Op jacht

12
1 Zolang je creditcards bruikbaar zijn, heb je geld zat. Als ik chocola kon frituren dan zou mijn leven compleet zijn. Dat hield ik me tenminste voor, terwijl ik mijn BMW op de gebruikelijke plek voor het advocatenkantoor van Dane, Lieberman en Zarnowski parkeerde. Ik denk vaak aan eten als ik het moeilijk heb. Het was een prachtige, zonnige ochtend in april waardoor het echt een probleem voor me werd om vol enthousiasme aan het werk te gaan. Hoewel, echt enthousiast over m’n werk was ik nooit, wat voor weer we ook hadden. Maar ja, wie wel? Ik pakte mijn verrukkelijke nieuwe lichtroze Chaneltas en met een snelle onopvallende blik controleerde ik even of ik hem wel goed vast had. Dat was inderdaad het geval, dus hees ik hem op mijn schouder. Ik zou me echt doodschamen als mijn collega’s die grote zwarte veeg van god mag weten wat op het lamsleer zagen. Die veeg zou me de das om doen. Ik had de beschadigde tas bij de outlet in Vero Beach gekocht, en ik wilde die geheime zwakte van me in mijn graf meenemen. Niemand zou er ooit achter komen dat ik, Finley Anderson Tanner, een koopjesjager ben. En mijn volgende echt grote geheim is dat mijn stijl lichtelijk ongebruikelijk is. Mijn garderobe bestaat uit een verzameling niet populaire afdankertjes van de fabriek en/of de tweede keus producten met krassen en vlekken die de winkels in de hoofdstraat niet wilden verkopen en dan met een flinke korting weg deden. Dankzij die veeg was mijn nieuwe tas zo goedkoop dat hij in mijn budget paste. Ehhhh... dat is niet helemaal waar. Ik heb geen budget, eigenlijk meer de neiging om net genoeg saldo op mijn creditcards te houden zodat ik gedwongen ben te beseffen dat ik weinig of helemaal geen zelfbeheersing heb als het om winkelen gaat. Nou ja, niet alleen wat winkelen betreft. Mijn uitspattingen lijken geen grenzen te kennen en worden alleen geleid door mijn overweldigende behoefte om iets meteen te hebben. En dat kan van alles zijn. Dat wil zeggen, alles wat ik op afbetaling kan kopen. Betaling goedgekeurd, die woorden zie ik het liefst. Ik geniet daar vooral van als ze op een aanvraag voor een nieuwe creditcard staan. En op die manier ben ik dus uitgegroeid tot een vrouw van negenentwintig die technisch gesproken helemaal niets bezit. Ik heb een huurflat en een leaseauto en als we nog een armenhuis hadden, had ik daar onvoorwaardelijk levenslang. Dat is dus de reden waarom ik me toch naar mijn werk sleep, hoewel deze spectaculaire maandagmorgen in Zuid Florida me eigenlijk naar het strand roept. Ik zou veel liever in de zon liggen. Naar muziek luisteren op mijn bijna afbetaalde iPod, in mijn heel speciale, nauwelijks aanwezige, mijn lijf koesterende bikini en bijpassende sarong (vijf procent

description

Maak kennis met Finley Anderson Tanner: • kampioen koopjesjaagster • charmante blonde verschijning • ongemotiveerde werkneemster van het advocatenkantoor Dane, Lieberman & Zarnowski Van het ene op het andere moment verandert Finley in een ware workaholic wanneer ze vermoedt dat er iets niet helemaal pluis is in de nalatenschapzaak van Stacy Evans. Ze gaat op onderzoek uit en wordt daarbij gelukkig geholpen door de sexy privédetective Liam Garrity.

Transcript of Op jacht

Page 1: Op jacht

1  

 

Zolang  je  creditcards  bruikbaar  zijn,  heb  je  geld  zat.  

 

Als  ik  chocola  kon  frituren  dan  zou  mijn  leven  compleet  zijn.  

Dat  hield  ik  me  tenminste  voor,  terwijl  ik  mijn  BMW  op  de  gebruikelijke  plek  voor  het  

advocatenkantoor  van  Dane,  Lieberman  en  Zarnowski  parkeerde.  Ik  denk  vaak  aan  eten  als  ik  het  

moeilijk  heb.  

Het  was  een  prachtige,  zonnige  ochtend  in  april  waardoor  het  echt  een  probleem  voor  me  werd  om  

vol  enthousiasme  aan  het  werk  te  gaan.  Hoewel,  echt  enthousiast  over  m’n  werk  was  ik  nooit,  wat  

voor  weer  we  ook  hadden.  Maar  ja,  wie  wel?  Ik  pakte  mijn  verrukkelijke  nieuwe  lichtroze  Chanel-­‐tas  

en  met  een  snelle  onopvallende  blik  controleerde  ik  even  of  ik  hem  wel  goed  vast  had.  Dat  was  

inderdaad  het  geval,  dus  hees  ik  hem  op  mijn  schouder.  

Ik  zou  me  echt  doodschamen  als  mijn  collega’s  die  grote  zwarte  veeg  van  god  mag  weten  wat  op  het  

lamsleer  zagen.  Die  veeg  zou  me  de  das  om  doen.  Ik  had  de  beschadigde  tas  bij  de  outlet  in  Vero  

Beach  gekocht,  en  ik  wilde  die  geheime  zwakte  van  me  in  mijn  graf  meenemen.  

Niemand  zou  er  ooit  achter  komen  dat  ik,  Finley  Anderson  Tanner,  een  koopjesjager  ben.  En  mijn  

volgende  echt  grote  geheim  is  dat  mijn  stijl  lichtelijk  ongebruikelijk  is.  Mijn  garderobe  bestaat  uit  een  

verzameling  niet  populaire  afdankertjes  van  de  fabriek  en/of  de  tweede  keus  producten  met  krassen  

en  vlekken  die  de  winkels  in  de  hoofdstraat  niet  wilden  verkopen  en  dan  met  een  flinke  korting  weg  

deden.  Dankzij  die  veeg  was  mijn  nieuwe  tas  zo  goedkoop  dat  hij  in  mijn  budget  paste.  Ehhhh...  dat  is  

niet  helemaal  waar.  Ik  heb  geen  budget,  eigenlijk  meer  de  neiging  om  net  genoeg  saldo  op  mijn  

creditcards  te  houden  zodat  ik  gedwongen  ben  te  beseffen  dat  ik  weinig  of  helemaal  geen  

zelfbeheersing  heb  als  het  om  winkelen  gaat.  

Nou  ja,  niet  alleen  wat  winkelen  betreft.  Mijn  uitspattingen  lijken  geen  grenzen  te  kennen  en  worden  

alleen  geleid  door  mijn  overweldigende  behoefte  om  iets  meteen  te  hebben.  En  dat  kan  van  alles  

zijn.  Dat  wil  zeggen,  alles  wat  ik  op  afbetaling  kan  kopen.  Betaling  goedgekeurd,  die  woorden  zie  ik  

het  liefst.  Ik  geniet  daar  vooral  van  als  ze  op  een  aanvraag  voor  een  nieuwe  creditcard  staan.  En  op  

die  manier  ben  ik  dus  uitgegroeid  tot  een  vrouw  van  negenentwintig  die  technisch  gesproken  

helemaal  niets  bezit.  Ik  heb  een  huurflat  en  een  lease-­‐auto  en  als  we  nog  een  armenhuis  hadden,  

had  ik  daar  onvoorwaardelijk  levenslang.  Dat  is  dus  de  reden  waarom  ik  me  toch  naar  mijn  werk  

sleep,  hoewel  deze  spectaculaire  maandagmorgen  in  Zuid-­‐  Florida  me  eigenlijk  naar  het  strand  roept.  

Ik  zou  veel  liever  in  de  zon  liggen.  Naar  muziek  luisteren  op  mijn  bijna  afbetaalde  iPod,  in  mijn  heel  

speciale,  nauwelijks  aanwezige,  mijn  lijf  koesterende  bikini  en  bijpassende  sarong  (vijf  procent  

Page 2: Op jacht

korting)  en  dan  ten  gunste  van  een  bronskleurige  huid  passend  bij  mijn  blonde  teint  alle  

waarschuwingen  over  blootstelling  aan  de  zon  negeren.  Schuld  is  waardeloos.  Vooral  voor  iemand  

zoals  ik  die  –  uit  vrije  wil  –  van  redelijke  rijkdom  is  afgedaald  tot  sterk  gefinancierde  armoe.  Het  enige  

hoogtepunt  van  mijn  week  tot  nu  toe  is  dat  ik  op  eBay  een  geweldig  koopje  heb  ontdekt  voor  een  

massief  inschroefknopje  voor  mijn  Rolex-­‐bouwpakketproject.  Ja,  hoor  eens,  een  mens  moet  toch  een  

hobby  hebben.  In  het  afgelopen  jaar  heb  ik  de  roze  parelmoer  wijzerplaat  al  gevonden  en  het  

saffierglas.  Tegen  mijn  vijfendertigste  heb  ik  wel  genoeg  onderdelen  om  het  horloge  van  mijn  

dromen  in  elkaar  te  zetten.  

Vandaag  ben  ik  echter  nog  afhankelijk  van  die  leuke  Kuber,  die  me  vertelt  dat  ik  meer  dan  twintig  

minuten  te  laat  ben.  Toen  ik  de  overdadig  ingerichte  hal  van  de  firma  binnenstapte  was  mijn  horloge  

van  geen  enkel  belang  meer.  Ik  kreeg  onmiddellijk  een  boosaardig  grijnsje  van  Margaret  Ford.  Zoals  

altijd  bevond  de  vijfenvijftigjarige  receptioniste  zich  op  haar  plek  achter  het  halfronde  bureau,  pen  in  

de  aanslag  en  Bluetooth  achter  haar  rechteroor.  Margarets  gebogen  en  veel  te  dunne  wenkbrauwen  

werden  afkeurend  omhooggetrokken.    

‘Fijn  dat  je  er  bent,  Finley.’  

Liegebeest!  Liegebeest!  Ik  wist  dat  de  weinig  flatteuze  bijnaam  die  ze  bij  de  zaak  voor  me  gebruikten  

bij  Margaret  vandaan  kwam.  Die  was  trouwens  bepaald  niet  origineel.  Ik  geloof  dat  er  op  de  lagere  

school  al  iemand  was  die  mijn  initialen  achter  elkaar  zette.  Het  enige  verschil  tussen  toen  en  nu  is  dat  

de  kinderen  op  de  lagere  school  me  in  mijn  gezicht  F.A.T.  noemden.  De  receptioniste  en  haar  mollige  

meiden  hebben  daar  het  lef  niet  voor.  Ik  begroette  haar  beleefd  en  vroeg  toen:  ‘Zijn  er  al  

telefoontjes  voor  me  binnengekomen?’  

Ze  bladerde  door  het  nette  stapeltje  roze  briefjes,  met  een  blik  alsof  ze  volkomen  ondersteboven  is  

van  mijn  toch  zeer  redelijke  verzoek.  Maar  ja,  Margaret  ziet  er  altijd  ondersteboven  uit  als  ze  

gedwongen  wordt  zich  met  mij  te  bemoeien.  Met  een  minder  dan  subtiel  ‘hier’  schoof  ze  me  over  

het  gepolijste  mahoniehouten  bureaublad  vier  briefjes  en  een  dunne  map  toe.  

 ‘Meneer  Dane  wil  dat  je  deze  even  doorneemt.  De  cliënt  heeft  een  afspraak  over’  –  even  pauze  voor  

het  effect  –  ‘twintig  minuten.’  

Twintig  minuten?  Jezus!  Dan  heb  ik  nauwelijks  tijd  voor  een  paar  koppen  fatsoenlijke  koffie.  

Desalniettemin  bedankte  ik  haar  met  een  glimlach,  pakte  mijn  spullen  bij  elkaar  en  liep  naar  de  lift.  

De  afdeling  Nalatenschappen  en  Trusts  beslaat  de  gehele  tweede  verdieping  van  een  gebouw  van  zes  

verdiepingen  in  West  Palm  Beach.  Er  zitten  een  paar  secretaresses  –  pardon,  management-­‐

assistenten  –  in  een  groepje  rond  verscheidene  faxmachines,  laserprinters,  netwerkcomputers  en  

onophoudelijk  rinkelende  telefoons.  Niemand  keek  zelfs  maar  op  toen  ik  langsliep,  rechts  de  deur  

uitging  en  door  de  gang  naar  mijn  kantoor  liep.  Dankzij  een  van  die  geurapparaatjes  in  het  

stopcontact  ruikt  het  er  vaag  naar  mango.  Ik  volgde  mijn  gebruikelijke  ochtendritueel:  deed  het  licht  

Page 3: Op jacht

aan,  trok  de  jaloezieën  open  zodat  mijn  schitterende  uitzicht  op  de  parkeerplaats  beneden  zichtbaar  

werd.  Vervolgens  zette  ik  m’n  koffiezetapparaat  aan  en  haalde  toen  met  een  paar  muisbewegingen  

mijn  laptop  uit  de  slaapstand.  Ik  stopte  mijn  tas  in  de  la  van  het  bureau  en  pakte  de  telefoon.  De  

mekkerende  Margaret  nam  alleen  boodschappen  aan  van  mensen  die  geen  geduld  hadden  of  

voicemail  niet  begrepen.  

‘Dit  is  het  toestel  van  Finley  Tanner.  Het  is  maandag  2  april.  Ik  ben  wel  op  kantoor,  maar  kan  op  dit  

moment  de  telefoon  niet  beantwoorden.  Als  u  een  bericht  inspreekt,  bel  ik  u  zo  spoedig  mogelijk  

terug.  Toets  nul  als  u  onmiddellijk  geholpen  wilt  worden,  dan  krijgt  u  de  receptioniste.’  

Ik  luisterde  mijn  voicemail  af  en  noteerde  de  belangrijkste  punten  van  het  bericht  van  de  griffier  over  

de  zaak  D’Auria.  Ik  was  veel  te  ongeduldig  om  op  het  koffiezetapparaat  te  wachten  en  vulde  mijn  

beker  vast  met  het  eerste  zetsel.  Daarna  richtte  ik  mijn  aandacht  op  de  map  die  ik  bij  de  receptie  had  

meegekregen.  Het  was  niet  gebruikelijk  dat  Victor  Dane  een  zaak  aan  mij  overdroeg.  Hij  was  

civielrechterlijk  advocaat  en  ik  was  juridisch  assistente  voor  Nalatenschappen,  dus  onze  wegen  

kruisten  zich  –  godzijdank  –  zelden.  Victor  is  een  absolute  klootzak.  Nog  erger,  hij  is  een  klootzak  met  

geld,  geverfd  haar  en  een  passie  voor  mannenspeelgoed.  Zijn  nieuwste  aanwinst  is  een  zwarte  

Hummer.  Een  Hummer,  ja  echt!  Ik  schudde  mijn  hoofd.  Wie  heeft  er  nu  een  Hummer  nodig  in  de  

vlakste  staat  van  het  hele  land?  Dezelfde  kerel  die  ook  regelmatig  zijn  nagels  laat  polijsten  en  zijn  

tanden  laat  bleken,  denk  ik.  Dus,  dankzij  Dandy  Dane  opende  ik  een  nieuw  document  op  mijn  

computer  en  begon  gegevens  in  te  voeren  voordat  Stacy  Evans  arriveerde.  Ik  was  bij  de  

basisinformatie  op  de  overlijdensakte  gekomen  toen  mijn  intercom  zoemde.  

‘Ja?’  

‘Mevrouw  Evans  is  er.  Kan  ik  haar  doorsturen?’  

‘Ja,  graag.’  

Ik  stond  op  en  liep  naar  de  deur  om  de  bedroefde  weduwe  te  begroeten.  Ik  was  daar  de  afgelopen  

zeven  jaar  best  goed  in  geworden.  Florida  had  een  behoorlijk  aantal  bedroefde  weduwen,  die  

meestal  in  twee  categorieën  vallen.  Echte  weduwen  waren  meestal  boven  de  zestig  en  kapot  van  

verdriet.  De  andere  groep  is  midden  twintig  tot  begin  veertig  en  heeft  dollartekentjes  in  hun  ogen.  

Eén  blik  op  Stacy  Evans  zei  me  dat  ze  een  echte  weduwe  was.  Haar  tengere  schouders  waren  

gekromd  en  haar  diepliggende  groene  ogen  waren  rood  en  opgezet.  Ze  zag  er  zwak  en  breekbaar  uit.  

Nadat  ik  haar  in  mijn  kantoor  had  gelaten,  schoof  ik  zonder  iets  te  zeggen  een  doosje  tissues  naar  

haar  toe.  ‘Ik  ben  Finley,’  begon  ik,  en  ik  zette  me  al  schrap  voor  de  verwachte  huilbui.    

‘Gecondoleerd  met  uw  verlies.’  

‘Dank  je,’  antwoordde  ze  met  vlakke  stem.  Ze  klemde  een  grote  leren  tas  tegen  haar  borst.  Er  staken  

twee  dikke  manillakleurige  mappen  uit.  

‘Wilt  u  misschien  koffie?  Thee?  Water?’  

Page 4: Op jacht

Ze  schudde  haar  hoofd.  Mevrouw  Evans  speelde  golf.  Ze  had  de  bijbehorende  bruine,  tanige  huid,  

een  gemakkelijk  kapsel  en  droeg  van  die  vreselijke  korte  sokjes  met  golfballetjes  eraan.  Ik  ga  vast  

naar  de  hel.  Hier  zit  een  vrouw  in  haar  wanhoop  te  verdrinken  en  ik  zit  te  zeuren  over  haar  sokken.  Ik  

wees  op  de  mappen  die  ze  vasthield  en  zei:  ‘Meneer  Dane  had  u  gevraagd  om  het  testament  van  

wijlen  uw  man  mee  te  brengen?’  

Ik  nam  een  slokje  van  mijn  Kona  koffie,  macadamiasmaak,  terwijl  ze  de  mappen  uit  haar  tas  trok.  Ze  

legde  ze  op  mijn  bureau,  maar  leek  het  moeilijk  te  vinden  om  ze  aan  mij  te  geven.  Ze  legde  haar  

handen  er  bovenop  en  keek  me  aan.    

‘Mijn  man  is  niet  gestorven.’  

Ik  verslikte  me  zowat  in  mijn  eigen  speeksel.  Ik  had  een  kopie  van  zijn  overlijdensakte.  Marcus  Evans  

was  wel  degelijk  dood.  Zo  dood  zelfs  dat  hij  was  gecremeerd.  Nu  snapte  ik  waarom  Dandy  Dane  deze  

vrouw  naar  mij  had  doorgeschoven  in  plaats  van  haar  zelf  te  helpen.  Lul.  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Page 5: Op jacht

2  

 

‘Mevrouw  Evans,’  zei  ik  met  de  meest  meevoelende  uitdrukking  op  mijn  gezicht,  ‘misschien  vindt  u  

het  prettiger  als  we  deze  bespreking  nog  een  poosje  uitstellen.  Er  is  geen  haast  bij  en  het  klinkt  alsof  

u  –’  

Ze  onderbrak  me  met  ‘Hij  is  vermoord,’  en  met  een  plotseling  geanimeerd  gezicht:  ‘Mark  zou  nooit  

achter  het  stuur  van  zijn  auto  in  slaap  vallen.  En  al  helemaal  niet  om  negen  uur  ’s  ochtends.’    

‘Er  gebeuren  nu  eenmaal  wel  eens  ongelukken,’  bracht  ik  voorzichtig  naar  voren.    

Geen  goed  idee.  De  vrouw  tegenover  me  keek  ineens  woedend.    

‘Jongedame,’  begon  ze,  met  haar  kleurloze  lippen  in  een  strakke  lijn.  ‘Ik  zou  maar  eens  goed  

luisteren.  Ik  ben  dan  wel  oud,  maar  niet  seniel.’    

Ze  haalde  diep  adem  en  liet  de  lucht  langzaam  weer  ontsnappen.  ‘Ik  probeerde  Victor  tijdens  ons  

telefoongesprek  te  vertellen  dat  mijn  man  vermoord  is.’    

Victor?  Allemachtig.  Het  had  wel  aardig  geweest  als  Dandy  Dane  me  even  had  verteld  dat  deze  

vrouw  een  persoonlijke  kennis  van  hem  was.  Houd  je  in.    

‘Mevrouw  Evans,  mijn  verontschuldigingen  als  ik  u  van  streek  heb  gemaakt.’    

‘Ik  ben  van  streek  door  de  moord  op  mijn  man,’  snauwde  ze.  ‘Jij  bent  alleen  maar  irritant.’    

‘Het  spijt  me  echt.’  Ik  ging  tegen  de  rugleuning  van  mijn  leren  stoel  zitten  en  vouwde  mijn  handen  

rond  mijn  nu  koude  koffiebeker  en  probeerde  tijd  te  winnen.    

‘Waarom  beginnen  we  niet  bij  het  begin?’  

‘Marcus  is  vermoord.’    

Ze  pakte  een  vel  papier,  netjes  aan  weerskanten  volgetypt,  uit  een  van  de  mappen,  schoof  het  over  

mijn  bureau  en  bleef  daarna  zo  stil  als  een  standbeeld  zitten,  terwijl  ik  het  officiële  verslag  van  het  

ongeluk  bekeek.    

Als  er  iets  niet  klopte,  stond  dat  in  elk  geval  niet  opvallend  op  die  bladzijde.  Ik  bedacht  dat  ik  

misschien  een  verlengd  blond  moment  had,  dus  ik  las  het  nog  een  keer.  Dat  leek  mevrouw  Evans  

plezier  te  doen.    

Om  09.05  uur  op  de  ochtend  van  de  zevenentwintigste  maart  was  Marcus  Evans  in  zijn  Cadillac  via  de  

glooiende  oever  van  de  I-­‐95  afgereden,  en  was  ondersteboven  in  een  kanaal  ten  zuiden  van  Jupiter  

terecht  gekomen.  De  officiële  doodsoorzaak  was  verdrinking.  Het  was  een  ongeluk.  Mevrouw  Evans  

was  niet  bepaald  seniel,  maar  ze  had  wel  ongelijk.  Of  was  ze  gestoord?  Het  enige  wat  ik  zeker  wist  

was  dat  Dandy  Dane  haar  aan  mij  had  overgedaan.  En  dat  is  weer  net  iets  voor  hem.    

‘Heeft  u  dit  met  de  politie  besproken?’  vroeg  ik  met  de  vereiste  ernst.  Vereist,  dat  wil  zeggen,  omdat  

mijn  baas  een  lul  en  een  lafaard  is,  een  klootzak  die  zijn  gestoorde  vriendin  op  mij  afgeschoven  had,  

Page 6: Op jacht

in  plaats  van  haar  zelf  te  helpen.    

Met  half  dichtgeknepen  ogen  perste  mevrouw  Evans  haar  lippen  op  elkaar.  Kennelijk  was  ik  niet  de  

eerste  die  dat  vroeg.  

‘Ze  luisterden  niet.’    

Ze  zwaaide  met  één  hand  –  de  hand  met  een  vijf-­‐karaat  als  smaragd  geslepen  diamant  –  en  legde  

toen  haar  tas  in  de  stoel  naast  zich  en  boog  zich  naar  me  toe.    

‘Het  moet  wel  moord  zijn,’  zei  ze  op  samenzweerderige  toon.    

In  de  bibliotheek?  Met  de  steeksleutel?  Door  professor  Plum?    

‘Is  de  auto  onderzocht  op  technische  mankementen?’    

Bent  u  al  eens  onderzocht  op  psychische  mankementen?    

Maar  dat  was  niet  eerlijk,  moest  ik  wel  toegeven.  Deze  vrouw  had  verdriet.  Dat  zag  ik  wel.  Maar  had  

ze  dat  niet  kunnen  verwerken  vóórdat  ze  met  mij  kwam  praten?  Het  was  moeilijk  om  een  rationele  

conversatie  te  voeren  met  iemand  die  er  niet  helemaal  bij  was.  Ik  vond  het  erg  naar  voor  haar,  maar  

ze  zou  dit  verhaal  echt  aan  de  politie  moeten  vertellen  –  o  ja,  die  geloofde  haar  ook  niet.  Het  kostte  

me  veel  moeite  om  geen  diepe  zucht  te  slaken.  Ik  vouwde  mijn  handen  op  mijn  bureau  en  gaf  haar  

de  blik  die  ik  in  de  loop  der  jaren  had  geperfectioneerd  en  die  duidelijk  zei  dat  ik  aan  haar  lippen  

hing.  Ik  was  daar  best  goed  in.  Die  had  ik  bij  saaie  afspraakjes  al  heel  vaak  gebruikt.    

‘Niet  door  de  politie,’  zei  ze  monotoon.  ‘Er  was  iets  met  de  getuigenverklaringen  die  hun  theorie  

bevestigden  dat  het  een  ongeluk  was  en  ze  beweren  dat  er  geen  reden  is  voor  nader  onderzoek.  Ik  

heb  zijn  auto  toen  naar  Palm  Beach  Motor  Specialists  op  de  Okeechobee  Boulevard  laten  slepen,’  

verklaarde  ze.  ‘Ik  wil  dat  jij  regelt  dat  een  expert  hem  inspecteert.  Nog  een  keer.  Mark  onderhield  

zijn  auto  goed.  Sloeg  nooit  een  afspraak  voor  onderhoud  over.  Iemand  moet  ermee  geknoeid  

hebben,  misschien  wel  met  de  remleidingen.  Ik  weet  niet  precies  wat,  maar  iemand  moet  iets  met  

die  auto  gedaan  hebben  en  ik  verwacht  van  jou  dat  je  het  tot  op  de  bodem  uitzoekt.’    

Stacy  streek  met  haar  hand  over  haar  functionele,  maar  door  een  expert  geknipte  lichtbruine  haar,  

terwijl  ik  probeerde  te  verzinnen  wat  de  beste  handelwijze  zou  zijn.  Ik  zag  aan  haar  op  elkaar  

geklemde  kaken  hoe  vastberaden  ze  was  en  dat  weerspiegelde  zich  ook  in  haar  samengeknepen  

ogen.  Ik  herinnerde  me  er  ook  aan  dat  ze  een  vriendin  van  de  baas  was.  En  dat  betekende  dat  het  

mijn  eerste  prioriteit  was  om  de  klant  tevreden  te  stellen.  Het  was  niet  belangrijk  dat  mijn  ervaring  

als  detective  eigenlijk  beperkt  was  tot  het  onderzoeken  van  de  rechten  bij  de  overdracht  van  

onroerend  goed.  Als  zij  wilde  dat  ik  voor  tweehonderd  dollar  per  uur  voor  detective  speelde,  zou  ik  

dat  doen.    

‘Ik  moet  even  deze  papieren  van  u  kopiëren,’  zei  ik  tegen  haar  en  zag  hoe  de  spanning  van  haar  

schouders  afviel.    

Ik  haalde  een  formulier  voor  een  aanbetaling  uit  mijn  la  en  gaf  dat  aan  haar.  Ik  vertelde  haar  uit  mijn  

Page 7: Op jacht

hoofd  vast  de  belangrijkste  punten.    

‘Voor  deze  zaak  kan  het  noodzakelijk  zijn  dat  we  een  aparte  privédetective  inhuren,’  legde  ik  uit,  ‘en  

alle  eventuele  kosten  daarvoor  vallen  buiten  de  uurtarieven  van  Dane,  Lieberman  en  Zarnowski.’    

‘En  hoe  zit  het  met  jou?’,  vroeg  ze  spits.    

‘Pardon?’    

‘Nou,  waarom  word  ik  nu  door  een  juridisch  assistente  geholpen?  Zou  ik  geen  echte  advocaat  

moeten  hebben  nu  het  om  een  moordzaak  gaat?’    

Ja,  dacht  ik,  een  moordzaak  zou  wel  door  een  advocaat  worden  behandeld.  De  paranoïde  

waanideeën  van  een  bedroefde  weduwe  vormen  daarentegen  het  kruis  dat  ik  moet  dragen.    

‘Ik  werk  onder  direct  toezicht  van  een  advocaat,’  zei  ik  tegen  haar,  terwijl  ik  ‘hier  tekenen’-­‐

plakbriefjes  op  de  verschillende  formulieren  bevestigde  en  daarbij  iets  meer  druk  uitoefende  dan  

noodzakelijk  was.    

‘Meneer  Dane  is  er  persoonlijk  bij  betrokken  en  dat  blijft  ook  zo.’    

‘Dat  accepteer  ik  dan  maar,’  zei  ze  na  een  korte  pauze.    

‘Ik  verwacht  dat  je  regelmatig  verslag  over  je  vorderingen  uitbrengt.  Ik  ga  vanmiddag  met  de  as  van  

mijn  man  naar  New  Jersey  voor  de  afscheidsdienst.’    

Ze  trok  weer  een  netjes  volgetypt  papier  uit  haar  tas.    

‘Hier  heb  je  al  mijn  telefoonnummers,  met  de  datum  en  tijd  waarop  het  mij  het  beste  uitkomt  als  je  

me  belt.’    

Paranoïde,  door  verdriet  overmand  en  overdreven  secuur.  Geweldige  combinatie.    

‘Heb  je  een  mobieltje  of  een  pieper?’    

Dat  verbaasde  me.  Niemand  had  me  daar  ooit  naar  gevraagd.    

‘Ik  heb  voicemail,’  zei  ik,  ‘en  die  luister  ik  regelmatig  af...’    

‘Ik  heb  liever  je  rechtstreekse  nummer,’  zei  mevrouw  Evans  op  een  toon  die  feitelijk  duidelijk  maakte  

dat  dit  niet  zozeer  een  voorkeur  als  wel  een  eis  was.  Ik  pakte  een  visitekaartje  en  haatte  mezelf  dat  ik  

mijn  mobiele  nummer  nog  op  de  achterkant  krabbelde  ook.  Iets  vertelde  me  dat  ik  er  beslist  spijt  van  

zou  krijgen  dat  ik  Stacy  Evans  onbeperkte  toegang  tot  mijn  leven  gaf.  Tegen  lunchtijd  was  die  

profetische  gedachte  al  werkelijkheid.  Stacy  had  me  niet  minder  dan  drie  keer  gebeld.  Een  keer  op  

mijn  werklijn  en  twee  keer  op  mijn  mobieltje.  En  nu  ik  langzaam  door  Clematis  Street  liep,  onderweg  

naar  de  afspraak  met  mijn  vriendinnen  Becky,  Jane  en  Olivia,  trilde  mijn  tas  zonder  onderbreking.  Ik  

keek  wie  me  belde  en  zag  dat  het  Stacy  was,  dus  ik  nam  niet  op.  Ze  was  misschien  een  hele  goeie  

vriendin  van  Dandy  Dane,  maar  ik  was  haar  slaaf  niet.  In  elk  geval  niet  tussen  half  een  en  twee  uur.  

Dat  was  mijn  versie  van  een  drie  kwartier  durende  lunchpauze.  Het  mooiste  van  mijn  baan  als  

juridisch  assistente  op  de  afdeling  Nalatenschappen  was  de  betrekkelijke  vrijheid.  Niemand  vroeg  

zich  ooit  iets  af  over  mijn  afwezigheid  van  kantoor,  zo  lang  ik  tenminste  naar  mappen  greep  en  iets  

Page 8: Op jacht

mompelde  over  dingen  indienen  bij  de  griffier.  Blijkbaar  viel  het  niemand  op  dat  mijn  ‘afspraken’  

bijna  altijd  met  eetmomenten  samenvielen.  En  als  het  ze  al  opviel,  dan  zeiden  ze  er  in  elk  geval  niets  

van  en  dat  kwam  mij  prima  uit.    

In  het  centrum  van  West  Palm  Beach  was  het  druk,  maar  dat  zou  al  snel  veranderen.  De  plaatselijke  

bevolking  beweert  dat  Florida  twee  seizoenen  heeft,  de  zomer  en  de  sneeuwvogels.  De  zomer  begint  

in  februari  en  duurt  tot  de  eerste  week  van  november.  Het  sneeuwvogelseizoen  duurt  ongeveer  

vanaf  Thanksgiving  op  de  3e  donderdag  in  november  tot  Pasen,  en  is  vooral  te  herkennen  aan  een  

hele  optocht  van  enorme  campers  die  op  de  I-­‐95  verkeersopstoppingen  veroorzaken  omdat  hun  

bewoners  de  kou  ontvluchten  en  in  een  milder  klimaat  de  winter  willen  doorbrengen  tot  thuis  de  

sneeuw  weer  gesmolten  is.  Voor  mensen  die  hier  het  hele  jaar  wonen,  zoals  ik,  betekent  dit  dat  alle  

parkeerterreinen  overvol  zijn,  dat  er  lange  rijen  in  de  supermarkt  staan,  om  maar  te  zwijgen  over  wat  

er  gebeurt  als  de  dokter  je  toevallig  een  recept  voor  medicijnen  meegeeft.  De  apotheek  is  kennelijk  

een  soort  Mekka  voor  65-­‐plussers.  Pasen  valt  laat  dit  jaar,  dus  hebben  we  twee  extra  weken  

‘hoogseizoen’  voordat  ze  naar  huis  en  haard  terugkeren.  Iemand  toeterde  en  ik  schrok  ervan.  Ik  dook  

omlaag  om  een  palmblad  te  ontwijken,  terwijl  ik  langs  een  witharige  vrouw  met  haar  rollator  

probeerde  te  komen.  Ik  wéét  dat  ik  sympathie  voor  haar  zou  moeten  hebben.  Respect  voor  ouderen  

en  zo.  Maar  als  verdediging  kan  ik  aanvoeren  dat  degene  die  deze  regels  heeft  opgesteld,  vast  nooit  

op  de  snelweg  is  gesneden  door  een  negentigjarige  die  het  niet  meer  nodig  vindt  om  even  in  de  

achteruitkijkspiegel  te  kijken  voordat  hij  op  z’n  gemak  van  rijbaan  verandert.  Toen  ik  bij  de  hoek  van  

de  North  Olive  Street  kwam  keek  ik  snel  even  hoe  ik  eruit  zag.  Sushi  Rok  was  een  trendy,  tamelijk  

nieuw  Aziatisch/Japans  visrestaurant  met  voornamelijk  zakenmensen  als  klanten.  Het  was  een  goede  

keus  voor  de  lunch,  omdat  de  toeristen  deze  plaatsen  meestal  overslaan  en  de  minder  deftige  

gelegenheden  opzoeken  waar  ze  welkom  zijn  in  hun  korte  broek,  T-­‐shirt  en  met  slordige  

paardenstaart.    

Natuurlijk  moest  ik  wel  toegeven  dat,  hoewel  ik  elke  seconde  ervan  haatte,  de  resultaten  van  mijn  

tijd  in  de  sportschool  de  moeite  waard  waren.  Vooral  nu  ik  in  de  gevarenzone  kwam,  en  mijn  lichaam  

zich  begon  te  gedragen  als  de  waarschuwing  op  een  doos  cornflakes:  de  inhoud  kan  tijdens  transport  

enigszins  inzakken.  De  lente  betekende  maar  één  ding  voor  mij  –  Lilly  Pulitzer.  Ik  had  mijn  

hibiscusroze  vest  (70%  korting  wegens  een  veeg  lipstick)  over  mijn  schouders  geslagen  en  

gecombineerd  met  een  patchwork-­‐jurk  –  volle  prijs,  slik  –  in  haar  bekende  citruskleuren.  Omdat  de  

katoenen  stretchjurk  strak  aansloot  en  mijn  armen  vrijliet,  bedankte  ik  in  gedachten  wel  even  Neal,  

mijn  persoonlijke  trainer,  die  me  steeds  afbeulde  tijdens  de  work-­‐out.  Terwijl  ik  hem  in  gedachten  de  

eer  gaf,  dacht  ik  ook  aan  mijn  geweldige  stomerij,  want  dankzij  hun  inspanningen  was  er  van  de  veeg  

niets  meer  over  dan  een  vaag  spoortje  langs  de  met  pailletten  afgezette  halslijn  van  het  wollen  

kasjmier  kledingstuk.  Het  ensemble,  gecombineerd  met  mijn  nieuwe  handtas  en  sandaaltjes  was  

Page 9: Op jacht

volgens  mij  echt  heel  flatterend.  Lilly  is  gewoon  de  beste  vriendin  die  een  blondine  maar  kan  hebben.  

Het  was  vrij  druk  in  het  restaurant.  Een  zacht  gegons  van  door  elkaar  lopende  gesprekken  werd  

afgewisseld  door  het  getinkel  van  glazen  en  bestek.  Terwijl  ik  mijn  zonnebril  op  mijn  hoofd  schoof,  

keek  ik  rond  of  ik  mijn  vriendinnen  kon  ontdekken.  Binnen  een  seconde  zag  ik  Olivia  die  naar  me  

zwaaide.    

Ik  liep  tussen  de  tafels  door  naar  hen  toe  en  de  single  in  mij  inspecteerde  automatisch  alle  in  de  zaal  

aanwezige  mannen.  Nou  ja,  ik  was  niet  helemaal  single.  Ik  heb  feitelijk  wel  een  piloot  in  mijn  leven,  

Patrick  heet  hij.  Als  ik  aan  hem  denk  zou  ik  me  gelukkig,  duizelig  of  zoiets  moeten  voelen.  Iets  anders  

dan  gezellig  in  elk  geval.  Ik  slaakte  een  diepe  zucht  toen  ik  bij  Olivia  en  Becky  ging  zitten.    

‘Is  Jane  er  nog  niet?’  Dat  was  een  retorische  vraag.  Jane  kwam  altijd  te  laat.  Jane  zou  nog  te  laat  zijn  

voor  haar  eigen  begrafenis.  Olivia  was  met  haar  Blackberry  bezig,  dus  richtte  ik  mijn  begroeting  op  

Becky.  Becky  nam  een  slokje  van  haar  ijsthee  met  perziksmaak.  Haar  donkerbruine  ogen  waren  

verborgen  achter  oranje  gekleurde  brillenglazen.  Rebecca  Jameson  en  ik  waren  al  vriendinnen  sinds  

de  universiteit.  Zij  werkt  als  Junior  Associate  op  het  kantoor,  specialisatie:  contracten,  onder  de  

waakzame  blik  van  Ellen  Lieberman.  De  enige  vrouwelijke  partner  en  het  ergste  kreng  dat  je  je  maar  

kunt  indenken.  Ik  was  degene  die  Becky  overhaalde  om  te  solliciteren  nadat  ze  cum  laude  

afstudeerde  aan  Emory  Law  School.  Ik  was  ook  degene  die  suggereerde  dat  ze  zich  op  een  ander  

juridisch  terrein  dan  alleen  contracten  moest  richten.  Becky  had  zich  niets  van  dat  advies  

aangetrokken  en  dat  bleek  later  maar  goed  ook.  Om  de  een  of  andere  reden  kunnen  Becky  en  Ellen  

eigenlijk  heel  goed  samenwerken.  Zo  goed  als  het  überhaupt  mogelijk  is  om  met  Ellen  samen  te  

werken.  Ellen,  die  trouwens  gelooft  dat  op  de  weg  naar  succes  elk  spoortje  oestrogeen  uit  haar  

wezen  moet  worden  verwijderd.  Ellen  Lieberman  is  één  en  al  saaie  pakken,  stoere  sandalen  en  grijze  

haaruitgroei.  Becky  was  gekleed  in  een  taupe  pantalon  en  een  katoenen  blouse  in  haar  

lievelingskleur  oranjerood.  Ik  complimenteerde  haar  met  haar  leuke  topje.    

‘Dank  je  wel,’  antwoordde  ze  en  draaide  haar  lange  haar  in  een  knot,  terwijl  de  middagzon  door  het  

raam  achter  haar  naar  binnen  stroomde.  ‘De  koffie  komt  eraan.’    

Ik  glimlachte  dankbaar  dat  mijn  vriendinnen  genoeg  van  me  hielden  om  rekening  te  houden  met  mijn  

voortdurende  behoefte  aan  cafeïne.  Ik  richtte  mijn  aandacht  op  Olivia  die  haar  nieuwste  en  meest  

geliefde  elektronische  speelgoed  in  haar  tas  liet  glijden,  begroette  haar  en  vroeg  toen  ‘Hoe  is  het  met  

je  garageventje?’    

De  hoeken  van  Olivia’s  perfecte  mond  zakten  omlaag.    

‘Het  is  geen  ventje.’    

‘Hij  woont  in  de  garage  van  zijn  ouders,’  weerlegde  ik.    

‘Hij  is  al  zesendertig.  Hij  werkt  niet.  Het  is...’    

‘Een  klootzak,’  maakte  Becky  zonder  pardon  mijn  zin  af.    

Page 10: Op jacht

‘Jemig,  Liv,  geef  hem  een  schop  en  zoek  nu  eens  een  echte  man.’    

‘Net  als  jij  zeker?’  antwoordde  Olivia  zonder  enige  aarzeling.    

‘Wanneer  was  jouw  laatste  afspraakje  ook  alweer?    

Op  het  examenfeest  van  de  middelbare  school?’    

Becky  lachte  omdat  we  allemaal  wisten  dat  Liv  er  niet  zo  ver  naast  zat.  ‘Ik  bouw  aan  mijn  carrière.  

Later  heb  ik  tijd  zat  om  de  ware  te  vinden.’    

‘Later??’  vroeg  Liv.  ‘Later  als  je  alleen  in  je  flatje  zit,  zowat  vijftig  bent  en  naar  de  herhalingen  van  de  

Gilmore  Girls  zit  te  kijken,  terwijl  je  een  hele  doos  speculaasjes  leeg  eet,  omringd  door  je  zestien  

katten?’    

‘Geen  grapjes  over  speculaasjes,  hè’  ,  waarschuwde  Becky,  terwijl  ze  in  het  restaurant  om  zich  heen  

keek,  ‘dat  is  toevallig  wel  mijn  troosteten.’    

‘Dames?’  onderbrak  ik  hen,  want  ik  wist  heel  goed  dat  deze  kattige  opmerkingen  eindeloos  door  

konden  gaan.  Becky  en  Liv  mochten  elkaar  graag  plagen.  Misschien  wel  omdat  ze  totaal  

tegenovergestelde  persoonlijkheden  zijn.    

‘Dat  was  een  mailtje  van  Jane,’  zei  Liv.  ‘Ze  kan  niet  komen.’    

Becky  en  ik  kreunden  allebei  en  pakten  toen  meteen  het  menu.  Ik  zat  te  aarzelen  tussen  de  

dagschotel  van  geelvintonijn  en  sushi  toen  de  ober  met  mijn  koffie  kwam.    

‘Wachten  we  nog  op  nummer  vier?’  informeerde  hij.    

Zoals  gebruikelijk  sprak  hij  eigenlijk  alleen  tegen  Olivia.  Vroeger  had  ik  er  last  van,  dat  zij  altijd  alle  

mannelijke    

aandacht  kreeg.  Nu  begrijp  ik  dat  ze  er  niets  aan  kunnen  doen.  Olivia  is  gewoon  zo  knap.  

Buitengewoon  knap.  Ze  heeft  een  exotische  huidskleur  en  onberispelijke  gelaatstrekken.  In  eerste  

instantie  denken  de  meeste  mensen  dat  de  viooltjeskleur  van  haar  ogen  namaak  is  –  van  die  

vreselijke  contactlenzen  die  er  in  allerlei  onnatuurlijke  kleuren  zijn.  Ze  zijn  echt,  net  als  haar  hoge  

jukbeenderen,  gebogen  lippen,  sierlijke  hals,  royale  buste,  slanke  taille  –  allemachtig,  haar  hele  

lichaam,  1  meter  68  en  maatje  32,  is  om  jaloers  op  te  worden.    

‘Eh,  nee,  we  blijven  maar  met  ons  drieën,’  vertelde  Liv.    

Ze  knipperde  met  haar  wimpers.  Flirten  was  even  natuurlijk  voor  haar  als  adem  halen.    

‘Kun  je  ons  nog  een  paar  minuten  geven?’    

‘Natuurlijk,  dames,’  zei  de  ober.  ‘Ik  haal  even  wat  vers  komkommerwater,  terwijl  jullie  een  keuze  

maken.’    

Hij  was  wel  zo  aantrekkelijk  dat  ik  hem  over  mijn  menu  nakeek  om  zijn  achterste  te  inspecteren.    

‘Te  mager,’  mompelde  ik.    

‘Te  klein,’  voegde  Liv  daaraan  toe.    

‘Ik  wil  hem  wel,’  kondigde  Becky  aan.    

Page 11: Op jacht

‘Jouw  celibaat  duurt  al  veel  te  lang,’  zei  ik  met  een  zucht.    

‘Jij  zou  iedereen  wel  willen.’  Ik  keek  mijn  tafelgenoten  eens  aan.  ‘Dankzij  jouw  recente  

kleurverandering,  Becky,  zien  wij  er  nu  uit  alsof  we  zo  uit  Happy  days  komen.’    

Becky  draaide  aan  een  lok  van  haar  onlangs  rood  geverfde  haar.  ‘Ik  ben  Betty  Jo.  Was  dat  niet  die  

rooie  die  uiteindelijk  met  die  smakelijke  piloot  eindigde?  En  nu  we  het  toch  over  piloten  hebben,  hoe  

is  het  eigenlijk  met  Patrick?’    

Ik  haalde  mijn  schouders  op.  ‘Best.  Hij  komt  vanavond  laat  weer  thuis.’  En  weer  haatte  ik  het  dat  mijn  

fantasie  nauwelijks  geprikkeld  werd  als  ik  aan  hem  dacht.  Op  papier  was  hij  het  helemaal.  De  ware  

Jacob.  De  man  van  mijn  dromen.  Hij  was  vierendertig,  gemiddelde  lengte,  blond  met  blauwe  ogen  en  

piloot.  Dat  is  toch  perfect?    

Zijn  financiële  vooruitzichten  zijn  zoals  het  hoort;  hij  is  intelligent,  grappig  en  sportief;  we  houden  

van  veel  dezelfde  dingen  –  het  strand,  de  film,  restaurants  enzovoort.  Genetisch  gezien  is  hij  de  

ideale  man  om  de  vader  van  mijn  kinderen  te  worden.  Maar...  er  is  helemaal  geen  magie  tussen  ons.    

Ik  had  al  lang  geleden  mijn  sprookjesgedachten  aan  de  kant  gezet,  maar  ik  zou  het  wel  een  stuk  fijner  

vinden  als  mijn  hart  wat  sneller  ging  kloppen  als  ik  de  deur  open  deed.  Of  tenenkrullende  seks,  dat  

mag  ook.  De  seks  was  niet  verkeerd,  Patrick  was  wel  bedachtzaam,  eh  methodisch.  Methodisch  was  

bevredigend,  maar  wekte  nu  niet  bepaald  passie  op.  Als  ik  bij  Patrick  ben,  wordt  het  hele  voorspel  in  

een  bepaalde,  specifieke  volgorde  afgewerkt.  Het  is  net  alsof  er  bij  seks  ook  een  van  tevoren  

opgestelde  checklist  is  die  hij  moet  nalopen  voordat  hij  kan  opstijgen.    

Ik  trok  mijn  wenkbrauwen  op,  legde  mijn  menu  op  tafel  en  wachtte  op  de  terugkeer  van  de  ober.  Liv  

stak  haar  hand  uit  en  klopte  op  de  mijne.  Haar  dubbele  grove  armbanden  rinkelden  tegen  het  

tafelblad.    

‘Nog  steeds  geen  vuurwerk?’    

Ik  schudde  mijn  hoofd.  ‘Nog  geen  vonkje.’    

‘En  dat  wordt  heus  niet  beter,  hoor,’  merkte  Becky  op.    

‘Het  is  mijn  ervaring  dat  goede  seks  heel  anders  is  dan  goede  wijn.  Het  wordt  op  den  duur  niet  

beter.’    

‘Wanneer  hebben  jullie  voor  het  laatst  seks  gehad?’  vroeg  Liv.  ‘Slechte  seks  telt  ook.’    

‘Ik  probeer  het  me  te  herinneren,’  zei  Becky  lijzig.  ‘Eens  even  denken,  dat  was  op  de  bank  toen  de  

ouders  van  mijn  vriendje  naar  bed  waren  gegaan.  O  nee,  wacht  even!  Dat  was  jij.’    

‘Je  kunt  me  rustig  plagen,  Betty  Jo,’  reageerde  Liv.  ‘Ik  ben  tenminste  niet  met  mijn  werk  getrouwd.’    

‘Trouwerijen  zijn  jouw  werk,’  bracht  ik  naar  voren.  ‘En  nu  we  het  daar  toch  over  hebben,  heb  je  nog  

verhalen  over  horrorbruiden  voor  ons?’    

Liv  is  een  veelgevraagde  organisator  van  trouwerijen,  met  klanten  aan  weerskanten  van  de  brug.  Ik  

zal  even  uitleggen  dat  de  ‘brug’  dat  gedeelte  van  Okeechobee  Road  is  dat  over  het  water  loopt  

Page 12: Op jacht

waardoor  West  Palm  Beach  wordt  gescheiden  van  de  superrijke  wereld  –  alleen  op  uitnodiging  –  van  

Palm  Beach.  Oud  geld,  zoals  de  familie  Post,  Flagler  en  de  Kennedy’s  mengen  zich  niet  zo  graag  met  

de  inwoners  met  nieuw  geld.  Nieuw  geld  is  eigenlijk  de  verkeerde  benaming,  omdat  in  Florida  niets  

van  vóór  1924  is.  Alleen  maar  familiekapitalen  die  zijn  gebruikt  voor  het  bouwen  van  enkele  van  de  

meest  ongelooflijke  landhuizen  met  uitzicht  op  de  oceaan  aan  de  oostkust.  Behalve  het  aanbod  van  

schitterende  golfbanen  en  diepe  aanleghavens  voor  privéjachten,  is  Palm  Beach  ook  een  paradijs  vol  

evenementen.  Liv  en  haar  partner,  Jean-­‐Claude  DuBois,  hadden  van  Concierge  Plus,  dat  

kinderfeestjes  organiseerde,  de  bekendste  huwelijksplanner  in  de  streek  gemaakt.  Recent  zijn  ze  

begonnen  met  het  coördineren  van  andere  evenementen,  zoals  de  meest  creatieve  gala’s  waar  geld  

bij  elkaar  wordt  gebracht  voor  een  lange  rij  goede  doelen.  Maar  het  liefste  hoorde  ik  nog  steeds  de  

verhalen  van  wat  er  allemaal  mis  kon  gaan  bij  die  trouwerijen.  Dat  komt  waarschijnlijk  omdat  ik  er  

een  soort  kinderlijke,  perverse  troost  uit  put.  Ik  liep  dan  wel  niet  gelukzalig  in  de  kerk  naar  mijn  

bruidegom,  maar  ik  was  niet  de  enige.  En  dat  zegt  natuurlijk  helemaal  niets,  omdat  ik  echt  geen  

brandend  verlangen  naar  eigen  huis  en  haard  heb.  Nog  niet.    

De  lunch  was  tamelijk  rustig.  Goed  eten,  gezellig  gebabbel  en  veel  gelach.  Ik  verwachtte  dat  ik  

helemaal  opgeladen  zou  vertrekken,  klaar  voor  de  rest  van  mijn  dag.  Becky  en  ik  stonden  met  Liv  te  

wachten  tot  de  parkeerservice  haar  champagnekleurige  Mercedes  cabriolet  naar  de  voordeur  van  

het  restaurant  bracht.  Anders  dan  ik  verdiende  Liv  goed,  maar  net  als  ik  gaf  ze  het  geld  met  bakken  

uit.  Becky  verdiende  waarschijnlijk  drie  keer  zoveel  als  ik,  maar  haar  enige  zwakte  was  kleding,  dus  

had  zij  meer  geld  op  haar  rekening  dan  wij.  Zodra  Liv  wegreed,  keerde  Becky  zich  om  en  zei:  ‘Ik  heb  

gehoord  dat  Victor  vanochtend  een  zaak  naar  jou  heeft  doorgeschoven.’    

‘Ja.’  Ik  vertelde  Becky  over  mijn  vreemde  gesprek.  Daarna  beluisterde  ik  de  berichten  op  mijn  

mobieltje.    

Stacy  Evans  had  tijdens  de  lunch  nog  twee  keer  gebeld.  Ik  keek  naar  de  tijd  op  het  scherm.  Volgens  

het  reisschema  dat  ze  me  had  gegeven,  stond  ze  net  op  het  punt  om  in  het  vliegtuig  naar  Newark  te  

stappen.  Met  een  beetje  geluk  zou  ze  pas  landen  als  ik  al  een  paar  minuten  klaar  was  met  mijn  werk.  

‘Wat  verwacht  ze  eigenlijk  van  je?’