Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

83
Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17

Transcript of Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Page 1: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Poezie

 

       

       

     

In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17

Page 2: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

VeranderingVerandering

 Adriaan Morriën (1912-2002)     uit: Moeders en zonen (1962)

Er is niets anders dan deze bomen,Er is niets anders dan deze bomen,zo groen, geduldig en gelukkig,zo groen, geduldig en gelukkig,dit gras, gemaaid en met zichzelf tevreden,dit gras, gemaaid en met zichzelf tevreden,waarop mijn stille voeten treden,waarop mijn stille voeten treden,en deze hoge lucht, met duizend ogen,en deze hoge lucht, met duizend ogen,die als een moeder naar mij kijkt,die als een moeder naar mij kijkt,wier kind ik ben, op wie ik lijk,wier kind ik ben, op wie ik lijk,geborgen in haar verre zorgzaamheid.geborgen in haar verre zorgzaamheid.

Er is niets anders - en gelukkig maar -Er is niets anders - en gelukkig maar -dan dit in ogenblikken verdeeldedan dit in ogenblikken verdeeldeen zelf ook ogenblikkelijke jaar,en zelf ook ogenblikkelijke jaar,die stille stormvlaag van momentendie stille stormvlaag van momentenwaardoor ik in een glimlach of een zuchtwaardoor ik in een glimlach of een zuchtverander, met herinnering aan wie ik wasverander, met herinnering aan wie ik wasvoordat mijn voeten traden op het gras,voordat mijn voeten traden op het gras,voordat ik naar de bomen en de luchtvoordat ik naar de bomen en de luchthet hoofd ophief en ik ze zag.het hoofd ophief en ik ze zag.

Page 3: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

De blijde tuin

    De rozen, leliën en anjelieren    hebben den tuin met geurge lucht gevuld,    waarin op zachten adem gras en bloemen tieren,    die gij vol vreemd gepeins vertreden zult.

    Want licht bedronken van die milde aromen,    ligt aan uw borst 't verlangen als een pijn:    waarheen gaan in den nacht uw jonge droomen?    van welke verre ster zoekt gij den schijn?  

Hier geurt de thijm; gij ziet de lamp ontsteken;de wind wordt koel; de zomer eindigt vroeg;een vogel zwijgt; -- waarom, hart, wilt gij brekenen is die blijde tuin u niet genoeg?

Maurice Roelants (1895-1966)       uit: Het verzaken (1930)

Page 4: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Nog vlaagt de wind om u zijn vlagen,

regen valt om u zijn val,immer cirekelen de dagen

tussen hemel en heelal.

Zelden mag het hart verwijlenbij uw schaarse tederheid,

zelden als een zwaluw zeilendoor een tijdeloze tijd,

als gij in de zachte dalenregen stilt en regens stuwt,en de wind tot ademhalen,enkel maar tot adem luwt.

Strand uw lichaam, zee uw zinnen,gij mijn ongeregeld tij,

hart, dat doelloos moet beminnen,speelbal u en drijfhout mij.

Mies Bouhuys (1927)       uit: Ariadne op Naxos (1948)

Page 5: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

La Frontera van Lhasa de SelaHoy vuelvo a la fronteraOtra vez he de atraversarEs el viento que me mandaQue me empuja a la fronteraY que borra el caminoQue detrás desaparece.Me arrastro bajo el cieloY las nubes del inviernoEs el viento que las mandaY no hay nadie que las pareA veces combate despiadadoA veces baileY a veces ... NadaHoy cruzo la fronteraBajo el cieloBajo el cieloEs el viento que me mandaBajo el cielo de aceroSoy el punto negro que andaAl las orillas de la suerte.

Vandaag keer ik terug naar de grensNogmaals moet ik overstekenHet is de wind die me beveeltDie me voortstuwt naar de grensEn die de weg uitveegtDie achter mij verdwijntIk sleep me voort onder de hemelEn de koude wolken van de winterHet is de wind die hen beveeltEn er is niemand die hen tegenhoudtSoms een meedogenloos gevechtSoms al dansendEn soms … niets.Vandaag steek ik de grens overOnder de hemelOnder de hemelHet is de wind die me beveeltOnder een staalblauwe hemelIk ben het zwarte puntje dat daar

looptNaar de drempel van het geluk. 

nav mijn pelgrimstocht naar Compostela En dan het bericht dat deze speciale vrouw gestorven is op de avond van 1/01/2010, weer een grens ….

Page 6: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Kroop de mist

Kroop de mist tussen de bomen?Kroop de mist tussen de bomen?Dan is het herfst.Dan is het herfst.

Vloog de bonte kraai over het dak?Vloog de bonte kraai over het dak?Dan is het herfst.Dan is het herfst.

Zaten de blaren als vanen aan de takken?Zaten de blaren als vanen aan de takken?Dan is het herfst.Dan is het herfst.

Jan Hanlo (1912-1969)

Page 7: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Morgen in de bergen

De zilvren morgen steeg over het dal,Het leek of aan de steenen rozen bloeiden,De bleeke nevels weke' en reze' - en groeidenAls witte anemone' in 't licht heelal.

Toen rijpte 't klare zonlicht zelf, en vloeideAls zuiver-blanke room van wal tot wal,Tot het op eens in overvollen valHet vale meer met brandend goud besproeide.

Zoo stijgen zacht de schimmen uit mijn donker,Tot zij voor de' adem van den dag verzinken,Zoo bloeit een bloem uit elken zonneflonker,

Tot op eenmaal als 'n bron mijn hart te blinkenLigt voor iedereen - o! hoor stil, wat klonk er:Is het een mensch, die uit dat hart komt drinken?

C.S. Adama van Scheltema(1877-1922) Eerste oogst (1912)Foto genomen op mijn pelgrimstocht naar Compostela

Page 8: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Moeder (extract)

Zoo heb ik dit geweten in mijn droomen,Zoo heb ik dit geweten in mijn droomen,en daarom zal die tuin er zijn, eens, later -en daarom zal die tuin er zijn, eens, later -want droomen zijn op slapend levenswaterwant droomen zijn op slapend levenswaterrimpeling van een golving die gaat komen.rimpeling van een golving die gaat komen.

Er zullen enkle hooge bloemen zijn enEr zullen enkle hooge bloemen zijn eneen stilte alsof verborgen open oogeneen stilte alsof verborgen open oogenons aanzien en waarin ons de onbewogenons aanzien en waarin ons de onbewogenbloemen als zichtbare geheimen schijnen.bloemen als zichtbare geheimen schijnen.

En soms zal uit het verre luide leveneen man daar komen en de stilte hooren;hij zal een zwervend mens zijn, en geborenuit wat er dan van mij nog is gebleven -

het weinige in mijn leven, dat volkomenhaar waardig was en dat haar was als 't eigen;hij zal daar wachten, en er luistrend neigen,en peinzend gaan, en hij zal wederkomen.

Adriaan Roland Holst

(1888-1976)

nav

mijn

pelg

rim

stoch

t naar

Com

post

ela

Foto

van o

nderw

eg

naar

Fin

is t

err

a

Page 9: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Een gedicht

Is het vandaag of gisteren, vraagt mijn moeder,bladstil, gewichtloos drijvend op haar witte bed.Altijd vandaag, zeg ik. Ze glimlacht vaagen zegt: zijn we in Roden of Den Haag?Wat later: kindje ik word veel te oud.Ik troost haar, dierbare sneeuwwitte astronautzo ver al van de aarde weggedreven,zo moedig uitgestapt en in de ruimte zwevendzonder bestek en her en der.Zij zoekt - het is een S.O.S.-haar herkomst en haar zijn als kinden niemand niemand, die haar vindtzoals zij was. Haar Franse lesherhaalt zij: van haar 8e jaar:'bijou, chou, croup, trou, clou, pou, òu,die eerste juffrouw, weet je weldie valse ouwe mademoisellehoe heet ze nou. Ik ben zo moe.'

Had ik je maar als kind gekend,die nu mijn kind en moeder bent.

 M. Vasalis (1909-1998)       uit: De oude kustlijn (2002)

Page 10: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Ik zal u niet meer in de tuin ontmoetenIk zal u niet meer in de tuin ontmoeten

Ik zal u niet meer in de tuin ontmoeten.Ik zal u niet meer in de tuin ontmoeten.De perken zijn er leeg en op de padenDe perken zijn er leeg en op de padenVerstierf het schuif'len van uw kleine voetenVerstierf het schuif'len van uw kleine voetenBij het gehuiver van de laatste bladen.Bij het gehuiver van de laatste bladen.

Ik zal u niet meer zien, u niet meer groeten,Ik zal u niet meer zien, u niet meer groeten,Zal eenzaam door de fletse velden wadenZal eenzaam door de fletse velden wadenEn altijd dromen, altijd denken moeten,En altijd dromen, altijd denken moeten,Dat niet mijn liefde bloeien zal in daden.Dat niet mijn liefde bloeien zal in daden.

Ik zal de vijver nu alleen bezoeken.Ik zal de vijver nu alleen bezoeken.Zij blijft mij lokken als uw klare ogen.Zij blijft mij lokken als uw klare ogen.Als ik mij naar haar spiegel heb gebogen,Als ik mij naar haar spiegel heb gebogen,Zal ik mijn beelt'nis strelen of vervloeken?Zal ik mijn beelt'nis strelen of vervloeken?Al zou mijn aangezicht mij dan bekoren,Al zou mijn aangezicht mij dan bekoren,Gij en de wind zullen mijn peinzen storen….Gij en de wind zullen mijn peinzen storen….

Jan Spierdijk (1919-1997)  uit: Sonnetten en andere verzen (1946)

Bij het overlijden van mijn moeder

Page 11: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Vader

    Vader naar wier liefde mijn verlangenSinds mijn kinderjaren heeft geschreid,Ach, hoe zult gij mij zoo straks ontvangenNa den langen scheidingstijd?

Zult gij me aanstonds als uw kind begroeten,Als 'k ontwaken zal uit mijnen dood?Zal ik nederknielen mogen voor Uw voetenMet mijn hoofd in uwen schoot? ...

Maar wat dan? Wat zult gij tot mij zeggen,Bij het ver gegons van de engelenschaar,Als ge uw jonge, blanke hand zult leggenOp dit oude grijze haar?

Jacqueline van der Waals (1868-1922)       uit: Laatste verzen (1922)

nav het overlijden van mijn moeder (93)

Page 12: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Bij sterren en sneeuw

Zij herkende hem niet bij sterrenlicht(hij had haar bij donker herkend) -Zij vroeg den weg naar zijn huis; haar stemleek zijn naam ontwend.Hij wees een andren weg, en dacht:ik had haar bij donker herkend -

Later sloeg hij zijn groot raam(buiten vloog toen sneeuwjacht)op de haak, en riep haar naamluid uit in de nacht.Zij kwamen nergens ooit meer saâm.Sneeuw waait wild en zacht.

Adriaan Roland Holst

(1888-1976)

Page 13: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Grensgeval

Achter duizend luiken huiselijke geluiden,men eet er, zingt er, timmert, krakeelt.Leeg web van stegen onder de zon.Mijn schaduwgang die uitmondtin bewassen treden naar een water, zwart.

Hemelhoog nabij de overzij, muziekuit huizenwand, geloken duizend luiken.Ik ben voorbij en wil niets lieverdan als eeuwig laatste der gearriveerdenhier bestendig onbehuisde zijn.

  Anneke Brassinga (1948)       uit: Timiditeiten (2003)

Page 14: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Rudy Kousbroek (1929-4 april 2010)       uit: Dierentalen en andere gedichten (2003)

Nietsvermoedend

Daarnet passeerde je het huisWaar je later komt te wonen,

Waar je elke steen zult kennenEn elke kleur en elk geluid,

    Waar je bomen zult zien groeienDoor de ramen in de zomer,

Waar je kinderen zult krijgenEn zult waken aan hun ziekbed;

Dat zal daar allemaal gebeuren,Je fietste er langs en herkende het niet.

Page 15: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Gij zult niet eenzaam zijn

     Gij zult niet eenzaam zijn. De bloemen en de kruidenwerden maar even in hun bloei gestuiten elke lente loopt de wingerd uitwanneer de jonge wind keert van het zuiden.Gij zult niet eenzaam zijn: de nachtegaal zal fluiten.

Tu ne seras pas seul Tu ne seras pas seul : Oublie ta douleur.

La floraison des herbes et des fleursn’est arrêtée qu’un moment,

et le vigne bourgeonne au printempsquand du sud le vent jeune reviendra.

Tu ne seras pas seul: le rossignol chantera.(eigen vertaling)

Anton Van WilderodeTroost voor mezelf, gevoelens van mijn pelgrimstocht naar Compostela

Page 16: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

OneigeneOneigene

Hetgeen ik niet uitgeve enhebbe ik niet in,wie zal mij dat wijten te schanden?Mijn herte en mijn tale, mijnzede en mijn zin,'t is al zoo van buiten, 't isal zoo van bin':'t ligt alles daar bloot op mijn handen!

Dan, weg met de oneigenetale en den schijnvan elders geborgde gepeizen;mijn zijt gij niet, uw dat enwille ik niet zijn,dat in mij en aan mij isdat heette ik mijnoneigene ik late u, ... gaat reizen!

Guido Gezelle (1830-1899)       uit: Gedichten, gezangen

en gebeden (1862)

Page 17: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

André Demedts (1906-1992)

Lof van mijn LandLof van mijn Land

  Dit is het land waar ik geboren ben,Dit is het land waar ik geboren ben,en ook zal sterven naar Gods wil.en ook zal sterven naar Gods wil.

Hier groeit geen boom, noch ligt een steen,Hier groeit geen boom, noch ligt een steen,die ik niet ken.die ik niet ken.

Het land is mild en trouw,Het land is mild en trouw,voor elken man die het bemint,voor elken man die het bemint,

er is geen mensch, geen vriend, geen vrouw,er is geen mensch, geen vriend, geen vrouw,wier liefde niet een einde vindt;wier liefde niet een einde vindt;

er is alleen het land, mijn land dat blijft,er is alleen het land, mijn land dat blijft,om in te liggen als het leven zelfom in te liggen als het leven zelf

verloren drijft.verloren drijft.

Verliezen is ons lot en ook verloren gaan,Verliezen is ons lot en ook verloren gaan,vraag van mijn hart niet meer dan schuim en asch,vraag van mijn hart niet meer dan schuim en asch,

ik schimp soms op mij zelf, die onvoldaan,ik schimp soms op mij zelf, die onvoldaan,gelijk een keerende herfstwind was.gelijk een keerende herfstwind was.

En leedvermaak is schrijnender dan veel verdriet,En leedvermaak is schrijnender dan veel verdriet,als men alleen nog om zich zelven lacht,als men alleen nog om zich zelven lacht,

en om geen dingen meer,en om geen dingen meer,en om de menschen niet.en om de menschen niet.

Alleen maar om dien andere in mij,Alleen maar om dien andere in mij,die zich aan land noch lucht gewent,die zich aan land noch lucht gewent,en almaardoor aan 't vragen blijft,en almaardoor aan 't vragen blijft,

of er geen ander land bestaatof er geen ander land bestaatdat hij veel beter kent...dat hij veel beter kent...

Het Fado-lied dat altijd in mij zingt

Page 18: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

In afwachting

  Een nachtwacht zat des nachts te wachten.Nooit had een nachtwacht zo'n verdriet.Want, schoon hij wist dat hij moest wachten,Waarop hij wachtte wist hij niet.

En als niet Rembrandt was gekomen,Getooid met een fluwelen hoed,Dan had die nachtwacht nooit gewetenWaarop een nachtwacht wachten moet.

Daan Zonderland (1909-1977)       uit: Volksliedjes uit Zaandonderland (1971)

Page 19: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Peinzerij

Ik hoor van al het nieuw een schoon en raadslig liedEn onze harten zullen sterven in die droom,En al het heden breekt in 't rampvervulde huisDer aarde. Op zijn velden. In zijn koude nachten.

Wij hebben niet de menschheid lief die lijdt,Wij minne slechts een enkele, kind of man of vrouw,Eén slaat de toon van 't hart aan en één luistertEn weemoed ruischt in 't looverspel der boomen.

Een sterrestraal, een diepe vonk omhoogWekt de gedachte aan de diepe bron van 't leven,Wij zijn als bloemewezens wiegend op de steel,Van ons geen toekomstdroomen in het wijde zweven.

Nine van der Schaaf (1882-1973)  uit: Naar het onzichtbare (1929)

Page 20: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

stilleven

Een winter vroeg opgestaan, hemel, hoe eerlijkEen winter vroeg opgestaan, hemel, hoe eerlijkmeelevend en lelijk is deze geboorte, huidmeelevend en lelijk is deze geboorte, huidtussen binnen en buiten, schuim tussen gistertussen binnen en buiten, schuim tussen gisteren later, men scheert zich zijn vaderen later, men scheert zich zijn vader

thee zettend ontvalt men het glas, drinkendthee zettend ontvalt men het glas, drinkendverbittert de suiker, men doucht zich, kookt eiverbittert de suiker, men doucht zich, kookt eiposeert voor het daglicht, stilleven met eterposeert voor het daglicht, stilleven met eter

nu, avond, heeft men de scherven verstoken, geluknu, avond, heeft men de scherven verstoken, gelukis niet te verduren, het potlood potdoof, zelfsis niet te verduren, het potlood potdoof, zelfsde inkt moet herschreven, traag mort de haastde inkt moet herschreven, traag mort de haastvan het maaksel toen men nog leefde -van het maaksel toen men nog leefde -

Gerrit Kouwenaar (1923)uit: het bezit van een ruïne (2005)

Page 21: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Zwerversliefde

Laten wij zacht zijn voor elkander, kind -want, o de maatlooze verlatenheden,die over onze moegezworven ledenonder de sterren waaie' in de oude wind.

O, laten wij maar zacht zijn, en maar niethet trotsche hooge woord van liefde spreken,want hoeveel harten moesten daarom brekenonder den wind in hulpeloos verdriet.

Wij zijn maar als de blaren in den windritselend langs de zoom van oude wouden,en alles is onzeker, en hoe zoudenwij weten wat alleen de wind weet, kind.

En laten wij omdat wij eenzaam zijnnu onze hoofden bij elkander neigen,en wijl wij same' in 't oude waaien zwijgenbinnen een laatste droom gemeenzaam zijn.

Veel liefde ging verloren in den wind,en wat de wind wil zullen wij nooit weten;en daarom - voor we elkander weer vergeten -laten wij zacht zijn voor elkander, kind.

Adriaan Roland Holst

(1888-1976)

nav

mijn

pelg

rim

stoch

t naar

Com

post

ela

Page 22: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Zwervers

Neen, neen, geen zal hier zijn, en geenzal hierheen komen, dan alleen

die van dat hij geboren werdeen golf der zee had in zijn hart;

die als het water en de windverloren is, en maar bemint

in het voorbijgaan, want altijdzingt het door zijn verlatenheid,

zingt het van achter wind en lichtdoor den legen tijd om zijn gezicht

in duizele vlagen, en over hemen over zijn hart, en het zingt zijn stem

omhoog uit zijn bloed, als de wind uit de zeehet vliegende schuim, en het zingt hem

meemet open lippen en oogen wijdzingende door den leegen tijd,

een zeer verloorne, een vluchtig mens,die alles losliet en geen wensch

behield, en niet meer wonen kan - een droomenovervleugeld man. 

Adriaan Roland Holst

(1888-1976)

nav

mijn

pelg

rim

stoch

t naar

Com

post

ela

Page 23: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

De blijde boodschap

Ik zat met kloppend hart voor de kleurentelevisie,en dacht : "Zijne Heiligheid zal toch wel gewag makenvan het toenemend verval der zeden?"En ja hoor, nauwlijks was hij begonnen, of ik hoorde al :decadentia, immorale, multi phyl ti corti rocci;influenza filmi i cinema bestialecontra sacrissima matrimoniacalecriminale atheistarum rerum novarum,(et cum spiritu tuo), cortomo:nix aan de handa.Het was jammer, dat het zo kort duurde.Maar toen het uit was, was er fijne muziek van het leger.Ik vind dit leven al geweldig. En straks noghet eeuwig leven in de Hemel. Je vraagt je wel eens af :"Waar hebben wij het aan verdiend?"

Gerard Reve (1923)       uit : Het zingend hart (1973)

Page 24: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

  In het land der Kopkenonders,niet so gak fer fan de see,woont 'n tweespan gakke donders:Hupse Ko en Hupse Kee.

En ze wonen daar al jaren,aje mie geleuve wil,of 't tortelduven warenin een ouwe duventil.

En wij, wij leren hier 'n lesje,lieve lezers, klein en groot:Liefde overwint op aarde,inclusief de woningnood.

John O'Mill (1915)uit: Tafelrijmvet (1958)

De piggelmees

Page 25: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Todo pasa

Todo pasa y todo queda, pero lo nuestro es pasar, pasar haciendo caminos, caminos sobre la mar.

Nunca perseguí la gloria, ni de jar en la memoria de los hombres mi canción; yo amo los mundos sutiles, ingrávidos y gentiles, como pompas de jabón.

Me gusta verlos pintarse de sol y grana, volar bajo el cielo azul, temblar súbitamente y quebrarse...

Nunca perseguí la gloria....

Antonio Machado

Alles gaat voorbij en alles blijft maar ons lot is voorbijgaan

voorbijgaan al trekkend langs de wegen langs wegen over de zee

Nooit heb ik roem nagestreefd noch geprobeerd mijn lied

in de herinnering van de mensen te laten voortbestaan

ik hou van een subtiele lichte, luchtige en vriendelijke wereld

als zeepbellen...

ik hou ervan hen te zien verkleuren met tinten van grond en granaat,

en van hun zweefvlucht onder een hemel van azuur

en ze plots uit elkaar te zien spatten

Nooit heb ik roem nagestreefd...

nav mijn pelgrimstocht naar CompostelaEigen foto van onderweg

Page 26: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Nacht

De nacht heeft zacht den dag geweerd,en stilte binnen huis gebracht.Hier slaapt mijn pijn als op een vacht,gelijk een hond rust bij den heerd.

En zachter doezelt alles in:mijn denken, voelen, liggen lam.-- Is dit het einde of het begin       der smart die al mijn hope nam?

       Nooit heb ik mij zo kalm gevoeld-- Hoe voel ik me in uw schoot bevrijd,o Nacht, die mijne wonden koelt       en laafnis voor mijn zonden zijt.

       Adolf Herckenrath (1879-1958)       uit: Van licht en schaduw (1932)

Page 27: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Hebben en Zijn

Op school stonden ze op het bord geschreven, het werkwoord hebben en het werkwoord zijn; hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven, de ene werklijkheid de andre schijn.

Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven. Is van de wereld en haar goden zijn. Zijn is, boven die dingen verheven, vervuld worden van goddelijke pijn.

Hebben is hard. Is lichaam. Is twee borsten. Is naar de aarde hongeren en dorsten. Is enkel zinnen, enkel botte plicht. Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken, is kind worden en naar de sterren kijken, en daarheen langzaam worden opgelicht.

  Geciteerd doorTheo de Boer (1932)       uit: Dagblad Trouw, artikelenreeks: “Denken over gedichten”      

Page 28: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

De Eend

Een eend die langs de zon vloogScheerde rakelings langs mijHij klapwiekte in eenzaamheidNaar de zee

Ik zag zijn ogen glanzenZo dicht langs mij vloog hijDe zonsondergang deed zijn verenIn volle luister kleuren       Ik hoorde ‘t zingen van zijn vleugelsHet lied van de vluchtDoorbrak de stilte van de wereldDie de nacht verwachtte

Ik voelde het leven in zijn borstZo dicht bij mijEn in mijn buurt de pijn de vreugdeDat zulk een pracht bestaat

De duinen, de zonsondergangDe eend – en ikAls waren we een, bewogen weTijdloos door de lucht

  Jane Goodall       uit: Het boek van de schoonheid en de troost      

Page 29: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Kinderspel

       Er schemert om dit denken zonder doel       een stilte, waarin klokgetik verzandt.       Ik staar in het loodgrijze licht en voel       mij door herinneringen overmand.

       -- Spelende in het warme, diepe bed       heb ik de dekens over mij gespannen:       een sultan is in de woestijn verbannen.       Een vos sluipt naar zijn hol met sluwen tred --

       Is dit voorbij? Ben ik teruggekeerd?       Wat is aan mij geschied, sinds ik verdreven       werd uit dat zorgeloos en zonnig land?

       Tegen het leven is geen droom bestand.       En hiervan is alleen overgebleven       een schuw herinn'ren bijna ongedeerd.

       Anthonie Donker (1902-1965)       uit: Grenzen (1928)   

Page 30: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Het verloren eiland

       Helder en dromerig en alleen       zal zij nog wel op dat eiland wonen,

       golven als paarden eromheen       en aan den einder wolken als tronen.

       Helder zingend onder mijn zeil       kwam ik, en heb haar strand betreden --

       heimzee zong zich uit naar heil:       meer dan een leven is het geleden.

       Meer dan een leven -- het zeil verdween;       een heilloos zwerk heerst zonder tronen --

       Voorbij de dood bleef er een alleen       op een helder eiland wonen.  

A. Roland Holst (1888-1976)

Page 31: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Foto

           Mijn moeder heeft de foto uitgekozen       die na zijn dood het meeste op hem lijkt.       Naarmate langzaam de meedogenloze,       mij nog veranderende tijd verstrijkt,

       fixeer ik hem steeds meer in deze pose;       het raam, de stoel, het boek dat hij bekijkt,       en al mijn komende metamorfosen       worden door mij aan dit portret geijkt.

       Straks ben ik even oud als hij op deze       foto. Nog even, en wat is geweest       wordt weer zoals het was in den beginne:

       Dezelfde sluitertijd. Ik zit te lezen       in deze kamer, en het licht valt binnen       door een verdwenen raam waarbij hij leest.

       Jean Pierre Rawie (1951)       uit: Geleende tijd (1999)

Denkend aan mijn overleden vader (iets wat ik dagelijks sinds 35j doe)

Page 32: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

November

            Het regent en het is november;Het regent en het is november;       Weer keert het najaar en belaagt       Weer keert het najaar en belaagt       Het hart, dat droef, maar steeds gewender,       Het hart, dat droef, maar steeds gewender,       Zijn heimelijke pijnen draagt.       Zijn heimelijke pijnen draagt.

       En in de kamer, waar gelaten       En in de kamer, waar gelaten       Het daaglijks leven wordt verricht,       Het daaglijks leven wordt verricht,       Schijnt uit de troosteloze straten       Schijnt uit de troosteloze straten       Een ongekleurd namiddaglicht.       Een ongekleurd namiddaglicht.

       De jaren gaan zoals zij gingen,       De jaren gaan zoals zij gingen,       Er is allengs geen onderscheid       Er is allengs geen onderscheid       Meer tussen dove herinneringen       Meer tussen dove herinneringen       En wat geleefd wordt en verbeid.       En wat geleefd wordt en verbeid.

       Verloren zijn de prille wegen       Verloren zijn de prille wegen       Om te ontkomen aan de tijd;       Om te ontkomen aan de tijd;       Altijd november, altijd regen,       Altijd november, altijd regen,       Altijd dit lege hart, altijd.       Altijd dit lege hart, altijd.

       J.C. Bloem (1887-1966)       Uit: Media Vita, 1931

Page 33: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

De grassen

Als ik nog ouder ben, en helderder mijn ogen       Als ik nog ouder ben, en helderder mijn ogen       door zachte tranen en zacht geluk gewassen zijn,door zachte tranen en zacht geluk gewassen zijn,dan valt veel arbeid stil - dán zal ik toeven mogendan valt veel arbeid stil - dán zal ik toeven mogenwaar op de zomerwei de hoge grassen zijn.waar op de zomerwei de hoge grassen zijn.

Veel schoons heb ik aanschouwd, veel zware vreugd gedragen,Veel schoons heb ik aanschouwd, veel zware vreugd gedragen,en wél was elk seizoen tot aan de rand gevuld;en wél was elk seizoen tot aan de rand gevuld;maar dit vraagt klare rust, de vree van late dagen,maar dit vraagt klare rust, de vree van late dagen,de stilte en de wijsheid van een rijp geduld.de stilte en de wijsheid van een rijp geduld.

Daar ligt de weide, trillend, schemerend van schrifturenDaar ligt de weide, trillend, schemerend van schrifturenwaarin door de eeuwen eend're wetten staan verteld;waarin door de eeuwen eend're wetten staan verteld;ik zie hen tegen 't blauw in ongebroken uren,       ik zie hen tegen 't blauw in ongebroken uren,       getakte tekenen op een azuren veld.getakte tekenen op een azuren veld.

Oneindig is de rijkdom der verscheidenheden       Oneindig is de rijkdom der verscheidenheden       van haakjes, tittels, lijntjes in het strakke schrift,       van haakjes, tittels, lijntjes in het strakke schrift,       soms zwevend overdonsd - bij het naar buiten tredensoms zwevend overdonsd - bij het naar buiten tredende bloeisels, grijs op grijs - met stippelende stift.       de bloeisels, grijs op grijs - met stippelende stift.       

En ik zal, als een kind, dit langzaam leren lezen,En ik zal, als een kind, dit langzaam leren lezen,tot vast in mij geprent de ranke aren staan;tot vast in mij geprent de ranke aren staan;en in het donk're huis zal 's avonds óm mij wezenen in het donk're huis zal 's avonds óm mij wezende wiegeling der grassen vóór het slapen gaan.de wiegeling der grassen vóór het slapen gaan.

Ida M. Gerhardt (1905-1997)       uit: Buiten schot (1947)

Page 34: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Maanlicht

Het maanlicht vult de zuivre heemlenMet glanzende geheimenis,De luisterblauwe verten weemlenVan Die alom en nergens is.

Alleen de groote zonnen hangenAls feller kaarsen in dien schijn:De ziel herdenkt heur lang verlangenIn nietsverlangend zaligzijn:

Alsof van achter diepe slippenHaar doolend tasten eindlijk vondMet hare warme blinden lippenNog lichter lust dan uwen mond.

Weg boven dood en leven zwevenWij op in duizelhellen schrik:O kort en onbegrensd belevenVan eeuwigheid in oogenblik!. . .

Het maanlicht vult de zuivre heemlenMet glanzende geheimenis,       De luisterblauwe verten weemlen         Van Die alom en nergens is.    

 P. C. Boutens (1870-1943)       uit: Vergeten liedjes (1909)

Page 35: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Nacht-stilte

       Stil, wees stil: op zilvren voeten       Schrijdt de stilte door den nacht,       Stilte die der goden groeten       Overbrengt naar lage wacht....       Wat niet ziel tot ziel kon spreken       Door der dagen ijl gegons,       Spreekt uit overluchtsche streken,       Klaar als ster in licht zoû breken,       Zonder smet van taal of teeken       God in elk van ons.

P. C. Boutens (1870-1943)  toelichting

Page 36: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Lethe

           Onder 't rosse maanlicht glanst het groen       anders dan bij 't schittren van den regen;       als de struiken - schromend haast - bewegen,       voelt men soms de neiging mee te doen.

       Is 't een gril?... dàn een van het seizoen       waarin de vroeg're dade' ons niet meer wegen,       en wij, beurtelings dapper of verlegen,       't lot bepalen laten door een zoen.

       Het gaat voorbij. Wij zuchten eenmaal: Lethe !       en doen een leven lang of wij niet weten,       dat alles eender is en om het even:

       een avond met wat maanlicht over 't groen,       het kwaad dat menschen aan elkander doen,       de vreugd van vroeger, 't leed van later: leven.

       Pierre H. Dubois (1917-1999)

Page 37: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Pakjesavond

            Dan denk ik aan 't konijntje, dat ik zag       Als kind vóór Sint Niklaas achter het glas       Van dure speelgoedwinkel. O! dat was       Zo'n prachtig beestje, grijs en wit; het lag

       Gezellig in zijn mandje in mooi-groen gras;       En als 'k van school kwam, bleef ik iedre dag       Staan kijken, bang, dat 't weg zou zijn. En, ach!       Eens was het weg: en toen begreep ik pas,

       Dat ik toch heimlijk steeds was blijven hopen,       dat ik 't zou krijgen. Thuis heb 'k niet gepraat       Over 't konijntje, maar 'k wou niet meer lopen,

       Omdat 'k dan huilde, aan die kant van de straat.       Nu zou 'k me zo'n konijntje kunnen kopen,       Maar ik word zelf al grijs. Want alles komt te laat.

       Johan Andreas Dèr Mouw (1863-1919)

Page 38: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

De laatste dagen

en de laatste vragenvan het geleden jaarstaan voor de deur,de bomen kouderen de dromen oudermaar de verwachtingnog vol gloed en kleurwant wij geloven:het licht van bovenis niet te dovenstelt niet teleurvoor alle vragenvan alle dagenachter de einderachter de deur.

Anton van Wilderode (1918-1998)uit: Op hoop van vrede (1988)

Page 39: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Foto

Weemoed is een foto van voor twintig jaar.Familie, nog samen, nog gezond.Is toen. Met een lijst van nu errond.Het nu houdt het verleden bij elkaar.

En omgekeerd. Want nu is maar even.Is opschrikken en vragen:waar waren we gebleven?Bij jou. In Die Dagen.

Alles is ver. En de liefste dingen nog verder.Maar door het verleden wordt het bij elkaargehouden, als schapen door een herder.

Herman de Coninck (1944-1997)uit: Met een klank van hobo (1981)

Page 40: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Aan een klein meisjeAan een klein meisje

  Annie M.G. Schmidt (1911-1995)       uit: En wat dan nog? (1950)

              Dit is het land, waar grote mensen wonen.Dit is het land, waar grote mensen wonen.       Je hoeft er nog niet in: het is er boos.       Je hoeft er nog niet in: het is er boos.       Er zij geen feeën meer, er zijn hormonen,       Er zij geen feeën meer, er zijn hormonen,       en altijd is er weer wat anders loos.       en altijd is er weer wat anders loos.

       En in dit land zijn avonturen       En in dit land zijn avonturen       hetzelfde, van een man en van een vrouw.       hetzelfde, van een man en van een vrouw.       En achter elke muur zijn an'dre muren       En achter elke muur zijn an'dre muren       en nooit een eenhoorn of een bietebauw.       en nooit een eenhoorn of een bietebauw.

       En alle dingen hebben hier twee kanten       En alle dingen hebben hier twee kanten       en alle teddyberen zijn hier dood.       en alle teddyberen zijn hier dood.       En boze stukken staan in boze kranten       En boze stukken staan in boze kranten       en dat doen boze mannen voor hun brood.       en dat doen boze mannen voor hun brood.

       Een bos is hier alleen maar een boel bomen       Een bos is hier alleen maar een boel bomen       en de soldaten zijn niet meer van tin.       en de soldaten zijn niet meer van tin.       Dit is het land waar grote mensen wonen ...       Dit is het land waar grote mensen wonen ...       Wees maar niet bang. Je hoeft er nog niet in.       Wees maar niet bang. Je hoeft er nog niet in.

Page 41: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Almere

     De zwanen zwemmen windstil in Almere.       Rietkragen fluisteren. Het avondlicht       schildert de grote ruime hemel dicht       met kleurig goud tussen de wolkenveren.

       Zilveren vliegtuigen die hoog passeren,       worden elk een knipogend landingslicht,       een nieuwe ster. De nacht heeft geen gewicht.       Een vleermuis tuimelt langs de coniferen.

       Het lijkt zo makkelijk: maak hier een stad.       Gewoon wat huizen, bomen, wegen, mensen.       Het land uit zee ligt open, krijgt een naam.

       Op zand met schelpen groeit een tuin, langzaam.       Tussen de werkelijkheid en de wensen       maken we dagelijks ons eigen pad.

       Maria van Daalen (1950)       uit: De wet van behoud van energie (2007)

Page 42: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

88(8)

          De stemming evenwel is minder blij       Als 88 op de leeftijd slaat       Dan wordt het allemaal wat schemerachtig

       De ogen worden zwak, 't gehoor vergaat       De tred is niet gezwind meer, noch veerkrachtig       Het spreken wordt ook minder consistent

       Het denkvermogen hoogstens twijfelachtig       Straks is men nog, wie weet, incontinent       Dan is de levensvreugde wel voorbij

       Maar 88 is een mooi getal       Dat weten wij dan toch in elk geval

Drs. P (1919)

       uit: 88 (2008)

Page 43: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

 terwijl ons haar dunner wordt terwijl ons haar dunner wordten in de bomen de apen lachen

terwijl we steeds vaker het dak op moeten

om de weggewaaide pannen terug te leggen

terwijl ons haar dunner wordten de apen in de bomen lachen

terwijl de dokter ons vaker ziet zittenin de snotterige en kuchende

wachtkamer

terwijl de apen lachen

terwijl de één na de ander sterften zijn daden niet meeneemt  het graf in

blijven de apen jong en lachen

terwijl de boeren en schetenje overal heen vergezellenen je darmen en longen slijten

 

        

       terwijl het beschutte plekje       onder de bomen lokt

       lachen de apen       om de kracht die wegglipt       uit je appelschillende handen

       je kijkt haar aan       en je kijkt anders naar de grond        terwijl dit alles

       wordt de honger van de apen groter

       terwijl het vergeven verschrompelt       en woede alleen maar vervelt

       lachen de apen

       blijft de woede jong    

Tsead Bruinja (1974)uit: Angel (2008)

Page 44: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Waarheen is zij, die u heeft verlatenwijl zij geen staamlenden droomer achtte,gij, die daar stralende door de stratendwaalt als een mens, die geen mens meer ziet?

'Ik weet het niet, maar een stem die lachteachter dat raam waar wij eenmaal zwegen- doch wat is zeker in wind en regen -het leek haar stem, maar ik weet het niet.'

En waar is zij, die gij hebt verstoten,droomer van trotsch, binnen wereld's oordenstervend gedoemd nu de wolken slotenvoorlangs de poort van uw avondrood? 'Zij is, als liefde mijn wroeging hoorde,onder dat zeil onzer eerste droomenscheepgegaan, en voorgoed ontkomennaar lichter kusten voorbij den dood.

Adriaan Roland Holst (1888-1976)

       uit: Voorbij de wegen (1920)

Page 45: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Afrekening

Mijn leven is in krijt geschrevenWat stof is er geblevenEen zwart bord en wat vegen

Mijn leven is in spijt geweven Wat rafels zijn gebleven Een kil kleed in de regen.

Mijn leven is in mist verdwaald Ik heb de oever niet gehaald, Mijn hoorn heeft het begeven.

Mijn leven heeft me uitbetaald, Ik heb mijn loon niet afgehaald,

Rente voor bitter leven.

Gerard Moors (16/12/1945- )23/09/2002-18/12/2008

nav van mijn veel te vroege brugpensionering

El verdadero dolor es el que se sufre sin testigos. Marco Valerio Marcial

Page 46: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Melancolia

      Als men ten laatste heeft gevonden              Waar heel de ziel naar smacht,      Dan is 't te laat, de dag verzwonden,              Reeds valt de nacht.

      Als 't kleed ons past, is het versleten,              Als men het boek kent, is het uit,      Als men het leven komt te weten,              Dan valt het scherm dat alles sluit.

     

C. Vosmaer (1826-1888)

Page 47: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

 Zilverig waast

       Zilverig waast, op vochtig kruid en bruine bladen       't IJle herfstlicht onder 't bleke blauw.       Mijmerend dwaal ik over zacht-begraasde paden,       Langs de dunne heggen, door de dauw.

       En nu ruist, uit glans en dauw en trillend lover,.       De ijle herfstwind mijn gepeinzen stil, -       Alles geeft zich in gelijk vertrouwen over       Aan de zelfde, zuivere levenswil.

     

 P.N. van Eyck (1887-1954

Page 48: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

 Een man vond een engelEen man vond een engel, ergens achteraf,

laten we vechten, zei de man,dat is goed, zei de engel

de man vocht met hem,behaalde een overwinning op hem,verscheurde hem,veegde hem op, gooide hem weg,boende de vloertot er geen spoor meer van hem over was,wreef in zijn handenen dacht niet meer aan hem

en de engel glimlachteen tilde de man op, tussen twee vingers,bekeek hem met verbazingen ook enige ontroering,liet hem in een afgrond vallen

en de man viel en viel,terwijl hij dacht dat hij liep

en dat het zomer wasen dat de toekomst hem veel beloofde.

       

       Toon Tellegen (1941)       uit: Stof dat als een meisje (2009)

Page 49: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Over kale vlakte van mijn hart

Walter Palm (1951)       uit: Sierlijke golven krullen van plezier (2009)

Over kale vlakte van mijn hartdraven twee paarden.

 Wie zijn deze paarden? Zijn het de laatste wilde haren van deze grijsaard?

Zijn het twee verloren liefdes?Of zijn ze de ontembare Liefde ende onbeheersbare Dood?

Twee op hol geslagen paarden,een witte en een zwarte, dravenover kale vlakte van mijn hart.

Page 50: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

De verschijning

Zij....zij, naar wie ik nauw meer durfde hopen       Zag ik in de open glazen deur verschijnen:       Zij hief haar hand en hield de lange lijnen       Der witte, waaiende gordijnen open,       En zag mij aan en lachte en eindloos hopen       Wondde mijn weemoed met haar ijle pijnen....       Toen ging zij....'k zag haar gaan en ver verdwijnen:       't Licht woei den dag lang waar zij had geloopen.

       En nog in de avond zat ik waar haar luister       Lichtend verschenen was voor mijn verlangen --       En hoorde 't sluimrend loveren gefluister       Buiten....en zag het onbewogen hangen       En soms even bewegen van de lange       Blanke gordijnen in het koele duister....  

       

     

Adriaan Roland Holst (1888-1976)       uit: Verzen (1911)

Page 51: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

De draad van Ariadne

       Grijs de middag, grijs de luchten, grijs       en allengerhand vereenzaamd 't hart,       dat zich steeds weer in zichzelf verwart,       op dezelfde moedeloze wijs.

       En de linnen luchten, vochtig-strak,       staan gespannen over 't wijde land.       En ik zoek met aarzelende hand       waar de draad van Ariadne brak.

       En mijn vingers onder 't jachtig-ruwe       van de hartklop, die mij voort blijft stuwen,       tasten koortsig, koortsig in het kluwen...

       

     

Pierre H. Dubois (1917-1999)     uit: Quia absurdum (1947)

Page 52: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

De jachthoorn

Hoort gij den jagershoren,die galm op weergalm helmen doet,

door kalmen avond boren       in ver en langgerekt getoet?

Wat kan de ziel bekorenals 't lied, zoo treurig en zóó zoet,

dat uit dien jagershorendaar toet in 't langgerekt getoet?

O vlakke Demerboorden,o weide, in warmen doom verbreid,

waar al mijn droomen gloordenvan liefde en levenszaligheid!

'k Zie gansch die jeugd herboren,met d'onvoldanen droomenstoet,

wanneer de jagershorendaar toet in 't langgerekt getoet.

Nu speelt de jagershorenhet stille en innig minnelied;

nog enkle tonen smorenin diepgedragen zielsverdriet.

Welle eens, in vollen vrede,en trille in 't snarenrijk gemoed,

als zangerige avondbededat eindloos goed en zoet getoet.

       (1901)

       

          

Prosper van Langendonck (1862-1920)

Ik kan de verzen van Van Langendonck niet herlezen, zondertelkens weer dat gebogen bleke voorhoofd te zien, waar hettragische lot met zijn griffel in gegroefd had, en die geestig-zachteogen, dien moeden, tegelijk schuwen en trouwhartigen blik, waarsoms een vreemde gloed in brandde.- August Vermeylen

Page 53: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

't Is stil in Amsterdam

Ramses Shaffy (1933-2009)

Page 54: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Winterstilte

De grond is wit, de nevel wit,De wolken, waar nog sneeuw in zit,Zijn wit, dat zacht vergrijzelt.Het fijngetakt geboomte zitMet witten rijp beijzeld.

       De boom houdt zich behoedzaam stil,

        Dat niet het minste takgetril        't Kristallen kunstwerk breke,        De klank zelfs van mijn schreden wil        Zich in de sneeuw versteken.

       De grond is wit, de nevel wit,

        Wat zwijgend tooverland is dit?        Wat hemel loop ik onder?        Ik vouw de handen en aanbid        Dit grootsche, stille wonder.

       

     

Jacqueline E. van der Waals (1868-1922)

Page 55: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Lentelied

Wij fietsten over dijken in een witte zon,       zij zomers transparant, ik uitgewinterd pas,       en alles was weer net zoals het eerst begon:       krooswater, bloesems, ooien, onbetreden gras.

       De lucht was iel en broos, de kreupeltakjes bros       in de nog wakke beemd waardoor wij blootsvoets waadden,       maar het gezang van lentegalen in het tsjiftsjafbos       verlokte ons naar 't mos, dat wij bevreemd betraden.

     We aten appels in de glooi van een taluud,       waarna wij prille netels gaarden in het moer;       betoverd keken wij naar 't duiken van een fuut,       totdat het veer ons naar Sint-Bernards oever voer.

       Zij wees mij blauwe schroefjes van de maagdenpalm       nabij de moede muren van een ouw' abdij.       Wij schreden binnen onder bronzen klokkengalm       en doolden door de gangen in een monnikspij. .

       En toen ontsteeg ik willig wat mij aards verbond: een jonge vrouw, de voorjaarstooi, dit mijmer-oord,       want alles werd weer net zoals het ooit ontstond:       uit niets, uit on-geluid schiep iets mijn eerste woord.

       

     

Herman J. Claeys (1935-2009)

Page 56: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Errata*)

      Voor 'kussen' lees: 'kussens',      Voor 'vliegen' lees: 'liegen',      Voor 'van jou' lees: 'van niemand',      Voor 'nood' lees: 'wet'.

      Voor 'nu' lees: 'later',      Voor 'later' lees: 'nooit',      Voor 'weten' lees: 'vergeten',      Voor 'waarom' lees: 'daarom'.

      Voor 'stenen' lees: 'brood',      Voor 'trouwen' lees: 'branden',      Voor 'jong' lees: 'oud',      Voor 'zwijgen' lees: 'goud'.

      'Twee' moet zijn: 'een',      En geen vraagteken achter 'meer'.

      *) In de geest van Paul Muldoon

     

       

     

Rudy Kousbroek (1929-2010)      uit: Dierentalen en andere gedichten (2003)

Page 57: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Het feest van mijn voetenen    Als ik in de dorrebladerenhopen       van mijn lakens schuif,       van hun fluisterende stemmen       goedheid afsmekend en slaap,       zijn het mijn voeten die vrolijk zijn.       Zij hebben elkaar,       zij zijn een dartel liefdespaar.       Van lopen hebben zij dan       niet het minste verstand.       Zij krommen zich wellustig,       zij zoenen elkanders holten,       zij tellen elkanders tenen       vol toeweiding en lachen daarbij.

       Ach, zij zijn zo ver van mijn allenig       hoofd, dat ook vannacht wel weer       zal blijven hout hakken       en in kaplaarsen stappen.       Hoe kan ik het overhalen om zoetjes       en dood de stroom af te drijven       achter mijn verliefde voeten aan?

       

       

     

Catharina Kortebos (1916-?)

Page 58: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Danslied   Zei niet Uw stem : de vogel danst,      Het loover danst, de weide danst,      De Zon die op het water glanst,      De wind, de wolk, de wereld danst?

      Gij reikte mij uw linkerhand,      Daarin gleed warm mijn rechterhand,      En velen volgden, tot een band      Van dansers slingerde over 't land.

      De laatste tranen op mijn wang      Verwoeien in dien rondegang,      Mijn polsklop, eerst zoo luid en bang,      Vond hart bij hart ten beurtgezang;

      En 'k wist heel blij, voor altijd, gánsch,      Onder mijn wilde-bloemenkrans,      Wijl goudgloed opsprong aan den trans      Dat alles goed wordt in den dans.

     

       

       

     

Aart van der Leeuw (1876-1931)      uit: Herscheppingen (1916))

Page 59: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Geen ootjes, s.v.p.          Gij waart de lust van mijn leven,      O vrouw, die ik niet meer bemin.      Ik heb u alles gegeven      En maakte u tot mijn vorstin.

      Ik gaf u een zilveren badkuip,      Robijn gaf ik u en smaragd.      Doch gij hebt al mijn geschenken      Naar de bank van lening gebracht.

      Gij hebt mij links laten liggen      (Waar onze matras het meest kraakt).      Gij hebt mij in 't ootje genomen      En van alles een potje gemaakt.

      En kan ik het potje vergeven      -- O potje, o bron van verdriet! --      Het ootje neem ik u kwalijk,      Het ootje vergeef ik u niet.

     

       

       

     

Daan Zonderland  (1909-1977)

Page 60: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

 

       

       

     

Page 61: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

 

       

       

     

Page 62: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Uit Brabant (maar even goed uit Limburg)

Melancholiek is 't klinken van de bellenAan 't haam van 't paard, dat stapvoets sloft in 't zand, Het opgeschoffeld stof zweeft naar de kantEn gansche zwermen vliegen vergezellen

Het beest, dat scheukt en kopschudt van hun kwellen. De kop omlaag, door 't kwastig net omrand,Zo trekt het dier langs 't hooge dorre landDe tweewielskar en blijft eentonig schellen.

En naast hem loopt de man, zijn evenbeeld,In 't grauwe kleed met sjokkig loomen gang. Verweerd zijn hoofd en haar, de hand vereeltStaag klapt de zweep, doch maakt zijn paard niet bang:

Zij hebben saam te lang hun werk gedeeldEn sukklen samen voort hun leven lang. 

J.B.Schepers (1865-1937)      uit: Zelfkeur (1907))

Paard en boer ken ik

Page 63: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Sotto voce

  Zoveel soorten van verdriet, Zoveel soorten van verdriet, ik noem ze niet. ik noem ze niet. Maar één, het afstand doen en scheiden. Maar één, het afstand doen en scheiden. En niet het snijden doet zo'n pijn, En niet het snijden doet zo'n pijn, maar het afgesneden zijn.maar het afgesneden zijn.

Nog is het mooi, 't geraamte van een blad, Nog is het mooi, 't geraamte van een blad, vlinderlicht rustend op de aarde, vlinderlicht rustend op de aarde, alleen nog maar zijn wezen waard.alleen nog maar zijn wezen waard.

Maar tussen de aderen van het lijden Maar tussen de aderen van het lijden niets meer om u mee te verblijden: niets meer om u mee te verblijden: mazen van uw afwezigheid, mazen van uw afwezigheid, bijeengehouden door wat pijn bijeengehouden door wat pijn en groter wordend met de tijd. en groter wordend met de tijd.

Arm en beschaamd zo arm te zijn. Arm en beschaamd zo arm te zijn. Maria Vasalisuit: Vergezichten en gezichten, Van Oorschot 1954

Page 64: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

De zomers

      Klaprozen, korenbloemen, barstenvolle      goudgele aren streelden mijn gezicht.      Groengouden vliegen zoemden een gedicht.      Rood liet het ooft de appelwangen bollen.

      Zomernachtdonker is gesmolten licht.      Niet bang zijn voor kabouters en voor trollen.      Ze komen 's nachts het grasveld voor je rollen.      Alleen een dom kind houdt zijn ogen dicht.

      Zullen wij dit soort zomers nooit meer zien?      Ging dan het paradijs voorgoed verloren      omdat wij aan de wereld toebehoren?      Huil niet, huil niet, de hemel zal misschien      een zolder in een huis zijn zonder zorgen.      Daar hebben ze die zomers opgeborgen.

Kees Stip (1913-2001)      uit: Au! de rozen bloeien (1983)

Page 65: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Ek betreur jou

  Ek betreur jou wasige liggaamblou soos jou oë wasig en wyd die seeMy hand van stofkan jou nie behoed niekan skaars die pad veranderwaarop jou neerslagtige voetstappemoet rus in wierMy hand van stofkan die rotse nie trotseer nie

Maar die meeue kan

. .

Ingrid Jonker(1933-1965)

Page 66: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Uitreiking van de diploma's

Onder de meisjes menig stevig stuk, maar er zijn ook van die nog hele tere, onder de jongens veel in herenkleren, en allen, allen stralend van geluk.

Niet langer meer gebukt onder het juk van heel veel saais om uit het hoofd te leren: niemand zal ooit nog bij hen informeren naar passé défini of overdruk.

Maar 't is meteen ook de examenklas, die vol saamhorigheid en warmte was, waarvan men zich zo zorgeloos ontdoet.

Nu slaat voor 't laatst de grote schooldeur dicht, en kijk, daar gaan ze: blij en doelgericht een toekomst met veel heimwee tegemoet.

Willem Wilmink(1936-2003)

Hoe argeloos naief was ik toen, hoe groen, hoe hulpeloos en kwetsbaarDie kwetsbaarheid is er nog,met alle littekens aan de binnenkant..

Page 67: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Jonge sla

 Alles kan ik verdragen,het verdorren van bonen,stervende bloemen, het hoekjeaardappelen kan ik met droge ogenzien rooien, daar ben ik werkelijk hard in.

Maar jonge sla in september,net geplant, slap nog,in vochtige bedjes, nee.

. .

Rutger Kopland(1934)

Page 68: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Raad

  Neem nooit een dichter, m'n dochter.Zo een met een dichterskop,zo eentje met lange haren,zo een op een zolderkamer,zo een wordt er ook met de jarenniet monogamer op...

Wat jij in hem liefhebt, dochter,staat al in zijn bundeltje Donkere sneeuw.Daarin staat al het verhevene.De rest krijg je 's morgens bij zevenenthuis. Als een meeuw.

Neem liever de kruidenier, dochter.Want alle tederheid die bij hemuitstijgt boven de kersenjamen boven de kleine zakjes blauw,dochter, is altijd voor jou.

. . Annie M.G. Schmidt(1911-1995)

Page 69: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Liefdes geur in de dingen

      Zóó dierbaar zijn de dingen mij geworden,      waarin herinnering is opgehoopt:      het huisraad, het gerei, de klok die loopt      door het bestel der langgewende orde; --      zóó verteederd verwijlt blik en gedachte      bij hun gedienstige gestaltenis,      dat ik soms twijfel: werden zij tot machten      waartusschen de ziel zèlf gekluisterd is?

      Maar neen, ik weet: alléén omdat zij vingen      den langen straal van liefdes licht aanschijn,      is 't, dat gedachte en blik de stomme dingen      liefkoze', of zij levende wezens zijn.      Tot geen afgod werd mij hun lijflijkheid,      maar zij zoog in zóó zoete liefdesgeuren      dat uit hen àl het liefst en zoetst gebeuren      mijns levens opstaat, en zich om mij vleit.

     

. . Henriette Roland Holst (1869-1952)

Page 70: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

De zwerver

  Ik ben vermoeid. Toch ben ik nog gestegen      tot op de heuvel in het late licht.      En vóór mij kronkelen de duistre wegen      van 't avonddorp, dat daar verlaten ligt.

      Is nu de wereld zoveel eeuwen ouder?      Alles lijkt mij zo vreemd en toch bekend.      Ik mis alleen een vriendelijke schouder,      een lichaam, dat mijn lust voelt en herkent.

      Ik ben alleen voor gans mijn verder leven,      er is niets meer dat me aan deze aarde bindt.      En toch, ik voel mijn hart onstuimig beven:      dáár staat een boom, dáár speelde ik eens als kind.

     

     

. . Jan van Nijlen (1884-1965)

Page 71: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Ek het gedink

  Ek het gedink dat ek jou kon vergeet,        en in die sagte nag alleen kon slaap,        maar in my eenvoud het ek nie geweet        dat ek met elke windvlaag sou ontwaak:         Dat ek die ligte trilling van jou hand        weer oor my sluimerende hals sou voel …        Ek het gedink die vuur wat in my brand        het soos die wit boog van die starre afgekoel.         Nou weet ek is ons lewens soos ’n lied        waarin die smarttoon van ons skeiding klink        en alle vreugde terugvloei in verdriet        en eind’lik in ons eensaamheid versink.       (soos=zoals)

     

. . Ingrid Jonker (1933-1965)

Page 72: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Windliedjie

        Waar slaap my liefde, my liefde vannag        sterre wat wieg in die denne en winde        sterre wat wieg en sterre wat wag        waar slaap my liefde, my liefde vannag?         Denneboom donker, rooipad en naglied,        naglied van diere en duistere winde        Waar slaap my liefde, wie stil sy verdriet        en sal ek my liefde, my liefde weer vinde?         Winterwind, lei my deur bittere nagte        tot uit die duister ek saggies kan staar        hoedat hy sluimer, en sluimerend my smarte        eindelik diep in my hart laat bedaar!

     

. . Ingrid Jonker (1933-1965)

Page 73: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

De Gelatene

      Ik open het raam en laat het najaar binnen,      Het onuitsprekelijke, het van weleer      En van altijd. Als ik één ding begeer      Is het: dit tot het laatst beminnen.

      Er was in dit leven niet heel veel te winnen.      Het deert mij niet meer. Heen is elk verweer,      Als men zich op het wereldoude zeer      Van de miljarden voor ons gaat bezinnen.

      Jeugd is onrustig zijn en een verdwaasd      Hunkren naar onvergankelijke beminden,      En eenzaamheid is dan gemis en pijn.

      Dat is voorbij, zoals het leven haast.      Maar in alleen zijn is nu rust te vinden.      En dan: 't had zoveel erger kunnen zijn.

     

. . J.C. Bloem (1887-1966)

Page 74: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Zomeravond

        Langzaam over het land

        in de avond de trompet

        van de andere boerderij.

        Het praten op de bank

        sterft uit, de witte roos

        laat stille bladeren vallen.

        Het kind, te bed gebracht,

        slaapt niet, achter het hart

        der luiken luistert het.

 

 

       

     

. . Ida Gerhardt (1905-1997)        uit: De hovenier (1961)

Page 75: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Bij het opruimen van het ouderlijk huis

       De zoldertrap kraakt nog eenmaal als ik mijn kamer opzoek.        In het bed slaapt weemoed onder een sprei van jaren. Buiten        drijven wolken voort. Een duif rommelt in de dakgoot, slaat        zijn vleugels uit. Ik stoot de wekker van het nachtkastje,

        rinkelend breekt de dag aan: lachen spelen, altijd spelen.        En steeds doemt de nachtmerrie op, draken en helse ondieren        Hopjes, flikjes en boterbrokkentroost in moederkoekenhuisje.        Maar wel je melk opdrinken en je bord spinazie leeg.

   Met de tijd valt de kast, door vader getimmerd, open.        Brengt seizoenen voor de geest, vriendjes en spiegels,        in de grandioze staat het mogelijke open te houden,

        het nimmer tot een conclusie brengen. Alom het jong        klapwiekend hoog en droog onder de pannen, buiten schot.        Een levenslang groeiend besef geborgen te zijn.

     

. . Mark van Tongele (1956)        uit: Ademruis (2011)

Page 76: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

De zeer oude zingt

       er is niet meer bij weinig        noch is er minder        nog is onzeker wat er was        wat wordt wordt willoos        eerst als het is is het ernst        het herinnert zich heilloos        en blijft ijlings        alles van waarde is weerloos        wordt van aanraakbaarheid rijk        en aan alles gelijk        als het hart van de tijd        als het hart van de tijd        

     

. .  Lucebert (1924-1994)

Page 77: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Sonnet

        Nu rijpt de herfst de rijkgebronsde peren;        De sappige applen glansen, rood en goud,        En prachtig prijkt, gelijk een tooverwoud,        Het bosch, dat groen in purper doet verkeeren.        Krachtige balsemgeur uit kreupelhout        Van eiken stroomt mij tegen, zilvren veêren        Doorstrepen 't reine luchtblauw en vermeeren        Tot éen wolk, die de zon gevangen houdt.         Nu vul die vaas met gele October-rozen,        Leg blauwe druiven op die blanke schaal,        Tusschen de trossen laat de perzik blozen        Als avondrood, en loof als bloedkoraal        Van wilden wingerd blij mijn blik verpoozen,        Die symphonieën zoekt in kleurentaal       

     

. .   Hélène Swarth (1859-1941))

Page 78: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

een mooie dag om stilte te verscheuren

        een mooie dag om stilte te verscheuren.        oud-strijders staan te beven aan de kant        de blikken op zwartwit – en het gebeurt.        gewoon, omdat het kan. omdat één man. 

        het is de wet van nederland. bij ons        moet alles vroeg of laat een keer gebeuren        dus dan ook dit. elkeen zoekt naar het licht        als hamsters in een bak met open deuren. 

        ik heb vandaag mijn oorlogsland herdacht        en struikel voort in volle ongeremdheid        zozeer bevrijd dat ik een kind vertrap. 

        vlak voor mijn voeten valt een hoogbejaarde        in zijn soldatenpak. hij huilt. ik kijk.        waar alles mag is ieder vogelvrij.       

     

. .

  Ramsey Nasr (1974)  uit: Mijn nieuwe vaderland (2011)

Ramsey Nasr was aanwezig op de Dam tijdens de Herdenkings- plechtigheid op 4 mei jl. Hij stond op enkele meters van de schreeuwende verstoorder, en werd zelf meegesleurd in alle paniek.

Page 79: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

      Omhuld van nev’len lagen de landouwen;

        de bosschen had een sluier stil omspreid        en uit de stilte steeg een blind vertrouwen        in het weerkeren van de vruchtbaarheid. 

        De regen viel; zijn zacht-egale suizen        vulde de wereld en zijn spinsel hing        aan verre kimmen. In hun stille kluizen        werkten de geesten van de opstanding. 

        O milde lucht en gezegende regen         en moederlijke schoot die baren gaat        der aarde … o Beeld van ieder groot bewegen        dat uit de stille verzonkenheid ontstaat. 

        Door u zijn de verstarringen geweken        en werd weer vloeibaar wat gestolten was;        in verre velden murm’len kleine beken        en een groen waas doortrekt het vale gras. 

        O zoete hoop die oud is als het leven        en al zijn schepselen te zamen bindt, –        gij kunt de moede harten niet begeven,        gij moeder van vertrouwen, groot en blind.

       

     

. . Henriëtte Roland Holst-van der Schalk (1869-21/11/1952)

Page 80: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Ik ne mag thi kussjan

     Ik kan je niet kussende zomer kan de winter niet kussenwe kunnen alleen dansenzoals de zomer om de winter danst   

thik kussjanSumar ne mag wintar kussjanWii mugun al-aina dansonAlso sumar umbi wintar dansot    

     

. .

Uit Canvasprogramma:In de uitzending werd de vraag gesteld hoe het Nederlands vroeger klonk. 500 jaar geleden. 1000 jaar ?. 1500 jaar ? de Leidense professor Michiel de Vaan ontwikkelde een methode om daar achter te komen. Zo moet het 1500 jaar geleden geklonken hebben.http://www.youtube.com/watch?v=_rfxtAzrpQs&feature=player_embedded

Page 81: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

De kleine waterplek

 

      Soms ga ik al vermoeden, dat de zee       – omdat zij sterk verschijnt – wel heel mijn leven       de onstuimige waarheid blijven zal, waarmee       ik hier de wereld kan weerstreven       bij tij en ontij, maar dat ik ten laatste       het wezen van den grooten dood ontdek       bij de kleine waterplek,       die zoo stil den wilden avondval weerkaatste.         

     

. .

A. Roland Holst (1888-1976)

Page 82: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

      Wat rest van 't brede haar en bittere gouden ogen,

        En van de woorden en van de gebaren         En van de droevigheden en van al het staren         Om dit dat alles was en is vervlogen.         Wat meer dan rozen in den storm gebogen         En bladerloos geschud boven de eigen blaren,        En oude tederheden, die geteisterd waren         Met droefenis en die geen troost vermogen.         En soms, in 't bleke bliksemen na de vlagen:         De kering van het licht, de eb en vloed         Van oeverloze wateren en een dagen,        Een kim. een eiland door één ster behoed:         Stilte, en als de ziel haar verren tocht mag wagen         Bleef daar al wat verdween en eeuwig leven moet.         

       

     

. .

J.W.F. Werumeus Buning (1891-1958)

Wat rest ..

Page 83: Poezie In de wachtzaal van mijn oogchirurg 2010-06-17.

Einde

Poetry is an echo, asking a shadow to dance.

Goede gedichten veranderen de eenzaamheid.

Carl Sandburg

Martinus Nijhoff (1894 - 1953)