Over de invloed van de digitale revolutie op ons privacy-begrip ...7 Hoofdstuk í: Floridis vierde...
Transcript of Over de invloed van de digitale revolutie op ons privacy-begrip ...7 Hoofdstuk í: Floridis vierde...
Erasmus Universiteit Rotterdam
Faculteit der Wijsbegeerte
BACHELORTHESIS
Geen plaats voor Anonymus Over de invloed van de digitale revolutie op ons privacy-begrip aan
de hand van Luciano Floridi
Datum: 12 augustus 2015
Sylke Noordzij
Studentnummer: 363243
Deeltijdopleiding Wijsbegeerte
Leerstoelgroep: Wijsgerige Antropologie
Begeleider: J. de Mul
Adviseur: M.M.S.K. Sie
Aantal studiepunten: 171 studiepunten
Aantal woorden van de thesis (inclusief voetnoten): 12248 woorden
2
3
Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE ................................................................................................................................................................ 3
INLEIDING .............................................................................................................................................................................. 5
Centrale vraag ................................................................................................................................................................................. 6 Deelvragen ........................................................................................................................................................................................ 6 Opbouw thesis.................................................................................................................................................................................. 6
HOOFDSTUK 1: FLORIDI’S VIERDE REVOLUTIE ....................................................................................................... 7
1.1 DE DRIE STADIA VAN MENSELIJKE ONTWIKKELING .................................................................................................................... 8 1.2 DRIE REVOLUTIES............................................................................................................................................................................. 9 1.3 DE INFORMATIEMAATSCHAPPIJ: EEN NIEUWE REALITEIT ....................................................................................................... 10 1.4 DE HERONTOLOGISERING VAN DE INFOSFEER ........................................................................................................................... 11 1.5 DE MENS ALS INFORG..................................................................................................................................................................... 13 1.6 DE VIERDE REVOLUTIE .................................................................................................................................................................. 13
HOOFDSTUK 2: DE IMPACT VAN ICT OP ONS PRIVACY-BEGRIP ..................................................................... 15
2.1 ONTOLOGISCHE FRICTIE ................................................................................................................................................................ 15 2.2 OUDE EN NIEUWE ICT ................................................................................................................................................................... 16 2.3 PRIVACY VÓÓR DE DIGITALE REVOLUTIE .................................................................................................................................... 17
2.3.1 Anonimiteit van de metropool .................................................................................................................................... 18 2.4 PRIVACY NA DE DIGITALE REVOLUTIE ......................................................................................................................................... 19
2.4.1 Het belang van informatie ............................................................................................................................................ 19 2.4.2 Drie vormen van het Zelf ............................................................................................................................................... 20 2.4.3 Wij zijn onze informatie ................................................................................................................................................ 21 2.4.4 Het belang van privacy .................................................................................................................................................. 22
2.5 DISCREPANTIE TUSSEN PRIVACY VÓÓR EN NA DE INFORMATIEREVOLUTIE .......................................................................... 22 2.5.1 Einde van anonimiteit, begin van privacy .............................................................................................................. 23
HOOFDSTUK 3: KRITISCHE REFLECTIE OP FLORIDI’S THEORIE .................................................................... 25
3.1 FLORIDI’S VISIE OMTRENT DODE INFORMATIE .......................................................................................................................... 25 3.2 CONCEPTUEEL KRITIEKPUNT ....................................................................................................................................................... 26
3.2.1 Floridi’s gebruik van de term ‘dode informatie’ ................................................................................................... 26 3.2.2 Floridi’s gebruik van de term ‘constituerende informatie’ ............................................................................. 26
3.3 CULTUUR-RELATIVISTISCH KRITIEKPUNT VAN MCDONALD ................................................................................................... 27 3.4 ANTROPOLOGISCH KRITIEKPUNT AAN DE HAND VAN ZWEDEN .............................................................................................. 28 3.5 TECHNISCH KRITIEKPUNT AAN DE HAND VAN SHMATIKOV .................................................................................................... 30 3.6 FLORIDI’S PROBLEEM .................................................................................................................................................................... 31
HOOFDSTUK 4: CONCLUSIE .......................................................................................................................................... 33
4.1 OVER DE INVLOED VAN DE DIGITALE REVOLUTIE OP ONS PRIVACY-BEGRIP ......................................................................... 33 4.2 PROBLEMEN OMTRENT FLORIDI’S THEORIE .............................................................................................................................. 34 4.3 DE WINST VAN FLORIDI ................................................................................................................................................................ 35
LITERATUURLIJST ........................................................................................................................................................... 37
4
5
Inleiding
De aan het Oxford Internet Institute werkzame filosoof Luciano Floridi stelt in zijn boek ‘The
Fourth Revolution: How the Infosphere is Reshaping Human Reality’ (2014) dat de mensheid al
sinds de bronstijd in een informatiemaatschappij leeft. Ook onze huidige samenleving is zo aan
te duiden, maar Floridi gaat nog verder en meent dat onze huidige informatiemaatschappij
verschilt van de voorgaande, omdat we pas sinds kort in onze vooruitgang en voorspoed
grotendeels afhankelijk zijn van het efficiënt beheren van informatie. Informatietechnologieën
hebben zich in korte tijd op explosieve wijze ontwikkeld en laten hiermee een diepgaande
invloed achter op de mens: de antwoorden op de meest fundamentele vragen over de mens en
menselijke relaties zijn erdoor veranderd, aldus Floridi.
Door deze diepgaande invloed die informatie uitoefent op onszelf en ons inzicht in en interactie
met de wereld, meent Floridi dat er sprake is van een informatierevolutie, wat hij ook wel de
vierde revolutie noemt – in navolging van de revoluties veroorzaakt door respectievelijk
Copernicus, Darwin en Freud. Deze voorgaande drie revoluties hebben niet alleen het
mensbeeld op blijvende wijze beïnvloed, maar zij hebben elk op hun eigen wijze ook de mens uit
het centrum van het universum verdreven. De vierde revolutie doet iets soortgelijks voor de
huidige mens: wij zijn informatief belichaamde organismes (inforgs) geworden die leven in een
infosfeer: het gebied van informatie dat door alle informatie-entiteiten samen wordt gevormd.
De infosfeer waarin wij nu leven, wordt door de informatierevolutie op dusdanige wijze
beïnvloed dat Floridi spreekt van een herontologisering van de infosfeer, waarmee hij verwijst
naar een zeer radicale vorm van herconstructie. Deze herontologisering is de bron van veel
diepgaande en uitdagende problemen die door de informatiemaatschappij veroorzaakt worden.
Eén van die problemen is de privacy van mensen. Als gevolg van de radicale herconstructie van
de infosfeer verstrengelt het online en offline leven van mensen zich steeds meer, hetgeen van
invloed is op de informatie die wij al dan niet bewust van onszelf achterlaten of vrijgeven op
onder andere het internet. Het begrip privacy is door alle veranderingen en de explosieve groei
van ICT aan veranderingen onderhevig.
Welke invloed de explosieve groei van ICT, en de daarmee verwante veranderingen in onze
levenssfeer, heeft op het privacy-begrip, is wat in deze scriptie centraal zal staan. Er zal met
name gekeken worden naar de invloed van de herontologisering van de infosfeer op ons begrip
6
van privacy. Om dit te kunnen onderzoeken is een centrale vraag opgesteld die met behulp van
vijf deelvragen beantwoord zal worden.
Centrale vraag
De vraag die centraal zal staan in mijn thesis:
- Welke invloed heeft de herontologisering van de infosfeer, die veroorzaakt wordt door
de informatierevolutie, op het begrip ‘privacy’?
Deelvragen
Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zal ik eerst de volgende deelvragen beantwoorden:
- Wat bedoelt Floridi als hij het heeft over de vierde revolutie en wat zijn de gevolgen van
deze revolutie?
- Wat bedoelt Floridi met de herontologisering van de infosfeer?
- Hoe omschreven we privacy vóór de informatierevolutie?
- Wat betekent privacy na de informatierevolutie en de daaruit volgende
herontologisering?
- Waar zit de discrepantie tussen hoe privacy vóór de informatierevolutie werd
omschreven en hoe het nu wordt omschreven?
Opbouw thesis
Om antwoord te kunnen geven op de centrale vraag en de deelvragen is deze thesis
onderverdeeld in een aantal hoofdstukken:
- Het eerste hoofdstuk is voornamelijk een beknopte uiteenzetting van Floridi’s boek ‘The
Fourth Revolution’. In dit deel zullen de eerste twee deelvragen al beantwoord worden.
- In het tweede hoofdstuk wordt een bepaald hoofdstuk uit ‘The Fourth Revolution’
uitgelicht, namelijk hoofdstuk 5: ‘Privacy: Informational Friction’ en wordt er gekeken
naar twee hoofdstukken in Floridi’s boek ‘The Ethics of Information’ (2013), namelijk
hoofdstuk 11: ‘The Informational Nature of Selves’ en hoofdstuk 12: ‘The Ontological
Interpretation of Informational Privacy’. In dit deel zullen de overige deelvragen, namelijk
deelvragen drie, vier en vijf, beantwoord worden.
- In het derde hoofdstuk zal Floridi’s theorie vergelijken worden met andere literatuur en
wordt er kritisch gekeken naar zijn theorie omtrent privacy en de veranderingen
waaraan het begrip onderhevig is.
- Het vierde en laatste hoofdstuk van deze thesis bestaat uit de conclusie waarin de
centrale vraag beantwoord wordt.
7
Hoofdstuk 1: Floridi’s vierde revolutie
Het is 1994 als Ron Kowsoleea voor het eerst met justitie in aanraking komt: hij krijgt een
oproep van de rechtbank wegens zwartrijden. Omdat Kowsoleea hier niets vanaf weet, gaat hij
verontwaardigd naar de Amsterdamse politie. Hier blijkt al snel dat zijn vingerafdrukken niet
overeenkomen met de Kowsoleea die in de politiedossiers zit. Al snel wordt Imro Cairo als de
schuldige ontmaskerd. Cairo is een oud-klasgenoot die regelmatig delicten pleegt en daarbij
Kowsoleea’s naam gebruikt. De politie zet de zaak recht en hiermee lijkt dit kleine incident
afgedaan te zijn. Echter, eind jaren negentig wordt Kowsoleea weer gearresteerd. Dit keer omdat
hij een ongewenste vreemdeling zou zijn, terwijl hij gewoon het Nederlandse paspoort heeft. Als
hij besluit zijn dossier in te kijken, schrikt hij van de lange lijst met misdrijven die hij begaan zou
hebben en besluit een advocaat op de zaak te zetten. Het mag niet baten: tallozen aanhoudingen
en arrestaties volgen en justitie krijgt het niet voor elkaar om alle bestanden op te schonen en
Kowsoleea’s naam te zuiveren (Tokmetzis, 2012).
Identiteitsfraude, waar Kowsoleea slachtoffer van is geworden, gaat hand in hand met de
digitalisering van de wereld. Door een toenemende hoeveelheid informatie die over ons
gegenereerd en opgeslagen wordt– niet alleen op internet, maar ook in de databases van menig
bedrijf – en het steeds grotere belang dat aan die informatie gekoppeld wordt, wordt het een
kwetsbaar goed, waardoor misbruik op de loer ligt. De digitalisering van de wereld maakt
hiermee van privacy een belangrijk begrip. Toch wordt het uitwisselen en het verzamelen van
grote hoeveelheden van data breed aanvaard – in het parlement werd unaniem en zonder veel
discussie ingestemd met een voorstel dat toestaat dat grote hoeveelheden gegevens verzameld
mogen worden om belastingfraude tegen te gaan (Volkskrant, 2014). Want wil de
belastingdienst zijn werk goed blijven uitvoeren dan zijn al deze gegevens nodig en zullen deze
verzameld moeten worden.
Volgens de Italiaanse filosoof van informatie en informatie-ethiek Luciano Floridi is precies dit
kenmerkend voor de huidige informatiemaatschappij: in onze voorspoed en welvaart zijn we
grotendeels afhankelijk geworden van immateriële goederen die informatie-gerelateerd zijn en
de ICT die ons hiervan voorziet. Deze verandering heeft zo’n diepgaande invloed op de mens,
zijn zelfbeeld en relaties dat Floridi spreekt van een vierde revolutie. Dit zet hij uiteenzet in zijn
gelijknamige boek ‘The Fourth Revolution: How the Infosphere is Reshaping Human Reality’
(2014). Wat Floridi hier precies mee bedoelt en wat de gevolgen zijn van deze revolutie –
respectievelijk het betreden van de infosfeer en de herontologisering van die infosfeer – zal in
8
dit hoofdstuk besproken worden. In dit kader zullen de deelvragen ‘Wat bedoelt Floridi als hij
het heeft over de vierde revolutie en wat zijn de gevolgen van deze revolutie?’ en ‘Wat bedoelt
Floridi met de herontologisering van de infosfeer?’ beantwoord worden.
1.1 De drie stadia van menselijke ontwikkeling
Het beheren en gebruiken van informatie is niets nieuws, sterker nog: sinds de bronstijd heeft
de mens in verschillende informatiemaatschappijen geleefd die elkaar opvolgen. Maar het
verschil met voorgaande maatschappijen is dat de menselijke vooruitgang en voorspoed pas
sinds kort afhankelijk is geworden van het juist managen van informatie. Al sinds de bronstijd
hebben mensen zich toegelegd op het vastleggen van gebeurtenissen en het verzamelen van
informatie over het verleden – het belang dat aan informatie wordt toegekend is daarmee geen
recent fenomeen – maar er werd niet altijd zo’n groot beroep op gedaan als nu. Floridi maakt in
‘The Ethics of Information’ (2013) in dit opzicht een verschil tussen prehistorische, historische
en hyperhistorische tijdperken.
Met een prehistorisch tijdperk bedoelt Floridi dat stadium in de menselijke ontwikkeling dat
voorafgaat aan de beschikbaarheid van middelen om het tijdperk vast te leggen – denk bij
middelen voornamelijk aan geschreven bronnen. Vandaag de dag zijn er nog steeds
prehistorische samenlevingen zoals bepaalde stammen in het Amazonegebied.
Met de opkomst van de schrijfkunst in voornamelijk Mesopotamië kwam ook de mogelijkheid op
om informatie vast te leggen (op kleitabletten) en over te dragen aan latere generaties. De mens
treedt hierdoor de geschiedenis, de historie, binnen en geschiedenis is daarmee synoniem met
het informatietijdperk. Informatie- en communicatietechnologieën variëren in deze
samenlevingen van de kleistenen uit Mesopotamië tot de muurschilderingen van de oude
Grieken en van geschreven boeken tot E-books op internet. Historische samenlevingen
gebruiken de ICT om data op te slaan, over te dragen en te gebruiken. Maar ook al spelen ze een
belangrijke rol met betrekking tot groei en vooruitgang van de samenleving, het vormt nog geen
essentiële voorwaarde voor het behoud en de ontwikkeling van de algemene en persoonlijke
welvaart. De technieken waar men voornamelijk op vertrouwt, zijn landbouwtechnieken.
Hierin verschilt de historie van de hyperhistorie die wij volgens Floridi op dit moment aan het
binnentreden zijn. ICT wordt in de hyperhistorische samenleving niet alleen gebruikt voor het
opslaan en overbrengen van informatie, maar wordt ook ingezet voor het vergaren van
informatie. Op deze vergaarde informatie wordt in toenemende mate een groot beroep gedaan
waardoor deze samenlevingen voor hun groei en welvaart afhankelijk worden van de vergaarde
9
informatie – denk hierbij aan de big data die de belastingdienst verzamelt. De technologieën in
de hyperhistorische maatschappij zijn dan ook voornamelijk digitale technologieën.
Hyperhistorische samenleving zijn onder andere de landen die behoren tot de Groep van Zeven:
Canada, Frankrijk, Duitsland, Italië, Japan, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Ten
minste 70 procent van hun bruto binnenlands product bestaat uit immateriële goederen,
namelijk digitale data. Deze landen staan of vallen bij het juist of onjuist beheren van digitale
informatie.
1.2 Drie revoluties
Het toenemende vertrouwen in ICT in hyperhistorische maatschappijen en de daarmee
gepaarde nadruk die er op techniek gelegd wordt, heeft niet alleen invloed op de wijze waarop
wij informatie verkrijgen, opslaan en verspreiden, maar gaat veel dieper. Doordat
informatietechnologieën zich in korte tijd op explosieve wijze ontwikkeld hebben, laten zij een
diepe invloed achter op de mens: de antwoorden op de meest fundamentele vragen over de
mens en menselijke relaties zijn erdoor veranderd, aldus Floridi. Deze zogenaamde
informatierevolutie noemt hij ook wel de vierde revolutie en wordt voorafgegaan door drie
eerdere revoluties. Wat al deze revoluties gemeen hebben is dat ze niet alleen het mensbeeld op
blijvende wijze beïnvloed hebben, maar dat zij ook elk op hun eigen wijze de mens uit het
centrum van het universum verdreven.
De eerste revolutie vond plaats omstreeks 1543 toen Nicolaas Copernicus zijn werk ‘De
revolutionibus orbium coelestium’ (in het Engels: ‘On the Revolutions of Celestial Bodies’)
publiceerde, waarin hij uiteenzette dat de zon niet om de aarde heen draait, maar dat het precies
andersom is. De mens trad binnen in een heliocentrisch wereldbeeld en stond daarmee niet
meer in het centrum van het universum en moest daarmee, letterlijk, zijn eigen plaats en rol in
het universum herzien. Waar men nog wel aan vast kon houden, is dat ze in ieder geval op aarde
een centrale rol vervulden.
Toen in 1859 Charles Darwin ‘On the Origin of Species by Means of Natural Selection, of the
Preservation of Favoured Races in the Struggle for Life’ publiceerde, werd echter ook deze
overtuiging tenietgedaan. In zijn werk geeft Darwin aan dat de mens zelfs op aarde geen centrale
plaats inneemt, maar dat de mens, net als ieder organisme op aarde, het resultaat is van een
eeuwenlange evolutie. Ook op aarde moest men zijn geprivilegieerde positie opgeven en zijn rol
en plaats herzien.
10
Dat de mens niet langer in het middelpunt van het biologische universum stond was een
onaangename verrassing, maar we zouden wel nog steeds de meester over onze eigen gedachtes
zijn en hier volledige controle over hebben. Echter, door zijn werk over psychoanalyse laat
Sigmund Freud zien dat het bewustzijn van de mens helemaal niet zo transparant is als wij
dachten en dat wij hier niet volledig over heersen – het bewustzijn is namelijk onderworpen aan
bepaalde zelfbeschermingsmechanismes zoals repressie. Zelfs in het universum van de eigen
gedachtes heerst de mens niet.
Blijft er door al deze herzieningen in het zelfbewustzijn van de mens nog wel een speciale rol en
plaats over in het universum? Door de geschiedenis heen zijn er verschillende privileges
toegekend aan de mens: Blaise Pascal meende dat de mens zijn superioriteit ontleende aan zijn
denkvermogens – hetgeen hij later zelf teniet deed door de uitvinding van de Pascalina, de
eerste rekenmachine die beter was in rekenen dan de mens. Toch was het niet Pascal die dit
inzag, maar Thomas Hobbes: denken is redeneren, redeneren is berekenen en berekenen kan
gedaan worden door een rekenmachine, zo redeneerde hij. Het was informaticus avant la lettre
Alan Turing die dit oppakte. Turing maakte duidelijk wat Pascal zelf nog niet inzag, namelijk dat
het mogelijk is om autonome machines te bouwen die de mens voorbijstreven wat betreft het
logisch verwerken van informatie.1 Als dit alles is wat je nodig hebt om een taak succesvol uit te
voeren, dan zijn machines die dit kunnen, slimmer dan de mens. Door dit inzicht wordt Turing
door Floridi wel de vader van de vierde revolutie genoemd.
1.3 De informatiemaatschappij: een nieuwe realiteit
De vierde revolutie waar Floridi over spreekt vindt haar wortels in de moderne
informatiemaatschappij. Als men aan een informatiemaatschappij denkt, dan denkt hij niet zo
snel aan het oude Mesopotamië, maar eerder aan de snelle ontwikkelingen in ICT die de
moderniteit kenmerken – de informatiemaatschappij die dichterbij ons staat in tijd. Omdat het
kenmerkend is voor de huidige informatiemaatschappij dat de menselijke vooruitgang en
voorspoed zich baseert op en afhankelijk is van het succesvolle en efficiënte beheer van
informatie, leven wij niet alleen in een informatiemaatschappij, maar is de hele wereld
informatief geworden; we interpreteren haar in informatietermen. Dit komt deels omdat onder
andere de meest geavanceerde economieën voor hun functioneren en groei afhankelijk zijn van
1 Het voornaamste verschil bestaat eruit dat bij Pascal de Pascalina nog de functie van een hulpstuk had, terwijl Turing spreekt over machines die de mens voorbijstreven. Een recent voorbeeld is de oplossing van het Erdős Discrepancy Problem: een wiskundig probleem waarvan twee onderzoekers menen dat zij dit hebben opgelost door middel van computerberekeningen. De berekeningen zijn echter zo complex, dat het niet door mensen te controleren is. Uiteraard komt hier de vraag naar voren of inzicht vereist is voor het logisch verwerken van informatie.
11
informatie gebaseerde, immateriële activa – de economie van een hyperhistorisch land draait op
informatie. Maar dit komt ook door iets wat Floridi derde-orde ICT noemt. Dit in navolging van
eerste- en tweede-orde technologieën: eerstgenoemde zijn technologieën die tussen mens en
natuur instaan – denk hierbij aan een hakbijl om bomen om te hakken – terwijl laatstgenoemde
technologieën zijn die tussen mens en technologie instaan – denk aan een schroef die tussen
mens en schroevendraaier ‘instaat’. Van een derde-orde technologie is sprake als de technologie
als een connectie tussen twee andere technologieën instaat en de mens er dus geen rol meer in
hoeft te spelen: deze technologieën zijn autonoom en onafhankelijk van de mens. Voorbeelden
hiervan zijn zelfbesturende auto’s en domotische apparaten die het huis op autonome wijze
veranderen in een ‘slimme omgeving’: denk aan technologieën die de centrale verwarming in
een huis monitoren en reguleren. De bewoner zelf speelt geen enkele rol in het juist afstellen van
de temperatuur van het huis, maar kan wel deze ‘slimme’, technologische omgeving betreden en
bewonen en vertrouwt op de bijbehorende technologie. Floridi spreekt in dit kader in ‘The Onlife
Manifesto’ (2015) van technische artefacten die niet meer afhankelijk zijn van menselijk
handelen, maar “they can change states in autonomous ways and can do so by digging into the
exponentially growing wealth of data, made increasingly available, accessible and processable
by fast-developing and ever more pervasive ICTs.” (Floridi, 2015, p. 10).
Kenmerkend voor derde-orde technologieën is dat ze geen mensen nodig hebben om te kunnen
functioneren, maar ze staan in contact met andere technologieën, ze zijn connected, aldus Floridi.
Steeds meer apparaten zijn aangesloten op elkaar: onze Nike’s en iPhone communiceren al met
elkaar, maar ook onze smartphones verbinden zich met andere apparaten: als we naar huis gaan,
zoekt onze smartphone automatisch verbinding met het Wi-Fi-netwerk. Wij maken hier graag
gebruik van, maar spelen zelf geen rol bij de totstandkoming van deze connectiviteit tussen onze
apparaten. Als ze goed functioneren, weten wij misschien niet eens dat deze apparaten er zijn.
Floridi vergelijkt dit met een klassiek Renaissancehuis: wij bewonen de bel-etage, zonder te
weten wat er in het souterrain gebeurt.
1.4 De herontologisering van de infosfeer
Technologieën, en de ICT in het bijzonder, creëren nieuwe omgevingen – denk aan de digitale
wereld, de online-omgeving, die wij veelvuldig gebruiken en als zodanig gaan bewonen – en
creëren en vormen op deze manier onze realiteit. Door deze grote nadruk op de ICT in ons
dagelijks leven is onze realiteit inherent informationeel geworden. Men leeft hierdoor niet meer
in een biosfeer, maar in een zogenaamde infosfeer. Floridi verwijst hiermee naar het gebied van
informatie dat door alle informatie-entiteiten samen wordt gevormd, hun eigenschappen,
12
interacties, processen en wederzijde relaties. Dit gebied kan vergeleken worden met cyberspace,
al vormt cyberspace maar een subgebied van de infosfeer, omdat de infosfeer ook offline ruimtes
van informatie bevat.
Door de ingrijpende veranderingen die ICT teweegbrengt, spreekt Floridi van een
herontologisering van de infosfeer. Met herontologisering verwijst hij naar een zeer radicale
vorm van herconstructie. Hiermee wordt niet alleen bedoeld dat de vorm van een systeem
opnieuw ontworpen, geconstrueerd of gestructureerd wordt, maar ook dat de intrinsieke aard
van het systeem fundamenteel verandert, ofwel: een radicale verandering in vorm en essentie
van de wereld waarin wij leven, namelijk de infosfeer. Er zijn twee duidelijke wijzen waarop de
ICT de infosfeer waarin wij leven herontologiseren. Ten eerste komt dit door de overgang van
analoge naar digitale gegevens. Hiermee wordt bedoeld dat analoge gegevens – gegevens die in
een continue vorm worden weergegeven, zoals bij vinyl – steeds meer worden vervangen door
digitale gegevens – discrete gegevens die uit te drukken zijn in enen en nullen, zoals op een cd
(Floridi, 2010, p. 31). En ten tweede door de toename van informatieruimten waarin wij steeds
meer tijd doorbrengen – denk aan een online-omgeving (Simon, 2014, p. 286). Door ons
intreden in de informatiemaatschappij en de explosieve groei van nieuwe realiteiten die door de
ICT gecreëerd worden, brengen wij steeds meer tijd door op het web. Bovendien verstrengelt
dat wat wij online doen, zich met het offline leven, waardoor de grens tussen online- en offline-
zijn steeds meer vertroebelt. Immers, als iemand een auto bestuurt en de aanwijzingen van een
navigatiesysteem volgt, heeft het al weinig zin om te vragen of diegene online of offline is, omdat
dit met elkaar verstrengeld is.
Op dit moment ervaren wij de wereld nog deels ‘Newtoniaans’ in die zin dat er nog sprake is van
‘dode’ objecten die niet interactief zijn of in staat zijn om te leren, adviseren en met elkaar te
communiceren. Online is nog iets waarop je kunt uitloggen, wat nog niet compleet verstrengeld
is met ons offline leven. Toch stuiven we steeds meer af op een wereld waarin alles
geconnecteerd is met elkaar en wél in staat is om met elkaar te verbinden. De wereld zal ons
steeds meer toekomen als iets dat kunstmatig leeft: steeds meer objecten zijn ITentiteiten, in
staat om te leren, adviseren en met elkaar te communiceren. In een volgende technologische
revolutie zal het maken van nieuwe technologieën dan ook niet centraal staan, maar zal het veel
meer gaan om de connectiviteit tussen apparaten, om een horizontale revolutie waarin alles met
alles in verbinding komt te staan. Floridi spreekt in dit geval van a2a-technology, ofwel: anything
to anything technology. De wereld wordt steeds meer een volledig interactieve wereld waarin
alles op alles reageert, op elkaar is aangesloten en overal en altijd reageert – door Floridi ook
wel a4a, ofwel anywhere for anytime genoemd.
13
1.5 De mens als inforg
Bij a2a-technology gaat het niet alleen om het connecteren van apparaten en technologieën,
maar ook de mens behoort tot het anything. Als gevolg van de herontologisering van de infosfeer
is de mens begonnen zichzelf steeds meer te zien als een verbonden informatieorganisme, ofwel:
een inforg. De intrinsieke informatieaard van de mens komt hierdoor naar voren. Hiermee
bedoelt Floridi dat we het idee gaan omarmen dat we geen zelfstandige, unieke entiteiten zijn,
maar informatief belichaamde organismes, die met elkaar verbonden en ingebed zijn in een
infosfeer die we delen met andere, al dan niet kunstmatige, inforgs.
We zijn op een punt aangekomen waarop de mens massaal migreert naar de infosfeer waarin
inforgs te midden van andere inforgs en actoren leven in een omgeving die vriendelijker is voor
informatieschepsels dan voor mensen die geen toegang hebben tot informatie. Na de voltooide
massale migratie naar de infosfeer zullen we ons beroofd, uitgesloten, gehandicapt of zelfs
verlamd en getraumatiseerd voelen als we hiervan worden losgekoppeld. De generatie die
online geboren wordt en niets anders kent dan de infosfeer, zal elke onderbreking van de
normale informatiestroom als zeer negatief ervaren.
Hiermee komt een nieuw criterium voor bestaan – voor wat het betekent om als compleet en
reëel door te gaan – naar voren. Niet meer datgene dat onveranderlijk is of waargenomen wordt
– zoals voorgaande filosofen meenden – is echt, maar het nieuwe criterium is interactie en
verbondenheid geworden: zijn is verbonden zijn, ook al is datgene waarmee we verbonden zijn
kortstondig en virtueel.
1.6 De vierde revolutie
Ten opzichte van techniek en artificiële entiteiten onderscheidde men zich voorheen door het
vermogen tot logisch redeneren, het verwerken van informatie en zogenaamd slim gedrag. Maar
met de Pascalina was het zaad van de vierde revolutie geplant: het was de eerste stap waarin
taken die voorheen voorbehouden waren aan mensen werden overgenomen door artefacten. Na
deze uitvinding heeft de technologie een explosieve groei doorgemaakt en is het steeds
geavanceerder geworden – hierdoor neemt het niet alleen steeds meer taken over van de mens,
maar gaan wij er ook steeds meer een beroep op doen en zijn wij als levende in een
hyperhistorie zelfs afhankelijk geworden van ICT.
De zowel kwantitatieve als kwalitatieve groei van de ICT heeft – met het werk van Turing
voorop – op zowel introverte als extroverte wijze een grote invloed gehad op de mens: niet
alleen ons zelfbegrip, maar ook hoe wij in contact staan met de wereld en anderen is er op
14
ingrijpende wijze door beïnvloed. Door de informatierevolutie is onze misvatting over onze
unieke positie in de wereld verdwenen en zijn wij gedwongen om ons zelfbegrip te herzien: wij
zijn niet langer unieke wezens in een wereld die gedomineerd wordt door de mens met behulp
van techniek, maar wij zijn informatie-entiteiten te midden van en gerelateerd aan andere – al
dan niet artificiële – informatie-entiteiten. De informatie waar wij zelf uit bestaan en de
informatie over onszelf spelen nu, meer dan ooit, een doorslaggevende rol bij het ontwikkelen en
creëren van persoonlijke identiteit en ons hieraan gerelateerde zelfbeeld. En die informatie over
onszelf proberen wij angstvallig voor onszelf te houden. Hiermee zijn we aangekomen bij het
privacyvraagstuk dat door alle ontwikkelingen in de ICT voortdurend aan veranderingen
onderhevig is. Waarom het zo belangrijk is dat wij zelf controle houden over onze eigen
informatie en op welke wijze dit een rol speelt in de ontwikkeling van onze identiteit en ons
zelfbeeld, zal in het volgende hoofdstuk, omtrent privacy, besproken worden.
15
Hoofdstuk 2: De impact van ICT op ons privacy-begrip
Na zeventien jaar komt er een eind aan de zaak Kowsoleea. Samen met zijn advocaat en de
nationale ombudsman is er gewerkt aan het opschonen van de verschillende databases waarin
zijn naam gelinkt werd aan misdaden die hij niet heeft begaan (EenVandaag, 2013). Helaas staat
Kowsoleea’s zaak niet op zich. In 2012 werden volgens een onderzoek van
PricewaterhouseCoopers maar liefst circa 612 duizend Nederlanders slachtoffer van
identiteitsfraude en heeft 16,3% van de volwassen Nederlanders er wel is mee te maken gehad.
Dit is een enorme stijging ten opzichte van de jaren ervoor: in 2007 ligt het aantal slachtoffers
zelfs nog onder de honderdduizend.2 Deze stijging gaat samen met de digitalisering van de
wereld. Door de radicale herconstructie van de infosfeer verstrengelt het online en offline leven
van mensen zich steeds meer en dit heeft een grote invloed op de informatie die wij al dan niet
bewust van onszelf achterlaten of vrijgeven op onder andere het internet. Niet alleen social
media als Facebook en Twitter zijn hier goede voorbeelden van, maar ook de overheidsdiensten
DigiD en Studielink vragen ons om gevoelige informatie op internet vrij te geven – informatie die
wel beveiligd wordt, maar desalniettemin altijd gevoelig is voor cyberattacks.
Omdat de ICT zich in een razend tempo ontwikkelt en het gebruik van de digitale ICT sneller
groeit dan een kritische reflectie erop, worden niet alleen de grenzen van privacy continu
opgezocht, maar is het begrip zelf ook aan veranderingen onderhevig. Welke veranderingen dit
zijn, staan centraal in dit hoofdstuk en in dit kader zullen de volgende deelvragen beantwoord
worden: ‘Hoe omschreven we privacy vóór de informatierevolutie?’, ‘Wat betekent privacy na de
informatierevolutie en de daaruit volgende herontologisering?’ en ‘Waar zit de discrepantie
tussen hoe privacy vóór de informatierevolutie werd omschreven en hoe het nu wordt
omschreven?’ Deze vragen zullen beantwoord worden aan de hand van Floridi’s ‘The Ethics of
Information’ (2013).
2.1 Ontologische frictie
Eén van de kernbegrippen om de veranderingen te kunnen begrijpen die de ICT heeft
doorgemaakt en die een grote weerslag op onze privacy heeft, is ‘ontologische frictie’ – door
Floridi ook wel ‘informationele frictie’ genoemd. Met ontologische frictie worden krachten
bedoeld die de informatiestroom tegenwerkingen binnen (een gedeelte van) de infosfeer, en dus
het werk en de inspanning tegenwerken die nodig zijn om informatie in een bepaalde omgeving
2 Recentere cijfers zijn op het moment van schrijven niet beschikbaar.
16
te genereren, verkrijgen, verwerken en over te dragen. Voor de ontologische frictie geldt dat hoe
lager de frictie, hoe groter de toegankelijkheid van informatie (Simon, 2014, p. 288). Factoren
die bijdragen aan de ontologische frictie zijn onder andere afstand, ruis, een gebrek aan bronnen
(waarbij voornamelijk aan tijd, geheugen van ICT en de capaciteiten tot het vergaren van
informatie gedacht kan worden) en de complexiteit van het vergaren van data. Deze factoren
zijn de laatste jaren, door ontwikkelingen in de ICT, drastisch afgenomen. Dit heeft grote
gevolgen voor de informationele privacy van mensen: hoe lager de ontologische frictie in een
samenleving, hoe hoger de toegankelijkheid van persoonlijke informatie van inwoners van die
infosfeer, en hoe minder sprake er is van informationele privacy. Informationele privacy, zo
meent Floridi, is een functie van de ontologische frictie in de infosfeer – iedere factor die invloed
heeft op de ontologische frictie heeft dat automatisch ook op de informationele privacy.
Omdat ICT zich de laatste jaren ontwikkeld heeft tot een zogenaamde supergeleider van
informatie, is het uitgegroeid tot de meest invloedrijke factor van de ontologische frictie in de
infosfeer. Een groot verschil is alleen op welke wijze de moderne ICT de infosfeer beïnvloedt en
dit kan duidelijk gemaakt worden door de nieuwe ICT te vergelijken met oude ICT.
2.2 Oude en nieuwe ICT
Met oude ICT wordt die technologie bedoeld die de ontologische frictie in een omgeving doet
afnemen. Hierbij kan men denken aan televisie of radio: beide apparaten zorgen dat er in huis
een stroom van informatie binnenkomt en versterken op deze manier hun gebruiker doordat
diens informatie toeneemt. Dit kenmerk van de oude ICT wordt goed vertegenwoordigd in
George Orwell’s ‘1984’ en de informationele almachten in het verhaal die elke vorm van
ontologische frictie overkomen zijn en hierdoor ieder aspect van de informatiestroom
controleren. Iedere vorm van informationele privacy is hierdoor vernietigd. Oude ICT’s werken
hierdoor één richting op: ze kunnen de informatiestroom alleen doen toenemen3.
Vatten we technologische veranderingen op als een continue verandering, dan zouden we
nieuwe ICT’s kunnen zien als een verbetering van de oude, en dus als ICT’s die ons nog meer
versterken en vermeerderen en de informatiestroom nog meer doen toenemen. In dit geval is er
geen radicaal verschil tussen oude en nieuwe ICT’s, alleen een verschil in kwaliteit, en zouden
nieuwe ICT’s de informationele privacy drastisch bedreigen.
3 Opgemerkt kan worden dat oude ICT zoals de televisie de frictie alleen doet afnemen door gebruik van de televisie en dat men er ook voor kan kiezen om geen televisie te kijken. Als de televisie uitstaat is er sprake van een neutrale technologie die geen invloed op de frictie uitoefent, maar als men er wel voor kiest de televisie te gebruiken, dan is er slechts sprake van afname van de ontologische frictie.
17
Echter, Floridi constateert wel een groot verschil tussen oude en nieuwe ICT’s. Waar oude ICT’s
de ontologisch frictie alleen kunnen doen afnemen, kunnen nieuwe ICT’s daarentegen de frictie
juist ook doen toenemen. De mate van privacy die wij genieten, kan door de nieuwe
technologieën zowel gereduceerd als vermeerderd worden en ze werken dus twee kanten op als
het ware tweerichtingsverkeer. Nieuwe ICT’s zijn daarom zowel een zegen als een vloek voor
onze privacy: ze maken een enorme uitbreiding van de stroom van persoonlijke informatie
mogelijk die opgeslagen, verwerkt en benut kan worden, maar tegelijkertijd nemen de mate en
kwaliteit waarin persoonlijke data beschermd kunnen worden ook toe.
Hoe digitale ICT zoals het internet kan bijdragen aan het verminderen van de ontologische frictie
is vrij evident: het internet maakt een grote hoeveelheid informatie beschikbaar – van het beste
restaurant in de stad tot hoe je een bom moet maken – en als iets eenmaal op het internet staat,
is het moeilijk dan wel onmogelijk om het er weer vanaf te krijgen. Dat ICT’s echter ook helpen
bij het beschermen van persoonlijke informatie vraag om meer uitleg. Op het gebied van het
generen van data helpen digitale ICT’s om persoonlijke data te beschermen onder andere door
middel van firewalls, wachtwoorden, anonimisering van gegevens en encryptie (waarbij
gegevens versleuteld worden waardoor ze veilig uitgewisseld kunnen worden tussen twee
communicatiesystemen). Op het gebied van het opslaan van data gebeurt dit onder andere door
middel van wetgeving, namelijk de Databeschermingsrichtlijn uit 1995 waarin vastgelegd is dat
persoonlijke informatie ingezien, gecontroleerd, verbeterd en aangepast mag worden en er zelfs
geëist mag worden dat bepaalde informatie verwijderd wordt uit databases. Op het gebied van
het managen van informatie helpen digitale ICT’s bij het controleren en reguleren van het
gebruik van data.
De problemen die door de digitale ICT’s veroorzaakt worden, worden tegelijkertijd deels
opgelost door diezelfde ICT, omdat inbreuken op privacy makkelijker geïdentificeerd en hersteld
kunnen worden (Floridi, 2014, p. 105).
2.3 Privacy vóór de digitale revolutie
Niet alleen de ICT, maar ook de bijbehorende privacy-opvatting heeft grote veranderingen
doorgemaakt. Ten tijde van de oude ICT speelde inbreuk op privacy een minder prominente rol
in ethische discussies dan nu. Om te kunnen stellen waar precies de discrepantie zit tussen de
privacy-opvatting vóór en na de informatierevolutie, zal nu eerst gekeken worden naar hoe
privacy omschreven werd vóór de informatierevolutie.
18
In ‘The Fourth Revolution’ (2014) stelt Floridi dat de boeken over morele filosofie van tientallen
jaren geleden nog vrijwel geen referenties aan privacy bevatten. Hierbij moet opgemerkt
worden dat er tientallen jaren geleden wel degelijk gerefereerd werd aan privacy-kwesties,
maar de aard hiervan was dusdanig anders, waardoor het onderwerp nog minder drukkend
was. Het leven speelde zich nog grotendeels, of zelfs geheel, offline afspeelde: voor geldzaken
ging men naar de bank en voor het inschrijven voor een studie werd een formulier opgestuurd
naar het toenmalige ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.4
De overzichtelijkheid van privacy begon met de opkomst van nieuwe technologieën steeds meer
te verdwijnen: het eerste belangrijke artikel dat aan dit onderwerp gewijd werd, richt zich
voornamelijk op bescherming van smaad in gedrukte media zoals kranten en het ongeoorloofd
afdrukken van beeldmateriaal waar personen op staan. Voor juristen Samuel Warren en Louis
Brandeis waren de vooruitgang in gedrukte media en de opkomst van de fotocamera de
uitlokkers voor hun artikel ‘The Right to Privacy’ (1890) waarin zij het fenomeen omschrijven
als: “The right to be let alone”. De opkomst van de globale informatiemaatschappij en
interactieve media zijn pas uitlokkers geweest voor de vele discussies omtrent het fenomeen
door de grote invloed die zij hebben op de ontologische frictie.
2.3.1 Anonimiteit van de metropool
Floridi lijkt zich met zijn opmerking dat de boeken over morele filosofie tientallen jaren gelden
nog vrijwel geen verwijzingen bevatten aan privacy vooral te richten op het verschil tussen de
aard van privacy toen en nu. Vóór de digitale revolutie, zo legt hij uit, was er sprake van een
vorm van privacy gebaseerd was op anonimiteit. Met anonimiteit wordt de onbeschikbaarheid
van persoonlijke informatie bedoeld, omdat verschillende soorten informatie over een bepaald
persoon lastig te verkrijgen dan wel met elkaar te correleren zijn.
Gedurende de 19e en 20e eeuw, toen de oude ICT’s hun opmars maakte in de vorm van radio,
fotografie, de telegraaf en televisie, nam de ontologische frictie in toenemende mate af. Maar
tegelijkertijd ontstond er een nieuw, sociaal fenomeen in de vorm van de metropolis dat werkte
als tegenhanger van deze afnemende frictie. Wist voorheen in kleine plattelandsdorpjes
iedereen alles van elkaar, in de stedelijke omgeving van de metropolis was het wel mogelijk voor
de inwoners om informatie voor hun medemens verborgen te houden en een grote mate van
anonimiteit te verkrijgen. Zelfs op het internet genoot men van een grote mate van anonimiteit,
omdat wat zij deden niet traceerbaar was en gegevens niet werden opgeslagen of aan derden
4 Pas in 2003 is de naam van het ministerie veranderd in Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
19
werden verstreken. Door de computer uit te schakelen was het onderscheid tussen wat men
online en offline deed nog een houdbaar onderscheid.
De samenleving in de metropolis en de bijbehorende privacy-opvatting verschilt in grote mate
van hoe men met elkaar samenleeft in kleinere gemeenschappen zoals dorpen waar iedereen
elkaar kent. Privacy gebaseerd op anonimiteit is in de kleinere gemeenschappen vrijwel
onmogelijk. Opvallend is dat de nieuwe samenleving met geavanceerde technologieën wat
privacy betreft in zekere mate op de kleinere samenlevingen lijkt, waarin privacy gebaseerd op
anonimiteit niet langer vol te houden is. Reden voor deze terugkeer is de digitale revolutie en de
invloed die dit heeft op ons privacy-begrip.
2.4 Privacy na de digitale revolutie
De nieuwe ICT’s hebben de omgeving waarin wij leven op ingrijpende wijze veranderd. De
herontologisering van de infosfeer brengt veranderingen mee voor onze huidige opvatting
omtrent privacy en de mate waarin wij dit fenomeen waarderen. In deze paragraaf zal
uiteengezet worden wat privacy nog betekent na de informatierevolutie. Het is voor deze vraag
van belang niet alleen om in te zien dat wij belang hechten aan privacy, maar vooral waarom wij
er belang aan hechten. Waarom privacy zo belangrijk voor ons is, zal daarom eerst uiteengezet
worden.
2.4.1 Het belang van informatie
Net zoals de wereld een re-interpretatie eist door alle veranderingen die de informationele
revolutie teweeg heeft gebracht, vereist ook onze privacy-opvatting dat. Er moet ruimte komen
voor een nieuwe opvatting omtrent privacy; een opvatting die rekening houdt met de
informationele natuur van de inforgs. Het belangrijkst dat we hiervoor moeten inzien is volgens
Floridi dat iedereen, iedere inforg, geconstitueerd wordt door zijn of haar informatie – en dus
moeten we een inbreuk op iemands privacy zien als een inbreuk op iemands persoonlijke
identiteit.
Maar wat bedoelt Floridi precies met dat inforgs geconstitueerd worden door hun informatie?
Het betekent dat iemands informatie diegene toebehoort. Dit toebehoren moet gezien worden op
dezelfde wijze als ons lichaam, onze ideeën en onze gedachten ons toebehoren. Er is dus niet
zozeer sprake van ons eigendom, maar we kunnen onze informatie niet los zien van wie wij zijn:
wij zijn onze informatie. Als concreet voorbeeld geeft Floridi het spoor aan data dat wij
achterlaten op onder andere het internet. Kevin Bankston, advocaat bij de Electronic Frontier
20
Foundation (een stichting die zich inzet voor burgerrechten in cyberspace) beschrijft dit als
volgt: “Your search history shows your associations, beliefs, perhaps your medical problems.
The things you google define you. […] data that’s practically a printout of what’s going on in your
brain: What you are thinking of buying, who[m] you talk to, what you talk about.” (Floridi, 2014,
p. 122)
Maar ook de kapper, het openbaar vervoer en de supermarkt om de hoek houden data bij over
ons: respectievelijk hoe vaak en wanneer wij komen, waar wij heen gaan en welke
boodschappen we meenemen. We laten continu een spoor van data achter op dezelfde wijze als
we een spoor van dode huidcellen achterlaten. Het feit dat digitale ICT het mogelijk maakt om
dit spoor op te slaan, te monitoren, te verwerken, en te gebruiken voor sociale, politieke en
commerciële doeleinden herinnert ons aan onze informationele natuur als individuen.
2.4.2 Drie vormen van het Zelf
Om uit te leggen hoe de ICT onze identiteit en ons zelfbeeld beïnvloeden, maakt Floridi in ‘The
Fourth Revolution’ het onderscheid tussen persoonlijke identiteit, hoe mensen zijn;
zelfconceptie, hoe mensen denken dat ze zijn; en het zogenaamde sociale zelf, hoe en wat
anderen over ons denken. Deze drie noties hangen nauw met elkaar samen: hoe anderen over
ons denken heeft weerslag op hoe wij over onszelf denken en dit heeft weer weerslag op hoe
onze persoonlijke identiteit zich vormt.
Het is met name het sociale zelf dat door ontwikkelingen in de ICT, denk aan social media, aan
veranderingen onderhevig is als het ware een digitaal panopticum5. Hoe anderen over ons
denken proberen wij in grote mate te beïnvloeden door hoe wij onszelf online presenteren: op
Facebook laten wij vrijwel uitsluitend de goede kanten van onszelf zien – de reden dat Facebook
ook wel Fakebook of Feestbook genoemd wordt door respectievelijk prof. dr. F.A. Muller en dr. P.
Delaere. De uitspraak van Proust dat “our social personality is created by others” lijkt hiermee
treffender dan ooit tevoren. Voor de zogenaamde Z-generatie, de generatie die online geboren is,
is het niet meer dan vanzelfsprekend dat hun online-identiteit een belangrijk onderdeel vormt
voor hun algehele identiteit.
Deze online-generatie die veel tijd steekt in het vormen van hun online-identiteit en op deze
wijze niet alleen beïnvloeden hoe anderen ze zien, maar daardoor ook hoe zij zichzelf zien en
5 Het digitale panopticum is een verwijzing naar Jeremy Bentham’s werk ‘Panopticon; of the Inspection-House’ uit 1787. Het panopticum dat Bentham beschrijft, verwijst naar de architectuur van een gevangenis waarin de cipier vanuit één centraal punt alle gevangenen kan bewaken, zonder dat de gevangenen kunnen zien of er daadwerkelijk een cipier aanwezig is. De gevangenen, bewust van het feit dat ze continu gezien kunnen worden, gedragen zich hier naar en worden op deze manier gecontroleerd en gedisciplineerd – wat Foucault in zijn werk ‘Discipline, toezicht en straf’ (1989) verder heeft uitgewerkt. Het digitale panopticum verwijst dan naar social media en de wijze waarop wij onszelf vormgeven door ons in te leven in hoe anderen naar ons kijken. We slaan onszelf gade door de ogen van anderen en passen ons online profiel hierop aan.
21
hoe zij uiteindelijk, ook offline, echt zijn, wordt door Floridi wel de hyper-self-conscious
generation genoemd.
2.4.3 Wij zijn onze informatie
Ook op de vorming van ons zelfbegrip als informatie-entiteiten, als inforgs, heeft ICT invloed.
Maar wat bedoelt Floridi er precies mee als hij zegt dat wij onze informatie zijn? De mens, zo
meent hij, is een complex informatiesysteem. Alles wat wij doen, denken en vertellen, maakt wie
wij zijn: bewuste activiteiten die wij doen, het bewustzijn dat wij hebben over ons eigen leven,
de verhalen die wij over onszelf vertellen. Omdat ICT’s een grote invloed hebben op deze
informatiepatronen zijn het invloedrijke technologieën van het Zelf, ook wel egopoëtische
technologieën genoemd door Floridi (Floridi, 2013, p. 210). Net zoals de vierde revolutie een
herziening eist van ons zelfbegrip, vereist ook privacy een radicale herinterpretatie: een die met
de informatienatuur van het zelf rekening houdt. Ieder persoon moeten we erkennen als
geconstitueerd uit zijn of haar informatie en die informatie heeft dus een zelf-constituerende
waarde met als gevolg dat een inbreuk op privacy een vorm van agressie is tegenover iemands
persoonlijke identiteit. Bescherming van privacy staat dus gelijk aan de bescherming van
persoonlijke identiteit en hierin ligt de waarde van onze privacy. Deze vorm van privacy, de
mogelijkheid om je eigen informatie te beschermen, noemt Floridi informationele privacy.
De stroom van informatie die door een samenleving heen vloeit, heeft een zekere mate van
frictie nodig waardoor privacy mogelijk gemaakt wordt. De nieuwe ICT’s die de ontologische
frictie zowel kunnen doen afnemen als toenemen zijn dus consistent met de nieuwe
interpretatie omtrent privacy. Ieder samenleving waar geen informationele privacy mogelijk is,
is een samenleving waarin mensen, door de constituerende waarde van persoonlijke informatie,
geen identiteit kunnen vormen. Om de persoonlijke identiteit wel te kunnen waarborgen moeten
we het recht op privacy begrijpen als het recht op immuniteit van onbekende, ongewilde en
onbedoelde veranderingen omtrent onze informatie.
Deze constituerende opvatting kent een aantal gevolgen. Niet alleen iedere vorm van het
vrijgeven van informatie over onszelf is constituerend voor onze persoonlijke identiteit, ook de
informatie die wij verkrijgen is hiervoor van belang. Als erkent wordt dat persoonlijke
informatie constitutief is voor onze identiteit zal het in de toekomst net zo verboden worden om
in persoonlijke informatie te handelen als dat het handelen in organen nu al is. Alles waar je aan
blootgesteld wordt, neemt het risico met zich mee dat het je identiteit vormt.
Opgemerkt moet worden dat Floridi wel onderscheid maakt tussen informatie die ons
constitueert en zogenaamde dode informatie, ofwel: informatie die niet langer constitutief is
22
voor onze persoonlijke identiteit. Bepaalde persoonlijke informatie kan gebruikt worden voor
politieke en commerciële doeleinden, maar iemands naam en geboortedatum kunnen zonder
veel problemen vrijgegeven worden.
2.4.4 Het belang van privacy
Het belang van privacy zit precies in Floridi’s opvatting dat wij onze informatie zijn en dat wij
onszelf vormgeven door middel van onze persoonlijke informatie. Omdat wij zelf kunnen
bepalen welke informatie wij willen vrijgeven en welke we voor ons willen houden, bepalen wij
in grote mate respectievelijk hoe anderen naar ons kijken, hoe wij naar onszelf kijken en hoe
onze persoonlijke identiteit zich vormt. Een voorwaarden voor deze zelfbepaling is de
mogelijkheid om persoonlijke informatie voor ons te houden: “If you reveal everything, bare
every feeling, ask for understanding, you lose something crucial to your sense of yourself. You
need to know things that others don't know. It's what no one knows about you that allows you to
know yourself.” (DeLillo, 2010).
2.5 Discrepantie tussen privacy vóór en na de informatierevolutie
Een één-op-één vergelijking met hoe privacy vóór de informatierevolutie werd opgevat en hoe
het daarna werd opgevat, zou niet vruchtbaar zijn, omdat het verschil geen kwalitatief verschil
bevat, maar een verschil in de aard van de privacy-opvatting.
De anonimiteit die men vóór de informatierevolutie genoot is een opvatting die de omgeving,
namelijk het gebrek aan een dominante digitale infrastructuur, toeliet. Deze privacy-opvatting
die gebaseerd was op anonimiteit hield de onbeschikbaarheid van persoonlijke informatie in,
omdat deze informatie niet dan wel lastig te verkrijgen was. Privacy als onderdeel van de
privésfeer kon voorheen nog afgezet worden tegen de publieke sfeer, omdat het twee helder te
onderscheiden sferen betrof. Door technologische ontwikkelingen zien we dat het internet als
onderdeel van het publieke domein steeds meer onze privésfeer binnendringt: “The Internet is
an important extension of the public space, even when operated and owned by private actors.
The notions of fragmented publics, of third spaces, and of commons, […] all challenge our
current understanding of the public-private distinction.” (Floridi, 2015, p. 10-11).
Het achterhouden van informatie in een metropool waarin je op kan gaan in de menigte en
waarin nog niet verwacht wordt dat persoonlijke informatie vrijgegeven wordt op internet is
een stuk gemakkelijker dan in een infosfeer waarin veel zaken online geregeld worden. Alleen al
voor het inschrijven van een studie wordt het vrijgeven van een grote mate van digitale
23
persoonlijke informatie verwacht. Deze informatie wordt vervolgens opgeslagen, geanalyseerd
en bewaard. Een ontwikkeling die het einde van de anonimiteit inluidde.
2.5.1 Einde van anonimiteit, begin van privacy
Het is de opkomst van databases waarin informatie niet alleen opgeslagen, maar ook
geanalyseerd en vergeleken wordt met andere data, dat maakt dat anonimiteit niet langer vol te
houden is. Universitair hoofddocent in computerwetenschappen Vitaly Shmatikov onderbouwt
dit in zijn lezing ‘The End of Anonimity, the Beginning of Privacy’. Aansluitend op Floridi’s theorie
over het verdwijnen van de privacy-opvatting die op anonimiteit gebaseerd is, vertelt Shmatikov
over de methode waarmee bedrijven pogen de anonimiteit van hun klanten te waarborgen. In
grote databases van bedrijven wordt persoonlijke informatie zogenaamd geanonimiseerd: data
die gebruikt kunnen worden voor de identificatie van een bepaald persoon worden weggelaten,
waardoor de resterende data niet meer terug te leiden zijn naar de persoon waartoe ze behoren.
Echter, Shmatikov laat zien dat iedere vorm van data herleid kan worden naar de persoon
waartoe ze behoren, omdat alle data waardoor je je onderscheidt van anderen hiervoor ingezet
kan worden. De zogenaamde dode informatie waar Floridi over spreekt, is volgens hem daarmee
een mythe. Anonimiteit is hiermee wel een noodzakelijke, maar geen voldoende voorwaarde
voor privacy meer.
De nieuwe vorm van privacy is niet meer op anonimiteit, maar op informatie gebaseerd. Door de
radicale herontologisering van de infosfeer vatten we de wereld, en daarmee ook de mensen om
ons heen èn onszelf, op in informatietermen. Wij zijn inforgs geworden, bestaande uit
informatie. Omdat wij onze informatie zijn, moeten we deze ook zo goed mogelijk beschermen
en dus van een zekere mate van privacy genieten, zodat wij die informatie zowel online als
offline zelf kunnen vrijgeven zoals wij dat willen. Het is deze nieuwe vorm van privacy, die
rekening houdt met de informationele natuur van de inforgs, waar we ons op moeten richten.
24
25
Hoofdstuk 3: Kritische reflectie op Floridi’s theorie
De uiteenzetting van Floridi’s theorie en de toespitsing hiervan op zijn privacy-begrip brengen
een aantal punten naar voren die de moeite waard zijn om nader te onderzoeken. In dit
hoofdstuk zal ik een aantal kritische kanttekeningen plaatsen bij Floridi’s notie omtrent dode
informatie en hoe er naar deze dode informatie gekeken wordt vanuit verschillende culturen.
Er zullen vier verschillende kritiekpunten onderscheiden worden, te weten: een conceptueel
kritiekpunt waarbij het voornamelijk gaat om wat Floridi precies bedoelt met de termen ‘dode
informatie’ en ‘constituerende informatie’; een cultuur-relativistisch punt waarbij er gekeken
wordt naar de hantering van deze termen in verschillende culturen; een antropologisch punt
waarbij er gekeken wordt naar de relatie tussen informatie en identiteit; en een technisch punt
waarin een praktisch bezwaar van Floridi’s uitwerking van het begrip ‘dode informatie’ naar
voren komt.
Het gevolg van deze kritiekpunten is dat de houdbaarheid van Floridi’s theorie omtrent
constituerende informatie en de daaraan gerelateerde privacy-opvatting in het geding komt.
Omdat constituerende informatie een fundamentele bouwsteen voor zijn theorie vormt, kunnen
kritiekpunten op dit punt zelfs zijn gehele theorie ondermijnen.
In eerste instantie zal nu uiteengezet worden wat het begrip ‘dode informatie’ volgens Floridi
betekent en vervolgens zal aan de hand van de vier kritiekpunten naar voren komen welke
problemen deze notie met zich meebrengt.
3.1 Floridi’s visie omtrent dode informatie
De term ‘dode informatie’ wordt door Floridi geïntroduceerd om duidelijk te maken dat niet
iedere vorm van persoonlijke informatie een bijdrage levert aan de vorming van persoonlijke
identiteit: “[…] we might relax our attitude towards some kinds of ‘dead personal information’
that, like ‘dead pieces of oneself’, are not really, or no longer, constitutive of ourselves.” (Floridi,
2014, p. 122). Voorbeelden van dode informatie zijn onze naam en geboortedatum: deze kunnen
wij zonder problemen vrijgeven en zijn voor de vorming van onze persoonlijke identiteit niet
belangrijk. Maar Floridi gaat nog verder en meent ook dat de naam van je partner en ouders en
persoonlijke financiën niet constitutief zijn voor iemands identiteit. Wel meent Floridi dat we
sommige informatie voor onszelf moeten houden, zodat wij die op de wijze waarop wij dat
willen zelf vrij kunnen geven. Waarom dit niet geldt voor onze financiën, maakt Floridi niet
26
duidelijk. Financiële status is in bepaalde kringen wel degelijk een onderdeel van iemands
identiteit, en zou dus niet als dode informatie aangeduid kunnen worden, maar daar lijkt Floridi
hier geen rekening mee te houden. Als wij ons daarnaast grotendeels vormen door de blik van
anderen, dan is het voor sommigen wel degelijk belangrijk of anderen hen zien als
grootverdiener of als financieel minder bedeeld.6
3.2 Conceptueel kritiekpunt
3.2.1 Floridi’s gebruik van de term ‘dode informatie’
Om zijn punt omtrent dode informatie sterk te maken, gebruikt Floridi zelf de Derde Geneefse
Conventie waarin de rechten van oorlogsgevangenen vastgelegd staan. Oorlogsgevangenen
moeten, willen zij aanspraak kunnen maken op hun rechten, hun naam, geboortedatum, rang en
dienstnummer doorgeven. Hierin ligt gelijk het probleem, meent Jack McDonald, onderzoeker
aan het Centre for Science and Security Studies van King’s College London in zijn artikel ‘Naming
Privacy & the Yanomami’ (2014). De rechten van oorlogsgevangenen zijn internationaal
vastgelegd, maar kunnen pas nageleefd worden op het moment dat iemand informatie over
zichzelf vrijgeeft en zichzelf daardoor identificeert als een oorlogsgevangene met rechten. De
persoon identificeert zichzelf als een persoon met rechten door de informatie die hij/zij
vrijgeeft, en dus als een persoon die bescherming mag verwachten. Floridi’s punt dat we niet
geconstitueerd worden door dode informatie, zoals onze naam, vrij te geven, lijkt hier dus niet
op de gaan. Hier geldt juist des te meer wat Floridi meent over informatie die ons wel
constitueert: wij zijn onze informatie en oorlogsgevangenen zijn hun informatie aan de hand
waarvan ze erkend worden als oorlogsgevangenen met rechten.
3.2.2 Floridi’s gebruik van de term ‘constituerende informatie’
Als dode informatie volgens Floridi informatie is die ons niet constitueert, wat is dan informatie
die ons wel constitueert? Volgens Floridi gaat het hier om persoonlijke informatie die verder
niemand iets aangaat en die wij voornamelijk door middel van sociale netwerken creëren
(Herritt, R., 2014). Het is informatie over wat ons motiveert en drijft (McDonald, 2014). Zelf zegt
Floridi hierover dat “the self-constituting interpretation suggests that your informational sphere
and your personal identity are co-referential, or two sides of the same coin” (Floridi, 2014, p.
120). Maar een verdere uitleg over waar deze constituerende informatieve precies uit bestaat,
blijft uit. Deze uitleg biedt wellicht een aantal subjectieve handvatten over wat constituerende
informatie zou kunnen zijn, maar geeft geen visie van wat objectief gezien constituerende
informatie is. In het kader van een recent Google-debat over het recht om vergeten te worden,
6 Of het goed is dat wij onze identiteit hiervan laten afhangen is uiteraard een heel andere vraag.
27
meent Floridi dat Google zichzelf de volgende vraag moet stellen: “Is the information this person
would like to see de-linked, or even perhaps removed, constitutive of that person […] or is it
something completely irrelevant?” (Herritt, 2014). Maar als er geen objectieve criteria zijn om te
weten of informatie constituerend is, is deze vraag niet uitvoerbaar. Een seksuele voorkeur kan
voor de één informatie zijn die hij/zij met niemand wil delen, terwijl de ander zichzelf erdoor
uitdrukt en dit graag verspreidt.
Als er niet uitgemaakt kan worden wat constituerende informatie is, is het idee dat we onze
constituerende informatie moeten beschermen, omdat onze privacy precies uit die mogelijkheid
bestaat, niet uitvoerbaar. Tevens is er informatie die in de ene cultuur zonder problemen
vrijgegeven kan worden en die als dode informatie aangeduid zou kunnen worden, terwijl
dezelfde informatie in de andere cultuur juist als constituerend gezien wordt.
3.3 Cultuur-relativistisch kritiekpunt van McDonald
Zo wijst McDonald in zijn artikel op het cultuurrelativisme dat gepaard gaat met het idee dat het
onschuldig is om iemands naam vrij te geven. Floridi meent dat er maar één infosfeer is die een
steeds groter gebied op aarde beslaat. Gemeenschappen die buiten en binnen de infosfeer leven,
worden steeds lastiger te onderscheiden omdat de informatiemaatschappij een steeds groter
gebied omvat: “We live in a single infosphere, which has no ‘outside’ and where intra- and inter-
community relations are more difficult to distinguish.” (Floridi, 2014, p. 111). Waar hier echter
geen ruimte voor lijkt is hoe er met persoonlijke informatie wordt omgegaan in verschillende
culturen. McDonald haalt hiervoor het Yanomami-volk aan dat leeft op de grens tussen Brazilië
en Venezuela. Voor het Yanomami-volk is het ongepast en zelfs beledigend om iemand bij zijn
voornaam aan te spreken. Deze informatie wordt daarom ook niet met iedereen gedeeld: “We
want to protect our name. We don’t like to repeat it all the time” (Kopenawa, D., Albert, B., 2013).
Het niet bekend willen maken van iemands naam is ook terug te vinden in het oude Egypte. Aan
iemands naam werd dusdanig veel waarde gehecht, dat de echte naam vaak zelfs het hele leven
geheim bleef: “Knowledge of a person’s true name gave one magical powers over that individual
and this is among the reasons why the rulers of Egypt took another name upon ascending the
throne” (Nick, J.J., 2013). Een naam gaf namelijk veel weg over iemands persoonlijkheid, zijn
toewijding aan een god of een bepaalde locatie en reflecteerde de tijd waarin iemand leefde (Hill,
J., 2010). Door het vrijgeven van je naam gaf je dusdanig veel (gevoelige) informatie vrij over
jezelf, dat men deze liever voor zichzelf hield.
28
In onze westerse samenleving betekent een naam beduidend minder dan het voor het
Yanomami-volk of voor de oude Egyptenaren betekende, maar het zet wel aan het denken. Als
de infosfeer, zoals Floridi meent, inderdaad steeds meer van de wereld en daarmee steeds meer
verschillende culturen omvat, dan moet er ruimte zijn voor de gewoontes en gebruiken van die
verschillende culturen. Het erkennen van een naam als dode informatie is dan een voorbarige
conclusie. Dezelfde invulling van het begrip ‘dode informatie’ die voor de gehele infosfeer geldt,
lijkt hiermee in twijfel getrokken.
Waar meer oog voor moet komen is de glokalisering van constituerende informatie. Met de term
‘glokaliseren’ – wat een samenvoeging is van globaliseren en lokaliseren – wordt de lokale,
culturele invulling van mondiale verschijnselen bedoeld. Nu kunnen we met Floridi wel zeggen
dat mensen bestaan uit hun informatie en dat de informatie die ons constitueert constituerende
informatie is, maar de invulling kan, zoals het Yanomami-volk en de oude Egyptenaren ons laten
zien, wel verschillen. Ook in Zweden is er sprake van een andere invulling van het begrip
‘constituerende informatie’. Zweden geven informatie over zichzelf vrij die Floridi als
constituerend zou aanduiden7. Wat we volgende Floridi moeten doen is deze constituerende
informatie voor onszelf houden, omdat we anders geen identiteit kunnen vormen. Dit heeft tot
gevolg dat Zweden volgens de theorie van Floridi geen identiteit kunnen vormen. In dit kader
zullen we het offentlighetsprincipen van Zweden bekijken zoals Luuk Mulder (2014) dit in zijn
stuk ‘Als de overheid (bijna) niks meer geheim houdt’ uiteengezet heeft.
3.4 Antropologisch kritiekpunt aan de hand van Zweden
De Zweedse overheid lijkt een tegenvoorbeeld te vormen op Floridi’s stelling dat er zonder
informationele privacy geen persoonlijke identiteit gevormd kan worden. Omdat Zweden geen
scheiding der machten kent, is er sprake van een zogenaamd offentlighetsprincipen dat inhoudt
dat alle beslissingen, officiële communicatie en wetgevingsprocessen van de overheid openbaar
gemaakt moeten worden om het gebrek aan de scheiding der machten te compenseren. Omdat
iedere Zweedse burger de overheid kan contacteren en belangrijke informatie op kan vragen,
zijn beslissingen van de overheid altijd door iedereen controleerbaar. Enige uitzonderingen op
de regel zijn documenten met gevoelige informatie over de inwoners van Zweden (Huddinge,
2012); en informatie die de staatsveiligheid of de verhouding met andere landen kan schaden,
maar zelfs hiervoor geldt dat als documenten de stempel ‘geheim’ dragen hier een melding van
gemaakt moet worden.
7 Afgaande op de informatie die we wèl hebben omtrent zijn visie over constituerende informatie, zoals dat het informatie is die verder niemand iets aangaat.
29
Voor het Zweedse volk heeft dit als gevolg dat hun belastingaanslagen, als onderdeel van de
belastingdienst, openbaar zijn. Deze informatie wordt door roddelbladen zelfs gebruikt om
lijsten te publiceren met de meest verdienende artsen, politici, sporters en zakenlui. Naast
belastingaanslagen is ook ieders adres en burgerservicenummer via het internet te achterhalen,
maar ook publieke instellingen maken veel informatie over hun werknemers openbaar. Zweeds
hoogleraar in publiek recht Bengt Lundell geeft toe dat het openbaarheidsprincipe soms
moeilijkheden met zich meebrengt, zeker omdat hij zijn functie als hoogleraar beoefent aan een
universiteit, een publieke instelling die alle informatie over diens werknemers als onderdeel van
dit principe openbaar moet maken: “Als ik mijn naam intik op Google, schrik ik van de
hoeveelheid informatie die er over mij te vinden is. Dat is lang niet altijd even aangenaam. […] In
zo’n functie zijn er altijd mensen die het niet met je eens zijn. Dan is het wel eens lastig dat er zo
makkelijk zoveel over je te vinden is.” (Mulder, 2014).
De belofte dat er geen gevoelige informatie over de Zweden bekend gemaakt wordt, lijkt in de
praktijk moeilijk houdbaar. Omdat ook de rechterlijke macht een publieke instelling is, kan zelfs
informatie over gerechtelijke uitspraken door iedereen opgevraagd en gepubliceerd worden. Dit
blijft niet alleen beperkt tot mensen die veroordeeld zijn, maar ook informatie over wie de
slachtoffers en getuigen waren en wie niet veroordeeld zijn, kan opgevraagd worden.
Dat zulke gevoelige informatie op straat komt te liggen, is een probleem waar het
openbaarheidsprincipe sinds de digitalisering van de wereld mee kampt. Het principe is
namelijk helemaal niet berekend op alle mogelijkheden die deze digitalisering met zich
meebrengt: de Zweedse website LexBase heeft de, op legale wijze verkregen, informatie over
gerechtelijke uitspraken gekoppeld aan de adressen van mensen. Zo was niet alleen te lezen wie
waarvoor voor de rechtbank moest verschijnen, maar ook waar diegene woonde.
Ondanks dat er vanuit verschillende hoeken veel kritiek is geweest op LexBase houden Zweden
alsnog vast aan hun openbaarheidsprincipe. Als verklaring geeft de Zweedse verslaggever
Fredrik Öjemar dat iedereen in Zweden met dit principe is opgegroeid: “Iedereen weet dat
iedereen elkaar kan controleren; waarom zou je dan nog proberen iets te verbergen?” (Mulder,
2014). Als er kritiek geuit wordt, dan is het kritiek op het misbruik van het
openbaarheidsprincipe, niet het openbaarheidsprincipe zelf: voor vrijwel alle Zweden blijft dit
een heilig idee. Erkent wordt dat misbruik altijd mogelijk is en dat het principe hier gevoelig
voor is, maar dit is slechts bijkomende schade, omdat teveel mensen zichzelf anders achter hun
privacy verstoppen. Tevens maakt het offentlighetsprincipen van Zweden de open en
democratische samenleving die het nu is; zorgt het voor een kleine afstand tussen volk en
30
overheid; en is het vertrouwen in de overheid er veel groter dan in de rest van Europa.
Essentieel blijft wel dat er op een verantwoorde manier wordt omgegaan met informatie, en dit
zal door de digitalisering van de wereld één van de grootste uitdagingen zijn waar het principe
mee te maken krijgt.
Het Zweedse openbaarheidsprincipe lijkt in te gaan tegen Floridi’s stelling dat mensen hun
persoonlijke identiteit slechts kunnen ontwikkelen als zij belangrijke informatie voor zichzelf
kunnen houden.8 Wat constituerende informatie is volgens Floridi biedt ruimte voor meerdere
interpretaties, maar uitgaande van zijn stelling dat het informatie is die anderen niets aangaat en
die je voor jezelf wil houden, zou informatie over gerechtelijke uitspraken waarbij je betrokken
was, dan wel als verdachte, dan wel als slachtoffer, hier ook onder vallen. De voorbarige
conclusie dat Zweden geen persoonlijke identiteit kunnen ontwikkelen, kan hieruit niet
getrokken worden. Hun identiteit wordt wellicht op een andere manier gevormd, omdat men
rekening houdt en opgroeit met het idee dat belangrijke informatie wèl vrijgegeven wordt. Het
idee van het panopticum is wat betreft de vorming van identiteit duidelijker aanwezig dan in
samenlevingen waarin iedere vorm van persoonlijke informatie beschermd en afgeschermd
wordt. Mensen gaan zich gedragen naar de kennis dat er veel informatie, ook persoonlijke
informatie, over ze opgevraagd en ingezien kan worden. We worden hierdoor onze eigen cipiers,
als het ware een participerend panopticum (De Mul, 2015-a).
De grootste uitdaging voor Zweden zal zijn hoe zij hun offentlighetsprincipen aanpassen aan de
mogelijkheden die de digitale revolutie biedt: “’Allerlei informatie kan tegenwoordig digitaal met
groot gemak aan elkaar worden gelinkt en daarna vaak klakkeloos gepubliceerd worden,’ aldus
Lundell. Volgens hem is het principe daar niet op berekend.” (Mulder, 2014). Is er dan nog wel
informatie die wij probleemloos kunnen vrijgeven als door middel van databases, waarin
informatie opgeslagen, geanalyseerd en vergeleken wordt, iedere vorm van informatie aan
andere beschikbare informatie gekoppeld kan worden?
3.5 Technisch kritiekpunt aan de hand van Shmatikov
Volgens computerwetenschapper Vitaly Shmatikov is er geen enkele vorm van informatie die je
probleemloos kunt vrijgeven. In zijn lezing ‘The End of Anonimity, the Beginning of Privacy’
(2010) introduceert hij de Myth of the Personal Identifying Information (PII) die verwijst naar
8 Tenzij Floridi meent dat Zweden inderdaad geen persoonlijke identiteit hebben, hetgeen heel andere vragen doet opkomen, zoals wanneer er sprake is van het hebben van een identiteit en of het mogelijk is dat men geen identiteit vormt. Omdat het een vrij voorbarige conclusie zou zijn dat Zweden geen identiteit hebben, wordt op deze vragen niet ingegaan.
31
iedere vorm van informatie in een database die gebruikt kan worden om iemand te
identificeren. Shmatikov richt zich hier voornamelijk op de ontkrachting van het idee dat
anonimiteit in een database gegarandeerd kan worden. Hij maakt duidelijk dat als je informatie
aan elkaar koppelt (niet alleen informatie uit een database, maar iedere vorm van informatie
over een persoon) je belangrijke en/of gevoelige informatie over iemand kunt verkrijgen. Ook al
beschouwt Floridi zoiets simpels als een naam als dode informatie, als het gecombineerd wordt
met de juiste informatie in een database kan er bijvoorbeeld de informatie dat iemand hiv-
positief is uit voortkomen. Dit is informatie die een verzekeringsmaatschappij maar al te graag
aan jouw naam wil kunnen koppelen en informatie die wel degelijk het beschermen waard is.
Dit koppelen van informatie in databases wordt in de huidige hypermoderne samenleving
steeds belangrijker: achter vrijwel iedere website gaat een database schuil die informatie
bijhoudt over haar bezoekers. En die databases nemen steeds meeromvattende vormen aan.
Men name relationele databases hebben grote gevolgen voor de vorming van en opvattingen
over onze identiteit. In ‘Database Identity: Personal and Cultural Identity in the Age of Global
Datafication’ (2015-b) meent De Mul dat onze identiteit als gevolg van het opslaan van al onze
informatie in databases gedataficeerd wordt, ofwel: we krijgen een data-identiteit. De informatie
waar volgens Floridi onze identiteit uit bestaat, wordt in databases geatomiseerd, waardoor in
principe iedere informatiedimensie kan worden gekoppeld aan iedere andere. Omdat in het
huidige Big Data tijdperk uiteenlopende relationele, transactionele, geografische, ruimtelijke en
beslissingsondersteunende databases aan elkaar worden gekoppeld, ontstaat er een gigantische
datawolk die overheden en bedrijfsleven in staat stelt door datamining en –profiling onze
identiteit tot in de meest intieme details in kaart te brengen.
Deze uitwisseling van gegevens heeft zelfs op de materiele wereld een grote weerslag waarbij je
kunt denken aan biotechnische databases die gebruikt worden voor genetische manipulatie.
Wellicht dat Floridi zijn opvatting dat wij onze informatie zijn, moet herzien: “In a world in
which the computer has become the dominant technology, we start to understand and approach
everything as a database.” (De Mul, 2015-b, p. 108).
3.6 Floridi’s probleem
Floridi’s opvatting omtrent dode en constituerende informatie brengt dus een viertal bezwaren
met zich mee. In eerste instantie is er het conceptuele kritiekpunt dat Floridi’s notie van dode
informatie geen stand houdt als we meer dan alleen de huidige westerse cultuur erbij betrekken:
wat in de ene cultuur wel als dode, of irrelevante, informatie beschouwd kan worden, kan in de
32
andere cultuur juist een beslissende rol spelen in de vorming van iemands identiteit. Hier komt
ook het cultuur-relativistische kritiekpunt om de hoek kijken. In de infosfeer, die volgens Floridi
een steeds groter gebied op aarde beslaat, is er geen ruimte voor diverse culturen en
verschillende opvattingen omtrent dode informatie.
Het bestaan van dode informatie wordt door Shmatikov zelfs in zijn geheel ontkent: door de
digitale revolutie hebben databases zich zo ontwikkeld dat geen enkele vorm van informatie
probleemloos vrijgegeven kan worden. Dit komt omdat iedere vorm van informatie gekoppeld
kan worden aan andere informatie. Door het leggen van deze link kan iets wat in eerste instantie
heel onschuldig lijkt, zoals iemand zijn naam, gekoppeld worden aan gevoelige informatie, zoals
dat iemand hiv-positief is.
Maar er is nog een ander conceptueel kritiekpunt, namelijk het kritiekpunt dat gericht is op
Floridi’s omschrijving van constituerende informatie. Wat precies constituerende informatie is,
maakt hij niet geheel duidelijk en dit laat ruimte voor interpretatie. Floridi’s stelling dat we onze
constituerende informatie moeten beschermen om een identiteit te kunnen ontwikkelen, houdt
geen stand als we niet weten wat die constituerende informatie precies is. Het
offentlighetsprincipen van Zweden is hier een goed voorbeeld van. Volgens Floridi is
constituerende informatie de informatie die we liever voor onszelf willen houden en die verder
niemand iets aangaat. In dit geval is het nog steeds lastig, dan wel onmogelijk, om objectief vast
te stellen om wat voor informatie het hier gaat, maar aangenomen kan wel worden dat dit, in
ieder geval voor een deel van de Zweden, gerechtelijke uitspraken en financiële gegevens
betreft. De conclusie die logischerwijs uit Floridi’s theorie zou volgen, namelijk dat Zweden geen
identiteit kunnen ontwikkelen, is voorbarig en vrij absurd.
Door het grote belang dat Floridi legt op de constituerende informatie van mensen – dat is waar
zijn theorie omtrent privacy op rust – is het wel van belang dat hij ook duidelijk maakt wat
precies die constituerende informatie is. Zolang hij dit niet doet, kan zijn oproep om deze
informatie te beschermen ook niet gerealiseerd worden.
33
Hoofdstuk 4: Conclusie
Floridi beschrijft in zijn werk wat de digitale revolutie waarin wij ons op dit moment bevinden,
behelst, maar ook hoe wij hiermee om moeten gaan. Op welke wijze de revolutie ons privacy-
begrip beïnvloedt zal ik eerst uiteenzetten, gevolgd door de problemen die deze visie met zich
mee brengen. Als laatste zullen ook de verdienste die Floridi’s werk omtrent de filosofie van
informatie en informatie-ethiek met zich meebrengen, aangehaald worden.
4.1 Over de invloed van de digitale revolutie op ons privacy-begrip De hoofdvraag die allereerst beantwoord zal worden is: welke invloed heeft de
herontologisering van de infosfeer, die veroorzaakt wordt door de informatierevolutie, op het
begrip ‘privacy’?
De fundamentele veranderingen die de digitale revolutie met zich mee heeft gebracht, hebben
onze wereld op ingrijpende wijze veranderd. De herontologisering heeft onze Newtoniaanse
wereld veranderd in een infosfeer waarin wij mensen informatie-entiteiten, ofwel: inforgs,
geworden zijn.
Wij zijn hierdoor onze informatie geworden, omdat onze informatie bepaalt wie wij zijn. Floridi
spreekt daarom wel van constituerende informatie: informatie die ons vormt en die voor de
vorming van onze identiteit een cruciale rol speelt.
Voor onze privacy-opvatting betekent dit dat Floridi spreekt over informationele privacy: wij
moeten onze eigen informatie beschermen. De nieuwe ICT’s spelen hier een belangrijke rol in.
Niet alleen maken de nieuwe ICT’s het mogelijk dat de informationele frictie steeds verder
afneemt; zij maken het ook mogelijk dat wij onze eigen informatie steeds beter kunnen
afschermen en beschermen, bijvoorbeeld door onze computer te beveiligen. Hierdoor kunnen
wij de informationele frictie van onze persoonlijke informatie laten toenemen. Omdat wij inforgs
zijn geworden die bestaan uit hun informatie, wordt het afschermen van onze eigen persoonlijke
informatie steeds belangrijker. Dit is met name het geval als we kijken naar de mogelijkheden
die overheden en instanties gebruiken om informatie over ons op te slaan, te analyseren en aan
andere beschikbare informatie over ons te koppelen. Omdat er steeds meer data over ons aan
deze databases worden toegevoegd – zelfs als we alleen al een website bezoeken – is onze data-
identiteit nooit af. Hierin ligt volgens Floridi het belang van het beschermen van onze eigen
34
informatie: “We never stop becoming ourselves, so protecting a person’s privacy also means
allowing that person the freedom to construct and change herself profoundly. The right to
privacy is also the right to a renewable identity.” (Floridi, 2014, p. 124). Die identiteit vormen
we volgens Floridi door zelf te bepalen welke informatie wij willen delen met de mensen om ons
heen, dan wel middels een persoonlijk gesprek, dan wel via onze online-profielen op Facebook
of Twitter. Informationele privacy is voor Floridi dan het recht om persoonlijke informatie voor
jezelf te houden, zodat je daarmee zelf bepaalt welke informatie je vrijgeeft, op welke wijze je dit
vrijgeeft en aan wie, zodat je daarmee zelf in de hand hebt hoe anderen je zien en hoe je jezelf
ziet, wat in grote mate bepaalt hoe je persoonlijke identiteit gevormd wordt.
4.2 Problemen omtrent Floridi’s theorie
Bij deze visie omtrent het beschermen van persoonlijke informatie omdat het ons constitueert,
komen wel een aantal problemen kijken. Want wat is die constituerende informatie die ons
vormt dan precies? En is Floridi’s stelling dat we onze constituerende informatie moeten
beschermen omdat we anders geen identiteit kunnen vormen wel houdbaar?
Er is een viertal kritiekpunten waar Floridi in de verdere uitwerking van zijn theorie aandacht
aan zal moeten besteden, wil zijn theorie houdbaar zijn. Allereerst is er het conceptuele
kritiekpunt omtrent de term ‘dode informatie’. De invulling van deze term is wellicht geldig voor
onze huidige westerse samenleving, maar houdt geen stand als er meerdere culturen bij
betrokken worden. Grenzend aan dit conceptuele kritiekpunt is het cultuur-relativistische
kritiekpunt: in de infosfeer, die steeds meer omvattend wordt en derhalve steeds meer culturen
omvat, is geen plaats voor verschillende opvattingen omtrent dode informatie. Dat er zoiets als
dode informatie bestaat wordt door computerwetenschapper Shmatikov zelfs in zijn geheel
ontkent. Dit technische kritiekpunt maakt duidelijk dat niets als dode informatie aangeduid kan
worden als het in databases aan andere, relevante, informatie gekoppeld kan worden.
Maar ook voor de term ‘constituerende informatie’ geldt dat er meer aandacht aan de uitwerking
besteed moet worden. In zijn theorie legt Floridi een grote nadruk op het beschermen van onze
constituerende informatie. Om hier aan te voldoen zal hij echter wel duidelijk moeten maken
wat die constituerende informatie precies inhoudt. Zolang hij dit niet doet, kan aan zijn oproep
om onze constituerende informatie te beschermen omdat de vorming van onze identiteit anders
gevaar loopt, niet voldaan worden. Zweden lijkt met het offentlighetsprincipen een
tegenvoorbeeld te vormen tegen Floridi’s stelling dat we zonder informationele privacy geen
identiteit kunnen vormen. Het offentlighetsprincipen van Zweden laat namelijk zien dat wat
35
Floridi als constituerende informatie opvat wel vrijgegeven kan worden en dat men alsnog een
identiteit kan vormen.
4.3 De winst van Floridi
Deze kritiekpunten zijn potentieel ondermijnend voor de houdbaarheid van Floridi’s theorie,
maar het zou oneerlijk zijn om zijn gehele theorie hiermee af te doen. De verdienste van Floridi’s
werk is namelijk dat hij mensen bewust maakt van de problemen die de digitale revolutie met
zich meebrengt. Als één van de filosofen die veel publiceert over het betrekkelijk nieuwe domein
van, de filosofie van informatie en informatie-ethiek, maakt hij ons ervan bewust dat we na
moeten denken hoe wij om willen en moeten gaan met alle veranderingen die de digitale
revolutie met zich meebrengt. Een leidend orgaan dat alle veranderingen in de ICT in de juiste,
ethische, banen leidt, is er namelijk niet.
De digitale revolutie heeft gezorgd voor veel radicale veranderingen, onder andere in hoe we
met elkaar omgaan en hoe we onszelf zien. Onze privacy-opvatting vereist een herinterpretatie
die rekening houdt met deze veranderingen en die rekening houdt met de informationele natuur
van het zelf en onze interacties als inforgs (Floridi, 2014). Floridi biedt ons één van de
mogelijkheden om onze privacy-opvatting te herinterpreteren. Maar belangrijker is dat hij ons
bewust maakt van het feit dat hier over nagedacht moet worden, zodat we op een verantwoorde
en doordachte wijze om kunnen gaan met de nieuwe stroom van data die er beschikbaar
gemaakt wordt; data die ons op een ingrijpende wijze veranderen.
36
37
Literatuurlijst
Inleiding
- Floridi, L. (2013). The Ethics of Information. Oxford: Oxford University Press.
- Floridi, L. (2014). The Fourth Revolution: How the Infosphere is Reshaping Human Reality. Oxford: Oxford
University Press.
Hoofdstuk 1
- Floridi, L. (2013). ‘Ethics after the Information Revolution’ uit The Cambridge handbook of information and
computer ethics, Floridi, L. (red.). Cambridge: Cambridge University Press.
- Floridi, L. (2010). Informatie. Amsterdam: Amsterdam University Press.
- Floridi, L. (2014). The Fourth Revolution: How the Infosphere is Reshaping Human Reality. Oxford: Oxford
University Press.
- Floridi, L. (2015). The Onlife Manifesto: Being Human in a Hyperconnected Era (Redactie door Floridi, L.).
Heidelberg: SpringerOpen.
- Persson, M. (2014). ‘Privacy, dat wordt iets voor de rijken?’ in Volkskrant.nl. Geraadpleegd op 26 oktober
2014 op http://www.volkskrant.nl/media/privacy-dat-wordt-iets-voor-de-rijken~a3775401/.
- Simon, C. (2014). ‘Luciano Floridi – over het internet’ in Een stok om mee te denken, Simon C. (samengesteld
en ingeleid). Amsterdam: Nieuw Amsterdam Uitgevers.
- Tokmetzis, D. (2012). De digitale schaduw: Hoe het verlies van privacy en de opkomst van digitale profielen uw
leven beïnvloeden. Houten: Spectrum.
Hoofdstuk 2
- Bentham, J. (1995) ‘Panopticon; of the Inspection-House’ in The Panopticon Writings. Bozovic, M. (red.).
Londen: Verso, p. 29-95.
- DeLillo, D. (2010). Point Omega. New York: Scribner Book Company
- PricewaterhouseCoopers (2013). Update onderzoek ‘Omvang van identiteitsfraude & maatschappelijke
schade in Nederland’. Geraadpleegd op 15 november 2014 op http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-
publicaties/rapporten/2013/05/23/omvang-van-identiteitsfraude-en-maatschappelijke-schade-in-
nederland.html
- Demoed, K. (verslaggever) (2013, 26 augustus). 20 jaar EenVandaag: identiteitsfraude Ron Kowsoleea [tv-
uitzending]. Hilversum: AVROTROS
- Foucault, M. (1989). Discipline, toezicht en straf. Groningen, Historische uitgeverij.
- Floridi, L. (2013). The Ethics of Information. Oxford: Oxford University Press.
- Floridi, L. (2014). The Fourth Revolution: How the Infosphere is Reshaping Human Reality. Oxford: Oxford
University Press.
- Floridi, L. (2015) (red.). The Onlife Manifesto: Being Human in a Hyperconnected Era. Heidelberg:
SpringerOpen.
- Shmatikov, V. (universitair hoofddocent computerwetenschappen) (2010, 30 augustus). The End of
Anonymity, the Beginning of Privacy [internet-uitzending op YouTube]. Washington: UWTV
- Simon, C. (2014). ‘Luciano Floridi – over het internet’ in Een stok om mee te denken, Simon C. (samengesteld
en ingeleid). Amsterdam: Nieuw Amsterdam Uitgevers.
38
- Tokmetzis, D. (2012). De digitale schaduw: Hoe het verlies van privacy en de opkomst van digitale profielen uw
leven beïnvloeden. Houten: Spectrum.
- Warren, S., Brandeis, L. (1890). ‘The Right to be let Alone’ in Harvard Law Review. Vol. IV, 15 december 1890,
no. 5.
Hoofdstuk 3
- Floridi, L. (2014). The Fourth Revolution: How the Infosphere is Reshaping Human Reality. Oxford: Oxford
University Press.
- Herritt, R. (2014). Google’s Philosopher. Op 24 juni 2015 verkregen van http://www.psmag.com/nature-and-
technology/googles-philosopher-technology-nature-identity-court-legal-policy-95456
- Hill, J. (2010). Names in Ancient Egypt. Op 23 juni 2015 verkregen van
http://www.ancientegyptonline.co.uk/names.html
- Huddinge. (2012). The principle of public access. Op 5 juli 2015 verkregen van
http://www.huddinge.se/en/municipality-and-politics/responsibilities-and-organization/the-principle-of-
public-access/
- Kopenawa, D., Albert, B. (2013). The Falling Sky: Words of a Yanomami Shaman . Cambridge: Belknap Press.
- Mark, J.J. (2013). Ancient Egyptian Culture. Op 23 juni 2015 verkregen van
http://www.ancient.eu/Egyptian_Culture/
- McDonald, J. (2014). Naming Privacy & the Yanomami. Op 23 juni 2015 verkregen van
http://www.jackmcdonald.org/2014/10/naming-privacy-the-yanomami/
- Mul, J. de (2015-a). ‘Hoe de overheid vertrouwen verspilt - en kan heroveren’ in Trouw van 4 juli 2015.
- Mul, J. de (2015-b). ‘Database Identity: Personal and Cultural Identity in the Age of Global Datafication’ in
Been, W. de, Arora, P. en Hildebrandt, M.(red.) Crossroads in New Media, Identity and Law: The Shape of
Diversity to Come. Hoofdstuk 6, p. 97 -118. Londen: Palgrave Macmillan.
- Mulder, L. (2014). Als de overheid (bijna) niks meer geheim houdt. Op 25 juni 2015 verkregen van
http://www.vn.nl/Archief/Samenleving/Artikel-Samenleving/Als-de-overheid-bijna-niks-meer-geheim-
houdt.htm
- Shmatikov, V. (universitair hoofddocent computerwetenschappen) (2010, 30 augustus). The End of
Anonymity, the Beginning of Privacy [internet-uitzending op YouTube]. Washington: UWTV
Hoofdstuk 4
- Floridi, L. (2014). The Fourth Revolution: How the Infosphere is Reshaping Human Reality. Oxford: Oxford
University Press.