Operatiesterfte na kankerchirurgie lager

1
BIJLAGE ONCOLOGIE Determinants of Postoperative Mortality after Cancer Surgery Ronald A.M. Damhuis TEKST ARTHUR VAN ZUYLEN Ronald Damhuis (1961) verdedigde op 17 oktober 2013 aan de Erasmus Universiteit zijn proefschrift Determinants of postoperative mortality after cancer surgery. Operatiesterfte na kankerchirurgie lager Al twintig jaar analyseert arts-onderzoeker Ronald Damhuis de operatiesterfte van patiënten met kanker. Volgens hem lijkt er de afgelopen jaren sprake van een heuse trendbreuk. H et gebeurt niet elke dag, maar half oktober haalde het Integraal Kankercentrum Neder- land (IKNL) plots volop de media. Het landelijke kenniscentrum had dan ook opvallend nieuws: de operatiesterfte na kankerchirurgie blijkt de afgelopen drie jaar in Nederland met ruim 20 procent te zijn gedaald. Om precies te zijn van 3,58 procent in de periode 2007-2009 tot 2,84 procent in de periode 2010-2012. Afgezien van longkanker, waarvan de operatiesterfte gelijk bleef, daalde de sterfte over de hele linie. In absolute cijfers het spectaculairst bij alvlees- klierkanker (van 5,6 procent naar 3,9 procent), in relatieve zin het sterkst bij nierkanker (van 1,4 procent naar 0,9 procent). Wat de meeste media er niet bij vermeldden, was dat in diezelfde week IKNL-onderzoeker Ronald Damhuis zijn proefschrift verdedigde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij onderzocht de afgelopen twintig jaar de sterf- tecijfers na kankerchirurgie in Nederland, Vlaanderen, Engeland en Noorwegen. De nieuwste cijfers kwamen net iets te laat voor zijn thesis, maar Damhuis’ studies geven een mooi inzicht in de ontwikkelingen én in de factoren die hierbij een rol spelen. “Die recente daling is echt opvallend”, aldus de onderzoeker. “In de afgelopen twee decennia was de operatiesterfte – de kans om binnen dertig dagen na een chirurgische ingreep te overlijden – bij patiënten met kanker redelijk stabiel. Althans, we zagen doorgaans geen heel grote verschuivingen. Maar nu is het bij sommige tumoren binnen drie jaar met méér dan een procentpunt gedaald. Er zijn meer- dere verklaringen. Belangrijk zijn initiatieven van de beroepsgroep zélf: chirurgen hebben systemen opgezet voor complicatieregistratie, waardoor ze beter inzicht hebben in techni- sche en postoperatieve complicaties. Daar- door zien ze waar mogelijkheden tot verbete- ring liggen. Een andere factor is de opkomst van endoscopische chirurgie, waardoor er bij een ingreep minder weefsel wordt beschadigd en de risico’s voor de patiënt kleiner worden.” Ook de volumecriteria spelen volgens Damhuis een belangrijke rol. Al toont zijn onderzoek aan dat dit per kankersoort verschilt. “Het achterlig- gende idee van die volumenormen is prima”, vertelt Damhuis. “Concentreer de chirurgische behandelingen in hoog-volume centra, waar de chirurgen meer ervaring hebben met een spe- cifieke ingreep. Zij krijgen dus ook meer exper- tise en bedrevenheid, waardoor de operatie minder vaak misgaat. De vraag is alleen hoe hoog de norm moet zijn. Op basis van vooral Amerikaanse studies ligt die bij twintig ingre- pen per centrum per jaar. Bij operaties van alvleesklier- en slokdarmkanker klopt dat, maar uit mijn promotieonderzoek blijkt dat de hui- dige norm geen voorspellende waarde heeft bij longkankeroperaties. Wat dat betreft zou de drempelwaarde dus per ingreep moeten diffe- rentiëren.” De slotvraag is natuurlijk of de sterftecijfers de komende jaren nog verder zullen dalen. Damhuis durft daar nog geen harde voorspelling over te doen. “Gezien de demografische ontwikkelingen denk ik dat het niet nog heel veel omlaag kan. Patiënten wor- den steeds ouder en de OK-sterfte bij 70- en 80-plussers is veel groter dan bij jongere patiënten. Aan de andere kant: door verdere verbeteringen binnen de chirurgie kunnen technische complicaties wellicht nog iets ver- minderen. Maar ik denk dat de grootste winst valt te boeken bij algemene en postopera- tieve complicaties. Dat heeft niet eens zoveel te maken met volumenormen, maar vooral met het goed afstemmen en organiseren van de post-operatieve zorg. We weten dat de meeste complicaties na longkankerchirurgie twee of drie dagen na een operatie optreden. Een electieve ingreep kan beter niet op vrij- dag gebeuren, als op zondag de bezetting in het ziekenhuis lager is dan door de week.”

Transcript of Operatiesterfte na kankerchirurgie lager

BIJLAGE ONCOLOGIE

Determinants of Postoperative Mortalityafter Cancer Surgery

Ronald A.M. Damhuis

Determinants ofPostoperative M

ortalityafterCancer Surgery

Ronald A.M

. Dam

huis

TEKST ARTHUR VAN ZUYLEN

Ronald Damhuis (1961) verdedigde op 17 oktober 2013 aan de Erasmus Universiteit zijn proefschrift Determinants of postoperative mortality after cancer surgery.

Operatiesterfte na kankerchirurgie lagerAl twintig jaar analyseert arts-onderzoeker Ronald Damhuis de operatiesterfte van patiënten met kanker. Volgens hem lijkt er de afgelopen jaren sprake van een heuse trendbreuk.

Het gebeurt niet elke dag, maar half oktober haalde het Integraal Kankercentrum Neder-

land (IKNL) plots volop de media. Het landelijke kenniscentrum had dan ook opvallend nieuws: de operatiesterfte na kankerchirurgie blijkt de afgelopen drie jaar in Nederland met ruim 20 procent te zijn gedaald. Om precies te zijn van 3,58 procent in de periode 2007-2009 tot 2,84 procent in de periode 2010-2012. Afgezien van longkanker, waarvan de operatiesterfte gelijk bleef, daalde de sterfte over de hele linie. In absolute cijfers het spectaculairst bij alvlees-klierkanker (van 5,6 procent naar 3,9 procent), in relatieve zin het sterkst bij nierkanker (van 1,4 procent naar 0,9 procent). Wat de meeste media er niet bij vermeldden, was dat in diezelfde week IKNL-onderzoeker Ronald Damhuis zijn proefschrift verdedigde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij onderzocht de afgelopen twintig jaar de sterf-tecijfers na kankerchirurgie in Nederland, Vlaanderen, Engeland en Noorwegen. De nieuwste cijfers kwamen net iets te laat voor zijn thesis, maar Damhuis’ studies geven een mooi inzicht in de ontwikkelingen én in de factoren die hierbij een rol spelen. “Die recente daling is echt opvallend”, aldus de onderzoeker. “In de afgelopen twee decennia was de operatiesterfte – de kans om binnen dertig dagen na een chirurgische ingreep te overlijden – bij patiënten met kanker redelijk stabiel. Althans, we zagen doorgaans geen heel grote verschuivingen. Maar nu is het bij sommige tumoren binnen drie jaar met méér

dan een procentpunt gedaald. Er zijn meer-dere verklaringen. Belangrijk zijn initiatieven van de beroepsgroep zélf: chirurgen hebben systemen opgezet voor complicatieregistratie, waardoor ze beter inzicht hebben in techni-sche en postoperatieve complicaties. Daar-door zien ze waar mogelijkheden tot verbete-ring liggen. Een andere factor is de opkomst van endoscopische chirurgie, waardoor er bij een ingreep minder weefsel wordt beschadigd en de risico’s voor de patiënt kleiner worden.”Ook de volumecriteria spelen volgens Damhuis een belangrijke rol. Al toont zijn onderzoek aan dat dit per kankersoort verschilt. “Het achterlig-gende idee van die volume normen is prima”, vertelt Damhuis. “Concentreer de chirurgische behandelingen in hoog-volume centra, waar de

chirurgen meer ervaring hebben met een spe-cifi eke ingreep. Zij krijgen dus ook meer exper-tise en bedrevenheid, waardoor de operatie minder vaak misgaat. De vraag is alleen hoe hoog de norm moet zijn. Op basis van vooral Amerikaanse studies ligt die bij twintig ingre-pen per centrum per jaar. Bij operaties van alvleesklier- en slokdarmkanker klopt dat, maar uit mijn promotieonderzoek blijkt dat de hui-dige norm geen voorspellende waarde heeft bij longkankeroperaties. Wat dat betreft zou de drempelwaarde dus per ingreep moeten diff e-rentiëren.” De slotvraag is natuurlijk of de sterftecijfers de komende jaren nog verder zullen dalen. Damhuis durft daar nog geen harde voorspelling over te doen. “Gezien de demografi sche ontwikkelingen denk ik dat het niet nog heel veel omlaag kan. Patiënten wor-den steeds ouder en de OK-sterfte bij 70- en 80-plussers is veel groter dan bij jongere patiënten. Aan de andere kant: door verdere verbeteringen binnen de chirurgie kunnen technische complicaties wellicht nog iets ver-minderen. Maar ik denk dat de grootste winst valt te boeken bij algemene en postopera-tieve complicaties. Dat heeft niet eens zoveel te maken met volumenormen, maar vooral met het goed afstemmen en organiseren van de post-operatieve zorg. We weten dat de meeste complicaties na longkankerchirurgie twee of drie dagen na een operatie optreden. Een electieve ingreep kan beter niet op vrij-dag gebeuren, als op zondag de bezetting in het ziekenhuis lager is dan door de week.”