Ouderenmonitor 2018 - rigo.nl · In totaal is 40 procent van de Nederlandse bevolking in ... In de...
-
Upload
truongthien -
Category
Documents
-
view
213 -
download
0
Transcript of Ouderenmonitor 2018 - rigo.nl · In totaal is 40 procent van de Nederlandse bevolking in ... In de...
Ouderenmonitor 2018 De Ouderenmonitor is ontwikkeld door RIGO Research en Advies
in opdracht van Wetenschappelijk Bureau 50PLUS
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij RIGO. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. RIGO aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
Ouderenmonitor 2018 De Ouderenmonitor is ontwikkeld door RIGO Research en Advies in opdracht
van Wetenschappelijk Bureau 50PLUS
Datum
14 mei 2018
Auteurs
Wilma Bakker
Michelle Hu
Lianne Wittkämper
[Status] Ouderenmonitor 2018
Inhoudsopgave
Inleiding 1
Demografie 2
Wonen 7
Mobiliteit 12
Gezondheid en zorg 16
Participatie 27
Financiën 34
Bevolkingsopbouw 2
Vergrijzing en “grijze druk” 3
Bevolkingsgroei 5
Woningbezit 7
Verhuisgedrag 8
Geschikte woningen: langer zelfstandig wonen 9
Verplaatsingen 12
Rijbewijs en autobezit 13
Doelgroepenvervoer 15
Gezonde leefstijl 16
Gezondheid algemeen 17
Aandoeningen en beperkingen 18
Gebruik van medische zorg en zorguitgaven 21
Het verlenen van informele zorg 23
Zelfbeschikking levenseinde 24
Arbeidsparticipatie 27
Vrijwilligerswerk 30
Vrije tijdsbesteding 31
Inkomen 34
Vermogen 34
Koopkracht 35
[Status] Ouderenmonitor 2018
Veiligheid 37
Bijlage 1 Lijst met figuren 42
(On)veiligheidsbeleving algemeen en in de buurt 37
Preventie 37
Verkeersveiligheid 39
Veiligheid online 39
Ouderenmishandeling 40
Ouderenmonitor 2018 1
Inleiding
In 2015 werd in opdracht van het Wetenschappelijk Bureau 50PLUS de eerste
Ouderenmonitor samengesteld. De Ouderenmonitor is een gebundelde weergave
van statistieken uit (zo recent mogelijke) bestaande onderzoeken en databestanden.
De in de monitor gepresenteerde statistieken bieden een actueel inzicht in de
positie van de ouderen van nu (65-plussers) en de ouderen van de toekomst (50-
plussers) in Nederland en in ontwikkelingen die deze positie raken. Er is een
samenvattende website beschikbaar.
Rond 2040 is (naar verwachting) één op de vier Nederlanders 65 jaar of ouder (CBS,
2017). Sinds 1950 neemt het aandeel 65-plussers onder de Nederlandse bevolking
gestaag toe. De ouderen van toen zijn echter niet te vergelijken met de ouderen van
nu. De gemiddelde oudere van nu is vitaler, mobieler, zelfredzamer, hoger opgeleid,
vaker in het bezit van een koopwoning en heeft een betere inkomens - en
vermogenspositie. Kwetsbaarheid manifesteert zich vooral onder de groep
alleenstaande ouderen vanaf 75 jaar.
Achter gemiddelden gaat een grote diversiteit schuil; de “gemiddelde oudere”
bestaat niet. Over het algemeen zijn tussen 1990 en 2017 de verschillen in
leefsituatie tussen groepen afgenomen. Aldus de sociale staat van Nederland (SCP,
2017) zijn vooral de kwetsbare groepen zoals ouderen, éénpersoonshuishoudens en
mensen met een laag inkomen erop vooruitgegaan.
De verschillen tussen gezonde en ongezonde mensen, hoog- en laagopgeleiden,
werkenden en niet-werkenden, en hoge en lage inkomens zijn de afgelopen twee
jaar echter toegenomen. In deze monitor zien we deze verschillen bijvoorbeeld
terug in het verschil tussen de gezonde levensverwachting van laagopgeleide en de
gezonde levensverwachting van hoogopgeleide ouderen.
In de volgende hoofdstukken van deze monitor wordt achtereenvolgens in gegaan op de volgende thema’s; demografie, wonen, mobiliteit, gezondheid & zorg, participatie, financiën en veiligheid.
Ouderenmonitor 2018 2
Demografie
Vandaag de dag zijn vier op de tien Nederlanders 50 jaar of ouder. De komende jaren zet
de vergrijzing van de bevolking door. De ouderenmonitor is een verzameling gegevens
voor en over de ouderen van nu en de ouderen van de toekomst. We beginnen de monitor
met te laten zien hoe groot de verschillende leeftijdsgroepen in Nederland zijn en hoe de
groep ouderen is samengesteld; nu en in de toekomst.
Bevolkingsopbouw
Op 1 januari 2017 telde Nederland circa 17.1 miljoen inwoners. De grootste groep wordt
gevormd door de 50- tot 60-jarigen. In totaal is 40 procent van de Nederlandse bevolking in
2017 ouder dan 50 jaar.
f iguur 1 Bevo lk ingssamen ste l l ing Nede r land naar le ef t i jd en ges lacht op 1 ja nuari 20 17
Bron: CBS Statline, Huishoudens, personen naar geslacht, leeftijd en regio, 1 januari 2017
Huishoudenssamenstelling
Het grootste aandeel 50- tot 65-jarigen maakt onderdeel uit van een
meerpersoonshuishouden met kinderen. Zij bevinden zich (nog) in de zogeheten gezinsfase
van het leven. In de groep 65- tot 75-jarigen maakt het grootste deel van de personen deel
uit van een meerpersoonshuishouden zonder kinderen . Dit is veelal een
tweepersoonshuishouden (waaronder de empty-nesters). Onder de 75-plussers woont meer
dan de helft, namelijk 57 procent, alleen.
Ouderenmonitor 2018 3
f iguur 2 Huishoudenssam enste l l ing naa r leef t i jdscategor ie
Bron: CBS, Particuliere huishoudens naar samenstelling en grootte, 1 januari 2017
Vergrijzing en “grijze druk”
Na de Tweede Wereldoorlog werden in Nederland relatief veel kinderen geboren. Deze
geboortegolf hield aan totdat begin jaren ’70 de anticonceptiepil in het ziekenfonds werd
opgenomen. Deze gebeurtenis zorgde er mede voor dat de gemiddelde gezinsgrootte sterk
afnam. In de demografische opbouw van de bevolking zijn deze gebeurtenissen zichtbaar als
een ”golf van 45- tot 70-jarigen”, zie ook figuur 3.
Vergrijzing
Het aandeel 65-plussers in Nederland verschilt sterk per regio en per gemeente. In de grote
steden is het aandeel 65-plussers over het algemeen het kleinst. Daarentegen wonen in
onder andere Zeeland, het zuiden van Limburg en in de noordelijke provincies relatief veel
65-plussers. In deze gebieden is één op de vier tot één op de drie inwoners 65 jaar of ouder
(figuur 4).
Ouderenmonitor 2018 4
f iguur 3 De “g r i j ze go lf ” : aandeel 5 0 - en 65 -p lusse r s in Nede rland , 2 00 5 - 203 1
Bron: CBS, Bevolkingsprognose 2014- 2031
f iguur 4 Aandee l 6 5 -p lussers pe r ge meente , 201 7
Bron: CBS, 2017
Ouderenmonitor 2018 5
“Grijze druk”
De “grijze druk” laat de verhouding zien tussen de groep 65-plussers en de groep 25- tot 65-
jarigen (de zogeheten beroepsbevolking). Vanaf 1950 is de grijze druk door de jaren heen
geleidelijk toegenomen tot 30 procent in 2015. Dit betekent dat in Nederland op elke
honderd potentiële arbeidskrachten dertig 65-plussers zijn.
Onderstaande figuur houdt geen rekening met de reeds ingezette ophoging van de
pensioenleeftijd. In werkelijkheid ligt het percentage grijze druk dan ook iets lager.
f iguur 5 “G r i j ze d ruk ”
Bron: CBS, Bevolking, 2015
Bevolkingsgroei
Naar verwachting zal de bevolking in Nederland groeien naar 17,7 miljoen inwoners in 2030
en 18,1 miljoen inwoners in 2060.
Prognose naar leeftijd
De bevolkingsgroei vindt tot 2040 vooral plaats onder de oudere leeftijdsgroepen (70 jaar
en ouder). Na 2040 neemt de omvang van de groep 70- tot 80-jarigen naar verwachting af,
terwijl de groepen ouderen van 80 tot 90 jaar en 90 jaar of ouder nog langer in aantal zullen
toenemen. De groep 50- tot 60-jarigen neemt al vanaf 2020 in omvang af.
f iguur 6 P rognose b evo lk ingssamenste l l ing naa r lee f t i jd 2 015 -20 60
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
1950 1960 1970 1980 1990 2000 2015
Ouderenmonitor 2018 6
Bron: CBS, Prognose bevolking; geslacht en leeftijd, 2015-2060
Huishoudensprognose
In 2016 was 27 procent van de huishoudens 65 jaar of ouder. Naar verwachting groeit deze
groep tot bijna 40 procent in 2060. Het percentage huishoudens van 75 jaar of ouder neemt
naar verwachting tot 2060 toe tot ongeveer een kwart van het totaal aantal huishoudens.
De verwachte ontwikkeling van het aantal alleenstaanden per leeftijdsgroep laat zien dat
het aantal alleenstaanden in de leeftijdsgroep van 45 tot 65 jaar nagenoeg gelijk zal blijven
in de toekomst. Het aantal alleenstaanden van 65 jaar en ouder zal echter gaan stijgen. In
deze groep wordt de grootste groei verwacht bij de leeftijdsgroep van 75 jaar of ouder, met
een verdubbeling naar ruim 1,2 miljoen in 2045 ten opzichte van 2015. Met name deze
groep alleenstaande ouderen van 75 jaar of ouder bestaat uit relatief veel kw etsbare
personen.
f iguur 7 P rognose ontw ik kel ing aanta l a l leenstaanden naar leef t i jd
Bron: CBS; Prognose huishoudens naar type; leeftijd, burgerlijke staat, 2016 -2060 en Particuliere
huishoudens naar samenstelling en grootte, 1 januari 1995-2016
Ouderenmonitor 2018 7
Wonen
Ouderen anno nu moeten - en willen vaak ook - zo lang mogelijk zelfstandig blijven
wonen. De intramurale zorg is waar mogelijk afgebouwd en aanleunwoningen als
onderdeel van een verpleeg- of verzorgingstehuis zijn nagenoeg verleden tijd. Het langer
zelfstandig blijven wonen stelt nieuwe eisen aan woningen. Ook als men slechter ter been
wordt of met andere (gezondheids)beperkingen te maken krijgt, wil men graag in de eigen
woning kunnen blijven wonen. Hoe wonen de ouderen van nu en de ouderen van de
toekomst?
Woningbezit
Het aantal ouderen in koopwoningen neemt snel toe 1. In 2015 waren er in Nederland
ongeveer 1,05 miljoen eigenaar-bewoners van 65 jaar en ouder. In 2006 waren dit er nog
maar 0,66 miljoen2. Die toename zal de komende jaren doorzetten. Als we kijken naar het
eigen woningbezit per leeftijdsklasse, dan zien we dat de huursector reeds vergrijsd is en
sinds 2006 niet veel verder is vergrijsd, maar dat in de koopsector de vergrijzingsgolf nog
maar net is begonnen.
De meerderheid (60 procent) van de groep 50-plussers in Nederland woont in een
koopwoning. Vanaf de leeftijd van 60 jaar neemt het eigen woningbezit langzaam af, tot 42
procent onder de groep 75 jaar en ouder. Onder de groep 75-plussers wonen evenveel
mensen in een koopwoning als in een huurwoning van een corporatie.
f iguur 8 E igendomsve rhouding won ingen naar leef t i jd
Bron: Woononderzoek Nederland (WoON), 2015, bewerking RIGO
Een groot deel (63 procent) van de koopwoningen die in bezit zijn van 65-plussers wordt
bewoond door een (echt)paar zonder kinderen. Vaak zijn dit huishoudens waarvan de
kinderen inmiddels uit huis zijn (ook wel de empty-nesters genoemd). Daarnaast wordt 31
procent van de koopwoningen onder 65-plussers bewoond door een alleenstaande.
1 Plus Magazine (2017) Vindt maar eens een geschikt huis.
2 Woon onderzoek Nederland (WoON) 2015
Ouderenmonitor 2018 8
Bij de huurwoningen is het een omgekeerd beeld, ruim 60 procent van alle huurwoningen
(corporatie en particulier) onder 65-plussers wordt bewoond door een
éénpersoonshuishouden. Een mogelijke verklaring hiervoor is , dat veel ouderen op het
moment dat hun partner komt te overlijden hun koopwoning verkopen om vervolgens een
woning te gaan huren.
f iguur 9 Huishoudsam enste l l ing 65 -p lusse rs naar e igendomsvor men
Bron: WoON 2015, bewerking RIGO
Verhuisgedrag
Over het algemeen kan gezegd worden dat ouderen honkvast zijn en niet snel geneigd zijn
te verhuizen. Naarmate men ouder wordt, wordt er minder vaak verhuisd. Het aantal
verhuizingen neemt af vanaf een leeftijd van 40 jaar. Als ouderen de stap nemen om te
verhuizen, dan doen zij dit vaker binnen de eigen gemeente dan daarbuiten.
f iguur 10 Verhu isgedrag n aar leef t i jd
Bron: CBS, verhuisgedrag leeftijdsgroepen, 2016
De ontwikkeling van het aantal verhuizingen door de jaren heen laat vanaf 2013 een
toename van verhuizingen onder 50- tot 65-jarigen zien, zowel binnen als tussen gemeenten
0
50
100
150
200
20 tot 25jaar
25 tot 30jaar
30 tot 40jaar
40 tot 50jaar
50 tot 65jaar
65 tot 85jaar
85 jaar ofouder
x 1
00
0
Binnen gemeentenverhuisd
Tussen gemeentenverhuisd
Ouderenmonitor 2018 9
(figuur 10). Deze toename is ook zichtbaar bij lagere leeftijdsgroepen en weerspiegelt voor
een groot deel het verloop van de economische crisis en de d aaraan gerelateerde crisis op
de woningmarkt. Ouderen boven de 65 jaar laten echter een stabieler beeld zien: ook na de
crisis zijn 65-plussers in het algemeen weinig geneigd te verhuizen.
f iguur 11 Ontw ikke l ing aa nta l ve rhu iz ingen naar le ef t i jd
Bron: CBS; Verhuisde personen; binnen gemeenten, tussen gemeenten, regio, 2016
Geschikte woningen: langer zelfstandig wonen
De gemiddelde oudere wil zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen , vaak het liefst in zijn
of haar eigen woning (zonder te verhuizen). Met de groeiende groep 65-plussers in
Nederland is er dan ook een groeiende behoefte aan levensloopbestendige woningen. Een
levensloopbestendige woning is een woning waar men ook met (gezondheids)beper kingen
in kan blijven wonen. Het gaat daarbij om l een woning die geschikt is of geschikt gemaakt
kan worden voor bewoning door mensen met (gezondheids)beperkingen.
Het aandeel woningen dat geschikt is of geschikt gemaakt kan worden voor bewoning door
mensen met een beperking verschilt sterk per gemeente. Met name in de grote steden,
waar bijvoorbeeld veel woningen een te smalle trap hebben voor het aanbrengen van een
traplift, is het aandeel levensloopbestendige woningen beperkt.
0
20
40
60
80
100
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016
per
son
en (
x1.0
00
)
50 tot 65 jaar (binnen gemeente) 50 tot 65 jaar (tussen gemeenten)
65 tot 85 jaar (binnen gemeente) 65 tot 85 jaar (tussen gemeenten)
85 jaar of ouder (binnen gemeente) 85 jaar of ouder (tussen gemeenten)
Ouderenmonitor 2018 10
f iguur 12 Aandee l levens loopbestendige woningen ( %) 3
3 In 2013 heeft RIGO een methode ontwikkeld om een inschatting te maken van het aanbod van
aanpasbare woningen. Die inschatting is gemaakt op basis van woningkenmerken, zoals bouwjaar,
oppervlakte, breedte van de woning en woningtype.
Ouderenmonitor 2018 11
Woonlasten, inkomens, overwaarde
Onderzoek RIGO (2017) in opdracht van PLUS magazine
Een mogelijke belemmering om van koop naar huur te verhuizen zijn de woonlasten.
Eigenaar-bewoners van 65 jaar en ouder wonen relatief goedkoop. Hun hypotheeklasten
bedragen (bruto) rond de 145 euro per maand (mediaan). Ook rekening houdend met
onderhoudskosten (waarop eventueel nog kan worden bezuinigd) en met het feit dat
ouderen vanwege een lage hypotheekschuld nog maar weinig fiscaal voordeel hebben,
wonen oudere eigenaren nog altijd goedkoop: voor rond de 340 euro per maand (exclusief
energielasten).
Vijfenzestigplussers die recent zijn doorgestroomd van koop naar huur zijn gemiddeld meer
dan het dubbele kwijt (rond de 710 euro netto per maand; mediaan, exclusief
energielasten). Ouderen die hun woning verkopen, houden daar vaak iets aan over. De
overwaarde van alle eigenaar-bewoners van 65 jaar en ouder bedraagt rond de twee ton
(140.000 euro in Flevoland, 231.000 euro in Noord-Brabant). Dat lijkt wellicht veel, maar
het is niet zo dat deze huishoudens naast dit vrijgemaakte vermogen een hoog inkomen
hebben. Hun besteedbaar inkomen bedraagt ‘slechts’ 29.000 euro per jaar en dit inkomen
zal eerder af- dan toenemen.
Dit onderzoek geeft een doorsnee beeld op grond van mediane bedragen. Dat houdt in dat
de helft van de gevallen boven en de helft van de gevallen onder deze bedragen valt. Er zijn
natuurlijk ouderen die een groot vermogen overhoud en uit de verkoop van een villa en
daarnaast nog over een riant inkomen beschikken. Maar dat is niet het doorsnee beeld.
Woonlasten van eigenaar-bewoners
Woonlasten in recent door 65-plussers betrokken huurwoningen
Bron: Woononderzoek Nederland (WoON), 2015; woonlasten afgerond op 5 euro
alle eigenaar-bewoners
< 65 jaar 65-plus
Besteedbaar huishoudinkomen per jaar 45.000€ 31.000€ 29.000€
Hypotheek (euro/maand) 715€ 145€ 225€
Bruto woonuitgaven eigenaren per maand *) 760€ 200€ 280€
Bruto woonlasten, inclusief kosten onderhoud **) 915€ 360€ 440€
Netto woonlasten, inclusief onderhoud en fiscaal effect ***) 685€ 340€ 405€
verkoopwaarde woning 230.000€ 250.000€ 235.000€
overwaarde 68.000€ 200.000€ 184.000€
*) inclusief uitgaven voor opstalverzekering, eigenaarsdeel OZB en erfpacht
**) onderhoud op basis van normbedragen
***) fiscaal effect = saldo van hypotheekrenteaftrek en eigen woningforfait
mediane bedragen
65-plus op
zoek naar
een
huurwoning
vorige woonsituatieRecent verhuisde huurders, 65-plus uit koop uit huur
Besteedbaar huishoudinkomen per jaar 25.000€ 21.000€
Basishuur 720€ 640€ Netto huur, inclusief huurtoeslag, voor zover van toepassing 710€ 535€ mediane bedragen
Ouderenmonitor 2018 12
Mobiliteit
Mobiliteit, oftewel de mogelijkheid om je te kunnen verplaatsen, is een belangrijk aspect
in het dagelijks leven. Het biedt mensen de kans zich te ontwikkelen, zich te ontspannen
en sociale relaties te onderhouden. Het beeld bestaat dat ouderen vooral aangewezen zijn
op het openbaar vervoer of doelgroepenvervoer als zij ergens naartoe willen gaan. In de
praktijk blijkt echter dat bijna de helft van de ouderen nog steeds gebruik maakt van de
auto, als bestuurder of als passagier.
Vergrijzing, verplaatsingsgedrag en mobiliteit
PBL-notitie (2013) Vergrijzing, verplaatsingsgedrag en mobiliteit, Den Haag: PBL.
Omdat de toekomstige generatie ouderen welvarender, vitaler, actiever en mobieler is
dan vorige generaties ouderen, zullen zij zich naar alle waarschijnlijkheid vaker, langer
en verder verplaatsen dan eerdere generaties.
De ouderen van de toekomst hebben veelal een auto en zullen deze tot op hoge
leeftijd gebruiken. Dit effect compenseert de dempende werking van de vergrijzing op
de mobiliteit enigszins.
Een steeds groter deel van de in totaal afgelegde verplaatsingen en kilometers komt
voor rekening van ouderen. Dit komt enerzijds doordat het aandeel ouderen in de
bevolking, en daarmee in het verkeer, toeneemt en anderzijds doordat deze ouderen
zich ook vaker en verder verplaatsen dan de ouderen van vroeger. Deze
mobiliteitsvergrijzing draagt bij aan een gelijkmatiger spreiding van het (auto)verkeer
over de dag, en daarmee aan een geringere congestie. Dit komt doordat ouderen de
spits vaker vermijden dan anderen.
De vergrijzing van de mobiliteit leidt tot een toename van het aantal
verkeersslachtoffers. Dit vereist nieuwe veiligheidsmaatregelen, waaronder het
aanpassen van de verkeersinfrastructuur aan de toename van het aantal ouderen in
het verkeer.
Verplaatsingen
Vanaf een leeftijd van 65 jaar wordt er gemiddeld minder vaak, minder ver en minder lang
gereisd. Mensen in de leeftijdscategorie van 50 tot 65 jaar leggen gemiddeld de grootste
afstand af voor werk. Gemiddeld genomen besteedt een 50- tot 65- jarige in Nederland 20
minuten per dag aan reistijd om van en naar het werk te komen. Voor de gemiddelde 65-
plusser geldt dat hij of zij de meeste reistijd kwijt is met het bezoeken van familie en
vrienden.
Ouderenmonitor 2018 13
f iguur 13 Pe rsonenmobi l i te it naar leef t i jd en re isdo el
Bron: CBS; Personenmobiliteit in Nederland; persoonskenmerken en reismotieven, regio's, 2016
Vervoersmiddel
Oudere mensen kiezen vaker voor zogeheten langzaam vervoer (lopen of fietsen) dan
jongere mensen. Het gebruik van het openbaar vervoer en de auto neemt af met de leeftijd.
Toch verplaatst bijna de helft (46 procent) van de 75-plussers zich nog geregeld met de
auto, als bestuurder of als passagier.
f iguur 14 Ver voe rswi jzen 50 -p lussers (% )
Bron: CBS; Personenmobiliteit in Nederland; persoonskenmerken en vervoerwijzen, regio , 2016
Rijbewijs en autobezit
Het rijbewijsbezit onder personen van 50 jaar en ouder is gestegen in de afgelopen jaren.
Met name het rijbewijsbezit van 70-plussers is sterk toegenomen. Deze groei is met name te
verklaren door het toegenomen rijbewijsbezit onder vrouwen.
Ouderenmonitor 2018 14
f iguur 15 R i jb ew ijsbez i t n aar leef t i jd (% )
Bron: CBS; Personen met een rijbewijs; rijbewijscategorie, leeftijd, regio, 1 januari , 2017
Ondanks dat 75-plussers relatief minder vaak beschikken over een eigen auto dan de 45- tot
75-jarigen, neemt het percentage 75-plussers dat in het bezit is van een auto wèl toe, zie
figuur 16. De grootste stijging in het autobezit is te zien in de leeftijdscategorie van 75 jaar
en ouder. In deze leeftijdscategorie is het autobezit met maar liefst 16 procent gestegen
vanaf 2010. Het autobezit onder jongeren is de afgelopen 5 jaar juist gedaald.
f iguur 16 Au tobez it naa r leef t i jd (%)
Bron: CBS; Personen in bezit van auto of motor; persoonskenmerken, 2015.
Ouderenmonitor 2018 15
Tussen 2005 en 2016 meer autoverkeer voor werk en vrije tijd, met name door 50 -
plussers.
Mobiliteitsbeeld 2017, Ministerie van Infrastructuur en Milieu en KiM
De sterkste groei van het autogebruik als bestuurder is zichtbaar bij de ouderen. Het
aantal door 60-plussers afgelegde autokilometers is sinds 2005 met 63 procent
toegenomen tot een totaal van ruim 19,5 miljard kilometer.
Vijftigers zijn ook meer gebruik gaan maken van de auto (+19 procent). Een belangrijk
deel van deze groei is te herleiden tot de vergrijzing: het aantal ouderen is
toegenomen. Maar deels is deze groei ook terug te brengen tot het gedrag
(uitgedrukt in ‘vaker’ en ‘verder’ reizen): ouderen zijn vaker en verder per auto
onderweg.
Het aandeel van de jongere leeftijdscohorten in het autogebruik als bestuurder is
juist afgenomen. Het autogebruik onder jongvolwassenen van 18 tot 30 jaar is vooral
in de eerste jaren na 2005 afgenomen; de laatste jaren is het autogebruik als
bestuurder min of meer op eenzelfde niveau gebleven (per saldo -6 procent over de
periode 2005- 2016). Dat de groep jongvolwassenen iets is toegenomen (+9 procent)
en dat zij ook grotere afstanden per auto afleggen (+6 procent), wordt per saldo meer
dan gecompenseerd doordat zij minder vaak met de auto onderweg zijn ( -21 procent).
Vooral voor werk, maar ook voor vrije tijd, winkelen en overige motieven maken
jongvolwassenen in 2016 minder vaak gebruik van de auto dan in 2005.
Doelgroepenvervoer
Voor wie geen auto, bus of trein kan gebruiken, is er doelgroepenvervoer, zoals Wmo-
vervoer, bovenregionaal vervoer (Valys) en zittend ziekenvervoer. De verantwoordelijkheid
voor deze vormen van vervoer is bij verschillende partijen belegd en de (beleids)kaders
waarbinnen deze partijen moeten opereren, verschillen per vervoersvorm.
Het kabinet heeft besloten per 1 januari 2015 de extramurale begeleiding vanuit de AWBZ te
decentraliseren naar de Wmo. Dit brengt met zich mee dat geme enten verantwoordelijk zijn
voor alle cliënten met een indicatie extramurale begeleiding. Ook de vervoer scomponent
van deze AWBZ-functie is gedecentraliseerd naar de gemeenten.
f iguur 17 Schatt ing aanta l geb ru ike rs doe lgroepenv er v oe r, 2 016
Type Schatting huidig aantal gebruikers
WMO 600.000
Voorheen AWBZ (totaal, aantal gebruikers dat naar
dagbesteding wordt vervoerd is onbekend)
80.000
Leerlingenvervoer 81.000
Bron: kennisplatform CROW; https://www.crow.nl/doelgroepenvervoer/doelgroepenvervoer
Ouderenmonitor 2018 16
Gezondheid en zorg
Mensen worden vandaag de dag niet alleen ouder, maar ze blijven ook langer vitaal en
gezond. Vanaf een leeftijd van 75 jaar neemt de kwetsbaarheid van mensen toe. Vanaf 75
jaar krijgt men vaker last van gezondheidsbeperkingen en chronische aandoeningen, de
kans op dementie neemt aanzienlijk toe en ook het gebruik van medische zorg neemt toe.
Gezonde leefstijl
Een actieve leefstijl is een onderdeel van een gezonde leefstijl. Als je voldoet aan de fitnorm
heb je een actieve leefstijl.
Fitnorm
De fitnorm is gebaseerd op de minimale hoeveelheid lichaamsbeweging die nodig is voor
het bereiken van een optimaal uithoudingsvermogen. Wanneer niet wordt voldaan aan de
fitnorm heeft men een inactieve leefstijl. Dit houdt in dat men geen één dag per week de
dagelijks aanbevolen dosis lichaamsbeweging haalt. Wanneer je minder dan vijf dagen in de
week voldoet aan de aanbevolen dosis lichaamsbeweging, ben je semi -actief. Men is te
beschouwen als normactief als de aanbevolen lichaamsbeweging wel dagelijks wordt
gehaald.
Van de 50-plussers is de groep 50- tot 55-jarigen het meest inactief. Maar liefst 8 op de 10
mensen tussen de 50 en 55 jaar haalt geen één dag per week de dagelijks aanbevole n dosis
lichaamsbeweging en voldoet dus niet aan de fitnorm. Slechts 7 procent haalt de dagelijks
de aanbevolen lichaamsbeweging wel. Het verrichten van zittend werk is een mogelijke
verklaring voor het niet halen van de fitnorm. Vanaf 55 jaar neemt het percentage mensen
met een actieve leefstijl toe; 50 procent van de mensen van 55 tot 75 jaar is te beschouwen
als normactief. Onder de 75-plussers neemt het aantal normactieve personen weer af naar
30 procent.
f iguur 18 Leefst i j l naa r le ef t i jd (%)
Bron: CBS; Leefstijl en (preventief) gezondheidsonderzoek; persoonskenmerken, 2016
Ouderenmonitor 2018 17
Gezondheid algemeen
Levensverwachting
Over het algemeen worden mensen steeds ouder. Wanneer de gemiddelde
levensverwachting van ouderen wordt gekoppeld aan het opleidingsniveau, valt op dat hoe
hoger het opleidingsniveau is, hoe ouder mensen gemiddeld worden. Hoogopgeleide
mensen die in 2014 65 jaar oud werden, hadden een h ogere resterende levensverwachting
dan laagopgeleide mensen.
Ditzelfde geldt voor de gezonde levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen, oftewel
het aantal jaren dat een persoon van een bepaalde leeftijd naar verwachting zal leven
zónder dat diegene lichamelijke beperkingen ondervindt. Deze gezonde leeftijdsverwachting
is voor 65-plussers met een HBO of universitaire opleiding bijna twee keer zo hoog als voor
65-plussers waarvan het basisonderwijs de hoogst genoten opleiding is.
f iguur 19 Gezonde levensv er wacht ing naa r op le id in gsn iveau
Bron: CBS, Gezonde levensverwachting; opleidingsniveau, 2014.
Tevredenheid lichamelijke gezondheid
Vandaag de dag voelen ouderen zich steeds langer vitaal. Over het algemeen zijn mannen
tevredener over hun lichamelijke gezondheid dan vrouwen. De tevredenheid over de
lichamelijke gezondheid van zowel mannen als vrouwen neemt af naarmate men ouder
wordt.
Ouderenmonitor 2018 18
f iguur 20 Tev redenhe id l ic hamel i jke g ezondheid naa r ges lacht
Bron: CBS; Gezondheidsmonitor, 2015
Wanneer mensen wordt gevraagd hoe zij hun eigen gezondheid ervaren, blijken mannen dan
ook iets positiever te zijn over hun gezondheid dan vrouwen. Ouderen beoordelen hun
gezondheid minder vaak als (zeer) goed naarmate de leeftijd vordert.
f iguur 21 Er va r ing gezond heid naa r leef t i jd en ges lacht (%)
Bron: CBS; Gezondheidsenquête, 2014
Aandoeningen en beperkingen
Beperkingen
Met het stijgen van de leeftijd neemt het aantal beperkingen dat mensen ervaren in
bewegen, horen en zien toe. Het percentage ouderen dat beperkingen ervaart in de
verstaanbaarheid is nagenoeg verwaarloosbaar. Er is met name een forse stijging te zien
onder 75-plussers die een beperking ervaren in bewegen. Ook neemt in deze l eeftijdsgroep
het percentage personen met minstens één beperking flink toe.
Ouderenmonitor 2018 19
f iguur 22 Bepe rk ingen na ar leef t i jd (% )
Bron: CBS; Gezondheid, aandoeningen, beperkingen; leeftijd en geslacht, 2013
Ook het aantal beperkingen neemt toe naarmate de leeftijd vordert. Zo ervaart ruim
negentig procent van de mensen in de leeftijdscategorie van 40-49 jaar geen beperkingen,
waar onder 75-plussers nog maar de helft geen beperkingen ervaart.
f iguur 23 Aanta l bepe rk in gen naar leef t i jd (%)
Bron: CBS; Gezondheidsenquête, 2014
Langdurige aandoeningen
In de periode 2014-2015 heeft ruim 30 procent van de Nederlandse bevolking één of meer
langdurige aandoeningen. Een beroerte, hersenbloeding, herseninfarct, hartinfarct en
kanker zijn de meest voorkomende langdurige aandoeningen/ziektes.
Het aandeel mensen dat ooit één van deze langdurige aandoeningen heeft gehad, is onder
65-plussers aanzienlijk hoger dan onder 45- tot 65-jarigen. Zowel bij de mannen als de
vrouwen is het percentage personen met de ziekte kanker het hoogst. Gemiddeld heeft
ongeveer 14% van de bevolking ooit kanker gehad. Dit aandeel is hoger bij vrouwen dan bij
mannen. Bij de aandoeningen beroerte, hersenbloeding, herseninfarct en hartinfarct is dat
Ouderenmonitor 2018 20
juist andersom, het percentage mannen is hoger dan het percentage vrouwen met deze
aandoeningen.
f iguur 24 Langdur ige aan doeningen naar leef t i jd e n ges lacht (%)
Bron: CBS; Gezondheid en zorggebruik; geslacht, leeftijd, persoonskenmerken, 2014/2015
Dementie
In Nederland hebben ruim 270.000 mensen dementie, een ziekte die met name voorkomt
bij ouderen. In de leeftijdscategorie 50-70 jaar komt dementie nauwelijks voor. Vanaf 70
jaar neemt de kans op dementie sterk toe.
De man-vrouwverdeling is tot 79 jaar nagenoeg gelijk, maar onder de 80-plussers komt
dementie bij vrouwen gemiddeld vaker voor dan bij mannen. Onder de 85-plussers hebben
van de 1.000 vrouwen gemiddeld 140 vrouwen dementie, tegenover ongeveer 110 mannen.
De verwachting is dan ook dat, als gevolg van de vergrijzing, het aantal mensen met
dementie de komende jaren sterk zal stijgen.
f iguur 25 De ment ie naar leef t i jd en ges lacht
Bron: NIVEL Zorgregistraties eerste lijn, 2015
Ouderenmonitor 2018 21
Eenzaamheid
Eenzaamheid komt relatief veel voor onder ouderen. Een veel gebruikte definitie van
eenzaamheid is die van De Jong Gierveld en Van Tilburg 4;
‘Eenzaamheid is het subjectief ervaren van een onplezierig of ontoelaatbaar gemis aan
(kwaliteit van) bepaalde sociale relaties. Het kan zijn dat het aantal contacten dat men heeft
met andere mensen geringer is dan men wenst. Het kan ook zijn dat de kwaliteit van de
gerealiseerde relaties achterblijft bij de wensen. Eenzaamheid is onvrijwillig, het is een
ervaring van mensen en daarmee moeilijk van buitenaf waar te nemen. ’
Onder 85-plussers voelt ruim 60 procent zich eenzaam. Onderscheid wordt gemaakt tussen
sociale en emotionele eenzaamheid. Bij sociale eenzaamheid heeft men minder contact met
anderen dan gewenst, zoals het missen van vrienden. Met andere woorden; het sociale
netwerk schiet tekort. Bij emotionele eenzaamheid mist iemand een intieme band met
iemand, waarbij het meestal gaat om een levenspartner.
Vanaf de leeftijd van ongeveer 75 jaar is de kans op eenzaamheid groter door het vaker
voorkomen van gebeurtenissen die de kans op eenzaamheid vergroten, zoals het overlijden
van de partner en van andere leeftijdsgenoten en het verlies van mobiliteit en
zelfstandigheid door toenemende gezondheidsproblemen.
f iguu r 26 Eenzaamhe id na ar leef t i jd (% )
Bron: Gezondheidsmonitor Volwassenen, GGD-en, CBS en RIVM, 2016
Gebruik van medische zorg en zorguitgaven
Gezondheidsbeperkingen komen, zoals gezegd, bij ouderen vaker voor dan bij jongeren. Dit
is terug te zien in het gebruik van medische zorg. Vrouwen tot en met 65 jaar maken
gemiddeld genomen meer gebruik van medische zorg dan mannen. Onder 65-plussers maakt
80 procent gebruik van medische zorg en is er vrijwel geen verschil meer aanwezig in
zorggebruik tussen mannen en vrouwen.
4 Gierveld-de Jong J, van Tilburg T. Uitwerking en definitie van het begrip eenzaamheid. In: Zicht op
eenzaamheid: achtergronden, oorzaken en aanpak. Assen: van Gorcum; 2007. 7. p. 7 -14.
Ouderenmonitor 2018 22
f iguur 27 Zorggeb ru ik naa r ges lacht en leef t i jd (%)
Bron: CBS; Gezondheid en zorggebruik; geslacht, leeftijd, persoonskenmerken, 2014/2015
Ziekenhuisopnamen
Vanaf een leeftijd van 50 jaar neemt het aantal ziekenhuisopnamen toe onder zowel
mannen als vrouwen. Deze stijging loopt door tot een leeftijd van 70 jaar. Onder de 70 -
plussers neemt het aantal ziekenhuisopnamen in absolute aantallen juist weer af.
f iguur 28 Aanta l z iekenhu isopnamen naa r leef t i jd e n ges lacht
Bron: CBS; Ziekenhuisopnamen; geslacht, leeftijd en diagnose-indeling VTV, 2012
Zorguitgaven
Ouderen maken de hoogste zorgkosten, zie figuur 29. De gemiddelde zorgkosten onder 50-
plussers voor mannen zijn gemiddeld hoger dan die voor vrouwen.
Ouderenmonitor 2018 23
f iguur 29 Zorgkosten oude ren
Bron: Vektis databastand Zorgverzekeringswet, gegevens bewerkt door RIVM, 2014
Het verlenen van informele zorg
Vijftigplussers maken niet alleen het meeste gebruik van zorg, maar verlenen zelf ook het
vaakst (informele) zorg. Mantelzorgers (familie, vrienden en/of vrijwilligers) worden niet
betaald en vallen daarmee onder de informele zorg. Iemand is een mantelzorger als diegene
minimaal drie maanden zorg verleent, of minimaal 8 uur in de week . Van alle mantelzorgers
tussen de 50 en 55 jaar, geeft maar liefst 20% aan zwaar belast te zijn door de zorg die ze
geven.
f iguur 30 Pe rce ntage mante l zorge rs naa r leef t i jd ( %)
Bron: CBS; Leefstijl en (preventief) gezondheidsonderzoek; persoonskenmerken, 2016
Ouderenmonitor 2018 24
f iguur 31 Pe rce ntage z wa ar be laste mante lzo rge rs naar leef t i jd (% )
Bron: CBS; Leefstijl en (preventief) gezondheidsonderzoek; persoonskenmerken, 2016
Zelfbeschikking levenseinde
MBL-handelswijze
Het aantal 65-plussers dat overlijdt nadat een arts een beslissing heeft genomen met als
doel het levenseinde van de patiënt te bespoedigen (MBL-handelswijze), is fors gestegen
van 50.000 personen in 2005 naar grofweg 70.000 in 2010. Sinds 2010 overlijdt de
meerderheid van de 65-plussers met een MBL-handelswijze.
Uitleg MBL-handelswijze
Onder de MBL-handelswijze vallen alle beslissingen van artsen die tot doel hebben het
levenseinde van de patiënt te bespoedigen of waarbij de arts rekening houdt met de
waarschijnlijkheid dat daardoor het levenseinde wordt bespoedigd. Er worden drie grote
groepen handelwijzen onderscheiden:
euthanasie en verwante medische beslissingen rond het levenseinde. Deze groep
omvat euthanasie (opzettelijk levensbeëindigend handelen door een ander dan de
betrokkene op diens verzoek), hulp bij zelfdoding (het opzettelijk verlenen van hulp
bij een levensbeeïndigend handelen door de betrokkene op diens verzoek) en het
levensbeëindigend handelen zonder uitdrukkelijk verzoek van de betrokkene;
intensivering van de pijn- en symptoombestrijding, waarbij ten minste rekening wordt
gehouden met de waarschijnlijkheid dat daardoor het levenseinde wordt bespoedigd;
– het niet instellen of staken van een behandeling, waarbij ten minste rekening wordt
gehouden met de waarschijnlijkheid dat daardoor het levenseinde wordt bespoedigd.
Bron: P.J. van der Maas, J.J.M. van Delden, L. Pijnenborg en C.W.N. Looman (1991) Euthanasie en
andere medische beslissingen rond het levenseinde in Nederland. Frequenties, en opvattingen van
artsen, Nederlands tijdschrift voor geneeskunde.
Ouderenmonitor 2018 25
f iguur 32 Ze l fbesch ikk ing levense inde 6 5 -p lussers
Bron: CBS; Overledenen naar medische beslissing rond levenseinde; leeftijd, geslacht, 2001 -2015
Euthanasie en hulp bij zelfdoding
Artsen kunnen in bijzondere omstandigheden hulp verrichten bij zelfdoding en euthanasie.
De voorwaarden waaronder dit mogelijk is , staan benoemd in de Euthanasiewet.
Levensbeëindigend handelen is daarbij een uiterst middel. Euthanasie wordt alleen verleend
als het lijden op geen enkele andere, redelijke manier kan worden verlicht. In 2016 heeft de
RTE (Regionale Toetsingscommissie Euthanasie) 6.019 meldingen van euthanasie ontvangen.
Dit is ongeveer 4 procent van het totaal aantal sterfgevallen in Nederland in 2016 (148.973).
Het aantal euthanasiegevallen is de afgelopen jaren sterk gestegen van ruim 3.000 gevallen
in 2010 naar 6.000 gevallen in 2016. Een eenduidige verklaring voor de stijging is niet te
geven. Zowel de toenemende vergrijzing, een toename aan kennis van de mogelijkheden
onder patiënten als een toegenomen bereidheid onder artsen om het verzoek tot
levensbeëindiging in te willigen, spelen vermoedelijk een rol bij de groei van het aantal
euthanasie gevallen.
f iguur 33 Euthanas ie
Bron: RTE; Regionale toetsingscommissie euthanasie, jaarverslagen 2010 t/m 2016.
Ouderenmonitor 2018 26
In 2016 pleegde de groep 70- tot 80-jarigen het vaakst euthanasie. Onder de 50 jaar komt
sterven met behulp van euthanasie slechts beperkt voor.
f iguur 34 Euthanas ie naa r leef t i jd in 2 016
Bron: RTE; Regionale toetsingscommissie euthanasie, jaarverslag 2016.
In onderstaande figuur 35 is te zien welke aandoening ten grondslag lag aan de keuze om
over te gaan op het plegen euthanasie. In 68 procent van de euthanasiegevallen in 2016
leed de patiënt aan kanker. Een veel kleiner deel van de patiënten wilde zijn of haar leven
vrijwillig beëindigen vanwege dementie, psychiatrische aandoeningen of overige
aandoeningen.
f iguur 35 Ster fgeva l len n . a .v. euthanas ie pe r aandoening 2 016
Bron: RTE; Regionale Toetsingscommissie Euthanasie, jaarverslag 2016
Ouderenmonitor 2018 27
Participatie
We leven in een participatiemaatschappij. De ouderen van nu zijn gemiddeld genomen
hoger opgeleid, zelfbewuster, zelfredzaam en hebben meer te besteden dan de vorige
generaties. Deze actieve ouderen dragen, ook als zij met pensioen zijn, vaak nog hun
steentje bij aan het reilen en zeilen van de samenleving.
Arbeidsparticipatie
De verschillende generaties 55-plussers verschillen sterk van elkaar als het gaat om
arbeidsparticipatie. Dit hangt sterk samen met de leeftijd van pensionering. Waar onder de
generatie 55- tot 65-jarigen meer dan de helft van de ouderen nog betaalde arbeid verricht,
neemt dit aandeel vanaf 65 jaar gestaag af. De arbeidsparticipatie van ouderen is de laatste
jaren wel flink toegenomen. De bruto participatie van 60- tot 65-jarigen steeg van 22,5
procent in 2003 naar 58,1 procent in 2016.
f iguur 36 B ruto a rbe idspart ic ipat ie naa r ges lacht e n leef t i jd in 2 016
Bron: CBS, 2016
Werkloosheid
Onder werkloze personen worden personen verstaan die geen betaald werk hebben, recent
naar werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn. Het
werkloosheidspercentage is het hoogst onder personen in de leeftijdscategorie 60 tot 65
jaar. 7 procent van zowel de mannen als vrouwen in deze leeftijdscategorie is werkloos
(figuur 37).
Als we inzoomen op de groep werkloze personen (figuur 38) is te zien dat werkloze
personen vanaf een leeftijd van 45 jaar vaker langdurig dan kortdurig werkloos zijn. Van de
werkloze personen boven de 55 jaar is 69 procent langdurig werkloos.
Ouderenmonitor 2018 28
f iguu r 37 We rk looshe id 5 0 -p lus (% )
Bron: CBS, tweede kwartaal 2017
f iguur 38 We rk looshe id o nder ve rdee ld naa r ko rtdu rig en langdur ig (%)
Bron: CBS; Werkloze beroepsbevolking; werkloosheidsduur en persoonskenmerken, 2016
Arbeidsongeschiktheid
De instroom in arbeidsongeschiktheid is in alle leeftijdsklassen hoger dan de uitstroom
(figuur 39). Naarmate de leeftijd vordert, nemen de aantallen personen die
arbeidsongeschikt zijn toe. De instroom en uitstroom in arbeidsongeschiktheid is het hoogst
onder personen in de leeftijdscategorie van 55 tot 65 jaar.
Ouderenmonitor 2018 29
f iguur 39 Arbe idsongesch ikthe id naa r leef t i jd
Bron: CBS, 2015
Pensioenleeftijd
De afgelopen jaren is de gemiddelde leeftijd waarop zowel mannen als vrouwen met
pensioen gaan alsmaar toegenomen. De leeftijd waarop werknemers met pensioen mogen,
is verhoogd. Deze verhoging is deels gekoppeld aan de toegenomen levensverwachting. In
2006 was de gemiddelde pensioenleeftijd van zowel mannen als vrouwen ongeveer 61 jaar.
Tussen 2006 en 2016 is de gemiddelde pensioenleeftijd gestegen naar 64 jaar voor vrouwen
en 65 jaar voor mannen. De pensioenleeftijd zal de komende jaren verder stijgen.
f iguur 40 Ontw ikke l ing ge midde lde pens ioens leef t i j d naar ges lacht
Bron: CBS, Van arbeid naar pensioen; personen 55 jaar of ouder, 2016
Ouderenmonitor 2018 30
Arbeidsongevallen
In het licht van de stijgende pensioenleeftijd is de verhoogde kans op een zwaar
arbeidsongeval van 55-plussers een belangrijk thema. Als door het verhogen van de
pensioenleeftijd werknemers in fysiek zware beroepen langer werkzaam blijven, zal dat
vermoedelijk grote gevolgen hebben voor het aantal arbeidsongevallen per jaar.
Ongevalsfrequentie naar leeftijd
Bron: Berkhout en Damen (RIGO), gepubliceerd in Safety Science, 2016.
Vrijwilligerswerk
De leeftijdsgroep van 35 tot 55 jaar is de meest actieve groep op h et gebied van
vrijwilligerswerk. In de leeftijdscategorie van 55 tot 75 jaar is de deelname aan
vrijwilligerswerk gemiddeld 52 procent, dit is ongeveer gelijk aan het gemiddelde van de
totale bevolking (grofweg 50 procent). 75-plussers verrichten het minst vaak
vrijwilligerswerk.
Wanneer echter wordt gekeken naar het aantal uren dat vrijwilligers maken, verschuift het
zwaartepunt juist naar de groep ouderen, zie figuur 42. Vrijwilligers van 55 jaar en ouder
maken per jaar aanzienlijk meer vrijwilligersuren dan jongeren. Voor meer informatie zie
het rapport “De oudere vrijwilliger beschouwd” van het Wetenschappelijk Bureau 50PLUS.
Ouderenmonitor 2018 31
f iguur 41 De elna me aan v r i jw i l l ige rswe rk naa r leef t i jd ( %)
Bron: CBS, Sociale contacten en maatschappelijke participatie, 2016.
f iguur 42 Aanta l u ren v r i j wi l l ige rswe rk naa r leef t i j d (% )
Bron: Wetenschappelijk bureau 50PLUS; De oudere vrijwilliger beschouwd, 2017.
Vrije tijdsbesteding
Ouderen hebben relatief veel vrije tijd. Mannen van 65 jaar en ouder (samenwonend met
een partner) hebben gemiddeld de meeste vrije tijd (56 uur per week). In vergelijking met
de oudere leeftijdsgroepen besteden jongeren iets meer tijd aan sport en sociale contacten.
Deze activiteiten zijn actiever en vinden vaker buitenshuis plaats. Media en ICT-gebruik is in
alle levensfasen populair. In de latere levensfasen wordt hieraan de meeste tijd besteed. Dit
komt met name doordat 65-plussers relatief veel televisie kijken.
54%
45%
57%52%
47%52%
35%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
15 - 25 jaar 25 - 35 jaar 35 - 45 jaar 45 - 55 jaar 55 - 65 jaar 65 - 75 jaar 75 jaar ofouder
Totaal
Gemiddelde totalebevolking
Ouderenmonitor 2018 32
f iguur 43 Vr i j et i jdsbested ing in u ren pe r w eek
Bron: SCP/CBS (Tijdsbestedingsonderzoek 2016)
Internettoegang en gebruik
Voor alle 45-plussers is de toegang tot het internet in de afgelopen jaren verbeterd. De
groep 75-plussers is de sterkst groeiende groep internetters. Waar in 2012 40 procent van
de 75-plussers thuis toegang had tot internet, is dit percentage gestegen naar 60 procent in
2016. Bij de 65- tot 75-jarigen groeide de internettoegang minder hard; tussen 2015 en
2016 is de ontwikkeling van de toegang tot internet voor deze leeftijdscategorie zelfs licht
gedaald.
f iguur 44 Ontw ikke l ing i nte rnet toegang naar leef t i jd (% )
Bron: CBS; Internet; toegang, gebruik en faciliteiten, 2012-2016
Wanneer expliciet wordt gekeken naar het dagelijks gebruik van internet ( figuur 45), is
ongeveer dezelfde ontwikkeling zichtbaar als bij de internettoegang per leeftijdsgroep
(figuur 44). Het gebruik van internet neemt af met de leeftijd. Zo gebruikt de groep 45- tot
Ouderenmonitor 2018 33
55-jarigen het meest frequent dagelijks het internet, 75-plussers doen dit het minst. Net als
bij de toegang tot internet geldt ook voor het dagelijks gebruik van internet dat de groep
75-plussers relatief de sterkst groeiende groep is. Bij de 65- tot 75-jarigen groeide het
dagelijkse internetgebruik minder hard.
f iguur 45 Ontw ikke l ing 4 5 -p lusse rs d ie dage l i j ks ge bru ik maken van inte rn et (%)
Bron: CBS; Internet; toegang, gebruik en faciliteiten, 2012-2016
Ouderenmonitor 2018 34
Financiën
De gemiddelde oudere staat er financieel gezien redelijk goed voor. Hoewel het inkomen
na pensionering vaak minder hoog wordt, hebben veel ouderen relatief lage woonlasten
en een relatief hoog eigen vermogen. Dit beeld geldt echter lang niet voor alle ouderen.
Zo is bijvoorbeeld de groep ouderen met schulden de afgelopen jaren groter geworden.
Inkomen
In onderstaande figuur is het gemiddeld besteedbaar inkomen per huishouden afgebeeld.
De groep tot 25 jaar heeft gemiddeld het laagste inkomen. Het gemiddeld besteedbaar
inkomen per huishouden is het hoogst voor personen in de leeftijdsgroep van 45 tot 65 jaar.
De 65-plussers vormen de op één na laagste inkomensgroep, met een gemiddeld
besteedbaar inkomen van ruim 30.000 euro.
f iguur 46 Ontw ikke l ing ge midde ld beste edbaar inko men naar leef t i jd
Bron: CBS, 2015
Vermogen
Het mediane vermogen5 van alle huishoudens is in figuur 47 afgebeeld. In de afgelopen
jaren is het mediane vermogen van 65-plussers licht gestegen, terwijl het mediane
vermogen voor de overige leeftijdscategorieën juist gedaald is. De grootste daling kent de
leeftijdscategorie van 45 tot 65 jaar. Vanaf 2013 is het mediane vermogen voor alle
leeftijdsgroepen tamelijk constant.
5 Het mediane vermogen is gelijk aan het middelste vermogen indien de vermogens van alle
huishoudens van laag naar hoog worden gerangschikt. Dat wil zeggen dat de helft van de
huishoudens meer, en de andere helft minder vermogen bezit. (Bron: CBS, 2015)
Ouderenmonitor 2018 35
f iguur 47 Ontw ikke l ing m ediane ve rmogen naa r lee f t i jd
Bron: CBS, Koopkrachtontwikkeling personen; persoonskenmerken, 2015
Ouderen en schulden
CBS (2017) Ontwikkeling inkomen en vermogen 65-plussers na 1995
Tegelijk met het toegenomen eigenwoningbezit kwamen er ook steeds meer ouderen van
wie de schulden groter waren dan de bezittingen. In 1995 had niet meer dan 1 procent van
de 65-plushuishoudens (18 duizend huishoudens) een negatief vermogen. In 2015 was dat 5
procent (95 duizend huishoudens). Landelijk gezien verdubbelde in twintig jaar tijd het
aandeel huishoudens met netto-schuld tot bijna een kwart in 2015. De stijging vond, ook bij
ouderen, plaats tijdens de economische crisis die eind 2008 inzette.
Koopkracht
Vanaf 2014 is de koopkracht voor zowel de leeftijdscategorie 45 tot 65 jaar als de groep 65-
plussers gestegen (figuur 48). De grootste toename in koopkracht was waarneembaar in
2016. De koopkracht steeg in 2016 voor 65-plussers met ongeveer 1 procent ten opzichte
van 2015. Voor 45- tot 65- jarigen is de koopkracht tussen 2015 en 2016 met maar liefst 3
procent gestegen.
Ouderenmonitor 2018 36
f iguur 48 Ontw ikke l ing ko opkracht naar leef t i jd (% )
Bron: CBS, Koopkrachtontwikkeling personen; persoonskenmerken, 2016
De koopkrachtontwikkeling bij gelijkblijvende inkomensbron van gepensioneerden ligt aanzienlijk lager dan van andere groepen. In 2015 lag de koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden gelijk aan het jaar 2000, waar de andere groepen er in deze periode per saldo wél op vooruitgingen.
f iguur 49 Koopk rachtont w ikke l ing b i j ge l i jkb l i jv ende inko mensbron
Bron: CBS, 2016
Ouderenmonitor 2018 37
Veiligheid
In de afgelopen jaren is het onveiligheidsgevoel in Nederland gedaald. Gevoelens van
onveiligheid worden beïnvloed door kenmerken van de publieke ruimte, het daadwerkelijk
voorkomen van onveilige situaties en negatieve gebeurtenissen en door de sociaal-
demografische kenmerken van mensen en van hun risicoperceptie. Ouderen voelen zich
over het algemeen minder vaak onveilig dan jongeren.
(On)veiligheidsbeleving algemeen en in de buurt
Het gevoel van onveiligheid neemt af met de leeftijd. Dit geldt zowel voor het
onveiligheidsgevoel in het algemeen als in de buurt. Van de 45- tot 55-jarigen voelt
ongeveer 35 procent zich wel eens onveilig, tegenover ongeveer 23 procent van de 75-
plussers. De daling van het onveiligheidsgevoel naar mate men ouder wordt is moeilijk te
verklaren. Wellicht dat ouderen zich minder vaak in potentieel onveilige situaties bevinden,
zoals het in het donker op straat lopen.
f iguur 50 Onv ei l ighe idsgevoel naa r leef t i jd (%)
Bron: CBS; Veiligheidsmonitor, 2016
Preventie
Ten opzichte van de totale bevolking nemen 45-plussers relatief vaak preventieve
maatregelen. Het gaat daarbij om het bevestigen van extra veiligheidssloten op de
buitendeuren, rolluiken voor ramen en/of deuren, buitenverlichting en de aanwezigheid van
een alarminstallatie. Alleen de groep 75-plussers vormt hierop een uitzondering; zij hebben
minder preventieve voorzieningen rondom de woning dan gemiddeld.
Ouderenmonitor 2018 38
f iguur 51 P revent ieve voo rz ien ingen rondo m won in g naar leef t i jd (% )
Bron: CBS; Veiligheidsmonitor, 2016
Als we kijken naar sociaal-preventief gedrag, zoals het laten branden van licht bij
afwezigheid en het uit de auto halen van waardevolle spullen, komt hetzelfde beeld naar
voren als voor preventieve voorzieningen rondom de woning. Ook hier neemt de groep 75-
plussers het minst vaak sociaal-preventieve maatregelen. De groep van 45 tot 75 jaar toont
daarentegen wel meer sociaal-preventief gedrag in vergelijking met het gemiddelde.
f iguur 52 Soc iaa l -pr eve nt ief gedrag naa r leef t i jd (% )
Bron: CBS; Veiligheidsmonitor, 2016
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar 65 tot 75 jaar 75 jaar of ouder
's Avonds licht branden bijafwezigheid
Fiets in bewaaktefietsenstalling
Waardevolle spullenmeenemen uit auto
Waardevolle spullen thuislaten
Gemiddelde totalebevolking
Ouderenmonitor 2018 39
Verkeersveiligheid
Volgens het Letsel Informatie Systeem (LIS) werd de Spoedeisende Hulp (SEH) afdeling
120.000 keer bezocht naar aanleiding van een verkeersongeval. De onderstaande grafiek
toont het aantal opnamen op de Spoedeisende Hulp per 100.000 personen. Onder de 50-
plussers zien we verschillen tussen de leeftijdsgroepen, maar ook tussen mannen en
vrouwen. De SEH wordt het vaakst bezocht door de leeftijdsgroep 75 tot 84 jaar (ongeveer
37 per 1.000 personen). Onder personen van 85 jaar en ouder is het verschil tussen mannen
en vrouwen het grootst (namelijk 9 per 1.000 mannen en 4 per 1.000 vrouwen).
f iguur 53 Aanta l pe rsonen dat wo rdt opgeno m en op de SEH
Bron: LIS, 2016; CBS Bevolkingsstatistiek (aantal per 100.000 personen)
Veiligheid online
Online veiligheid is een onderwerp dat steeds meer aan belang wint. Computercriminaliteit,
oftewel Cybercrime, is criminaliteit met ICT als middel én doelwit. Uit onderstaande figuur
blijkt dat het percentage slachtoffers van cybercrime afneemt met de leeftijd. Dit kan
samenhangen met het feit dat 65-plussers over het algemeen minder online actief zijn dan
andere leeftijdsgroepen. In 2016 was 10 procent van de 65-plussers slachtoffer van
cybercrime, tegenover ongeveer 12 procent van de totale bevolking.
-
200
400
600
800
1.000
1.200
50-54j. 55-59j. 60-64j. 65-69j. 70-74j. 75-79j. 80-84j. 85j.+
Mannen
Vrouwen
Ouderenmonitor 2018 40
f iguur 54 S lachtof fe rscha p van c ybe rcr ime naa r lee f t i jd (%)
Bron: CBS; Veiligheidsmonitor, 2016
Onder cybercrime vallen verschillende vormen van criminaliteit, zoals identiteitsfraude,
koop- en verkoopfraude, hacken en cyberpesten. Ook hier komt het beeld naar voren dat
ouderen ten opzichte van het gemiddelde minder te maken hebben met cybercrime. Hacken
komt onder alle leeftijdsgroepen het meeste voor, zo ook onder ouderen. Identiteitsfraude
wordt gemiddeld het minst vaak gepleegd, hier heeft minder dan één procent van de 65 -
plussers mee te maken gehad.
f iguur 55 Type c ybe rc r ime naar leef t i jd (%)
Bron: CBS, Slachtofferschap delicten; persoonskenmerken, 2016
Ouderenmishandeling
Onder ouderenmishandeling worden traditionele delicten verstaan, zoals geweld,
vermogensdelicten en vandalisme. Over de periode 2012-2016 is het aantal gevallen van
ouderenmishandeling per 100 inwoners toegenomen. De meeste gevallen van
ouderenmishandeling vinden plaats in de leeftijdscategorie van 45 tot 55 jaar. Naarmate de
leeftijd vordert, neemt het aantal gevallen van ouderenmishandeling per 100 inwoners af.
0%
1%
2%
3%
4%
5%
6%
45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar 65 tot 75 jaar 75 jaar ofouder
Identiteitsfraude
Koop- en verkoopfraude
Hacken
Cyberpesten
Gemiddelde totalebevolking
Ouderenmonitor 2018 41
f iguur 56 Ontw ikke l ing ou deren mishande l ing naar leef t i jd
Bron: CBS; Veiligheidsmonitor, 2016
Ouderenmonitor 2018 42
Bijlage 1 Lijst met figuren
figuur 1 Bevolkingssamenstelling Nederland naar leeftijd en geslacht op 1 januari 2017 ....... 2
figuur 2 Huishoudenssamenstelling naar leeftijdscategorie .................................................. 3
figuur 3 De “grijze golf”: aandeel 50- en 65-plussers in Nederland, 2005 - 2031 ................... 4
figuur 4 Aandeel 65-plussers per gemeente, 2017 ................................................................ 4
figuur 5 “Grijze druk” ........................................................................................................... 5
figuur 6 Prognose bevolkingssamenstelling naar leeftijd 2015-2060 ..................................... 5
figuur 7 Prognose ontwikkeling aantal alleenstaanden naar leeftijd ...................................... 6
figuur 8 Eigendomsverhouding woningen naar leeftijd ......................................................... 7
figuur 9 Huishoudsamenstelling 65-plussers naar eigendomsvormen .................................... 8
figuur 10 Verhuisgedrag naar leeftijd .................................................................................... 8
figuur 11 Ontwikkeling aantal verhuizingen naar leeftijd ...................................................... 9
figuur 12 Aandeel levensloopbestendige woningen(%) ....................................................... 10
figuur 13 Personenmobiliteit naar leeftijd en reisdoel ........................................................ 13
figuur 14 Vervoerswijzen 50-plussers (%) ............................................................................ 13
figuur 15 Rijbewijsbezit naar leeftijd (%) ............................................................................ 14
figuur 16 Autobezit naar leeftijd (%) ................................................................................... 14
figuur 17 Schatting aantal gebruikers doelgroepenvervoer, 2016 ........................................ 15
figuur 18 Leefstijl naar leeftijd (%) ..................................................................................... 16
figuur 19 Gezonde levensverwachting naar opleidingsniveau .............................................. 17
figuur 20 Tevredenheid lichamelijke gezondheid naar geslacht ........................................... 18
figuur 21 Ervaring gezondheid naar leeftijd en geslacht (%) ................................................ 18
figuur 22 Beperkingen naar leeftijd (%) .............................................................................. 19
figuur 23 Aantal beperkingen naar leeftijd (%) .................................................................... 19
figuur 24 Langdurige aandoeningen naar leeftijd en geslacht (%) ........................................ 20
figuur 25 Dementie naar leeftijd en geslacht ...................................................................... 20
figuur 26 Eenzaamheid naar leeftijd (%) ............................................................................. 21
figuur 27 Zorggebruik naar geslacht en leeftijd (%) ............................................................. 22
figuur 28 Aantal ziekenhuisopnamen naar leeftijd en geslacht ............................................ 22
figuur 29 Zorgkosten ouderen ............................................................................................. 23
figuur 30 Percentage mantelzorgers naar leeftijd (%) .......................................................... 23
figuur 31 Percentage zwaar belaste mantelzorgers naar leeftijd (%) .................................... 24
figuur 32 Zelfbeschikking levenseinde 65-plussers .............................................................. 25
figuur 33 Euthanasie .......................................................................................................... 25
figuur 34 Euthanasie naar leeftijd in 2016 .......................................................................... 26
Ouderenmonitor 2018 43
figuur 35 Sterfgevallen n.a.v. euthanasie per aandoening 2016 ........................................... 26
figuur 36 Bruto arbeidsparticipatie naar geslacht en leeftijd in 2016 .................................. 27
figuur 37 Werkloosheid 50-plus (%) .................................................................................... 28
figuur 38 Werkloosheid onderverdeeld naar kortdurig en langdurig (%) .............................. 28
figuur 39 Arbeidsongeschiktheid naar leeftijd .................................................................... 29
figuur 40 Ontwikkeling gemiddelde pensioensleeftijd naar geslacht ................................... 29
figuur 41 Deelname aan vrijwilligerswerk naar leeftijd (%) ................................................. 31
figuur 42 Aantal uren vrijwilligerswerk naar leeftijd (%) ..................................................... 31
figuur 43 Vrijetijdsbesteding in uren per week ................................................................... 32
figuur 44 Ontwikkeling internettoegang naar leefti jd (%) .................................................... 32
figuur 45 Ontwikkeling 45-plussers die dagelijks gebruik maken van internet (%) ................ 33
figuur 46 Ontwikkeling gemiddeld besteedbaar inkomen naar leeftijd ................................ 34
figuur 47 Ontwikkeling mediane vermogen naar leeftijd ..................................................... 35
figuur 48 Ontwikkeling koopkracht naar leeftijd (%) ........................................................... 36
figuur 49 Onveiligheidsgevoel naar leeftijd (%) ................................................................... 37
figuur 50 Preventieve voorzieningen rondom woning naar leeftijd (%) ................................ 38
figuur 51 Sociaal-preventief gedrag naar leeftijd (%) .......................................................... 38
figuur 52 Aantal personen dat wordt opgenomen op de SEH ............................................... 39
figuur 53 Slachtofferschap van cybercrime naar leeftijd (%) ................................................ 40
figuur 54 Type cybercrime naar leeftijd (%) ........................................................................ 40
figuur 55 Ontwikkeling ouderenmishandeling naar leeftijd ................................................. 41