bakema Building.De tweede strategiebijeenkomst was gericht op de bespreking van de ingrediënten voor een consistente strategie:het wetenschapsgebied Bouwkunde en Onderwijsvormen en uitstroomprofielen, met nadruk op het profiel van debouwkundige ingenieur in de toekomst7.In de derde strategiebijeenkomst is het missiedocument Ruimte voor Bouwkunde besproken en een eersteverkenning van het CURVE traject8.

Met deze drie conferenties is in 1999 de bandbreedte van de faculteit duidelijker bepaald. In het bijzonder is er opgewezen dat:

! De Nederlandse identiteit van de faculteit is een krachtig vertrekpunt voor het ontwikkelen van haarinternationale positie; internationalisering niet als verdunning maar als wetenschappelijkeconfrontatiestrategie.

! De kerncompetentie van de bouwkundig ingenieur bestaat in ontwerpend onderzoek op technischwetenschappelijk niveau.

! De interne kwaliteiten van de faculteit moeten worden zeker gesteld bij het aangaan van deinternationale uitdaging.

! Speerpunten liggen bij de primaire processen onderwijs, onderzoek, en maatschappelijkebetrokkenheid; de kwaliteit van alle medewerkers is daarbij een kritische succesfactor.

! ICT(O) behoeft een ontwikkelingsimpuls, waarbij is gesteld dat ICT(O) steun geeft aan de primaireprocessen, geen doel op zich is.

Naast deze conferenties is er ook aandacht voor het nieuwe sturingsmodel van de faculteit.

6 In de Haagse Lobby, stafbureau Bouwkunde, 1999

7 Teylers, stafbureau Bouwkunde, 1999

8 99CC, stafbureau Bouwkunde, 2000

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 37

materiaal

tijd

ruimte

BOUWKUNDEstad enregio

gebouw inomgeving

componenten detail

Van vakgroepen, via werkverbanden naar afdelingen. Van een vertegenwoordigende bestuursvorm naarintegraal management.De Route 99 gaat over in een traject met veel aandacht voor noodzakelijke onderwijsvernieuwing en tweeCURVE conferenties. De strategieconferentie 2000 vormt een slotakkoord met een eerste verkenning vanhet wetenschapsgebied ter voorbereiding van een nieuw leerstoelenplan9.De matrix is een weergave van het wetenschapsgebied van de Bouwkunde. De focus van de huidigehoogleraren en universitair hoofddocenten is aangegeven. Het geeft een indicatie voor sterke en zwakkeplekken, samenwerkingsopties en afstemmingsopgaven.

Deze conferentie is tevens een opmaat voor het TU Delft strategietraject dat resulteert in deze rapportage(zie bijlage Ontwerpvragen en bijlage Onderzoeksvragen).

3.4.3. De externe scan

De interne X-ray is nuttig om goed inzicht te hebben in de eigen vertrekpositie (sterkten/zwakten). Maar hetkan niet het enige instrument zijn als basis voor strategische keuzen. Een omgevingsoriëntatie is vitaal omde faculteit te enten op de maatschappelijke ontwikkelingen en vraagstukken. Dit geldt zeker voor hetdomein van Bouwkunde.

De faculteit heeft daarom onder meer de volgende externe input in haar portfoliotraject betrokken:" Trends in Technologie een exploratie (Adviesraad voor het Technologiebeleid TU Delft, ARTD), Delft

december 2000" Ruimte maken, ruimte delen. 5e Nota Ruimtelijke Ordening (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke

ordening en Milieubeheer), Den Haag jan. 2001" Bouwen op kennis. Rapportage Verkenningscommissie Bouw (Adviesraad voor het Wetenschaps- en

Technologiebeleid), Den Haag maart 2000" Onderzoeksprogramma 1997-2002 Onderzoeksinstituut OTB Technische Universiteit Delft, Delft

december 1996" De vraag naar bouwkundige ingenieurs vanuit de beroepspraktijk, een tussenrapportage, Bureau

Bartels, maart 2001

Een illustratie vormt de rapportage van de verkenningscommissie Bouw van de Adviesraad voor hetWetenschaps- en Technologiebeleid Bouwen op kennis.Hieruit valt te lezen dat er grote kennisbehoefte is op terreinen die al deel uit maken van de portfolioBouwkunde:! Bouwprocesintegratie (ICT-toepassingen / concurrent Engineering / evaluatiemethoden van ontwerpen)! Contractvorming (kennis van andere contractvormen / risicoanalyse en risicobeheersing / vorming van

contracten)! Management op projecten (bouwmanagement / sociale vaardigheden / bedrijfscultuur)

9 Stratregieconferentie 15 december, stafbureau, 2001

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 38

! Industrieel bouwen (systeemontwikkeling / verbindingstechnologie / uitvoeringstechnologie)! Ontwerpen (functionele vereisten / ontwerpmethodologie / effectenanalyse)! Duurzaamheid (materiaalextensivering / energie-extensivering, hergebruik reststoffen)! Onderhoud en inspectie (lange termijngedrag materialen en installaties / niet-destructief onderzoek /

ontwikkeling renovatietechniek / moderne onderhoudstechnologie)

Enkele belangrijke indicaties voor focus van aandacht zijn:Maatschappelijke issues

! Het orthodoxe mobiliteitsvraagstuk! Design Methodologie! Quality of life door schoon, natuurlijk milieu en een veilige leefomgeving: duurzaamheid! Grootschalige infrastructuren en processen op gebieden van watermanagement, duurzame

woonvormen, mobiliteit en transport5e Nota Ruimtelijke Ordening

! Nationale landschappen! Stedelijke netwerken! Water/beheer! Intensief ruimtegebruik

Bouwen op Kennis.! Deltatechnologie (kennis van kusten, rivieren en bodem)! Overheidsinterventie, Beïnvloeding en besluitvorming! Bouwprocesintegratie, Contractvorming, Management op projecten! Industrieel en flexibel bouwen! Ontwerpen (functionele vereisten / ontwerpmethodologie / effectenanalyse)! Duurzaamheid (materiaalextensivering / energie-extensivering, hergebruik reststoffen)! Portfoliomanagement, onderhoud en inspectie

OTB Onderzoekprogramma 1997-2002! Duurzaamheid; milieuaspecten! Mondialisering van de economie! Demografische en sociaal-culturele veranderingen! Ruimtelijke veranderingen / toenemende mobiliteit! Veranderingen in de productiestructuur en -verhoudingen

Onderzoek bureau Bartels! Complexe projecten en planprocessen! Duurzaamheid ook in het ontwerpproces! Interdisciplinaire aanpak en communicatie! Natuur en landschap/ reconstructie landschap! Intensivering ruimtegebruik/ herstructurering/ hergebruik van de ruimte! Integratie ontwerp, onderhoud en beheer

0102030405060708090

100

portfolio

managem

ent

beinv lo

eding &

bes lu

i...

onderhoud, i

nspec tie

deltate

chnologie

overheid

s inte

rventie

contrac tv

ormin

g

indus tr i

eel bouw

en

proje

c tmanagem

ent

duurzaam

heid

ontwerp

en

bouwpro

ces inte

gratie

ken n is

be lan g

Welk thema acht de bouwsector van belang?

Is er voldoende kennis over dit thema?

Onderzoek arbeidsmarkt B.I.’s / AWT verkenningscie. BOUW

INDICATIE: kansen daar waar de faculteit Bouwkunde sterk is

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 39

! Meer kennisuitwisseling ontwerpers en uitvoerders

Het arbeidsmarktonderzoek van Bureau Bartels is gericht op verkenning van het toekomstig profiel en deomvang van de vraag naar Bouwkundig Ingenieurs (BI). Uit een tussenrapportage blijken ontwikkelingen opde arbeidsmarkt een toenemende vraag naar stedebouwkundigen, bouwtechnologen en bouwmanagers totgevolg te hebben. Daarnaast constateert Bureau Bartels voor architecten een vervangingsvraag bij deoverheid en een uitbreidingsvraag in de private sector.

Conclusie 4: Tussenbalans: windows of OpportunityBouwkunde heeft in haar activiteiten range (onderwijs, onderzoek en maatschappelijkebetrokkenheid) vele elementen waarvan het belang extern wordt onderschreven: ontwerpen,levensduur, benadering, procesoptiek, actuele thema’s zoals de Deltametropool enmobiliteitsesthetiek. Andere omgevingssignalen en vragen verdienen analyse en nadere keuze.Bouwkunde heeft de ontwikkelingskoers in de afgelopen twee jaar uitgezet en versnelt nu.Opdracht, opgave, positie en omgevingsverkenning zijn toegelicht als factoren bij strategievormingen vertrekpunt bij de portfolio ontwikkeling. Onderdelen van het totale beeld van Bouwkunde in dekomende 25 jaar tekenen zich af. Het onderzoeksportfoliotraject brengt een extra momentum teweeg om het beeld te completeren naar een research based faculteit met uitstekend onderwijs enmaatschappelijke impact als resultante: het beoogde eindresultaat!

Processchets portfoliotraject faculteit Bouwkunde

Strategieconferentie15 december 2000

Arbeidsmarkt BIBUREAU BARTELS

Internationale AlliantiesBenchmarkingTOP 5

Onderzoeksconferentiejuni 2000

MIDTERM REVIEW

CurriculumvernieuwingCURVE

strategieconferentie11 mei 2001

Tussenbalans PortfolioBouwkunde

External review committee Dwarsverband /cie Dewilde

PortfoliokeuzeBouwkunde

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 40

3.5. Portfolio analyse

3.5.1. Inleiding

Het Onderzoeksprogramma van de Faculty of Architecture 1999-2003 vormt de basis voor de analysevan het huidige onderzoek van de faculteit. Met de MUB (Modernisering Universitair Bestuur, 1997)kwamen de vakgroepen te vervallen en moest gezocht worden naar een nieuwe structuur voor hetonderzoeksprogramma van de faculteit. Er is toen gekozen om aan te sluiten bij de organisatorischestructuur in werkverbanden (afdelingen.) De faculteit heeft 16 werkverbanden (afdelingen) waarbinnenzich circa 32 leerstoelen bevinden. Elk programma kent één of meerdere thema’s waarbinnen één ofmeerder projecten zijn geformuleerd.Voor de analyse van het huidige onderzoeksprogramma is gekeken naar de beschouwingen vanexterne “peers” (Onderzoeksvisitatie VSNU, 1997 / Midterm Review, 2000) op het bouwkundigeonderzoek. Daarnaast heeft er een interne screening plaatsgevonden op basis van onder andere deonderzoeksresultaten (output) zoals opgenomen in het Wetenschappelijk Verslag van de jaren 1998,1999 en 2000 en gegevens over de beschikbare onderzoeksinzet per project.Eerst zullen kort de hoofdbevindingen op facultair niveau aangegeven worden van devisitatiecommissie en de Midterm Review commissie. Het facultaire pilotproject de ArchitectonischeInterventie verdient een bijzondere toelichting. Daarna worden enkele grootheden rond het onderzoekvan Bouwkunde in kaart gebracht.Een omschrijving en evaluatie van de huidige onderzoeksprogramma’s vindt u in de bijlage ‘Portfolio-analyse’.

3.5.2. Visitatie (1997) / Midterm Review (2000) op facultair niveau

Onderzoeksvisitatie VSNU 1997:Elke 5 à 6 jaar vindt op initiatief van de VSNU (Vereniging van Samenwerkende NederlandseUniversiteiten) een onderzoeksvisitatie plaats. Een internationale commissie buigt zich over hetbouwkundig onderzoek van de TU-Eindhoven en de TU-Delft. De eerste onderzoeksvisitatie vondplaats in 1997.De visitatiecommissie beoordeelde het totale facultaire onderzoek als voldoende. Een belangrijkealgemene constatering van de commissie was dat er geen eenduidige criteria beschikbaar zijn waarophet bouwkundige onderzoek beoordeeld kan worden. Het belangrijkste deel van hetarchitectuuronderzoek (ontwerpen) kan niet beoordeeld worden met de regels die gelden voorwetenschappelijk onderzoek.De belangrijkste kritiekpunten op facultair niveau waren de versnippering van het onderzoek, het groteaantal parttime onderzoeksleiders en het gebrek aan NWO-subsidies. De commissie was onder deindruk van de kwaliteit van de publicaties en het grote aantal faciliteiten dat de faculteit te biedenheeft.

Midterm Review 2000:Vooruitlopend op de tweede onderzoeksvisitatie van de VSNU, die naar verwachting eind 2002 zalplaatsvinden, heeft het faculteitsbestuur het initiatief genomen een tussenbalans van het facultaireonderzoek op te maken. Hiertoe is een onafhankelijke, nationale commissie samengesteld, die beginmaart 2001 haar rapportage heeft aangeboden aan het bestuur.De belangrijkste kritiekpunten op facultair niveau zijn de versnippering en overlap in het onderzoek, degrote druk vanuit het onderwijs, het zwakke promotieklimaat en het gebrek aan een helderpublicatiebeleid. Verder spreekt de commissie haar bezorgdheid uit over het aantaldeeltijdhoogleraren en het feit dat voor belangrijke centrale leerstoelen lange tijd vacatures blijvenbestaan.Ten aanzien van wetenschappelijk ontwerpen constateert de commissie dat hieraan sinds deonderzoeksvisitatie op verschillende plekken binnen de faculteit aandacht besteed wordt. Belangrijk is dat ditleidt tot een heldere totaalvisie op ontwerponderzoek. Tot slot signaleert de commissie een aantal uitblinkersop het gebied van onderzoek en benadrukt dat goed onderzoek staat en valt met inspirerendeonderzoekers.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 41

3.5.3 De Architectonische Interventie. Een tweejarig pilot-project.

Het oordeel van de visitatiecommissie was in 1998 voor het faculteitsbestuur aanleiding tot nemen van hetinitiatief voor een tweejarig pilotproject gericht op ontwerponderzoek. Centraal hierbij stond de exploratie vanontwerponderzoek, ontwerpend onderzoeken, onderzoekend ontwerpen en ontwerpen alswetenschappelijke output. Het tweejarig pilotproject kreeg de naam De Architectonische Interventie en detransformatie van Nederland. De kerndoelen van het project waren:

" ontwerpend onderzoek benoembaar maken als vorm van wetenschappelijk onderzoek:stapsgewijs, met een helder vocabulaire, verifieerbaar;

" de som van de afstudeerprojecten van onze faculteit kunnen oogsten, als groeiende body ofknowledge;

" en de neerslag ervan op de Nederlandse kaart zichtbaar maken via het innovatieve InteractieveBeeldArchief.

Het project bestond uit de volgende elementen:" Zes afstudeer-/onderzoekateliers, waarin wetenschappelijke staf, promovendi en afstudeerders zich

richten op een gemeenschappelijk thema en hierover periodiek rapporteren in de vorm vanzogenaamde atelierpublicaties;

" De ontwikkeling van een Interactief BeeldArchief (IBA), waarin de ontwerpen achtereenvolgensgeregistreerd, geclassificeerd en gesystematiseerd kunnen worden;

" Twee overkoepelende wetenschappelijke Engelstalige boeken; één op het gebied van ‘Compositie’ enéén op het gebied van ‘Methodologie’;

" Internationaal congres.Tot op heden heeft dit geresulteerd in circa 10 atelierpublicaties, twee synopsissen van ‘Compositie’ en‘Methodologie’ ten behoeve van het internationale congres, een functionerend Interactief BeeldArchief (IBA)en het internationale congres Research by Design in december 2000. De nog te verwachten resultaten zijnverschillende atelierpublicaties, de twee overkoepelende wetenschappelijke Engelstalige boeken op hetgebied van ‘Compositie’ en ‘Methodologie’, een verdere operationalisatie van het Interactief BeeldArchief(IBA) en twee conferenceproceedings van het congres Research by Design.Een eerste evaluatie van het tweejarige pilotproject heeft inmiddels plaatsgevonden en was positief tenaanzien van de gemaakte vorderingen. De afstudeer-/onderzoeksateliers waren op meerder frontensuccesvol. De samenwerking tussen staf, promovendi en afstudeerders is productief gebleken omdatonderzoeksthema’s in een beperkte tijd diepgaand onderzocht kunnen worden, het afstudeerwerk vanstudenten niet verloren gaat maar als basismateriaal kan dienen bij het facultaire onderzoek en studentensneller en met een beter resultaat afstudeerden. Tevens is het concept overgenomen door commissieCURVE die zich buigt over de Curriculumvernieuwing.Tot slot wordt opgemerkt dat mede door het internationale congres Research by Design ontwerponderzoek

futures relevantin planning

means

aims

decided

undecided

decided undecided

PROBABILITIESFORECASTS

DESIRABILITIESPROGRAMS

POSSIBILITIESDESIGNINVENTIONS

NECESSITIESPLANS

Research by design

researchby design

object

context

determined

variable

determined variable

IDENTITYIDENTITYRESEARCH

TYPETYPOLOGY

DESIGN

PROTOTYPERESEARCHBY DESIGN

CASUSDESIGN

RESEARCH

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 42

c.q. ontwerpend onderzoek als topic op de internationale wetenschappelijke agenda is komen te staan.Gelijktijdig moeten we constateren dat Research by Design nog niet uitgekristalliseerd en ingebed is.Gezien de resultaten tot nu toe en de nog levende verwachtingen verdient dit onderwerp het om op één ofandere manier een vervolg te krijgen. Een stap is gezet in het voorjaar van 2001 via de interne adhoccommissie Onderzoek door Ontwerp. Deze commissie heeft een scherpere definitieset van Research byDesign geformuleerd (als bijlage toegevoegd.)

3.5.4 Globale facts and figures

De faculteit genereert op dit moment de volgende geldstromen met haar onderzoek:! eerste geldstroom KFL. 7.000 groeiend! tweede geldstroom KFL. 0.500 beginnend! derde geldstroom KFL. 2.500 stabielDe investering van de faculteit is nu nog aanmerkelijk hoger dan de inkomsten.

De organisatie van het onderzoek is zeer gedeconcentreerd en bestaat uit:! 280 onderzoeksprojecten! 74 onderzoeksthema’s! in 16 afdelingenDeze afdelingen verzorgen gezamenlijk vijf afstudeerrichtingen.

Veel mensen delen een voor TU begrippen (vergelijk CiTG) bescheiden onderzoekformatie van:! ruim 80 FTE WP (van wie circa 20 FTE promovendi en circa 20 FTE toegevoegd onderzoeker)! met 225 mensen (wp exclusief toegevoegd-/gastdocenten)

De onderzoekstaak van het WP beweegt tussen twee uitersten. Tweederde van de mensen heeft eenrelatief kleine onderzoekstaak, eenderde een relatief grote onderzoekstaak. Indicatief:! 150 mensen < 0,3 FTE (ca 50 % van de OZ-formatie)! 75 mensen > 0,7 FTE (ca 50 % van de OZ-formatie, voornamelijk promovendi en TO’s)De gemiddelde omvang van de onderzoekstaak bedraagt 0,3 FTE.

3.5.5 VCW Advies

Het advies van de Vaste Commissie voor de Wetenschapsbeoefening voor Bouwkunde, waar ook eenaantal externe deskundigen deel van uitmaken, scherpt naar aanleiding van de Midterm Review defacultaire opgave aan.De VCW noemt een waardevol handvat voor de strategiebepaling van de faculteit en adviseert:! in het onderzoek een bestuurlijke visie te combineren met de (meer individuele) wensen van de

afdelingen;! via het beperken van het aantal thema’s en projecten de kwaliteit en substantie van het onderzoek te

verhogen;! programmaleiders aan te stellen voor de inhoudelijk aansturing van het onderzoek;! een ondergrens voor onderzoeksinzet vast te stellen om fragmentatie tegen te gaan;! vernieuwing na te streven in het onderzoekerscorps door eisen te stellen aan de wetenschappelijke

attitude;! een lijst met wetenschappelijke tijdschriften samen te stellen waaraan de faculteit zich conformeert.

Conclusie 5: Bouwkunde wil in het onderzoek door het beperken van het aantal thema’s enprojecten de kwaliteit en substantie van het onderzoek verhogen, door programmaleiders aan testellen de inhoudelijk aansturing van het onderzoek versterken, door een ondergrens vooronderzoeksinzet vast te stellen fragmentatie tegen gaan, door eisen te stellen aan dewetenschappelijke attitude vernieuwing nastreven in het onderzoekerscorps.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 43

3.6. VISIE OP BOUWKUNDE

Het domein van de bouwkundig ingenieur kan worden omschreven als de inrichting van de fysiekeleefomgeving. Wij richten deze voortdurend in; duurzaam. De bouwkundig ingenieur opereert daarbij in degehele gebruikscyclus van de gebouwde omgeving. De faculteit is een onderzoekende, ontwerpende,construerende faculteit. Wat de faculteit onderscheidt in de TU Delft is een sterk besef van demaatschappelijk-culturele impact van ons handelen. Iedere interventie is in essentie monumentaal. Deambitie van de faculteit is bouwkundige ingenieurs te vormen met een solide academische basis voor eenlevenslang leerproces in de praktijk en de academische wereld. In de strategische verkenning in 1999 en2000 hebben we voor de faculteit drie verschillende toekomst perspectieven ontworpen:1. ‘De nationale universiteit Bouwkunde’, groot en sterk2. ‘Nederlands ruimtelaboratorium, innovatief, wendbaar, een netwerkorganisatie;3. ‘De kritische universiteit’, een wereld zonder de huidige faculteit: schokkend maar louterend.De slotsom van onze visie voor 2001 en verder is ‘Ruimte voor Bouwkunde’:! ruimte in de nieuwe curriculumopzet voor academische verdieping en technologische aanscherping! ruimte in ons onderzoeksconcept voor een wetenschappelijke fundering! ruimte voor maatschappelijke en culturele betrokkenheid! ruimte voor een creatieve rol in de (inter-)nationale kennisinfrastructuur! ruimte voor een internationale onderwijs- en onderzoeksoriëntatie! ruimte voor de mensen in Bouwkunde

Our new position will be based on the millennium challenge.Our world has entered a new millennium – a world not only for humans, but a world that also accommodatesa broad biodiversity. Our world is subject to great pressure as a result of the manner in which humans makeuse of the Earth and its surroundings. This encompasses the legitimation, the mission, and the commitmentof the Faculty of Architecture of Delft University of Technology – or, to be more precise, the Faculty ofArchitecture, Urbanism, Building Technology, Real Estate and Project Management. We regard the entirecycle of the use of the physical surroundings in which we live – both built and open sites – as our domain; inother words: a sustainable and also a boundless perspective.

Scientific impact: focus.We want to provide research-based education for architects and building engineers. The Faculty ofArchitecture will double Ph.D. appointments. A certified MSc course we are currently developing incollaboration with the Berlage Institute will encourage highly talented designers to attain a doctorate indesign research. We will concentrate our research program in four domains and focus on a smaller amountof dedicated programs. The dedicated programs and, in close contact, the master education programs withinfour domains, intend to cover the main strategic aspects of design, planning and management of the builtenvironment. Our masterstudents will be -together with our academic staff, our research fellows and ourPhD students- the most important players in our fields of research. The programs will be of internationallyaccepted world standard. The faculty will continue its unique and experimental research project TheArchitectural Intervention as a validated integrated program named “Design Theory / Research by Design”.The faculty intends to develop more validated integrated programs in close cooperation with departments ofthe TU Delft.

Educational impact: a new curve.Academic education entails the formulation of objectives, the provision of guarantees for theirimplementation – and renewal. In fact, this renewal is an ongoing process. Some 10 years ago the problem-based learning concept was fully implemented throughout our Faculty; a rich concept, which still constitutesa very up-to-date didactic approach. Our experiences with this intensive concept – and the very large influxof students into our Faculty – have revealed that a certain degree of relaxation of the rigid implementation isdesirable. At the same time however we also wish to continue to focus on topical issues in our educationalstructure. For example the EU Ministers’ 'Bologna Declaration' gave cause to our implementation, in thevanguard of the Faculty of Delft University of Technology, of the Bachelors-Masters model. This move is inline with our international ambitions and position, and the Curve project – the Dutch acronym for curriculumrenewal – that was begun in 2000 will provide for the implementation of this model. This constitutes nothingless than a comprehensive reorganization of our educational system, which will also implement andguarantee new qualities; planned for September 2002.

Network and the people.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 44

The strategy we are drawing up for our Faculty anticipates a network world. Obviously, we too invest in ICTtechniques for real-time interactive connections between the world and the historical city of Delft. But weattach equal importance to the institutional networks that structurally embed our Faculty – our students andour academic staff – in our worldwide working environment.

3.6.1 De sprong: het concept.

De faculteit Bouwkunde heeft op grond van de portfolio-opgave en de uitkomsten van de midterm reviewgeconcludeerd dat het louter reduceren of herdefiniëren van onderzoeksthema’s en programma’s niettoereikend is om de faculteit het gewenste research based karakter te verschaffen. In verschillendebijeenkomsten met het managementteam en de hoogleraren van de faculteit ontwikkelde zich het besef datvoor Bouwkunde het moment daar is om een fundamentele stap te zetten in het onderzoeksconcept van defaculteit. Vanuit een nieuw concept, gecombineerd met een nieuwe (portfolio)programmering, kan wordengewerkt aan de realisatie van de ambities van de faculteit ten aanzien van het onderzoek.De interne commissie voor het portfoliotraject heeft de eerste ideeën over dit nieuwe concept uitgewerktnaar het volgende model:

In de ‘research based faculty’ worden de 4 onderzoeksthema’s (kolommen) gekoppeld aan de vieruitstroomprofielen van de Master of Science Bouwkunde. De ‘body of knowledge’ van elkonderzoeksthema’s wordt met name gevormd vanuit een research lab, waarin promovendi en anderestafleden werken aan een beperkt aantal onderzoeksprogramma’s binnen het thema. Elk research lab wordtgecoached door een ‘nestor’: een hoogleraar met een grote aanstelling en een ‘onderzoeksprofiel’.Binnen de Master of Science programma’s worden research studio’s opgericht, waarin studenten afstuderenop onderwerpen die gerelateerd zijn aan de onderzoeksprogrammering binnen het betreffende thema.

De onderzoeksthema’s zijn disciplinair van aard, vormen een constante factor binnen het onderzoek van defaculteit en sluiten aan op de huidige clusterindeling van de faculteit.Haaks op deze onderzoeksthema’s staan Validated Integrating Programs (VIP’s). Dit zijn interdisciplinaireprogramma’s met een beperkte looptijd waarin onderzoekers vanuit verschillende thema’s participeren.

De keuze voor vier onderzoeksthema’s met elk een beperkt aantal programma’s bundelt en focust deonderzoeksinspanningen van de faculteit. De koppeling tussen de onderzoeksthema’s (research lab’s) ende uitstroomprofielen in de Masteropleiding (research studio’s) faciliteert een voortdurende kennisstroom

Master of Science

ResearchStudio’s• staff• students

Research lab’s• staff• Ph.D• fellows• post-docs

Architecture Architecture Building Technology Urbanism

Technology Urbanism Building

technology Housing & Real Estate Science

Real estate &Project mgt.

ResearchStudio’s• staff• students

Research lab’s• staff• Ph.D• fellows• post-docs

ResearchStudio’s• staff• students

Research lab’s• staff• Ph.D• fellows• post-docs

ResearchStudio’s• staff• students

Research lab’s• staff• Ph.D• fellows• post-docs

Research based education

VIP

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 45

vanuit onderzoek naar onderwijs. Op deze wijze geeft de faculteit Bouwkunde vorm aan de ‘research basedfaculty’.

De faculteit beschouwt de aansluiting tussen de aanbevelingen van de commissie, waar ook een aantalexterne deskundigen deel van uit maken, en het nieuwe onderzoeksconcept als een eerste positievepeerreview ten aanzien van de onderzoeksambities.

De faculteit zal met het bovenstaande concept naar schatting 80% van de onderzoeksinspanningen inthema’s en programma’s concentreren en circa 15% in VIP’s. Er wordt bewust een ruimte van circa 5%gecreëerd voor uniek en kwalitatief hoogstaand onderzoek dat niet direct aansluiting vindt bij programma’sen waardevol genoeg wordt geacht om te handhaven.De VIPS zijn bij uitstek geschikt om te enten op TU Delft DIOC’s e.a. programs. Zij hebben eengedefinieerde (kortere) looptijd. Het oogmerk is dat de kennisontwikkelingsimpuls ingebed wordt in dekennisclusters. Steeds ruimte voor vernieuwing dus.

Voor de individuele wetenschapper betekent dit concept dat er buiten het programmatische onderzoek enenkele unieke projecten alleen plaats is voor onderwijs, onderwijsgebonden onderzoek en zelfstudie. Defaculteit onderkent daarbij het recht van de U(H)D op een onderzoekstaak, maar zal dit recht steedskoppelen aan de individuele verplichtingen aan het organisatiebelang en aan de wetenschappelijkeintegriteit in het algemeen.

Conclusion 6: We value our Faculty, the students, and the staff. We are proud of our position in astimulating network of colleagues throughout the world. That is what we believe. But oursurroundings would like to see some evidence; what we would call our scientific, educational, andsocietal impact. Wij willen de indicatoren voor impact uitwerken in samenwerking met onze peer-colleagues. Wij trekken onze conclusies uit deze signalen en impulsen van de maatschappelijke enwetenschappelijke omgeving en uit onze eigen zelfstudie. De faculteit wil met het concept van deresearch based education een grote sprong maken.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 46

3.7. Portfoliokeuze

3.7.1. Proces en programmakeuzes

De interne commissie voor het portfoliotraject heeft de sterkte-zwakte analyse rond de huidigeonderzoeksactiviteiten afgerond met het toekennen van een zeer globaal oordeel aan elk huidigonderzoeksproject op basis van onderzoeksvisitaties en de midterm review. Een voorbeeld van dezeanalyse treft u aan in de bijlagen.

Vervolgens is een lijst met criteria opgesteld om richting te geven aan de keuze van bestaande en nieuweprogramma’s binnen het nieuwe onderzoeksconcept. Het betreft geen uitsluitende lijst van criteria, maar eenverzameling die als handvat dient bij de discussie over onderzoekskeuzes:! Aansluiting bij interne en externe verkenningen / gerichtheid op maatschappelijk relevante issues;! Evaluaties uit onderzoeksvisitaties en de midterm review;! Erkende evergreens;! Bewezen bijdrage aan impact BOUWKUNDE / TU Delft! Bijdrage aan kernidentiteit BOUWKUNDE (domein / missie / competenties / Research by Design).

Reflecterend op ontwerpprocessen;! Promotie record;! Kans op vruchtbare samenwerking;! Financierbaarheid (2e en 3e geldstroom);! Haalbaarheid;! Kritieke massa;! Onderscheidend vermogen t.o.v. andere wetenschappen (gedragswetenschappen, planologie, civiele

techniek, etc).

Aan de hand van deze criteria heeft de commissie voorstellen voor een nieuwe programmering ontwikkeld.In dit voorstel zijn zowel huidige als nieuwe programma’s overwogen. .Het voorstel is voorgelegd aan de hoogleraren en UHD’s van de faculteit tijdens de strategieconferentie van11 mei jongstleden. In de conferentie is consensus vastgesteld over de hoofdopzet van de programmeringvan het onderzoek van de faculteit zoals weergegeven in onderstaande tabel. Een toelichting perprogramma treft u aan in het katern ‘Portfoliokeuze’.De commissie heeft tevens een voorstel neergelegd voor de koppeling van de huidige projecten aan denieuwe programma’s. Deze koppeling was eveneens onderwerp van gesprek tijdens destrategieconferentie. Op grond van de sterkte-zwakte analyse van projecten heeft een eerste reductie in dehuidige projecten gestalte gekregen. De definitieve kritische invulling van onderzoeksprojecten in de nieuweprogramma’s vindt de komende maanden plaats.

Focus op kansrijke onderzoekprogramma’s

ARCHITECTURE

Architectuur van deHollandse Stad

RestorationCultural Heritage

Architectuur van de(Massa)woningbouw

Design KnowledgeSystems & DigitalArchitecture

Concept enMaterialisering

Modernity & Tradition

BUILDINGTECHNOLOGY

BLOB

ZAPPI

Retrofitting

Environments

URBANISM

Techniek van hetStedebouwkundigOntwerpen

Delta Design

StedelijkeTransformaties

REAL ESTATE &PROJECT

MANAGEMENT

Real EstateManagement

Housing Studies

Project Management

ManagementFundamentals

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 47

3.7.1 Crossdisciplinaire programma’s : VIP’s

De vernieuwing van het onderzoek zal voor de faculteit zowel betrekking hebben op het onderzoek in deafdelingen, die disciplinair en constant van aard zijn, als op het brede (inter-)facultaire onderzoek inValidated Integrating Programs. (VIP’s). In deze interdisciplinaire programma’s participeren onderzoekersvanuit verschillende thema’s. De VIP’s hebben een korte looptijd en een concreet karakter.The faculty will continue its unique and experimental research project the Architectural Intervention as avalidated integrated program named “Design Theory / Research by Design”.VIP’s zijn bij uitstek programma’s waarmee de samenhang en –werking met collega-faculteiten vorm krijgen,bijvoorbeeld in DIOC’s. In de keuze van VIP’s wordt aansluiting gevonden bij TU-brede onderzoeksthema’sen bij de unieke kracht van de faculteit. Deze selectie is daarbij gebaseerd op een eerdere Bouwkunde-rapportage van de commissie “Cross disciplinair onderzoek” en de onderzoeksconferentie van 11 mei:! Transformations: the sustainable city of the new economy! Design computation and multimedia! Design theory / research by design: the Architectural Intervention “continued”

De VIP’s worden volgend op de themaprogramma’s uitgewerkt in de tweede helft van 2001.

3.7.2 Ruimte voor vernieuwing

De faculteit vernieuwt haar onderzoeksconcept, -structuur en -programmering fundamenteel. Een sprongvan 5 afstudeerrichtingen naar 4 research bases masterprofielen, van 16 naar 4 hoofdthema’s en van eenveelheid van programma’s (74) tot circa 16 dedicated programs met dedicated onderzoekers.

De programma-invulling geschiedt selectief met bestaande goede en met nieuwe projecten. Dit is eennoodzakelijke basis voor continuïteit naast vernieuwing. De huidige afstudeerrichting Volkshuisvesting enStadsvernieuwing zal in de toekomst integreren in het thema Stedebouw en in het thema Real Estate andProjectmanagement.

Veel van de huidige onderzoek profielen zijn beëindigd of zullen worden beëindigd bij het in werking tredenvan de nieuwe onderzoeksprogramma’s. Eerst 25% beperking te introduceren als leverage voor innovatie isvoor de faculteit nu minder opportuun en in ieder geval ruimschoots voorzien in de vergaandeherstructureringsvoorstellen.

Conclusie 6: De faculteit vernieuwt haar onderzoeksconcept, -structuur en -programmeringfundamenteel. De programma-invulling geschiedt selectief met bestaande goede en met nieuweprojecten. Ruimschoots is voorzien dat veel van de huidige onderzoek profielen zijn beëindigd ofzullen worden beëindigd bij het in werking treden van de nieuwe onderzoeksprogramma’s.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 48

3.8 De Netwerk faculteit: samenwerking

3.8.1 Een wereld aan relaties

Het domein van de faculteit – de fysieke (on)gebouwde leefomgeving – kent zowel wetenschappelijk alsmaatschappelijk cultureel – een grote dynamiek. Er zijn stakeholders en aktoren en “gebruikers”.Omgevingsbeleid, Architectuurbeleid, Wonen staan wereldwijd in continue actuele maatschappelijkeschijnwerpers en belangstelling. Zoals mag blijken uit de volgende voorbeelden. “Jerusalem; the divided city”, joint program of the faculty of Architecture, the Palestinian International Peaceand Cooperation Centre (IPCC), the Jerusalem Institute for Israel Studies (JIIS) en Cicat (centrum voorontwikkelingssamenwerking TUD). A conference held at the faculty of architecture to contribute to peacebuilding in Jerusalem.Sustainable Building, Multiple Use of Space, Network City, Delta metropolis, and Office Innovation. Aprogram in collaboration with the Ministry of Housing, Spatial Planning and the Environment.The Gaudi conference organized by our Faculty, held for the first time outside Spain, the country of birth ofGaudi.The Indesem tradition, the International Design Seminar for students, which this year included a fully-bookedlecture delivered by the Pritzker Prize winner, Rem Koolhaas.Traditioneel zijn contacten en samenwerkingsrelaties in een wetenschappelijke wereld hoofdzakelijk opindividuele basis, persoonsgebonden. Het beleid is dat uitgaande van deze primaire, inhoudelijke relaties opfacultair niveau een kader wordt aangereikt dat richting geeft, optimaliseert, faciliteert en kwaliteit waarborgt.Zo zijn er buiten Nederland samenwerkingsrelaties met ruim zeventig universiteiten/faculteiten voorArchitecture/Urbanism/Building Technology en Real Estate & Project Management. Het beleid zal ook hierzijn: focussen op onze league-spelers en ontsplinteren van inzet.In Nederland richt de netwerkaandacht zich op ons playing field: collega-universiteiten, met name de Deltauniversities Rotterdam en Leiden, HBO-instellingen en beroepsorganisaties.Immers de research based universiteit moet excellent en passend onderwijs als resultante hebben.De wetenschappelijke en maatschappelijke relevante voor ons onderzoek en onderwijs vinden hun voedinggrotendeels uit de beleidsdepartementen en –instituten. Het facultair beleid heeft hier geresulteerd inconvenanten met onder anderen VROM en het Nai.De meest gerichte constructieve samenwerking op het gebied van onderzoeksontwikkeling is in hetafgelopen jaar (opnieuw) georganiseerd met onze collega faculteit Bouwkunde TUE en het Berlage Instituut.

3.8.2 Het “concern” TU Delft.

In het portfolio selectieproces is een vitale keuzelijn : zelfdoen, samendoen, ‘inkopen’. Onzekerncompetentie – de onderscheidende vaardigheid van onze WP-ers en ingenieurs – is ontwerpendonderzoeken. Deze wordt uiteindelijk gevoed vanuit basiswetenschappen, maar cruciaal is steeds devertaalslag die van daaruit gemaakt wordt naar ons domein.In dit speelveld moeten wij – afhankelijk van de passende beschikbaarheid van hoogwaardige collega-faculteiten / universiteiten de keuze markeren.Ons domein wordt op dit moment gevormd door het geïntegreerd ontwerpen en door dewetenschapsgebieden toegepast op het ontwerpen. De aandacht voor de ‘vertaalslag’ en de keuze voorsamenwerking versus zelf doen concentreert zich op de wetenschapsgebieden toegepast op deBouwkunde.

Vanuit de visie dat de TU Delft een onderzoeks- en onderwijsportfolio met meerwaarde beoogt terepresenteren is er een preferred orientation op TU Delft collega-faculteiten.In de Groepsraad van de TUD is het volgende onderscheid gemaakt in samenwerkingsrelaties.

A. individueel niveau: per wetenschapper gericht op directe met voornamelijk enkelvoudige contactenof projecten met een korte duur.

B. Op programmatisch niveau: een combinatie van disciplines / faculteiten in een stelstel vansamenhangende projecten met een middellange programmeringtermijn. De DIOC’s zijn een evidentvoorbeeld.

C. Wetenschapsgebieden (met onderwijsimpact) die kruislingsvoedend kunnen zijn voor meerdere TUfaculteiten. Het belang kan van lange duur, ca. 25 jaar, zijn.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 49

De TU Delft wil in deze portfoliobesluitvorming speciale aandacht geven aan de categorie C die structurelervan aard is. De adhoc Commissie de Wilde heeft deze tot haar opdrachtgebied. Als handreiking vanuitBouwkunde ten behoeve van het werk van de commissie dient de onderstaande eerste indicatie.

OTBNaast de mogelijke samenwerkingsrelaties met de faculteiten, verdient het onderzoeksinstituut OTB in hetbijzonder aandacht. Bouwkunde is de penvoerende faculteit ten aanzien van het OTB. De commissie’s “In ’tVeld” en “Verruyt” hebben reeds aangedrongen op een intensivering van de samenwerking tussen het OTBen de faculteit Bouwkunde. In deze intensivering is een eerste stap gezet door het plaatsnemen van dedirecteur van het OTB in het managementteam van de faculteit.Verder samenwerking zal met name vorm krijgen door een sterke(re) koppeling tussen het onderzoek vanhet OTB en het Bouwkunde-thema Real Estate & Project Management. De eerste ideeën over de invullingvan deze koppeling zijn al ingepast in deze rapportage.

Conclusie 7: Het Netwerkperspectief wordt door de faculteit ingevuld als de beste koers voor eenkrachtige wetenschappelijke positie. Voor de definitieve portfolio strategie zullen desamenwerkingsopties binnen en buiten de TU Delft grondig geanalyseerd en uitgewerkt moetenworden.

CITG

OCP

L&R

TBM

TNW

ITS

Architecture Urbanism Building Technology Real Estate & Project M anagem ent

Aardobservatie M echanica/constructie

Ontw erpm ethoden en technieken

Proces- en besliskunde

Fysica en m ateriaalkunde

“Architectuur” van kennissystem enDigitalisering, w iskunde

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 50

3.9 Strategie en actie

De strategie paart doelen aan tijd en middelen: het ontwikkelingstraject. De visie is richtinggevend. Defaculteit hanteert geen gefixeerde eind uitkomsten of blauwdrukken, maar benadert strategievorming als eenproces. Immers omgevingssignalen en randvoorwaarden veranderen continu en vragen om respons enbijsturing.

De drijvende kracht is de urgentie die geldt voor de faculteit: ontwikkelen is vitaal, een aantal verbeteringenis noodzakelijk.

De doelen van de faculteit in de ontwikkeling van de onderzoeksportfolio blijken uit de voorgaandehoofdstukken:

- De visie op de research-based master ordening van de faculteit.- Een sturingsconcept dat de koers waarborgt.- Een ordening van thema’s en programma’s en VIP’s- De hoofd portfoliokeuzen op thema; een programma met onderliggend projectniveau; focussen,

bundelen en ontsplinteren.- De optimale inzet van bestaande en nieuwe competenties in de wetenschappelijke staf.- Kritische reflectie op wetenschappelijke en maatschappelijke impact.

The notion of space includes the element of time. In onze visie op resultaat is succes een resultante vankwaliteit en draagvlak. Dit laatste is in een academische context onontbeerlijk. De werking van dezebenadering blijkt uit het feit dat voor de zomer van 2001 de basisfilosofie van de research-based masters enonderzoeksnesten al geïmplementeerd is.

Gelijktijdig maakt de faculteit in dit nieuwe millennium een noodzakelijke sprong vooruit vanuit degeschiedenis en opdracht van de 20e eeuw. Onverlet de goede reputatie vraagt dit voor een sterkereonderzoeksfocus een aanzienlijke inspanning. Dit betekent dat de effecten van de koersoverlegging instappen zichtbaar zullen worden; een aantal op een termijn van 2 tot 5 jaar. Maar voor de beoogdeonderzoeksontwikkeling geldt een niet ongebruikelijke scope van 10 tot 15 jaar.

3.9.1 Investeringscomponenten

Op dit moment realiseert de faculteit Bouwkunde circa 10 miljoen aan onderzoeksinkomsten met eeninspanning van 80 fte. De inspanning die ten aanzien van het onderwijs wordt geleverd, is viermaal zo groot.De nieuwe onderzoeksportfolio leidt een verschuiving in van een education driven faculty naar een researchbased faculty. Naast bundeling en focussing van het onderzoek wil de faculteit deze verschuiving ookzichtbaar maken in de inspanningsverhouding tussen onderwijs en onderzoek. Daarom zal deonderzoeksinspanning in de komende jaren worden vergroot tot tenminste 120 fte. De bundeling, focussingen kritische reflectie op de huidige versnipperde onderzoeksinspanningen en daarnaast de uitbreiding vande onderzoeksinspanningen met ruim 40 fte kunnen zonder aanzienlijke kosten en investeringen nietworden gerealiseerd.

De faculteit heeft de volgende financieringscomponenten geïdentificeerd# Ontwikkeltijd voor nieuwe onderzoeksprogramma’s

Nieuwe onderzoeksprogramma’s worden in een periode van 4 á 5 jaar tot volle bloei gebracht.Promovendi en andere onderzoekers die voor de nieuwe programma’s worden aangetrokken,komen pas na enige tijd tot eerste resultaten. Dit betekent dat in de eerste jaren rekening moetworden gehouden met verliesgevende onderzoeksprogramma’s, behoudens enkeleonderzoeksprogramma’s die externe financiering ontvangen.

# Opbouw van nieuwe kennis en vaardigheden op het gebied van onderzoekVoor het opbouwen van een ‘body of knowledge’ voor de onderzoeksprogramma’s zullen betrokkenonderzoekers nieuwe kennis genereren. Voor het realiseren van het ambitieniveau van de nieuweprogramma’s in termen van scientific impact zullen onderzoekers met nieuwe vaardigheden wordentoegerust.

# Financieringstekort niet-programmatisch onderzoekNiet alle onderzoekers zullen een plek (kunnen) vinden in de nieuwe programma’s. Aangezien dehuidige outputfinanciering naar verwachting ten dele wordt omgezet in programmafinanciering, zalonderzoek buiten de programma’s niet zonder meer kostendekkend zijn. De faculteit zal niet-

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 51

programmatisch onderzoek van hoge, unieke kwaliteit blijven financieren. Overig niet-programmatisch onderzoek zal afhankelijk zijn van externe financiering. De faculteit heeft hierinrelatief weinig traditie.

# Versneld aantrekken van nieuwe promovendi en nieuwe onderzoekersIn het beleidsplan 2001-2004 is aangegeven dat de faculteit het aantal promovendi in vijf jaar tijd wilverdubbelen tot 40. Voor het tot ontwikkeling brengen van nieuwe programma’s is het van belangom de bijbehorende research lab’s, waarin promovendi en andere onderzoekers het werkverrichten, snel vorm te geven. Hiertoe moet het aantrekken van een nieuwe generatieonderzoekers worden versneld.

# Borging begeleiding research labs door hooglerarenElk research lab zal worden gecoached door een hoogleraar met een sterk onderzoeksprofiel (de‘nestor’.) Daarnaast moet elk programma worden voorzien van voldoende onderzoeksbegeleidingdoor hoogleraren. De faculteit heeft de vier nestoren reeds in huis, maar wil per onderzoeksthema1,5 á 2 fte aan hoogleraren met een sterk onderzoeksprofiel en aanstellingsomvang beschikbaarhebben.

# Facilitaire voorzieningen voor research labsHet inrichten van de research labs en het faciliteren van de daarvoor aan te trekkenonderzoekshoogleraren en overige wetenschappelijke stafleden, zullen de nodige materiële lastenmet zich mee brengen.

# Personeelsbeleid rond een vernieuwd primair proces.De implementatie van zowel een nieuwe onderzoeksportfolio als een nieuw curriculum zal leiden totnieuwe competentieprofielen voor de wetenschappelijke staf. De huidige stafleden zullen aan ditnieuwe profiel worden geijkt en op individueel niveau zullen ontwikkelingstrajecten nodig zijn. Dezetrajecten leiden tot een verhoogde opleidingsvraag of mogelijk tot uitstroomkosten, alsmede tot eentijdelijk verminderde onderzoeks- en onderwijscapaciteit.

De uitgangspunten vereisen onderzoek en specificatie per thema en per programma. Globaal zijn deuitgangspunten:! Aantrekken 6 tot 8 onderzoekshoogleraren! Aantrekken 20 extra promovendi! Aantrekken 16 post docs/toegevoegd onderzoekers! Impuls onderzoeksgerichte competentie huidige staf! Onderzoek based personeelsbeleid! Materiële lasten (research laboratoria)

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 52

3.9.2 Indicatie benodigde middelen

De faculteit schat de omvang van eenmalige en structurele kosten- en investeringsposten op een bedragvan ruim 28 miljoen in 5 jaar. Dit bedrag is indicatief als volgt opgebouwd.

Eenmalige kosten in KFL schaalvergroting/concentratie:Jaar 2001 2002 2003 2004 2005 Totaal

Competentie impuls10 195 195 195 - - 585Afbouw capaciteit11 1160 770 480 290 - 2700

Uitstroombeleid12 Pm pm pm pm pm pmTotaal eenmalige kosten 1355 965 675 290 - 3285

Structurele kosten in KFL schaalvergroting/concentratie:Jaar 2001 2002 2003 2004 2005 Totaal

Onderzoekshoogleraren13 - 500 1000 1500 1500 4500Promovendi14 Pm 400 800 1200 1600 4000

Jonge onderzoekers15 880 1760 1760 1760 1760 7920Training, vorming en opleiding16 375 425 475 525 575 2375

Materiële lasten17 Pm 500 1000 1500 2000 5000Totaal structurele kosten 1255 3585 5035 6485 7535 23795

De faculteit verwacht dat na deze initiële investering de structurele inkomsten van onderzoek snel zullentoenemen. In 2005 zal circa 4 miljoen worden gerealiseerd.

Structurele opbrengsten in KFL schaalvergroting/concentratie:Jaar 2001 2002 2003 2004 2005 Totaal

Onderzoekshoogleraren18 - pm 500 1000 1500 3000Promovendi19 - - 100 300 600 1000

Jonge onderzoekers20 Pm 880 1760 1760 1760 6160Totaal structurele opbrengsten - 880 2360 3060 3860 10160

De incidentele investering (kosten – opbrengsten) rond de implementatie van de nieuwe onderzoeksportfoliobedraagt gedurende vijf jaar gemiddeld 3,3 miljoen, met een top van circa 3,7 miljoen in het vierde jaar. Intotaal gaat het om een bedrag van circa 17 miljoen in vijf jaar, exclusief de kosten van een eventueeluitstroombeleid.

Incidentele investering in KFL schaalvergroting/concentratie (kosten – opbrengsten):Jaar 2001 2002 2003 2004 2005 Totaal

Eenmalige kosten 1355 965 675 290 - 3285Structurele kosten 1255 3585 5035 6485 7535 23795

Structurele opbrengsten - -880 -2360 -3060 -3860 -10160Benodigde extra middelen 2610 3670 3350 3715 3675 16920

10

Ca 15 fte wordt gespreid over drie jaar eenmalig gedurende drie maanden bijgeschoold voor nieuwe programma’s (GPL: 155 kfl.)11

Ca 15 fte wordt gerealloceerd naar onderwijs, onderwijsgebonden- en derde geldstroom onderzoek. Tijdelijke inproductiviteit wordt

geschat op 50%, af te bouwen tot 0% in 5 jaar (GPL: 155 kfl.)12

De kosten die samenhangen met op uitstroom gericht personeelsbeleid zijn hier pm, maar kunnen oplopen tot een substantieel

bedrag.13

Per thema wordt binnen twee jaar 1,5 fte research HL aangetrokken (GPL 250 kfl.)14

Per thema wordt binnen vier jaar 5 fte extra promotiecapaciteit aangetrokken (GPL 80 kfl.)15

Per programma wordt binnen een jaar 1 fte post doc/toegevoegd onderzoeker aangetrokken (GPL 110 kfl.)16

Een deel (3%) van de loonsom wordt gereserveerd voor permanente researchgerichte opleiding van de wetenschappelijke staf (GPL

155 kfl.)17

De investeringen materiele voorzieningen voor de research laboratoria berusten op voorzichtige schattingen (in drie jaar af te

schrijven.)18

Onderzoekshoogleraren verdienen zichzelf terug in het eerste volle jaar na aanstelling.19

Promovendi verdienen zichzelf terug beperkt terug in de vier jarige aanstellingsperiode (25%, 50%, 75% en 100%).20

Jonge onderzoekers verdienen zichzelf terug in het eerste volle jaar na aanstelling.

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 53

De faculteit zal een deel van de incidentele investering kunnen financieren. Hiertoe worden naijlendeinkomsten uit in het verleden geleverde prestaties gereserveerd, alsmede nog beschikbare vacatureruimte.De faculteit rekent verder op een impuls van het College van Bestuur voor het resterende deel, zoals hetCollege eerder ook andere faculteiten financieel heeft ondersteund in soortgelijke situaties.

De onderzoeksproductiviteit van de faculteit groeit vanaf 1998 door al eerdere doorgevoerde efficiëntiebevorderende maatregelen meer dan gemiddeld. Deze productiviteit is echter nog niet voldoende om dekosten van onderzoek volledig te dekken. Verhoogd rendement van promovendi en een hogere gemiddeldeoutput van het wp zijn noodzakelijk voor een blijvend gezonde financiële basis onder het onderzoek(dubbelslag: het betere beter doen.) Na 2006 zullen de onderzoekskosten structureel worden gedekt dooronderzoeksoutput en programmafinanciering.

3.9.3 Het actieplan

Het versnelde strategieproces heeft de sense of urgency en actie teweeggebracht. De faculteit is albegonnen. Gelijktijdig waren eerder belangrijke trajecten opgestart; waaronder met name hetcurriculumsvernieuwingsproject CURVE dat de invoering van het Bachelor/Master stelsel, semesterindelingén – wetenschappelijke – kwaliteitsverbeteringen invoert per september 2002. De onderzoeks- enonderwijstrajecten komen hier samen en worden gematched. Dit betekent ook prioritering en dosering vanactiviteiten. In dit licht ziet het implementatieplan voor de komende jaren er op hoofdlijnen als volgt uit.

2001:! implementatie concept + nestoren! conclusies samenwerking! concretisering selected programms/bemensing! facultaire consensus + medezeggenschap! haalbaarheids- en financiële analyse

2002:! Jaar van CURVE! Personeels- en organisatieontwikkeling! oprichting Wetenschappelijke Advisory Board! uitwerken benchmark league! start programma’s

2003! peer review + tussenbalans (doen we de goede dingen; doen we ze goed)

CONCEPT

PORTFOLIO ONTWIKKELING BOUWKUNDE / TU DELFT / 01-06-01 54

Slot Space, time … architecture.

In het TU Delft onderzoeksportfolio proces is de faculteit Bouwkunde uitgedaagd. Zijn onderkent het belang.Zij heeft daarom haar uitdagende visie en hoofdkeuzen nu gepresenteerd. Auteurs zijn de Bouwkundecommissie en de decaan gevoed vanuit onze omgeving en facultaire conferenties.Met name de externe peer review achten wij van groot belang als test en verrijking op onze visie. Dekritische succesfactoren voor een succesvol verloop zijn vervolgens:! Een consistent beeld en besluiten over de samenwerkingsmatrix van de faculteiten in de TU Delft.! De verankering van de visie in de faculteit via de officiële advisering van de gremia, uitwerking en

implementatie.! Een middelenstrategie ondersteund door het CvB.! Space and time.We are confident with our vision. We claim a place within de TU Delft-portfolio based on added value to thedesign reputation of theTU Delft. Space and time will bring the faculty to it’s intended architecture. Eenuitwerking van tot een gedetailleerd investeringsplan is noodzakelijk en vindt in een volgende fase plaats. Defaculteit nodigt het College van Bestuur uit om gezamenlijk de financiering van de gewenstevernieuwingsimpuls te bepalen. We will provide the architecture.