Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef...

121
1 Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent Academiejaar 2010-2011 Opleidingsvergoedingen in de sport Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’ Ingeleverd door Eeman Jonas (studentennr. 20056034) (major: Burgerlijk recht - Strafrecht) Promotor: Prof. An Vermeersch Commissaris: Prof. Tom Vander Beken

Transcript of Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef...

Page 1: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

1

Faculteit Rechtsgeleerdheid Universiteit Gent

Academiejaar 2010-2011

Opleidingsvergoedingen in de sport

Masterproef van de opleiding ‘Master in de rechten’

Ingeleverd door

Eeman Jonas (studentennr. 20056034)

(major: Burgerlijk recht - Strafrecht)

Promotor: Prof. An Vermeersch Commissaris: Prof. Tom Vander Beken

Page 2: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

2

Voorwoord

Sinds jaar en dag ben ik gefascineerd door sport. Ik ben intussen al een zeventiental jaar actief

voetballer, op diverse niveaus. De laatste jaren voetbal ik op lager niveau, mede door de

rechtenstudie. Ook probeer ik dagelijks alle sportnieuws te volgen. Ik mag dan ook zeggen dat ik

enorm gepassioneerd ben door sport. In die optiek was het voor mij logisch dat ik mijn

masterproef zou proberen te schrijven over een onderwerp dat enigszins bij de wereld van de

sport aansloot. Toen ik het vak sportrecht volgde in mijn eerste masterjaar, was ik dan ook zeer

tevreden het recht van mijn passie te kunnen bestuderen.

Van in het begin was ik erg geboeid door het sociaalrechtelijk statuut van de sportbeoefenaar,

omdat ik de bescherming van sporters van essentieel belang vind. Dankzij professor Vermeersch

heb ik over dat thema mijn thesis kunnen schrijven en ik ben dan ook blij dat ik een onderwerp

heb gevonden dat mij zeer na aan het hart ligt. Opleidingsvergoedingen in de sport gaat over het

feit dat een goede jeugdwerking van primordiaal belang is. De jeugdspelertjes van nu zijn de

sporters van de toekomst. Het belang van een goede jeugdwerking kan niet voldoende

onderstreept worden en er is dan ook nood aan een systeem dat clubs vergoedt voor hun gedane

inspanningen en kosten om spelertjes op te leiden. Door een systeem van

opleidingsvergoedingen uit te werken, worden clubs aangemoedigd om in jeugdwerking blijvend

te investeren. Ik ben dan ook zeer blij hier mijn kleine steentje toe te kunnen bijdragen.

Page 3: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

3

Dankwoord

Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding

aan de Universiteit Gent. Vooraleer ik afstudeer, hou ik er dan ook aan om een aantal

dankwoordjes te formuleren. Studeren is niet mogelijk zonder de steun van je omgeving. Daarom

moet ik iedereen bedanken die heeft bijgedragen tot het behalen van mijn diploma.

Ik wil mijn ouders bedanken voor de mogelijkheid die zij mij hebben geboden om te kunnen

studeren. Ik besef dat dat niet vanzelfsprekend is en dat niet iedereen die mogelijkheid krijgt. Ik

wil mijn moeder en vader, die jammergenoeg is overleden in februari 2009, bedanken voor alle

steun die ze mij al die tijd hebben gegeven. Ook mijn broer verdient om dezelfde reden een

dankwoord.

In het bijzonder wil ik ook mijn vriendin Julie bedanken. Zij stond altijd voor mij klaar op

moeilijke momenten en zonder haar zou ik de eindstreep niet hebben gehaald. Zij was de harde

hand waar nodig en bracht ontspanning waar mogelijk.

Ook wil ik alle professoren bedanken, die elk op hun manier hebben bijgedragen tot mijn

opleiding als jurist.

Mijn dank gaat uiteraard ook uit naar professor An Vermeersch voor haar begeleiding tijdens het

schrijven van deze masterproef. Zij hielp mij bij het aflijnen van mijn onderwerp en bracht rust

waar nodig.

Ten slotte wil ik al mijn familie en vrienden bedanken voor alle steun die zij mij al die tijd tijd

hebben gegeven.

Allen bedankt.

Jonas Eeman

Ninove, augustus 2011.

Page 4: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

4

Onderzoeksvraag

In het eerste deel van deze masterproef bekijken we hoe het statuut van de sportbeoefenaars op

arbeidsrechtelijk vlak in België en meer bepaald in Vlaanderen wordt geregeld. De indeling van

sporters is zeer belangrijk. In Vlaanderen is er één grote indeling in het recht wat betreft onze

sportbeoefenaars: ofwel vallen zij onder de wet van 24 februari 1978 betreffende de

arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars 1, ofwel vallen zij onder het decreet van 24

juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar 2.

Vanzelfsprekend zullen wij het toepassingsgebied van deze twee wetgevingsbronnen

onderzoeken. De bescherming die aan de sporters toekomt, zal uitgebreid aan bod komen.

Weliswaar eindigt de indeling van de sportbeoefenaars niet met dat kapitale onderscheid, daar er

vele sportfederaties zijn die met hun bondsreglementen een eigen indeling hanteren.

We streven bij de bespreking van het arbeidsrechtelijk statuut van de sportbeoefenaar niet naar

een exhaustief overzicht. We schetsen aleen het algemene kader omdat dat noodzakelijk is als

een soort van brede inleiding op het tweede deel van deze masterproef, de opleidingsvergoeding

met name.

In dit tweede deel bekijken we hoe een goede jeugdwerking aangemoedigd kan worden. We

zullen hierbij een tweetal systemen van opleidingsvergoedingen bekijken. Vooral over het

systeem van opleidingsvergoedingen in het voetbal, zoals geregeld door de FIFA Regulations on

the Status and Transfer of Players, valt heel wat te zeggen. Het is mijn doel te onderzoeken of

deze regeling in overeenstemming is met de regels van het Gemeenschapsrecht betreffende het

vrije verkeer van werknemers, zoals gewaarborgd door artikel 45 VWEU. Het Hof van Justitie

heeft in haar rechtspraak een aantal voorwaarden ontwikkeld waaraan een mogelijke beperking

van het vrije verkeer van werknemers moet voldoen om toch gerechtvaardigd te zijn. Wij zullen

de huidige FIFA-regeling omtrent opleidingsvergoedingen uitgebreid toetsen aan die

voorwaarden. Verder is het ook interessant de mogelijke alternatieven aan te stippen en daarbij

komt de regeling van opleidingsvergoedingen, zoals uitgewerkt binnen de Vlaamse

Basketballiga, aan bod. Dat is mijns inziens een zeer goed systeem, dat als voorbeeld kan dienen.

1 Wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 9 maart 1978.

2 Decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september

1996.

Page 5: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

5

In dat tweede deel gaan we van start gaan met het bekijken van de voorwaarden voor de

toepassing van de communautaire rechtsregels inzake vrij verkeer van personen en diensten op

sport in Europa. Om mogelijke verenigbaarheid met het Europese recht te toetsen, is het

uiteraard noodzakelijk dat we weten wanneer sport precies onder het communautaire recht valt.

Vervolgens gaan we nader in op het arrest Bosman. Over dat arrest is al zeer veel geschreven en

daarom gaan we niet in op alle details van het arrest. Omdat het echter noodzakelijk is de voor

ons relevante passages en bemerkingen uit het arrest te kennen, worden ze toch even aangestipt.

Wij kunnen hier niet omheen, daar het arrest Bosman de basis vormt voor vele sportwetgeving

en sportrechtspraak na 1995.

Daarna gaan we over tot de bespreking van het huidige systeem van opleidingsvergoedingen

binnen het voetbal. Wij toetsen hierbij de verenigbaarheid met het communautaire recht. De

geschiktheids- en de noodzakelijkheidstest en alle voorwaarden komen daarbij aan bod. Een

uitgebreide analyse zal dus gemaakt worden.

Ook het arrest Bernard krijgt een belangrijke plaats binnen deze masterproef. Dat arrest werd

recent geveld door het Hof van Justitie en heeft een aantal interessante implicaties.

Tenslotte wordt nog het systeem van opleidingsvergoeding binnen onze Vlaamse Basketballiga

uit de doeken gedaan. Dat is een alternatief systeem voor de regeling van het voetbal. Ook hier

zullen de voor- en nadelen uiteengezet worden.

Page 6: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

6

Inhoudstafel

1. Inleiding 10

2. Het arbeidsrechtelijk statuut van de sportbeoefenaars in Vlaanderen 12

2.1 Inleiding 12

2.2 Indeling sportbeoefenaars 12

2.2.1 Federale indeling 12

2.2.2 Gemeenschapsindeling 13

2.2.3 Indeling volgens de bonden 14

2.2.4 Vooruitblik 16

2.3 Wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor

betaalde sportbeoefenaars 16

2.3.1 Aansluiting 16

2.3.2 Toepassingsgebied 17

2.3.3 Arbeidsovereenkomst 20

2.3.3.1 Aard 20

2.3.3.2 Leeftijd 21

2.3.3.3 Duur 22

2.3.3.4 Uitvoering 22

2.3.4 Einde arbeidsovereenkomst 23

2.3.4.1 Wet 3 juli 1978 betreffende de

arbeidsovereenkomsten 23

2.3.4.2 De wet van 24 februari 1978 betreffende de

arbeidsovereenkomst voor betaalde

sportbeoefenaars 26

2.3.4.3 Conclusie 30

2.3.5 Scheidsrechterlijke clausule 32

2.3.6 Concurrentiebeding 32

2.3.7 Opleidingsvergoeding 32

Page 7: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

7

2.4 Decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de

niet-professionele sportbeoefenaar 33

2.4.1 Toepassingsgebied 33

2.4.2 Vrijheidsregeling 34

2.4.2.1 Jaarlijkse vrijheid 34

2.4.2.2 Verbod van vergoeding 35

2.4.2.3 Geen strijdigheid met vrijheidsregeling 36

2.4.3 Waarborgen 37

2.4.4 Tuchtregeling 37

2.4.5 Controle- en strafmaatregelen 38

2.5 Besluit 38

3. De opleidingsvergoeding 40

3.1 Inleiding 40

3.2 De toepassing van de communautaire rechtsregels inzake vrij verkeer

van personen en diensten op sport in Europa 40

3.2.1 Situering 40

3.2.2 Toepassingsvoorwaarden voor toepassing van de

communautaire rechtsregels inzake vrij verkeer van 42

personen

3.2.2.1 Een economische activiteit 42

3.2.2.2 Onderdaan van een lidstaat 43

3.2.2.3 Grensoverschrijdend element 44

3.3 Het arrest Bosman 45

3.3.1 Situering 45

3.3.2 Wereldvoetbalstructuur 46

3.3.3 Toenmalige transfersysteem 47

3.3.4 De feiten 49

3.3.5 Prejudiciële vragen 50

3.3.6 Uitspraak van het Hof van Justitie 52

3.3.7 Gevolgen arrest Bosman 56

3.3.7.1 Geen transfervergoeding bij einde contract 56

Page 8: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

8

3.3.7.2 Sluiten van langere contracten 57

3.3.7.3 Hogere transfervergoedingen 58

3.3.7.4 Stijging van de lonen 59

3.3.7.5 Eenzijdige optie tot verlenging contract

voor clubs 60

3.3.7.6 Verhogen bedrag verbrekingsvergoeding 60

3.3.7.7 Opleidingsvergoeding 61

3.4 De opleidingsvergoeding in het voetbal 61

3.4.1 De opleidingsvergoeding binnen de Vlaamse

regelgeving 61

3.4.2 De opleidingsvergoeding binnen de KBVB 63

3.4.3 De opleidingsvergoeding binnen de FIFA 65

3.4.3.1 The FIFA Regulations on the Status

and Transfer of Players 65

3.4.3.1.1 De oorsprong 65

3.4.3.1.2 De basisprincipes 67

3.4.3.2 De opleidingsvergoeding 68

3.4.3.2.1 Doel 68

3.4.3.2.2 FIFA-regeling 70

3.4.4 Analyse van het systeem van de opleidingsvergoeding 75

3.4.4.1 Mogelijke beperking van het vrije verkeer? 75

3.4.4.2 De proportionaliteitstest 77

3.4.4.2.1 De geschiktheidstest 77

3.4.4.2.2 De opleidingsvergoeding moet

gebaseerd zijn op de werkelijke

kosten 79

3.4.4.2.3 De opleidingsvergoeding enkel

verschuldigd bij eerste transfer

of bij elke transferovergang? 82

3.4.4.2.4 De opleidingsvergoeding moet

proportioneel worden

Page 9: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

9

verminderd 82

3.4.4.2.5 De opleidingsvergoeding mag

geen onzeker karakter

hebben 83

3.4.4.2.6 De noodzakelijkheidstest 85

3.4.4.2.7 Evaluatie 87

3.4.5 Het arrest Bernard 88

3.4.5.1 Voorbeschouwing 88

3.4.5.2 De feiten en juridische achtergrond 89

3.4.5.3 Prejudiciële vragen 91

3.4.5.4 Advies van advocaat-generaal E.Sharpston 91

3.4.5.5 Uitspraak van het Hof 95

3.4.5.6 Implicaties 98

3.4.5.6.1 Opleidingsvergoeding in

de FIFA-Regulations 99

3.4.5.6.2 Kanttekeningen 100

3.4.5.6.3 Uitbreiding naar andere

sporten 102

3.4.5.7 Evaluatie 102

3.5 Het solidariteitsmechanisme 103

3.6 De opleidingsvergoeding in het basketbal 105

3.6.1 Situering 105

3.6.2 De regeling 105

3.6.3 Voordelen van het systeem 107

3.6.4 Mogelijke kritieken op het systeem 109

3.6.5 Denkoefeningen en uitdagingen 110

3.7 De opleidingsvergoeding in andere sporten 110

3.8 Besluit 112

Page 10: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

10

1. Inleiding

Wanneer het verschijnsel sport precies ontstaan is, weten we niet. Feit is dat het heel lang

geleden is, aangezien het reeds bekend was in de klassieke oudheid. De Grieken organiseerden

toen al een vorm van Olympische Spelen.

Doorheen de eeuwen bleef sport de mensen boeien. Sinds de jaren ’60 is de sport zoals wij ze nu

kennen aan haar opmars begonnen. Vanaf dan is het sociaal en economisch belang van de sport

enorm toegenomen. Sport is vandaag de dag niet meer weg te denken uit onze wereld en haar

maatschappelijk belang kan dan ook niet voldoende worden onderstreept 3. In het verslag van de

Europese Commissie betreffende de bestaande sportstructuren en de sociale functie van de sport

wordt terecht gesteld dat “sport een sector is waarbij EU-burgers van alle leeftijden, rangen en

standen zich intens betrokken voelen en die hen dichter bij elkaar brengt” 4.

Zo mocht bijvoorbeeld de laatste wereldbeker voetbal in Duitsland 3,3 miljoen bezoekers

ontvangen en werd het evenement gevolgd door circa 30 miljoen televisiekijkers.

Sport begon steeds meer uit haar voegen te barsten en het spreekt voor zich dat dat problemen

met zich meebracht. Die problemen ontstonden minder uit de beleving van de sport, dan uit de

exploitatie ervan. Sport ontwikkelde zich meer en meer als een economie op zich. Zeker sinds de

jaren ’90 is dat het geval. Zo komen steeds meer sportclubs in handen van rijke buitenlandse

zakenlui die slechts in mindere mate gedreven worden door sportieve ambities. Topclubs

organiseren zich steeds vaker als bedrijven en geven zelfs hun eigen creditcard uit 5. Sommige

topclubs hebben zich ook op de beurs laten noteren. Ook het feit dat Telenet voor de huidige

uitzendrechten in ons Belgische eersteklassevoetbal jaarlijks ongeveer 55,2 miljoen euro betaalt,

is een hallucinant voorbeeld van de sport als economische markt.

Door het steeds groeiende belang van sport de laatste decennia is ook de wetgevende macht zich

voor dat verschijnsel gaan interesseren. Die interesse heeft zich geuit op verschillende vlakken,

waaronder het statuut van de sportbeoefenaar. Doordat clubs steeds vaker bedrijven werden,

3 R. BLANPAIN, Het statuut van de sportbeoefenaar naar internationaal, Europees, Belgisch en

gemeenschapsrecht, Bussel, Larcier, 2002, 1. 4 Brussel, 1 december 1999, COM(1999) 664.

5 B. AMEYE en J. KERREMANS, Sociaal en fiscaal statuut van de sportbeoefenaar, Mechelen, Kluwer, 2009, 1.

Page 11: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

11

bleek het ook noodzakelijk dat sportbeoefenaars een minimum aan sociale bescherming te beurt

zou vallen. Daarom werd het statuut van de sportbeoefenaar gecreëerd, waaronder ook de

opleidingsvergoedingen ressorteren.

Belangrijk hierbij te beseffen is dat de sportwereld een internationale wereld is en niet uitsluitend

een nationale of regionale aangelegenheid is 6. Ook Europa is zich doorheen de jaren steeds meer

gaan inmengen in de sport. Dat alles kwam in een stroomversnelling toen het Europese Hof in

1974 besliste dat sportbeoefening onder het Gemeenschapsrecht valt in zoverre zij een

economische activiteit vormt in de zin van artikel 2 van het Verdrag 7. Vanaf dan kon Europa

zich rechtstreeks inmengen in de Europese sportwetgeving.

De sportwereld kabbelde rustig voort, tot op een gegeven moment de bom barstte met de zaak

Bosman 8. De tot op vandaag bekendste sportrechtzaak ooit, bracht ongeziene gevolgen met zich

mee. De hele sportwereld stond op zijn kop. Dat arrest zal ook binnen deze masterproef de bron

en aanleiding van alles zijn, gezien de gevolgen ervan op het vlak van het statuut van de

sportbeoefenaar en de opleidingsvergoedingen binnen de sport.

Dat jeugdwerking de basis is van sport, kan niet betwist worden. Vandaar dat het ontzettend

belangrijk is dat een goede jeugdwerking wordt aangemoedigd en beloond. Een systeem van

opleidingsvergoedingen is dan ook noodzakelijk om clubs te laten blijven investeren in de

vorming en opleiding van jeugd. Recent werd hierover het arrest Bernard geveld, dat uitgebreid

aan bod zal komen binnen deze masterproef. Het licht werd door het Hof van Justitie met

betrekking tot opleidingsvergoedingen definitief op groen gezet en dat is zeer belangrijk voor de

jeugdwerking 9.

6 G. CLAUS, R. BLANPAIN en M. BOES (eds), Sociaalrechtelijk statuut van de sportbeoefenaar, Leuven, KUL

Studiedag van 13 januari 1979, 13. 7 HvJ 12 december 1974, Walrave en Koch t. Union Cycliste Internationale, 36/74, Jur., 1974, 1405, r.o. 4.

8 HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995,

I-4921. 9 HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010.

Page 12: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

12

2. Het arbeidsrechtelijk statuut van de sportbeoefenaars in Vlaanderen

2.1 Inleiding

“De indeling van de sportbeoefenaars is van kapitaal belang. Het statuut waaronder de

sportbeoefenaar ressorteert, bepaalt immers de toepasselijke regels. Dit maakt er deze materie

niet eenvoudiger op, gezien rekening moet gehouden worden met de onderlinge verschillen

tussen het federale Belgische recht, de decreten van de Vlaamse en Franse Gemeenschap en de

reglementen die binnen iedere bond werden uitgewerkt.” 10

Deze letterlijke passage geeft precies de complexiteit weer van hoe onze Belgische bescherming

voor sportbeoefenaars eruit ziet. Het is meteen duidelijk dat deze materie niet altijd eenvoudig en

duidelijk uit te leggen valt. Het zou immers niet de eerste keer zijn dat een reglement van een

sportfederatie niet volledig strookt met onze Belgische wetgeving. We dienen trouwens vooraf

op te merken dat wetgever en sportfederaties daarbij meer dan eens diametraal tegenover elkaar

zijn komen te staan.

Uiteraard moeten we, om enige logica te behouden in deze complexe rechtsmaterie, uitgaan van

een hiërarchie der rechtsnormen, waarbij we dus in de eerste plaats moeten bepalen tot welke

categorie een sportbeoefenaar behoort. Hierbij moet men eerst kijken naar de federale

rechtsregels, vervolgens naar de regels die respectievelijk binnen de Vlaamse en Franse

gemeenschap gelden, om in laatste instantie naar de bondsreglementen van de verschillende

sportfederaties te kijken 11.

2.2 Indeling sportbeoefenaars

2.2.1 Federale indeling

Naar federaal recht onderscheiden we twee soorten sportbeoefenaars: zij die onder het

toepassingsgebied van de wet van 24 februari 1978 vallen en zij die niet onder het

toepassingsgebied van de wet van 24 februari 1978 vallen.

10 B. AMEYE en J. KERREMANS, Sociaal en fiscaal statuut van de sportbeoefenaar, Mechelen, Kluwer, 2009, 1.

11 B. AMEYE en J. KERREMANS, Sociaal en fiscaal statuut van de sportbeoefenaar, Mechelen, Kluwer, 2009, 1.

Page 13: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

13

a) Onder toepassingsgebied van de wet van 24 februari 1978

De wet van 24 februari 1978 definieert de betaalde sportbeoefenaars als personen die de

verplichting aangaan zich voor te bereiden op of deel te nemen aan een sportcompetitie of –

exhibitie onder het gezag van een andere persoon tegen loon dat een bepaald bedrag overschrijdt 12. Het loon, zoals bedoeld in de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon

der werknemers, wordt jaarlijks vastgesteld door de koning na advies van het Nationaal Paritair

Comité voor de Sport. Voor de periode van 1 juli 2010 tot 30 juni 2011 is dat bedrag bepaald op

8675 euro 13.

b) Niet onder toepassingsgebied van de wet van 24 februari 1978

Sporters die niet onder het gezag van een meerdere werkzaam zijn tegen een loon dat 8675 euro

per jaar overschrijdt, vallen buiten het toepassingsgebied van de wet van 24 februari 1978.

Historisch gezien valt het bedrag van 8675 euro wel op. Dat bedrag is relatief laag en dat is niet

altijd zo geweest. Tot 30 juni 2000 bedroeg dat minimumbedrag nog 551 951 BEF. Dat bedrag

lag dus aanzienlijk hoger dan nu het geval is. De reden dat het minimumbedrag sinds 1 juli 2000

behoorlijk werd verlaagd, ligt hem in het feit dat men het toepassingsgebied van de wet wou

uitbreiden naar de deeltijdse sportbeoefenaars en de voltijdse sportbeoefenaar jonger dan 21 jaar.

Sindsdien is het eenvoudiger uit te maken of een sportbeoefenaar als een betaalde

sportbeoefenaar kan worden beschouwd, die verbonden wordt door een arbeidsovereenkomst

voor bedienden. Het is voldoende dat de sportbeoefenaar meer loon ontvangt dan het

minimumbedrag en dat hij zijn activiteiten in ondergeschikt verband beoefent 14.

2.2.2 Gemeenschapsindeling

Wat betreft de gemeenschappen moet men een onderscheid maken tussen:

a) Vlaamse Gemeenschap

12

Art. 2, §1, eerste lid wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 9 maart 1978. 13

Art. 1 KB 30 juli 2010 tot vaststelling van het minimumbedrag van het loon dat men moet genieten om als een betaalde sportbeoefenaar te worden beschouwd, BS 12 augustus 2010.

14 B. AMEYE en J. KERREMANS, Sociaal en fiscaal statuut van de sportbeoefenaar, Mechelen, Kluwer, 2009, 8.

Page 14: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

14

De Vlaamse Gemeenschap heeft haar van decreet van 24 juli 1996. Daarin wordt het statuut van

de niet-professionele sportbeoefenaar geregeld. Die wordt gedefinieerd als de sportbeoefenaar

die zich voorbereidt op of deelneemt aan een sportmanifestatie en daarvoor geen

arbeidsovereenkomst heeft aangegaan in het kader van de wet van 24 februari 1978 betreffende

de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars 15. Kort gezegd zullen alle

sportbeoefenaars in Vlaanderen die niet onder de wet van 24 februari 1978 vallen, onder het

decreet van 24 juli 1996 vallen. Het gaat niet alleen om amateursportbeoefenaars, maar ook de

zelfstandige, professionele of semiprofessionele sportbeoefenaars wiens loon jaarlijks onder de

8675 euro blijft 16.

b) Franse Gemeenschap

De Franse Gemeenschap heeft haar decreet van 8 december 2006 17. Zij kent enkel de niet-

betaalde amateursportbeoefenaar. In deze masterproef zullen we hier niet verder op ingaan.

2.2.3 Indeling volgens de bonden

Vandaag de dag wordt niet enkel bovenstaande indeling gehanteerd. De verschillende

sportbonden hanteren vaak nog een eigen indeling aan de hand van hun bondsreglement. Omdat

deze indelingen vast en zeker ook van belang zijn, dient dat vermeld te worden. Bij wijze van

voorbeeld zullen we even de indeling bekijken in ons huidig Belgisch voetbal, uitgewerkt door

de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB).

Titel 5, hoofdstuk 4 van het Bondsreglement bevat een aantal bepalingen omtrent het statuut van

de spelers 18. Het statuut van een speler bepaalt zijn reglementaire toestand inzake zijn rechten en

plichten tegenover de FIFA, de KBVB en de club waaraan hij toegewezen is of waarvoor hij

gekwalificeerd is. Het Bondsreglement onderscheidt 3 soorten statuten die de spelers kunnen

hebben:

15

Art. 2, 2 decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september 1996. 16

B. AMEYE en J. KERREMANS, Sociaal en fiscaal statuut van de sportbeoefenaar, Mechelen, Kluwer, 2009, 9. Art. 1 KB 30 juli 2010 tot vaststelling van het minimumbedrag van het loon dat men moet genieten om als een betaalde sportbeoefenaar te worden beschouwd, BS 12 augustus 2010. 17

Decreet Fr.Gem. 8 december 2006 houdende organisatie en subsidiëring van de sport in de Franse Gemeenschap, BS 20 februari 2007. 18 KBVB Bondsreglement Voetbal - http://www.footbel.com/nl/KBVB/bondsreglement_consultatie.html

Page 15: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

15

- Amateur: kan toegewezen worden aan alle clubs.

- Niet-amateur: kan toegewezen worden aan alle clubs.

- Profspelers: kan enkel toegewezen worden aan profclubs.

a) Amateur 19

Een amateur is een speler die geen titularis is van een door de bond geboekt contract en hij mag

geen bezoldigingen of premies genieten die gelijk zijn dan of hoger liggen dan de bedragen van

toepassing op de niet-amateur.

b) Niet-amateur 20

Een niet-amateur is een speler die gebonden is door een contract dat voldoet aan alle wettelijke

en reglementaire bepalingen. Dergelijk contract kan pas afgesloten worden wanneer de speler de

leeftijd van 16 jaar heeft bereikt.

Het contract moet voorzien in:

- een jaarlijkse vaste minimumbezoldiging van 1995,80 EUR;

- een premie gelijk aan of hoger dan 160,10 euro of 59,40 euro respectievelijk per

gewonnen of op een gelijkspel geëindigde wedstrijd in het kampioenschap van de eerste

ploeg, waaraan de speler geheel of gedeeltelijk heeft deelgenomen;

- een premie gelijk aan of hoger dan 160,10 EUR voor de kwalificatie in wedstrijden voor

een Europese competitie, Beker van België of provinciale beker, waaraan de titularis

geheel of gedeeltelijk heeft deelgenomen.

c) Betaalde sportbeoefenaar (profspeler) 21

Een profspeler is een speler die zich bij contract ertoe verbindt bij en voor een club, zijn

sportactiviteit uit te oefenen als beroep, aan alle oproepen die hem door de club gestuurd worden,

gevolg te geven en alle prestaties te leveren die de club van hem eist. Dat contract moet

beantwoorden aan de reglementaire en wettelijke voorwaarden, met inbegrip van de collectieve

19

Art. 527 KBVB Bondsreglement Voetbal 20

Art. 528 KBVB Bondsreglement Voetbal 21

Art. 529 KBVB Bondsreglement Voetbal

Page 16: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

16

arbeidsovereenkomsten. Dergelijk contract kan opnieuw pas afgesloten worden op voorwaarde

dat de speler de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt. Het contract moet voorzien in een

minimumbezoldiging die minstens gelijk is aan het bedrag voorzien in de wet betreffende de

arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars.

2.2.4. Vooruitblik

In deze masterproef zullen we vooral de belangrijkste indeling in Vlaanderen bekijken, namelijk

de opdeling wet 24 februari 1978 22 – decreet 24 juli 1996 23. We gaan dan ook kort in op de

basisprincipes van elk van beide wetgevingen. Bovenvermelde bondsindelingen hebben zeker

hun relevantie, maar de bespreking ervan zou ons te ver brengen in het licht van deze

masterproef.

2.3 Wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde

sportbeoefenaars

2.3.1 Aansluiting

Vooraleer we het dieper ingaan op het begrip arbeidsovereenkomst, moeten we eerst het begrip

aansluiting verduidelijken. Vaak worden deze begrippen door elkaar gebruikt, maar ze betekenen

geenszins hetzelfde. De aansluiting en het contract hebben ieder hun eigen betekenis en het is

juridisch belangrijk om de correcte term te gebruiken.

De aansluiting is als het ware de veruitwendiging van de band tussen de sporter en zijn

sportvereniging. Hoe de aansluiting in concreto dient te gebeuren, hangt af van de federaties uit

de verschillende sporttakken. Globaal bekeken zijn er drie mogelijkheden hoe een sporter zich

kan aansluiten: ofwel sluit de sporter zich aan bij een club, die dan op haar beurt deze aansluiting

aangeeft of voorstelt aan de bond (ons huidige voetbalsysteem), ofwel sluit de sporter zich

rechtstreeks aan bij de bond, waarna zij hem een club zal toewijzen, ofwel sluit de speler zich

opnieuw rechtstreeks aan bij een club, waarna hijzelf de mogelijkheid krijgt zich bij een club aan

te sluiten. 22

Wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 9 maart 1978. 23

Decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september 1996.

Page 17: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

17

Zeer belangrijk is dus te weten dat een aansluiting op zich geen contractuele band tussen de

speler en de bond of zijn club tot stand brengt. Hooguit kan men stellen dat de sportbeoefenaar

zich door zijn aansluitingsformulier te ondertekenen, verbindt de sportreglementen van de club

en van de bond na te leven, voor zover deze reglementen niet strijdig zijn met de wettelijke

bepalingen van het internationale, federale of communautaire recht, noch met de algemene

rechtsbeginselen 24.

Bovenstaande bevestigt de voorrang van het recht op de sportreglementen en net hiermee hebben

de federaties in de het verleden reeds veel moeite gehad. Beiden zijn in het verleden dan ook

meer dan eens diametraal tegenover elkaar komen te staan. Lange tijd gingen de federaties ervan

uit dat zij gesloten rechtsordes vormden, waardoor men hun eigen regels niet kan aanvechten

voor de gewone hoven en rechtbanken. Dat idee is stilletjesaan volledig van onder de mat

geveegd. Een grote doorbraak in het feit dat sporters ook naar de gewone rechtbanken konden

stappen, kwam er met het befaamde arrest Bosman 25. Een trend was ingezet en in de toekomst

vallen nog meer spelers en clubs te verwachten die naar de gewone burgerlijke rechtbanken

stappen om hun rechten te vrijwaren.

2.3.2 Toepassingsgebied

De wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars

is het resultaat van een wetsvoorstel van senator Declercq dat reeds in 1968 was ingediend. Dat

er nog tien jaren verstreken tot de wet er kwam, kwam door het feit dat de toenmalige

maatschappij door een periode van langzaam besef is gegaan dat onze sportbeoefenaars hun

rechten moesten gevrijwaard worden. De wet van 24 februari 1978 was dan ook een zeer

belangrijke stap voor de rechtsbescherming van onze sportbeoefenaars.

De wet is van toepassing op betaalde sportbeoefenaars en hun werkgevers 26. Deze twee

begrippen behoeven dan ook verdere verduidelijking.

24 B. AMEYE en J. KERREMANS, Sociaal en fiscaal statuut van de sportbeoefenaar, Mechelen, Kluwer, 2009,

14. 25

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921. 26

Art. 1 wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 9 maart 1978.

Page 18: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

18

a) Betaalde sportbeoefenaar

De wet definieert een betaalde sportbeoefenaar als een persoon die de verplichting aangaat zich

voor te bereiden op of deel te nemen aan een sportcompetitie of –exhibitie onder het gezag van

een ander persoon tegen een loon dat een bepaald bedrag overschrijdt. Dat bedrag wordt jaarlijks

door de koning vastgesteld na advies van het Nationaal Paritair Comité voor de Sport 27. Voor de

periode van 1 juli 2010 tot 30 juni 2011 bedraagt dat bedrag 8675 euro 28.

Het loonbegrip dat men hier hanteert stemt overeen met het loonbegrip uit de wet van 12 april

1965 betreffende de bescherming van het loon 29. De wet verstaat onder loon 30:

- loon in geld waarop een werknemer/sportbeoefenaar ingevolge zijn dienstbetrekking

recht heeft ten laste van de werkgever;

- fooien of het bedieningsgeld waarop de werknemer/sportbeoefenaar ingevolge zijn

dienstbetrekking recht heeft ten laste van de werkgever of krachtens het gebruik;

- in geld waardeerbare voordelen waarop de werknemer/sportbeoefenaar ingevolge zijn

dienstbetrekking recht heeft ten laste van de werkgever.

Wordt niet als loon beschouwd: vakantiegeld, aanvullende vergoedingen verschuldigd ten

gevolge van een arbeidsongeval of beroepsziekte en aanvullingen van de voordelen toegekend in

de verschillende takken van de sociale zekerheid.

Wordt dus wel als loon beschouwd: vast maandelijks basisloon, premies voor gespeelde

wedstrijden en premies uitgekeerd voor het behalen van een titel of beker. Ook wanneer een

woning of bedrijfswagen ter beschikking wordt gesteld door de club, wordt dat als loon

beschouwd.

Onkostenvergoedingen, betaald ter compensatie van eerder door de sportbeoefenaar gemaakte

kosten, worden niet als loon beschouwd.

27

Art. 1, §1 wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 9 maart 1978. 28

Art. 1 KB 30 juli 2010 tot vaststelling van het minimumbedrag van het loon dat men moet genieten om als een betaalde sportbeoefenaar te worden beschouwd, BS 12 augustus 2010. 29

Wet 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, BS 30 april 1995. 30

Art. 2 wet 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, BS 30 april 1995.

Page 19: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

19

Er dient opgemerkt te worden dat het loonbegrip een zeer belangrijk begrip is. Het bedrag van

het loon zal immers bepalen of een sportbeoefenaar onder de wet van 24 februari 1978 valt, dan

wel onder het decreet van 24 juli 1996. Dat heeft zeer belangrijke implicaties in de praktijk, wat

we verder uitgebreid zullen bekijken. Een zeer belangrijke implicatie van het decreet van 24 juli

1996 is de jaarlijkse vrijheid. Verder in deze masterproef gaan we daar zeker nog op in, maar ik

wil het reeds hier even kort aanstippen.

In vele sporttakken hebben spelers maandelijks een vast loon plus een variabel loon, dat

resultaatsgebonden is. Met andere woorden, hoe meer wedstrijden een club wint per maand, des

te hoger zal het loon zijn van de speler in kwestie. In de hoop dat een speler boven de grens van

8675 euro zal vallen en dus op die manier niet zal kunnen genieten van zijn jaarlijkse vrijheid,

zullen clubs een speler vaak meer beginnen op te stellen op het einde van het seizoen omdat de

speler dan meer loon ontvangt. Andersom zullen spelers in de eindeseizoensmaanden misschien

sneller een blessure veinzen om op die manier net wel onder de grens van 8675 euro te vallen en

zo wel te kunnen genieten van hun jaarlijkse vrijheid 31.

Eigenlijk kunnen we stellen dat deze grens veel te laag ligt. Een bedrijfswagen en dergelijke

worden ook meegeteld, waardoor spelers zeer snel de grens van 8675 euro bereiken, terwijl ze

netto daarentegen weinig verdienen.

b) Werkgever

De wet definieert werkgevers als personen die de onder de wet van 24 februari 1978 betaalde

sportbeoefenaars tewerkstellen of de personen waarop de bepalingen van deze wet werden

toepasselijk verklaard 32. Dat kan zowel een club als een federatie zijn. In de klassieke sporten

vormt dat werkgeversbegrip niet meteen een probleem. In de wielersport wordt algemeen

aanvaard dat de sportploeg de werkgever is van de wielrenner en in de bokssport wordt aanvaard

dat de manager de werkgever van de bokser 33.

31

Met dank aan gastcollege Meester Johnny Maeschalck bij het vak Sportrecht onder leiding van prof. An Vermeersch. 32

Art. 1, §3 wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 9 maart 1978. 33

B. AMEYE en J. KERREMANS, Sociaal en fiscaal statuut van de sportbeoefenaar, Mechelen, Kluwer, 2009, 29.

Page 20: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

20

c) Andere personen

Traditioneel vielen personen die wel bij de uitoefening van sport betrokken waren, maar niet als

betaalde sportbeoefenaars of werkgevers beschouwd konden worden, niet onder de toepassing

van de wet. In de praktijk ging het om trainers, kinesisten, scheidsrechters enz.

De wet van 24 februari 1978 bepaalt echter dat de koning na het advies van het Nationaal Paritair

Comité voor de Sport, de bepalingen van de wet geheel of gedeeltelijk van toepassing kan

verklaren op personen die bij de voorbereiding op of de uitoefening van sport betrokken zijn 34.

De koning heeft gebruik gemaakt van deze mogelijkheid en sinds 6 januari 2007 vallen ook

voetbaltrainers onder de toepassing van de wet van 24 februari 1978 35. De bepalingen van de

wet van 24 februari 1978 zijn van toepassing op voetbaltrainers wiens loon het bedrag van 8675

euro overschrijdt. Dat bedrag is relatief laag, waardoor deze wetswijziging zeker relevant was

voor heel wat trainers 36.

Later dat jaar werd het toepassingsgebied van de wet ook uitgebreid tot de

voetbalscheidsrechters in dienst van de KBVB 37.

2.3.3 Arbeidsovereenkomst

2.3.3.1 Aard

Een arbeidsovereenkomst vereist dat de ene partij, de sportbeoefenaar, zich tegenover de andere

partij, de werkgever, verbindt om in een verhouding van ondergeschiktheid aan of onder het

gezag van de werkgever, tegen loon arbeid te verrichten 38. Voor het bestaan van een

34

Art. 1, §2 wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 9 maart 1978. 35

KB 15 december 2006 tot uitbreiding van de toepassing van de bepalingen van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars tot de voetbaltrainers, BS 27 december 2006. 36

V. ASSOIGNON, “Ook voetbaltrainers zijn nu onderworpen aan de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars”, Sport en Recht 2007 (nr.104), 1262. 37

KB 6 november 2007 tot uitbreiding van de toepassing van de bepalingen van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars tot de voetbalscheidsrechters, BS 23 november 2007. 38

Art. 2 en 3 wet 3 juli 1978 betreffende arbeidsovereenkomsten, BS 22 augustus 1978.

Page 21: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

21

arbeidsovereenkomst moeten dus vier elementen aanwezig zijn, namelijk: een overeenkomst,

arbeid (sportprestatie), loon en gezag of ondergeschiktheid 39.

De arbeid van de sportbeoefenaar bestaat erin te trainen, conditie op te bouwen en te

onderhouden en mits geselecteerd te zijn deel te nemen aan zowel officiële als

vriendschappelijke wedstrijden en dat met de inachtneming van de instructies van de trainer 40.

Of de discussie of de overeenkomst tussen een sportbeoefenaar en zijn werkgever nu al dan niet

een arbeidsovereenkomst is, is door de wet zelf beslecht. De overeenkomst tussen een werkgever

en een sportbeoefenaar wordt aanzien als een arbeidsovereenkomst voor bedienden, welke titel

daaraan ook wordt toegekend 41. Meteen is de wet van 3 juli 1978 betreffende

arbeidsovereenkomsten erop van toepassing, net als alle andere wetten die voor bedienden

gelden 42.

Opgemerkt moet wel worden dat bij tegenstrijdige bepalingen de wet van 24 februari 1978 als

lex specialis geldt ten opzichte van de wet van 3 juli 1978.

2.3.3.2 Leeftijd

De arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars kan ten vroegste geldig aangegaan

worden vanaf het einde van de voltijdse leerplicht 43. Die leeftijd ligt momenteel op 15 jaar 44.

Wel moeten we nog steeds rekening houden met de Arbeidswet van 16 maart 1971, die de

arbeidsduur voor minderjarigen sterkt limiteert.

Binnen het voetbal, wielrennen, basketbal en volleybal kunnen enkel deeltijdse

arbeidsovereenkomsten worden afgesloten, waarbij een minderjarige maximaal 80 uur per

maand mag presteren 45.

39 W. VAN EECKHOUTTE, Handboek Belgisch Arbeidsrecht, Mechelen, Kluwer, 2008, 210.

40 L. DEPOORTER, “Het statuut van de sportbeoefenaar, een round up”, Sport en Recht 2008 (nr. 122), 1479.

41 Art. 3 wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 9 maart 1978.

42 R. BLANPAIN, Het statuut van de sportbeoefenaar naar internationaal, Europees, Belgisch en

gemeenschapsrecht, Bussel, Larcier, 2002, 85. 43

Art. 6 wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 9 maart 1978. 44

Art. 1, §1, tweede lid wet 29 juni 1983 betreffende de leerplicht, BS 6 juli 1983. 45 Art.1 KB 18 juli 2001 tot vaststelling, voor de uitoefening van bepaalde sporttakken van de minimumleeftijd die vereist is om een arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars te kunnen aangaan, BS 2 augustus 2001.

Page 22: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

22

2.3.3.3 Duur

Een arbeidsovereenkomst voor een betaalde sportbeoefenaar kan zowel voor bepaalde als voor

onbepaalde duur worden afgesloten. De modaliteiten ervan worden bij wet bepaald.

De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd moet schriftelijk worden vastgelegd. De duur van de

arbeidsovereenkomst mag maximaal 5 jaar bedragen, maar is wel hernieuwbaar 46.

De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is niet aan specifieke vormvereisten onderworpen.

In de praktijk worden er in onze sportwereld uiteraard veel meer contracten van bepaalde duur

dan van onbepaalde duur afgesloten. Na het arrest Bosman was er overigens een trend ingezet

om spelers meteen een contract voor meerdere jaren te laten tekenen. Contracten van vijf jaar

waren daarbij geen uitzondering. De laatste jaren merken we echter opnieuw een trend in de

andere richting. Contracten voor vijf jaar worden een uitzondering, de duurtijd van het contract

wordt langzaamaan teruggedrongen. Dat heeft uiteraard vooral te maken met economische

motieven.

2.3.3.4 Uitvoering

De wet van 24 februari 1978 bevat geen bepalingen omtrent de uitvoering van de

arbeidsovereenkomst. Sowieso zijn de sportbeoefenaars en hun werkgevers onderworpen aan de

wetten die van toepassing zijn op bedienden, met als belangrijkste de

Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

De uitvoering van de arbeidsovereenkomsten wordt in de praktijk grotendeels geregeld door

CAO’s. In uitvoering van art. 11 van de wet van 24 februari 1978 betreffende het statuut voor

betaalde sportbeoefenaars werd door de koning een Nationaal Paritair Comité voor de Sport

opgericht, overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de Paritaire Comités en de

46

Art. 4 wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 9 maart 1978.

Page 23: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

23

Collectieve Arbeidsovereenkomsten 47. In dat Paritair Comité kunnen, zoals in elk ander Paritair

Comité, collectieve arbeidsovereenkomsten worden gesloten 48.

Het Paritair Comité voor de Sport heeft reeds diverse CAO’s afgesloten, maar jammer genoeg

blijven die voorlopig hoofdzakelijk beperkt tot het voetbal 49.

2.3.4 Einde van de arbeidsovereenkomst

De manieren waarop een arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars kan eindigen,

stemmen grotendeels overeen met de gemene arbeidsrechtelijke beëindigingsvormen. Alleen de

modaliteiten en de vergoedingen, verschuldigd naar aanleiding van een eenzijdige beëindiging

van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde duur, verschillen 50.

2.3.4.1 Wet 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten

- Overeenkomsten voor bepaalde tijd

Een eerste manier waardoor een overeenkomst voor bepaalde tijd een einde neemt, is door het

aflopen van de contractueel bepaalde termijn 51. Indien de sportbeoefenaar na het verstrijken van

die contractueel bedongen termijn verder prestaties blijft leveren bij dezelfde werkgever, zonder

een nieuwe arbeidsovereenkomst te hebben afgesloten, wordt ervanuit gegaan dat er een contract

voor onbepaalde duur is tot stand gekomen 52.

Een tweede manier waardoor een overeenkomst voor bepaalde tijd een einde kan nemen, is de

beëindiging wegens dringende redenen 53. Dat kan dus vóór het verstrijken van de in de

arbeidsovereenkomst contractueel bepaalde termijn. Aangezien de wet van 24 februari 1978

47

Wet 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, BS 15 januari 1969. 48

R. BLANPAIN, Het statuut van de sportbeoefenaar naar internationaal, Europees, Belgisch en gemeenschapsrecht, Bussel, Larcier, 2002, 75.

49 B. AMEYE en J. KERREMANS, Sociaal en fiscaal statuut van de sportbeoefenaar, Mechelen, Kluwer, 2009,

36. 50

K. VAN DEN EECKHOUT, “De beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor professionele sportbeoefenaars” (Deel 1), Sport en Recht 2005 (nr.90), 1086. 51

Art. 32, 1° wet 3 juli 1978 betreffende arbeidsovereenkomsten, BS 22 augustus 1978. 52

Art. 4, tweede lid wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 9 maart 1978. B. AMEYE en J. KERREMANS, Sociaal en fiscaal statuut van de sportbeoefenaar, Mechelen, Kluwer, 2009, 38. 53

Art. 35 wet 3 juli 1978 betreffende arbeidsovereenkomsten, BS 22 augustus 1978.

Page 24: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

24

betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars geen bijzondere regels

bevat, kijken we hiervoor dus naar de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978. Om deze

bepaling is in het verleden al heel wat te doen geweest in de sportwereld.

Wordt als een dringende reden beschouwd: een ernstige tekortkoming die elke professionele

samenwerking tussen de werkgever en de werknemer onmiddellijk en definitief onmogelijk

maakt. Zij moet dus ernstig zijn. Het is niet noodzakelijk dat zij van contractuele aard is en het is

bovendien niet vereist dat de partij die de dringende reden inroept, schade heeft geleden 54. De

bewijslast rust op de partij die zich op de dringende reden beroept om de arbeidsovereenkomst te

laten beëindigen.

In het verleden hebben we reeds meerdere voorbeelden gehad van spelers die zich via artikel 4

van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde

sportbeoefenaars beroepen op artikel 35 van de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 om

voor het einde van het verstrijken van hun contract te kunnen opstappen bij hun club.

Een eerste voorbeeld is de zaak omtrent Davy De Beule. De Beule is een Belgische voetballer

die in de nasleep van het arrest Bosman 55 eind 2000 een contract voor vijf jaar ondertekent bij

Sporting Lokeren. In het seizoen 2004-2005, het laatste contractjaar van de talentvolle

middenvelder, bood lokerenpreses Roger Lambrecht De Beule een contractverlenging aan. De

onderhandelingen startten, maar men kwam niet tot een akkoord en de speler weigerde bij te

tekenen. Men probeerde de speler onder druk te zetten met als dieptepunt een verwijzing naar de

B-kern. Dat was uiteraard een aanslag op zijn mogelijkheid tot inkomstenverwerving en De

Beule liet het daar dan ook niet bij.

De Beule stapte naar de rechtbank en als basis van zijn vordering gebruikte hij artikel 35 van de

Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978. De dringende reden werd aanvaard en de

arbeidsovereenkomst tussen Davy De Beule en Sporting Lokeren kwam ten einde. De Beule

kreeg dus volledig gelijk en vetrok later naar AA Gent 56.

54 K. VAN DEN EECKHOUT, “De beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor professionele sportbeoefenaars”

(Deel 4), Sport en Recht 2005 (nr.93), 1122. 55

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921. 56

Met dank aan college prof. ANN VERMEERSCH bij het vak Sportrecht.

Page 25: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

25

Een tweede voorbeeld is de zaak rond Steven Defour, eveneens een Belgische voetballer. Defour

was in 2006 speler van Racing Genk toen Ajax Amsterdam kwam aankloppen voor een transfer.

Defour wou vertrekken naar Ajax, maar Genk was niet happig om mee te werken. Defour

dreigde gebruik te maken van artikel 35 van de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978.

Uiteindelijk maakte hij er geen gebruik van, maar na een hele transfersoap waarin Racing Genk

onder zware druk werd gezet door de entourage van Defour, vertrok de speler naar Standard Luik

voor een veel lagere transfersom dan Racing Genk oorspronkelijk op zijn hoofd gekleefd had.

Zeer recentelijk dreigde ook Ronald Vargas, speler van Club Brugge met “de wet van 1978”.

Ondertussen is deze transfersoap afgelopen, maar het staat alleszins vast dat men opnieuw

probeerde Club Brugge onder zeer zware druk te zetten om Vargas te laten vertrekken aan een

relatief lage transferprijs.

Belangrijk is dus dat, wanneer je gebruik maakt van artikel 35 van de

Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978, er geen vergoeding betaald moet worden door de

partij die overgaat tot beëindiging van het contract.

Een derde manier om een arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd voorlopig te laten eindigen is

mits betaling van een verbrekingsvergoeding. Hier is een dringende reden niet vereist. Het

bedrag van de verbrekingsvergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon dat verschuldigd is tot

het bereiken van de contractueel overeengekomen termijn, zonder echter het dubbele te mogen

overtreffen van het loon dat overeenstemt met de duur van de opzeggingstermijn, die in acht had

moeten worden genomen, indien de overeenkomst zonder tijdsbepaling was gesloten 57. In de

praktijk komt het bovenstaande maximum dus neer op 6 maanden loon, te betalen door de partij

die de arbeidsovereenkomst voortijdig en onrechtmatig beëindigt 58.

- Overeenkomst voor onbepaalde tijd

Een eerste manier om een overeenkomst voor onbepaalde tijd tot een einde te brengen is mits het

geven van een opzeggingstermijn. De opzegging van een arbeidsovereenkomst brengt niet de

onmiddellijke beëindiging met zich mee, maar doet een opzeggingstermijn lopen waarna de

57

Art. 40 wet 3 juli 1978 betreffende arbeidsovereenkomsten, BS 22 augustus 1978.

58 R. BLANPAIN, Het statuut van de sportbeoefenaar naar internationaal, Europees, Belgisch en

gemeenschapsrecht, Bussel, Larcier, 2002, 106.

Page 26: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

26

arbeidsovereenkomst definitief beëindigd wordt 59. Na de betekening van de opzegging en het

doorlopen van de termijn, wordt de overeenkomst beëindigd.

Een tweede manier om een overeenkomst voor onbepaalde tijd te beëindigen, is het inroepen van

de dringende reden uit art. 35 van de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978. Voor de

bespreking hiervan, verwijs ik naar bovenstaande uitleg.

Wanneer men een overeenkomst wil beëindigen zonder een opzeggingstermijn of dringende

reden, is de partij die wil beëindigen gehouden tot betalen van een vergoeding die gelijk is aan

het lopend loon dat overeenstemt hetzij met de duur van de opzeggingstermijn, hetzij met het

resterende gedeelte van die opzeggingstermijn 60. Dat is meteen de derde manier om een

arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd vroegtijdig te beëindigen.

2.3.4.2 De wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor

betaalde sportbeoefenaars

- Overeenkomsten voor bepaalde tijd

Een eerste manier waarop een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd een einde kan nemen is

logischerwijze het verstrijken van de in het contract bepaalde termijn.

Een tweede manier om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot een einde te brengen is

opnieuw de dringende reden. Die wordt niet geregeld door de wet van 24 februari 1978,

waardoor we voor de modaliteiten ervan opnieuw moeten kijken naar de

Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978. De uitoefening van het recht is volledig identiek aan

de hierboven omschreven uitleg.

De wet bevat een belangrijke derde manier om een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd te

verbreken. Een partij kan het contract vóór het verstrijken van de termijn verbreken zonder

dringende reden, maar de benadeelde partij heeft recht op een vergoeding gelijk aan het bedrag

van het tot het verstrijken van die termijn verschuldigd loon, met een maximum van het dubbel

59 K. VAN DEN EECKHOUT, “De beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor professionele sportbeoefenaars”

(Deel 2), Sport en Recht 2005 (nr.91), 1098. 60

Art. 39 wet 3 juli 1978 betreffende arbeidsovereenkomsten, BS 22 augustus 1978

Page 27: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

27

van het bedrag indien de onrechtmatig verbroken overeenkomst voor onbepaalde tijd gesloten

zou zijn 61 (zie verder).

Op te merken valt ook dat de sportbeoefenaar die een einde maakt aan de overeenkomst zonder

dringende reden, niet meer mag deelnemen aan een betaalde sportcompetitie of –exhibitie in

dezelfde afdeling van dezelfde sporttak tijdens het lopende sportseizoen, alsook niet aan een

eindrondecompetitie 62.

- Overeenkomsten voor onbepaalde tijd

Een eerste manier om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op te zeggen is mits het

geven van een opzeggingstermijn.

Een tweede manier om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot een einde te brengen is

opnieuw de dringende reden. Die wordt niet geregeld door de wet van 24 februari 1978,

waardoor we voor de modaliteiten ervan opnieuw moeten kijken naar de

Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978. De uitoefening van het recht is volledig identiek aan

de reeds gegeven uitleg.

Een derde manier is de verbreking van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zonder

dringende reden. De benadeelde partij heeft dan recht op een vergoeding waarvan het bedrag

door de koning zal worden bepaald op advies van het bevoegd Nationaal Paritair Comité. Bij

ontstentenis van dergelijk Koninklijk Besluit is het bedrag van die vergoeding gelijk aan het

lopende loon overeenstemmend met de nog verschuldigde lonen tot het einde van het

sportseizoen met een minimum van 25 procent van het jaarloon 63.

61

Art. 4, vierde lid wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 9 maart 1978. 62

Art. 8, tweede lid wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 9 maart 1978. 63

Art. 5, tweede lid wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 9 maart 1978.

Page 28: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

28

De koning heeft echter werk gemaakt van dergelijk Koninklijk Besluit en dat kwam er op 13 juli

2004 64. De huidige regeling is als volgt: 65

* indien het jaarlijks loon niet hoger is dan 15106,00 euro :

- vier en een halve maand indien de overeenkomst wordt verbroken tijdens de eerste

twee jaren na de aanvang van deze overeenkomst;

- drie maanden indien de overeenkomst wordt verbroken vanaf het derde jaar na de

aanvang van deze overeenkomst;

* indien het jaarlijks loon hoger is dan 15106,00 euro zonder 24631,52 euro te

overschrijden :

- zes maanden indien de overeenkomst wordt verbroken tijdens de eerste twee jaren

na de aanvang van deze overeenkomst;

- drie maanden indien de overeenkomst wordt verbroken vanaf het derde jaar na de

aanvang van deze overeenkomst;

* zes maanden indien het jaarlijks loon hoger is dan 24631,52 euro zonder 32842,03

euro te overschrijden;

* twaalf maanden indien het jaarlijks loon hoger is dan 32842,03 euro zonder

98526,10 euro te overschrijden;

* achttien maanden indien het jaarlijks loon 98526,10 euro overschrijdt.

Deze bedragen liggen vrij hoog en dat is historisch te verklaren. In het verleden konden

voetballers hun arbeidsovereenkomst vrij makkelijk voortijdig beëindigen. Ze waren alleen

verplicht een schadevergoeding te betalen overeenkomstig art. 40 van de

Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juni 1978 met een maximum van 6 maanden loon. Dat gaf de

spelers eigenlijk een grote onderhandelingsmacht in verhouding tot hun club. Spelers hebben

hier in praktijk weinig toepassing van gemaakt, maar toch was dat een doorn in het oog van de

clubs en de Belgische Voetbalbond. Zij zaten immers steeds met de angst dat een speler kon

dreigen en misschien ook effectief vertrekken naar een andere club. Na heel wat gelobby van de

clubs zette de toenmalige eerste minister Jean-Luc Dehaene de minister van Arbeid en

64

KB 13 juli 2004 tot vaststelling van het bedrag van de vergoeding bedoeld in artikel 5, tweede lid van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 3 augustus 2004. 65

Art. 1 KB 13 juli 2004 tot vaststelling van het bedrag van de vergoeding bedoeld in artikel 5, tweede lid van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 3 augustus 2004.

Page 29: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

29

Tewerkstelling Miet Smet onder druk om het bedrag van de verbrekingsvergoeding op te

trekken. Dat gebeurde bij KB van 10 januari 1997 tot vaststelling van het bedrag van de

vergoeding bedoeld in art. 5, tweede lid van de wet van 24 februari 1978. De vergoeding werd

opgetrokken tot 36 maanden loon voor voetballers die jaarlijks meer dan 3,6 miljoen BEF

verdienden 66. Die evolutie werd verdergezet en met het KB van 26 juni 2000 tot vaststelling van

het bedrag van de vergoeding bedoeld in art. 5, tweede lid van de wet van 24 februari 1978

betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, werd een zeer belangrijke

stap gezet om het bedrag van de verbrekingsvergoeding verder op te trekken 67. In dat KB

werden de bedragen voor het eerst serieus de hoogte in getrokken en momenteel wordt de

verbrekingsvergoeding geregeld door bovenvermelde KB van 13 juli 2004 68.

Het gevolg hiervan is dat bedragen voor de verbrekingsvergoeding hoog liggen, waardoor een

speler zonder dringende reden zijn contract eigenlijk moeilijk kan verbreken. Het loon dat de

sportbeoefenaar ontvangt is immers netto, terwijl hij een bruto schadevergoeding dient te

betalen. Een gewone speler zal dus normalerwijze zijn contract niet kunnen beëindigen, tenzij hij

de hulp krijgt van een andere club, waar de speler in de toekomst zal spelen 69.

Men kan zich hierbij dan ook de vraag stellen of die verbrekingsvergoedingen niet strijdig zijn

met het vrij verkeer van werknemers in de Europese context. In de Europese Unie heeft elke

werknemer het recht om in te gaan op een ernstig aanbod van werk in een andere lidstaat van de

Europese Unie onder redelijke voorwaarden van vertrek 70. Er dienen immers hoge

schadevergoedingen betaald te worden.

We geven een voorbeeld van een betaalde sportbeoefenaar die zonder dringende reden zijn

overeenkomst van bepaalde duur wil opzeggen conform art. 4 van de wet van 24 februari 1978.

Welke vergoeding zal hij moeten betalen aan zijn werkgever/club? Stel dat de speler een contract

66 R. BLANPAIN, Het statuut van de sportbeoefenaar naar internationaal, Europees, Belgisch en

gemeenschapsrecht, Bussel, Larcier, 2002, 108. 67

KB 26 juni 2000 tot vaststelling van het bedrag van de vergoeding bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 5 juli 2000. 68

KB 13 juli 2004 tot vaststelling van het bedrag van de vergoeding bedoeld in artikel 5, tweede lid van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 3 augustus 2004.

69 R. BLANPAIN, Het statuut van de sportbeoefenaar naar internationaal, Europees, Belgisch en

gemeenschapsrecht, Bussel, Larcier, 2002, 110.

70 G. BALLON, P. HINNEKENS, H. LAGA, R. BLANPAIN, De organisatie van de sport, Leuven, Peeters,

1997, 73.

Page 30: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

30

van vijf jaar heeft en dat hij 500 000 euro per jaar verdient (geen onrealistisch bedrag overigens

voor vele spelers van onze Belgische topclubs). De speler wil overgaan tot verbreking op het

einde van het eerste jaar van zijn contract. De club heeft eigenlijk recht op een vergoeding gelijk

aan het bedrag van het nog verschuldigde loon voor de duurtijd van het contract. Maar er is een

maximum: het dubbele van de bedragen uit het KB van 13 juli 2004. De resterende looptijd van

het contract is nog 4 jaar. Dat zou dus betekenen: 500 000 x 4 = 2 miljoen euro. Er is echter een

maximum 71: 18 maanden x 2 = 36 maanden. Bijgevolg is de speler verschuldigd: 3 jaar x

500 000 = 1,5 miljoen euro, een niet onaardig bedrag dus.

2.3.4.3 Conclusie

Met betrekking tot het einde van de arbeidsovereenkomst van betaalde sportbeoefenaars is in het

verleden reeds veel discussie geweest en het zal in de toekomst hoogstwaarschijnlijk een hot

item blijven. De wetgever heeft steeds moeten trachten om een evenwicht te behouden in de

verhouding sportbeoefenaar – club. Enerzijds moeten de rechten van de spelers gevrijwaard

worden, maar anderzijds mogen de belangen van de clubs ook niet uit het oog verloren worden.

Wanneer een speler erin slaagt om een dringende reden aan te tonen, kan hij de

arbeidsovereenkomst beëindigen zonder het betalen van een vergoeding 72. Dat is een recht dat

absoluut gevrijwaard moet worden en waar clubs niets kunnen tegenin brengen. Davy De Beule

heeft hier in het verleden terecht gebruik van kunnen maken.

Bij het verbreken van een arbeidscontract zonder dringende reden is de situatie niet zo makkelijk

uit te leggen 73. Een nuance dringt zich op. De vergoedingen liggen hier vast en zeker niet laag,

zeker wanneer je wil verbreken tijdens de eerste contractjaren gaat het om hoge sommen, maar

toch is er een mentaliteitswijziging aan de gang in onze sportcultuur, zij het dat deze vooralsnog

beperkt blijft tot het voetbal. Spelers dreigen steeds vaker met “de wet van ‘78”, daarbij gesteund

door hun makelaars en soms zelfs door hun eventuele toekomstige club die aan hun mouw trekt.

Een speler is echter economisch gezien erg belangrijk voor een club, aangezien spelers vandaag

de dag grote kapitalen vertegenwoordigen. Nemen we het voorbeeld van Ronald Vargas,

71

Art. 1, 5° KB 13 juli 2004 tot vaststelling van het bedrag van de vergoeding bedoeld in artikel 5, tweede lid van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 3 augustus 2004. 72

Art. 35 wet 3 juli 1978 betreffende arbeidsovereenkomsten, BS 22 augustus 1978. 73

Art. 4 en 5 wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 9 maart 1978.

Page 31: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

31

Venezolaanse spelmaker van Club Brugge die eveneens dreigde met “de wet van ‘78”. Vargas

zou volgend seizoen, het seizoen 2011-2012, zijn laatste contractjaar ingaan bij Club Brugge. Op

de transfermarkt vandaag de dag is Vargas, naar Belgische normen een topspeler met nog één

contractjaar te gaan, ruw geschat vier à vijf miljoen euro waard. Dat is het bedrag dat Club

Brugge eventueel zou kunnen ontvangen wanneer ze hem verkopen via een gewone transfer. Stel

echter dat Vargas bij Club Brugge jaarlijks een loon ontvangt van 500 000 euro. Wanneer Vargas

dan zijn contract verbreekt op grond van artikel 4 van de wet van 24 februari 1978, moet hij aan

Club Brugge een vergoeding betalen overeenstemmend met zijn loon voor de nog lopende

duurtijd van zijn contract (één jaar), zijnde 500 000 euro. Er is toch wel een aanzienlijk verschil

tussen 500 000 euro en 4 miljoen euro, een verschil dat Club Brugge kan mislopen. Ondertussen

is de Vargas-soap tot een einde gekomen. Vargas verhuist naar RSCA Anderlecht voor 2,5

miljoen euro, een bedrag dat veel lager ligt dan de werkelijke waarde van de speler. Zo zie je

maar waartoe een beetje druk van de” wet van ‘78” kan leiden. Club Brugge kon kiezen tussen

het verminderde tranferbedrag van 2,5 miljoen euro of de 500.000 verbrekingsvergoeding. Club

Brugge koos uiteraard voor de minst verlieslatende oplossing.

Dit alles heeft in het verleden tot zeer grote discussies geleid omtrent de wet van 24 februari

1978. Sommige clubleiders pleitten er zelfs voor om deze wet af te schaffen. Nochtans zou dat

betekenen dat de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 integraal van toepassing wordt,

waardoor de schadevergoeding die bij eenzijdige verbreking door de speler betaald moet worden

aanzienlijk lager zal liggen dan nu het geval is 74.

Als besluit kunnen we stellen dat de artikelen 4 en 5 van de wet van 24 februari 1978

onontbeerlijk zijn om de rechten van de sportbeoefenaars te vrijwaren, maar dat niet alles

eenvoudig zwart of wit te noemen is en dat enige nuance zich soms opdringt.

74

X, “Kartelvorming binnen de profliga. Het recht eindigt nog steeds aan de stadionpoort.” , http://sporta.acv-online.be, Archief 2004 - 27/09/2004.

Page 32: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

32

2.3.5 Scheidsrechterlijke clausule

De betaalde sportbeoefenaars en hun werkgevers mogen zich bij voorbaat niet verbinden om

eventuele geschillen die tussen hen zouden kunnen ontstaan, voor te leggen aan een

scheidsrechter 75.

2.3.6 Concurrentiebeding

De wet van 24 februari 1978 bepaalt dat elk concurrentiebeding als niet bestaande wordt

beschouwd 76. Bijgevolg zijn alle bepalingen opgenomen in het contract met de werkgever of in

de statuten van de nationale of internationale sportfederaties die het de sportbeoefenaar

onmogelijk zouden maken na het verstrijken van zijn initieel contract een nieuwe werkgever van

zijn keuze te zoeken, zonder meer nietig 77.

Hoewel een concurrentiebeding dus verboden wordt, bevat de wet van 24 februari 1978 wel nog

een belangrijke bepaling. Een sportbeoefenaar mag niet meer deelnemen aan een betaalde

sportcompetitie of –exhibitie in dezelfde reeks, categorie of indeling van dezelfde sporttak

tijdens het nog lopende sportseizoen, alsook niet aan een eindrondecompetitie, wanneer een

einde is gemaakt aan zijn contract, hetzij door de werkgever om een dringende reden, hetzij door

de sportbeoefenaar zonder dringende reden 78. Dat komt dus neer op een kleine wettelijke

correctie op het verbod van een concurrentiebeding.

2.3.7 Opleidingsvergoeding

De opleidingsvergoeding wordt in het tweede deel van deze masterproef uitgebreid besproken.

75

Art. 9 wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 9 maart 1978. 76

Art. 8, eerste lid wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 9 maart 1978. 77

B. AMEYE en J. KERREMANS, Sociaal en fiscaal statuut van de sportbeoefenaar, Mechelen, Kluwer, 2009, 38. 78

Art. 8, tweede lid wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 9 maart 1978.

Page 33: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

33

2.4 Decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele

sportbeoefenaar

Het decreet van 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele

sportbeoefenaar 79 kwam er na het arrest Bosman 80 en is er ontegensprekelijk op geïnspireerd.

Het was een zeer belangrijke stap voorwaarts in de bescherming van de niet-professionele

sportbeoefenaar, aangezien het grote wijzigingen met zich meebracht.

2.4.1 Toepassingsgebied

Het decreet van 24 juli 1996 is van toepassing op de niet-professionele sportbeoefenaar. Deze

wordt gedefinieerd als een sportbeoefenaar die zich voorbereidt op of deelneemt aan een

sportmanifestatie en daarvoor geen arbeidsovereenkomst heeft aangegaan in het kader van de

wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars 81.

Dat brengt met zich mee dat het decreet van 24 juli 1996 een ruim toepassingsgebied beoogt,

omdat het zich namelijk richt op alle sportbeoefenaars die buiten het toepassingsgebied van de

wet van 24 februari 1978 vallen. Aldus is het decreet van toepassing op werknemers met een

loon onder of gelijk aan 8675 euro, op zelfstandigen en liefhebbers. Vele sporters in Vlaanderen

zullen zich dus op het decreet van 24 juli 1996 kunnen beroepen.

Het geldt zowel voor sportclubs en federaties met een zetel in de Vlaamse gemeenschap, als voor

clubs en federaties die een activiteit uitoefenen op het grondgebied van de Vlaamse

Gemeenschap 82.

79

Decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september 1996 80

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921. 81

Art. 2,2 decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september 1996 82

B. AMEYE en J. KERREMANS, Sociaal en fiscaal statuut van de sportbeoefenaar, Mechelen, Kluwer, 2009, 44.

Page 34: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

34

2.4.2 Vrijheidsregeling

De vrijheidsregeling vormt de basis van het decreet. Zij valt uiteen in een drietal kernprincipes

waarop we zullen ingaan. Van zodra je onder het toepassingsgebied van het decreet valt, word je

door elk van de drie kernprincipes beschermd.

2.4.2.1 Jaarlijkse vrijheid

Artikel 3, §1, eerste lid van het decreet van 24 juli 1996 bepaalt dat elke niet-professionele

sportbeoefenaar jaarlijks het recht heeft om de overeenkomst tussen hem en zijn sportvereniging

eenzijdig te beëindigen. Met de overeenkomst bedoelt men de overeenkomst van lidmaatschap,

waardoor de sporter door zijn toetreding de rechten en plichten van dat lidmaatschap aanvaardt.

Om van dat recht om jaarlijks zijn overeenkomst te beëindigen gebruik te maken, moet men een

aantal modaliteiten in acht nemen. De sporter moet, op straffe van nietigheid de opzegging bij ter

post aangetekende brief tussen 1 juni en 30 juni laten weten aan zowel de club als de

sportfederatie. De brief heeft dan uitwerking op 1 juli daaropvolgend 83. Het gevolg is dat een

sporter zich vanaf 1 juli opnieuw vrij kan aansluiten bij een andere club. Men moet wel

opmerken dat tal van federaties reeds hebben voorzien in afwijkende regelingen. Zo loopt in het

voetbal bijvoorbeeld de periode om de overeenkomst op te zeggen van 1 tot 30 april.

Federaties en clubs hebben in het verleden al allerlei “trucs” proberen toe te passen om die

jaarlijkse vrijheid te beperken. Een praktijkvoorbeeld was de zaak waarin een speler een

overeenkomst tekende waarin hij verklaarde de som van 1264,26 euro ontvangen te hebben “als

handgeld voor zijn aansluiting als lid van de club voor het seizoen 2000-2001 en 2001-2002”.

Met die overeenkomst probeerde de club zijn jaarlijkse vrijheid voor twee seizoenen aan banden

te leggen. De rechtbank oordeelde dat dat niet kon en dat dergelijke overeenkomst strijdig was

met art. 4 decreet 24 juli 1996. Bijgevolg was de overeenkomst nietig 84.

Een mogelijke opmerking is dat de wetgever de situatie te eenzijdig heeft geregeld. De belangen

van de sportverenigingen zijn misschien wel wat verwaarloosd. In de praktijk kan de situatie zich

bijvoorbeeld voordoen dat een club in de waan is dat al haar spelers zullen blijven voor het 83

Art. 3, §1, tweede lid decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september 1996 84

Rb. Ieper 8 februari 2002, Sport en Recht 2002 (nr.57), 591-592.

Page 35: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

35

komende seizoen, terwijl ze plots allen tegelijk de laatste dag van de voorziene periode overgaan

tot opzegging. De club heeft dan niet veel tijd meer om nieuwe spelers aan te trekken. Een

mogelijke oplossing zou erin kunnen bestaan dat bijvoorbeeld gedurende een periode van 14

dagen of 1 maand vóór aanvang van de opzegperiode de clubs een verklaring kunnen laten

tekenen door de speler, waarin die verklaart af te zien van zijn recht tot beëindiging van het

lidmaatschap voor het volgende seizoen. Aldus doet men geen afbreuk aan zijn recht op

jaarlijkse vrijheid, maar moet de speler slechts 14 dagen of 1 maand vroeger beslissen en hebben

de clubs nog wat tijd om vervangers aan te trekken 85.

2.4.2.2 Verbod van vergoeding

Het decreet van 24 juli 1996 verbiedt elke vorm van vergoeding. Vergoeding is onder geen

enkele vorm toegelaten. “De betaling van enige vergoeding onder welke vorm of benaming dan

ook, bij de regelmatige beëindiging van een overeenkomst tussen een niet-professionele

sportbeoefenaar en zijn sportvereniging, naar aanleiding van of gekoppeld aan de overgang van

de niet-professionele sportbeoefenaar van de opgezegde sportvereniging naar een andere

vereniging, is verboden. Dat is evenzeer het geval wanneer de niet-professionele sportbeoefenaar

zijn overeenkomst regelmatig beëindigt om naar een andere sportvereniging over te gaan en daar

een professioneel statuut aanneemt.” 86

Wat men dus bedoelt zijn transfervergoedingen, opleidingsvergoedingen of enige andere

mogelijke betaling, gebonden aan de aansluiting of opzegging van het contract van een niet-

professionele sportbeoefenaar bij een sportvereniging. Het verbod geldt ook voor zogeheten

licenties, waarvan een bepaald deel terugvloeit naar de opgezegde sportvereniging of het storten

van een geldsom in een fonds 87. Lidgelden en aansluitingsvergoedingen blijven uiteraard wel

mogelijk.

Wanneer we dat vergelijken met het decreet van 8 december 2006 van de Franse Gemeenschap,

merken we dat de vrijheidsregeling grotendeels overeenstemt met de regeling in Vlaanderen, op

85 C. COOMANS, “De grenzen van de transfervrijheid van de niet-professionele sportbeoefenaar”, Sport en Recht

2002 (nr. 57), 594. 86

Art. 3, §2 decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september 1996 87

R. BLANPAIN, Het statuut van de sportbeoefenaar naar internationaal, Europees, Belgisch en gemeenschapsrecht, Bussel, Larcier, 2002, 146.

Page 36: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

36

één verschil na. Ook in de Franse Gemeenschap mag geen overgangspremie/transfersom

gevraagd worden, maar een opleidingsvergoeding is wel toegelaten 88. De vormingsvergoeding

moet rekening houden met de duur van de vorming, de werkelijke kosten, de leeftijdscategorie,

maar geenszins met het praktijkniveau. Ook kan ze slechts één keer worden gevraagd voor een

zelfde vorming en kan ze niet geëist worden van de sportbeoefenaar zelf of zijn wettelijke

vertegenwoordiger.

Bovenstaande uitleg behoeft wel enige bemerking. Het komt er dus op neer dat een Vlaamse club

geen vergoeding mag betalen, noch ontvangen, ook niet wanneer het gaat om spelers die

getransfereerd worden naar een Waalse club. Waalse clubs kunnen dus gratis spelers weghalen in

Vlaanderen, maar vragen zelf wel een vergoeding bij een overgang van een speler in de andere

richting 89. Dat komt neer op een discriminatie die niet gerechtvaardigd kan worden.

2.4.2.3 Geen strijdigheid met vrijheidsregeling

De verschillende bepalingen in de interne reglementen van de sportfederaties mogen niet in strijd

zijn met bovenvermeld vrijheidsbeginsel 90.

2.4.3 Waarborgen

Het decreet van 24 juli 1996 bevat nog een aantal waarborgen die in het licht van deze

masterproef minder belangrijk zijn, maar die we voor de volledigheid toch kort aanstippen.

Elke bepaling van een reglement of een overeenkomst die ertoe strekt, in strijd met het decreet

en met de uitvoeringsbesluiten ervan, de rechten van de niet-professionele sportbeoefenaar aan te

tasten of hem zwaardere verplichtingen op te leggen, is nietig 91.

88

Art. 10 Decreet Fr.Gem. 8 december 2006 houdende organisatie en subsidiëring van de sport in de Franse Gemeenschap, BS 20 februari 2007.

89 R. BLANPAIN, Het statuut van de sportbeoefenaar naar internationaal, Europees, Belgisch en

gemeenschapsrecht, Bussel, Larcier, 2002, 147. 90

Art. 3, §3 decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september 1996 91

Art. 4 decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september 1996

Page 37: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

37

Wanneer een overeenkomst met een minderjarige wordt afgesloten moet dat, opnieuw op straffe

van nietigheid, worden vastgesteld door een geschreven stuk, medeondertekend door de wettige

vertegenwoordiger van de minderjarige 92.

Wanneer een nieuw lid een aansluitingsformulier ondertekent, moet hij op de keerzijde kunnen

terugvinden waar en hoe de volledige reglementen van de sportvereniging kunnen worden

geraadpleegd. Tevens moet het nieuwe lid een bondige samenvatting krijgen van de reglementen

van de federatie inzake de vrijheidsregeling, de disciplinaire maatregelen en de

verzekeringsovereenkomsten, alsook inlichtingen omtrent de waarborgen uit het decreet van 24

juli 1996 93.

Een concurrentiebeding is opnieuw verboden. Elk concurrentiebeding moet als niet-geschreven

worden beschouwd 94. Ook arbitrageclausules, gesloten voor het ontstaan van het geschil, zijn

van rechtswege nietig 95.

2.4.4 Tuchtregeling

Het decreet van 24 juli 1996 voorziet ook in een tuchtregeling die erop neerkomt dat een aantal

rechten van verdediging gewaarborgd moeten worden. Dat betreft onder meer de

onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de organen die de disciplinaire maatregelen moeten

uitspreken, de openbaarheid van de zittingen en het feit dat er rekening gehouden moet worden

met de jeugdige leeftijd van vele niet-professionele sportbeoefenaars. De tegensprekelijkheid van

de procedure moet worden gewaarborgd en de maatregelen moeten worden uitgesproken bij

gemotiveerde beslissing. Eveneens moet er een beroepsmogelijkheid voorzien zijn 96.

92

Art. 5, eerste lid decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september 1996 93

Art. 5, lid 2 en 3 decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september 1996 94

Art. 6 decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september 1996. 95

Art. 7 decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september 1996. 96

Art. 8 decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september 1996.

Page 38: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

38

2.4.5 Controle- en strafmaatregelen

Er is een toezicht van ambtenaren op de uitvoering van het decreet van 24 juli 1996. Hiervoor

hebben zij de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie. Daarvoor mogen zij elk

onderzoek instellen en alle inlichtingen inwinnen die zij noodzakelijk achten, alle personen

ondervragen over de feiten die nuttig zijn en inzage en afschrift nemen van de vereiste

documenten. Ook hebben zij toegang tot alle lokalen van de sportclub en sportfederatie 97.

Na een voorafgaande aanmaning kan de Vlaamse Regering overgaan tot het opleggen van de

volgende sancties:

- verplichte openbaarmaking van aanmaning en sancties

- verlies van subsidies voor ten hoogste drie jaar

- verbod om gedurende een termijn van minstens een maand en hoogstens zes maanden

sportmanifestaties te organiseren

- opleggen van een geldboete 98.

Ook in het decreet van 24 juli 1996 wordt de strafrechtelijke aansprakelijkheid geregeld. Een

gevangenisstraf van 8 dagen tot 3 maanden en een geldboete kan worden opgelegd aan:

- personen die de vrijheidsregeling niet eerbiedigen of pogen dat te doen;

- personen die het verbod om enige vergoeding te betalen miskennen of pogen dat te doen;

- personen die het toezicht verhinderen of pogen dat te doen 99.

2.5 Besluit

We kunnen stellen dat het voor de wetgever niet altijd gemakkelijk is geweest een juist

evenwicht te zoeken tussen de belangen van de speler enerzijds en de belangen van de

federaties/clubs anderzijds. Op sommige punten is dat evenwicht al wat beter gevonden dan op

andere. Met betrekking tot het sociaalrechtelijk statuut van de sportbeoefenaar moeten we stellen

97

Art. 9, §1, §2 en §3 decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september 1996. 98

Art. 10, §1 en §2 decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september 1996. 99

Art. 11, §1 en §2 decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september 1996.

Page 39: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

39

dat de meeste rechtszaken zich hebben voorgedaan op het vlak van de beëindiging van

contracten en in de toekomst verwacht ik daar geen verandering in. De hoogte van de

verbrekingsvergoedingen is te hoog voor de ene, te laag voor de andere. Mijns inziens is de

huidige hoogte van de verbrekingsvergoedingen nog niet zo slecht als sommigen laten

uitschijnen. Het valt uiteraard niet te ontkennen dat sporters er slechter aan toe zijn dan

bedienden op dat vlak, maar sporters vertegenwoordigen dan ook grotere kapitalen dan een

gemiddelde bediende. Bijgevolg vind ik het ook logisch dat sporters niet zomaar kunnen

opstappen bij hun club. Uiteraard moet er alweer een juist evenwicht gevonden worden. Voor

getalenteerde spelers zijn die verbrekingsvergoedingen meestal geen groot probleem, aangezien

hun toekomstige club dat wel zal betalen. Voor minder getalenteerde spelers kunnen ze wel een

probleem zijn. Zoals zo vaak is de solidariteit binnen het voetbal zeer mooi in theorie, maar in

praktijk is het vaak anders. Dat clubs soms spelers “gijzelen”, zoals bij De Beule gebeurde, is

een schande en in zulke gevallen is het goed dat een speler kan terugvallen op zijn rechten. We

moeten absoluut vermijden dat clubs het monopolie in handen hebben. Ook de sportwereld moet

leren dat het recht er voor iedereen is, ook voor sporters. De fundamentele rechten van de mens

moeten worden geëerbiedigd. De mens is immers geen koopwaar 100.

Zeer eigenaardig is dat er binnen Vlaanderen geen opleidingsvergoeding mag gevraagd worden

en in Wallonië wel. Daarover valt wel een en ander te zeggen. Vooral sinds het recente arrest

Bernard 101 moet de situatie in Vlaanderen misschien wel herbekeken worden, maar daar gaan

we verder op in.

100 R. BLANPAIN, “Transfers van voetballers naar nationaal en Europees recht. Recente ontwikkelingen”, RW

2000-2001, 763. 101

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010.

Page 40: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

40

3. De opleidingsvergoeding

3.1 Inleiding

In dit tweede deel van deze masterproef verlaten we onze Vlaamse regelgeving en gaan we de

situatie bekijken vanuit een ruimere context, met name Europa. Onze sportwereld is immers niet

louter regionaal of nationaal geregeld. Belangrijk is te beseffen dat ook het communautaire recht

van toepassing is op sport in Europa.

Jeugdwerking is essentieel binnen de sportwereld. Om te verzekeren dat clubs blijven investeren

in de vorming en opleiding van jeugdspelers, zijn er een aantal systemen van

opleidingsvergoedingen uitgewerkt. Dat is zeer positief en moet worden aangemoedigd, maar we

moeten er ook over waken dat die systemen geen belemmering van het vrije verkeer van

werknemers opleveren. Na het arrest Bosman 102 is iedereen er zich bewust van geworden dat

spelers rechten hebben en niet zomaar kunnen worden verhandeld door hun clubs. Belangrijk is

dus deze systemen tegen het communautaire recht te houden en te kijken of ze ermee

verenigbaar zijn.

3.2 De toepassing van de communautaire rechtsregels inzake vrij verkeer van

personen en diensten op sport in Europa

3.2.1 Situering

Dat sport de laatste jaren een belangrijke economische factor geworden is, behoeft nauwelijks

uitleg. Sport is verworden tot een economie op zich. Sport is in de loop der jaren meer geworden

dan “sport” alleen. Waar vroeger het sporten op zich het belangrijkste was, staat de hele

economische structuur errond tegenwoordig op gelijkwaardige voet. Vooral sinds de jaren ’90

heeft het grote geld zijn toegang gevonden tot sport, in Europa grotendeels tot het voetbal.

Het is dan ook logisch dat Europa zich doorheen de jaren meer en meer is gaan interesseren voor

de sportwereld. Waar ze in het begin haar rol beperkte tot een soort van toezichthouder, heeft ze

de laatste jaren steeds meer actief opgetreden en is ze zich aldus gaan inmengen in het Europese

102

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921.

Page 41: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

41

sportbeleid. Dat was ook nodig, aangezien sportfederaties op zich het niet altijd even nauw

genomen hebben met de rechtsregels.

Het staat dus vast dat sport een economische dimensie heeft gekregen, waardoor Europa zich is

gaan interesseren voor sport en sportrecht op zich bijgevolg een Europese dimensie heeft

gekregen.

Het arrest waarbij het Hof van Justitie zich voor het eerst heeft uitgesproken over de toepassing

van het gemeenschapsrecht op sport is het arrest Walrave en Koch uit 1974 103. Daarbij werd

gesteld dat “gelet op de doelstellingen van de Europese Gemeenschap, sportbeoefening slechts

onder het gemeenschapsrecht valt in zoverre zij een economische activiteit vormt in de zin van

artikel 2 van het verdrag” 104. Het gemeenschapsrecht verzet zich niet tegen beperkingen die hun

oorsprong vinden in niet-economische redenen die verband houden met het specifieke karakter

en kader van sportwedstrijden en waarbij het uisluitend om de sport zelf gaat 105. Dat arrest was

een eerste belangrijke mijlpaal. Uit het arrest bleek immers dat het gemeenschapsrecht wel

degelijk toegepast kon worden op sport. Ook de sportwereld moest, niet altijd met volle zin,

rekening houden met de Europese spelregels 106. Die stelling van het Hof van Justitie heeft zij

later meermaals bevestigd in andere sportzaken, zowel wat betreft de regels inzake vrij verkeer 107 als de regels met betrekking tot de vrije mededinging 108. Die laatste zijn in het licht van deze

masterproef minder belangrijk.

103

HvJ 12 december 1974, Walrave en Koch t. Union Cycliste Internationale, 36/74, Jur., 1974, 1405. 104 HvJ 12 december 1974, Walrave en Koch t. Union Cycliste Internationale, 36/74, Jur., 1974, 1405, r.o. 4.

105 S.F.H. JELLINGHAUS, “Een kennismaking met het sport(en)recht”, in S.F.H. JELINGHAUS, Sport en recht,

buiten rechte of buiten spel ? (Jonge Balie Congresbundel 2008), Parijs, Zutphen, 2008, 14. 106

A. VERMEERSCH, “Europese spelregels gelden ook voor sport” in J. SCHREEDER, C. VAN TUYCKOM en A. VERMEERSCH, Europa in beweging: sport vanuit Europees perspectief, Gent, Academia press, 2007, 52. 107

HvJ 14 juli 1976, Donà t. Mantero, 13/76, Jur., 1976, 1333, r.o. 12; HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 73; HvJ 11 april 2000, Deliège t. Ligue francophone de judo et disciplines associées ea., gevoegde zaken C-51/96 en C-191/97, Jur., 2000, I-2549, r.o. 41; HvJ 13 april 2000, Lehtonen en Castors Canada Dry Namur-Braine t. Fédération royale belge des sociétés de basketball, C-176/96, Jur., 2000, I-2681, r.o. 31; HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 27.

108 A. VERMEERSCH, Europese spelregels voor sport: overzicht van het Europees sportbeleid in wording en de

toepassing van het Europees recht op sport, Antwerpen, Maklu, 2009, 223.

Page 42: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

42

3.2.2 Toepassingsvoorwaarden voor toepassing van de communautaire

rechtsregels inzake vrij verkeer van personen

Vooraleer we de implicaties van de toepassing van de communautaire rechtsregels inzake vrij

verkeer van personen op sport kunnen analyseren, moeten we eerst bekijken onder welke

voorwaarden de toepassing kan geschieden.

Uit de rechtspraak blijkt dat er aan drie toepassingsvoorwaarden voldaan moet zijn om de

communautaire rechtsregels inzake vrij verkeer toe te kunnen passen op sport. In de eerste plaats

moet er sprake zijn van een economische activiteit. Ten tweede moet het gaan om een persoon

die een onderdaan is van een lidstaat van de EU. Als laatste voorwaarde geldt dat er een

grensoverschrijdend element aanwezig moet zijn 109.

Impliciet geldt er in de praktijk echter nog een vierde toepassingsvoorwaarde. De

verbodsbepalingen inzake vrij verkeer zullen alleen van toepassing zijn wanneer er sprake is van

een discriminatie of wanneer er zich een probleem van markttoegang stelt 110.

3.2.2.1 Een economische activiteit

Deze eerste toepassingsvoorwaarde impliceert dat de betrokken sporter als werknemer of als

dienstverrichter (zelfstandige) gekwalificeerd kan worden. Deze beide begrippen kregen hun

invulling via de rechtspraak van het Hof van Justitie 111.

Wanneer we een analyse maken van de rechtspraak blijkt dat om als werknemer beschouwd te

worden, drie elementen aanwezig moeten zijn: ten eerste het leveren van prestaties, ten tweede

moet dat voor en onder het gezag van een derde persoon gebeuren en ten derde moet de persoon

in kwestie hiervoor een vergoeding ontvangen 112. Die drie elementen moeten steeds aanwezig

zijn om onder toepassing van artikel 45 VWEU te vallen.

109

K. LENAERTS en P. VAN NUFFEL, Europees recht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2003, 192-193.

110 A. VERMEERSCH, Europese spelregels voor sport: overzicht van het Europees sportbeleid in wording en de

toepassing van het Europees recht op sport, Antwerpen, Maklu, 2009, 229.

111 A. VERMEERSCH, Europese spelregels voor sport: overzicht van het Europees sportbeleid in wording en de

toepassing van het Europees recht op sport, Antwerpen, Maklu, 2009, 230. 112

HvJ 3 juli 1986, Lawrie-Blum t. Baden Wuerttemberg, 66/85, Jur., 1986, 2121, r.o. 17.

Page 43: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

43

Het element leveren van prestaties komt erop neer dat een sporter reële en daadwerkelijke arbeid

verricht, welke een bezigheid van economische aard betreft 113. Het leidt geen twijfel dat

beroepssporters aan deze voorwaarde zullen voldoen. Zo verrichten zij geregeld prestaties tijdens

wedstrijden en voorbereidende trainingen. In de tweede plaats moet er sprake zijn van een

gezagsverhouding. Dat gezagselement zal vooral bij ploegsporten aanwezig zijn. Zo zal de ploeg

bepalen wanneer een beroepsvoetballer of beroepswielrenner aan de start komt in een wedstrijd.

Bovendien leggen ploegen ook verplichte stages en trainingen op 114. Om onder toepassing van

artikel 45 VWEU te vallen is ook vereist dat de sporters een vergoeding ontvangen voor het

leveren van hun prestaties. Die voorwaarde stelt in het Europese voetbal doorgaans weinig

problemen en werd in het verleden ook al ruim geïnterpreteerd door het Hof van Justitie. Toch

zullen niet alle sportbeoefenaars aan deze voorwaarde voldoen en het lijkt mij dan ook

noodzakelijk geval per geval te bekijken of aan de voorwaarde voldaan is.

Wanneer echter de tweede voorwaarde, het gezagselement, ontbreekt, kan de economische

activiteit van de sporter als een zelfstandige activiteit beschouwd worden. Belangrijk is uiteraard

op te merken dat een zelfstandige sporter geen loon zal ontvangen, maar wel andere vormen van

vergoeding moet ontvangen. Dat kan in een vorm van prijzen- of startgeld zijn, dat bepaald

wordt naargelang het niveau en faam van de sporter en dat sterk zal afhangen van de

verschillende sportdisciplines. Subsidies of steun van de overheid zijn ook een mogelijkheid, net

als soms zeer lucratieve sponsorcontracten. Dat wordt dan gekwalificeerd als activiteiten van

dienstverrichtingen, waardoor de sportbeoefenaar een beroep kan doen op artikel 56 e.v. VWEU.

3.2.2.2 Onderdaan van een lidstaat

In beginsel kunnen de communautaire rechtsregels inzake vrij verkeer van personen slechts

toegepast worden op sport wanneer het gaat om personen die de nationaliteit van een lidstaat

bezitten 115. In de praktijk blijkt ook dat het Hof van Justitie zich hieraan gehouden heeft met

113

HvJ 23 maart 1982, Levin t. Staatssecretaris van Justitie, 53/81, Jur., 1982, 1035, r.o. 17.

114 A. VERMEERSCH, Europese spelregels voor sport: overzicht van het Europees sportbeleid in wording en de

toepassing van het Europees recht op sport, Antwerpen, Maklu, 2009, 230.

115

HvJ 5 juli 1984, Caisse d’allocations familiale de la région parisienne t. Meade, 238/83, Jur., 1984, 2631, r.o.7.

Page 44: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

44

betrekking tot sportzaken. In het arrest Bosman 116 ging het om een Belgische onderdaan. Ook in

de zaken Walrave en Koch, Donà, Deliège en Lehtonen ging het steeds om onderdanen van een

lidstaat van de EU 117.

Toch is gebleken dat ook onderdanen van derde landen zich op de communautaire rechtsregels

kunnen beroepen. Dat wordt met name geïllustreerd in de zaken Simutenkov en Kolpak 118. In

die zaken waren er akkoorden gesloten tussen de EU en het derde land in kwestie, waarvan

sportbeoefenaars onderdaan waren. Bovendien kunnen zij rechten genieten op basis van hun

relatie met een EU-burger. Het gaat hierbij om de hoedanigheid van familielid of werknemer van

een dienstverrichter 119. Ook kunnen rechten gegenereerd worden op basis van het duurzaam

verblijfsrecht 120.

3.2.2.3 Grensoverschrijdend element

Om de communautaire rechtsregels inzake vrij verkeer van personen toe te passen op sport, moet

er ook voldaan zijn aan de derde toepassingvoorwaarde, met name de aanwezigheid van een

grensoverschrijdend element. In het arrest Bosman besliste het Hof van Justitie dat deze

voorwaarde ook geldt in sportzaken. Het Hof van Justitie stelde dat de verbodsbepalingen inzake

het vrij verkeer van werknemers niet toegepast kunnen worden op situaties die geheel in de

interne sfeer van een lidstaat liggen 121. Daarmee bevestigde het Hof zijn eerdere rechtspraak 122.

116

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921. 117

HvJ 12 december 1974, Walrave en Koch t. Union Cycliste Internationale, 36/74, Jur., 1974, 1405. HvJ 14 juli 1976, Donà t. Mantero, 13/76, Jur., 1976, 1333. HvJ 11 april 2000, Deliège t. Ligue francophone de judo et disciplines associées ea., gevoegde zaken C-51/96 en C-191/97, Jur., 2000, I-2549. HvJ 13 april 2000, Lehtonen en Castors Canada Dry Namur-Braine t. Fédération royale belge des sociétés de basketball, C-176/96, Jur., 2000, I-2681. 118

HvJ 12 april 2005, Simutenkov t. Ministerio de Educacion y Cultura en Real Federacion de Futbol, C-265/03, Jur., 2005, I-2579. HvJ 8 mei 2003, Deutscher Handballbund t. Kolpak, C-438/00, Jur., 2003, I-4135. 119

A. VERMEERSCH, Europese spelregels voor sport: overzicht van het Europees sportbeleid in wording en de toepassing van het Europees recht op sport, Antwerpen, Maklu, 2009, 246.

120 A. VERMEERSCH, Europese spelregels voor sport: overzicht van het Europees sportbeleid in wording en de

toepassing van het Europees recht op sport, Antwerpen, Maklu, 2009, 258. 121

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 88-91. A. VERMEERSCH, Europese spelregels voor sport: overzicht van het Europees sportbeleid in wording en de toepassing van het Europees recht op sport, Antwerpen, Maklu, 2009, 261-262.

Page 45: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

45

In de zaak Bosman 123 zat het grensoverschrijdende element hem in het feit dat Bosman,

spelende bij het Belgische Club Luik, een arbeidsovereenkomst had getekend bij de Franse club

Duinkerken. Het grensoverschrijdende element was dus duidelijk aanwezig.

In de zaak Deliège werd aangetoond dat het grensoverschrijdend element ruim geïnterpreteerd

kan worden. Hierin stelde men dat het grensoverschrijdend element kan voortvloeien uit het feit

dat een sportbeoefenaar aan wedstrijden gaat deelnemen in een andere lidstaat dan waar hij

woont 124. Het is dus duidelijk dat het begrip “interne situatie” in de rechtspraak van het Hof van

Justitie eng wordt geïnterpreteerd 125.

3.3 Het arrest Bosman

3.3.1 Situering

Wanneer we de regeling omtrent de opleidingsvergoeding willen bespreken kunnen we niet

omheen het befaamde arrest Bosman 126. Het verhaal van de opleidingsvergoeding is immers

onlosmakelijk verbonden met dat arrest. Vooraleer we dus naar de huidige regeling omtrent de

opleidingsvergoeding kunnen kijken, gaan we eerst in op de krachtlijnen van het arrest. Het

arrest Bosman valt uiteen in twee belangrijke onderdelen, met name het deel transfersysteem en

het deel nationaliteitsclausule. Met het oog op de bespreking van de regeling omtrent de

opleidingsvergoeding, zullen wij het meeste van onze aandacht richten op het deel van de

transfervergoeding.

Het arrest Bosman legde een bom onder de sportwereld. Elke toenmalige bron van wetgeving

kwam door het arrest onder druk te staan en moest herbekeken worden. Het arrest had een nooit

gezien impact op de sportwereld. Het uiteindelijke resultaat was het gevolg van een strijd van

122

HvJ 28 maart 1979, Saunders, 175/78, Jur., 1979, 1129, r.o. 11; HvJ 28 juni 1984, Moser t. Baden Wuerttemberg, 180/83, Jur., 1984, 2539, r.o. 15. 123

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921. 124

HvJ 11 april 2000, Deliège t. Ligue francophone de judo et disciplines associées ea., gevoegde zaken C-51/96 en C-191/97, Jur., 2000, I-2549, r.o. 58.

125 A. VERMEERSCH, Europese spelregels voor sport: overzicht van het Europees sportbeleid in wording en de

toepassing van het Europees recht op sport, Antwerpen, Maklu, 2009, 263. 126

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921.

Page 46: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

46

een voetbalDavid, Jean Marc Bosman, tegen Goliath, de FIFA 127. Federaties beseften van dan af

dat zij niet langer onaantastbaar waren. Hun eigen terrein werd betreden door de universele

rechten van de mens en het besef groeide dat het recht niet langer eindigde aan de stadionpoort 128.

3.3.2 Wereldvoetbalstructuur

Vooreerst dienen we kort uit te leggen hoe de wereldvoetbalstructuur in elkaar zit. Aan het hoofd

van de piramide vinden we de FIFA 129. Zij is de machtigste organisatie binnen het voetbal en

komt vaak in de media. De huidige voorzitter, Sepp Blatter is dan ook een controversieel figuur.

Zij is de internationale organisatie in het voetbal, opgericht op 21 mei 1904. Zij heeft het

volledige monopolie over het wereldvoetbal. Onder de bevoegdheid van de FIFA valt het

organiseren van grote toernooien, zoals het Wereldkampioenschap Voetbal. Zij wijst dan ook

telkens de organisatoren van een groot toernooi aan na een stemming van de leden van het

Uitvoerend Comité, waar onze Belg Michel D’Hooghe lid van is. Verder poogt zij voetbal overal

ter wereld te stimuleren en is zij medeverantwoordelijk voor de spelregels van het voetbalspel.

Onder de FIFA vinden we zes verschillende confederaties, waaronder de UEFA 130. De UEFA is

het controlerend orgaan voor voetbal tussen Europese voetbalclubs. De UEFA komt minder

negatief in het nieuws, mede dankzij haar standvastige voorzitter, Michel Platini. De UEFA is

opgericht op 15 juni 1954 en vertegenwoordigt de nationale voetbalbonden van Europa. Verder

organiseert zij toernooien in Europa, zoals het Europees Kampioenschap voor Voetbal, de

Champions League en de Europa League en beheert zij het prijzengeld en de mediarechten voor

deze competities.

Onder deze continentale organisaties staan de nationale sportbonden, met in België de KBVB 131.

De KBVB organiseert nationale sportcompetities, zoals de Beker van België en de Jupiler

League. Zij is ook bevoegd voor de nationale elftallen. Zij wordt voorgezeten door jurist en

advocaat François De Keersmaecker.

127 R. BLANPAIN, De Bosman case: einde van het transfertijdperk?, Leuven, Peeters, 1996, X.

128 J. MAESCHALCK, “Tien jaar na datum” in F. HENDRICKX, Transfers en makelaars in de sport, Intersentia,

Antwerpen, 2002, 31. 129

Fédération Internationale de Football Association. 130

Union Européenne de Football Association. 131

Koninklijke Belgische Voetbalbond

Page 47: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

47

Onder de KBVB, helemaal onderaan de piramide, bevinden zich dan nog de clubs en de spelers.

3.3.3 Toenmalige transfersysteem

Het kernstuk van het toentertijd geldende transfersysteem bestond erin dat de enige mogelijkheid

voor een speler om van club te veranderen was dat de clubs tot een akkoord kwamen. Ook, en

dat is zeer belangrijk, wanneer het contract van een speler ten einde was gekomen. Door de

lidkaart van je voetbalclub te ondertekenen, verbond je je eigenlijk voor je hele leven en kon je

maar van club veranderen als het bestuur daarmee akkoord ging 132. In de praktijk kon men dus

alleen veranderen van club wanneer de nieuwe club aan de oude club een transfervergoeding

betaalde. Dat impliceerde dat spelers als productiegoederen aanzien werden, die te gelde moesten

worden gemaakt133. Clubs hadden de dominerende positie op de markt en spelers waren volledig

afhankelijk van hen.

Overigens kunnen we dat transfersysteem niet los zien van de FIFA-players licenties. Het

systeem van de spelerslicentie is al volgt: een speler wordt door zijn licentie geacht aangesloten

te zijn bij dezelfde nationale federatie als waarbij de club is aangesloten. Wanneer die speler in

concreto getransfereerd wordt naar een club uit een andere EU lidstaat moet de nationale

federatie van de huidige club van de speler die licentie overmaken aan de nationale federatie van

de toekomstige club van de speler. Uiteraard gaat men die licentie niet overdragen wanneer de

afgesproken transfersom niet wordt betaald. Wanneer dus een speler, in het preBosmantijdperk

na het aflopen van zijn contract een nieuw contract tekende bij zijn oude club, moest de nieuwe

club ook in het bezit zijn van de spelerslicentie. Wanneer de club daarvan niet in het bezit was en

zij stelde de speler toch op, verloor zij alle matchen waarin de niet-speelgerechtigde speler was

opgesteld, mogelijk nog gecombineerd met bijkomende boetes en zelfs gedwongen

degradatie 134.

De toenmalige transferregels werden bepaald door het bondsreglement van de KBVB van 1983.

Kort uitgelegd was de situatie als volgt: alle contracten van beroepsvoetballers, die een looptijd

hadden van één tot vijf jaar, verstreken op 30 juni. Voor het verstrijken van het contract en

132 R. DILLEMANS en A. DE MOOR, Wegwijs recht, Leuven, Davidsfonds, 1989, 202.

133 R. BLANPAIN, De gladiatoren van de sport: in de ban van de sportmaffia, Brugge, Die Keure, 1992, 84.

134 L. HALGREEN, European sports law: a comparative analysis of the European and American models of sport,

Kopenhagen, Thomson, 2004, 174.

Page 48: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

48

uiterlijk op 26 april moest de club de speler een nieuw contract aanbieden 135. Wanneer de speler

dat contract afwees, werd hij op een lijst van spelers geplaatst die tussen 1 en 31 mei een

verplichte transfer konden krijgen. Dat waren transfers waarvoor de club geen toestemming gaf,

maar waarvoor zij wel een opleidingsvergoeding konden krijgen, die werd berekend door het

bruto jaarinkomen van de speler te vermenigvuldigen met een coëfficiënt van 14 tot 2

afhankelijk van de leeftijd van de speler in kwestie 136. Op 1 juni begon telkens de periode van de

vrije transfers. Die konden alleen plaatsvinden met toestemming van beide clubs en de speler.

Hierbij moest men dus ook overeenstemming bereiken over het te betalen transferbedrag 137.

Wanneer uiteindelijk geen transfer plaatsvond, moest de club van toewijzing de speler een nieuw

contract voor één seizoen aanbieden tegen dezelfde voorwaarden als het contract dat zij voor 26

april had aangeboden. Indien de speler dat aanbod afwees, had de club het recht hem voor 1

augustus te schorsen, waardoor de speler weer als amateur werd beschouwd. Wanneer een speler

geen van de door zijn club aangeboden contracten wou ondertekenen, kon hij na twee seizoenen

inactiviteit een transfer als amateur vragen zonder dat zijn club daarvoor haar toestemming

moest verlenen 138.

Dat alles bracht mee dat clubs spelers volledig in hun macht hadden. De spelers waren de slaven

van de moderne tijd 139. Die situatie was niet langer houdbaar en het mag een wonder genoemd

worden dat het nog zo lang geduurd heeft vooraleer het arrest Bosman werd geveld.

Overigens moet ook worden opgemerkt dat het toen geldende transfersysteem zowel gold voor

professionele sporters als amateursporters. Dus zowel een profspeler uit eerste klasse als een

talentvolle jeugdspeler van pakweg 14 jaar werden het slachtoffer van dat systeem.

135

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 7. 136

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 8. 137

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 9. 138

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 10.

139 J-L. DURIEU, “Sport: het recht buiten spel?”, Arbbl. 1994, 8.

Page 49: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

49

3.3.4 De feiten

Jean Marc Bosman heeft als kleine voetbalspeler de moed en de koppigheid gehad om het

Europees en Belgisch voetbal te lijf te gaan. De strijd die deze man gestreden heeft, verdient

meer dan ons respect. De strijd was lang, maar Bosman gaf niet op. Zijn familieleven en

loopbaan gingen eraan kapot 140. De man heeft een strijd gestreden die hij zijn hele leven lang

met zich zal meedragen, maar het eindresultaat was enorm en niet te overzien.

Jean Marc Bosman was een Belgische voetballer die geboren werd op 3 oktober 1964. Bosman

genoot zijn jeugdopleiding bij Standard de Liège, waar hij ook zijn eerste profcontract tekende

op 22 april 1985. Hij werd in 1988 getransfereerd naar RFC Luik. Bosman tekende er een

contract voor 2 jaar en verdiende er gemiddeld een maandsalaris van 120.000 BFR. Dat contract

liep af op 30 juni 1990 141. Op 21 april bood RFC Luik een nieuw contract aan, met dien

verstande dat zijn maandsalaris werd verminderd tot het toenmalige minimum, zijnde 30 000

BFR. Gezien de serieuze financiële implicaties weigerde Bosman dat contract te ondertekenen en

hij werd dan ook op de transferlijst gezet. De voor hem te betalen opleidingsvergoeding werd

bepaald op bijna 12 miljoen BFR 142. Geen enkele club toonde interesse voor Bosman via een

verplichte transfer en Bosman sloot dan ook een contract met de Franse club US Duinkerken,

tegen een maandsalaris van 100 000 BFR en een indienstnemingspremie van 900 000 BFR 143.

Op 27 juli 1990 werd een contract gesloten tussen RFC Luik en US Duinkerken, waarbij Bosman

voor één jaar werd getransfereerd naar US Duinkerken voor een vergoeding van 1,2 miljoen

BFR. US Duinkerken kreeg ook een optie voor een definitieve transfer tegen een bedrag van 4,8

miljoen BFR 144. De twee contracten, tussen de clubs enerzijds en tussen Bosman en US

Duinkerken anderzijds, werden gesloten onder de opschortende voorwaarde dat de KBVB het

vereiste transfercertificaat aan de Fédération française de football zou overmaken 145. RFC Luik

140 R. BLANPAIN, De Bosman case: einde van het transfertijdperk?, Leuven, Peeters, 1996, XV.

141 HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur.,

1995, I-4921, r.o. 28. 142

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 29. 143

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 30. 144

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 31. 145

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 32.

Page 50: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

50

twijfelde echter aan de solvabiliteit van US duinkerken en zij liet dan ook na de KBVB te

verzoeken dat zij het certificaat zou toesturen aan de FFF. De twee bovengenoemde contracten

werden daardoor in de praktijk niet uitgevoerd. RFC Luik schorste Bosman bovendien, waardoor

hij het hele seizoen vanaf de zijlijn moest toekijken 146.

Bosman nam dat niet en trok naar de rechtbank in kortgeding. Hij eiste een schadevergoeding

van de KBVB en RFC Luik, het niet belemmeren van zijn indiensttreding door een som geld te

eisen en dat zij een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie zouden stellen omtrent strijdigheid

van de geldende transferregels en nationaliteitsclausules met het vrij verkeer van werknemers en

de mededingingsregels 147. Bosman zijn eisen werden positief beantwoord en intussen tekende

hij contracten bij verschillende kleinere clubs. De voetbalwereld nam hem de procedure echter

niet in dank af en er waren dan ook ernstige en overeenstemmende vermoedens dat Bosman,

ondanks het statuut van vrije speler dat hem door de kortgedingrechter was toegekend, geboycot

werd door alle Europese clubs die hem mogelijk in dienst zouden kunnen nemen 148. Wat volgde,

was nog een grote procedureslag met tussenkomsten van de KBVB en de UEFA.

3.3.5 Prejudiciële vragen

Belangrijk waren de prejudiciële vragen die uiteindelijk door het Hof van Beroep werden gesteld

aan het Hof van Justitie:

“Moeten de artikelen 48 (huidig artikel 45 VWEU), 85 (huidig artikel 101 VWEU) en 86 (huidig

artikel 102 VWEU) van het Verdrag van Rome van 25 maart 1957 aldus worden uitgelegd dat zij

verbieden

- dat een voetbalclub een geldsom eist en int wanneer één van haar spelers wier contract

verstrijkt, in dienst wordt genomen door een andere club;

- dat de nationale en internationale sportverenigingen of -bonden in hun reglementen

bepalingen opnemen die de toegang van de buitenlandse spelers die onderdaan zijn van

146

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 33. 147

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 34. 148

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 37.

Page 51: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

51

de lidstaten van de Europese Gemeenschap, tot de door hen georganiseerde competities

beperken? ”149

De eerste vraag betrof de verenigbaarheid van bovengenoemde transferregels met het Europese

recht. De tweede vraag betrof de verenigbaarheid van de nationaliteitclausules met het Europese

recht. De nationaliteitsclausules zijn in het licht van deze cursus minder belangrijk, maar kort

gezegd komen ze hierop neer: de UEFA stelde in 1991 de “3+2 regel” vast. Volgens die regel

mochten de nationale bonden het aantal buitenlandse spelers dat een club in de eerste divisie van

haar nationale kampioenschap mocht opstellen, beperken tot drie. Bijkomend mochten de clubs

nog twee spelers opstellen die gedurende een ononderbroken periode van vijf jaar, waarvan drie

jaar in het juniorenvoetbal, in het land van de betrokken nationale vereniging hadden gespeeld 150. Of het Hof van Justitie al dan niet bevoegd was om te oordelen over de vraag omtrent de

nationaliteitsclausules heeft wel voor wat discussie gezorgd. Het Hof van Justitie baseerde zich

uiteindelijk op een bepaling van het nationale procesrecht (artikel 18 Ger.W.) volgens welke een

vordering, zelfs ter verkrijging van een verklaring voor recht, kan worden ingesteld om een

schending van een ernstig bedreigd recht te voorkomen. Er werd geoordeeld dat de toepassing

van de nationaliteitsclausules Bosmans carrière daadwerkelijk kon beïnvloeden, doordat zij zijn

kansen om door een club uit een andere lidstaat in dienst te worden genomen of in

competitiewedstrijden opgesteld te worden, verminderde 151. Mij lijkt het logisch dat dat ook

effectief het geval was en dat de nationaliteitsclausules wel degelijk opgeworpen mochten

worden. Het Hof van Justitie verklaarde zich dan ook bevoegd om beide prejudiciële vragen van

het Hof van Beroep te Luik te beantwoorden 152.

149

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 49. 150

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 27. 151

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 44.

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 64. 152

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 67.

Page 52: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

52

3.3.6 Uitspraak van het Hof van Justitie

Men wou dus eigenlijk een uitspraak over het feit of artikel 48 van het EEG-Verdrag zich

verzette tegen het toen geldende transfersysteem, waardoor een profvoetballer, onderdaan van

een lidstaat, bij het verstrijken van zijn contract slechts door een club uit een andere lidstaat in

dienst kon worden genomen op voorwaarde dat de nieuwe club aan de club van herkomst een

transfer-, opleidings-, of promotievergoeding betaald had.

Het Hof van Justitie moest in de eerste plaats oordelen of de communautaire rechtsregels en

meer bepaald artikel 48 EEG-Verdrag toegepast kondenworden in deze zaak. Het Hof van

Justitie herhaalde dat, gelet op de doelstelling van de Gemeenschap, sportbeoefening slechts

onder het gemeenschapsrecht valt wanneer zij een economische activiteit in de zin van artikel 2

van het verdrag vormt. Het Hof van Justitie verwees hier naar de zaak Walrave en Koch 153. Dat

is het geval voor de activiteit van beroeps- of semi-beroepsvoetballers, omdat zij een

werkzaamheid in loondienst of bezoldigde diensten verrichten 154. Het Hof van Justitie

verklaarde, na het weerleggen van de tegenarugumenten, dat het gemeenschapsrecht in casu

toegepast kon worden.

Het hof was ook van oordeel dat het geen zuiver interne situatie betrof, omdat Bosman een

arbeidsovereenkomst had gesloten met een club uit een andere lidstaat om op het grondgebied

van die lidstaat arbeid in loondienst te verrichten 155.

Vervolgens bekeek het Hof van Justitie of de toenmalige transferregels een door het artikel 48

EEG-verdrag verboden belemmering van het vrije verkeer van werknemers opleverden. Het Hof

van Justitie was van oordeel dat het vrije verkeer van werknemers een van de fundamentele

beginselen van de Gemeenschap is. Het vrije verkeer beoogt het de gemeenschapsonderdanen

makkelijker te maken, in die zin dat ze om het even welk beroep kunnen uitoefenen op het

gehele grondgebied van de Gemeenschap en het staat regelingen in de weg die de onderdanen

minder gunstig behandelen wanneer zij de intentie hebben op het grondgebied van een andere

153

HvJ 12 december 1974, Walrave en Koch t. Union Cycliste Internationale, 36/74, Jur., 1974, 1405, r.o. 4. 154

HvJ 14 juli 1976, Donà t. Mantero, 13/76, Jur., 1976, 1333, r.o. 12. HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 73. 155

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 90.

Page 53: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

53

lidstaat een economische activiteit te verrichten 156. Het Hof benadrukte meteen dat bepalingen

die een onderdaan van een lidstaat beletten of ervan weerhouden zijn land van herkomst te

verlaten om zijn recht van vrije verkeer uit te oefenen, belemmeringen van die vrijheid

opleveren, zelfs wanneer ze onafhankelijk van de nationaliteit van de betrokken werknemers van

toepassing zijn 157.

In casu oordeelde het Hof van Justitie dat de transferregels het vrije verkeer van spelers die hun

sportactiviteit in een andere lidstaat willen verrichten, beperken door hen te beletten of hen ervan

te weerhouden hun club te verlaten, zelfs na het aflopen van het contract bij hun huidige club 158.

Het feit dat een beroepsvoetballer slechts zijn club kan verlaten voor een andere club uit een

lidstaat van de EU na het betalen van een overeengekomen transfersom beperkt het vrije verkeer

van werknemers 159. Aan deze vaststelling werd niet afgedaan door de omstandigheid dat de door

de UEFA in 1990 vastgestelde transferregels bepalen dat de economische betrekkingen tussen de

twee clubs geen gevolgen mag hebben voor de activiteit van de speler, die ongehinderd voor zijn

nieuwe club mag spelen. De nieuwe club blijft immers gehouden de vergoeding voor de speler te

betalen, op straffe van sancties. Dat blijft dus een belemmering van het vrije verkeer 160.

Bijgevolg oordeelde het Hof van Justitie dat de toenmalige transferregels verboden

belemmeringen opleverden van het in artikel 48 EEG verdrag gewaarborgde vrije verkeer van

werknemers. Het zou geen verboden belemmering zijn, indien die regels een rechtmatig en

verenigbaar doel nastreven en hun rechtvaardiging zouden vinden in dwingende redenen van

algemeen belang. De toepassing van die regels zou wel geschikt moeten zijn om het betrokken

doel te waarborgen en zou niet verder mogen gaan dan noodzakelijk om dat doel te bereiken 161.

Het Hof oordeelde dat er dus een schending was van artikel 48 EEG-Verdrag, maar ging in het

arrest ook in op mogelijke rechtvaardigingsgronden. Het Hof erkende dat de handhaving van een 156

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 94. 157

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 96. 158

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 99. 159

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 100. 160

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 101. 161

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 104.

Page 54: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

54

evenwicht tussen de clubs rechtmatige doelstellingen zijn, door in de eerste plaats een zekere

gelijkheid van kansen te garanderen en de onzekerheid van de resultaten veilig te stellen en in de

tweede plaats de aanmoediging van de indienstneming en opleiding van jonge spelers te

bevorderen 162. Met betrekking tot de eerste doelstelling merkte Bosman op dat de toenmalige

transferregels geen geschikt middel waren om het evenwicht op het gebied van geldmiddelen en

sportprestaties in de wereld van het voetbal te verzekeren. Het Hof volgde Bosman hierin 163.

Met betrekking tot de tweede doelstelling nam het Hof een belangrijk standpunt in. Het

verklaarde dat het vooruitzicht een transfer- , promotie- of opleidingsvergoeding te ontvangen,

de voetbalclubs inderdaad kan aansporen op zoek te gaan naar nieuw talent en jonge spelers op te

leiden 164. Dat standpunt had belangrijke gevolgen voor de toekomst. Het Hof merkte wel op dat

gezien het feit dat de sportcarrière van jonge talentjes niet met zekerheid kan worden voorspeld

en slechts een klein deel van alle talenten uiteindelijk ook effectief profvoetballer zal worden,

deze vergoedingen gekenmerkt worden door toeval en zij in ieder geval los staan van de reële

kosten van de opleiding. Daardoor kan het vooruitzicht dergelijke vergoedingen te ontvangen

geen beslissende stimulans zijn om jonge spelers in dienst te nemen 165. Het Hof merkte op dat

deze doelstellingen kunnen worden verwezenlijkt met andere middelen die het vrije verkeer van

werknemers niet belemmeren 166. Het Hof oordeelde dan ook dat op de eerste prejudiciële vraag

moet worden geantwoord “dat artikel 48 van het Verdrag zich verzet tegen de toepassing van

door sportverenigingen vastgestelde regels, volgens welke een beroepsvoetballer die onderdaan

is van een lidstaat, bij het verstrijken van het contract dat hem aan een club bindt, door een club

in een andere lidstaat slechts in dienst kan worden genomen, indien deze club aan de club van

herkomst een transfer- , opleidings- of promotievergoeding betaald heeft” 167. Het Hof van

Justitie oordeelde dus dat de transferregels een schending opleverden van het in het Verdrag

gewaarborgde vrij verkeer van personen. 162

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 106. 163

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 107. 164

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 108. 165

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 109. 166

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 110. 167

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 114.

Page 55: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

55

Voor de volledigheid noteren we ook de uitspraak van het Hof van Justitie met betrekking tot de

nationaliteitsclausules. Het Hof was van oordeel dat het van geen belang was dat deze clausules

geen betrekking hadden op de indienstneming van spelers, waarvoor er geen beperkingen golden,

maar op de mogelijkheid voor de clubs om de spelers voor een officiële wedstrijd op te stellen.

Aangezien deelneming aan officiële wedstrijden de essentie van de activiteit van een profspeler

is, is het duidelijk dat een regeling die deze deelneming beperkt, ook de werkgelegenheid voor

de betrokken speler beperkt 168. Ook hier werden de rechtvaardiginggronden besproken, maar

opnieuw was het Hof van oordeel “dat artikel 48 van het Verdrag zich verzet tegen de toepassing

van door sportverenigingen vastgestelde regels, volgens welke voetbalclubs voor de door hen

georganiseerde competitiewedstrijden slechts een beperkt aantal beroepsspelers mogen opstellen

die onderdaan zijn van een andere lidstaat” 169. Opnieuw werd er vastgesteld dat de

nationaliteitsclausules een schending opleverden van het in het verdrag gewaarborgde vrij

verkeer van personen.

Het Hof van Justitie deed geen uitspraak over de artikelen 85 en 86 EEG-Verdrag 170, aangezien

de twee soorten regels waarover een vraag werd gesteld in de prejudiciële vragen reeds een

schending uitmaakten van artikel 48 EEG-verdrag 171.

Het Hof van Justitie verklaarde bij arrest van 15 december 1995 aldus voor recht dat:

- artikel 48 EEG-Verdrag zich verzet tegen de toepassing van door sportverenigingen

vastgestelde regels, volgens welke een beroepsvoetballer die onderdaan is van een

lidstaat, bij het verstrijken van het contract dat hem aan een club bindt, door een club van

een andere lidstaat slechts in dienst kan worden genomen, indien deze club aan de club

van herkomst een transfer- , opleidings- of promotievergoeding heeft betaald.

- artikel 48 EEG-Verdrag zich verzet tegen de toepassing van door sportverenigingen

vastgestelde regels, volgens welke de voetbalclubs voor de door hen georganiseerde

168

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 120. 169

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 137. 170

Huidige artikelen 101 en 102 VWEU. 171

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 138.

Page 56: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

56

competitiewedstrijden slechts een beperkt aantal beroepsspelers mogen opstellen die

onderdaan zijn van een andere lidstaat.

- op de rechtstreekse werking van artikel 48 EEG-Verdrag geen beroep kan worden gedaan

tot staving van vorderingen ter zake van een transfer- , opleidings- of

promotievergoeding die op de datum van het onderhavige arrest reeds is betaald of nog is

verschuldigd ter uitvoering van een voor die datum ontstane verbintenis, behalve door de

justitiabelen die voor die datum een beroep in rechte hebben ingesteld of een naar

nationaal recht daarmee gelijk te stellen bezwaarschrift hebben ingediend.

3.3.7 Gevolgen arrest Bosman

Wanneer we de geschiedenis van de sport bekijken in relatie tot “het recht” en dan vooral op het

vlak van beperkingen opgelegd aan Europese spelers in de profsportwereld, dan komen we tot de

conclusie dat het arrest Bosman en de bijbehorende conclusie van advocaat-generaal Lenz 172 tot

op vandaag nog steeds de meest invloedrijke rechtsbronnen binnen het sportrecht zijn 173. Alle

beperkingen opgelegd aan sporters zouden en zullen in de toekomst worden afgetoetst aan deze

zaak. De belangrijkheid van het arrest Bosman was en is dus nog steeds enorm.

Dat het arrest serieuze gevolgen teweegbracht, leidt geen twijfel. Belangrijk is ook aan te stippen

dat het arrest niet alleen gevolgen had voor de voetbalsport, maar voor de sportwereld in het

algemeen.

3.3.7.1 Geen transfervergoeding bij einde contract

Na het arrest Bosman is het hele transfersysteem overhoop gegooid. De regeling dat een speler

niet kon veranderen van club dan met toestemming van beide clubs, concreet mits de nieuwe

club een vergoeding betaalt aan de oude club, was immers strijdig bevonden met het vrij verkeer

van personen. Voortaan kan een speler wanneer hij einde contract is, vrij veranderen van club.

Dat feit betekende dat de clubs niet langer de grote macht hadden, maar dat de spelers

daarentegen heel wat macht kregen. Het totale denken over transfers is veranderd door het arrest

172

Conclusie van advocaat-generaal Lenz van 20 september 1995 in de zaak C-415/93, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, Jur., 1995, I-4921. 173

L. HALGREEN, European sports law: a comparative analysis of the European and American models of sport, Kopenhagen, Thomson, 2004, 189.

Page 57: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

57

Bosman. Voorheen waren voetballers slaven. De beroepsvoetballer was de enige persoon die

gekocht en verkocht kon worden zonder dat zijn advies gevraagd werd 174. Al is dat laatste mijns

inziens nog niet veel veranderd, het arrest Bosman ten spijt. Feit is wel dat het transfersysteem

nooit weer als tevoren was 175.

Dat gevolg geldt voor onderdanen uit de lidstaten die wensen te veranderen van club naar een

andere lidstaat. Het geldt niet voor Belgische sporters die binnen België van club willen

veranderen. Het moet dan wel gaan om een zuiver interne situatie 176. Het arrest Bosman heeft

dus geen gevolgen voor nationale transfers. Voor een transfer binnen nationale landsgrenzen kan

dus wel nog een transfervergoeding gevraagd worden, ook al is de speler in kwestie einde

contract 177.

3.3.7.2 Sluiten van langere contracten

Het gegeven van het Bosman-arrest was dat bij einde contract, de speler onbetwistbaar vrij is.

Men wou deze situatie vermijden en men zocht en vond dan ook nieuwe constructies 178.

Een rechtstreeks gevolg van het feit dat er geen transfervergoeding meer gevraagd kon worden

voor een speler einde contract, was dat clubs met hun spelers contracten met een langere duurtijd

gingen afsluiten. Zo ondertekenden de broertjes Frank en Ronald De Boer in maart 1997, in de

nasleep van het arrest Bosman, bij hun club Ajax Amsterdam een contract van zeven jaar 179.

Clubs wilden het risico vermijden dat een speler op het einde van zijn contract gratis zou

overstappen naar een andere club en aldus zonder enige vorm van vergoeding de club zou

kunnen verlaten 180. Dat is een gevolg van het arrest Bosman dat tot op vandaag de dag nog altijd

heel erg speelt. Belangrijke spelers probeert men nog altijd via meerjarige contracten voor

174J-L., DURIEU, “Sport: het recht buiten spel?”, Arbbl. 1994, 8. 175

G. BUZINCU, “Het vrije verkeer van professionele sportbeoefenaars: een stand van zaken”, Sport en Recht 2009, 1527. 176

R. BLANPAIN, De Bosman case: einde van het transfertijdperk?, Leuven, Peeters, 1996, 32.

177 I. BLACKSHAW en B. KOLEV, “The case against the applicability of the FIFA solidarity mechanism only to

international transfers: irregularity of solidarity or solidarity in the irregularity”, ISLJ 2009, 12. 178

K. VAN DEN EECKHOUT, “De beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor professionele sportbeoefenaars” (Deel 6), Sport en Recht 2006 (nr.95), 1146. 179

H. VAN STAVEREN, “Arbeidsverhoudingen in de beroeps(voetbal)sport na het Bosman-arrest”, NJB 1999, 813. 180

R. BLANPAIN, “Transfers van voetballers naar nationaal en Europees recht. Recente ontwikkelingen.”, RW 2001, 764.

Page 58: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

58

langere tijd aan de club te binden. Dat is ook logisch. Clubs zijn er nog steeds als de dood voor

dat een talentvolle speler zou vertrekken op het einde van zijn contract en dat zij aldus ettelijke

miljoenen euro’s mislopen.

Het gevolg daarvan is dat het steeds en minder voorkomt dat een speler tot het einde van de

looptijd van zijn contract bij een club blijft en dat de kans groter is dat hij tijdens de looptijd van

zijn contract getransfereerd wordt naar een andere club 181.

Spelers bereiken ook niet langer het einde van hun contract niet, omdat zij reeds voor het aflopen

van hun contract onder druk worden gezet om het te verlengen 182. Clubs gaan hier soms zeer ver

in en dat is niet tolereerbaar. Denken we maar aan de zaak rond Davy De Beule. Clubs deinzen

er niet voor terug om een speler sportief te straffen om de druk nog wat op te voeren. Spelers

verliezen hierdoor hun inkomsten en hun marktwaarde daalt 183. De vrijheid van spelers wordt

dus opnieuw beknot 184.

3.3.7.3 Hogere transfervergoedingen

Een ander gevolg van het arrest Bosman hangt nauw samen met het voorgaande. Wie gedacht

had dat het arrest Bosman een einde zou maken aan de transfervergoedingen, had het bij het

foute eind. De transfervergoedingen verdwenen helemaal niet in het duister. Waar voorheen ook

transfervergoedingen betaald moesten worden wanneer een speler einde contract was, konden zij

nu alleen nog gevraagd worden bij een transfer van een speler die nog onder contract lag. De

transfervergoedingen speelden vanaf het arrest Bosman een belangrijke rol binnen de looptijd

van de contracten 185.

De transfervergoedingen die betaald worden voor spelers, namen sinds het arrest Bosman

exuberante vormen aan. De bedragen die heden ten dage betaald worden voor spelers zijn niet

181 F. HENDRICKX, “De krachtlijnen van de FIFA-reglementen: transfers en makelaars” in F. HENDRICKX,

Transfers en makelaars in de sport, Intersentia, Antwerpen, 2002, 13.

182 R. BLANPAIN, “10 years of Bosman: the fight for player freedom continues”, ISLJ 2006, 116.

183 G. GEUDENS, “Bosman-arrest ressorteert perverse gevolgen voor arbeidsverhoudingen tussen clubs en

profvoetballers”, Juristenkrant 2004, 6. 184

K. VAN DEN EECKHOUT, “Is een speler einde contract werkelijk zo vrij?”, Sport en Recht 2005 (nr.89), 1074. 185

R. BLANPAIN, Het statuut van de sportbeoefenaar naar internationaal, Europees, Belgisch en Gemeenschapsrecht, Brussel, Larcier, 2002, XIII.

Page 59: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

59

meer te bevatten. De duurste transfer ooit is op dit moment nog altijd die van Christiano Ronaldo

van Manchester United naar Real Madrid in de zomertransferperiode van 2009 voor een bedrag

van maar liefst 94 miljoen euro. De duurste Belg aller tijden is Marouane Fellaini die in de

zomertransferperiode van 2008 verhuisde van Standard Luik naar FC Everton voor een bedrag

van 21 miljoen euro 186. Onlangs deed nog het gerucht dat Manchester City, sinds 2008 in

handen van de miljardairs van de Abu Dhabi United Group, een bod voorbereidde op de beste

voetbalspeler van dit moment, Lionel Messi van FC Barcelona, voor een bedrag van om en bij de

200 miljoen euro. Deze astronomisch hoge bedragen zijn uiteraard te wijten aan het feit dat de

voetbalsport de laatste tien jaar economisch gezien boomt zoals nooit tevoren, maar men mag

niet uit het oog verliezen dat dat ook het gevolg is van het op zijn kop zetten van het toenmalige

transfersysteem in het arrest Bosman.

Bij deze fenomenale bedragen moet men zich absoluut vragen stellen. De bedragen bereiken

hoogten die niet langer te vatten zijn. Volgens Blanpain is er dan ook sprake van pure

mensenhandel 187.

3.3.7.4 Stijging van de lonen

Ook die stijging was een fenomenaal verschil met de periode van voor het arrest Bosman. Waar

de topspelers voor het befaamde arrest al een degelijk loon verdienden, hebben de lonen na het

arrest nooit geziene hoogten bereikt. Dat ze voorheen ook reeds goed hun boterham verdienden

is zeker waar, maar diegenen die “binnen” waren na hun actieve spelerscarrière, waren zeer

zeldzaam. Na het arrest Bosman is dat fundamenteel veranderd. Ook subtoppers uit ons

Belgische eersteklassevoetbal hoeven vandaag de dag vaak niet meer te werken na hun carrière.

Die hogere lonen zijn een rechtstreeks gevolg van het feit dat clubs hun geld niet meer hoefden

te gebruiken om transvergoedingen te betalen voor de speler (na het aflopen van zijn contract),

waardoor ze dat geld konden aanspreken om betere spelers aan te trekken en hun dus hogere

lonen te betalen 188. Het feit dat Christiano Ronaldo bij Real Madrid een jaarloon verdient van 12

miljoen euro is dus een rechtstreeks gevolg van het arrest Bosman.

186

http://www.transfermarkt.de/

187 R. BLANPAIN, “Transfers van voetballers naar nationaal en Europees recht. Recente ontwikkelingen”, RW

2000-2001, 764.

188 S. WEATHERILL, European sports law: collected papers, Den Haag, Asser press, 2007, 190.

Page 60: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

60

3.3.7.5 Eenzijdige optie tot verlenging contract voor clubs

De eenzijdige optie is een contractuele techniek die sinds het arrest Bosman door clubs

uitgewerkt en veelvuldig gebruikt werd om te voorkomen dat een speler het einde van zijn

contract bereikte. Dat deze techniek een gevolg is van het arrest Bosman is nogal duidelijk,

vermits men opnieuw wil vermijden dat een speler na het aflopen van zijn contract bij een club

vertrekt naar een nieuwe club, zonder het betalen van een transfervergoeding. Een mogelijke

oplossing bestaat er dus in dat de clubs in het contract van de speler een eenzijdige clausule laten

inschrijven, die bepaalt dat de club, eventueel mits bepaalde voorwaarden, kan overgaan tot een

verlenging van het contract 189.

De techniek van de eenzijdige optie wordt vandaag de dag zeer veel gebruikt. Het voordeel van

deze techniek ligt vooral bij de clubs. In de eerste plaats biedt het hen de mogelijkheid om te

verhinderen dat een speler het einde van zijn contract bereikt (en dat zij aldus een eventuele

transfervergoeding zouden mislopen) en ten tweede kunnen zij afwachten om te kijken of een

speler wel naar behoren presteert. Het contract van een speler zal uiteraard pas verlengd worden

wanneer hij goede prestaties levert. Wanneer dat niet het geval is, zullen de clubs niet overgaan

tot verlenging van het contract, omdat het risico op het mislopen van een transfervergoeding dan

uiteraard ook niet zo groot is. Welke club zal er immers een hoge transfervergoeding willen

betalen voor een speler die niet naar behoren presteert? Clubs zullen in dat geval het bedrag van

een mogelijke eventuele transfersom afwegen tegen een jaar langer loon te moeten betalen aan

de speler in kwestie. Vandaag de dag worden dus zeer vele contracten afgesloten “met optie”.

Vaak zullen clubs aan een speler bijvoorbeeld een contract van twee jaar voorstellen met optie

op een bijkomend jaar. Het nadeel hiervan ligt uiteraard bij de spelers, die niet precies zullen

weten hoelang ze bij hun club eigenlijk onder contract liggen, afhankelijk van het feit of de optie

al dan niet gelicht wordt 190. Heel wat contractonderhandelingen springen hier dan ook op af. Zo

wou de Belgische voetballer Wesley Sonck in de zomer van 2010 bij zijn vorige club Club

Brugge een nieuw contract van twee jaar, maar Club Brugge bood hem slechts een contract aan

189 F. DE WEGER, “FIFA Dispute Resolution Chamber (DRC)” in S. JELLINGHAUS, Sport en recht, buiten

rechte of buiten spel? (Jonge Balie Congresbundel 2008), Parijs, Zutphen, 2008, 85.

190 R. BLANPAIN, “10 years of Bosman: the fight for player freedom continues”, ISLJ 2006, 116.

Page 61: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

61

voor één jaar met een optie op nog één bijkomend jaar. Sonck nam hier echter geen vrede mee en

vertrok naar SK Lierse, waar hij wel een meerjarig contract zonder optie verkreeg.

3.3.7.6 Verhogen bedrag verbrekingsvergoeding

Men ging ervanuit dat, vermits een speler nu vrij was wanneer zijn contract bij zijn club afliep,

men het hem niet te makkelijk moest maken om ook al te vertrekken tijdens de looptijd van zijn

contract. Een sportbeoefenaar kan op grond van artikel 4, vierde lid van de wet van 24 februari

1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars zijn overeenkomst

verbreken zonder dringende reden, mits het betalen van een verbrekingsvergoeding (zie hoger

uitgebreid uitgelegd) 191. Na heel wat gelobby uit de sport(voetbal)wereld werd de

verbrekingsvergoeding opgetrokken bij KB van 10 januari 1997. De huidige regeling bepaalt dat

de vergoeding tot 36 maanden loon kan bedragen indien het jaarlijkse loon 98526,10 euro

bedraagt 192. De bedragen van de verbekingsvergoeding kunnen dus fors oplopen.

3.3.7.7 Opleidingsvergoedingen

Opleidingsvergoedingen blijven mogelijk na het arrest Bosman. Voorwaarde is wel dat het om

reële kosten gaat en de vrijheid van overgang van de spelers en de gelijke behandeling niet in het

gedrang komt 193.

3.4 De opleidingsvergoeding in het voetbal

De opleidingsvergoeding is een belangrijk thema dat op de voorgrond is gekomen na het arrest

Bosman. Omdat ze het best geregeld is in onze voetbalsport, richten we daar het meeste van onze

aandacht op.

3.4.1 De opleidingsvergoeding binnen de Vlaamse regelgeving

In onze Vlaamse regelgeving vinden we niets expliciets terug over een regeling omtrent de

opleidingsvergoeding in Vlaanderen. Vlaanderen had ten tijde van het Bosman-arrest te kampen

191

Art. 4, vierde lid wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 9 maart 1978. 192

KB 13 juli 2004 tot vaststelling van het bedrag van de vergoeding bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars, BS 3 augustus 2004.

193 R. BLANPAIN, De Bosman case: einde van het transfertijdperk?, Leuven, Peeters, 1996, 33.

Page 62: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

62

met een plaag van te hoge transfersommen, die niet alleen gevraagd werden bij de overgang van

profspelers, maar ook bij de overgang van jonge, al dan niet vermeend getalenteerde spelers. De

problematiek situeerde zich vooral in het voetbalmilieu. Het gevolg was dus dat jonge knaapjes

hun droom om voor een grote ploeg te gaan spelen aan diggelen zagen spatten, doordat hun club

van herkomst een te hoge transfervergoeding vroeg die hun mogelijke toekomstige club niet op

tafel wilde leggen.

Die praktijken waren reeds lang een doorn in het oog van de politieke wereld, maar toch talmde

zij tot het arrest Bosman het spreekwoordelijke duwtje in de rug gaf. Door op 24 juli 1996 het

decreet tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar in te voeren,

deed Vlaanderen minstens aan politieke windowdressing 194. Dat decreet waarborgt het recht

voor elke niet-professionele sportbeoefenaar om jaarlijks zijn overeenkomst met zijn club op te

zeggen. De betaling van enige vergoeding onder welke vorm of benaming dan ook, wordt

expliciet verboden 195. Een niet-professionele sportbeoefenaar kan dus op grond van het decreet

jaarlijks van club veranderen, zonder dat er enige vorm van vergoeding betaald dient te worden.

Impliciet wordt dus ook een opleidingsvergoeding verboden. Dat is een zeer belangrijke

vaststelling.

Het feit dat de opleidingsvergoeding uit het FIFA-reglement (zie verder) niet verenigbaar is met

de bepalingen uit het decreet van 24 juli 1996, brengt een belangrijk gevolg met zich mee. In

Vlaanderen geldt de FIFA-regeling omtrent de opleidingsvergoeding dus niet. Een zeer kwalijk

neveneffect van de voorgaande situatie is dat de grote clubs uit onze buurlanden bij ons jonge

Vlaamse voetballertjes ronselen, die dan naar het buitenland vertrekken zonder dat onze Vlaamse

clubs aanspraak kunnen maken op een opleidingsvergoeding. Maar wanneer die jonge spelers

voor hun 23ste willen terugkeren naar een Belgische club, dan moet de Belgische club plots wel

forse bedragen ophoesten. Clubs willen of kunnen die sommen vaak niet betalen 196. Het gevolg

daarvan is dat er eens te meer een floraliserende handel is in jonge voetbalspelers. Erger nog, in

194

L. WILLE, “Opleidingsvergoedingen: de valkuilen van het B-Arrest bis”, SupPORT 2010, 26. Decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september 1996. 195

Artikel 3, §1 en §2 decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september 1996. 196

R. BLANPAIN, “Sport en recht: voetbal” in S. JELLINGHAUS, Sport en recht, buiten rechte of buiten spel?, Parijs, Zutphen, 2008, 20-21.

Page 63: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

63

bepaalde gevallen willen of kunnen de Belgische clubs dergelijke bedragen niet betalen en kan

de betrokken jonge speler enkel nog als amateur optreden en niet als professional. De jonge

talenten kunnen op die manier het voetbal vergeten. Er wordt dan ook geopperd dat deze

overgang tegen betaling strijdig is met de Europese regelen inzake het vrij verkeer van

werknemers, zoals eerder geoordeeld in het arrest Bosman. De vraag stelt zich dan ook terecht of

het niet stilaan tijd wordt voor een Bosman voor jongeren? Het is dan ook zeer

verbazingwekkend te noemen dat er ook bij ons stemmen opgaan om het FIFA-reglement in

Vlaanderen toe te passen 197.

Wanneer we dat vergelijken met het decreet van 8 december 2006 van de Franse Gemeenschap

merken we dat de vrijheidsregeling grotendeels overeenstemt met de regeling in Vlaanderen, op

een verschil na. Ook in de Franse Gemeenschap mag geen overgangspremie/transfersom

gevraagd worden, maar een opleidingsvergoeding is wel toegelaten198. De vormingsvergoeding

moet rekening houden met de duur van de vorming, de werkelijke kosten, de leeftijdscategorie,

maar geenszins met het praktijkniveau. De hoofdprincipes die toelaten het bedrag van de

vormingsvergoeding te bepalen, moeten worden vastgesteld door de statuten of reglementen van

de betrokken federatie of vereniging. Ook kan ze slechts een keer worden gevraagd voor een

zelfde vorming en kan ze niet geëist worden van de sportbeoefenaar zelf of zijn wettelijke

vertegenwoordiger. De vormingsvergoeding is verschuldigd door de club waarnaar de

sportbeoefenaar overgeplaatst wordt. Het bedrag ervan moet uitsluitend aan de club toekomen en

aan het budget voor de vorming besteed worden.

3.4.2 De opleidingsvergoeding binnen de KBVB

Binnen de Koninklijke Belgische Voetbalbond is ook een regeling uitgewerkt omtrent de

opleidingsvergoedingen. Ze wordt geregeld door artikel 928 van het bondsreglement van de

KBVB 199. In navolging van het voorgaande geldt de regeling omtrent de

opleidingsvergoedingen enkel tussen de clubs die behoren tot de Franse of Duitstalige

Gemeenschap. De regels gelden eveneens bij een transfer naar een club die behoort tot de Franse

197 X, “Bosman voor jongeren: wanneer een duidelijk arbeidsrechtelijk statuut voor jonge sporters?”, TJK 2008,

134. 198

Art. 10 Decreet Fr.Gem. 8 december 2006 houdende organisatie en subsidiëring van de sport in de Franse Gemeenschap, BS 20 februari 2007. 199

KBVB Bondsreglement Voetbal - http://www.footbel.com/nl/KBVB/bondsreglement_consultatie.html

Page 64: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

64

of Duitstalige gemeenschap, na heraansluiting met toewijzing aan een club die behoort tot de

Vlaamse Gemeenschap.

Wanneer een ontslag bij een club van de Franse of Duitstalige gemeenschap gevolgd wordt door

een toewijzing aan een andere club, behorend tot een van de bovengenoemde gemeenschappen

of gevolgd wordt door een transfer van gelijk welke aard naar een andere club, eveneens

behorend tot een van bovengenoemde gemeenschappen, is voor een speler die minder dan 25

jaar oud is (voor 1 januari van het lopende seizoen) door de nieuwe club een

opleidingsvergoeding verschuldigd aan de club(s) die de speler (speelster) een opleiding gegeven

heeft (hebben) tijdens de periode van opleiding 200.

Bij aansluiting in het buitenland en ondertekening van een contract van profvoetballer door een

speler die geen 23 jaar oud is op 1 januari voorafgaande aan het nieuwe seizoen, is een

opleidingsvergoeding eisbaar conform de voorschriften van de FIFA 201.

De opleiding van een speler neemt een aanvang vanaf zijn aansluiting bij de KBVB op

voorwaarde dat ze plaatsvindt vóór 1 januari van het seizoen en eindigt 202:

- voor de spelers: op het einde van het seizoen als U21

- voor de speelsters: op het einde van het seizoen als U20.

Voor spelers bedraagt de opleidingsvergoeding ( + jaarlijks indexeerbaar):

- 79,50 euro per seizoen opleiding van de speler als U6 tot en met U11

- 164,20 euro per seizoen opleiding van de speler als U12 tot en met U17

- 323,20 euro per seizoen opleiding van de speler als U18 tot en met U21.

Voor speelsters bedraagt de opleidingsvergoeding ( + jaarlijks indexeerbaar):

- 58,30 euro per seizoen opleiding van de speler als U6 tot en met U11

- 127,10 euro per seizoen opleiding van de speler als U12 tot en met U17

- 243,70 euro per seizoen opleiding van de speler als U18 tot en met U20 203.

200

Artikel 928, 1.3 KBVB Bondsreglement Voetbal. 201

Artikel 928, 1.4 KBVB Bondsreglement Voetbal. 202

Artikel 928, 2.1 KBVB Bondsreglement Voetbal.

Page 65: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

65

Deze opleidingsvergoeding wordt berekend naar rato van het aantal seizoenen opleiding

doorgebracht in de club(s) waarin de speler (speelster) een opleiding genoot, desgevallend sinds

de betaling van de voorgaande opleiding 204.

Een club heeft geen recht op een opleidingsvergoeding voor een speler die zij gedesaffecteerd

heeft 205.

De opleidingsvergoeding die bekomen wordt na een aansluiting in het buitenland, wordt naar

rato van het aantal seizoenen opleiding verdeeld onder alle clubs die aan de speler een opleiding

hebben gegeven tussen 12 en 21 jaar 206.

3.4.3 De opleidingsvergoeding binnen de FIFA

Opdat we het systeem van de opleidingsvergoeding binnen de voetbalsport goed zouden kunnen

begrijpen, is het noodzakelijk dat we onze grenzen verleggen. We verlaten hiervoor dus onze

Vlaamse/Belgische grenzen en gaan de internationale toer op. De FIFA, de machtigste

organisatie binnen het voetbal, zal hierbij onze richtinggevende instantie zijn. De

opleidingsvergoeding zoals toegepast door de FIFA, wordt sinds het defnitieve akkoord van 5

maart 2001 geregeld door de “The FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players”.

Vooraleer we dan ook de eigenlijke regeling van de FIFA bekijken, gaan we eerst kort in op het

ontstaan en het doel van de FIFA Regulations.

3.4.3.1 The FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players

3.4.3.1.1 De oorsprong

Dat de FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players een rechtstreeks gevolg zijn van

het arrest Bosman van 15 december 1995, staat onomstotelijk vast. Uit het arrest Bosman was

duidelijk naar voren gekomen dat de toen geldende transferregels niet in overeenstemming waren

met het Europese recht. Een aanpassing van de transferregels was dus onontbeerlijk en

noodzakelijk. Het Hof was dus duidelijk van oordeel in het arrest Bosman dat het

203

Artikel 928, 2.2.1 en 2.2.2 KBVB Bondsreglement Voetbal. 204

Artikel 928, 2.2.3 KBVB Bondsreglement Voetbal. 205

Artikel 928, 2.2.5 KBVB Bondsreglement Voetbal. 206

Artikel 928, 2.3 KBVB Bondsreglement Voetbal.

Page 66: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

66

transfersysteem aangepast moest worden, maar zij aanvaardde ook het argument dat de

voetbalsport “speciaal” is, een apart onderdeel binnen de juridische wereld als het ware. Het Hof

liet de voetbalwereld dan ook zelf de ruimte om te kiezen hoe zij deze reorganisatie van hun

transferregels zou bewerkstelligen 207.

De instanties in het internationale voetbal waren echter niet van plan om zomaar alles overboord

te gooien en er verstreken dan ook nog een aantal jaren tot het definitieve akkoord er kwam. De

periode tussen het arrest Bosman van 15 december 1995 en het definitieve akkoord van 5 maart

2001 werd gekenmerkt door een procedureslag tussen enerzijds de FIFA/UEFA en anderzijds de

Europese Commissie 208. De Europese Commissie, verantwoordelijk voor het feit dat de regels

van het Verdrag worden nageleefd, zette de FIFA onder druk om alle punten in

overeenstemming te brengen met het Europese recht. De FIFA moest beetje bij beetje inbinden

en in maart 2001 werd dan uiteindelijk, na uitgebreide en soms bitse onderhandelingen, toch een

akkoord gevonden tussen de Europese Commissie enerzijds en de wereldvoetbalbonzen, de FIFA

en de Europese voetbalbonzen, de UEFA, anderzijds. De Commissie ging bij het aankondigen zo

ver dat ze wees op de samenwerking tussen commissielid Monti en dhr. Blatter 209. De enige

organisatie die nog niet tevreden was met het akkoord was de FIFPro, de internationale vakbond

van profvoetballers. In eerste instantie waren zij nauw betrokken bij de onderhandelingen tussen

de Europese Commissie en de FIFA/UEFA, maar na blijvende discussies en ontevredenheid van

hun kant, stapten ze op bij de onderhandelingen. De FIFA toonde zich echter

onderhandelingsbereid en in augustus 2001 werd er een akkoord bereikt tussen de FIFA en de

FIFPro. In dat akkoord werd de participatie van de FIFPro geregeld bij de implementatie van de

nieuwe regels 210, die van kracht werden op 1 september 2001. In juni 2002 sloot de Europese

Commissie haar onderzoek , waarbij ze het einde van de Commissie haar betrokkenheid in

disputen tussen spelers, clubs en voetbalfederaties aankondigde. Commissielid Monti verklaarde:

“The new rules find a balance between the players’ fundamental right to free movement and

stability of contracts together with the legitimate objective of integrity of the sport and the

207 S. WEATHERILL, European sports law: collected papers, Den Haag, Asser press, 2007, 191.

208 Zie S. VAN DEN BOGAERT, Practical regulation of the mobility of sportsmen in the EU post Bosman, Den

Haag, Kluwer Law International, 2005, 216-230. 209

S. WEATHERILL, European sports law: collected papers, Den Haag, Asser press, 2007, 191. 210

The FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players.

Page 67: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

67

stability of championships” 211. Hiermee werden de nieuwe FIFA-regels definitief goedgekeurd.

Na een periode van rechtsonzekerheid was er nu dus een nieuwe juridische basis waarop spelers

zich konden beroepen.

3.4.3.1.2 De basisprincipes

Het definitieve akkoord is van 5 maart 2001 en kwam tot stand op basis van briefwisseling van

dezelfde datum tussen commissaris Monti en FIFA-voorzitter Blatter. Het gaat om een akkoord

tussen aanhalingstekens, want deze briefwisseling betreft een document 212 dat volgens het

schrijven van de heer Blatter “de discussie tussen de FIFA en de Europese Commissie

reflecteert”. Dat document, de zogenaamde ‘principles”, is dus niet het eigenlijke

transferreglement zelf. Nochtans staan er in dat document een aantal uitgesproken keuzes, zo

onder meer dat, vermits het onmogelijk is de effectieve opleidingskosten voor elke speler

afzonderlijk te berekenen, er een systeem van vaste tarieven gehanteerd zal worden en de clubs

gecategoriseerd zullen worden in overeenstemming met hun financiële investeringen in de

opleiding van spelers. De principes die aan de briefwisseling van 5 maart 2001 ten grondslag

liggen geven op zich weinig aanduiding over mogelijk concrete bedragen die aan

opleidingsvergoeding betaald zullen worden 213. Op 5 juli 2001 werd dan het uitgewerkte nieuwe

reglement door de FIFA aangenomen.

De basisprincipes die eruit naar voor schieten zijn 214:

- De bescherming van minderjarigen (onder 18 jaar dus). Dat wordt gewaarborgd door een

principieel verbod tot een transfer 215.

- Behoud van contractstabiliteit 216 in het voetbal. Hiervoor bepaalt men de duur van

contracten, met name een minimumduur van één jaar en een maximumduur van vijf jaar.

211 S. WEATHERILL, European sports law: collected papers, Den Haag, Asser press, 2007, 192.

212 Principles for the amendment of FIFA rules regarding the International Transfers.

213 F. HENDRICKX, “De Webster-zaak in perspectief: een sportieve receptie van de Bosman-principes?” in

S.F.H. JELLINGHAUS, Sport en recht, buiten rechte of buiten spel?(Jonge Balie Congresbundel 2008), Parijs, Zutphen, 2008, 40-41.

214 O.a. D. MCAULEY, “They think it’s all over...It might just be now: unravelling the ramifications for the

European football transfer system post-Bosman”, ECLR 2002, 338 en F. HENDRICKX, “De Webster-zaak in perspectief: een sportieve receptie van de Bosman-principes?” in S.F.H. JELLINGHAUS, Sport en recht, buiten rechte of buiten spel?(Jonge Balie Congresbundel 2008), Parijs, Zutphen, 2008, 40. 215

Artikel 19 FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players.

Page 68: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

68

- Het instellen van beschermende contracten voor de eerste drie jaren voor de spelers van

minder dan 28 jaar oud en voor de eerste twee jaren voor spelers, die ouder zijn dan 28

jaar.

- Het beperken van de mogelijkheid tot contractbreuk. Hiervoor doet men een beroep op

financiële consequenties (schadevergoeding) en mogelijk ook sportieve sancties.

- Het instellen van een arbitragesysteem 217.

- Het beperken van transferperiodes. Hiertoe legt men een periode vast voor transfers op

het einde van een seizoen en ook een periode in het midden van het seizoen (maand

januari).

- Het invoeren van een solidariteitsmechanisme. Bij een transfer na de leeftijd van 23 jaar

of na een tweede transfer genieten de clubs die de speler hebben opgeleid mee van een

gedeelte van de transfersom die de nieuwe club voor de speler in kwestie betaalt 218.

- Een georganiseerd systeem van opleidingsvergoeding. Bij een transfer voor een speler

onder de 23 jaar zal een opleidingsvergoeding betaald moeten worden, die dan verdeeld

zal worden onder alle clubs die de speler mede hebben opgeleid 219. Dat systeem is zeer

belangrijk voor de (kleinere) clubs in het post-Bosman tijdperk.

Hoewel al deze regels op zich zeker hun belangrijkheid hebben, kunnen we ze niet allemaal

bespreken in het licht van deze masterproef. Onze focus zal liggen op het systeem van de

opleidingsvergoeding, omdat die recentelijk aan bod kwam in het arrest Bernard en het belang

ervan voldoende onderstreept dient te worden 220. Er zal bekeken worden of de huidige regeling

omrent de opleidingsvergoeding, zoals geregeld door de FIFA Regulations in overeenstemming

is met het Europese recht.

216Artikel 13 ev. FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players. 217

Artikel 24 ev. FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players. 218

Artikel 21 FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players. 219

Artikel 20 FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players. 220

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010.

Page 69: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

69

3.4.3.2 De opleidingsvergoeding

3.4.3.2.1 Doel

Het systeem van de opleidingsvergoeding wordt omschreven in artikel 20 van de FIFA

Regulations on the Status and Transfer of Players. Bij een transfer van een speler zal er tot zijn

23ste verjaardag de verplichting bestaan om een opleidingsvergoeding te betalen. Het speelt

hierbij geen rol of de transfer plaatsvindt tijdens of na het aflopen van de duurtijd van het

contract van de speler. Voorgaand principe is toch wel zeer opmerkelijk. Het arrest Bosman had

tot gevolg dat er na het aflopen van een contract voor een speler geen transfervergoeding meer

gevraagd kon worden. Hier wordt als het ware een correctie gecreëerd op de uitspraak in

Bosman. Ook ná het aflopen van het contract van de jonge speler in kwestie, zal er een

opleidingsvergoeding betaald moeten worden. Meteen valt op dat deze regeling misschien wel

eens strijdig bevonden kan worden met het Europese recht.

Het doel van de opleidingsvergoeding bestaat erin om de clubs aan te moedigen te blijven

investeren in de opleiding van jonge spelertjes door hen een financiële compensatie te geven

voor hun soms jarenlange inspanningen om een speler op te leiden 221. Deze doelstelling is een

voorwaarde waar absoluut aan voldaan moet worden in de sportwereld. Ons hele sportsysteem is

eigenlijk gebaseerd op nieuwe jonge spelers die aan de deur van een eersteklasseclub komen

aankloppen. Ook al kopen sommige clubs liever een ploeg bij elkaar dan zelf jonge spelertjes op

te leiden, de spelers die ze kopen, moeten natuurlijk ergens een opleiding hebben gekregen. Het

is dan ook logisch dat de clubs die inspanningen doen om jonge knaapjes een gedegen opleiding

te geven, hiervoor iets in de plaats krijgen, in de vorm van een financiële compensatie. Waarom

zouden clubs anders nog het nodige geld en de vereiste energie investeren in de training en het

ontwikkelen van jonge spelers, wanneer ze het risico lopen dat hun meest talentvolle spelers

veranderen van club zonder dat zij enige vorm van compensatie ontvangen ten gevolge van het

afschaffen van het oude transfersysteem (pré-Bosman) 222?

221

FIFA Circulaire nummer 769.

222 S. VAN DEN BOGAERT, Practical regulation of the mobility of sportsmen in the EU post Bosman, Den Haag,

Kluwer Law International, 2005, 210.

Page 70: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

70

Dat het systeem van opleidingsvergoedingen zoals geregeld binnen de FIFA-Regulations een

gevolg is van het arrest Bosman, is evident. Het is een alternatief transfersysteem dat het licht

zag na de zaak Bosman. Sommigen noemen het dan ook het “Post-Bosman system” 223.

3.4.3.2.2 FIFA- regeling

Zoals al eerder vermeld wordt het systeem van de opleidingsvergoedingen binnen de FIFA

geregeld door de FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players. De FIFA-Regulations

regelen de opleidingsvergoedingen bij transfers over de landgrenzen heen. Voor nationale

transfers moeten we dus kijken naar de regeling van de nationale federaties, bij ons de KBVB 224.

Er zal een opleidingsvergoeding betaald moeten worden aan de club van opleiding van de

spelers:

- wanneer een speler zijn eerste profcontract bij een club ondertekent en

- elke keer dat een professionele speler wordt getransfereerd tot het eind van het seizoen

waarin hij 23 jaar wordt.

De verplichting om de opleidingsvergoeding te betalen, bestaat zowel wanneer de speler in

kwestie wordt getransfereerd in de loop van het seizoen als wanneer hij van club verandert op het

einde van het seizoen 225.

Het FIFA-reglement bepaalt dat de training en opleiding plaatsvindt tussen de leeftijd van 12 en

23 jaar. Er wordt echter meteen bijvermeld dat de opleidingsvergoeding betaald moet worden tot

de leeftijd van 23 jaar voor de trainingen die de speler gekregen heeft tot de leeftijd van 21 jaar,

behalve wanneer het duidelijk is dat een speler zijn periode van opleiding reeds heeft voltooid

vóór het bereiken van de leeftijd van 21 jaar 226. Dan wordt de opleidingsvergoeding berekend

vanaf de leeftijd van 12 jaar tot en met de leeftijd waarop de speler zijn opleiding heeft voltooid.

Met dat laatste bedoelt men de situatie waarin een speler bijvoorbeeld op zijn 16e verjaardag

reeds gedebuteerd heeft in het eerste elftal en waarbij hij voor zijn 21ste verjaardag reeds x-aantal

wedstrijden op het hoogste niveau heeft gespeeld. Een voorbeeld hiervan is Romelu Lukaku,

223 R. BRANCO MARTINS, “Freedom of movement in relation to sport”, ISLJ 2007, 102. 224

M. BAKKER, “The training compensation system”, ISLJ 2008, 29. 225

Artikel 20 FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players. 226

Bijlage 4, artikel 1.1 FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players.

Page 71: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

71

sterspeler van RSCA Anderlecht. Hij debuteerde reeds op zijn 16e voor het eerste elftal en is nu,

nog altijd maar 18, ook reeds vaste waarde bij de Rode Duivels. In zijn geval zou het dan

duidelijk zijn dat zijn opleidingsperiode reeds een einde heeft genomen vóór zijn 21ste

verjaardag. Mij lijkt de FIFA hier eerder onduidelijkheid dan rechtszekerheid gecreëerd te

hebben. Je kan je vast en zeker de vraag stellen wanneer die opleiding dan precies een einde

heeft genomen: is dat na 20 wedstrijden in het eerste elftal, na 50 wedstrijden, na 100

wedstrijden? Bijkomend is het ook gevaarlijk om te stellen dat een speler die x-aantal

wedstrijden in de hoofdmacht van een elftal speelt, zich plotseling niet meer verder zou

ontwikkelen. Mij lijkt het eerder logisch dat een speler zich altijd blijft ontwikkelen tot, zoals

door de FIFA bepaald, de leeftijd van 23 jaar. Uiteraard zal, wanneer een talentvolle speler van

pakweg 20 jaar wordt getransfereerd, dat mogelijke gebrek aan opleidingsvergoeding

ruimschoots gecompenseerd worden door het transferbedrag, maar wanneer diezelfde 20-jarige

speler opstapt na het aflopen van zijn contract, kan dat wel implicaties voor de club hebben. Het

is dan ook duidelijk dat deze bepaling voor interpretatie vatbaar is.

De maximale periode waarvoor een opleidingsvergoeding betaald moet worden is dus 10 jaar,

zijnde vanaf de leeftijd van 12 jaar tot de leeftijd van 21 jaar. Deze opleidingsvergoeding moet

betaald worden tot de leeftijd van 23 jaar. Nadien lopen clubs geen enkel risico meer om een

speler aan te trekken, waarvoor nog een opleidingsvergoeding verschuldigd is.

De opleidingsvergoeding is verschuldigd wanneer een speler voor de eerste keer een profcontract

tekent bij een club of wanneer een beroepsspeler wordt getransfereerd tussen clubs van twee

verschillende federaties vóór het einde van het seizoen van zijn 23ste verjaardag. De

opleidingsvergoeding is niet verschuldigd wanneer de vorige club van de speler het contract

heeft verbroken zonder een rechtvaardige reden of wanneer de speler wordt getransfereerd naar

een club van categorie 4 of wanneer een beroepsspeler door zijn transfer een amateurstatuut

verwerft 227.

Omdat het zo goed als onmogelijk is om in elk afzonderlijk geval de daadwerkelijk gemaakte

kosten van de opleiding voor een speler te berekenen, wordt de hoogte van de

opleidingsvergoeding vastgesteld aan de hand van de door de FIFA gefixeerde bedragen. Alle

227

Bijlage 4, artikel 2.1 en 2.2 FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players.

Page 72: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

72

clubs worden onderverdeeld in vier categorieën, waarbij de classificatie van een club afhankelijk

is van het bedrag dat de club in kwestie jaarlijks investeert in haar jeugdopleiding 228. Hoe meer

een club investeert, hoe hoger ze gecategoriseerd zal worden, waarbij categorie één de hoogste

en categorie vier de laagste is.

Het bedrag van de trainingkosten is voor elke categorie bepaald en stemt overeen met het bedrag

dat nodig is om een speler één jaar op te leiden. Dat bedrag wordt op zijn beurt vermenigvuldigd

met een spelersfactor, die de weerspiegeling is van de verhouding van het aantal spelers dat men

moet opleiden om uiteindelijk één professionele speler voort te brengen 229. De trainingskosten

worden gevestigd per confederatie en de nationale federaties bepalen onder welke categorie een

club zal vallen. Al deze bedragen worden jaarlijks geüpdatet op het einde van elk kalenderjaar 230. Deze bedragen zijn te raadplegen op de website van de FIFA 231.

Het zijn dus de nationale federaties die bepalen onder welke categorie een club valt. We moeten

wel opmerken dat deze keuze niet altijd vrij is. België kan bijvoorbeeld geen club onder

categorie één plaatsen. Daarvoor is België een te klein voetballand. RSCA Anderlecht valt

bijvoorbeeld onder categorie 2 232. Clubs uit de landen Engeland, Italië, Spanje, Duitsland,

Frankrijk en Nederland kunnen door hun federatie wel onder categorie één geplaatst worden. De

officiële FIFA-ranglijst van de landen speelt hier een rol.

Voor de clubs binnen Europa zijn de bedragen door de UEFA sinds het seizoen 2005-2006

vastgesteld als volgt:

- Categorie 1: 90000 euro

- Categorie 2: 60000 euro

- Categorie 3: 30000 euro

- Categorie 4: 10000 euro 233.

228 S. ROSSMEISL, “(On)duidelijkheid omtrent opleidingsvergoedingen en solidariteitsbijdrage”, TvS&R 2009,

117. 229

Bijlage 4, artikel 4.1 FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players. 230

Bijlage 4, artikel 4.2 FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players. 231www.FIFA.com 232www.FIFA.com 233

FIFA Circulaire nummer 959 en 959a.

Page 73: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

73

In het algemeen wordt gesteld dat we om de trainingskosten te berekenen, kijken naar de kosten

die de nieuwe club van de speler gemaakt zou moeten hebben, indien ze hem zelf zou hebben

opgeleid 234. Dat is een zeer logisch uitgangspunt. Wanneer een voetbalspeler zijn eerste

profcontract tekent, worden voor de berekening van de opleidingsvergoeding de trainingskosten

van de nieuwe club vermenigvuldigd met het aantal jaren opleiding dat de speler genoot vanaf

het seizoen dat hij 12 jaar werd tot het seizoen dat hij 21 jaar wordt. Voor de mogelijke transfers

nadien wordt gekeken naar de trainingskosten van de nieuwe club vermenigvuldigd met het

aantal jaren van opleiding bij zijn vorige club 235.

Er is wel een belangrijke bemerking. Om te verzekeren dat de opleidingsvergoeding voor zeer

jonge spelers niet onredelijk hoog zou oplopen, is er een correctie ingevoerd. Voor de leeftijd

van 12 jaar tot 15 jaar zullen de kosten worden gebaseerd op de trainings- en opleidingskosten

van clubs uit categorie vier 236. Voor een periode van vier seizoenen probeert men dus te

voorkomen dat een transfer van een jong spelertje in het water zou vallen door een te hoge

opleidingsvergoeding.

De FIFA maakt ook nog een verschil tussen transfers binnen de EU/EER en transfers buiten die

grenzen. Wanneer een transfer plaatsvindt binnen de EU/EER gelden volgende regels 237:

- indien het gaat om een overgang van een club uit een lagere naar een club uit een

hogere categorie, wordt de hoogte van de opleidingsvergoeding gebaseerd op het

gemiddelde van de opleidingskosten van de twee clubs;

- indien het gaat om een overgang van een club uit een hogere naar een club uit een

lagere categorie, wordt de hoogte van de opleidingsvergoeding gebaseerd op de

opleidingskosten van de club uit de lagere categorie;

- indien het gaat om een overgang tussen twee clubs uit dezelfde categorie, wordt de

hoogte van de opleidingsvergoeding uiteraard gebaseerd op de opleidingskosten

verbonden aan die categorie.

234

Bijlage 4, artikel 5.1 FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players. 235

Bijlage 4, artikel 5.2 FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players. 236

Bijlage 4, artikel 5.3 FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players. 237

Bijlage 4, artikel 6.1 FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players.

Page 74: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

74

Wanneer een club van mening is dat de te betalen opleidingsvergoeding op grond van de door de

confederaties vastgestelde bedragen disproportioneel te hoog of te laag is naar de concrete

omstandigheden, kan zij de Dispute Resolution Chamber verzoeken het bedrag van de

opleidingsvergoeding te verhogen of te matigen. De bewijslast ligt bij de club die de aanpassing

van het bedrag vraagt. Zij kan een beroep doen op facturen, kosten van opleidingscentra en

begrotingen. Enkel economische aspecten kunnen hierbij een rol spelen 238. Morele redenen

worden dus uitgesloten.

Een voorbeeld

Voorgaande regels tonen aan dat de berekeningswijze van de opleidingsvergoeding niet altijd

even eenvoudig is. We zullen de concrete berekeningswijze dan ook trachten te verduidelijken

aan de hand van een voorbeeld. Jan, een Belgische jongen die graag voetballer wil worden, sluit

zich op 7-jarige leeftijd aan bij VK Ninove (categorie 4). Op zijn 14e verhuist hij van Ninove

naar de Engelse club Cambridge (categorie 3). Op zijn 18e wordt hij getransfereerd naar Real

Madrid, waar hij zijn eerste profcontract ondertekent. Madrid is wat te hoog gegrepen en op zijn

24ste keert hij terug naar SK Lierse (categorie 2). We zullen stap voor stap de

opleidingsvergoedingen bekijken die betaald moeten worden in dit voorbeeld.

- Transfer Ninove – Cambridge

Hiervoor moet er geen opleidingsvergoeding betaald worden, aangezien de speler zijn

amateurstatuut behoudt en dus nog nog geen profcontract ondertekent. Ninove

ontvangt door deze transfer niets.

- Transfer Cambridge – Real Madrid

Bij Real Madrid tekent de speler op zijn 18e verjaardag zijn eerste profcontract. Dat

impliceert dat Real opleidingsvergoeding zal moeten betalen aan de voorgaande clubs

en dat vanaf de leeftijd van 12 jaar.

Aan VK Ninove zullen twee opleidingsjaren betaald moeten worden, met name van

de leeftijd van 12 jaar tot 14 jaar. Van de leeftijd van 12 jaar tot 15 jaar worden altijd

238 S. ROSSMEISL, “(On)duidelijkheid omtrent opleidingsvergoedingen en solidariteitsbijdrage”, TvS&R 2009,

117.

Page 75: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

75

de bedragen van categorie vier gebruikt. Ninove zal dus 2 jaar aan 10 000 euro

ontvangen, voor een totaal van 20 000 euro.

Voor Cambridge is de situatie ingewikkelder. Cambridge moet een vergoeding

ontvangen voor vier opleidingsjaren. Het eerste jaar zal zij vergoed worden aan de

hand van het bedrag voor categorie vier, zijnde één jaar aan 10 000 euro. Voor de

overige drie jaren wordt het bedrag berekend aan de hand van de gemiddelde

trainingskosten van de twee clubs, aangezien Jan van een club uit een lagere naar een

club uit een hogere categorie verhuist. Dat komt neer op: 3 jaren aan 30 000 euro

(categorie 3) = 90 000 euro + 3 jaren aan 90 000 euro (categorie 1) = 270 000 euro.

Dat maakt een totaal van 360 000 euro. Hiervan nemen we het gemiddelde, dus dat

komt neer op een bedrag van 180 000 euro.

Opgeteld ontvangt Cambridge dus een bedrag van 190 000 euro (10 000 euro +

180 000 euro).

- Transfer Madrid – Lierse

Normaalgezien wordt het bedrag van de opleidingsvergoeding, wanneer de speler van

een club uit een hogere naar een club uit een lagere categorie verhuist, gebaseerd op

de trainingskosten van de club uit de lagere categorie.

In casu moet er echter geen opleidingsvergoeding betaald worden door Lierse, omdat

de transfer plaatsvindt na de leeftijd van 23 jaar.

Overigens moet nogmaals benadrukt worden dat clubs bij louter binnenlandse transfers niet

verplicht zijn een opleidingsvergoeding te betalen conform de FIFA-Regulations. Ajax

Amsterdam en Feyenoord zijn zo in het verleden opleidingsvergoedingen mislopen voor de

transfers van Steven Pienaar (van Everton naar Chelsea) en Michel Bastos (van Lille naar

Olympique Lyon) 239.

3.4.4 Analyse van het systeem van de opleidingsvergoeding

3.4.4.1 Mogelijke beperking van het vrije verkeer?

Als we de principes uitgesproken door het Hof in het arrest Bosman bekijken, merken we dat het

systeem van de opleidingsvergoeding voor jonge spelers mogelijk het principe van het vrije 239

http://www.ajaxfans.net/nieuws-7854_Pienaar-naar-Chelsea,-geen-opleidingsvergoeding.html

Page 76: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

76

verkeer, gewaarborgd door artikel 45 VWEU, schendt. Wanneer jonge spelers willen veranderen

naar een club uit een andere EU-lidstaat, zelfs op het einde van hun contract, dient er een

opleidingsvergoeding betaald te worden. Dat heeft ongetwijfeld zijn invloed wanneer spelers hun

contract dienen te ondertekenen bij hun nieuwe club. Wanneer clubs bijvoorbeeld enige twijfel

hebben omtrent de solvabiliteit van de nieuwe club van de speler, zullen zij mogelijk de transfer

blokkeren. Ontegensprekelijk is het feit dat er een extra som geld betaald moet worden voor een

jonge speler een mogelijke beperking 240.

In het arrest Bosman werd er reeds op gewezen dat bepalingen die een onderdaan van een

lidstaat beletten of ervan weerhouden zijn land van herkomst te verlaten om zijn recht van vrij

verkeer uit te oefenen, belemmeringen opleveren van die vrijheid 241. De regeling van de

opleidingsvergoeding zou wel eens een bepaling kunnen zijn die een belemmering oplevert. Op

het eerste gezicht lijkt artikel 45 VWEU in het gedrang. Maar we moeten opnieuw teruggrijpen

naar het Hof in het arrest Bosman. Het Hof erkende daarin reeds dat, gezien het grote

maatschappelijke belang van sport en specifiek het voetbal, de handhaving van een evenwicht

tussen de clubs door een zekere gelijkheid van kansen en de onzekerheid van de resultaten veilig

te stellen en de aanmoediging van de indienstneming en opleiding van jonge spelers, rechtmatige

doelstellingen zijn 242. Het hof gaf dus aan dat de opleiding van jonge spelers een mogelijke

rechtvaardigingsgrond kan uitmaken.

De grote vraag die zich dus stelt is of het systeem van de opleidingsvergoeding geschikt en

noodzakelijk is om het doel, het opleiden van jonge spelers, te bereiken 243. We gaan dus

bekijken of de nieuwe transferregels, met in het bijzonder de opleidingsvergoeding, de

“proportionaliteitstest” doorstaan. Deze test valt uiteen in twee delen, met name de

“geschiktheidstest” en de “noodzakelijkheidstest”.

240 R. BRANCO MARTINS, “Freedom of movement in relation to sport”, ISLJ 2007, 103.

241 HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur.,

1995, I-4921, r.o. 96. 242HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 106.

243 S. VAN DEN BOGAERT, Practical regulation of the mobility of sportsmen in the EU post Bosman, Den Haag,

Kluwer Law International, 2005, 242.

Page 77: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

77

3.4.4.2 De proportionaliteitstest

Bij het analyseren van het principe van de proportionaliteit kunnen we opnieuw niet voorbij aan

enkele principes, door het Hof naar voren gebracht, in het arrest Bosman 244. Daarnaast is er vrij

recent, op 16 maart 2010, een arrest geveld over het systeem van de opleidingsvergoeding, met

name het arrest Bernard 245. Het Hof herhaalde hier enkele principes van het arrest Bosman,

welke dan ook reeds in deze analyse aan bod zullen komen. Voor een uitgebreide analyse van het

arrest Bernard verwijs ik u naar het volgende deel in deze masterproef.

3.4.4.2.1 De geschiktheidstest

Zowel in het arrest Bosman als in het arrest Bernard heeft het Hof vastgesteld dat, gezien het

grote maatschappelijke belang van sport en inzonderheid van voetbal in de Europese Unie,

erkend moet worden dat de aanmoediging van de indienstneming en opleiding van jonge spelers

een legitieme doelstelling is om mogelijk het vrij verkeer van werknemers te beperken 246. Het

vooruitzicht een opleidingsvergoeding te ontvangen, kan de voetbalclubs aansporen op zoek te

gaan naar talent en jonge spelers op te leiden 247.

In het arrest Bosman was het Hof van oordeel dat het vooruitzicht een opleidingsvergoeding of

een andere gelijkaardige vergoeding te ontvangen, geen beslissende stimulans kan zijn om jonge

spelers in dienst te nemen, noch een geschikt middel is om deze activiteiten te financieren. Het

Hof zocht haar motivatie voor deze redenering in het feit dat de sportcarrière van jonge spelers

onmogelijk met zekerheid kan worden voorspeld en dat slechts een zeer beperkt deel van de

jonge talenten uiteindelijk hun sport als beroep zal uitoefenen. Aldus worden deze vergoedingen

volgens het Hof gekenmerkt door onzekerheid en toeval en staan zij in ieder geval los van de

reële kosten die de opleiding van zowel de toekomstige beroepsvoetballers als diegenen die nooit

244HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921. 245HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010. 246

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 106. HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 39. 247

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 108. HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 41.

Page 78: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

78

profvoetballers zullen worden, voor de clubs meebrengen 248. Het Hof wees er ook op dat deze

doelstellingen op zijn minst even doeltreffend kunnen worden verwezenlijkt met andere

middelen, die het vrije verkeer van werknemers niet belemmeren 249. In het arrest Bosman werd

er dus duidelijk verwezen naar alternatieven voor dergelijke vergoedingen.

In het arrest Bernard herhaalde het Hof dat de factor toeval een zeer grote rol speelt bij het

opleiden van jonge spelers 250. Het Hof oordeelde hier echter dat opleidingsclubs kunnen worden

ontmoedigd te investeren in de opleiding van jonge spelers indien zij de hiertoe gedane uitgaven

niet vergoed kunnen krijgen ingeval een speler bij afloop van zijn opleiding een contract als

beroepsspeler sluit met een andere club. Er wordt vermeld dat dat met name geldt voor kleine

opleidingsclubs waarvan de investeringen op lokaal niveau in de indienstneming en opleiding

van jonge spelers van groot belang zijn voor de vervulling van de sociale en educatieve functie

van sport 251. Belangrijk is dus dat het Hof er in het arrest Bosman nog zeker was dat dergelijke

vergoedingen geen beslissende stimulans zijn om jonge spelers op te leiden, terwijl ze er in het

arrest Bernard niet meer zo zeker van is of dat absoluut geen beslissende stimulans is. De

onzekerheid die de opleidingsvergoeding kenmerkt in het arrest Bosman, lijkt hier naar de

achtergrond verdwenen 252 .

Het gevolg van het arrest Bosman was dat de FIFA een nieuw transfersysteem uitwerkte met

respect voor de principes uitgesproken in het arrest Bosman. Het systeem van de

opleidingsvergoeding maakt hier deel van uit. Wanneer we het arrest Bosman en het arrest

Bernard samen bekijken, in combinatie met de conclusies van advocaten-generaal O. Lenz en

E. Sharpston, kunnen we een aantal voorwaarden afleiden waaraan de opleidingsvergoeding

moet voldoen. Het bedrag van de opleidingsvergoeding moet gebaseerd zijn op de werkelijke

kosten gemaakt voor de opleiding en mag niet onzeker zijn. De opleidingsvergoeding zou enkel

gevraagd mogen worden ingeval van een eerste transferovergang en ze moet proportioneel

248

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 109. 249

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 110. 250

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 42. 251

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 44. 252

C. CHENEVIERE, “Indemnités de formation des footballeurs: l’arrêt Olympique Lyonnais confirme-t-il la jurisprudence Bosman?”, JT 2010, 405.

Page 79: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

79

gereduceerd worden voor elk jaar dat de speler nog bij de opleidingsclub heeft gespeeld na het

voltooien van zijn opleiding.

We zullen hierna de verschillende elementen analyseren en bespreken. Opdat het systeem van de

opleidingsvergoeding de test van verenigbaarheid met het Europese recht zou doorstaan, moet

het bepaalde voorwaarden vervullen.

3.4.4.2.2 De opleidingsvergoeding moet gebaseerd zijn op de werkelijke kosten

Praktisch gezien was het vinden van een coherente manier om het bedrag van de

opleidingsvergoeding te berekenen, het moeilijkste probleem voor de FIFA bij het uitwerken van

de regeling van de opleidingsvergoeding in de FIFA-Regulations 253. Het bedrag moet gebaseerd

zijn op de actuele en werkelijke kosten gemaakt door de clubs voor de training en ontwikkeling

van jonge spelers. Dat principe kwam al naar voren in het arrest Bosman en werd bevestigd in

het recente arrest Bernard 254. Voor de nieuwe FIFA-Regulations van kracht werden, werd de

opleidingsvergoeding berekend aan de hand van het salaris van de speler in kwestie. Die

berekening werd echter afgewezen door advocaat-generaal Lenz en het Hof van Justitie. Vandaar

dat het salaris van de speler geen enkele rol mag spelen bij het berekenen van de

opleidingsvergoeding.

De FIFA heeft een regeling uitgewerkt waarbij alle clubs worden onderverdeeld in 4

verschillende categorieën, afhankelijk van hun financiële investeringen in de opleiding van jonge

spelers 255. Aangezien het onmogelijk is om voor elke speler apart een specifiek bedrag te

becijferen, maakt men gebruik van een vast bedrag per categorie, dat overeenstemt met de

gemiddelde uitgaven die noodzakelijk zijn om een speler van een club uit een bepaalde categorie

één jaar te trainen 256. Deze bepaling vormt een eerste probleem in verband met mogelijke

verenigbaarheid met het communautaire recht. Het Hof bepaalt immers dat een vergoeding

gebaseerd moet zijn op de werkelijk gemaakte kosten van opleiding, terwijl men in de FIFA-

Regulations werkt met vaste bedragen. De FIFA heeft dat systeem met vaste, fixe bedragen

253

S. VAN DEN BOGAERT, Practical regulation of the mobility of sportsmen in the EU post Bosman, Den Haag, Kluwer Law International, 2005, 249. 254

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 46. 255

Bijlage 4, artikel 4.1. FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players. 256

Bijlage 4, artikel 4.1. FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players.

Page 80: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

80

uitgewerkt omdat zij van oordeel is dat het onmogelijk is om per speler afzonderlijk telkens het

bedrag van de opleidingsvergoeding te berekenen. Dat argument lijkt twijfelachtig. Zeker voor

grote clubs is het vandaag de dag niet zo moeilijk om een volledige “kostenstaat” per speler bij te

houden 257. Zij beschikken over voldoende personeel en middelen om dat te doen. Kleinere clubs

kunnen dat argument mogelijk wel nog inroepen. Deze vaste bedragen kunnen dus eventueel wel

worden gebruikt voor spelers die door de kleinere clubs opgeleid zijn, hoewel het aangeraden is

deze vaste bedragen voor alle clubs te bannen 258. Clubs hebben wel de mogelijkheid om naar de

Dispute Resolution Chamber te stappen wanneer ze van oordeel zijn dat het bedrag van de

opleidingsvergoeding van een specifieke speler disproportioneel is. Enerzijds moet deze

mogelijkheid toegejuicht worden omdat het een mogelijkheid bevat om de vaste bedragen te

laten corrigeren door de DRC, maar anderzijds is het jammer dat het bedrag duidelijk

disproportioneel moet zijn vooraleer het kan voorgelegd worden aan de DRC 259.

Het vaste bedrag, zoals vastgelegd door de verschillende confederaties, moet nog eens worden

vermenigvuldigd met de zogenaamde spelersfactor, welke de verhouding weergeeft van het

aantal spelers dat getraind en opgeleid moet worden om één professionele speler te produceren 260. Dat betekent dat voor elke speler die uiteindelijk in de eerste ploeg terechtkomt en een

professionele speler wordt, er verschillende spelertjes zijn die diezelfde training en opleiding

zullen genieten, maar uiteindelijk nooit tot het beroepsvoetbal zullen toetreden. Over deze

zogenaamde spelersfactor is controverse ontstaan 261. De meningen van het Hof van Justitie en

advocaat-generaal Lenz in de zaak Bosman liepen niet parallel. Deze laatste was van mening dat

de vergoeding beperkt moest blijven tot het bedrag uitgegeven voor de training van een

individuele speler 262. Het Hof wees er echter op dat deze vergoedingen los staan van de reële

kosten die de opleiding van zowel toekomstige beroepsvoetballers als van degenen die nooit

257 R. PARRISH en S. MIETTINEN, The sporting exception in European Union Law, Den Haag, TMC Asser

Press, 2008, 177.

258 S. VAN DEN BOGAERT, Practical regulation of the mobility of sportsmen in the EU post Bosman, Den Haag,

Kluwer Law International, 2005, 257. 259

Bijlage 4, artikel 5.4. FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players. 260

Bijlage 4, artikel 4.1. FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players.

261 S. VAN DEN BOGAERT, Practical regulation of the mobility of sportsmen in the EU post Bosman, Den Haag,

Kluwer Law International, 2005, 257. 262

Conclusie van advocaat-generaal Lenz 20 september 1995 in de zaak C-415/93, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, Jur., 1995, I-4921, overweging 239.

Page 81: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

81

beroepsvoetballers zullen worden, voor de clubs meebrengen 263. Het Hof ging hiermee in tegen

de mening van advocaat-generaal Lenz, doordat zij van oordeel was dat de uitgaven, gemaakt

voor spelers die uiteindelijk geen professional worden, kunnen worden opgenomen in het bedrag

van de vergoeding dat betaald moet worden bij de transfer van een speler die het uiteindelijk wel

als beroepsspeler waarmaakt 264. De mening van het Hof lijkt hier de voorkeur te moeten

genieten. Wanneer de clubs het geld, uitgegeven voor minder getalenteerde spelers, uiteindelijk

nooit ergens kunnen recupereren, zullen zij opnieuw minder geneigd zijn om tijd en geld te

investeren in de jonge spelertjes, wat dus een aantasting van de essentie van jeugdopleiding

inhoudt. Het Hof herhaalde zijn eerdere zienswijze recent in het arrest Bernard. Het Hof zei

opnieuw dat er rekening gehouden moet worden met de kosten die de opleiding van zowel de

toekomstige beroepsspelers als degenen die nooit beroepsspeler zullen worden, voor de clubs

meebrengen 265. Het Hof bevestigde dus zijn mening uit het arrest Bosman en is dus van oordeel

dat deze zogenaamde spelersfactor geen inbreuk maakt op het communautaire recht.

Mogelijke problemen zouden ook kunnen ontstaan naar aanleiding van de specifieke regels

toegevoegd voor transfers binnen de EU/EER. Wanneer een speler verhuist van een club uit een

lagere naar een club uit een hogere categorie, zal de vergoeding gebaseerd worden op de

gemiddelde trainingskosten van de twee clubs 266. Deze bepaling impliceert dat de club uit de

hogere categorie een hoger bedrag zal moeten bepalen dan de club uit de lagere categorie in

principe uitgegeven heeft om de speler op te leiden. Het motief van deze regel moeten we zoeken

in het feit dat de FIFA een systeem van solidariteit tussen de twee clubs op poten wou zetten,

waarbij de rijkere club een grotere financiële inspanning moet leveren. Het bedrag van de

opleidingsvergoeding moet echter gebaseerd zijn op de werkelijke kosten, dus het was beter

geweest als de FIFA deze solidariteit op een andere manier in het leven had trachten te roepen 267. Wanneer een speler echter verhuist van een club uit een hogere naar een club uit een lagere

263

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 109.

264 S. VAN DEN BOGAERT, Practical regulation of the mobility of sportsmen in the EU post Bosman, Den Haag,

Kluwer Law International, 2005, 258. 265

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 45. 266

Bijlage 4, artikel 6.1. FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players.

267 S. VAN DEN BOGAERT, Practical regulation of the mobility of sportsmen in the EU post Bosman, Den Haag,

Kluwer Law International, 2005, 260.

Page 82: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

82

categorie, zal de vergoeding gebaseerd worden op de trainingskosten van de club uit de lagere

categorie 268. Deze bepaling lijkt niet problematisch in het licht van het communautaire recht.

3.4.4.2.3 De opleidingsvergoeding enkel verschuldigd bij eerste transfer of bij elke

transferovergang?

De FIFA-regels bepalen dat de opleidingsvergoeding verschuldigd is tot de leeftijd van 23 jaar

voor de training tot de leeftijd van 21 jaar 269. Deze vergoeding moet worden betaald elke keer

een speler van club verandert voor zijn 23ste verjaardag. Dat systeem gaat in tegen de mening

van advocaat-generaal Lenz. Volgens hem mag de opleidingsvergoeding slechts één maal

betaald worden en dat is op het moment dat de speler de eerste keer getransfereerd wordt van

zijn trainingsclub naar zijn nieuwe club 270. Het Hof sprak zich hierover in de zaak Bosman niet

uit en het is niet duidelijk in welke zin we dat moeten interpreteren. Advocaat-Generaal Lenz

baseerde zich op het Franse transfersysteem, waar een speler zijn eerste contract als

beroepsspeler moet ondertekenen bij de club die hem heeft opgeleid. In de andere landen van de

EU komt het echter zeer vaak voor dat een speler gedurende zijn jeugd meerdere malen van club

verandert, waardoor al deze clubs hun eigen bijdrage hebben geleverd aan de opleiding van de

speler. Bijgevolg is het aan te raden dat de regeling, zoals bepaald in de FIFA-Regulations, de

voorkeur krijgt 271. Zo zijn alle clubs verzekerd van het feit dat zij vergoed zullen worden voor

hun bijdrage aan de opleiding van de speler. Ook wanneer een speler een eerste maal van club

verandert, zullen zijn volgende ploegen aanspraak kunnen maken op een vergoeding. Met het

systeem van advocaat-generaal Lenz zouden niet alle clubs vergoed worden voor hun bijdrage.

Het Hof heeft over hierover vooralsnog geen uitspraak gedaan, maar de FIFA-Regulations lijken

op dat punt verenigbaar met het communautaire recht.

3.4.4.2.4 De opleidingsvergoeding moet proportioneel worden verminderd

De proportionele vermindering van de opleidingsvergoeding is ook toegevoegd door advocaat-

generaal Lenz in zijn conclusie bij het arrest Bosman. Volgens hem moet het bedrag van de 268

Bijlage 4, artikel 6.1. FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players. 269

Bijlage 4, artikel 1.1. FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players. 270

Conclusie van advocaat-generaal Lenz 20 september 1995 in de zaak C-415/93, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, Jur., 1995, I-4921, overweging 239.

271 S. VAN DEN BOGAERT, Practical regulation of the mobility of sportsmen in the EU post Bosman, Den Haag,

Kluwer Law International, 2005, 261.

Page 83: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

83

opleidingsvergoeding proportioneel worden verminderd voor elk jaar dat de speler nog bij zijn

club blijft, na het voltooien van zijn opleiding 272. Ook voor deze voorwaarde vond advocaat-

generaal Lenz zijn inspiratie in het Franse transfersysteem, waar voetballers verplicht zijn hun

eerste profcontract te ondertekenen bij hun club van opleiding. Hij meende dat de clubs tot het

ogenblik dat de speler dan uiteindelijk getransfereerd wordt, reeds kunnen genieten van de

investeringen die ze in de speler in kwestie gedaan hebben. Tenslotte is het leveren van

sportprestaties bij de eerste ploeg de belangrijkste taak van een speler, waardoor de club de

vruchten plukt van goede prestaties van de sporter. In de periode na het voltooien van de

opleiding tot het ogenblik van de transfer, brengt de speler immers rendement voor de club en

kan zij reeds een deel van haar inspanningen recupereren. Wel is zo een systeem van

proportionele vermindering op poten zetten niet eenvoudig en kan er ook geargumenteerd

worden dat een speler niet alleen na zijn opleidingsperiode, maar ook tijdens die periode reeds

rendement voor de club oplevert 273.

De FIFA-Regulations bevatten geen regeling van proportionele vermindering van de

opleidingsvergoeding voor elk jaar dat de speler na het voltooien van zijn opleiding nog bij zijn

club blijft. Er mag echter niet meteen besloten worden dat de FIFA-Regulations op dat punt

onverenigbaar zijn met het communautaire recht. Het Hof deed over deze voorwaarde immers

geen uitspraak. Opnieuw kan er geargumenteerd worden dat deze voorwaarde indruist tegen het

doel van de opleidingsvergoeding, namelijk het aanmoedigen van clubs om talentvolle spelertjes

te zoeken en op te leiden. Wanneer je de opleidingsvergoeding proportioneel gaat verminderen,

kan dat deze doelstelling in de weg staan. Om absolute zekerheid te hebben, zal het Hof zich

eerst moeten uitspreken, maar tot op heden lijkt deze voorwaarde, ook na het arrest Bernard,

geen beletsel om de FIFA-Regulations verenigbaar te achten met het communautaire recht.

3.4.4.2.5 De opleidingsvergoeding mag geen onzeker karakter hebben

Deze voorwaarde is de meest problematische om toe te passen. Het Hof was in de zaak Bosman

van oordeel dat de sportcarrière van jonge spelers onmogelijk met zekerheid kan voorspeld

worden aangezien slechts een klein aantal jonge spelers beroepsspeler zullen worden. Bijgevolg 272

Conclusie van advocaat-generaal Lenz 20 september 1995 in de zaak C-415/93, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, Jur., 1995, I-4921, overweging 239.

273 S. VAN DEN BOGAERT, Practical regulation of the mobility of sportsmen in the EU post Bosman, Den Haag,

Kluwer Law International, 2005, 262.

Page 84: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

84

oordeelde het Hof dat deze vergoedingen gekenmerkt worden door onzekerheid en dat het

vooruitzicht dergelijke vergoedingen te ontvangen, geen beslissende stimulans kan zijn om jonge

spelers in dienst te nemen, noch een geschikt middel om deze activiteiten te financieren, met

name niet voor kleine clubs 274. Zeker op dat laatste punt valt de mening van de Hof te bewisten 275. Ook al zijn mogelijke opbrengsten van uitgaande transfers onzeker, toch vormen ze een

belangrijke bron van inkomsten. Sommige clubs zijn zelfs voor een groot stuk afhankelijk van

uitgaande transfers. Bijgevolg kan het ook niet ontkend worden dat het vooruitzicht een

vergoeding te ontvangen voor vele clubs wel degelijk een beslissende motivatie is om te

investeren in de opleiding van jonge spelers, ook al is deze vergoeding dan nog onzeker op het

moment dat de clubs met de opleiding starten. Op dat punt ging het Hof dan ook wat uit de

bocht.

Het onzekere karakter is immers eigen aan het systeem van de opleidingsvergoeding. Het is net

onzeker of een talentvolle knaap ooit de stap zal kunnen zetten naar het beroepsvoetbal. Clubs

investeren in de jeugd, zonder er ooit zeker van te zijn dat de speler hen later iets zal opbrengen.

Vandaar dat de opleidingsvergoeding noodzakelijk is om hen te laten blijven investeren in de

jeugd. We moeten dus concluderen dat het onzekere karakter het systeem van de

opleidingvergoeding helemaal niet belemmert. Het is er integendeel eigen aan en overmijdelijk.

Deze voorwaarde lijkt dus zeer moeilijk houdbaar. Het Hof nam dan ook al wat gas terug in het

recente arrest Bernard, door te stellen dat clubs zouden kúnnen worden ontmoedigd te investeren

in de opleiding van jonge spelers, zonder ooit zeker te zijn dat zij hiervoor vergoed zullen

worden 276. Het Hof sprak zich dus niet rechtstreeks uit over deze voorwaarde, maar leek toch al

wat terug te komen op haar eerdere standpunt in het arrest Bosman. Mijns inziens staat deze

voorwaarde het systeem van de opleidingsvergoeding niet in de weg.

274

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 109.

275 S. VAN DEN BOGAERT, Practical regulation of the mobility of sportsmen in the EU post Bosman, Den Haag,

Kluwer Law International, 2005, 264. 276

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 44.

Page 85: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

85

3.4.4.2.6 De noodzakelijkheidstest

Na het doorlopen van de geschikheidstest, moeten we nog kijken of de FIFA-Regulations de

noodzakelijkheidstest kunnen doorstaan. We zullen met andere woorden nagaan of er geen

minder restrictieve middelen voorhanden zijn. Zowel in het arrest Bosman als in het arrest

Bernard wordt vermeld dat de maatregel geschikt moet zijn om de verwezenlijking van de

doelstelling te bereiken en niet verder mag gaan dan ter bereiking van deze doelstelling

noodzakelijk is 277. Wanneer er dus middelen voorhanden zijn die de doelstelling op dezelfde

manier kunnen verwezenijken en die minder impact hebben op het vrije verkeer van

werknemers, zal de proportionaliteitstoets niet doorstaan zijn.

In het arrest Bosman wees het Hof erop dat dezelfde doelstelling, het opleiden van de jeugd, op

zijn minst even doeltreffend kan worden verwezenlijkt met andere middelen, die het vrije

verkeer van werknemers niet belemmeren 278. Zelf gaf zij uiteraard geen alternatieven aan, maar

ze verwees naar de conclusie van advocaat-generaal Lenz. De voetbalfederaties hadden wel wat

ideeën, maar kwamen uiteindelijk nooit zelf met een valabel alternatief op de proppen.

Een eerste systeem dat als mogelijk alternatief naar voren zou kunnen worden geschoven is het

systeem dat een speler verplicht zijn eerste profcontract te tekenen bij de club waar hij zijn

opleiding genoten heeft 279. Dat bestond reeds in Frankrijk en heeft het voordeel dat de club van

opleiding de eerste vruchten plukt van de speler zijn professionele prestaties. Het systeem biedt

het voordeel dat het zeer overzichtelijk, duidelijk en werkbaar is, maar er kunnen ernstige vragen

bij gesteld worden. Dat systeem beperkt het vrije verkeer nog veel meer dan het huidige systeem

van de opleidingsvergoeding evetueel zou doen en is mijn inziens dan ook absoluut niet

aanvaardbaar als alternatief.

Een tweede mogelijk alternatief bestaat erin te werken met een centraal fonds. Dat systeem zou

erop neerkomen dat een bepaald deel van de inkomsten van verschillende clubs worden

277

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 104. HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 38. 278

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921, r.o. 110.

279 S. VAN DEN BOGAERT, Practical regulation of the mobility of sportsmen in the EU post Bosman, Den Haag,

Kluwer Law International, 2005, 269.

Page 86: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

86

doorgestort naar een centraal fonds, dat dan op zijn beurt de inkomsten herverdeelt tussen de

clubs, naargelang hun inspanningen bij het opleiden van jonge spelers 280. Uiteraard zullen de

bijdragen afhankelijk zijn van de inkomsten die de clubs verwerven. De grote clubs zullen meer

moeten bijdragen dan de kleine clubs, waardoor opnieuw een systeem van solidariteit ontstaat.

Dat alternatief werd al opgeworpen door advocaat-generaal Lenz in zijn besluiten 281. De

oplossing die hij naar voren schoof bestond erin de inkomsten van de clubs onder elkaar te

verdelen, aan de ene kant door een gedeelte van de recettes uit de verkoop van toegangsbiljetten

door te storten aan de bezoekers en aan de andere kant door de inkomsten uit de televisierechten

van de wedstrijden te verdelen volgens een vooraf vastgelegde sleutel 282.

Dat systeem biedt twee belangrijke voordelen 283. In de eerste plaats is de factor ‘onzekerheid’

niet aanwezig in dat systeem. Clubs zullen op voorhand zeker zijn dat zij voor hun inspanningen

vergoed zullen worden door het centraal fonds, waardoor zij deze inkomsten reeds kunnen

boeken. Ten tweede zal dat systeem zeker geen belemmering van het vrij verkeer opleveren,

waardoor er niet gevreesd moet worden voor onverenigbaarheid met het communautaire recht.

Dat systeem verdient zeker onze steun, maar er moet wel voor gewaakt worden dat de

doelstelling van het systeem, het opleiden van jonge spelers, niet verwaarloosd wordt. Clubs

hebben via dat systeem de zekerheid dat zij vergoed zullen worden, dus moet verzekerd worden

dat clubs dat geld effectief zullen investeren in de jeugdopleiding 284.

We moeten trouwens opmerken dat er in Nederland al sinds 1998 gewerkt wordt met een

systeem van poolvergoeding 285. De zogeheten pool is een door de KNVB in het leven geroepen

fonds dat dient om de opleidingskosten van een betaaldvoetbalorganisatie te vergoeden in het

geval van een overgang van een jeugdspeler in opleiding van een betaaldvoetbalorganisatie naar

280 S. WEATHERILL, European sports law: collected papers, Den Haag, Asser press, 2007, 79.

281 Conclusie van advocaat-generaal Lenz van 20 september 1995 in de zaak C-415/93, Union Royale Belge des

Sociétés de Football Association t. Bosman, Jur., 1995, I-4921, overweging 239.

282 M.-P. URBAIN, “Kijk op … de zaak Bosman”, Arbeidsblad 1996, 81.

283 S. VAN DEN BOGAERT, Practical regulation of the mobility of sportsmen in the EU post Bosman, Den Haag,

Kluwer Law International, 2005, 269.

284 S. VAN DEN BOGAERT, Practical regulation of the mobility of sportsmen in the EU post Bosman, Den Haag,

Kluwer Law International, 2005, 271.

285 S. ROSSMEISL, “(On)duidelijkheid omtrent opleidingsvergoedingen en solidariteitsbijdrage”, TvS&R 2009,

118.

Page 87: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

87

een andere betaaldvoetbalorganisatie. Enkel deze betaaldvoetbalorganisaties kunnen aanspraak

maken op een poolvergoeding.

Bovenstaand systeem lijkt een aanvaardbaar alternatief te zijn, maar toch weerhield dat het Hof

er niet van om hierover in het arrest Bernard geen uitspraak te doen. Het huidige systeem lijkt

aldus de proportionaliteitstest te hebben doorstaan en op korte termijn dienen dan ook geen

ingrijpende wijzigingen aan het systeem verwacht te worden.

3.4.4.2.7 Evaluatie

Bovenstaande analyse toont aan dat het systeem van de opleidingsvergoeding binnen de FIFA-

Regulations een zeer lovenswaardig doel nastreeft, maar ook enkele pijnpunten vertoont op het

vlak van verenigbaarheid met het communautaire recht. Op het eerste gezicht lijkt het huidige

systeem niet te voldoen aan alle voorwaarden die worden gesteld in de rechtsleer en rechtspraak

om de proportionaliteitstoets te doorstaan. Meteen moeten we echter opmerken dat het Hof zich

reeds in het arrest Bosman en zeker in het arrest Bernard vrij soepel heeft opgesteld met

betrekking tot de opleidingsvergoeding.

Op het vlak van geschiktheid moet het Hof zijn fiat nog geven met betrekking tot het gebruik van

vaste bedragen. Of deze vaste bedragen de geschiktheidstest zullen doorstaan, is zeer de vraag.

Het argument dat het onmogelijk is om voor elke speler afzonderlijk een kostenstaat bij te

houden, werd hierboven reeds weerlegd. De enige mogelijkheid is dat deze vaste bedragen in

praktijk dicht aanleunen bij de werkelijke kosten 286. Of dat momenteel het geval is, is hoogst

twijfelachtig. Je kan je de vraag stellen of de opleiding van een speler uit categorie 1 jaarlijks

effectief 90.000 euro kost. Mijns inziens liggen deze bedragen in de praktijk toch een stuk lager.

Ook zullen deze bedragen van land tot land verschillen. Het was misschien beter geweest

mochten de nationale federaties deze bedragen vastgelegd hebben 287.

Ook het feit dat de opleidingsvergoeding een onzeker karakter heeft, kan beletten dat de

opleidingsvergoeding een legitiem doel is om een belemmering van het vrij verkeer te

286 S. VAN DEN BOGAERT, Practical regulation of the mobility of sportsmen in the EU post Bosman, Den Haag,

Kluwer Law International, 2005, 267.

287 K. PIJETLOVIC, “Another classic of EU sports jurisprudence: legal implications of Olympique Lyonnais SASP

v Olivier Bernard and Newcastle UFC, ELRev. 2010, 867.

Page 88: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

88

rechtvaardigen. Zelfs al is het onzekere karakter inherent aan het systeem van de

opleidingsvergoeding, dan nog zal de geschiktheidstest niet doorstaan worden wanneer het Hof

echt vasthoudt aan deze voorwaarde. Vermits het Hof echter al wat gas terugnam en zich soepel

opstelde in het arrest Bernard, verwacht ik geen echte problemen met betrekking tot deze

voorwaarde.

In verband met de noodzakelijkheidstest valt op te merken dat er vast en zeker alternatieven

uitgewerkt kunnen worden. Zeker het systeem met een centraal fonds is op dat vlak een aanrader.

Uiteraard is de vraag of deze alternatieven minder restrictief zijn dan het huidige systeem. Het

Hof sprak in het arrest Bernard niet over alternatieven, dus dat is alleszins een positief

vooruitzicht voor de huidige regeling.

Het blijft dus wachten op een uitspraak van het Hof van Justitie over de verenigbaarheid met het

communautaire recht. In het arrest Bernard sprak het Hof zich zeker niet uit over alle

voorwaarden, maar de voortekenen zijn gunstig voor de FIFA. Het systeem van de

opleidingsvergoeding werd alvast niet onverenigbaar geacht met het communautaire recht. Het

arrest Bernard wordt hierna uitgebreid besproken.

3.4.5 Het arrest Bernard

3.4.5.1 Voorbeschouwing

Op 16 maart 2010 werd het arrest Bernard geveld 288. Het was voor het eerst sinds het befaamde

arrest Bosman 289 uit 1995 dat het Hof van Justitie zich nog eens verplicht zag een betwisting

over de financiële afwikkeling van een overgang van een voetballer naar een nieuwe club te

beslechten 290. Dit arrest pretendeerde een tweede Bosman te worden, maar uiteindelijk was de

impact ervan minder groot dan verwacht. Wel is het een zeer belangrijk arrest met betrekking tot

de opleidingsvergoeding en kan het de sportwereld dan ook niet onberoerd laten 291.

288

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010. 289

HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921. 290

S. VAN DEN BOGAERT, “De zaak Bernard: het Hof van Justitie laat opleidingsvergoedingen toe in het voetbal”, NTER 2010, 265. 291

L. WILLE, “Opleidingsvergoedingen: de valkuilen van het B-Arrest bis”, SupPORT 2010, 25-27.

Page 89: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

89

Met het arrest Bosman had het Hof van Justitie een einde gemaakt aan de toenmalige

transferregels op grond waarvan een club ook een transfervergoeding kon eisen wanneer een

speler einde contract was. Deze regels werden strijdig geacht met het vrije verkeer van

werknemers. Met het invoeren van de opleidingsvergoeding, zoals geregeld in de FIFA

Regulations on the Status en Transfer of Players, kwam er mogelijk een nieuw probleem op de

proppen. De vraag werd gesteld of dat systeem wel verenigbaar is met vrije verkeer van

werknemers en het was dan ook wachten tot het Hof van Justitie zich over dat systeem zou

buigen. In het arrest Bernard deed het Hof dat en het oordeel lijkt positief uit te draaien voor het

systeem van de opleidingsvergoeding.

3.4.5.2 De feiten en juridische achtergrond

Olivier Bernard was een talentvolle Franse voetballer, die in de loop van het jaar 1997 een

beloftecontract tekende bij Olympique Lyonnais voor de duur van drie seizoenen, dat inging op 1

juli van dat jaar 292.

De tewerkstelling van voetbalspelers in Frankrijk werd ten tijde van de feiten geregeld door het

Handvest van het beroepsvoetbal van de Franse voetbalbond (Chartre du football professionnel),

dat het karakter van een collectieve arbeidsovereenkomst had. Titel 3, hoofdstuk 4 van het

Handvest betrof de categorie “beloften”, dat wil zeggen spelers in de leeftijd van 16 tot 22 jaar

die als spelers in opleiding in dienst waren van een profclub op basis van een contract voor

bepaalde tijd 293. Artikel 23 van het Handvest verplichtte de speler van de categorie “beloften”,

wanneer de club die hem had opgeleid dit van hem verlangde, na afloop van zijn opleiding zijn

eerste contract als beroepsspeler bij deze club te tekenen 294.

Het Handvest bevatte geen regeling inzake schadeloosstelling wanneer de speler in kwestie, na

het voltooien van zijn opleiding, weigerde een contract als beroepsspeler bij deze club te

292

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 7. 293

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 3. 294

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 4.

Page 90: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

90

ondertekenen 295. In dat geval kon de opleidingsclub echter een vordering instellen tegen de

speler op basis van artikel L. 122-3-8 van het Franse arbeidswetboek, wegens de niet-nakoming

van de contractuele verplichtingen die voortvloeien uit artikel 23 van het Handvest, strekkende

tot veroordeling tot het betalen van een schadevergoeding door de speler 296. Beloften die een

contractvoorstel weigerden, mochten bovendien drie jaar lang ook geen contract ondertekenen

bij een andere Franse club.

Vóór het verstrijken van zijn driejarige contract bood Olympique Lyonnais Bernard een eenjarig

contract als beroepsspeler aan per 1 juli 2000 297. Bernard weigerde op dat voorstel in te gaan en

ondertekende in plaats daarvan een contract als beroepsspeler bij Newcastle UFC 298. Toen Lyon

dat te weten kwam, dagvaardde zij Bernard voor de Conseil de prud’hommes (rechterlijke

instantie voor arbeidsgeschillen), teneinde Bernard en Newcastle hoofdelijk te doen veroordelen

tot betaling van een schadevergoeding van 53 357,16 euro, het jaarsalaris dat Bernard bij Lyon

zou hebben verdiend indien hij bij hen het voorgestelde contract zou hebben ondertekend 299. In

eerste aanleg kreeg Lyon gelijk en werden Bernard en Newcastle hoofdelijk veroordeeld tot het

betalen van een schadevergoeding van 22 867, 35 euro 300. In beroep werd dat vonnis vernietigd.

Het Hof van Beroep van Lyon zag in artikel 23 van het Handvest een schending van het vrije

verkeer van werknemers 301. Hierop stelde Lyon cassatieberoep in. Het Hof van Cassatie was van

mening dat hoewel artikel 23 van het Handvest een jonge speler niet formeel verbood om een

contract als beroepsspeler te sluiten met een club uit een andere lidstaat, deze bepaling tot gevolg

had dat hij belet of ervan weerhouden werd een dergelijk contract te tekenen, voor zover de

schending van deze bepaling een veroordeling tot schadevergoeding met zich mee kon brengen

295

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 5. 296

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 6. 297

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 8. 298

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 9. 299

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 10. 300

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 11. 301

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 12.

Page 91: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

91

302. De verplichting waar het om gaat, verbiedt een speler niet om een contract met een

buitenlandse club te sluiten, maar kan hem ervan weerhouden doordat hem dat schadeplichtig

kan maken 303.

3.4.5.3 Prejudiciële vragen

Het Hof van Cassatie wees erop dat het hoofdgeding een probleem van uitlegging van artikel 45

VWEU deed rijzen, aangezien het de vraag opwerpt of een dergelijke beperking haar

rechtvaardiging kan vinden in de doelstelling om de indienstneming en opleiding van jonge

beroepsvoetballers aan te moedigen, die voortvloeit uit het arrest Bosman 304.

Het Hof van Cassatie schorste vervolgens de behandeling van de zaak en stelde volgende

prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie:

“1) Verzet het in artikel 45 VWEU neergelegde beginsel van het vrije verkeer van

werknemers zich tegen een bepaling van nationaal recht op grond waarvan een

speler van de categorie “beloften” die bij afloop van zijn opleidingsperiode een

contract als beroepsspeler tekent bij een club uit een andere lidstaat van de Europese

Unie, kan worden gelast schadevergoeding te betalen?

2) Zo ja, vormt de noodzaak om de indienstneming en opleiding van jonge

beroepsspelers aan te moedigen een legitieme doelstelling of een dwingende reden

van algemeen belang die een dergelijke beperking kan rechtvaardigen?”

3.4.5.4 Advies van advocaat-generaal E.Sharpston

Advocaat-generaal Sharpston is zorgvuldig te werk gegaan in haar advies bij het arrest Bernard.

Ze was zich voldoende bewust van de mogelijke implicaties en heeft geanticipeerd op mogelijke

gevoeligheden van de voetbalwereld. Het arrest-Bosman bracht toentertijd een storm van

verontwaardiging en kritiek met zich mee. Vandaag de dag wordt regelmatig nog met

302

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 14. 303

Conclusie van advocaat-generaal Sharpston van 16 juli 2009 in de zaak C-325/08, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, Jur., 2010, overweging 23. 304

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 15.

Page 92: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

92

beschuldigende vinger verwezen naar Bosman om allerlei problemen in het voetbal te verklaren.

Toenmalig advocaat-generaal Lenz ging voor velen in zijn conclusie een brug te ver. Het Hof

van Justitie en advocaat-generaal Sharpston zijn zich bewust van de gevoeligheid van deze

materie en zijn dan ook zorgvuldig te werk gegaan, teneinde een herhaling van het arrest Bosman

te vermijden 305. Het oordeel in de zaak Bernard is geveld door de Grote Kamer van het Hof van

Justitie en de Sloveense rechter Marko Ilesic, notoir sportspecialist, werd aangewezen als

rapporteur in deze zaak.

Advocaat-generaal Sharpston wijst meteen in haar conclusie op het feit dat clubs het niet graag

zien gebeuren dat hun beste jonge beloften, in wier opleiding zij veel hebben geïnvesteerd, door

andere clubs worden weggekaapt. Het economische en sportieve voortbestaan van kleine clubs

komt hierdoor in gevaar 306. Hiermee wijst zij op het grootste probleem voor kleinere clubs die

talentvolle spelertjes in hun rangen hebben.

Met betrekking tot de verenigbaarheid met artikel 45 VWEU is advocaat-generaal Sharpston

duidelijk. De regel die inhoudt dat een belofte na het voltooien van zijn opleiding zijn eerste

profcontract moet ondertekenen bij zijn club van opleiding, op straffe van verplichting tot

schadeloosstelling, wordt door artikel 45 VWEU uitgesloten.

In navolging van deze eerste conclusie merkt advocaat-generaal Sharpston ook op dat regels die

een transfer-, opleidings- of promotievergoeding tussen clubs voorschrijven bij de transfer van

een beroepsvoetballer, in beginsel een belemmering van het vrije verkeer van werknemers zijn 307. Ze wijst echter ook op mogelijke rechtvaardigingsgronden. Maatregelen die belemmeringen

opleveren, kunnen aan een verbod ontsnappen indien zij een rechtmatig, met het Verdrag

verenigbaar doel nastreven. Daarvoor moeten zij evenwel aan vier bijkomende voorwaarden

voldoen 308:

- ze moeten zonder discriminatie worden toegepast;

305 S. VAN DEN BOGAERT, “De zaak Bernard: het Hof van Justitie laat opleidingsvergoedingen toe in het

voetbal”, NTER 2010, 265. 306

Conclusie van advocaat-generaal Sharpston van 16 juli 2009 in de zaak C-325/08, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, Jur., 2010, overweging 1. 307

Conclusie van advocaat-generaal Sharpston van 16 juli 2009 in de zaak C-325/08, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, Jur., 2010, overweging 40. 308

Conclusie van advocaat-generaal Sharpston van 16 juli 2009 in de zaak C-325/08, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, Jur., 2010, overweging 44.

Page 93: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

93

- ze moeten hun rechtvaardiging vinden in dwingende redenen van algemeen belang;

- ze moeten geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te

waarborgen;

- ze mogen niet verder gaan dan nodig is voor het bereiken van dat doel.

Advocaat-generaal Sharpston zegt dat het vast staat dat de indienstneming en de opleiding van

jonge beroepsvoetballers een rechtmatig, met het Verdrag verenigbaar doel is 309. Ze verwijst

naar de zaak Bosman om nogmaals te benadrukken dat de sportcarrière van jonge spelers

onmogelijk met zekerheid kan worden voorspeld. Regels als de hier in het geding zijnde, vormen

derhalve wellicht geen beslissende stimulans voor clubs om jonge spelers in dienst te nemen en

op te leiden. Hierin volgt advocaat-generaal Sharpston de mening van advocaat-generaal Lenz in

de zaak Bosman. Maar, in tegenstelling tot Bosman, wijst Sharpston erop dat dergelijke regels

niettemin verzekeren dat clubs niet van het in dienst nemen en opleiden afzien door het

vooruitzicht dat hun investering in de opleiding aan een andere club toekomt, zonder enige vorm

van vergoeding. Het argument dat regels met die strekking in het algemeen belang

gerechtvaardigd zijn, lijkt dan ook plausibel volgens Sharpston 310. Dat laatste is een grote stap

voorwaarts in de redenering in vergelijking met het arrest Bosman. Het onzekere karakter van

opleidingsvergoeding lijkt niet langer een probleem, conform deze redenering 311.

Toch wijst advocaat-generaal Sharpston er ook op dat het moeilijker te aanvaarden is dat een

regel zoals die in deze procedure in het geding is, niet verder gaat dan voor dat doel noodzakelijk

is 312. Allen zijn het erover eens dat een maatregel die de club compenseert op een wijze die

evenredig is met de werkelijke opleidingskosten, geschikt en proportioneel is. Een vergoeding op

basis van verwachte verdiensten van de speler of op basis van de verwachte winst van de club is

echter niet aanvaardbaar 313.

309

Conclusie van advocaat-generaal Sharpston van 16 juli 2009 in de zaak C-325/08, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, Jur., 2010, overweging 45. 310

Conclusie van advocaat-generaal Sharpston van 16 juli 2009 in de zaak C-325/08, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, Jur., 2010, overweging 46.

311 F. HENDRICKX, “The Bernard-case and training compensation in professional football”, ELLJ 2010, 388.

312 Conclusie van advocaat-generaal Sharpston van 16 juli 2009 in de zaak C-325/08, Olympique Lyonnais SASP t.

Olivier Bernard en Newcastle UFC, Jur., 2010, overweging 49. 313

Conclusie van advocaat-generaal Sharpston van 16 juli 2009 in de zaak C-325/08, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, Jur., 2010, overweging 50.

Page 94: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

94

Advocaat-generaal Sharpston gaat verder akkoord met het feit dat het passend is dat een club die

een door een andere club opgeleide speler in dienst neemt, een vergoeding betaalt die gelijk is

aan een relevante proportie van de totale opleidingskosten van die andere club 314. Wanneer een

speler zijn opleiding heeft genoten bij meerdere clubs, is het duidelijk dat deze vergoeding

evenredig tussen de betrokken clubs moet worden verdeeld 315. Wat wel opvalt is de mening van

advocaat-generaal Sharpston met betrekking tot het feit dat de verplichting om een vergoeding te

betalen enkel op de nieuwe club zou rusten. Het lijkt haar niet onredelijk dat van de opgeleide

speler zelf wordt verlangd dat hij “het saldo in balans brengt” door als werknemer in dienst te

blijven, dan wel een vergoeding te betalen, indien de kosten van opleiding nog niet volledig zijn

gecompenseerd op het ogenblik dat zijn contract afloopt 316. Bovenstaande redenering is wel zeer

opvallend.

Advocaat-generaal Sharpston raadt het Hof dan ook aan om voorgelegde vragen als volgt te

beantwoorden 317:

“1) Het in artikel 45 VWEU neergelegde beginsel van het vrije verkeer van werknemers

verzet zich in beginsel tegen een bepaling van nationaal recht op grond waarvan een

voetbalspeler in opleiding die bij afloop van zijn opleidingsperiode een contract als

beroepsspeler tekent met een club uit een andere lidstaat, kan worden veroordeeld tot

betaling van een schadevergoeding.

2) De noodzaak om de indienstneming en de opleiding van jonge beroepsvoetballers aan te

moedigen, kan niettemin een dergelijke bepaling rechtvaardigen, mits het betrokken

bedrag is gebaseerd op de daadwerkelijk door de opleidingsclub gemaakte en/of door de

nieuwe club bespaarde opleidingskosten en, voor zover de vergoeding door de speler zelf

moet worden betaald, is beperkt tot de eventueel onbetaalde kosten van de individuele

opleiding.”

314

Conclusie van advocaat-generaal Sharpston van 16 juli 2009 in de zaak C-325/08, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, Jur., 2010, overweging 52. 315

Conclusie van advocaat-generaal Sharpston van 16 juli 2009 in de zaak C-325/08, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, Jur., 2010, overweging 53. 316

Conclusie van advocaat-generaal Sharpston van 16 juli 2009 in de zaak C-325/08, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, Jur., 2010, overweging 56. 317

Conclusie van advocaat-generaal Sharpston van 16 juli 2009 in de zaak C-325/08, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, Jur., 2010, overweging 63.

Page 95: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

95

3.4.5.5 Uitspraak van het Hof

Het arrest van het Hof van Justitie is zeer logisch opgebouwd. In het eerste deel onderzoekt het

Hof of er een beperking van het vrije verkeer van werknemers aanwezig is. In het tweede deel

van het arrest gaat het Hof na of deze beperking toelaatbaar is.

Het Hof wijst er in de eerste plaats nogmaals op dat, gelet op de doelstellingen van de Europese

Unie, sportbeoefening slechts onder het gemeenschapsrecht valt in zoverre zij een economische

activiteit vormt 318. Arbeid in loondienst van een beroepsvoetballer, in casu Bernard, valt

bijgevolg binnen de werkingssfeer van artikel 45 VWEU 319. Vervolgens bevestigt het Hof haar

eerdere rechtspraak met betrekking tot de horizontale rechtstreekse werking van artikel 45

VWEU. Dat artikel geldt niet alleen voor het optreden van de overheid, maar ook voor

bepalingen van andere aard die strekken tot collectieve regeling van arbeid in loondienst 320. Ten

slotte stelt het Hof vast dat een regeling, waarbij een speler uit de categorie “beloften” bij afloop

van zijn opleidingsperiode op straffe van schadevergoeding verplicht is zijn eerste contract als

beroepsspeler te sluiten met de club die hem heeft opgeleid, deze speler ervan kan weerhouden

zijn recht van vrij verkeer uit te oefenen 321. Dergelijke regeling belet de speler weliswaar niet

formeel een contract als beroepsspeler te tekenen bij een club uit een andere lidstaat, maar maakt

de uitoefening van vrije verkeersrecht minder aantrekkelijk 322. Het Hof komt dan ook tot de

conclusie dat deze regeling een beperking uitmaakt van het krachtens artikel 45 VWEU

gewaarborgde vrije verkeer van werknemers 323.

In het tweede deel van het arrest gaat het Hof van Justitie na of er sprake is van

rechtvaardigingsgronden die deze beperking toelaten. In de eerste plaats bevestigt het Hof dat,

gezien het grote maatschappelijke belang van sport en inzonderheid van voetbal in de Unie, moet

318

HvJ 12 december 1974, Walrave en Koch t. Union Cycliste Internationale, 36/74, Jur., 1974, 1405, r.o. 4.

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 27. 319

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 29. 320

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 30. 321

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 35. 322

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 36. 323

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 37.

Page 96: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

96

worden erkend dat de aanmoediging van de indienstneming en opleiding van jonge spelers een

legitieme doelstelling is 324. Verder verwijst het Hof naar artikel 165, lid 1, tweede alinea

VWEU. Hiermee wil het Hof beklemtonen dat er rekening moet worden gehouden met de

specifieke kenmerken van sport in het algemeen en voetbal in het bijzonder, alsook met de

sociale en educatieve functie ervan 325. Deze factoren moet men in acht nemen wanneer

beoordeeld wordt of het Franse systeem de geschiktheidstest doorstaat en niet verder gaat dan

nodig om het vooropgestelde doel te bereiken.

Vervolgens gaat het Hof door met de proportionaliteitstoets van het Franse systeem. Het Hof

doet hierbij een aantal belangrijke vaststellingen. Ten eerste bevestigt het Hof opnieuw dat het

vooruitzicht een opleidingsvergoeding te ontvangen, de voetbalclubs kan aansporen op zoek te

gaan naar talent en jonge spelers op te leiden 326. Ten tweede herhaalt het Hof dat de opbrengst

van de door de opleidende clubs verrichte investeringen wordt gekenmerkt door toeval. De reden

hiervoor vindt zij opnieuw in het feit dat slechts een deel van de opgeleide spelers uiteindelijk

beroepsvoetballer zullen worden 327. Ten derde meent het Hof dat de kosten van opleiding van de

opleiding van jonge spelers slechts gedeeltelijk gecompenseerd worden door de winst die de

opleidingsclub gedurende de opleidingsperiode uit deze spelers kan halen 328.Ten vierde geeft het

Hof aan dat opleidingsclubs zouden kunnen worden ontmoedigd te investeren in de opleiding

van jonge spelers indien zij de hiertoe gedane uitgaven niet vergoed konden krijgen ingeval een

speler bij afloop van zijn opleiding een contract als beroepsspeler sluit met een andere club. Dat

geldt volgens het Hof voor kleine clubs waarvan de investeringen op lokaal niveau in de

indienstneming en opleiding van jonge spelers van groot belang zijn voor de vervulling van de

sociale en educatieve functie van sport 329.

324

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 39. 325

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 40. 326

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 41. 327

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 42. 328

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 43. 329

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 44.

Page 97: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

97

Voorgaande vaststellingen doet het Hof tot de conclusie komen dat een regeling, waarbij in de

betaling van een opleidingsvergoeding wordt voorzien ingeval een jonge speler bij afloop van

zijn opleiding een contract als beroepsspeler tekent bij een andere club dan de club die hem heeft

opgeleid, in beginsel haar rechtvaardiging kan vinden in de doelstelling om de indienstneming en

opleiding van jonge spelers aan te moedigen. Een dergelijke regeling moet echter daadwerkelijk

geschikt zijn om deze doelstelling te verwezenlijken en moet hieraan evenredig zijn, rekening

houdend met de kosten die de opleiding van zowel de toekomstige beroepsspelers als degenen

die nooit beroepsspeler zullen worden, voor de clubs meebrengen 330.

Wanneer het Hof uiteindelijk overgaat tot toetsing van de zaak in kwestie, komt zij tot het

oordeel dat er in casu helemaal geen sprake is van de betaling van een opleidingsvergoeding,

maar wel van een schadevergoeding, waarvan het bedrag losstaat van de werkelijke

opleidingskosten die door Lyon gemaakt waren 331. Het bedrag werd immers niet berekend aan

de hand van de gemaakte opleidingskosten, maar wel door de berekening van de geleden schade.

Het op deze wijze eisen van een schadevergoeding biedt onvoldoende houvast met betrekking tot

de te ramen kosten 332. Het Hof van Justitie besluit dan ook dat de Franse betwiste regeling niet

noodzakelijk is om de verwezenlijking van deze doelstelling te waarborgen 333.

Het Hof verklaart dan ook voor recht 334:

Artikel 45 VWEU staat niet in de weg aan een regeling die, ter verwezenlijking van de

doelstelling om de indienstneming en opleiding van jonge spelers aan te moedigen, de

schadeloosstelling van de opleidingsclub waarborgt ingeval een jonge speler bij afloop van zijn

opleidingsperiode een contract als beroepsspeler tekent bij een club uit een andere lidstaat, mits

deze regeling geschikt is om de verwezenlijking van deze doelstelling te waarborgen en niet

verder gaat dan ter bereiking van deze doelstelling noodzakelijk is.

330

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 45. 331

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 46. 332

C. VAN DER WEIJDEN-ZEEVENHOOVEN en J. POTHARST, “Jurisprudentie. Europees recht. Grand Chamber 16 maart 2010”, Sport en Recht 2010, 116. 333

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 50. 334

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 51.

Page 98: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

98

Een regeling als die welke in het hoofdgeding aan de orde is, waarbij een speler van de categorie

“beloften”, die bij afloop van zijn opleidingsperiode een contract als beroepsspeler tekent bij een

club uit een andere lidstaat, kan worden gelast schadevergoeding te betalen waarvan het bedrag

losstaat van de werkelijke opleidingskosten, is niet noodzakelijk om de verwezenlijking van deze

doelstelling te waarborgen.

Met deze uitspraak kwam aan de Bernard Case een einde, in die zin dat de Franse regeling verder

ging dan noodzakelijk om het vooropgestelde doel te bereiken. Het arrest heeft echter ook

belangrijke implicaties in de praktijk en deze komen hierna aan bod.

3.4.5.6 Implicaties

Belangrijk is op te merken dat het Hof van Justitie hier eerder een beperkte uitspraak heeft

gedaan. Het Hof heeft een uitspraak gedaan over de toenmalige Franse tranferregels voor jonge

spelers. Het was van oordeel dat deze regels een inbreuk vormden op artikel 45 VWEU.

Ondertussen zijn de in het arrest betwiste regels niet meer van toepassing, omdat ze sinds 2001

vervangen zijn door de FIFA-Regulations on the Status and Transfer of Players. Indirect en

impliciet stond in deze zaak dan ook het voortbestaan van de huidige FIFA-regels over

opleidingsvergoedingen op het spel 335. Het Hof heeft zich echter niet rechtstreeks uitgesproken

over de verenigbaarheid van de FIFA-regels met het communautaire recht. Het bevestigde enkel

opnieuw dat het opleiden van de jeugd een rechtvaardigingsgrond kan zijn voor een beperking en

dat opleidingsvergoedingen in bepaalde gevallen aanvaardbaar kunnen zijn. Het liet dus na om

over de huidige FIFA-regeling met betrekking tot de opleidingsvergoeding uitspraak te doen. Dat

is uiteraard een gemiste kans. Een duidelijk oordeel van het Hof van Justitie had de

voetbalwereld heel wat speculaties kunnen besparen. We kunnen wel een aantal implicaties uit

het arrest afleiden, maar 100 procent zeker zijn we opnieuw niet. Het blijft dus nog steeds

wachten op een expliciet oordeel van het Hof van Justitie over de FIFA-Regulations.

335

S. VAN DEN BOGAERT, “De zaak Bernard: het Hof van Justitie laat opleidingsvergoedingen toe in het voetbal”, NTER 2010, 265.

Page 99: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

99

3.4.5.6.1 Opleidingsvergoeding in de FIFA-Regulations

De vraag die zich dus uiteindelijk stelt, is of we ons op basis van het oordeel van het Hof van

Justitie in het arrest Bernard een oordeel kunnen vormen over de verenigbaarheid van het huidige

systeem van opleidingsvergoedingen, zoals geregeld in de FIFA-Regulations, met het

communautaire recht en meer bepaald met het vrije verkeer van werknemers.

De regeringen van het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk zijn van oordeel dat de bepalingen van

de FIFA-Regulations verenigbaar zijn met het Europese recht van vrij verkeer van werknemers.

De Europese Commissie is dezelfde mening toegedaan. Dat is niet verwonderlijk vermits de

FIFA-Regulations tot stand kwamen nadat de Europese Commissie haar fiat gaf aan de nieuwe

regels 336. Deze partijen hebben het Hof van Justitie dan ook verzocht, expliciet of impliciet, de

FIFA-Regulations te sanctioneren. Advocaat-generaal Sharpston was echter van oordeel dat een

specifieke goedkeuring in de context van dit geval, waarin die regeling niet van toepassing was,

niet correct zou zijn. Wel wees ze erop dat een deel van haar overwegingen en van het Hof van

Justitie, interessant kunnen zijn wanneer er een specifiek onderzoek van de verenigbaarheid van

de FIFA-regels met het gemeenschapsrecht aan de orde is 337. Het Hof van Justitie heeft het

advies van advocaat-generaal Sharpston gevolgd en heeft dan ook geen expliciete uitspraak

gedaan over het huidige FIFA-systeem van opleidingsvergoedingen. Dat is uiteraard een

jammere zaak. Belangrijk is wel dat het Hof heeft vermeld dat een regeling waarbij in de

betaling van een opleidingsvergoeding wordt voorzien ingeval een jonge speler bij afloop van

zijn opleiding een contract als beroepsspeler tekent bij een andere club dan de club die hem heeft

opgeleid, in beginsel haar rechtvaardiging kan vinden in de doelstelling om de indienstneming en

opleiding van jonge spelers aan te moedigen. Daartoe is wel vereist dat een dergelijke regeling

daadwerkelijk geschikt is om deze doelstelling te bereiken. Ook vereist het Hof dat dergelijke

regeling evenredig moet zijn aan de doelstelling, rekening houdend met de kosten die de

opleiding van zowel toekomstige beroepsspelers als diegenen die nooit beroepsspeler zullen

336 S. VAN DEN BOGAERT, “De zaak Bernard: het Hof van Justitie laat opleidingsvergoedingen toe in het

voetbal”, NTER 2010, 269. 337

Conclusie van advocaat-generaal Sharpston van 16 juli 2009 in de zaak C-325/08, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, Jur., 2010, overweging 59-62.

Page 100: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

100

worden, voor de club meebrengen 338. Dat is een zeer belangrijke bemerking van het Hof, dat een

belangrijke implicatie met zich meebrengt. Wanneer aan deze twee voorwaarden voldaan wordt,

zet het Hof de deur open voor een mogelijke regeling omtrent opleidingsvergoedingen.

Hoewel niet met 100 procent zekerheid te stellen, is de algemene overtuiging na het arrest

Bernard dat het systeem van de opleidingsvergoeding, zoals geregeld in de FIFA-Regulations,

verenigbaar is met het communautaire recht 339. Het systeem lijkt de houdbaarheidstoets te

hebben doorstaan. Het Hof van Justitie lijkt dus, impliciet, akkoord te gaan met de huidige

regeling van opleidingsvergoedingen in het Europese voetbal. Dat is een zeer belangrijk signaal

voor de FIFA, dat zich dus niet hoeft ongerust te maken. Ook clubleiders kunnen voorlopig op

hun beide oren slapen.

3.4.5.6.2 Kanttekeningen

Het Hof van Justitie bepaalt in het arrest enerzijds dat bij het berekenen van de vergoeding niet

alleen rekening moet worden gehouden met de werkelijke kosten die verbonden zijn aan de

opleiding van die ene speler. Het is onduidelijk hoe ver men hierin mag gaan. Anderzijds zegt

het Hof dat een schadevergoeding waarvan het bedrag losstaat van de werkelijke

opleidingskosten, verder gaat dan noodzakelijk om het vooropgestelde doel te bereiken 340.

Wanneer we deze twee bemerkingen samenvoegen, komen we tot de vaststelling dat een

opleidingsvergoeding meer mag bedragen dan de werkelijke opleidingskosten van één speler,

maar er ook niet geheel mag van losstaan 341. Wanneer we dat toetsen aan de hoogte van de

bedragen die voor opleiding betaald moeten worden, komen we tot een mogelijk probleem. De

maximale opleidingsvergoeding binnen de EU/EER bedraagt 580 000 euro (Een opleiding

bedraagt maximaal 10 jaar. De eerste vier jaar worden altijd volgens categorie 4 berekend. Als

de resterende 6 jaar berekend worden volgens categorie 1, levert dit de volgende

338

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 51. 339

S. WEATHERILL, “The Olivier Bernard case: how, if at all, to fix compensation for training young players?”, ISLJ 2010, 5. 340

HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-325/08, Jur., 2010, r.o. 50. 341

S. VAN DEN BOGAERT, “De zaak Bernard: het Hof van Justitie laat opleidingsvergoedingen toe in het voetbal”, NTER 2010, 270.

Page 101: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

101

opleidingsvergoeding op: 4 (jaar) x 10000 euro (categorie 4) + 6 (jaar) x 90000 euro (categorie

1) = 580.000 euro. Dat is geen hoog bedrag voor de rijke clubs, maar voor vele van onze

eersteklasseclubs is dat een niet onaardig bedrag. Voor vele spelers wordt zelfs geen

transferbedrag van deze hoogte betaald. Ook is het maar de vraag of deze bedragen werkelijk

overeenkomen met de kosten die worden gemaakt om een speler één jaar op te leiden. De hoogte

van de bedragen zou dus wel eens een mogelijk probleem kunnen opleveren bij een

uitdrukkelijke toetsing van de huidige regels door het Hof, hoewel de meeste rechtsleer verwacht

dat de toetsing slechts marginaal zal zijn en dat de FIFA-Regulations de toetsing met succes

zullen doorstaan.

Het feit dat het arrest de deur openzet voor legitieme, doelmatige, evenredige

opleidingsvergoedingen is positief, maar voorzichtigheid blijft wel geboden. Het arrest Bernard

behandelt niet de problematiek van de niet-betaalde legitieme opleidingsvergoedingen 342. De

vraag stelt zich wat de impact zal zijn wanneer er een verplicht te betalen opleidingsvergoeding

niet betaald wordt. Transfers van talentvolle spelers zullen op die manier geblokkeerd kunnen

worden. Adovocaat-generaal Sharpston maakte wel de bedenking dat het haar niet onredelijk

lijkt dat ook van de opgeleide speler zelf kan worden verlangd dat hij het bedrag betaalt, maar

het Hof ging hier niet op in 343. Voorlopig lijkt het er dus nog steeds op dat de betaalverplichting

zal rusten op de nieuwe club. Overigens kan je je ook meteen de bedenking maken hoe die

talentvolle speler zelf ooit dergelijke bedragen op tafel zou kunnen leggen. De jonge speler zal

dus nog altijd afhankelijk zijn van het feit of zijn nieuwe club de opleidingsvergoeding kan en

wil betalen. Het in het arrest ingeschreven principe van legitieme opleidingsvergoedingen mag

geen vrijgeleide worden om sportcarrières te blokkeren met disputen omtrent die vergoedingen.

Het arrest Bosman werd ten onrechte beschouwd als de doodsteek voor de jeugdopleidingen. Het

arrest Bernard zet het licht op groen voor opleidingsvergoedingen, maar dreigt bij een

ongelimiteerd interpreteren ervan, het zwaard van Damocles te worden boven de

342 L. WILLE, “Opleidingsvergoedingen: de valkuilen van het B-Arrest bis”, SupPORT 2010, 27.

343 Conclusie van advocaat-generaal Sharpston van 16 juli 2009 in de zaak C-325/08, Olympique Lyonnais SASP t.

Olivier Bernard en Newcastle UFC, Jur., 2010, overweging 56.

Page 102: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

102

vrijheidsregelingen 344. De hoogte van de bedragen van de opleidingsvergoeding, blijft het

zwakke punt in de huidige regeling. Voorzichtigheid blijft dus geboden.

3.4.5.6.3 Uitbreiding naar andere sporten

Het toepassingsgebied van het arrest Bernard dient niet beperkt te worden tot voetbal, aangezien

ook andere sporten een educatieve en sociale functie vervullen. Ook in andere sporten is de deur

voor opleidingsvergoedingen definitief geopend. De voorwaarden zoals geformuleerd door het

Hof, zullen echter gerespecteerd moeten worden. Het staat de verschillende sportfederaties dan

ook vrij een eigen regeling omtrent opleidingsvergoedingen op poten te zetten. De vraag zal

misschien wel zijn of het Hof van Justitie naar andere sporten toe even verdraagzaam zal zijn als

ze zich ten opzichte van het voetbal heeft opgesteld.

Om het principe, zoals geformuleerd in het arrest Bernard, te implementeren en alle verwarring

te vermijden, dringt zich misschien wel een wijziging van het decreet van de niet-professionele

sportbeoefenaar op 345. Strikt genomen kan de sportwereld via artikel 3,§3 van het decreet

voorzien in interne reglementen met bepalingen omtrent de opleiding en de financiering van deze

opleiding voor zover niet in strijd met de vrijheidsregeling gewaarborgd door het decreet. Het

decreet verbiedt evenwel uitdrukkelijk de betaling van enige vergoeding onder welke vorm of

benaming dan ook. Bijgevolg is een wijziging van het decreet aan te raden, wil men het arrest

Bernard in Vlaanderen volledig implementeren 346.

3.4.5.7 Evaluatie

Het Hof van Justitie heeft zich in de zaak Bernard niet uitgesproken over de vraag of de huidige

FIFA-regels over opleidingsvergoedingen verenigbaar zijn met het Europese recht. De meesten

komen bij de interpretatie van het arrest tot de conclusie dat de regels wel degelijk conform het

communautaire recht zijn, maar 100 procent zeker is dat niet.

344 L. WILLE, “Opleidingsvergoedingen: de valkuilen van het B-Arrest bis”, SupPORT 2010, 27.

345 Decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar, BS 12 september

1996. 346

L. WILLE, “Opleidingsvergoedingen: de valkuilen van het B-Arrest bis”, SupPORT 2010, 27.

Page 103: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

103

Wanneer we de FIFA-regels omtrent de opleidingsvergoedingen toetsen aan de hiervoor

besproken voorwaarden van geschiktheid en noodzakelijkheid, komen we tot de conclusie dat

het huidige systeem op zijn zachtst gezegd niet aan alle voorwaarden voldoet. Zowel op het vlak

van geschiktheid als noodzakelijkheid hebben we reeds gewezen op mogelijke conflicten met het

communautaire recht. De hoogte van de bedragen van de opleidingsvergoeding vormen

waarschijnlijk nog het grootste probleem. Aan de vereiste van proportionaliteit is mijn inziens

niet voldaan. Wanneer het Hof van Justitie deze voorwaarden strikt zou toepassen, moeten we

eigenlijk durven te concluderen dat het huidige systeem de houdbaarheidstoets nooit zou

doorstaan.

Uit de uit het arrest naar voren gekomen principes, zoals geformuleerd door het Hof, blijkt echter

eerder het tegenovergestelde. Het Hof lijkt de FIFA-regels wel verenigbaar met het Europese

recht te achten. Veel zal ook afhangen van de mate van toetsing door het Hof van Justitie in een

concreet geschil. Gezien de beperkte bevoegdheid van de EU in sportzaken, de bij wijlen

gespannen verhouding tussen de sportwereld en de EU en de grote maatschappelijke invloed van

de (voetbal)sportwereld, is de verwachting dat die toetsing slechts marginaal zal zijn 347. Om te

besluiten kunnen we stellen dat de voortekenen onmiskenbaar gunstig zijn voor het thans

wereldwijd geldende systeem van opleidingsvergoedingen ingeval van een internationale transfer

van een jonge speler, maar volstrekte zekerheid bestaat hierover vooralsnog niet 348. Het blijft

dus wachten op een expliciete uitspraak van het Hof van Justitie.

3.5 Het solidariteitsmechanisme

De FIFA heeft bij het opstellen van de FIFA-Regulations een solidariteitsmechanisme gecreëerd,

dat als het ware een uitloper van de opleidingsvergoeding is. Beide zijn gebaseerd op solidariteit

en dienen hetzelfde doel, namelijk de vorming en opleiding van jeugdspelers 349. In deze

347 S. VAN DEN BOGAERT, “De zaak Bernard: het Hof van Justitie laat opleidingsvergoedingen toe in het

voetbal”, NTER 2010, 271. 348

J-C. DROLET, “Extra time: are the new FIFA transfer rules doomed?” in R. PARRISH en S. GARDINER (eds.), EU, Sports Law and Policy: regulation, re-regulation and representation, Den Haag, TMC Asser press, 2009, 183. 349

L. HALGREEN, European sports law: a comparative analysis of the European and American models of sport, Kopenhagen, Thomson, 2004, 236.

Page 104: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

104

masterproef gaan we hier niet dieper op in, maar voor de volledigheid vermelden we wel kort de

regeling.

Het mechanisme is eigenlijk de veruitwendiging van een praktijk die sinds jaar en dag bestaat en

de laatste tijd nog aan populariteit wint. Clubs bedingen bij een transfer vaak reeds een

percentage op de latere doorverkoop van de speler in kwestie door zijn nieuwe club 350. Wanneer

we bijvoorbeeld een talentvolle speler in België hebben, gaat zijn club hem laten vertrekken naar

een subtopper in een hoger aangeschreven competitie, mits het bedingen van een percentage op

de transfersom bij een eventuele latere doorverkoop. Wanneer de speler dan uiteindelijk het

geluk heeft getransfereerd te worden naar een echte topclub, voor een nog hoger transferbedrag

dan bij de eerste overgang, incasseert zijn oorspronkelijke club opnieuw een deel van de

transfersom. Dat is een onderhandelingstruc die in de hedendaagse transferwereld zeer veel

gebruikt wordt.

Het mechanisme houdt in dat, wanneer een beroepsvoetballer wordt getransfereerd naar een

nieuwe club vóór het aflopen van zijn contract bij zijn oude club, alle clubs die hebben

bijgedragen aan zijn vorming en opleiding tussen de leeftijd van 12 en 23 jaar, een deel van de

transfervergoeding ontvangen 351. Vijf procent van de totale transfersom zal evenredig verdeeld

moeten worden tussen alle opleidingsclubs. Hoe die evenredige verdeling en de betaling precies

gebeurt, staat duidelijk omschreven in bijlage vijf van de FIFA Regulations on the Status and

Transfer of Players.

Het grote verschil met de opleidingsvergoeding zit hem in het feit dat aan de solidariteitsbijdrage

geen leeftijdsvereiste is gekoppeld. Daar waar de opleidingsvergoeding niet meer betaald moet

worden na de leeftijd van 23 jaar, moet de solidariteitsbijdrage iedere keer betaald worden bij

een transfer vóór het aflopen van het contract en dat tot het einde van de carrière van de speler.

De solidariteitsbijdrage is wel alleen verschuldigd bij een transfer tijdens de duurtijd van het

I. BLACKSHAW en B. KOLEV, “The case against the applicability of the FIFA solidarity mechanism only to international transfers: irregularity of solidarity or solidarity in the irregularity”, ISLJ 2009, 12. 350

L. HALGREEN, European sports law: a comparative analysis of the European and American models of sport, Kopenhagen, Thomson, 2004, 236-237. 351

Artikel 21 FIFA Regulations on the Status and Transfer of Players

Page 105: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

105

contract. De opleidingsvergoeding daarentegen dient ook betaald te worden wanneer een speler

aan het einde van zijn contract van club verandert.

3.6 De opleidingsvergoeding in het basketbal

Bij de alternatieven voor het huidige FIFA-systeem van opleidingsvergoedingen merkten we

reeds op dat werken via een centraal fonds mogelijk een zeer interessante optie is. In het

basketbal zien we dat een dergelijk systeem van kracht is binnen de Vlaamse Basketballiga.

Omdat zo’n regeling heel wat voordelen heeft, gaan we het even van naderbij bekijken.

3.6.1 Situering

Het systeem om te werken met een centraal jeugdfonds was eveneens een antwoord op het

befaamde arrest Bosman. In het arrest Bosman kwam naar voren dat opleidingsvergoedingen

toegelaten kunnen zijn, mits gebaseerd op de werkelijke kosten en niet verder gaand dan

noodzakelijk om de doelstelling te bereiken. In de nasleep van Bosman heeft men dan binnen het

basketbal het systeem van het jeugdfonds ontwikkeld. In het begin gebruikte men dat binnen de

schoot van de Koninklijke Belgische Basketbalbond, maar sinds 2003 wordt het geregeld binnen

de Vlaamse Basketballiga. Het doel was om solidariteit te creëeren tussen zij die opleiding geven

en zij die de opleiding genieten 352.

3.6.2 De regeling

De algemene principes van het Jeugdfonds worden uiteengezet in artikel 518 van het

Huishoudelijk Reglement van de Vlaamse Basketballiga 353. Via een collectieve bijdrage van de

clubs wordt een Jeugdfonds binnen de Vlaamse Basketballiga opgericht. Hiervoor storten alle

clubs, aangesloten bij de Vlaamse Basketballiga, een jaarlijkse forfaitaire bijdrage in functie van

de afdeling waarbinnen het seniorenteam actief is. Afhankelijk dus van de reeks waarin de eerste

ploeg speelt, wordt bepaald welke bijdrage een club moet leveren. Dat bedrag varieert van 284

euro per jaar (laagste niveau dames) tot 38 144 euro (topklasse heren). Alles samen wordt er zo

352 K. UMANS, “Jeugdfonds”, Verslag bij hoorzitting Vlaams Parlement op 11/12/2003.

353 Te raadplegen via: http://www.vlaamsebasketballiga.be/huishoudelijkreglement

Page 106: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

106

jaarlijks, alle bijdragen van alle clubs samengeteld, 1 250 000 euro bijeengehaald binnen het

Jeugdfonds.

Van dat bedrag wordt in totaal +/- 1 050 000 euro opnieuw uitgekeerd aan de clubs. De rest van

dat bedrag wordt gebruikt om de werkingskosten van het Jeugdfonds te dekken. Clubs krijgen

bedragen, in de vorm van subsidies, uitgekeerd op basis van kwantiteit en kwaliteit. Kwantiteit

houdt in dat men subsidies ontvangt op basis van het aantal jeugdploegen. Kwaliteit houdt in dat

men subsidies ontvangt op basis van de opleiding van een individuele speler. De subsidie per

jeugdploeg wordt forfaitair bepaald. De ploegen moeten wel een volledig kampioenschap hebben

beëindigd, vooraleer de clubs de subsidie kunnen ontvangen. De subsidie voor de vorming van

de speler daarentegen is wel variabel.

Het feit dat men subsidies gaat uitkeren voor een individuele speler die bij een club zijn

opleiding heeft gekregen, impliceert dat men een volledige historiek van de jeugdopleiding van

elke individuele speler moet bijhouden binnen de Vlaamse Basketballiga. Een club wordt

vergoed voor elke speler die vanaf de datum van aansluiting bij hen is opgeleid. Vaak beginnen

spelertjes te spelen op 6-jarige leeftijd. Die opleidingsperiode loopt in het basketbal tot de

leeftijd van 18 jaar. Ook werkt men met opleidingscoëfficiënten. Dat betekent dat de

pond/pondsgewijze verdeling rekening zal houden met een hogere subsidie voor de eerste jaren

van de opleiding door er respectievelijk 4, 3 en 2 punten aan toe te kennen. Dat betekent dat een

club voor het eerste jaar opleiding van een speler 4 punten krijgt, voor het tweede jaar 3 punten

en voor het derde jaar 2 punten. Alle volgende jaren (tot de leeftijd van 18) tellen telkens voor 1

punt. Vereist is ook dat de speler voor wie de club een subsidie kan krijgen, minimaal aan 10

wedstrijden dat jaar heeft deelgenomen. Een speler moet dus minstens 10 vermeldingen op het

wedstrijdblad hebben en dat in nationale, landelijke afdeling (heren en dames) en eerste

provinciale van de heren. Wanneer een speler op lager niveau speelt, kan de opleidingsclub geen

subsidie meer ontvangen voor de speler in kwestie 354.

Omdat bovenstaande regeling ietwat ingewikkeld lijkt, zal ik ze verduidelijken aan de hand van

een concreet voorbeeld.

354

Artikel 518, B.1. van het Huishoudelijk Reglement van de Vlaamse Basketballiga

Page 107: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

107

Praktijkvoorbeeld

Het aantal jeugdteams die in het seizoen 2010-2011 in Vlaanderen de jeugdcompetitie

beëindigden bedraagt 1611. Dat betekent dat de clubs voor al deze jeugdteams een forfaitaire

bijdrage ontvangen. Dat is de kwantitatieve jeugdsubsidie.

Een voorbeeld van de kwalitatieve jeugdsubsidie kunnen we geven aan de hand van de Belgische

topbasketballer Sam Van Rossem. In het seizoen 2006-2007 speelde hij bij de Belgische

eersteklasser Telindus Oostende. Het bedrag dat je toen als club voor een speler uit de eerste

nationale van de heren ontving was 4417,77 euro. Dat bedrag moest evenredig verdeeld worden

onder alle opleidingsclubs. Het bedrag wordt verdeeld op een schaal van 19 punten (leeftijd van

6 jaar = 4 punten, 7 jaar = 3 punten, 8 jaar = 3 punten, vanaf 9 jaar elk jaar goed voor 1 punt, tot

de leeftijd van 18. Totaal = 19 punten). Optima Gent, waar Van Rossem speelde van 1995 tot

2001 kreeg 16/19 van dat bedrag, goed voor 3720,23 euro. Black Bears Gent, waar Van Rossem

actief was in het seizoen 2001-2002, kreeg 1/19, goed voor 232,51 euro. BBC Latem De Pinte,

waar van Rossem speelde van 2002 tot 2005 kreeg 2/19, goed voor 465,03 euro 355.

Vandaag de dag ontvangen clubs voor een speler uit de eerste nationale herencompetitie jaarlijks

een bedrag van 4959,34 euro. Voor een speler uit de eerste provinciale herencompetitie, de

laagste club waar een speler mag spelen om voor hem nog subsidies te krijgen, ontvangen ze

181,86 euro. Deze bedragen moeten dan evenredig verdeeld worden tussen de verschillende

clubs die hebben bijgedragen tot de opleiding van de speler tot de leeftijd van 18 jaar. Clubs

hebben jaarlijks recht op deze bedragen, tot het einde van de carrière van de speler, tenminste tot

zolang deze speler bij een Vlaamse club actief is.

3.6.3 Voordelen van het systeem

Het systeem van het Jeugdfonds promoot absoluut de jeugdopleiding binnen het basketbal.

Zowel op basis van kwantiteit als kwaliteit worden er subsidies uitgekeerd. Dat inspireert de

clubs om te investeren op beide vlakken. Een goede jeugdwerking rendeert zowel op het

sportieve vlak, denken we maar aan de spelers die kunnen doorstromen naar de eerste ploeg, als

355

Met dank aan de heer K. VERSPECHT, boekhouder bij de Vlaamse Basketballiga, voor de mondelinge toelichting bij de regeling van het Jeugdfonds.

Page 108: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

108

op het financiële vlak. Hoe meer de clubs investeren in de vorming en opleiding van

jeugdspelers, hoe meer subsidies ze uitgekeerd krijgen. Sommige clubs krijgen zelfs meer

subsidies uitgekeerd dan ze jaarlijks moeten bijdragen. Dat komt neer op een nettowinst . Clubs

die anderzijds geen of een slechte jeugdwerking etaleren, compenseren door hun jaarlijkse

bijdragen nog steeds het goede werk van de andere clubs 356.

Een ander niet te onderschatten voordeel is dat de factor onzekerheid bij een systeem waarbij

men werkt met een centraal fonds, niet aanwezig is 357. Clubs weten op voorhand welk bedrag zij

jaarlijks zullen moeten bijdragen om het fonds te spijzen. Dat bedrag varieert van 284 euro tot

38 144 euro per jaar, waardoor er een goed systeem van solidariteit ontstaat. De grote clubs

dragen meer bij dan de kleine clubs. Ook kunnen de clubs, mits enige inspanning, berekenen

hoeveel kwantitatieve en kwalitatieve subsidies zij zullen ontvangen. De kwantitatieve subsidies

zijn gemakkelijk te berekenen, voor de kwalitatieve is het iets moeilijker. Clubs moeten bekijken

waar de spelers die zij ooit opgeleid hebben nu spelen en zo kennen zij het bedrag dat jaarlijks

voor hen wordt uitgekeerd door het Jeugdfonds. Wanneer ze dan toepassing maken van de

evenredige verdeling, kunnen zij precies het bedrag bepalen dat zij zullen ontvangen voor de

speler in kwestie. Op die manier kunnen clubs perfect afleiden hoeveel inkomsten zij uit het

Jeugdfonds kunnen genereren. Overigens wordt de hele historiek van de spelers perfect

bijgehouden via een computersysteem binnen de Vlaamse Basketballiga.

Bijkomend kan het systeem van het centraal Jeugdfonds eigenlijk nooit een probleem opleveren

met betrekking tot het vrije verkeer van werknemers. Het is niet zo dat er bijdragen moeten

worden betaald wanneer een speler getransfereerd wordt. Clubs betalen gewoon elk jaar een

forfaitaire bijdrage aan het Jeugdfonds, los van enige speler. Op die manier kan het systeem

nooit een transfer blokkeren. Een jonge, talentvolle speler kan nooit een transfer ontzegd worden

omwille van de opleidingsvergoeding. Dat is in het FIFA-systeem wel even anders. Clubs zullen

er in het basketbal daarentegen belang bij hebben dat een speler die bij hen opgeleid is, een hoog

niveau haalt. Hoe hoger de speler speelt, hoe hoger immers de subsidies.

356 K. UMANS, “Jeugdfonds”, Verslag bij hoorzitting Vlaams Parlement op 11/12/2003.

357 S. VAN DEN BOGAERT, Practical regulation of the mobility of sportsmen in the EU post Bosman, Den Haag,

Kluwer Law International, 2005, 269.

Page 109: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

109

We kunnen dus concluderen dat het systeem van het Jeugdfonds een meer dan degelijk

alternatief is. Het is een goed gestructureerd en duidelijk systeem, waar andere sporttakken mijns

inziens gerust een voorbeeld kunnen aan nemen.

3.6.4 Mogelijke kritieken op het systeem

We moeten er wel voor waken dat met dergelijk systeem de doelstelling van de jeugdopleiding

niet verwaarloosd wordt. Enerzijds wordt jeugdopleiding zeer erg gepromoot door het toekennen

van financiële compensaties, anderzijds riskeer je dat clubs die reeds voldoende inkomsten halen

uit andere bronnen (sponsoring, ticketing, …), net minder zullen investeren in jeugdopleiding,

mede door het feit dat ze toch zeker zijn van bepaalde subsidies. De federaties moeten er dan ook

op toezien dat uitgekeerde subsidies wel degelijk worden aangewend voor het opleiden van de

jeugd 358.

Een andere kritiek op het systeem van het Jeugdfonds is dat het geen oplossing biedt voor fall-

out en minder talentvolle spelers 359. Aangezien clubs alleen subsidies ontvangen voor nog

actieve spelers binnen Vlaanderen die hoger spelen dan in eerste provinciale bij de heren,

ontvangen zij geen enkele vergoeding voor spelers die gestopt zijn of op lager niveau spelen.

Deze kritiek is uiteraard correct, maar mijns inziens is het ook moeilijk om dat probleem aan te

pakken met eender welk systeem. Bij de regeling van de opleidingsvergoeding in het voetbal

krijg je alleen een bedrag betaald bij een transfer. Bij talenten die stoppen of als niet-

professioneel verder voetballen of zelfs nooit professioneel geworden zijn, ontvangen clubs ook

geen vergoeding voor hun gedane investeringen. Uiteraard kan je een systeem uitwerken waarbij

de clubs voor elke speler die zij ooit hebben opgeleid een vergoeding ontvangen, maar de vraag

stelt zich hoe men dat ooit kan financieren. Naar mijn mening is dat onmogelijk.

Een belangrijk probleem stelt zich ook op het vlak van internationale transfers. Vandaag de dag

ontvangen de Vlaamse clubs geen subsidies voor spelers die in het buitenland spelen of zelfs in

Wallonië actief zijn. Het systeem van het Jeugdfonds stopt aan onze taalgrens. Dat is uiteraard

zeer jammer. De opleidingsclubs van Sam Van Rossem ontvangen dus geen subsidies omdat hij

358 S. VAN DEN BOGAERT, Practical regulation of the mobility of sportsmen in the EU post Bosman, Den Haag,

Kluwer Law International, 2005, 271.

359 K. UMANS, “Jeugdfonds”, Verslag bij hoorzitting Vlaams Parlement op 11/12/2003.

Page 110: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

110

in het buitenland speelt. De enige oplossing voor dat probleem is een gelijkaardig systeem op

poten te zetten dat de taal- en landgrenzen overschrijdt of er tenminste voor zorgt dat het

Vlaamse systeem kan doorwerken over die grenzen heen. Uiteraard ligt dat in de praktijk vrij

moeilijk.

3.6.5 Denkoefeningen en uitdagingen

Een alternatieve bron van inkomsten die naar voren werd geschoven ten tijde van het invoeren

van het systeem, was dat de overheid voor elke euro die de clubs in het fonds zouden bijdragen,

één euro zou bijleggen. Op die manier zouden er nog meer subsidies uitgekeerd kunnen worden.

Dat idee is om diverse redenen bij een idee gebleven. Een andere mogelijkheid om de kas van

het Jeugdfonds nog wat te spijzen, is het toekennen van fiscale voordelen aan privésponsors,

maar ook dat ligt in de huidige politieke wereld niet makkelijk.

Een andere denkoefening is het toekennen van een vermindering van de bijdrage voor clubs die

een wezenlijk bedrag van hun budget besteden aan jeugdwerking. Op die manier bestraf je

opnieuw de clubs die niet investeren in hun jeugdopleiding. Uiteraard moeten de inkomsten van

het fonds wel verzekerd blijven, want anders valt het hele systeem in duigen. Ook het verhogen

van de subsidies voor clubs met gediplomeerde trainers en met een goede accommodatie en

begeleiding/omkadering, valt binnen deze denkoefening.

Een interessante uitdaging is het geven van een decretale basis voor het Jeugdfonds 360. Zo kan je

bepalen aan welke voorwaarden een jeugdfonds moet voldoen, kan je de erkenning en

subsidiëring ervan vastleggen en ook de wijze van herverdeling over de clubs van opleiding

regelen.

3.7 De opleidingsvergoeding in andere sporten

Andere sporten zoals tennis en atletiek kennen geen uitgewerkte regelingen omtrent

opleidingsvergoedingen. Dat is ook logisch aangezien het om individuele sporten gaat, waarbij

transfers eigenlijk niet voorkomen. Bij beide kan je wel bij een club aangesloten zijn, maar

360 K. UMANS, “Jeugdfonds”, Verslag bij hoorzitting Vlaams Parlement op 11/12/2003.

Page 111: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

111

eigenlijk hang je af van de trainer in kwestie. Contractueel kan er uiteraard wel een regeling

getroffen worden. In de praktijk komt dat dan ook voor. Wanneer een jonge, talentvolle tennisser

wordt opgeleid door een trainer, kan een trainer contractueel laten bepalen dat hij later recht zal

hebben op een bepaald deel van de inkomsten van de tennisser (wanneer hij bijvoorbeeld zijn

eerste grandslamtoernooi wint). Op die manier wordt de trainer dan vergoed voor zijn eerdere

investeringen in de sporter in kwestie.

Ook in het wielrennen, weliswaar een ploegsport, komt een uitgewerkt systeem van

opleidingsvergoedingen niet voor. Wielrenners rijden bij de profs wel bij een ploeg, maar bij de

jeugd is dat dikwijls niet het geval. Sommige talentvolle rennertjes rijden wel al bij een

jeugdploeg, maar vele rijden gewoon wedstrijden zonder aan iemand verbonden te zijn. Opnieuw

is een contractuele regeling met een trainer uiteraard mogelijk.

Overigens moeten we wel opmerken dat ook in het voetbal en het basketbal, waar wel een

uitgewerkt systeem van opleidingsvergoedingen bestaat, ook contractuele regelingen voorkomen.

Zo spande Willy Steveniers, een Belgische basketballegende, een rechtszaak aan tegen Didier

Mbenga, eveneens een Belgische topbasketbalspeler. Steveniers had Mbenga opgevangen toen

hij in België aankwam en hem onder zijn hoede genomen als trainer. Beiden sloten een contract

in 2001. Het contract stipuleerde dat de boomlange Congolees, die nu in de Amerikaanse NBA

speelt, voor de rest van zijn carrière 10 procent van zijn inkomsten moest afstaan aan Steveniers.

Mbenga leefde het contract niet langer na en Steveniers trok daarop naar de rechter. De

advocaten van Mbenga pleitten dat Steveniers niet als makelaar kon optreden, omdat hij geen

vergunning had. Na een lange procedure heeft Steveniers uiteindelijk gelijk gekregen van de

correctionele rechtbank in Antwerpen 361. Dat voorbeeld maar om aan te tonen dat dergelijke

contractuele overeenkomsten wel degelijk voorkomen en niet zelden voor problemen zorgen

wanneer de sporter later een succesvolle carrière uitbouwt.

361

Bron: http://www.demorgen.be/dm/nl/1005/Meer-Sport/article/detail/1249536/2011/04/12/Nog-geen-uitspraak-in-zaak-Steveniers-Mbenga.dhtml http://www.sporza.be/cm/sporza/zaal/basketbal/110629_Steveniers_vrijgesproken

Page 112: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

112

3.8 Besluit

Investeren in de vorming en opleiding van jeugd is een absolute noodzaak. De kosten die de

federaties en clubs maken voor het trainen van jonge spelertjes, zijn prioritaire uitgaven met het

oog op de toekomst. Het stimuleren van jeugdwerking op het niveau van de club, de regio, het

nationaal niveau en zelfs het internationaal niveau is de essentie voor de ontwikkeling van de

sport. Zonder jeugd, valt het hele sportsysteem in duigen. De jonge spelertjes van nu, zijn de

sterren van de toekomst.

Het is een lange tijd zo geweest dat ploegen, vooral in het voetbal, niet meer beseften dat een

goede jeugdwerking de basis van succes van de eerste ploeg vormt. Omdat voetbal een steeds

belangrijkere plaats innam in de economie, vond het grote geld zijn weg naar de voetbalclubs.

Die kochten dan ook liever een sterrenelftal bij elkaar, dan eigen jeugdspelers een kans te geven.

De laatste jaren is omgekeerde trend opnieuw merkbaar. Mede door de economische crisis,

beseffen clubs weer dat investeren in een goede jeugdwerking noodzakelijk is. De laatste vijf

landskampioenen uit ons eersteklassevoetbal hebben dat vooral gedaan met eigen jeugdspelers.

Denken we maar aan Standard Luik en Racing Genk. Ook FC Barcelona is het beste bewijs dat

een goede jeugdwerking rendeert. Clubs beseffen dat zij zowel sportieve als financiële vruchten

plukken van de doorstroming van eigen jeugdspelers naar het eerste elftal. Wanneer talenten de

weg vinden naar het eerste elftal en er een aantal jaren goede sportieve prestaties kunnen leveren,

om dan voor veel geld getransfereerd te worden naar een Europese (sub)topper, levert dat een

dubbel voordeel op voor de clubs.

Net daarom stemt het mij tevreden dat sportfederaties ernaar streven een systeem van

opleidingsvergoedingen uit te werken. Op die manier probeert men het investeren in een goede

jeugdwerking aan te moedigen. Het probleem zit hem in het feit dat clubs zowel spelertjes

opleiden die uiteindelijk beroepssporter worden, maar dat ze ook moeten investeren in spelertjes

die van sport nooit hun beroep zullen kunnen maken. Voor deze tweede categorie betekent dat

dat de club in kwestie de gemaakte kosten voor hun opleiding niet kan recupereren. Daarom is er

nood aan een goed systeem van opleidingsvergoedingen, die de verliezen, gemaakt voor de

tweede categorie, kan compenseren. Dergelijk systeem is noodzakelijkerwijze gesteund op

Page 113: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

113

solidariteit. In deze masterproef bespraken we het systeem van opleidingsvergoedingen in het

voetbal en in het basketbal.

Het systeem in het voetbal, zoals geregeld in de FIFA Regulations on the Status and Tranfer of

Players, bevat ontegensprekelijk een aantal pijnpunten. Vooral op het vlak van verenigbaarheid

met het door het communautaire recht gewaarborgde vrije verkeer van werknemers, zijn er

mogelijk een aantal problemen. Ook al lijkt het Hof Van Justitie zich gunstig op te stellen ten

aanzien van de FIFA-regeling in het recente arrest Bernard, toch zijn niet alle twistpunten van de

baan. Vooral op het vlak van de voorwaarde van geschiktheid zijn er duidelijk een aantal

mogelijke onverenigbaarheden waar te nemen. Ook het feit dat de bedragen mijns inziens veel te

hoog zijn om met de werkelijke kosten overeen te stemmen, doet twijfel rijzen met betrekking tot

de verenigbaarheid. Dat het huidige systeem in de praktijk transfers doet blokkeren, mag geen

twijfel leiden. Zo sprong de transfer van ex-belofteninternational Naïm Araab naar Westerlo of

Cercle Brugge af, omdat geen van beide clubs de opleidingsvergoeding wilde ophoesten die aan

NEC betaald moest worden 362. Het lijkt mij dan ook zeer waarschijnlijk dat deze regeling in de

toekomst nog aangevochten zal worden. Het zou mij zeer sterk verwonderen, mocht iedereen

zich neerleggen bij de huidige regeling. Het blijft dan ook wachten op een expliciete uitspraak

van het Hof van Justitie …

Persoonlijk prefereer ik het systeem zoals uitgewerkt binnen ons Vlaamse basketbal. Dat kan

immers geen probleem opleveren met betrekking tot het vrije verkeer van werknemers.

Bovendien zorgt het er met zijn kwantitatieve en kwalitatieve subsidies voor dat clubs met een

goede jeugdwerking nog meer beloond worden. Solidariteit is hier in nog grotere mate aanwezig.

Uiteraard bevat ook dat systeem nog een aantal pijnpunten, maar algemeen bekeken acht ik dat

een zeer goed systeem. Het kan dan ook als voorbeeld dienen voor andere regelingen.

Ondanks het feit dat de problemen in het huidige systeem van opleidingsvergoedingen binnen

het voetbal zeker nog niet van de baan zijn, zou ik willen besluiten met een positieve noot, eerder

dan te weg te zakken in de negatieve punten. Mijns inziens lijkt er toch een trend ingezet in de

sportwereld om opnieuw meer met eigen jeugdspelers beginnen te werken. Ik hoop dan ook dat

die trend in de toekomst bevestigd wordt. Laat ons van dat uitgangspunt vertrekken bij het

362

http://www.voetbalkrant.com/nl/nieuws/lees/2011-02-03/nam-aarab-westerlo-en-cercle-vonden-mijn-opleidingsvergoeding-van-100000-euro-te-veel

Page 114: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

114

uitwerken van nieuwe systemen en het verder verfijnen van bestaande systemen van

opleidingsvergoedingen. Uiteraard moeten we steeds werken binnen het kader van het

communautaire recht en met respect voor de voorwaarden die het Europese recht stelt. Op die

manier zorgen we ervoor dat de toekomst van onze mooie en brede sportwereld gevrijwaard

blijft. Een goede jeugdwerking is en blijft de conditio sine qua non voor eender welke sport.

Page 115: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

115

Bibliografie

Wetgeving

- Wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, BS 30

april 1965.

- Wet 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire

comités, BS 15 januari 1969.

- Wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde

sportbeoefenaars, BS 9 maart 1978.

- Wet 3 juli 1978 betreffende arbeidsovereenkomsten, BS 22 augustus 1978.

- Wet 29 juni 1983 betreffende de leerplicht, BS 6 juli 1983.

- Decreet 24 juli 1996 tot vaststelling van het statuut van de niet-professionele

sportbeoefenaar, BS 12 september 1996

- KB 26 juni 2000 tot vaststelling van het bedrag van de vergoeding bedoeld in artikel 5,

tweede lid, van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor

betaalde sportbeoefenaars, BS 5 juli 2000.

- KB 18 juli 2001 tot vaststelling, voor de uitoefening van bepaalde sporttakken van de

minimumleeftijd die vereist is om een arbeidsovereenkomst voor betaalde

sportbeoefenaars te kunnen aangaan, BS 2 augustus 2001

- KB 13 juli 2004 tot vaststelling van het bedrag van de vergoeding bedoeld in artikel 5,

tweede lid van de wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor

betaalde sportbeoefenaars, BS 3 augustus 2004.

- KB 15 december 2006 tot uitbreiding van de toepassing van de bepalingen van de wet

van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars

tot de voetbaltrainers, BS 27 december 2006.

- KB 6 november 2007 tot uitbreiding van de toepassing van de bepalingen van de wet van

24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars tot

de voetbalscheidsrechters, BS 23 november 2007.

- KB 30 juli 2010 tot vaststelling van het minimumbedrag van het loon dat men moet

genieten om als een betaalde sportbeoefenaar te worden beschouwd, BS 12 augustus

2010.

Page 116: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

116

Rechtspraak

- HvJ 12 december 1974, Walrave en Koch t. Union Cycliste Internationale, 36/74, Jur.,

1974, 1405.

- HvJ 14 juli 1976, Donà t. Mantero, 13/76, Jur., 1976, 1333.

- HvJ 28 maart 1979, Saunders, 175/78, Jur., 1979, 1129.

- HvJ 23 maart 1982, Levin t. Staatssecretaris van Justitie, 53/81, Jur., 1982, 1035.

- HvJ 28 juni 1984, Moser t. Baden Wuerttemberg, 180/83, Jur., 1984, 2539.

- HvJ 5 juli 1984, Caisse d’allocations familiale de la région parisienne t. Meade, 238/83,

Jur., 1984, 2631.

- HvJ 3 juli 1986, Lawrie-Blum t. Baden Wuerttemberg, 66/85, Jur., 1986, 2121.

- HvJ 15 december 1995, Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t.

Bosman, C-415/93, Jur., 1995, I-4921.

- HvJ 11 april 2000, Deliège t. Ligue francophone de judo et disciplines associées ea.,

gevoegde zaken C-51/96 en C-191/97, Jur., 2000, I-2549.

- HvJ 13 april 2000, Lehtonen en Castors Canada Dry Namur-Braine t. Fédération royale

belge des sociétés de basketball, C-176/96, Jur., 2000, I-2681.

- HvJ 8 mei 2003, Deutscher Handballbund t. Kolpak, C-438/00, Jur., 2003, I-4135.

- HvJ 12 april 2005, Simutenkov t. Ministerio de Educacion y Cultura en Real Federacion

de Futbol, C-265/03, Jur., 2005, I-2579.

- HvJ 16 maart 2010, Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, C-

325/08, Jur., 2010.

- Brussel, 1 december 1999, COM(1999) 664.

- Rb. Ieper 8 februari 2002, Sport en Recht 2002 (nr.57), 591-592.

Rechtsleer

Conclusie advocaat-generaal

- Conclusie van advocaat-generaal Lenz van 20 september 1995 in de zaak C-415/93,

Union Royale Belge des Sociétés de Football Association t. Bosman, Jur., 1995, I-4921.

Page 117: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

117

- Conclusie van advocaat-generaal Sharpston van 16 juli 2009 in de zaak C-325/08,

Olympique Lyonnais SASP t. Olivier Bernard en Newcastle UFC, Jur., 2010.

Boeken

- AMEYE, B. en KERREMANS, J., Sociaal en fiscaal statuut van de sportbeoefenaar,

Mechelen, Kluwer, 2009, 186 p.

- BALLON, G. , HINNEKENS, P., LAGA, H. en BLANPAIN, R., De organisatie van

de sport, Leuven, Peeters, 1997, 132 p.

- BLANPAIN, R., De gladiatoren van de sport: in de ban van de sportmaffia, Brugge, Die

Keure, 1992, 200 p.

- BLANPAIN, R., Het statuut van de sportbeoefenaar naar internationaal, Europees,

Belgisch en gemeenschapsrecht, Bussel, Larcier, 2002, 311 p.

- BLANPAIN, R., De Bosman case: einde van het transfertijdperk?, Leuven, Peeters,

1996, 389 p.

- BLANPAIN, R., “Sport en recht: voetbal” in S.F.H. JELLINGHAUS, Sport en recht,

buiten rechte of buiten spel? (Jonge Balie Congresbundel 2008), Parijs, Zutphen, 2008,

125 p.

- CLAUS, G., BLANPAIN, R. en BOES, M. (eds), Sociaalrechtelijk statuut van de

sportbeoefenaar, Leuven, KUL Studiedag van 13 januari 1979, 55 p.

- DE WEGER, F., “FIFA Dispute Resolution Chamber (DRC)” in S.F.H.

JELLINGHAUS, Sport en recht, buiten rechte of buiten spel? (Jonge Balie

Congresbundel 2008), Parijs, Zutphen, 2008, 125 p.

- DILLEMANS, R. en DE MOOR, A., Wegwijs recht, Leuven, Davidsfonds, 1989,

838 p.

- DROLET, J-C., “Extra time: are the new FIFA transfer rules doomed?” in R. PARRISH

en S. GARDINER (eds.), EU, Sports Law and Policy: regulation, re-regulation and

representation, Den Haag, TMC Asser press, 2009, 183 p.

Page 118: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

118

- HENDRICKX, F., “De krachtlijnen van de FIFA-reglementen: transfers en makelaars”

in F. HENDRICKX, Transfers en makelaars in de sport, Intersentia, Antwerpen, 2002,

188 p.

- HENDRICKX, F. “De Webster-zaak in perspectief: een sportieve receptie van de

Bosman-principes?” in S.F.H. JELLINGHAUS, Sport en recht, buiten rechte of buiten

spel?(Jonge Balie Congresbundel 2008), Parijs, Zutphen, 2008, 125 p.

- JELLINGHAUS, S.F.H., “Een kennismaking met het sport(en)recht”, in S.F.H.

JELINGHAUS, Sport en recht, buiten rechte of buiten spel? (Jonge Balie Congresbundel

2008), Parijs, Zutphen, 2008, 125 p.

- HALGREEN, L., European sports law: a comparative analysis of the European and

American models of sport, Kopenhagen, Thomson, 2004, 432 p.

- LENAERTS, K. en VAN NUFFEL, P., Europees recht in hoofdlijnen, Antwerpen,

Maklu, 2003, 900 p.

- MAESSCHALCK, J., “Tien jaar na datum” in F. HENDRICKX, Transfers en

makelaars in de sport, Intersentia, Antwerpen, 2002, 188 p.

- PARRISH, R. en MIETTINEN, S. , The sporting exception in European Union Law,

Den Haag, TMC Asser Press, 2008, 295 p.

- VAN EECKHOUTTE, W., Handboek Belgisch Arbeidsrecht, Mechelen, Kluwer, 2008,

591 p.

- VERMEERSCH, A., “Europese spelregels gelden ook voor sport” in J. SCHREEDER,

C. VAN TUYCKOM en A. VERMEERSCH, Europa in beweging: sport vanuit

Europees perspectief, Gent, Academia press, 2007, 400 p.

- VERMEERSCH, A., Europese spelregels voor sport: overzicht van het Europees

sportbeleid in wording en de toepassing van het Europees recht op sport, Antwerpen,

Maklu, 2009, 522 p.

- WEATHERILL, S., European sports law: collected papers, Den Haag, Asser press,

2007, 379 p.

Page 119: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

119

Tijdschriften

- ASSOIGNON, V., “Ook voetbaltrainers zijn nu onderworpen aan de wet van 24 februari

1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars”, Sport en

Recht 2007 (nr.104), 1262.

- BAKKER, M., “The training compensation system”, ISLJ 2008, 29-37.

- BLACKSHAW, I. en KOLEV, B., “The case against the applicability of the FIFA

solidarity mechanism only to international transfers: irregularity of solidarity or solidarity

in the irregularity”, ISLJ 2009, 11-17.

- BLANPAIN, R., “Transfers van voetballers naar nationaal en Europees recht. Recente

ontwikkelingen”, RW 2001, 763-768.

- BLANPAIN, R., “ 10 years of Bosman: the fight for player freedom continues”, ISLJ

2006, 116.

- BRANCO MARTINS, R., “Freedom of movement in relation to sport”, ISLJ 2007, 100-

107.

- BUZINCU, G., “Het vrije verkeer van professionele sportbeoefenaars: een stand van

zaken”, Sport en Recht 2009, 1526-1528.

- CHENEVIERE, C. “Indemnités de formation des footballeurs: l’arrêt Olympique

Lyonnais confirme-t-il la jurisprudence Bosman?”, JT 2010, 405.

- COOMANS, C., “De grenzen van de transfervrijheid van de niet-professionele

sportbeoefenaar”, Sport en Recht 2002 (nr.57), 590-594.

- DEPOORTER, L., “Het statuut van de sportbeoefenaar, een round up”, Sport en Recht

2008 (nr. 122), 1478-1481.

- DURIEU, J-L., “Sport: het recht buiten spel?”, Arbbl. 1994, 5-9.

- GEUDENS, G., “Bosman-arrest ressorteert perverse gevolgen voor arbeidsverhoudingen

tussen clubs en profvoetballers”, Juristenkrant 2004, 6.

- HENDRICKX, F., “The Bernard-case and training compensation in professional

football”, ELLJ 2010, 380-397.

Page 120: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

120

- MCAULEY, D., “They think it’s all over...It might just be now: unravelling the

ramifications for the European football transfer system post-Bosman”, ECLR 2002, 331-

340.

- PIJETLOVIC, K., “Another classic of EU sports jurisprudence: legal implications of

Olympique Lyonnais SASP v Olivier Bernard and Newcastle UFC, ELRev. 2010, 857-

868.

- ROSSMEISL, S. “(On)duidelijkheid omtrent opleidingsvergoedingen en

solidariteitsbijdrage”, TvS&R 2009, 116-122.

- URBAIN, M.-P., “Kijk op … de zaak Bosman”, Arbeidsblad 1996, 78-82.

- VAN DEN BOGAERT, S., “De zaak Bernard: het Hof van Justitie laat

opleidingsvergoedingen toe in het voetbal”, NTER 2010, 265-272.

- VAN DEN EECKHOUT, K., “Is een speler einde contract werkelijk zo vrij?”, Sport en

Recht 2005 (nr.89), 1074-1077.

- VAN DEN EECKHOUT, K., “De beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor

professionele sportbeoefenaars” (Deel 1), Sport en Recht 2005 (nr.90), 1086-1088.

- VAN DEN EECKHOUT, K., “De beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor

professionele sportbeoefenaars” (Deel 2), Sport en Recht 2005 (nr.91), 1098-1101.

- VAN DEN EECKHOUT, K., “De beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor

professionele sportbeoefenaars” (Deel 4), Sport en Recht 2005 (nr.93), 1122-1124.

- VAN DEN EECKHOUT, K., “De beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor

professionele sportbeoefenaars” (Deel 6), Sport en Recht 2006 (nr.95), 1146-1148.

- VAN DER WEIJDEN-ZEEVENHOOVEN, C. en POTHARST, J., “Jurisprudentie.

Europees recht. Grand Chamber 16 maart 2010”, Sport en Recht 2010, 115-116.

- VAN STAVEREN, H., “Arbeidsverhoudingen in de beroeps(voetbal)sport na het

Bosman-arrest”, NJB 1999, 809-814.

- WEATHERILL, S., “The Olivier Bernard case: how, if at all, to fix compensation for

training young players?”, ISLJ 2010, 3-6.

- WILLE, L., “Opleidingsvergoedingen: de valkuilen van het B-Arrest bis”, SupPORT

2010, 25-27.

Page 121: Opleidingsvergoedingen in de sport - Ghent University...3 Dankwoord Mijn masterproef opleidingsvergoedingen in de sport is het eindpunt van mijn rechtenopleiding aan de Universiteit

121

- X, “Kartelvorming binnen de profliga. Het recht eindigt nog steeds aan de stadionpoort.”

, http://sporta.acv-online.be, Archief 2004 - 27/09/2004.

- X, “Bosman voor jongeren: wanneer een duidelijk arbeidsrechtelijk statuut voor jonge

sporters?”, TJK 2008, 133-135.

- UMANS, K., “Jeugdfonds”, Verslag bij hoorzitting Vlaams Parlement op 11/12/2003.

Andere bronnen

- KBVB Bondsreglement Voetbal -

http://www.footbel.com/nl/KBVB/bondsreglement_consultatie.html

- Huishoudelijk Reglement van de Vlaamse Basketballiga –

http://www.vlaamsebasketballiga.be/huishoudelijkreglement

- http://www.ajaxfans.net/nieuws-7854_Pienaar-naar-Chelsea,-geen-

opleidingsvergoeding.html

- http://www.demorgen.be

- http://www.fifa.com

- http://www.sporza.be

- http://www.transfermarkt.de/

- http://www.uefa.com

- http://www.voetbalkrant.com/nl/nieuws/lees/2011-02-03/nam-aarab-westerlo-en-cercle-

vonden-mijn-opleidingsvergoeding-van-100000-euro-te-veel