P7 TA-PROV 2012 05-10 PAR02 NL - European Parliament...NL NL In verscheidenheid verenigd AANGENOMEN...
Transcript of P7 TA-PROV 2012 05-10 PAR02 NL - European Parliament...NL NL In verscheidenheid verenigd AANGENOMEN...
NL NL
In verscheidenheid verenigd
AANGENOMEN TEKSTEN
van de vergadering van
donderdag 10 mei 2012
DEEL 2
P7_TA-PROV(2012)05-10 VOORLOPIGE UITGAVE PE 486.812
EUROPEES PARLEMENT
2012 - 2013
PE 486.812\ I
NL
INHOUDSOPGAVE
AANGENOMEN TEKSTEN
P7_TA-PROV(2012)0164
Kwijting 2010: prestaties, financieel beheer en controle van de EU-agentschappen
(A7-0103/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de agentschappen van de Europese Unie voor het
begrotingsjaar 2010: prestaties, financieel beheer en controle van de agentschappen van de
Europese Unie (2011/2232(DEC))................................................................................................ 1
P7_TA-PROV(2012)0165
Kwijting 2010: Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie
(A7-0125/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Vertaalbureau voor de organen van de
Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0280/2011 – 2011/2219(DEC)).................... 20
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0280/2011 – 2011/2219(DEC)) .......................................................... 21
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0280/2011 – 2011/2219(DEC)) ............................................ 22
P7_TA-PROV(2012)0166
Kwijting 2010: Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding
(A7-0129/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van
de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0274/2011 – 2011/2213(DEC))........... 29
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor
het begrotingsjaar 2010 (C7-0274/2011 – 2011/2213(DEC))..................................................... 31
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de
beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0274/2011 – 2011/2213(DEC))................ 32
II /PE 486.812
NL
P7_TA-PROV(2012)0167
Kwijting 2010: Europese Politieacademie
(A7-0119/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politieacademie voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0290/2011 – 2011/2230(DEC)) .......................................................... 39
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0290/2011
– 2011/2230(DEC))..................................................................................................................... 41
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2010
(C7-0290/2011 – 2011/2230(DEC)) ........................................................................................... 43
P7_TA-PROV(2012)0168
Kwijting 2010: Communautair Bureau voor visserijcontrole
(A7-0130/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Communautair Bureau voor visserijcontrole
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0293/2011 – 2011/2234(DEC)) ............................................ 53
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar
2010 (C7-0293/2011 – 2011/2234(DEC)) .................................................................................. 55
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0293/2011 – 2011/2234(DEC)) .......................................................... 56
P7_TA-PROV(2012)0169
Kwijting 2010: Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart
(A7-0124/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid van
de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0285/2011 – 2011/2224(DEC)) ...................... 63
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0285/2011 – 2011/2224(DEC)) .......................................................... 65
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de
luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0285/2011 – 2011/2224(DEC)) ........................... 66
P7_TA-PROV(2012)0170
Kwijting 2010: Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC)
(A7-0123/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 inzake het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -
bestrijding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0287/2011 – 2011/2227(DEC)) .......................... 76
PE 486.812\ III
NL
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0287/2011 – 2011/2227(DEC)) .......................................................... 78
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -
bestrijding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0287/2011 – 2011/2227(DEC)) .......................... 79
P7_TA-PROV(2012)0171
Kwijting 2010: Europees Agentschap voor chemische stoffen
(A7-0126/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor chemische stoffen
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0294/2011 – 2011/2235(DEC)) ............................................ 85
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar
2010 (C7-0294/2011 – 2011/2235(DEC)) .................................................................................. 87
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0294/2011 – 2011/2235(DEC)) .......................................................... 88
P7_TA-PROV(2012)0172
Kwijting 2010: Europees Milieuagentschap
(A7-0105/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Milieuagentschap voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0278/2011 – 2011/2217(DEC)) .......................................................... 96
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2010
(C7-0278/2011 – 2011/2217(DEC)) ........................................................................................... 98
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar
2010 (C7-0278/2011 – 2011/2217(DEC)) ................................................................................ 100
P7_TA-PROV(2012)0173
Kwijting 2010: Europese Autoriteit voor voedselveiligheid
(A7-0106/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0286/2011 – 2011/2226(DEC)) .......................................... 109
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar
2010 (C7-0286/2011 – 2011/2226(DEC)) ................................................................................ 111
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0286/2011 – 2011/2226(DEC)) ........................................................ 112
IV /PE 486.812
NL
P7_TA-PROV(2012)0174
Kwijting 2010: Europees Instituut voor gendergelijkheid
(A7-0132/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor
het begrotingsjaar 2010 (C7-0351/2011 – 2011/2264(DEC)) .................................................. 122
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010
(C7-0351/2011 – 2011/2264(DEC)) ......................................................................................... 124
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0351/2011 – 2011/2264(DEC)) ........................................................ 125
P7_TA-PROV(2012)0175
Kwijting 2010: Europees Geneesmiddelenbureau
(A7-0107/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0281/2011 – 2011/2220(DEC)) ........................................................ 130
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2010
(C7-0281/2011 – 2011/2220(DEC)) ......................................................................................... 132
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0281/2011 – 2011/2220(DEC)) ........................................................ 133
P7_TA-PROV(2012)0176
Kwijting 2010: Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving
(A7-0134/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en
drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0277/2011 – 2011/2216(DEC))................ 145
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor
het begrotingsjaar 2010 (C7-0277/2011 – 2011/2216(DEC)) .................................................. 147
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en
drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0277/2011 – 2011/2216(DEC))................ 148
P7_TA-PROV(2012)0177
Kwijting 2010: Europees Agentschap voor maritieme veiligheid
(A7-0137/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor maritieme
veiligheid voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0284/2011 – 2011/2223(DEC)) ......................... 155
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0284/2011 – 2011/2223(DEC)) ........................................................ 157
PE 486.812\ V
NL
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor
het begrotingsjaar 2010 (C7-0284/2011 – 2011/2223(DEC))................................................... 158
P7_TA-PROV(2012)0178
Kwijting 2010: Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging
(A7-0136/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor netwerk- en
informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0288/2011 – 2011/2228(DEC))....... 165
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0288/2011 – 2011/2228(DEC)) ........................................................ 167
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor netwerk- en
informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0288/2011 – 2011/2228(DEC))....... 168
P7_TA-PROV(2012)0179
Kwijting 2010: Europees Spoorwegbureau
(A7-0118/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Spoorwegbureau voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0289/2011 – 2011/2229(DEC)) ........................................................ 174
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2010
(C7-0289/2011 – 2011/2229(DEC)) ......................................................................................... 176
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar
2010 (C7-0289/2011 – 2011/2229(DEC)) ................................................................................ 177
P7_TA-PROV(2012)0180
Kwijting 2010: Europese Stichting voor opleiding
(A7-0135/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0283/2011 – 2011/2222(DEC)) ........................................................ 185
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2010
(C7-0283/2011 – 2011/2222(DEC)) ......................................................................................... 187
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0283/2011 – 2011/2222(DEC)) ........................................................ 188
VI /PE 486.812
NL
P7_TA-PROV(2012)0181
Kwijting 2010: Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk
(A7-0117/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de
gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0279/2011 – 2011/2218(DEC))... 194
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0279/2011 – 2011/2218(DEC)) .......................................... 196
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de
gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0279/2011 – 2011/2218(DEC))... 197
P7_TA-PROV(2012)0182
Kwijting 2010: Voorzieningsagentschap van EURATOM
(A7-0131/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Voorzieningsagentschap van Euratom voor
het begrotingsjaar 2010 (C7-0295/2011 – 2011/2236(DEC)) .................................................. 203
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Voorzieningsagentschap van Euratom voor het begrotingsjaar 2010
(C7-0295/2011 – 2011/2236(DEC)) ......................................................................................... 204
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Voorzieningsagentschap van Euratom voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0295/2011 – 2011/2236(DEC)) ........................................................ 205
P7_TA-PROV(2012)0183
Kwijting 2010: Europese Stichting tot verbetering van de levens- en
arbeidsomstandigheden
(A7-0116/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 maart 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting tot verbetering van de
levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0275/2011 –
2011/2214(DEC))...................................................................................................................... 208
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 maart 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en
arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0275/2011 – 2011/2214(DEC)) ... 210
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en
arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0275/2011 – 2011/2214(DEC)) ... 211
P7_TA-PROV(2012)0184
Kwijting 2010: EUROJUST
(A7-0128/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010 (C7-
0282/2011 – 2011/2221(DEC))................................................................................................. 219
PE 486.812\ VII
NL
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0282/2011 – 2011/2221(DEC)) .. 220
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0282/2011 –
2011/2221(DEC))...................................................................................................................... 221
P7_TA-PROV(2012)0185
Kwijting 2010: EUROPOL
(A7-0111/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politiedienst voor het begrotingsjaar
2010 (C7-0316/2011 – 2011/2255(DEC)) ................................................................................ 230
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de Europese Politiedienst voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0316/2011 –
2011/2255(DEC))...................................................................................................................... 232
3.Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de Europese Politiedienst voor het begrotingsjaar 2010
(C7-0316/2011 – 2011/2255(DEC)) ......................................................................................... 233
P7_TA-PROV(2012)0186
Kwijting 2010: Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten
(A7-0122/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Bureau van de Europese Unie voor de
grondrechten voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0276/2011 – 2011/2215(DEC)) .................... 237
2 Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0276/2011 – 2011/2215(DEC)) ........................................................ 239
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0276/2011 – 2011/2215(DEC)) .......................................... 240
P7_TA-PROV(2012)0187
Kwijting 2010: Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking
aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (FRONTEX)
(A7-0133/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor het beheer van de
operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0291/2011 – 2011/2231(DEC)) .......................................... 246
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele
samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0291/2011 – 2011/2231(DEC)) ........................................................ 248
VIII /PE 486.812
NL
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor het beheer van de
operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0291/2011 – 2011/2231(DEC)) .......................................... 250
P7_TA-PROV(2012)0188
Kwijting 2010: Europees GNSS-Agentschap
(A7-0127/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees GNSS-Agentschap voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0292/2011 – 2011/2233(DEC)) ........................................................ 257
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees GNSS-Agentschap voor het begrotingsjaar 2010
(C7-0292/2011 – 2011/2233(DEC)) ......................................................................................... 259
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees GNSS-Agentschap voor het begrotingsjaar
2010 (C7-0292/2011 – 2011/2233(DEC)) ................................................................................ 260
P7_TA-PROV(2012)0189
Kwijting 2010: ARTEMIS - Ingebedde computersystemen
(A7-0109/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0299/2011 – 2011/2240(DEC)) .......................................... 267
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0299/2011 –
2011/2240(DEC))...................................................................................................................... 269
3.Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0299/2011 –
2011/2240(DEC))...................................................................................................................... 270
P7_TA-PROV(2012)0190
Kwijting 2010: Clean sky - Luchtvaart en milieu
(A7-0115/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0298/2011 – 2011/2239(DEC)) .......................................... 277
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar
2010 (C7-0298/2011 – 2011/2239(DEC)) ................................................................................ 279
3.Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-298/2011 – 2239/2011(DEC)) .......................................................... 281
PE 486.812\ IX
NL
P7_TA-PROV(2012)0191
Kwijting 2010: Gemeenschappelijke onderneming ENIAC
(A7-0112/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0352/2011 – 2011/2265(DEC)) .......................................... 287
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor het begrotingsjaar 2010
(C7-0352/2011 – 2011/2265(DEC)) ......................................................................................... 289
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0352/2011 – 2011/2265(DEC)) ........................................................ 290
P7_TA-PROV(2012)0192
Kwijting 2010: Gemeenschappelijke onderneming brandstofcellen en waterstof (FCH)
(A7-0110/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming
brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0301/2011 –
2011/2242(DEC))...................................................................................................................... 298
2.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor
het begrotingsjaar 2010 (C7-0301/2011 – 2011/2242(DEC))................................................... 300
3.Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en
waterstof voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0301/2011 – 2011/2242(DEC)) .......................... 302
P7_TA-PROV(2012)0193
Kwijting 2010: Initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (IMI)
(A7-0108/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming inzake
innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0300/2011 –
2011/2241(DEC))...................................................................................................................... 307
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het
gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0300/2011 – 2011/2241(DEC)) ........................................................ 309
3.Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering
van het gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0300/2011 – 2011/2241(DEC)) .......................................... 310
X /PE 486.812
NL
P7_TA-PROV(2012)0194
Kwijting 2010: Gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van
fusie-energie
(A7-0113/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de
ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0296/2011 –
2011/2237(DEC))...................................................................................................................... 318
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de
ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0296/2011 –
2011/2237(DEC))...................................................................................................................... 320
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER
en de ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0296/2011 –
2011/2237(DEC))...................................................................................................................... 322
P7_TA-PROV(2012)0195
Kwijting 2010: Gemeenschappelijke onderneming SESAR
(A7-0114/2012 - Rapporteur: Monica Luisa Macovei)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming SESAR
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0297/2011 – 2011/2238(DEC)) .......................................... 328
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming SESAR voor het begrotingsjaar 2010
(C7-0297/2011 – 2011/2238(DEC)) ......................................................................................... 330
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming SESAR voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0297/2011 – 2011/2238(DEC)) ........................................................ 331
1
P7_TA-PROV(2012)0164
Kwijting 2010: prestaties, financieel beheer en controle van de EU-
agentschappen
Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de agentschappen van de Europese Unie voor het
begrotingsjaar 2010: prestaties, financieel beheer en controle van de agentschappen van
de Europese Unie (2011/2232(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien het verslag van 14 november 2011 van de Commissie aan het Europees Parlement
en de Raad inzake de follow-up van de kwijting voor het begrotingsjaar 2009
(COM(2011)0736) en de bijbehorende werkdocumenten van de diensten van de Commissie
(SEC(2011)1350 en SEC(2011)1351),
– gezien de mededeling van 11 maart 2008 van de Commissie getiteld "Europese
agentschappen – Verdere ontwikkelingen", COM(2008)0135),
– gezien zijn resolutie van 10 mei 2011 over de kwijting 2009: prestaties, financieel beheer
en controle van de agentschappen van de EU1,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, als bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen3,
en met name artikel 96,
– gezien speciaal verslag nr. 5/2008 van de Rekenkamer getiteld "Agentschappen van de
Europese Unie: resultaten bereiken",
– gezien de specifieke jaarverslagen4 van de Rekenkamer over de jaarrekeningen van de
gedecentraliseerde agentschappen voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien zijn studie "Opportunity and feasibility of establishing common support services for
EU agencies" over de mogelijkheid en haalbaarheid van het opzetten van
gemeenschappelijke ondersteunende diensten voor EU-agentschappen, die is uitgebracht op
7 april 2009,
– gezien zijn resolutie van 15 september 2011 over de inspanningen van de EU ter bestrijding
van corruptie1, zijn verklaring van 18 mei 2010 over de inspanningen van de Unie ter
1 PB L 250 van 27.9.2011, blz. 269. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 4 PB C 368 van 16.12.2011.
2
bestrijding van corruptie2, en de mededeling van de Commissie aan het Europees
Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité over
corruptiebestrijding in de EU (COM(2011)0308),
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en de adviezen van de Commissie
werkgelegenheid en sociale zaken en de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en
binnenlandse zaken (A7-0103/2012),
A. overwegende dat deze resolutie voor elk orgaan in de zin van artikel 185 van Verordening
(EG, Euratom) nr. 1605/2002 de horizontale op- en aanmerkingen bevat die zijn vervat in
de kwijtingsbesluiten volgens artikel 96 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002
en artikel 3 van bijlage VI bij zijn Reglement;
B. overwegende dat het aantal agentschappen het afgelopen decennium sterk is toegenomen,
van 3 in 2000 tot 24 in 2010;
C. overwegende dat de besluiten over de oprichting en toewijzing van agentschappen die in
de afgelopen jaren door de Raad zijn genomen tot hoge uitgaven en ondoelmatig
functioneren van de betrokken agentschappen hebben geleid, aangezien zij niet zijn
gebaseerd op overwegingen van doelmatigheid, hetgeen onder meer tot afgelegen en
hogekostenplaatsen heeft geleid;
D. overwegende dat de begroting van de gedecentraliseerde agentschappen tussen 2007 en
2010 aanzienlijk is gestegen van EUR 1 055 000 000 (voor 21 agentschappen) tot EUR 1
658 000 000 (voor 24 agentschappen);
E. overwegende dat de bijdragen van de Unie aan de gedecentraliseerde agentschappen voor
het begrotingsjaar 2010 meer dan EUR 620 000 000 bedroegen;
F. overwegende dat het Parlement, de Raad en de Commissie na de goedkeuring van de
reeds aangehaalde mededeling van de Commissie van 11 maart 2008 het project tot
vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor de agentschappen opnieuw hebben
gelanceerd en in 2009 een interinstitutionele werkgroep voor de agentschappen hebben
ingesteld;
G. overwegende dat deze interinstitutionele werkgroep op 13 december 2011 voor de
zevende maal bijeen is gekomen op politiek niveau, waarbij de volgende punten zijn
besproken: de criteria voor de oprichting van nieuwe agentschappen, de keuze van de
zetel van de agentschappen en de overeenstemming hierover, de samenstelling van
besturen, de benoemingsprocedure voor directeuren, de beoordeling en de prestaties, het
meerjarig programma en de administratieve ondersteuning;
H. overwegende dat het speciaal verslag van de Rekenkamer over het vaststellen van
kostenbenchmarks voor de agentschappen van de Europese Unie vóór eind 2011 zou
verschijnen; voorts overwegende dat de Rekenkamer het Parlement bij schrijven van 15
februari 2012 een synthesedocument heeft doen toekomen met uittreksels van de
gegevens voor de periode van 2008 tot en met 2010 betreffende de governancekosten, het
1 Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0388. 2 PB C 161 E van 31.5.2011, blz. 62.
3
financieel beheer en de operationele doelmatigheid van de agentschappen; overwegende
dat de Rekenkamer de kwijtingsautoriteit per brief van 18 april 2012 heeft laten weten dat
ze niet voornemens is het speciaal verslag over het vaststellen van kostenbenchmarks
voor de agentschappen van de Europese Unie op te stellen;
I. GEMEENSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN OP HET GEBIED VAN FINANCIEEL
BEHEER
Beheer van begrotingsmiddelen (waaronder overdrachten en annuleringen)
1. verzoekt de Commissie om de kwijtingsautoriteit jaarlijks geconsolideerde informatie per
agentschap over de totale jaarlijkse financiering uit de algemene begroting van de Unie te
verstrekken; benadrukt dat het document de volgende informatie dient te bevatten:
- de oorspronkelijke in de begroting voor het agentschap opgenomen bijdrage van de
Unie,
- het van de terugvordering van overschotten afkomstige bedrag,
- de totale bijdrage van de Unie voor het agentschap,
- het bedrag van de bijdrage van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA);
verzoekt de Commissie om de kwijtingsautoriteit jaarlijks geconsolideerde informatie te
verstrekken over, indien van toepassing, het niveau van door de agentschappen
gegenereerde inkomsten en het niveau van de bijdragen van lidstaten en derden;
2. verzoekt de Commissie de in paragraaf 1 genoemde informatie voor het begrotingsjaar
2010 op vergelijkbare en transparante wijze ook voor de voorgaande begrotingsjaren te
verstrekken ten einde het Parlement en het publiek in de gelegenheid te stellen de
bijdrage van de Unie aan elk agentschap voor die periode te vergelijken; is van oordeel
dat een en ander zal bijdragen tot duidelijkheid, transparantie en publieke controle op de
besteding van EU-gelden;
3. dringt er bij de Commissie op aan om een einde te maken aan de stijgingen van de
begrotingen van de agentschappen en zelfs een verlaging van de bijdrage van de Unie aan
hun begrotingen in overweging te nemen; dringt er voorts bij de agentschappen op aan
om hun exploitatie- en overheadkosten terug te dringen, onder andere door agentschappen
met vergelijkbare of elkaar overlappende taken of met meerdere vestigingsplaatsen samen
te voegen, en mechanismen in te stellen om de besteding van iedere euro zichtbaar en
controleerbaar te maken en om aanzienlijk op EU-middelen te besparen;
4. dringt erop aan dat alle agentschappen gewijzigde begrotingen, overschrijvingen en
overdrachten in hun verslag over de definitieve jaarrekening en in hun jaarverslag over
het begrotings- en financieel beheer stelselmatig motiveren;
5. merkt op dat een aantal agentschappen problemen heeft met het tijdig uitgeven van hun
begroting en dat middelen worden vastgelegd voor projecten die geen verband houden
met het begrotingsjaar; is bezorgd over het feit dat aanzienlijke bedragen van de begroting
aan het einde van het begrotingsjaar worden toegewezen; ziet dit als een mogelijk teken
dat geldmiddelen van de Unie in sommige gevallen onnodig worden aangewend; verzoekt
4
de Rekenkamer en in het bijzonder de agentschappen zelf om aanvullende informatie en
verantwoording in de gevallen van CEDEFOP, CPVO, EFSA, EMSA, ENISA, ERA,
Eurojust en FRA die meer dan 25% van hun begroting in de laatste twee maanden van
2010 hebben besteed, alsook in de gevallen van CEPOL, CPVO, Frontex en wederom
EMSA, die continu hoge percentages van overdrachten vertonen die moeten worden
geannuleerd;
6. is bezorgd over het feit dat in de gevallen van ECHA, ENISA, ERA, EUROFOUND,
FRA, CEPOL, EU-OSHA, EFSA, Eurojust, ECDC, Frontex en BHIM de verhouding van
de overlopende posten ten opzichte van overdrachten in 2010 lager was dan 50%; dringt
aan op aanvullende informatie en verantwoording van de bovengenoemde agentschappen,
aangezien dit betekent dat meer dan de helft van hun overdrachten verband houdt met
activiteiten die in het volgende jaar worden ondernomen, hetgeen, indien niet
gerechtvaardigd, in strijd zou zijn met het jaarperiodiciteitsbeginsel;
7. wijst erop dat meerdere agentschappen in het begrotingsjaar 2010 veel operationele
kredieten hebben overgedragen of geannuleerd, hetgeen de Rekenkamer in haar verslagen
over de jaarrekeningen voor het begrotingsjaar 2010 niet significant of ongegrond achtte;
wenst dan ook van de Rekenkamer te vernemen welke criteria zij hanteert om te
beoordelen wat significante of ongegronde overdrachten zijn;
8. wijst erop dat een hoog niveau van overdrachten en annuleringen in het algemeen
aangeeft dat een agentschap niet met een grote verhoging van zijn begroting kan omgaan;
wenst dat de absorptiecapaciteit en de voor de uitvoering van nieuwe taken benodigde tijd
een grotere rol spelen bij begrotingsbesluiten; dringt aan op verlaging van het jaarlijkse
budget voor het agentschap in kwestie, indien geen structurele actie wordt ondernomen
om dit probleem aan te pakken;
9. dringt bij de agentschappen aan op verbetering van het beheer van hun vastleggingen
alsook van de interne planning en de algemene prognoses van hun inkomsten ten einde
hun overdrachts- en annuleringspercentages en hun uitgaven te optimaliseren; herinnert
de agentschappen eraan dat ze hun programmering en bewakingssysteem moeten
verfijnen en eerder in het kalenderjaar aanbestedingen op gang moeten brengen ten einde
de overdracht van kredieten te beperken; verzoekt de Commissie voorts daartoe
richtsnoeren te verstrekken en hierop strikt toezicht te houden;
10. beseft evenwel dat sommige agentschappen, zoals EMA, als gevolg van hun financiële
opzet vrijwel ieder begrotingsjaar eindigen met een grote hoeveelheid overdrachten;
verzoekt deze agentschappen om een solide mechanisme in te stellen waarmee zij het
geraamde aantal overdrachten tijdig kunnen vaststellen; is van oordeel dat een dergelijk
mechanisme van essentieel belang is om te beoordelen of het aantal overdrachten aan het
einde van het jaar gerechtvaardigd is en of de agentschappen in staat zijn hun begroting
naar behoren te beheren;
11. is zich bewust van het feit dat bepaalde agentschappen die werkzaam zijn op het gebied
van vrijheid, veiligheid en justitie operationele agentschappen zijn en dat de uitvoering
van hun begroting afhankelijk kan zijn van externe factoren;
12. is verheugd over het voornemen van CEDEFOP om zijn overdrachten verder terug te
dringen middels controle met behulp van gestandaardiseerde sjablonen voor de
uitvoering van de begroting (vastleggingen, betalingen) en de voortgang van de
5
aanbestedingen; beschouwt deze maatregel als een praktijk die door de andere
agentschappen moet worden nagevolgd;
13. wijst erop dat, alvorens tot uitbesteding of fusie wordt overgegaan, eerst een grondige
kosten-batenanalyse moet plaatsvinden om te bezien of de administratieve kosten kunnen
worden teruggedrongen bij bijvoorbeeld de budgettaire planning of het personeelsbeheer;
verwijst in dit verband naar de studie 'Opportunity and Feasibility of Establishing
Common Support Services for EU Agencies' (Mogelijkheid en haalbaarheid voor het
opzetten van gemeenschappelijke ondersteunende diensten voor Europese
agentschappen), die het Parlement al in 2009 heeft laten uitvoeren;
14. herinnert eraan dat de begroting van de agentschappen evenwichtig moet zijn; benadrukt
dat sommige agentschappen met hun activiteiten winst maken, hetgeen soms tot een
overschot leidt; is van oordeel dat, voor de agentschappen die volledig worden bekostigd
uit de begroting van de Europese Unie, het in jaar n ontstane overschot in jaar n+1 zonder
meer in mindering moet worden gebracht op de steun van de Unie;
15. verzoekt de agentschappen om hun interne administratieve procedures te onderzoeken ten
einde de administratieve lasten te verminderen; wijst er met name op dat de
aanbestedings- en aanwervingsprocedures misschien nog aanzienlijk kunnen worden
ingekort;
16. dringt er bij de agentschappen op aan om bij de planning van hun toekomstige middelen
hun eigen administratieve kosten te vergelijken met die van de andere agentschappen en
rekening te houden met de vergelijkende tabel voor rangen van administratief personeel
bij toekomstige benoemingen op dergelijke posten;
17. is voorts van mening dat klanten van deels zichzelf financierende agentschappen de
kosten van de door de agentschappen aan hen geleverde diensten, waaronder de pro rata
werkgeverspensioenbijdrage, volledig dienen te betalen; verzoekt de Commissie om, in
verband met de vraag wat te doen in geval van een mogelijk tekort ten opzichte van
eerdere prognoses van de premieopbrengsten van de klanten en de noodzaak om de
beschikbaarheid van de nodige middelen voor agentschappen te garanderen, onderzoek te
doen naar de noodzaak en de mogelijke modaliteiten van het creëren van een beperkt
afgeschermd en op transparante wijze beheerd reservefonds;
18. verzoekt alle relevante begrotingsinstanties om hun taken in het kader van de
begrotingsprocedure naar behoren uit te voeren en hun verzoeken met betrekking tot de
begrotingen van de agentschappen (d.w.z. oorspronkelijke aanvraag, verhogingen,
verlagingen) naar behoren te motiveren en in de toekomst zorgvuldiger te werk te gaan bij
besluiten over verhogingen van de begroting van een agentschap in het licht van de voor
de uitvoering van de nieuwe activiteiten benodigde tijd; is van oordeel dat de begrotingen
van de agentschappen gebaseerd moeten zijn op hun echte reële behoeften; verzoekt de
Commissie en alle belanghebbende partijen die bij de begrotingsprocedure betrokken zijn
om zo spoedig mogelijk over te gaan tot uitvoering van de aanbeveling van de
Rekenkamer voor een op nulgroei gebaseerd begrotingsbeleid voor agentschappen bij het
opstellen van de begrotingen voor de agentschappen, hetgeen betekent dat de begroting
van elk agentschap wordt opgesteld zonder verwijzing naar bedragen in het verleden en
dat deze wordt bepaald door de afzonderlijke behoeften van elk agentschap;
6
19. dringt er bij de agentschappen op aan het aantal te late betalingen middels corrigerende
maatregelen tot een minimum te beperken; maakt zich met name zorgen over het feit dat
vertragingen in de betaling het risico vergroten dat rente en heffingen moeten worden
betaald in verband met te late betalingen waarvoor in de begroting geen kredieten zijn
voorzien;
20. verzoekt de agentschappen voorts om accuraat en volledig verslag uit te brengen over
uitzonderingen overeenkomstig de interne controlenorm N. 16;
Tekortkomingen in aanbestedingsprocedures
21. wijst op de tekortkomingen in aanbestedingsprocedures; roept de agentschappen ertoe op
de doelmatigheid van hun interne controlesysteem te verbeteren om hardnekkige fouten
die de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen van de agentschappen in gevaar
brengen, te voorkomen of op te sporen;
22. dringt er bijgevolg bij de agentschappen op aan om hun aanbestedingsprocedures en met
name hun goedkeuringsprocedures voor aanbestedingen in het kader van het
financieringsbesluit en het werkprogramma te verbeteren; wijst er bijvoorbeeld op dat
door het ontbreken van gegevens waarop het financieringsbesluit van EMSA over
geplande operationele aanbestedingen berust, de geldigheid van het besluit van het
agentschap in gevaar komt;
23. verzoekt de agentschappen om in hun jaarlijkse werkprogramma's (AWP) duidelijke
informatie op te nemen over het begrote totaalbedrag voor opdrachten en het indicatieve
aantal en type voorziene opdrachten; is bezorgd over het feit dat in de jaarlijkse
werkprogramma's van de agentschappen vaak niet alle in het Financieel Reglement en de
uitvoeringsbepalingen ervan bedoelde informatie expliciet wordt vermeld; wijst erop dat
deze tekortkomingen zich met name voordoen bij EMSA en ERA;
24. verzoekt de agentschappen te zorgen voor tijdige en correcte verslaglegging en ervoor te
zorgen dat de uitzonderingen in hun jaarlijkse activiteitenverslagen (AAR) volledig
worden vermeld; is van oordeel dat de agentschappen met behulp van uitvoerige
controlelijsten en “routing slips” de taken van iedere personeelsfunctie duidelijk moeten
kunnen omschrijven en moeten kunnen zorgen voor een adequate follow-up van
mogelijke onregelmatigheden;
25. dringt er bovendien bij de agentschappen op aan om ervoor te zorgen dat de
onderhandelingsprocedure, die volgens nauwkeurig vastgelegde voorwaarden dient te
worden toegepast, tijdig en naar behoren wordt gerapporteerd aan de raad van bestuur,
zodat deze volledig op de hoogte is van de stand van zaken rond deze procedures;
26. verzoekt de agentschappen voorts om controles achteraf te ontwikkelen en daarover
verslag uit te brengen om te zorgen voor een adequate follow-up van mogelijke
onregelmatigheden; steunt in dit verband de initiatieven gericht op de ontwikkeling van
een centrale en gecoördineerde capaciteit op intern directoraatsniveau van ieder
agentschap om het risico op niet-efficiënt gebruik van middelen en ongecoördineerde
bewaking van opdrachten te verkleinen;
27. verwelkomt het initiatief van de EFSA om een praktische handleiding voor
aanbestedingen op te stellen met een nauwkeurige omschrijving van de taken en
7
verantwoordelijkheden voor iedere fase van het proces die regelmatig wordt bijgewerkt;
beschouwt deze maatregel als een praktijk die door de andere agentschappen zou moeten
worden nagevolgd;
28. is verheugd over het feit dat de Rekenkamer met redelijke zekerheid heeft kunnen
vaststellen dat de jaarrekeningen van alle agentschappen die werkzaam zijn op het gebied
van vrijheid, veiligheid en justitie voor het begrotingsjaar 2010 op alle essentiële punten
betrouwbaar zijn en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; wijst
erop dat de kwijting met betrekking tot de uitvoering van de begroting van deze
agentschappen ook in de toekomst gebaseerd moet zijn op hun prestaties gedurende het
gehele jaar;
II. GEMEENSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN OP HET GEBIED VAN PRESTATIES
Meerjarig programma (MP)
29. dringt er bij de agentschappen op aan meerjarige strategische programma's en
richtsnoeren op te stellen, die afgestemd zijn op de specifieke kenmerken van hun
activiteiten; hecht er belang aan dat een dergelijke meerjarige planning van activiteiten
(doelstellingen en de manieren om deze te bereiken) wordt gekoppeld aan een meerjarige
planning van (met name begrotings- en personele) middelen en dat deze duidelijk wordt
vertaald in het AWP; verzoekt de agentschappen voorts om het Parlement in dit verband
te raadplegen;
30. moedigt de agentschappen aan om een meerjarig IT-strategieplan op te stellen ter
ondersteuning van hun operationele activiteiten;
Jaarlijks werkprogramma (AWP)
31. is van mening dat het interne proces van de agentschappen ter ondersteuning van de
totstandkoming van hun AWP van grote invloed is op de betrouwbaarheid van de
informatie die het agentschap aan zijn belanghebbenden en aan de kwijtingsautoriteit
verstrekt; dringt er derhalve bij de agentschappen op aan om te zorgen voor samenhang in
hun planning, adequate procedures en richtsnoeren, en voldoende documentatie ter
ondersteuning van het AWP ten einde informatie over alle uit te voeren activiteiten en
over de per activiteit geplande middelen te kunnen verstrekken;
32. acht het dringend noodzakelijk dat de voor de agentschappen verantwoordelijke
commissies de AWP's van deze agentschappen zo nauwgezet mogelijk controleren en
erop toezien dat zij aan de actuele situatie en de politieke prioriteiten beantwoorden;
33. verwacht in dit verband dat de agentschappen bij het opstellen van hun AWP nauwer met
de Commissie samenwerken;
34. pleit voor nauwe samenwerking tussen de agentschappen ten einde tot een efficiënte
coördinatie van hun AWP te komen;
35. dringt er met name bij de agentschappen op aan dat zij actie ondernemen om ervoor te
zorgen dat hun AWP volledig genoeg is en alle benodigde informatie bevat (d.w.z.
informatie over alle door het agentschap uitgevoerde activiteiten en over de per activiteit
geplande middelen) en dat zij daarnaast gedetailleerde gegevens en ramingen opnemen
voor de kredieten die naar het volgende jaar worden overgedragen;
8
36. moedigt de agentschappen met het oog hierop aan om hun AWP te baseren op een
sjabloon om vergelijkingen eenvoudiger te maken; verzoekt de Commissie in dit verband
om richtsnoeren voor dit sjabloon op te stellen;
37. is bezorgd over het feit dat het oprichtingsbesluit van bepaalde agentschappen
(bijvoorbeeld EUROJUST) niet voorziet in de toekenning van verantwoordelijkheid voor
de voorbereiding en aanneming van het AWP; is van oordeel dat dit kan leiden tot
verwarring en gebrek aan eigenaarschap ten aanzien van de voorbereiding en aanneming
van het AWP; ziet uit naar het voorstel van de Commissie tot wijziging van de
rechtsgrondslag;
Jaarlijks activiteitenverslag (AAR)
38. dringt er bij de agentschappen op aan de structuur van hun AAR's te standaardiseren
overeenkomstig het model dat de directoraten-generaal (DG's) van de Commissie
hanteren en dienovereenkomstig gedetailleerde en volledige informatie te verstrekken
over: de uitvoering van hun AWP, begroting en personeelsbeleidsplan, indicatoren voor
het begrotingsbeheer zoals uitgaven aan het einde van het jaar (d.w.z. de
begrotingsvastleggingen die het agentschap in de laatste drie maanden van het jaar heeft
gedaan), beheer en interne controlesystemen, bevindingen inzake interne/externe
controles, de follow-up van de controleaanbevelingen, de kwijtingsaanbeveling en de
betrouwbaarheidsverklaring van de uitvoerend directeur; verzoekt de agentschappen
voorts om in hun AAR informatie op te nemen die afkomstig is van de financiële staten
en van het verslag over het begrotings- en financieel beheer dat in het kader van de
kwijtingsprocedure is voorzien, met inachtneming van de termijnen voor de
voorbereiding van de geconsolideerde jaarrekening van de Unie;
39. wenst dat de structuur van het AAR van ieder agentschap een aantal gemeenschappelijke
onderdelen bevat op basis van beste praktijken bij de agentschappen ten einde
vergelijkingen gemakkelijker te maken; dringt er in dit verband bij de Commissie op aan
om in samenwerking met de agentschappen een indicatieve sjabloon uit te werken;
40. verzoekt de directeuren van de agentschappen voorts om hun AAR voor het jaar n en de
beoordeling van de raden van bestuur uiterlijk 1 juli van het jaar n+1 aan de Rekenkamer,
het Parlement, de Raad en de Commissie toe te zenden;
41. juicht het toe dat het EU-OSHA in zijn AAR voor 2010 uitgebreide gegevens heeft
opgenomen waarin het ene jaar met het andere wordt vergeleken zodat de
kwijtingsautoriteit in staat is de prestaties van het agentschap effectiever te beoordelen; is
van oordeel dat deze praktijk door de andere agentschappen moet worden nagevolgd;
42. verzoekt de agentschappen voorts om zich verdere inspanningen te getroosten om ervoor
te zorgen dat hun AAR een effectieve weergave is van hun AWP; benadrukt dat dit een
cruciaal onderdeel is om de activiteiten en de uitkomsten van de agentschappen, afgezet
tegen de bijdrage van de Europese Unie, naar behoren te kunnen beoordelen en aldus hun
prestaties te kunnen vaststellen; prijst in dit verband met name de AAR’s en AWP’s van
ECHA, EMSA en EUROPOL; wijst er echter op dat sommige agentschappen (zoals
EMCCDA en GSA) in dit opzicht tekortkomingen vertoonden en dat hun
planningscapaciteiten voor activiteiten (ABB) niet zodanig op de organisatiestructuur van
hun agentschap waren afgestemd dat controle op de uitvoering van de begroting mogelijk
was;
9
43. is verheugd over het initiatief van CEDEFOP om Gantt-diagrammen voor de
belangrijkste operationele activiteiten in zijn AAR voor 2010 beschikbaar te stellen;
herinnert de agentschappen eraan dat deze diagrammen bondig weergeven hoeveel tijd
een personeelslid aan een bepaald project heeft besteed en aansporen tot een meer
resultaatgerichte benadering; verzoekt het agentschappen om in de programmering van
elk van hun operationele activiteiten een Gannt-diagram op te nemen;
Evaluatie van de agentschappen
44. verzoekt de agentschappen om in opdracht van de Commissie, het Europees Parlement
en/of de Europese Rekenkamer een tweejaarlijkse algemene evaluatie van hun activiteiten
en prestaties uit te voeren en te presenteren en het verslag op hun internetsite te
publiceren; verzoekt de agentschappen voorts een routekaart op te stellen met een follow-
upactieplan op basis van de conclusies van die evaluaties en jaarlijks verslag uit te
brengen over de geboekte vooruitgang;
Verslag overeenkomstig artikel 96
45. herinnert eraan dat de agentschappen overeenkomstig artikel 96, lid 2, van de financiële
kaderregeling wordt verzocht om bij de kwijtingsautoriteit een verslag in te dienen over
de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van de opmerkingen en aanbevelingen
van de kwijtingsautoriteit in haar vorige kwijtingsverslagen;
46. betreurt dat de informatie die de agentschappen in de verslagen als bedoeld in artikel 96
hebben opgenomen, van de agentschappen zelf afkomstig is en dat de juistheid van hun
verklaringen derhalve niet volledig kan worden gegarandeerd; verzoekt de
interinstitutionele werkgroep voor de agentschappen derhalve te overwegen een bepaling
over de totstandkoming en uitvoering van een controlemechanisme op te nemen met
betrekking tot de informatie die de agentschappen verstrekken in het verslag als bedoeld
in artikel 96, om de kwijtingsautoriteit zekerheid te kunnen bieden over de geldigheid van
de ontvangen informatie en om een grondige follow-up van de opmerkingen en
aanbevelingen van het Parlement in zijn vorige kwijtingsresoluties mogelijk te maken;
Tabel bij de jaarverslagen aan de Rekenkamer
47. is verheugd over het feit dat de agentschappen in een tabel bij de specifieke jaarverslagen
2010 aan de Rekenkamer een vergelijkend overzicht hebben opgenomen van de in 2009
en 2010 bereikte resultaten, zodat de kwijtingsautoriteit de prestaties van de
agentschappen beter van jaar tot jaar kan beoordelen; wijst erop dat dit door de
kwijtingsautoriteit sinds de kwijtingsprocedure 2008 van de agentschappen wordt
verlangd;
Rol van coördinator van het netwerk van agentschappen
48. feliciteert het ECHA met zijn doeltreffende inspanningen als coördinator van het netwerk
van de agentschappen gedurende de kwijtingsprocedure 2010; is van oordeel dat deze
praktijk door het groeiend aantal gemeenschappelijke ondernemingen moet worden
nagevolgd;
10
III. GEMEENSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN OP HET GEBIED VAN
TRANSPARANTIE
Internetsite van de agentschappen
49. dringt er bij de agentschappen op aan om via hun internetsites de nodige informatie te
verstrekken om te zorgen voor transparantie, met name financiële transparantie; dringt er
in het bijzonder bij de agentschappen op aan om op hun internetsite de volgende gegevens
beschikbaar te stellen: de lijst met opdrachten die de afgelopen drie jaar zijn toegekend,
de lijst met de leden van hun raden van bestuur met de opgave van hun belangen, en een
lijst met alle ondernemingen die bij PPP-opdrachten betrokken zijn of die andere
commerciële banden hebben met agentschappen; verzoekt de Commissie zich te blijven
inspannen om deze informatie volledig toegankelijk te maken en deze in haar systeem
voor financiële transparantie te integreren;
Betrekkingen met belanghebbenden
50. roept de agentschappen op om ervoor te zorgen dat ze hun taken in coördinatie met de
verschillende belanghebbenden uitoefenen;
51. dringt er bij de agentschappen op aan om de betrokkenheid van de Europese instellingen,
en met name het Parlement, in hun jaarlijkse planning te vergroten;
Belangenconflicten
52. roept de agentschappen ertoe op om doelmatige procedures vast te stellen ten einde
aantijgingen met betrekking tot bestaande belangenconflicten binnen de agentschappen
en/of de raad van bestuur, met name bij EASA, EEA en EFSA terdege aan te pakken;
53. is verheugd over het initiatief van sommige agentschappen, zoals het Europees Bureau
voor visserijcontrole, waarvan de dienst Interne audit een interne opleiding heeft
ontwikkeld en de nodige cursussen over ethiek en integriteit bij het agentschap heeft
verzorgd; is met name verheugd over het feit dat de opleiding verplicht is voor alle
medewerkers, zodat zij zich bewust worden van ethische en organisatorische waarden, in
het bijzonder ethisch gedrag, het voorkomen van belangenconflicten, fraudepreventie en
het melden van onregelmatigheden;
54. verzoekt de agentschappen om hun controlesystemen zorgvuldig te archiveren en te
evalueren om belangenconflicten tussen hun personeel en deskundigen die bij hun
agentschap werkzaam zijn, te voorkomen; roept de raden van bestuur van de
agentschappen voorts op om de strengst mogelijke regels en controlemechanismen voor
hun leden vast te stellen en toe te passen ten einde ervoor te zorgen dat ze volledig
onafhankelijk van persoonlijke belangen handelen; herinnert er nogmaals aan dat
aantijgingen in verband met belangenconflicten de reputatie van een agentschap schaden
en een negatieve weerslag hebben op de reputatie van de Unie;
55. herinnert eraan dat de Europese Ombudsman kritiek had op de EFSA vanwege de manier
waarop zij mogelijke belangenconflicten en "draaideurgevallen" beoordeelde; verzoekt
andere agentschappen om efficiënte procedures in te stellen ter opsporing en voorkoming
van belangenconflicten; is van oordeel dat de "afkoelingsperiode" voor personen die als
11
directeur van een agentschap werkzaam zijn geweest of die binnen het agentschap een
verantwoordelijke functie hebben bekleed nader moet worden omschreven;
56. verzoekt de agentschappen dan ook om de bevoegde commissies alsook de Commissie
begrotingscontrole van het Parlement een uitgebreid overzicht te geven van de
procedures, criteria en de controlemechanismen die worden gehanteerd om
"draaideurgevallen" en belangenconflicten te voorkomen; dringt er bij de agentschappen
op aan om, in gevallen waarin zij met de nationale tegenhangers samenwerken, deze
gedeelde rol te verduidelijken om in geval van belangenconflicten hiaten in de
verantwoordelijkheid te voorkomen;
57. herhaalt voorts zijn verzoek aan de Commissie om uiterlijk eind 2012 informatie te
verstrekken over het bestaan en de toepassing van regelgeving en voorschriften inzake de
afkoelingsperioden en soortgelijke gevallen bij alle agentschappen;
58. is verheugd over het voornemen van de Rekenkamer om een alomvattende analyse uit te
voeren van de beleidsaanpak van de agentschappen en de concrete praktijk voor het
beheer van situaties waarin sprake is van belangenconflicten ten einde
belangenconflicten te voorkomen met inachtneming van de definitie van de OESO en
daaraan gerelateerde regelgeving;
59. herinnert eraan dat het Parlement in voornoemde resolutie van 15 september 2011 over de
inspanningen van de EU ter bestrijding van corruptie de Commissie en de EU-
agentschappen onder meer heeft verzocht om voor meer transparantie te zorgen door
opstelling van gedragscodes of verbetering van reeds bestaande codes, met een minimum
aan duidelijke regels voor wat betreft belangenverstrengeling;
60. herinnert eraan dat belangenconflicten leiden tot corruptie, fraude, wanbeheer van
fondsen en personeel, en bevoorrechting en een negatief effect hebben op de
onpartijdigheid van de besluiten en de kwaliteit van het werk en het vertrouwen van de
EU-burgers in de instellingen van de Unie, waaronder de agentschappen, ondermijnt;
Aanwerving van directeuren voor de agentschappen
61. verzoekt de Interinstitutionele Werkgroep (IWG) om zich te buigen over de modaliteiten
voor de benoeming van directeuren voor de agentschappen ten einde tot een open,
transparante en betrouwbare aanwervingsprocedure te komen; doet in dit verband een
beroep op de IWG om in haar gezamenlijke verklaring op te nemen dat de voor de functie
van directeur van een agentschap geselecteerde kandidaten worden onderworpen aan een
openbaar sollicitatiegesprek in de parlementaire commissies;
62. wijst erop dat voor de Europese Autoriteit voor effecten en markten, de Europese
Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen
(agentschappen die in 2010 zijn opgericht en in 2011 operationeel zijn geworden) de
uitvoerend directeur wordt benoemd door de raad van toezichthouders, doch niet voordat
de benoeming door het Parlement als kwijtingsautoriteit is bevestigd; onderstreept dat
deze procedure de regel zou moeten zijn bij de benoeming van de uitvoerend directeuren
van alle agentschappen;
12
Fraudepreventie
63. verzoekt de agentschappen actiever te zijn op het gebied van de fraudepreventie en om
adequaat en regelmatig over deze activiteiten te communiceren; benadrukt dat de rol van
het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) voor wat betreft de agentschappen
moet worden geformaliseerd en versterkt, en zichtbaarder moet worden;
Waarschuwingssysteem
64. is van oordeel dat de Commissie, wanneer zij ernstige redenen heeft om aan te nemen dat
een agentschap op het punt staat om besluiten te nemen of activiteiten te ondernemen die
mogelijk niet in overeenstemming zijn met het mandaat van het agentschap, in strijd zijn
met EU-wetgeving of duidelijk in strijd zijn met de beleidsdoelstelling van de Unie, de
plicht heeft het Parlement en de Raad hierover onverwijld te informeren ten einde deze in
de gelegenheid te stellen passende stappen te ondernemen;
IV. GEMEENSCHAPPELIJKE UITDAGINGEN OP HET GEBIED VAN PERSONELE
MIDDELEN
Aanwervingsprocedures
65. dringt er bij de agentschappen op aan om de noodzakelijke maatregelen te treffen om de
rechtmatigheid, transparantie en objectiviteit van hun aanwervingsprocedures te
verhogen; constateert opnieuw dat er bij verschillende agentschappen tekortkomingen in
de procedures voor de personeelsselectie zijn, die de transparantie van deze procedures in
gevaar kunnen brengen en/of afbreuk kunnen doen aan het beginsel van gelijke
behandeling bij de toepassing van de geschiktheidscriteria; neemt met name ter kennis dat
de Rekenkamer herhaaldelijk heeft gewezen op de volgende tekortkomingen:
- het ontbreken van bewijs dat de selectiecriteria en de drempelwaarden waaraan
kandidaten moeten voldoen om te worden uitgenodigd voor schriftelijke tests en
gesprekken, zijn vastgesteld voordat de beoordelingsprocedure begint,
- onvoldoende documentatie betreffende aanwervingsprocedures,
- ongelijke behandeling van interne en externe kandidaten in het kader van de
aanwervingsprocedures,
- beperkte concurrentie;
is van oordeel dat deze tekortkomingen ten koste gaan van het vermogen van de
agentschappen om te reageren op mogelijke beschuldigingen van willekeur bij de
aanwerving van personeel en passende besluiten te nemen om een en ander aan te pakken;
66. is verheugd dat het CEDEFOP in 2010 het initiatief heeft genomen voor een online-
aanwervingsinstrument, RECON - Recruitment Online, dat het Centrum in staat stelt de
snelheid, efficiëntie en transparantie van zijn aanwervingsprocedures te vergroten; roept
alle agentschappen op deze procedure na te volgen;
67. is van oordeel dat werknemers, inclusief directeuren, jaarlijks tussen de agentschappen
moeten roteren; verzoekt de Commissie het Parlement een overzicht te geven van alle
13
personeelsleden, met name directeuren en personen met leidinggevende functies, die
vanaf 2008 van agentschap zijn gewisseld of van een EU-instelling naar een andere zijn
gegaan;
68. verzoekt de Commissie het Parlement een uitgebreid overzicht te verstrekken met de
criteria die worden gehanteerd om de onafhankelijkheid, onpartijdigheid en de juiste
kwalificaties van het aangeworven personeel te garanderen, inclusief de criteria om
belangenconflicten te beëindigen of te voorkomen alsook om afschrikkende sancties te
nemen in geval van vastgestelde onregelmatigheden;
69. betreurt dat sommige agentschappen in 2010 nog steeds een hoog vacaturepercentage
hadden; roept deze agentschappen op alle nodige stappen te ondernemen om te
voorkomen dat deze situatie zich weer voordoet;
Aan interim-personeel toegewezen gevoelige taken
70. doet nogmaals een beroep op de agentschappen om ervoor te zorgen dat gevoelige taken
niet aan interim-personeel worden toegewezen; betreurt dat agentschappen in sommige
gevallen zulke personeelsleden in dienst hebben genomen om gevoelige taken uit te
voeren of hun toegang hebben gegeven tot gevoelige informatie; wijst op de potentiële
veiligheidsrisico's, wanneer tijdelijk personeel toegang heeft tot gevoelige informatie en
niet op de hoogte is van de juiste procedures of van eventuele belangenconflicten;
Flexibele werktijden – vrije dagen
71. dringt er bij alle agentschappen op aan de betreffende kwijtingsautoriteit mede te delen
hoeveel verlofdagen er in het kader van de flexibelewerktijdenregeling ("Flexitime") en
de overwerkcompensatie voor de respectieve rangen in 2010 zijn toegekend;
V. UITDAGINGEN OP HET GEBIED VAN HET INTERNE CONTROLESYSTEEM
72. spoort de agentschappen ertoe aan om hun interne controlesystemen verder te verbeteren
teneinde de jaarlijkse betrouwbaarheidsverklaring van hun directeur te onderbouwen;
benadrukt daarnaast hoe belangrijk het voor een agentschap is om daadwerkelijk een
risicobeheerfunctie in te stellen voor het registreren van risico's en het maken van plannen
ter voorkoming van risico's;
Dienst Interne audit (IAS)
73. wijst erop dat de agentschappen uit hoofde van de vigerende wetgeving niet per se
verplicht zijn om de verslagen van de IAS ter beschikking te stellen van de Commissie
begrotingscontrole; beschouwt het als een tekortkoming in de wetgeving; is van oordeel
dat de verslagen van de interne controleur aan de leden van de Commissie
begrotingscontrole ter beschikking moeten worden gesteld, eventueel met beperkte
toegang; dringt er bij de medewetgevers op aan om tijdens de lopende onderhandelingen
het Financieel Reglement in die zin te wijzigen dat de interne controleur verplicht wordt
om zijn verslagen via het secretariaat van de Commissie begrotingscontrole aan de
kwijtingsautoriteit toe te zenden;
14
74. is van oordeel dat de taak van de IAS als interne controleur van de gedecentraliseerde
agentschappen van cruciaal belang is; benadrukt in het bijzonder dat de IAS
onafhankelijke adviezen uitbrengt omtrent de kwaliteit van beheer- en controlesystemen
en aanbevelingen formuleert ter verbetering van de uitvoeringsvoorwaarden van de
verrichtingen en ter bevordering van een gezond financieel beheer door de
agentschappen;
75. verzoekt de raden van bestuur van de agentschappen dan ook terdege rekening te houden
met de aanbevelingen van de IAS teneinde de vastgestelde tekortkomingen op korte
termijn te verhelpen, en afwijzingen en vertragingen bij de uitvoering van de
aanbevelingen van de IAS tegenover de kwijtingsautoriteit te motiveren;
VI. UITDAGINGEN OP HET GEBIED VAN HET EXTERNE CONTROLESYSTEEM
Controles van de Rekenkamer op de agentschappen
76. wijst erop dat zowel de IAS als de Rekenkamer de agentschappen aanbevelen om iets
aan hun tekortkomingen te doen; verwelkomt de inspanningen van beide controle-
instanties om de agentschappen te voorzien van bruikbare adviezen om hun
tekortkomingen aan te pakken; herinnert de agentschappen er nadrukkelijk aan dat zij de
aanbevelingen serieus dienen te nemen en de noodzakelijke maatregelen moeten treffen
om hun tekortkomingen te verhelpen; wenst dat de IAS de begrotingsautoriteit
informeert over tekortkomingen in de verslagen die door de directeuren van de
agentschappen zijn opgesteld overeenkomstig artikel 72, lid 5, van Verordening (EG,
Euratom) nr. 2343/2002 en de aan de agentschappen gedane aanbevelingen openbaar
maakt ten einde het openbare karakter en aldus de effectiviteit van de audittaken te
waarborgen;
77. merkt op dat de Rekenkamer in 2010 32 openbare documenten inzake de agentschappen
heeft uitgebracht die allemaal in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn
gepubliceerd en beschikbaar zijn op de internetsites van zowel de Rekenkamer als de
Commissie begrotingscontrole; spoort de Rekenkamer er dan ook toe aan om haar
auditfunctie voor de agentschappen op onpartijdige wijze te blijven uitoefenen en haar
bevindingen en aanbevelingen op te nemen in haar openbare jaarverslagen of speciale
verslagen ten einde de begrotingsautoriteit in de gelegenheid te stellen haar
kwijtingsfunctie ten volle uit te oefenen en de burgers van de Unie op de hoogte te
houden;
78. merkt op dat de Rekenkamer als onderdeel van haar jaarlijkse audits van de
agentschappen de aanbestedingsprocedures controleert; steunt de Rekenkamer in haar
rol van externe controleur ten einde ervoor te zorgen dat zij alles in het werk stelt om zo
volledig mogelijke informatie over aanbestedingsprocedures te krijgen om vast te
kunnen stellen dat de agentschappen bij de voorbereidings-, publicatie-, evaluatie- en
contractbeheersfase van aanbestedingen het beginsel van maximale en open
concurrentie en het beginsel van “waar voor je geld” volledig naleven alsook om de
daadwerkelijke omzet van de door ieder agentschap gecontracteerde ondernemingen te
controleren ten einde te garanderen dat de omzet niet gerelateerd is aan wijzigingen in
de officiële naam van de contractanten;
15
79. verzoekt de Rekenkamer om, naarmate de relevante gegevens in de loop van het
auditproces beschikbaar komen, te voorzien in een openbare gegevensbank met onder
meer de volgende informatie in gemakkelijk toegankelijke bestandsformaten (bijv.
Excel-bestanden en/of CSV-bestanden):
– begrotingsvastleggingen die in de laatste drie maanden van het jaar zijn gedaan,
– kredieten die zijn overgedragen in verband met de begroting van de agentschappen,
– verschil tussen de geschatte (ex-ante) en feitelijke (ex-post) overgedragen kredieten
van de agentschappen,
– gemiddeld liquiditeitenbezit per maand,
– geannuleerde kredieten in verband met het gemiddelde liquiditeitenbezit gedurende
het jaar,
– rentebaten in verhouding tot het gemiddelde liquiditeitenbezit van de agentschappen,
– gemiddeld liquiditeitenbezit in verhouding tot de gemiddelde uitgaven per dag,
– unieke gebruikers op de internetsite van agentschappen en door de agentschappen
uitgebrachte publicaties/persberichten in verband met aan public relations toegewezen
middelen;
dringt er bijgevolg bij de agentschappen op aan om de Rekenkamer tijdig van de nodige
gegevens en ramingen te voorzien;
80. verzoekt de Rekenkamer om een vrij toegankelijke en transparante
rangschikkingsprocedure voor agentschappen op te stellen door gebruik te maken van
belangrijke indicatoren op het gebied van goed financieel en begrotingsbeheer, lage
governancekosten en efficiënte operationele doelmatigheid, en om de onderliggende
gegevens in gemakkelijk toegankelijke bestandsformaten (bijv. Excel-bestanden en/of
CSV-bestanden) beschikbaar te stellen;
Verslagen van de Rekenkamer over de jaarrekening
81. herinnert eraan dat de kwijtingsautoriteit bij de vorige kwijtingen van de agentschappen
de Rekenkamer heeft verzocht nadere informatie te verstrekken over:
- de efficiëntie van de interne controlesystemen van ieder agentschap,
- de mogelijke belangenconflicten binnen de agentschappen,
- een beoordeling van het AAR van elk agentschap,
- de prestaties van het agentschap;
82. is verheugd dat de Rekenkamer bij haar evaluatie van de AAR's van de agentschappen
een specifieke tabel heeft gevoegd met een vergelijking tussen de activiteiten in 2009 en
2010 en het publiek aldus informatie verstrekt met betrekking tot deze activiteiten;
16
83. herinnert eraan dat de Rekenkamer als een externe, onafhankelijke controleautoriteit
optreedt om recht te doen aan de Europese burgers die wensen te weten hoe hun geld
wordt besteed en hoe de agentschappen worden beheerd; wijst er in dit verband op dat de
agentschappen het openbaar belang dienen en rekenschap dienen af te leggen aan de
burgers wier belangen zij moeten dienen; verzoekt de Rekenkamer de kwijtingsautoriteit
zo volledig mogelijk informatie te verstrekken over de follow-up van eerdere controles
alsook over onregelmatigheden die de Rekenkamer niet belangrijk genoeg acht voor
vermelding teneinde de kwijtingsautoriteit te steunen bij haar taak als controleorgaan van
de agentschappen;
Twee speciale verslagen van de Rekenkamer: het ene gepland maar niet verschenen, het
andere te verwachten in de loop van 2012
84. is bezorgd over het feit dat de Rekenkamer, ondanks de in haar AWP van 2011 verstrekte
informatie en de aanhoudende verzoeken van het Parlement, het speciaal verslag over
kostenbenchmarks voor de agentschappen niet heeft uitgebracht; erkent de inspanningen
van de Rekenkamer om het Parlement te voorzien van informatie over kostenbenchmarks
voor de agentschappen; is evenwel verbaasd over het feit dat de Voorzitter van de
Rekenkamer op 15 februari 2012 een brief met bijlage heeft gestuurd aan de Voorzitter
van het Parlement heeft gestuurd waarin in wezen staat dat de bijlage (i) niet het speciaal
verslag is over kostenbenchmarks voor de agentschappen, (ii) een niet-openbaar karakter
heeft en (iii) deze voor de kwijting 2011 kan worden gebruikt, alhoewel de gegevens in
de bijlage betrekking hebben op de jaren 2008-2010; betreurt dat de Rekenkamer niet
voornemens is het speciaal verslag over kostenbenchmarks voor de agentschappen op te
stellen, zoals aangegeven in de brief van de Rekenkamer van 18 april 2012 aan de
kwijtingsautoriteit;
85. wijst erop dat de Rekenkamer uiterlijk eind juni 2012 een speciaal verslag over
belangenconflictbeheersing bij de agentschappen van de Unie zal publiceren; is, in het
licht van de gevallen van belangenconflicten die zich herhaaldelijk bij verschillende
agentschappen schijnen voor te doen, verheugd over dit besluit en dringt er bij de
Rekenkamer op aan om haar inspanningen op te voeren ten einde dit speciaal verslag
binnen de gestelde termijn uit te brengen;
Externalisering van de controles van de Rekenkamer op de agentschappen
86. is van oordeel dat, mochten controleurs uit de particuliere sector bij de externe controle
van de rekeningen van de agentschappen worden betrokken, de selectie en benoeming van
de particuliere controleurs dient te geschieden overeenkomstig de vigerende regelgeving,
waaronder die betreffende transparantie van overheidsopdrachten, en dat passende
controlemechanismen moeten worden ingevoerd om ervoor te zorgen dat werkzaamheden
in verband met de wettigheid en regelmatigheid van ontvangsten en uitgaven en de
betrouwbaarheid van de rekeningen van de agentschappen overeenkomstig de vereiste
normen worden uitgevoerd; is eveneens van oordeel dat aspecten van zulke uitbestede
externe controles, met inbegrip van de gerapporteerde controlebevindingen, volledig
moeten blijven vallen onder de verantwoordelijkheid van de Rekenkamer, die alle
vereiste administratieve en aanbestedingsprocedures zal moeten beheren en uit haar eigen
begroting zal moeten financieren, zonder aanspraak te kunnen maken op een aanvullende
begroting, aangezien deze taak onder de bevoegdheid van de Rekenkamer valt; is voorts
van oordeel dat de huidige crisis geen ruimte biedt voor aanvullende begrotingen voor de
17
uitvoering van taken die onder de bevoegdheid vallen van één EU-instelling, in
voorkomend geval de Rekenkamer;
87. dringt er bij de Rekenkamer op aan om bij het geven van opdrachten voor een
onafhankelijke controle van de agentschappen belangenconflicten te voorkomen;
88. is voorts van mening dat in geval van uitbesteding het verslag van de onafhankelijke
controleurs door zowel de onafhankelijke controleurs als de Rekenkamer onmiddellijk
openbaar moet worden gemaakt; verlangt daartoe van de Rekenkamer dat zij ervan afziet
vertrouwelijkheidsbedingen op te nemen in het contract met de uiteindelijke
onafhankelijke contractant in verband met de publicatie van de verslagen zoals zij door de
onafhankelijke controleur zijn opgesteld; is van oordeel dat de Rekenkamer tegelijkertijd
de verantwoordelijkheid voor deze onafhankelijke controle dient te aanvaarden en
dienovereenkomstig dient te handelen;
VII. BESTUUR VAN DE AGENTSCHAPPEN
Raad van bestuur
89. merkt op dat de grote omvang van de raden van bestuur van bepaalde agentschappen en
de aard en omvang van het personeelsverloop kunnen leiden tot een inefficiënt
besluitvormingsorgaan; roept de IWG voor de agentschappen dan ook op deze kwestie
aan te pakken en voorts de aard van de status van hun leden, de reikwijdte van de
bevoegdheden en belangenconflictkwesties opnieuw te evalueren; stelt daarnaast voor om
de mogelijkheid van een fusie van raden van bestuur van agentschappen die op
aanverwante terreinen werkzaam zijn, in overweging te nemen ten einde vergaderkosten
te beperken;
90. wijst op de verantwoordelijkheid van de raden van bestuur op het vlak van het beheer van
en het toezicht op de agentschappen; is van oordeel dat bepaalde beslissingen van de raad
van bestuur, zoals het verwerpen van een of meerdere aanbevelingen van de interne
controleur zonder geldige redenen, negatieve gevolgen kunnen hebben voor het beheer
van het agentschap; wenst dat de positie van de Commissie in de raden van bestuur van
de agentschappen opnieuw wordt bekeken ten einde haar stemrecht te verlenen en haar de
mogelijkheid te bieden een blokkerende minderheid te vormen bij beslissingen over het
begrotings-, financieel en administratief beheer; verzoekt de Commissie voorts om de
kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van door de raden van bestuur genomen
beslissingen die tegen het beginsel van goed begrotings- en financieel beheer van
agentschappen of tegen het Financieel Reglement indruisen;
91. is verheugd over de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van de suggesties van
de Rekenkamer voor invoering van nauwlettender toezicht en controle op
kredietoverschijvingen, en verwacht dat ook in de toekomst nauwlettende controle zal
worden uitgeoefend op de begrotingen van de agentschappen; is van oordeel dat de
problemen rond activiteitengerelateerde budgettering ontstaan doordat de uitgaven voor
personeelskosten, administratieve kosten en operationele kosten in de praktijk moeilijk te
scheiden zijn, wanneer het werkgebied zaken omvat als informatie, adviesverlening en
vertrouwenwekkende maatregelen;
18
92. verzoekt de agentschappen in hun activiteitenverslagen hun personeelsaantallen,
waaronder ook arbeidscontractanten, op een meer transparante wijze aan te geven; ziet uit
naar het akkoord van de IWG voor de agentschappen, dat een belangrijke bijdrage zal
leveren aan de budgettering en werking van de agentschappen;
93. stelt met bezorgdheid vast dat bij acht agentschappen, te weten CEPOL, ECHA, EFSA,
EMCDDA, EMSA, ETF, FRA en FRONTEX, de kosten van de raad van bestuur in 2010
per vergadering en per lid gemiddeld tussen EUR 1.017 en EUR 6.175 bedroegen; is van
oordeel dat deze kosten buitensporig zijn en drastisch dienen te worden verlaagd;
Administratieve ondersteuning
94. doet voorts een beroep op de agentschappen om de volgende opties in overweging te
nemen, wanneer zij zich buigen over de mogelijkheden om de administratieve
ondersteuning zo efficiënt mogelijk te laten functioneren:
- een fusie van kleinere agentschappen om kosten te besparen en overlappende
doelstellingen weg te nemen en/of te voorkomen, en verdere uitgaven uit de
begroting van de Unie te voorkomen,
- gezamenlijke gebruikmaking van diensten door meerdere agentschappen, ofwel
volgens het criterium van de nabijheid van de locaties ofwel volgens beleidsgebied;
prijst in dit verband het initiatief van EMSA-CFCA om de interne controlefunctie te
delen; ziet dit evenwel als een begin dat een vervolg moet krijgen in de vorm van
herstructurering en fusies, ook met betrekking tot de agentschappen;
95. verzoekt de Commissie en/of Rekenkamer om een evaluatie van alle agentschappen uit te
voeren ter opsporing en analysering van:
- de potentiële synergieën alsook gevallen van onnodige of overlappende activiteiten
van agentschappen,
- onnodig hoge overheadkosten als gevolg van de vestigingsplaats,
en een alomvattende kosten/batenanalyse en effectbeoordeling te maken van de fusie of
sluiting van sommige agentschappen, wanneer de toegevoegde waarde of
doeltreffendheid van het agentschap niet voldoende is, en het Parlement hierover tijdig
vóór de kwijting 2011 te informeren;
96. dringt er bij de Commissie en de Raad op aan om rekening te houden met de werkelijke
behoeften van ieder agentschap en de noodzaak om in deze tijd van financiële en
economische crisis geld van de EU-belastingbetalers te besparen, en geen rekening te
houden met de wensen van sommige lidstaten om een agentschap in hun land te hebben,
als het openbaar belang van de Unie daarbij niet gediend is;
Disciplinaire procedure
97. herinnert er nogmaals aan dat het Parlement, sinds zijn kwijtingsresolutie voor 2006, een
beroep op de agentschappen heeft gedaan om een gemeenschappelijke tuchtraad in
overweging te nemen die op onpartijdige wijze disciplinaire sancties tot en met uitsluiting
kan opleggen; constateert dat er nog steeds moeilijkheden zijn bij de verwezenlijking van
dit project; verzoekt het voor de coördinatie van het netwerk van agentschappen
verantwoordelijke agentschap om een netwerk van personeelsleden in de vereiste rang in
het leven te roepen om als onpartijdige leden in de tuchtraad zitting te nemen;
19
VIII. BESCHOUWING OVER DE AGENTSCHAPPEN: EEN
GEMEENSCHAPPELIJKE AANPAK
98. is verheugd over de voortdurende inspanning van de IWG voor de agentschappen, die tot
taak heeft de rol en de positie van de gedecentraliseerde agentschappen in het
institutionele bestel van de Unie, de oprichting, de structuur en werking ervan, en
aangelegenheden in verband met financiering, begroting, controle en beheer tegen het
licht te houden; verzoekt de IWG om met een ontwerpvoorstel voor een gezamenlijk
akkoord tussen het Parlement, de Raad en de Commissie over de agentschappen te
komen;
99. verzoekt de Commissie opties uit te werken voor de organisatie en uitvoering van een
professioneel beheer van de kasmiddelen van de agentschappen;
100. verzoekt de IWG na te gaan waar sprake is van dubbel werk en overlappende activiteiten
binnen bestaande agentschappen en of sommige agentschappen zouden kunnen worden
samengevoegd;
101. is van oordeel dat de agentschappen, net als de samenwerking tussen het Comité van de
Regio's en het Europees Economisch en Sociaal Comité, baat zouden kunnen hebben bij
gezamenlijke administratieve diensten; verzoekt de IWG met klem zich te buigen over de
kwestie van de geografische spreiding van de agentschappen, die hun kosten aanzienlijk
verhoogt en samenwerking moeilijk maakt; is van oordeel dat de agentschappen, wanneer
zij op een klein aantal locaties zouden worden gegroepeerd, overhead- en beheerkosten
zouden kunnen delen, met name voor wat betreft IT, personeel en financiële
administratie;
102. concludeert tot slot dat met name in deze tijd van crisis de feitelijke toegevoegde waarde
van de agentschappen serieus en snel moet worden geanalyseerd om niet-verplichte en
niet absoluut noodzakelijke uitgaven te voorkomen teneinde tegemoet te komen aan de
meest noodzakelijke behoeften van de Unie en aan de behoeften en bezorgdheden van de
burgers en hun behoefte aan vertrouwen in onze instellingen; benadrukt dat de Unie en
haar lidstaten van de EU-burgers geen bezuinigingen kunnen verlangen zonder zelf te
besparen; roept op tot redelijkheid bij grotere bezuinigingen door de organen van de
Unie - inclusief de agentschappen - en dat geldt ook voor haar burgers, de
belastingbetalers, die bijdragen aan de begroting van de Unie;
o
o o
103. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de agentschappen waarop
deze kwijtingsprocedure van toepassing is, alsmede aan de Raad, de Commissie en de
Rekenkamer.
20
P7_TA-PROV(2012)0165
Kwijting 2010: Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Vertaalbureau voor de organen van de
Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0280/2011 – 2011/2219(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese
Unie voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Vertaalbureau voor de
organen van de Europese Unie betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de
antwoorden van het Bureau1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 2965/94 van de Raad van 28 november 1994 tot oprichting
van een Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie3, en met name artikel 14,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen1,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0125/2012),
1. verleent de directeur van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie
kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Vertaalbureau voor de organen van
de Europese Unie, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor de
publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz 117. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 314 van 7.12.1994, blz. 1.
21
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0280/2011 – 2011/2219(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese
Unie voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Vertaalbureau voor de
organen van de Europese Unie betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de
antwoorden van het Bureau2,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen3, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 2965/94 van de Raad van 28 november 1994 tot oprichting
van een Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie4, en met name artikel 14,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen5,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0125/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Vertaalbureau voor de
organen van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het
Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie, de Raad, de Commissie en de
Rekenkamer en te zorgen voor de publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie
(serie L).
1 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 2 PB C 366 van 15.12.2011, blz 117. 3 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 4 PB L 314 van 7.12.1994, blz. 1. 5 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
22
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese
Unie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0280/2011 – 2011/2219(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese
Unie voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Vertaalbureau voor de
organen van de Europese Unie betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de
antwoorden van het Bureau1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 2965/94 van de Raad van 28 november 1994 tot oprichting
van een Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie3, en met name artikel 14,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0125/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekeningen van het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie ("het
Vertaalbureau") voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar zijn en dat de onderliggende
verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
B. overwegende dat Parlement de directeur van het Vertaalbureau op 10 mei 2011 kwijting
heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Vertaalbureau voor het
begrotingsjaar 20095, en overwegende dat het in zijn begeleidende resolutie bij het
kwijtingsbesluit het Vertaalbureau o.a. heeft verzocht:
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz 117. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 314 van 7.12.1994, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 5 PB L 250 van 27.9.2011, blz. 125.
23
– de evaluatie van zijn prestaties verder te ontwikkelen door de koppelingen te
verbeteren tussen zijn strategische acties en de in zijn jaarlijkse werkprogramma
opgenomen acties en door de indicatoren voor het volgen van zijn prestaties te
beoordelen, teneinde te voldoen aan SMART-criteria,
– doeltreffender maatregelen te nemen om de continue stijging van zijn overschot tegen
te gaan; in 2009 bedroeg het overschot 24 000 000 EUR, in vergelijking met
26 700 000 EUR in 2008, 16 900 000 EUR in 2006, 10 500 000 EUR in 2005 en
3 500 000 EUR in 2004,
– de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de stappen die zijn ondernomen om het
ABAC-boekhoudsysteem op doeltreffende wijze operationeel te maken;
C. overwegende dat de definitieve begroting van het Vertaalbureau voor 2010
55 928 077 EUR was, in vergelijking met 62 630 000 EUR in 2009, hetgeen een daling is
van 11,98%;
D. overwegende dat het volume aan vertalingen in 2010 het grootste was sinds de oprichting
van het Vertaalbureau, met een toename van het aantal vertaalde bladzijden met 20,1% in
vergelijking met 2009;
Budgettair en financieel beheer
1. maakt uit het jaarlijkse activiteitenverslag en de jaarrekening voor 2010 van het
Vertaalbureau op dat de oorspronkelijke begroting ervan voor 2010 van 48 100 000 EUR
het onderwerp van twee gewijzigde begrotingen was; merkt in het bijzonder op dat het
doel van de twee gewijzigde begrotingen tweeledig was:
– om het begrotingsoverschot van voorgaande jaren op te nemen, namelijk
24 000 000 EUR, teneinde de werknemersbijdragen aan de Commissie voor
pensioenen van 1998 - 2009 te betalen, een totaalbedrag van 18 400 000 EUR, en de
grootste klant van het Vertaalbureau, het Bureau voor harmonisatie binnen de interne
markt, het bedrag terug te betalen van het economische resultaat voor 2009, namelijk 6
121 255 EUR,
– om de begroting in evenwicht te brengen met het bedrag van 8 000 000 EUR, als
gevolg van een verwachte substantiële toename van het aantal klanten;
2. stelt op basis van het jaarlijkse activiteitenverslag van het Vertaalbureau vast dat door het
grotere totale aantal vertaalde pagina's in 2010 de inkomsten van het Vertaalbureau zijn
toegenomen tot 51 200 000 EUR in 2010, een toename van 13,71% in vergelijking met
2009; maakt eveneens uit het verslag op dat het uitvoeringscijfer van de uitgaven van het
Vertaalbureau is gestegen tot 43 040 000 EUR, hetgeen overeenkomt met 86,79% van de
kredieten, een toename van 18,27% in vergelijking met 2009;
3. herinnert eraan dat overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 2965/94
betreffende de oprichting van het Vertaalbureau, de inkomsten en uitgaven in de begroting
van het Vertaalbureau in evenwicht moeten zijn; stelt vast dat voor het begrotingsjaar
2010 het totale overschot van het Vertaalbureau van 2009 24 000 000 EUR bedroeg;
neemt er evenwel kennis van dat het Vertaalbureau er voornamelijk door de overdracht
van middelen naar de pensioenregeling van de Unie en de terugbetaling aan zijn klanten,
24
in is geslaagd het voornoemde overschot te beperken tot 9 200 000 EUR; heeft bovendien
van het Vertaalbureau vernomen dat de raad van bestuur in 2011 heeft besloten dit bedrag
van 9 200 000 EUR te gebruiken voor het aanleggen van een reserve voor uitzonderlijke
investeringen (4 300 000 EUR) en van een reserve voor prijsstabilisering (4 900 000
EUR);
4. is tevreden met de schikking in het langdurige geschil tussen het Vertaalbureau en de
Commissie over het vraagstuk van de werkgeversbijdrage aan de pensioenregeling van de
Unie;
5. is tevreden met het hierboven vermelde besluit van de raad van bestuur om een reserve
van 4 300 000 EUR aan te leggen voor investering in het in de jaren 2012-2013 te
realiseren programma e-CDT en een reserve van 4 900 000 EUR ter stabilisering van de
prijzen, teneinde de potentiële terugloop van zijn inkomsten als gevolg van de verwachte
daling van de vertaalvraag van zijn klanten te compenseren;
6. is er verheugd over dat naar aanleiding van het verzoek van de kwijtingsautoriteit de
definitieve jaarrekening van het Vertaalbureau voor het begrotingsjaar 2010 openbaar is
gemaakt op de website van het Vertaalbureau;
Aanbestedingsprocedures
7. verzoekt het Vertaalbureau ervoor te zorgen dat artikel 60 van het Financieel Reglement
wordt nageleefd door financieringsbesluiten vast te stellen voor operationele uitgaven;
vraagt het Vertaalbureau met name een betere controle in te stellen voor het proces van
aanbestedingsplanning;
8. neemt kennis van de informatie in het jaarlijkse activiteitenverslag van het Vertaalbureau
dat het Vertaalbureau twee nieuwe procedures heeft gestart voor vertaal-/revisiediensten
op het gebied van het spoor en op maritiem gebied;
9. merkt eveneens op dat een totaal van 47 raamcontracten is getekend;
Personeelszaken
10. stelt vast dat, aangezien acht medewerkers met hogere punten niet zijn bevorderd, terwijl
enkele andere medewerkers in dezelfde rang bevorderd zijn, artikel 45 van het Statuut niet
is geëerbiedigd, terwijl nota bene aanvullende discretionaire elementen in het uiteindelijke
bevorderingsbesluit waren opgenomen; neemt kennis van de verklaring van het
Vertaalbureau dat de dienst Interne controle (IAS) heeft erkend dat de "Besluiten over de
loopbaan en de bevordering van ambtenaren en tijdelijk personeel" die door de Raad van
bestuur op 7 februari 2008 zijn goedgekeurd, ruimte voor interpretatie laten en dat het
Vertaalbureau naar aanleiding van de definitieve beoordeling door de Dienst interne
controle (IAS) van de "Uitvoering van de bevordering van het personeel", die in
september 2010 is gepubliceerd, zijn interpretatie aan die van de Dienst interne controle
(IAS) heeft aangepast, waarbij de bijkomende criteria die eerder voor bevorderingen
werden gehanteerd, zijn afgeschaft;
11. neemt bovendien kennis van de informatie in het jaarlijkse activiteitenverslag dat het
Vertaalbureau in 2010 22 selectieprocedures heeft georganiseerd voor tijdelijk en vast
personeel, alsmede twee vergelijkende onderzoeken met het oog op aanstelling tot vast
ambtenaar;
25
12. merkt op dat het Vertaalbureau een beroepsoriëntatiedienst heeft opgericht om
mogelijkheden voor medewerkers te identificeren en mobiliteit en beroepsoriëntatie
mogelijk te maken;
Prestaties
13. is tevreden met de uitbreiding van de dienstverlening van het Vertaalbureau, wat het
volume aan vertalingen betreft, aan de instellingen van de Unie in vergelijking met
2009, met name met de toename van 20,1% van het aantal vertaalde documenten,
terwijl de begroting van het Vertaalbureau ten opzichte van het voorgaande jaar met
11,98% was verlaagd;
14. stelt vast dat het Vertaalbureau overeenkomstig zijn jaarlijkse activiteitenverslag in
2010 overeenkomsten heeft ondertekend met zes nieuwe klanten, namelijk de
gemeenschappelijke ondernemingen ARTEMIS, ENIAC, IMI en FCH, het Europees
Ondersteuningsbureau voor asielzaken en het Agentschap voor de samenwerking tussen
energieregulators, en dat eerste contacten zijn gelegd met de Europese Bankautoriteit,
de Europese Autoriteit voor effecten en markten en de Europese Autoriteit voor
verzekeringen en bedrijfspensioenen;
15. stelt vast dat het Vertaalbureau overeenkomstig zijn jaarlijkse activiteitenverslag
gedurende het begrotingsjaar 2010 circa 55% van het totale volume aan vertaalde
pagina's heeft uitbesteed; neemt bovendien kennis van de informatie in het verslag dat
het Vertaalbureau stappen heeft ondernomen om het beheer van zijn
vertaalwerkschema's in 2010 te consolideren door de afdelingen vraagbeheer en
freelancebeheer samen te voegen; neemt in het bijzonder kennis van het feit dat een
extern onderzoek inzake de validering van de verhouding tussen werkzaamheden die
intern worden uitgevoerd en uitbesteding is afgesloten en dat het door het Vertaalbureau
gehanteerde berekeningsmodel gevalideerd werd;
16. is ingenomen met de inspanningen van het Vertaalbureau om de kwaliteit van de
vertalingen te verbeteren; onderstreept dat 17 terminologieprojecten vóór eind 2010 zijn
afgerond, waardoor de terminologiedatabank werd verbeterd; moedigt het
Vertaalbureau aan cursussen voor zijn vertalers te organiseren die hun productiviteit
helpen te verbeteren;
17. verzoekt het Vertaalbureau de huidige gegevensstroom en de instrumenten die worden
gebruikt voor begrotingsplanning, te analyseren en controles in te stellen; merkt in
verband hiermee op dat de begrotingsplanning van het Vertaalbureau is gebaseerd op
Excel-instrumenten en manuele of op systemen gebaseerde controles van gegevens,
hetgeen kan leiden tot rekenfouten en een foutieve uitgavenplanning en uiteindelijk een
negatief effect kan hebben op de prijsstelling van het Vertaalbureau;
18. moedigt het Vertaalbureau aan minimumeisen te stellen wat prognoses betreft en de
samenwerking en informatie-uitwisseling met betrekking tot prognoses met
geselecteerde klanten te intensiveren, om het overschatten van uitgaven en
prijsstellingen te vermijden;
26
Interne Audit
19. merkt op dat 12 "zeer belangrijke" aanbevelingen van de dienst Interne controle (IAS)
op 31 december 2010 nog steeds open stonden; is bezorgd dat de tenuitvoerlegging van
7 van deze aanbevelingen vertraging heeft opgelopen; stelt met name vast dat de
vertragingen betrekking hebben op de volgende belangrijke kwesties:
– de kwaliteit van de klantprognoses,
– informatie over begrotingsjaar 2008,
– de beoordeling van het interne controlesysteem;
verzoekt het Vertaalbureau derhalve deze vertragingen aan de kwijtingsautoriteit uit te
leggen en met een oplossing voor de situatie te komen;
20. merkt op dat het Vertaalbureau, wat de 12 "zeer belangrijke" aanbevelingen van de IAS
betreft, de aanbeveling betreffende financiële verslaglegging heeft verworpen; verzoekt
het Vertaalbureau de kwijtingsautoriteit de redenen voor dit besluit mede te delen;
21. stelt vast dat de IAS een controle heeft uitgevoerd van de begroting van de uitgaven,
een follow-upcontrole heeft afgewerkt van het personeelsbeleid en van de toepassing
van de interne controlenormen en een IT-risicobeoordeling heeft uitgevoerd;
22. neemt kennis van de informatie in het jaarlijkse activiteitenverslag van het
Vertaalbureau dat uit het definitieve verslag van de IAS over de follow-up van de
controle blijkt dat er 41 aanbevelingen waren gedaan, dat 29 aanbevelingen nog in
behandeling waren, dat 10 aanbevelingen waren uitgevoerd en dat 2 aanbevelingen
slechts gedeeltelijk of helemaal niet waren aanvaard;
23. erkent dat de interne-auditcapaciteit formele consultingactiviteiten heeft uitgevoerd op
de volgende terreinen:
– advies inzake de optimalisering van de organisatiestructuur en de daarmee
verbonden verlaging van de kosten,
– coördinatie van de IT-risicobeoordeling,
– facilitering van en advies inzake de jaarlijkse risicobeheersactie van het
Vertaalbureau,
– ondersteuning van en begeleiding bij de kwaliteitscontrole;
24. wijst op zijn aanbevelingen in eerdere kwijtingsverslagen, zoals uiteengezet in de
bijlage bij deze resolutie;
27
25. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn
resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het
toezicht op de agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
28
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
Vertaalbureau voor de
organen van de
Europese Unie 2006 2007 2008 2009
Prestaties n.v.t.
- Doelstellingen en prestatie-
indicatoren zijn vaak niet
meetbaar
- Neemt er kennis van dat in 2007
9 300 000 EUR werd terugbetaald
aan zijn klant
- Verbeteringen op het gebied van IT
(FLOSYSWEB)
- Neemt er kennis van dat in 2008 11 450 000
EUR werd terugbetaald aan zijn klant
- Verzoekt het Vertaalbureau de evaluatie van zijn prestaties
verder te ontwikkelen door de koppelingen te verbeteren tussen
zijn strategische acties en de in zijn jaarlijkse werkprogramma
opgenomen acties en door de indicatoren voor het volgen van
zijn prestaties te beoordelen, teneinde te voldoen aan SMART-
criteria
Budgettair en
financieel beheer
n.v.t.
- De programmering moet een
duidelijk, consistent verband
vertonen tussen de gestelde
doelen en de inzet van de
begrotingsmiddelen die nodig zijn
om deze te halen
- Verzoekt het Vertaalbureau doeltreffender
maatregelen te nemen om de continue stijging
van zijn overschot tegen te gaan→ 2008: 26
700 000 EUR; 2006: 10 500 000 EUR - Verzoekt de Commissie de omvang van de
kasmiddelen van het Vertaalbureau te
onderzoeken: 48 405 006 EUR - Verzoekt het Vertaalbureau zijn klanten in de
toekomst kostendekkende diensten aan te
bieden
- Verzoekt het Vertaalbureau om systematische toepassing van
artikel 8, lid 2, van het Financieel Reglement, waarin wordt
gesteld dat "vastleggingskredieten de totale kosten dekken van
de juridische verbintenissen die worden aangegaan gedurende
het lopende begrotingsjaar"
- Verzoekt het Vertaalbureau doeltreffender maatregelen te
nemen om de continue stijging van zijn overschot tegen te gaan,
dit overschot houdt vooral verband met een gebrek aan precisie
van de prognoses van vertaalverzoeken die van zijn klanten
worden ontvangen
Personeelszaken
-Zwakheden in de
aanwervingsprocedures: geen
schriftelijke bewijzen van de
regels die zijn toegepast bij de
evaluatie van het dossier van de
kandidaat -Het conflict tussen het
Vertaalbureau en de Commissie
betreffende het
werkgeversgedeelte van de
bijdragen voor het personeel is
niet opgelost
n.v.t.
- Het Vertaalbureau moet zijn
aanwervingsprocedures op een realistischer en
doelmatiger wijze plannen, zodat de
tijdslimieten in acht worden genomen en kan
worden voorzien in alle behoeften als gevolg
van de uitbreiding van het personeelsbestand
(zowel kwantitatief als kwalitatief)
- Het conflict tussen het Vertaalbureau en de
Commissie betreffende het werkgeversgedeelte
van de bijdragen voor het personeel is niet
opgelost
- Verzoekt het Vertaalbureau om in functiebeschrijvingen
informatie op te nemen over gevoelige functies en ervoor te
zorgen dat alle risicobeperkende controles waarin is voorzien,
worden geïdentificeerd
- Moedigt het Vertaalbureau aan om de uitvoeringsbepalingen
inzake opleiding te actualiseren en hiervoor een nieuw
tijdschema vast te stellen
Interne controle
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
- Verzoekt het Vertaalbureau een uitgebreide schriftelijke
procedure vast te stellen met de taken en de tijd- en
werkschema's voor de opstelling, validering en boeking van
invorderingsopdrachten voor aan klanten geleverde transacties
29
P7_TA-PROV(2012)0166
Kwijting 2010: Europees Centrum voor de ontwikkeling van de
beroepsopleiding
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van
de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0274/2011 – 2011/2213(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de
beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Centrum
voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van
de antwoorden van het Centrum1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad van 10 februari 1975 houdende
oprichting van een Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding3, en
met name artikel 12 bis,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, houdende het Financieel Reglement van
toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0129/2012),
1. verleent de directeur van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de
beroepsopleiding kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Centrum voor het
begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 127. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 39 van 13.2.1975, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
30
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Centrum voor de
ontwikkeling van de beroepsopleiding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te
zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
31
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0274/2011 – 2011/2213(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de
beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Centrum
voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van
de antwoorden van het Centrum1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad van 10 februari 1975 houdende
oprichting van een Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding3, en
met name artikel 12 bis,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, houdende het Financieel Reglement van
toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0129/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees Centrum voor
de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees
Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding, de Raad, de Commissie en de
Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie
(serie L).
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 127. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 39 van 13.2.1975, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
32
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de
beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0274/2011 – 2011/2213(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de
beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Centrum
voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van
de antwoorden van het Centrum1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien het EG-Verdrag, en met name artikel 276,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad van 10 februari 1975 houdende
oprichting van een Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding3, en
met name artikel 12 bis,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, houdende het Financieel Reglement van
toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0129/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekeningen van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de
beroepsopleiding voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar zijn en dat de onderliggende
verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
B. overwegende dat het Parlement de directeur van het Centrum op 10 mei 2011 kwijting heeft
verleend voor de uitvoering van de begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 127. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 39 van 13.2.1975, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
33
20091 en dat het Parlement in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere:
-– het Centrum verzocht heeft om de begrotingsbeginselen van specialiteit en transparantie
effectiever toe te passen,
– erop gewezen heeft dat het Centrum kredieten heeft overgedragen (31% van de
administratieve uitgaven - titel II) en betalingskredieten heeft geannuleerd (24% van de
totale kredieten voor beleidsuitgaven),
– de directeur van het Centrum verzocht heeft om specifiekere informatie over de inhoud
van de 15 aanbevelingen van de dienst Interne Audit (IAS) die op 31 december 2008
nog openstonden, alsmede over de 14 nieuwe aanbevelingen die de IAS die op
31 december 2009 nog openstonden,
– het Centrum verzocht heeft om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van de
stappen die het ondernomen heeft in het kader van de procedure voor vrijmakingen om
de transparantie van de inventaris van activa verder te verbeteren;
C. overwegende dat de totale begroting van het Centrum 18 300 000 EUR bedroeg voor 2010,
hetgeen een daling van 1,6% betekent ten opzichte van het begrotingsjaar 2009;
D. overwegende dat de bijdrage van de Unie aan de begroting van het Centrum 16 920 000
EUR bedroeg voor het begrotingsjaar 2010, hetgeen een toename van 2% betekent ten
opzichte van 2009;
Financieel en begrotingsbeheer
1. neemt er via de jaarrekening van het Centrum voor het begrotingsjaar 2010 (CAA) kennis
van dat het midden december 2010 een aanvullende en gewijzigde begroting heeft
ontvangen ter waarde van 810 000 EUR voor de financiering van studies op verzoek van
DG Werkgelegenheid op het vlak van het voorspellen van de behoefte aan vaardigheden;
2. neemt nota van de verklaring van de raad van bestuur inzake de definitieve jaarrekening
van het Centrum voor 2010 dat de begroting voor 2010 gefinancierd met de bijdrage van de
Unie voor 99% werd uitgevoerd;
3. neemt er via de CAA eveneens kennis van dat de kosten voor representatie en
vergaderingen met respectievelijk 233% en 37% gestegen zijn ten opzichte van 2009;
bevestigt de ontvangst, bij schrijven d.d. 23 februari 2012, van de motivering van deze
uitgavenstijging; stelt in het bijzonder vast dat de stijging van de
vertegenwoordigingskosten het gevolg was van de organisatie van een receptie voor het
afscheid van de voormalig directeur; verzoekt het Centrum de kosten van representatie en
vergaderingen te beperken tot werkelijke behoeften;
4. merkt op dat het Centrum jaarlijkse bijdragen ontvangt van twee niet-EU-lidstaten die
profiteren van het werk van het Centrum; merkt op dat de bijdragen van Noorwegen en
IJsland aan de begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar 2010 samen 421 308
EUR bedroegen; herinnert eraan dat deze middelen als bestemmingsontvangsten worden
1 PB L 250 van 27.09.11, blz. 130.
34
beheerd, waardoor zij voor specifieke projecten moeten worden vastgelegd; merkt op dat
het streefdoel voor het gebruik van deze middelen in 2010 niet bereikt werd door het
Centrum; onderstreept dat de Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2009 al gewezen had op
de tekortkomingen van het Centrum betreffende het gebruik van deze middelen; bevestigt
de ontvangst, bij schrijven d.d. 23 februari 2012, van de motivering van deze situatie;
constateert in dit verband met voldoening dat het doel in 2011 bereikt was en dat 100% van
het geplande budget was uitgevoerd; neemt kennis van de verklaring van het Centrum dat
het voor 2010 gestelde doel niet bereikt werd als gevolg van het feit dat de
herstelwerkzaamheden aan de gebouwen van het Centrum werden uitgesteld; neemt ook
kennis van de toezegging van het Centrum dat het de bijdragen van Noorwegen en IJsland
van vorige jaren in 2012 volledig zal opgebruiken; verzoekt het Centrum de
kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de wijze waarop deze bijdragen gebruikt
worden;
Overdracht van kredieten
5. stelt in de CAA vast dat het Centrum in 2010 een bedrag van 794 700 EUR heeft
overgedragen naar 2011 van kredieten uit titel 1 (personeel) en titel 2 (administratie);
herinnert eraan dat automatische overdrachten van kredieten enkel betrekking hebben op
uitgaven onder titels 1 en 2;
6. stelt in CAA ook vast dat er een niet-automatische overdracht werd uitgevoerd ter waarde
van 55 910 EUR in verband met uitgaven uit hoofde van Titel 2;
7. stelt enige verbetering vast, aangezien de geannuleerde betalingskredieten daalden van
24% in 2009 naar 14% in 2010; is voorts ingenomen met de belofte van het Centrum om
zijn overdrachten verder te beperken door monitoring op basis van standaardmodellen uit te
voeren van de begrotingsuitvoering (vastleggingen, betalingen) en het verloop van het
plaatsen van opdrachten;
8. verzoekt het Centrum desalniettemin om meer inspanningen te leveren om de overdracht
van kredieten te beperken om zo het jaarperiodiciteitsbeginsel beter in acht te nemen;
herinnert het Centrum eraan dat het dit kan doen door zijn programmerings- en
monitoringstelsels beter af te stemmen en door vroeger in het kalenderjaar van start te gaan
met het plaatsen van opdrachten;
Overschrijvingen
9. is ingenomen met het feit dat het Centrum de kwijtingsautoriteit kon verzekeren dat het
transparantiebeginsel doeltreffend werd toegepast, door regelmatig verslag uit te brengen
aan de raad van bestuur over alle overschrijvingen tussen begrotingsonderdelen die in de
loop van het jaar werden uitgevoerd; merkt in het bijzonder op dat er sinds 20 september
2011 vijf overschrijvingen van vastleggingskredieten (ter waarde van maximum 35 000
EUR) tussen begrotingsonderdelen werden uitgevoerd door het Centrum en dat de raad van
bestuur regelmatig in kennis werd gesteld van deze overschrijvingen; verzoekt het Centrum
desalniettemin om deze overschrijvingen zo veel mogelijk te beperken om tevens het
specialiteitsbeginsel toe te passen;
35
Personeelszaken (PZ)
10. erkent dat de directeur het Centrum op 15 oktober 2010 heeft verlaten aan het eind van zijn
mandaat en nu een andere functie bekleedt in het Italiaanse agentschap voor
beroepsonderwijs- en opleiding, werkgelegenheid en sociaal beleid;
11. neemt er via het jaarlijkse activiteitenverslag van het Centrum (AAR) kennis van dat het
Centrum op 31 december 2010 96 personeelsleden in dienst had, wat neerkomt op 5
functies minder dan het aantal dat voorzien is in het organigram; merkt op dat er eveneens
24 arbeidscontractanten en 5 gedetacheerde nationale deskundigen werden toegevoegd aan
het totaal aantal personeelsleden en dat de verhouding tussen het operationeel en het
administratief personeel 90/35 bedroeg;
12. neemt nota van de verklaring van de raad van bestuur in zijn advies inzake de definitieve
jaarrekening van het Centrum voor 2010 dat de wervingsprocedures voor elk van de vijf
vacatures nog liepen of met succes afgerond waren voor 31 december 2010;
13. is ingenomen met het feit dat het Centrum in 2010 een online wervingsinstrument heeft
uitgewerkt, RECON – Recruitment Online, dat het Centrum in staat zal stellen om sneller
en doeltreffender personeelsleden aan te werven;
Prestaties
14. stelt met tevredenheid vast dat het Centrum, zoals verzocht door de kwijtingsautoriteit,
Gannt-diagrammen beschikbaar heeft gesteld voor elk van de belangrijkste operationele
activiteiten van 2011; herinnert het Centrum eraan dat deze grafieken bondig weergeven
hoeveel tijd een personeelslid aan een bepaald project heeft besteed en een meer
resultaatgerichte benadering stimuleren;
15. stelt in het AAR vast dat het prestatiemeetsysteem (PMS) volledig werd toegepast en
moedigt het Centrum aan om de kwalitatieve beoordelingen verder te ontwikkelen als
aanvulling op de eerder kwantitatieve PMS-indicatoren;
Interne audit
16. neemt nota van het feit dat het Centrum bepaalde aanbevelingen die de IAS in het kader
van de audits betreffende het beheer van personeelszaken in 2008 en betreffende ethiek in
2009 gedaan heeft, nog moet toepassen; bevestigt de ontvangst, bij schrijven d.d. 23
februari 2012, van een motivering; is ingenomen met het feit dat voor de audit betreffende
personeelszaken in 2008 13 van de 14 aanbevelingen zijn uitgevoerd; is ook verheugd dat
voor de audit op ethisch gebied in 2009 16 van de 17 aanbevelingen zijn uitgevoerd;
verzoekt het Centrum de kwijtingsautoriteit te informeren over de vorderingen bij de
uitvoering van de resterende aanbevelingen;
17. stelt in het AAR vast dat de IAS in 2010 een risicobeoordeling van ICT heeft uitgevoerd; is
ingenomen met het feit dat het Centrum alle acties die het naar aanleiding van de
36
bevindingen van zijn ICT-risicobeoordeling had gepland, op 31 december 2011 had
voltooid;
18. neemt er eveneens nota van dat de IAS in april 2010 nog een audit heeft uitgevoerd
betreffende het AAR en over de bouwsteen "betrouwbaarheid" bij het Centrum; neemt er
via het Centrum kennis van dat het eindverslag van de IAS op 5 juli 2010 beschikbaar werd
gemaakt voor het Centrum en dat dit verslag redelijke waarborgen bood ten aanzien van de
verwezenlijking van jaarlijkse rapportage, met inbegrip van een
betrouwbaarheidsverklaring van de directeur; is ingenomen met de informatie die het
Centrum bij schrijven d.d. 23 februari 2012 heeft verstrekt, waarin het meldt dat alle zeven
IAS-aanbevelingen eind december 2011 waren uitgevoerd;
19. verneemt in het AAR dat het Centrum begonnen is met de toepassing van de nieuwe
internecontrolenormen (Internal Control Standards – ICS) in 2009 en dat er tegen eind
2010 volledig werd voldaan aan de basisvereisten, met uitzondering van ICS 8 en ICS 10;
is ingenomen met de informatie die het bij schrijven d.d. 23 februari 2012 heeft ontvangen,
waarin het Centrum meldt dat eind 2011 volledig was voldaan aan de basisvereisten voor
ICS 8; neemt kennis van de toezegging van het Centrum dat in de eerste helft van 2012 aan
de basisvereisten voor ICS 10 zal worden voldaan;
Interne auditcapaciteit (IAC)
20. verneemt uit het AAR dat er in het IAC-auditplan voor 2010 voorziet in verschillende ex-
post-audits en audits tijdens de processen van de aanbestedingsprocedures, in het bijzonder
voor de studie naar aanbestedingen en gunningsprocedures; merkt bovendien op dat het
Centrum naar aanleiding van een IAC-audit betreffende de subsidieprocedures overging tot
de terugvordering van bedragen die waren uitbetaald aan nationale subsidiebegunstigden
ter waarde van 23 647,67 EUR;
21. is bezorgd over het feit dat de IAC het Centrum op 31 augustus 2010 heeft verlaten; is van
mening dat de verslagen van de IAC zouden kunnen leiden tot verdere verbeteringen in de
interne controlemaatregelen voor procedures voor het plaatsen van opdrachten en
subsidieprocedures;
22. neemt desalniettemin nota van de opmerkingen van het Centrum dat de IAC-functies
tegenwoordig zijn afgedekt door externe contractanten (zoals de audit betreffende de
financiële software van het Centrum (FIBUS) die in 2011 werd uitbesteed en afgerond) of
door interne projectgroepen;
23. vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen uit eerdere kwijtingsverslagen, zoals toegelicht
in de bijlage bij deze resolutie;
o
o o
37
24. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie
van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de
agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
38
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
Cedefop (Europees
Centrum voor de
ontwikkeling van de
beroepsopleiding)
2006
2007
2008
2009
Prestaties
n.v.t.
- Doelstellingen en prestatie-
indicatoren zijn vaak niet
meetbaar het Centrum dient zijn
programmering te verbeteren. In
de programmering moet een
duidelijk, consistent verband
worden gelegd tussen de gestelde
doelen en de tenuitvoerlegging
van de begrotingsmiddelen die
nodig zijn om deze te bereiken.
- Verzoekt het Centrum om SMART-doelstellingen en
RACER-indicatoren vast te leggen en een Gannt-diagram op
te stellen –> een resultaatgerichte benadering bevorderen
- Verzoekt het Centrum om een diachronische analyse uit te
werken van de werkzaamheden die dit jaar en in de vorige
jaren zijn uitgevoerd.
- Verzoekt het Centrum en de Europese Stichting voor
opleiding in hun activiteitenverslag 2009 een gedetailleerd
vervolgverslag over de samenwerkingsovereenkomst op te
nemen;
- Verzoekt het Centrum om een duidelijke vergelijking op
te stellen van de activiteiten die werden uitgevoerd tijdens
het jaar waarvoor de kwijting moet worden verleend en
tijdens het vorige begrotingsjaar
Financieel en
begrotingsbeheer
- het specialiteitsbeginsel werd niet strikt
in acht genomen; 43% van de
vastleggingen werd overgedragen naar het
volgende begrotingsjaar. Voor
beleidsuitgaven werd meer dan 20% van
de betalingskredieten geannuleerd. Groot
aantal begrotingsoverschrijvingen - Problemen rond transparantie in de
aanbestedingsprocedures
n.v.t.
- Tekortkomingen in de programmering en monitoring van
gesplitste kredieten voor beleidsactiviteiten: 25% van de
betalingskredieten werd overgedragen
- Verzoekt het Centrum de begrotingsbeginselen van
specialiteit en transparantie effectiever toe te passen
Personeelszaken
- Problemen rond transparantie: in twee
gevallen heeft het Centrum de nodige
beroepservaring die vereist was op basis
van de vacatureaankondiging niet correct
getoetst tijdens de preselectiefase
n.v.t.
n.v.t.
- Merkt op dat het Centrum veranderingen heeft
doorgevoerd in zijn aanwervingsprocedures, nadat de
Rekenkamer in zijn kwijtingsverslag 2009 het Centrum
heeft verzocht de transparantie verder te verbeteren; is
ingenomen met het initiatief dat het Centrum in juni 2010
heeft genomen om de vragen in schriftelijke testen en
gesprekken vóór de preselectie op te stellen;
Interne audit - De procedures voor interne controle
waren niet volledig
n.v.t.
- Verzoekt het Centrum om 15 van de 30 aanbevelingen van
de IAS toe te passen: i.e. het beheer van personeelszaken
(prestaties van het personeel, persoonlijke doelstellingen
bepalen en de rol en verantwoordelijkheden van het
personeelscomité vastleggen)
- verzoekt de directeur van het Centrum om specifieke
informatie over de inhoud van de 15 aanbevelingen van de
IAS van 31 december 2008, en van de 14 nieuwe
aanbevelingen van de IAS van 31 december 2009
- Verzoekt het Centrum om de kwijtingsautoriteit op de
hoogte te stellen van de stappen die het ondernomen heeft
in het kader van de procedure voor vrijmakingen om de
transparantie van de inventaris van activa verder te
verbeteren. Voorts is het Centrum begonnen met het
documenteren van de belangrijkste controleprocessen.
39
P7_TA-PROV(2012)0167
Kwijting 2010: Europese Politieacademie
1.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politieacademie voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0290/2011 – 2011/2230(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar
2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese
Politieacademie betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de
Academie1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Besluit 2005/681/JBZ van de Raad van 20 september 2005 tot oprichting van de
Europese Politieacademie (EPA)3, en met name artikel 16,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94,
– gezien Beschikking C(2011)4680 van de Commissie van 30 juni 2011 houdende inwilliging
van een verzoek van de Europese Politieacademie om een derogatie van Verordening (EG,
Euratom) nr. 2343/2002,
– gezien het verslag van de Europese Politieacademie van 12 juli 2010 over de terugbetaling
van privé-uitgaven (10/0257/KA),
– gezien de externe audit over de terugbetaling van privé-uitgaven waartoe de Europese
Politieacademie opdracht heeft gegeven (contract CEPOL/2010/001),
– gezien het eindverslag over de vijfjaarlijkse externe evaluatie van de Europese
Politieacademie (contract CEPOL/CT/2010/002),
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 134. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 256 van 1.10.2005, blz. 63. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
40
– gezien het jaarverslag 2009 van het directoraat-generaal Justitie, vrijheid en veiligheid,
– gezien het vierde voortgangsverslag van de Europese Politieacademie over de uitvoering
van haar meerjarenactieplan 2010-2014,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de uitvoering van het meerjarenactieplan 2010-
2014 van de Europese Politieacademie,
– gezien de nota van de dienst Interne audit (IAS) van 4 juli 2011 (Ares-ref. (2011) 722479)
over het derde voortgangsverslag van de Europese Politieacademie over de uitvoering van
haar meerjarenactieplan 2010-2014,
– gezien het verslag en de bijlagen daarbij van de Europese Politieacademie over de
uitvoering van de resolutie van het Europees Parlement over "Kwijting 2009: Europese
Politieacademie",
– gezien het verslag en de bijlage daarbij van de Europese Politieacademie over de toepassing
van haar handleiding voor aanbestedingen in de periode 1 juli 2010 - 1 juli 2011,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0119/2012),
1. verleent de directeur van de Europese Politieacademie kwijting voor de uitvoering van de
begroting van de Academie voor het begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van de Europese Politieacademie, de Raad, de
Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van
de Europese Unie (serie L).
41
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0290/2011
– 2011/2230(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar
2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese
Politieacademie betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de
Academie1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Besluit 2005/681/JBZ van de Raad van 20 september 2005 tot oprichting van de
Europese Politieacademie (EPA)3, en met name artikel 16,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94,
– gezien Beschikking C(2011)4680 van de Commissie van 30 juni 2011 houdende inwilliging
van een verzoek van de Europese Politieacademie om een derogatie van Verordening (EG,
Euratom) nr. 2343/2002,
– gezien het verslag van de Europese Politieacademie van 12 juli 2010 over de terugbetaling
van privé-uitgaven (10/0257/KA),
– gezien de externe audit over de terugbetaling van privé-uitgaven waartoe de Europese
Politieacademie opdracht heeft gegeven (contract CEPOL/2010/001),
– gezien het eindverslag over de vijfjaarlijkse externe evaluatie van de Europese
Politieacademie (contract CEPOL/CT/2010/002),
– gezien het jaarverslag 2009 van het directoraat-generaal Justitie, vrijheid en veiligheid,
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 134. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 256 van 1.10.2005, blz. 63. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
42
– gezien het vierde voortgangsverslag van de Europese Politieacademie over de uitvoering
van haar meerjarenactieplan 2010-2014,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de uitvoering van het meerjarenactieplan 2010-
2014 van de Europese Politieacademie,
– gezien de nota van de dienst Interne audit (IAS) van 4 juli 2011 (Ares-ref. (2011) 722479)
over het derde voortgangsverslag van de Europese Politieacademie over de uitvoering van
haar meerjarenactieplan 2010-2014,
– gezien het verslag en de bijlagen daarbij van de Europese Politieacademie over de
uitvoering van de resolutie van het Europees Parlement over "Kwijting 2009: Europese
Politieacademie",
– gezien het verslag en de bijlage daarbij van de Europese Politieacademie over de toepassing
van haar handleiding voor aanbestedingen in de periode 1 juli 2010 - 1 juli 2011,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0119/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de Europese
Politieacademie voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van de Europese
Politieacademie, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie
ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
43
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar
2010 (C7-0290/2011 – 2011/2230(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Politieacademie voor het begrotingsjaar
2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese
Politieacademie betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de
Academie1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Besluit 2005/681/JBZ van de Raad van 20 september 2005 tot oprichting van de
Europese Politieacademie (EPA)3, en met name artikel 16,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94,
– gezien Beschikking C(2011)4680 van de Commissie van 30 juni 2011 houdende inwilliging
van een verzoek van de Europese Politieacademie om een derogatie van Verordening (EG,
Euratom) nr. 2343/2002,
– gezien het verslag van de Europese Politieacademie van 12 juli 2010 over de terugbetaling
van privé-uitgaven (10/0257/KA),
– gezien de externe audit over de terugbetaling van privé-uitgaven waartoe de Europese
Politieacademie opdracht heeft gegeven (contract CEPOL/2010/001),
– gezien het eindverslag over de vijfjaarlijkse externe evaluatie van de Europese
Politieacademie (contract CEPOL/CT/2010/002),
– gezien het jaarverslag 2009 van het directoraat-generaal Justitie, vrijheid en veiligheid,
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 134. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 256 van 1.10.2005, blz. 63. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
44
– gezien het vierde voortgangsverslag van de Europese Politieacademie over de uitvoering
van haar meerjarenactieplan 2010-2014,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de uitvoering van het meerjarenactieplan 2010-
2014 van de Europese Politieacademie,
– gezien de nota van de dienst Interne audit (IAS) van 4 juli 2011 (Ares-ref. (2011) 722479)
over het derde voortgangsverslag van de Europese Politieacademie over de uitvoering van
haar meerjarenactieplan 2010-2014,
– gezien het verslag en de bijlagen daarbij van de Europese Politieacademie over de
uitvoering van de resolutie van het Europees Parlement over "Kwijting 2009: Europese
Politieacademie",
– gezien het verslag en de bijlage daarbij van de Europese Politieacademie over de toepassing
van haar handleiding voor aanbestedingen in de periode 1 juli 2010 - 1 juli 2011,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0119/2012),
A. overwegende dat de Europese Politieacademie ("de Academie") in 2001 is opgericht en per
1 januari 2006 is omgevormd tot een communautair orgaan in de zin van artikel 185 van het
algemeen Financieel Reglement, waarop de financiële kaderregeling voor de agentschappen
van toepassing is;
B. overwegende dat de Rekenkamer in zijn verslagen over de jaarrekeningen van de Academie
voor de begrotingsjaren 2006, 2007 en 2009 een voorbehoud heeft gemaakt ten aanzien van
zijn beoordeling van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen op
grond van het feit dat de aanbestedingsprocedures niet in overeenstemming met de
voorschriften van het Financieel Reglement waren;
C. overwegende dat de Rekenkamer in zijn verslag over de jaarrekeningen van de Academie
voor het begrotingsjaar 2008 een toelichting heeft gevoegd bij zijn oordeel over de
betrouwbaarheid van de rekeningen, zonder dit uitdrukkelijk te beperken, en dat hij zijn
oordeel over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen heeft
beperkt;
D. overwegende dat het Parlement in zijn besluit van 7 oktober 2010 heeft besloten de
directeur van de Academie geen kwijting te verlenen voor de uitvoering van de begroting
van de Academie voor het begrotingsjaar 2008;
E. overwegende dat het Parlement bij zijn besluit van 10 mei 2011 heeft beslist het besluit tot
het verlenen van kwijting aan de directeur van de Academie voor de uitvoering van de
begroting voor 2009 uit te stellen1 en deze kwijting vervolgens heeft verleend bij zijn
besluit van 25 oktober 20112;
F. overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van de Academie
1 PB L 250 van 27.9.2011, blz. 260. 2 PB L 313 van 26.11.2011, blz. 17.
45
voor het begrotingsjaar 2010 voor het eerst sinds de Academie een orgaan is geworden een
goedkeurende verklaring heeft afgegeven over de betrouwbaarheid van de rekeningen en de
wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen;
G. overwegende dat de Rekenkamer in zijn verslag over de uitvoering van het
meerjarenactieplan 2010-2014 van de Academie heeft verklaard dat de Academie
vooruitgang boekt bij het bereiken van de in het actieplan vastgestelde mijlpalen;
H. overwegende dat de IAS in zijn nota van 4 juli 2011 aan de directeur van de Academie heeft
verklaard dat de beschrijving van de uitvoering van het actieplan van de Academie in het
voortgangsverslag weliswaar vrij algemeen blijft, maar een duidelijk overzicht biedt van de
stand van zaken bij het bereiken van de mijlpalen en derhalve een toereikende basis vormt
om de verschillende belanghebbende partijen te informeren;
I. overwegende dat de Commissie bij beschikking C(2011)4680 van 30 juni 2011 heeft
besloten de Academie een derogatie van de bepalingen van artikel 74 ter van Verordening
(EG, Euratom) nr. 2343/2002 te verlenen;
J. overwegende dat de begroting van de Academie voor 2010 7 800 000 EUR bedroeg,
tegenover 8 800 000 EUR in 2009, hetgeen een daling van 11,4% betekent; overwegende
dat de bijdrage van de Unie aan de begroting van de Academie voor 2010 7.800.000 EUR1
bedroeg;
Financieel en begrotingsbeheer – algemene opmerkingen
1. neemt kennis van de opmerking van de Academie dat deze in het begrotingsjaar 2010 over
onvoldoende financiële middelen beschikte door een verlaging met 1 000 000 EUR van de
bijdrage van de Unie aan de begroting van de Academie; is verbaasd over dit standpunt, met
name in deze tijden van crisis, aangezien goed beheer garant staat voor een correcte en
kostenefficiënte besteding van de beschikbare begroting en 31,6% van de begroting van de
Academie voor 2010 naar 2011 is overgedragen;
2. erkent op basis van gegevens van de Commissie evenwel dat de totale bijdrage van de Unie
in 2009 8 800 000 EUR bedroeg, waarvan 7 800 000 EUR werd gefinancierd uit de
begroting voor 2009 en het resterende saldo van 1 000 000 EUR gefinancierd werd met
bestemmingsontvangsten van 2007 uit de terugvordering van het overschot van de
Academie voor het begrotingsjaar 2007; merkt op dat de Commissie voor 2010 had
voorgesteld de bijdrage van de Unie aan de begroting van de Academie voor 2010 te
verlagen tot de voor 2009 goedgekeurde kredieten, te weten 7 800 000 EUR, gezien het lage
uitvoeringspercentage in 2008; moedigt de Academie dan ook aan in haar definitieve
jaarrekening steeds een duidelijk onderscheid te maken tussen de verschillende onderdelen
van de bijdrage van de Unie aan de begroting van de Academie;
3. stelt in de jaarrekening van de Academie voor het begrotingsjaar 2010 een aantal
tekortkomingen vast met betrekking tot individuele begrotingen en vastleggingen voor
cursussen en studiebijeenkomsten, waarbij in 2010 kredieten werden vastgelegd en betaald
voor uitgaven van 2009; herinnert de Academie eraan dat dit in strijd is met het
jaarperiodiciteitsbeginsel; spoort de Academie aan maatregelen te treffen om herhaling van
dergelijke tekortkoming in de toekomst te voorkomen;
1 PB L 64 van 12.03.10, blz. 1047.
46
4. leest in het jaarverslag voor begrotingsjaar 2010 van de Academie dat 99,56% van de
vastleggingskredieten is vastgelegd en dat 46% van de betalingskredieten is besteed, maar
dat de definitieve bestedingscijfers onder titel III (Operationele uitgaven) pas eind 2011
beschikbaar zouden zijn; stelt vast dat volgens de definitieve jaarrekening van de Academie
voor begrotingsjaar 2010 59,12% van de betalingskredieten is besteed in 2010;
5. neemt kennis van de door het nieuwe management en het nieuwe bestuur van de Academie
genomen maatregelen om, in reactie op het verzoek van het Parlement om actie te
ondernemen, de tekortkomingen aan te pakken, na de ernstige onregelmatigheden bij de
uitvoering van de begroting voor 2009;
6. vestigt de aandacht op het feit dat hoewel de Rekenkamer de onderliggende verrichtingen
bij de jaarrekening van de Academie als wettig en regelmatig beschouwt, zij eveneens
benadrukt dat, met betrekking tot uitgaven voor de organisatie van cursussen en seminars,
de procedure van de Academie voor de goedkeuring van de kostendeclaraties betreffende
deze activiteiten niet streng genoeg was, vooral wat betreft de volledigheid van de
bewijsstukken; merkt op dat de Academie hierop heeft geantwoord dat in besluit
11/2011/GB van de raad van bestuur van de Academie van 10 maart 2011 de eis is
opgenomen dat bij de indiening van financiële verslagen en kostendeclaraties een volledig
gesigneerde lijst van deelnemers moet worden overgelegd;
7. neemt kennis van het feit dat bij besluit 11/2011/GB de regels met betrekking tot
terugbetalingen voor de activiteiten van de Academie grotendeels zijn herzien, waarbij ook
verschillende maatregelen met betrekking tot de strenge toepassing van het Financieel
Reglement en een strikt gedisciplineerde aanpak op het gebied van subsidiabele kosten, met
inbegrip van verplichte verslaglegging, werden verduidelijkt;
8. betreurt het feit dat vóór de goedkeuring van besluit 34/2010/GB van de raad van bestuur
van de Academie van 29 september 2010 de sluitingsdata voor de terugbetaling van kosten
niet werden gehandhaafd, zodat er geen duidelijke verbetering merkbaar was in de naleving
van deze sluitingsdata; herhaalt dat het niet naleven van sluitingsdata één van de
belangrijkste factoren is die goed financieel beheer kunnen belemmeren; neemt kennis van
het feit dat er, in overeenstemming met besluit 34/2010/GB, geen terugbetalingen
plaatsvinden van na de sluitingsdatum ontvangen kostendeclaraties; vraagt de Academie de
kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de tenuitvoerlegging van besluit
34/2010/GB;
9. neemt kennis van de verklaring van de Academie dat de Commissie haar begroting voor
2010 met 1 000 000 EUR heeft verminderd, maar benadrukt dat het voor 2010 toegekende
bedrag hetzelfde is als voor 2009;
Overdracht van kredieten
10. concludeert uit de definitieve jaarrekening van de Academie voor het begrotingsjaar 2010
dat 2 469 984,20 EUR van de voor 2010 vastgelegde kredieten, ofwel 31,6% van de
begroting van de Academie voor 2010, naar 2011 is overgedragen en herinnert de Academie
eraan dat deze overdracht in strijd is met het jaarperiodiciteitsbeginsel;
11. betreurt dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van de Academie voor het
begrotingsjaar 2010 geen melding maakt van de kredieten die de Academie heeft
overgedragen;
47
12. is bezorgd over het feit dat, hoewel de Rekenkamer met redelijke zekerheid heeft kunnen
vaststellen dat de jaarrekening van de Academie voor het begrotingsjaar 2010 op alle
essentiële punten betrouwbaar is, ze eveneens heeft vastgesteld dat meer dan 1 600 000
EUR, hetgeen overeenkomt met 48% van de uit 2009 overgedragen kredieten, in 2010
geannuleerd moest worden; herinnert de Academie eraan dat deze situatie in strijd is met het
begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit en kan worden verbeterd door een betere
programmering en bewaking van de uitvoering van haar begroting, ter beperking van de
overdracht van kredieten; verzoekt de Academie dan ook om dienaangaande doeltreffende
actie te ondernemen;
13. neemt kennis van het antwoord van de Academie, waarin deze aangeeft dat de overdracht
van in 2010 vastgelegde kredieten aan strenge voorwaarden werd onderworpen, teneinde
herhaling van de door de Rekenkamer beschreven situatie te voorkomen en de annuleringen
in 2011 tot een minimum te beperken;
14. neemt kennis van het feit dat de Academie in 2010 wekelijkse vergaderingen over het
financiële beheer heeft ingevoerd teneinde de uitvoering en de controle van de begroting te
verbeteren en dat in juni 2011 alle openstaande betalingsverplichtingen zijn nagekeken met
het oog op een betere begrotingsbewaking en een optimale uitvoering van de begroting voor
2011; verzoekt de Rekenkamer en de IAS om het Parlement te verzekeren dat er
daadwerkelijke verbeteringen op dit gebied zijn doorgevoerd en dat alle instrumenten voor
deze programmering en bewaking aanwezig zijn;
Aanbestedingsprocedures
15. neemt kennis van het feit dat de Academie op 8 juni 2010 een voor intern gebruik bestemde
handleiding voor aanbestedingen heeft aangenomen, zoals het Parlement had gevraagd in
zijn kwijting van de Academie voor 2008; merkt tevens op dat deze handleiding op 1 juli
2010 van kracht is geworden en dat er een aanbestedingscoördinator is aangesteld;
Volledigheid van de interne registratie van kosten van dienstreizen
16. verzoekt de Academie om de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de effectieve
uitvoering van de "zeer belangrijke" aanbeveling van de IAS over de volledigheid van de
interne registratie van de kosten van dienstreizen;
Activiteiten van de Academie
17. heeft van de Rekenkamer vernomen dat uitgaven voor de organisatie van cursussen en
studiebijeenkomsten een aanzienlijk deel van de begroting van de Academie
vertegenwoordigen; erkent dat de procedure voor de goedkeuring van kostendeclaraties
betreffende dergelijke activiteiten niet streng genoeg was, met name wat de volledigheid
van de bewijsstukken betreft;
18. neem evenwel kennis van de verklaring van de Academie dat de verslaglegging over en de
controle op haar activiteiten is verbeterd en dat de procedure voor de goedkeuring van
kostendeclaraties en de daarbij horende bewijsstukken is herzien, met de volgende concrete
maatregelen:
– invoering van de verplichting om door alle deelnemers ondertekende lijsten over te
leggen bij de indiening van financiële verslagen en kostendeclaraties,
48
– herziening en verduidelijking van de regels voor de terugbetaling van uitgaven voor
activiteiten van de Academie,
– strikte handhaving van de op 29 september 2010 ingevoerde uiterste indiendatum, waarna
verzoeken tot terugbetaling niet langer worden aanvaard,
– organisatie van een nieuwe opleiding voor organisatoren van cursussen om de controle
over de cursussen en de kwaliteit van de betalingsbewijzen verder te verbeteren,
– invoering in 2011 van verificaties achteraf van de door de Academie georganiseerde
cursussen,
– verificatie van vier activiteiten die in 2010 in Zweden hebben plaatsgevonden, alsook van
zes activiteiten in het Verenigd Koninkrijk, waarvan één activiteit in. 2010 en vijf in
2011;
verzoekt de IAS om de kwijtingsautoriteit een grondige evaluatie te bezorgen van deze door
de Academie doorgevoerde veranderingen;
19. neemt kennis van Besluit C(2011)4680 waarbij de Commissie is ingegaan op het verzoek
van de Academie om het Financieel Reglement te wijzigen door invoering van een artikel
(artikel 74 quater) dat een derogatie van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 omvat,
inhoudende dat geen aanbesteding hoeft plaats te vinden bij de selectie van
onderwijsdeskundigen, zodat gebruik kan worden gemaakt van deskundigen afkomstig van
nationale politieopleidingsinstituten;
Fouten in de rekeningen
20. verzoekt de Academie het Parlement te informeren over de vorderingen die zijn gemaakt
met de invoering van de nieuwe reeks van zestien internecontrolenormen van de Commissie
die de raad van bestuur van de Academie ter vervanging van de vorige reeks heeft
aangenomen;
Kredieten die zijn aangewend voor particuliere doeleinden
21. neemt kennis van het feit dat een externe controle achteraf is verricht van de kredieten die in
2007 en 2008 voor particuliere doeleinden zijn aangewend en dat de externe beoordelaars
daarbij tot de slotsom zijn gekomen dat geen extra middelen meer kunnen worden
gerecupereerd; heeft van de Academie vernomen dat de invorderingsopdracht volgens
welke de vroegere directeur een bedrag van 2 014,94 GBP (2 196,72 EUR) moest
terugbetalen, in december 2011 is geïnd; verzoekt de Academie de invorderingsprocedure
voort te zetten tot alle middelen volledig zijn gerecupereerd;
Het meerjarenactieplan 2010-2014 van de Academie
22. neemt er kennis van dat de IAS de uitvoering van het meerjarenactieplan 2010-2014 heeft
beoordeeld, zoals de kwijtingsautoriteit had verzocht; stelt vast dat eind september 2010 19
van de 44 mijlpalen waren bereikt, terwijl de Academie volgens het vastgestelde tijdspad op
schema zit voor 18 andere mijlpalen en met de werkzaamheden voor de overige 7 nog moet
worden begonnen;
23. neemt kennis van de opmerking van de IAS dat de beschrijving van bepaalde elementen in
49
het meerjarenactieplan niet duidelijk zijn en dat de verslaglegging over de voortgang niet
altijd nauwkeurig genoeg is om zich een duidelijk beeld te kunnen vormen van de concrete
acties die voor de individuele mijlpalen worden ondernomen; neemt er bovendien kennis
van dat de IAS een overlapping van bepaalde mijlpalen heeft vastgesteld, waardoor de
uiteindelijke voortgang van de desbetreffende acties over het geheel genomen maar moeilijk
kan worden beoordeeld; erkent de verklaring van de Academie dat het meerjarenactieplan
overeenkomstig de aanbevelingen van de IAS is bijgewerkt, alsook de verbeteringen die
zijn opgenomen in het derde voortgangsverslag dat op 8 december 2010 door de raad van
bestuur is goedgekeurd; verzoekt de IAS te bevestigen dat in het bijgewerkte
voortgangsverslag over het meerjarenactieplan van de Academie naar behoren gevolg wordt
gegeven aan zijn aanbevelingen;
Interne audit
24. heeft van de IAS vernomen dat de zeer belangrijke aanbeveling over de volledigheid van de
interne registratie van de kosten van dienstreizen door de Academie is uitgevoerd en
momenteel door de IAS wordt geëvalueerd; verzoekt de Academie en de IAS om de
resultaten van die evaluatie aan de kwijtingsautoriteit mee te delen;
25. neemt kennis van het feit dat de IAS een zelfbeoordeling van de IT-risico's heeft gemaakt
teneinde de belangrijkste IT-risico's van de Academie te bepalen en te beoordelen; stelt vast
dat de IAS heeft geconstateerd dat de belangrijkste risico's zich voordoen op het gebied van
de IT-strategie, het E-netsysteem, gegevensbeheer en de afhankelijkheid van individuen;
roept de Academie dan ook op om passende maatregelen te treffen teneinde deze risico's
aan te pakken en te voorkomen;
26. neemt kennis van het feit dat de interne auditdienst (IAC), een adviesorgaan van de raad van
bestuur, bij zijn controle geen wezenlijke fouten heeft aangetroffen in de jaarrekening van
de Academie voor 2010;
Bestuurlijke en structurele tekortkomingen
27. onderstreept dat de beheerskosten van de Academie hoog zijn in verhouding tot haar
activiteiten; verwelkomt daarom de inspanningen van de Academie om de beheerskosten te
verminderen, zoals werd besloten tijdens de vijfentwintigste vergadering van de raad van
bestuur in juni 2011, en waarbij is overeengekomen in 2012 alle comités van de raad van
bestuur op te heffen en alle werkgroepen van de raad van bestuur kritisch tegen het licht te
houden;
28. neemt ook kennis van het feit dat de Academie op bestuurlijk gebied de volgende
maatregelen neemt:
– Vanaf 2012 komt de raad van bestuur slechts tweemaal per jaar bijeen. Zich tussentijds
voordoende dringende aangelegenheden zullen tijdens onlinevergaderingen worden
besproken en daaraan gerelateerde beslissingen zullen volgens een schriftelijke procedure
worden genomen,
– De raad van bestuur zal zich uitsluitend toeleggen op de taken die hem bij het
oprichtingsbesluit zijn toevertrouwd, terwijl de overige taken die voor een overbelasting
van de raad van bestuur zorgden door de directeur worden overgenomen,
50
– De lidstaten worden aangemoedigd om ten hoogste twee afgevaardigden naar
vergaderingen te sturen,
– De Academie regelt de reizen van deelnemers die hun kosten terugbetaald kunnen krijgen
om ervoor te zorgen dat deze reizen op zo goedkoop mogelijke wijze plaatsvinden en
waardoor het achteraf vergoeden van reiskosten overbodig wordt;
29. ziet het komende voorstel van de Commissie tot wijziging van de rechtsgrondslag voor de
Academie en de afloop van de onderhandelingen tussen het Parlement en de Raad
belangstellend tegemoet;
30. merkt bovendien op dat in het eindverslag over de vijfjaarlijkse externe evaluatie van de
Academie wordt geconcludeerd dat er goede gronden zijn voor een andere standplaats van
de Academie;
31. is ingenomen met besluit 24/2011/GB van de raad van bestuur van de Academie van 15 juni
2011 om de bestaande commissies met ingang van 1 januari 2012 te ontbinden, waardoor de
overlapping tussen verschillende structuren kleiner wordt; roept de raad van bestuur op
drastische besluiten te nemen met betrekking tot de bestaande werkgroepen; herhaalt dat in
artikel 10, lid 10, van besluit 2005/681/JBZ is opgenomen dat de raad van bestuur, wanneer
dit strikt noodzakelijk is, werkgroepen kan instellen om aanbevelingen te doen en om
andere door de raad van bestuur noodzakelijk geachte adviserende taken voor te stellen en
te ontwikkelen;
32. neemt kennis van het antwoord van de Academie dat het reglement van orde is aangepast
om het aantal gewone vergaderingen van de raad van bestuur te beperken tot één per
voorzitterschap en om de omvang van nationale delegaties in te perken, door elke lidstaat
aan te moedigen ten hoogste twee afgevaardigden naar iedere vergadering te sturen;
33. wijst erop dat het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de
Academie ook in de toekomst gebaseerd moet zijn op haar prestaties gedurende het jaar;
o
o o
34. wijst op zijn aanbevelingen in voorgaande kwijtingsverslagen, als uiteengezet in de bijlage
bij deze resolutie;
35. verwijst voor andere opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 10 mei
20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
51
BIJLAGE In de voorbije jaren door het Europees Parlement gedane aanbevelingen
Europese
Politieacademie
2006
2007
2008
2009
Prestaties
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
- Is bezorgd over het feit dat de Rekenkamer ernstige
tekortkomingen heeft geconstateerd in de administratieve en
financiële regels inzake de uitgaven voor de organisatie van
cursussen en studiebijeenkomsten, hoofdzakelijk doordat het
herziene Financieel Reglement van de Academie nooit in
werking is getreden
- Beveelt aan dat de Academie rechtstreeks inzicht verleent in
haar gedetailleerde begroting
Financieel en
begrotingsbeheer
- De begrotingskredieten werden niet
volgens het beginsel van goed financieel
beheer aangewend
- Het systeem voor het plaatsen van
opdrachten strookte niet met de
bepalingen van het Financieel
Reglement
- De Academie heeft nagelaten de
noodzakelijke systemen en procedures
op te zetten om een financieel verslag te
kunnen opstellen dat beantwoordt aan de
vereisten van de financiële kaderregeling
die van toepassing is op de organen
- In het Financieel Reglement van de
Academie is sprake van de noodzaak
van gedetailleerde voorschriften voor de
uitvoering ervan
- Het orgaan respecteert het beginsel van eenheid en
begrotingswaarachtigheid niet (een in 2007 van de
Commissie ontvangen bijdrage van 1,5 miljoen EUR voor
de uitvoering van een MEDA-programma werd niet in de
begroting opgenomen)
- Het orgaan respecteert het transparantiebeginsel niet
- Het hoge niveau van overdrachten (1,7 miljoen EUR) en
annuleringen van kredieten wijst op problemen bij het
begrotingsbeheer
- De voorlopige rekening en het verslag over het
financieel en begrotingsbeheer waren niet opgesteld
- In het Financieel Reglement van de Academie is sprake
van de noodzaak van gedetailleerde voorschriften voor de
uitvoering ervan
- Het systeem voor het plaatsen van opdrachten strookte
niet met de bepalingen van het Financieel Reglement
- Er werden gevallen geconstateerd waarin kredieten
werden gebruikt voor de financiering van privé-uitgaven
van sommige personeelsleden van de Academie
- Het orgaan respecteert het
jaarperiodiciteitsbeginsel niet (van
de voor 2008 vastgelegde
betalingskredieten moesten kredieten
ter waarde van ruim
2,7 miljoen EUR worden
overgedragen)
- Tekortkomingen in de
programmering en de bewaking van
de uitvoering van de begroting
- Van de voor 2009 vastgelegde kredieten werden kredieten ter
waarde van meer dan 3,8 miljoen EUR (43% van de totale
begroting) naar 2010 overgedragen.
- 46% van de uit 2008 overgedragen kredieten moest worden
geannuleerd, wat wijst op aanzienlijke tekortkomingen in de
programmering en bewaking van de uitvoering van de
begroting en wat in strijd is met het jaarperiodiciteitsbeginsel
- Voor 2008 moest 31% van de begroting worden
overgedragen
- Er werden aanzienlijke vertragingen en fouten bij de
opstelling van de voorlopige rekening voor 2009
geconstateerd.
52
BIJLAGE
In de afgelopen jaren door het Europees Parlement gedane aanbevelingen
Europese
Politieacademie
2006
2007
2008
2009
Aanbestedings-
procedure
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
- Bezorgdheid over het voortdurend niet-naleven door de
Academie van het Financieel Reglement wat de regels voor
overheidsopdrachten betreft - Een aanzienlijk deel van de
totale begroting van de Academie vertoont onregelmatigheden.
Personeelszaken
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
- Meerdere tekortkomingen wat de personeelsselectie betreft
- Acht het onaanvaardbaar dat:
- de drempelvoorwaarden waaraan kandidaten moesten
voldoen vaak na de beoordeling en rangschikking van de
kandidaten werden vastgesteld;
- de vragen voor het sollicitatiegesprek dikwijls pas werden
opgesteld nadat de sollicitaties waren beoordeeld;
- de documentatie van de procedures ontoereikend was
- Maakt zich zorgen over praktijken die verboden zijn op
grond van het Statuut van de ambtenaren van de EU of die
onwettig zijn.
Interne audit
n.v.t.
- Gebrek aan internecontrolenormen en ondoeltreffende
begrotingsbewaking
- Er werden gevallen geconstateerd waarin kredieten
werden gebruikt voor de financiering van privé-uitgaven
van sommige personeelsleden van de Academie
- Uit de controle van een steekproef
van vastleggingen is in drie gevallen
gebleken dat er geen controlespoor
was om de financiële uitvoering na
te trekken
- Met betrekking tot deze gevallen is
nog geen externe controle verricht
- Wijst erop dat het verlenen van kwijting voor de uitvoering
van de begroting van de Academie in de toekomst gebaseerd
moet blijven op diens functioneren gedurende het jaar.
53
P7_TA-PROV(2012)0168
Kwijting 2010: Communautair Bureau voor visserijcontrole
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Communautair Bureau voor visserijcontrole
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0293/2011 – 2011/2234(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor
het begrotingsjaar 2010,
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Communautair
Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden
van het Bureau1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot
oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole3, en met name artikel 36,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, houdende het Financieel Reglement van
toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
visserij (A7-0130/2012),
1. verleent de uitvoerend directeur van het Communautair Bureau voor visserijcontrole
kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Communautair Bureau voor
visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 1. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
54
uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Bureau voor
visserijcontrole (voorheen het Communautair Bureau voor visserijcontrole), de Raad, de
Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van
de Europese Unie (serie L).
55
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar
2010 (C7-0293/2011 – 2011/2234(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor
het begrotingsjaar 2010,
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Communautair
Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden
van het Bureau1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot
oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole3, en met name artikel 36,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, houdende het Financieel Reglement van
toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen 4, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
visserij (A7-0130/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Communautair Bureau
voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het
Europees Bureau voor visserijcontrole (voorheen het Communautair Bureau voor
visserijcontrole), de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie
ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 1. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
56
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0293/2011 – 2011/2234(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Communautair Bureau voor visserijcontrole voor
het begrotingsjaar 2010,
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Communautair
Bureau voor visserijcontrole voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden
van het Bureau1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 768/2005 van de Raad van 26 april 2005 tot
oprichting van een Communautair Bureau voor visserijcontrole3, en met name artikel 36,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, houdende het Financieel Reglement van
toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
visserij (A7-0130/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekeningen van het Communautair Bureau voor visserijcontrole ("het
Bureau")voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar zijn en dat de onderliggende
verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
B. overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Bureau op 10 mei 2011
kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het
begrotingsjaar 20095 en dat het Parlement in zijn resolutie behorende bij het
kwijtingsbesluit onder andere:
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 1. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 128 van 21.5.2005, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 5 PB L 250 van 27.09.11, blz. 135.
57
– het Bureau heeft opgeroepen zijn jaarlijkse werkprogramma te verbeteren door de
introductie van specifieke, meetbare doelstellingen op het niveau van
beleidsontwikkeling en op operationeel niveau, met inbegrip van de instelling van
SMART-indicatoren,
– de uitvoerend directeur heeft opgeroepen om zijn verplichtingen na te komen en in zijn
verslag aan de kwijtingsautoriteit een samenvatting te geven van het verslag van de
dienst Interne audit (IAS) met alle daarin vermelde aanbevelingen en op welke wijze
gevolg is gegeven aan de aanbevelingen,
– het Bureau heeft verzocht om zijn internecontrolesysteem te herzien en te baseren op de
jaarlijkse betrouwbaarheidsverklaring van zijn directeur, en voor alle operationele en
administratieve procedures overlegging van documentatie over de workflow en
essentiële controle mogelijk te maken;
C. overwegende dat de totale begroting van het Bureau voor 2010 11 000 000 EUR bedroeg,
ten opzichte van 10 100 000 EUR in 2009, wat neerkomt op een stijging van 8,9%;
D. overwegende dat de eerste bijdrage van de Unie aan de begroting van het Bureau voor 2010
7 695 223 bedroeg, hetgeen een toename betekent van 34,9% ten opzichte van de eerste
bijdrage van de Unie in 20091;
Financieel en begrotingsbeheer
1. herinnert eraan dat de eerste bijdrage van de Unie aan de begroting van het Bureau voor
2010 7 695 223 EUR bedroeg; merkt echter op dat aan dit bedrag 714 777 EUR is
toegevoegd, afkomstig van de terugvordering van overschotten, waardoor de totale bijdrage
van de Unie voor 2010 op 8 410 000 EUR komt;
2. stelt op basis van de definitieve jaarrekening van het Bureau vast dat het Bureau 98,3% van
de toegekende bijdrage heeft vastgelegd en 85,6% van de beschikbare betalingskredieten
(met uitzondering van uitgaven gedaan uit andere inkomstenbronnen) heeft uitbetaald; is
ingenomen met het feit dat het Bureau de kwijtingsautoriteit in zijn jaarlijks
activiteitenverslag (AAR) 2010 gegevens ter beschikking heeft gesteld waaruit het totale
uitvoeringspercentage van de begroting van het Bureau blijkt wat vastleggingen en
betalingen betreft;
3. stelt daarnaast op basis van het IAS-verslag vast dat de automatische overdracht van het
Bureau voor het begrotingsjaar 2010 naar 2011 EUR 1 160 393 (vastleggingen RAL) en
EUR 629 517,41 (betalingskredieten) bedroeg en dat de niet-automatische overdrachten
EUR 530 875,59 bedroegen; moedigt de Rekenkamer aan in haar verslag over de
jaarrekening van het Bureau voor het begrotingsjaar 2011 informatie over overdrachten te
vermelden;
4. roept het Bureau op om het jaarperiodiciteitsbeginsel in acht te nemen; merkt in het
bijzonder op dat enkele van de vastleggingen in de begroting van het Bureau voor 2010
betrekking hadden op uitgaven voor projecten in 2011; betreurt dat de Rekenkamer in haar
verslag over de jaarrekeningen van het Bureau voor 2010 de kwijtingsautoriteit niet kon
voorzien van nadere details inzake deze kwestie;
1 PB L 64 van 12.03.10, blz. 837.
58
Boekhoudsysteem
5. stelt op basis van de definitieve jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 vast dat de
begrotingsboekhouding van het Bureau wordt beheerd door middel van het ABAC-systeem
en de algemene boekhouding door middel van het SAP-systeem, dat een directe koppeling
heeft met het algemene boekhoudsysteem van de Commissie;
6. roept het Bureau niettemin op om de toegangsrechten van de gedelegeerde ordonnateurs tot
ABAC in overeenstemming te brengen met het delegatiebesluit;
7. merkt daarnaast op dat het Bureau met het oog op het identificeren van verbeterpunten en
het voorkomen van dubbel werk een herziening heeft uitgevoerd van alle zijn in procedures
gebruikte circulaires, sjablonen en formulieren;
Procedures voor het plaatsen van opdrachten
8. roept het Bureau op de nodige maatregelen te treffen om te waarborgen dat
aanbestedingsdocumenten naar behoren worden ondertekend en gedagtekend; merkt op dat
de Rekenkamer zwakke punten op dit gebied heeft geconstateerd;
Personele middelen
9. moedigt het Bureau aan om te zorgen voor meer transparantie in zijn
aanwervingsprocedures; merkt op dat de Rekenkamer zwakke punten op dit gebied heeft
geconstateerd; stelt in het bijzonder vast dat bij de procedures voor de selectie van
personeel noch de drempelwaarden waaraan kandidaten moesten voldoen om te worden
uitgenodigd voor het selectiegesprek noch de drempelwaarden die vereist waren om op de
reservelijst te worden geplaatst van tevoren vastgesteld werden;
10. merkt op dat uit het AAR van het Bureau blijkt dat tien van de elf vacatures voor tijdelijke
medewerkers ingevuld zijn, wat resulteert in een bezettingsgraad van 98% voor de posten
die in de personeelsformatie voor 2010 voorzien zijn (52 van de 53 posten voor tijdelijke
medewerkers);
11. stelt vast dat uit het AAR blijkt dat het personeelsverloop beperkt bleef tot het vertrek van
twee contractmedewerkers en het pensioen van een tijdelijke medewerker;
12. is verheugd dat de Rekenkamer heeft verklaard dat de verrichtingen waarop de
jaarrekening van het bureau betreffende het begrotingsjaar 2010 gebaseerd is, op alle
materiële punten wettig en regelmatig zijn;
Prestaties
13. merkt op dat het Bureau op 19 oktober 2010 zijn meerjarig werkprogramma voor 2011-
2015 heeft vastgesteld; benadrukt dat dit document van belang is om het Bureau in staat te
stellen de strategie en doelstellingen van het Bureau op een efficiënte manier te
organiseren;
14. roept het Bureau nogmaals op een Gantt-diagram te ontwikkelen voor de planning van al
zijn operationele activiteiten, om snel te kunnen nagaan hoeveel tijd een personeelslid aan
een bepaald project heeft besteed en zo een meer resultaatgerichte benadering te
59
verwezenlijken; erkent evenwel dat het Bureau de kwijtingsautoriteit een grafiek met de
gevraagde informatie heeft verstrekt;
15. is ingenomen met het initiatief van de interne auditdienst van het Bureau die een interne
opleiding heeft ontwikkeld en de nodige opleiding heeft verstrekt met betrekking tot ethiek
en integriteit in het Bureau; is met name verheugd dat de opleiding voor alle medewerkers
verplicht is, zodat zij zich bewust worden van ethische en organisatorische waarden, in het
bijzonder ethisch gedrag, het voorkomen van belangenconflicten, fraudepreventie en de
noodzaak tot het melden van onregelmatigheden;
16. onderstreept het belang van de taken van het Bureau en is verheugd dat de Commissie
visserij tijdens haar bezoek aan het Bureau in juni 2010 heeft kunnen vaststellen dat het
Bureau zich op efficiënte en doeltreffende wijze van deze taken kwijt en dat deze
commissie in 2012 opnieuw een controlerend bezoek zal afleggen;
Interne audit
17. is verheugd over het initiatief van het Bureau om in 2008 een eenheid interne audit in te
stellen om op het gebied van interne controle, risicobeoordeling en interne audit
ondersteuning en advies te bieden aan de uitvoerend directeur en het bestuur; merkt op dat
het Bureau niet beschikt over een fulltime internecontrolefunctie, maar de functie deelt met
het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA) in Lissabon; stelt vast dat
daartoe op 17 juni 2008 een dienstverleningsovereenkomst is ondertekend tussen het
Bureau en het EMSA;
18. merkt op dat uit het AAR van het Bureau blijkt dat de IAS, overeenkomstig het strategisch
plan 2010-2012, een audit heeft uitgevoerd met betrekking tot de uitvoering van de
begroting, alsmede een risicobeoordeling op het gebied van informatietechnologie;
19. stelt vast dat de IAS in 2010 een audit heeft uitgevoerd inzake de begrotingsuitvoering om
te beoordelen of het internecontrolesysteem redelijke waarborgen bood met betrekking tot
de naleving van de rechtsgrondslag, de doeltreffendheid en efficiëntie van de processen en
de betrouwbaarheid van informatie ter ondersteuning van het toezicht op het beheer;
20. verzoekt het Bureau de nodige maatregelen te treffen inzake de volgende punten:
– toegangsrechten tot ABAC voor gedelegeerde ordonnateurs,
– vertragingen in de betaling,
– het opzetten van beleid voor de behandeling van uitzonderingen en een centraal
uitzonderingenregister;
merkt op dat het Bureau heeft laten weten inmiddels stappen te hebben genomen inzake
twee zeer belangrijke aanbevelingen van de IAS, namelijk het instellen van ABAC-
toegangsrechten voor de gedelegeerde ordonnateurs en het vaststellen en uitvoeren van
beleid voor de behandeling van uitzonderingen, inclusief een centraal
uitzonderingenregister, en dat hierop momenteel door de IAS controles worden uitgevoerd;
roept het Bureau desondanks op om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van de
getroffen maatregelen en de bereikte resultaten;
21. verzoekt het Bureau onmiddellijk actie te ondernemen inzake onderstaande belangrijke
60
punten en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van de getroffen maatregelen:
- de invoering van een risicobeheersysteem,
- het op regelmatige basis toetsen van het internecontrolesysteem;
22. wijst op zijn aanbevelingen uit eerdere kwijtingsverslagen, die zijn opgenomen in de
bijlage bij deze resolutie;
o
o o
23. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen in verband met het kwijtingsbesluit naar
zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het
toezicht op de agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
61
BIJLAGE In de afgelopen jaren door het Europees Parlement gedane aanbevelingen
Communautair
Bureau voor
visserijcontrole
(opgericht in
2007)
2007
2008
2009
Prestaties
n.b. -Roept het Bureau op om een diachronische analyse
te maken van de operationele activiteiten die in dit
jaar en in voorgaande jaren zijn uitgevoerd
-Roept het Bureau daarnaast op om te overwegen
een Gantt-diagram op te stellen bij de planning van
al zijn operationele activiteiten
-Roept het Bureau op om een meerjarig
werkprogramma op te stellen
-Verzoekt het Bureau een vergelijkend overzicht op te stellen van de tijdens
het onderhavige verslagjaar en het voorgaande begrotingsjaar bereikte
resultaten, zodat de kwijtingsautoriteit de prestaties van het Bureau over de
jaren heen beter kan beoordelen
- Roept het Bureau op zijn jaarlijkse werkprogramma te verbeteren door de
introductie van specifieke, meetbare doelstellingen op het niveau van
beleidsontwikkeling en op operationeel niveau, met inbegrip van de instelling
van SMART-indicatoren
-Verzoekt het Bureau om essentiële prestatie-indicatoren te ontwikkelen op
het vlak van administratieve ondersteunende taken
-Roept het Bureau op om te overwegen een Gantt-diagram op te stellen bij de
planning van al zijn operationele activiteiten
Financieel en
begrotingsbeheer
-De internecontroleprocedures die zijn
voorgeschreven in artikel 38 van het
Financieel Reglement om te zorgen
voor doorzichtigheid en goed financieel
beheer zijn nog niet alle
gedocumenteerd→ geen
controlestandaarden en geen procedures
voor het plaatsen van opdrachten
- Het Bureau neemt het specialiteitsbeginsel niet
strikt in acht: het Bureau moet de tekortkomingen
in de planning van zijn operationele activiteiten
verhelpen; bepaalde juridische verbintenissen (1
400 000 euro) zijn aangegaan vóór de
desbetreffende begrotingsvastlegging, hetgeen
strijdig is met wat in het Financieel Reglement is
bepaald
n.b.
62
Communautair
Bureau voor
visserijcontrole
(opgericht in
2007)
2007
2008
2009
Personele
middelen
n.b. -Roept het Bureau op om het toezicht op de
uitvoering van de begroting te verbeteren, in het
bijzonder op het gebied van personele middelen
- Verzoekt het Bureau om een oplossing te zoeken voor de tekortkomingen in
de planning voor de personeelswerving
Interne audit
n.b. -Verzoekt het Bureau om vijftien aanbevelingen
van de dienst Interne audit uit te voeren met
betrekking tot het ontwikkelen van indicatoren die
alle activiteiten van het Bureau omvatten, de interne
organisatie en procedurele structuur ter
ondersteuning van het toezicht op het beheer, het
beheer van personele middelen en de noodzaak van
interne procedures ter vermindering van de
vertragingen in de betalingen door het Bureau
- Roept het Bureau op om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden over
de aanbevelingen van de IAC en de maatregelen die het Bureau heeft genomen
-Roept de directeur van het Bureau op om zijn verplichtingen na te komen en
in zijn verslag aan de kwijtingsautoriteit een samenvatting te geven van het
verslag van de IAS met alle daarin vermelde aanbevelingen en op welke wijze
gevolg is gegeven aan de aanbevelingen
-Verzoekt het Bureau om zijn internecontrolesysteem te herzien en te baseren
op de jaarlijkse betrouwbaarheidsverklaring van zijn directeur, en voor alle
operationele en administratieve procedures overlegging van documentatie over
de workflow en essentiële controle mogelijk te maken -Moedigt het Bureau aan een functie voor risicobeheer op te richten, zodat
risico's kunnen worden vastgesteld en maatregelen kunnen worden genomen
om de kosten terug te brengen
63
P7_TA-PROV(2012)0169
Kwijting 2010: Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid van
de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0285/2011 – 2011/2224(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de
luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap
voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010, tezamen met de
antwoorden van het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185 daarvan,
– gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad3 tot
oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, en met name
artikel 60 daarvan,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 daarvan,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
vervoer en toerisme (A7-0124/2012),
1. verleent de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de
luchtvaart kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het
begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 21. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
64
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor
de veiligheid van de luchtvaart, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen
voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
65
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0285/2011 – 2011/2224(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de
luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap
voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010, tezamen met de
antwoorden van het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185 daarvan,
– gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad3 tot
oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, en met name
artikel 60 daarvan,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 daarvan,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
vervoer en toerisme (A7-0124/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de jaarrekeningen van het Europees
Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het
Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, de Raad, de Commissie en de
Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie
(serie L).
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 21. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
66
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de
luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0285/2011 – 2011/2224(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de
luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap
voor de veiligheid van de luchtvaart voor het begrotingsjaar 2010, tezamen met de
antwoorden van het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185 daarvan,
– gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad3 tot
oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, en met name
artikel 60 daarvan,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 daarvan,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
vervoer en toerisme (A7-0124/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart
("het Agentschap") voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende
verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 21. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
67
B. overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Agentschap op 10 mei
2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van zijn begroting voor het begrotingsjaar
20091 en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere
– bij het Agentschap erop aandrong een op activiteiten gebaseerde structuur van de
operationele begroting in te voeren om een duidelijk verband tussen het
werkprogramma en de financiële prognoses tot stand te brengen en de monitoring en
rapportage van de prestaties te verbeteren,
– de aandacht vestigde op het feit dat het Agentschap opnieuw een groot aantal kredieten
voor administratieve uitgaven heeft overgedragen naar 2010,
– wenste dat aan de begroting van elk jaar een verslag wordt gehecht over de
begrotingsoverschotten van de voorgaande jaren, waarin wordt aangegeven waarom
deze middelen niet zijn gebruikt, alsmede hoe en wanneer ze gebruikt zullen worden,
– kennis nam van tekortkomingen in de procedures voor de selectie van personeel, die
een risico vormen voor de transparantie van deze procedures;
C. overwegende dat het Agentschap gefinancierd wordt met vergoedingen en rechten en een
bijdrage van de Unie;
D. overwegende dat de begroting van het Agentschap 137 200 000 EUR bedroeg voor het
begrotingsjaar 2010, tegenover 122 200 000 EUR in 2009, hetgeen een toename van
12,27% betekent; overwegende dat de bijdrage van de Unie aan de begroting van het
Agentschap 34 197 000 EUR2 bedroeg voor 2010, hetgeen een toename van 0,87%
betekent ten opzichte van 2009;
Budgettair en financieel beheer
1. herinnert eraan dat twee derde van de begroting van het Agentschap afkomstig is van
vergoedingen en rechten die door de industrie worden betaald, dat een derde afkomstig is
uit subsidies van de Unie en dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan het
Agentschap 32 879 000 EUR bedroeg voor 2010; merkt echter op dat aan dat bedrag
1 318 000 EUR is toegevoegd, afkomstig uit teruggevorderde overschotten, waardoor de
totale bijdrage van de Unie voor 2010 neerkomt op 34 197 000 EUR;
2. merkt op dat de begroting van het Agentschap is toegenomen met 61% van 85 200 000
EUR in 2007 tot 137 200 000 EUR in 2010 en dat het aantal personeelsleden is gestegen
van 333 naar 524;
3. merkt op dat krachtens artikel 3 van Verordening (EG) nr. 593/2007 van de Commissie
van 31 mei 2007 betreffende de door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de
luchtvaart geheven vergoedingen en rechten3 de ontvangsten uit vergoedingen
beschouwd worden als toegewezen ontvangsten die door het Agentschap overgedragen
kunnen worden als zij niet gebruikt zijn;stelt vast dat de ontvangsten van de industrie
meer dan één begrotingsjaar kunnen betreffen;constateert dat de reserve die de
daaropvolgende jaren gebruikt kan worden, wordt aangepast op basis van het
1 PB L 250 van 27.9.2011, blz. 140. 2 PB L 64 van 12.3.2010, blz. 613. 3 PB L 140 van 1.6.2007, blz. 3.
68
begrotingsoverschot van het boekjaar; merkt op dat het bedrag van de reserve de
afgelopen twee jaar gedaald is van 29 000 000 EUR aan het eind van 2008 tot 21 000 000
EUR aan het eind van 2010;
4. neemt er via de definitieve jaarrekening kennis van dat het Agentschap voor het
begrotingsjaar 2010 enkel niet-gesplitste kredieten heeft gebruikt en dat de
vastleggingskredieten bijgevolg gelijk waren aan de betalingskredieten; merkt bovendien
op dat het algemene begrotingsuitvoeringspercentage 99,51% bedroeg voor de kredieten
voor 2010;
5. verzoekt het Agentschap verdere adequate maatregelen te treffen om tekortkomingen te
voorkomen die de transparantie van de procedure voor het plaatsen van opdrachten en het
beginsel van goed financieel beheer in gevaar brengen;
Boekhouding
6. stelt op basis van de definitieve jaarrekening vast dat het Agentschap in 2010 zijn
methode voor het erkennen van ontvangsten heeft aangepast van een op kosten
gebaseerde methode naar de lineaire methode die wordt voorgesteld in boekhoudregel 4
van de EG;
7. begrijpt uit de verklaringen van het Agentschap dat de wijziging werd doorgevoerd om de
nauwkeurigheid en de transparantie betreffende de manier waarop de basis voor de
verdiende ontvangsten berekend wordt, te verbeteren en om rekening te houden met de
aanbeveling van de Rekenkamer van 2009 om een methode toe te passen die
nauwkeuriger weergeeft hoeveel ontvangsten er voor een bepaald begrotingsjaar worden
toegewezen;
8. neemt er via het jaarlijks activiteitenverslag van het Agentschap kennis van dat het
capaciteitsplanningssysteem verder verbeterd werd en systematisch gebruikt wordt voor
alle soorten financiële transacties en voor het afsluiten van de rekeningen op het einde
van het jaar;
Procedures voor het plaatsen van opdrachten
9. neemt er via het jaarlijks activiteitenverslag kennis van dat er in 2010 23
inschrijvingsprocedures met een hoge waarde werden beheerd om tegemoet te komen aan
zowel operationele als administratieve behoeften, dat 20 van die procedures werden
afgerond en dat er 29 contracten met een hoge waarde werden gesloten ter waarde van
ongeveer 14 000 000 EUR; merkt bovendien op dat er 428 contracten gesloten werden
naar aanleiding van procedures voor het plaatsen van opdrachten met een lage waarde,
voor een totaal van ongeveer 1 650 000 EUR;
10. neemt in het bijzonder kennis van de verklaring van de Rekenkamer dat voor twee grote
procedures voor het plaatsen van opdrachten inschrijvingen met de beste financiële
offerte bij de gebruikte evaluatiemethode niet de meeste punten voor de prijs behaalden;
neemt er via het Agentschap kennis van dat deze twee procedures voor het plaatsen van
opdrachten betrekking hadden op:
– de verlenging van een vierjarig contract voor schoonmaakdiensten ter waarde van
1 000 000 EUR,
69
– een kadercontract voor maximum vier jaar voor studies naar de certificeringsvereisten
en -normen voor vliegtuigmotoren met een maximumwaarde van 2 500 000 EUR
waarvoor de gekozen contractant niet alle kostenelementen in zijn aanvraag had
ingevuld;
merkt op dat het Agentschap antwoordde dat er geen negatieve weerslag op het resultaat
te melden was en zal niettemin rekening houden met de overwegingen van de
Rekenkamer en voortaan letten op het aangetoonde risico door nog meer aandacht aan
financiële beoordelingsformules te besteden;
Personeelszaken
11. stelt vast dat de kwijtingsautoriteit opnieuw tekortkomingen heeft vastgesteld in de
procedures voor personeelsselectie die de transparantie van zulke procedures in gevaar
brengen; neemt er via de Rekenkamer kennis van dat er geen bewijs was dat de
drempelvoorwaarden voor uitnodiging voor een gesprek of plaatsing op de reservelijst
waren vastgesteld voordat de beoordeling van de sollicitaties begon; merkt op dat dit
mogelijk zo gedaan werd om nepotisme of belangenconflicten te verhullen; dringt erop
aan dat alles in het werk wordt gesteld om belangenconflicten te voorkomen; vraagt de
Commissie zich ervan te vergewissen dat het agentschap de EU-voorschriften correct
toepast; benadrukt het belang van transparantie bij de aanbestedings- en
aanwervingsprocedures;
12. stelt vast dat het Agentschap de kwijtingsautoriteit niet op de hoogte heeft gesteld van de
maatregelen die het getroffen heeft om de selectieprocedures voor zijn
deskundigen/personeelsleden transparanter te maken, zoals verzocht in 2009, maar heeft
vernomen dat de kwestie in 2010 is aangepakt nadat de Rekenkamer deze kwestie in zijn
verslag andermaal heeft onderstreept; onderstreept andermaal dat het effect van deze
tekortkomingen des te groter is als men bedenkt dat het Agentschap de volgende
doelstellingen moet nastreven: certificeringsspecificaties vaststellen, besluiten nemen
over luchtwaardigheids- en milieucertificering, en normalisatie-inspecties uitvoeren bij de
bevoegde autoriteiten in de lidstaten;
13. neemt nota van het antwoord van het Agentschap aan de Rekenkamer dat het in zijn
richtsnoeren voor panelleden een duidelijke minimumdrempel heeft opgenomen waaraan
kandidaten moeten voldoen om uitgenodigd te worden op een gesprek (50%) of om op de
reservelijst geplaatst te worden (65%), maar dat het zich het recht voorbehoudt om te
bepalen wat een redelijk maximumaantal kandidaten is om uit te nodigen op basis van
hun verdiensten;
14. herinnert het Agentschap aan het belang van afdoende opleiding en kwalificatiecriteria
voor inspectieteams en teamleiders; verzoekt het Agentschap om concrete stappen te
ondernemen en de kwijtingsautoriteit daarvan op de hoogte te brengen;
15. neemt nota van het feit dat aantal personeelsleden van het Agentschap is gestegen van
509 in 2009 naar 578 in 2010, inclusief tijdelijke en contractuele personeelsleden;
Belangenconflicten
16. merkt op dat de technische personeelsleden van het Agentschap gewoonlijk aangeworven
moeten worden uit nationale luchtvaartautoriteiten en uit de luchtvaartsector; begrijpt dat
70
personeelsleden over voldoende en actuele technische werkervaring in de luchtvaart
moeten beschikken om een technische controle van de documenten voor het aantonen van
naleving uit te voeren ter waarborging van een adequaat niveau van veiligheid van de
luchtvaart, zoals in de toepasselijke EU-wetgeving wordt geëist; is echter bezorgd dat
deze situatie, indien niet ontdekt en behoorlijk aangepakt, tot belangenconflicten zou
kunnen leiden als een personeelslid dat aangeworven werd bij een vliegtuigfabrikant bij
het Agentschap werkt en daar beslissingen neemt inzake de certificering van het vliegtuig
waaraan hij/zij werkte toen hij/zij in dienst was bij de fabrikant; neemt echter kennis van
het feit dat het Agentschap een certificeringsprocedure heeft ingevoerd waarmee de
onpartijdigheid van het besluitvormingsproces wordt gewaarborgd middels de
collegialiteit van de technische beoordelingen en het besluitvormingsproces als zodanig;
heeft tevens vernomen dat het Agentschap bezig is met het invoeren beleid in het hele
Agentschap van een inzake gedragscodes met inbegrip van identificatie, preventie,
monitoring en de omgang met de gevolgen van potentiële gevallen van
belangenconflicten, een beleid dat het Agentschap zal helpen om het opsporen en
aanpakken van situaties van belangenconflicten zodanig verder te verbeteren dat de
veiligheid van de luchtvaart geen gevaar loopt;
17. verzoekt het Agentschap om terdege rekening te houden met de beroepsachtergrond van
zijn personeelsleden om belangenconflicten te vermijden; is van mening dat het beleid
van het Agentschap inzake belangenconflicten zou moeten specificeren in hoeverre en
onder welke voorwaarden werknemers van het Agentschap betrokken mogen zijn bij de
certificering van een vliegtuig waaraan zij gewerkt hebben voor ze bij het Agentschap aan
de slag gingen;
18. doet een beroep op het Agentschap om doeltreffende processen in te voeren waarmee
potentiële gevallen van meldingen van belangenconflicten binnen het Agentschap naar
behoren worden aangepakt; doet tevens een beroep op het Agentschap om op zijn website
de opgave van belangen en de professionele achtergrond te plaatsen van zijn deskundigen,
leidinggevend personeel, leden van de raad van bestuur, en eventuele andere personen die
bij het certificeringsproces betrokken zijn; verklaart dat het Agentschap de OESO-
richtsnoeren op het gebied van belangconflicten moet volgen;
19. aangezien het Agentschap betrokken is bij besluiten die voor alle burgers van
fundamenteel belang zijn en rekening houdend met de kwetsbare positie van het
Agentschap vanwege zijn belang voor de industrie, kijkt de begrotingsautoriteit ernaar uit
de conclusies en aanbevelingen te ontvangen en te bespreken van het speciaal verslag
over belangenconflicten dat de Rekenkamer vóór eind juni 2012 zal publiceren;
Prestaties
20. doet een beroep op het Agentschap om de bestaande op activiteiten gebaseerde structuur
van de operationele begroting verder in te voeren om een duidelijk verband tussen het
werkprogramma en de financiële prognoses tot stand te brengen en de monitoring en
rapportage van de prestaties verder te verbeteren;
21. verzoekt het Agentschap om bij de planning van al zijn operationele activiteiten, waar
relevant, gebruik te maken van een Gannt-diagram; onderstreept tevens hoe belangrijk het
voor het Agentschap is om in zijn programmering SMART-doelstellingen en RACER-
indicatoren vast te stellen, zoals sedert 2008 is geschied in zijn jaarlijkse werkprogramma
en zijn jaarlijkse activiteitenverslag;
71
Interne controles
22. neemt er via het jaarlijkse activiteitenverslag kennis van dat het Agentschap zijn
geïntegreerd beheerssysteem in 2010 heeft geconsolideerd, met inbegrip van het concept
"interne controle", dat ervoor moet zorgen dat risico's correct worden aangepakt om het
Agentschap beter in staat te stellen om operationele, kwaliteits-, nalevings- en financiële
doelstellingen te verwezenlijken;
23. merkt op dat het geïntegreerd beheerssysteem van het Agentschap in december 2010
gecertificeerd werd volgens de internationaal erkende ISO 9001:2008-norm voor
kwaliteitsbeheer;
Proces voor normalisatie-inspecties
24. doet een beroep op het Agentschap om de documentatie van de planning en
programmering van inspecties verder te verbeteren; herinnert het Agentschap aan het
belang van het documenteren van de risicobeoordeling en de criteria die gebruikt worden
voor het opstellen van de inspectieplanning om zijn interne besluitvormingsprocessen te
rechtvaardigen in die gevallen waarin er grote tekortkomingen worden vastgesteld die de
veiligheid van de EU-burgers in gevaar brengen;
25. doet bovendien een beroep op het Agentschap om zijn doeltreffendheid in het omspringen
met belangrijke veiligheidsproblemen verder te verbeteren door:
– het monitoren van informatie,
– het verkorten van de termijnen voor verslaglegging en tenuitvoerlegging,
– het besluitvormingsproces tussen het Agentschap en de Commissie te documenteren,
– de risico's van belangenconflicten adequaat in te perken;
26. verzoekt het Agentschap voorts om te zorgen voor de classificatie, monitoring en
follow-up van zijn inspectiebevindingen die ingedeeld worden als "opmerkingen";
verneemt van het Agentschap dat het een werkwijze heeft ontwikkeld om die
bevindingen vast te stellen en ze aan de Commissie mee te delen; verzoekt het
Agentschap daarom de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de maatregelen die
worden genomen;
Interne audit
27. erkent dat verschillende "zeer belangrijke" aanbevelingen van de dienst Interne Audit
(IAS) aan het Agentschap met het oog op het beperken van de bestaande risico's, nog
hangende zijn en momenteel door de IAS bestudeerd worden;
28. merkt in het bijzonder op dat de IAS in 2010 een audit heeft uitgevoerd van het
normalisatie-inspectieproces om op een onafhankelijke manier de betrouwbaarheid van
het interne controlesysteem voor het normalisatie-inspectieproces in het Agentschap te
beoordelen en te verzekeren, om aldus de toepassing van de desbetreffende regelgeving
van de Unie door de nationale luchtvaartautoriteiten te monitoren en verslag uit te
brengen aan de Commissie; merkt tevens op dat het Agentschap reeds een corrigerend
actieplan heeft ontwikkeld waarmee de IAS heeft ingestemd en dat reeds aan de IAS is
72
voorgelegd ter bestudering van de bewijzen van de tenuitvoerlegging van de
aanbevelingen in de paragrafen 25 tot en met 27 van dit verslag;
29. verzoekt het Agentschap in dat verband voorts om:
– zijn risicobeoordelingen na de jaarlijkse inspectieprogramma's en het inspectiebezoek
te documenteren;
– de monitoring van en verslaglegging over grote tekortkomingen die tot bezorgdheid
strekken op het vlak van veiligheid te verbeteren;
– te zorgen voor follow-up en monitoring van zijn opmerkingen na inspectiebezoeken;
30. verwijst naar zijn aanbevelingen in vorige kwijtingsverslagen als opgesomd in de bijlage
bij deze resolutie;
31. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie
van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de
agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
73
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
Europees
Agentschap
voor de
veiligheid
van de
luchtvaart
2006
2007
2008
2009
Prestaties
- het Agentschap dient de
consistentie van de geraamde
uitgaven nauwkeurig te controleren:
het kostenanalysesysteem van het
Agentschap gaf kosten aan ter
waarde van ongeveer 48 miljoen
EUR, tegenover ontvangsten ter
waarde van ongeveer 35 miljoen
EUR ontoereikende
programmering;
- het Agentschap dient zorgvuldig na te
gaan of de geraamde uitgaven die ter
goedkeuring aan de
begrotingsautoriteit worden
voorgelegd, consistent zijn.
- verzoekt het agentschap om een diachronische
analyse van de tijdens dit en vorig jaar
uitgevoerde verrichtingen uit te werken
- verzoekt het Agentschap om SMART-
doelstellingen en RACER-indicatoren op te
stellen
- verzoekt het Agentschap om een Gannt-
diagram uit te werken
- verzoekt het Agentschap om SMART-doelstellingen en
RACER-indicatoren op te stellen
- verzoekt het Agentschap om bij de planning van al zijn
operationele activiteiten gebruik te maken van een Gantt-
diagram, om snel te kunnen natrekken hoeveel tijd een
personeelslid aan een bepaald project heeft besteed
- dringt er bij het Agentschap op aan een op activiteiten
gebaseerde structuur van de operationele begroting in te
voeren om een duidelijk verband tussen het
werkprogramma en de financiële prognoses tot stand te
brengen en de monitoring en rapportage van de prestaties
te verbeteren;
- verzoekt het Agentschap om een vergelijking op te
stellen van de activiteiten die het heeft uitgevoerd tijdens
het jaar waarvoor de kwijting moet worden verleend en
tijdens het voorgaande begrotingsjaar
Verordening
betreffende
vergoedingen
en rechten
n.v.t.
- het Agentschap dient de vorige
verordening betreffende geheven
vergoedingen niet te verwarren met de
nieuwe.
- verzoekt het Agentschap om een
monitoringsysteem uit te werken voor
certificeringsprojecten
- verzoekt het Agentschap om met een
gedetailleerd plan te komen om te garanderen
dat het systeem van jaarlijkse forfaits geen
ontvangsten zal opleveren die ver boven de reële
kosten van de geleverde diensten liggen
- verzoekt het Agentschap zijn bewakingssysteem voor
certificeringsprojecten te verbeteren om ervan verzekerd
te zijn dat de geheven vergoedingen gedurende de gehele
looptijd niet significant afwijken van de reële kosten.
- verzoekt het Agentschap om met het oog op de
opstelling van het jaarverslag voor 2010 een correcte
raming uit te voeren van de transitorische passiva in
verband met het beheer van de aan nationale
luchtvaartautoriteiten uitbestede
certificeringswerkzaamheden
74
Europees
Agentschap voor
de veiligheid van
de luchtvaart
2006
2007
2008
2009
Overdracht van
kredieten/kwesties
in verband met
het plaatsen van
opdrachten
- het begrotingsbeginsel van
jaarperiodiciteit werd niet in acht
genomen: het Agentschap heeft, in strijd
met zijn financieel reglement, zijn
gesplitste betalingskredieten van 2005
overgedragen ondanks het feit dat het
voldoende betalingskredieten had voor
2006
- problemen rond de
transparantie van de
gunningscriteria en de
financiële
evaluatiemethode
- verzoekt het Agentschap om
tekortkomingen in het
capaciteitsplanningssysteem, die te wijten
zijn aan vertragingen bij de ondertekening
van het dienstencontract, te verhelpen;
(verzoekt het Agentschap om de komende
jaren veel realistischere vooruitzichten
voor te leggen aan de Commissie en het
Parlement)
- verzoekt de Commissie om op zoek te
gaan naar manieren om te verzekeren dat
het beginsel van een op behoeften
gebaseerd beheer van liquide middelen
volledig wordt toegepast, om ervoor te
zorgen dat de kasvoorraden van het
Agentschap op een zo laag mogelijk
niveau gehouden worden
- het Agentschap heeft een grote hoeveelheid kredieten
voor beleidsuitgaven overgedragen naar 2010 (65% van
titel III, beleidsuitgaven. Het percentage overgedragen
vastleggingskredieten bedraagt 13%)
- verzoekt om contracten nauwkeuriger en tijdig te
beheren en om het komende begrotingsjaar veel
realistischere vooruitzichten voor te leggen aan het
Parlement en de Commissie.
- wenst dat er aan de begroting van elk jaar een verslag
wordt gehecht over de begrotingsoverschotten van de
voorafgaande boekjaren, waarin wordt aangegeven
waarom die middelen niet zijn gebruikt en hoe en
wanneer ze zullen worden aangewend.
Personeelszaken
n.v.t. - verzoekt het Agentschap
om zijn systemen voor
werving en
capaciteitsplanning te
verbeteren
- verzoekt het Agentschap om zijn
systemen voor werving en
capaciteitsplanning te verbeteren
- neemt kennis van tekortkomingen in procedures voor
de selectie van personeel, die een risico vormen voor de
transparantie van deze procedures. De Rekenkamer
meldde dat de besluiten van de selectiecomités
onvoldoende waren gemotiveerd en gedocumenteerd
aangezien de drempelvoorwaarden voor uitnodiging
voor een gesprek of plaatsing op de reservelijst niet
vooraf waren vastgesteld en er notulen ontbraken.
- dringt er bij het Agentschap op aan de
kwijtingsautoriteit mee te delen wat er wordt gedaan
om deze situatie te corrigeren en de selectieprocedures
voor deskundigen/personeelsleden transparanter te
maken
Interne audit
- het Agentschap heeft nog geen doeltreffend
systeem voor het beheer van vorderingen,
eventueel met inbegrip van interesten op
achterstallige betalingen, toegepast
n.v.t.
- verzoekt het Agentschap om stappen te
ondernemen om aan 13 van de 28
aanbevelingen van de dienst Interne Audit
te voldoen (waarvan er 2 beschouwd
worden als cruciaal) → i.e. de
aanbevelingen inzake
begrotingsonzekerheid, het ontbreken van
risicoanalyses, het ontbreken van een
beoordelings- en bevorderingsbeleid, de
sluitingsprocedures en een procedure voor
het opnemen van uitzonderingen die
gesloten werden
- erkent dat het Agentschap uitvoering heeft gegeven
aan 20 van de 26 sinds 2006 door de IAS gedane
aanbevelingen
75
76
P7_TA-PROV(2012)0170
Kwijting 2010: Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding
(ECDC)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 inzake het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -
bestrijding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0287/2011 – 2011/2227(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -
bestrijding voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Centrum voor
ziektepreventie en -bestrijding betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de
antwoorden van het Centrum1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april
2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding3 en met
name artikel 23,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name
artikel 94 van laatstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0123/2012),
1. verleent de directeur van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding
kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 122. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
77
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Centrum voor
ziektepreventie en -bestrijding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen
voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
78
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Centrum voor ziektepreventie en bestrijding voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0287/2011 – 2011/2227(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -
bestrijding voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Centrum voor
ziektepreventie en -bestrijding betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de
antwoorden van het Centrum1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april
2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding3 en met
name artikel 23,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name
artikel 94 van laatstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0123/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees Centrum voor
ziektepreventie en -bestrijding voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees
Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer,
en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 122. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
79
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -
bestrijding voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0287/2011 – 2011/2227(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -
bestrijding voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Centrum voor
ziektepreventie en -bestrijding betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de
antwoorden van het Centrum1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 851/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april
2004 tot oprichting van een Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding3 en met
name artikel 23,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name
artikel 94 van laatstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0123/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekening het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding ("het
Centrum") voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende
verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
B. overwegende dat het Parlement de directeur van het Centrum op 10 mei 2011 kwijting heeft
verleend voor de uitvoering van de begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar
20095 en dat het het Centrum in zijn resolutie bij het kwijtingsbesluit onder andere heeft
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 122. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 142 van 30.4.2004, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 5 PB L 250 van 27.9.2011, blz. 145.
80
verzocht:
– in een tabel die als bijlage bij het verslag van de Rekenkamer gevoegd moet worden,
een vergelijking op te nemen van de activiteiten die zijn uitgevoerd in het jaar waarvoor
de kwijting moet worden verleend en de activiteiten in het begrotingsjaar voordien,
– het hoge niveau van overdrachten, dat negatieve gevolgen heeft voor de
begrotingsuitvoering en indruist tegen het beginsel van jaarperiodiciteit, aan te pakken,
– zijn verplichting na te komen om de kwijtingsautoriteit een verslag toe te sturen dat is
opgesteld door zijn directeur en waarin de inhoud van de aanbevelingen van de dienst
Interne Audit (IAS) wordt samengevat;
C. overwegende dat de totale begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar 2010
57 800 000 EUR bedroeg, tegenover 49 200 000 EUR in 2009, hetgeen een toename is van
17,5%; overwegende dat de totale bijdrage van de Unie aan de begroting van het Centrum
voor 2010 56 225 000 EUR bedroeg;
Financieel en begrotingsbeheer
1. herinnert eraan dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan het Centrum voor 2010
53 078 000 EUR bedroeg; merkt echter op dat er 145 000 EUR aan toegevoegd is uit de
terugvordering van overschotten, met als resultaat een totale bijdrage van de Unie voor
2010 van 53 223 000 EUR;
2. onderstreept dat de totale bijdrage aan het Centrum volgens de algemene begroting van de
Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 bestond uit:
– een bijdrage van 33 360 000 EUR in de titels I en II en
– een bijdrage van 22 895 000 EUR in titel III, waarvan 10 000 000 EUR is uitbetaald;
merkt echter op dat in hetzelfde document sprake is van een totale bijdrage van de Unie
voor 2010 van 53 522 3000 EUR; neemt kennis van de verklaring van de Commissie dat de
bijdrage van de Unie aan het Centrum in 2010 56 225 000 EUR bedroeg en dat het cijfer
van 53 223 000 EUR het gevolg in van inconsistenties in de begeleidende tekst bij de
begrotingscijfers; is van mening dat hieruit blijkt hoe noodzakelijk het is dat de Commissie
de kwijtingsautoriteit elk jaar geconsolideerde informatie verstrekt over de totale jaarlijkse
bijdrage per Agentschap die ten laste van de algemene begroting van de Unie wordt
uitbetaald;
3. verneemt van het Centrum dat een tweede subsidieovereenkomst is gesloten met
DG Uitbreiding voor een aanvankelijke looptijd van twee jaar en dat vervolgens in 2010 een
verhoging van de begroting met 400 000 EUR voor de periode 2009-2010 is toegepast;
merkt op dat het Centrum in 2011 een aanvraag moest indienen voor de verlenging van de
looptijd van de subsidie;
4. erkent op basis van de definitieve jaarrekening van het Centrum voor het begrotingsjaar
2010 dat de begrotingsuitvoering 95% bedroeg, wat de vastleggingskredieten betreft; is
echter bezorgd over het feit dat het begrotingsuitvoeringscijfer voor de betalingen niet meer
bedroeg dan 68% van de totale begroting; beschouwt dit evenwel reeds als een verbetering
81
ten opzichte van de 59% van 2009, maar is van mening dat het Centrum meer inspanningen
moet leveren in dit verband;
5. onderstreept het feit dat de uitvoering van de betalingskredieten is verbeterd, met een
stijging tot to 92,7%, hetgeen neerkomt op een bedrag aan onbenutte kredieten van
3 800 000 EUR; merkt op dat deze onderbesteding verband houdt met het feit dat het
Centrum zijn verzoek om betalingskredieten heeft beperkt, om de geldhoeveelheid op zijn
bankrekening op het einde van het jaar te verminderen, overeenkomstig het verzoek van de
Rekenkamer en de Commissie;
6. neemt er via het jaarlijkse activiteitenverslag van het Centrum voor 2010 kennis van dat de
directeur, als bevoegde ordonnateur, de financiële verantwoordelijkheid gedelegeerd heeft
aan de vijf eenheidshoofden en, gedurende een bepaalde periode, aan de coördinator van het
kabinet van de directeur; merkt echter op dat alle contracten ter waarde van meer dan
250 000 EUR door de directeur ondertekend moeten worden;
Overdracht van kredieten
7. neemt kennis van de informatie van de Rekenkamer dat in 2010 een bedrag van 15 600 000
EUR, ofte 27% van de totale begroting, inclusief 50% van de uitgaven voor titel III –
huishoudelijke kosten, is overgedragen naar 2011; dringt er nogmaals bij het Centrum op
aan om de tekortkomingen die door de Rekenkamer zijn vastgesteld op het gebied van
overdrachten, aan te pakken; onderstreept dat een hoog niveau van overdrachten negatieve
gevolgen heeft voor de uitvoering van de begroting;
8. is bezorgd door het feit dat dit hoge niveau van overdrachten, in combinatie met een laag
niveau van transitorische passiva, buitensporig is en indruist tegen het beginsel van
jaarperiodiciteit;
Boekhoudsysteem
9. neemt kennis van de informatie in het verslag over het begrotings- en financiële beheer van
het Centrum dat 2010 het eerste volledige begrotingsjaar was waarvoor het Centrum zijn
begroting het hele jaar heeft uitgevoerd via ABAC WF (het geïntegreerde begrotings- en
boekhoudsysteem van de EU;
10. neemt kennis van de informatie in het jaarlijkse activiteitenverslag voor 2010 dat het
Centrum de interne procedures voor betalingen en vastleggingen heeft herzien;
Aanbesteding
11. neemt kennis van de informatie in het jaarlijkse activiteitenverslag van het Centrum dat het
aanbestedingsbureau in 2010 50 open procedures en 18 onderhandelde procedures heeft
afgehandeld, alsmede 8 oproepen tot het indienen van voorstellen; verzoekt het Centrum om
de resultaten van elk van de aanbestedingsprocedures over te maken aan de
kwijtingsautoriteit;
12. merkt op dat er na vijf jaar onderhandelen een zetelovereenkomst is ondertekend tussen het
Centrum en het ministerie van Ouderenzorg en Volksgezondheid van Zweden;
82
Personeelszaken
13. neemt kennis van het feit dat de voormalige directeur het Centrum in februari 2010 heeft
verlaten om een functie op te nemen bij het regionale kantoor voor Europa van de
Wereldgezondheidsorganisatie;
14. dringt er bij het Centrum op aan voldoende maatregelen te treffen om de transparantie van
zijn aanwervingsprocedures te garanderen; is in het bijzonder door over de bevindingen van
de Rekenkamer: noch de criteria waaraan kandidaten moesten voldoen om te worden
uitgenodigd voor een gesprek, noch die om op de reservelijst te worden geplaatst, waren
vooraf vastgesteld; merkt op dat hierachter een situatie kan schuilgaan van nepotisme of
belangenvermenging;
15. neemt er via het verslag over het begrotings- en financiële beheer van het Centrum kennis
van dat op 31 december 2010 in totaal 175 tijdelijke medewerkers bij het Centrum in dienst
waren, op een totaal van 200 posten in het organigram voor 2010;
16. verneemt tevens uit het verslag dat het verloop van tijdelijke werknemers en
arbeidscontractanten in 2010 7% bedroeg;
17. beschouwt het Centrum als een belangrijk orgaan van de Unie, dat ermee belast is het
Europese ziektetoezicht te verbeteren en te ontwikkelen, bestaande en opkomende gevaren
voor de menselijke gezondheid als gevolg van besmettelijke ziekten te beoordelen en
informatie hierover te verspreiden en de Europese kennis op het gebied van gezondheid te
bundelen;
Prestaties
18. neemt kennis van het feit dat het Centrum nu samenwerkt met zijn partners om
veranderingen door te voeren op basis van de lessen die geleerd zijn uit de H1N1-pandemie
in 2009, om de prestaties van het Centrum in de toekomst te verbeteren; wijst
desalniettemin op de belangrijke bijdragen die het Centrum aan de maatregelen ter
bestrijding van de H1N1-pandemie heeft geleverd door in 2009 voorlopige richtsnoeren
over het "gebruik van specifieke pandemische influenzavaccins" op te stellen;
Interne audit
19. neemt kennis van de informatie in het verslag over het begrotings- en financiële beheer van
het Centrum dat een herziening van de tenuitvoerlegging van het internecontrolesysteem is
uitgevoerd; is in het bijzonder bezorgd door het feit dat twee van de normen nog steeds niet
ten uitvoer zijn gelegd, namelijk bedrijfscontinuïteit en evaluatie van de activiteiten, en dat
vier andere slechts gedeeltelijk ten uitvoer zijn gelegd; dringt er daarom bij het Centrum op
aan snel maatregelen op dit gebied te nemen en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen
van de fase van tenuitvoerlegging van deze normen;
20. maakt uit het verslag over het begrotings- en financiële beheer van het Centrum op dat de
geplande audit van de dienst Interne Audit (IAS) van de "processen ter ondersteuning van
de opstelling van het jaarlijkse werkprogramma, met focus op het
beheersinformatiesysteem" is uitgesteld tot 2011; verzoekt het Centrum daarom de
kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de bevindingen van de IAS;
83
21. neemt ook kennis van de informatie van het Centrum dat de IAS-audit eind 2010 geen
kritieke bevindingen te melden had; dat echter nog zes belangrijke bevindingen hangende
waren; verneemt van het Centrum dat vier van deze aanbevelingen betrekking hebben op de
communicatie over gezondheid, de prestatie-indicatoren, de checklist die gebruikt wordt
door de financiële actoren en de kostenraming voor de vergaderingen van het Centrum;
dringt er bij het Centrum op aan om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van de
twee andere aanbevelingen die nog steeds door het Centrum moeten worden uitgevoerd;
22. vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen in eerdere kwijtingsverslagen, zoals toegelicht in
de bijlage bij deze resolutie;
23. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie
van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de
agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
84
Bijlage Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
Europees Centrum voor
ziektepreventie en -
bestrijding
2006
2007
2008
2009
Prestaties/
Aanbestedingen
- De voorschriften inzake aanbestedingen worden niet
strikt gehandhaafd: gebrek aan duidelijke
selectiecriteria; onjuiste procedurekeuze; niet-
naleving van de in de aankondiging van de opdracht
beschreven procedure; ontoereikende documentatie
van de procedure
n.v.t.
- Verzoekt het Centrum om een vergelijkend
overzicht op te stellen van de activiteiten die
werden uitgevoerd tijdens het jaar waarvoor
de kwijting moet worden verleend en tijdens
het vorige begrotingsjaar, zodat de
kwijtingsautoriteit de prestaties van het
Centrum over de jaren heen beter kan
beoordelen
- Geen zetelovereenkomst tussen het
Centrum en de Zweedse regering aangezien
er nog heel wat kwesties op tafel lagen
waarover verder onderhandeld moest
worden
- Verzoekt het Centrum om een
vergelijking op te stellen van de
activiteiten die werden uitgevoerd tijdens
het jaar waarvoor de kwijting moet worden
verleend en tijdens het vorige
begrotingsjaar
Overdracht van
kredieten
- Het jaarperiodiciteitsbeginsel wordt niet strikt in
acht genomen: bijna 45% van de vastleggingen die
tijdens dit jaar werden ingeschreven, werd
overgedragen. Bovendien werden er tijdens de tweede
helft van 2006 talrijke overschrijvingen gedaan �
onnauwkeurige raming van personeelsbehoeften
- Het jaarperiodiciteitsbeginsel wordt niet strikt in
acht genomen: zwakke punten op het gebied van
de programmering, de monitoring en de
daaropvolgende tenuitvoerlegging van de
begroting van het Centrum - Na het besluit tot begrotingswijzigingen is geen
evaluatie gemaakt van de impact hiervan op het
werkprogramma en het halen van de
doelstellingen.
- Het jaarperiodiciteitsbeginsel wordt niet
strikt in acht genomen: zwakke punten op
het gebied van de programmering en de
daaropvolgende tenuitvoerlegging van de
begroting van het Centrum
- Verzoekt de Commissie om te onderzoeken
hoe ervoor kan worden gezorgd dat het
beginsel wordt geëerbiedigd van een op
behoeften gebaseerd beheer van liquide
middelen � het Centrum houdt enorm hoge
reserves van liquide middelen aan over een
lange periode (31 dec. 2008: 16 705 091
EUR)
- Verzoekt het Centrum de
kwijtingsautoriteit mee te delen welke
maatregelen zijn genomen om de
tekortkoming te verhelpen; Hoog niveau
van overdrachten, wat negatieve gevolgen
heeft voor de begrotingsuitvoering en
indruist tegen het beginsel van
jaarperiodiciteit
Personeelszaken
n.v.t.
n.v.t. - Tekortkomingen bij de planning van de
aanwervingsprocedures
n.v.t.
Interne audit
- Juridische verbintenissen werden aangegaan vóór de
desbetreffende begrotingsvastlegging, wat een inbreuk
vormt op het financieel reglement
- Het Centrum heeft het Financieel Reglement en
het beginsel van spaarzaamheid niet in acht
genomen: in 2007 betaalde het 0,5 miljoen EUR
voor de renovatie van zijn hoofdgebouw, naar
aanleiding van een overeenkomst tussen het
Centrum en de eigenaar van het gebouw. In die
overeenkomst is de aard van de uit te voeren
werken niet gespecificeerd, noch de termijnen en
betalingsvoorwaarden
- Het Centrum is zijn verplichting niet
volledig nagekomen om de
kwijtingsautoriteit een door zijn directeur
opgesteld verslag toe te sturen waarin de
interne audits dat zijn uitgevoerd door de
interne auditeur, wordt samengevat
- Het Centrum is zijn verplichting niet
volledig nagekomen om de
kwijtingsautoriteit een door zijn directeur
opgesteld verslag toe te sturen waarin de
inhoud van de aanbevelingen van de dienst
Interne Audit (IAS) wordt samengevat
85
P7_TA-PROV(2012)0171
Kwijting 2010: Europees Agentschap voor chemische stoffen
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor chemische stoffen
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0294/2011 – 2011/2235(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor chemische stoffen
voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van het Europees
Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de
antwoorden van het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van.21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, inzonderheid artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot
oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen3, en met name artikel 97,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0126/2012),
1. verleent de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor chemische stoffen
kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar
2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
1 PB C 366 van 15.12.11, blz 33. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 396 van 30.12.06, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.02, blz. 72.
86
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor
chemische stoffen, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en zorg te dragen voor de
bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
87
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar
2010 (C7-0294/2011 – 2011/2235(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor chemische stoffen
voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van het Europees
Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de
antwoorden van het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, inzonderheid artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot
oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen3, en met name artikel 97,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0126/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap
voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het
Europees Agentschap voor chemische stoffen, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer,
en zorg te dragen voor de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie
(serie L).
1 PB C 366 van 15.12.11, blz 33. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz.. 1. 3 PB L 396 van 30.12.06, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.02, blz. 72.
88
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor chemische stoffen voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0294/2011 – 2011/2235(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor chemische stoffen
voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van het Europees
Agentschap voor chemische stoffen voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de
antwoorden van het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van.21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, inzonderheid artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot
oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen3, en met name artikel 97,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0128/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekening van het Europees Agentschap voor chemische stoffen ("het
Agentschap")voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende
verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
B. overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor
chemische stoffen kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het
Agentschap voor het begrotingsjaar 20095 en dat het in zijn resolutie behorende bij het
kwijtingsbesluit onder andere:
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 33. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 396 van 30.12.06, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.02, blz. 72. 5 PB L 250 van 27.09.11, blz. 150.
89
– het Agentschap heeft verzocht om de kwijtingsautoriteit te informeren over de genomen
maatregelen om het controlesysteem te verbeteren door de financiële circuits,
werkstromen, actieplannen en risicobeoordelingen te versterken;
– het Agentschap heeft aangemoedigd om er daadwerkelijk voor te zorgen dat:
– alle bestanddelen voor financieringsbeslissingen aanwezig zijn,
– de benodigde informatie op elk niveau in de organisatie goed gedefinieerd en
aangepakt is,
– in het werkprogramma alle middelen worden genoemd die uit de begroting
beschikbaar zijn gemaakt,
– de documentatie van financiële procedures en controlelijsten afgerond en
bijgewerkt is;
– verzocht het Agentschap om de planning en monitoring van zijn aanbestedingen en
begrotingsuitvoering verder te ontwikkelen zodat het aandeel overgedragen kredieten
kan worden verminderd;
C. overwegende dat de totale begroting van het Agentschap voor 2010 75.500.000 EUR
bedroeg, ten opzichte van 70.400.000 EUR in 2009, wat neerkomt op een stijging van
7,24%;
D. overwegende dat het Agentschap een tijdelijke bijdrage van 36.000.000 EUR heeft
ontvangen van de Europese Unie en de EVA;
Budgettair en financieel beheer
1. merkt op dat de Rekenkamer heeft vastgesteld dat de begroting van het Agentschap voor
2010 75.000.000 EUR bedroeg, terwijl het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010
melding maakte van een begroting van 75.500.000 EUR;
2. concludeert uit de gegevens van het Agentschap dat het wordt gefinancierd door middel
van heffingen die de sector betaalt voor de registratie van chemische stoffen en door een
eventuele bijdrage van de Unie;
3. herinnert eraan dat de initiële bijdrage van de Unie aan het Agentschap voor 2010
25.305.000 EUR bedroeg; merkt echter op dat daaraan 8.700.000 EUR, afkomstig uit een
teruggevorderd overschot, is toegevoegd, hetgeen de totale bijdrage van de Unie voor
2010 heeft doen uitkomen op 34.005.000 EUR1; neemt bovendien kennis van het feit dat
aangezien de inkomsten uit de heffingen gewoonlijk pas aan het eind van het jaar aan het
Agentschap worden gecrediteerd, de bijdrage van Unie noodzakelijk werd geacht om de
gebruikskosten tot oktober 2010 te kunnen betalen;
4. merkt op dat het Agentschap melding maakt van naar een tijdelijke bijdrage van de Unie
van 36.000.000 EUR voor 2010, hoewel dit bedrag de EVA-bijdrage omvat;
1 PB L 64 van 12.03.2010, blz. 447.
90
5. neemt kennis van de informatie in het verslag over het begrotings- en financieel beheer
van het Agentschap dat het Agentschap heeft toegezegd de tijdelijke bijdrage van de Unie
volledig terug te betalen aan de Commissie na ontvangst van de overeenkomstige
debetnota; heeft van het Agentschap vernomen dat de tijdelijke bijdrage in maart 2011 is
terugbetaald en dat er rente is betaald aan de Commissie;
6. neemt kennis van de informatie in het verslag over het begrotings- en financieel beheer
van het Agentschap dat de oorspronkelijke begroting van het Agentschap voor 2010
86.481.700 EUR bedroeg; merkt echter op dat de raad van bestuur gedurende het jaar
twee gewijzigde begrotingen heeft aangenomen, waardoor de begrotingsuitgaven in totaal
met 11.000.000 EUR (12,75%) is verminderd;
7. neemt kennis van de informatie in bovengenoemd verslag dat de aangenomen begroting
voor Titel 1 in 2010, 47.214.285 EUR, neerwaarts is bijgesteld met 8 %, d.i. met
3.787.650,18 EUR; neemt kennis van de toelichting van het Agentschap dat de
belangrijkste reden voor de daling een trager aanwervingstempo was dan in de
oorspronkelijke plannen; merkt tevens op dat het totale uitvoeringspercentage voor Titel I
uitkwam op 97,2 %;
8. stelt op basis van het genoemde verslag vast dat de uitgaven in Titel 2 goed zijn voor
92,4% van de gewijzigde begroting (10.739.727,92 EUR tegenover 11.624.281,05 EUR),
als gevolg van het afblazen van verscheidene IT-adviesprojecten, die zullen worden
uitgevoerd binnen het kader van de toekomstige uitbestedingsovereenkomst in 2011;
9. stelt op basis van het jaarverslag van het Agentschap vast dat het Agentschap bijna 23.000
binnenkomende betalingen van heffingen heeft kunnen verwerken, met als resultaat
contante heffingsbaten van 349.700.000 EUR;
10. neemt kennis van de informatie van de Rekenkamer dat het Agentschap in 2010 volledig
zelfbedruipend is geworden, maar dat het financieel reglement van het Agentschap
wellicht moet worden uitgebreid met een mechanisme om inkomstenoverschotten van het
Agentschap te behouden voor de financiering van toekomstige activiteiten;
11. neemt kennis van het antwoord van het Agentschap dat het bij de komende herziening
van zijn financieel reglement een voorstel zal opnemen voor een mechanisme om
inkomstenoverschotten te beheren; begrijpt uit het jaarlijkse activiteitenverslag van het
Agentschap dat een regeling is opgezet met een externe bewaarnemer van hoog niveau en
dat een tweede regeling wordt voorbereid om te zorgen voor zekerstelling en
risicospreiding van de geaccumuleerde kasreserves, die de belangrijkste financieringsbron
van het Agentschap moeten zijn tot het financiële kader voor de periode 2014-2020 er is;
concludeert uit de gegevens van het Agentschap dat kasreserves voor beheer van de activa
zijn geplaatst bij de Europese Investeringsbank en de Centrale Bank van Finland;
Overdracht van kredieten
12. neemt kennis van de informatie in het verslag over het begrotings- en financieel beheer
van het Agentschap dat de overdracht van vastleggings- en betalingskredieten,
12.254.740,59 EUR, voornamelijk verband houdt met IT-kosten voor ondersteuning van
activiteiten (5.747.560,42 EUR) en met het algemeen beheer van het Agentschap
(1.555.943,82 EUR);
91
13. neemt ook kennis van de informatie in het verslag dat het totale bedrag van 2.533.156,09
EUR is geschrapt uit de vastleggings- en betalingskredieten die uit de begroting in 2009
zijn overgedragen; wijst er met name op dat dit hoofdzakelijk Titel 2 van de begroting
van het Agentschap betreft;
14. betreurt het feit dat de Rekenkamer in zijn verslag over de jaarrekening van het
Agentschap voor het begrotingsjaar 2010 geen melding maakt van de geannuleerde
overdrachten;
15. is tevreden met de inspanningen van het Agentschap om de planning en monitoring van
middelen te verbeteren en richtlijnen in te voeren om het jaarperiodiciteitsbeginsel te
bevorderen; erkent met name dat het Agentschap erin is geslaagd het
overdrachtspercentage te verminderen van 29,7% in 2009 tot 16,3% in 2010;
16. onderstreept tevens het feit dat, aangezien het Agentschap in al zijn Titels werkt met niet-
gesplitste kredieten, het niet realistisch is te verwachten dat alle werkzaamheden die voor
een kalenderjaar zijn begroot, in hetzelfde begrotingsjaar kunnen worden vastgelegd en
uitbetaald, vooral voor projectmatige operationele uitgaven (bv. IT-
systeemontwikkelingen);
Procedures voor het plaatsen van opdrachten
17. neemt ook kennis van de informatie in het jaarlijkse activiteitenverslag van het
Agentschap dat in 2010 350 aanbestedingen zijn georganiseerd, waaronder de meerjarige
raamovereenkomsten voor IT, veiligheid, kwaliteits- en managementadviesdiensten, voor
verschillende communicatiegerelateerde kwesties en voor taalcursussen;
18. neemt met name kennis van het feit dat een groot aantal aanbestedingen is uitgevoerd in
het kader van bestaande raamovereenkomsten op het gebied van IT-adviesdiensten,
alsmede voor wetenschappelijke, technische, milieu- en sociaaleconomische vraagstukken
in verband met REACH;
Personeelsbeheer
19. neemt kennis van de informatie in het activiteitenverslag van het Agentschap dat het
Agentschap in 2010 meer dan 120 nieuwe medewerkers heeft aangeworven; merkt met
name op dat sterk de nadruk is gelegd op de aanwerving van deskundigen ter versterking
van de wetenschappelijke capaciteit van het Agentschap; merkt voorts op dat ook de
aanwerving van midden- en hoger management prioriteit genoot, ter waarborging van de
implementatie van de nieuwe organisatiestructuur vanaf januari 2011;
20. verzoekt het Agentschap om op het moment van de vaststelling van zijn jaarlijkse
werkprogramma zijn Human Resources (HR)-activiteiten en -projecten beter te plannen;
stelt met name op basis van het jaarlijkse activiteitenverslag van het Agentschap vast dat
door het hoge aantal registratiedeadlines en de impact daarvan op HR-diensten,
trainingsactiviteiten minder prioriteit kregen en verscheidene HR-projecten zijn uitgesteld
of op een lager niveau gemanaged dan oorspronkelijk was gepland;
92
Belangenconflicten
21. merkt op dat het Agentschap betrokken is bij besluiten die van groot belang zijn voor de
consument en kijkt, rekening houdend met de blootstelling van het Agentschap, doordat
het belangrijk is voor de sector, ernaar uit de bevindingen en aanbevelingen te ontvangen
en te bespreken van het speciale verslag over belangenconflicten dat de Rekenkamer vóór
eind juni 2012 zal opstellen;
22. meent dat het Agentschap er na de eerste, op procedures gerichte opbouwfase voor moet
zorgen dat zijn begroting en zijn personeel zo worden ingezet dat het de beste resultaten
kan behalen wat inhoud betreft, met name met betrekking tot evaluaties, beperkingen en
vergunningen;
Interne audit
23. is van mening dat het Agentschap zijn administratieve processen (inclusief financiële
circuits) en zijn operationele workflows heeft verbeterd door de ontwikkeling van een
geïntegreerd kwaliteitssysteem (ISO9001); is daarnaast tevreden met het feit dat het
Agentschap risicobeoordelingen heeft geïntegreerd in zijn prioriteitsstelling voor audits
en zijn werkprogramma, en, in voorkomend geval, als basis voor besluitvorming;
beschouwt dit als een goede praktijk die navolging verdient door de andere
agentschappen;
24. neemt kennis van de informatie van het Agentschap dat de dienst Interne Controle een
advies heeft opgesteld over de "paraatheid voor registratie", dat op 14 april 2010 is
gepubliceerd en toegezonden aan de directeur van het Agentschap; onderstreept dat deze
audit als doel heeft te beoordelen in hoeverre het Agentschap in staat is om aan
toekomstige registratiedeadlines te voldoen;
25. is in verband hiermee tevreden met de oprichting door het Agentschap van een
afzonderlijke registratie- en indieningseenheid en een contingency task force; verzoekt het
Agentschap desalniettemin om de consistentie bij de behandeling van dossiers te
verbeteren; merkt op dat dit een voorwaarde is voor registratieactiviteiten en dat het
Agentschap zijn inspanningen dienaangaande dient te intensiveren door vaststelling van
een standaardprocedure voor actualiseringen van registratieregels, en een toereikend
informatiespoor en toereikende documentatie voor besluiten die zijn genomen met
betrekking tot de bijwerking van regels;
26. verzoekt het Agentschap tevens om de medewerkers van de registratie-eenheid voor te
bereiden op een hogere werkdruk in vergelijking met het huidige niveau, door hen te
trainen (met name het middenmanagement van de eenheid) en door back-upregelingen op
te zetten voor belangrijke medewerkers; benadrukt dat de taak van de registratie-eenheid
dient te zijn gericht op kernactiviteiten waarvoor specifieke kennis inzake registratie is
vereist;
27. verzoekt het Agentschap om voor verslaglegging een stringente top down/bottom up-
methodologie en duidelijke uitgangspunten te hanteren, teneinde de relevante indicatoren
en instrumenten te definiëren die het Agentschap moet gebruiken;
93
28. neemt kennis van de informatie van het Agentschap dat de interne-auditcapaciteit in 2010
twee interne kwaliteitsborgingsaudits heeft verricht: één van het "Staff back-up Process"
en één van het "Fee Invoicing Process";
Prestaties
29. merkt op dat eind 2010 twee belangrijke deadlines voor REACH en de Verordening
betreffende de indeling, etikettering en verpakking zijn verstreken; is daarom tevreden
emet het feit dat het Agentschap met succes de ontvangst en verwerking heeft weten af te
handelen van 25.000 registratiedossiers inzake 4.300 chemische stoffen die ofwel veel
worden gebruikt in Europa of het gevaarlijkst zijn, en van 3 miljoen kennisgevingen voor
meer dan 100.000 stoffen die zijn ingedeeld en moeten worden geëtiketteerd ter
bescherming van de gebruiker;
30. is tevreden met de initiatieven van het Agentschap voor de verbetering van zijn
klantgerichtheid en zijn terugkoppelingsprocedures; is met name tevreden dat het
Agentschap bijzondere aandacht besteedt aan communicatie, onder meer door de
organisatie van infodagen voor belanghebbenden, publicaties en ondersteuning via een
helpdesk;
31. is tevreden over de werking van het Agentschap, wat de tenuitvoerlegging van de
chemicaliënwetgeving van de Unie betreft;
32. is van mening dat de ontwikkelingen op het gebied van IT-contracten het gevolg zijn van
de aanzienlijke kosten hiervan en van de vertragingen die zijn opgetreden tijdens de
opbouwfase;
Rol van coördinator van het netwerk van agentschappen
33. prijst het Agentschap om zijn effectieve inspanningen als coördinator van het netwerk van
de agentschappen gedurende de kwijtingsprocedure 2010;
34. vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen in voorgaande kwijtingsverslagen, die zijn
opgenomen in de bijlage bij deze resolutie;
35. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie
van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de
agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
94
Bijlage Aanbevelingen van het Europees Parlement in de afgelopen jaren
Europees Agentschap voor
chemische stoffen
2008
2009
Prestaties Het agentschap zou baat hebben bij de ontwikkeling van
terugkoppelingsprocedures en een meer uitgesproken klantgerichtheid; -Verzoekt de Rekenkamer het agentschap aan doelmatigheidscontroles te onderwerpen;
Financieel en
begrotingsbeheer
-Verzoekt het Agentschap maatregelen te nemen om de planning van en het
toezicht op zijn middelen en kredieten te verbeteren (41% van de
vastleggingskredieten voor operationele activiteiten werden overgedragen en
37,5% werd geannuleerd
-Verzoekt de Commissie na te gaan welke mogelijkheden er bestaan voor de
volledige toepassing van een op de behoeften gericht beheer van de kasmiddelen
(kasvoorraden in 2008: 18.747.210,75 EUR)
-Verzoekt het Agentschap om de planning en monitoring van zijn aanbestedingen en
begrotingsuitvoering verder te ontwikkelen zodat het aandeel overgedragen kredieten kan
worden verminderd; merkt op dat de Rekenkamer heeft gemeld dat 20.000.000 EUR (29%
van de kredieten) is overgedragen naar het begrotingsjaar 2010, waarvan ongeveer 88%
betrekking heeft op nog niet uitgevoerde activiteiten (of in sommige gevallen op nog niet
ontvangen goederen) aan het einde van het jaar; merkt verder op dat 5% van de kredieten
(3.000.000 EUR) is geannuleerd
95
Europees Agentschap voor
chemische stoffen
2008
2009
Personeelszaken
- Herinnert het Agentschap eraan om de tenuitvoerlegging van de
aanwervingsprocedure ter hand te nemen
-Transparantiekwesties: in 14 wervingsprocedures was de onafhankelijkheid van
de leden van de selectiecomité niet verzekerd door het feit dat de directeur van het
Agentschap fungeerde als voorzitter van dit comité-PRIJST het besluit van het
Agentschap om de directeur niet langer te laten deelnemen aan de beraadslagingen
van selectiecomités -Verzoekt het Agentschap te zorgen voor duidelijk vastgelegde
overdrachtprocedures
-Het is van belang voor het Agentschap om de implementatie van zijn begrotings- en
wervingsplan te blijven monitoren
Interne Audit
-De controle van drie procedures wees op tekortkomingen in de documentatie met
de samenvatting van de werkzaamheden van de selectiecomités (gebrek aan
rechtvaardiging):
-Verzoekt de uitvoerend directeur van het Agentschap om de kwijtingsautoriteit te
informeren over de inhoud van zijn auditplan;
-Verzoekt het Agentschap om de kwijtingsautoriteit te informeren over de genomen
maatregelen om het controlesysteem te verbeteren door de financiële circuits, werkstromen,
audits, actieplannen en risicobeoordelingen te versterken;
-Moedigt het Agentschap aan om er daadwerkelijk voor te zorgen dat:
-alle bestanddelen voor financieringsbeslissingen aanwezig zijn;
-de benodigde informatie op elk niveau in de organisatie goed gedefinieerd en aangepakt is;
-in het werkprogramma alle middelen worden genoemd die uit de begroting beschikbaar
zijn gemaakt;
-de documentatie van financiële procedures en controlelijsten wordt afgerond en daarna
bijgewerkt.
96
P7_TA-PROV(2012)0172
Kwijting 2010: Europees Milieuagentschap
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Milieuagentschap voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0278/2011 – 2011/2217(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Milieuagentschap voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees
Milieuagentschap betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden
van het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EEG) nr. 1210/90 van de Raad van 7 mei 1990 inzake de oprichting
van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en
-informatienetwerk3, en met name artikel 13,
– gezien Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april
2009 inzake het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en
-informatienetwerk4, en met name artikel 13,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen5, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0105/2012),
1. stelt zijn besluit over het verlenen van kwijting aan de uitvoerend directeur van het
Europees Milieuagentschap voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 57. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 120 van 11.5.1990, blz. 1. 4 PB L 126 van 21.5.2009, blz. 13. 5 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
97
het begrotingsjaar 2010 uit;
2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees
Milieuagentschap, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie
ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
98
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar 2010
(C7-0278/2011 – 2011/2217(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Milieuagentschap voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees
Milieuagentschap betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden
van het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EEG) nr. 1210/90 van de Raad van 7 mei 1990 inzake de oprichting
van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en
-informatienetwerk3, en met name artikel 13,
– gezien Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april
2009 inzake het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en
-informatienetwerk4, en met name artikel 13,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen5, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0105/2012),
1. stelt de afsluiting van de rekeningen van het Europees Milieuagentschap voor het
begrotingsjaar 2010 uit;
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 57. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 120 van 11.5.1990, blz. 1. 4 PB L 126 van 21.5.2009, blz. 13. 5 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
99
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het
Europees Milieuagentschap, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor
publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
100
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Milieuagentschap voor het begrotingsjaar
2010 (C7-0278/2011 – 2011/2217(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Milieuagentschap voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees
Milieuagentschap betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden
van het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EEG) nr. 1210/90 van de Raad van 7 mei 1990 inzake de oprichting
van het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en
-informatienetwerk3, en met name artikel 13,
– gezien Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april
2009 inzake het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en
-informatienetwerk4, en met name artikel 13,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen5, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0105/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekeningen voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar zijn en dat de
onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
B. overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Europees Milieuagentschap
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 57. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 120 van 11.5.1990, blz. 1. 4 PB L 126 van 21.5.2009, blz. 13. 5 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
101
op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het
Agentschap voor het begrotingsjaar 20091, en dat het in zijn resolutie behorende bij het
kwijtingsbesluit onder andere:
- het Agentschap heeft aangemoedigd zich te blijven inspannen om zijn
communicatiemethoden verder te ontwikkelen om meer aandacht van de media voor
zijn bevindingen te krijgen, omdat dergelijke maatregelen kunnen leiden tot een
transparantere werkmethode en een grotere publieke belangstelling voor het werk van
het Agentschap;
- bezorgd was over de praktijk van het Agentschap overschrijvingen te verrichten met het
doel een begrotingsonderdeel te verhogen om de huur van het pand van het Agentschap
van het eerste kwartaal van 2010 te betalen, terwijl dit ten laste gebracht werd van de
begroting van 2009, wat in strijd is met het jaarperiodiciteitsbeginsel;
- het Agentschap heeft verzocht een oplossing te zoeken voor de tekortkomingen in de
procedures voor personeelswerving die de transparantie van die procedures in gevaar
brengen;
C. overwegende dat de begroting voor 2010 van het Agentschap 50 600 000 EUR bedroeg, wat
26% meer is dan in 2009; overwegende dat de bijdrage van de Unie aan de begroting voor
2010 van het Agentschap 35 258 000 EUR bedroeg, ten opzichte van 34 560 000 EUR in
20092, wat een stijging betekent van 2%,
1. stelt de verlening van kwijting aan het Agentschap uit in afwachting van substantiële
antwoorden en maatregelen naar aanleiding van de kritische opmerkingen en de gedane
verzoeken;
Financieel en begrotingsbeheer
2. merkt op dat de mate van uitvoering van de begroting van het Agentschap voor de
vastleggings- en de betalingskredieten respectievelijk 100% en 90,75% bedroeg;
3. stelt uit de definitieve rekeningen van het Agentschap vast dat, voor het begrotingsjaar
2010, de totale betalingen van het Agentschap 38 898 533,88 EUR bedroegen;
4. merkt op dat het agentschap gedurende vijf maanden, van 22 mei 2010 tot oktober 2010,
zijn gebouw heeft bedekt met een groene façade die 294 641 EUR heeft gekost en dat het
contract is uitgevoerd door de bedrijven Ramboll, als algemeen contractant, en Green
Fortune; is verbaasd over het feit dat er geen openbare aanbesteding is uitgeschreven; vraagt
de directeur van het agentschap om gedetailleerde informatie over de manier waarop de
bedrijven als contractant zijn geselecteerd; neemt kennis van de informatie die wordt
verstrekt door de directeur van het agentschap in haar brief van 11 april 2012, dat het
bedrag in kwestie is betaald uit begrotingslijnen 2140 – Inrichting van dienstruimten
(180 872 EUR) en 3323 – Communicatie (113 769 EUR); onderstreept het feit dat de
vastleggingskredieten van begrotingslijn 2140 zijn gestegen van 85 000 EUR naar 271 049
EUR, tegen het advies van het hoofd Administratie van het agentschap in; merkt ook op dat
het hoofd Administratie in mei 2010 in ziekteverlof is gegaan en dat de post sindsdien
1 PB L 250 van 27.9.2011, blz. 155. 2 PB L 64 van 12.3.2010, blz. 677.
102
wordt bezet door een interim-hoofd; neemt kennis van de informatie die door de directeur
van het agentschap wordt verstrekt in haar brief van 30 april 2012, dat het bedrag van
begrotingslijn 2140 is verhoogd door een kredietoverschrijving van 180 872 EUR van
begrotingslijn 2100 – Huurgeld; herinnert eraan dat het agentschap in december 2009 het
huurgeld heeft betaald voor het eerste kwartaal van 2010, om te voorkomen dat het bedrag
dat moest worden terugbetaald aan de Commissie, zou worden verlaagd; verzoekt het
agentschap bijgevolg om aan de kwijtingsautoriteit uit te leggen waarom het 180 872 EUR
heeft weggehaald van de begrotingslijn voor huurgeld, terwijl het huurgeld een vast bedrag
is op basis van een contract, en verzoekt het agentschap informatie en schriftelijk bewijs
over de procedures met betrekking tot de kredietoverschrijvingen te verstrekken; verwacht
van het agentschap dat het alle gevraagde acties eind augustus 2012 zal hebben
ondernomen;
5. merkt op dat het agentschap in december 2011 een raamcontract voor de levering van
diensten heeft gegund voor monitoring van de media gedurende 48 maanden, voor een
totale waarde van 250 000 EUR, veel meer dan de kosten van soortgelijke dienstverlening
in de voorgaande jaren; merkt op dat het agentschap met dit contract gemiddeld 62 500
EUR per jaar zal uitgeven aan monitoring van de media en is van mening dat deze kosten
buitensporig zijn en strijdig met het principe van efficiënt gebruik van het geld van de
belastingbetalers;
Overdracht van kredieten
6. merkt op dat uit de definitieve rekeningen van het Agentschap blijkt dat 12 809 551,05 EUR
van de kredieten van 2010 overgedragen is naar 2011; bevestigt dat van het totale
overgedragen bedrag 8 941 279 EUR externe bestemmingsontvangsten met een meerjarig
karakter betreft, en het jaarperiodiciteitsbeginsel daar dus niet op van toepassing is;
7. concludeert uit de definitieve rekeningen van het Agentschap dat er voor een bedrag van
585 282,87 EUR van het voorgaande jaar overgedragen niet-bestede betalingskredieten
geannuleerd zijn; begrijpt van het Agentschap dat dit bedrag lager is dan het bedrag dat in
2009 werd geannuleerd, namelijk 693 127,02 EUR; merkt daarom op dat een
annuleringspercentage van slechts 1,5% erop wijst dat beter op de financiële behoeften
wordt ingespeeld;
8. betreurt dat de Rekenkamer de omvang van de overgedragen en geannuleerde kredieten van
het Agentschap niet voldoende heeft geacht om deze op te nemen in haar verslag over de
jaarrekening van het Agentschap betreffende het begrotingsjaar 2010;
Aanbestedingsprocedures
9. neemt kennis van de verklaring van het agentschap dat de Rekenkamer in oktober 2011 een
audit heeft uitgevoerd van de aanbestedingsprocedures voor kantinediensten,
schoonmaakdiensten, veiligheidsdiensten en meubilair; verzoekt het agentschap de
kwijtingsautoriteit uiterlijk eind september 2012 mee te delen tot welke vaststellingen deze
audit heeft geleid, welke antwoorden het agentschap heeft verstrekt en welke acties het
heeft ondernomen;
10. verzoekt de dienst Interne audit (IAS) een controle te verrichten van de overeenkomsten van
het Agentschap op het gebied van kantinediensten, schoonmaakdiensten,
veiligheidsdiensten en meubilair om vast te stellen of de voorbereidings-, publicatie-,
103
beoordelings- en contractbeheerfases van de aanbestedingen de volgende beginselen
eerbiedigen: maximale concurrentie en prijs/kwaliteitverhouding, en om de
kwijtingsautoriteit ten gepaste tijde in te lichten over zijn bevindingen;
Personeelszaken
11. neemt kennis van het feit dat het Agentschap zijn aanwervingsprocedures overeenkomstig
de door de kwijtingsautoriteit en de Rekenkamer gemaakte opmerkingen heeft herzien om
de tekortkomingen bij de kennisgevingen van vacatures, de documentering van het besluit
van de selectiecomités, de criteria voor uitnodiging voor een gesprek en de notulen van de
gesprekken aan te pakken;
12. erkent op basis van het jaarlijks managementplan eveneens dat het Agentschap uitvoering
heeft gegeven aan het "personeelsbeleid van het EEA" dat de basis voor het
personeelsbeleid vormt;
13. is ervan op de hoogte gebracht dat in 2010, 7 interne kandidaten en 40 externe sollicitanten
werden aangenomen; erkent dat de interne kandidaten in verschillende categorieën kunnen
worden onderverdeeld, namelijk 1 ambtenaar, 5 tijdelijke functionarissen en
1 arbeidscontractant, en dat het extern aangeworven personeel bestaat uit 1 ambtenaar,
13 tijdelijke functionarissen, 29 arbeidscontractanten en 4 nationale deskundigen; merkt op
dat de afgelopen vijf jaar 12 gastwetenschappers in de vestiging van het Agentschap hebben
gewerkt; verzoekt het Agentschap het curriculum vitae van de gastwetenschappers – met
vermelding van ten minste de opleiding en eerdere werkervaring – te publiceren, ten einde
de transparantie te vergroten;
Strategie van het Agentschap voor de periode 2009-2013
14. is ingenomen met het feit dat de personeels- en managementactiviteiten, de
kwaliteitscontroleprocedures, producten en diensten, en de administratieve en bouwkundige
diensten van het Agentschap ondergebracht zijn onder het strategische gebied van het
Strategisch Plan 2009-2013 van het Agentschap;
15. roept het Agentschap op om een explicieter verband te leggen tussen maatregelen,
financiële middelen en resultaten;
Belangenconflict
16. merkt op dat de uitvoerend directeur van het Milieuagentschap van juni 2010 tot april 2011
beheerder en lid was van de internationale adviescommissie van Earthwatch – een
internationale charitatieve milieuorganisatie die mensen betrekt bij wetenschappelijk
veldonderzoek en educatie – en naar verluidt ook lid was van de Europese adviescommissie
van Worldwatch Europe; erkent dat de uitvoerend directeur overeenkomstig haar verklaring
in april 2011 op advies van de voorzitter van de Rekenkamer haar functie bij Earthwatch
heeft neergelegd omwille van mogelijke belangenverstrengeling;
17. is ernstig bezorgd over het feit dat in 2010, toen de uitvoerend directeur direct betrokken
was bij Earthwatch, 29 personeelsleden van het Agentschap, met inbegrip van de uitvoerend
directeur, tot 10 dagen op onderzoeksreis zijn geweest bij verschillende
biodiversiteitsprojecten in het Caribische of Middellandse Zeegebied die beheerd worden
104
door Earthwatch, en dat het Agentschap, volgens verklaringen van de uitvoerend directeur,
in totaal 33 791,28 EUR betaald heeft aan de ngo;
18. erkent dat speciale cursussen voor de personeelsleden deel uitmaken van hun
loopbaanontwikkeling, en neemt kennis van het totale bedrag dat voor deze opleidingen is
betaald;
19. is verbaasd door het feit dat het op 5 november 2010 opgerichte Worldwatch Institute
Europe als zijn adres het adres opgaf van het agentschap en dat dit instituut de gebouwen
van het agentschap gebruikte als waren het de zijne, zonder huur te betalen aan het
agentschap, zodat het gebruik maakte van gebouwen die worden betaald uit de begroting
van de EU; betreurt het feit dat in de brief van de directeur van 30 april 2012 alleen wordt
verwezen naar het Worldwatch Institute in de VS en niet naar het Worldwatch Institute
Europe, dat de gebouwen van het agentschap gebruikte zonder betaling van huur; merkt
voorts op dat de directeur van het Worldwatch Institute Europe een gastwetenschapper was
van het agentschap; verzoekt het agentschap de kwijtingsautoriteit uiterlijk eind augustus
2012 concrete, gedetailleerde informatie en ondersteunende documenten met betrekking tot
deze kwestie te verstrekken, waarbij het met name moet meedelen wie hiervoor binnen het
agentschap toestemming heeft verleend, op welke data het Worldwatch Institute Europe zijn
gebruik van de gebouwen van het agentschap heeft stopgezet en of het door de
gastwetenschapper van het agentschap verrichte werk gepubliceerd is onder de naam van
het Worldwatch Institute Europe dan wel onder die van het agentschap;
20. is ingenomen met de samenwerking tussen het Agentschap en ngo's die actief zijn op het
gebied van milieu, zoals ook het geval is bij andere gespecialiseerde agentschappen, maar
herinnert eraan dat zelfs de schijn van belangenverstrengeling het vertrouwen in de
instellingen kan schaden en vragen oproept bij de belastingbetaler;
21. vraagt het Agentschap met het oog op meer transparantie wat betreft het voorkomen en
bestrijden van belangenverstrengeling onmiddellijk over te gaan tot een actieplan en
uiterlijk 30 juni 2012 de belangenverklaringen, of indien deze niet beschikbaar zijn, de cv's
– met ten minste de opleiding en eerdere werkervaring – van de directieleden, de leden van
het wetenschappelijk comité, de deskundigen en de leden van de Raad van bestuur op zijn
website te publiceren; is van mening dat dergelijke maatregelen de kwijtingsautoriteit en het
publiek inzicht geven in hun bevoegdheden en dat mogelijke belangenverstrengeling
daarmee kan worden voorkomen;
Prestaties
22. neemt kennis van het initiatief van het Agentschap om regelmatig een onafhankelijke
externe beoordeling te laten uitvoeren op basis van de oprichtingsverordening (EEG)
nr. 1210/90 en van de door de Raad van bestuur vastgestelde werkprogramma's; neemt met
name kennis van het feit dat de volgende beoordeling in 2012 zal plaatsvinden en dat die
zich zal richten op de efficiëntie en doeltreffendheid van de verwezenlijking van de
bedrijfsstrategie;
23. neemt kennis van het initiatief van het Agentschap om zijn prestaties te meten met behulp
van het milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS) en interne beheersystemen met vier
nauw met elkaar verbonden perspectieven – financieel, klant, business en ontplooiing en
groei;
105
24. erkent op basis van opmerkingen in het jaarlijks managementplan van het Agentschap, de
inspanningen van het Agentschap om samen met verschillende internationale instellingen en
organen van de Europese Unie, Eionet en het Wetenschappelijk Comité, een
netwerkstructuur op te richten om banden te onderhouden met de wetenschappelijke en
onderzoeksgemeenschap en om de resultaten van onderzoeksactiviteiten, met name
informatie en gegevens, op Europees en nationaal niveau op een meer systematische wijze
te verspreiden en te gebruiken;
25. merkt bovendien op dat, naar aanleiding van het verzoek van de kwijtingsautoriteit voor de
kwijting van 2009, het Agentschap in 2011 zijn inspanningen heeft opgevoerd om een
breder publiek te bereiken en proefprojecten heeft opgezet met sociale media als publiek
communicatiemiddel;
26. verzoekt het Agentschap om gedetailleerde informatie te verstrekken aan de
begrotingsautoriteit, en in het bijzonder aan de begrotingscontroleautoriteit, over:
- de door het Agentschap gebruikte bronnen om verslagen, stukken en andere verwante
documenten op te stellen;
- het aantal verslagen en andere in 2010 geleverde producten;
- bewijsmateriaal voor de mogelijke toegevoegde waarde van de verslagen van het
Agentschap ten opzichte van verslagen van andere organen over milieuvraagstukken;
- de controleprocedure – indien aanwezig – voor de door de lidstaten aangeleverde
gegevens, de frequentie van de controle en de wijze waarop de door de lidstaten
verstrekte gegevens door het Agentschap worden gebruikt;
27. is ingenomen met het feit dat het Agentschap in 2010 extra aandacht heeft besteed aan
biodiversiteit, aan de wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES), aan het
Eye on Earth-platform en aan het verslag over de toestand van het milieu 2010 (SOER);
28. spoort het Agentschap aan te blijven streven naar de verdere uitbouw van zijn
communicatiemethoden om meer media-aandacht voor zijn bevindingen te genereren en
daarmee een impuls te geven aan het openbaar debat en om het grote publiek meer milieu-
informatie te verstrekken over belangrijke milieukwesties zoals klimaatverandering,
biodiversiteit en beheer van natuurlijke rijkdommen;
Interne audit
29. erkent dat de dienst Interne audit in 2010 een controle heeft afgerond betreffende het
"managementplansysteem (MPS)/toezicht op de activiteiten" met als doel de planning van
en het toezicht op de activiteiten van het Agentschap te beoordelen en zekerheid te
verschaffen over de toereikendheid ervan; merkt in het bijzonder op dat de dienst Interne
audit acht aanbevelingen heeft gedaan, waarvan er zes de beoordeling "belangrijk" en twee
de boordeling "wenselijk" meekregen;
30. verzoekt met het oog hierop het Agentschap om:
- richtsnoeren voor doelstellingen en meetbare indicatoren voor de projectplanning en de
controle van de vooruitgang op te stellen;
106
- kosten aan de projecten toe te rekenen;
- het projectbeheer en de procedures voor de controle van de correctheid van nieuwe
gegevens die in het MPS worden ingevoerd doeltreffender te maken;
31. roept het Agentschap bovendien op om zonder uitstel maatregelen te treffen om de tijdens
vorige controles door de dienst Interne audit vastgestelde tekortkomingen op het gebied van
kwaliteits- en subsidiebeheer aan te pakken om:
- een QA/QC-checklist voor het inventarisatierapport over broeikasgassen te ontwikkelen
en te gebruiken;
- relevante kwaliteitscontroles te plannen, te beschrijven en te documenteren;
- toezicht op kwaliteitscontroles te waarborgen;
- op continuïteitsvraagstukken te anticiperen;
- controles ter plaatse en subsidiecontroles uit te voeren;
- toe te zien op de uitvoering van subsidies en deze op te volgen;
o
o o
32. verwijst naar de aanbevelingen van vorige kwijtingsverslagen, als uiteengezet in de bijlage
bij deze resolutie;
33. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie
van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de
agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0164.
107
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
Europees
Milieuagentschap
2006
2007
2008
2009
Prestaties
n.v.t.
n.v.t.
- Verzoekt het Agentschap om een diachronisch
onderzoek te plannen naar de verrichtingen van dit jaar en
de vorige jaren
- Verzoekt het Agentschap om iedere vijf jaar opdracht te
blijven geven tot een onafhankelijke externe beoordeling
op basis van de oprichtingsverordening en de door de
Raad van bestuur vastgestelde werkprogramma's
- Positieve trends: het Agentschap heeft een goed
ontwikkeld activiteitsgestuurd beheersysteem, een
meerjarig werkprogramma, een evenwichtig scorebord
met indicatoren en een geïntegreerd
managementcontrolesysteem opgebouwd
- Roept het Agentschap op om een vergelijking op te stellen
van de verrichtingen die uitgevoerd zijn tijdens het jaar
waarvoor kwijting dient te worden verleend en tijdens het
begrotingsjaar ervoor
- Roept het Agentschap op om 4 belangrijke terreinen met
voorrang te behandelen en hun verdere ontwikkeling sterker
te stimuleren
- Moedigt het Agentschap aan zich te blijven inspannen om
zijn communicatiemethoden verder te ontwikkelen om meer
aandacht van de media voor zijn bevindingen te krijgen;
dergelijke maatregelen kunnen leiden tot een transparantere
werkmethode en een grotere publieke belangstelling voor het
werk van het Agentschap
- Verzoekt de Rekenkamer het Agentschap aan
doelmatigheidscontroles te onderwerpen
Financieel en
begrotingsbeheer
- Het begrotingsbeginsel van
jaarperiodiciteit werd niet strikt in
acht genomen: meer dan 30% van de
vastleggingen en 50% van de
beleidsuitgaven moesten
doorgeschoven worden
- Tekortkomingen in de
aanbestedingsprocedures:diensten werden
direct gegund zonder dat de voorschriften van
het Financieel Reglement werden nageleefd,
een specifiek contract voor diensten werd
gegund in strijd met de bepalingen van de
kaderovereenkomst
- Tekortkomingen op het gebied van het
beheer van subsidieovereenkomsten
(European Topic Centre)
n.v.t.
- Moedigt het Agentschap aan om de samenhang tussen de
begroting en het werkprogramma te verbeteren
- Is bezorgd over de praktijk van het Agentschap om
overschrijvingen te verrichten om een begrotingsonderdeel
te verhogen om de huur van het pand van het Agentschap te
betalen voor het eerste kwartaal van 2010 en dit ten laste te
brengen van de begroting van 2009, omdat dit in strijd is met
het jaarperiodiciteitsbeginsel
- Roept het Agentschap op ervoor te zorgen dat de
operationele afdelingen aan het einde van het jaar betere
informatie verstrekken over de raming van de transitorische
operationele uitgaven
108
Personeelszaken
n.v.t.
- Tekortkomingen in de procedures voor
aanwerving van personeel: kandidaten die niet
aan de selectiecriteria voldeden, werden toch
in aanmerking genomen voor verdere
evaluatie, en er waren geen criteria
gedocumenteerd om de beste kandidaten te
selecteren en uit te nodigen voor een gesprek
n.v.t.
- Roept het Agentschap op een oplossing te zoeken voor de
tekortkomingen in de procedures voor personeelswerving die
de transparantie van die procedures in gevaar brengen
- De Rekenkamer constateerde de volgende tekortkomingen:
op kennisgevingen van vacatures werd niet meegedeeld
hoeveel kandidaten maximaal op de reservelijst kwamen te
staan, de vragen voor schriftelijke testen en
sollicitatiegesprekken werden pas samengesteld na
beoordeling van de sollicitaties, de besluiten van de
selectiecomités waren onvoldoende gedocumenteerd, de
notulen waren onvolledig en de criteria voor uitnodiging
voor een gesprek of plaatsing op de reservelijst waren niet
vooraf vastgesteld
Interne audit
- In strijd met het beginsel van de
scheiding van taken verrichtte
dezelfde gesubdelegeerde ordonnateur
niet alleen controles ex ante maar
beheerde ook de toegangsrechten tot
het IT-systeem voor budgettaire
boekhouding
n.v.t.
- Verzoekt het Agentschap gevolg te geven aan 17 van
de 27 aanbevelingen van de dienst Interne audit: d.w.z.
opstellen van financiële procedures, instellen van
controles ter plaatse en subsidiecontroles, toezicht op en
opvolging van de uitvoering van subsidies en de
uitvoering van de interne controlenormen
- Stelt vast dat 3 van de aanbevelingen van vorige controles
van de follow-up van IAS nog moeten worden uitgevoerd; het
gaat voornamelijk om gevoelige posten, controles ter
plaatse/subsidiecontroles en financiële procedures; deze
worden als zeer belangrijk beschouwd.
109
P7_TA-PROV(2012)0173
Kwijting 2010: Europese Autoriteit voor voedselveiligheid
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0286/2011 – 2011/2226(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor
het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese
Autoriteit voor voedselveiligheid betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van
de antwoorden van de Autoriteit1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, inzonderheid artikel 185,
– gelet op Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad3 tot
oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, en met name artikel 44,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, inzonderheid
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0106/2012),
1. stelt zijn besluit tot verlening van kwijting aan de uitvoerend directeur van de Europese
Autoriteit voor voedselveiligheid voor de uitvoering van de begroting van de Autoriteit voor
het begrotingsjaar 2010 uit;
2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 106. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
110
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor
voedselveiligheid, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie
ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
111
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het begrotingsjaar
2010 (C7-0286/2011 – 2011/2226(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor
het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese
Autoriteit voor voedselveiligheid betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van
de antwoorden van de Autoriteit1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, inzonderheid artikel 185,
– gelet op Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad3 tot
oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, en met name artikel 44,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, inzonderheid
artikel 94,
– gelet op artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0106/2012),
1. stelt de afsluiting van de rekeningen van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor
het begrotingsjaar 2010 uit;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de
Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en
te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 106. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
112
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0286/2011 – 2011/2226(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid voor
het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese
Autoriteit voor voedselveiligheid betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van
de antwoorden van de Autoriteit1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, inzonderheid artikel 185,
– gelet op Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad3 tot
oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid, en met name artikel 44,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, inzonderheid
artikel 94,
– gelet op artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0106/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende
verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
B. overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van de Europese Autoriteit voor
voedselveiligheid op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de
begroting van de Autoriteit voor het begrotingsjaar 20095, en dat het in zijn resolutie bij
het kwijtingsbesluit onder andere:
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 106. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 31 van 01.02.02, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.02, blz. 72. 5 PB L 250 van 27.9.2011, blz. 162.
113
- heeft de Autoriteit verzocht over te gaan tot een versterking van de begrotingsprocessen
inzake gesplitste kredieten en de planning en controle van haar meerjarige uitvoering;
- heeft de Autoriteit bovendien aangespoord haar begrotingsbeheer te verbeteren teneinde
de overdracht van zulke hoge bedragen te beperken;
- heeft de Autoriteit verzocht een onderzoek te starten naar mogelijke belangenconflicten
van zijn belangrijkste wetenschappers, bestuurs- en panelleden, zodat eventuele
omissies in de belangenverklaringen kunnen worden opgespoord, en tijdig kan worden
opgetreden;
C. overwegende dat de totale begroting van de Autoriteit voor 2010 74 700 000 euro
bedroeg, hetgeen in vergelijking met het bedrag van 71 400 000 euro in 2009 een
verhoging van 4,6% betekent; overwegende dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie
aan de begroting van de Autoriteit voor 2010 69 041 000 bedroeg, een toename van
4,36% in vergelijking met de aanvankelijke bijdrage voor 2009;
D. overwegende dat de werkdruk met de goedkeuring van meer dan 560 wetenschappelijke
adviezen zowel qua omvang als qua complexiteit een stijgende lijn blijft vertonen;
Budgettair en financieel beheer
1. brengt in herinnering dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de Autoriteit voor
2010 69 041 000 euro bedroeg; merkt echter op dat aan dit bedrag 3 950 000 euro is
toegevoegd, afkomstig uit teruggevorderde overschotten, waardoor de totale bijdrage van
de Unie voor 2010 neerkomt op 72 991 000 euro;
2. constateert aan de hand van het jaarlijks activiteitenverslag dat de Autoriteit in 2010 een
begrotingsuitvoeringspercentage van 98,8% had met betrekking tot vastgelegde kredieten
en van 83,5% van de betalingskredieten; merkt op dat de begroting onder hoofdstuk 1
(Personeel) en 2 (Infrastructuur) volledig is uitgevoerd, terwijl het uitvoeringspercentage
voor hoofdstuk 3 (Operationele zaken) 96,5% was;
3. merkt echter op grond van het jaarlijks activiteitenverslag op dat de Autoriteit in 2010 een
begrotingsuitvoeringspercentage van slechts 83,5% had van betalingskredieten, 11% lager
dan het doel dat de Autoriteit zich had gesteld; stelt op basis van opmerkingen van de
Autoriteit vast dat het uitvoeringspercentage van betalingskredieten lager is dan verwacht,
met name om de volgende redenen:
- in november 2010 zijn omvangrijke gegevensverwerkings- en IT-
ondersteuningsprojecten gestart, die pas in 2011 tot betalingen ter waarde van
4 300 000 zullen leiden;
- vertragingen bij de aanbesteding van wetenschappelijke samenwerkingsactiviteiten en
lagere uitbetalingen op grond van het bestaande subsidie- en aanbestedingsprogramma
hebben geleid tot een onderuitputting van de relevante gesplitste kredieten ter waarde
van 1 300 000 euro;
- betalingen ter waarde van 1 100 000 euro voor specifieke projecten op het gebied van
bestuur en communicatie zijn tot 2011 uitgesteld;
114
4. neemt er kennis van dat de begrotingsuitvoering maandelijks aan de bestuurders werd
doorgegeven, dat afwijkingen van de doelstellingen van de begrotingsuitvoering werden
gesignaleerd per activiteit of in verband met het wetenschappelijke
samenwerkingsprogramma, en dat er corrigerende maatregelen zijn genomen;
5. roept de autoriteit echter op om verdere maatregelen te nemen zodat een bevredigende
begrotingsuitvoering mogelijk wordt, zowel wat betreft vastleggingen en
betalingskredieten als wat betreft de informatie aan de kwijtingsautoriteit over de
geboekte vooruitgang;
6. begrijpt van de Autoriteit dat de overstap naar het boekhoudsysteem op transactiebasis
(ABAC) volgens het tijdschema van de Commissie voor september 2011 was gepland en
toen ook heeft plaatsgevonden;
7. acht het onaanvaardbaar dat de raad van bestuur van de Autoriteit slechts 15 leden telt
maar dat elke vergadering gemiddeld 92 630 EUR kost, d.w.z. 6 175 EUR per lid;
benadrukt dat dit bedrag bijna driemaal zo hoog is als dat van de op een na duurste raad
van bestuur van een gedecentraliseerd agentschap; is van mening dat de vergaderkosten
van de raad van bestuur buitensporig hoog zijn en drastisch omlaag moeten; verzoekt de
Autoriteit en haar raad van bestuur de situatie onmiddellijk recht te zetten en de
kwijtingsautoriteit uiterlijk op 30 juni 2012 in kennis te stellen van de genomen
maatregelen;
Het proces van overdrachten en contractbeheer
8. neemt er kennis van dat 6% (270 000 000 euro) van de vastleggingen voor operationele
zaken, overgedragen uit 2009, geannuleerd moesten worden; merkt op dat dit een
verbetering betekent ten opzichte van het voorgaande jaar, waarin 19% van de
vastleggingen voor operationele zaken waren overgedragen uit 2008, 37% van dergelijke
vastleggingen waren overgedragen uit 2007 en 26% van dergelijke vastleggingen waren
overgedragen uit 2006;
9. spoort de Autoriteit nogmaals aan haar begrotingsbeheer te verbeteren teneinde de
overdracht van zulke hoge bedragen te beperken; merkt in het bijzonder op dat deze
situatie laat zien dat de Autoriteit in gebreke blijft op het vlak van contractbeheer en het
toezicht op verslagen en kostenoverzichten;
10. roept de Autoriteit op om een gemeenschappelijk toezichtsysteem voor het beheer van
alle contracten te ontwikkelen en in te voeren; neemt met name kennis van de
afwezigheid van een centrale en gecoördineerde capaciteit op bestuursniveau,
verantwoordelijk voor het toezicht op de contracten; onderstreept dat dit een risico op
ondoelmatig gebruik van middelen en ongecoördineerd toezicht op contracten met zich
meebrengt, en vraagt de Autoriteit zodoende om deze verantwoordelijkheden op de
verschillende directieniveaus te centraliseren;
11. dringt er daarnaast bij de Autoriteit op aan om de verslaglegging over de uitvoering van
contracten te verbeteren, om te garanderen dat er een doeltreffend toezicht en beheer
plaatsvindt van haar operationele activiteiten;
115
Aanbesteding
12. merkt naar aanleiding van opmerkingen in het jaarlijkse activiteitenverslag van de
Autoriteit op dat de Autoriteit in 2010 24 aanbestedingsprocedures heeft afgerond op het
gebied van communicatie en bestuur, voor een bedrag van 48 800 000 euro, en daarnaast
75 aanbestedingscontracten en 10 subsidieovereenkomsten in het kader van het
wetenschappelijke samenwerkingsprogramma met een waarde van respectievelijk
5 700 000 en 2 100 000 euro;
13. merkt op dat de Autoriteit sinds 2008 beschikt over een praktisch aanbestedingshandboek,
met praktische aanwijzingen voor het personeel bij het voorbereiden en uitvoeren van
aanbestedingsprocedures en de contracten die daaruit voortvloeien, en dat dit handboek
regelmatig wordt bijgewerkt; merkt bovendien op dat dit handboek wordt herzien om
rekening te houden met de onlangs door de Commissie aangenomen aanbestedingsregels
en de herziening van het Financieel Reglement;
Personeelszaken
14. merkt op dat 99% van de voorziene formatieplaatsen vóór einde 2010 vervuld waren of
dat hiervoor een sollicitatieprocedure liep;
15. verzoekt de Autoriteit de zwakke punten te herstellen in de procedures voor
personeelswerving die de transparantie van die procedures in gevaar brengen; neemt, met
name op grond van informatie van de Rekenkamer, kennis dat de Autoriteit de
anonimiteit van schriftelijke examens en het slagingscijfer in de verschillende stadia van
het selectieproces, na de start van het beoordelingsproces, niet heeft gewaarborgd;
16. is bezorgd dat de Autoriteit de "zeer belangrijke" aanbeveling van de dienst Interne Audit
gedurende 12 maanden heeft vertraagd, waarin de Autoriteit werd opgeroepen de
contractverlengingsprocessen vast te leggen en te zorgen voor transparante
besluitvorming; roept de Autoriteit daarom op tot het verschaffen van uitleg aan de
kwijtingsautoriteit over de redenen voor deze vertraging, en de tekortkoming snel te
herstellen;
Belangenconflict en "draaideurgevallen"
17. merkt met name op dat in september 2010 over de directievoorzitter werd geschreven dat
deze directe banden met de voedingsmiddelenindustrie had en lid was van de directie van
het International Life Science Institute (ILSI) – Europe;
18. is van mening dat een dialoog met de industrie over productbeoordelingsmethoden
weliswaar legitiem en nodig is, maar dat die dialoog de onafhankelijkheid van de
Autoriteit en de integriteit van risicobeoordelingsprocedures niet mag ondermijnen;
verzoekt de Autoriteit derhalve de deelname, nu en in het verleden, van leden van haar
raad van bestuur, haar panels of werkgroepen of haar personeel aan activiteiten van het
ILSI zoals task forces, wetenschappelijke comités of voorzitterschappen van conferenties,
als een situatie van belangenconflict te beschouwen;
19. verzoekt de Rekenkamer met klem haar audit met betrekking tot belangenconflicten bij
de Autoriteit af te ronden en te presenteren;
116
20. herinnert eraan dat de huidige voorzitter van de raad van bestuur in 2010 heeft nagelaten
melding te maken van haar lidmaatschap van het bestuur van het ILSI; merkt op dat het
ILSI wordt gefinancierd door ondernemingen uit de sectoren levensmiddelen, chemische
en farmaceutische producten;
21. is daarom van mening dat er een grondige analyse van individuele meldingen en van
mogelijke en feitelijke belangenconflicten moet worden uitgevoerd, om de objectiviteit en
onpartijdigheid van de Autoriteit op alle activiteitenniveaus te beoordelen; roept de
Autoriteit daarnaast op om een grondige toetsing uit te voeren van de
belangenverklaringen van de medewerkers, deskundigen en leden van de directie,
gevolgd door concrete maatregelen om een einde te maken aan belangenconflicten en om
informatie te verstrekken aan het publiek; verzoekt de Autoriteit de kwijtingsautoriteit
uiterlijk op 30 juni 2012 middels een gedetailleerd schriftelijk verslag te informeren over
het toetsingsproces en de genomen concrete maatregelen;
22. merkt op dat de Rekenkamer heeft vastgesteld dat het beoordelingsproces van de
belangenverklaringen van de leden van de directie niet grondig of nauwkeurig genoeg is
en een risico vormt voor de volledigheid en de transparantie van de procedure;
23. is van mening dat productbeoordelingen niet alleen op gegevens van de industrie
gebaseerd moeten zijn, maar naar behoren rekening moeten houden met onafhankelijke
wetenschappelijke publicaties in aan collegiale toetsing onderworpen vaktijdschriften;
benadrukt dat extra waakzaamheid geboden is ten aanzien van de invloed van de industrie
op de ontwikkeling van richtsnoeren en beoordelingsmethoden die door de industrie
gesponsorde studies niet op speculatieve gronden mogen bevoorrechten, maar op een
open, transparante en evenwichtige wijze tot stand moeten komen;
24. herinnert de autoriteit eraan dat de regels met betrekking tot de belangenverklaringen
gepaard moeten gaan met bepaalde sancties wanneer deze regels niet worden nageleefd;
merkt voorts op dat de autoriteit zich bovendien in haar onafhankelijke besluitvorming
moet richten op het algemeen belang door alle relevante gegevens en informatie in
overweging te nemen;
25. merkt op dat een Duitse NGO zich in maart 2010 heeft gewend tot de Europese
Ombudsman met de klacht dat de Autoriteit onvoldoende reageerde op een mogelijk
belangenconflict met betrekking tot de overstap van het hoofd van de afdeling genetisch
gemodificeerde organismen naar een biotechnologiebedrijf in 2008, minder dan twee
maanden nadat de betreffende medewerker de Autoriteit had verlaten, zonder een
"afkoelingsperiode";
26. onderstreept dat de Ombudsman heeft geconcludeerd dat de Autoriteit geen grondige
beoordeling van het vermeende mogelijke belangenconflict had uitgevoerd en de
Autoriteit heeft opgeroepen om haar regels en procedures voor toekomstige
"draaideurgevallen" beter toe te passen; benadrukt daarnaast dat de Ombudsman er
eveneens op wees, dat onderhandelingen door een in dienst zijnde medewerker over een
toekomstige baan die kan leiden tot een "draaideurgeval" op zichzelf al een
belangenverstrengeling is, en de aanbeveling deed dat de Autoriteit de regels en
procedures hierop moest aanpassen; roept de Autoriteit op om de kwijtingsautoriteit te
informeren over de concreet aangenomen maatregelen en het tijdschema daarvan, zodat
de conclusies van de Ombudsman op de juiste wijze kunnen worden behandeld;
117
27. roept de Autoriteit nogmaals op om passende maatregelen te nemen in het geval van
belangenconflict en "draaideurgevallen", ook wanneer die gevallen zich voordoen in de
directie, en om de kwijtingsautoriteit en het grote publiek snel te informeren over de
genomen maatregelen;
28. merkt op dat het jaarlijks activiteitenverslag over 2010 aangeeft dat de Autoriteit een
aantal initiatieven heeft genomen ter preventie en beheersing van belangenconflicten:
- opdracht geven tot een onafhankelijk rapport ter beoordeling van de implementatie
door de Autoriteit van het beleid inzake belangenverklaringen uit 2007;
- opdracht geven tot een onafhankelijk rapport ter vergelijking van het
onafhankelijkheidssysteem van de Autoriteit met de systemen van nationale en
internationale vergelijkbare organisaties;
- uitvoeren van een externe, onafhankelijke beoordeling van de beoordelingen van
belangenverklaringen;
29. juicht het toe dat de Autoriteit een nieuwe definitie van belangenconflict heeft
vastgesteld, die gebaseerd is op de OESO-definitie, maar waarschuwt dat er nog meer
verbetering nodig is om het beleid van de Autoriteit inzake onafhankelijkheid te
versterken; benadrukt met name dat de criteria voor het definiëren van een
belangenconflict verduidelijkt en verbreed moeten worden en betrekking moeten hebben
op activiteiten in zowel het verleden als het heden;
30. neemt er kennis van de Autoriteit dat er in 2011 een herziening heeft plaatsgevonden van
het beleid inzake belangenverklaringen en dat haar raad van bestuur een nieuw beleid
inzake onafhankelijkheid en wetenschappelijke besluitvormingsprocessen heeft
vastgesteld;
31. merkt op dat de Autoriteit herhaaldelijk onder vuur ligt vanwege vermeende
belangenconflicten waarbij leden van deskundigenpanels betrokken zijn, met name in het
geval van het panel voor levensmiddelenadditieven en aan levensmiddelen toegevoegde
bronnen van voedingsstoffen (ANS) en het panel voor genetisch gemodificeerde
organismen (GMO); benadrukt dat acht van de panels van de Autoriteit plus haar
wetenschappelijk comité in maart 2012 opnieuw worden samengesteld en dat het
vermogen van de Autoriteit om het nieuwe beleid ten uitvoer te leggen onder de loep
wordt genomen; verzoekt de Autoriteit derhalve de kwijtingsautoriteit uiterlijk op 30 juni
2012 schriftelijk in kennis te stellen van de maatregelen die zij genomen heeft om bij het
samenstellen van haar nieuwe panels en haar nieuwe wetenschappelijk comité het nieuwe
beleid inzake onafhankelijkheid en wetenschappelijke besluitvormingsprocesssen toe te
passen en af te stemmen op de OESO-definitie van belangenconflicten; verzoekt de
Autoriteit tevens de kwijtingsautoriteit uiterlijk op 30 juni 2012 te informeren over de
nieuwe samenstelling van de panels en het wetenschappelijk comité;
32. neemt er kennis van dat de Autoriteit in december 2010 haar procedures heeft herzien om
te waarborgen dat de hand wordt gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit
artikel 16, lid 2, en de artikelen 17 en 19 van het Statuut van de ambtenaren van de
Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van
de Europese Unie, zoals vermeld in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 1 van
1 PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.
118
de Raad; werd ervan in kennis gesteld dat in 2010 20 personeelsleden de Autoriteit
hebben verlaten die bij hun vertrek allen een brief hebben ontvangen waarin zij aan hun
verplichtingen jegens de autoriteit zijn herinnerd; dringt bij de autoriteit aan op verdere
verbetering van de toepassing van haar voorschriften en procedures om
"draaideurgevallen", die de Europese ombudsman onlangs onder de aandacht heeft
gebracht, te voorkomen; is van mening dat problemen bij de uitvoering van het
personeelsstatuut en de belangenverklaringen de geloofwaardigheid van de autoriteit
ondergraven;
33. merkt op dat de Rekenkamer de Autoriteit aan een audit heeft onderworpen in het kader
van het speciaal verslag over het beheer van belangenconflicten bij de agentschappen van
de Unie en begrijpt van de Rekenkamer dat dit speciaal verslag eind juni 2012 wordt
gepubliceerd;
34. ontleent aan het speciaal verslag dat de Commissie voor de toekomst een wijziging van de
financiering van de Autoriteit overweegt en aan de kwijtingsautoriteit en de Raad heeft
voorgesteld een gedeeltelijk op leges gebaseerde financieringsstructuur voor de Autoriteit
te overwegen; merkt op dat de Commissie hieromtrent een effectbeoordeling uitvoert;
geeft echter blijk van bezorgdheid dat de nieuwe door de Commissie voorgestelde
financieringsmethode de onafhankelijkheid van de Autoriteit kan beïnvloeden;
Prestaties
35. merkt op dat uit het jaarlijks activiteitenverslag van de Autoriteit blijkt dat in 2010, met
de start van het e3-programma, een beoordeling van haar doelmatigheid is gestart onder
leiding van externe adviseurs; neemt er kennis van dat de opstartfase van het programma
betrekking had op de inrichting van een programmaportfolio, een structuur en bestuur ter
voorbereiding op de structurele reorganisatie van 2011; nodigt de Autoriteit uit om de
kwijtingsautoriteit te informeren over de conclusies van deze beoordeling en de door de
Autoriteit aangenomen en uitgevoerde maatregelen om daarop in te spelen;
36. is ingenomen met de plannen van de Autoriteit om haar planning voor de middellange
termijn te verbeteren om de lidstaten meer te betrekken bij haar werk en haar middelen in
heel Europa beter te bundelen; steunt het voornemen van de Autoriteit om meer met de
lidstaten te gaan samenwerken op het gebied van risicomanagement;
37. onderstreept dat de Autoriteit ervoor moet zorgen dat haar advies kwalitatief hoogwaardig
en onafhankelijk is om te garanderen dat voldaan wordt aan de EU-veiligheidsnormen en
om te zorgen voor wetenschappelijke excellentie en onafhankelijkheid met betrekking tot
alle vraagstukken die directe of indirecte gevolgen hebben voor de voedselveiligheid, de
veiligheid van diervoeders en gewasbescherming; beveelt, in het bijzonder ter wille van
de transparantie, maatregelen aan om de interne regels inzake de opgave van de belangen
van personeel van de Autoriteit en deskundigen die voor de Autoriteit werken verder te
stimuleren en toe te zien op de naleving ervan;
38. meent dat de voornaamste taken van de Autoriteit erin bestaan om onafhankelijk
wetenschappelijk advies te verstrekken over aangelegenheden met rechtstreeks of
onrechtstreekse gevolgen voor de voedselveiligheid, om risicobeoordelingen uit te voeren
waarmee de EU-instellingen, de lidstaten en de beleidsmakers hun wet- en regelgevende
maatregelen van een stevige wetenschappelijke grondslag kunnen voorzien, en om
wetenschappelijke gegevens te verzamelen en te analyseren;
119
Interne audit
39. neemt er kennis van dat zes "zeer belangrijke" aanbevelingen van het IAS nog moeten
worden uitgevoerd en dat drie daarvan al twaalf maanden vertraagd zijn; merkt op dat
deze vertragingen betrekking hebben op: informatiebeveiligingsbeheer, het
contractverlengingsproces en de transparantie van besluitvorming, en het
informatiebeheers- en archiveringsbeleid; roept daarom de Autoriteit op tot snelle
maatregelen tegen deze tekortkomingen en het informeren van de kwijtingsautoriteit over
de resultaten;
o
o o
40. verwijst naar de aanbevelingen van vorige kwijtingsverslagen als vastgesteld in de bijlage
van deze verordening;
41. verwijst voor andere opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie van 10 mei
20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
120
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement in de afgelopen jaren
Europese Autoriteit voor
voedselveiligheid
2006
2007
2008
2009
Prestaties
-Afwezigheid van
risicobeoordeling,
vastgestelde prestatie-
indicatoren,
gedocumenteerde systemen
of interne
controleprocedures met
betrekking tot de activiteiten
n.v.t.
-Roept de Autoriteit op om SMART-
doelstellingen en RACER-indicatoren op te
stellen, en een Gant-diagram te maken om
een resultaatgerichte aanpak te bevorderen
-Adviseert de Autoriteit de planning en monitoring van begrotingsprocessen
die verband houden met gedifferentieerde kredieten te verbeteren
-Onderstreept de noodzaak dat de Autoriteit zorgt voor onafhankelijk advies
van hoge kwaliteit Beveelt maatregelen aan om interne regels inzake
belangenverklaringen van personeel en deskundigen die voor de Autoriteit
werken te stimuleren en toe te zien op de naleving ervan
-verzoekt de Rekenkamer de Autoriteit aan doelmatigheidscontroles te
onderwerpen
Financieel en
begrotingsbeheer/
Aanbestedingen
-Men heeft zich niet strikt
gehouden aan het
jaarperiodiciteitsbeginsel: Er
is een groot aantal
overdrachten uitgevoerd met
een hoge concentratie aan
het eind van het jaar (31 van
de 49 overdrachten)
-{}-
-Zwakke punten in de
aanbestedingsprocedures de
selectiecriteria waren niet
bekendgemaakt; de
prijsbeoordelingsmethode
was niet vastgesteld totdat
de beoordelingsprocedure al
gaande was; vage
omschrijving van de
kwaliteitscriteria
-Men heeft zich niet strikt gehouden aan het
jaarperiodiciteitsbeginsel: zwakke punten in de
programmering en begroting van de geplande
activiteiten
-Zwakke punten in de
aanbestedingsprocedures: met betrekking tot
de bijdragen van de Commissie aan Kroatië en
Turkije (pre-accessiestrategie): deze hadden
voor de begroting als bestemmingsontvangsten
behandeld moeten worden. Echter, deze
ontvangsten werden behandeld alsof zij
onderdeel waren van de gebruikelijke subsidie
van de Gemeenschap
-Men heeft zich niet strikt gehouden aan het
jaarperiodiciteitsbeginsel: zwakke punten in
de programmering, het toezicht op
contractuele termijnen en de begroting van
de Autoriteit
1) spoort de Autoriteit aan haar
begrotingsbeheer te verbeteren teneinde de
overdrachtsbedragen te verminderen: 23% in
2008; 16% in 2007; 20% in 2006;
2) Een hoog percentage verplichtingen
moest worden geannuleerd (37% van de
verplichtingen voor operationele activiteiten
die waren overgedragen uit 2007 en 26% uit
2006)
-Roept de Commissie op om te onderzoeken
hoe gezorgd kan worden dat het principe van
op behoeften gebaseerd liquiditeitenbeheer
volledig wordt toegepast→ hoge
liquiditeitenreserves (19 990 492,26 euro)
-verzoekt de Autoriteit over te gaan tot een versterking van de
begrotingsprocessen inzake gesplitste kredieten en de planning en controle
van haar meerjarige uitvoering
-roept de Autoriteit op om haar begrotingsbeheer te verbeteren, zodat de
hoge overdrachten worden verminderd, benadrukt dat de Rekenkamer heeft
gewezen op kredietoverdrachten naar het volgende jaar in de zin dat deze
situatie wijst op zwakke punten in het contractbeheer van de Autoriteit en het
toezicht op transactieverslagen en kostenspecificaties
-de Rekenkamer wees erop dat de vastleggingen voor operationele
activiteiten die van het voorgaande jaar waren overgedragen geannuleerd
moesten worden, en drong er bij de Autoriteit op aan om deze situatie te
veranderen en de Rekenkamer op de hoogte te brengen van de genomen
maatregelen
-Merkt op dat de Rekenkamer moeilijkheden heeft geconstateerd bij de
invoering van het werkprogramma voor 2009, roept de Autoriteit op om de
nodige maatregelen te nemen om deze gebreken te herstellen
121
Bijlage
Aanbevelingen van het Europees Parlement in de afgelopen jaren
Europese Autoriteit voor
voedselveiligheid
2006
2007
2008
2009
Personeelszaken
-Geen realistische
wervingsdoelstellingen
-de Autoriteit was in staat haar
wervingsdoelstellingen te bereiken en in 273
van de 300 posten uit haar personeelsformatie
te voorzien. Uit de controle van de
wervingsprocedures bleek dat doorgaans noch
over de weging van de toe te passen
selectiecriteria, noch over de drempelwaarden
voor de overgang naar het volgende stadium
van de vergelijkende onderzoeken een besluit
was genomen door het selectiecomité binnen
de in de vacature vastgestelde termijn.
n.v.t.
n.v.t.
Interne audit
n.v.t.
n.v.t.
a- aan 20 van de 25 (80%) aanbevelingen
van de dienst Interne audit van de
Commissie en de interne controle-instanties
van de Autoriteit is uitvoering gegeven
-is bezorgd dat van de 48 aanbevelingen 1 als kritiek wordt beschouwd, 27
als zeer belangrijk en 20 als belangrijk, maar dat er aan de kwijtingsautoriteit
geen informatie is verstrekt over de inhoud van deze aanbevelingen; roept de
directeur van de Autoriteit op om deze informatie te verstrekken
-herhaalt zijn vraag aan de Autoriteit om passende maatregelen in geval van
belangenconflict, nodigt de Autoriteit uit om een enquête te organiseren over
mogelijke belangenverstrengeling onder het hoger wetenschappelijk
personeel, het bestuur van de organisatie en commissieleden, zodat
mogelijke omissies in de belangenverklaringen kunnen worden vastgesteld
en zodat tijdig actie kan worden ondernomen
122
P7_TA-PROV(2012)0174
Kwijting 2010: Europees Instituut voor gendergelijkheid
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Instituut voor gendergelijkheid
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0351/2011 – 2011/2264(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Instituut voor
gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het
Instituut1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad van
20 december 2006 tot oprichting van een Europees Instituut voor gendergelijkheid3, en met
name artikel 14,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0132/2012),
1. verleent de directeur van het Europees Instituut voor gendergelijkheid kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Instituut voor het begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz 173. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 403 van 30.12.2006, blz. 9. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
123
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Instituut voor
gendergelijkheid, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie
ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
124
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het begrotingsjaar
2010 (C7-0351/2011 – 2011/2264(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Instituut voor
gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het
Instituut1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad van
20 december 2006 tot oprichting van een Europees Instituut voor gendergelijkheid3, en met
name artikel 14,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0132/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees Instituut voor
gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees
Instituut voor gendergelijkheid, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen
voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz 173. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 403 van 30.12.2006, blz. 9. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
125
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0351/2011 – 2011/2264(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Instituut voor gendergelijkheid voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Instituut voor
gendergelijkheid voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het
Instituut1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 1922/2006 van het Europees Parlement en de Raad van
20 december 2006 tot oprichting van een Europees Instituut voor gendergelijkheid3, en met
name artikel 14,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad4, en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
rechten van de vrouw en gendergelijkheid (A7-0132/2012),
A. overwegende dat het Europees Instituut voor gendergelijkheid ("het Instituut") werd
opgericht op grond van Verordening 1922/2006 van 20 december 2006, en op 15 juni 2010
onafhankelijk is geworden;
B. overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekeningen van het Instituut voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar zijn en dat
de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
C. overwegende dat de totale begroting voor het begrotingsjaar 2010 van het Instituut
6 500 000 EUR bedroeg; overwegende dat de begroting van het Instituut volledig wordt
gefinancierd uit bijdragen van de Unie;
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz 173. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 403 van 30.12.2006, blz. 9. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
126
1. is ingenomen met het eerste verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het
Instituut betreffende het begrotingsjaar 2010;
Financieel en begrotingsbeheer
2. merkt op dat het Instituut op 15 juni 2010 administratieve en financiële autonomie heeft
gekregen;
3. is van mening dat een fusie van het Instituut met het Europees Bureau voor de
grondrechten moet worden overwogen om overlapping te voorkomen en de
overheadkosten te reduceren;
4. constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag van het Instituut dat het Directoraat-
generaal werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie (DG EMPL), het toezichthoudende
DG van het Instituut, van 1 januari t/m 15 juni 2010 de verantwoordelijkheid voor het
financieel beheer droeg namens het Instituut, met name voor personeels- en
administratieve uitgaven, en dat DG EMPL gedurende deze periode betalingen heeft
verricht voor een totaal bedrag van 846 876,91 EUR;
5. constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag dat binnen de beperkte tijdsspanne van zes
maanden na de vaststelling van het jaarlijks werkprogramma 2010 en het verkrijgen van
administratieve en financiële onafhankelijkheid, het Instituut een uitvoeringsgraad van de
begroting van 65% had voor de vastleggingskredieten en van 26% voor de
betalingskredieten; verzoekt het Instituut onmiddellijk stappen te ondernemen om in de
toekomst te zorgen voor een toereikende uitvoeringsgraad van de begroting;
6. merkt uit het jaarlijks activiteitenverslag van het Instituut op dat na een herziening van de
ontwerpbegroting 2010, de raad van bestuur van het Instituut de aandacht vestigde op
twee begrotingsonevenwichtigheden voor een totaal bedrag van 415 000 EUR:
– een begrotingsonevenwicht van 195 000 EUR bij titel II, dat verband houdt met
een te geringe besteding voor huurkosten aangezien de Litouwse overheid de
huurkosten voor de gebouwen van het Instituut in Litouwen voor de eerste twee
jaren van zijn activiteiten voor haar rekening neemt;
– een begrotingsonevenwicht van 220 000 EUR bij titel III vanwege de verwachte
lagere besteding voor werkingsgerelateerde uitgaven;
merkt op dat de raad van bestuur in oktober 2010 ermee instemde deze bevroren
kredieten niet toe te wijzen aan het Instituut; verzoekt het Instituut de kwijtingsautoriteit
op de hoogte te brengen van de ondernomen acties met betrekking tot deze bevroren
kredieten;
Boekhouding
7. stelt vast dat het Instituut in 2010 de verantwoordelijkheden van de financiële actoren
voor personeelsleden heeft vastgelegd en financiële procedures heeft ontwikkeld voor
vastleggingen; merkt bovendien op dat het Instituut alle financiële actoren heeft benoemd
en tegen het einde van 2010 hun rol en verantwoordelijkheden heeft bepaald;
127
8. constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag van het Instituut dat de directeur van het
Instituut de bevoegdheid van ordonnateur heeft gedelegeerd aan het Hoofd Administratie
voor een maximaal bedrag van 500 000 EUR voor titel I en II, en beperkt tot een jaar voor
titel III; neemt er ook kennis van dat een vervanger voor de rekenplichtige werd
aangesteld;
9. constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag dat er eind 2010 procedures waren
ingevoerd en werden uitgevoerd voor de volgende administratieve gebieden: dienstreizen,
klachtenbeheer, open forum voor overheidsopdrachten, btw, kwalitatief boekhouden,
afstemming van het banksaldo, betalingscyclus, vastleggingen en betalingen, en dat er een
telecommunicatiebeleid en een kader voor documentenregistratie zijn ontwikkeld en
uitgevoerd;
Openbare aanbestedingen
10. merkt op dat er in 2010 63 aanbestedingen zijn uitgevoerd en contracten voor de
aanbestede diensten werden ondertekend; merkt op dat het totale bedrag waarvoor een
contract werd afgesloten 1 974 626 EUR bedroeg;
11. constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag dat er zich bij de aanbestedingsprocedures
twee grote moeilijkheden hebben voorgedaan:
– de beschikbare tijdsspanne voor het uitvoeren van een aanbestedingsprocedure
was erg strak en bracht de uitvoering van de geplande studies en de daaraan
verbonden begroting in gevaar;
– het gebrek aan gekwalificeerde ondersteuning voor de eenheid Operaties, waarin
het merendeel van de personeelsleden weinig of geen kennis had van openbare-
aanbestedingsprocedures;
wijst erop dat deze complicaties zorgden voor bepaalde vertragingen en dat een aantal
aanbestedingsprocedures moest worden geannuleerd, waardoor het merendeel van de
begrotingsvastleggingen moest worden overgeheveld naar 2011; verzoekt het Instituut
bijgevolg de situatie te verbeteren en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van
de ondernomen acties;
12. merkt verder op dat 85% van de aanbestede contracten (1 628 122 EUR) verband hield
met diensten ter ondersteuning van beleidsuitgaven, en dat het resterende bedrag van
292 504 EUR (15%) werd aanbesteed voor goederen en diensten die de administratieve
activiteiten ondersteunden;
Personeelszaken
13. merkt uit het jaarlijks activiteitenverslag op dat het Instituut 23 tijdelijke functionarissen
en 6 arbeidscontractanten heeft aangeworven, en 92,3% van de doelstelling van zijn
personeelsformatie heeft verwezenlijkt;
14. wijst op de noodzaak alle vacatures in te vullen die noodzakelijk zijn voor de
doeltreffende werking van het Instituut en voor de verwezenlijking van de vastgestelde
doelen;
128
Prestaties
15. wijst erop dat het Instituut overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr.
1922/2006 tot oprichting van het Instituut, tegen 18 januari 2010 opdracht had moeten
geven voor een onafhankelijke externe beoordeling van zijn prestaties; merkt uit het
jaarlijks activiteitenverslag op dat de raad van bestuur de ex post beoordeling heeft
uitgesteld aangezien het Instituut pas op 19 januari 2010 operationeel werd, maar besloot
in 2010 opdracht te geven tot een ex ante beoordeling en tot een tussentijdse beoordeling
tegen 2013; verzoekt het Instituut de resultaten van deze ex ante beoordeling onmiddellijk
mee te delen aan de kwijtingsautoriteit;
16. erkent dat het Instituut, gesteund door DG EMPL, in december 2010 specificaties heeft
opgesteld voor de "tweede ex ante beoordeling van het Europees Instituut voor
gendergelijkheid die zich concentreert op de specifieke doelstellingen en activiteiten van
het Instituut";
17. verzoekt het Instituut de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de uitvoering van
deze beoordelingen en van hun respectieve conclusies;
18. herinnert de Rekenkamer eraan dat de werkzaamheden van het Instituut uiterst belangrijk
zijn voor de bevordering van gendergelijkheid in de Unie; merkt dan ook op dat in
toekomstige verslagen uitgebreid kenbaar moet worden gemaakt of de activiteiten van het
Instituut worden belemmerd door problemen in een van de stadia van de
begrotingsprocedure;
19. benadrukt dat in een tijd van economische crisis en bezuinigingen het van wezenlijk
belang is dat de kosten-batenverhouding bij het Instituut optimaal is zonder dat de
uitvoering van zijn belangrijke taken hierbij in het gedrang komt;
Vestigingsplaats
20. constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag van het Instituut dat het personeel van het
Instituut op 1 maart 2010 werd overgeplaatst van zijn tijdelijke gebouwen in Brussel naar
de permanente zetel van het Instituut in Vilnius, Litouwen;
Interne audit
21. is er door het Instituut van op de hoogte gebracht dat de eerste audit door de dienst Interne
audit zal worden uitgevoerd in de loop van 2012;
22. constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag dat OLAF in november 2010 het Instituut
heeft bezocht en een eerste opleidingssessie voor het personeel heeft verzorgd over
controlebeginselen en de normen voor interne controle; erkent bovendien dat in 2010 een
samenwerkingsovereenkomst tussen OLAF en het Instituut is voorbereid en dat de raad
van bestuur van het Instituut deze heeft aangenomen op 26 januari 2011;
o
o o
129
23. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie
van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de
agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
130
P7_TA-PROV(2012)0175
Kwijting 2010: Europees Geneesmiddelenbureau
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0281/2011 – 2011/2220(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees
Geneesmiddelenbureau betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden
van het Bureau1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2 en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad3 tot
oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau, en met name artikel 68,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0107/2012),
1. stelt zijn besluit over het verlenen van kwijting aan de uitvoerend directeur van het
Europees Geneesmiddelenbureau voor de uitvoering van de begroting van het bureau voor
het begrotingsjaar 2010 uit;
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 27. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
131
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees
Geneesmiddelenbureau, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor
publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
132
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2010
(C7-0281/2011 – 2011/2220(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees
Geneesmiddelenbureau betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden
van het Bureau1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad3 tot
oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau, en met name artikel 68,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0107/2012),
1. stelt de afsluiting van de rekeningen van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het
begrotingsjaar 2010 uit;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het
Europees Geneesmiddelenbureau, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen
voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 27. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
133
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0281/2011 – 2011/2220(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Geneesmiddelenbureau voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees
Geneesmiddelenbureau betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden
van het Bureau1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad3 tot
oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau, en met name artikel 68,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A7-0107/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer in zijn verslag over de jaarrekeningen van het Europees
Geneesmiddelenbureau voor het begrotingsjaar 2009 een voorbehoud heeft gemaakt ten
aanzien van zijn beoordeling van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende
verrichtingen;
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 27.
2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1 3 PB L 136 van 30.4.2004, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
134
B. overwegende dat het Parlement in zijn besluit van 10 mei 2011 heeft aangegeven de
verlening van de kwijting aan de uitvoerend directeur van het Bureau voor de uitvoering
van zijn begroting voor 20091 uit te stellen, maar die kwijting vervolgens verleende in
zijn besluit van 25 oktober 20112;
C. overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Bureau op 25 oktober
2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het
begrotingsjaar 2009 en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder
andere
– beklemtoonde dat de kwijtingsautoriteit tijdens de op handen zijnde kwijtingsprocedures
nauwlettend moet blijven toezien op de uitvoering van de maatregelen die genomen zijn
om de door de verslagen van de Rekenkamer en de dienst Interne audit (IAS) aan het
licht gebrachte ernstige tekortkomingen van het Bureau aan te pakken,
– het Bureau verzocht de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van maatregelen die
zijn genomen op punten met betrekking tot de doeltreffende naleving van zijn
gedragscode inzake de omgang met belangenconflicten,
– het Bureau erop wees, en het hier ook voor waarschuwde, dat alle maatregelen die
vermeld worden in de respectieve controleverslagen, met inbegrip van dat voor 2010,
volledig moeten worden uitgevoerd vóór het begin van de volgende kwijtingsprocedure;
D. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende
verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
E. overwegende dat de begroting van het Bureau 208 400 000 EUR bedroeg voor 2010,
hetgeen een toename van 7,20% betekent ten opzichte van het begrotingsjaar 2009;
F. overwegende dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de begroting van het Bureau
28 279 600 EUR bedroeg voor 2010 ten opzichte van 36 390 000 EUR in 20093, en
overwegende dat de totale bijdrage van de Unie aan de begroting van het Bureau
36 600 100 EUR bedroeg voor 2010;
Follow-up van de kwijting voor 2009
1. verwacht dat het Bureau de kwijtingsautoriteit op de hoogte houdt over de resultaten van
de maatregelen die met betrekking tot de volgende punten worden genomen:
– de vaststelling door de Raad van bestuur van het actieplan met specifieke maatregelen
en een tijdschema voor de uitvoering ervan om de in de aanbestedingsprocedures
vastgestelde tekortkomingen te verhelpen,
– een grondig verificatieproces waarin wordt nagegaan of de bestaande procedures
betreffende de vaststelling van en de omgang met belangenconflicten voor zijn
personeel en deskundigen doeltreffend worden toegepast,
1 PB L 250 van 27.9.2011, blz. 173. 2 PB L 313 van 26.11.2011, blz. 27. 3 PB L 64 van 12.3.2010, blz. 445.
135
verzoekt de Rekenkamer om met redelijke zekerheid te stellen dat het Bureau de
tekortkomingen in verband met de aanbestedingsprocedures effectief heeft verholpen; en
verzoekt de IAS aan de kwijtingsautoriteit de verzekering te geven dat de bestaande
procedures voor de omgang met belangenconflicten voor het personeel en de deskundigen
van het Bureau effectief worden gebruikt;
2. verzoekt het Bureau en de IAS om onmiddellijk na te gaan of alle in de auditverslagen
vermelde maatregelen, met inbegrip van die in het auditverslag voor 2010, volledig zijn
uitgevoerd en de kwijtingsautoriteit hierover in te lichten;
3. merkt op dat de raad van bestuur van het Bureau op 15 december 2011 een voorstel heeft
goedgekeurd waarin het zich ertoe verbindt op de vergadering van de raad van bestuur
van juni 2012 gedetailleerde uitvoeringsmaatregelen te presenteren met betrekking tot:
– de invoering van de nieuwe structuur en bevoegdheden van het raadgevend comité voor
aankopen en contracten,
– de opstelling van een meerjarig aankoopplan,
– de vaststelling van de bevoegdheden van bovengenoemd orgaan,
dringt erop aan dat de Raad van bestuur van het Bureau het actieplan uiterlijk op 30 juni
2012 aan de kwijtingsautoriteit toestuurt;
Financieel en begrotingsbeheer
4. herinnert eraan dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan het Agentschap voor 2010
26 335 100 EUR bedroeg; merkt echter op dat aan dit bedrag 10 265 000 euro is
toegevoegd, afkomstig uit teruggevorderde overschotten, waardoor de totale bijdrage van
de Unie voor 2010 neerkomt op 36 600 100 euro;
5. benadrukt dat de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010,
zoals definitief vastgesteld, twee verschillende cijfers bevat als aanvankelijke bijdrage
van de Unie aan de begroting van het Bureau, namelijk 28 279 600 EUR en 26 335 100
EUR; dringt er daarom bij de Commissie op aan om de kwijtingsautoriteit op de hoogte
te brengen van de exacte subsidie die aan het Bureau wordt toegekend;
6. wijst erop dat de financiële middelen van het Bureau enerzijds voortkomen uit de EU-
begroting en anderzijds uit vergoedingen die door de farmaceutische industrie worden
betaald voor het verkrijgen of verlengen van een EU-vergunning voor het in de handel
brengen van geneesmiddelen; maakt uit het jaarlijks activiteitenverslag op dat naar
schatting 73% van de inkomsten van het Bureau in 2010 uit vergoedingen afkomstig was
en dat, parallel met een stijging van die inkomsten uit vergoedingen, het relatieve
percentage inkomsten uit de EU-begroting afnam van 23% in 2006 tot 14% in 2010;
7. maakt uit het jaarlijks activiteitenverslag op dat er 17 gevallen in de lijst van
uitzonderingen werden opgenomen in 2010;
8. stelt gebreken vast in het systeem van het bureau voor de validering van
crediteurenvorderingen met betrekking tot IT-contractanten; neemt kennis van de
verklaring van het Bureau dat de door de Rekenkamer vastgestelde gebreken verband
hielden met een menselijke fout en werden verholpen, dat het zijn operationele en
136
financiële controle vooraf van facturen heeft versterkt en dat er geen andere gebreken
werden vastgesteld; verzoekt de Rekenkamer dit na te gaan en het Parlement hierover in
te lichten;
Overdracht van kredieten en annuleringen
9. stelt in het verslag over het begrotings- en financieel beheer van het Bureau vast dat de
automatische overdracht naar het begrotingsjaar 2011 in totaal 41 655 049,44 EUR
bedroeg, of 20,90% van de vastgelegde kredieten, en dat er één niet-automatische
overdracht naar het begrotingsjaar 2010 werd aangevraagd van in totaal 3 500 000 EUR,
of 1,68% van de definitieve kredieten;
10. is er bezorgd over dat de Rekenkamer onder titel II (administratieve uitgaven) nogmaals
een grote overdracht van 17 600 000 EUR heeft vermeld; benadrukt dat deze situatie wijst
op vertragingen in de uitvoering van de activiteiten van het Bureau die vanuit Titel II van
de begroting worden gefinancierd en dat deze werkwijze van het Bureau in strijd is met
het jaarperiodiciteitsbeginsel;
11. neemt met bezorgdheid kennis van de bijkomende opmerking van de Rekenkamer dat
amper 36% van de naar 2011 overgedragen kredieten overeenstemt met de in 2010
toegenomen uitgaven, terwijl de overige 64% van het overgedragen bedrag niet terug te
brengen is tot het begrotingsjaar 2010;
12. wijst erop dat de Rekenkamer in vorige begrotingsjaren al op het hoge niveau van
overdrachten heeft gewezen; merkt in het bijzonder op dat de Rekenkamer in de begroting
voor 2009 een overdracht van 19 500 000 EUR (38% van de verbintenissen van het
Bureau) vermeldde, terwijl dit in 2008 36 000 000 EUR (19,7% van de begroting voor
2008) bedroeg;
13. maakt uit het verslag over het begrotings- en financieel beheer van het Bureau op dat er in
2010 voor in totaal 9 074 296,49 EUR aan kredieten werd geannuleerd ten opzichte van
7 693 276,58 EUR in 2009; neemt kennis van het antwoord van het Bureau dat het niveau
van de geannuleerde uitgaven voortvloeit uit een strikt toezicht op de feitelijke inkomsten
en bijstellingen van de uitgaven; verzoekt het Bureau onmiddellijk maatregelen te treffen
om het aantal geannuleerde kredieten te verminderen en uiterlijk op 30 juni 2012 een
actieplan aan te nemen met concrete maatregelen, die onder meer gericht zijn op een
preciezere raming van de te innen vergoedingen en hun betalingsdatum, en termijnen om
dit aanhoudende probleem aan te pakken;
Aanbestedingsprocedures en overschrijvingen
14. stelt in het jaarlijks activiteitenverslag vast dat het Bureau in 2010 naast de 165 onder
raamovereenkomsten gesloten specifieke overeenkomsten, 70 nieuwe
aanbestedingsovereenkomsten ten belope van meer dan 25 000 EUR heeft afgesloten;
15. merkt in het verslag over het begrotings- en financieel beheer van het Bureau op dat er in
2010 13 overschrijvingen van in totaal 13 714 500 EUR (15,29% van de uiteindelijke
kredieten) zijn goedgekeurd; merkt verder op dat het Bureau in 2009 al 10
overschrijvingen van in totaal 9 609 000 EUR had aangenomen; verzoekt het Bureau een
actieplan aan te nemen met concrete maatregelen en termijnen om dit aanhoudende
probleem aan te pakken;
137
Systeem voor de vergoeding van diensten
16. vraagt het Bureau met nadruk een systeem in te voeren om de door de nationale
autoriteiten van de lidstaten verleende diensten te vergoeden op basis van de werkelijke
kosten van de lidstaten; verzoekt het Bureau ook de kwijtingsautoriteit onmiddellijk op de
hoogte te brengen wanneer dit systeem operationeel is; merkt in dat opzicht op dat er in
de vergadering van 10 december 2009 al een nieuw betalingssysteem aan de raad van
bestuur werd voorgesteld, die het voorstel uiteindelijk afwees;
17. staat achter de inspanningen die het Bureau op uitvoerend en administratief niveau levert
met het oog op de hervorming van het systeem van betaling voor door de nationale
overheden verleende diensten, dat duidelijk gebaseerd moet zijn op de werkelijke kosten;
verzoekt de Raad van bestuur met klem om hieraan te werken;
18. merkt op dat de raad van bestuur door zijn afwijzing van het nieuwe betalingssysteem de
rechtstreekse verantwoordelijkheid aanvaardt en draagt voor grote risico's, zoals de niet-
naleving van wettelijke voorschriften, de mogelijke financiële gevolgen van het huidige
vergoedingssysteem en reputatieschade; is bijgevolg niet bereid deze laakbare houding
van de Raad van bestuur te aanvaarden en verzoekt het Bureau een passend actieplan aan
te nemen en de begrotingsautoriteit hierover uiterlijk op 30 juni 2012 in te lichten;
Personeelsbeheer
19. verzoekt het Bureau nadrukkelijk zijn aanwervingsprocedures te verbeteren en ervoor te
zorgen dat zijn documentatie correct wordt beheerd; verzoekt het Bureau in het bijzonder
om de documentatie van aanwervingsdossiers voor arbeidscontractanten te verbeteren en
verzoekt het tot aanstelling bevoegde gezag om de door de selectiecomités voorgestelde
reservelijsten aan te nemen;
20. verneemt ook van de Rekenkamer dat het Bureau niet voldoende onderscheid maakte
tussen de aanwerving van uitzendkrachten en arbeidscontractanten; verzoekt het Bureau
bijgevolg om uitzendkrachten alleen in te zetten om tegemoet te komen aan
kortetermijnbehoeften en om op doorzichtige wijze toegang te bieden tot posten voor
arbeidscontractanten;
Omgang met belangenconflicten
21. spoort het Bureau aan om de ontwikkeling van een voor alle nationale bevoegde
autoriteiten gemeenschappelijke beoordelingsmethode voor deskundigen en het toezicht
erop centraal te coördineren; merkt op dat het Bureau sinds het memorandum van
overeenstemming (MoU) tussen het Bureau en elke nationale bevoegde autoriteit over het
toezicht op het wetenschappelijke niveau van de deskundigen op 4 juli 2011 van kracht
werd, nog altijd verantwoordelijk is voor de ontwikkeling en coördinatie van een
gemeenschappelijke door deskundigen toegepaste beoordeling en methodiek;
22. benadrukt dat het bureau de ondertekening van een MoU over de onafhankelijkheid van
wetenschappelijke evaluaties moet afronden, interne procedures dienovereenkomstig
moet aanpassen en de databank van deskundigen moet bijwerken; neemt kennis van het
antwoord van het Bureau dat het sinds oktober 2011 een aantal MoU's over de
onafhankelijkheid van wetenschappelijke evaluaties heeft ondertekend en dat de databank
van deskundigen werd bijgewerkt om rechtstreeks uploaden van de elektronische
138
belangenverklaringen in de databank mogelijk te maken; verzoekt het Bureau de
kwijtingsautoriteit uiterlijk op 30 juni 2012 in te lichten over de uitvoering van deze
maatregelen; verzoekt daarnaast de IAS de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen
wanneer deze zeer belangrijke aanbevelingen effectief door het bureau zijn uitgevoerd;
23. verzoekt het Bureau om de kwijtingsautoriteit te laten weten hoe het zal waarborgen dat
de procedures voor de inbreng van deskundigen volledig worden nageleefd zolang de
MoU's over de onafhankelijkheid van wetenschappelijke evaluaties niet door alle
nationale bevoegde autoriteiten zijn ondertekend;
24. verzoekt het Bureau verslag uit te brengen over zijn aandeel in de organisatie van
conferenties door privé-organisaties zoals de organisatie voor beroepsmensen in
regelgevingsaangelegenheden;
25. neemt kennis van het feit dat de Raad van bestuur van het Bureau op 1 februari 2012 het
"besluit betreffende de bepalingen ten aanzien van de artikelen 11 bis en 13 van het
Statuut inzake de omgang met opgegeven belangen van personeelsleden van het Europees
Geneesmiddelenbureau" heeft goedgekeurd, en dat de uitvoerend directeur het "besluit
betreffende de bepalingen inzake de omgang met opgegeven belangen van gedetacheerde
nationale deskundigen, andere deskundigen, stagiairs en tijdelijke werknemers van het
Europees Geneesmiddelenbureau" heeft goedgekeurd; verzoekt het Bureau de
kwijtingsautoriteit uiterlijk op 30 juni 2012 de concrete genomen maatregelen ter
uitvoering van deze besluiten te doen toekomen, opdat het Parlement de beschikbare
procedures kan beoordelen voor de omgang met mogelijke belangenconflicten voor alle
in beide besluiten genoemde categorieën medewerkers, plus de leden van de Raad van
bestuur;
26. merkt met bezorgdheid op dat er ook in financiële kringen mogelijk belangenconflicten
kunnen ontstaan bij de verwerking van betalingen wanneer de taken onvoldoende
gescheiden zijn; spoort het Bureau bijgevolg aan om voldoende rekening te houden met
dit belangrijke risico en om onmiddellijk maatregelen te treffen om deze tekortkoming
aan te pakken;
27. merkt op dat de voormalige uitvoerend directeur van het bureau op 28 december 2010
schriftelijk aan het bureau meedeelde welke beroepsbezigheden hij na afloop van zijn
mandaat zou uitoefenen; wijst erop dat de voorzitter van de Raad van bestuur van het
Bureau op 11 januari 2011 toestemming gaf aan de voormalige uitvoerend directeur van
het Bureau om zijn nieuwe bezigheden uit te oefenen, en beschouwt dit als een inbreuk op
de bepalingen van de Unie inzake belangenvermenging, met name op titel II, artikel 16,
van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen; herinnert eraan dat
deze bepaling overeenkomstig titel II, artikel 11, en titel IV, artikel 91, van de regeling
welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen
naar analogie van toepassing is op tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten;
merkt op dat de Raad van bestuur op 17 maart 2011, en dit slechts na hevig openlijk
protest, beperkingen vastlegde betreffende de toekomstige activiteiten van de voormalige
uitvoerend directeur, en ziet hierin een duidelijk bewijs dat het bureau het Statuut
aanvankelijk niet correct heeft toegepast, wat tevens ernstige vragen doet rijzen over de
manier waarop het bureau het Statuut in het algemeen toepast; verzoekt de uitvoerend
directeur van het EMA om een gedetailleerd rapport over de toepassing van artikel 16 van
het Statuut in het Bureau;
139
28. maakt zich ernstig zorgen over het verzuim van het Bureau en zijn Raad van bestuur om
de kwestie van de belangenconflicten effectief aan te pakken; merkt op dat het Bureau in
april 2012 een gewijzigd beleidskader heeft vastgesteld voor belangenconflicten onder de
leden van het wetenschappelijk comité en deskundigen, alsmede een procedure voor
vertrouwensbreuken onder die leden en deskundigen; stelt dat de effectiviteit van dit
nieuwe beleid en deze nieuwe procedure uitsluitend aangetoond kan worden door middel
van tenuitvoerlegging en concrete resultaten; is van oordeel dat het Bureau in 2012 alle
belangenverklaringen van deskundigen en van leden van het wetenschappelijk comité
moet verifiëren; dringt er om die reden bij het Bureau op aan na tenuitvoerlegging van
deze procedure gegevens over te leggen, waaronder cijfers en namen; dringt er bij het
Bureau op aan uiterlijk eind augustus ten minste 75% van de belangenverklaringen van
deskundigen en 75% van de belangenverklaringen van leden van het wetenschappelijk
comité te verifiëren en de kwijtingsautoriteit de resultaten daarvan over te leggen,
alsmede een actieplan met een tijdsplanning voor de resterende verificaties van
belangenverklaringen;
29. herinnert eraan dat, gezien het feit dat de voormalige uitvoerend directeur van het Bureau
vrijwel onmiddellijk na zijn vertrek bij een consultancybedrijf ging werken dat onder
meer advies geeft aan farmaceutische bedrijven, de kwijtingsautoriteit zich vragen heeft
gesteld bij de feitelijke onafhankelijkheid van het Bureau en bij de manier waarop de
Raad van bestuur artikel 16 van het Statuut toepast; is bovendien bezorgd over de
beschuldigingen dat de voormalige uitvoerend directeur van het Bureau een eigen
consultancybedrijf heeft opgericht terwijl hij nog zijn functie bekleedde; verzoekt het
Bureau de kwijtingsautoriteit uiterlijk op 30 juni 2012 meer informatie over deze kwestie
te verstrekken;
30. verzoekt de Rekenkamer met klem haar huidige audit met betrekking tot
belangenconflicten bij het Bureau af te ronden en te presenteren;
31. betreurt het dat veel deskundigen hebben nagelaten hun belangenverklaring te publiceren
en dat de vergelijking van de belangenverklaringen die zijn gepubliceerd door de
bevoegde nationale agentschappen met die van het Bureau in een aantal gevallen
aanzienlijke verschillen aan het licht brengt; betreurt verder dat minstens één lid van de
Raad van bestuur van het Bureau, dat tevens plaatsvervangend lid is van het Comité voor
geneesmiddelen voor menselijk gebruik, heeft nagelaten zijn recente beheersfuncties in
een farmaceutisch bedrijf kenbaar te maken;
32. is ingenomen met het initiatief van het Bureau om de belangenverklaringen van zijn
personeelsleden die een managementfunctie bekleden en van de deskundigen die
betrokken zijn bij de beoordeling van geneesmiddelen, op zijn website te publiceren; stelt
met belangstelling vast dat de lijst van deskundigen ook aangeeft welk risico op
belangenconflicten zij inhouden; is van mening dat ten minste de vorige werkplekken
(professionele achtergrond) samen met de belangenverklaringen moeten worden
gepubliceerd, zodat de belangenverklaringen kunnen worden geverifieerd en mogelijke
belangenconflicten kunnen worden geïdentificeerd; verzoekt het Bureau bijgevolg het
Parlement uiterlijk op 30 juni 2012 te informeren over de stand van zaken betreffende de
uitvoering van deze maatregelen;
140
33. verzoekt het Bureau met klem de belangenverklaringen die het ontvangt te verifiëren en
een aantal ervan op willekeurige basis grondig te controleren, met name door een systeem
in te stellen waarmee de belangenverklaringen op basis van kruiscontroles kunnen worden
afgetoetst aan de gegevens van de industrie en van de bevoegde nationale agentschappen;
34. is evenwel bezorgd over de manier waarop het Bureau het onderzoek van
belangenverklaringen aanpakt, namelijk eerder op grond van vertrouwen dan van
controle; is met name bezorgd over het feit dat de vergelijking van de
belangenverklaringen van deskundigen die zijn gepubliceerd door de bevoegde nationale
agentschappen met die van het bureau in een aantal gevallen aanzienlijke verschillen aan
het licht brengt; verzoekt het Bureau bijgevolg een echt mechanisme in te voeren
waarmee de belangenverklaringen die het bureau ontvangt behoorlijk kunnen worden
onderzocht, en de kwijtingsautoriteit hierover uiterlijk op 30 juni 2012 te informeren;
35. verzoekt het Bureau met klem zijn beleid inzake belangenconflicten op zijn Raad van
bestuur toe te passen;
36. merkt op dat de Rekenkamer het Bureau aan een audit heeft onderworpen in het kader van
het speciaal verslag over het beheer van belangenconflicten bij de agentschappen van de
Unie; begrijpt van de Rekenkamer dat dit speciaal verslag eind juni 2012 zal worden
gepubliceerd; is van mening dat, gezien de talrijke vraagtekens die bij belangenconflicten
worden geplaatst, het besluit inzake het verlenen van kwijting moet worden uitgesteld tot
de publicatie van het speciaal verslag opdat de desbetreffende bevindingen van de
Rekenkamer in aanmerking worden genomen;
37. is van mening dat een efficiënt omgang met belangenconflicten van cruciaal belang is om
het vertrouwen van het publiek in de werking van het Bureau te handhaven;
38. erkent dat het Bureau bereid is om de belangenverklaringen van de bij de evaluatie van
geneesmiddelen betrokken deskundigen openbaar te maken, maar betreurt dat veel
deskundigen hun belangenverklaringen nog niet hebben gepubliceerd;
39. neemt nota van het feit dat de Raad van bestuur op 17 maart 2011 beperkingen vastlegde
betreffende de toekomstige activiteiten van de voormalige uitvoerend directeur, en dit na
openlijk, door het Parlement gesteund protest tegen het besluit van de Raad van bestuur
van januari 2011 om volledige toestemming te geven voor diens nieuwe bezigheden;
herinnert er in dit verband aan dat een delegatie van de Commissie milieubeheer,
volksgezondheid en voedselveiligheid in juni 2011 een bezoek aan het Bureau heeft
gebracht om gevolg aan deze zaak te geven en nadere informatie over de verbeterde
procedures te verkrijgen; herinnert er voorts aan dat de commissie in juli 2011 de kwestie
tijdens een gedachtewisseling met de voorgedragen uitvoerend directeur opnieuw aan de
orde heeft gebracht om een dergelijk voorval in de toekomst te voorkomen;
Prestaties
40. vindt de beoordeling van de effectiviteit en toereikendheid van de in het Bureau
aanwezige systemen ter ondersteuning van de verschaffing van wetenschappelijke
adviezen voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik een belangrijk hulpmiddel om de
prestaties van het Bureau te meten;
41. merkt op dat het aantal producten en diensten (adviezen, verslagen, wetenschappelijk
141
advies, inspecties) is toegenomen ten opzichte van 2009; is ook verheugd over de
tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 141/2000 van het Europees Parlement en de
Raad van 16 december 1999 inzake weesgeneesmiddelen en spoort het Bureau aan om
stimulansen te blijven creëren voor het onderzoek naar en de ontwikkeling en het in de
handel brengen van specifieke weesgeneesmiddelen;
Interne audit
42. verneemt van het Bureau dat er nog 11 "zeer belangrijke" aanbevelingen van de IAS
moeten worden uitgevoerd; merkt op dat het Bureau een van die aanbevelingen als zijnde
uitgevoerd heeft gemeld en dat die nu door de IAS wordt beoordeeld;
43. merkt op dat zeven van deze "zeer belangrijke aanbevelingen" tot meer dan 12 maanden
vertraging hebben opgelopen; merkt op dat deze aanbevelingen betrekking hebben op:
– de naleving van artikel 110 van het Statuut,
– het aanwervingsproces,
– het gebruik van databanken,
– de bepaling van regels om producten aan te vragen,
– de richtsnoeren voor de omgang met mogelijke belangenconflicten voor personeel,
– de procedures voor de inbreng van deskundigen,
– de scheiding van taken in financiële procedures;
spoort het Bureau daarom aan om deze door de IAS vastgestelde tekortkomingen
onmiddellijk aan te pakken en om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de
getroffen maatregelen;
44. maakt zich voorts zorgen over het feit dat het Bureau twee "zeer belangrijke"
aanbevelingen afwees met betrekking tot:
– de vergoedingen die aan nationale agentschappen worden betaald,
– de vermindering van het aantal interne consultants;
spoort het Bureau aan om de kwijtingsautoriteit onmiddellijk uit te leggen waarom het
deze twee aanbevelingen heeft afgewezen;
45. merkt op dat indien de IAS in zijn follow-upverslag van september 2010 de beoordeling
van de onafhankelijkheid van de deskundigen nog steeds ontoereikend acht, de
uitvoerend directeur een lijst van alle betrokken toegelaten geneesmiddelen openbaar
moet maken en moet laten weten hoe het Bureau van plan is deze procedures te
verbeteren;
142
o
o o
46. verwijst naar de aanbevelingen van vorige kwijtingsverslagen als vastgesteld in de bijlage
van deze verordening;
47. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen in verband met het kwijtingsbesluit naar
zijn resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het
toezicht op de agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
143
Bijlage
Aanbevelingen van het Europees Parlement van de voorbije jaren
Europees
Geneesmiddelenbureau
2006
2007
2008
2009
Prestaties
n.v.t.
- Het beginsel van gezond financieel
beheer werd niet nauwgezet
vervuld: de kasstroomvoorspelling
van het Bureau werd niet correct
voorbereid
- Het Bureau voert zijn activiteiten op twee
locaties uit, wat extra kosten met
zich brengt (rechtstreekse
functies: 450 000 EUR)
- Goede resultaten bij de invoering van een
geavanceerde op activiteiten gebaseerde
begrotingsopstelling en een meetsysteem
voor de klanttevredenheid
- Verzoekt het Bureau om zijn makelaarsbeleid te
herbekijken in het licht van de tijdens het
jaar gelopen financiële risico's
- Het Bureau voert zijn activiteiten op twee
locaties uit, wat extra kosten met zich
brengt
- Onaanvaardbaar dat het Bureau de desbetreffende regels voor de
omgang met belangenconflicten niet effectief toepast
- 12 zeer belangrijke aanbevelingen en 1 kritieke aanbeveling uit
verschillende eerdere jaarlijkse auditverslagen van de IAS waren in
2009 nog altijd niet uitgevoerd
- Onaanvaardbaar dat het Bureau zijn gedragscode niet naleeft;
verzoekt het Bureau om de desbetreffende toewijzingsbesluiten met
bewijsstukken te staven, de controle ervan te beoordelen, ze te
archiveren en op de website beschikbaar te stellen
- Verzoekt het Bureau met aandrang de kwijtingsautoriteit de
elementen te verstrekken waarin het sinds zijn oprichting heeft
voorzien om de onafhankelijkheid van de deskundigen te garanderen;
- Vraagt het Bureau om de databank van Europese deskundigen aan te
vullen en regelmatig bij te werken zoals vereist door Verordening (EG)
nr. 726/2004
Overdracht van
kredieten
- Het begrotingsbeginsel van
jaarperiodiciteit werd niet strikt
in acht genomen: het
bestedingspercentage voor
vastleggingskredieten bedroeg
minder dan 60%. Meer dan 40%
van de vastlegging werd
overgedragen naar het
begrotingsjaar 2007
- Het Bureau ondervond problemen met de
programmering, budgettering en uitvoering
van zijn activiteiten: 32 miljoen euro werd
overgedragen en 4 miljoen euro werd
geannuleerd. Verzoekt het Bureau om het
beginsel van jaarperiodiciteit in acht te
nemen
- Verzoekt het Bureau om het beginsel van
jaarperiodiciteit in acht te nemen: de overgedragen
en geannuleerde begrotingskredieten bedroegen
respectievelijk 36 000 000 EUR (19,7% van de
begroting) en 9 700 000 EUR (5,3% van de
begroting)
- De Rekenkamer meldt een overdracht van 19,5 miljoen euro (38%
van de verbintenissen van het Bureau), waarvan 14,8 miljoen euro
bestemd was voor activiteiten die aan het einde van het jaar nog niet
waren uitgevoerd; dit duidt op vertragingen bij de uitvoering van de uit
titel II gefinancierde activiteiten; de werkwijze van het Bureau is in
strijd met het jaarperiodiciteitsbeginsel
144
Bijlage
Aanbevelingen van het Europees Parlement van de voorbije jaren
Europees
Geneesmiddelenbureau
2006
2007
2008
2009
Aanbestedingsprocedures
n.v.t.
- Problemen met de transparantie van de
selectiecriteria en de evaluatiemethoden
voor de prijscriteria en gezamenlijke
aanbestedingsprocedure
- Herinnert eraan dat de aanbestedingen
beter moeten worden beheerd
- Verzoekt het Bureau om zijn
aanbestedingsprocedures kwalitatief te verbeteren
om een eind te maken aan de tekortkomingen, met
name op het vlak van de toepassing van
evaluatiemethoden voor de prijscriteria en op het
vlak van de essentiële behoefte aan bewijsstukken
voor de keuzeprocedure
- Is bezorgd over de bevindingen van de Rekenkamer met
betrekking tot fouten in de aanbestedingsprocedures overeenkomend
met een aanzienlijk deel van de totale begroting voor 2009 van het
Bureau. Tekortkomingen in evaluatiecriteria zoals de prijs en keuze
van procedures
- Dringt er bij het Bureau op aan zijn aanbestedingsprocedures
kwalitatief te verbeteren om een eind te maken aan de door de
Rekenkamer vastgestelde tekortkomingen
- Dringt er bij het Bureau op aan een meerjarig aanbestedingsplan op
te stellen
- Verzoekt het Bureau ervoor te zorgen dat de resultaten van
aanbestedingsprocedures worden gecontroleerd vóór contracten
worden gegund
Ontvangsten uit
vergoedingen
- Het Bureau is er niet in
geslaagd om de door de
rapporteurs van de lidstaten
gemaakte kosten uitvoerig te
analyseren om op die manier een
objectieve en gedocumenteerde
basis te verkrijgen aan de hand
waarvan de betalingen aan de
rapporteurs en bijgevolg de aan
de klanten aangerekende
vergoedingen kunnen worden
aangepast: deze situatie is een
inbreuk op de
vergoedingsregeling
- Problemen met de transparantie van het
bedrag dat aan de rapporteurs van de
lidstaten wordt vergoed
- Verzoekt de Commissie om het opvallend grote
aantal kastegoeden van het Bureau te evalueren
(41 887 000 EUR)
- Verzoekt het Bureau om een betere coördinatie te waarborgen
tussen zijn financiële en wetenschappelijke diensten om het
probleem van de onaanvaardbaar lange vertragingen bij
invorderingsopdrachten te verhelpen
Interne audit
n.v.t.
n.v.t.
- Verzoekt het Bureau om een door de dienst
Interne audit van de Commissie gedane "kritieke"
aanbeveling met betrekking tot
belangenconflicten bij deskundigen en acht
andere "zeer belangrijke" aanbevelingen op het
gebied van het documenteren van
belangenconflicten voor het personeel van het
Bureau, databanken ter ondersteuning van de
administratieve beoordelingsprocedures en de
ontwikkeling van richtsnoeren voor de
archivering en de volledige naleving van
dergelijke richtsnoeren na te leven;
- Onaanvaardbaar dat de betrouwbaarheidsverklaring van de
uitvoerend directeur geen voorbehoud omvat, waardoor de met de
door het Bureau vastgestelde gedragscode aangegane verplichting
ten aanzien van de betrouwbaarheidsverklaringen van de dienst
Interne audit en de Rekenkamer niet wordt nagekomen;
- Vraagt het Bureau om alle verslagen van de IAS sinds 2007 tegen
30 juni 2011 aan de kwijtingsautoriteit te bezorgen
- Dringt er bij het Bureau op aan om de aanbevelingen van de IAS
onmiddellijk uit te voeren en om de kwijtingsautoriteit een overzicht
te bezorgen van de getroffen en uitgevoerde maatregelen
145
P7_TA-PROV(2012)0176
Kwijting 2010: Europees Waarnemingscentrum voor drugs en
drugsverslaving
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs
en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0277/2011 – 2011/2216(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en
drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees
Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving betreffende het begrotingsjaar 2010,
vergezeld van de antwoorden van het Centrum1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12
december 2006 betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en
drugsverslaving (herschikking)3, en met name artikel 15,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0134/2012),
1. verleent de directeur van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving
kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Waarnemingscentrum voor het
begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 156. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 376 van 27.12.2006, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
146
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Waarnemingscentrum voor
drugs en drugsverslaving, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor
publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
147
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor
het begrotingsjaar 2010 (C7-0277/2011 – 2011/2216(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en
drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees
Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving betreffende het begrotingsjaar 2010,
vergezeld van de antwoorden van het Centrum1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12
december 2006 betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en
drugsverslaving (herschikking)3, en met name artikel 15,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0134/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees
Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees
Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving, de Raad, de Commissie en de
Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie
(serie L).
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 156. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 376 van 27.12.2006, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
148
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en
drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0277/2011 – 2011/2216(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en
drugsverslaving voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees
Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving betreffende het begrotingsjaar 2010,
vergezeld van de antwoorden van het Centrum1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 1920/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12
december 2006 betreffende het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en
drugsverslaving (herschikking)3, en met name artikel 15,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0134/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende
verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
B. overwegende dat het Parlement de directeur van het Europees Waarnemingscentrum voor
drugs en drugsverslaving op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de
begroting van het Centrum voor het begrotingsjaar 20095, en dat het in zijn bij het
kwijtingsbesluit behorende resolutie onder andere:
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 156. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 376 van 27.12.2006, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 5 PB L 250 van 27.9.2011, blz. 167.
149
– het Centrum verzocht heeft om in de nodige instructies en procedures te voorzien om
mogelijke overdrachten te analyseren en om de programmering en monitoring van
activiteiten te verbeteren om de overdrachten te beperken,
– het Centrum verzocht heeft om een consequente tenuitvoerlegging van de goedgekeurde
procedure voor de beoordeling van personeel te verzekeren,
– er bij het Centrum op heeft aangedrongen om 9 "zeer belangrijke" aanbevelingen van de
dienst Interne Audit (IAS) onverwijld toe te passen en om de kwijtingsautoriteit op de
hoogte te brengen van de geboekte vooruitgang;
C. overwegende dat de aanvankelijke begroting van het Centrum 15 900 323 EUR bedroeg
voor het jaar 2010, tegenover 14 700 000 EUR in 2009, hetgeen een toename van 8,16%
betekent ten opzichte van 2009; overwegende dat de bijdrage van de Unie aan de begroting
van het Centrum 14 800 000 EUR bedroeg voor 20101, hetgeen een toename van 4,59%
betekent ten opzichte van 2009;
Financieel en begrotingsbeheer
1. merkt in de definitieve jaarrekening van het Centrum op dat de werkelijke ontvangsten
van het Centrum 16 245 886 EUR bedroegen voor het begrotingsjaar 2010; merkt op dat
het verschil tussen de werkelijke ontvangsten in 2010 en de ontvangsten die zijn
opgenomen in de begroting voor 2010 toe te schrijven is aan de volgende factoren:
– de betaling in 2010 van 362 000 EUR uit de bijdrage van de Unie voor de
begrotingsontvangsten van het Centrum voor 2008 en 2009;
– de verrekening van 16 437 EUR in overeenstemming met de positieve balans van de
resultatenrekening van de bijdrage van Noorwegen aan de begroting van het
Centrum van 2008 en 2009;
– het bedrag van 1 980,00 EUR dat in 2010 werd ontvangen maar niet in de begroting
van 2010 werd ingeschreven;
2. merkt op dat de bijdrage van de Unie voor 2010 in het totaal 14 800 000 EUR bedraagt,
waarvan een bedrag van 200 000 EUR uit de invordering van overschotten werd
toegevoegd aan het bedrag van 14 600 000 EUR dat in de begroting werd ingeschreven;
3. neemt er via de definitieve jaarrekening van het Centrum kennis van dat het Centrum een
bestedingspercentage voor kredieten uit de begroting van 2010 van 98,82% bereikte (-
0,03% ten opzichte van 2009) voor vastleggingskredieten, van 94,85% voor
betalingskredieten met betrekking tot vastlegging (-1,66% ten opzichte van 2009) en van
93,73% voor betalingen met betrekking tot de definitieve begroting (-1,67% ten opzichte
van 2009);
4. merkt bovendien op dat de gegevens over de begrotingsuitvoering van titels I en II
(personeel en ondersteunende activiteiten) een toename laten optekenen ten opzichte van
de bestedingspercentages van 2009, zowel op het vlak van vastleggingen als op dat van
betalingen, respectievelijk +0,57% en +13,4%; merkt op dat het bestedingspercentage
1 PB L 64 van 12.3.2010, blz. 1056-1057.
150
99,15% bedraagt voor vastleggingskredieten en 96,64% voor betalingskredieten, ten
opzichte van 98,58% en 95,30% voor 2009;
5. stelt vast dat het bestedingspercentage voor titel III (projecten en operationele activiteiten)
gedaald is met betrekking tot het gebruik van betalingskredieten (-9,58%) ten opzichte van
2009 en licht gedaald is, met 1,37%, met betrekking tot de in de definitieve begroting
vastgelegde kredieten; merkt eveneens op dat het bestedingspercentage 98,04% bedraagt
voor vastleggingskredieten en 88,83% voor betalingskredieten; neemt er via het Centrum
kennis van dat die situatie toe te schrijven was aan de volgende factoren:
– meer dan 70% van de nationale contactpunten konden enkel de betaling van de eerste
tranche van de 2010 REITOX-cofinanciering aanvragen;
– een aantal betalingen die betrekking hadden op de terugbetaling van kosten voor
technische vergaderingen in het laatste deel van het jaar konden niet voor eind 2010
uitgevoerd worden;
– een resterend aantal betalingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van kleine
contracten voor externe technische studies/onderzoeken kon niet worden uitgevoerd
vanwege de laattijdige afronding van de desbetreffende activiteiten voor het plaatsen
van opdrachten/afsluiten van contracten;
is van mening dat het lage bestedingspercentage voor betalingskredieten onder titel III de
ontwikkeling van de projecten en activiteiten van het Centrum beïnvloedt en negatieve
gevolgen kan hebben voor de geplande resultaten ervan; verzoekt het Centrum daarom om
onmiddellijk maatregelen te treffen om het bestedingspercentage voor betalingskredieten in
de toekomst te verhogen en om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de
geboekte vooruitgang;
6. roept het centrum op zijn financieel beheer te consolideren; erkent dat drugsgerelateerde
kwesties afdoende aan bod moeten komen in het nieuwe meerjarig financieel kader (2014-
2020);
Overdracht van kredieten
7. is ingenomen met het initiatief van het Centrum om het volume van overgedragen
kredieten verder te beperken; erkent in het bijzonder, op basis van het jaarlijks
activiteitenverslag, dat het Centrum de volgende maatregelen heeft getroffen:
– er werden vijf opleidingssessies over begrotingstransacties en procedures voor het
plaatsen van opdrachten georganiseerd voor de verschillende financiële en
operationele actoren van het Centrum,
– er werden duidelijkere en meer gestructureerde instructies en procedures ingesteld
voor de analyse en de preventie van overdrachten,
– de inschrijvingprocedure voor de tenuitvoerlegging van het jaarlijks
werkprogramma/de jaarlijkse begroting wordt zo veel mogelijk op voorhand
voorbereid, zodat deze procedures in de regel tijdens het eerste semester van het jaar
plaatsvinden,
151
– er werd een AD-personeelslid aangeworven om de capaciteit van het Centrum om
zijn activiteiten te plannen en te monitoren, te vergroten;
verzoekt de Rekenkamer desalniettemin om de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van
de doeltreffendheid van deze maatregelen;
Boekhoudsysteem
8. neemt er via de definitieve jaarrekening kennis van dat het Centrum een nieuwe
ontvangstenstructuur heeft toegepast die werd gecreëerd in ABAC om de
invorderingsopdrachten eenvoudiger en beter te kunnen beheren;
9. merkt eveneens op dat het Centrum zijn beheersysteem op basis van activiteiten heeft
herzien en een op kosten gebaseerd boekhoudsysteem heeft uitgewerkt; erkent in het
bijzonder dat de relevante ABAC- en SAP CO-toepassingen dienovereenkomstig zijn
geconfigureerd en dat de productiefase in het eerste kwartaal van 2011 van start zou
moeten zijn gegaan; verzoekt het Centrum om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te
houden van de vooruitgang in dit verband;
Overheidsopdrachten
10. neemt er via de definitieve jaarrekening van het Centrum kennis van dat een resterend
aantal betalingen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van kleine contracten voor
externe technische studies/onderzoeken niet werd uitgevoerd vanwege de laattijdige
afronding van de desbetreffende activiteiten voor het plaatsen van opdrachten/het
afsluiten van contracten, in overeenkomst met de voortgang van de betrokken projecten
uit het werkprogramma van het Centrum;
Prestaties
11. verzoekt het Centrum om terdege rekening te houden met het niveau van verslaglegging
bij het plannen van zijn activiteiten; dringt er in het bijzonder op aan dat het Centrum
ervoor zorgt dat het jaarlijks activiteitenverslag het jaarlijks werkprogramma effectief
weerspiegelt en dat de planning van de middelen voor activiteiten (activiteitgestuurde
begroting - ABB) in overeenstemming wordt gebracht met de organisatiestructuur van het
Centrum om het mogelijk te maken om de begrotingsuitvoering te monitoren;
12. is ingenomen met de verspreiding van informatie via internet als effectief en
kostenefficiënt onderdeel van de globale communicatiestrategie en
voorlichtingsactiviteiten van het Centrum; roept het Centrum bovendien op verbeteringen
voor te stellen om, met de steun van REITOX, het meertalig beleid van het Centrum aan
te houden;
13. neemt kennis van het feit dat de economische problemen in de Europese Unie moeten
worden overwonnen en roept daarom op tot een hernieuwde flexibiliteit, innovatieve
organisatorische maatregelen en een betere coördinatie tussen de instellingen en
agentschappen van de Unie en nationale autoriteiten;
14. is ingenomen met de verbeterde samenwerking tussen het Centrum en het "European
School Survey Project on Alcohol and other Drugs" (ESPAD); is van mening dat
monitoring van alcohol-, tabaks- en andere verslavingen die niet samenhangen met
152
verslavende stoffen prioritair dient te worden opgenomen in de volgende strategie voor
drugsbestrijding van de Unie;
Risico-evaluatie
15. neemt er via het jaarlijks activiteitenverslag kennis van dat het Centrum een alomvattende
methodiek heeft goedgekeurd voor het uitvoeren van risico-identificaties en -evaluaties
als instrument om het risicobeheer in het Centrum te verbeteren; verzoekt de Rekenkamer
desalniettemin om de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de doeltreffendheid van
de maatregelen die door het Centrum getroffen worden; verzoekt tevens de IAS om
terdege te controleren of het centrale risicoregister effectief werd ingesteld, in
overeenstemming met de aanbevelingen en vereisten van de IAS zoals bepaald in de
interne controlenormen van het Centrum;
Interne audit
16. erkent dat de IAS in 2010 een audit heeft uitgevoerd betreffende het beheer van output
voor externe communicatie om de betrouwbaarheid van de interne controles van de
output voor externe communicatie te beoordelen en te verzekeren; merkt in het bijzonder
op dat er in de loop der jaren verschillende strategiedocumenten inzake communicatie
zijn opgesteld, maar dat zij niet gekoppeld werden aan het jaarlijks werkprogramma voor
2010, noch aan het meerjarenwerkprogramma 2010-2012, en dat er geen periodieke
actualisering van de doelgroepen gepland was tijdens de levenscyclus van de
planningdocumenten, hoewel dat vereist is krachtens de communicatiestrategie van het
Centrum;
17. verzoekt het Centrum in dat verband om zijn toekomstige communicatiestrategie te
koppelen aan zijn jaarlijkse of meerjarenplanningdocumenten en om de behoeften van de
doelgroepen regelmatig opnieuw te bekijken;
18. erkent dat het Centrum nog steeds vijf "zeer belangrijke" aanbevelingen van de IAS-
audits inzake "subsidiebeheer" (uitgevoerd in 2009) en "paraatheid voor de verplaatsing"
(2008) moet toepassen; is bezorgd dat de tenuitvoerlegging van drie "zeer belangrijke"
aanbevelingen uitgesteld is tot na de datum die in het aanvankelijke actieplan van het
Centrum was vastgelegd; merkt eveneens op dat het Centrum voor een andere
aanbeveling heeft verklaard dat zij is toegepast vanaf eind 2010 en dat er in dat verband
een follow-up van de IAS moet worden uitgevoerd om de effectieve tenuitvoerlegging
ervan te bevestigen; dringt er daarom bij het Centrum op aan om onmiddellijke stappen te
ondernemen om de situatie recht te zetten en om de kwijtingsautoriteiten in kennis te
stellen van de getroffen maatregelen;
19. merkt eveneens op dat een aanbeveling ten aanzien van de naleving van de
subsidieovereenkomst door het Centrum is verworpen; dringt er daarom bij het Centrum
op aan om zijn beslissing toe te lichten aan de kwijtingsautoriteit;
o
o o
20. vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen uit eerdere kwijtingsverslagen, zoals bepaald in
de bijlage bij deze resolutie;
153
21. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie
van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de
agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
154
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
Europees
Waarnemingscentrum
voor drugs en
drugsverslaving
2006
2007
2008
2009
Prestaties
- de begrotingsbeginselen van
jaarperiodiciteit en specialiteit
werden niet strikt in acht genomen:
groot aantal overschrijvingen van
kredieten tussen
begrotingsonderdelen en in veel
gevallen waren de begeleidende
documenten onvoldoende
gedetailleerd
n.v.t.
- verzoekt het Centrum om SMART-doelstellingen en
RACER-indicatoren vast te leggen en een Gannt-
diagram op te stellen –> een resultaatgerichte
benadering bevorderen
- verzoekt het Centrum om in de programmering
van elk van zijn operationele activiteiten een
Gannt-diagram op te nemen
Financieel en
begrotingsbeheer
- de voorschriften voor
overheidsopdrachten werden niet
strikt nageleefd
- het Centrum heeft een meningsverschil met Noorwegen
over de berekening van de Noorse financiële bijdrage
voor zijn deelname aan de werkzaamheden van het
Centrum. Het Centrum dient dit meningsverschil zo snel
mogelijk op te lossen, aangezien het gevolgen heeft voor
de begroting en de financiële staten van het Centrum (de
raming van het Centrum ligt 80 000 EUR hoger dan die
van de Noorse autoriteiten)
n.v.t.
- verzoekt het Centrum om in de nodige
instructies en procedures te voorzien om
mogelijke overdrachten te analyseren en om de
programmering en monitoring van activiteiten te
verbeteren om overdrachten te beperken,
- de Rekenkamer stelde vast dat er 339 000 EUR
aan kredieten werd overgedragen in 2009 voor
titel II, administratieve uitgaven (26%)
Personeelszaken
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
- verzoekt het Centrum om een consequente
tenuitvoerlegging van de goedgekeurde
beoordelingsprocedure voor het personeel te
verzekeren
Interne audit
n.v.t.
n.v.t.
- verzoekt het Centrum om 26 van de 41
aanbevelingen die door de dienst Interne Audit
werden gedaan in 2006 na te leven: i.e.
kwaliteitscontrole van de nieuwe locatie,
voorzorgsmaatregelen om schade door
overstromingen te voorkomen, een
bedrijfscontinuïteitsplan en investeringen in
uitrusting; de tenuitvoerlegging van de
internecontrolenormen (bevordering van personeel,
beoordeling van personeel, risicobeheer)
- verzoekt het Centrum om de kwijtingsautoriteit
te informeren over de voortgang die wordt
geboekt op het gebied van risicobeheer en
jaarlijkse risicoanalyses;
- dringt er bij het Centrum op aan om deze negen
zeer belangrijke aanbevelingen onverwijld uit te
voeren en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te
houden van de geboekte vooruitgang
155
P7_TA-PROV(2012)0177
Kwijting 2010: Europees Agentschap voor maritieme veiligheid
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor maritieme
veiligheid voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0284/2011 – 2011/2223(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid
voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap
voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van
het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van
27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid3, en
met name artikel 19,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
vervoer en toerisme (A7-0137/2012),
1. verleent de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid
kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar
2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 52. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
156
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Agentschap voor maritieme
veiligheid, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in
het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
157
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0284/2011 – 2011/2223(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid
voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap
voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van
het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van
27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid3, en
met name artikel 19,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
vervoer en toerisme (A7-0137/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap
voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees
Agentschap voor maritieme veiligheid, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te
zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 52. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
158
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid voor
het begrotingsjaar 2010 (C7-0284/2011 – 2011/2223(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid
voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap
voor maritieme veiligheid voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van
het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van
27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid3, en
met name artikel 19,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
vervoer en toerisme (A7-0137/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekening van het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid ("het
Agentschap") voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende
verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
B. overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Agentschap op 10 mei
2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 52. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
159
voor het begrotingsjaar 20091, en dat het in zijn resolutie bij het kwijtingsbesluit onder
andere:
– het Agentschap heeft verzocht om bij de planning van al zijn operationele
activiteiten gebruik te maken van een Gannt-diagram, om snel te kunnen natrekken
hoeveel tijd een personeelslid aan een bepaald project heeft besteed en om te komen
tot een meer resultaatgerichte benadering; roept het Agentschap derhalve op om de
kwijtingsautoriteit te informeren over de maatregelen die het in dat kader heeft
genomen,
– er bij het Agentschap op heeft aangedrongen de procedures voor het plaatsen van
opdrachten correct toe te passen maar het feit heeft toegejuicht dat het Agentschap
in zijn jaarverslag voor 2009 een specifieke bijlage had opgenomen over de
onderhandelde procedures, met de bedoeling om de begrotingsautoriteit in kennis te
stellen;
C. overwegende dat de aanvankelijke begroting van het Agentschap voor 2010 54 400 000
EUR bedroeg, tegenover 53 300 000 EUR in 2009, een stijging met 6,1%; overwegende
dat de bijdrage van de Europese Unie aan de begroting van het Agentschap voor 2010
31 949 360 EUR bedroeg, tegenover 24 435 000 EUR voor 20092, een toename van
30,75%;
Financieel en begrotingsbeheer
1. neemt kennis van de informatie van het Agentschap dat het 54 400 000 EUR aan
vastleggingskredieten en 50 600 000 EUR aan betalingskredieten heeft ontvangen; neemt
kennis van het feit dat dit een toename van de vastleggingskredieten is met 11,21%, maar
een daling van de betalingskredieten met 5,33% ten opzichte van 2009;
2. neemt kennis van de informatie in het verslag over het begrotings- en financieel beheer
van het Agentschap dat het Agentschap in 2010 een begrotingsuitvoeringspercentage van
98% heeft bereikt voor vastleggingskredieten en van 89% voor betalingskredieten; merkt
eveneens op dat de begrotingsuitvoeringspercentages van het Agentschap ten opzichte
van 2009 gestegen zijn, zowel voor vastleggingskredieten (+ 4%) als voor
betalingskredieten (+ 8%); verzoekt het Agentschap om de nodige maatregelen te treffen
om de tenuitvoerlegging van zijn begroting verder te verbeteren en om de
kwijtingsautoriteit met regelmaat op de hoogte te houden van deze kwestie;
Overdrachten
3. neemt kennis van de informatie in het verslag over het begrotings- en financieel beheer
van het Agentschap dat de kredieten die zijn overgedragen van 2010 naar 2011 ter
dekking van onbetaalde vastleggingen aan het einde van het jaar, 1 214 272,92 EUR
bedroegen; neemt kennis van de informatie van het Agentschap dat dit overdrachtscijfer
43% lager ligt dan dat in 2009; verzoekt het Agentschap desalniettemin om verdere
stappen te ondernemen om de overdrachten te beperken en het beginsel van
jaarperiodiciteit in acht te nemen;
1 PB L 250 van 27.9.2011, blz. 181. 2 PB L 64 van 12.3.2010, blz. 615.
160
4. betreurt dat de Rekenkamer in zijn verslag over de jaarrekening van het Agentschap voor
het begrotingsjaar 2010 geen gewag maakte van de overgedragen en geannuleerde
kredieten van het Agentschap;
"A posteriori"-verplichtingen
5. merkt op dat het Agentschap op verzoek van het Parlement specifieke informatie over a
posteriori-verplichtingen (juridische verplichtingen die zijn aangegaan vóór de
desbetreffende begrotingsvastleggingen zijn gedaan) opgenomen heeft in zijn jaarverslag
2010; neemt kennis van de inspanningen van het Agentschap om de a posteriori-
verplichtingen te beperken (van meer dan 20 in 2007 tot 5 in 2010); is evenwel bezorgd
dat deze verplichtingen een inbreuk vormen op artikel 62, lid 1, van de financiële
kaderregeling en dat het Agentschap in deze al tekortschiet sinds 2006;
Procedures voor het plaatsen van opdrachten
6. neemt kennis van de informatie in het jaarverslag van het Agentschap dat de eenheid
juridische en financiële aangelegenheden in 2010 in totaal 54 procedures voor het
plaatsen van opdrachten heeft behandeld;
7. dringt er bij het Agentschap op aan om de procedures voor het plaatsen van opdrachten
correct toe te passen en te zorgen voor adequate informatie over geplande
overheidsopdrachten in zijn jaarlijks werkprogramma; is in het bijzonder van mening dat
het feit dat niet alle informatie waarnaar verwezen wordt in het financieel reglement en de
uitvoeringsbepalingen ervan, expliciet openbaar gemaakt wordt in het werkprogramma,
tot bezorgdheid strekt; herinnert het Agentschap eraan dat als een financieringsbeslissing
over een geplande operationele aanbesteding niet voldoende onderbouwd is door
ondersteunende gegevens, dit de geldigheid van de beslissing van het Agentschap op de
helling kan zetten; neemt kennis van de informatie van het Agentschap er sinds 2011 een
specifieke bijlage wordt gevoegd bij het financiële werkprogramma, waarin wordt
aangegeven welk globaal bedrag is voorbehouden voor de plaatsing van opdrachten in de
loop van het jaar, hoeveel contracten naar schatting afgesloten zullen worden en wat de
indicatieve tijdspaden zijn, gegroepeerd per activiteit;
8. verzoekt het Agentschap om te zorgen voor een nauwkeurige en tijdige verslaglegging
aan de raad van bestuur over de onderhandelde procedures; merkt namelijk op dat over de
onderhandelde procedures van het Agentschap, waarop een beroep mag worden gedaan
onder strikte voorwaarden, niet noodzakelijk verslag wordt uitgebracht bij de raad van
bestuur;
Personeelszaken
9. is bezorgd door het feit dat de onafhankelijkheid van de rekenplichtige van het
Agentschap naar verluidt in 2010 op de helling zou komen te staan; merkt inderdaad op
dat:
– de aanstelling van de rekenplichtige van het Agentschap begin 2010 nog een
"tussentijdse" aanstelling was;
– zijn verantwoordelijkheden nog niet formeel waren vastgelegd en
161
– de beoordeling van de uitoefening van zijn taken werd uitgevoerd door de directeur
van het Agentschap, zonder dat de raad van bestuur daarbij betrokken werd;
10. is ingenomen met de beslissing van de raad van bestuur van het Agentschap van 14 juni
2010 om de aanstelling van de rekenplichtige van het Agentschap te formaliseren; neemt
kennis van de beslissing van de raad van bestuur van het Agentschap van 10 november
2011 tot wijziging van de algemene bepalingen betreffende de tenuitvoerlegging van
artikel 43 van het Statuut, waarin de rol van de raad van bestuur ten aanzien van de
rekenplichtige wordt toegelicht;
11. onderstreept echter dat er nog steeds zwakke punten bestaan ten aanzien van de
rekenplichtige, in het bijzonder op het vlak van de definitie van de verantwoordelijkheden
en de evaluatie van de uitoefening van zijn taken; wijst erop dat het Agentschap actie
heeft ondernomen om de eerder vastgestelde situatie recht te zetten;
Prestaties
12. is ingenomen met het feit dat het Agentschap in maart 2010 zijn
meerjarenwerkprogramma voor vijf jaar heeft goedgekeurd; merkt tevens op dat in het
jaarverslag van het Agentschap voor 2010 voor elke operationele activiteit verslag wordt
uitgebracht over de input en het resultaat van de activiteit en dat elk punt, ter vergelijking,
ook informatie bevat over de geplande input en output, zoals bepaald in het
werkprogramma van het Agentschap voor 2010;
13. betreurt dat de Rekenkamer in zijn jaarverslag voor 2010 niet heeft verwezen naar de
begrotingsoverschrijvingen van het Agentschap; merkt op dat het grote aantal
begrotingsoverschrijvingen bij het Agentschap het Parlement de afgelopen jaren tot
bezorgdheid strekte (49 in 2009, 52 in 2008 en 32 in 2007); verzoekt de Rekenkamer
daarom om de kwijtingsautoriteit onverwijld in kennis te stellen van de situatie op het
gebied van overschrijvingen in 2010;
14. herhaalt zijn oproep aan het Agentschap om te overwegen bij de planning van al zijn
operationele activiteiten gebruik te maken van een Gannt-diagram, om snel te kunnen
nagaan hoeveel tijd een personeelslid aan een bepaald project heeft besteed en zo tot een
meer resultaatgerichte benadering te komen; verzoekt het Agentschap daarom om de
kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de concrete stappen die zijn ondernomen;
15. vestigt de aandacht op de nieuwe taken die aan het Agentschap worden toegewezen in het
voorstel voor een verordening tot wijziging van de oprichtingsverordening (Verordening
(EG) nr. 1406/2002); verzoekt de Commissie de aan het Agentschap toegewezen
middelen op te trekken en verzoekt het Agentschap deze middelen behoorlijk en efficiënt
te beheren, om de nieuwe verantwoordelijkheden die het bij Verordening (EG) nr.
1406/2002 worden toegewezen, naar behoren uit te oefenen;
Interne audit
16. merkt op dat het Agentschap 15 "zeer belangrijke" aanbevelingen van de dienst Interne
Audit nog moet toepassen; is bezorgd door het feit dat de tenuitvoerlegging van 8 van
deze aanbevelingen met 6 tot 12 maanden is uitgesteld en dat één aanbeveling is
verworpen; merkt op dat de eerste 11 "zeer belangrijke" aanbevelingen betrekking hebben
op het juridische en financiële besluitvormingsproces, het personeelsbeheer en de
162
internecontrolenormen; merkt tevens op dat de verworpen aanbeveling betrekking heeft
op de verantwoordelijkheid voor de prestatie-evaluatie van de rekenplichtige; dringt er
daarom bij het Agentschap op aan om de redenen voor deze verwerping te verklaren aan
de kwijtingsautoriteit en verzoekt het Agentschap om actie te ondernemen ten aanzien
van de vertraagde aanbevelingen;
17. neemt kennis van het initiatief van het Agentschap om een interneauditfunctie (Internal
Audit Capability-IAC) te delen met het Communautair Bureau voor visserijcontrole;
18. merkt in het bijzonder op dat de IAC interne adviesdiensten heeft verstrekt ten aanzien
van internecontrolekwesties, zoals:
– de ontwikkeling van het bedrijfscontinuïteitsplan voor maritieme toepassingen;
– de ontwikkeling van het bedrijfscontinuïteitsplan voor ondersteunende activiteiten;
– de procedure voor de inschrijving van uitzonderingen;
neemt kennis van de verklaring van het Agentschap dat het bedrijfscontinuïteitsplan voor
maritieme toepassingen, het bedrijfscontinuïteitsplan voor ondersteunende activiteiten en
de procedure voor de inschrijving van uitzonderingen zijn goedgekeurd;
o
o o
19. vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen in eerdere kwijtingsverslagen, zoals toegelicht
in de bijlage bij deze resolutie;
20. maakt het Agentschap attent op het verslag over "de kwijting 2009: prestaties, financieel
beheer en controle van de agentschappen" van het Parlement van 10 mei 2011 en verzoekt
het agentschap zich daaraan te houden;
21. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie
van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de
agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
163
Bijlage Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
Europees Agentschap voor
maritieme veiligheid
2006
2007
2008
2009
Prestaties
n.v.t. - onjuiste voorstelling van de begroting
- het agentschap heeft geen meerjarenwerkprogramma
voorbereid en zijn jaarlijks werkprogramma stemde niet
overeen met zijn vastleggingsbegroting;
- verzoekt het Agentschap om SMART-doelstellingen en
RACER-indicatoren vast te leggen en een Gannt-diagram
op te stellen –> een resultaatgerichte benadering bevorderen
- verzoekt het agentschap om een diachronische analyse van
de tijdens dit en vorig jaar uitgevoerde werkzaamheden uit
te werken
- verzoekt het Agentschap om te overwegen
om in de programmering van elk van zijn
operationele activiteiten een Gannt-diagram
op te nemen
- verzoekt het Agentschap om een
vergelijking op te stellen van de activiteiten
die het heeft uitgevoerd tijdens het jaar
waarvoor de kwijting moet worden verleend
en tijdens het vorige begrotingsjaar
Financieel en begrotingsbeheer
De procedures voor het
vastleggen van de begroting
en het organigram waren niet
grondig genoeg –>
ontoereikende planning van
aanwerving van personeel en
onjuiste voorstelling van
begroting
- het begrotingsbeginsel van
nauwkeurigheid werd niet
strikt in acht genomen.
- sommige contracten
voorzagen in 100%
prefinanciering: deze
praktijk is niet in
overeenstemming met de
beginselen van goed
financieel beheer
- onjuiste voorstelling van de begroting: voor
gesplitste kredieten bevatte de begroting geen
schema van de betalingen die in de volgende
begrotingsjaren moesten worden uitgevoerd om te
voldoen aan de begrotingsverbintenissen die in
vorige begrotingsjaren waren aangegaan
- juridische verbintenissen werden aangegaan vóór
de desbetreffende begrotingsvastlegging
- de procedures voor het opstellen van de begroting
waren niet voldoende rigoureus –> groot aantal
begrotingsoverschrijvingen (32 in 2007)
- zwakke punten in de planning en monitoring van de
betalingskredieten voor operationele activiteiten (7,5
miljoen euro werd geannuleerd)
- verzoekt het Agentschap om meer inspanningen te leveren
op het vlak van opleiding en communicatie om situaties
waarin juridische verbintenissen worden aangegaan nog
voordat de desbetreffende begrotingsvastleggingen zijn
gedaan, te vermijden
- verzoekt de Commissie om op zoek te gaan naar manieren
om te verzekeren dat het beginsel van een op behoeften
gebaseerd beheer van liquide middelen wordt toegepast
- de Rekenkamer stelde een groot aantal
begrotingsoverschrijvingen vast in 2009,
dringt er bij het Agentschap op aan om zijn
planning en monitoring te verbeteren om het
aantal begrotingsoverschrijvingen te
verminderen
-dringt er bij het Agentschap op aan om de
procedures voor het plaatsen van opdrachten
correct toe te passen
Personeelszaken
n.v.t.
- problemen rond transparantie in de
wervingsprocedures: voor de gecontroleerde
wervingsprocedures werden de selectiecriteria en
drempelscores die moeten worden behaald om tot
de volgende ronde van vergelijkende onderzoeken
te worden toegelaten, niet vastgesteld voordat het
evaluatieproces van start ging
- verzoekt om de strategie voor personeelszaken te
verbeteren –> transparantieproblemen (zie interne audit)
- stelt tekortkomingen vast in de procedures
voor personeelsselectie, dringt er bij het
Agentschap op aan om de zwakke punten
weg te werken
164
Bijlage
Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
.
Europees Agentschap voor
maritieme veiligheid
2006
2007
2008
2009
Interne audit
n.v.t.
n.v.t.
- verzoekt het Agentschap om stappen te ondernemen om
aan 7 van de 32 aanbevelingen van de dienst Interne Audit
te voldoen –> i.e. de aanneming van de
uitvoeringsbepalingen van het Statuut ten aanzien van de
aanwerving van tijdelijk personeel in overeenstemming met
het Statuut; de controlemechanismen in de
selectieprocedure om meer transparantie en een gelijke
behandeling van de kandidaten te garanderen; de
ontwikkeling van een strategie voor loopbaanplanning
- roept het Agentschap op de "zeer belangrijke"
aanbevelingen van de IAS met spoed uit te voeren,
in het bijzonder:
- de bij het Agentschap betrokken partijen, met het
oog op strategische planning en toezicht, te
voorzien van een overzicht van de risico's van
verontreiniging door restolie;
- zich te houden aan administratieve procedures;
- mogelijke opties voor het beheer van apparatuur
en een evaluatie van de financiële en operationele
effecten daarvan te analyseren;
- mobilisatiebeslissingen van vaartuigen te
documenteren;
- merkt op dat de aanbevelingen van de IAS die nog
steeds door het Agentschap dienen te worden
uitgevoerd onder andere betrekking hebben op het
vaststellen van:
- een interne risicobeoordeling;
- een inventaris van bestaande interne procedures;
- een stappenplan voor de ontwikkeling en
tenuitvoerlegging van de overige procedures;
- een register van de uitzonderingenprocedures; &
- een herziening van het internecontrolesysteem
165
P7_TA-PROV(2012)0178
Kwijting 2010: Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor netwerk- en
informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0288/2011 – 2011/2228(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor netwerk- en
informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap
voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de
antwoorden van het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad vanvan.21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, inzonderheid artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 460/2004 van het Europees Parlement en de Raad van
10 maart 2004 tot oprichting van het Europees Agentschap voor netwerk- en
informatiebeveiliging3, inzonderheid artikel 17,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, inzonderheid
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0136/2012),
1. verleent de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor netwerk- en
informatiebeveiliging kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap
voor het begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 15. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 77 van 13.3.2004, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
166
3. verzoekt zijn voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel uitmaakt
te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor netwerk-
en informatiebeveiliging, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor
publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
167
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0288/2011 – 2011/2228(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor netwerk- en
informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap
voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de
antwoorden van het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van.21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, inzonderheid artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 460/2004 van het Europees Parlement en de Raad van
10 maart 2004 tot oprichting van het Europees Agentschap voor netwerk- en
informatiebeveiliging3, inzonderheid artikel 17,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4 inzonderheid
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0136/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap
voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het
Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging, de Raad, de Commissie en
de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese
Unie (serie L).
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 15. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 77 van 13.3.2004, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
168
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor netwerk- en
informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0288/2011 – 2011/2228(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor netwerk- en
informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap
voor netwerk- en informatiebeveiliging voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de
antwoorden van het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van.21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, inzonderheid artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 460/2004 van het Europees Parlement en de Raad van
10 maart 2004 tot oprichting van het Europees Agentschap voor netwerk- en
informatiebeveiliging3, inzonderheid artikel 17,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, inzonderheid
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0136/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekening van het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging
("het Agentschap") voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende
verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
B. overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Agentschap op 10 mei 2011
kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 15. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 77 van 13.3.2004, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
169
begrotingsjaar 20091, en dat het in zijn resolutie bij het kwijtingsbesluit onder andere:
– zijn bezorgdheid heeft geuit over het feit dat de naar het volgende jaar overgedragen
kredieten volgens de Rekenkamer goed waren voor 19% van de totale begroting van
het Agentschap,
– het Agentschap heeft gevraagd een volledige fysieke inventaris te maken en de
juistheid van de boekhouding te garanderen,
– het Agentschap heeft gevraagd:
– de transparantie te verbeteren met betrekking tot ramingen en met betrekking
tot de verantwoordelijke persoon,
– zijn goedkeuringsprocedures voor aanbestedingen te versterken op het niveau
van het financieringsbesluit en het werkprogramma,
– ervoor te zorgen dat uitzonderingen volledig openbaar worden gemaakt in zijn
jaarlijkse activiteitenverslag,
– te zorgen voor adequate follow-up van mogelijke onregelmatigheden,
– controles achteraf te ontwikkelen en daarover verslag uit te brengen,
C. overwegende dat de totale begroting van het Agentschap voor 2010 8 113 188 EUR
bedroeg, d.i. 0,05% minder dan zijn begroting voor 2009; overwegende dat voor 2010 de
aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de begroting van het Agentschap 7 288 200 EUR2
bedroeg, tegenover 7 800 000 EUR in 2009,
Financieel en begrotingsbeheer
1. herinnert eraan dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan het Agentschap voor 2010
7 288 200 EUR bedroeg; merkt evenwel op dat hieraan 640 000 EUR, afkomstig van de
terugvordering van overschotten, is toegevoegd, waardoor de totale bijdrage van de Unie
voor 2010 kwam op 7 928 200 EUR;
2. neemt kennis van de informatie in de jaarrekening dat de aanvankelijke begroting van het
Agentschap 2010 7 928 200 EUR bedroeg; merkt evenwel op dat de raad van bestuur de
begroting heeft gewijzigd om er de bijdrage in op te nemen van 184 988 EUR van de
EVA-landen;
3. stelt op basis van de jaarrekening vast dat 99,95% van de kredieten is vastgelegd, tegenover
94,40% in 2009, en dat 76,46% van de totale beheerde kredieten is betaald, tegenover
75,67% in 2009;
Kredietoverdrachten
1 PB L 250 van 27.9.2011, blz. 186.
2 PB L 64 van 12.3.2010, blz. 759.
170
4. constateert op basis van de jaarrekening van het Agentschap dat 1 987 011 EUR van de
vastleggingskredieten waarvoor eind 2010 verplichtingen waren aangegaan, maar die nog
niet waren betaald, overgedragen is naar 2011; constateert ook dat in 2010 89 185 EUR van
de overgedragen kredieten is geannuleerd;
5. is bezorgd door het feit dat de Rekenkamer opnieuw heeft gemeld dat 52% van de
operationele begroting van het Agentschap is overgedragen (titel III); is bezorgd doordat
deze situatie wijst op vertragingen bij de uitvoering van de activiteiten van het Agentschap
die worden gefinancierd uit titel III en in strijd is met het begrotingsbeginsel van
jaarperiodiciteit; vraagt het Agentschap nogmaals om de kwijtingsautoriteit mee te delen
welke maatregelen het neemt om deze tekortkoming te remediëren;
Aanbestedingsprocedures
6. erkent dat het Agentschap in 2011 controles achteraf heeft uitgevoerd om de interne
controles bij aanbestedingsprocedures te verbeteren; vraagt het Agentschap niettemin om
ook doeltreffende verificaties vooraf in te stellen teneinde tekortkomingen in de
aanbestedingsprocedures te voorkomen; verzoekt de Rekenkamer om de doeltreffendheid
van de maatregelen in kwestie te controleren;
7. is er door het Agentschap van in kennis gesteld dat het Agentschap de transparantie heeft
verbeterd met betrekking tot ramingen en met betrekking tot de vraag wie voor projecten
verantwoordelijk is, dat het zijn goedkeuringsprocedures voor aanbestedingen heeft
versterkt op het niveau van het financieringsbesluit en het werkprogramma, dat het ervoor
heeft gezorgd dat uitzonderingen volledig openbaar worden gemaakt in zijn jaarlijkse
activiteitenverslag en dat het heeft gezorgd voor adequate follow-up van mogelijke
onregelmatigheden; verzoekt de Rekenkamer niettemin om de kwijtingsautoriteit zekerheid
te verschaffen over de doeltreffendheid van deze maatregelen;
8. neemt kennis van de informatie in het jaarverslag van het Agentschap dat de in 2010
ingeleide aanbestedingsprocedures tot de volgende resultaten hebben geleid:
– gegunde contracten: 52, waaronder 20 contracten voor dienstverlening en 9
raamcontracten voor dienstverlening,
– geplaatste aankooporders: 233, waarvan 79 in het kader van een bestaand raamcontract
voor dienstverlening,
– ingeleide aanbestedingsprocedures: 36, waaronder 13 open procedures;
Terugbetaling door de belastinginstanties van de gastlidstaat
9. merkt opnieuw teleurgesteld op dat er sinds vorig jaar geen vooruitgang is geboekt met de
terugbetaling van 45 000 EUR, d.i. het bedrag van de btw die het Agentschap aan de
belastinginstanties van de gastlidstaat heeft vooruitbetaald; vraagt het Agentschap derhalve
de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen zodra de gastlidstaat dit bedrag terugbetaalt;
Personele middelen
10. is bezorgd door het feit dat er nog steeds tekortkomingen zijn in de procedures voor de
personeelsselectie, waardoor de transparantie van deze procedures in gevaar komt; stelt
namelijk vast dat de drempelvoorwaarden waaraan kandidaten moesten voldoen om te
171
worden uitgenodigd voor een gesprek of om te worden opgenomen op de reservelijst,
volgens de Rekenkamer niet vooraf door de jury's waren vastgesteld; vraagt het
Agentschap derhalve deze situatie te corrigeren en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te
houden van de maatregelen die worden genomen; merkt ook op dat de maatregelen die het
Agentschap tot op heden in dit verband heeft genomen, ontoereikend zijn gebleken; is van
mening dat de kwijtingsautoriteit een herhaling van deze tekortkoming niet langer mag
aanvaarden;
11. neemt kennis van de informatie in de jaarrekening van het Agentschap dat zijn personeel
eind 2010 bestond uit 40 tijdelijke functionarissen (TF) en 11 arbeidscontractanten (AC);
merkt ook op dat er eind 2010 4 TF- en 2 AC-vacatures waren, dat de
indienstnemingsprocedures voor 3 TF-vacatures in het vierde kwartaal van 2010 waren
afgerond en dat de indienstnemingsprocedures voor AC-vacatures begin 2011 werden
ingeleid;
12. neemt voorts kennis van de informatie in het jaarlijkse activiteitenrapport dat de
personeelsafdeling van het Agentschap voor 2010 de volgende prioriteiten had:
– periodieke personeelsplanning (personeelsbeleidsplan),
– positieve meetbare retentiemaatregelen,
– diensten via elektronische workflows;
verzoekt de Rekenkamer derhalve de kwijtingsautoriteit te bevestigen dat deze prioriteiten
effectief ten uitvoer zijn gelegd;
Internecontrolesystemen
13. erkent dat het Agentschap zijn interne procedures en controles voor alle financiële circuits
uitvoert en consolideert, zoals bepaald in zijn werkprogramma voor 2010;
Interne audit
14. erkent verder dat de dienst Interne Audit (IAS) voor het Agentschap een
laagrisicobeoordeling heeft uitgevoerd om de auditprioriteiten en het IAS-auditplan voor
2010-2012 bij te werken; merkt met name op dat het Agentschap een verhoogd risico heeft
in zijn planning, boekhouding, uitvoering van de begroting, IT-ontwikkeling en
-management, bedrijfscontinuïteit, relaties met belanghebbenden, externe communicatie en
effectenbeoordeling en -evaluatie; vraagt het Agentschap derhalve onverwijld de nodige
maatregelen te treffen om de risico's op de bovenvermelde gebieden te verkleinen;
15. merkt op dat de IAS in 2010 een controle heeft uitgevoerd met als thema "planning:
belanghebbenden en operationele doelstellingen", om een beoordeling te maken van en
redelijke zekerheid te verschaffen over de geschiktheid en doeltreffendheid van het
internecontrolesysteem met betrekking tot de inbreng en de behoeften van de
belanghebbenden, en de doeltreffendheid van de toewijzing van de middelen met
betrekking tot de prioriteiten bij de operationele activiteiten;
172
16. neemt kennis van de verklaring van het Agentschap dat de IAS 10 aanbevelingen heeft
geformuleerd, waarvan er drie als "zeer belangrijk" en zeven als "belangrijk" zijn
aangemerkt; merkt op dat de "zeer belangrijke" aanbevelingen betrekking hebben op:
– het in kaart brengen van de verwachtingen van de belanghebbenden,
– het bij de projectplanning betrekken van de belanghebbenden,
– het beter beheren van de relaties met de belanghebbenden via een geschikt
IT-hulpmiddel;
17. vraagt het Agentschap derhalve:
– de belanghebbenden meer te betrekken bij de voorbereiding en de opstelling van het
voorlopige werkprogramma van het Agentschap,
– een meerjarenkader te ontwikkelen waarin de belangrijkste aandachtsvelden worden
bepaald en de prioriteiten vastgesteld,
– meer gebruik te maken van de feedback van de belanghebbenden;
verzoekt het Agentschap bovendien om de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de
maatregelen die in dit verband zijn genomen;
18. neemt er nota van dat de vier "zeer belangrijke" aanbevelingen naar aanleiding van de in
2009 verrichte controle inzake de aanbestedingsprocedures, volgens een verklaring van het
Agentschap ten uitvoer zijn gelegd en thans worden getoetst door de IAS;
o
o o
19. vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen in eerdere kwijtingsverslagen, zoals vermeld in
de bijlage bij deze resolutie;
20. verwijst voor de andere, horizontale opmerkingen bij het kwijtingsbesluit naar zijn
resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties, het financieel beheer en de controle van de
agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
173
Bijlage
Aanbevelingen van het Europees Parlement van de voorgaande jaren
Europees
Agentschap voor
netwerk- en
informatie-
beveiliging
2006
2007
2008
2009
Prestaties
n.v.t.
n.v.t. - Verzoekt het Agentschap een diachrone analyse
op te stellen van de in onderhavig jaar en de
voorgaande jaren bereikte resultaten
n.v.t.
Financieel en
begrotingsbeheer
- De uitvoering van de
begroting van het
Agentschap voldeed niet
helemaal aan de beginsels
van jaarperiodiciteit en
specialiteit: er was een
concentratie van
verrichtingen in het laatste
kwartaal van het jaar
- Zwakke punten in de uitvoering van
operationele activiteiten: 40% van de
vastleggingen en ruim 50% van de
betalingen betreffende operationele
activiteiten vonden plaats in november en
december - Zwakke punten in de
aanbestedingsprocedure (de voorselectie
van de offertes was niet met redenen
omkleed, de evaluatiedocumenten waren
niet ondertekend door het evaluatiecomité,
dossiers waren ongestructureerd en
onvolledig)
- De Europese Rekenkamer heeft tekortkomingen
in de procedures vastgesteld: te lage inschatting van
de budgetten van een raamcontract (voor een
driejarig raamcontract voor dienstverlening werden
de behoeften onderschat en het voor een heel jaar
beschikbare budget voor deze uitgaven was binnen
zes maanden opgebruikt) - Verzoekt de Commissie te onderzoeken welke
mogelijkheden er bestaan voor de volledige
toepassing van een op de behoeften gericht beheer
van de kasmiddelen
- Verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de
kasvoorraden van het Agentschap duurzaam tot een
minimum worden beperkt
- Is bezorgd over het feit dat de naar het volgende jaar overgedragen
kredieten volgens de Rekenkamer goed waren voor 19% van de begroting
van het Agentschap
Interne controle
en
personeelszaken
- Ongedocumenteerde
internecontroleprocedures:
er moet worden gezorgd
voor transparantie en een
degelijk financieel beheer
n.v.t.
- Goede tenuitvoerlegging van alle acht de
aanbevelingen van de dienst Interne Audit m.b.t.
personeelsbeleid, verlenging van in 2008 aflopende
contracten, onafhankelijkheid van selectiecomités,
opleidingsvoorzieningen en transparantie van
promotieprocedures
- Tekortkomingen in de procedures voor de personeelsselectie
- Verzoekt het Agentschap controles achteraf te verrichten met bijstand
van een professionele dienstverlener
- Vraagt het Agentschap een volledige fysieke inventaris op te maken en
de juistheid van de boekhouding te garanderen
Aanbestedings-
procedures
n.v.t. n.v.t.
n.v.t.
- Verzoekt het Agentschap zijn interne controles te versterken om ervoor
te zorgen dat contracten en aanbestedingsprocedures correct worden
toegepast
- Vraagt het Agentschap:
- de transparantie te verbeteren met betrekking tot ramingen en met
betrekking tot wie verantwoordelijk is
- zijn goedkeuringsprocedures voor aanbestedingen te versterken in het
kader van het financieringsbesluit en het werkprogramma
- ervoor te zorgen dat uitzonderingen volledig openbaar worden gemaakt
in zijn jaarlijkse activiteitenverslag
- te zorgen voor adequate follow-up van mogelijke onregelmatigheden
- controles achteraf te ontwikkelen en daarover verslag uit te brengen
174
P7_TA-PROV(2012)0179
Kwijting 2010: Europees Spoorwegbureau
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Spoorwegbureau voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0289/2011 – 2011/2229(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Spoorwegbureau voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees
Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het
Bureau1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april
2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau3, en met name artikel 39,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/20024 houdende het Financieel Reglement van
toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
vervoer en toerisme (A7-0118/2012),
1. verleent de uitvoerend directeur van het Europees Spoorwegbureau kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Spoorwegbureau,
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 100. 2 PB C 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 164 van 30.4.2004, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
175
de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het
Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
176
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2010
(C7-0289/2011 – 2011/2229(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Spoorwegbureau voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees
Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het
Bureau1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april
2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau3, en met name artikel 39,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/20024 houdende het Financieel Reglement van
toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
vervoer en toerisme (A7-0118/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees
Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het
Europees Spoorwegbureau, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor
publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 100. 2 PB C 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 164 van 30.4.2004, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
177
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar
2010 (C7-0289/2011 – 2011/2229(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Spoorwegbureau voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees
Spoorwegbureau voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het
Bureau1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 881/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april
2004 tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau3, en met name artikel 39,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/20024 houdende het Financieel Reglement van
toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
vervoer en toerisme (A7-0118/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende
verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
B. overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Europees Spoorwegbureau
op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Bureau
voor het begrotingsjaar 20095 en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit
onder andere:
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 100. 2 PB C 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 164 van 30.4.2004, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 5 PB L 250 van 27.9.2011, blz. 191.
178
– het Bureau heeft verzocht om het probleem van de kredietoverdrachten van één
begrotingsjaar naar het volgende op te lossen. De kredietoverschrijving van 41% van
titel II is een flagrante inbreuk op het jaarperiodiciteitsbeginsel,
– kennis heeft genomen dat de Rekenkamer de aandacht heeft gevestigd op annuleringen
van en vertragingen bij aanbestedingen, terugkerende achterstand bij de uitvoering van
betalingen en ingrijpende wijzigingen die in de loop van het jaar in het werkprogramma
zijn aangebracht,
– er bij het Bureau op heeft aangedrongen om een vaste wervingsprocedure op te zetten,
die als leidraad kan worden gebruikt voor al het personeel dat bij nieuwe wervingen
betrokken is;
C. overwegende dat de totale begroting van het Bureau voor 2010 24 147 240 EUR bedroeg,
een stijging van 14,9% ten opzichte van 2009; overwegende dat de aanvankelijke bijdrage
van de Europese Unie aan de begroting van het Bureau voor 2010 23 260 000 EUR
bedroeg, tegenover 16 060 000 EUR voor 2009, wat een toename van 44,83% betekent;
Budgettair en financieel beheer
1. herinnert eraan dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan het Bureau voor 2010
23 260 000 EUR bedroeg; merkt evenwel op dat daaraan 214 000 EUR, afkomstig van de
terugvordering van overschotten, is toegevoegd, waarmee de totale bijdrage van de Unie
uitkomt op 23 474 000 EUR voor 2010;
2. verneemt uit het jaarlijkse activiteitenverslag van het Bureau dat 99% van de kredieten
werden vastgelegd en 77% gebruikt zijn voor betalingen; merkt met name op dat:
– uit hoofde van titel I het totaal van vastgelegde kredieten 14 507 149 EUR bedroeg,
waarvan 99% gebruikt is voor de uitvoering van betalingen, terwijl 77% van de naar
2010 overgedragen kredieten gebruikt is voor de uitvoering van betalingen,
– uit hoofde van titel II bijna 100% van de kredieten is vastgelegd en 62% gebruikt is voor
de uitvoering van betalingen, terwijl 92% van de naar 2010 overgedragen kredieten
gebruikt is voor de uitvoering van betalingen,
– uit hoofde van titel III bijna 100% van de kredieten is vastgelegd, waarvan 62%
opgegaan is aan betalingen, terwijl 95% van de naar 2010 overgedragen kredieten
gebruikt is voor de uitvoering van betalingen;
waardeert het dat het Bureau informatie geeft over het gebruik van de van 2009 naar 2010
overgedragen kredieten;
3. is van mening dat het tegen de achtergrond van de financiële crisis van zeer groot belang is
de besteding van begrotingsmiddelen te optimaliseren, en verzoekt de Commissie en het
bureau de feitelijke behoefte aan middelen van het Bureau te analyseren en vast te stellen,
zodat het bureau de hem toegewezen kan uitvoeren;
Overschrijvingen
4. constateert uit de informatie van het verslag over het budgettaire en financiële beheer dat
het Bureau in december 2009 besefte dat hoofdstuk 11 (personeelsuitgaven) niet juist was
179
voorzien voor de begroting van 2010, aangezien titel I met ongeveer 1 500 000 EUR
ondergewaardeerd was; begrijpt van het Bureau dat deze situatie veroorzaakt is door:
– een systematische rekenfout in de prognoses van de personeelskosten, aangezien de
berekening van de prognoses gebaseerd was op het basissalarisrooster voor 2007,
vandaar dat drie jaarlijkse indexeringen ontbraken,
– de toename van het aantal arbeidscontractanten als gevolg van de besnoeiing op de door
het Bureau gevraagde nieuwe vaste ambten;
5. neemt kennis van het besluit van het Bureau tot overschrijving van een bedrag van
500 000 EUR van titel II naar titel I en tot overschrijving van een bedrag van 500 000 EUR
van titel III naar titel I; neemt kennis van de informatie van het Bureau dat het besluit is
goedgekeurd door de raad van bestuur en de Commissie;
6. constateert bovendien dat het Bureau om de resterende kloof te overbruggen aanvullende
maatregelen heeft genomen om de uitgaven uit hoofde van titel I te beperken; neemt kennis
van de informatie van het Bureau dat deze maatregelen een extra besparing van minder dan
300 000 EUR mogelijk hebben gemaakt; neemt er kennis van dat dit bedrag teruggestort is
aan titel II;
7. betreurt dat de fouten in budgettaire prognoses geleid hebben tot het annuleren of de
vertraging van bepaalde investeringen; dringt er bij het Bureau op aan de kwijtingsautoriteit
onverwijld mee te delen welke maatregelen zijn genomen om betere uitgavenramingen
mogelijk te maken;
8. acht het zorgwekkend dat de Rekenkamer deze situatie niet gemeld heeft in haar verslag
over de jaarrekening van het Bureau betreffende het begrotingsjaar 2010; roept de
Rekenkamer op om dit verzuim aan de kwijtingsautoriteit uit te leggen;
Overdracht van kredieten
9. constateert uit de informatie van de Rekenkamer dat de naar 2011 overgedragen kredieten
5 500 000 EUR bedroegen, waarvan 4 300 000 EUR (78%) betrekking heeft op goederen en
diensten die in 2011 geleverd moesten worden;
10. wijst erop dat het Bureau in de begrotingsjaren 2008 en 2009 ook al aanzienlijke kredieten
naar het begrotingsjaar 2010 heeft overgeschreven; is van mening dat zulke flagrante
inbreuken op het jaarperiodiciteitsbeginsel in de toekomst niet meer geaccepteerd kunnen
worden en dat, indien in de toekomst opnieuw sprake is van inbreuk op het
jaarperiodiciteitsbeginsel, geen kwijting verleend moet worden; verzoekt het Bureau
onmiddellijk de nodige maatregelen te treffen;
11. is van mening dat het Bureau er niet in geslaagd is het probleem van de kredietoverdrachten
van een begrotingsjaar naar het volgende op bevredigende wijze op te lossen; herinnert aan
het belang van het jaarperiodiciteitsbeginsel; vraagt dat het Bureau de kwijtingsautoriteit op
de hoogte brengt van de maatregelen die genomen zijn om de uitvoering van de
jaarbegroting te verbeteren en de overdracht van kredieten te verminderen;
12. neemt er echter nota van dat het Bureau in zijn antwoord stelt momenteel de mogelijkheid
te analyseren om raamovereenkomsten voor uitvoering van studies veel sneller na
180
vaststelling van de begroting te sluiten; neemt ook kennis van het feit dat het Bureau het op
zich heeft genomen zijn begrotingsramingen voor 2011 en 2012 aan een herziening te
onderwerpen teneinde deze beter af te stemmen op zijn werkelijke behoeften en zijn
begrotingsmiddelen optimaal te benutten;
13. roept het Bureau op om de kwijtingsautoriteit ervan op de hoogte te stellen wanneer het aan
de begroting van elk jaar te hechten verslag over de begrotingsoverschotten van de
voorafgaande boekjaren gereed is; herinnert het Bureau eraan dat daarom reeds in de vorige
kwijtingsprocedure is verzocht;
Overheidsopdrachten
14. constateert dat het Bureau in het jaarlijkse werkprogramma ter vergemakkelijking van de
jaarlijkse planning van aanbestedingen ABAC-contracten zal invoeren om het
gedecentraliseerd contractbeheer te ondersteunen;
15. constateert naar aanleiding van het jaarverslag van het Bureau dat er in 2010 21 (via
onderhandelingen toegepaste en geopende) aanbestedingsprocedures werden ingeleid en dat
er in 2010 12 werden voltooid;
Boekhoudsysteem
16. constateert naar aanleiding van het jaarverslag van het Bureau dat het Bureau zijn
handleiding voor financiële procedures in overeenstemming met de modules van ABAC-
Workflow en ABAC-Assets heeft bijgewerkt;
17. is verheugd dat het Bureau per 1 september 2010 een centraal systeem voor de registratie
van inkomende facturen in gebruik heeft genomen; benadrukt dat deze maatregel
noodzakelijk is om de tijdige registratie van alle facturen en bijdragen te waarborgen
teneinde vertragingen in de verwerking van betalingen te voorkomen;
Personeelszaken
18. constateert uit de informatie van het verslag van het Bureau over het budgettaire en
financiële beheer dat het Bureau op 31 december 2010 133 tijdelijke functionarissen (AT)
en 9 arbeidscontractanten (AC) in dienst had; neemt er tevens kennis van dat er nog
wervingsprocedures lopen om de in de personeelsformatie voor 2010 voorziene 139
tijdelijke functionarissen en later de voor 2011 voorziene 144 tijdelijke functionarissen te
halen;
19. constateert uit het voornoemde verslag dat het Bureau in 2010 6 gedetacheerde nationale
deskundigen telde;
20. constateert uit de informatie van het Bureau dat het een vaste handleiding over
verschillende regels, instructies en richtsnoeren ten aanzien van personeelswerving heeft
opgesteld; benadrukt dat het van belang is individuele wervingen zodanig te verwerken en
te beheren dat het beginsel van gelijke behandeling van kandidaten niet in gevaar wordt
gebracht;
181
Prestaties
Jaarlijks werkprogramma en strategische planning
21. roept het Bureau op om duidelijkere informatie over het begrote totaalbedrag voor
overheidsopdrachten en het indicatieve aantal en type opdrachten in zijn jaarlijkse
werkprogramma op te nemen; stelt vast dat artikel 60, lid 3, van het Financieel Reglement
van het Bureau dit verlangt wanneer het stelt: "het werkprogramma van het Bureau staat
gelijk met een financieringsbesluit voor de activiteiten waarop het betrekking heeft, voor
zover deze duidelijk zijn vastgesteld en in overeenstemming zijn met duidelijk vastgestelde
raamcriteria";
22. roept het Bureau bovendien op een meerjarenplan te ontwikkelen waarmee
langetermijndoelstellingen in meerjarenactiviteiten en de desbetreffende essentiële prestatie-
indicatoren worden omgezet; onderstreept dat belanghebbenden daarmee beter zouden
worden geïnformeerd over de doelstellingen/activiteiten, de strategische prioriteiten en de
toewijzing van middelen;
23. verneemt uit het jaarverslag dat de bedrijfsplanning en begrotingsstructuur van het Bureau
in 2010 is beoordeeld met de bedoeling om vanaf 2012 activiteitengeoriënteerde planning in
te voeren;
Twee plaatsen
24. is van mening dat er extra kosten ontstaan doordat het Bureau zijn werkzaamheden verricht
op twee plaatsen (Lille en Valenciennes); merkt eveneens op dat deze constatering al in
2006 is gedaan en dat de Raad geen maatregelen heeft genomen om Besluit 2004/97/EG,
Euratom van 13 december 20031 te wijzigen, dat het Bureau verplicht om een dubbele
vestigingsplaats te hebben;
Interne audit
25. constateert uit de informatie van het Bureau dat de dienst Interne audit (IAS) in 2010 een
audit heeft uitgevoerd van de plannings- en budgetteringsprocessen om redelijke zekerheid
te geven over het interne controlesysteem van het Bureau met betrekking tot zijn plannings-
en budgetteringsprocessen; merkt op dat de aanbevelingen van de IAS betrekking hebben
op de strategische planning, de samenhang en nauwkeurigheid van de inkomsten en
uitgaven in de ontwerpraming, en het jaarlijkse werkprogramma als financieringsbesluit en
IT-strategie voor de middellange termijn; spoort het Bureau derhalve aan de nodige
maatregelen uit te voeren om aan deze IAS-aanbevelingen tegemoet te komen;
1 Besluit 2004/79/EG, Euratom: in onderlinge overeenstemming genomen door de
vertegenwoordigers van de lidstaten, op het niveau van de staatshoofden en regeringsleiders bijeen,
van 13 december 2003 inzake de vestigingsplaatsen van bepaalde bureaus en organen van de
Europese Unie (PB L 29 van 3.2.2004, blz. 15). Zie artikel 1, onder f), daarvan.
182
26. vraagt het Bureau de IAS-aanbevelingen betreffende de door de IAS in 2009 uitgevoerde
audit van het personeelsbeheer uit te voeren; stelt vast dat bij de uitvoering van drie van
deze aanbevelingen (op het gebied van personeelsbeheer met betrekking tot de jaarplanning,
de naleving van regels en beginselen van transparantie bij de beoordeling van het personeel,
en de openbaarmaking van een uitzondering op het statuut) een vertraging van 6 tot
12 maanden is opgetreden; verzoekt het Bureau de kwijtingsautoriteit te informeren over de
vorderingen bij de uitvoering van deze IAS-aanbevelingen;
27. is verheugd over het initiatief van het Bureau met betrekking tot het instellen van een
interne controlefunctie aan het eind van 2007, die ondersteuning en advies moet bieden aan
de uitvoerend directeur en het bestuur op het gebied van interne controle, risicobeoordeling
en interne audit;
o
o o
28. wijst op zijn aanbevelingen in voorgaande kwijtingsverslagen, als uiteengezet in de bijlage
bij deze resolutie;
29. maakt het Bureau attent op de resolutie van het Europese Parlement van 10 mei 2011 over
"De kwijting 2009: prestaties, financieel beheer en controle van de agentschappen"1;
verzoekt het Bureau zich daaraan te houden;
30. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie
van 10 mei 20122 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de
agentschappen.
1 PB L 250 van 27.9.2011, blz. 269. 2 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
183
BIJLAGE
Aanbevelingen van het Europees Parlement in de afgelopen jaren
Europees
Spoorweg-
bureau 2006 2007 2008 2009
Prestaties
- Het Bureau verricht zijn
werkzaamheden op twee
plaatsen, waardoor er extra
kosten ontstaan: het Bureau is er
nog niet in geslaagd de kosten
die voortvloeien uit zijn
verplichte dubbele
vestigingsplaats op enige wijze
te compenseren
- Aan het beginsel van goed financieel
beheer werd niet strikt voldaan: de
kasstroomvoorspelling van het Bureau
werd niet correct voorbereid
- Het Bureau verricht zijn
werkzaamheden op twee plaatsen,
waardoor er extra kosten ontstaan
(directe kosten: 450 000 EUR)
- Verzoekt het Bureau om te zorgen voor een
diachronische analyse van de gedurende dit jaar
en in voorgaande jaren bereikte resultaten; - Verzoekt het Bureau om SMART-
doelstellingen en RACER-indicatoren vast te
stellen, en om een Gannt-diagram te maken→ter
bevordering van een resultaatgerichte aanpak; - Inefficiëntie voornamelijk als gevolg van een
dubbele vestigingsplaats voor één bureau
- Het Bureau verricht zijn werkzaamheden op
twee plaatsen, waardoor er extra kosten ontstaan
- Door het gebruik van een dubbele
vestigingsplaats ontstaan er extra kosten voor
het Bureau
- Verzoekt het Bureau om een vergelijkend
overzicht op te stellen van de tijdens het
onderhavige verslagjaar en het voorgaande
begrotingsjaar bereikte resultaten
Overdracht van
kredieten
- Het begrotingsbeginsel van
jaarperiodiciteit werd niet strikt
in acht genomen: het Bureau
heeft 72% van zijn
vastleggingskredieten
uitgevoerd. Het percentage
kredietoverdrachten bedroeg
37,5% voor administratieve
uitgaven en 85% voor
beleidsuitgaven
- Het Bureau ondervond problemen bij
het programmeren en begroten van zijn
activiteiten: meer dan 35% van de
definitieve kredieten voor 2007 zijn
gedurende het jaar niet besteed -
Verzoekt het Bureau om naar een
hoger bestedingspercentage van de
begroting te streven
- Het Bureau ondervond problemen bij het
programmeren en begroten van zijn activiteiten
- Het Bureau is er niet in geslaagd het probleem
van de kredietoverdrachten van één
begrotingsjaar naar het volgende op te lossen.
De kredietoverschrijving van 41% van titel II is
een flagrante inbreuk op het
jaarperiodiciteitsbeginsel - Wenst dat er aan de begroting van elk jaar een
verslag wordt gehecht over de
begrotingsoverschotten van de voorafgaande
boekjaren
- Rekenkamer heeft de aandacht gevestigd op
annuleringen van en vertragingen bij
aanbestedingen, terugkerende achterstand bij de
uitvoering van betalingen en ingrijpende
wijzigingen die in de loop van het jaar in het
werkprogramma zijn aangebracht
184
Europees
Spoorweg-
bureau 2006 2007 2008 2009
Aanbestedings-
procedures
- Het Bureau dient
aanbestedingen uit te
schrijven voor die terreinen
waarop thans contracten lopen
waarvoor geen regelmatige
procedures zijn gevolgd
- Transparantiekwesties op het niveau
van de selectiecriteria en op het niveau
van de gunningscriteria:
gebruikmaking van de procedure van
gunning via onderhandelingen was niet
gerechtvaardigd - Roept wederom op tot het verbeteren
van het beheer van de
overheidsopdrachten
- Transparantiekwesties op het niveau van de
selectiecriteria en op het niveau van de
gunningscriteria n.b.
Personeelszaken
n.b.
n.b.
n.b.
- Verzoekt het Bureau om de geplande
toewijzing van personeel beter aan te geven in
het jaarlijkse werkprogramma en het jaarlijkse
activiteitenverslag
- Is bezorgd over het feit dat met terugwerkende
kracht niet voldaan werd aan de voorwaarden
van het Statuut en de uitvoeringsbepalingen
daarbij
- Dringt er bij het Bureau op aan om een vaste
wervingsprocedure op te zetten, die als leidraad
kan worden gebruikt voor al het personeel dat
bij nieuwe wervingen betrokken is
Interne audit
- Het internecontrolesysteem
vertoonde tekortkomingen:
het Bureau heeft geen
uitvoeringsvoorschriften voor
haar financiële regeling
vastgesteld
- Het Bureau houdt zich niet strikt aan
de voorwaarden van het Statuut
- Verzoekt het Bureau om maatregelen te nemen
om 4 van de 36 aanbevelingen van de dienst
Interne audit op te volgen → d.w.z. om bepaalde
interne controlenormen in te voeren met
betrekking tot bankhandtekeningen, scheiding
van functies, gevoelige posten en handhaving
van delegatiebevoegdheden
- Constateert dat 6 van de 10 door de IAS
gedane aanbevelingen ten aanzien van
personeelsbeheer nog moeten worden
uitgevoerd
185
P7_TA-PROV(2012)0180
Kwijting 2010: Europese Stichting voor opleiding
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0283/2011 – 2011/2222(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekeningen van de Europese Stichting voor opleiding voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting voor
opleiding voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Stichting1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien op artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen, inzonderheid artikel 1852,
– gezien Verordening (EG) nr. 1339/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16
december 2008 tot oprichting van een Europese Stichting voor opleiding (Herschikking),
inzonderheid artikel 173,
– gezien Verordening nr. 2343/2002 van de Commissie (EG, Euratom) van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van de
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, inzonderheid
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0135/2012),
1. verleent de directeur van de Europese Stichting voor opleiding kwijting voor de uitvoering
van de begroting van de Stichting voor het begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 145. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 354 van 31.12.2008, blz. 82. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
186
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van de Europese Stichting voor opleiding, de
Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het
Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
187
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de Europese Stichting voor opleiding voor het begrotingsjaar 2010
(C7-0283/2011 – 2011/2222(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekeningen van de Europese Stichting voor opleiding voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting voor
opleiding voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Stichting1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien op artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen, inzonderheid artikel 1852,
– gezien Verordening (EG) nr. 1339/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16
december 2008 tot oprichting van een Europese Stichting voor opleiding (Herschikking),
inzonderheid artikel 173,
– gezien Verordening nr. 2343/2002 van de Commissie (EG, Euratom) van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling voor de organen, bedoeld in artikel 185 van de
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, inzonderheid
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0135/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de Europese Stichting voor
opleiding voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van de Europese
Stichting voor opleiding, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor
publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 145. 2 PB L 248 van 16.09.02, blz. 1. 3 PB L 354 van 31.12.2008, blz. 82. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
188
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de Europese Stichting voor opleiding voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0283/2011 – 2011/2222(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekeningen van de Europese Stichting voor opleiding voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting voor
opleiding voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Stichting1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen, inzonderheid artikel 1852,
– gezien Verordening (EG) nr. 1339/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16
december 2008 tot oprichting van een Europese Stichting voor opleiding (Herschikking),
inzonderheid artikel 173,
– gezien Verordening nr. 2343/2002 van de Commissie (EG, Euratom) van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling voor de organen, bedoeld in artikel 185 van de
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, inzonderheid
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0135/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende
verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
B. overwegende dat het Parlement de directeur van de Europese Stichting voor opleiding op 10
mei 2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van de stichting voor
het begrotingsjaar 20095 en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder
andere:
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 145. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 354 van 31.12.2008, blz. 82. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 5 PB L 250 van 27.9.2011, blz. 196.
189
– de Stichting dringend heeft verzocht de begrotingsprocedures rigoureuzer vast te
leggen, om het aantal begrotingsoverschrijvingen terug te dringen,
– de Stichting heeft verzocht te voldoen aan haar verplichting om een overzicht op te
nemen van de tijdschema's voor de in latere begrotingsjaren te verrichten betalingen
uit hoofde van vastleggingen van voorafgaande begrotingsjaren,
– de Stichting heeft verzocht om overeenkomstig haar financieel reglement voor
noodzakelijke overschrijvingen toestemming te vragen aan haar raad van bestuur;
C. overwegende dat de totale begroting van de Stichting voor het jaar 2010 EUR 19 300 000
bedroeg, hetgeen in vergelijking met het bedrag van EUR 20 200 000 voor 2009 een daling
van 4,46% inhoudt;
D. overwegende dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de begroting voor 2010 van de
Stichting EUR 18 282 000 bedroeg, tegenover een bedrag van EUR 14 772 000 voor 20091;
Budgettair en financieel beheer
1. merkt op dat de bijdrage van de Unie voor 2009 totaal EUR 19 872 000 bedroeg en dat dit
bedrag bestond uit de aanvankelijke bijdrage van de Unie, te weten EUR 14 772 000 plus
EUR 5 100 000 die afkomstig was uit de terugvordering van overschotten uit eerdere jaren;
herinnert er bovendien aan dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de Stichting voor
2010 EUR 18 282 000 bedroeg; merkt echter op dat het bedrag van EUR 1 178 000 dat
afkomstig was uit de terugvordering van overschotten hieraan is toegevoegd waardoor de
totale bijdrage van de Unie voor 2010 EUR 19 460 000 bedroeg2;
2. neemt kennis van het feit dat de jaarrekening van de Stichting vermeldt dat de bijdrage van
de Unie voor 2010 in werkelijkheid EUR 19 196 840,29 bedroeg; erkent de verklaring van
de Stichting dat de feitelijk door de Unie toegekende bijdrage in 2010 in totaal EUR 19 297
822 bedroeg, d.w.z. EUR 19 460 000 min een bedrag van EUR 162 178 dat de bijdrage van
de Unie in natura vertegenwoordigt; neemt tevens kennis van de verklaring van de Stichting
dat zij van het van de Unie ontvangen bedrag EUR 19 196 840,29 heeft uitgegeven en de
resterende EUR 100 981,71 aan de Commissie heeft terugbetaald;
3. concludeert uit de jaarrekening van de Stichting dat haar begroting 2010 in november 2010
is geamendeerd om de onvoorziene daling van de ontvangsten van de Stichting deels te
compenseren;
4. concludeert uit het jaarverslag van de Stichting dat zij in 2010 een vastleggingspercentage
kende van 99,9%, tegen 99,8% in 2009 en 98,5% in 2008 en een uitvoeringspercentage van
de betalingen van 96,5%, tegen ongeveer 90% in 2009 en 2008;
Overschrijvingen en overdrachten
5. concludeert uit het jaarverslag van de Stichting dat zij het aantal begrotingsoverschrijvingen
in 2010 heeft teruggebracht tot 15, tegen 33 in 2009, en dat zij slechts 12,8% van het voor
1 PB L 64 van 12.3.2010, blz. 926. 2 PB L 64 van 12.3.2010, blz. 927.
190
2010 vastgelegde bedrag heeft overgedragen naar het volgende begrotingsjaar, tegen 17% in
2009 en 15% in 2008;
Registratie van de uitzonderingen
6. concludeert uit het jaarverslag van de Stichting dat in het register van uitzonderingen 2010 in
totaal 10 uitzonderingen werden vastgelegd, tegen 12 in 2009;
7. merkt op dat geen daarvan een financieel risico van meer dan EUR 50 000 met zich
meebracht; stelt in het bijzonder vast dat deze uitzonderingen totaal een financiële waarde
van EUR 100 183 vertegenwoordigen, zijnde 0,53% van de totale begroting van de Stichting
voor 2010;
Openbare aanbestedingen
8. concludeert uit het jaarverslag van de Stichting dat er sprake was van 8 directe
overeenkomsten met externe opdrachtnemers, geen enkele daarvan bracht een financiële
blootstelling van EUR 50 000 of hoger met zich mee; stelt vast dat de totale waarde van de
directe overeenkomsten EUR 93 575 bedraagt, zijnde 0,50% van de totale begroting van de
Stichting voor 2010;
Personeelsbeleid
9. concludeert uit het jaarverslag van de Stichting dat de Stichting per eind 2010 in haar
personeelsformatie 4 vacatures kende tegen 10 aan het eind van 2009;
10. constateert tevens dat het aantal medewerkers van de Stichting op dit moment 128
bedraagt, 15 daarvan zijn in 2010 bij de Stichting in dienst getreden, terwijl 10
medewerkers in 2010 de Stichting verlieten;
11. concludeert uit het jaarverslag van de Stichting dat het aantal beschikbare posten voor de
uitvoering van het mandaat van de Stichting bestaat uit:
– 96 tijdelijke posten,
– 33 personeelsleden op contractbasis en lokale personeelsleden, en
– 6 gedetacheerde nationale deskundigen;
Prestaties
12. concludeert uit het jaarverslag van de Stichting dat deze een herziene lijst van
bedrijfsprestatie-indicatoren heeft opgesteld, gericht op het versterken van de relevantie en
meetbaarheid van haar doelstellingen en om de prestaties van de Stichting op een
geaggregeerd niveau af te zetten tegen haar kernactiviteiten en functioneren;
13. merkt daarnaast op dat de Stichting een "dashboard"-project heeft opgezet dat actuele
kerngegevens moet leveren voor de dagelijkse bewaking van haar activiteiten, met name
beheer en verslaglegging;
191
14. constateert bovendien dat in het begin van 2010 een op risico gebaseerde spreiding van
betalingscircuits succesvol is geïmplementeerd, waarbij vereenvoudigde circuits zijn
opgezet voor transacties met weinig risico;
15. is tevreden over het feit dat de Stichting het eerste jaar heeft voltooid van het Turijn-proces
dat is gericht op een beknopte, gedocumenteerde en volledige analyse van de
hervormingen van beroepsonderwijs en bijscholing in ieder land, inclusief het identificeren
van belangrijke beleidstrends, uitdagingen, beperkingen en goede praktijken en
mogelijkheden;
Samenwerking met het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding
(Cedefop),
16. merkt op dat in november 2009 de samenwerkingsovereenkomst tussen de Stichting en
Cedefop is verlengd voor de periode 2010-2013; neemt kennis van het feit dat de Stichting
en Cedefop elk jaar in het kader van hun samenwerking een gezamenlijk werkprogramma
opstellen dat bij het werkprogramma van beide agentschappen is gevoegd; is tevreden met
de intentie van de Stichting om in toekomstige jaarlijkse activiteitenverslagen meer ruimte
te geven aan verslaglegging over de uitvoering van dit gezamenlijke werkprogramma;
Interne audit
17. is tevreden met het feit dat de Dienst interne audit (IAS) in 2010 de planning en bewaking
heeft gecontroleerd; merkt in het bijzonder op dat de IAS acht aanbevelingen heeft gedaan,
waarvan een als "zeer belangrijk" is aangemerkt en betrekking heeft op de noodzaak dat de
Stichting de bruikbaarheid van haar jaarlijkse planningsaanpak helder definieert en
beschrijft;
18. dringt er daarom bij de Stichting op aan dat zij zich richt op kostenefficiënte
verslaglegging die relevant is voor de raad van bestuur van de Stichting en voor de
belangrijkste betrokken partijen, zodat zij in staat zijn de prestaties van de Stichting te
controleren;
19. verzoekt de Stichting verder om uitvoering te geven aan de overige aanbevelingen van de
IAS uit eerdere controles;
20. concludeert uit het jaarlijks activiteitenverslag van de Stichting dat zij de 16 herziene
normen voor effectief beheer, zoals beschreven in het kader van de internecontrolenormen,
heeft overgenomen.
o
o o
21. vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen uit eerdere kwijtingsverslagen zoals vermeld in
de bijlage bij deze resolutie;
22. verwijst voor andere horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie
van 10 mei 20121 over prestaties, financieel beheer en controle van de agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
192
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement in de laatste jaren
Europese Stichting voor
opleiding
2006 2007 2008 2009
Prestaties
n.v.t.
n.v.t.
-roept het Agentschap op om een historische
analyse op te stellen met betrekking tot de
activiteiten in dit en voorgaande jaren
-wenst in het licht van de vergelijkbare
thematische werkterreinen nauwe samenwerking
en synergie tussen de Stichting en het Cedefop, en
verzoekt regelmatig geïnformeerd te worden via
het activiteitenverslag van beide directeuren.
-problemen bij het leggen van een directe
koppeling tussen de resultaten van de projecten
van de Stichting en de activiteiten van de
instelling;
-verzoekt de Stichting een vergelijking op te stellen
van de verrichtingen gedaan tijdens het jaar waarvoor
kwijting moet worden verleend en tijdens het
voorgaande begrotingsjaar;
Budgettair en financieel
beheer
-de Stichting heeft zich niet
gehouden aan de regels voor de
presentatie van de begroting: de
Stichting heeft slechts de
vastleggingskredieten voor 2006
gepubliceerd en hield geen
rekening met de
betalingskredieten,
In de gewijzigde begroting is
het bedrag van de
bestemmingsontvangsten
onjuist. Het had 1,2 miljoen
EUR moeten zijn, in plaats
van het vermelde bedrag van
3,4 miljoen EUR, waarin
abusievelijk de uit het
voorgaande jaar
overgedragen
bestemmingsontvangsten
waren begrepen.
n.v.t.
-dringt er bij de Stichting op aan de
begrotingsprocedures rigoureuzer vast te leggen, om
het aanzienlijke aantal begrotingsoverschrijvingen te
voorkomen;
-verzoekt de Stichting toestemming te verkrijgen van
haar raad van bestuur, wanneer overschrijvingen
nodig zijn, zoals het financieel reglement van de
Stichting verplicht;
-herinnering om haar verplichtingen te vervullen
betreffende het overleggen van een overzicht van de
tijdschema's voor de in latere begrotingsjaren te
verrichten betalingen uit hoofde van vastleggingen
van voorafgaande begrotingsjaren.
193
Europese Stichting voor
opleiding
2006 2007 2008 2009
Personeelsbeleid
n.v.t.
n.v.t.
-verzoeken (zie interne audit) aan de Stichting om
zwakke plekken in de wervingsprocedures aan te
pakken→ de beoordelingscomités voor
aanwerving moeten voldoende informatie bieden
over de gevolgde procedures waarbij onder meer
de motivering en data van besluiten niet mogen
ontbreken om de transparantie van deze
procedures te waarborgen;
-verzoekt het Agentschap om te voldoen aan
Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27
november 2000;
n.v.t.
Interne audit
n.v.t.
n.v.t.
-verzoekt de Stichting stappen te ondernemen om
te voldoen aan 15 van de 27 aanbevelingen van de
Dienst Interne audit → dat wil zeggen om
onverwijld bepaalde internecontrolenormen in te
voeren (met betrekking tot de documentatie van
procedures, toezicht op financiële transacties en de
continuïteit van de verrichtingen) en om gevolg te
geven aan bepaalde aanbevelingen op het gebied
van personeelsbeheer (met betrekking tot de
jaarplanning en het uitbrengen van jaarlijkse
activiteitenverslagen, het vastleggen van
doelstellingen, en een tijdregistratiesysteem voor
het personeel);
-neemt kennis van het feit dat 11 van de 15
aanbevelingen van de dienst Interne Controle in 2009
zijn gesloten;
194
P7_TA-PROV(2012)0181
Kwijting 2010: Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid
op het werk
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid en
de gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0279/2011 –
2011/2218(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de
gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees
Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar
2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad van 18 juli 1994 tot oprichting van een
Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk3, en met name
artikel 14,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/20024 houdende het Financieel Reglement van
toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0117/2012),
1. verleent de directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid
op het werk kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het
begrotingsjaar 2010;
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 45. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 216 van 20.8.1994, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
195
2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Europees Agentschap voor de
veiligheid en de gezondheid op het werk, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te
zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
196
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het
werk voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0279/2011 – 2011/2218(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de
gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees
Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar
2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad van 18 juli 1994 tot oprichting van een
Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk3, en met name
artikel 14,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/20024 houdende het Financieel Reglement van
toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0117/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap
voor de veiligheid en de gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Europees
Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk, de Raad, de Commissie en
de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese
Unie (serie L).
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 45. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 216 van 20.8.1994, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
197
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de
gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0279/2011 – 2011/2218(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de
gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees
Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk voor het begrotingsjaar
2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 2062/94 van de Raad van 18 juli 1994 tot oprichting van een
Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk3, en met name
artikel 14,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van
toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0117/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekening over het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende
verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
B. overwegende dat het Parlement de directeur van het Europees Agentschap voor de
veiligheid en de gezondheid op het werk op 10 mei 2011 kwijting heeft verleend voor de
uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 20095 en dat het
in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder andere:
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 45. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 216 van 20.8.1994, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 5 PB L 250 van 27.9.2011, blz. 201.
198
- het Agentschap oproept om het gestegen annuleringspercentage terug te dringen en de
kwijtingsautoriteit te informeren over de genomen maatregelen,
- de rekenplichtige van het Agentschap oproept de methode te beschrijven die werd
gebruikt voor het valideren van zijn boekhoudsysteem en het idee ondersteunt van het
ontwikkelen van een samenwerking tussen de bestaande administratieve netwerken
tussen de agentschappen om te komen tot gemeenschappelijke eisen en het
ontwikkelen van een gezamenlijke methode voor het valideren van de
boekhoudsystemen van de agentschappen,
- benadrukt dat de overboeking van 3 500 000 EUR (47 % van de werkingskredieten
van het Agentschap) met betrekking tot de operationele activiteiten de uitvoering van
de activiteiten van het Agentschap vertraagt en zich niet verdraagt met het
begrotingsprincipe van jaarperiodiciteit, wat gedeeltelijk is te wijten aan het
jaaroverschrijdende karakter van de belangrijke projecten;
C. overwegende dat de totale begroting van het Agentschap voor 2010 15 500 000 EUR
bedroeg, hetgeen een toename van 3,3 % betekent ten opzichte van het begrotingsjaar
2009, overwegende dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de begroting van het
Agentschap voor 2010 13 743 434 EUR bedroeg ten opzichte van 13 800 000 EUR in
20091, een afname van 0,41%;
Budgettair en financieel beheer
1. herinnert eraan dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan het Agentschap
13 743 434 EUR bedroeg voor 2010; merkt evenwel op dat hieraan 506 566 EUR,
afkomstig van de terugvordering van overschotten, is toegevoegd, waardoor de totale
bijdrage van de Unie voor 2010 op 14 250 000 EUR komt;
2. concludeert uit de jaarrekening dat de oorspronkelijke begroting voor 2010 van het
Agentschap tweemaal is geamendeerd en dat er transfers hebben plaatsgevonden; roept
het Agentschap op om de kwijtingsautoriteit informatie over de redenen voor deze
wijzigingen te verstrekken;
3. concludeert uit het jaarlijks activiteitenverslag van het Agentschap dat aan het eind van
het jaar 96,1% van het voor 2010 beschikbare budget was toegewezen;
Overdracht van kredieten
4. ziet in de loop der jaren een verbetering van de overdracht van kredieten van het
Agentschap; stelt in het bijzonder dat het Agentschap van 2009 op 2010 zijn
annuleringsmarge terugbracht van 19% tot 11%; roept het Agentschap niettemin op om de
situatie verder te verbeteren door uitstel bij het uitvoeren van zijn activiteiten te
vermijden;
Personeelszaken
5. concludeert uit het jaarlijks activiteitenverslag van het Agentschap dat per 31 december
2010 het totale aantal personeelsleden 66 bedroeg; merkt daarnaast op dat het
personeelsbestand bestaat uit 44 tijdelijke functionarissen (TA), 21
1 PB L 64 van 12.03.2010, blz. 509.
199
contractfunctionarissen (CA) en 1 CA-post voor Netwerken en Coördinatie gefinancierd
uit het IPAC2-programma;
6. roept het Agentschap op de kwijtingsautoriteit te informeren over de maatregelen die het
Agentschap heeft genomen om onderstaande doelstellingen zoals vermeld in het
Jaarwerkprogramma te verwezenlijken:
– opzetten en bewaken van selectieprocedures voor TA en CA,
– effectief en tijdig beheren en administreren van de functie personeelszaken,
– werven van de noodzakelijke gekwalificeerde medewerkers voor het Agentschap
voor uitvoering van de strategie en doelstellingen van het Agentschap ter
uitvoering van de jaarlijkse beleidsplannen;
Prestaties
7. concludeert uit het jaarlijkse activiteitenverslag dat het Agentschap gedetailleerde
gegevens heeft opgesteld die een vergelijking met voorgaande jaren mogelijk maken om
de kwijtingsautoriteit in staat te stellen de prestaties van het Agentschap beter te
beoordelen; beschouwt dit als een werkwijze die ook door de andere agentschappen dient
te worden gevolgd;
8. is verheugd over het initiatief van het Agentschap om uiterlijk in 2020 te komen met een
"prognose" over de veiligheids- en gezondheidseffecten van technologische innovaties in
"groene banen"; merkt op dat tijdens het Wereldcongres en een serie seminars een
aanvang is gemaakt met het verbreiden van de resultaten van deze projecten naar de
doelgroepen; stelt derhalve prijs op ontvangst van feedback van het Agentschap over deze
initiatieven;
Interne controle
9. is verheugd over het initiatief van het Agentschap om de kwijtingsautoriteit het jaarlijkse
verslag over de interne controle van de dienst Interne Audit (IAS) automatisch te
verstrekken; ziet dit als een bewijs van transparantie en een goede praktijk die zou moeten
worden nagevolgd door alle overige agentschappen; gaat ervan uit dat controleverslagen
van de IAS vaak van belang zijn voor de verdere ontwikkeling van processen en
maatregelen die de risico’s van een agentschap kunnen verminderen/tegengaan;
10. begrijpt van het Agentschap dat de dienst Interne Audit gevolg heeft gegeven aan de open
aanbevelingen op grond van eerdere controles; verwelkomt met name dat de intern
controleur met betrekking tot het gevolg geven aan eerdere aanbevelingen van de dienst
Interne Audit heeft vastgesteld dat alle zeer belangrijke aanbevelingen werden
geïmplementeerd en afgehandeld, met uitzondering van de aanbeveling die betrekking
heeft op het valideren van boekhoudsystemen die vanwege gedeeltelijke implementatie
werd afgewaardeerd naar "belangrijk"; roept daarom het Agentschap op om snel gevolg te
geven aan deze twee aanbevelingen en de kwijtingsautoriteit te informeren over de
maatregelen terzake;
200
11. stelt daarnaast vast dat de dienst Interne Audit in november 2010 is overgegaan tot een
controle van de website en de externe communicatie; stelt met name vast dat genoemde
dienst bij deze gelegenheid een zevental aanbevelingen heeft gedaan die geen van alle als
‘kritisch’ werden beschouwd, hoewel twee daarvan als ‘zeer belangrijk’ werden
omschreven en betrekking hebben op:
– documentatie over het overeengekomen serviceniveau,
– vaststelling en uitvoering van het veiligheidsbeleid,
roept daarom het Agentschap op om snel gevolg te geven aan deze twee aanbevelingen en
de kwijtingsautoriteit te informeren over de maatregelen terzake;
o
o o
12. verwijst naar de aanbevelingen van vorige kwijtingsverslagen als vastgesteld in de bijlage
van deze verordening;
13. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie
van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de
agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
201
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
Europees
Agentschap voor de
veiligheid en de
gezondheid op het
werk
2006
2007
2008
2009
Prestaties
n.b.
n.b. - verzoekt het Agentschap een diachrone
analyse op te stellen van de in onderhavig jaar
en de voorgaande jaren bereikte resultaten;
- feliciteert het Agentschap met de
aanzienlijke verbetering van zijn financiële
beheer in de drie afgelopen jaren; - spoort het
Agentschap ertoe aan te blijven streven naar
de hoogste kwaliteit op het gebied van
begrotingsplanning, -uitvoering en -controle;
- verzoekt het Agentschap in een aan het
volgende verslag van de Rekenkamer toe te
voegen tabel een vergelijkend overzicht op te
nemen van de tijdens het onderhavige
verslagjaar, waarvoor kwijting wordt
gevraagd, en in het voorgaande begrotingsjaar
bereikte resultaten, zodat de kwijtingsautoriteit
de prestaties van het Agentschap over de jaren
heen beter kan beoordelen;
Beheer van het
Agentschap
n.b.
n.b. De beheerskosten van het Agentschap zijn niet
onbeduidend (Raad van toezicht van 84 leden
en een personeelsbestand van 64);
Overgedragen
beleidskredieten
Het budgettaire beginsel van
specificiteit werd niet strikt
nageleefd (voor de verschillende
artikelen binnen de hoofdstukken
tekende de directeur 19 besluiten
ten bedrage van ongeveer 880 000
EUR ter goedkeuring van
overboekingen); contrair aan de
Financiële Verordening ontving
de raad van toezicht niet de
vereiste informatie;
n.b. - wijst op het belang van gezond financieel
beheer waarbij de budgetvoorspellingen
worden afgestemd op de feitelijke behoeften
(de stand van zaken was niet in
overeenstemming met het principe van
jaarperiodiciteit);
- stelt vast dat het Agentschap 3,5m EUR (47
% van zijn werkingskrediet) met betrekking
tot zijn operationele activiteiten overboekte; -
benadrukt dat deze situatie tot vertraging leidt
bij de uitvoering van de activiteiten van het
Agentschap en zich niet verdraagt met het
beginsel van jaarperiodiciteit wat deels te
wijten is aan het feit dat belangrijke projecten
zich over meerdere jaren uitstrekken; - roept het Agentschap op om het gestegen
annuleringspercentage terug te dringen en de
kwijtingsautoriteit te informeren over de
genomen maatregelen;
202
Europees Agentschap
voor de veiligheid en
de gezondheid op het
werk
2006
2007
2008
2009
Aanbestedingsproced
ures
n.b.
n.b. - verwacht dat het Agentschap voor de
toekomst een oplossing vindt voor het
probleem van gebruikmaking van een
kaderovereenkomst voor overheidsopdrachten
met overschrijding van het plafond, zodat het
Europees begrotingsrecht wordt nageleefd;
Personeelszaken en
Interne controle
n.b.
n.b. - verzoekt het Agentschap de nodige stappen
te nemen om te voldoen aan 14 van de 33
aanbevelingen van de dienst Interne Audit,
merkt op dat 6 daarvan als zeer belangrijk
worden beschouwd: d.w.z. ingaan op de
verwachtingen van de belanghebbenden en het
naleven van bepaalde normen van interne
controle, met name individuele
opslagproblemen, het jaarverslag inzake
interne controle en het doen naleven van
interne controleprocedures;
- roept de rekenplichtige van het Agentschap
op om de methode te beschrijven die werd
gebruikt voor het valideren van zijn
boekhoudsysteem, steunt het idee van het
ontwikkelen van een samenwerking tussen de
bestaande administratieve netwerken tussen de
Agentschappen om te komen tot
gemeenschappelijke eisen en het ontwikkelen
van een gezamenlijke methode voor het
valideren van de boekhoudsystemen van de
Agentschappen;
- moedigt het Agentschap aan de
controlelijsten te herzien met het oog op de
specifieke kenmerken van verschillende
financiële transacties en deze beschikbaar te
stellen aan alle medewerkers;
- verzoekt het Agentschap zijn
documentatieprocedures te voltooien;
- verzoekt het Agentschap om te komen met
een uitputtende lijst van essentiële processen
die moeten worden afgezet tegen de vereiste
procedures en om deze lijst systematisch bij te
werken;
203
P7_TA-PROV(2012)0182
Kwijting 2010: Voorzieningsagentschap van EURATOM
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Voorzieningsagentschap van Euratom voor
het begrotingsjaar 2010 (C7-0295/2011 – 2011/2236(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Voorzieningsagentschap van Euratom voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het
Voorzieningsagentschap van Euratom betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van
de antwoorden van het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185 daarvan,
– gezien Besluit 2008/114/EG, Euratom van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling
van statuten voor het Voorzieningsagentschap van Euratom3, en met name artikel 8,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen1,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0131/2012),
1. verleent de directeur-generaal van het Voorzieningsagentschap van Euratom kwijting voor
de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur-generaal van het Voorzieningsagentschap
van Euratom, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie
ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 PB C 366 van 15.12.11, blz 6. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 41 van 15.2.2008, blz. 15.
204
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Voorzieningsagentschap van Euratom voor het begrotingsjaar 2010
(C7-0295/2011 – 2011/2236(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Voorzieningsagentschap van Euratom voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het
Voorzieningsagentschap van Euratom betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van
de antwoorden van het Agentschap2,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen3, en met name artikel 185,
– gezien Besluit 2008/114/EG, Euratom van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling
van statuten voor het Voorzieningsagentschap van Euratom4, en met name artikel 8,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen5,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0131/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het
Voorzieningsagentschap van Euratom voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur-generaal van het
Voorzieningsagentschap van Euratom, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te
zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 2 PB C 366 van 15.12.11, blz 6. 3 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 4 PB L 41 van 15.2.2008, blz. 15. 5 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
205
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Voorzieningsagentschap van Euratom voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0295/2011 – 2011/2236(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Voorzieningsagentschap van Euratom voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het
Voorzieningsagentschap van Euratom betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van
de antwoorden van het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Besluit 2008/114/EG, Euratom van de Raad van 12 februari 2008 tot vaststelling
van statuten voor het Voorzieningsagentschap van Euratom3, en met name artikel 8,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0131/2012),
A. overwegende dat als gevolg van Besluit 2008/114/EG, Euratom, het in 1958 in
Luxemburg gevestigde Voorzieningsagentschap van Euratom ("het Agentschap") zijn
vorig statuut heeft vervangen en een Agentschap is geworden;
B. overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekeningen van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar zijn
en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
C. overwegende dat de Rekenkamer ook in zijn verslag over het begrotingsjaar 2010 heeft
benadrukt dat de statuten van het Agentschap in strijd zijn met artikel 54 van het Verdrag
tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie;
1 PB C 366 van 15.12.11, blz 6. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 41 van 15.2.2008, blz. 15. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
206
1. merkt op dat het Agentschap in 2010 geen subsidie voor zijn werkzaamheden heeft
ontvangen en dat de Commissie alle uitgaven van het Agentschap ter uitvoering van zijn
begroting voor haar rekening heeft genomen; merkt op dat deze situatie onveranderd is
sinds de oprichting van het Agentschap in 2008;
2. neemt kennis van het feit dat het Agentschap, aangezien het geen eigen begroting heeft, de
facto deel uitmaakt van de Commissie en dat deze situatie strijdig is met de statuten van
het Agentschap;
3. merkt echter op dat de directeur-generaal per brief van 31 maart 2011 bovengenoemd
probleem heeft erkend en in detail de ondernomen acties heeft beschreven, zoals de
kwijtingsautoriteit had gevraagd; merkt in het bijzonder op dat, om deze situatie te
remediëren, overeenstemming is bereikt over een voorstel om opnieuw een specifieke
begrotingslijn voor het Agentschap in te voeren in de algemene begroting van de Europese
Unie voor 2012;
4. merkt ook op dat de Commissie op 20 april 2011 heeft voorgesteld begrotingslijn 32 01 06
voor het Agentschap te crediteren met 98 000 EUR van de algemene begroting van de
Europese Unie; is van mening dat, als dit eenmaal is goedgekeurd door de
begrotingsautoriteiten van de Unie, dit een belangrijke stap is in de richting van een
oplossing van de bestaande problemen;
o
o o
5. wijst op zijn aanbevelingen in eerdere kwijtingsverslagen, zoals uiteengezet in de bijlage
bij deze resolutie;
6. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie
van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de
agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
207
Bijlage
Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
Voorzieningsagentschap
van Euratom
2007
2008
2009
Prestaties
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Budgettair en financieel
beheer
-38,7 van de kredieten zijn overgedragen
-Aangezien het geen eigen begroting heeft, maakt het
Agentschap de facto deel uit van de Commissie. Deze
situatie doet de vraag rijzen of het nodig is het
Agentschap in zijn huidige vorm en organisatie in stand
te houden
-In 2009 heeft het Agentschap geen subsidie voor zijn
werkzaamheden ontvangen en dat de Commissie alle uitgaven van het
Agentschap ter uitvoering van de begroting 2009 voor haar rekening
heeft genomen Het Agentschap maakt de facto deel uit van de
Commissie
Personeelszaken
n.v.t.
n.v.t.
-Erkent dat, in overeenstemming met artikel 3 van zijn statuut, het
Agentschap zijn eigen intern controleur heeft gekozen, die pas op 1
juli 2009 is gestart met zijn werkzaamheden
Interne controle
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
208
P7_TA-PROV(2012)0183
Kwijting 2010: Europese Stichting tot verbetering van de levens- en
arbeidsomstandigheden
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 maart 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting tot verbetering van de
levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0275/2011 –
2011/2214(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levens-
en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting
tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010,
vergezeld van de antwoorden van de Stichting1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad van 26 mei 1975 betreffende de
oprichting van een Europese Stichting tot verbetering van de levens- en
arbeidsomstandigheden3, en met name artikel 16,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/20024, houdende het Financieel Reglement van
toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0116/2012),
1. verleent de directeur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en
arbeidsomstandigheden kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Stichting voor
het begrotingsjaar 2010;
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 150. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 139 van 30.5.1975, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
209
2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van de Europese Stichting tot verbetering van
de levens- en arbeidsomstandigheden, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te
zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
210
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 maart 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en
arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0275/2011 – 2011/2214(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levens-
en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting
tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010,
vergezeld van de antwoorden van de Stichting1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad van 26 mei 1975 betreffende de
oprichting van een Europese Stichting tot verbetering van de levens- en
arbeidsomstandigheden3, en met name artikel 16,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/20024, houdende het Financieel Reglement van
toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0116/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de Europese Stichting tot
verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van de Europese
Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, de Raad, de Commissie
en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie (serie L).
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 150. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 139 van 30.5.1975, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
211
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 maart 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en
arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0275/2011 – 2011/2214(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levens-
en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting
tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2010,
vergezeld van de antwoorden van de Stichting1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad van 26 mei 1975 betreffende de
oprichting van een Europese Stichting tot verbetering van de levens- en
arbeidsomstandigheden3, en met name artikel 16,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/20024, houdende het Financieel Reglement van
toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
werkgelegenheid en sociale zaken (A7-0116/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende
verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
B. overwegende dat het Parlement op 10 mei 2011 de directeur van de Europese Stichting tot
verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden kwijting heeft verleend voor de
uitvoering van de begroting van de Stichting voor het begrotingsjaar 20095, en in zijn
resolutie, waarvan deze kwijting vergezeld ging, onder andere:
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 150. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 139 van 30.5.1975, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 5 PB L 250 van 27.9.2011, blz. 210.
212
- de Stichting verzocht heeft om bewijzen voor te leggen van haar beslissingen op het
vlak van personeelsselectie (bv. bewijs van de drempels voor kandidaten aan het begin
van de wervingsprocedure) om de transparantie van de wervingsprocedures te
garanderen,
- de Stichting opgeroepen heeft om ervoor te zorgen dat kredieten pas beschikbaar gesteld
worden wanneer de overeenkomstige toegewezen ontvangsten binnengekomen zijn,
- opgemerkt heeft dat de Rekenkamer zich genoodzaakt zag een opmerking te maken over
de begrotings- en financiële staat van de Stichting, die ernstige tekortkomingen
vertoonde, met name zwakke punten in de financiële organisatie van de Stichting;
C. overwegende dat de totale begroting van de Stichting voor 2010 20 900 000 EUR bedroeg,
hetgeen een toename van 3,4% betekent ten opzichte van het begrotingsjaar 2009;
overwegende dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de begroting van de Stichting
voor 2010 19 067 159 EUR bedroeg ten opzichte van 19 450 000 EUR in 20091, een
afname van 0,97%;
Follow-up van de opmerkingen van de Rekenkamer van 2009
1. neemt er via het jaarlijkse activiteitenverslag kennis van dat de Stichting onderstaande
verbintenissen aanging en maatregelen trof naar aanleiding van de opmerkingen van de
Rekenkamer van 2009:
– de Stichting heeft zich ertoe verbonden meer aandacht te besteden aan het feit dat
kredieten in de toekomst pas beschikbaar gesteld mogen worden wanneer de
overeenkomstige ontvangsten zijn binnengekomen,
– de Stichting heeft zich ertoe verbonden aanzienlijk meer inspanningen te leveren voor
de sluiting van de rekeningen van 2010 via aanvullende opleiding en middelen; er werd
voor gezorgd dat alle termijnen voor de rekeningen van 2010 nageleefd werden, en dat
er geen grote tekortkomingen vastgesteld werden in de voorlopige rekeningen van 2010,
– de ontbrekende lijst van uitzonderingen werd op 1 juli 2010 toegepast,
– wat de procedures voor personeelsselectie betreft, is er geen bewijs gevonden waaruit
zou blijken dat de drempelvoorwaarden waaraan kandidaten moesten voldoen om
uitgenodigd te worden voor een gesprek en om op de reservelijst geplaatst te worden, op
voorhand waren vastgelegd alvorens de aanvragen onderzocht werden; de Stichting
heeft de drempelvoorwaarden nu opgenomen in de verslagen van haar selectiecomité,
– de Stichting heeft maatregelen getroffen om de evaluatie- en beoordelingsprocedures
verder te versterken om fouten in de aanbestedingsprocedure in de toekomst te
vermijden;
2. verzoekt de Rekenkamer om aan de kwijtingsautoriteit te bevestigen dat deze maatregelen
en verbintenissen volstaan om de tekortkomingen die in 2009 door de Rekenkamer werden
vastgesteld bij de Stichting, weg te werken;
1 PB L 64 van 12.3.2010, blz. 505.
213
Financieel en begrotingsbeheer
3. herinnert eraan dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de Stichting 19 067 159 EUR
bedroeg voor 2010; merkt echter op dat daar 762 841 EUR aan toegevoegd werd uit de
terugvordering van overschotten, wat resulteert in een totale bijdrage van de Unie van
19 830 000 EUR voor 2010;
4. neemt er via de gegevens in haar jaarrekening kennis van dat de Stichting net voor het einde
van het jaar 2010 een gewijzigde begroting van in totaal 20 848 000 EUR heeft
gepubliceerd; betreurt het gebrek aan informatie van de Stichting over de redenen voor die
wijziging; verzoekt de Stichting om de situatie recht te zetten en de kwijtingsautoriteit op de
hoogte te houden van deze kwestie;
5. neemt er via het jaarlijkse activiteitenverslag kennis van dat de Stichting een
bestedingspercentage van 98% bereikte voor de vastleggingskredieten; neemt er via de
jaarrekeningen in het bijzonder kennis van dat de bestedingspercentages van de Stichting
onder titel I (personeelsuitgaven), titel 2 (administratie) en titel 3 (huishoudelijke kosten)
respectievelijk 99,8%, 95,1% en 96% bedroegen;
6. concludeert uit de jaarrekening van de Stichting dat de besteding van de kredieten die
werden overgedragen van 2009 naar 2010 96,1% bedroeg op het vlak van betalingen, ten
opzichte van 94,2% in 2009;
Personeelszaken
7. neemt er via het jaarlijkse activiteitenverslag van de Stichting kennis van dat het percentage
van de vacatures voor personeel dat werd ingevuld, namelijk 91%, gestegen is in 2010, ten
opzichte van 2009 (78%);
Prestaties
8. onderstreept dat de belangrijkste activiteit van de Stichting erin bestaat bij te dragen aan het
verbeteren van de levens- en arbeidsomstandigheden door de kennis hierover uit te breiden
en via netwerken en onderzoeken te verspreiden; merkt op dat 68% van het personeel van
de Stichting zich met die beleidsactiviteiten bezighoudt, terwijl de rest van het personeel
administratieve taken uitvoert; is daarom van mening dat het bijzonder belangrijk is dat de
kwijtingsautoriteit de efficiëntie en effectiviteit van het beheerproces in de Stichting
evalueert;
9. merkt in het bijzonder op dat de Stichting in 2010 de volgende activiteiten heeft uitgevoerd
binnen haar netwerk van Europese waarnemingscentra en onderzoeken:
– binnen het Europees waarnemingscentrum voor arbeidsverhoudingen (EIRO):
357 informatie-updates toegevoegd; vijf representativiteitsonderzoeken; jaarlijkse
bijwerking van gegevens over loon en werktijd en vakbondsactie; jaarlijkse evaluatie
van arbeidsverhoudingen; zes vergelijkende analyses,
– binnen het Europees waarnemingscentrum voor arbeidsomstandigheden (EWCO):
107 informatie-updates toegevoegd; zes vergelijkende analytische verslagen over
beroepsbevordering van migrerende werknemers en zelfstandigen,
214
– binnen het Europees waarnemingscentrum voor herstructureringen (ERM): 1 258
herstructureringsfactsheets toegevoegd; vier vergelijkende analytische verslagen,
– in haar tweede Europees onderzoek inzake levenskwaliteit: secundair analyseverslag
over gezinsleven en werk,
– in haar derde Europees onderzoek inzake levenskwaliteit: voorbereiding van veldwerk,
– in haar vijfde Europees onderzoek naar arbeidsomstandigheden: veldwerk met 44 000
interviews in 34 landen; publicatie van de eerste bevindingen (samenvatting),
– in haar Europees onderzoek naar bedrijven: overzichtsverslag gepubliceerd, secundaire
analyse inzake flexibiliteitsprofielen van bedrijven en inzake deeltijdwerk;
10. dringt er bij de Stichting op aan om alle beslissingen van de raad van bestuur inzake
onderzoeken te registreren aangezien de efficiëntie en effectiviteit waarmee deze
beslissingen worden meegedeeld, mogelijk beïnvloed worden door het gebrek aan degelijke
normen voor het documenteren van de genomen beslissingen; erkent in het bijzonder dat de
Stichting op dat vlak tekortschiet en dat de voorzitter van de raad van bestuur de genomen
beslissingen niet noodzakelijk ondertekent en dateert;
11. merkt bovendien op dat de raadgevende comités van de Stichting, die ervoor
verantwoordelijk zijn dat de raad van bestuur een reactie geeft op de voorbereidings- en
evaluatiefases van onderzoeken, niet over een mandaat noch over een huishoudelijk
reglement beschikken voor de organisatie van hun vergaderingen; is van mening dat deze
tekortkomingen tot een verkeerd begrip van de rol en de verantwoordelijkheden van de
raadgevende comités kunnen leiden, wat nadelige gevolgen heeft voor de voorbereiding van
de onderzoeken; roept de Stichting er derhalve toe op om deze situatie recht te zetten en de
kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van de in dat verband getroffen maatregelen;
12. verzoekt de Stichting tevens om schriftelijke procedures uit te werken waarin haar
kernactiviteiten worden omschreven; onderstreept dat dit de Stichting zou kunnen helpen
om haar middelen efficiënt te beheren en mogelijke zwakke punten op te sporen;
13. neemt echter nota van de inspanningen van de Stichting om de controlemaatregelen te
versterken die dienen om de kwaliteit van haar onderzoeken te verbeteren; merkt in het
bijzonder op dat het personeel van de Stichting sommige landen waar de onderzoeken
worden uitgevoerd, bezoekt om na te gaan hoe contractanten hun interviews uitvoeren en
dat haar personeel de bij de onderzoeken gebruikte vragenlijst test door in sommige landen
cognitieve interviews te houden inzake een beperkt aantal elementen uit het monster;
Interne audit
14. merkt op dat de adjunct-directeur van de Stichting sinds februari 2010 de functie
coördinator interne controle bekleedt; neemt nota van het feit dat het jaarlijkse
werkprogramma voor interne controles gemonitord wordt tijdens driemaandelijkse
vergaderingen van een comité voor interne controles met het hoofd van de administratie, het
hoofd van personeelszaken en het hoofd van activiteiten;
15. neemt er via het jaarlijkse activiteitenverslag van de Stichting kennis van dat de activiteiten
voor interne audit in 2010 gestoeld waren op het strategische auditplan 2009-2011 dat
215
gebaseerd is op de risicobeoordeling uit 2008; merkt eveneens op dat er een nieuwe
risicobeoordeling werd uitgevoerd in februari 2011, die geleid heeft tot een nieuw
strategisch auditplan voor 2011-2013, dat de volgende thema's behelst:
– audit betreffende het beheer van onderzoeken – tweede fase (2011),
– verslaglegging/bouwstenen van kwaliteitsborging (2012);
16. merkt bovendien op dat de toekomstige thema's voor 2012/2013 de volgende zijn:
– beheer van personeelszaken: werving, opleiding, beoordeling en bevorderingssysteem,
– kwaliteitsbeheer producten / betrekkingen met klanten / beheer van de betrekkingen met
belanghebbenden,
– documentenbeheer,
– beheer van vergaderingen;
17. merkt op dat de dienst Interne Audit gepland had om in 2010 een audit uit te voeren
betreffende het beheer van de onderzoeken door de Stichting; is bezorgd over het feit dat de
IAS vanwege de beperkte beschikbaarheid van essentieel personeel van de Stichting tijdens
de auditprocedure en vanwege de onvolledige documentatie van het beheer van de
onderzoeken onvoldoende auditbewijs kon verzamelen voor bepaalde modules van het
risicogebaseerde toepassingsgebied; merkt echter op dat er aan het begin van 2011 een
aanvullende fase van deze audit werd uitgevoerd en dat de resultaten daarvan voorgesteld
zullen worden in het jaarverslag betreffende interne audits voor 2011; verzoekt de Stichting
om dit verslag tijdig aan de kwijtingsautoriteit te overhandigen;
18. is bezorgd over het feit dat de aanbeveling van de IAS betreffende de validering van
boekhoudsystemen werd uitgesteld; merkt in het bijzonder op dat deze aanbeveling door de
IAS als "kritiek" wordt beschouwd; dringt er daarom bij de Stichting op aan om
onmiddellijk stappen te ondernemen en om de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van de
maatregelen die getroffen werden om deze tekortkoming weg te werken;
19. stelt vast dat vijf "zeer belangrijke" aanbevelingen van de IAS eind 2010 nog hangende
waren; merkt op dat deze aanbevelingen betrekking hadden op de behoefte aan:
– het documenteren van de procedure voor het beheer van onderzoeken,
– het waarborgen dat de informatie voor het plannen van onderzoeken nauwkeurig en van
goede kwaliteit is en het monitoren van de geplande activiteiten,
– het bijwerken van het procedurehandboek voor aanbestedingen en het versterken van de
naleving en de goede praktijken,
– het documenteren van financiële circuits,
– het instellen van een methodologie voor ex-post controle;
neemt er via het jaarlijkse activiteitenverslag van de Stichting kennis van dat van drie "zeer
belangrijke" aanbevelingen inzake financieel beheer wordt gemeld dat er door de Stichting
216
gevolg aan is gegeven, terwijl het jaarverslag betreffende interne audits stelt dat zij
vertraging hebben opgelopen ten opzichte van het aanvankelijke actieplan van de Stichting;
verzoekt de IAS daarom om de kwijtingsautoriteit onverwijld te informeren over de
feitelijke stand van zaken met betrekking tot deze specifieke aanbevelingen;
20. dringt er bij de Stichting op aan om werk te maken van de aanbevelingen die door de IAS
werden gedaan en om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de maatregelen die
daartoe getroffen werden;
21. stelt echter, op basis van het jaarlijkse activiteitenverslag van de Stichting naar aanleiding
van de aanbeveling van de IAS betreffende financieel beheer in 2009, vast dat de procedure
voor ex-post verificatie werd herzien en bijgewerkt met een risicobeoordeling voor de
rechtvaardiging van de keuze van de monstergrootte;
o
o o
22. vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen uit eerdere kwijtingsverslagen, zoals toegelicht in
de bijlage bij deze resolutie;
23. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie
van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de
agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
217
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
Europese Stichting ter
verbetering van de
levens- en
arbeidsomstandighede
n
2006 2007 2008 2009
Prestaties n.b. n.b.
- verzoekt de Stichting om een
diachronische analyse van de tijdens
dit en vorig jaar uitgevoerde
werkzaamheden uit te werken,
vergelijkbaar met de ex-post analyse
die de voorbije jaren werd uitgevoerd;
- moedigt de Stichting aan haar "Eurofound-systeem
van prestatiebeoordeling" verder te ontwikkelen om
ervoor te zorgen dat de resultaten van de
prestatiebeoordeling worden teruggekoppeld naar de
beslissings- en planningsprocessen van de directie en
dat er periodieke onderzoeken worden uitgevoerd
om feedback van doelgroepen te krijgen;
- onderschrijft de aanbevelingen van de externe
beoordelaars om de doelgroepen van de Stichting op
nationaal niveau beter te definiëren en om een
netwerk van contactpunten in te stellen op basis van
de nationale autoriteiten die in de raad van bestuur
van de Stichting vertegenwoordigd zijn;
Overgedragen
huishoudelijke
kredieten
Het uitvoeringspercentage voor de
vastleggingskredieten van 2006
bedroeg meer dan 97%. Voor de
beleidsuitgaven bedroeg het
overdrachtpercentage 43%. Het
begrotingsbeginsel van
jaarperiodiciteit werd niet strikt in
acht genomen.
n.b.
De Stichting dient actie te ondernemen
om tekortkomingen bij de planning en
programmering weg te werken om te
voldoen aan het beginsel van
jaarperiodiciteit.
- verzoekt de Stichting om ervoor te zorgen dat
kredieten pas beschikbaar gesteld worden, wanneer
de overeenkomstige toegewezen ontvangsten
binnengekomen zijn;
- merkt op dat de Rekenkamer zich genoodzaakt zag
een opmerking te maken over de begrotings- en
financiële staat van de Stichting, die ernstige
tekortkomingen vertoonde, in het bijzonder zwakke
punten in de financiële organisatie van de Stichting;
Begrotings-
overschrijvingen
zonder bewijsstukken n.b. n.b. Begrotingsoverschrijvingen waren
onvoldoende gerechtvaardigd.
n.b.
218
Europese Stichting ter
verbetering van de
levens- en
arbeidsomstandighede
n
2006 2007 2008 2009
Aanbestedingsproced
ures n.b.
- onregelmatigheden ten aanzien van
de financiële evaluatieprocedure en
selectiecriteria waardoor er geen
degelijke evaluatie van de financiële
capaciteit van de kandidaten kon
worden uitgevoerd;
- verzoekt de Stichting ervoor te zorgen dat er
beter toezicht wordt gehouden op de uitvoering
van door haar aangegane contracten en dat de
planning van haar aanbestedingsprocedures
wordt verbeterd;
- verzoekt de Stichting om maatregelen te treffen om
haar evaluatie- en herzieningsprocedure te
verbeteren om te vermijden dat fouten bij de
aanbestedingsprocedure zich in de toekomst
herhalen;
Personeelszaken
De wervingsprocedure is niet
volledig transparant en niet-
discriminerend.
De wervingsprocedure is niet volledig
transparant en niet-discriminerend.
- verzoekt de Stichting om maatregelen te
treffen om het vertrek van belangrijke
personeelsleden op voorhand beter voor te
bereiden; om het aantal personeelsleden op een
transparante manier te vermelden in het
activiteitenverslag. Er werden verbeteringen aangebracht in de
wervingsprocedures van de Stichting.
- verzoekt de Stichting om bewijzen voor te leggen
ter ondersteuning van haar beslissingen voor
personeelsselectie om de transparantie van de
wervingsprocedures te garanderen; - dringt er bij de
Stichting op aan om de situatie snel recht te zetten en
de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de
geboekte vooruitgang;
Interne audit
- verzoekt om het financiële
beheer te verbeteren: i.e. twee
contracten werden niet
ingeschreven in de begroting
van het desbetreffende jaar;
- verzoekt om het financiële beheer te
verbeteren: i.e. invorderbare btw over
het begrotingsjaar 2007 ten bedrage
van 376,611 euro werd aan het eind
van het jaar niet ingevorderd;
- verzoekt de Stichting om maatregelen te
treffen om haar financiële staten te verbeteren;
- verzoekt de Stichting om stappen te
ondernemen om 28 van de 54 aanbevelingen
van de dienst Interne Audit toe te passen → om
de internecontrolenormen toe te passen; om
toezicht uit te oefenen op de tenuitvoerlegging
van andere internecontrolenormen; om een
doeltreffend plannings- en monitoringssysteem
in te voeren
2 van de 8 aanbevelingen van de IAS werden
toegepast;
- dringt er bij de Stichting op aan om de
aanbevelingen uit het IAS-verslag inzake financieel
beheer onverwijld toe te passen en de
kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de in
dat verband geboekte vooruitgang;
219
P7_TA-PROV(2012)0184
Kwijting 2010: EUROJUST
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010 (C7-
0282/2011 – 2011/2221(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van Eurojust
betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van Eurojust1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2 en met name artikel 185,
– gezien Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting
van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit3 te versterken, en
met name artikel 36,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen1,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0128/2012),
1. verleent de administratief directeur van Eurojust kwijting voor de uitvoering van de
begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de administratief directeur van Eurojust, de Raad, de
Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van
de Europese Unie (serie L).
1 PB C 366 van 15.12.11, blz. 140. 2 PB C 248 van 16.9.2002, blz.. 1. 3 PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1.
220
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0282/2011 – 2011/2221(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van Eurojust
betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van Eurojust2,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen3 en met name artikel 185,
– gezien Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting
van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit4 te versterken, en
met name artikel 36,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen5,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0128/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van Eurojust voor het
begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de administratief directeur van
Eurojust, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in
het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 2 PB C 366 van 15.12.11, blz. 140. 3 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 4 PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1. 5 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
221
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0282/2011 –
2011/2221(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekening van Eurojust
betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van Eurojust1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2 en met name artikel 185,
– gezien Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting
van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit3 te versterken, en
met name artikel 36,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0128/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekeningen van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar zijn en dat de
onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
B. overwegende dat het Parlement de administratief directeur van Eurojust op 10 mei 2011
kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het
begrotingsjaar 20095 en dat het Parlement in zijn resolutie behorende bij het
kwijtingsbesluit onder andere de volgende opmerkingen heeft gemaakt:
– Eurojust verzocht de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de stappen die zijn
1 PB C 366 van 15.12.11, blz 140. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 5 PB L 250 van 27.9.2011, blz. 215.
222
ondernomen om de overdracht van kredieten te vermijden,
– zijn bezorgdheid uitgesproken over het feit dat de Rekenkamer opnieuw tekortkomingen
heeft gesignaleerd bij de planning en uitvoering van acties voor de aanwerving van
personeel; wijst met name op het feit dat het percentage onbezette posten te hoog is
(24%), hoewel minder hoog dan in 2008 (26%) en in 2007 (33%),
– Eurojust opgeroepen onmiddellijk maatregelen te nemen ter verbetering van de
aanwervingsprocedure, terugdringing van het aantal tijdelijke werknemers,
herstructurering van de eenheid Personeelszaken (HR), ontwikkeling van een HR-
managementsplan, versterking van de monitoring van HR-activiteiten en herziening van
de inhoud van de lijst van uitzonderingen;
C. overwegende dat de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2010 32 300 000 EUR
bedroeg, een toename van 14,5% ten opzichte van het begrotingsjaar 2009;
D. overwegende dat de bijdrage van de Unie aan de begroting van Eurojust voor 2010 30 163
220 EUR bedroeg, in vergelijking met 24 799 400 in 20091, een toename van 21,62%;
Budgettair en financieel beheer
1. merkt op dat Eurojust volgens het jaarlijks activiteitenverslag in 2010 97,8% van zijn
vastleggingskredieten uit de exploitatiebegroting heeft uitgevoerd; merkt met name op dat
in vergelijking met 2009:
– de uitgevoerde begroting in titel 1 (Personeelsuitgaven) is gestegen met 18,6%,
– de uitgevoerde begroting in titel 2 (Administratie) is gestegen met 6%,
– de uitgevoerde begroting in titel 3 (Beleidsuitgaven) is gestegen met 34%;
2. erkent dat Eurojust 2 159 000 toegewezen heeft gekregen door de Commissie voor
deelname aan rechtprogramma's in strafzaken (Gezamenlijke onderzoeksteams) en dat het
in 2010 95% van dit bedrag heeft ontvangen;
Overschrijving en overdracht van kredieten
3. neemt kennis van de informatie in het jaarlijks activiteitenverslag dat in 2010 6
begrotingsoverdrachten hebben plaatsgehad;
4. constateert op basis van voornoemd verslag dat de automatische overdrachten van
vastleggingskredieten (met uitzondering van subsidies) zijn gestegen van 16% in 2009 tot
20% in 2010, met een totaal in 2010 van 6 100 000 EUR;
5. roept Eurojust op de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van de stappen die zijn
ondernomen om de overdracht van kredieten te vermijden; is met name bezorgd over de
overvloedige overdrachten in het kader van titel III, die oplopen tot 38% van de totale
begroting voor titel III, en benadrukt het feit dat de Rekenkamer al een aantal jaren op deze
tekortkoming wijst;
1 PB L 64 van 12.3.2010, blz. 1052.
223
6. betreurt het hoge niveau van de naar 2011 overgedragen operationele uitgaven; neemt
kennis van het antwoord van het agentschap dat dit vooral te wijten was aan het project ter
evaluatie van de organisatiestructuur, een nieuwe computerinfrastructuur en de kosten in
verband met gegevensverwerking; is ingenomen met de maatregelen die het agentschap in
2012 zal nemen, met name de totstandbrenging van aanbestedingsplannen voor elke
afdeling; roept het agentschap op deze maatregelen zonder verder uitstel uit te voeren; is
verheugd over de garantie dat de nodige toestemmingen en vastleggingen voor
aanbestedingen zo vroeg mogelijk in het jaar zullen worden toegekend en roept het
agentschap op deze garantie na te komen;
Aanbestedingsprocedures
7. neemt kennis van de informatie in het jaarlijks activiteitenverslag dat in 2010 negen open
procedures, zeven onderhandelde procedures, drie interinstitutionele procedures en een
gezamenlijke procedure met een internationale organisatie zijn voltooid en hebben geleid
tot 29 nieuwe contracten;
8. neemt kennis van de opmerkingen van de Rekenkamer dat in één geval het
beoordelingscomité heeft verzuimd de in het bestek bekendgemaakte wegingsfactoren toe
te passen; roept Eurojust daarom op dergelijke fouten verder te voorkomen en ervoor te
zorgen dat de kwaliteitsnormen uit de aanbestedingsprocedures worden gehanteerd;
Lijst van uitzonderingen
9. stelt op basis van het jaarlijks activiteitenverslag vast dat in 2010, 6 nieuwe
uitzonderingsbeslissingen in de lijst van uitzonderingen werden ingevoerd, waarvan 4
betrekking hadden op Begroting, Financiering en Aanbesteding en 2 op Personeelszaken;
10. merkt met name op dat de 4 uitzonderingen inzake Begroting, Financiering en
Aanbesteding respectievelijk verband hielden met:
– de delegatie van het recht om overschrijvingen uit te voeren ingevolge artikel 23, lid 1
van het Financieel Reglement van Eurojust,
– artikel 75 van het Financieel Reglement van Eurojust en de toekenning van een subsidie
door het Europees justitieel netwerk van Eurojust en dat de uitzondering afliep op 31
december 2010,
– de verlenging van een contract dat had moeten aflopen en dat deze situatie eindigde op
27 december 2010 met de ondertekening van een nieuw contract na het afronden van
een aanbestedingsprocedure,
– de verhoging van het geoormerkte bedrag van een toekenningsbesluit van 2008 (in
2008);
roept Eurojust op de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen over de status van de 2
uitzonderingen die eind 2010 nog lopende waren;
11. merkt op dat de 2 uitzonderingen met betrekking tot Personeelszaken verband hielden met:
224
– de verlenging van de aanstelling van een personeelslid, waarbij dit personeelslid voort
tijdelijk de post van eenheidshoofd bleef bekleden,
– de tijdelijke overdracht van een personeelslid in het belang van de dienst ingevolge
artikel 7 van het Statuut;
neemt kennis van de verklaring van Eurojust dat de 2 situaties op 15 oktober 2010 zijn
afgelopen;
Personeelszaken (HR)
12. spreekt zijn bezorgdheid uit over het feit dat de Rekenkamer opnieuw tekortkomingen heeft
vastgesteld in de uitvoering van aanwervingsprocedures; merkt met name op dat het
percentage onbezette posten (13%) nog steeds hoog is, hoewel lager dan in 2009 (24%), in
2008 (26%) en in 2007 (33%); roept Eurojust derhalve op een uitgebreid
aanwervingsactieplan op te stellen om het percentage vacatures aanzienlijk te laten dalen
en de kwijtingsautoriteit hiervan op de hoogte te stellen;
13. neemt kennis van de opmerkingen van de Rekenkamer dat, ondanks het feit dat niet kan
worden aangeworven uit verlopen reservelijsten, in 2010 een ambtenaar is aangeworven
aan de hand van een reservelijst die in januari 2009 was verlopen en waarvan geen
verlenging was aanvaard; roept Eurojust op ervoor te zorgen dat alle beslissingen op het
gebied van aanwerving op passende wijze gedocumenteerd zijn om een dergelijke situatie
in de toekomst te voorkomen;
14. betreurt bovengenoemde feit en roept het agentschap op nauw toezicht te houden op de
geldigheid van alle reservelijsten om dergelijke vergissingen in de toekomst te voorkomen;
is ingenomen met het antwoord van het agentschap dat benoemingen op basis van
reservelijsten enkel zullen plaatsvinden na controle van de geschiktheid van de
afzonderlijke benoemingen;
15. roept Eurojust op de genoemde praktijken stop te zetten en de aanwervingsregels na te
leven;
16. betreurt het feit dat het beoordelingscomité de in het bestek bekendgemaakte
wegingsfactoren niet heeft toegepast; is ingenomen met de door het agentschap
aangeleverde informatie dat maatregelen werden genomen, waaronder de indiening van
volledige documentatie bij de administratief directeur met betrekking tot de grondige en
commerciële beoordeling van elke aanbesteding vóór opdrachten worden gegund; is
ingenomen met het engagement van het agentschap om te streven naar eerlijke,
transparante en correcte aanbestedingen, om zo de financiële geloofwaardigheid van de
organisatie te versterken; roept het agentschap op maatregelen te nemen om deze
verplichting volledig na te komen;
Prestaties
Evaluatie van de organisatiestructuur
17. neemt kennis van de informatie in het jaarlijks activiteitenverslag dat de evaluatie van de
organisatiestructuur, die begon in 2009, in 2010 is voortgezet en dat een voorstel voor het
meerjarenplan voor personeelsbeleid 2012-2014 en de personeelsformatie voor de jaren
2011 en 2012 is opgesteld; merkt ook op dat eind 2010 een gedetailleerd plan voor de
225
uitvoeringsfase door een adviesbureau is ingediend en uiteindelijk besproken en gesteund
door het college van het agentschap;
Financiële verslaggeving en analyse
18. neemt kennis van de verklaring in het jaarlijks activiteitenverslag dat de begroting van de
eenheid Begroting, financiering en aanwerving van Eurojust een verbeterde methode voor
financiële verslaggeving en analyse op eenheidsniveau heeft ingevoerd; begrijpt dat de
eenheidshoofden nu volledige informatie ontvangen over hun uitgaven en vastleggingen
per begrotingsonderdeel en dat de informatie iedere maand en ieder kwartaal wordt
uitgebracht, zodat kan worden vergeleken met de begroting van het lopende jaar en met die
van het vorige jaar, per maand en cumulatief;
19. is van mening dat grondig volgen van deze methode moet leiden tot een beter budgettair en
financieel beheer; roept Eurojust op de kwijtingsautoriteit op de hoogte stellen van de
concrete resultaten als gevolg van het volgen van deze methode;
Verantwoordelijkheden van de administratief directeur
20. herinnert eraan dat de administratief directeur van het agentschap verantwoording moet
afleggen aan de kwijtingsautoriteit voor de uitvoering van de ontvangsten en uitgaven van
de begroting en verantwoordelijk is voor het instellen van de organisatiestructuur, het
interne beheer en de controlesystemen en procedures die nodig zijn om definitieve
rekeningen op te stellen die geen materiële onjuistheden bevatten, en om ervoor te zorgen
dat de transacties die aan de basis van die rekeningen liggen, wettig en regelmatig zijn;
21. neemt echter kennis van de opmerkingen van de Rekenkamer dat de administratief
directeur de facto niet verantwoordelijk is voor het merendeel van de dagelijkse
beheersbeslissingen, die worden genomen door het college van het agentschap op basis van
de relevante bepalingen van zijn oprichtingsbesluit 2002/187/JBZ; verzoekt het agentschap
deze anomalie zo spoedig mogelijk aan te pakken en te remediëren; wijst erop dat, als er
onduidelijkheden blijven bestaan, deze structurele tekortkoming in de geplande nieuwe
verordening betreffende het agentschap moet worden aangepakt;
22. neemt kennis van de verklaring van het agentschap dat zijn college niet de middelen heeft
om de respectieve rollen en verantwoordelijkheden van de administratief directeur en het
college opnieuw te definiëren, teneinde de aansprakelijkheidsoverlapping op te lossen,
maar dat er maatregelen zijn genomen om ervoor te zorgen dat de administratief directeur
kan optreden in overeenstemming met zijn verantwoordelijkheden;
Jaarlijks werkprogramma
23. onderstreept dat het belangrijk is de indicatoren van het agentschap met de doelstellingen,
de begroting en het jaarlijks werkprogramma ervan te verbinden zodat belanghebbenden de
prestatie van het agentschap kunnen beoordelen; spoort het agentschap daarom aan de
kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van de belangrijkste indicatoren die het heeft
vastgesteld en het verband ervan met de doelstellingen, de begroting en het jaarlijks
werkprogramma;
24. is van mening dat de interne procedures van het agentschap die de oprichting van het
jaarlijks werkprogramma ondersteunen een aanzienlijke impact hebben op de
226
betrouwbaarheid van de gegevens die het agentschap verschaft aan zijn belanghebbenden
en aan de kwijtingsautoriteit; spoort het agentschap daarom aan om te zorgen voor
samenhang in zijn planning, toereikende procedures en richtlijnen en om voldoende
documentatie ter ondersteuning van het jaarlijks werkprogramma te verstrekken, teneinde
informatie te verstrekken over alle uit te voeren activiteiten en over de voor elke activiteit
bestemde middelen;
25. is bezorgd door het feit dat de toewijzing van de verantwoordelijkheid voor de
voorbereiding en vaststelling van het jaarlijks werkprogramma niet vermeld wordt in het
oprichtingsbesluit 2002/187/JBZ; is van mening dat dit kan leiden tot verwarring en gebrek
aan verantwoordelijkheidsgevoel met betrekking tot de voorbereiding en vaststelling van
het jaarlijks werkprogramma; roept het agentschap daarom op deze tekortkoming snel aan
te pakken en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van de ondernomen acties;
26. spoort het agentschap aan actie te ondernemen om ervoor te zorgen dat de rechtsgrond om
zijn begroting uit te voeren niet op de helling komt te staan en dat zijn jaarlijks
werkprogramma volledig is en al de vereiste gegevens bevat (d.w.z. gegevens over alle
door het agentschap uit te voeren activiteiten en de voor elke activiteit bestemde middelen);
27. roept het agentschap ook op om een meerjarig strategieplan voor IT op te stellen, zowel
voor operationele als voor ondersteunende activiteiten;
Interne controle
28. neemt kennis van het feit dat aan 12 "erg belangrijke" aanbevelingen van de dienst interne
audit (IAS) nog steeds geen gevolg is gegeven, waaronder 2 aanbevelingen die door het
agentschap zijn gerapporteerd als uitgevoerd, en roept de IAS te verduidelijken in welke
uitvoeringsfase deze zich bevinden;
29. merkt op dat voor acht "erg belangrijke" aanbevelingen de uitvoering is uitgesteld tot na de
door het agentschap in zijn oorspronkelijke plan vastgestelde datum; merkt op dat een
vertraging van meer 12 maanden is opgelopen door 6 ervan, die betrekking hebben op:
– de beoordeling van de inhoud van de lijst van uitzonderingen en corrigerende acties
ervoor,
– de ontwikkeling van een beheersplan voor Personeelszaken,
– de versterking van het toezicht op de activiteiten van Personeelszaken,
– de beperking van het aantal tijdelijke personeelsleden,
– de herdefiniëring van de opzet van de eenheid Personeelszaken,
– de invoering van een geïntegreerd IT-instrument voor Personeelszaken;
30. dringt er bij het agentschap aan om op passende wijze gevolg te geven aan de door de IAS
gedane aanbevelingen en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen over de in verband
hiermee genomen maatregelen;
227
o
o o
31. vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen in eerdere kwijtingsverslagen, die zijn
opgenomen in de bijlage bij deze resolutie;
32. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie
van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de
agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
228
Bijlage Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
EUROJUST
2006
2007
2008
2009
Prestaties
n.v.t. - Het is moeilijk om de prestaties van Eurojust te
beoordelen door het ontbreken van indicatoren,
de gebrekkige meting van de
gebruikerstevredenheid en het ontbreken van
coördinatie tussen de begroting en het
werkprogramma
- Dringt er bij Eurojust op aan om de
kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van deze
essentiële prestatie-indicatoren en ze te koppelen aan
de doelstellingen van Eurojust, de begroting en het
werkprogramma van Eurojust
Overgedragen
kredieten
- De beginselen van
jaarperiodiciteit en specificatie
worden niet strikt in acht
genomen: het begrotingsbeheer
wordt gekenmerkt door een groot
aantal overschrijvingen tussen
begrotingsonderdeel en in veel
gevallen waren de
ondersteunende documenten
onvoldoende gedetailleerd
- Het beginsel van jaarperiodiciteit
werd niet strikt in acht genomen: een
groot aantal overdrachten en zwakke
punten in de programmering en
monitoring (begroting: 18,9 miljoen
euro; vastleggingen: 18 miljoen euro;
overdracht: 5,2 miljoen euro)
- Het beginsel van jaarperiodiciteit werd niet
strikt in acht genomen: het aantal vastleggingen
dat werd overgedragen uit het vorige jaar en
daarna geannuleerd (1 000 000 EUR of 25% van
de overgedragen vastleggingen) was hoog
- Roept de Commissie op om de kasmiddelen van
Eurojust zo laag mogelijk te houden→ Eurojust
beschikt voortdurend over een groot aantal
kasmiddelen (dec. 2008: 4 612 878,47 EUR)
- De Rekenkamer maakt geen opmerkingen over de
omvang van de overdrachten en annuleringen van
kredieten in 2009
- Dringt er bij Eurojust op aan de kwijtingsautoriteit
op de hoogte te houden van de stappen die
ondernomen zijn om de overdracht van kredieten te
vermijden, aangezien dit een steeds terugkerend
probleem is geweest in vorige kwijtingsprocedures
Aanbestedingspr
ocedures
- Tekortkomingen in de
aanbestedingsprocedure - Tekortkomingen in de
aanbestedingsprocedures zoals in de
twee voorgaande jaren (d.w.z.
Europol verlengde bestaande
contracten op een manier die in strijd
is met de regels)
- Tekortkomingen in aanbestedingsprocedures,
zoals in de drie voorgaande jaren: in de meeste
aanbestedingsgevallen werd vooraf geen
schatting van de marktwaarde gemaakt vóór het
starten van de procedure; zwakke plekken in het
toezicht op de contracten en de programmering
van de aanbestedingen→roept Europol op de
kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van het
plan om deze situatie aan te pakken
- Feliciteert Europol voor het invoeren van
maatregelen om de marktwaarde van relevante
producten/diensten te schatten alvorens een
aanbestedingsprocedure te starten; beschouwt dit
initiatief een belangrijke praktijk die door andere
agentschappen gevolgd zou moeten worden;
verwelkomt bovendien het jaarlijks
aanbestedingsplan van Europol voor 2009 dat de
eenheden en diensten van het agentschap erg heeft
geholpen bij het beheer van hun offertes; is van
mening dat deze initiatieven de sturing en de controle
door de bevoegde ordonnateur verbeteren
229
Bijlage
Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
EUROJUST
2006
2007
2008
2009
Personeelszaken
n.v.t. - Zwakke punten in de
aanwervingsprocedures
- Vermindering van het aantal
vacatures van 34% eind 2007 tot 25%
eind 2008
- Tekortkomingen in de
aanwervingsplanning
- Tekortkomingen in de planning en uitvoering
van aanwervingsprocedures: 26% van de
vacatures staat nog steeds open - Eurojust heeft het specificatiebeginsel niet in
acht genomen
- Roept Eurojust op de kwijtingsautoriteit op de
hoogte te stellen van zijn nieuwe
aanwervingsprocedure
- De Rekenkamer wijst op tekortkomingen in de
planning en uitvoering van de aanwervingsprocedures
(24% van de vacatures staat nog steeds open)
- Dringt bij Eurojust op aan een omvattend
aanwervingsactieplan op te zetten om het
vacaturepercentage aanzienlijk te verlagen en de
kwijtingsautoriteit hiervan op de hoogte te stellen
- Roept Eurojust op het aantal tijdelijke
personeelsleden te verminderen tot het door IAS
aanbevolen aantal
- Geeft uiting aan zijn bezorgdheid over het feit dat
de Rekenkamer heeft geconstateerd dat 3 van de 6
posten in het middenkader bij Eurojust op tijdelijke
basis werden bezet door "waarnemende"
personeelsleden
Interne controle
n.v.t.
n.v.t. - Roept Eurojust op om alle 26 aanbevelingen die
door de dienst interne audit werden gedaan, uit te
voeren→ roept Eurojust op onmiddellijk de
volgende aanbevelingen inzake beheer van
personeelsmiddelen in te voeren: op korte termijn
voor te bereiden om de huidige vacatures in te
vullen; de opzet van de eenheid Personeelszaken
herdefiniëren; het aantal tijdelijke
personeelsleden verminderen; de
aanwervingsprocedure versterken; de
uitvoeringsregels voor carrièreontwikkeling
aannemen; de onafhankelijkheid van de leden van
de selectieraad waarborgen; en ervoor zorgen dat
de openbare aanbestedingsprocedures correct zijn
uitgevoerd
- Dringt er bij Eurojust op aan de kwijtingsautoriteit
op de hoogte te houden van de redenen voor de
vertraging bij het invoeren van de aanbevelingen van
IAS en onverwijld actie te ondernemen voor
verbetering van de aanwervingsprocedure,
terugdringing van het aantal tijdelijke werknemers,
herstructurering van de HR-eenheid, ontwikkeling
van een HR-managementsplan, versterking van de
monitoring van HR-activiteiten en herziening van de
inhoud van de lijst van uitzonderingen
230
P7_TA-PROV(2012)0185
Kwijting 2010: EUROPOL
1.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de Europese Politiedienst voor het begrotingsjaar
2010 (C7-0316/2011 – 2011/2255(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Politiedienst voor het begrotingsjaar
2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Politiedienst
betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Dienst1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Besluit 2009/371/JBZ van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese
Politiedienst (Europol)3, en met name artikel 43,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0111/2012),
1. verleent de directeur van de Europese Politiedienst kwijting voor de uitvoering van de
begroting van deze dienst voor het begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz 179. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
231
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integraal onderdeel
uitmaakt te doen toekomen aan de directeur van de Europese Politiedienst, de Raad, de
Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van
de Europese Unie (serie L).
232
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de Europese Politiedienst voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0316/2011 –
2011/2255(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Politiedienst voor het begrotingsjaar
2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Politiedienst
betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Dienst1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Besluit 2009/371/JBZ van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese
Politiedienst (Europol)3, en met name artikel 43,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0111/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de Europese Politiedienst
voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van de Europese
Politiedienst, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan
in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz 179. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
233
3.Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de Europese Politiedienst voor het begrotingsjaar 2010
(C7-0316/2011 – 2011/2255(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Europese Politiedienst voor het begrotingsjaar
2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Politiedienst
betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de Dienst1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, inzonderheid artikel 185,
– gezien Besluit 2009/371/JBZ van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese
Politiedienst (Europol)3, en met name artikel 43,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0111/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende
verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
B. overwegende dat de begroting van de Europese Politiedienst voor 2010 in totaal EUR 92
800 000 bedroeg; overwegende dat de bijdrage van de Unie aan de begroting van de Dienst
voor 2010 een bedrag vertegenwoordigde van EUR 79 724 1505;
Budgettair en financieel beheer
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz 179. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 5 PB L 64 van 12.3.2010, blz. 1046.
234
1. betreurt het hoge niveau van overgedragen kredieten, dat gepaard gaat met een laag
niveau van transitorische passiva; neemt kennis van het antwoord van het Agentschap dat
een aanzienlijk deel van de overdrachten het gevolg was van de verhuizing van het
Agentschap naar zijn nieuwe hoofdkwartier; is verheugd over de bijkomende maatregelen
die door het Agentschap werden genomen en de toezegging om in 2012 op maandelijkse
basis toe te zien op de uitvoering van de begroting, met bijzondere aandacht voor
overdrachten;
2. leidt uit het jaarlijkse activiteitenverslag af dat de begroting van de Dienst voor 2010
aanvankelijk een omvang had van EUR 80 100 000; stelt vast dat de begroting voor 2010
is verhoogd met een bedrag van bijna EUR 12 700 000 afkomstig van de overdracht van
kredieten van 2009 naar 2010, subsidies van de Commissie en enkele extra ontvangsten;
neemt nota van de door de Dienst opgegeven beweegredenen daartoe, namelijk het
vereenvoudigen van de overgang naar de status van agentschap;
3. stelt op basis van het jaarlijkse activiteitenverslag van de Dienst vast dat eind 2010 de
algehele uitvoeringsgraad voor vastleggingen 98,3 procent bedroeg en voor betalingen
73,6 procent;
4. is er verheugd over dat naar aanleiding van het verzoek van de kwijtingsautoriteit de
definitieve rekeningen voor het begrotingsjaar 2010 op 17 februari 2012 openbaar zijn
gemaakt op de website van de Dienst; benadrukt evenwel dat de definitieve rekeningen
voor het begrotingsjaar 2010 onmiddellijk na hun goedkeuring op 13 september 2011
openbaar hadden moeten worden gemaakt; verzoekt de Dienst bijgevolg dit in de
toekomst te doen om de transparantie te bevorderen;
Overdracht van kredieten
5. verzoekt de Dienst om onmiddellijk maatregelen te treffen ter verlaging van de hoge
overdrachten; merkt op dat de Rekenkamer een totaal bedrag aan overdrachten heeft
vastgesteld van EUR 22 600 000, oftewel 25 procent van de totale begroting over 2010;
stelt tevens met teleurstelling vast dat voor Titel II - Administratieve uitgaven het
overdrachtpercentage 49 procent bedroeg en voor Titel III - Beleidsuitgaven 59 procent;
6. stelt vast dat het overgedragen bedrag (EUR 22 600 000) als volgt is samengesteld:
– EUR 11.300.000 voor uitgaven in verband met het nieuwe hoofdkantoor van
Europol,
– EUR 1 800 000 uit hoofde van Hoofdstuk 26 (artikel 58, lid 4, van het Europol-
besluit van de Raad: verplichtingen voortvloeiende uit het voorgaande
rechtskader van Europol),
– EUR 9 500 000 voor overige uitgaven;
7. acht het hoge niveau van overgedragen kredieten, dat gepaard gaat met een laag niveau
van transitorische passiva (EUR 2 900 000), buitensporig en in strijd met het
begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit;
235
8. wijst er echter op dat het aanzienlijke bedrag van de overdrachten het gevolg was van de
unieke omstandigheid dat de Dienst pas in 2011 naar zijn nieuwe hoofdkantoor is
verhuisd, doordat de oplevering van het gebouw in 2010 vertraging had opgelopen;
Personeelszaken
9. maakt uit het jaarlijkse activiteitenverslag op dat het vacaturepercentage aan het einde van
het jaar 4,5 procent bedroeg in plaats van de verwachte 2,5 procent;
10. verzoekt de Dienst om de uitvoeringsvoorschriften van het EG-personeelsstatuut (en
aanverwante interne instrumenten) in te voeren en een kader te ontwikkelen voor de
opleiding en ontwikkeling van het personeel;
Prestaties
11. is ingenomen met het feit dat het jaarlijks werkprogramma van de Dienst is afgestemd op
zijn strategie voor 2010-2014 en dat daarin voor elke jaardoelstelling
prestatiekernindicatoren worden gegeven, alsmede de daaraan verbonden kritieke risico's
en toebedeelde middelen;
12. verzoekt de Dienst desalniettemin om overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen van de
financiële kaderregeling in zijn jaarlijks werkprogramma informatie op te nemen over het
overzicht van geplande aanbestedingsactiviteiten, dat als "financieringsbesluit" dient;
13. verzoekt de Dienst om de vertaling van de organisatorische taakomschrijving in beknopte
beschrijvingen van functies en doelstellingen voor de afdelingen en eenheden af te
ronden;
14. verneemt in het jaarlijkse activiteitenverslag van de Dienst dat het informatieplatform
SIENA 2.0 dat rechtshandhavingsinstanties onderling met elkaar verbindt, op 22 oktober
2010 succesvol in de lucht is gegaan en dat tegen het einde van 2010 reeds 21 lidstaten
alsook acht nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen bij het
platform waren aangesloten;
15. stelt op basis van het jaarlijkse activiteitenverslag van de Dienst bovendien vast dat er per
31 december 2010 - afgezet tegen het jaarlijks werkprogramma van de Dienst - zeer
goede vooruitgang was geboekt bij veertien (oftewel 82 procent) van de doelstellingen
van het werkprogramma en goede vooruitgang bij de overige drie doelstellingen (achttien
procent);
16. merkt tevens op dat de raad van bestuur in 2010 de strategie van de Dienst voor 2010-
2014 alsook het uitvoeringsplan voor de strategie heeft goedgekeurd;
17. verzoekt de Dienst om in het belang van een grotere transparantie een lijst van de leden
van zijn raad van bestuur te verstrekken, die hun naam moet bevatten, alsook hun
belangenverklaring en hun curriculum vitae, met vermelding van hun beroepservaring en
studies; stelt met tevredenheid vast dat de Dienst op zijn website een lijst met
aanbestedingen en gesloten contracten voor 2010 heeft gepubliceerd;
236
Interne controle
18. erkent dat de dienst Interne audit een controle heeft gehouden naar de uitvoering van de
internecontrolenormen om te kunnen vaststellen hoever de uitvoering gevorderd is, met
name ten aanzien van de missie en de waarden, personele middelen, het plannings- en
risicobeheersproces, dagelijkse werkzaamheden en controleactiviteiten, informatie en
financiële verslaglegging alsook evaluatie en controle;
19. stelt vast dat de dienst Interne audit vijf "zeer belangrijke" aanbevelingen heeft gedaan
met betrekking tot:
- de scheiding van taken,
- controles achteraf,
- de uitzonderingen op de processen,
- de bedrijfscontinuïteitsplannen,
- de continuïteit van de bedrijfsvoering;
verzoekt de Dienst alle aanbevelingen van de dienst Interne audit uit te voeren en de
kwijtingsautoriteit te informeren over de daartoe getroffen maatregelen;
o
o o
20. verzoekt de Commissie, gezien het feit dat de Europese Politieacademie en de Europese
Politiedienst elkaar aanvullen en er synergieën mogelijk zijn, uiterlijk maart 2013 een
alomvattende effectbeoordeling te verrichten van een mogelijke fusie van deze twee
agentschappen, met vermelding van de kosten en baten hiervan.
21. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie
van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de
agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA(2012)0164.
237
P7_TA-PROV(2012)0186
Kwijting 2010: Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten
1.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Bureau van de Europese Unie voor de
grondrechten voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0276/2011 – 2011/2215(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de
grondrechten voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Bureau van de
Europese Unie voor de grondrechten betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de
antwoorden van het Bureau1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari 2007 houdende
oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten3, en met name
artikel 21,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0122/2012),
1. verleent de directeur van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van het Bureau van de Europese Unie voor de
1 PB C 366 van 15.12.11, blz 9. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
238
grondrechten, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie
ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
239
2 Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0276/2011 – 2011/2215(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de
grondrechten voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Bureau van de
Europese Unie voor de grondrechten betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de
antwoorden van het Bureau1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari 2007 houdende
oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten3, en met name
artikel 21,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0122/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Bureau van de Europese
Unie voor de grondrechten voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van het Bureau van de
Europese Unie voor de grondrechten, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te
zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 PB C 366 van 15.12.11, blz. 9. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
240
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0276/2011 – 2011/2215(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Bureau van de Europese Unie voor de
grondrechten voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Bureau van de
Europese Unie voor de grondrechten betreffende het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de
antwoorden van het Bureau1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari 2007 houdende
oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten3, en met name
artikel 21,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0122/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekeningen van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten ("het
Bureau") voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar zijn en dat de onderliggende
verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
B. overwegende dat het Parlement de directeur van het Bureau op 10 mei 2011 kwijting heeft
verleend voor de uitvoering van de begroting van het Bureau voor het begrotingsjaar 20095,
en dat het in zijn resolutie bij het kwijtingsbesluit:
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 9. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 5 PB L 250 van 27.9.2011, blz. 220.
241
– er bij het Bureau op aandrong zijn begrotings- en wervingsbeleid te verbeteren, teneinde
het gebrek aan consistentie tussen zijn begrotings- en personeelsvooruitzichten te
verhelpen,
– het Bureau verzocht vooruitgang te boeken bij het realistisch inschatten van
aanbestedingen,
– het Bureau verzocht de vier niet-uitgevoerde aanbevelingen van de dienst Interne audit
(IAS) alsnog uit te voeren;
C. overwegende dat de totale begroting voor het begrotingsjaar 2010 van het Bureau in totaal
20 200 000 EUR bedroeg, hetgeen een toename van 17,44% betekent ten opzichte van
2009;
D. overwegende dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de begroting van het Bureau
voor 2010 19 100 000 EUR bedroeg, in vergelijking met 17 000 000 in 20091 , hetgeen een
toename van 12,35% betekent;
Budgettair en financieel beheer
1. herinnert eraan dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan de begroting van het Bureau
voor 2010 19 100 000 EUR bedroeg; merkt echter op dat daar een bedrag aan toe is
gevoegd van 900 000 EUR afkomstig uit het teruggevorderde overschot en dat de totale
bijdrage van de Unie voor 2010 daarmee neerkomt op een bedrag van 20 000 000 EUR;
2. constateert uit het verslag van het Bureau over het budgettair en financieel beheer dat er in
het financiële jaar 2010 twee begrotingswijzigingen zijn doorgevoerd voor een totaal bedrag
van 212 010 EUR; merkt in het bijzonder op dat deze twee wijzigingen een tweeledig doel
hadden:
– rekening houden met de deelname van Kroatië aan de werkzaamheden van het Bureau,
– het feit weerspiegelen dat gedurende de periode januari t/m juni 2010 één derde van de
maandelijkse huursom van het Bureau gedragen is door de Oostenrijkse autoriteiten;
3. maakt uit het verslag over het budgettair en financieel beheer op dat er voor 13 830 000
EUR aan administratieve kosten zijn gemaakt en voor 6 170 000 EUR aan operationele
kosten; merkt op dat deze bedragen in vergelijking met de definitieve begroting voor 2009
een stijging vertegenwoordigen van 12% voor de administratieve uitgaven en een stijging
van 26% voor de operationele uitgaven;
4. neemt van het Bureau aan dat het uitvoeringspercentage van de bijdrage van de Unie
evenals vorig jaar op 100% lag, en dat het uitvoeringspercentage van de betalingen in 2010
61,65% bedroeg, tegenover 60,64% in 2009; stelt bezorgd vast dat het
uitvoeringspercentage van de betalingen onder titel III (Operationele uitgaven) slechts
28,04% bedroeg; verzoekt het Bureau bijgevolg verdere inspanningen te verrichten en
gepaste maatregelen te nemen om een hoger uitvoeringspercentage van de betalingen te
garanderen, in het bijzonder voor wat titel III betreft;
1 PB L 64 van 12.3.2010, blz. 1037.
242
5. is ingenomen met de door het Bureau ontwikkelde ICT-software voor projectbeheer (i.e.
MATRIX), die een doeltreffend computergestuurd instrument vormt voor het opstellen en
op eenvormige wijze documenteren van projectplannen en voor de uitvoering en het beheer
van projecten, en in de IAS-audit van maart 2011 betreffende planning en monitoring werd
aangemerkt als een goede praktijk en een sterk punt; is eveneens ingenomen met het
initiatief van het Bureau om MATRIX te koppelen aan het begrotingssysteem ABAC
teneinde informatie te verstrekken over het uitvoeringsniveau van de kredieten voor
vastleggingen en de kredieten voor betalingen;
Kredietoverdrachten en -overschrijvingen
6. dringt er bij het Bureau op aan dat het zijn planning voor de uitvoering van de begroting
verbetert om ervoor te zorgen dat er voortaan veel minder overdrachten gedaan hoeven te
worden (nu 6 900 000 EUR); merkt in het bijzonder uit de informatie van de Rekenkamer
op dat het Bureau 48% van zijn jaarlijkse Titel III (Operationele uitgaven) voldaan heeft in
december 2010; is van mening dat een dergelijke concentratie van uitgaven in de laatste
weken van het jaar verregaande invloed heeft op de omvang van overdrachten en een
duidelijke blijk is van het feit dat de planning voor de uitvoering van de begroting van het
Bureau de nodige verbetering behoeft;
7. neemt kennis van de mededeling van het Bureau dat het passende maatregelen heeft
getroffen (zoals planning twee jaar van tevoren) om de uitvoering van de begroting beter
over het jaar te spreiden en zo een uitgavenconcentratie in de laatste maand van het jaar te
vermijden;
8. heeft van het Bureau vernomen dat de uitvoeringsgraad van de automatisch van 2009 naar
2010 overgedragen kredieten in 2010 94% bedroeg, hetgeen betekent dat 414 633 EUR
onbenut is gebleven;
9. stelt op basis van het verslag over het budgettair en financieel beheer vast dat de raad van
bestuur twee begrotingsoverschrijvingen heeft doorgevoerd voor in totaal 2 791 055 EUR;
merkt op dat deze twee wijzigingen verband hielden met de bestemming van het overschot
onder Titel 1 (Personeelsuitgaven) als gevolg van de vertragingen bij de aanwerving van
personeel gegenereerde resultaat;
10. leidt uit het verslag over het budgettair en financieel beheer af dat de directeur van het
Bureau goedkeuring heeft verleend aan 14 begrotingsoverschrijvingen voor een
totaalbedrag van 228 111 EUR; heeft van het Bureau vernomen dat deze overdrachten in
hoofdzaak verband houden met correctiemaatregelen ten behoeve van een doeltreffende
uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma van het Bureau en ten behoeve van
administratieve uitgaven;
11. neemt met bezorgdheid kennis van de opmerking van de Rekenkamer over de vastlegging
van 48% van de beleidsuitgaven tijdens de laatste maand van 2010 en over het hoge niveau
van overdrachten dat hier een gevolg van is; steunt de inspanningen van het Bureau om
deze situatie in de toekomst te vermijden, met name door zijn activiteiten twee jaar op
voorhand te plannen en in de loop van het jaar doelstellingen vast te stellen met betrekking
tot de uitvoering van de begroting; roept het Bureau op ervoor te zorgen dat ad-
hocverzoeken van het Parlement mogelijk zijn in zijn begrotingsplanning; merkt op dat
bijna alle naar 2011 overgedragen bedragen gebruikt zijn, met een definitieve uitvoering
van 98,55% als resultaat voor 2010;
243
12. verzoekt het Bureau de nodige maatregelen te nemen om de belangrijkste obstakels op het
vlak van begrotingsuitgaven, projectfinanciering, aanwerving en wettelijke en
administratieve beperkingen te achterhalen en weg te werken, teneinde te zorgen voor een
efficiënt beheer van zijn begroting;
Personeelszaken
13. leidt uit het verslag over het budgettair en financieel beheer af dat het Bureau moeite had
om kandidaten te interesseren voor de functie van gedetacheerde nationale deskundige en te
laten reageren op de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling; stelt met
teleurstelling vast dat twee succesvolle kandidaten zich voor deze functie hebben
teruggetrokken;
14. wijst erop dat de kwijting met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Bureau
ook in de toekomst gebaseerd moet zijn op zijn prestaties gedurende het jaar;
15. neemt met bezorgdheid kennis van de vertragingen in de afronding van
aanwervingsprocedures, met als gevolg dat in 2010 slechts 59 van de 72 posten konden
worden ingevuld; roept het Bureau op al het nodige te doen om te vermijden dat deze
situatie zich herhaalt; neemt met bezorgdheid kennis van de beschuldigingen van pesterij
van personeel en van de rechtszaak die is aangespannen; verplicht het Bureau deze
beschuldigingen op een passende manier aan te pakken; roept het Bureau op de positie van
klokkenluiders te verduidelijken en een schriftelijk verslag in te dienen bij het Parlement
over de toepassing van de geldende regels om klokkenluiders te beschermen;
16. merkt bezorgd op dat de Rekenkamer reeds in het kader van de kwijtingsprocedure 2009
heeft opgemerkt dat het Bureau zijn planning op het vlak van begroting en aanwerving zou
kunnen verbeteren, met name met betrekking tot het hoge vacaturepercentage (21%) en het
hoge volume van overgedragen kredieten; herhaalt dat het Bureau al het nodige moet doen
om hierin verbetering aan te brengen;
Prestaties
17. stelt op basis van het jaarlijks activiteitenverslag van het Bureau vast dat het Bureau een
gedragscode heeft aangenomen inzake correct bestuurlijk gedrag, die, samen met het
Statuut, ten doel heeft ethisch gedrag te bevorderen, belangenconflicten te vermijden, fraude
te voorkomen en het melden van onregelmatigheden te stimuleren; stelt verder vast dat er
voor wervingsprocedures en voor jury's van selectieprocedures specifieke maatregelen
gelden op het gebied van bewustmaking en het vermijden van belangenconflicten (te
ondertekenen verklaringen);
18. stelt met tevredenheid vast dat het Bureau ten behoeve van een verdere versterking van de
interne controle de toepassing van de klokkenluidersregels en de bescherming van
klokkenluiders wil verbeteren en dat dit in 2012 zijn beslag zal krijgen; verzoekt het Bureau
om de kwijtingsautoriteit mee te delen welke maatregelen er in dit verband genomen en
uitgevoerd zijn;
244
Interne audit
19. neemt kennis van het feit dat de dienst Interne controle heeft toegezien op de uitvoering van
zijn aanbevelingen van 2010 en stelt in het bijzonder vast dat al deze aanbevelingen
daadwerkelijk zijn uitgevoerd;
20. stelt op basis van de informatie van het Bureau vast dat de IAS in maart 2011 een audit
betreffende planning en monitoring heeft uitgevoerd en 11 aanbevelingen geformuleerd
heeft, waarvan er één als heel belangrijk werd bestempeld, zeven als belangrijk en drie als
wenselijk; neemt kennis van de verklaring van het Bureau dat de IAS van mening is dat 10
van de 11 aanbevelingen uitgevoerd zijn en dat de laatste "belangrijke" aanbeveling nog in
uitvoering is;
21. vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen uit eerdere kwijtingsverslagen, zoals opgenomen
in de bijlage bij deze resolutie;
22. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen in verband met het kwijtingsbesluit naar zijn
resolutie van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op
de agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
245
BIJLAGE
Aanbevelingen van het Europeen Parlement van de afgelopen jaren
Bureau voor de
grondrechten
2006 2007 2008 2009
Prestaties
n.v.t.
- Het Bureau moet streven naar
synergieën met andere instellingen die
actief zijn op het gebied van de rechten
van de mens
Er moet bij de beoordeling van de prestaties
gebruik worden gemaakt van SMART-
doelstellingen en RACER-indicatoren
n.v.t.
Budgettair en
begrotingsbeheer:
aanbestedingsprocedures
- Het Bureau heeft de
voorschriften inzake de
presentatie van de
begroting niet nageleefd
- Aandachtspunten in de
aanbestedingsprocedures
- Het beginsel van goed financieel beheer
is als gevolg van de gepubliceerde
evaluatiemethode onder druk komen te
staan→het heeft geleid tot een geringere
nadruk op het prijscriterium (nieuwe
evaluatiemethode nodig)
- Er zijn voor nagenoeg alle kredieten
betalingsverplichtingen aangegaan
(13 900 000 EUR van het totale bedrag
van 14 200 000 EUR)
- Het beginsel van goed financieel beheer is
als gevolg van de gepubliceerde
evaluatiemethode onder druk komen te
staan→het heeft geleid tot een geringere
nadruk op het prijscriterium
- Dringt er bij het Bureau op aan zijn begrotings- en
wervingsbeleid te verbeteren teneinde het gebrek
aan consistentie tussen zijn begrotings- en
personeelsvooruitzichten te verhelpen;
- Verzoekt het Bureau om vooruitgang te boeken bij
het realistisch inschatten van aanbestedingen;
Personeelszaken
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Interne audit
n.v.t.
n.v.t.
- Het Bureau heeft alle aanbevelingen van
de dienst Interne audit uitgevoerd
- Het Bureau dient van de negen door de dienst
Interne audit gedane aanbevelingen er nog vier te
ten uitvoer te leggen
246
P7_TA-PROV(2012)0187
Kwijting 2010: Europees Agentschap voor het beheer van de operationele
samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie
(FRONTEX)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor het beheer van de
operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0291/2011 – 2011/2231(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor het beheer van de
operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie
voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap
voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten
voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 houdende
oprichting van een Europees Agentschap voor het beheer van de operationele
samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie3, en met name
artikel 30,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0133/2012),
1. verleent de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor het beheer van de
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz 39. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
247
operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie
kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar
2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor
het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de
Europese Unie, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie
ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
248
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele
samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0291/2011 – 2011/2231(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor het beheer van de
operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie
voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap
voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten
voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 houdende
oprichting van een Europees Agentschap voor het beheer van de operationele
samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie3, en met name
artikel 30,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0133/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees Agentschap
voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten
van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010;
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz 39. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1. 4
PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
249
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het
Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de
buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, de Raad, de Commissie en de
Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie
(serie L).
250
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees Agentschap voor het beheer van de
operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0291/2011 – 2011/2231(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees Agentschap voor het beheer van de
operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie
voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees Agentschap
voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten
voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 houdende
oprichting van een Europees Agentschap voor het beheer van de operationele
samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie3, en met name
artikel 30,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0133/2012),
A. overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekeningen voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar zijn en dat de
onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
B. overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Europees Agentschap voor
het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen op 10 mei 2011
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz 39. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
251
kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het
begrotingsjaar 20091, en dat het in zijn resolutie behorende bij het kwijtingsbesluit onder
andere:
– er bij het Agentschap op aandrong het bestedingspercentage van de kredieten te
verbeteren door in de nodige instructies en procedures te voorzien om mogelijke
overdrachten te analyseren en de omvang van de over te dragen kredieten zoveel
mogelijk te beperken,
– zijn bezorgdheid uitte over het feit dat het Agentschap kredieten moest annuleren voor
een bedrag van 13 900 000 EUR in 2009 en 13 000 000 EUR in 2008,
– het Agentschap verzocht een vergelijking in te stellen naar de activiteiten van het jaar
waarvoor kwijting wordt verleend en die van het voorgaande begrotingsjaar;
C. overwegende dat de totale begroting van het Agentschap voor het jaar 2010, 93 200 000
EUR bedroeg, wat een toename betekent van 4,95% ten opzichte van het begrotingsjaar
2009, en overwegende dat de oorspronkelijke bijdrage van de Unie aan de begroting van het
Agentschap voor 2010, 83 000 000 EUR bedroeg, ten opzichte van 78 000 000 EUR in
20092, wat een toename betekent van 6,41%;
Financieel en begrotingsbeheer
1. herinnert eraan dat de aanvankelijke bijdrage van de Unie aan het Agentschap voor 2010
83 000 000 EUR bedroeg; merkt evenwel op dat hieraan 2 550 000 EUR, afkomstig van de
terugvordering van overschotten, is toegevoegd, waardoor de totale bijdrage van de Unie
voor 2010 op 85 550 000 EUR komt;
2. concludeert uit de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie voor het
begrotingsjaar 2010 dat, voor 2010, onder titel I (personeelsuitgaven) en titel II
(administratie), de vastleggingskredieten van de Unie 23 633 000 EUR bedroegen en de
betalingskredieten 19 000 000 EUR; concludeert verder dat onder titel III (beleidsuitgaven)
de vastleggingskredieten 59 367 000 EUR bedroegen en de betalingskredieten 38 000 000
EUR;
3. concludeert uit zijn algemeen verslag dat het Agentschap in 2010 95% van zijn beschikbare
vastleggingskredieten heeft gebruikt en dat de verschillen tussen de titels beperkt waren,
met titel I op 99%, titel II op 80%, en titel III op 97%;
4. concludeert uit de jaarrekening dat het betalingspercentage van de begroting 2010 is
gestegen van 61% in 2009 naar 69% in 2010; neemt voorts kennis van de informatie van
het Agentschap dat het betalingspercentage voor de operationele begroting van 2010 79%
bedroeg, ten opzichte van 65% in 2009;
Overdracht van kredieten
5. is bezorgd over het feit dat de Rekenkamer al sinds 2006 melding maakt van de overdracht
van kredieten; stelt met name vast dat voor het jaar 2010 een bedrag van 26 500 000 EUR,
dat 28% van de beschikbare begroting vertegenwoordigt, werd overgedragen naar 2011 en
1 PB L 250 van 27.9.2011, blz. 224. 2 PB L 64 van 12.3.2010, blz. 1016.
252
dat er voor slechts 12 000 000 EUR van dit bedrag transitorische posten bestonden;
verzoekt het Agentschap de kwijtingsautoriteit hierover uiterlijk op 15 december 2012
informatie te verstrekken; neemt kennis van de door het Agentschap aangereikte
verklaringen, namelijk de noodzaak te zorgen voor de continuïteit van de operationele
activiteiten van het Agentschap alsook middelen toe te wijzen voor het inzetten van teams
in het eerste kwartaal van het volgende jaar; herhaalt dat de gewoonte om kredieten over te
dragen aanzienlijk moet worden ingeperkt en er niet voor mag zorgen dat goed financieel
beheer in het gedrang komt; verzoekt het Agentschap in de toekomst het
jaarperiodiciteitsbeginsel te eerbiedigen;
6. wijst er nogmaals op dat het hoge percentage aan overgedragen en geannuleerde kredieten
erop duidt dat het Agentschap niet in staat is goed om te gaan met een dergelijke grote
verhoging van zijn begroting; vraagt zich af of het niet verstandiger zou zijn als de
begrotingsautoriteit in de toekomst voorzichtiger zijn bij haar besluiten om de begroting van
het Agentschap te verhogen, gezien de tijd die nodig is om de nieuwe activiteiten uit te
voeren; verzoekt het Agentschap derhalve om meer gedetailleerde informatie over de
uitvoerbaarheid van de toekomstige vastleggingen;
7. is zich ervan bewust dat het vanwege het permanente of langdurige karakter van de
gezamenlijke operaties van het Agentschap onvermijdelijk is dat de uitvoering van de
bijbehorende vastleggingen doorloopt tot na het jaareinde; dringt er niettemin bij het
Agentschap op aan door te gaan met het zoveel mogelijk beperken van de omvang van de
overgedragen kredieten door intensiever toe te zien op de gezamenlijke activiteiten,
teneinde de subsidies zo vroeg mogelijk aan te passen;
8. neemt enige actie waar betreffende de herziening door het Agentschap van de zogenaamde
exploitatiekosten van middelen in 2010 om zodoende de programmering en het toezicht te
verbeteren;
Boekhoudsysteem
9. erkent de opmerkingen van de Rekenkamer met betrekking tot tekortkomingen in het
boekhoudsysteem van het Agentschap; stelt vast dat het systeem nog steeds moet worden
gevalideerd door de rekenplichtige, zoals vereist op grond van het Financieel Reglement;
neemt niettemin kennis van het antwoord van het Agentschap, namelijk dat begin 2011 is
gestart met een Business Process Mapping-project (project voor het in kaart brengen van
bedrijfsprocessen) met betrekking tot financiële processen en dat de validatie in de tweede
helft van 2011 afgerond had moeten zijn; hoopt derhalve dat de Rekenkamer op dit punt
gerustgesteld is;
10. neemt kennis van de opmerkingen van de Rekenkamer met betrekking tot tekortkomingen
in het systeem voor de afstemming tussen de leveranciersverklaringen en de
corresponderende stukken bij het Agentschap; neemt kennis van het antwoord van het
Agentschap dat de meeste overheidsinstanties geen centrale boekhoudsystemen hebben en
sommige daarvan geen periodetoerekening per begrotingsjaar hanteren, wat de afstemming
met de leveranciersverklaringen bemoeilijkt; neemt kennis van de toezegging van het
Agentschap contact op te nemen met de nationale autoriteiten om te proberen alternatieve
procedures in te voeren met het oog op de afstemming van de leveranciersverklaringen op
de desbetreffende registers van het Agentschap; verzoekt het Agentschap de
kwijtingsautoriteit regelmatig in kennis te stellen van de vooruitgang die het met de
nationale autoriteiten boekt bij het oplossen van deze kwestie;
253
11. verzoekt de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekeningen van het Agentschap voor
het begrotingsjaar 2011 een meer gedetailleerde beoordeling op te nemen van de
begrotingsuitgaven voor operaties met betrekking tot de door het Agentschap nagestreefde
doelstellingen en zijn verwezenlijkingen;
Openbare aanbestedingen en subsidies
12. erkent aan de hand van de definitieve jaarrekening dat het Agentschap twee lopende
geschillen heeft met betrekking tot aanbestedingsprocedures en dat de klagers een
schadevergoeding hebben geëist van 10 794 806 EUR; dringt er bij het Agentschap op aan
de kwijtingsautoriteit regelmatig in kennis te stellen van de ontwikkelingen in deze twee
zaken;
13. maakt uit de jaarrekening op dat het Agentschap 751 subsidieovereenkomsten of specifieke
financieringsbesluiten met partners heeft afgesloten, waarbij de totale som voor activiteiten
met medefinanciering 53 000 000 EUR bedraagt;
14. constateert bovendien dat het Agentschap voor 270 van de 751 subsidies de definitieve
betaling nog niet heeft verwerkt, en dat het Agentschap voor 92 van deze subsidies het
voorfinancieringsbedrag van 5 100 000 EUR heeft betaald;
Beheer van de subsidies
15. verzoekt het Agentschap controles ex post te verrichten in de vorm van bezoeken ter
plaatse;
16. constateert niettemin dat het Agentschap een herziening van exploitatiekosten van middelen
heeft uitgevoerd, die de basis vormen voor begrotingsramingen en aanvragen voor
teruggave;
Personeelszaken
17. maakt uit het algemeen verslag op dat er in 2010 74 aanwervingsprocedures zijn uitgevoerd;
stelt vast dat de aanwervingsprocedures voor vier nieuwe posten uit 2010 nog voortduurden
en naar verwachting zouden worden afgerond in het eerste kwartaal van 2011, en dat het
totaal aantal medewerkers van het Agentschap eind 2010 294 bedroeg, op een totaal van
298 dat was goedgekeurd in de personeelsformatie;
Prestaties
18. verzoekt het Agentschap voor meer samenhang te zorgen in de strategische en jaarlijkse
planning van zijn activiteiten; merkt op dat de doelstellingen van het jaarlijks
werkprogramma voor 2010 geen duidelijk verband houden met die voor 2010 in het
meerjarenplan 2010-2013; herinnert het Agentschap eraan dat het ontbreken van een
duidelijk verband en van coherentie tussen de verschillende planningsdocumenten een
negatief effect kan hebben op de uitvoering van een strategisch plan;
19. maakt uit het algemeen verslag op dat, ondanks het feit dat de begroting van het Agentschap
in 2010 toenam, de netto toegewezen operationele activiteiten afnamen van 48 200 000
EUR tot 47 400 000 EUR, maar dat het aantal operationele manuren met 27% toenam tot
6 411;
254
20. is ingenomen met de inspanningen van het Agentschap om zijn toezicht op de begroting
voor zijn operaties te verbeteren; erkent dat de eerste snelle grensinterventieteams in
november 2010 zijn ingezet en dat dit heeft geleid tot aanzienlijke wijzigingen van de
begroting van het Agentschap;
21. wijst erop dat de kwijting met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het
Agentschap ook in de toekomst gebaseerd moet zijn op zijn prestaties gedurende het hele
jaar;
Interne controle
22. bevestigt dat de Dienst interne audit (IAS) in 2010 een controle heeft uitgevoerd van de
operationele planning gebaseerd op de inbreng van interne en externe belanghebbenden;
merkt met name op dat de volgende punten onder deze controle vielen:
– de samenhang van de strategische planning en de jaarlijkse planning van activiteiten,
– de geschiktheid van het proces voor de voorbereiding van de operationele planning, met
bijzondere aandacht voor de betrokkenheid van relevante belanghebbenden,
– de geschiktheid van het proces voor het verzamelen van terugkoppeling van
operationele activiteiten en het gebruik ervan voor de voorbereiding van toekomstige
planning,
– de geschiktheid van het proces voor het afhandelen van ad-hocverzoeken van
belanghebbenden met betrekking tot de operationele planning;
23. verzoekt het Agentschap ervoor te zorgen dat alle doelstellingen in het meerjarenplan op
passende en heldere wijze worden vertaald naar het jaarlijkse werkprogramma;
24. is verheugd dat het Agentschap voor elke specifieke activiteit toch de risico's in zijn
operationele plannen aan de orde stelt; constateert bovendien met genoegen dat het
Agentschap lering trekt uit de ervaringen tijdens de implementatie van zijn activiteiten om
de voorbereiding van latere operationele plannen te verbeteren;
25. erkent dat de IAS de implementatie door het Agentschap van zeven "zeer belangrijke"
aanbevelingen uit eerdere controles van de IAS nog moet beoordelen; stelt met name vast
dat deze aanbevelingen betrekking hebben op:
– de controle uit 2009 van het subsidiebeheer, en met name de beoordeling van de
noodzaak om voor het verwerken van een betalingsverzoek een certificaat te eisen, de
voorbereiding van een beleid van verificaties en controles, de juridische overeenkomst
betreffende actieplannen met partners, en de beschrijving van de beoordelingscriteria,
– de follow-upcontrole uit 2008 van de interne controlesystemen, en met name de juiste
medewerkers om de doelstellingen ervan te verwezenlijken,
– de controle uit 2007 van de interne controlesystemen, en met name de herziening van de
registratieprocedure en de juiste complete functiebeschrijving en de mededelingen aan
het personeel;
o
255
o o
26. wijst op zijn aanbevelingen in eerdere kwijtingsverslagen, zoals uiteengezet in de bijlage bij
deze resolutie;
27. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingbesluit naar zijn resolutie
van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de
agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
256
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
FRONTEX 2006 2007 2008 2009
Prestaties
n.v.t.
n.v.t.
-Verzoekt het Agentschap snel een verband te leggen tussen zijn
werkprogramma en zijn financiële instelling→ Het Agentschap heeft
voor de periode 2010-2013 een meerjarenplan aangenomen ondanks
het gebrek aan bepaling hiervoor in zijn basisverordening
-Verzoekt het Agentschap een diachronische analyse te maken van
de activiteiten van dit jaar en voorgaande jaren
-Verzoekt het Agentschap een verband te leggen tussen
zijn werkprogramma en zijn financiële prognoses
-Verzoekt het Agentschap een vergelijking in te stellen
naar de activiteiten van het jaar waarvoor kwijting
wordt verleend en die van het voorgaande
begrotingsjaar
-Verzoekt het Agentschap informatie te verstrekken
over het effect van zijn activiteiten en de
kwijtingsautoriteit daarvan in kennis te stellen
Financieel en
begrotings-
beheer
-Juridische verbinte-
nissen werden aan-
gegaan vóór begro-
tingsvastleggingen
-De
begrotingsbegin-
selen van
jaarperiodiciteit en
specificiteit werden
niet strikt in acht
genomen: het
overdrachtspercenta
ge bedroeg ruim
70% in het totaal en
bijna 85% voor
operationele
uitgaven.
-Terugkerende problemen in het
vastleggingssysteem van het Agentschap:
begrotingsvastleggingen werden aangegaan
na juridische verbintenissen (25 gevallen)
en subsidieovereenkomsten met de
partnerlanden werden getekend voor acties
die al waren begonnen of zelfs al afgesloten
-Zwakheden in de programmering en het
toezicht van de activiteiten van het
Agentschap (70% van de beschikbare
kredieten werd niet uitgegeven;
vastleggingskredieten overgedragen op
basis van overmatige kostenramingen)
-Verzoekt het Agentschap zijn functie volledig uit te oefenen en
door te gaan met het verbeteren van zijn financieel beheer
-Verzoekt het Agentschap zijn financieel beheer met betrekking tot
de terugbetaling van door de lidstaten gemaakte kosten te
verbeteren, door de oorzaken van het probleem op te sporen
-Het Agentschap zou een doeltreffend systeem moeten invoeren
voor de programmering van en de controle op contractueel
vastgelegde termijnen; een beoordelingsproces met betrekking tot de
risico's van zijn activiteiten; een systeem van gesplitste kredieten
voor subsidies in de toekomstige begrotingen om het hoge
percentage aan overgedragen kredieten en annuleringen te
verhelpen; het feit dat juridische verbintenissen werden aangegaan
vóór de overeenkomstige begrotingsvastleggingen; het feit dat
aanwervingsprocedures afwijken van de regels (transparante en niet-
discriminerende procedures)
-Dringt er bij het Agentschap op aan het
bestedingspercentage van de kredieten te verbeteren
door in de nodige instructies en procedures te voorzien
om mogelijke overdrachten te analyseren en de
omvang van de over te dragen kredieten zoveel
mogelijk te beperken
-Is bezorgd dat het Agentschap kredieten moest
annuleren (€13,9m voor 2009, €13m voor 2008)
-Een hoog percentage aan overgedragen en
geannuleerde kredieten duidt erop dat het Agentschap
niet in staat is goed om te gaan met een dergelijke
grote verhoging van zijn begroting, verzoekt het
Agentschap derhalve om meer gedetailleerde
informatie over de uitvoerbaarheid van toekomstige
vastleggingen
-Verzoekt het Agentschap zijn subsidiebeheer te
verbeteren
Personeels-
zaken n.v.t. n.v.t. - Problemen met de aanwervingsprocedures n.v.t.
Interne
controle n.v.t. n.v.t.
Verzoekt het Agentschap 4 van de 23 aanbevelingen van de IAS
door te voeren: d.w.z. functiebeschrijvingen te vervolledigen en
doelen te stellen voor medewerkers, de veiligheid, de registratie van
post en het subsidiebeheer te verbeteren en ervoor te zorgen dat het
Financieel Reglement wordt geëerbiedigd
-Erkent dat 6 van de 19 aanbevelingen van de IAS
toereikend en effectief zijn uitgevoerd, dat 10 ervan in
behandeling zijn en dat 3 ervan zijn voltooid maar nog
moeten worden geverifieerd door de IAS
257
P7_TA-PROV(2012)0188
Kwijting 2010: Europees GNSS-Agentschap
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van het Europees GNSS-Agentschap voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0292/2011 – 2011/2233(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees GNSS-Agentschap voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees GNSS-
Agentschap voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het
Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EU) nr. 912/2010 van het Europees Parlement en de Raad van
22 september 2010 tot oprichting van een Europees GNSS-Agentschap3, en met name
artikel 14,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0127/2012),
1. verleent de uitvoerend directeur van het Europees GNSS-Agentschap kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 112. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 276 van 20.10.2010, blz. 11. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
258
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het Europees GNSS-
Agentschap, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan
in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
259
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van het Europees GNSS-Agentschap voor het begrotingsjaar 2010
(C7-0292/2011 – 2011/2233(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees GNSS-Agentschap voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees GNSS-
Agentschap voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het
Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EU) nr. 912/2010 van het Europees Parlement en de Raad van
22 september 2010 tot oprichting van een Europees GNSS-Agentschap3, en met name
artikel 14,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0127/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van het Europees GNSS-
Agentschap voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van het
Europees GNSS-Agentschap, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor
publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 112. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 276 van 20.10.2010, blz. 11. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
260
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van het Europees GNSS-Agentschap voor het begrotingsjaar
2010 (C7-0292/2011 – 2011/2233(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van het Europees GNSS-Agentschap voor het
begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van het Europees GNSS-
Agentschap voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van het
Agentschap1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06083/2012 – C7-0051/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EU) nr. 912/2010 van het Europees Parlement en de Raad van
22 september 2010 tot oprichting van een Europees GNSS-Agentschap3, en met name
artikel 14,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen zoals bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0127/2012),
A. overwegende dat het Europees GNSS-Agentschap ("het Agentschap") in 2006 financieel
zelfstandig is geworden;
B. overwegende dat de Rekenkamer heeft aangegeven dat zij zich geen mening heeft kunnen
vormen over de rekeningen van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2007 en erop
wijst dat de gehele opbouw van het Galileo-project in 2007 is herzien en dat de
rekeningen van het Agentschap in een onzekere juridische context zijn voorbereid;
1 PB C 366 van 15.12.2011, blz. 112. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
3 PB L 276 van 20.10.2010, blz. 11. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
261
C. overwegende dat de Rekenkamer kanttekeningen heeft geplaatst bij haar verklaring over
de betrouwbaarheid van de jaarrekening van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2008
en over de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen;
D. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekening van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2009 betrouwbaar is en
dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
E. overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van het Agentschap
voor het begrotingsjaar 2010 een voorbehoud heeft gemaakt bij de betrouwbaarheid van
de jaarrekening voor 2010;
F. overwegende dat het Parlement de uitvoerend directeur van het Agentschap op 10 mei
2011 kwijting heeft verleend voor de uitvoering van de begroting van het Agentschap
voor het begrotingsjaar 20091, en dat het in zijn resolutie behorende bij het
kwijtingsbesluit onder andere:
– het Agentschap aanspoort om de tekortkomingen in de op 31 maart 2010 door het
Agentschap gepubliceerde definitieve begroting te verhelpen omdat deze niet
overeenstemde met de definitieve door de Raad van Bestuur goedgekeurde
begroting 2009 en evenmin de ontvangsten daarvan bevatte;
– het Agentschap ook aanspoort om de tekortkomingen in de selectieprocedures voor
personeel te verhelpen die inbreuk maken op het beginsel van gelijke behandeling
bij de toepassing van de ontvankelijkheidscriteria bij wervingsprocedures die
openstaan voor zowel interne als externe kandidaten;
– het Agentschap oproept de uitsluitingscriteria voor het zevende kaderprogramma
voor onderzoek (KP7) die niet gepubliceerd en gecontroleerd werden, te verhelpen;
– opmerkt dat de kwijtingsautoriteit niet systematisch heeft aangetoond dat de criteria
voor kleine en middelgrote ondernemingen, voor de mogelijke begunstigden van
een van de onderwerpen waaraan niet werd voldaan, gecontroleerd werden;
G. overwegende dat het Agentschap in 2011 de door het Parlement verlangde stappen heeft
ondernomen om transparantie, gelijke behandeling en doeltreffendheid van de
personeelsselectieprocedures te waarborgen;
H. overwegende dat de begroting van het Agentschap voor het begrotingsjaar 2010
15 900 000 EUR bedroeg, ten opzichte van 44 400 000 EUR in 2009, wat een daling
betekent van 64,19%; overwegende dat volgens cijfers van het Agentschap de bijdrage
van de Europese Unie aan de begroting 2010 van het Agentschap 8 690 000 EUR
bedroeg;
Betrouwbaarheid van de rekeningen
1. merkt op dat het Agentschap, overeenkomstig de boekhoudpraktijk van het
Galileoprogramma, in 2010 voor een bedrag van 4 400 000 EUR aan onderzoeksuitgaven
heeft geboekt voor magnetotorquers, stuwraketten en brandstoftanks voor satellieten
1 PB L 250 van 27.9.2011, blz. 232.
262
(validering in de omloopbaan) en rubidium atoomklokken op de grond (volledige
operationele capaciteit);
2. constateert dat deze activa zijn geboekt als onderzoeksuitgaven in plaats van ze als over te
dragen activa van het Agentschap aan de Commissie in te delen; herinnert eraan dat deze
boekhoudpraktijk in overeenstemming is met de desbetreffende voorschriften van de Unie
voor onderdelen van het Galileoprogramma;
3. constateert dat het Agentschap het Parlement in zijn verslag van 28 februari 2012 heeft
uitgelegd waarom deze onderdelen op die manier in de rekeningen werden geboekt;
4. neemt kennis van het desbetreffende antwoord van het Agentschap aan de Rekenkamer en
erkent dat het Agentschap heeft verantwoord dat het deze apparatuur niet als activa in zijn
rekeningen heeft geboekt omwille van de volgende redenen:
– de doelstelling van de IOV/FOC-fase is de technische haalbaarheid van het systeem
te beoordelen, dat in 2010 niet gevalideerd is, aangezien de Commissie, die het
Galileoprogramma beheert en leidt, deze validering pas in een latere fase heeft
gepland;
– volgens de Matimop-overeenkomst is het nooit de bedoeling geweest dat het
materieel door het Agentschap zou worden verworven; het Agentschap heeft er
nooit zeggenschap over gehad en zal dit ook niet krijgen; dat is in de
boekhoudkundige voorschriften van de Unie een van de belangrijkste voorwaarden
voor het opnemen van activa;
– uit boekhoudkundig oogpunt werd het niet verstandig geacht activa op te nemen die
geen economisch voordeel of waarde voor het Agentschap hebben;
– gezien het bovenstaande en in lijn met de consistente boekhoudkundige praktijk van
de Commissie in dergelijke situaties, zijn de kosten voor het materieel in 2010
geboekt als onderzoeksuitgaven;
5. erkent verder de opmerkingen van de Rekenkamer dat, na de inwerkingtreding van
Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008
betreffende de voortzetting van de uitvoering van de Europese programma’s voor
navigatie per satelliet (Egnos en Galileo)1, de meeste activiteiten en activa met betrekking
tot de Egnos- en Galileoprogramma's in december 2009 werden overgedragen aan de
Commissie, maar dat op 31 december 2010 de status van 2 000 000 EUR die in het bezit
was van het Agentschap voor wat betreft technische ondersteuning van het Europees
Ruimteagentschap, nog bepaald moest worden; neemt kennis van de verklaring van het
Agentschap dat het bedrag van 2 000 000 EUR op 3 oktober 2011 werd overgeschreven;
Financieel en begrotingsbeheer
6. neemt kennis van de verklaring van het Agentschap dat, voor 2010, de uiteindelijke
bijdrage van de Unie aan het Agentschap 8 690 000 EUR bedroeg en dat dit bedrag de
oorspronkelijke begroting van 5 135 000 EUR omvat, aangevuld met 2 755 000 EUR
1 PB L 196 van 24.7.2008, blz. 1.
263
afkomstig van de terugvordering van voorschotten en een bijkomend bedrag van 800 000
EUR aan betalingskredieten voor Titel III (beleidsuitgaven);
7. concludeert uit het verslag inzake financieel en begrotingsbeheer dat de raad van bestuur
een wijziging heeft aangebracht in de begroting van het Agentschap voor het
begrotingsjaar 2010; stelt vast dat de gewijzigde begroting in overeenstemming was met
een besluit van DG ENTR om de betalingskredieten van het Agentschap voor
begrotingslijn 3100 "Uitgaven voor studies" te verhogen met 800 000 EUR om de
betalingscapaciteit voor vastleggingen die uit de vorige jaren werden overgedragen en
voor de vastleggingen die in 2010 werden gedaan, te behouden;
8. concludeert uit het verslag inzake financieel en begrotingsbeheer dat de uitvoeringsgraad
van de begroting van het Agentschap 97% bedroeg voor uitgaven die door
werkingssubsidies van de Unie worden gefinancierd, en 89% voor de operationele
activiteiten die uit bestemmingsontvangsten worden gefinancierd; merkt met name op dat
de uitvoering van de begroting van het Agentschap de volgende niveaus bereikte:
– 96% van de vastleggingen en 89% van de betalingen in het kader van titel I
(Personeelsuitgaven);
– 99% van de vastleggingen en 78% van de betalingen in het kader van titel II
(Administratieve uitgaven);
– 99% van de vastleggingen en 60% van de betalingen in het kader van titel III
(Beleidsuitgaven);
is bezorgd over het feit dat het Agentschap in het kader van titel III slechts 60% van de
betalingen uitvoerde, ten opzichte van 97% in 2009; is verheugd dat het Agentschap de
nodige maatregelen heeft genomen om deze situatie te verhelpen, waardoor de
uitvoeringsgraad van de betalingen in 2011 zeer hoog lag (90% voor titel III en 94% voor
de volledige begroting);
9. concludeert uit het verslag inzake financieel en begrotingsbeheer dat de uitvoerend
directeur in 2010 twee interne overschrijvingen voor een totale waarde van 205 000 EUR
heeft goedgekeurd;
10. concludeert uit het jaarlijks activiteitenverslag dat het Agentschap voorfinanciering van
de Commissie heeft ontvangen voor een bedrag van 2 606 675 EUR en 4 556 158 EUR,
in overeenstemming met de delegatieovereenkomst voor het KP7;
Subsidieprocedures
11. roept het Agentschap op de tekortkomingen die door de Rekenkamer werden vastgesteld,
tijdens het evaluatieproces recht te zetten voor de subsidieprocedures voor
KP7/Galileo/tweede oproep, die over een begroting van 26 000 000 EUR beschikken;
bevestigt met name de opmerkingen van de Rekenkamer dat de criteria voor het
beoordelen van de financiële capaciteit van de aanvragers niet werden vastgelegd en
hoewel de status van de aanvrager het maximale vergoedingspercentage bepaalt, deze
status niet door het Agentschap werd gecontroleerd;
264
12. spoort het Agentschap bovendien aan om de tekortkomingen die de Rekenkamer heeft
vastgesteld wat betreft twee subsidieovereenkomsten binnen het zesde kaderprogramma
voor onderzoek (FP6)/derde oproep, te verhelpen; merkt met name op dat de
kostendeclaraties die de begunstigden hebben ingediend, gebaseerd waren op
standaardpercentages, in plaats van op werkelijke kosten; herinnert het Agentschap eraan
dat dit niet in overeenstemming is met het beginsel dat financiële bijdragen van de Unie
geen winst mogen opleveren en dat het Agentschap deze situatie onmiddellijk moet
rechtzetten;
13. erkent verder de opmerkingen van de Rekenkamer dat vijf gecontroleerde subsidies met
betrekking tot het KP6 een vertraging in hun uitvoering hadden van tussen één en drie
jaar en dat opeenvolgende verhogingen van de beginwaarde van de contracten werden
opgemerkt; merkt op dat het Agentschap deze vertragingen heeft gerechtvaardigd door te
stellen dat door hun technologisch vooraanstaand karakter hun activiteiten voortdurend
veranderen en dat het Agentschap daarom heeft besloten dat deze wijzigingen en
verlengingen voor het Galileoprogramma in zijn geheel nodig en nuttig waren; merkt op
dat het Agentschap er trouwens op wijst dat het vastgestelde maximum voor alle
contracten samen nooit werd overschreden;
Aanbestedingen
14. constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag dat het Agentschap in 2010 de volgende
aanbestedingen heeft verricht:
– 65 bestellingen voor een totaalbedrag van ongeveer 900 000 EUR;
– zes onderhandelde procedures voor een totaalbedrag van ongeveer 470 000 EUR;
– drie openbare aanbestedingen voor een totaalbedrag van ongeveer 9 400 000 EUR;
Consistentie van het jaarlijks werkprogramma en het jaarlijks activiteitenverslag
15. merkt op dat het jaarlijks activiteitenverslag van het Agentschap niet noodzakelijk het
jaarlijks werkprogramma weerspiegelt; stelt bovendien vast dat de doelstellingen van zijn
jaarlijks werkprogramma eerder vaag zijn en het daarom moeilijk is ze te beoordelen en te
controleren of ze zijn bereikt; spoort het Agentschap daarom aan zijn jaarlijks
werkprogramma te verbeteren zodat de kwijtingsautoriteit de doeltreffendheid van het
Agentschap beter kan beoordelen; merkt op dat het Agentschap rekening heeft gehouden
met de aanbevelingen van de Rekenkamer en is verheugd dat de toekomstige jaarlijkse
werkprogramma's derhalve aan de vereisten zullen beantwoorden;
Personeelszaken
16. spoort het Agentschap aan de selectieprocedures te verbeteren om de transparantie van
aanwerving niet in het gevaar te brengen; bevestigt de opmerkingen van de Rekenkamer
dat er bij de gecontroleerde procedures voor personeelsselectie geen drempelwaarden
waren vastgesteld voor toelating tot schriftelijke examens en sollicitatiegesprekken of
voor opneming op de lijst van geschikte kandidaten;
265
17. constateert uit het jaarlijks activiteitenverslag dat het Agentschap 16
aanwervingsprocedures heeft opgestart en tegen eind 2010 een totale personeelsbezetting
van 40 personen heeft bereikt;
18. constateert tevens uit het jaarlijks werkprogramma dat het Agentschap in totaal in 42
personeelsleden heeft voorzien, terwijl het op 31 december 2010 40 personeelsleden telde
(5 meer dan het jaar voordien): 18 operationele, 14 administratieve en 8 gemengde;
Interne audit
19. concludeert uit het jaarlijks activiteitenverslag dat het Agentschap zijn risicobeheerbeleid
heeft afgerond en er een register van risico's is opgesteld;
20. concludeert verder uit het jaarlijks activiteitenverslag dat het Agentschap eind 2010 geen
kritieke aanbevelingen van de dienst interne audit had openstaan, maar dat er aan vijf
aanbevelingen nog geen gevolg was gegeven, met name:
– de vermelding van doelstellingen en prestatie-indicatoren in het jaarlijks
werkprogramma;
– het feit dat de raad van bestuur de rekenplichtige formeel moet aanstellen;
– de vaststelling van adequate financieringsbesluiten;
– de versterking van de fundamentele controles op het gebied van subsidiebeheer;
– de actualisering van financiële delegaties en de regelmatige beoordeling van de
rechten van ABAC-gebruikers;
21. is ingenomen met het feit dat volgens de jaarlijkse toetsing van het Agentschap van
december 2011 betreffende de uitvoering van aanbevelingen, de bovengenoemde vijf
aanbevelingen waaraan nog geen gevolg was gegeven intussen zijn uitgevoerd;
o
o o
22. vestigt de aandacht op zijn aanbevelingen uit voorgaande kwijtingsverslagen, die zijn
opgenomen in de bijlage bij deze resolutie;
23. verwijst voor andere, horizontale opmerkingen bij zijn kwijtingsbesluit naar zijn resolutie
van 10 mei 20121 over de prestaties en het financiële beheer van en het toezicht op de
agentschappen.
1 Aangenomen teksten, P7_TA-PROV(2012)0164.
266
BIJLAGE Aanbevelingen van het Europees Parlement van de afgelopen jaren
Europees GNSS-
Agentschap
2006
2007
2008
2009
Financieel en
begrotingsbeheer
- Zwakke punten in de
werking van de beheer- en
controlesystemen: in 12
gevallen had de ambtenaar die
het initiatief nam voor de
transactie geen gedelegeerde
bevoegdheid en werd het
passende financiële circuit
niet gevolgd
- Onduidelijkheden met
betrekking tot de activa van
Galileo en EGNOS
- Zwakke punten in het begrotingsbeheer: ontbreken
van een duidelijke samenhang tussen het
werkprogramma van de Autoriteit en de begroting,
overdrachten die niet behoorlijk gemotiveerd of
gedocumenteerd waren, invorderingsopdrachten die
herhaaldelijk te laat werden geboekt in de
begrotingsrekeningen en inconsistente presentatie
van de begrotingsuitvoering - zelfs met een feitelijke begrotingsverlaging van
50% was de bestedingsgraad van vastleggings- en
betalingskredieten voor beleidsactiviteiten laag:
63% voor vastleggingen en 51% voor betalingen - Betreurt dat de Rekenkamer kanttekeningen heeft
geplaatst bij haar verklaring over de
betrouwbaarheid van de jaarrekening betreffende
het begrotingsjaar 2007 en over de wettigheid en
regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen
- Onduidelijkheden met betrekking tot de activa van
Galileo en EGNOS
- Zwakke punten in het begrotingsbeheer:
er werd geen behoorlijke gewijzigde
begroting opgesteld
- Betreurt dat de Rekenkamer
kanttekeningen heeft geplaatst bij haar
verklaring over de betrouwbaarheid van
de jaarrekening betreffende het
begrotingsjaar 2008 en over de wettigheid
en regelmatigheid van de onderliggende
verrichtingen
- Onduidelijkheden met betrekking tot de
activa van Galileo en EGNOS
- De uitsluitingscriteria voor het kaderprogramma
7 werden niet gepubliceerd & gecontroleerd & de
Autoriteit heeft niet systematisch aangetoond dat
het heeft gecontroleerd of de kleine &
middelgrote ondernemingen voldoen aan de
criteria voor mogelijke begunstigden die
deelnemen aan 1 van de onderwerpen
- De op 31 maart 2010 door de Autoriteit
gepubliceerde definitieve begroting niet de
definitieve door de Raad van Bestuur
goedgekeurde begroting 2009 weergaf en
evenmin de ontvangsten daarvan bevatte; spoort
de Autoriteit derhalve aan deze situatie te
verhelpen en de kwijtingsautoriteit in kennis te
stellen van de wijziging
Personeelszaken
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
- Tekortkomingen in de procedures voor
personeelsselectie
- De noodzaak om tekortkomingen te verhelpen
die inbreuk maken op het beginsel van gelijke
behandeling bij de toepassing van de
ontvankelijkheidscriteria bij wervingsprocedures
die openstaan voor zowel interne als externe
kandidaten
Interne audit
n.v.t.
n.v.t.
- Roept het Agentschap op gevolg te
geven aan de laatste twee aanbevelingen
die werden gedaan door de dienst interne
audit in 2007: d.w.z. gevoelige posten en
functiebeschrijving
- Bevestigt dat de twee overgebleven belangrijke
aanbevelingen van de dienst Interne audit die nog
moeten worden uitgevoerd, betrekking hebben op
gevoelige posten en functiebeschrijvingen
267
P7_TA-PROV(2012)0189
Kwijting 2010: ARTEMIS - Ingebedde computersystemen
1.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0299/2011 – 2011/2240(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS
voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke
onderneming ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de
gemeenschappelijke onderneming1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 - C7-0050/2012),
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 74/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de
oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS voor de tenuitvoerlegging
van een gezamenlijk technologie-initiatief inzake ingebedde computersystemen3, en met
name artikel 11, lid 4,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0109/2012),
1. verleent de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS
kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor
het begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integraal deel uitmaakt,
te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming
1 PB C 368 van 16.12.2011, blz. 1. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 30 van 4.2.2008, blz. 52. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
268
ARTEMIS, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan
in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
269
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0299/2011 –
2011/2240(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS
voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke
onderneming ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de
gemeenschappelijke onderneming1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 - C7-0050/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 74/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de
oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS voor de tenuitvoerlegging
van een gezamenlijk technologie-initiatief inzake ingebedde computersystemen3, en met
name artikel 11, lid 4,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0109/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de gemeenschappelijke
onderneming ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de
gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer,
en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 PB C 368 van 16.12.2011, blz. 1. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 30 van 4.2.2008, blz. 52. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
270
3.Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0299/2011 –
2011/2240(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS
voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke
onderneming ARTEMIS voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de
gemeenschappelijke onderneming1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 - C7-0050/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 74/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de
oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS voor de tenuitvoerlegging
van een gezamenlijk technologie-initiatief inzake ingebedde computersystemen3, en met
name artikel 11, lid 4,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van
toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0109/2012),
A. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS ter versterking van het
Europese concurrentievermogen en de duurzaamheid van de economie, alsook ter
bevordering van de ontwikkeling van nieuwe markten en maatschappelijke toepassingen in
december 2007 is opgericht om tijdens een bestaansduur van tien jaar een
onderzoeksagenda op te stellen en ten uitvoer te leggen voor de ontwikkeling van cruciale
technologieën voor ingebedde computersystemen voor uiteenlopende toepassingsgebieden;
B. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming haar werkzaamheden zelfstandig
aanving in oktober 2009;
1 PB C 368 van 16.12.2011, blz. 1. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 30 van 4.2.2008, blz. 52. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
271
C. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende
verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
D. overwegende dat de maximale EU-bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming
voor genoemde periode van 10 jaar 420 000 000 EUR bedraagt, te betalen uit de
begroting van het zevende kaderprogramma voor onderzoek;
E. overwegende dat voor het begrotingsjaar 2010 de begroting van de gemeenschappelijke
onderneming uitkomt op 38 500 000 EUR;
Budgettair en financieel beheer
1. stelt met bezorgdheid vast dat de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor
het begrotingsjaar 2010 niet voor het einde van het voorgaande jaar was goedgekeurd;
neemt nota van het antwoord van de gemeenschappelijke onderneming dat de vertraagde
goedkeuring van haar begroting voor 2010 in januari 2011 het gevolg is van het feit dat
het operationele deel van de begroting afhankelijk is van de bijdragen van de lidstaten en
dat voor het leeuwendeel van de lidstaten geldt dat deze bijdrage pas kan worden
bevestigd nadat hun nationale begroting is vastgesteld; verzoekt de gemeenschappelijke
onderneming en de bijdragende lidstaten om tot overeenstemming te komen over een
tijdschema en verdere praktische regelingen voor de openbaarmaking van hun
respectievelijke bijdragen, teneinde te kunnen zorgen voor een tijdige goedkeuring van de
begroting van de gemeenschappelijke onderneming en verzoekt de gemeenschappelijke
onderneming tevens de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van deze kwestie;
2. stelt met bezorgdheid vast dat de structuur en de presentatie van de begroting van de
gemeenschappelijke onderneming voor 2010 niet overeenstemt met de voorschriften van
de eigen financiële regels; heeft van de gemeenschappelijke onderneming te kennen
gekregen dat de structuur en de presentatie van de begroting voor 2011 inmiddels zijn
bijgesteld; verzoekt de Rekenkamer de kwijtingsautoriteit mede te delen of de structuur
en de presentatie van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming nu volledig
overeenstemmen met de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming;
3. maakt uit het jaarlijkse activiteitenverslag van de gemeenschappelijke onderneming voor
2010 op dat de door de gemeenschappelijke onderneming ten behoeve van de
operationele uitgaven gebruikte vastleggingskredieten 36 000 000 EUR bedroegen; stelt
vast dat de gemeenschappelijke onderneming en de Commissie navolgende verdeling van
de administratieve uitgaven zijn overeengekomen:
− de gemeenschappelijke onderneming en ARTEMISIA: 1 000 000 EUR,
− de Commissie: 1 500 000 EUR;
stelt evenwel vast dat de gemeenschappelijke onderneming slechts 1 900 000 EUR nodig
had voor de administratieve uitgaven en dat dientengevolge de bijdrage van de
Commissie beperkt was tot 935 315,91 EUR;
4. stelt vast dat de definitieve begroting van de gemeenschappelijke onderneming
betalingskredieten omvat ter hoogte van 27 000 000 EUR; maakt uit de definitieve
272
jaarrekening op dat de kredieten voor 99,9 % zijn vastgelegd, maar betreurt het dat deze
slechts voor 37,78 % zijn uitgevoerd;
5. is bezorgd over de lage uitvoeringsgraad van de begroting en de achterliggende
activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming; benadrukt dat de tegoeden op de
bankrekeningen aan het einde van 2010 16 600 000 EUR bedroegen, oftewel 60 % van de
beschikbare betalingskredieten;
Interne-controlesystemen
6. verzoekt de gemeenschappelijke onderneming haar systemen voor interne controle en
financiële informatie volledig operationeel te maken, met name voor de operationele
verificatie van kostendeclaraties, de door certificaten van nationale autoriteiten verleende
zekerheden en de strategie voor controles achteraf;
7. is bezorgd over het feit dat de gemeenschappelijke onderneming voor de vooraf
uitgevoerde controles volledig en uitsluitend op de door de nationale autoriteiten
verstrekte certificaten vertrouwt en dat de gemeenschappelijke onderneming geen enkele
andere controle uitvoert om na te gaan of de door begunstigden ingediende
onkostendeclaraties wettelijk en feitelijk in orde zijn; verzoekt de gemeenschappelijke
onderneming mechanismen voor controle vooraf tot stand te brengen teneinde fouten
en/of fraude bij de onkostendeclaraties te voorkomen;
8. merkt op dat de achteraf uitgevoerde controle op kostendeclaraties in verband met
projecten volledig gedelegeerd is aan de lidstaten; is om die reden van mening dat het
moeilijk zal zijn voor de gemeenschappelijke onderneming om de financiële belangen van
haar leden naar behoren te beschermen en ervoor te zorgen dat de onderliggende
transacties juridisch en feitelijk correct zijn; roept de gemeenschappelijke onderneming
op om haar strategie ten aanzien van de achteraf uitgevoerde controles van
kostendeclaraties te heroverwegen en de kwijtingsautoriteit mede te delen welke
mechanismen zij heeft ingevoerd teneinde te zorgen voor naleving van artikel 12 van haar
oprichtingsverordening (EG) nr. 74/2008;
9. neemt kennis van de vaststelling van de Rekenkamer dat het IT-beheer en de IT-
processen gezien de omvang en de doelstellingen van de gemeenschappelijke
onderneming volstaan; wijst erop dat de formalisering van beleid en procedures op het
vlak van de strategische plannings- en monitoringscyclus voor IT, van het
bedrijfscontinuïteitsplan en het rampherstelplan evenwel achterloopt; verzoekt de
gemeenschappelijke onderneming om deze situatie op te lossen en om de
kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de geboekte vooruitgang;
10. stelt vast dat de rekenplichtige van de gemeenschappelijke onderneming de financiële en
boekhoudkundige systemen van de onderneming (ABAC and SAP) heeft gevalideerd;
merkt evenwel op dat de onderliggende operationele processen niet gevalideerd zijn, het
proces dat de financiële informatie levert over de goedkeuring en uitbetaling van de
kostendeclaraties die ontvangen zijn van de nationale autoriteiten in het bijzonder;
verzoekt de gemeenschappelijke onderneming de kwijtingsautoriteit op de hoogte te
houden over de stand van zaken ten aanzien van de validatie van de onderliggende
operationele processen;
273
Interne audit
11. neemt kennis van het feit dat de financiële regelingen van de gemeenschappelijke
onderneming nog niet dusdanig gewijzigd zijn dat deze nu tevens een bepaling bevatten
die verwijst naar de bevoegdheden van de interne controleur van de Commissie ten
aanzien van de algemene begroting als geheel;
12. stelt evenwel vast dat de Commissie en de gemeenschappelijke onderneming maatregelen
getroffen hebben om zich ervan te verzekeren dat de respectievelijke operationele taken
van de dienst Interne audit van de Commissie en de interne-auditfunctie van de
gemeenschappelijke onderneming duidelijk zijn omschreven;
Oproep tot het indienen van voorstellen en projectonderhandelingen
13. maakt uit het jaarlijkse activiteitenverslag op dat de oproep tot het indienen van
voorstellen van de gemeenschappelijke onderneming gepubliceerd is op 26 februari 2010
en dat er in antwoord op de projectplanfase van deze oproep 73 voorstellen zijn ingediend
voor onderzoeksprojecten, waarvan er 72 aan de geschiktheidscriteria voldeden; stelt vast
dat de elf geselecteerde voorstellen qua omvang variëren van 3 400 000 EUR tot
45 000 000 EUR en dat vier projecten daarvan een omvang hadden van 15 000 000 EUR
of meer en aldus 66 % van de totale investeringen vertegenwoordigden; merkt evenwel op
dat een van de oorspronkelijke elf projecten waarvoor de uitvoerend directeur
toestemming had gekregen om er verdere onderhandelingen over te voeren uiteindelijk
onherroepelijk moest worden afgewezen en er aldus uiteindelijk tien projecten succesvol
zijn onderhandeld;
14. stelt vast dat in het kader van de oproep tot het indienen van voorstellen van 2010 het
concept "Maturity Index" is ingevoerd; heeft vernomen dat dit instrument ten behoeve
van nadere analyses tijdens de projectplanfase gebruikt is ter beoordeling van de
subjectieve kwaliteit van de projectenplannen, alsook om de "volwassenheid" van de
reacties van de ARTEMIS-gemeenschap op het werkprogramma te beoordelen;
15. maakt uit het jaarlijkse activiteitenrapport op dat er in verband met de onderhandelingen
over en het opstarten van O&O-projecten enige vertraging was bij de levering van de
"productieomgeving" voor de contractonderhandelingen door de gemeenschappelijke
onderneming, en wel als gevolg van een prioriteitswijziging aan de kant van de
Commissiediensten belast met het beheer van de IT-tools voor KP7; heeft evenwel van de
gemeenschappelijke onderneming vernomen dat de technische vertraging onder controle
is en dat de productieomgeving naar verwachting tegen het midden van januari 2011
geheel operationeel zou zijn; merkt evenwel op dat er om verdere vertragingen bij de
contractonderhandelingen van de gemeenschappelijke onderneming te voorkomen een
reserveoplossing is gecreëerd die gebaseerd is op de manuele verwerking van gegevens,
teneinde te garanderen dat alle onderhandelingen zouden zijn afgerond in het eerste
kwartaal van 2011 (in de veronderstelling dat de nationale contracten dan ondertekend
zijn), dus ook als de IT-tools nog niet gereed zijn;
16. maakt uit het jaarlijkse activiteitenverslag op dat de gemeenschappelijke onderneming
eind 2010 subsidieovereenkomsten heeft afgesloten voor de dertien uit de oproep tot het
indienen van voorstellen van 2009 voortgekomen projecten alsook dat deze projecten
inmiddels zijn opgestart;
274
17. is ingenomen met het feit dat de gemeenschappelijke onderneming de projecten
voortvloeiend uit de oproep tot het indienen van voorstellen uit 2008 heeft gevolgd en
geanalyseerd; merkt evenwel op dat de evaluatie van de resultaten van de projecten vaak
de nodige details ontberen voor de meting van de prestaties; merkt in het bijzonder op dat
de resultaten van de projecten CHARTER, eDIANA, SYSMODEL, iLAND, INDEXYS,
CHESS en CESAR uitsluitend als "positief" zijn gekenmerkt; verzoekt de
gemeenschappelijke onderneming ten behoeve van het toezicht op en de analyse van haar
projecten nauwkeurigere prestatie-indicatoren te ontwikkelen en te gebruiken;
Prestaties
18. maakt uit het jaarlijkse activiteitenverslag van de gemeenschappelijke onderneming op
dat het verslag van de Commissie over het eerste tussentijdse onderzoek van de
gezamenlijke technologie-initiatieven ARTEMIS en ENIAC op 16 december is
goedgekeurd;
19. benadrukt dat het tussentijdse onderzoek heeft geresulteerd in drie aanbevelingen aan de
gemeenschappelijke onderneming:
− de gemeenschappelijke onderneming dient teneinde het "meeliftprobleem" uit de wereld
te helpen een dusdanig systeem te ontwikkelen dat elke begunstigde die geen lid is een
percentage van de bijdrage die deze van de Unie ontvangt als onkostenvergoeding aan
de gemeenschappelijke onderneming afdraagt;
− het beoordelings- en selectieproces dient dusdanig te worden gewijzigd dat de
ondersteunde projecten beter aansluiten op de strategische Europese doelstellingen van
het programma;
− de lidstaten en de ondernemingsorganisaties dienen samen processen te ontwikkelen in
het kader waarvan organisaties die overwegen een voorstel in te dienen, vroegtijdige en
constructieve feedback gegeven kan worden over hun vooruitzichten op ondersteuning;
verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om de kwijtingsautoriteit in te lichten over
de naar aanleiding van de resultaten van het eerste tussentijdse onderzoek getroffen
maatregelen;
20. neemt nota van het Commissievoorstel tot instelling van het specifieke programma tot
uitvoering van "Horizon 2020" - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-
2020), waarin de Commissie oppert om de gemeenschappelijke ondernemingen
ARTEMIS en ENIAC tot één onderneming te laten fuseren, alsook om nieuwe
gemeenschappelijke ondernemingen op te richten voor het deel "Maatschappelijke
uitdagingen" van Horizon 2020; verzoekt de Commissie om de kwijtingsautoriteit op de
hoogte te houden van deze kwestie;
Geen gastheerschapsovereenkomst
21. herhaalt dat de gemeenschappelijke onderneming spoedig overeenkomstig Verordening
(EG) nr. 74/2008 een gastheerschapsovereenkomst met België dient te sluiten betreffende
kantoorruimte, voorrechten en immuniteiten en andere ondersteunende maatregelen die
door België aan de gemeenschappelijke onderneming worden verstrekt;
275
Horizontale opmerkingen over de gemeenschappelijke ondernemingen
22. wijst er op dat de Commissie tot nu toe zeven gemeenschappelijke ondernemingen heeft
opgericht krachtens artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie; merkt op dat zes van deze gemeenschappelijke ondernemingen (IMI, ARTEMIS,
ENIAC, CLEAN SKY, FCH en ITER-F4E) vallen onder de onderzoeksactiviteiten van de
DG's RTD en INFSO van de Commissie en dat één gemeenschappelijke onderneming is
belast met de ontwikkeling van het nieuwe luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR) in
de sector vervoer waarvan de activiteiten worden gecontroleerd door DG MOVE;
23. stelt vast dat de totale indicatieve hulpbronnen die nodig worden geacht voor de
gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaansperiode uitkomen op
21 793 000 000 EUR;
24. stelt vast dat de totale indicatieve hulpbronnen die nodig worden geacht voor de
gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaansperiode uitkomen op
11 489 000 000 EUR;
25. stelt vast dat de totale bijdrage van de Unie aan de begroting van de gemeenschappelijke
onderneming in het begrotingsjaar 2010 uitkomt op 505 000 000 EUR;
26. verzoekt de Commissie de kwijtingsautoriteit jaarlijks geconsolideerde informatie te
verstrekken over de totale jaarlijkse financiering per gemeenschappelijke onderneming
die wordt onttrokken aan de algemene begroting van de Unie, helderheid te verschaffen
over het gebruik van de gelden van de Unie en het vertrouwen van de Europese
belastingbetalers in dit opzicht te herstellen;
27. is ingenomen met het initiatief van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS om
in haar jaarlijks activiteitenverslag informatie op te nemen over het toezicht op en de
analyse van haar lopende projecten; is van mening dat deze werkwijze moet worden
nagevolgd door de overige gemeenschappelijke ondernemingen;
28. herinnert eraan dat gemeenschappelijke ondernemingen publiek-private
samenwerkingsverbanden zijn en dat als gevolg daarvan publieke en private belangen met
elkaar verweven zijn; is van mening dat in de gegeven omstandigheden het ontstaan van
belangenconflicten niet moet worden uitgesloten, maar dat daarmee op de juiste wijze
moet worden omgegaan; verzoekt de gemeenschappelijke ondernemingen daarom de
kwijtingsautoriteit te informeren over de verificatiemechanismen binnen hun respectieve
structuren gericht op een juiste aansturing en het voorkomen van belangenconflicten;
29. stelt vast dat de gemeenschappelijke ondernemingen, met uitzondering van met name de
gemeenschappelijke onderneming ITER en de ontwikkeling van fusie-energie,
betrekkelijk kleine en geografisch-geconcentreerde structuren vormen; is daarom van
mening dat ze zoveel mogelijk moeten samenwerken bij het beheer van hun
hulpmiddelen;
30. verzoekt de Rekenkamer de kwijtingsautoriteit te informeren over de follow-up van haar
commentaar bij de jaarrekening voor 2011 van elk van de gemeenschappelijke
ondernemingen;
276
31. verzoekt de Rekenkamer op redelijke termijn een speciaal verslag aan het Parlement te
zenden over de meerwaarde van het opzetten van gemeenschappelijke ondernemingen
voor een efficiënte uitvoering van de programma's van de Unie inzake onderzoek,
technologische ontwikkeling en demonstratie; stelt verder dat dit verslag ook dient in te
gaan op de effectiviteit van het opzetten van gemeenschappelijke ondernemingen.
277
P7_TA-PROV(2012)0190
Kwijting 2010: Clean sky - Luchtvaart en milieu
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0298/2011 – 2011/2239(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor
het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke
onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de
gemeenschappelijke onderneming1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2 en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 71/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de
oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky3, en met name artikel 11,
lid 4,
– gezien het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, dat is
vastgesteld bij besluit van haar raad van bestuur van 7 november 2008,
– gezien advies nr. 2/2011 over het financieel reglement van de gemeenschappelijke
onderneming Clean Sky van de Rekenkamer van 8 februari 2011,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 van en bijlage VI bij zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0115/2012),
1. verleent de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky
1 PB C 368 van 16.12.2011, blz 8. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 30 van 4.2.2008, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
278
kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor
het begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke
onderneming Clean Sky, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor
publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
279
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar
2010 (C7-0298/2011 – 2011/2239(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor
het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke
onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de
gemeenschappelijke onderneming1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2 en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 71/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de
oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky3, en met name artikel 11,
lid 4,
– gezien het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, dat is
vastgesteld bij besluit van haar raad van bestuur van 7 november 2008,
– gezien advies nr. 2/2011 over het financieel reglement van de gemeenschappelijke
onderneming Clean Sky van de Rekenkamer van 8 februari 2011,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 van en bijlage VI bij zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0115/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de gemeenschappelijke
onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2010;
1 PB C 368 van 16.12.2011, blz 8. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 30 van 4.2.2008, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
280
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de
gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer,
en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
281
3.Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-298/2011 – 2239/2011(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky voor
het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke
onderneming Clean Sky voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de
gemeenschappelijke onderneming1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2 en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 71/2008 van de Raad van 20 december 2007 betreffende de
oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky3, en met name artikel 11,
lid 4,
– gezien het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky, dat is
vastgesteld bij besluit van haar raad van bestuur van 7 november 2008,
– gezien advies nr. 2/2011 over het financieel reglement van de gemeenschappelijke
onderneming Clean Sky van de Rekenkamer van 8 februari 2011,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 van laatstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 van en bijlage VI bij zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0115/2012),
A. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky ("de gemeenschappelijke
onderneming") in december 2007 werd opgericht om de ontwikkeling, validering en
demonstratie van schone luchtvaarttechnologieën in de Unie te versnellen, opdat deze zo
1 PB C 368 van 16.12.2011, blz 8. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 30 van 4.2.2008, blz. 1. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
282
spoedig mogelijk kunnen worden ingevoerd;
B. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming autonoom is gaan functioneren in
november 2009;
C. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke ondernemingvoor het begrotingsjaar 2010
betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
D. overwegende dat de maximale bijdrage voor 10 jaar van de Unie aan de
gemeenschappelijke onderneming 800 000 000 EUR bedraagt, te financieren uit de
begroting van het zevende kaderprogramma voor onderzoek;
E. overwegende dat de begroting voor de gemeenschappelijke onderneming voor het
begrotingsjaar 2010 168 553 053 EUR bedroeg;
Financieel en begrotingsbeheer
1. merkt op dat de structuur en presentatie van de begroting van de gemeenschappelijke
onderneming voor 2010 niet overeenstemmen met de eisen van haar oprichtingsverordening
(EG) nr. 71/2008, noch met haar financieel reglement; begrijpt van de gemeenschappelijke
onderneming dat de structuur en presentatie van de begroting in de begroting voor 2011 zijn
gewijzigd; verzoekt de Rekenkamer de kwijtingsautoriteit te garanderen dat de structuur en
presentatie van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming nu volledig voldoen
aan de eisen van Verordening (EG) nr. 71/2008 en van haar financieel reglement;
2. neemt kennis van het feit dat in de uiteindelijke begroting voorzien was in
vastleggingskredieten ter waarde van 168 000 000 EUR en betalingskredieten ter waarde
van 129 000 000 EUR;
3. wijst op de informatie in de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming dat het
bestedingspercentage voor vastleggingskredieten wel 96% bedroeg, maar het percentage
voor betalingskredieten slechts 58%; constateert met bezorgdheid dat dit wijst op
aanzienlijke vertragingen bij de uitvoering van de activiteiten ten opzichte van het
aanvankelijke plan;
4. is bezorgd over het geringe uitvoeringspercentage van de begroting van de
gemeenschappelijke onderneming voor begrotingsjaar 2010 en over het kassaldo van
53 000 000 EUR aan het eind van het jaar, zijnde 41% van de beschikbare
betalingskredieten;
Internecontrolesystemen
5. verneemt van de Rekenkamer dat de gemeenschappelijke onderneming in 2010 haar
systemen van interne controle en financiële informatie niet volledig heeft toegepast en dat
meer aandacht moet worden besteed aan de ex-antecontroleprocedures voor het valideren
van kostendeclaraties; dringt er bij de gemeenschappelijke onderneming op aan de nodige
maatregelen te treffen om haar systemen voor interne controle en financiële informatie te
voltooien;
6. concludeert uit het jaarlijkse activiteitenverslag voor 2010 dat de gemeenschappelijke
283
onderneming een checklist heeft opgesteld voor de Integrated Technology Demonstrators
om de kwaliteit van de voorgelegde kostendeclaraties te verbeteren en de
verslagleggingsbehoeften voor bepaalde aspecten van de declaraties te verduidelijken;
7. neemt kennis van het feit dat de gemeenschappelijke onderneming kostendeclaraties heeft
verworpen in gevallen waar een lid of een partner het vereiste controlecertificaat niet had
voorgelegd in overeenstemming met de beschrijving van de opdracht in de
subsidieovereenkomsten; concludeert in het bijzonder uit de jaarrekening dat de
gemeenschappelijke onderneming in 2010 kosten heeft gevalideerd die door leden waren
gedeclareerd voor de uitvoering van projecten in 2008 en 2009 en dat de beoordeling van de
subsidiabiliteit van sommige kosten heeft geleid tot de verwerping van ongeveer 11% van
de uitgaven; stelt met voldoening vast dat de te veel betaalde voorfinanciering door de
gemeenschappelijke onderneming is teruggevorderd;
8. merkt op dat de Rekenkamer heeft verklaard dat de gemeenschappelijke onderneming bij
het valideren van de kostendeclaraties in vier gevallen geen rekening heeft gehouden met
uitzonderingen die in de controlecertificaten zijn opgenomen; verzoekt de
gemeenschappelijke onderneming daarom om bij het valideren van de onderliggende
kostendeclaraties rekening te houden met de uitzonderingen die in de controlecertificaten
zijn opgenomen;
9. concludeert uit het jaarlijkse activiteitenverslag dat de gemeenschappelijke onderneming
een ex-postauditstrategie heeft opgesteld die in december 2010 is aangenomen; verzoekt de
gemeenschappelijke onderneming de kwijtingsautoriteit op de hoogte te stellen van de mate
waarin de strategie is toegepast en van de bereikte resultaten; verzoekt daarnaast de
Rekenkamer de strategie te evalueren en de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen van zijn
bevindingen;
10. concludeert uit het voornoemde verslag dat de gemeenschappelijke onderneming samen met
de gemeenschappelijke onderneming Initiatief voor innovatieve geneesmiddelen en de
gemeenschappelijke onderneming Brandstofcellen en waterstof een aanbestedingsprocedure
heeft opgesteld voor ex-postauditdiensten van externe firma's; merkt op dat de eerste ex-
postaudits in het tweede kwartaal van 2011 zullen plaatsvinden, na de ondertekening van de
contracten voor de gegunde opdrachten;
11. begrijpt uit de conclusies van de Rekenkamer dat de gemeenschappelijke onderneming over
voldoende IT-aansturing en -praktijken beschikt gelet op haar omvang en opdracht;
benadrukt echter dat de formalisering van het beleid en de procedures van de strategische
IT-plannings- en -bewakingscyclus, het beveiligingsbeleid en de beveiligingsvoorschriften,
het IT-risicobeheer, het bedrijfscontinuïteitsplan en het herstelplan achterblijft; verzoekt de
gemeenschappelijke onderneming om een oplossing te vinden voor deze situatie en de
kwijtingsautoriteit een actueel verslag ter zake voor te leggen;
12. stelt vast dat de rekenplichtige van de gemeenschappelijke onderneming de financiële en
boekhoudsystemen (ABAC en SAP) heeft gevalideerd; stelt echter vast dat de
onderliggende bedrijfsprocessen, in het bijzonder het systeem voor financiële informatie
over de validering van de kostendeclaraties, niet zijn gevalideerd; verzoekt de
gemeenschappelijke onderneming om deze situatie recht te zetten en de kwijtingsautoriteit
een actueel verslag ter zake voor te leggen;
13. is ingenomen met het feit dat de gemeenschappelijke onderneming een volledig strategisch
284
internecontroleplan heeft aangenomen voor de periode 2010-2012; betreurt echter dat
enkele kernprocessen, zoals de ex-antevalidering van de kostendeclaraties en de ex-
postaudits, niet vóór 2011 zullen worden aangevat;
Oproep tot het indienen van voorstellen en projectonderhandelingen
14. verneemt van de gemeenschappelijke onderneming dat zij in 2010 vijf oproepen heeft
gelanceerd; stelt vast dat de statistieken betreffende deze oproepen, die moesten worden
opgenomen in bijlage 6, in het jaarlijkse activiteitenverslag ontbreken; verzoekt de
gemeenschappelijke onderneming deze te publiceren;
15. concludeert uit het jaarlijkse activiteitenverslag dat de gemeenschappelijke onderneming in
2010 drie verschillende waarnemers heeft uitgenodigd om de transparantie van het
evaluatieproces te waarborgen; verneemt van de gemeenschappelijke onderneming dat ieder
van hen volledige toegang had tot alle fases van de evaluatie en de consensusvergaderingen;
16. verzoekt de gemeenschappelijke onderneming de kwijtingsautoriteit informatie te
verstrekken over de verificatiemechanismen die zij hanteert om de volledige
onafhankelijkheid van deskundigen en waarnemers te garanderen en dus het risico van
belangenconflicten bij de beoordeling van inschrijvingen te beperken;
17. onderstreept dat de gemeenschappelijke onderneming in haar jaarlijkse activiteitenverslag
heeft vermeld dat de evaluatieverslagen van de waarnemers beschikbaar zijn op haar
website; betreurt echter dat dit niet het geval is en verzoekt de gemeenschappelijke
onderneming daarom om deze verslagen onmiddellijk te publiceren;
Bescherming van intellectuele eigendom
18. wijst erop dat de gemeenschappelijke onderneming per ultimo 2010 de interne procedures
om toezicht te houden op de toepassing van de in de consortium- en
subsidieovereenkomsten opgenomen bepalingen betreffende de bescherming, het gebruik en
de verspreiding van onderzoekresultaten, nog niet voltooid had;
Prestaties
19. stelt vast dat de eerste tussentijdse evaluatie van de gemeenschappelijke onderneming door
de Commissie eind 2010 heeft plaatsgevonden; neemt kennis van het feit dat in de
tussentijdse evaluatie is gewezen op de volgende tekortkomingen:
– aanzienlijke vertragingen ten opzichte van de aanvankelijke plannen als gevolg van
moeilijkheden bij het vaststellen van de interne procedures en regels van de
gemeenschappelijke onderneming en het samenstellen van de teams,
– vertragingen van technische aard zoals bleek uit het "bottom-up"-werkplan in juni 2010,
– onvoldoende voorbereiding, zowel op administratief als op technisch niveau, bij het
opstarten van de gemeenschappelijke onderneming;
20. constateert dat de eerste tussentijdse evaluatie een lijst van 34 aanbevelingen voor de
gemeenschappelijke onderneming bevatte, alsmede een lijst van 8 aanbevelingen voor haar
raad van bestuur; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om de kwijtingsautoriteit in
kennis te stellen van de maatregelen die op grond van de eerste tussentijdse evaluatie zijn
285
genomen;
Interne audit
21. neemt kennis van het feit dat het financieel reglement van de gemeenschappelijke
onderneming nog niet gewijzigd is om er bepalingen in op te nemen betreffende de
bevoegdheden van de interne auditor van de Commissie voor de algemene begroting als
geheel;
22. merkt op dat de Commissie en de gemeenschappelijke onderneming maatregelen hebben
getroffen om te waarborgen dat de respectieve operationele taken van de dienst Interne audit
van de Commissie en de interne-auditfunctie van de gemeenschappelijke onderneming
duidelijk zijn omschreven;
Geen gastheerschapsovereenkomst
23. herhaalt dat de gemeenschappelijke onderneming snel een gastheerschapsovereenkomst
dient te sluiten met België inzake kantoorruimte, privileges en onschendbaarheid en andere
ondersteuning die door België moeten worden geleverd op grond van Verordening (EC) Nr.
71/2008 betreffende haar oprichting; begrijpt uit het antwoord van de gemeenschappelijke
onderneming dat een ontwerp voor een gastheerschapsovereenkomst ter goedkeuring is
voorgelegd aan de Belgische regering;
Horizontale opmerkingen over de gemeenschappelijke ondernemingen
24. wijst erop dat de Commissie tot nu toe zeven gemeenschappelijke ondernemingen heeft
opgericht krachtens artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie; dat zes gemeenschappelijke ondernemingen (IMI, ARTEMIS, ENIAC, CLEAN SKY,
FCH en ITER-F4E) onder de onderzoeksactiviteiten van de DG's RTD en INFSO van de
Commissie vallen en dat één gemeenschappelijke onderneming belast is met het
ontwikkelen van een nieuw luchtverkeerscontrolesysteem (SESAR) op het vlak van vervoer
waarvan de activiteiten onder toezicht staan van DG MOVE;
25. merkt op dat de totale indicatieve middelen die nodig worden geacht voor de
gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaan 21 793 000 000 EUR bedragen;
26. merkt op dat de totale bijdrage van de Unie die noodzakelijk wordt geacht voor de
gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaan 11 489 000 000 EUR bedraagt;
27. merkt op dat de totale bijdrage van de Unie aan de begroting van de gemeenschappelijke
ondernemingen uitkomt op 505 000 000 EUR bedraagt voor het begrotingsjaar 2010;
28. verzoekt de Commissie om de kwijtingsautoriteit geconsolideerde informatie te verstrekken
over de totale jaarlijkse financiering per gemeenschappelijke onderneming uit de algemene
begroting van de Unie om transparantie en duidelijkheid over het gebruik van de middelen
van de Unie te garanderen en het vertrouwen van de Europese belastingbetalers te
herstellen;
29. is tevreden met het initiatief van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS om in
haar jaarlijkse activiteitenverslag informatie op te nemen over de bewaking en controle van
haar lopende projecten; is van mening dat deze werkwijze door de overige
286
gemeenschappelijke ondernemingen moet worden nagevolgd;
30. herinnert eraan dat gemeenschappelijke ondernemingen publiek-private partnerschappen
zijn en dat als gevolg daarvan publieke en private belangen met elkaar verweven zijn; is van
mening dat in de gegeven omstandigheden het risico dat er belangenconflicten ontstaan, niet
mag worden uitgesloten, maar op de juiste wijze moet worden aangepakt; verzoekt de
gemeenschappelijke ondernemingen daarom om de kwijtingsautoriteit in kennis te stellen
van de verificatiemechanismen die binnen hun respectieve structuren voorhanden zijn om
een degelijk beheer en preventie van belangenconflicten mogelijk te maken;
31. merkt op dat de gemeenschappelijke ondernemingen, met uitzondering van met name de
gemeenschappelijke onderneming ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, betrekkelijk
kleine en geografisch geconcentreerde structuren zijn; is daarom van mening dat zij hun
middelen zoveel mogelijk moeten bundelen;
32. verzoekt de Rekenkamer om de kwijtingsautoriteit een follow-up te verstrekken van zijn
opmerkingen bij de respectieve jaarrekening van elk van de gemeenschappelijke
ondernemingen voor het begrotingsjaar 2011;
33. verzoekt de Rekenkamer om het Parlement binnen een redelijke termijn een speciaal verslag
voor te leggen over de toegevoegde waarde van het opzetten van gemeenschappelijke
ondernemingen voor een efficiënte uitvoering van de programma's van de Unie inzake
onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie; merkt voorts op dat in dit rapport
ook ingegaan moet worden op de effectiviteit van het opzetten van gemeenschappelijke
ondernemingen.
287
P7_TA-PROV(2012)0191
Kwijting 2010: Gemeenschappelijke onderneming ENIAC
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0352/2011 – 2011/2265(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor
het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke
onderneming ENIAC voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de
gemeenschappelijke onderneming1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad van 20 december 2007 tot oprichting van
de gemeenschappelijke onderneming ENIAC3,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 van eerstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0112/2012),
1. verleent de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het
begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daar integraal deel van uitmaakt, te
doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming
1 PB C 368 van 16.12.2011, blz. 48. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 30 van 4.2.2008, blz. 21. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
288
ENIAC, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in
het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
289
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor het begrotingsjaar
2010 (C7-0352/2011 – 2011/2265(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor
het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke
onderneming ENIAC voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de
gemeenschappelijke onderneming1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad van 20 december 2007 tot oprichting van
de gemeenschappelijke onderneming ENIAC3,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 van eerstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0112/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de gemeenschappelijke
onderneming ENIAC voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de
gemeenschappelijke onderneming ENIAC, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te
zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 PB C 368 van 16.12.2011, blz. 48. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 30 van 4.2.2008, blz. 21. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
290
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0352/2011 – 2011/2265(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC voor
het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke
onderneming ENIAC voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de
gemeenschappelijke onderneming1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 72/2008 van de Raad van 20 december 2007 tot oprichting van
de gemeenschappelijke onderneming ENIAC3,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94 van eerstgenoemde verordening,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0112/2012),
A. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming ENIAC ("de gemeenschappelijke
onderneming") op 20 december 2007 voor een periode van 10 jaar is opgericht om een
"onderzoeksagenda" vast te stellen en ten uitvoer te leggen voor de ontwikkeling van
cruciale competenties voor nano-elektronica op verschillende toepassingsgebieden;
B. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming in juli 2010 haar financiële
autonomie heeft verkregen;
C. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming zich nog in de aanloopfase bevindt
en dat haar interne systemen voor toezicht en financiële rapportage eind 2010 nog niet
volledig waren ontwikkeld;
1 PB C 368 van 16.12.2011, blz. 48. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 30 van 4.2.2008, blz. 21. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
291
D. overwegende dat de Rekenkamer in zijn verslagen over de jaarrekening van de
gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010 een voorbehoud heeft
gemaakt ten aanzien van de betrouwbaarheid van de rekeningen op grond van het feit dat de
gemeenschappelijke onderneming de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de
aansluiting hiervan op de economische resultatenrekening niet in de rekeningen heeft
opgenomen;
E. overwegende dat de Rekenkamer in zijn verslagen over de jaarrekening van de
gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010 verklaart redelijke
zekerheid te hebben verkregen dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
F. overwegende dat de maximale EU-bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming voor
de periode van 10 jaar 450 000 000 EUR bedraagt, te betalen uit de begroting van het
zevende kaderprogramma onderzoek;
G. overwegende dat de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het
begrotingsjaar 2010 38 440 000 EUR bedroeg;
Betrouwbaarheid van de rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming
1. stelt met bezorgdheid vast dat de gemeenschappelijke onderneming van de Rekenkamer een
verklaring met beperking heeft ontvangen over de betrouwbaarheid van de rekeningen, op
grond van het feit dat zij de resultatenrekening van de begrotingsuitvoering en de
aansluiting hiervan op de economische resultatenrekening, die worden voorgeschreven door
EG-boekhoudregel 16 "Presentatie van informatie over het budget in de jaarrekening", niet
in de rekeningen heeft opgenomen;
2. maakt uit het commentaar van de gemeenschappelijke onderneming op dat de verklaring
met beperking te wijten is aan het feit dat de gemeenschappelijke onderneming en de
Rekenkamer van verschillende data zijn uitgegaan om te bepalen vanaf wanneer de
gemeenschappelijke onderneming autonoom is gaan werken;
Begrotings- en financieel beheer
3. erkent dat de begroting van de gemeenschappelijke onderneming van 1 januari 2010 tot
4 mei 2010 werd beheerd door directoraat-generaal INFSO; merkt op dat de huishoudelijke
kredieten in mei 2010 aan de gemeenschappelijke onderneming werden overgedragen, maar
dat de operationele begrotingsonderdelen niet werden overgedragen en in het
boekhoudsysteem ontoegankelijk bleven tot de gemeenschappelijke onderneming op 26 juli
2010 officieel financiële autonomie kreeg; wijst erop dat de gemeenschappelijke
onderneming pas op 22 september 2010, met de overdracht van kredieten voor operationele
activiteiten, de middelen verkreeg om haar eigen begroting uit te voeren;
4. maakt uit de opmerkingen van de gemeenschappelijke onderneming op dat de definitieve
begroting een bedrag van 38 440 000 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten omvatte,
en dat daarvan 36 168 000 EUR werd besteed aan de oproep van 2010;
5. stelt vast dat de bestedingsgraad voor de beschikbare vastleggings- en betalingskredieten
respectievelijk 99 % en 24 % was; is bezorgd over de lage uitvoeringsgraad van de
betalingskredieten en met name over de onderliggende activiteiten van de
gemeenschappelijke onderneming; onderstreept dat het kassaldo aan het einde van het jaar
292
20 000 000 EUR bedroeg, oftewel 53 % van de voor 2010 beschikbare betalingskredieten;
6. merkt op dat de lage uitvoering van de betalingskredieten te wijten is aan de vertraagde
overdracht van de operationele activiteiten en de bijbehorende middelen van de Commissie
aan de gemeenschappelijke onderneming;
7. maakt uit de opmerkingen van de gemeenschappelijke onderneming op dat een handboek is
opgesteld, waarin de scheiding van functies staat vermeld; hierdoor konden de onderstaande
vijf uitzonderingen worden vastgesteld die zich in de aanvangsfase bij de uitvoering van de
eigen begroting voordeden:
– 3 contracten werden ondertekend terwijl de ABAC-verrichtingen nog niet voltooid
waren, omdat de duur van de ABAC-procedure onderschat was,
– 1 contract dat aan een bestaande vastlegging gekoppeld was, werd ondertekend voordat
werd bepaald dat er een nieuwe vastlegging vereist was,
– 1 ontbrekend contract werd ontdekt tijdens de overdracht van de autonomie en werd
ondertekend nadat de eerste betalingen waren goedgekeurd,
stelt vast dat de corrigerende maatregelen zijn uitgevoerd en dat er verder geen
uitzonderingen zijn waargenomen;
Systemen voor interne controle
8. verzoekt de gemeenschappelijke onderneming met klem haar systemen voor interne
controle en financiële informatie te voltooien; roept de gemeenschappelijke onderneming
met name op om belangrijke onderdelen van haar internecontrolesysteem, zoals de
boekhoudprocedures en controles met betrekking tot de afsluiting van de rekeningen en de
opname en waardering van de operationele uitgaven, vast te stellen en te documenteren;
9. neemt kennis van de vaststelling van de Rekenkamer dat er controlegebreken zijn ontdekt
op het gebied van financiële verificatie vooraf van voorfinancieringsbetalingen, met name
met betrekking tot de berekening en validering van de betaalde bedragen; onderstreept dat
voor voorfinancieringsbetalingen en voor de aanvaarding van kosten volledig werd
vertrouwd op de van de nationale financierende autoriteiten ontvangen certificaten en dat er
geen andere controles werden verricht om de wettigheid en regelmatigheid van de
gedeclareerde kosten te waarborgen;
10. merkt op dat de controle achteraf van de met de projecten verband houdende
kostendeclaraties volledig aan de lidstaten is gedelegeerd; vindt het niettemin belangrijk dat
de gemeenschappelijke onderneming garandeert dat de financiële belangen van haar leden
op adequate wijze worden beschermd en dat de onderliggende verrichtingen wettig en
regelmatig zijn; is daarom van mening dat de gemeenschappelijke onderneming het
moeilijk zal krijgen te garanderen dat de financiële belangen van haar leden naar behoren
worden beschermd en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; roept de
gemeenschappelijke onderneming op haar strategie om de kostendeclaraties achteraf te
controleren, te heroverwegen en de kwijtingsautoriteit te informeren over het ingevoerde
mechanisme dat naleving van artikel 12 van haar oprichtingsverordening (EG) nr. 72/2008
garandeert;
293
11. stelt vast dat de rekenplichtige van de gemeenschappelijke onderneming de financiële en
boekhoudkundige systemen (ABAC en SAP) heeft gevalideerd; stelt echter vast dat de
onderliggende bedrijfsprocessen niet werden gevalideerd, met name het proces dat
financiële informatie levert over de validering en betaling van de van de nationale instanties
ontvangen kostendeclaraties; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming de
kwijtingsautoriteit te laten weten hoe ver het staat met de validering van de onderliggende
bedrijfsprocessen;
12. neemt kennis van de bevinding van de Rekenkamer dat de gemeenschappelijke
onderneming, gelet op haar omvang en taken, beschikt over een toereikende IT-organisatie
en toereikende IT-praktijken; benadrukt echter dat de cyclus voor strategische IT-planning,
de indeling van gegevens in overeenstemming met de vereisten inzake vertrouwelijkheid en
integriteit, alsook een rampenherstelplan achterliggen op schema; roept de
gemeenschappelijke onderneming op de situatie te verbeteren en de kwijtingsautoriteit
hierover een bijgewerkt verslag voor te leggen;
Interne audit
13. stelt vast dat de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming nog niet
dusdanig zijn gewijzigd dat daar nu tevens een bepaling in staat die verwijst naar de
bevoegdheden van de interne controleur van de Commissie ten aanzien van de algemene
begroting als geheel;
14. stelt echter vast dat de raad van bestuur van de gemeenschappelijke onderneming de
taakomschrijving van de dienst Interne audit van de Commissie heeft aangenomen;
Vertraagde financiële autonomie
15. herhaalt dat de gemeenschappelijke onderneming in februari 2008 is opgericht, maar pas in
juli 2010 autonoom begon te werken; spreekt zijn grote bezorgdheid erover uit dat de
gemeenschappelijke onderneming een vierde van haar looptijd, tot en met 31 december
2017, heeft gebruikt om financieel autonoom te worden; stelt vast dat de
gemeenschappelijke onderneming pas net na september 2010 operationele betalingen kon
doen, toen de overdracht van contanten van de Commissie aan de gemeenschappelijke
onderneming die de operationele kredieten dekte, had plaatsgevonden; staat erop dat deze
vertragingen geen verlenging van haar bestaansperiode van 10 jaar tot gevolg mogen
hebben, maar het bestuur van de gemeenschappelijke onderneming veeleer moeten
aanmoedigen om alle gebreken aan te pakken en haar doelstellingen binnen de looptijd van
10 jaar te halen;
Oproep tot het indienen van voorstellen en projectbeheer
Oproep van 2010
16. maakt uit de opmerkingen van de gemeenschappelijke onderneming op dat er veel reactie is
gekomen op oproep 3 tot het indienen van voorstellen; neemt kennis van het feit dat 10
voorstellen voor financiering zijn geselecteerd, maar dat 11 subsidiabele projecten niet
konden worden gefinancierd, omdat de beschikbare begroting uitgeput was;
Oproep van 2008 en van 2009
294
17. is ernstig bezorgd over de langzame voortgang van de projecten in het kader van oproep 1
(2008) en oproep 2 (2009);
18. maakt uit het jaarverslag 2010 van de gemeenschappelijke onderneming op dat voor oproep
1 de situatie aan het eind van 2010 er als volgt uitzag:
– van de in totaal 166 partners hadden er 6 (3,6 %) geen nationale subsidieovereenkomst,
hoofdzakelijk vanwege lopend papierwerk na doorgevoerde wijzigingen;
– 15,1 % van de partners (25, hoofdzakelijk partners uit Italië) had een nationale
subsidieovereenkomst afgesloten, maar nog niet het toelatingsformulier ondertekend;
19. concludeert uit de opmerkingen van de gemeenschappelijke onderneming dat de contracten
voor de projecten uit oproep 2 nog langzamer vorderden; dat aan het eind van 2010 hiervoor
slechts 6 subsidieovereenkomsten voor gemeenschappelijke ondernemingen konden worden
ondertekend, terwijl de overige 5 projecten vertraging opliepen om de volgende redenen:
– 3 projecten hebben Italiaanse projectcoördinatoren die nog steeds wachten op het
landsbesluit en die het niet eens waren met hun vervanging door partners uit andere
landen,
– het SMART-project is herschreven nadat Frankrijk, een aantal maanden na de
financieringsbeslissing van de overheidsraad, de financiering wegens bezuinigingen had
stopgezet,
– MIRANDELA was klaar voor ondertekening, maar werd op het laatst gewijzigd met
betrekking tot de verantwoordelijke persoon die voor ondertekening bevoegd was;
20. stelt op basis van het jaarverslag vast dat sinds het begin van het programma tot en met eind
2010 de gemeenschappelijke onderneming meer dan 300 subsidiebetalingen heeft gedaan
voor in totaal 9 800 000 EUR; merkt op dat de gemeenschappelijke onderneming de situatie
van contracten en betalingen onaanvaardbaar vindt en heeft besloten actie te ondernemen
teneinde:
– er zeker van te zijn dat de bij het proces betrokken entiteiten bekend zijn met de
procedures,
– duidelijkheid te verschaffen over de volgorde van de handelingen en uitwisselingen die
plaats moeten vinden met de nationale financierende autoriteiten,
– de te nemen stappen te definiëren en de procedures te versnellen,
– de vooruitgang te volgen door nationale entiteiten te bezoeken om de stand van zaken na
te gaan of de procedures toe te lichten;
21. roept de gemeenschappelijke onderneming op aan de kwijtingsautoriteit het volgende over
te leggen:
– een bijgewerkt verslag over de actuele situatie met betrekking tot de projecten in het
kader van oproep 1 en 2 wat betreft de voortgang van de afwikkeling van contracten en
subsidiebetalingen,
295
– een evaluatieverslag over de genomen maatregelen teneinde het contracterings- en
betalingsproces te versnellen en over de gerealiseerde voortgang door de
tenuitvoerlegging ervan,
– een bijgewerkt verslag over de actuele situatie met betrekking tot de projecten in het
kader van oproep 3 zowel wat contracten als wat betalingen betreft;
Prestaties
22. maakt uit het jaarverslag op dat op 16 december 2010 het verslag van de Commissie over de
eerste tussentijdse beoordeling van de gezamenlijke technologie-initiatieven van ARTEMIS
en ENIAC is aangenomen;
23. onderstreept dat de tussentijdse beoordeling drie aanbevelingen voor de
gemeenschappelijke onderneming bevat:
– het probleem van ‘free riding’ oplossen; de gemeenschappelijke onderneming moet een
systeem uitwerken waarbij ieder niet-aangesloten begunstigde land een percentage van
zijn bijdrage aan de Unie betaalt als een vergoeding voor de kosten van de
gemeenschappelijke onderneming,
– het evaluatie- en selectieproces moet worden gewijzigd teneinde de portefeuille van
ondersteunde projecten en de strategische Europese doelstellingen van het programma
beter op elkaar af te stemmen,
– de lidstaten en de industrieverbonden moeten samenwerken teneinde procedés vast te
stellen waarbij mogelijke indieners in een vroeg stadium constructieve feedback krijgen
over hun vooruitzichten op ondersteuning;
verzoekt de gemeenschappelijke onderneming de kwijtingsautoriteit te informeren over de
ingevoerde maatregelen naar aanleiding van de resultaten van deze eerste tussentijdse
beoordeling;
24. stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming de onderbesteding van haar operationele
begroting als het belangrijkste knelpunt beschouwt om haar opdracht te kunnen uitvoeren;
stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming daarom in 2010 overging tot opstelling
van een lijst actiepunten die de situatie ten goede moeten keren, waaronder:
– de bevordering van het bepalen van strategisch relevante projecten,
– de identificatie van nationale programma’s die er voordeel mee zouden doen als ze in
een Europese context worden geplaatst,
– de betrokkenheid van extra nationale financierende entiteiten,
– de optimalisering van de financieringssplitsing tussen EUREKA-cluster CATRENE en
de gemeenschappelijke onderneming;
verzoekt de gemeenschappelijke onderneming de kwijtingsautoriteit te informeren over de
stand van de tenuitvoerlegging van deze actiepunten en over de behaalde resultaten;
25. neemt kennis van het voorstel van de Commissie tot vaststelling van het specifieke
296
programma tot uitvoering van "Horizon 2020" – het kaderprogramma voor onderzoek en
innovatie (2014-2020), waarbij de Commissie de mogelijkheid schept om ARTEMIS en
ENIAC te combineren tot één initiatief en om nieuwe gemeenschappelijke ondernemingen
op te richten in het kader van de aanpak van de ‘maatschappelijke uitdagingen’ die deel
uitmaken van Horizon 2020; verzoekt de Commissie de kwijtingsautoriteit hierover op de
hoogte te houden;
Ontbrekende gastheerschapsovereenkomst
26. herhaalt dat de gemeenschappelijke onderneming spoedig overeenkomstig Verordening
(EG) nr. 72/2008 een gastheerschapsovereenkomst met België moet sluiten betreffende
kantoorruimte, de voorrechten en immuniteiten en andere ondersteunende maatregelen van
Belgische zijde;
Horizontale opmerkingen over de gemeenschappelijke ondernemingen
27. wijst erop dat de Commissie tot dusver zeven gemeenschappelijke ondernemingen heeft
opgericht krachtens artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie; merkt op dat zes van deze gemeenschappelijke ondernemingen (IMI, ARTEMIS,
ENIAC, CLEAN SKY, FCH en ITER-F4E) zich met onderzoek bezighouden onder toezicht
van de directoraten-generaal RTD en INFSO van de Commissie en dat de zevende, die
belast is met de ontwikkeling van het nieuwe luchtverkeersleidingssysteem (SESAR), onder
DG MOVE valt;
28. merkt op dat het totale voor de gemeenschappelijke ondernemingen voor hun bestaansduur
benodigde bedrag begroot wordt op 21 793 000 000 EUR;
29. merkt op dat de totale voor de gemeenschappelijke ondernemingen voor hun bestaansduur
benodigde financiële bijdrage van de Unie begroot wordt op 11 489 000 000 EUR;
30. merkt op dat de totale bijdrage van de Unie aan de begroting van de gemeenschappelijke
ondernemingen in het begrotingsjaar 2010 505 000 000 EUR bedroeg;
31. verzoekt de Commissie de kwijtingsautoriteit jaarlijks geconsolideerde informatie te
verstrekken over de totale jaarlijkse financiering van de individuele gemeenschappelijke
ondernemingen uit de algemene begroting van de Unie, dit teneinde te zorgen voor
transparantie en duidelijkheid over de aanwending van de communautaire middelen en zo
mede het vertrouwen van de Europese belastingbetaler te herstellen;
32. is ingenomen met het initiatief van ARTEMIS om in haar jaarverslag informatie op te
nemen over het toezicht op en de analyse van lopende projecten; is van mening dat dit
goede voorbeeld gevolgd moet worden door de overige gemeenschappelijke
ondernemingen;
33. herinnert eraan dat gemeenschappelijke ondernemingen publiek-private partnerschappen
zijn en dat publieke en private belangen daardoor onderling vervlochten zijn; is van mening
dat onder die omstandigheden de kans op belangenconflicten niet mag worden
gebagatelliseerd, maar naar behoren dient te worden aangepakt; verzoekt de
gemeenschappelijke ondernemingen daarom de kwijtingsautoriteit mede te delen over
welke verificatiemechanismen hun organisaties beschikken om belangenconflicten te
voorkomen en zo nodig op te lossen;
297
34. merkt op dat, met de grote uitzondering van de gemeenschappelijke onderneming voor
ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, gemeenschappelijke ondernemingen relatief
klein en geografisch geconcentreerd zijn; is daarom van mening dat zij waar mogelijk hun
krachten dienen te bundelen;
35. verzoekt de Rekenkamer, in haar verslag over de jaarrekeningen van de gemeenschappelijke
ondernemingen voor het begrotingsjaar 2011, aan de kwijtingsautoriteit vervolginformatie
te verschaffen over de opmerkingen die de Rekenkamer voor elk van hen heeft gemaakt;
36. nodigt de Rekenkamer uit om het Parlement binnen een redelijk tijdsbestek een speciaal
verslag te doen toekomen over de meerwaarde die de oprichting van de gemeenschappelijke
ondernemingen heeft voor de goede uitvoering van de EU-programma's op het gebied van
onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie; merkt verder op dat in dit verslag
tevens moet worden geanalyseerd of bij de oprichting van de gemeenschappelijke
onderneming doeltreffend te werk is gegaan.
298
P7_TA-PROV(2012)0192
Kwijting 2010: Gemeenschappelijke onderneming brandstofcellen en
waterstof (FCH)
1.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming
brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0301/2011 –
2011/2242(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming
brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke
Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de
antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 - C7-0050/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad van 30 mei 2008 betreffende de
oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor de
uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief voor brandstofcellen en
waterstof3,
– gezien Verordening (EG) nr. 1183/2011 van de Raad van 14 november 2011 tot wijziging
van Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad van 30 mei 2008 betreffende de oprichting
van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof4,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen5, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0110/2012),
1 PB C 368 van 16.12.2011, blz. 40. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 153 van 12.6.2008, blz. 1. 4 PB L 302 van 19.11.2011, blz. 3. 5 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
299
1. verleent de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen
en waterstof kwijting voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke
onderneming voor het begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke
Onderneming brandstofcellen en waterstof, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en
te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
300
2.Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor
het begrotingsjaar 2010 (C7-0301/2011 – 2011/2242(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming
brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke
Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de
antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 - C7-0050/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad van 30 mei 2008 betreffende de
oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor de
uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief voor brandstofcellen en
waterstof3,
– gezien Verordening (EG) nr. 1183/2011 van de Raad van 14 november 2011 tot wijziging
van Verordening (EG) nr. 521/2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke
Onderneming brandstofcellen en waterstof4,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen5, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0110/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de Gemeenschappelijke
Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de
Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof, de Raad, de Commissie en
1 PB C 368 van 16.12.2011, blz. 40. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 153 van 12.6.2008, blz. 1. 4 PB L 302 van 19.11.2011, blz. 3. 5 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
301
de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese
Unie (serie L).
302
3.Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en
waterstof voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0301/2011 – 2011/2242(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Gemeenschappelijke Onderneming
brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Gemeenschappelijke
Onderneming brandstofcellen en waterstof voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de
antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 - C7-0050/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 521/2008 van de Raad van 30 mei 2008 betreffende de
oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof voor de
uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief voor brandstofcellen en
waterstof3,
– gezien Verordening (EG) nr. 1183/2011 van de Raad van 14 november 2011 tot wijziging
van Verordening (EG) nr. 521/2008 betreffende de oprichting van de Gemeenschappelijke
Onderneming brandstofcellen en waterstof4,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november
2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van
Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement
van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen5, en met name
artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0110/2012),
A. overwegende dat de Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof ("de
gemeenschappelijke onderneming") is opgericht in mei 2008 om tot en met 31 december
2017 ten behoeve van een snelle toepassing van brandstofcel- en waterstoftechnologieën te
1 PB C 368 van 16.12.2011, blz. 40. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 153 van 12.6.2008, blz. 1. 4 PB L 302 van 19.11.2011, blz. 3. 5 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
303
werken aan de ontwikkeling van markttoepassingen en op die manier bijkkomende
inspanningen van de industrie te vergemakkelijken;
B. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming slechts vanaf november 2010
financieel autonoom is beginnen te werken;
C. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar
2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
D. overwegende dat de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, en de
Europese Industriegroepering gezamenlijk technologie-initiatief brandstofcellen en
waterstof (industriegroepering) de oprichtende leden van de gemeenschappelijke
onderneming zijn;
E. overwegende dat de maximale EU-bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming
voor genoemde periode 470 000 000 EUR bedraagt, te betalen uit de begroting van het
zevende kaderprogramma voor onderzoek;
F. overwegende dat voor het begrotingsjaar 2010 de begroting van de gezamenlijke
onderneming 97 400 000 EUR bedroeg;
Budgettair en financieel beheer
1. maakt uit de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor het
begrotingsjaar 2010 op dat haar begroting tussen 1 januari 2010 en 14 november 2010
beheerd werd door DG RTD; stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming op 15
november 2010 autonoom werd;
2. stelt op basis van de definitieve jaarrekening vast dat de gezamenlijke onderneming in
2010 haar begroting tweemaal heeft gewijzigd; stelt met name vast dat:
− de eerste begrotingswijziging is uitgevoerd om de structuur van de begroting te doen
aansluiten op de behoeften van de gezamenlijke onderneming en om met het oog op
de latere autonomie van de gezamenlijke onderneming in 2010 de inkomsten te
herverdelen,
− met de tweede begrotingswijziging op verzoek van de Commissie twee
inkomstenposten zijn samengevoegd;
3. maakt uit de definitieve jaarrekening op dat de uitvoerend directeur in 2010 een drietal
begrotingsoverschrijvingen heeft verricht die in totaal 0,11% van de betalingskredieten
voor 2010 vertegenwoordigen;
4. leidt uit de definitieve jaarrekening af dat de begroting van de gezamenlijke onderneming
in 2010 een uitvoeringspercentage van de begroting van 99,01% had met betrekking tot
vastleggingskredieten en van 88,7% van de betalingskredieten; merkt in het bijzonder op
dat:
− de uitvoeringsgraad betreffende personeelskredieten, voornamelijk als gevolg
van vertragingen bij de aanwerving van werknemers, met respectievelijk 19,14%
en 13,63%, laag is,
304
− de uitvoeringsgraad voor betalingskredieten betreffende infrastructuur als gevolg
van de late autonomie van de gezamenlijke onderneming met 15,39% laag is;
verzoekt de gezamenlijke onderneming de kwijtingsautoriteit uit te leggen waarom de
vertragingen bij de aanwerving van werknemers hebben plaatsgevonden; dringt er
bovendien bij de gezamenlijke onderneming op aan de kwijtingsautoriteit mee te delen
welke maatregelen er getroffen zijn om de situatie te verhelpen en te zorgen voor een
hogere uitvoeringsgraad van haar begroting zowel betreffende vastleggingen als
betalingen;
5. merkt op dat alle operationele betalingen aan begunstigden in 2010 zijn uitgevoerd in de
laatste zes weken van dat jaar;
Interne-controlesystemen
6. roept de gemeenschappelijke onderneming en in het bijzonder haar rekenplichtige op om
overeenkomstig haar financieel reglement de onderliggende operationele processen te
formaliseren en valideren;
7. merkt op dat de Rekenkamer heeft vastgesteld dat het IT-beheer en de IT-processen
gezien de omvang en de doelstellingen van de gemeenschappelijke onderneming
volstaan; wijst er echter op dat de formalisering van haar beleid en procedures voor de
strategische plannings- en monitoringcyclus voor IT, van de classificatie van gegevens
overeenkomstig vertrouwelijkheids- en integriteitsvereisten, alsook van het
bedrijfscontinuïteitsplan en het rampherstelplan, niet ver genoeg is gevorderd; dringt er
bij de gemeenschappelijke onderneming op aan deze situatie aan te pakken en de
kwijtingsautoriteit een actueel verslag over deze kwestie te doen toekomen;
8. herhaalt dat de gemeenschappelijke onderneming opgericht is in mei 2008, maar pas in
november 2010 autonoom begon te werken; spreekt zijn bezorgdheid uit over het feit dat
de krachtens haar financiële regels vereiste en op de regels voor deelname van het
zevende kaderprogramma gebaseerde onderzoeksmethodologie voor de waardering van
bijdragen in natura nog altijd ontbreekt; maakte uit het antwoord van de
gemeenschappelijke onderneming op een vraag van de Rekenkamer op dat de
onderneming in het tweede kwartaal van 2011 een dergelijke methodologie ontworpen
heeft en dat deze in november 2011 ter goedkeuring is overlegd aan de raad van bestuur;
roept de gemeenschappelijke onderneming op om de kwijtingsautoriteit te informeren
over de meest recente ontwikkelingen ten aanzien van de goedkeuring en
tenuitvoerlegging van de methodologie;
Interne audit
9. neemt er kennis van dat de financiële regels van de gemeenschappelijke onderneming nog
niet dusdanig zijn gewijzigd met een bepaling die verwijst naar de bevoegdheden van de
interne controleur van de Commissie ten aanzien van de begroting als geheel;
10. merkt echter op dat de Commissie en de gemeenschappelijke onderneming maatregelen
hebben getroffen om te waarborgen dat de respectievelijke operationele taken van de
dienst Interne audit van de Commissie en de interne-auditfunctie van de
gemeenschappelijke onderneming duidelijk zijn omschreven;
305
Oproep tot het indienen van voorstellen en projectbeheer
11. maakt uit het jaarlijks activiteitenverslag van de gemeenschappelijke onderneming op dat
de gezamenlijke onderneming in 2009 de selectieprocedure voor de oproep tot het
indienen van voorstellen voor 2009 heeft afgerond middels de ondertekening van
subsidieovereenkomsten voor 28 projecten en dat in het kader daarvan reeds tegen het
einde van 2010 voor op één na alle projectconsortia de eerste betalingen verricht zijn;
12. stelt op basis van het jaarlijks activiteitenverslag vast dat de oproep tot het indienen van
voorstellen voor 2010 gepubliceerd is op 18 juni 2010 en dat de financiële bijdrage aan de
oproep van de gezamenlijke onderneming 89 100 000 EUR bedroeg; neemt nota van het
feit dat er vóór de deadline 71 voorstellen zijn ingediend waarvan 43 voldeden aan de
criteria en dat de desbetreffende contractonderhandelingen in 2011 zijn uitgevoerd;
13. verzoekt de gezamenlijke onderneming om de kwijtingsautoriteit:
− een actueel verslag over de huidige stand van zaken ten aanzien van de projecten
betreffende betalingen en voorlopige resultaten krachtens de oproepen tot het
indienen van voorstellen van 2009 te bezorgen,
− een actueel verslag te doen toekomen over de huidige stand van zaken ten
aanzien van de projecten betreffende de afsluiting van contracten als betalingen
krachtens de oproepen tot het indienen van voorstellen van 2010;
14. is ervan op de hoogte dat de oproep tot het indienen van voorstellen van 2010 is
beoordeeld door een team van 32 onafhankelijke deskundigen en een voorzitter en dat
twee onafhankelijke waarnemers erop hebben toegezien dat het beoordelingsproces op
een eerlijke, onpartijdige en vertrouwelijke wijze werd uitgevoerd; verzoekt de
gemeenschappelijke onderneming om de kwijtingsautoriteit mee te delen van welke
verificatiemechanismen zij gebruikmaakt om erop toe te zien dat de deskundigen en
waarnemers volledig onafhankelijk zijn en aldus het risico op belangenverstrengelingen
tijdens de beoordeling van offertes tot een minimum te beperken;
Geen gastheerschapsovereenkomst
15. herhaalt dat de gemeenschappelijke onderneming spoedig overeenkomstig Verordening
(EG) nr. 521/2008 een gastheerschapsovereenkomst met België dient te sluiten
betreffende kantoorruimte, voorrechten en immuniteiten en andere ondersteunende
maatregelen die door België aan de gemeenschappelijke onderneming worden verstrekt;
Horizontale opmerkingen over de gemeenschappelijke ondernemingen
16. onderstreept dat er tot dusver zeven gemeenschappelijke ondernemingen zijn opgericht
door de Commissie krachtens artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie; merkt op dat zes van deze gemeenschappelijke ondernemingen (IMI,
ARTEMIS, ENIAC, CLEAN SKY, FCH en ITER-F4E) actief zijn op het gebied van
onderzoek en onder de DG's RTD en INFSO van de Commissie vallen en de zevende
belast is met de ontwikkeling van het nieuwe luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR)
en - omdat zij actief is op het gebied van vervoer - onder DG MOVE valt;
306
17. merkt op dat het indicatieve totaal aan hulpbronnen dat nodig werd geacht voor de
gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaansduur 21 793 000 000
bedraagt;
18. merkt op dat de volledige bijdrage van de Unie die nodig werd geacht voor de
gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaansduur 11 489 000 000 EUR
bedraagt;
19. merkt op dat in het begrotingsjaar 2010 de volledige bijdrage van de Unie aan de
begroting van de gemeenschappelijke ondernemingen 505 000 000 EUR bedroeg;
20. verzoekt de Commissie de kwijtingsautoriteit jaarlijks geconsolideerde informatie te
verstrekken over de totale jaarlijkse financiering van de individuele gemeenschappelijke
ondernemingen uit de algemene begroting van de Unie, dit teneinde te zorgen voor
transparantie en duidelijkheid over de aanwending van de middelen van de Unie en zo
mede het vertrouwen van de Europese belastingbetaler in dit opzicht te herstellen;
21. is ingenomen met het initiatief van ARTEMIS om in haar jaarlijks activiteitenverslag
informatie op te nemen over het toezicht op en de analyse van lopende projecten; is van
mening dat dit goede voorbeeld gevolgd moet worden door de overige
gemeenschappelijke ondernemingen;
22. wijst erop dat gemeenschappelijke ondernemingen publiek-private partnerschappen zijn
en dat dientengevolge publieke en private belangen met elkaar verweven zijn; is van
mening dat onder deze omstandigheden de kans op belangenconflicten niet moet worden
onderschat maar op een juiste manier moet worden aangepakt; roept daarom de
gemeenschappelijke ondernemingen op de kwijtingsautoriteit te informeren over de in
hun structuur aanwezige verificatiemechanismen die tot taak hebben een goed beheer te
waarborgen en belangenconflicten te voorkomen;
23. merkt op dat met grote uitzondering van de gemeenschappelijke onderneming voor ITER
en de ontwikkeling van fusie-energie gemeenschappelijke ondernemingen relatief kleine
structuren zijn en geografisch begrensd zijn; is daarom van mening dat zij waar mogelijk
hun krachten dienen te bundelen;
24. verzoekt de Rekenkamer de kwijtingsautoriteit te informeren over haar opmerkingen over
iedere gemeenschappelijke onderneming in de respectievelijke verslagen over de
jaarrekening voor het begrotingsjaar 2011;
25. verzoekt de Rekenkamer binnen een redelijke termijn een speciaal verslag op te stellen
voor het Parlement over de toegevoegde waarde van het bestaan van de
gemeenschappelijke ondernemingen voor de doeltreffende uitvoering van de EU-
programma's op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie;
merkt verder op dat dit verslag tevens een analyse dient te omvatten van de
doeltreffendheid van de oprichting van de gemeenschappelijke ondernemingen.
307
P7_TA-PROV(2012)0193
Kwijting 2010: Initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (IMI)
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming inzake
innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0300/2011 –
2011/2241(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor de
uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake innovatieve
geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke
onderneming inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld
van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 - C7-0050/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2 en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 73/2008 van de Raad van 20 december 2007 tot oprichting van
de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-
initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen3, en met name artikel 11, lid 4,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0108/2012),
1. verleent de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming voor de
uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake innovatieve
geneesmiddelen voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke
onderneming voor het begrotingsjaar 2010;
1 PB C 368 van 16.12.2011, blz 17. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 30 van 4.2.2008, blz. 38. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
308
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daar een integraal onderdeel van
uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur gemeenschappelijke onderneming
voor de uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake innovatieve
geneesmiddelen, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie
ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
309
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het
gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0300/2011 – 2011/2241(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor de
uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake innovatieve
geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke
onderneming inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld
van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 - C7-0050/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 73/2008 van de Raad van 20 december 2007 tot oprichting van
de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-
initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen,3 en met name artikel 11, lid 4,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen1,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0108/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de gemeenschappelijke
onderneming voor de uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake
innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de
gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gemeenschappelijke
technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen, de Raad, de Commissie en de
Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie
(serie L).
1 PB C 368 van 16.12.2011, blz 17. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 30 van 4.2.2008, blz. 38.
310
3.Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering
van het gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen voor
het begrotingsjaar 2010 (C7-0300/2011 – 2011/2241(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor de
uitvoering van het gemeenschappelijke technologie-initiatief inzake innovatieve
geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke
onderneming inzake innovatieve geneesmiddelen voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld
van de antwoorden van de gemeenschappelijke onderneming2,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 - C7-0050/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen3, en met name artikel 185,
– gezien Verordening (EG) nr. 73/2008 van de Raad van 20 december 2007 tot oprichting van
de gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijk technologie-
initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen4, en met name artikel 11, lid 4,
– gezien het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming voor de
uitvoering van het gezamenlijk technologie-initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen,
dat bij besluit van haar raad van bestuur van 2 februari 2009 is goedgekeurd,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen5,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0108/2012),
A. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming inzake innovatieve geneesmiddelen
("de gemeenschappelijke onderneming") in december 2007 voor een periode van tien jaar is
1 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. 2 PB C 368 van 16.12.2011, blz 17. 3 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 4 PB L 30 van 4.2.2008, blz. 38. 5 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
311
opgericht teneinde de efficiëntie en effectiviteit van het ontwikkelingsproces van
geneesmiddelen aanzienlijk te verbeteren, opdat de farmaceutische sector op de lange
termijn doeltreffender en veiliger innovatieve geneesmiddelen ontwikkelt;
B. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming op 16 november 2009 autonoom is
beginnen te werken;
C. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar
2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
D. overwegende dat de maximale EU-bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming over
de periode van tien jaar 1 000 000 000 EUR bedraagt, te betalen uit de begroting van het
zevende kaderprogramma voor onderzoek;
E. dat de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010
107 150 584 EUR bedroeg;
Budgettair en financieel beheer
1. constateert met bezorgdheid dat de raad van bestuur de begroting van de
gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010 en het uitvoeringsplan
daarvan pas op 16 maart 2010 heeft vastgesteld en dat de gemeenschappelijke
onderneming zich gedurende het hele eerste kwartaal van het jaar gedwongen zag om
voor de uitvoering van betalingen gebruik te maken van de begrotingsregel van de
voorlopige twaalfden;
2. is bezorgd over het feit dat de leden van de gemeenschappelijke onderneming er niet in
zijn geslaagd om tijdig tot overeenstemming te komen over de in het jaarlijkse
uitvoeringsplan op te nemen wetenschappelijke prioriteiten en dat daardoor de oproep tot
het indienen van voorstellen voor 2010 pas geplaatst werd op 22 oktober 2010;
3. erkent dat de uiteindelijke begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor 2010
vastleggingskredieten ter waarde van 107 150 584 EUR en betalingskredieten ter waarde
van 29 009 840 EUR bevatte; stelt vast dat de beschikbare vastleggings- en
betalingskredieten respectievelijk slechts 6 procent en 35 procent bedroegen;
4. is bezorgd over de lage uitvoeringsgraad van de begroting en over de achterliggende
activiteiten van de gemeenschappelijke onderneming; onderstreept dat het kassaldo aan
het einde van het jaar 70 731 612,03 EUR bedroeg, oftewel 65 procent van de voor 2010
beschikbare betalingskredieten;
5. stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming de lage uitvoeringsgraad van de
vastleggings- en betalingskredieten en het hoge kassaldo verklaard heeft met de volgende
elementen:
− de vertraging bij de vaststelling van de wetenschappelijke prioriteiten van de
gemeenschappelijke onderneming en de vertraging bij de vaststelling van de in de
oproep tot het indienen van voorstellen op te nemen onderwerpen, alsmede het feit
dat daardoor de publicatie van de oproep en het daarmee samenhangende
beoordelings- en selectieproces eveneens vertraging hadden opgelopen;
312
− het feit dat de voorfinancieringsbetalingen aan succesvolle Call 3-
samenwerkingsprojecten als gevolg van de vertragingen binnen de geselecteerde
consortia en de daardoor vertraagde ondertekening van subsidie-overeenkomsten
pas verricht zijn in 2011 en niet zoals oorspronkelijk begroot in 2010;
roept de gemeenschappelijke onderneming en haar leden desalniettemin op alle
benodigde maatregelen te treffen rond te komen tot een tijdige vaststelling van de
wetenschappelijke prioriteiten en de in oproepen tot het indienen van voorstellen op te
nemen onderwerpen, opdat in de komende financiële jaren de begroting wel in evenwicht
is;
Bepaling waarde bijdragen in natura
6. herinnert eraan dat de gemeenschappelijke onderneming in december 2007 is opgericht en
in november 2009 autonoom begon te functioneren; uit zijn diepe bezorgdheid over het
feit dat de raad van bestuur de methodologie ter beoordeling van bijdragen in natura zoals
die overeenkomstig de financiële regels van de onderneming vastgelegd dient te worden
in de interne regels en procedures van de gemeenschappelijke onderneming, nog niet
heeft goedgekeurd en dat de leden van de gemeenschappelijke onderneming die zijn
aangesloten bij de European Federation of Pharmaceutical Industries and Associations
(EFPIA) niet in staat waren om overeenkomstig de subsidieovereenkomsten te
rapporteren over de tijdens de eerste rapportageperiode gemaakte kosten;
7. stelt op basis van de reactie van de gemeenschappelijke onderneming vast dat de aan de
gemeenschappelijke onderneming deelnemende EFPIA-leden momenteel met elkaar in
gesprek zijn over de voor de beoordeling van bijdragen in natura te hanteren
methodologie en dat er na goedkeuring van de herziene modelsubsidieovereenkomst
individuele verslagen zullen worden ingediend over de bijdrage in natura; verzoekt de
gemeenschappelijke onderneming en haar raad van bestuur dringend om de
kwijtingverlenende autoriteit van deze kwestie op de hoogte te houden;
Aanbestedingsprocedures
8. stelt op basis van het jaarlijks activiteitenverslag van de gemeenschappelijke
onderneming vast dat de onderneming in 2010 de "IMI-richtsnoeren voor procedures voor
opdrachten met een lage waarde" heeft vastgesteld met als doel te zorgen voor naleving
van de Algemene handleiding voor openbare aanbestedingen van de Europese Commissie
en aan te sluiten op de drempelwaarden voor openbare aanbestedingen in haar financiële
regels voor aanbestedingsprocedures;
9. stelt verder vast dat de gemeenschappelijke onderneming in 2010 tevens twee procedures
voor opdrachten met een hoge waarde heeft uitgevoerd, en wel voor de IT-infrastructuur
en de controle achteraf, die zijn uitgemond in kaderovereenkomsten die gepubliceerd zijn
een het Publicatieblad; benadrukt dat deze procedures gezamenlijk met andere
gemeenschappelijke ondernemingen zijn opgestart; vindt het initiatief van de
gemeenschappelijke onderneming om gemeenschappelijke aanbestedingsprocedures op te
stellen interessant; is ervan overtuigd dat de gemeenschappelijke ondernemingen op deze
manier schaalvoordelen zullen kunnen realiseren en geld van de belastingbetaler zullen
kunnen besparen; spoort de gemeenschappelijke ondernemingen dan ook aan om zo vaak
mogelijk gebruik te maken van gemeenschappelijke aanbestedingsprocedures;
313
10. stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming procedures voor opdrachten met een
lage waarde heeft opgestart ten behoeve van de ontwikkeling van zijn website, de
organisatie van communicatie-evenementen gedurende het jaar alsook ten behoeve van de
aankoop van kantoormeubilair voor de nieuwe kantoorruimte;
11. merkt op dat de gemeenschappelijke onderneming op basis van haar juridische
verplichtingen een overzicht van de toegekende contracten geplaatst heeft op haar
website; stelt vast dat het overzicht alle sinds de oprichting van de gemeenschappelijke
onderneming op 31 oktober 2010 toegekende contracten weergeeft; verzoekt de
gemeenschappelijke onderneming om haar overzicht van toegekende contracten op
gezette tijden te actualiseren;
Oproep tot het indienen van voorstellen en projectbeheer
12. herinnert eraan dat de gemeenschappelijke onderneming op 22 oktober 2010 een derde
oproep tot het indienen van voorstellen gepubliceerd heeft;
13. neemt kennis van het feit dat de gemeenschappelijke onderneming in 2010 het
onderhandelingsproces voor de tweede oproep tot het indienen van voorstellen heeft
afgerond en zij een aanvang heeft genomen met de ontvangst en betaling van de
kostendeclaraties van begunstigden die deelnamen aan projecten krachtens de eerste door
de Commissie in april 2008 gepubliceerde oproep tot het indienen van voorstellen;
14. stelt op basis van het jaarlijkse activiteitenverslag van de gemeenschappelijke
onderneming vast dat er onafhankelijke deskundigen zitting hadden in de evaluatiepanels
voor de tweede oproep tot het indienen van voorstellen, zij het met uitzondering van de
definitieve beoordeling en zonder te zijn voorzien van stemrechten, alsmede dat het
uitvoerend bureau van de gemeenschappelijke onderneming onafhankelijke waarnemers
heeft uitgenodigd bij het in twee fasen verlopende beoordelingsproces; verzoekt de
gemeenschappelijke onderneming om de kwijtingverlenende autoriteit inlichtingen te
verschaffen over de verificatiemechanismen die zij hanteert om ervoor te zorgen
deskundigen en waarnemers volledig onafhankelijkheid zijn, om op die manier het risico
op belangenconflicten bij de beoordeling van offertes tot een minimum te beperken;
15. stelt op basis van het jaarlijkse activiteitenverslag vast dat de onafhankelijke waarnemers
voor elke fase van het beoordelingsproces een verslag dienen op te stellen, stelt tevens
vast dat er op basis van het in september 2010 door de onafhankelijke waarnemers
uitgebrachte verslag over beoordelingsfase 2 een actieplan is opgesteld en dat het
uitvoerend bureau van de gemeenschappelijke onderneming deze maatregelen nu bij de
derde oproep tot het indienen van voorstellen ten uitvoer legt; verzoekt de
gemeenschappelijke onderneming om de kwijtingverlenende autoriteit inlichtingen te
verstrekken over de vorderingen van de tenuitvoerlegging van alle individuele in het
actieplan opgenomen maatregelen;
16. bevestigt dat de gemeenschappelijke onderneming haar operationele processen heeft
uitgebreid met een aantal uitvoeringsmaatregelen teneinde belangenconflicten te
vermijden; stelt in het bijzonder vast dat bij de activiteiten van de gemeenschappelijke
onderneming betrokken personen dienen te voldoen aan welomschreven en bindende
voorschriften; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om een actieplan op te
stellen met concrete maatregelen en deadlines teneinde belangenconflicten te voorkomen
314
en de transparantie te vergroten alsook om dit actieplan te doen toekomen aan de
kwijtingverlenende autoriteit;
Internecontrolesystemen
17. verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om haar systemen voor interne controle en
financiële informatie volledig operationeel te maken; verzoekt de gemeenschappelijke
onderneming in het bijzonder om belangrijke elementen van haar
internecontrolessystemen als de boekhoudprocedures en de beheersingsmaatregelen in
verband met de sluiting van rekeningen en de waardering en meting van de operationele
uitgaven, nader te omschrijven en te documenteren;
18. verzoekt de gemeenschappelijke onderneming en haar rekenplichtige in het bijzonder
bovendien om overeenkomstig de financiële regelingen de onderliggende operationele
processen binnen afzienbare tijd te formaliseren en valideren; neemt kennis van de reactie
van de gemeenschappelijke onderneming dat de validatie van de onderliggende
operationele processen ter ondersteuning van het boekhoudkundig systeem in juni 2011 is
afgerond; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om de kwijtingverlenende
autoriteit tekst en uitleg te geven over deze vertraging;
19. neemt kennis van de vaststelling van de Rekenkamer dat het IT-beheer en de IT-
processen gezien de omvang en de doelstellingen van de gemeenschappelijke
onderneming volstaan; wijst erop dat de formalisering van beleid en procedures op het
vlak van de strategische plannings- en monitoringscyclus voor IT, van het
bedrijfscontinuïteitsplan en het rampherstelplan evenwel achterloopt; verzoekt de
gemeenschappelijke onderneming om een actieplan te ontwikkelen met concrete
maatregelen en deadlines teneinde de formalisering van beleid en procedures op
voornoemd vlak te versnellen, alsmede om de kwijtingverlenende autoriteit verslag uit te
brengen over de geboekte vooruitgang;
20. wijst erop dat de strategie van de gemeenschappelijke onderneming voor controle achteraf
middels een besluit van haar raad van bestuur van 14 december 2010 is goedgekeurd;
verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om de strategie onverwijld ten uitvoer te
leggen met behulp van controles ter plaatse en financiële controles onder deelnemers aan
de door de gemeenschappelijke onderneming gefinancierde onderzoeksactiviteiten,
alsook om de kwijtingverlenende autoriteit een jaarverslag te doen toekomen van de hand
van haar uitvoerend directeur met daarin de conclusies van dergelijke controles alsook de
naar aanleiding daarvan opgestelde aanbevelingen en opgelegde financiële correcties;
Interne audit
21. neemt kennis van het feit dat de financiële regelingen van de gemeenschappelijke
onderneming nog niet dusdanig gewijzigd zijn dat daar nu tevens een bepaling in staat die
verwijst naar de bevoegdheden van de interne controleur van de Commissie ten aanzien
van de algemene begroting als geheel;
22. stelt evenwel vast dat de Commissie en de gemeenschappelijke onderneming maatregelen
getroffen hebben om te waarborgen dat de respectievelijke operationele taken van de
dienst Interne audit van de Commissie en de interne-auditfunctie van de
gemeenschappelijke onderneming duidelijk zijn omschreven;
315
23. neemt nota van de toelichting van de gemeenschappelijke onderneming dat de noodzaak
tot nadere opheldering van de rol van de dienst Interne audit in de financiële regelgeving
van de gemeenschappelijke onderneming geanalyseerd zal worden na afronding van de
huidige herziening van de financiële kaderregeling;
24. leidt uit het jaarlijkse activiteitenverslag van de gemeenschappelijke onderneming over
2010 af dat zij in november 2010 haar eigen internecontrolefunctie (IAC) tot stand heeft
gebracht;
25. stelt op basis van het antwoord van de gemeenschappelijke onderneming aan de
Rekenkamer vast dat de bevoegdheden van de internecontrolefunctie van de
gemeenschappelijke onderneming (IAC) en de dienst Interne audit (IAS) zijn opgehelderd
middels de goedkeuring van de interne handvesten voor boekhoudkundige controle door
IAC en IAS in maart 2011; neemt tevens kennis van het feit dat er momenteel gewerkt
wordt aan een plan voor gecoördineerde strategische controles voor de periode 2012 t/m
2014 teneinde het effect van de geplande controles te optimaliseren en mogelijke
overlappingen tussen de controlewerkzaamheden van de IAS en de IAC tot een minimum
te beperken; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om die reden om de
kwijtingverlenende autoriteit inlichtingen te verschaffen over het stadium waarin de
voorbereidingen en de tenuitvoerlegging van dit plan zich nu bevinden;
Prestaties
26. stelt vast dat de Commissie opdracht heeft gegeven voor een tussentijds onderzoek
overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EU) nr. 73/2008 tot oprichting van de
gemeenschappelijke onderneming en dat het onderzoek zich heeft toegespitst op de
kwaliteit, de doeltreffendheid en de bijdrage van de gemeenschappelijke onderneming aan
de verwezenlijking van de gestelde doelen;
27. stelt vast dat het tussentijds onderzoek een aantal tekortkomingen aan het licht heeft
gebracht:
− niet optimaal werkende interne controlestructuren,
− een gebrek aan proactieve communicatieactiviteiten,
− onvoldoende benutting van het adviesgevend potentieel van een aantal betrokken
partijen;,
− een onvoldoende aantal prestatiekernindicatoren alsmede onvoldoende gebruik van de
wel aanwezige indicatoren ten aanzien van de risico's die de gemeenschappelijke
onderneming loopt, waardoor de output van het hele initiatief niet erg helder is;
stelt vast dat het tussentijdse onderzoek in december 2010 is afgerond en dat daar zeven
aanbevelingen uit zijn voortgekomen; neemt nota van het feit dat de gemeenschappelijke
onderneming heeft toegezegd de conclusies van het tussentijdse onderzoek ter harte te
nemen en ten uitvoer te leggen;
28. verzoekt de gemeenschappelijke onderneming om die redenen om de kwijtingverlenende
autoriteit mee te delen voor wanneer er welke maatregelen getroffen zijn teneinde de
aanbevelingen van het tussentijds onderzoek ten uitvoer te leggen, en om de
316
kwijtingverlenende autoriteit op gezette tijden actuele informatie te verschaffen over de
geboekte vooruitgang;
Geen gastheerschapsovereenkomst
29. herhaalt dat de gemeenschappelijke onderneming spoedig overeenkomstig Verordening
(EG) nr. 73/2008 een gastheerschapsovereenkomst met België dient te sluiten betreffende
kantoorruimte, voorrechten en immuniteiten en andere ondersteunende maatregelen die
door België aan de gemeenschappelijke onderneming worden verstrekt;
Horizontale op- en aanmerkingen over de gemeenschappelijke ondernemingen
30. wijst erop dat de Commissie tot nog toe zeven gemeenschappelijke ondernemingen heeft
opgericht krachtens artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie; merkt op dat zes van deze gemeenschappelijke ondernemingen (IMI, ARTEMIS,
ENIAC, CLEAN SKY, FCH en ITER-F4E) actief zijn op het gebied van onderzoek en
onder de directoraten-generaal van de Commissie RTD en INFSO vallen en de zevende
belast is met de ontwikkeling van het nieuwe luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR)
die – omdat zij actief is op het gebied van vervoer – onder DG MOVE valt;
31. merkt op dat het totale voor de gemeenschappelijke ondernemingen voor hun
bestaansduur benodigde bedrag begroot wordt op 21 793 000 000 EUR;
32. merkt op dat de totale voor de gemeenschappelijke ondernemingen voor hun bestaansduur
benodigde financiële bijdrage van de Unie begroot wordt op 11 489 000 000 EUR;
33. merkt op dat de totale bijdrage van de Unie aan de begroting van de gemeenschappelijke
ondernemingen in het financiële jaar 2010 505 000 000 EUR bedroeg;
34. verzoekt de Commissie om de kwijtingverlenende autoriteit jaarlijks geconsolideerde
informatie te verstrekken over de totale jaarlijkse financiering van de individuele
gemeenschappelijke ondernemingen uit de algemene begroting van de Unie, dit teneinde
te zorgen voor transparantie en duidelijkheid over de aanwending van de communautaire
middelen en zo mede het vertrouwen van de Europese belastingbetaler te herstellen;
35. is ingenomen met het initiatief van ARTEMIS om in haar jaarlijkse activiteitenverslag
informatie op te nemen over het toezicht op en de analyse van lopende projecten; is van
mening dat dit goede voorbeeld gevolgd moet worden door de overige
gemeenschappelijke ondernemingen;
36. herinnert eraan dat gemeenschappelijke ondernemingen publiek-private partnerschappen
zijn en dat publieke en private belangen daardoor onderling vervlochten zijn; is van
mening dat onder die omstandigheden de waarschijnlijkheid van belangenconflicten niet
mag worden gebagatelliseerd, maar naar behoren dient te worden aangepakt; verzoekt de
gemeenschappelijke ondernemingen om die reden de kwijtingverlenende autoriteit mede
te delen over welke verificatiemechanismen hun organisaties beschikken om
belangenconflicten te voorkomen en zo nodig op te lossen;
37. merkt op dat met de grote uitzondering van de gemeenschappelijke onderneming voor
ITER en de ontwikkeling van fusie-energie gemeenschappelijke ondernemingen relatief
317
klein zijn en geografisch geconcentreerd; is daarom van mening dat zij waar mogelijk hun
krachten dienen te bundelen;
38. verzoekt de Rekenkamer om de kwijtingverlenende autoriteit verslag uit te brengen over
haar kanttekeningen bij de jaarverslagen van de verschillende gemeenschappelijke
ondernemingen voor het financiële jaar 2011;
39. verzoekt de Rekenkamer om binnen een redelijk tijdsbestek het Parlement een speciaal
verslag te doen toekomen over de toegevoegde waarde van het bestaan van de
gemeenschappelijke ondernemingen voor de doeltreffende uitvoering van de EU-
programma's op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie;
merkt verder op dat dit verslag tevens een analyse dient te omvatten van de
doeltreffendheid van de activiteiten van de gemeenschappelijke ondernemingen.
318
P7_TA-PROV(2012)0194
Kwijting 2010: Gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de
ontwikkeling van fusie-energie
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de
ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0296/2011 –
2011/2237(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor
ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese
gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het
begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke
onderneming1,
– gezien de conclusies van de gemeenschappelijke delegatie van het Europees Parlement van
de Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole voor ITER in Cadarache van
16-18 mei 2011,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Beschikking 2007/198/Euratom van de Raad van 27 maart 2007 tot oprichting van
de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-
energie van gunsten daaraan3, en met name artikel 5,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0113/2012),
1 PB C 368 van 16.12.2011, blz. 24. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 90 van 30.3.2007, blz. 58. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
319
1. verleent de directeur van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de
ontwikkeling van fusie-energie kwijting voor de uitvoering van de begroting van de
gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in bijgaande resolutie;
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de directeur van de Europese gemeenschappelijke
onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, de Raad, de Commissie en
de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese
Unie (serie L).
320
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de
ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0296/2011 –
2011/2237(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor
ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese
gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het
begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke
onderneming1,
– gezien de conclusies van de gemeenschappelijke delegatie van het Europees Parlement van
de Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole voor ITER in Cadarache van
16-18 mei 2011,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Beschikking 2007/198/Euratom van de Raad van 27 maart 2007 tot oprichting van
de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-
energie van gunsten daaraan3, en met name artikel 5,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0113/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de Europese
gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het
begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de directeur van de Europese
1 PB C 368 van 16.12.2011, blz. 24. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 90 van 30.3.2007, blz. 58. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
321
gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, de
Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en te zorgen voor publicatie ervan in het
Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
322
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor
ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0296/2011 –
2011/2237(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor
ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese
gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie voor het
begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de gemeenschappelijke
onderneming1,
– gezien de conclusies van de gemeenschappelijke delegatie van het Europees Parlement van
de Begrotingscommissie en de Commissie begrotingscontrole voor ITER in Cadarache van
16-18 mei 2011,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen2, en met name artikel 185,
– gezien Beschikking 2007/198/Euratom van de Raad van 27 maart 2007 tot oprichting van
de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-
energie van gunsten daaraan3, en met name artikel 5,
– gezien het financieel reglement van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor
ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, door de raad van bestuur van de onderneming
vastgesteld op 22 oktober 2007 (hierna "financieel reglement ITER"),
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen4,
en met name artikel 94,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A7-0113/2012),
1 PB C 368 van 16.12.2011, blz. 24. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 90 van 30.3.2007, blz. 58. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
323
A. overwegende dat de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de
ontwikkeling van fusie-energie ("de gemeenschappelijke onderneming") in maart 2007
werd opgericht voor een periode van 35 jaar;
B. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende
verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
C. overwegende dat het financieel reglement ITER gebaseerd is op de financiële kaderregeling,
die onlangs is aangepast om deze in overeenstemming te brengen met de wijzigingen die in
het algemeen Financieel Reglement zijn aangebracht;
D. overwegende dat de Rekenkamer op 9 oktober 2008 advies nr. 4/2008 heeft uitgebracht
inzake het financieel reglement ITER;
E. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming in maart 2008 autonoom begon te
werken;
F. overwegende dat ten tijde van de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming het
indicatieve totaal aan hulpbronnen dat voor de periode 2007-2014 nodig werd geacht,
9 653 000 000 EUR bedroeg;
G. overwegende dat de definitieve begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het
begrotingsjaar 2010 vastleggingskredieten ten belope van 444 100 000 EUR en
betalingskredieten ten bedrage van 241 700 000 EUR bevatte;
Budgettair en financieel beheer
1. merkt op dat de raad van bestuur in januari 2010 het aftreden van de eerste directeur van de
gemeenschappelijke onderneming heeft aanvaard;
2. stelt bezorgd vast dat de Rekenkamer heeft gewezen op de noodzaak om de hulpbronnen
voor het ITER-project aanzienlijk te vergroten ten opzichte van het indicatieve totaal aan
hulpbronnen dat nodig werd geacht voor de periode 2007-2014;
3. merkt op dat de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het begrotingsjaar
2010 aanvankelijk werd goedgekeurd voor het totale bedrag ten belope van 447 440 000
EUR aan vastleggingskredieten en 254 900 000 EUR aan betalingskredieten; maakt uit de
definitieve rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming op dat haar begroting voor
2010 tweemaal is gewijzigd; erkent met name dat de twee gewijzigde begrotingen vier
doelen dienden:
– het met 3 300 000 EUR verminderen van de administratieve bijdrage van het Euratom
ten einde de aanvankelijke begroting van de gemeenschappelijke onderneming volledig
in overeenstemming te brengen met de algemene begroting van de Unie voor 2010,
– het bijwerken van de bijdrage van de gastlanden voor het ITER: er is een debetnota ten
belope van 13 600 000 EUR gestuurd voor het volledige in de begroting opgenomen
bedrag bestemd voor het betalen van de Franse bijdrage voor 2010; gebaseerd op een
reële betalingsprognose is in 2010 8 000 000 EUR geïnd,
– het bijwerken van de lidmaatschapbijdrages: de gemeenschappelijke onderneming heeft
324
een aanvulling op de lidmaatschapsbijdrages voor 2009 ontvangen, maar Italië en
Hongarije hebben hun bijdrages voor de begroting van 2010 niet betaald, ondanks
herhaalde herinneringen,
– het opnemen van andere aanvullende ontvangsten afkomstig van de bankrente over de
Franse bijdrage (104 506,54 EUR), de rente over de "lopende rekening" (34 629,49
EUR) en de vergoeding van het vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie
(1 389,00);
4. neemt nota van de opmerkingen van de gemeenschappelijke onderneming die aangeven dat
zij 99,9 % van haar begroting voor 2010 heeft uitgevoerd voor wat betreft de
vastleggingskredieten; uit echter zijn bezorgdheid over de vertraging bij de uitvoering van
activiteiten wat ertoe heeft geleid dat de uitvoeringsgraad van de betalingskredieten slechts
63,4 % bedraagt;
5. stelt met bezorgdheid vast dat de overdrachten afkomstig van 2009 voor
vastleggingskredieten 106 800 000 EUR en voor betalingskredieten 52 200 000 EUR
bedroegen en dat deze kredieten hoofdzakelijk toegerekende baten zijn van het ITER-
gastland en aan de ITER-constructie zijn toegewezen;
6. constateert op basis van de definitieve rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming
dat de in 2010 geannuleerde vastleggings- en betalingskredieten voor administratieve
uitgaven 1 090 550,73 EUR bedroegen, en de geannuleerde betalingskredieten voor
beleidsuitgaven 50 713 452,82 EUR bedroegen;
7. wijst met bezorgdheid op het hoge kassaldo dat aan het eind van het jaar 78 800 000 EUR
beliep, wat 26,8 % vertegenwoordigt van de beschikbare betalingskredieten in 2010;
Overheidsopdrachten en subsidies
8. constateert op basis van het jaarverslag van de gemeenschappelijke onderneming dat er in
2010 in totaal 44 overheidsopdrachten werden gegund met een totale waarde van
826 000 000 EUR; constateert met name dat er 42 operationele overheidsopdrachten werden
uitgeschreven, 43 aanbestedingsevaluaties werden opgesteld en 43 aanbestedingscontracten
werden getekend; stelt op basis van voorgenoemd verslag ook vast dat de
gemeenschappelijke onderneming in 2010 in totaal vijf administratieve
aanbestedingscontracten heeft uitgeschreven, zeven administratieve
aanbestedingscontracten heeft gegund voor een totale waarde van 6 000 000 EUR en zes
aanbestedingscontracten heeft getekend;
9. stelt vast dat voor het begrotingsjaar 2010 in totaal 16 subsidieprocedures werden
uitgeschreven, 21 evaluaties werden voltooid, 23 overeenkomsten werden geplaatst en 29
overeenkomsten werden getekend;
10. erkent dat de Rekenkamer in een steekproef negen aanbestedings- en zes
subsidieprocedures heeft getest; is bezorgd over het feit dat van de negen gecontroleerde
aanbestedingsprocedures er drie slechts één aanbieding hebben gekregen; is bovendien
bezorgd over het feit dat er voor de subsidies gemiddeld één voorstel per aanvraag werd
ingediend; roept de gemeenschappelijke onderneming op om een actieplan te ontwikkelen
waarin concrete maatregelen en deadlines komen te staan om de concurrentie te bevorderen
en om bij het opstellen, publiceren en evalueren van de aanvragen en bij het beheer van de
325
contracten het beginsel van de hoogste economische rendabiliteit te hanteren;
11. merkt op dat de controlemaatregelen die de gemeenschappelijke onderneming toepast,
voordat betalingen in het kader van subsidieovereenkomsten worden verricht, niet
voldoende worden gedocumenteerd om zekerheid te verschaffen over de naleving van de
financiële voorschriften en de subsidiabilieit van de onderliggende kosten; onderstreept dat
de interne controleur van de gemeenschappelijke onderneming ook heeft geconstateerd dat
de aanpak om betalingen voor kostendeclaraties vooraf te controleren niet effectief is en niet
goed is opgezet om kostendeclaraties af te handelen; verzoekt de gemeenschappelijke
onderneming de nodige maatregelen te nemen om de controle voorafgaand aan het
verrichten van betalingen te versterken en om de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden
van deze kwestie;
12. merkt op dat de lijst van begunstigden van de contracten en subsidies niet openbaar is
gemaakt op de website van de gemeenschappelijke onderneming en is bezorgd over dit
gebrek aan transparantie; roept derhalve de gemeenschappelijke onderneming op om het
voorbeeld van de gemeenschappelijke ondernemingen CLEAN, SKY, FCH, IMI en SESAR
te volgen en op haar website een complete lijst te publiceren van de begunstigden van alle
contracten en subsidies voor zowel 2010 als voor alle voorgaande begrotingsjaren;
Interne-controlesystemen
13. stelt met bezorgdheid vast dat de interne-controlesystemen van de gemeenschappelijke
onderneming nog niet volledig zijn opgezet en geïmplementeerd zoals voorgeschreven in
het financieel reglement; betreurt het bovendien dat er bezorgdheid is geuit over de
financiële circuits en de scheiding van verplichtingen; erkent dat er op 1 januari 2011 een
nieuwe organisatiestructuur operationeel werd; constateert echter dat de
verantwoordelijkheid voor de financiële procedures nog steeds niet volledig is toegewezen
en dat er nog steeds vacatures zijn voor belangrijke posten binnen de gemeenschappelijke
onderneming;
14. roept de gemeenschappelijke onderneming op om de bedrijfsprocessen te verifiëren aan de
hand waarvan de boekhoudsystemen (ABAC en SAP) van financiële informatie worden
voorzien; dringt er bij de gemeenschappelijke onderneming bovendien op aan om een
geschikt instrument te installeren voor het beheer van de operationele contracten en dit te
integreren met de rapportagesystemen voor de begroting en de financiële procedures;
15. stelt het op prijs dat de gemeenschappelijke onderneming een controlecommissie heeft
ingesteld die direct verslag doet aan de raad van bestuur zoals door de kwijtingsautoriteit is
verzocht;
16. merkt op dat de gemeenschappelijke onderneming een in 2012 uit te voeren strategie voor
controle achteraf aan het ontwikkelen is die tot taak heeft de wettigheid en regelmatigheid
van de onderliggende verrichtingen te beoordelen; onderstreept dat de gemeenschappelijke
onderneming in maart 2008 autonoom begon te werken;
Interne audit
17. neemt er kennis van dat het financiële reglement van de gemeenschappelijke onderneming
nog niet is aangevuld met een bepaling die verwijst naar de bevoegdheden van de interne
controleur van de Commissie met betrekking tot de algemene begroting als geheel;
326
18. merkt echter opdat de Commissie en de gemeenschappelijke onderneming maatregelen
hebben getroffen om te waarborgen dat de operationele taken van de dienst Interne audit
van de Commissie en de interne-audittaken van de gemeenschappelijke onderneming
duidelijk zijn omschreven;
Te late betaling van de lidmaatschapsbijdrage en gastheerschapsovereenkomst
19. acht het van cruciaal belang dat de leden van de gemeenschappelijke onderneming de
deadline voor het betalen van de lidmaatschapsbijdrage respecteren; merkt op dat er door de
raad van bestuur maatregelen zijn goedgekeurd om in geval van te late betaling rente te
heffen op de jaarlijkse lidmaatschapsbijdrage;
20. erkent dat ondanks ondertekening door het koninkrijk Spanje en de gemeenschappelijke
onderneming van een gastheerschapsovereenkomst inzake accommodatie, ondersteuning,
voorrechten en immuniteiten nog geen permanente kantoorruimte beschikbaar is gesteld aan
de gemeenschappelijke onderneming; merkt echter op dat de gemeenschappelijke
onderneming in een tijdelijk kantoor is gevestigd dat door het koninkrijk Spanje wordt
gefinancierd;
Horizontale opmerkingen over de gemeenschappelijke ondernemingen
21. onderstreept dat er tot dusver zeven gemeenschappelijke ondernemingen zijn opgericht door
de Commissie krachtens artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie; merkt op dat zes gemeenschappelijke ondernemingen (IMI, ARTEMIS,
ENIAC, CLEAN SKY, FCH en ITER-F4E) onderzoek uitvoeren onder
verantwoordelijkheid van de DG’s RTD en INFSO en één onderneming binnen het
transportdomein valt en belast is met de ontwikkeling van het nieuwe
luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR) en waarvan de werkzaamheden onder toezicht
staan van DG MOVE;
22. merkt op dat het indicatieve totaal aan hulpbronnen dat nodig werd geacht voor de
gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaansperiode, 21 793 000 000 EUR
bedraagt;
23. merkt op dat de volledige bijdrage van de Unie die nodig werd geacht voor de
gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaansperiode, 11 489 000 000 EUR
bedraagt;
24. merkt op dat de volledige bijdrage van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2010 aan
de begroting van de gemeenschappelijke ondernemingen 505 000 000 EUR bedroeg;
25. verzoekt de Commissie om de kwijtingsautoriteit jaarlijks van geconsolideerde informatie te
voorzien over het totale bedrag aan jaarlijkse financiering per gemeenschappelijke
onderneming dat afkomstig is uit de algemene begroting om de transparantie en
duidelijkheid te waarborgen over het gebruik van de gelden van de Unie en het vertrouwen
van de Europese belastingbetaler te herstellen;
26. verwelkomt het initiatief van ARTEMIS om in haar jaarverslag informatie op te nemen over
het toezicht en de beoordeling van haar lopende projecten; is van oordeel dat deze praktijk
door de overige gemeenschappelijke ondernemingen zou moeten worden overgenomen;
327
27. wijst erop dat gemeenschappelijke ondernemingen publiek-private partnerschappen zijn en
dat dientengevolge publieke en private belangen met elkaar verweven zijn; is van mening
dat onder deze omstandigheden de kans op belangenconflicten niet moet worden onderschat
maar op een juiste manier moet worden aangepakt; roept daarom de gemeenschappelijke
ondernemingen op om de kwijtingsautoriteit te informeren over de in hun structuur
aanwezige verificatiemechanismen die tot taak hebben een goed beheer te waarborgen en
belangenconflicten te voorkomen;
28. merkt op dat, met de opmerkelijke uitzondering van de gemeenschappelijke onderneming
voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, de gemeenschappelijke ondernemingen
relatief kleine structuren zijn en geografisch begrensd; is daarom van oordeel dat zij waar
mogelijk hun hulpmiddelen zouden moeten bundelen;
29. roept de Rekenkamer op om de kwijtingsautoriteit te informeren over de opmerkingen over
iedere gemeenschappelijke onderneming in de respectievelijke verslagen over de
jaarrekening voor het begrotingsjaar 2011;
30. roept de Rekenkamer op om binnen een redelijke termijn een speciaal verslag op te stellen
voor het Parlement over de toegevoegde waarde van de oprichting van de
gemeenschappelijke ondernemingen voor het doeltreffend uitvoeren van EU-programma’s
voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie; merkt bovendien op dat
hetzelfde verslag een beoordeling zou moeten bevatten van de doeltreffendheid van de
oprichting van de gemeenschappelijke ondernemingen.
328
P7_TA-PROV(2012)0195
Kwijting 2010: Gemeenschappelijke onderneming SESAR
1. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over het verlenen van kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming SESAR
voor het begrotingsjaar 2010 (C7-0297/2011 – 2011/2238(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming SESAR voor
het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke
onderneming SESAR voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de
gemeenschappelijke onderneming1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012),
– gelet op artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen, inzonderheid artikel 1852,
– gezien Verordening (EG) nr. 1361/2008 van de Raad van 16 december 2008 tot wijziging
van Verordening (EG) nr. 219/2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke
onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie
luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR)3, en met name artikel 4 ter,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, en
met name artikel 944,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
vervoer en toerisme (A7-0114/2012),
1. verleent de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming SESAR kwijting
voor de uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het
begrotingsjaar 2010;
2. formuleert zijn opmerkingen in onderstaande resolutie;
1 PB C 368 van 16.12.2011, blz. 32. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 352 van 31.12.2008, blz. 12. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
329
3. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit en de resolutie die daarvan een integrerend deel
uitmaakt, te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke
onderneming SESAR, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer en te zorgen voor
publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
330
2. Besluit van het Europees Parlement van 10 mei 2012 over de afsluiting van de
rekeningen van de gemeenschappelijke onderneming SESAR voor het begrotingsjaar
2010 (C7-0297/2011 – 2011/2238(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming SESAR voor
het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke
onderneming SESAR voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de
gemeenschappelijke onderneming1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen, met name artikel 1852,
– gezien Verordening (EG) nr. 1361/2008 van de Raad van 16 december 2008 tot wijziging
van Verordening (EG) nr. 219/2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke
onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie
luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR)3, en met name artikel 4 ter,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, en
met name artikel 944,
– gezien artikel 77 en bijlage VI bij zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
vervoer en toerisme (A7-0114/2012),
1. hecht zijn goedkeuring aan de afsluiting van de rekeningen van de gemeenschappelijke
onderneming SESAR voor het begrotingsjaar 2010;
2. verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de uitvoerend directeur van de
gemeenschappelijke onderneming SESAR, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer, en
te zorgen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie (serie L).
1 PB C 368 van 16.12.11, blz. 32. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 352 van 31.12.2008, blz. 12. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
331
3. Resolutie van het Europees Parlement van 10 mei 2012 met de opmerkingen die een
integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de
uitvoering van de begroting van de gemeenschappelijke onderneming SESAR voor het
begrotingsjaar 2010 (C7-0297/2011 – 2011/2238(DEC))
Het Europees Parlement,
– gezien de definitieve jaarrekening van de gemeenschappelijke onderneming SESAR voor
het begrotingsjaar 2010,
– gezien het verslag van de Rekenkamer over de jaarrekening van de gemeenschappelijke
onderneming SESAR voor het begrotingsjaar 2010, vergezeld van de antwoorden van de
gemeenschappelijke onderneming1,
– gezien de aanbeveling van de Raad van 21 februari 2012 (06086/2012 – C7-0050/2012),
– gezien artikel 319 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende
het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese
Gemeenschappen, met name artikel 1852,
– gezien Verordening (EG) nr. 1361/2008 van de Raad van 16 december 2008 tot wijziging
van Verordening (EG) nr. 219/2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke
onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie
luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR)3, en met name artikel 4 ter,
– gezien het financieel reglement van de gemeenschappelijke onderneming SESAR,
aangenomen door haar raad van bestuur op 28 juli 2009 ("het financieel reglement van
SESAR" genoemd),
– gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van 19 november 2002 van de
Commissie houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185
van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel
Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, en
met name artikel 944,
– gezien artikel 77 en bijlage VI van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie
vervoer en toerisme (A7-0114/2012),
A. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming SESAR ("de gemeenschappelijke
onderneming") in februari 2007 werd opgericht om het SESAR-onderzoeksprogramma
(Single European Sky Air Traffic Management Research – luchtverkeersleiding voor het
1 PB C 368 van 16.12.2011, blz. 32. 2 PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. 3 PB L 352 van 31.12.2008, blz. 12. 4 PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
332
gemeenschappelijk Europees luchtruim) te beheren;
B. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming haar werkzaamheden zelfstandig
aanving in augustus 2007;
C. overwegende dat de gemeenschappelijke onderneming eigenaar is van alle roerende en
onroerende goederen die door haar worden vervaardigd of die aan haar worden
overgedragen voor de ontwikkelingsfase van het SESAR-project, in overeenstemming met
de specifieke overeenkomsten gesloten met haar leden;
D. overwegende dat de Rekenkamer verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben verkregen
dat de jaarrekening voor het begrotingsjaar 2010 betrouwbaar is en dat de onderliggende
verrichtingen wettig en regelmatig zijn;
E. overwegende dat de Rekenkamer in april 2010 haar advies nr. 2/2010 over het financieel
reglement van de gemeenschappelijke onderneming SESAR heeft uitgebracht;
F. overwegende dat de begroting voor de ontwikkelingsfase 2008-2013 van het SESAR-
project uitkomt op EUR 2 100 000 000;
G. overwegende dat voor het begrotingsjaar 2010 het definitieve budget voor de
gemeenschappelijke onderneming uitkomt op EUR 143 000 000;
Budgettair en financieel beheer
1. constateert dat in de definitieve begroting van de gemeenschappelijke onderneming voor het
begrotingsjaar 2010 vastleggingskredieten ter hoogte van EUR 135 000 000 en
betalingskredieten ter hoogte van EUR 143 000 000 waren opgenomen; constateert verder
dat de bestedingsgraad voor vastleggings- en betalingskredieten op respectievelijk 97,3% en
82,2% uitkwam;
2. concludeert uit het verslag van de Rekenkamer dat de gemeenschappelijke onderneming aan
het eind van het jaar 2010 beschikte over een positief begrotingssaldo van EUR 53 500 000
en dat de bankdeposito's EUR 57 200 000 bedroegen; stelt vast dat dit is gebaseerd op:
– bijdragen van leden: EUR 55 600 000,
– het resultaat van het voorgaande jaar: EUR 86 500 000,
– betalingen aan de gemeenschappelijke onderneming: EUR 84 900 000,
– overdracht van kredieten: EUR 3 700 000;
3. herinnert de gemeenschappelijke onderneming eraan dat deze situatie zich niet verdraagt
met het budgettaire evenwichtsprincipe; stelt echter vast dat de gemeenschappelijke
onderneming aan de Rekenkamer antwoordde dat de liquide balans over 2010 ten opzichte
van 2009 met 34% afnam en dat uit de bijdragen van leden ter hoogte van EUR 55 600 000
in de laatste weken van 2010 een bedrag van EUR 43 800 000 werd ontvangen ter
financiering van de activiteiten in 2011; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming een
actieplan met concrete maatregelen en deadlines op te stellen om de begroting in evenwicht
te houden en de kwijtingsautoriteit terzake te informeren;
333
4. onderstreept dat in overeenstemming met artikel 6 van het financieel reglement van SESAR
geen uitgaven mogen worden bewilligd of goedgekeurd boven de kredieten die in de
begroting staan vermeld; is er bezorgd over dat voor de twee begrotingshoofdstukken –
administratieve kosten, onderzoek en ontwikkeling – de uitgaven de toegestane kredieten
met respectievelijk 11% en 9% overschreden; neemt kennis van het feit dat de
gemeenschappelijke onderneming ervan uitgaat dat zij de totale betalingskredieten slechts
in één keer kan opnemen in de totale begroting voor 2007-2016 om te vermijden dat het
totale begrotingsplafond aan het eind van de ontwikkelingsfase van SESAR in 2016 wordt
overschreden; herinnert de gemeenschappelijke onderneming eraan dat zij dient te voldoen
aan de regels van haar eigen financieel reglement en verwacht dat in komende
begrotingsjaren de toegestane uitgaven de begrotingskredieten niet zullen overschrijden;
Interne-controlesystemen
5. stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming in 2010 een begin maakte met het
gebruik van het financieel verslagleggingssysteem (ABAC en SAP) dat ook door de
Commissie wordt gebruikt; betreurt dat het operationeel programmabeheerssysteem van de
gemeenschappelijke onderneming niet in dit financieel verslagleggingssysteem werd
opgenomen en dat de onderliggende zakelijke processen per eind 2010 niet, zoals vereist
door het financieel reglement van SESAR, door de rekenplichtige waren gevalideerd;
6. stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming een operationeel
programmabeheerssysteem heeft ontwikkeld dat een aanvulling vormt op de financiële en
budgettaire informatie en dat zij haar systemen zo goed mogelijk heeft geïntegreerd, binnen
de gebruiksbeperkingen van ABAC en SAP; stelt daarnaast vast dat de gemeenschappelijke
onderneming van plan was ABAC Assets en ABAC Contract aan het eind van 2011 te
implementeren en dat het verslag van de rekenplichtige over de validering van de
plaatselijke systemen in 2011 zal worden opgesteld;
7. verzoekt de gemeenschappelijke onderneming de kwijtingsautoriteit informatie te
verstrekken over:
– de aard van de beperkingen die de gemeenschappelijke onderneming ervaart bij het
gebruik van ABAC en SAP,
– de status van de validering van de onderliggende zakelijke processen, in het bijzonder de
plaatselijke systemen;
8. dringt er bij de gemeenschappelijke onderneming niettemin op aan dat zij haar financiële
verslagleggingssysteem (ABAC en SAP) integreert met haar operationeel
programmabeheerssysteem waardoor de kosten aan specifieke activiteitenpakketten kunnen
worden toegewezen en de financieringsbronnen van operationele kosten kunnen worden
geïdentificeerd;
Projectbeheer
9. concludeert uit het jaarverslag dat het SESAR-programma in 2010 bestond uit 304 projecten
waarvan 171 werden geïnitieerd in 2009 terwijl 114 aanvullende projecten in 2010 werden
gelanceerd; stelt vast dat 80,9% van de projecten zich in de uitvoeringsfase bevinden met
uitsluiting van de projecten die werden geannuleerd (3) of opgeschort (10); stelt vast dat de
gemeenschappelijke onderneming voor elk geannuleerd of opgeschort project een
334
verklaring heeft geleverd en heeft uitgelegd welke verbeteringsmaatregelen zijn genomen;
stelt met betrekking tot de thans opgeschorte projecten vast dat:
– ongeveer 60% ervan betrekking heeft op activiteiten waarvoor eerst volledige resultaten
van andere projecten moeten zijn verkregen voordat deze weer kunnen worden
opgestart;
– ongeveer 20% betrekking heeft op projecten die niet op betrouwbare wijze zijn
gekoppeld aan andere programma-activiteiten;
De overige 20% is opgeschort wegens een onduidelijke relatie met het concept voor de
toekomstige activiteiten vanwege onvolledige afstemming met het masterplan;
10. dringt er bij de gemeenschappelijke onderneming op aan de kwijtingsautoriteit te
informeren over de uitvoering van projecten binnen het SESAR-programma en inzage te
geven in de bereikte resultaten;
Prestaties
11. spoort de Commissie en de lidstaten aan tot meer doelmatigheid bij de uitvoering van de
verordeningen betreffende het Europese gemeenschappelijke luchtruim, om de efficiëntie
van de investeringen in het SESAR-project op te voeren;
12. vraagt aandacht voor het correcte beheer van de financiële middelen en onderstreept dat de
gemeenschappelijke onderneming belangrijk is voor het Europese gemeenschappelijke
luchtruim;
13. concludeert uit het jaarverslag dat er een totaaloverzicht werd opgesteld met betrekking tot
de implementatie van het SESAR-programma en dat de conclusies uitwezen dat de
ambitieuze doelstellingen van het programma zouden moeten worden onderscheiden in
enerzijds technische en anderzijds operationele activiteiten, met een gedetailleerde
vermelding van wat door wie en op welk tijdstip moet worden gedaan waardoor het
SESAR-project kan worden voorzien van duidelijke en gevalideerde resultaten; concludeert
dat dit zal bijdragen aan het verwezenlijken van de doelstellingen van de SESAR-
ontwikkelingsfase en de specifieke strategische doelstellingen voor 2012; verzoekt de
gemeenschappelijke onderneming een actieplan met concrete maatregelen en deadlines op
te stellen gericht op de conclusies van het totaaloverzicht;
14. stelt daarnaast vast dat eind 2009 werd besloten tot instelling van een gemeenschappelijk
uitvoeringskader voor SESAR gericht op een adequaat programma/projectbeheer via
gestroomlijnde bewaking en controle; stelt vast dat dit uitvoeringskader aan het eind van
2010 duidelijk is gedefinieerd en dat rond 85% daarvan is geïmplementeerd en in werking
is; verzoekt de gemeenschappelijke onderneming de kwijtingsautoriteit te informeren over
de uitvoering van de implementatie en het opzetten van het uitvoeringskader en over de
bereikte resultaten;
15. stelt vast dat de Commissie in 2010 een eerste tussentijdse evaluatie van het werk van de
gemeenschappelijke onderneming heeft opgesteld; stelt vast dat in deze evaluatie wordt
opgemerkt dat de gemeenschappelijke onderneming in staat is optimaal te reageren op de
behoeften van de gebruikers van het luchtruim en van de dienstverleners; meent echter dat
tussentijdse evaluaties en evaluaties moeten worden gedaan door externe en onafhankelijke
335
deskundigen;
Interne audit
16. verwelkomt het feit dat de uitvoerend directeur van de gemeenschappelijke onderneming
eind 2010 een interne-auditfunctie (IAC) heeft ingericht, de voormalige interne controller
van de gemeenschappelijke onderneming aan het hoofd van deze IAC heeft gesteld en
akkoord is gegaan met het activiteitenplan van de IAC voor 2011;
17. concludeert uit het jaarverslag dat de gemeenschappelijke onderneming in mei 2010 een
kaderovereenkomst voor controlediensten is aangegaan;
18. verwelkomt het feit dat de gemeenschappelijke onderneming en de Commissie maatregelen
hebben getroffen om ervoor te zorgen dat de omschrijvingen van de respectieve
operationele rollen van de dienst Interne Audit van de Commissie en de interne-auditfunctie
van de gemeenschappelijke onderneming duidelijker worden maar stelt vast dat het
reglement van de gemeenschappelijke onderneming niet is geamendeerd;
19. constateert met voldoening dat de dienst Interne Audit op basis van het algemeen financieel
reglement haar verantwoordelijkheden aanvaardt als Interne controller van de
gemeenschappelijke onderneming en dat de Raad van bestuur van de gemeenschappelijke
onderneming het reglement voor de functie interne controle dienovereenkomstig heeft
gewijzigd;
Te late betaling van de lidmaatschapsbijdragen
20. is er bezorgd over dat de deadline voor betaling van de contante bijdragen aan de
gemeenschappelijke onderneming niet door de leden is nageleefd; stelt vast dat de
betalingsachterstanden uiteenliepen van 12 tot 113 dagen en dat twee leden eind 2010 in het
geheel geen bijdrage hadden betaald; stelt vast dat de gemeenschappelijke onderneming
heeft gemeld dat deze bijdragen begin 2011 werden ontvangen;
Horizontale opmerkingen over de gemeenschappelijke ondernemingen
21. wijst erop dat de Commissie tot nu toe zeven gemeenschappelijke ondernemingen heeft
opgericht krachtens artikel 187 van het Werkingsverdrag van de Europese Unie; dat zes
gemeenschappelijke ondernemingen (IMI, ARTEMIS, ENIAC, CLEAN SKY, FCH en
ITER-F4E) vallen onder de onderzoeksactiviteiten van de DG's van de Commissie RTD en
INFSO en dat één gemeenschappelijke onderneming is belast met het ontwikkelen van een
nieuw luchtvervoerbeheerssysteem (SESAR) in de sector vervoer waarvan de activiteiten
worden gecontroleerd door het DG MOVE;
22. stelt vast dat de totale indicatieve hulpmiddelen die nodig worden geacht voor de
gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaansperiode uitkomen op EUR
21 793 000 000;
23. stelt vast dat de totale indicatieve hulpmiddelen die nodig worden geacht voor de
gemeenschappelijke ondernemingen gedurende hun bestaansperiode uitkomen op EUR
11 489 000 000;
24. stelt vast dat de totale bijdrage van de Unie aan de begroting van de gemeenschappelijke
336
ondernemingen in het begrotingsjaar 2010 uitkomt op EUR 505 000 000;
25. verzoekt de Commissie de kwijtingsautoriteit geconsolideerde informatie te verstrekken
over de totale jaarlijkse financiering per gemeenschappelijke onderneming die wordt
onttrokken aan de algemene begroting van de Unie, helderheid te verschaffen over het
gebruik van de gelden van de Unie en het vertrouwen van de Europese belastingbetalers in
dit opzicht te herstellen;
26. verwelkomt het initiatief van ARTEMIS om in haar jaarverslag informatie te geven over de
bewaking en controle van haar lopende projecten; is van mening dat deze werkwijze moet
worden nagevolgd door de overige gemeenschappelijke ondernemingen;
27. brengt in herinnering dat de gemeenschappelijke ondernemingen publiek-private
samenwerkingsverbanden zijn en dat als gevolg daarvan publieke en private belangen met
elkaar verweven zijn; is van mening dat in de gegeven omstandigheden het ontstaan van
belangenconflicten niet moet worden uitgesloten maar dat daarmee op de juiste wijze moet
worden omgegaan; verzoekt de gemeenschappelijke ondernemingen daarom de
kwijtingsautoriteit te informeren over de verificatiemechanismen binnen hun respectieve
structuren gericht op een juiste aansturing en het voorkomen van belangenconflicten;
28. stelt vast dat de gemeenschappelijke ondernemingen, met uitzondering van met name de
gemeenschappelijke onderneming ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, betrekkelijk
kleine en geografisch-geconcentreerde structuren vormen; is daarom van mening dat deze
zoveel mogelijk moeten samenwerken bij het beheer van hun hulpmiddelen;
29. verzoekt de Rekenkamer de kwijtingsautoriteit te informeren over de follow-up van haar
commentaar bij de jaarrekening over 2011 van elk van de gemeenschappelijke
ondernemingen;
30. verzoekt de Rekenkamer op redelijke termijn een speciaal verslag aan het Parlement te
zenden over de meerwaarde van het opzetten van gemeenschappelijke ondernemingen voor
een efficiënte uitvoering van programma's van de Unie inzake onderzoek, technologische
ontwikkeling en demonstratie; stelt verder dat dit rapport ook dient in te gaan op de
effectiviteit van het opzetten van gemeenschappelijke ondernemingen.