PIETER JACOBSZ. DEN DOP V AN de talrijke Rotterdamsche schilders uit de...

7
PIETER JACOBSZ. DEN DOP DOOR MR. H. C. HAZEWINKEL V AN de talrijke Rotterdamsche schilders uit de 17de eeuw, wier namen in vergetelheid geraakt zijn, is Pieter Jacobsz. den Dop misschien wel een der meest be- teekenende geweest. Jan Sysmus, de Amsterdamsche medicus en kunstkenner, blijkt zijn werk gekend te hebben en laat zich er, met de hem eigen beknoptheid, twee maal waar- deerend over uit: „Dop, te weten den ouwen Dop, in lant- schappen en beelden, moy, hiet Pieter Jacobsz., in historiën" en verderop: „Pieter Jacobsz. den Dop, den Oude, landschap en historiën, moy" *). Dr. A. Bredius, door wiens zorgen Sysmus' schilders- register gedeeltelijk in een van de oudere jaargangen van Oud-Holland is afgedrukt, voegt hier aan toe: „Al wat ik vind van hem is, dat in het fraaie kabinet van den heer Henric Bugge van Ring te Leiden in het jaar 1666 aanwezig was: „een stuck van Abraham en de engelen van den Dop". De samenstellers van de Rotterdamsche Historiebladen noemen in hun „Aanteekeningen over Rotterdamsche kun- stenaers" Den Dop niet, maar wel zekeren Pieter Jacobsz: zij geven n.l. uittreksels uit een drietal schepenakten, z.g. giftebrieven, waarin een schilder van dien naam voorkomt: Die van 1607 (27 September) en 1612 (22 Mei) betreffen een huis aan den Groenendaal, dat deze in eerstgenoemd jaar in eigendom verkrijgt en in 1612 weer van de hand doet; in die van 6 April 1644 draagt hij voor zich zelf en als last- hebber van zijn zuster Hade wij aan IJsbrant en Pieter Roos den eigendom van een tuin in Rubroek over, die zij geërfd hadden van hun broeder Vranck, in leven secretaris van de Weeskamer. Maar het is twijfelachtig, of de Pieter van de giftebrieven van 1607 en 1612 identiek is met dien van de akte van 1644. Er leefden in de eerste helft van de 17de eeuw n.l. drie schilders in Rotterdam, die Pieter Jacobsz. heetten. De meest bekende van hen was Pieter Jacobsz. Duyfhuyzen, van wien het Museum Boymans nog een werkje bezit, en die meestal 1) Oud Holland 1890, blz. 6 en 307. 122

Transcript of PIETER JACOBSZ. DEN DOP V AN de talrijke Rotterdamsche schilders uit de...

  • PIETER JACOBSZ. DEN DOPDOOR MR. H. C. HAZEWINKEL

    VAN de talrijke Rotterdamsche schilders uit de 17deeeuw, wier namen in vergetelheid geraakt zijn, is PieterJacobsz. den Dop misschien wel een der meest be-teekenende geweest. Jan Sysmus, de Amsterdamsche medicusen kunstkenner, blijkt zijn werk gekend te hebben en laatzich er, met de hem eigen beknoptheid, twee maal waar-deerend over uit: „Dop, te weten den ouwen Dop, in lant-schappen en beelden, moy, hiet Pieter Jacobsz., in historiën"en verderop: „Pieter Jacobsz. den Dop, den Oude, landschapen historiën, moy" *).

    Dr. A. Bredius, door wiens zorgen Sysmus' schilders-register gedeeltelijk in een van de oudere jaargangen vanOud-Holland is afgedrukt, voegt hier aan toe: „Al wat ikvind van hem is, dat in het fraaie kabinet van den heer HenricBugge van Ring te Leiden in het jaar 1666 aanwezig was: „eenstuck van Abraham en de engelen van den Dop".

    De samenstellers van de Rotterdamsche Historiebladennoemen in hun „Aanteekeningen over Rotterdamsche kun-stenaers" Den Dop niet, maar wel zekeren Pieter Jacobsz:zij geven n.l. uittreksels uit een drietal schepenakten, z.g.giftebrieven, waarin een schilder van dien naam voorkomt:Die van 1607 (27 September) en 1612 (22 Mei) betreffen eenhuis aan den Groenendaal, dat deze in eerstgenoemd jaar ineigendom verkrijgt en in 1612 weer van de hand doet; indie van 6 April 1644 draagt hij voor zich zelf en als last-hebber van zijn zuster Hade wij aan IJsbrant en Pieter Roosden eigendom van een tuin in Rubroek over, die zij geërfdhadden van hun broeder Vranck, in leven secretaris van deWeeskamer.

    Maar het is twijfelachtig, of de Pieter van de giftebrievenvan 1607 en 1612 identiek is met dien van de akte van 1644.Er leefden in de eerste helft van de 17de eeuw n.l. drieschilders in Rotterdam, die Pieter Jacobsz. heetten. De meestbekende van hen was Pieter Jacobsz. Duyfhuyzen, van wienhet Museum Boymans nog een werkje bezit, en die meestal

    1) Oud Holland 1890, blz. 6 en 307.122

  • met zijn geslachtsnaam in de archiefstukken voorkomt. Ditlaatste kan van de beide andere Pieter Jacobsz.'s niet gezegdworden. Een van hen, in wien ik geneigd ben den eigenaarvan het perceel aan den Groenendaal te zien, heeft blijkbaarnooit een achternaam gehad. Blijkens een giftebrief van4 Februari 1614 was hij mede-erfgenaam van een huis aande Nieuwpoort (Oppert) W.z., dat bij die gelegenheid ineigendom overging aan den mandemaker Louys Bosch. Hij hadeen zuster Aeltgen, gehuwd met den schipper Daniel Gillisz.en een neefje, zoon van zijn overleden broeder Jacob. Het huiswas afkomstig uit den boedel van zijn moeder Lysbeth Pietersdr., laatstelijk weduwe van Adam van Crombergen *).

    Vermoedelijk was het deze zelfde Pieter Jacobsz., die ineen request aan de H. Geesthuismeesters, waarin hij zich„glaesmaecker" noemt, in 1635 als 70-jarige weduwnaar op-neming in het gesticht verzoekt 2). Een maand later ̂ ) wordtPieterjacobsz. „schilder ofte glaesmaecker" met toestemmingvan burgemeesteren onder het vastgestelde aantal oude man-nen in het Huis opgenomen „inbrengende f 18.- in plaets vaneen bed met toebehooren". Hij mocht er ruim 10 jaar een rus-tigen ouden dag genieten en stierf 16 Juli 1646 in het gesticht.

    De derde Pieter Jacobsz., ook wel „Den Dop" geheeten,komt onder dezen naam voor in een merkwaardige akte inhet protocol van notaris Vitus Mustelius, die we hier inextenso laten volgen*:

    „Op huyden de 11 en Martii 1659 Compareerden voor mijVitus Mustelius notarius publicus etc. den eersame Nicolaesde Bode ebbewercker, out 39 jaren ende Laurens Brouwers,tamboer, out 33 jaren of elcx daeromtrent, beyde wonendealhier, dewelcke by desen verclaerden met ware woorden inplaets van solempnelen eede ter requisitie van Sr. Gerrardde Cachiopyn, warachtig te wesen, dat zyluyden deposantenop dato deses voor de middach zyn geweest ten huyse vanGerrard van der Meulen, drogist, wonende inde Rhysthuinbinnen deser voorss. stede ende afflrmeren aldaer opde tweede

    1) Prot. notaris Jacobs, Inv. N°. 54, blz. 447, d.d. 4 Sept. 1613.2) Prot. notaris Van Woerden, Inv. N°. 25, blz. 26 d.d. 9 Febr. 1607.3) Archief H. Geesthuis, Inv. N°. 115, blz. 137. Inv. N°. 116, blz. 72.4) Notarieel Archief, Inv. N°. 510, blz. 134.

  • voorcamer tsamen perfectelijck gezien te hebben, dat zekerstuck schilderie zijnde de historie van de steeninge Stephani,was hangende opde selve voorcamer jegens het dack aen,alsoo d'selve earner onder het dack was, hebbende 't selvestuck schilderie twee opslaende deuren, zijnde boven rondt,sulx dat de voorss. schilderie in drie parthyen afgedeelt ofteafgebeelt was, staende op de eene deure daer Stephanus voorden rechter stont en veroordeelt wiert, int middelste paneeldaer hij gesteenicht wierdt ende op de andere deure daerderselver Stephani doot was of begraven wierdt; ende ver-claert den voorn, deposant Nicolaes de Bode int particulier,dat 't voorss. stuck schilderie geschildert was bij PieterJacobsz. den Dob, voor redenen van wetenschap allegerendeseer nauwe achtinge op t voorss. geschilderde stuck geslagente hebben ende de handelinge of schilderconst van den voorss.den Dob seer wel te kennen. Aldus gedaen... etc."

    Dat Den Dop zelf een Rotterdammer is geweest laat zichuit deze akte meer vermoeden dan bewijzen. Het bewijslevert een andere notarieele akte: op 16 October 1663 maakteen zekere Hadewijtje Jacobs, woonachtig op den Schiedam-schedijk ten overstaan van notaris Isaack de Roy haar testa-ment*). „Ongehoude bejaerde dochter" wordt zij daarin ge-noemd. Tot haar erfgenamen benoemt zij de kinderen vanhaar zuster Hillegont Jacobs, in leven huisvrouw van JohanSnaets, beide overleden, de kinderen bij haar zuster ElisabethJacobs verwekt door Job Cornelisz. Rees en de kinderen vanhaar zuster Maria, die getrouwd was met Hendrick Lakens.Executeur testamentair zal haar neef Johan Snaets Jr., koop-man in granen in den Rijstuin, wezen, wien zij bovendienprelegateert „drie stucken schilderij e, bij haer broeder PieterJacobsz. den Dop geschildert, te weten de Palme Sondach, deVerrij senis Christy ende de affdoeninge van het cruys Christy".

    In verband met het bovenstaande is het niet onwaarschijn-lijk, dat de tweede voorkamer van het huis van den drogistvan der Meulen in den Rijstuin door Snaets Jr. bewoond werd(zijn vader was reeds in 1648 overleden), die daar het doorzijn oom geschilderde drieluik bewaarde... Verder blijkt nu

    1) Inv. Notarieel archief N*. 700, fol. 65.124

  • met zekerheid, dat de schilder Pieter Jacobsz. die mede namenszijn zuster Hadewij, zooals we zagen, in 1644 als erfgenamenvan zijn broeder Vranck, secretaris van de Weeskamer, eentuin in Rubroek verkocht, inderdaad Pieter Jacobsz. denDop is geweest.

    Een officieel persoon als zijn broeder Vranck Jacobsz.moet natuurlijk meer sporen in de archieven nagelaten heb-ben: hij is dan ook volstrekt geen onbekende: zijn afkomsten verwantschap zijn uitvoerig beschreven door mej. N. Al-ting Mees in het Rotterdamsch Jaarboekje over 1912 (blz. 116vlg.), hoewel dat eigenlijk over zijn vader, den notaris JacobSimonsz. handelt.

    Jacob Symonsz., zoo wordt daarin verteld, was een vande vijf kinderen van Symon Jansz., kuiper en keurmeestervan de haring, en Maritgen Jacobsdr. Hij huwde op 25Februari 1582 met Elisabeth Willems, dochter van denlijndraaier Willem Reyersz., en kreeg bij haar zeven kinderen:Vranck, Willem, Pieter, Maritgen, Hade wij, Reyer en Aelt-gen. Toen Elisabeth in 1599 overleden was, haastte hij zichnog datzelfde jaar in het huwelijk te treden met AeffgenMelchiorsdr. die hem nog drie kinderen: Elisabeth, Hillegonten Maria schonk. Toen hij stierf (22 Juni 1621) waren de beidejongste kinderen uit zijn eerste huwelijk reeds overleden.

    Als secretaris van de Weeskamer werd hij opgevolgd doorzijn zoon Vranck, die tevens de notarispraktijk uitoefende,evenals zijn broeder Willem.

    Toen Hadewij haar testament maakte (16 October 1663),waren al haar broeders en zusters reeds overleden; van Pieterwordt dit niet uitdrukkelijk gezegd, maar aangezien hijcelibatair was en niet onder de erfgenamen genoemd wordt,zullen we het wel mogen aannemen. Bovendien zal het welmeer dan een toevallige coïncidentie geweest zijn, dat zeer kortvoor het verlijden van dit testament, in de week van 7-12October van dat jaar in de begrafenisregisters het overlijdenvan Pieter Jacobsz. opgeteekend staat. Deze Pieter woondetoen op een kamer boven het pakhuis van Anthony vanKempen op de Delftschevaart en is, daar ook Hadewij, tienjaar later (10 Juni 1674) in een huis aan de Delftschevaartoverleed, vermoedelijk identiek met haar broeder, den schil-

    125

  • der, wiens bijbelsche tafereelen nu in het bezit kwamen vanden graanhandelaar Snaets.

    In Rotterdam geboren en vermoedelijk ook daar gestorven,heeft Pieter Jacobsz. den Dop blijkbaar het grootste deelvan zijn leven in deze stad doorgebracht. Evenals zijn vaderzal hij tot de R.K. kerk behoord hebben, maar dat hij ge-trouwd geweest is, is niet gebleken. Herhaaldelijk trad hijals getuige op bij het passeeren van notarieele akten zijnerbeide broeders, het eerst, voor zoover we konden nagaan in1628*); hij teekende dan kortweg: Pieter Jacobsz.

    Als zoodanig wordt hij ook genoemd in een akte van 10October 1643 )̂ waarbij Pieter Jacobsz. Fiool, huidevettervan beroep aan zijn dienstmaagd Neeltgen Jansdr. o.a. ver-maakt „twee schilderibordekens, d'een van Maria Magdalenaende d'ander van den berch van Calvarien, beyde by PieterJacobsz. geschildert". Het is merkwaardig, dat deze akteverleden werd ten huize van Vranck Jacobsz., secretaris vande Weeskamer, in de Nieuwpoort (Oppert). De vraag, welkeonwillekeurig opkomt, of onze schilder en Fiool welHcht eenen dezelfde persoon zouden kunnen wezen, kan met beslist-heid ontkennend beantwoord worden: er is hier slechts eentoevallige gelijkheid van voornaam en patroniem in het spel.

    Het bovenstaande samenvattend kunnen we over den per-soon van Pieter Jacobsz. den Dop het volgende vertellen:Hij is omstreeks 1590 geboren als derde zoon uit het huwelijkvan den notaris Jacob Symonsz. en Elisabeth Willemsdr.Een groot deel van zijn leven bracht hij in Rotterdam, zijngeboortestad door, waar hij vermoedelijk in October 1663ongehuwd overleed, als naaste verwante zijn zuster Hadewijnalatende, bij wie hij waarschijnlijk zal hebben ingewoond.Hij was Roomsch Katholiek en schilderde hoofdzakelijkbijbelsche en mythologische tafereelen

    1) Not. archief, protocol notaris Willem Jacobsz. d.d. 6 Juli 1628, inv.65 fol. 572.

    2) Not. archief,protocol notaris Jan Egbertsz. van der Heul, inv. N°. 416,blz. 421.

    3) Een „Venus en Adonis" van zijn hand maakte deel uit van de schilde-rijenver'ameling van Catharina Blanckert, weduwe van den suikerraffinadeurJan Reyniersz. van Beaumont, die na haar overlijden (in 1672) door CornelisSachtleven getaxeerd werd (vgl. Oud Holland 1935, blz. 280).

    126

  • 4-8

    23-24. Een tweetal episoden uit ,,dc heele passada, hoedat men van binnenhet lichaam, onder den lemmer, sal wegh passeren." Uit: J. G. Bruchius,Grondige beschrijvinge van de edele ende ridderlijckc scherm- ofte wapen -

    konste, Leiden 1671.