(op de laatste pagina is aangegeven hoe de in de voetnoten ... · Volgens de adviesnota zou hij dat...

59
Bijlage 1 1 Uitgebreid chronologisch feitenverslag (op de laatste pagina is aangegeven hoe de in de voetnoten bedoelde dossiers verwijzen naar de codering van de gemeentelijke dossiers) 1987 6 februari 1987: Adviesnota aan het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Vlijmen voor een vergadering van dat College op 10 februari 1997. 1 Het betreft een adviesnota inzake een bedrijfsves- tiging in of op het perceel Nieuwkuijksestraat 31. De heer Van Hulten, alsdan wonend op het adres Nieuwkuijk- sestraat 59, overweegt het pand Nieuwkuijksestraat 31 te kopen. Volgens de adviesnota zou hij dat pand willen slopen om op die plaats een nieuwe woning te bouwen alsmede een loods c.q. showroom. ”In deze schijnt overigens niet geheel gesproken te kunnen wor- den van een verplaatsing van het bedrijf van betrokkene van de hoek Nieuwkuijksestraat/Lariksstraat.” ” ‘Probleem’ vormt in deze het bestemmingsplan Nieuwkuijk- Oost II. Krachtens dat plan geldt ter plaatse de bestemming Een- gezinshuizen in open bebouwing, klasse I. De bouw van een loods/showroom is ter plaatse daardoor niet toegestaan. Vraag is nu of – indien van Hulten daadwerkelijk tot aankoop overgaat – de gemeente bereid is realisering van zijn plannen middels een art. 19 procedure mogelijk te maken. Er is in deze geen sprake van daadwerkelijke besluitvorming van … …een verzoek om voorinformatie. Er hoeft dus nog geen verzoek aan de gemeente- raad te worden voorgelegd. Dit kan ook nog niet omdat er geen concrete plannen bekend zijn. Bij de vaststelling van genoemd bestemmingsplan is feitelijk aan de zijde van de Nieuwkuijksestraat sprake van het vastleggen van bestaande bestemmingen. In de [direkte] omgeving zijn nogal wat bedrijven te signaleren, o.a. [volgen namen en soort bedrijvigheid van enkele ondernemingen]. In dat licht bezien en mede gelet op de aard van het bedrijf lijken er geen bezwaren om in principe medewerking aan de uitwerking van de plannen toe te zeggen. Het is uiteraard noodzaak ter zake een voorbehoud te maken in die zin, dat een definitief besluit inzake medewerking eerst genomen zal worden zodra de plannen meer definitief gepresenteerd wor- den. ADVIES In principe aan de heer van Hulten (informeel) te zeggen dat de bereidheid bestaat om aan zijn plannen mede te werken.” Met de hand is aan deze nota de volgende tekst toegevoegd: ”16/2-87 Wethouder van Helvoort zal een en ander ter kennis 1 dossier BINGnr7b/; na eerste blanco tabblad

Transcript of (op de laatste pagina is aangegeven hoe de in de voetnoten ... · Volgens de adviesnota zou hij dat...

Bijlage 1

1

Uitgebreid chronologisch feitenverslag

(op de laatste pagina is aangegeven hoe de in de voetnoten bedoelde dossiers verwijzen naar de codering van de gemeentelijke dossiers) 1987 6 februari 1987: Adviesnota aan het College van Burgemeester en Wethouders van

de Gemeente Vlijmen voor een vergadering van dat College op 10 februari 1997.1 Het betreft een adviesnota inzake een bedrijfsves-tiging in of op het perceel Nieuwkuijksestraat 31. De heer Van Hulten, alsdan wonend op het adres Nieuwkuijk-sestraat 59, overweegt het pand Nieuwkuijksestraat 31 te kopen. Volgens de adviesnota zou hij dat pand willen slopen om op die plaats een nieuwe woning te bouwen alsmede een loods c.q. showroom. ”In deze schijnt overigens niet geheel gesproken te kunnen wor-den van een verplaatsing van het bedrijf van betrokkene van de hoek Nieuwkuijksestraat/Lariksstraat.” ” ‘Probleem’ vormt in deze het bestemmingsplan Nieuwkuijk-Oost II. Krachtens dat plan geldt ter plaatse de bestemming Een-gezinshuizen in open bebouwing, klasse I. De bouw van een loods/showroom is ter plaatse daardoor niet toegestaan. Vraag is nu of – indien van Hulten daadwerkelijk tot aankoop overgaat – de gemeente bereid is realisering van zijn plannen middels een art. 19 procedure mogelijk te maken. Er is in deze geen sprake van daadwerkelijke besluitvorming van … …een verzoek om voorinformatie. Er hoeft dus nog geen verzoek aan de gemeente-raad te worden voorgelegd. Dit kan ook nog niet omdat er geen concrete plannen bekend zijn. Bij de vaststelling van genoemd bestemmingsplan is feitelijk aan de zijde van de Nieuwkuijksestraat sprake van het vastleggen van bestaande bestemmingen. In de [direkte] omgeving zijn nogal wat bedrijven te signaleren, o.a. [volgen namen en soort bedrijvigheid van enkele ondernemingen]. In dat licht bezien en mede gelet op de aard van het bedrijf lijken er geen bezwaren om in principe medewerking aan de uitwerking van de plannen toe te zeggen. Het is uiteraard noodzaak ter zake een voorbehoud te maken in die zin, dat een definitief besluit inzake medewerking eerst genomen zal worden zodra de plannen meer definitief gepresenteerd wor-den. ADVIES In principe aan de heer van Hulten (informeel) te zeggen dat de bereidheid bestaat om aan zijn plannen mede te werken.” Met de hand is aan deze nota de volgende tekst toegevoegd: ”16/2-87 Wethouder van Helvoort zal een en ander ter kennis

1 dossier BINGnr7b/; na eerste blanco tabblad

Bijlage 1

2

brengen van de heer van Hulten.”

15 april 1987: Ingekomen brief van een omwonende van Nieuwkuijksestraat 31 waarin bezwaar wordt aangetekend tegen het vestigen van bedrij-ven en opslagruimte op percelen waarvan de bestemming als ‘achtertuin’ is weergegeven.

22 mei 1987: Adviesnota aan B&W van de Gemeente Vlijmen voor een verga-dering van dat College op 26 mei 1987.2 Het betreft behandeling van een bezwaarschrift van een omwo-nende tegen bedrijfsvestiging in het pand Nieuwkuijksestraat 31. “Inmiddels is aan gebr. van Hulten een industriekavel in optie gegeven. De bedrijfsvestiging naar de Nieuwkuijksestraat zal dan ook geen doorgang meer vinden.”

11 juni 1987: Brief van B&W van Vlijmen aan indiener bezwaarschrift d.d. 15 april 1987.3 B&W schrijven ondermeer: ”Binnen het geldende bestemmingsplan “Nieuwkuijk Oost II” is het ontwikkelen van bedrijfsactiviteiten in de opstallen nabij het pand Nieuwkuijksestraat 31 niet toegestaan. Gelet evenwel op het karakter van de Nieuwkuijksestraat, waarin naast woonfuncties op beperkte schaal reeds bedrijfsactiviteiten zijn ontwikkeld, ach-ten wij het planologisch verantwoord ter plaatse in bepaalde mate bedrijfsactiviteiten toe te staan. Een en ander is uiteraard mede afhankelijk van de aard en de omvang van het bedrijf. Om de bedrijfsvestiging ter plaatse mogelijk te maken zal dienen worden te worden gekomen tot een partiële herziening van het be-stemmingsplan Nieuwkuijk Oost II, danwel een toepassing van de procedure als bedoeld in de artikelen 19 van de Wet op de Ruim-telijke Ordening en 50, lid 8 van de Woningwet.” Tot toepassing van een van die genoemde procedures zal pas worden overgegaan als een concrete bedrijfsvestiging bekend is. Dat is momenteel nog niet aan de orde, en daarom gaan B&W verder niet in op het bezwaar.

9 september 1987: Brief van B&W van Vlijmen aan de heer Van Hulten4, Nieuwkuijksestraat 59, waarin B&W meedelen dat de Gemeenteraad op 8 september 1987 heeft besloten tot onder-handse verkoop van een aan de noordzijde van de Middelweg ge-legen industriekavel van 3090 m² voor de koopsom van ƒ170.650,= excl. BTW.[circa ƒ55 per m² exclusief kosten]

2 dossier BINGnr7b/; na een na laatste blanco tabblad 3 dossier BINGnr7b/; na een na laatste blanco tabblad 4 dossier BINGnr7a/b; productie 1

Bijlage 1

3

oktober 1987: Handgeschreven brief, gedateerd “okt. 1987”, van de heer Van Hulten aan het B&W van Vlijmen5 met het verzoek de koop van de industriekavel te ontbinden. Reden is dat het bedrijf van Van Hulten door middel van een “ruiling” in het bezit van het pand Nieuwkuijksestraat 21-23 kan komen “dat zeer goed past voor onze bedrijfsvoering”.

23 oktober 1987: Voorstel van B&W aan de raad6 tot intrekking van het besluit tot verkoop van een industriekavel aan Van Hulten, Nieuwkuijk-sestraat 59. Kort na de koop van de industriekavel deed zich voor het bedrijf de mogelijkheid voor tot verwerving van de panden Nieuwkuijksestraat 21-23. ”Aangezien die lokatie uiterst geschikt te noemen is voor dit bedrijf in tractoren en landbouwmachines is men in onderhandeling getreden met de eigenaar van die pan-den.” B&W vinden dat er redenen zijn om de verkoop van de industrie-kavel in te trekken. “Op de eerste plaats speelt in dit verband de uiterst beperkte voorraad industriekavels.” Door medewerking te verlenen aan het verzoek wordt bovendien voorkomen dat de kavel aan een van buiten Vlijmen komend be-drijf wordt verkocht. B&W stellen de raad voor het ontwerp-besluit tot verkoop van de industriekavel in te trekken. “De commissie ruimtelijke ordening heeft met het voorstel ingestemd.”

2 november 1987: Volgens de notulen van de openbare vergadering van de raad van

de gemeente Vlijmen7 wordt het voorstel van B&W tot intrekking van het raadsbesluit van 8 september 1987 “zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming” conform besloten.

6 november 1987: Brief van B&W aan de heer Van Hulten8 dat de raad op 2 novem-

ber 1987 heeft besloten tot intrekking van het besluit van 8 sep-tember 1987 tot verkoop van een industriekavel. Tenslotte wordt meegedeeld dat de door Van Hulten betaalde waarborgsom zal worden gerestitueerd onder inhouding van 10% van die waar-borgsom “als vergoeding van de ter zake door de gemeente reeds gemaakte kosten.”

5 dossier BINGnr7a/b; productie 2 6 dossier BINGnr7a/b; productie 3 7 dossier BINGnr7a/b; productie 4 8 dossier BINGnr7a/b; productie 5

Bijlage 1

4

1996 19 maart 1996: Brief aan de heer Van Hulten, Nieuwkuijksestraat 21 van B&W

van Vlijmen.9 ”Middels het indienen van een schetsplan heeft u ons verzocht om medewerking bij de realisering van een uitbrei-ding/verbouwing van uw bedrijfspand aan de Nieuwkuijksestraat 21 te Nieuwkuijk. Uw verzoek is in onze vergadering van 12 maart 1996 aan de orde geweest. Hierin hebben wij besloten aan uw voornemen verdere medewerking te verlenen.” Vervolgens schrijft men dat de door Van Hulten voorgestane uit-breiding / verbouwing in strijd is met het ter plaatse geldende be-stemmingsplan. Daarom moet vrijstelling worden verleend van de bepalingen van het bestemmingsplan. In het kader van die proce-dure dient Van Hulten zijn bouwplan ter inzage te leggen voor be-langhebbenden en omwonenden.

11 juni 1996: Brief van Smit&Winnubst, advocaten te Vught, aan B&W.10 De

advocaat schrijft namens negen cliënten onder meer het volgende: ”Sinds een aantal jaren heeft zich op het perceel Nieuwkuijk-sestraat 21 en de aldaar aanwezige opstellen gevestigd het bedrijf van de heer H. van Hulten. Het betreft onder meer een land-bouwmechanisatiebedrijf. Zowel op planologische (bestemmings-plan) als milieuhygiènische gronden is het bedrijf ter plaatse niet toegestaan.” ”Naar aanleiding van de publicatie medio december 1994 van een ontwerp-milieuvergunning is door een 9-tal omwonenden ge-wezen op de bestaande overlast, zoals ondermeer geluidhinder en stank. Van de kant van de gemeente is daarop nimmer gerea-geerd. De procedure milieuvergunning is nooit doorgezet.” Omdat er naar de mening van de advocaat uit zowel planologisch als milieuhygiënisch oogpunt geen sprake kan zijn van de huidige bedrijfsactiviteiten, laat staan uitbreiding daarvan, wordt namens de omwonenden “bij deze verzocht het bedrijf op een zo kortmo-gelijke termijn naar elders te verplaatsen. Er wordt vanzelfsprekend van uitgegaan dat u van Hulten destijds bij de vestiging – en thans terzake uw “bereidheid” tot medewer-king aan bedrijfsvergroting – heeft gewezen op alle risico’s?”

14 juni 1996: Twee brieven van Smit&Winnubst aan resp. de raad van Vlijmen

en aan de heer Van Hulten.11 In de brief aan de raad wordt gerefe-reerd aan een kopie van de brief van 11 juni aan B&W. Voorts schrijft de advocaat: “In het belang van de omwonenden verzoek ik u geen medewerking te verlenen aan de voorgenomen/geplande uitbreiding.” In de brief aan de heer Van Hulten schrijft de advocaat dat hij,

9 dossier BINGnr7a/b; productie 6 10 dossier BINGnr7a/b; productie 7 11 dossier BINGnr7a/b; producties 7 en 8

Bijlage 1

5

afhankelijk van het standpunt van de gemeenteraad van Vlijmen, een civiele aktie aanhangig zal maken uit hoofde van onrechtma-tige daad. Voorts schrijft hij:“Ik ga er overigens van uit dat des-tijds bij vestiging en thans bij de kennelijk bij het gemeentebe-stuur bestaande bereidheid om aan u uitbreiding toe te staan er bij u op gewezen is dat hieraan de nodige risico’s kleven.”

25 juli 1996: Brief van B&W12 aan de heer Van Hulten inzake bezwaren van

omwonenden tegen de uitbreidingsplannen. Die plannen en de be-zwaren van omwonenden zijn volgens de brief op 25 juni 1996 in “onze vergadering” aan de orde geweest. Hieromtrent wordt door B&W het volgende opgemerkt: ”Voor uw perceel geldt momenteel het bestemmingsplan “Nieuw-kuijk Oost II”, vastgesteld bij raadsbesluit van 17 mei 1979. Aan uw perceel is daarin de bestemming ”Bedrijfsdoeleinden opslag-terrein” toegekend. Binnen de bij die bestemming horende voor-schriften mag enkel worden gekomen tot de vestiging van opslag-bedrijven. Uw bedrijf is als zodanig niet aan te merken. Aangezien uw bedrijf, gegeven de aard en omvang daarvan, voor de directe omgeving geen zwaardere belasting met zich mee-brengt dan een bedrijfsvestiging welke wel zou zijn toegestaan binnen genoemd bestemmingsplan, zijn wij van oordeel dat zich hiertegen geen planologische bezwaren voordoen. Wij hebben dan ook de bereidheid uw bedrijf ter plaatse in te passen middels de ontwikkeling van een partieel bestemmingsplan. De voorberei-dingen hiervoor zijn reeds in gang gezet.” ”Overigens staan wij wel op het standpunt dat het in afwachting van de te verlenen milieuvergunning in werking houden van uw bedrijf enkel aanvaardbaar is, indien de bedrijfsaktiviteiten plaats vinden binnen het kader van de op 6 april [zie een na de laatste pagina van deze bijlage] ingediende vergunningsaanvrage. Feite-lijk wordt hiermede dan reeds nu voldaan aan de te zijner tijd voor uw bedrijf te verlenen milieuvergunning.”

19 december 1996: Brief van B&W13 aan Dhondt Adviesburo voor R.O. & Bouwde-

velopment te Breda waarin opdracht wordt verleend voor de ont-wikkeling van een nieuw bestemmingsplan voor een gedeelte van de kern Nieuwkuijk.

12 dossier BINGnr7a/b; productie 9 13 dossier BINGnr8

Bijlage 1

6

1997 15 januari 1997: Brief aan B&W van de Provinciale Planologische Commissie

Noord-Brabant (PPC) inzake het ontwerp-bestemmingsplan “Par-tiële herziening Nieuwkuijk-Oost II, Vlijmen”.14 ”De PPC heeft bovenvermelde aangelegenheid behandeld in haar vergadering van 15 januari 1997. De commissie kan met het plan instemmen en adviseert u dit verder in procedure te brengen.”

17 januari 1997: De raad stelt het bestemmingsplan “Partiële wijziging Nieuwkuijk

Oost II” vast.15 22 december 1997: Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant onthouden hun goedkeu-

ring aan het bestemmingsplan.16 De door GS geuite bezwaren worden uitvoerig toegelicht. GS schrijven onder meer dat zij van oordeel zijn “……dat de aan-vaardbaarheid van het bedrijf zoals dat in het plan wordt voorge-staan, naast het gegeven dat het bedrijf ter plaatse reeds geves-tigd is, mede dient te worden beoordeeld op grond van de voorge-stane activiteiten in relatie met de omgeving. Wij achten dit te meer van belang aangezien op basis van de thans aanwezige ge-gevens onduidelijk is of, met name voor wat betreft de verkeers-bewegingen buiten de bebouwing, de bedrijfsactiviteiten vergun-baar zijn, gelet op de aanwezigheid van woningen op korte af-stand. De afstand tussen de bedrijfsactiviteiten en de zuidelijke woonbebouwing, welke op basis van het vigerende plan circa 30-45 meter bedraagt, wordt in het voorliggende plan teruggebracht tot minder dan 10 meter.” Voorts hebben GS bedenkingen tegen de goothoogten en tegen de plankaart waarop niet is aangegeven voor welke terreinen de goothoogte is bepaald. “De noodzaak voor een dergelijke hoogte achten wij, mede gelet op de reeds ingediende aanvraag om bouwvergunning, niet aangetoond.” ”Het bovenstaande overziend komen wij, mede in het licht van onze overwegingen ten aanzien van de ingediende bedenkingen, tot het oordeel dat het voorliggend besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbe-reid en genomen en derhalve niet voor goedkeuring in aanmer-king komt.”

14 dossier BINGnr7b/ 15 dossier BINGnr7a/b, na blanco tabblad. Toelichting van bureau Dhondt op herzien plan 16 dossier BINGnr7a/b, na blanco tabblad. Toelichting van bureau Dhondt op herzien plan

Bijlage 1

7

1998 4 februari 1998: Verslag van een gesprek inzake het bestemmingsplan; aanwezig

wethouders J. Klijs en A. van de Hoven, alsmede de heren M. Weteman, J. Latour en N. Dircksens.17 Het gesprek wordt gehouden naar aanleiding van de onthouding van goedkeuring door Gedeputeerde Staten van het bestemmings-plan “Nieuwkuijk Oost II”; er wordt van gedachten gewisseld over de te volgen procedure en de eventuele consequenties in het kader van schadeclaims e.d. “Wethouder Klijs geeft nogmaals aan dat bij het gesprek van 28 maart 1997 niet is gesproken over het bestemmingsplan. Hij was in de veronderstelling dat het met name over de milieuvergunning ging. Hij heeft geen schriftelijk stuk ontvangen.” Een aantal mogelijkheden komen ter sprake. De gemeente kan beroep aantekenen. Ook Van Hulten kan beroep aantekenen. Men acht het waarschijnlijk dat de Raad van State een soortgelijk standpunt zal innemen als de provincie. Een ande-re mogelijkheid is de procedure vanaf de ter inzagelegging op-nieuw te volgen en daarbij de bezwaren proberen te weerleggen. “Omtrent de te nemen stappen zal in ieder geval overleg plaats dienen te vinden met de heer Van Hulten om te voorkomen dat schade wordt geclaimd omdat achteraf wordt gesteld dat de ver-keerde keus is gemaakt. Voorts dient te worden nagegaan of er in het verleden op papier toezeggingen zijn gedaan omtrent de vesti-ging van dit bedrijf op deze plaats.”

11 februari 1998: Verslag van gesprek met de heren H. van Hulten en D. Meijer

enerzijds en wethouder A. van den Hoven en de heer N. Dirck-sens anderzijds.18 Overleg wordt gepleegd over de te ondernemen stappen. “De gemeente kan in beroep gaan ofwel de procedure … … opnieuw aanvangen. Ook kan de heer Van Hulten eventueel de interne logistiek van zijn bedrijf wat aanpassen. De heer Van Hul-ten heeft hieraan echter geen behoefte.” “Afgesproken wordt dat van de zijde van de heer Van Hulten voor 17 februari a.s. bericht zal worden gedaan omtrent de stap die hun voor ogen staat.”

19 februari 1998: Brief van Metaalunie aan de gemeente Heusden, ter attentie van

de heer N. Dircksens19 inzake “keuze t.a.v. bestemmingsplan-procedure”. De Metaalunie refereert aan het gesprek tussen Van Hulten en de gemeente, waarbij Van Hulten zou moeten kiezen uit - het besluit van GS aanvechten, òf - de bestemmingsprocedure opnieuw beginnen. De Metaalunie vindt dat de gemeente die keuze zelf moet maken,

17 dossier BINGnr6 18 dossier BINGnr6 19 dossier BINGnr6

Bijlage 1

8

en niet Van Hulten. “Van Hulten heeft reeds geruime tijd geleden het een en ander aan uitbreidingsplannen aan u kenbaar gemaakt en aangevraagd, waarbij er van uw kant duidelijk toezeggingen zijn gedaan. Door de wijze waarop u de gehele bestemmingsplan-procedure tot op heden heeft opgepikt (lees: het duurt reeds zeer geruime tijd) en de tijdvertraging die ontstaat door de door GS van Noord-Brabant geconstateerde procedurefout, lijdt Van Hul-ten nu reeds aanzienlijke schade. Voor Van Hulten is momenteel maar één ding van belang: hoe kan hij op een zo kort mogelijke termijn de voor de continuiteit van het bedrijf gewenste uitbrei-ding realiseren.” ”Mijns inziens bent u ten opzichte van Van Hulten – gezien de voorgeschiedenis – verplicht het een en ander op een zo kort mo-gelijke termijn op te lossen.”

3 maart 1998: B&W besluiten conform advies van sector Ruimtelijke Za-ken/Bouwen- en Wonen20 “Het bestemmingsplan, in overleg met de stedenbouwkundige, [aan te passen] aan de opmerkingen van de provincie en in vervolg daarop de bestemmingsplan-procedure opnieuw [aan te vangen]. Voorts de heer Van Hulten van deze be-slissing op de hoogte te brengen.”

18 april 1998: Brief aan Metaalunie van B&W21, waarin wordt medegedeeld dat

de gemeente op korte termijn geen medewerking kan verlenen voor een verplaatsing van het bedrijf omdat op dit moment van gemeentewege geen alternatieve locatie voorhanden is. [de brief is als concept in het dossier opgenomen; niet te zien is of deze brief ook daadwerkelijk is verzonden]

25 mei 1998: In de paragraaf ‘Algemeen’ in de “Partiële Wijziging Bestem-

mingsplan “Nieuwkuijk-Oost II” Gemeente Heusden” zoals opge-steld door het bureau Dhondt [het voorblad is voorzien van een stempel “concept”], wordt ondermeer vermeld dat aan het op 17 juni 1997 door de raad vastgestelde bestemmingsplan “Partiële wijziging Nieuwkuijk Oost II” op 22 december 1997 door GS goedkeuring is onthouden. GS hadden daarvoor planologische be-zwaren (een milieucategorie 3-activiteit is moeilijk inpasbaar op korte afstand van de woonbebouwing; in een VNG publicatie is aangegeven dat de afstand tussen dergelijke bedrijven en woon-gebieden 100 meter moet bedragen). GS merkten bovendien op dat ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan (door GS goedgekeurd op 24 juni 1980) sprake is van een aanzienlijke uit-breiding van de bedrijfsbestemming, ook al neemt het totaal te bebouwen oppervlak niet toe. De gemeente Heusden heeft daarom besloten het bestemmings-plan in aangepaste vorm opnieuw in procedure te

20 dossier BINGnr6 21 dossier BINGnr6

Bijlage 1

9

brengen. Met de bezwaren van GS wordt in het nu aangepaste bestem-mingsplan volgens bureau Dhondt nadrukkelijk rekening gehou-den. Ook zou nu zijn aangesloten bij de bepalingen van de mili-euvergunning die door de gemeente bij besluit van 17 februari 1998 is verleend. Het bestemmingsplan heeft uitsluitend betrekking op het bedrijfs-perceel aan de Nieuwkuijksestraat 21.

12 juni 1998: Smit&Winnubst, advocaten, dagvaarden Van Hulten op verzoek

van negen partijen die allen woonachtig zijn te Nieuwkuijk (om-wonenden) om te verschijnen op de openbare civiele rechtzitting van de Arrondissementsrechtbank te Den Bosch22. Volgens de dagvaarding oefent gedaagde op het perceel Nieuwkuijksestraat 21 bedrijfsactiviteiten uit die in strijd zijn met het van kracht zijn-de bestemmingsplan. De rechter wordt verzocht gedaagde te ver-bieden om vanaf drie weken na het vonnis het pand nummer 21 nog langer te gebruiken anders dan volgens de WRO en het vige-rende bestemmingsplan is toegestaan. Voorts wordt een dwang-som gevraagd voor van ƒ2.500 per dag voor elke dag dat gedaag-de aan de veroordeling geen gevolg geeft. [in de dossiers is niets te vinden over het vervolg; waarschijnlijk is dit kort geding niet doorgegaan]

16 juni 1998: B&W besluiten conform advies inzake bestemmingsplan “Nieuwkuijk Oost II”23: ”- Stedenbouwkundige verzoeken het plan voor ter visielegging gereed te maken zonder de bestemming “Tuin”. - Voorts de heer Van Hulten mededelen dat zijn suggestie voor verplaatsing naar de Wolput (bedrijf Van Son) in het kader van het huidige beleid niet mogelijk is.”

23 juni 1998: Brief aan B&W van Van Dusseldorp advocaten te Apeldoorn,

advocaat van de heer Van Hulten.24 Met betrekking tot de verplaatsing in november 1987 naar het perceel Nieuwkuijksestraat 21 merkt de advocaat het volgende op: ”De gemeente toonde zich tot volledige medewerking bereid, zonder daarbij enig voorbehoud of waarschuwing te plaatsen bij het aan de gemeente bekende voorgenomen gebruik als land-bouwmechanisatiebedrijf.” ”Cliënt kan met het thans door u in procedure te brengen be-stemmingsplan niet uit de voeten. Overigens kan cliënt zich niet aan de indruk onttrekken dat het nieuwe plan gelet op de zeer

22 dossier BINGnr7a/b; productie 12 23 dossier BINGnr7a/b, na blanco tabblad 24 dossier BINGnr7a/b; productie 13. Dossier BINGnr6

Bijlage 1

10

ongunstige overwegingen in het besluit omtrent onthouding van goedkeuring tegen beter weten in in procedure wordt gebracht, om de levensgrote verplaatsingsproblematiek vooruit te schui-ven.” “Namens cliënt stel ik uw gemeente uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk voor de door hem geleden en nog te lijden schade.”

30 juni 1998: Met ingang van deze datum ligt het ontwerp-bestemmingsplan “Nieuwkuijk Oost II” ter inzage.25 Het betreft een ontwerp in ver-band met de onthouding van goedkeuring d.d. 3 maart 1998 door GS van het door de raad op 17 juni 1997 vastgestelde bestem-mingsplan voor een gebied aan de Nieuwkuijksestraat 21.

27 oktober 1998: Brief van Smit&Winnubst, advocaten, aan B&W inzake wijziging

bestemmingsplan betreffende Nieuwkuijksestraat 21.26 Advocaten stellen dat het initiatief voor de planherziening volle-dig van het gemeentebestuur is uitgegaan. Omwonenden zijn ver-rast dat de gemeente onverkort wenst vast te houden aan het leg-gen van een industriebestemming tussen een tiental woonpercelen in een specifieke woonomgeving. “Hoe kun je als gemeente ± 1.600 m² met de bestemming ‘bedrijfsdoeleinden opslag’ wijzigen in de bestemming ‘bedrijfsdoeleinden’ ten behoeve van een indu-strieel bedrijf en daarnaast ook nog eens 2.400 m² met de be-stemming ‘tuin’ wijzigen in de bestemming ‘bedrijfsdoeleinden’?”

3 november 1998: De raad besluit in zijn openbare vergadering van 3 november 199827, na genoemde overwegingen, het bestemmingsplan “Nieuwkuijk Oost II” gewijzigd vast te stellen.

25 dossier BINGnr7a/b, na blanco tabblad 26 dossier BINGnr7a/b, na blanco tabblad 27 dossier BINGnr7a/b, na blanco tabblad

Bijlage 1

11

1999 22 februari 1999: Brief van burgemeester Willems aan de heer Van Hulten inzake

zijn bezoek aan het bedrijf van Van Hulten.28 De burgemeester is tijdens zijn bezoek geïnformeerd over de problemen m.b.t. de bouw- en milieuvergunningen. Geconcludeerd werd dat het veruit de voorkeur zou verdienen om tot verplaatsing van het bedrijf over te gaan. “Omdat ik u op persoonlijke titel heb bezocht, wil ik geen enkele verwachting of toezegging uitspreken, maar ik zal proberen vanuit de organisatie dit idee op zijn haalbaarheid op middellange termijn te laten toetsen.”

13 april 1999: Beslissing van GS inzake het bestemmingsplan “Nieuwkuijk Oost

II”.29 “Aan het door de raad van uw gemeente bij besluit van 3 november 1998 vastgestelde bestemmingsplan “Nieuwkuijk Oost II” hebben wij heden goedkeuring onthouden ……….” De reden daarvoor is dat van de ter inzagelegging geen publicatie in de Staatscourant heeft plaatsgevonden.

7 mei 1999: Brief aan de gemeente van de Stichting Milieuhinder uit de

Woonomgeving (SMW).30 SMW biedt de gemeente aan een haal-baarheidonderzoek te verrichten naar de mogelijkheden voor een eventuele verplaatsing van het bedrijf van de heer Van Hulten, de sanering van het gebied en de herinrichting daarvan.

8 juni 1999: Ten behoeve van de B&W vergadering op 8 juni 1999 is een stuk

opgesteld over het onderwerp: “Inpassing bedrijf Nieuwkuijk-sestraat 21 Nieuwkuijk in bestemmingsplan”. (doc.nr. B199908267)31 Onder het hoofdje “Plan van aanpak” wordt ge-sproken over het door SMW aangeboden en nog uit te voeren on-derzoek. “Is de heer Van Hulten niet bereid om mee te werken aan een onderzoek of blijkt uit het onderzoek dat verplaatsing niet tot de mogelijkheden behoort dan zal het bedrijf in het bestem-mingsplan opgenomen moeten worden. Met de provincie is afgesproken dat dit dan in het in voorberei-ding zijnde bestemmingsplan “Kom Nieuwkuijk” zal geschieden.”

15 juni 1999: Aan de hand van een B&W-voorstel van 27 mei 1999 (doc. nr. B199908267) wordt bedoeld haalbaarheidsonderzoek besproken. Ook wordt in dit voorstel een “voorgeschiedenis bestemmings-plan” gegeven. Die geschiedenis is als volgt: - in het geldende bestemmingsplan is het pand Nieuwkuijksestraat 21 bestemd voor “bedrijfsdoeleinden opslagterrein”. De huidige

28 dossier BINGnr7a/b; productie 14 29 dossier BINGnr7a/b, na blanco tabblad 30 dossier BINGnr1 31 BINGnr1, achter tabblad ‘bedrijfsverplaatsing Van Hulten’

Bijlage 1

12

activiteiten als landbouwmechanisatiebedrijf kunnen niet als zo-danig worden aangemerkt. Om het bedrijf op de locatie te kunnen handhaven is een procedure gevolgd tot wijziging van het be-stemmingsplan “Nieuwkuijk Oost II”. Het ontwerpbestemmingsplan is met ingang van 27 maart 1997 gedurende vier weken ter visie gelegd. “Binnen deze periode werden geen schriftelijke reacties ontvangen.” Daarna werd het ontwerpbestemmingsplan op 17 juni 1997 door de raad vastge-steld en ter goedkeuring aan GS gezonden. ”In het kader van de goedkeuringsprocedure werd tijdens de hoorzitting bij de provincie door reclamanten vermeld dat er een gesprek had plaatsgevonden met de gemeentelijke portefeuille-houder voor milieu en dat tijdens dit gesprek een schriftelijke zienswijze werd overhandigd. Hoewel de bewuste portefeuille houder verzekert dat aan hem geen schriftelijk stuk is overhan-digd, is door Gedeputeerde Staten aan reclamanten het voordeel van de twijfel gegund en is aan het vastgestelde bestemmingsplan op 22 december 1997 goedkeuring onthouden, aangezien omtrent deze zienswijze door de raad bij de vaststelling niet was meege-nomen.” De gemeenteraad heeft op 3 november 1998 het bestemmingsplan opnieuw vastgesteld. Bij besluit van 13 april 1999 is door GS aan dit raadsbesluit goedkeuring onthouden. ”De onthouding van goedkeuring is gebaseerd op een vormfout. Het vastgestelde plan heeft met ingang van 23 november 1998 gedurende 4 weken ter inzage gelegen. Dit is gepubliceerd in het blad “De Scherper”. De publicatie [is] echter door de betreffende afdeling niet aan de Staatscourant aangeboden.” ”Daarnaast is van ambtelijke zijde aangegeven dat, ook indien deze formele reden er niet zou zijn, waarschijnlijk toch geen goedkeuring gegeven zou zijn, gezien de opvatting van de provin-cie dat het betreffende bedrijf op deze plek niet kan worden ge-handhaafd.”

14 juli 1999: In een brief 32 van Burgemeester en Wethouders van Heusden aan de heer A. Kuys te Vlijmen staat onder meer: ”Uw constatering, dat wij een verplaatsing van uw bedrijf de eni-ge structurele oplossing vinden is juist. Door ons is overigens niet gesteld, dat het bedrijventerrein “Het Hoog” in dat kader het enige”alternatief is.” ”In onze brief van 2 maart j.l. hebben wij namelijk aangegeven, dat de door u beoogde locatie aan de Wolput is gelegen buiten de contouren van het voor genoemd bedrijventerrein ontwikkelde ontwerp-bestemmingsplan. Het toenmalig college was de mening toegedaan, dat geen actie ondernomen zou moeten worden voor

32 kopie van deze brief ontvingen wij tijdens ons onderzoek

Bijlage 1

13

de vestiging van bedrijven buiten dat plangebied.” ”Wij hebben begrepen, dat u in onderhandeling bent geweest met de eigenaar van het perceel Wolput 96 met opstallen in verband met de verplaatsing van uw tankstation. In principe kunnen wij met een dergelijke vestiging instemmen, uiteraard onder voorbe-houd van de planologische haalbaarheid ervan.” ”Voorts stellen wij het op prijs om vooraf afspraken te maken over de doorverkoop van de grond aan de gemeente, die niet no-dig is voor uw eigen bedrijfsvoering.”

26 augustus 1999: Verslag van gesprek van de heer Van Hulten met wethouder B. M. Groen en de heer N. Dircksens.33

De wethouder zegt dat gezocht wordt naar een oplossing in de vorm van verplaatsing naar het toekomstige industrieterrein Het Hoog. “Er wordt naar gestreefd de eerste percelen op Het Hoog eind van dit jaar te kunnen uitgeven.” “Afgesproken wordt dat de heer Van Hulten zijn pakket van eisen zal aangeven waarbij ook eventueel een andere lokatie (Middel-weg/Van Son) kan worden bekeken.”

33 dossier BINGnr1; BINGnr7b/

Bijlage 1

14

2000 1 februari 2000: Agendanummer 13 (doc. nr. B199921772) met voorstel van Sector/Afdeling Ruimtelijke Zaken Bouwen en Wonen voor B&W vergadering.34 Adviezen: - ‘Inventarisatie probleemsituatie in bebouwde kom’ voor ken- nisgeving aannemen (betreft categorie 3 of rood bedrijven die moeten worden verplaatst); - bij de begroting 2001 voorstel doen tot reserveren van gelden voor verplaatsing van “probleembedrijven” uit de kom;

- SMW inschakelen voor onderzoek naar verplaatsingsmogelijk-heden bedrijf van heer Van Hulten. Op 08-02-2000 wordt door het College als zodanig besloten. In een bijlage getiteld “Inventarisatie probleemsituaties bedrijven in bebouwde kom”, wordt ondermeer onderscheiden een categorie rood: inrichtingen waaromtrent reeds problemen bestaan of waar-van verplaatsing/beëindiging op korte termijn gewenst is. Het landbouwmechanisatiebedrijf H.Van Hulten wordt als een ‘categorie rood’ bedrijf aangemerkt.

2 maart 2000: Brief van twee omwonenden van het perceel 21 aan B&W met

bezwaren tegen het voorontwerp bestemmingsplan kom Nieuw-kuijk.35 “Voor de derde achtereenvolgende maal wordt nu ge-poogd een feitelijk illegaal bedrijf in te passen en zelfs grootscha-lige nieuwbouw toe te staan”. De briefschrijvers stellen onder-meer dat de heer Van Hulten in 1987 reeds beschikte over een bouwperceel op een industrieterrein, maar toen door leden van het toenmalige College zou zijn overgehaald in een woonwijk de ac-tiviteiten voort te zetten. Zij stellen dan ook: “Het is immers een gegeven dat het feit dat het bedrijf op deze locatie zit te wijten is aan het toenmalige College.”

21 april 2000: Toezendingsbrief van SMW aan B&W inzake het door SMW

opgestelde “Haalbaarheidsonderzoek verplaatsing, sanering en herinrichting gebied landbouwmechanisatiebedrijf H. Van Hulten BV eo”.36 In de paragrafen ‘Inleiding’ en ‘Inventarisatie’ wordt onder meer vermeld: het perceel Nieuwkuijksestraat 21 is volgens het rapport circa 4.900 m² groot; de eigenaar wenst over te gaan tot modernisering en aanpassing en heeft daarom de gemeente verzocht om afgifte van vergunningen daartoe. Omwonenden vinden het bedrijf hin-derlijk voor de woonomgeving. De heer Van Hulten voorziet, ook al zou hij nu mogelijkheden tot modernisering van zijn

34 dossier BINGnr2 35 dossier BINGnr8 achter tabblad ‘inspraak’ 36 dossier BINGnr7a/b; productie 15

Bijlage 1

15

bedrijf krijgen, de bedrijfsactiviteiten spanningen bij de omwo-nenden blijven oproepen. Telkenmale als b.v. de milieuvergun-ning moet worden aangepast, zullen daartegen bezwaren worden ingebracht. Daarom hebben de gemeente Heusden en Van Hulten de SMW verzocht “… … een haalbaarheidsonderzoek te doen en te bemiddelen, om te bezien welke mogelijkheden er zouden kun-nen zijn om het bedrijf te verplaatsen.” SMW is van mening dat verplaatsing van het bedrijf naar een be-drijvenpark in Heusden een passende oplossing kan zijn. Ook zou het bedrijf een plaats kunnen worden geboden nabij enkele tuin-bouwbedrijven in de onmiddellijke omgeving van het bebouwde gedeelte van Nieuwkuijk. SMW raamt de investering bij verplaatsing (prijzen 1999/2000 excl. BTW) op circa ƒ2.625.000 [circa €1.191.000] bij aankoop van 4.150 m² à ƒ150 per m²; een te bouwen bedrijfshal van 1.200 m² à ƒ 700 p/m² en een bedrijfswoning buiten het bedrijventerrein van 750 m³ op 750 m² grond. De opbrengst van de panden num-mers 21 en 23 wordt geschat op ƒ1.600.000 [circa €726.000]. Wanneer, volgens SMW, rekening gehouden wordt met een ver-goeding [van wie?] van ƒ254.000 [€115.260] bedraagt de netto-investering circa ƒ771.000 [circa €350.000]. SMW merkt op dat overigens nog geen nieuwe vestigingslocatie voor Van Hulten beschikbaar is.

28 april 2000: Uitspraak in de kort geding procedure tussen een negental omwo-

nenden en Van Hulten.37 De rechtbank verbiedt dat gedaagde het perceel 21 anders gebruikt dan volgens de Wet op de Ruimtelijke Ordening is toegestaan. Het vonnis gaat in 12 maanden na de uit-spraak (eisers hadden 3 weken gevraagd) en kent daarna een dwangsom van ƒ2.500 per dag toe. De rechter stelt voorts onder-meer: “Daarbij komt dat de gemeente redelijkerwijs in staat ge-acht moet worden voor een, wat oppervlakte betreft, relatief kleinschalig bedrijf als dat van gedaagde, een alternatieve vesti-gingsplek te vinden, ondanks (mogelijke) schaarste aan be-drijfstereinen binnen de gemeentegrenzen.”

1 mei 2000: Faxbericht aan de heer Van Hulten door zijn advocaat.38 Die stelt

dat het vonnis niet bij voorraad uitvoerbaar is; instellen van hoger beroep heeft schorsende werking.

4 mei 2000: Brief aan B&W van de advocaat van de heer Van Hulten39, waar-in met klem wordt bepleit om te streven naar effectuering van de verplaatsing van het bedrijf binnen 12 maanden.

37 dossier BINGnr1 38 dossier BINGnr6 39 dossier BINGnr6

Bijlage 1

16

6 juli 2000: Brief van Landbouwmechanisatiebedrijf Harrie van Hulten aan B&W.40 Van Hulten refereert aan het vonnis van de kort geding-rechter en verzoekt B&W “… al het mogelijke te doen, c.q. pla-nologische maatregelen te treffen die er toe leiden dat de hiervoor beschreven situatie [sluiting van zijn bedrijf op 28 april 2001 danwel betaling van een dwangsom van ƒ2.500 per dag] kan wor-den ontgaan.” ´Aangezien ik na de toegezonden brief van 4 mei j.l. van u nog geen reactie heb ontvangen vraag ik nogmaals aandacht voor de-ze aangelegenheid en verzoek u om op zo kort mogelijke termijn tot overleg te komen.”

10 juli 2000: B&W voorstel (t.b.v. B&W vergadering op 18 juli 2000), doc.nr. B 200007240 41 inzake haalbaarheidsonderzoek SMW. De con-clusies en aanbevelingen uit het onderzoek worden besproken. Een tweetal opmerkingen: - “In principe is aan van Hulten toegezegd dat er mogelijkheden komen op Het Hoog. Tevens zou worden gekeken naar eventueel vrijkomende bedrijfslocaties. Op dit terrein zijn er tot op heden geen ontwikkelingen.” - “Zoals het nu laat aanzien zal de verplaatsing van het bedrijf naar Het Hoog binnen die termijn nauwelijks haalbaar zijn.” Het advies aan B&W luidt: “Op basis van de stedenbouwkundige invulling een gesprek beleggen tussen portefeuillehouder en H. van Hulten.” B&W besluiten conform advies

1 augustus 2000: Verslag van een overleg met de heer Van Hulten, de heer Reuser

van SMW en de heren Groen, Lips en Brands namens de gemeen-te.42 In het gesprek wordt geconstateerd dat voortzetting van de huidige activiteiten inclusief de geplande uitbreiding op de huidi-ge locatie nr. 21 niet mogelijk is. “Dit betekent dat een verplaat-sing van het bedrijf de enige oplossing is.”

Aan het eind van het gesprek wordt ondermeer de afspraak ge-maakt dat aan het College een uitspraak zal worden gevraagd “… omtrent de vestigingsmogelijkheden op het adres Wolput 96.”

15 augustus 2000: Doc. nr. B200012812 d.d. 8 augustus 2000 met voorstel aan B&W 43 om “niet in te stemmen met de vestiging van een land-bouwmechanisatiebedrijf op de locatie Wolput 96 ……” B&W besluiten conform advies. “Wethouder Groen zal dit besluit mondeling overbrengen aan Van Hulten.”

40 dossier BINGnr1 achter eerste tabblad 41 dossier BINGnr1 42 dossier BINGnr6 43 dossier BINGnr1; dossier BINGnr6, achter tabblad ‘overige stukken’

Bijlage 1

17

16 augustus 2000: Brief aan de heer Van Hulten van B&W met kenmerk B200012812.44 De brief is een antwoord op de brief van Van Hul-ten van 6 juli 2000. B&W delen mede dat zij in eerste instantie denken aan vestiging op Het Hoog. Maar bebouwing daar is niet haalbaar binnen de door de rechtbank gestelde termijn; op zijn vroegst kan daar de eerste bebouwing plaats vinden na de zomer-vacantie 2001. Voorts wordt de heer Van Hulten medegedeeld dat verplaatsing van zijn bedrijf naar Wolput 96 door B&W is afge-wezen. Dat gebied heeft een agrarische bestemming. De toekom-stige invulling van dat gebied (genaamd “De Naaktenhoek”) staat nog volop ter discussie. Zolang die duidelijkheid er niet is, zijn B&W niet bereid om medewerking te verlenen aan vestiging in die omgeving. [Op de kopie van de brief is een stempel “Concept” geplaatst. Met de hand is onder aan de brief geschreven: “N.B. Niet verzonden. Zie besluit B&W dd. 15/8-2000.”] [de brief is in kopie bij dit rapport gevoegd]

16 augustus 2000: Intern memorandum van Kees Lips aan wethouder Groen.45 K. Lips schrijft dat hij contact heeft gezocht met de advocaat van

de heer Van Hulten om mogelijkerwijs de helpende hand te bie-den voor de beroepsprocedure gericht tegen de uitspraak inzake oplegging van een dwangsom. De advocaat wees er op, dat de gemeente ook partij is. De advocaat citeerde uit een brief van 1998 [bedoeld wordt de brief van 23 juni 1998] waarin hij de ge-meente op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk stelde.

30 augustus 2000: Brief van de advocaat van de heer Van Hulten aan B&W.46 In de

brief wordt allereerst melding gemaakt van het instellen van hoger beroep door de heer Van Hulten tegen het vonnis van 28 april 2000. Volgens de advocaat zou een eerste oplossing zijn wijzi-ging van het bestemmingsplan (ook al zijn twee pogingen daartoe mislukt) zodanig dat de heer Van Hulten “ter plaatse alle ruimte wordt gegeven.” De andere oplossing zou zijn vestiging van het bedrijf van Van Hulten op Het Hoog, het geven van de bestem-ming woningbouw aan de grond op nummer 21 en, in afwachting van de feitelijke verplaatsing naar Het Hoog, en overeenkomstig artikel 12 WRO, het overeenkomen van een nog te bepalen perio-de waarin het bedrijf van Van Hulten op de huidige plaats wordt gelegaliseerd.

3 oktober 2000: Brief van PPC aan B&W inzake ontwerp bestemmingsplan “Kom

Nieuwkuijk”.47 De commissie merkt ondermeer op: “De commis-sie neemt kennis van het (wederom) positief bestemmen van het landbouwmechanisatiebedrijf aan de Nieuwkuijksestraat, zonder dat daarmee wordt ingestemd met de aanvaardbaarheid van een

44 dossier BINGnr1 45 dossier BINGnr1 46 dossier BINGnr6 47 dossier BINGnr8

Bijlage 1

18

dergelijk bedrijf. De commissie wijst in dit verband naar de be-sluitvorming door gedeputeerde staten van 22 december 1997. De commissie heeft onvoldoende inzicht of aan de bezwaren welke voor gedeputeerde staten in 1997 aanleiding waren tot goedkeu-ring onthouding thans wordt tegemoetgekomen.”

12 oktober 2000: Verslag van overleg tussen de heren Van Hulten en Groen en

Brands namens de gemeente.48 ”In afwijking van eerdere besluiten t.a.v. verzoeken van Van B [naam van een ondernemer] en Van Hulten om ter plaatse [de Wolput] een bedrijf te mogen starten, wordt thans overwogen of een ontwikkeling van kleinschalige bedrijven in die hoek haalbaar is.” Van Hulten deelt mee dat hij al lange tijd in gesprek is met de eigenaar van Wolput 96. over verwerving van diens grond met opstallen “Na ruggespraak met de burgemeester stelt de heer Groen voor, dat hij de onderhandelingen [met die eigenaar] op korte termijn voortzet en de uitkomsten zo snel mogelijk meldt aan de gemeente.” [dit verslag is in kopie bij dit rapport gevoegd]

14 november 2000: B&W gaan akkoord met het advies van portefeuillehouder Groen

om aan Dhondt Adviesbureau de opdracht te verstrekken om aan-passing van het bestemmingsplan “Kom Nieuwkuijk” naar aan-leiding van de ingekomen reacties.

16 november 2000: Intern memo van Kees Lips aan Teun Brands inzake overleg met Van Hulten en Van B.49. Er heeft werkoverleg plaatsgevonden over vestiging in en verkoop van gronden in de zogenoemde zuidoost-lob van Het Hoog. “Duidelijk is dat het redelijk complex is en het nodig is een goede strategie weg te zetten, ook in relatie tot de stedenbouwkundige ontwikkeling.”

21 november 2000: Juridisch (intern) advies (quick scan) aan Kees Lips van Eddy

Rietveld inzake Wolput.50 Onder het kopje WRO is ondermeer het volgende vermeld: ”Volgens artikel 19, eerste lid WRO kan de gemeenteraad, ten behoeve van de verwezenlijking van een project, vrijstelling ver-lenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen, dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. In-dien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, maar bijvoor-beeld sprake is van een structuurvisie (zoals in de gemeente Heusden), wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval in-

48 dossier BINGnr1 49 dossier BINGnr1, achter tabblad ‘bedrijfsverplaatsing Van Hulten’ 50 dossier BINGnr1

Bijlage 1

19

gegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past bin-nen de toekomstige bestemming van het betreffende gebied.” Probleemstelling: kan het verlenen van vrijstelling van het voor de locatie Wolput, Abt van Engelenweg en Mortelweg te Vlijmen geldende bestemmingsplan ten behoeve van het bedrijf van Van Hulten leiden tot zelfrealisatie door andere omliggende grondei-genaren? Conclusie: “Wanneer Dhondt dus adviseert dat de beoogde loca-tie op de hoek van de Wolput, Abt van Engelenweg en Mortelweg planologisch inpasbaar is en B&W (en vakcommissie) dit advies overnemen, betekent dit naar mijn oordeel dan ook niet dat in het kader van de belangenafweging andere omliggende grondeigena-ren op deze ruimtelijke onderbouwing bij voorbaat een beroep kunnen doen om ook tot zelfrealisatie over te kunnen gaan. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel zal in dit geval niet opgaan, omdat hier sprake is van uitvoering van een rechterlijke uit-spraak.”

23 november 2000: Verslag van overleg tussen de heer Van Hulten, de heer Reuser

namens SMW, de heren Dircksens, Latour en Brands namens ge-meente.51 Consequenties vonnis rechtbank Den Bosch: Het vonnis is niet bij voorraad uitvoerbaar. Van Hulten heeft tegen de uitspraak hoger beroep aangetekend. Verplaatsing bedrijf: “De heer van Hulten heeft het perceel op de locatie Wolput 96 gekocht. De gemeente is in principe bereid me-dewerking te verlenen aan een verplaatsing naar dat adres. Daarvoor is een wijziging van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk. Het College van B&W heeft besloten om in dat ka-der niet alleen dat perceel maar de gewenste invulling van de ge-hele hoeklocatie in beeld te brengen. Afwikkeling schadeclaim: “Normaal gesproken is de gemeente niet bereid om te onderhandelen als er een schadeclaim op tafel ligt. Dat geldt ook in dit geval. Van Hulten zegt van de advocaat begrepen te hebben, dat de claim wordt ingetrokken als er een positief bericht van de gemeente komt in de vorm van een brief.” [dit verslag is in kopie bij dit rapport gevoegd]

28 november 2000: Koopovereenkomst betreffende Wolput 96.52 In deze overeen-

komst is een ontbindende voorwaarde opgenomen, dat de koper bevoegd is de koopovereenkomst te ontbinden, “… … indien op 15 mei 2001 door de gemeente Heusden geen onherroepelijke bouwvergunning is verleend voor de bouw van een bedrijfsruimte, benodigd voor de exploitatie van een landbouwmechanisatiebe-drijf op het verkochte.” De koop betreft een oppervlakte van circa 2 ha tegen een prijs van ƒ95,- per m².

51 dossier BINGnr1 52 dossier BINGnr7a/b; productie 21

Bijlage 1

20

5 december 2000: Uitspraak van de Raad van State in het geding tussen omwonen-

den te Nieuwkuijk (appellanten) en B&W van Heusden (verweer-ders)53: - verweerders hebben op 17 februari 1998 het bedrijf van de heer van Hulten vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting, etc. ; - appellanten hebben op 6 april 1998 bij de Raad van State beroep ingesteld; - het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard. [zie ook de een na laatste pagina van deze bijlage]

6 december 2000: Aanbiedingsbrief van bureau Dhondt54 aan gemeente met voorstel

voor de beoordeling van de in het kader van de inspraakprocedure van het voorontwerp-bestemmingsplan “Kom Nieuwkuijk” inge-diende reacties. In het voorstel worden de ingediende reacties be-sproken. Beoordeling: “Tussen het moment van de tervisielegging van het voorontwerp-bestemmingsplan en heden, is door het Col-lege van Burgemeester en Wethouders het besluit genomen om het aan de Nieuwkuijksestraat 21 gelegen landbouwmechanisatiebe-drijf te verplaatsen. Momenteel wordt tezamen met de eigenaar van dit bedrijf actief gezocht naar een nieuwe vestigingslocatie. Omdat nog niet bekend is op welk tijdstip het bedrijf daadwerke-lijk verplaatst zal kunnen worden, acht de gemeente het wenselijk de huidige bedrijfsactiviteit vooralsnog positief in het onderhavi-ge bestemmingsplan te bestemmen.”

21 december 2000: Brief aan de heer Van Hulten van B&W inzake vestiging op Wol-

put.55 B&W schrijven dat de locatie Wolput 96 gelegen is in het bestemmingsplan “Buitengebied Vlijmen” en daarin de bestem-ming “Agrarisch gebied” heeft. Op dit moment is dus bedrijfsver-plaatsing planologisch gezien niet mogelijk. Een planherziening is dan ook noodzakelijk. Daarom is onlangs aan bureau Dhondt ver-zocht te bezien wat de mogelijkheden zijn voor vestiging van be-drijven in die omgeving. “Daarbij is ook de inpassing van uw be-drijf in beeld.”

[deze brief is in kopie bij dit rapport gevoegd]

53 dossier BINGnr6 (achter laatste tabblad) 54 dossier BINGnr8 55 dossier BINGnr1

Bijlage 1

21

2001 25 januari 2001: Uittreksel Planteamoverleg met provincie56 inzake bedrijfsver-

plaatsingen van Van Hulten en tankstation K. Namens de provincie de heren J. Gels, P. van Beek, M. Arts, P. van den Dries. Namens de gemeente: de heren B. Groen, P. Sen-nema, K. Lips, R. van Laarhoven, T. van Dijk, N. Dircksens, H. de Kort. De gemeente wil meedenken in de verplaatsingen naar de zuid-west lob van Vlijmen, “overeenkomstig de gedachten van de voormalige gemeente Vlijmen”; - de vraag is hoe de provincie staat tegenover het voeren van een ZPP voor de locatie van Van Son; - Van Hulten wil naar een vrijkomende locatie van een agrarisch bedrijf; - “De provincie ziet hierin mogelijkheden”; - “Op basis van de Partiële herziening ’98 en het streekplan zal e.e.a. nader bekeken en teruggekoppeld met de provincie moeten worden”; - Voor Kuijs zal de zaak in breder perspectief bezien moeten wor-den. [een kopie van het uittreksel is bij dit rapport gevoegd]

22 maart 2001: Brief van bureau Dhondt aan de gemeente, afdeling Bouwen en Wonen.57 Het bureau biedt een ontwikkelingsschets aan voor het gebied gelegen tussen de Abt van Engelenlaan, de Wolput en de Mortelweg in Vlijmen, ook wel bekend onder de naam “zuid-oostlob”. ”Ons inziens zouden zowel het tankstation “Kuys” als het land-bouwmechanisatiebedrijf “Van Hulten” een plaats kunnen krij-gen in dit gebied.” “Daarbij dient wel te worden opgemerkt, dat het bedrijfsperceel wat thans door Van Hulten wordt voorgesteld, ons inziens wel erg grootschalig van opzet is.” [deze brief is in kopie bij dit rapport gevoegd]

1 mei 2001: Doc. nr. B200107237 met advies voor B&W58.

Onderwerp: ontwikkeling gebied Abt van Engelenlaan en Wolput. Advies luidt: ”1. in te stemmen met de globale inrichtingsschets; 2. met de belangrijkse eigenaren [Van B. en Van Hulten] in het gebied in onderhandeling te treden; 3. zodra overeenstemming is bereikt [met hiervoor genoemde personen] te beginnen met de zelfstandige projectprocedure voor de verplaatsing van [tankstation en Van Hulten].”

56 dossier BINGnr1 57 dossier BINGnr1 58 dossier BINGnr1, na tabblad ‘bedrijfsverplaatsing Van Hulten’

Bijlage 1

22

B&W besluiten conform advies; “Vóór punt 3 wordt uitgevoerd eerst rapportage aan het College.” [dit advies en besluit zijn in kopie bij dit rapport gevoegd]

9 mei 2001: Brief aan de heer Van Hulten van het hoofd Afdeling Bouwen en Wonen namens B&W inzake vestiging op Wolput.59 De brief meldt dat de stedenbouwkundig adviseur van de gemeente een voorlopige inrichtingsschets heeft gemaakt voor het gebied gele-gen ten oosten van de aansluiting Wolput/Abt van Engelenlaan. Die schets is op 1 mei 2001 aan de orde geweest op de vergade-ring van B&W, waar toen is besloten dat die schets een goede ba-sis kan vormen voor verdere uitwerking. ”Tevens is het besluit genomen, dat de gemeente de regie voert voor wat betreft de feitelijke realisering. Dit houdt niet alleen in dat de gemeente het (planologisch) kader schept, maar ook de be-nodigde gronden verwerft, het terrein bouwrijp maakt, de vrijko-mende kavels uitgeeft en dergelijke. Indien dit niet mogelijk blijkt te zijn, dan zal de ontwikkeling van het gebied nader overwogen worden.”

“Bij het opmaken van de inrichtingsschets is door de steden-bouwkundige bekeken of uw landbouwmechanisatiebedrijf op de locatie Wolput 96 ingepast kan worden. Dit is onder andere ge-beurd op basis van het door u afgeleverde schetsontwerp van [volgt naam ontwerpbureau]. De conclusie van Buro Dhondt is, dat een vestiging van uw bedrijf aldaar mogelijk is mits voldaan wordt aan de ruimtelijke uitgangspunten en beoogde beeldkwali-teit.” ”Zoals mondeling met u is besproken, is het de bedoeling dat de gemeente de grond aankoopt die niet voor eigen gebruik noodza-kelijk is.” [volgt aanduiding grond] “De verkoopwaarde van deze grond zal worden bepaald door een extern deskundige.” ”Het planologisch traject zal eerst gestart worden nadat overeen-stemming is bereikt over de te sluiten grondtransactie. De reden daarvan is, dat de ontwikkeling van het gehele gebied op die wijze beter gewaarborgd is.” [deze brief is in kopie bij dit rapport gevoegd]

28 mei 2001: Van Hulten reageert op de brief van B&W van 9 mei 200160.

“Uit uw brief meen ik te mogen concluderen dat u voornemens bent tot wijziging van een bestemming voor een gebied aan de Wolput 96 tbv de verplaatsing van mijn landbouwmechanisatie-bedrijf. Ik spreek hiervoor mijn waardering uit, omdat u en ik al enkele jaren zoeken naar een plaats voor hervestiging van mijn bedrijf in verband met hinder voor de omwonenden vanuit de hui-

59 dossier BINGnr6; dossier BINGnr7a/b, productie 25 60 dossier BINGnr 7a/b; productie 27

Bijlage 1

23

dige locatie.” Van Hulten weerspreekt de mening van de stedenbouwkundig ad-viseur dat het geschetste bedrijfsperceel te grootschalig van opzet zou zijn. Van Hulten is van mening dat er sprake is van een effi-ciënt ruimtegebruik. “De door u op de meegezonden situatieteke-ning aangegeven beperkingen passen daar niet in en zullen een doelmatige bedrijfsvoering frustreren.” Van Hulten verklaart zich bereid de niet benodigde grond aan de gemeente te verkopen. ”De motieven die u noemt om met het planologisch traject pas te starten als een grondtransactie is afgesloten spreken mij niet aan omdat u en ik al meerdere jaren zoeken naar een passende nieuwe vestigingslocatie voor mijn bedrijf aan de Nieuwkuijksestraat. Nu een passende mogelijkheid beschikbaar kan komen werpt u feite-lijk een drempel op voor wat de uitvoering betreft.” [deze brief is in kopie bij dit rapport gevoegd]

14 juni 2001: Akte van levering van de grond aan de Wolput aan de heer en

mevrouw Van Hulten.61 De grond is gekocht voor ƒ95 per m². Oppervlak 2 ha. (20.000 m²); totale prijs, inclusief kosten ƒ2.027.851,06, waarvoor door de Rabobank een hypothecaire lening van ƒ2.155.000 wordt ver-strekt met als onderpanden de betreffende grond en de panden Nieuwkuijksestraat 21 en 23. (Bij latere nameting door het kadas-ter is de totale door Van Hulten gekochte oppervlakte vastgesteld op 2 ha, 1 a en 40 ca.) In het financieringsvoorstel d.d. 13 juni 2001 van de bank aan de heer en mevrouw Van Hulten is de bepaling opgenomen dat het gehele bedrag van de geldlening ineens moet worden terugbetaald op “30 juni 2002, of zoveel eerder als de verkoop plaatsvindt van de grond gelegen aan de Nieuwkuijksestraat 21-23.” 62

20 augustus 2005: Op deze datum koopt de gemeente Heusden 39 are en 10 centiare

grond (omschrijving “Terrein (Akkerbouw)” aan de Mortelweg te Vlijmen voor een bedrag van 102.908 euro.63. Omgerekend is dat circa 58 gulden (26 euro) per m². In november 1999 had de ge-meente ook al grond gekocht (ook “Terrein (Akkerbouw)” te Vlijmen; gekocht werd 71 are en 20 centiare voor 33.248 euro. Omgerekend was dat circa 10,30 gulden (4,70 euro) m².

5 september 2001: Brief van B&W aan Bureau Dhondt64 met de opdracht om de op-stelling van het verkavelingsplan en het ontwerpbestemmingsplan voor de zuidoostlob uit te voeren. ”Uw opmerking om het bestemmingsplan en beeldkwaliteitplan zoveel mogelijk te laten aansluiten op de plannen, die voor het

61 dossier BINGnr7a/b; productie 28 62 dossier BINGnr 7a/b; productie 30 63 bron: kadaster te Eindhoven 64 dossier BINGnr1, achter tabblad ‘bedrijfsverplaatsing Van Hulten’

Bijlage 1

24

Bedrijvenpark Het Hoog zijn opgesteld, wordt onderschreven.” [volgt zin over urgentie verplaatsing tankstation] “Vandaar dat het van belang is te kiezen voor een praktische aanpak met de in-tentie zo spoedig mogelijk een planologische basis te scheppen voor de vestiging van enkele bedrijven in dat gebied.”

11 september 2001: In een “Chronologisch overzicht inzake verplaatsing Van Hulten

(op basis van dossier)”65, op papier van de gemeente Heusden, maar zonder datum en zonder naam van de schrijver, wordt mel-ding gemaakt van een overleg op 11 september 2001 tussen ver-tegenwoordigers van provincie en gemeente over de zuidoost lob. De provincie is voorstander van een geledingszone; binnen die zone wordt alleen een tankstation acceptabel geacht en niet “al-lerlei bedrijfsbebouwing (zoals voor Van Hulten).” [een verslag van deze bespreking is niet aangetroffen. Uit telefo-nisch contact met de heren Dhondt en Brands, die bij die bespre-king aanwezig waren, hebben wij kunnen opmaken dat het door de provincie toen ingenomen standpunt als een volslagen verras-sing kwam] [Het bedoelde chronologisch verslag is in kopie bij dit rapport ge-voegd]

18 september 2001: Bestemmingsplan “Kom Nieuwkuijk” wordt door de gemeente-raad vastgesteld.66 “Zonder verdere discussie en hoofdelijke stemming wordt besloten conform het voorstel van burgemeester en wethouders, met inachtneming van de toezegging dat het col-lege alles in het werk zal stellen om het landbouwmechanisatie-bedrijf Van Hulten te verplaatsen; er wordt een voorstel voorbe-reid.” Met ingang van 15 oktober 2001 ligt het bestemmingsplan ter in-zage.

22 september 2001: Verslag van bespreking t.h.v. de familie Van Hulten. Aanwezig

de heer Groenestein (“toenmalig waarnemend wethouder”), de heer en mevrouw Van Hulten, dochter Van Hulten en R. Hen-driks.67 [Het verslag is getiteld “Verslag zaterdagmiddag 22 sep-tember 2002. In 2002 viel echter 22 september op een zondag. Desgevraagd deelde de heer Groenestein rapporteurs mede dat de bespreking op 22 september 2001 is gehouden. In 2001 viel 22 september op een zaterdag] Het verslag is ondertekend door de familie Van Hulten en de heer R. Hendriks, maar niet door de heer Groenestein. In het verslag wordt de heer Groenestein geciteerd: “dat wij ons zeer zeker geen zorgen hoeven te maken dat wij met de grond aan de Wolput blijven zitten en daardoor in grote financiële moeilijk-heden terecht zouden komen. De Gemeente zal deze ten allen tijde

65 dossier BINGnr1, achter eerste tabblad 66 dossier BINGnr7a/b; productie 34 67 dossier BINGnr7a/b; productie 33

Bijlage 1

25

overnemen, de grond die overblijft of anders het gehele perceel, misschien zelfs voor nog wel meer als de inkoopprijs, aldus dhr Groenestein.” [De heer Groenestein neemt in zijn verklaring van 17 december 2002 afstand van de inhoud van dit verslag. Die verklaring is in kopie bij dit rapport gevoegd.]

25 september 2001: Vergadering van het College van B&W; afsprakenlijst, punt 10.

”Wethouder Groenestein laat weten dat de verplaatsing van Van Hulten naar de zuidoostlob (Wolput) wellicht niet doorgaat van-wege het standpunt van de provincie ... ...”

27 september 2001: Overleg tussen de heer Van Hulten en zijn advocaat met de heren

P. Groenestein en A. Brands namens de gemeente.68 Begin december komt er duidelijkheid over de invulling van het Waalboss en worden waarschijnlijk de consequenties voor wat betreft de ruimtelijke invulling van de gemeente Heusden beter zichtbaar. Een verplaatsing naar de Wolput is volgens de heer Groenestein bij de provincie wellicht niet haalbaar. Vandaar dat ook naar Het Hoog wordt gekeken. De advocaat van de heer Van Hulten zegt dat volgens een uitspraak van de Kroon een land-bouwmechanisatiebedrijf niet thuishoort op een bedrijventerrein.

2 oktober 2001: Notitie van de hand van ambtenaar T. Brands ten behoeve van de vergadering van het College van B&W op 2 oktober 200169. De heer Brands schrijft onder meer: “Zoals bekend is deze locatie [de zgn. zuidoostlob] destijds (gemeente Vlijmen) reeds in beeld ge-weest ten tijde van de voorbereiding van het bestemmingsplan Het Hoog. Het Hoog was bedoeld voor de vestiging van bedrijven in de distributie- en transportsector, terwijl dit gebiedje ten oosten van de Abt van Engelenlaan aangewend zou kunnen worden voor kleinschalige bedrijven. Mede op basis van de uitkomsten van de structuurvisie+ is na de gemeentelijke herindeling besloten om de ontwikkeling van die zgn. zuidoostlob te laten vervallen en de ac-tiviteiten te concentreren op Het Hoog zelf. Na de verkiezingen enkele jaren geleden is die betreffende locatie wederom in beeld gekomen.” ”Van Hulten De heer Van Hulten heeft al eerder het oog laten vallen op het adres Wolput 96. Op advies van de vorige portefeuillehouder r.o. heeft Van Hulten dit perceel uiteindelijk ook aangekocht. Richting Van Hulten is altijd een voorbehoud gemaakt voor wat betreft de haalbaarheid wegens de opvattingen van de provincie en de even-tuele bezwaren die ingediend kunnen worden. Verder is het be-drijf gemeld, dat bij een verplaatsing naar die plek de schaal moet worden in de omgeving en de niet benodigde grond aan de gemeente verkocht moet worden, omdat de gemeente de regie voor dat gebied in eigen hand wil houden.

68 dossier BINGnr1, achter tabblad ‘stand van zaken’ 69 dossier BINGnr1, achter tabblad ‘bedrijfsverplaatsing Van Hulten’

Bijlage 1

26

De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat door uitlatingen die hebben geleid tot de aankoop van de grond, in zeker opzicht bepaalde verwachtingen zijn gewekt.”

De heer Brands geeft vervolgens een aantal motieven voor ver-plaatsing van tankstation Kuijs. ”Als voor deze optie wordt gekozen, dan kan worden overwogen om het ontstane “gat” in de straatwand op te vullen met de situe-ring van een ander bedrijf (Van Hulten). Met andere woorden Van Hulten zou kunnen meeliften met Kuijs, waardoor twee vlie-gen in één klap worden gevangen. Als nadere stedenbouwkundige onderbouwing zou kunnen gelden, dat door het stellen van hoge eisen aan de beeldkwaliteit een goe-de afronding van de lintbebouwing langs de Wolput kan worden gerealiseerd zonder dat dit ten koste gaat van de beoogde open-heid. Indien deze insteek door u onderschreven wordt, dan lijkt het mij wel gewenst een zwaardere delegatie (ook bestuurlijk) in te zetten om bij de provincie groen licht te krijgen. De uiteindelij-ke realisering zou dan gestalte moeten krijgen in de vorm van een zelfstandige projectprocedure (ZPP). Zoals u weet moet bij een dergelijke procedure ook de raad worden ingeschakeld. Bij de raad is de problematiek voldoende bekend. Bovendien is van die zijde aangedrongen op het vinden van een oplossing voor beide bedrijven. Verondersteld mag dus worden, dat er bij de raad vol-doende draagvlak is.” [in de dossiers is geen besluit van B&W aangetroffen naar aanleiding van deze notitie]

Achter dit stuk ligt een pagina op papier van de gemeente met de

titel “Invulling zogenaamde zuidoost-lob”. Het stuk is ongeda-teerd, de naam van de opsteller is niet vermeld. Inhoud: ”. Het betreft een kwetsbaar gebied. Provincie wil een goede on-derbouwing i.v.m. het waarborgen van een stuk openheid (groene geledingszone) in dit gebied. . Vandaar dat de provincie eerst een totaal plaatje wil zien. Het volgen van een planologische procedure voor 1 plan is bij voor-baat tot mislukken gedoemd. . [over overeenstemming met de belangrijkste grondeigenaren] . Invulling zorgvuldig qua overgang van het stedelijk naar het open gebied. Dus geen grootschalige bebouwing. Vandaar ver-kleining gebouw Van Hulten.”

Daarna ligt in het dossier een stuk met de titel “Bedrijfsverplaat-

sing landbouwmechanisatiebedrijf Van Hulten”. Dit stuk is ook niet gedateerd en eveneens niet voorzien van de naam van de opsteller. Het stuk is waarschijnlijk geschreven door een ambtenaar van de gemeente en bedoeld als voorlichting aan B&W. Een citaat: “Zoals bekend, heeft de heer Van Hulten, op advies van de gemeente, vorig jaar een perceel in de zuidoost lob gekocht met de gedachte zijn huidige bedrijf aan de Nieuwkuijk-sestraat naar deze locatie te verplaatsen.”

Bijlage 1

27

Het stuk eindigt met: “Hoe vervelend ook en ervan bewust zijnde dat een dergelijke aanpak bestuurlijk een moeilijke is denk ik dat in deze het verplaatsen van Van Hulten naar Het Hoog en het ko-pen van zijn perceel in de zuidoost lob de beste keuze is.”

2 oktober 2001: Faxbericht aan de heer Van Hulten van zijn advocaat.70

De advocaat schrijft dat hem is meegedeeld dat het bestemmings-plan Het Hoog is vastgesteld. Het industrieterrein zal Europees worden aanbesteed; volgend jaar kan er gebouwd worden. ”Wij hebben de Gemeente ervan doordrongen dat het Waalbos voor u de eerste optie is en de vestiging op het industrieterrein ’t Hoog een noodsprong.”

Tenslotte deelt de advocaat mee dat hij de verjaring van de vorde-ring van Van Hulten op de gemeente heeft gestuit.

13 december 2001: Overleg tussen de heer Van Hulten, de heer Reuser (SMW), de

heer Dhondt, mevrouw Torremans (bureau Dhondt) en de heer Brands (gemeente).71 Brands meldt dat uit enkele gesprekken met de provincie is gebleken dat verplaatsing naar de Wolput niet haalbaar is. [in het verslag worden geen data van die besprekingen genoemd] Dhondt zegt dat ook de locatie ten noorden van de Wolput voor de provincie niet bespreekbaar is; men wil daar een open geledingszone in stand houden. Alleen de realisering van een tankstation aldaar is misschien realiseerbaar. Dhondt merkt tenslotte op dat de Wolput volgens hem een afgesloten hoofdstuk is. “Gelet op de aard van het bedrijf is een zichtlocatie geen reële optie, ondanks het feit dat het eerder gepresenteerde bouwplan er goed uitziet. Dat plan is naar zijn mening goed inpasbaar aan de Tuinbouwweg. Hij zegt begrepen te hebben, dat bij de gemeente de [bereidheid] bestaat om de gekochte grond aan de Tuinbouw-weg over te nemen.”

20 december 2001: Brief van de gemeente aan buren van het landbouwmechanisatie-bedrijf inzake een alternatieve vestigingslocatie voor het bedrijf van de heer Van Hulten.72 ”Met de heer Van Hulten heeft hierover reeds intensief overleg plaatsgehad. Betrokkene heeft enige tijd geleden grond gekocht voor de beoogde bedrijfsverplaatsing. Helaas is uit overleg met de provincie gebleken dat deze locatie niet haalbaar is voor de vestiging van dit bedrijf. “De inschatting is dat over enkele maanden meer duidelijkheid bestaat over de verplaatsing naar een andere locatie.”

70 dossier BINGnr7a/b; productie 36 71 dossier BINGnr1, achter tabblad ‘stand van zaken’ 72 dossier BINGnr1

Bijlage 1

28

2002 januari 2002: “Stappenplan Verplaatsing Van Hulten”73. Dit stuk is met de hand

gedateerd “jan. 2002”; de naam van de opsteller is niet vermeld. 1. “Instemming gemeenteraad met uitbreiding bedrijvenpark Het Hoog in noordelijke richting tot aan de Tuinbouwweg (Behande-ling in raadsvergadering van maandag 14 januari 2002)” 2. “Stedenbouwkundige uitwerking van de gebiedsaanduiding als bedoeld in punt 1 om de vestiging van het landbouwmechanisa-tiebedrijf inclusief bedrijfswoning langs de Tuinbouwweg moge-lijk te maken. Als uitgangspunt gelden daarbij de eisen van het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan, zoals deze zijn vast-gesteld voor Bedrijvenpark Het Hoog.”

3. “Na accordering door de gemeenteraad zal het uitwerkings-plan ter beoordeling aan de PPC c.q. GS worden voorgelegd met het verzoek een principe-uitspraak te doen. Op dat moment kan door Van Hulten ook al gestart worden met de voorbereidingen voor de opstelling van een schetsplan van de nieuwe vestiging aan de Tuinbouwweg.” 5. Wanneer punten 1, 2 en/of 3 niet gerealiseerd worden, dan is verplaatsing naar de Tuinbouwweg van de baan. Als alternatief wordt dan eerst gedacht aan een locatie op Het Hoog.

7 januari 2002: Verslag van overleg inzake verplaatsing bedrijf van Van Hulten.74

Aanwezig zijn de heer Van Hulten en zijn dochter, de advocaat van Van Hulten, en A. Brands namens de gemeente. Dit verslag is opgesteld door de heer Brands. De advocaat zegt over onvol-doende argumenten te beschikken waarom vestiging aan de Wol-put niet haalbaar is, temeer omdat er wel een tankstation gaat ko-men. De advocaat verwacht problemen bij vestiging aan de Tuin-bouwweg aangezien hij meent dat een landbouwmechanisatiebe-drijf niet thuis hoort op een bedrijventerrein. Bovendien verwacht hij problemen met de buurt i.v.m. milieuvergunning. Brands stelt dat wanneer besluiten van de raad of provincie negatief uitvallen een verplaatsing naar de Tuinbouwweg van de baan is en dat dan zal moeten worden uitgeweken naar b.v. Het Hoog. Aan het verslag is het “Stappenplan Verplaatsing Van Hulten” op papier van de gemeente Heusden toegevoegd. Punt 6 luidt: “In principe bestaat de bereidheid om de eigendommen van de heer Van Hulten aan de Wolput over te nemen en een perceel aan de Tuinbouwweg (N693) aan de heer Van Hulten te verkopen om naar dat perceel zijn bedrijf te verplaatsen. Tijdens de onderhan-delingen komen uiteraard de grondprijzen, bijkomende kosten en dergelijke aan de orde.”

73 dossier BINGnr1 74 dossier BINGnr7a/b; productie 40; dossier BINGnr1

Bijlage 1

29

15 januari 2002: Krantenknipsel uit onbekende krant waarop met de hand geschre-ven “15-1-2002, t.a.v. de heer van Dusseldorp” en met handteke-ning van waarschijnlijk de heer Van Hulten.75 Het artikel vermeldt dat het bedrijventerrein Het Hoog in de toe-komst 16 hectaren groter wordt. Een meerderheid van de gemeen-teraad van Heusden ging “gisteravond” akkoord met het voorstel het bedrijventerrein uit te breiden tot aan de Tuinbouwweg. De provincie moet zich nog uitspreken over dit besluit.

28 februari 2002: Notities inzake Van Hulten / Gemeente n.a.v. bespreking in het

Provinciehuis.76 (onder het stuk staat als opsteller vermeld “Aad van Dusseldorp”, de advocaat van de heer Van Hulten). Er is niet vermeld wie bij deze bespreking aanwezig waren. Op de vraag wat het idee is van de provincie m.b.t. vestiging van het bedrijf van Van Hulten aan de Wolput antwoordt de provincie dat er een industrieterrein is en dat het eigenlijk niet duidelijk is waarom Van Hulten daar niet gaat zitten. De provincie wil ook dichtslibben voorkomen. ”De Provincie laat weten: Gemeente, jullie hebben een officiële structuurvisie uit 1978 (of 1998), daar zit een groene zone in, daar hebben jullie een x-aantal jaren mee ingestemd. Wij praten weliswaar over één bedrijf, maar wij willen pas beslissen op basis van een bredere visie, en geen ad hoc-beslissingen meer nemen.

De Gemeente heeft in de structuurvisie een ruimtelijke scheiding tussen de Gemeente Vlijmen en industrieterrein Het Hoog. De Provincie wil weten of de Gemeente deze alleen maar smaller wil hebben of in het geheel wil laten vervallen, en wat dan ook de mo-tivatie daarvan is.” ”De Provincie heeft al een keer een herziening van de structuur-visie van de Gemeente gezien, maar deze was veel te summier. De bal ligt al weer enige tijd bij de Gemeente, die er niets meer mee doet.” ”Als, volgens de Provincie, Van Hulten echt haast heeft, kan hij het beste over één jaar al met de bouw van een door hem te kiezen kavel op industrieterrein Het Hoog starten. De Provincie sugge-reert zelfs dat Van Hulten door de Gemeente financieel wordt ge-compenseerd in verband met de aankoop van de grond aan de Wolput.” ”De Provincie kondigt aan dat er op 8 april overleg is tussen de Provincie en de Gemeente en dat de Provincie op 8 april de hel-derheid wil hebben die voor de beoordeling van de vraag van Van Hulten noodzakelijk is. De Gemeente stribbelt weliswaar tegen, maar gaat morrend mee in de vorm van een inspanningsverplich-ting. De heer De Kort van de Gemeente laat weten dat men de re-sultaten van het overleg van 8 april bestuurlijk nog wil [sonde-ren], dus eigenlijk een week respijt van een beslissing wil hebben. Afgesproken wordt in ieder geval dat [naam kantoorgenoot van

75 dossier BINGnr7a/b; productie 39 76 dossier BINGnr7a/b; productie 41

Bijlage 1

30

advocaat van de heer Van Hulten] de heer De Kort of de heer Brands telefonisch benadert op 9 april.” “Conclusie: de Provincie staat niet volledig afwijzend, maar wil een goede onderbouwing hebben om een beslissing te kunnen ne-men. De Gemeente heeft met het advies met betrekking tot de Wolput de plank opnieuw volledig misgeslagen, met name in ver-band met de structuurvisie en waarin vestiging van cliënt aan de Wolput gewoon niet voorkwam. Dit is van belang voor de eventu-ele schadeclaim jegens de Gemeente.”

8 april 2002: Verslag planteamoverleg provincie en gemeente.77. Namens de gemeente zijn aanwezig de heren Brands, Lips, Dircksens en De Kort. Het verslag is opgesteld door de heer De Kort. “Provincie was tijdens het vorig planteamoverleg van mening dat landbouwmechanisatiebedrijf binnen bestaand agrarisch bouw-vlak zou vallen en reageerde daarom in beginsel positief. Nu dit niet het geval blijkt te zijn ligt de zaak veel genuanceerder. De provincie is voorstander van een open groene geledingszone tus-sen het crematorium en de lintbebouwing langs de Wolput. Inpas-sing van Van Hulten in de zuidoost lob lijkt bij de provincie geen haalbare optie, ongeacht een onderliggende visie. De groene ge-ledingszone is voor de provincie essentieel.” [dit verslag is in kopie bij dit rapport gevoegd]

9 april 2002: B&W-voorstel, doc. nr. B200205090 inz. bedrijfsverplaatsing

bedrijf van Van Hulten, opgesteld door afdeling Bouwen en Wo-nen voor de vergadering van het college van B&W op 2 april 2002.78 Het besluit van het College wordt genomen op 9 april 2002. Het voorstel is gemaakt door de heer De Kort; de porte-feuillehouder is de heer P. R. Groenestein. In het voorstel staat onder meer: “Zoals bekend, heeft de heer Van Hulten, op advies van een bestuurder, in 2001 een perceel in de zuidoost lob ge-kocht met de gedachte zijn huidige bedrijf aan de Nieuwkuijk-sestraat naar deze locatie te verplaatsen.” Het voorstel meldt dat de provincie in eerste aanleg afwijzend tegenover de verkave-lingsschets staat; daardoor is de verplaatsing op losse schroeven komen te staan. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de toe-komstige structuur van de gemeente Heusden. “Gegeven het vo-renstaande lijkt mij in functioneel en ruimtelijk opzicht inpassing van het landbouwmechanisatiebedrijf Van Hulten in de zuidoost lob geen verantwoorde keuze.” ”Gewekte verwachtingen De kwestie rondom de inpassing van Van Hulten in de zuidoost lob is in de praktijk complexer dan voornoemde benadering. Immers op advies van een gemeentevertegenwoordiger heeft Van

77 dossier BINGnr1, na tabblad ‘stand van zaken’ 78 dossier BINGnr1

Bijlage 1

31

Hulten het perceel gekocht. Het advies van de gemeente zal des-tijds zijn gedaan vanuit een ander gemeentelijk toekomstbeeld dat zelfs in eerste aanleg bij de provincie nog gehoor leek te vinden.” ”Hoe vervelend ook en ervan bewust zijnde dat een dergelijke aanpak bestuurlijk een moeilijke is denk ik dat in deze het ver-plaatsen van Van Hulten naar Het Hoog en het kopen van zijn perceel in de zuidoost lob de beste keuze is.” Het stuk eindigt met het volgende voorstel: “-in principe verplaatsing van het landbouwmechanisatiebedrijf Van Hulten naar Het Hoog voor te staan; -in het vervolg vanuit de gemeente niet verder in te zetten op ver-plaatsing van het bedrijf in de zuidoost lob; -nader te bezien hoe met het inmiddels door Van Hulten verwor-ven perceel in de zuidoost lob kan worden omgegaan,” Het advies wordt op 2 april 2002 aangehouden tot de volgende vergadering; op 9 april 2002 wordt door B&W besloten: ”- Laatste aanvullende gegevens m.b.t. verleden vervolmaken; - Gesprek portefeuillehouder en van Hulten (waarbij beslist geen vestiging toe te [staan]; wordt verwoord en toegelicht.” [het voorstel is in kopie bij dit rapport gevoegd]

23 april 2002: Beslissing van GS over de goedkeuring van het bestemmingsplan “Kom Nieuwkuijk”.79 De provincie heeft het door de gemeente op 18 september 2001 vastgestelde bestemmingsplan gedeeltelijk goedkeuring onthouden. Met betrekking tot bedrijfsactiviteiten in de Nieuwkuijksestraat merken GS op dat niet alle soorten van be-drijvigheid toelaatbaar kunnen worden geacht. GS blijven van mening dat categorie 3 bedrijven in zo’n omgeving moeten wor-den geweerd, zoals uit een VNG publicatie opgenomen afstands-normen af worden afgeleid. GS menen echter dat die publicatie niet bedoeld is voor toetsing van bestaande situaties. Voor be-staande bedrijven waarvan de bedrijfsvoering niet wordt beëin-digd binnen de planperiode dient een bestemmingsregeling te worden getroffen die aansluit bij het huidige gebruik. “Uit de toe-lichting en nadere informatie blijkt dat zowel bij gemeente als bij het bedrijf verplaatsingsmogelijkheden in beeld zijn doch dat deze nog niet dusdanig concreet zijn dat daarmee niet tot een afweging omtrent de planologische aanvaardbaarheid aan de Nieuwkuijk-sestraat 21 behoeft te worden gekomen.” Met verwijzing naar het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer (van 1 oktober 2000) en naar op 15 april 2002 ontvangen gemeentelijke informatie maken GS op dat het bedrijf aan het Besluit kan voldoen “……mits enige activiteiten worden gestaakt danwel op een andere wijze of elders worden uitgevoerd. Het betreft de wasplaats en de vermogenstester. Gesteld is daar-bij dat ook zonder deze activiteiten het bedrijf op de huidige loca-

79 dossier BINGnr8

Bijlage 1

32

tie kan functioneren. Gelet op deze nadere informatie, de hiervoor omschreven karakteristiek van de Nieuwkuijksestraat en het gege-ven dat het bestemmingsplan geen verdere uitbreiding mogelijk maakt, kunnen wij instemmen met het positief bestemmen van het aanwezige bedrijf.”

1 mei 2002: Chronologisch overzicht inzake bedrijfs-verplaatsing Van Hulten. Dit overzicht wordt besproken in de B&W vergaderingen van 24 april en 1 mei 2002; het besluit van B&W wordt genomen op 1 mei 200280. In het achter documentnummer B200205090 gevoeg-de chronologisch overzicht wordt gerefereerd aan een gesprek op 1 augustus 2000 (zie aldaar). “Afgesproken is toen dat de vesti-gingsmogelijkheden op die locatie aan het college voorgelegd zou worden. Er is toen een advies opgesteld voor het college om hier-aan géén medewerking te verlenen, aangezien op dat moment geen duidelijkheid bestond over de invulling van het gebied. Om niet meer te achterhalen redenen is dat voorstel nooit behandeld in het college.” [toch werd op 22 mei 2003 aan de advocaat van de gemeente een kopie van de afsprakenlijst van de B&W-vergadering op 15 au-gustus 2000 gezonden; in die afsprakenlijst staat onder punt 27 het advies (niet in te stemmen met de vestiging aan de Wolput 96) en het besluit van B&W (conform advies)]

B&W besluiten op 1 mei 2002 om geen vestiging aan de zuid-oost lob toe te staan, maar in te zetten op een verplaatsing naar ’t Hoog. Op zeer korte termijn zal wethouder Klijs een gesprek aan-gaan met de heer Van Hulten. [waarschijnlijk is de afsprakenlijst d.d. 27 mei 2002 een verslag van die bespreking] [het chronologisch overzicht is in kopie bij dit rapportgevoegd]

27 mei 2002: Afsprakenlijst inzake bedrijfsverplaatsing Van Hulten.81

De heer Klijs namens de gemeente deelt mede dat verplaatsing naar de Wolput zowel voor de gemeente als voor de provincie geen optie is. De provincie wil vasthouden aan een open gele-dingszone. B&W willen prioriteit geven aan een bedrijfsverplaat-sing naar het bedrijventerrein Het Hoog. Er wordt afgesproken dat een bespreking met de provincie wordt gearrangeerd om er achter te komen in hoeverre naar het oordeel van de provincie mogelijk-heden bestaan om Van Hulten ad hoc in te plannen danwel dat de bedrijfsverplaatsing onderdeel moet uitmaken van een integrale visie.

10 juni 2002: “Besluitenlijst van de vergadering van 10 juni 2002”82 (van de

gemeenteraadsvergadering). Punt 22 (verplaatsing tankstation Kuijs): “de fractie Gemeentebe-

80 dossier BINGnr1 81 dossier BINGnr1 82 dossier BINGnr6, voor tweede tabblad

Bijlage 1

33

langen is van mening dat ook de verplaatsing van het bedrijf Van Hulten hier bij moet worden betrokken. Of beide bedrijven moe-ten verplaatst worden of geen van beide. Als verplaatsing van Van Hulten niet mogelijk is moet de gemeente, gezien de eerdere posi-tieve opstelling van de provincie, desnoods de grond van Van Hulten overnemen. Wethouder Klijs zegt dat hij op zeer korte termijn met de verant-woordelijke gedeputeerde praat over de oplossing van deze indi-viduele knelpunten.”

13 juni 2002: Verslag van een gesprek tussen de heer Van Hulten (met echtge-

note, dochter en twee adviseurs) en vertegenwoordigers van de gemeente (de heren Klijs, Brands en De Kort) en provincie (de heren Gels en Van Beek)83. Het verslag is opgesteld door de heer De Kort. Enkele besproken punten: - “Een open ruimtelijke geleding tussen Het Hoog en kom Vlijmen is voor de provincie essentieel in het verlengde van de visie van de gemeente. Het aaneengroeien van beide stedelijke functies moet worden voorkomen.”; - “De bedrijfsverplaatsing van brandstofverkooppunt Kuijs is van een andere soort en dient ter oplossing van een milieugevaarlijke situatie in de kom.”; - “Inpassing van Landbouwmechanisatiebedrijf Van Hulten op een integrale wijze is naar het oordeel van de provincie niet mo-gelijk, temeer nu op zeer korte afstand een bedrijventerrein in ontwikkeling zal worden gebracht.”; - “Bij gebruikmaking van het bestaande agrarisch bouwvlak is de relatie met de agrarische sector essentieel. Deze relatie is wel aanwezig voor wat betreft het onderhoud, maar niet voor wat de verkoop betreft.”; - bij de planologische beoordeling door de provincie doen de “aankoopperikelen” en de “vermeende toezeggingen” niet ter za-ke; - naar het oordeel van de provincie horen semi-agrarische activi-teiten niet in het buitengebied thuis maar op het bedrijventerrein; - bij een provinciale beoordeling zal ook altijd gekeken worden naar het gemeentelijk beleid zoals vervat in de ‘Structuurvisie Plus’, vastgesteld in 1998. De ‘StructuurvisiePlus nader bezien’ heeft geen bestuurlijke status omdat de procedure in verband met de voorbereidingen van het streekplan zijn stilgelegd; - een adviseur van de heer Van Hulten stelt de vermeende toezeg-gingen door de gemeente aan de orde. Wanneer blijkt dat de hui-dige problemen door de gemeente zijn ontstaan, is de portefeuil-lehouder onder omstandigheden bereid om te gaan praten met de gedeputeerde.

19 juni 2002: Brief van de advocaat van de heer Van Hulten aan B&W.84

83 dossier BINGnr7a/b; productie 42; BINGnr 1 84 dossier BINGnr6; dossier BINGnr7a/b, productie 44

Bijlage 1

34

De advocaat schrijft dat de raad van de gemeente Vlijmen destijds unaniem heeft ingestemd met de verhuizing van het bedrijf van de heer Van Hulten naar de Nieuwkuijksestraat 21 omdat die locatie, volgens een schriftelijk voorstel van B&W d.d. 23 oktober 198785 aan de raad, uiterst geschikt is te noemen voor het bedrijf in trac-toren en landbouwmachines. De advocaat stelt dat het College van B&W “daarbij in ernstige en verwijtbare mate tekort [is] ge-schoten in haar zorg- en onderzoeksplicht ……” Op 28 februari 2002 is met de provincie en het College de af-spraak gemaakt [hiervan is in de dossiers uitsluitend een verslag van de hand van de advocaat beschikbaar] dat de provincie op 8 april 2002 helderheid wilde hebben die voor de beoordeling van de vraag of bedrijfsverplaatsing naar de Wolput noodzakelijk is. De heer De Kort van de gemeente doet de toezegging die helder-heid in de vorm van een bredere visie omtrent het gehele gebied te zullen geven. “Uit de houding van de Provincie ter gelegenheid van deze be-spreking bleek duidelijk dat de Provincie bereid was tot nader overleg in positieve zin terzake de beoogde vestiging van het be-drijf van cliënt aan de Wolput. Uit telefonisch overleg, gehouden op of omstreeks 9 april 2002, blijkt dat de heer De Kort zijn toezegging niet gestand heeft ge-daan. Hij had er gewoon niets aan gedaan.” ”In het gesprek dat op 13 juni [2002] in het gemeentehuis werd gevoerd, is daarom nadrukkelijk aan wethouder Klijs de vraag gesteld of hij bereid is, hierover te spreken met de verantwoorde-lijk gedeputeerde teneinde een ultieme poging te wagen om in dit geval, gelet op de bijzondere omstandigheden, een uitzondering op het geldende beleid te bepleiten. Hij bleek hiertoe niet toe be-reid. Dit valt te betreuren.”

19 juni 2002: Brief van de advocaat van de heer Van Hulten d.d. 19 juni 2002

aan B&W. De advocaat schrijft onder meer:

“Bij brief van 23 juni 1998 van mijn kantoor is het College / de gemeente reeds aansprakelijk gesteld voor de schade. Inmiddels is de verjaring nogmaals gestuit.”

26 juni 2002: Verslagen van een bespreking inzake bedrijfsverplaatsing; aan-wezig de heer en mevrouw Van Hulten, mevrouw Van Hulten jr., burgemeester Willems, wethouder Klijs en de heer De Kort.86 Het verslag opgenomen in productie 47 is opgesteld door de heer De Kort (HdK); het andere verslag (productie 48) is opgesteld en getekend door de heer Van Hulten. In het eerste verslag wordt vermeld dat de heer Van Hulten duide-lijkheid wil hebben over zijn financiële situatie alvorens over be-

85 dossier BINGnr7a/b, productie 3 86 dossier BINGnr7a/b; producties 47 en 48

Bijlage 1

35

drijfsverplaatsing naar Het Hoog te praten. Namens de gemeente wordt gesteld dat eerst van gemeentewege een standpunt moet worden ingenomen met betrekking tot de brief van 19 juni 2002 van de advocaat van de heer Van Hulten met diens aansprakelijk-stelling. In het verslag van de familie Van Hulten wordt gesteld dat de gemeente zelf ook grond zou hebben aangekocht in de Wolput. Tevens is vermeld dat op Het Hoog begin volgend jaar (dus 2003) zou kunnen worden gebouwd.

29 juli 2002: Brief van gedeputeerde L. J. J. van Nistelrooij aan gedeputeerde

E. J. Janse de Jonge. Van Nistelrooij schrijft dat tijdens een dis-cussie op 27 juni ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van de stichting SMW in het Provinciehuis door de heer Van Hulten aandacht werd gevraagd voor zijn situatie. Op 5 juli hebben de heren Van Hulten en Reuser (SMW) de situatie nader toegelicht.

De gedeputeerde schrijft dat uit de documentatie blijkt dat er vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de haalbaarheid van de verplaatsing naar de nieuwe locatie. ”Wethouder Klijs van de gemeente Heusden wil evenwel dat er schot in de zaak komt. Hij verzoekt dan ook in een gesprek met Eric Janse de Jonge de mogelijkheden andermaal te verkennen.”

30 augustus 2002: Intern verslag van bespreking in het Provinciehuis tussen de ad-vocaat van de heer Van Hulten, gedeputeerde Janse De Jonge, de heer P.M.A. van Beek (provincie), wethouder Klijs en de heer De Kort (gemeente)87. [Niet vermeld is wie dit verslag heeft opge-steld. Vermoedelijk de advocaat] Wethouder Klijs zegt dat de grond aan de Wolput volgens de Structuurvisie98 open gebied is. Volgens Klijs heeft de heer Van Hulten een “gok” genomen dat hij met zijn bedrijf aan de Wolput zou kunnen komen. De advocaat vindt dat een onjuiste voorstelling van zaken omdat Van Hulten de grond pas heeft gekocht nadat de gemeente ”… … hem op 9 mei 2001 schriftelijk voor het blok had gezet, en aankoop van de grond (en een recht van de gemeente om de door Van Hulten niet te gebruiken grond te kopen) als eis had gesteld voor verdere planontwikkeling. Met name nu de gemeente wist, maar niet aan Van Hulten had meegedeeld, dat ingevolge de structuurvisie 98 het gebied open moest blijven heeft de gemeente onrechtmatig gehandeld door, zonder Van Hulten deugdelijk te informeren over de enorme risico’s die daaraan verbonden waren in verband met de geldende structuurvisie 98, de eis tot koop van de grond als onderdeel van verdere planontwikkeling te stellen en extra onrechtmatig gehandeld door enkele maanden later, het plan te laten varen zonder zich tot het uiterste in te spannen het plan tot succes te brengen.”

87 dossier BINGnr7a/b; productie 51

Bijlage 1

36

In het verslag is voorts opgenomen: ”In de tweede ronde geeft wethouder Klijs nog aan dat de brief van 9 mei ten opzichte van de structuurvisie inderdaad niet goed is. De inhoud en strekking van de brief worden door de wethouder dus niet ontkend. Daar-mee komt de wethouder indirect terug op zijn stelling dat Van Hulten zelf de gok heeft gewaagd”. De gedeputeerde geeft tenslotte aan dat hij in veertien dagen wil beslissen.

30 augustus 2002: Samenvatting problematiek Van Hulten.88

Deze samenvatting is opgesteld door de advocaat van de heer Van Hulten ten behoeve van een bespreking met de provincie op 30 augustus 2002 en aldaar uitgereikt. Het stuk is overigens niet ge-dateerd en niet van de naam van de opsteller voorzien. Chronologische samenvatting: - met brief van 23 juni 1998 stelt advocaat aansprakelijk voor schade. Verjaring is daarna nog een keer gestuit. - verwezen wordt naar toezegging van de burgemeester op 17 fe-bruari 1999. Toch gebeurt er daarna niets. Advocaat stelt dat dit veroorzaakt is “door het in absolute zin ontbreken van voor de vestiging van het bedrijf van cliënt geschikt industrieterrein.” - cliënt wordt door een vonnis van 28 april 2000, waarin sluiting van het bedrijf op uiterlijk 28 april 2001 is bevolen, gedwongen een oplossing te forceren. Van Hulten weet dat de gemeente geen industrieterrein beschikbaar heeft en constateert dat de enige op-lossing is het verwerven van grond op een voor hem geschikte lo-catie, “waarbij met name is gekeken naar grond die zonder enige overlast voor omwonenden de juiste bestemming en ook een mili-euvergunning zou kunnen krijgen.” De keuze valt op de Wolput nr. 96 te Vlijmen. De gemeente laat weten zich te zullen inspan-nen eraan mede te werken dat het bedrijf van de heer Van Hulten naar deze locatie kan worden verplaatst. De gemeente geeft daar-aan uitvoering door een stedenbouwkundige opdracht te geven te bezien wat de mogelijkheden zijn voor vestiging voor bedrijven aldaar. Stedenbouwkundig bureau Dhondt maakt een inrichtings-schets, de heer Van Hulten maakt een schets voor een nieuwe be-drijfsbebouwing, “en ook de brief van 9 mei 2001 …… maakt het volstrekt duidelijk dat de gemeente de nadrukkelijke intentie heeft binnen het raam van de wettelijke mogelijkheden vestiging van het bedrijf van mijn cliënt aan de Wolput [96] te realiseren. In de brief wordt zelfs de indruk gewekt dat vestiging aldaar mogelijk is mits wordt voldaan aan de ruimtelijke uitgangspunten en het be-oogde beeldkwaliteit.” ”Van doorslaggevende betekenis is het feit dat het College van B&W in deze brief aangeeft het planologisch traject eerst zal worden gestart nadat overeenstemming is bereikt over de te slui-ten grondtransactie, en dat de reden is dat de ontwikkeling van

88 dossier BINGnr1

Bijlage 1

37

het gehele gebied op die wijze beter gewaarborgd is. Het College stelt derhalve de eis dat Van Hulten de grond koopt, voordat het planologisch traject wordt gestart, waarmee ook een eigen belang van de gemeente gediend is, namelijk het van Van Hulten kunnen kopen van grond die Van Hulten niet nodig heeft. Cliënt stond daarmee voor het blok.” ”In de brief [van de advocaat van de heer Van Hulten] aan het College van 19 juni 2002 is nog aangegeven dat cliënt een keuze moest maken in verband met het aflopen van de optietermijn. Op zich is dat juist, maar de optie had verlengd kunnen worden. Aan-koop was dus niet noodzakelijk ten opzichte van de verkopend ei-genaar. Aankoop was noodzakelijk door de eisen van de gemeen-te.” In een bespreking van 7 januari 2002 komt de gemeente met een nieuw voorstel, samenhangende met de beoogde uitbreiding van Het Hoog, te weten vestiging aan de Tuinbouwweg. De heer Van Hulten geeft te kennen dat het niet vestigen aan de Wolput hem financieel zeer ernstig zal schaden. De heer Brands heeft in die bespreking “nog eens toegezegd te zullen nagaan bij de Provincie of de Wolput niet toch te realiseren is.” ”Afrondend kan worden vastgesteld dat cliënt als gevolg van een elementaire fout van het College van B&W uit 1987 uiteindelijk in 2000 ermee werd geconfronteerd dat bedrijfsverplaatsing binnen 12 maanden noodzakelijk was om onder een verplichting tot slui-ting uit te komen, dat de gemeente geen grond met de juiste be-stemming beschikbaar had, en dat vestiging aan de Wolput op dat moment de enige realistische optie was, hetgeen ook het College zich heeft gerealiseerd. Het traject dat vervolgens het College met cliënt, met een voorzichtige steun van de Provincie op 25 januari 2001, ingaat is een traject waarbij het College zich jegens mijn cliënt verbindt tot alle inspanning om vestiging van cliënt aan de Wolput te doen realiseren, welk traject het College niet, danwel niet zonder het volledig schadeloos stellen van mijn cliënt, kan beëindigen.”

18 oktober 2002: Brief van de advocaat van de heer Van Hulten aan B&W.89

In deze brief wordt gerefereerd aan een gesprek van de heer Van Hulten met gedeputeerde Janse de Jonge op 30 augustus 2002. De advocaat stelt dat de bezwaren van de provincie tegen een vesti-ging op de Wolput “uitsluitend gelegen zijn in de structuurvisie van de gemeente uit 1998, waarin het gebied ter plaatse is aange-geven als een verdichtingsstrook met geledingen. De perceel-grond aan de Wolput valt nu juist in een soort groenstrook.” De advocaat sommeert vervolgens de gemeente om zich tot het uiterste in te spannen vestiging van het bedrijf van de heer Van

89 dossier BINGnr6; dossier BINGnr 7a/b, productie 52

Bijlage 1

38

Hulten aan de Wolput alsnog te bevorderen. Het College wil echter dat de heer Van Hulten naar Het Hoog gaat. Maar nu blijken volgens de advocaat al sinds 3 juli 2000 – volgens hem extreme – kwaliteitseisen te worden gesteld aan be-drijven die zich daar willen vestigen. Het bedrijf van de heer Van Hulten zou daar dan niet passen. De advocaat sommeert vervol-gens de gemeente te bevestigen dat het bedrijf van Van Hulten wel op Het Hoog gevestigd kan worden en dat terzake de bouw en inrichting aldaar slechts “normale eisen” gesteld zullen worden. Aan beide sommaties wordt een termijn van 14 dagen verbonden. Wanneer binnen die termijn geen afdoende en voor Van Hulten aanvaardbare oplossing wordt voorgesteld zal de advocaat in kort geding optreden. Deze brief heeft de advocaat ook aan de gemeenteraad gezonden. Daarin doet hij een klemmend beroep op de raad om in te grijpen in gebeurtenissen die hij kwalificeert als verregaand onbehoorlijk bestuur. Het antwoord van B&W wordt gegeven in een brief d.d. 12 no-vember 2002 en luidt onder meer: “Uw verzoek is te weinig con-creet geformuleerd om daarop een rechtstreeks antwoord op te kunnen geven.”

7 november 2002: Brief van de heer E. J. Janse de Jonge, gedeputeerde van de pro-

vincie Noord-Brabant, aan de advocaat van de heer Van Hulten.90 De gedeputeerde refereert aan een brief van de advocaat van 18 oktober 2002 en aan het overleg op 30 augustus 2002, en schrijft: ”Op basis van de huidige feitelijke gegevenheden van zowel de locatie als de directe omgeving, is het planteam van mening dat de beoogde locatie is gelegen in het buitengebied en dat derhalve het desbetreffende buitengebiedbeleid van toepassing is ….” ”Gezien de aard van het bedrijf van Van Hulten dient dit bedrijf te worden aangemerkt als een niet aan het buitengebied gebonden bedrijf.”. Het vorenstaand overziend kom de gedeputeerde tot het volgende oordeel: ”Het huidige beleid verzet zich tegen de vestiging. De mogelijke toekomstige ontwikkelingen van het gebied zijn thans onvoldoende duidelijk (vanuit een hoger schaalniveau) dat daar-op eventueel kan worden geanticipeerd. Wat betreft mogelijk an-dere van belang zijnde aspecten is het gegeven dat inmiddels tot aankoop van de gronden is overgegaan, voor mij geen aanleiding om, in afwijking van het geldende beleid, een vestiging zoals ge-vraagd, voor te staan. Ik hecht er waarde aan te vermelden dat van ambtelijke toezeggingen, wat daarvan ook zij, mij niets is ge-bleken.” [een kopie van deze brief is bij het rapport gevoegd]

90 dossier BINGnr1; dossier BINGnr7a/b; productie 54

Bijlage 1

39

9 december 2002: Datering van de dagvaarding ten verzoeke van de v.o.f. Land-bouwmechanisatiebedrijf Harrie van Hulten en haar firmanten ge-richt aan de gemeente Heusden91 om op woensdag 18 december 2002 te verschijnen voor een civiele terechtzitting van de recht-bank in Den Bosch, alwaar zal worden gevraagd gedagvaarde te veroordelen de schade te vergoeden als gevolg van de in de dag-vaarding genoemde “onrechtmatige daden en vormen van toere-kenbaar verzuim” door de gemeente. [dit is de bodemprocedure].

10 december 2002: B&W besluiten naar aanleiding van de dagvaarding tot het voeren

van een civiel proces.92 Uit de toelichting blijkt dat de schadever-zekeraar van de gemeente de zaak aan haar huisadvocaat (AKD Prinsen en Van Wijmen te Breda) heeft overgedragen.

12 december 2002: Op 12 december 2002 wordt de gemeente Heusden in kort geding

gedagvaard93 ten verzoeke van de v.o.f. Landbouwmechanisatie-bedrijf Harrie van Hulten en haar firmanten tot betaling van een voorschot van €150.000 op de door eisers geleden schade.

17 december 2002: Intern memo van Teun Brands aan Leo Verhoeven.94

“Destijds heeft in de loop der tijd intensief overleg plaatsgehad met de heer Van Hulten. Uitbreiding op de bestaande locatie bleek niet haalbaar. Als alternatieve locatie is op een gegeven moment een perceel, plaatselijk gemerkt Wolput 96 in beeld ge-komen. Het is met name wethouder Groen geweest, die hem op dit spoor heeft gezet.” Achter dit interne memo bevinden zich 3 bladzijden, waarvan de eerste op papier van de gemeente Heusden. Op deze eerste bladzijde, waarop in handschrift geschreven ‘Re-actie heer Brands’ staat onder meer vermeld: 15. “Ik ben niet bij een gesprek aanwezig geweest, waarbij de heer Groen nadrukkelijk heeft verklaard, dat van Hulten deze grond zeker moest kopen, althans ik kan mij dat niet herinneren. Ik sluit overigens niet uit, dat de heer Groen dat bij een andere gelegenheid wel aan betrokken heeft verteld.” Op bladzijde twee en op een deel van bladzijde drie is vermeld: “MEDEDELINGEN VAN WETHOUDER GROENESTEIJN”

De wethouder refereert aan een gesprek op een zaterdag bij de familie Van Hulten. [het is niet duidelijk of dit hetzelfde gesprek is als het gesprek van 22 september 2002]. Aan het einde staat: ”Er bleek volgens van Hulten maar een oplossing mogelijk, het lob. De woorden die hij mij in de mond legt, zijn uit hun verband gerukt.”

91 dossier BINGnr6, na tabblad ‘bodemprocedure’ 92 BINGnr6, achter tabblad ‘bodemprocedure’ 93 BINGnr6, achter tabblad ‘kort geding’ 94 BINGnr6, achter tabblad ‘kort geding’

Bijlage 1

40

Op de laatste bladzijde “MEDEDELINGEN WETHOUDER KLIJS” ”Het standpunt van de provincie kan ik in die zin billijken dat in-tegrale ontwikkeling van de lob in strijd is met onze eigen struc-tuurvisie (’98) en derhalve evaluatie van de structuurvisie aan de orde zou zijn.”

”In verband met de financiële problematiek heb ik de handreiking gedaan om te spreken over de totale verwerving door de gemeen-te van zowel de opstallen te Nieuwkuijk als de eigendommen aan de Lob tegen normale prijzen, daarbij in aanmerking nemend dat op de Lob een agrarische bestemming rust en de taxatieprijs dienovereenkomstig zal zijn.”

Bijlage 1

41

2003 6 januari 2003: Telefax-verzendformulier aan de advocaat van de gemeente van

mr L. H. J. Verhoeven (gemeente).95 Die advocaat treedt op na-mens de gemeente in het door de heer Van Hulten aangespannen kort geding tegen de gemeente Heusden. De heer Verhoeven zendt “Hierbij de verklaringen (provisorisch) van de ambtenaren Brands en De Kort, en mededelingen van de wethouders Groe-nensteijn en Klijs.” Achter het telefax-verzendformulier bevindt zich (ongedateerd; op papier van de gemeente Heusden) een ver-klaring die kennelijk van de heer Brands is alsmede mededelingen (eveneneens ongedateerd en op blanco papier) van de wethouders Groenestein en Klijs. De heer Groenestein refereert aan een ge-sprek met de familie Van Hulten op een zaterdag; waarschijnlijk wordt hiermee de bespreking op 22 september 2001 bedoeld. De heer Groenestein sluit zijn mededeling als volgt af: “Ik heb veel gesprekken met hem gevoerd. Steeds gezocht naar een totaalop-lossing, uitgaande van het lob. Steeds heb ik duidelijk gemaakt dat de oplossingsrichtingen door de colleges van B. en W. en van de Raad zouden moeten worden geaccordeerd. Ik heb voorgesteld de alternatieven met zijn adviseurs te overleggen en zijn stand-punt daarna aan mij mee te delen. Er bleek volgen van Hulten maar een oplossing mogelijk, het lob. De woorden die hij mij in de mond legt, zijn uit hun verband gerukt.” In de mededeling van wethouder Klijs staat onder meer: “Ik heb steeds aan Van Hulten kenbaar gemaakt dat de bereidheid bestaat om medewerking te verlenen aan bedrijfsverplaatsing, bijv. naar Het Hoog, maar dat zulks eerst aan de orde is als hijzelf de overtuiging had dat het Lob een doodlopend spoor betekende.” In de verklaring van de heer Brands staat als reactie 15.: ”Ik ben niet bij een gesprek aanwezig geweest, waarbij de heer Groen nadrukkelijk heeft ver-klaard, dat van Hulten deze grond zeker moest kopen, althans ik kan mij dat niet herinneren. Ik sluit overigens niet uit dat de heer Groen dat bij een andere gelegenheid wel aan betrokkene heeft verteld.” In de pleitnotities96 (voor de zitting van 14 januari 2003; kort geding) van advocaat van de gemeente wordt naar de verkla-ring van de heer Brands verwezen; de desbetreffende productie is echter niet aan de pleitnotities toegevoegd. Aan de conclusie van antwoord97 (voor de zitting van 12 februari 2003) is als productie 4 een verklaring van de heer A. P. L. C. Brands gevoegd, geda-teerd 9 januari 2003. Deze verklaring heeft een andere tekst dan de verklaring achter het telefax-verzendformulier. De heer Verhoeven schrijft in dat verzendformulier voorts:

95 BINGnr6, achter tabblad ‘kort geding’ 96 BINGnr6, achter tabblad ‘kort geding’ 97 BINGnr6, achter tabblad ‘bodemprocedure’

Bijlage 1

42

”Opvallend in deze kwestie is dat Van Hulten vast blijft houden aan het Lob. Dat terrein heeft hij speculatief gekocht op aanwij-zing van de wethouder Groen.” ”Wie doet een investering tot een dergelijk bedrag op de loutere mededeling van een wethouder, zonder daarvan bevestiging te vragen? Maar wat nog opvallender is in deze zaak is dat de Ra-bobank aan Van Hulten f2.100.000,-- uitleent zonder enige vorm van zekerheid te krijgen. Een partijgenoot van de wethouder werkt bij de Rabobank. Men heeft hier dan ook de indruk dat deze zaak een beetje “stinkt” en dat de betrokken partijen hun specula-tiewinst zien verdwijnen. Het aangekochte stuk grond door Van Hulten is veel groter dan hij voor eigen behoefte nodig heeft.”

9 januari 2003: Op schrift gestelde en getekende verklaring van de heer B. Groen,

voormalig wethouder van de gemeente Heusden, gevoegd als Productie 5 bij de Conclusie van Antwoord d.d. 12 februari 2003 van de advocaat van de gemeente AKD Prinsen Van Vlijmen.98 De heer Groen verklaart dat hij in november 2000 absoluut niet tegen de heer Van Hulten bij diens voorgenomen aankoop van grond aan de Wolput 96 zou hebben gezegd dat hij (Van Hulten) die grond zeker moest kopen en dat de gemeente wel zou zorgen voor de juiste bestemming. [deze verklaring is in kopie bij dit rapport gevoegd]

9 januari 2003: Op schrift gestelde en getekende verklaring van de heer

A. P. L. C. Brands, toenmalig senior beleidsmedewerker Grond- en economische zaken van de gemeente Heusden, gevoegd als Productie 4 bij de Conclusie van Antwoord d.d. 12 februari 2003 van de advocaat van de gemeente AKD Prinsen Van Vlijmen.99 Brands schrijft dat in de periode juli 2000 – december 2000 in aanwezigheid van onder meer toenmalig wethouder B. Groen en-kele gesprekken plaats vonden met de heer Van Hulten. In die be-sprekingen heeft, aldus Brands, Groen niet verklaard dat Van Hul-ten de grond [Wolput 96] zeker moest kopen, en dat de gemeente wel zou zorgen voor de juiste bestemming. Brands is van mening dat in de brief van 21 december 2000 ook niet kan worden gelezen dat de gemeente wel zou zorgen voor een juiste bestemming. Brands is het niet eens met de stelling vanVan Hulten dat de gemeente vestiging aan de Wolput 96 zou hebben gestimuleerd. Brands is het ook niet eens met de mening dat de gemeente met haar brief van 9 mei 2001 Van Hulten zou hebben gedwongen de grond in eigendom te verwerven. [deze verklaring is in kopie bij dit rapport gevoegd]

98 BINGnr6, achter tabblad ‘bodemprocedure’ 99 BINGnr6, achter tabblad ‘bodemprocedure’

Bijlage 1

43

6 februari 2003: Vonnis in kort geding in de zaak van bedrijf van de heer Van Hul-ten tegen de gemeente Heusden.100 Met betrekking tot de gebeurtenissen in 1987 overweegt de voor-zieningenrechter het volgende: ”Naar het voorlopig oordeel van de rechter is van onrechtmatig handelen door de gemeente in dezen geen sprake geweest. Van Hulten heeft zelf het initiatief genomen tot ontbinding van de aan-vankelijke koop met betrekking tot een ander perceel en tot vesti-ging van zijn bedrijf aan de Nieuwkuijksestraat 21-23.” ”De gemeente had niet de plicht om Van Hulten te waarschuwen over eventuele beperkingen op grond van het vigerende bestem-mingsplan. Dit zou wellicht anders kunnen zijn indien Van Hulten het perceel aankocht van de gemeente, doch dit geval doet zich hierbij niet voor.” ”De stelling van Van Hulten dat B&W en de betrokken ambtena-ren hem verzekerden dat ‘alles toelaatbaar was en tot de moge-lijkheden behoorde’, kan niet leiden tot een ander oordeel. Deze stelling is niet nader onderbouwd en de gemeente heeft uitdrukke-lijk betwist dat een dergelijke mededeling is gedaan.” Met betrekking tot de gebeurtenissen omrent de Wolput over-weegt de voorzieningenrechter het volgende: ”Hier draait het geschil in de kern om de woorden uit de brief van de gemeente d.d. 9 mei 2001 [“Het planologisch traject zal eerst gestart worden nadat overeenstemming is bereikt over de te sluiten grondtransactie.”]. Van Hulten heeft deze woorden opgevat in de zin dat hij de grond aan de Wolput eerst in eigendom diende te verwerven voordat de gemeente verdere stappen zou onderne-men.” De gemeente heeft dit betwist. De rechter overweegt: “Naar de letter genomen is “het bereiken van overeenstemming” niet hetzelfde als “in eigendom verwerven”. Wat Van Hulten meent in die passage gelezen te hebben, staat er eenvoudigweg niet.” ”Ook de stelling van Van Hulten, inhoudende dat de gemeente een op haar rustende inspanningsverplichting zou hebben ge-schonden door niet langer mee te werken aan vestiging aan de Wolput, is door de gemeente gemotiveerd betwist. Met name heeft zij weersproken dat zij enige toezegging aan Van Hulten zou heb-ben gedaan. Ook stelt zij dat de zaak is afgesprongen op de visie van de provincie met betrekking tot het betreffende gebied. Verde-re inspanningen van de gemeente waren zinloos.” De rechter wijst de vordering af.

5 maart 2003: Dagvaarding ten verzoeke van landbouwmechanisatiebedrijf Har-rie van Hulten en haar firmanten aan de gemeente Heusden om op dinsdag 10 juni 2003 te verschijnen ter civiele terechtzitting in

100 BINGnr6, achter tabblad ‘kort geding’

Bijlage 1

44

Den Bosch.101 [Dit is het hoger beroep tegen vonnis van 6 februa-ri 2003. Dit hoger beroep wordt op 13 juni 2003 beëindigd]

25 maart 2003: Op schrift gestelde en getekende verklaring van de heer B. M. Groen, wethouder van de gemeente Heusden in 1999, gericht aan mr A. M. van Dusseldorp (advocaat van de heer Van Hulten).102 De heer Groen stelt in zijn verklaring ondermeer, dat vestiging op Het Hoog niet mogelijk was binnen de door de rechter gestelde uiterste termijn [verplaatsing uiterlijk april 2001. Zie ook uit-spraak van de rechter op 28 april 2000]. Van Hulten komt dan met een alternatief, de locatie Van Son [is Wolput 96]. “Aangegeven is toen dat er voor de gemeente zekerheid moest bestaan over de toekomstige eigendomsverhouding van deze locatie alvorens er door de gemeente stappen zouden worden gezet om het bedrijf naar die locatie te verplaatsen. In of omstreeks december 2000 kwam Van Hulten ... ... ... melden dat hij het had gekocht. Van Hulten werd door ons alledrie gefeliciteerd. Daarbij is door ons [waarschijnlijk bedoeld de heren Beerens, Brands en Groen?] aangegeven dat de Gemeente verder ging met haar intentie, na-melijk het verplaatsen van de onderneming van Van Hulten nnar de Wolput.” ”Ik heb als wethouder eind april 2001 moeten aftreden. Desal-niettemin weet ik dat het ook met het verzenden door het College van de brief van 11 mei 2001 [dat is de brief van 9 mei 2001] de intentie van het College was de onderneming van Van Hulten te verplaatsen naar de Wolput.” ”Het voornemen van koop, met een ontbindende voorwaarde, dat van Hulten in het gesprek in december [2000] liet zien was voor de gemeente voldoende om een start te maken met de verplaat-sing. Ik heb wel begrip voor het feit dat van Hulten, gezien alle positieve signalen, de koop definitief heeft gemaakt.” [deze verklaring is in kopie bij dit rapport gevoegd]

2 april 2003: Brief van de advocaat van de heer Van Hulten aan de advocaat

van de gemeente inzake een verklaring van de heer Groen.103 Volgens de advocaat van de heer Van Hulten is tijdens het kort geding Van Hulten tegen de gemeente door de advocaat van de gemeente een verklaring d.d. 9 januari 2003 van de heer Groen in het geding gebracht. De heer Groen heeft die verklaring ten over-staan van de advocaat van de heer Van Hulten aangevuld. Die door de heer Groen ondertekende aangevulde verklaring, geda-teerd 25 maart 2003, is aan de brief toegevoegd. Hij verklaart on-der meer dat bij het zoeken naar een alternatieve vestigingslocatie voor de heer Van Hulten realisatie van Het Hoog te lang zou du-ren. “Van Hulten komt in het overleg met de gemeente, de heren

101 BINGnr6, achter tabblad ‘hoger beroep kort geding’ 102 BINGnr6, achter tabblad ‘overige stukken’ 103 BINGnr6, achter tabblad ‘bodemprocedure’

Bijlage 1

45

Brands en Berens met een alternatief aan de Wolput, bekend als de locatie “Van Zon”.” ”Terwijl t/m de brief van 11 mei 2001 Van Hulten en de Gemeen-te, dat wil zeggen de Raad en het College, het erover eens waren dat er sprake was van een gemeenschappelijk streven het bedrijf van Van Hulten te vestigen aan de Wolput, heeft het College dat streven vervolgens niet uitgevoerd. Naar mijn oordeel had het College het daartoe moeten en kunnen leiden dat de Provincie ja zou zeggen tegen de plannen, en dat betekent dat College of de structuurvisie had moeten aanpassen of een ZPP-procedure (arti-kel 19 WRO) had moeten starten, zoals was toegezegd aan Van Hulten.”

4 april 2003: Memorandum aan het College van Heusden van L. H. J. Verhoe-ven.104 De heer Verhoeven licht het College in dat momenteel twee civiele rechtszaken lopen tegen de gemeente, een appelzaak in kort geding en een bodemprocedure. Het financiële belang is groot. De kwestie Van Hulten speelt volgens Verhoeven in de pers en in de gemeenteraad. De advocaat van de gemeente waar-schuwt voor het gevaar van het doorkruisen van de thans aanhan-gige procedures. Hij acht het van het grootste belang dat er geen toezeggingen worden gedaan zonder hem eerst te raadplegen. ”De gemeente heeft in haar conclusies voor de rechtbank feiten en omstandigheden vermeld, die van belang zijn om de claim van Van Hulten te weerleggen. In geen enkel opzicht mogen die door nieuwe beloften, toezeggingen, overleg etc. als gevolg van de po-litieke ontwikkelingen door de gemeente worden weersproken want daarmee staat of valt het gemeenschappelijk verweer in de rechtszaken. De raadsleden zou duidelijk gemaakt moeten worden dat zij de zaak van de gemeente niet dienen door de huidige rechtsgang te doorkruisen met afwijkende standpunten of beslissingen.” ”Doorkruising van de procesgang kan er tenslotte toe leiden dat de verzekeraar van de gemeente de zaak niet langer voor zijn re-kening neemt.”

8 april 2003: Besluit van B&W van de gemeente Heusden om verweer te voe-

ren in het hoger beroep van de heer Van Hulten. 10 april 2003: Bespreking tussen de heer Van Hulten (en drie gezinsleden), de

burgemeester, wethouder Klijs, heren H. de Kort en L.Verhoeven.105 (Het verslag is opgesteld door de heer Verhoe-ven). Van Hulten doet een dringend beroep op B&W mee te werken aan de vestiging aan de Wolput. “Hij ziet met name kansen nu de gemeenteraad aan het college de opdracht heeft gegeven om voor de verplaatsing van het bedrijf een oplossing te vinden, waarbij

104 BINGnr6, achter tabblad ‘overige stukken’ 105 BINGnr6, achter tabblad ‘overige stukken’

Bijlage 1

46

door sommige raadsleden de Wolput is genoemd als geschikte lo-katie.” ”De burgemeester zegt dat Van Hulten zijn bedrijf wenst te ver-plaatsen naar een plek waar dat volgens het college niet mogelijk is. Er is een ZPP-aanvraag ontvangen voor het bouwen aan de lob (Wolput).” [die aanvraag moet nog worden aangevuld met enkele gegevens] “Die aanvraag zal langs de normale weg wor-den afgehandeld. Het is bekend dat het college denkt aan een lo-katie op het nieuwe bedrijvenpark Het Hoog of eventueel aan de Tuinbouwweg.” ”Als de gemeente de Wolput als lokatie zou aanwijzen, zal dat volgens de provincie integraal moeten worden afgewogen in de struktuurvisie 2004. Het college laat er geen misverstand over ontstaan dat in het kader van de ZPP-procedure aan de raad al-leen positief geadviseerd zal worden als de lokatie positief zal worden opgenomen in de herziening van de struktuurvisie+, wat de zaak minstens met drie jaar vertraagt.” Van Hulten doet een dringend beroep op het College om mee te werken aan de vestiging van de Wolput. Ten eerste is er volgens hem de nieuwe ontwikkeling dat de raadscommissie en de raad vinden dat daar een oplossing mogelijk is. Ten tweede wijst hij op het pompstation Kuijs als bewijs dat uitzonderingen op de uit-gangspunten van de StruktuurvisiePlus mogelijk zijn. Ten derde stelt hij dat lokatie op het bedrijventerrein Het Hoog onmogelijk is omdat de daarvoor benodigde gelden hem ontbreken. “Ten vierde heeft Van Hulten de overtuiging dat als de gemeente wer-kelijk wil, de provincie wel zal zwichten.”

Wethouder Klijs merkt op dat voor een tankstation de noodzaak bestaat aan een verkeersader te liggen; bovendien hebben GS nog geen beslissing genomen. De burgemeester zegt dat de gemeente niet kan komen met een struktuurvisie zolang de Waalboss-discussie nog niet is afgerond. “De plannen moeten in elkaar pas-sen.Wat (de versnelling van) de ZPP-procedure betreft stelt hij dat het college naar de huidige stand van zaken daarover niet po-sitief aan de raad zal adviseren omdat van tevoren bekend is dat die procedure geen kans van slagen heeft.Het blijft uiteraard het recht van de raad om anders te beslissen. De aanvraag wordt ge-woon afgewerkt en als de raad zo beslist doorgeleid naar de pro-vincie. De burgemeester zegt dat het standpunt van het College voldoen-de duidelijk is gemaakt. “Vestiging op Het Hoog is vrijwel direct realiseerbaar. Alle andere alternatieven nemen ……veel tijd in beslag en zullen de komende jaren alleen maar leiden tot vergro-ting van de problemen.”

14 april 2003: Brief aan het bedrijf van de heer Van Hulten inzake een door de

gemeente op 20 maart 2003 ontvangen aanvraagformulier ZPP (Zelfstandige ProjectProcedure). In de brief wordt verzocht om

Bijlage 1

47

ontbrekende projectgegevens.106 Ook wordt in de brief gerefe-reerd aan een onderhoud op 10 april 2003 tussen burgemeester Willems, wethouder Klijs en de heer Van Hulten over de kans van slagen van nieuwbouw aan de Wolput. “Het is echter geheel aan u of u de aanvraag wilt completeren danwel de overige wegen, zoals genoemd in het voornoemde onderhoud, wenst te bewande-len.” De aanvraag ZPP ligt van 28 mei 2003 t/m 24 juni 2003 ter inza-ge.

28 mei 2003: Brief van de gemeente aan Gloudemans taxatiebureau te Rosma-

len om “op korte termijn in overleg te treden met de heer Van Hulten teneinde de waarde van zijn eigendommen [Nieuwkuijk-sestraat 21 en 23] in beeld te krijgen”.

13 juni 2003: Faxbericht van de advocaat van de gemeente107, waarin hij mee-

deelt te hebben vernomen dat de raadscommissie Ruimtelijke Za-ken in grote meerderheid het College de opdracht zou hebben ge-geven de bestemmingswijziging aan de Wolput voor te bereiden, zowel voor het tankstation van Kuijs als voor het bedrijf van Van Hulten.

13 juni 2003: Brief van advocaat van de gemeente waarin hij meedeelt dat het

hoger beroep tegen het vonnis in het kort geding d.d. 6 februari 2003 is beëindigd.108

19 juni 2003: E-mail bericht van de heer De Kort aan de advocaat van de ge-

meente inzake het advies van de commissie Ruimtelijke Zaken.109 ”De commissie is unaniem van mening dat er een oplossing van Van Hulten moet komen. Een meerderheid van de commissie wil de ZPP doorzetten en benadrukt dat daarbij van een zeer positie-ve inzet sprake moet zijn.”

23 juni 2003: E-mail bericht van de advocaat van de gemeente aan de heer Ver-

hoeven als reactie op het advies van de commissie RZ.110 De advocaat wijst er op, dat het in het algemeen verstandig is om je van commentaar op een zaak te onthouden zolang de zaak on-der de rechter is. Dat geldt volgens hem in zijn algemeenheid ook voor bestuurders van een gemeente, inclusief raadsleden.

24 juni 2003: Doc. nr. 200308417B200308417. Raadsvoorstel met verzoek om

vrijstelling van het bestemmingsplan “Buitengebied Vlijmen” en het bestemmingsplan “1e Partiële herziening buitengebied Vlij-men” voor realisatie van een landbouwmechanisatiebedrijf op de

106 BINGnr5, achter tabblad ‘Wolput Vlijmen, Van Hulten’ 107 BINGnr6, achter tabblad ‘overige stukken’ 108 BINGnr6, achter tabblad ‘hoger beroep kort geding’ 109 BINGnr6, achter tabblad ‘overige stukken’ 110 BINGnr6, achter tabblad ‘overige stukken’

Bijlage 1

48

percelen langs de Wolput.111 Advies van de raadscommissie: ”De commissie [Ruimtelijke Zaken] is unaniem van mening dat er een oplossing van Van Hulten moet komen. Een meerderheid van de commissie wil de ZPP doorzetten en benadrukt dat daarbij van een zeer positieve inzet sprake moet zijn.” De gemeenteraad van Heusden besluit op 24 juni 2003 - …… de procedure inzake de afhandeling van het verzoek tot vrijstelling van het bestemmingsplan Buitengebied Vlijmen en 1e Partiële herziening buitengebied Vlijmen, gegeven de beëindiging van de inzagetermijn, te delegeren aan het College.”

26 augustus 2003: Betreft aanvragen van verklaring van geen bezwaar inzake vrij-

stellingsprocedure (zpp) van de heer Van Hulten.112 B&W beslui-ten conform advies van sector Ruimtelijke Zaken om de verkla-ring van geen bezwaar aan te vragen bij GS.

9 september 2003: De provincie bevestigt de ontvangst113 van “uw aanvraag d.d .28

augustus 2003 inzake de afgifte van een verklaring van geen be-zwaar ……… ten behoeve van Landbouwmechanisatiebedrijf Van Hulten.”

“Wij streven ernaar om binnen de voorgeschreven termijn van 8 weken een beslissing te nemen.”

27 oktober 2003: Besprekingsverslag; wethouder Klijs en A.J.M.C. Beerens (ge-

meente); H. van Hulten en R. Hendriks; F. H. de Bruijne (taxatie-bureau).114 De getaxeerde waarden voor de percelen aan de Nieuwkuijksestraat (€860.000) en aan de Wolput (€250.000) worden vermeld. De getaxeerde opbrengst voor het perceel Wol-put is aanzienlijk lager dan de door de heer Van Hulten betaalde prijs Door de heer Van Hulten “wordt aangegeven dat op basis van de thans voorliggende bedragen er niet tot een bedrijfsverplaatsing kan worden gekomen, doch dat [Van Hulten] ervan uitgaan dat dit zal leiden tot het faillissement van het bedrijf.” Een vestiging op Het Hoog I zal circa €100 per m² gaan kosten. Van Hulten wil 5.000 m² hebben. Zou de grond in erfpacht kun-nen worden uitgegeven?

22 december 2003: Tekst van de interpellatie ex artikel 41 Reglement van Orde door fractie Keerpunt PvdA & D’66115. Volgens de tekst heeft de Raad meerdere malen in overgrote meerderheid het College dringend verzocht om een oplossing voor de heer Van Hulten, waarbij de voorkeur werd uitgesproken om de Wolput-lob in te richten als (licht) bedrijventerrein.

111 BINGnr5, achter tabblad ‘Wolput Vlijmen, Van Hulten’ 112 BINGnr5, achter tabblad ‘zienswijzen’ 113 BINGnr5, achter tabblad ‘weigering’ 114 BINGnr3 115 BINGnr1, na tabblad ‘interpellatieverzoek’

Bijlage 1

49

De Raad heeft tevens aangegeven dat als om welke reden dan ook de Wolput-lob niet haalbaar blijkt bij de provincie, alle medewer-king moet worden gegeven aan een alternatief op Het Hoog, met een “redelijke compensatie voor de gemaakte kosten door het be-drijf Van Hulten. Naar het oordeel van de Raad heeft de gemeente bij betrokken bedrijf verwachtingen gewekt zich te mogen vesti-gen op de Wolput-lob. Compensatie op basis van de verwach-tingswaarde ligt dan ook in de rede.” ”Inmiddels zijn we enige maanden verder en zien we geen voor-uitgang. Op 20 december 2003 gaf de burgemeester in een inter-view op de HTR aan, dat het College geen voorstander is van be-drijvigheid op de Wolput-lob. Als dit maanden na de duidelijke uitspraken van de overgrote meerderheid van de Raad alsnog wordt gezegd, dan geeft dat weinig hoop op een constructieve College-uitvoering van de door de Raad aangegeven richting.” De tekst van de interpellatie bevat acht vragen aan het College. [Die vragen worden met brief d.d. 20 januari 2004 door het Col-lege beantwoord]

23 december 2003: Besprekingsverslag; burgemeester H. Willems en wethouder J. Klijs; gedeputeerde P. Rüpp, J. Geraedts en P. van Beek (provin-cie)116 inzake de ZPP aanvrage van de heer Van Hulten. De gedeputeerde geeft aan dat het belangrijk is dat voor de onder-nemer duidelijkheid komt. Een belangrijke rol is daarbij wegge-legd voor de gemeente. Reeds in een eerder stadium is van de zij-de van de provincie aangegeven dat een ZPP niet het geëigende middel is, maar dat een oordeel op basis van een totaalvisie moet worden genomen. Vooralsnog houdt de provincie vast aan vesti-ging op Het Hoog. “De gemeente geeft aan dat op Het Hoog (eventueel 2e fase) vestigingsmogelijkheden voor Van Hulten aanwezig zijn.” De gemeente is voorstander van een eerste beeld-vorming op een hoger niveau (structuurvisie). Ook de provincie geeft aan dat het gebied moet worden bezien vanuit een hoger ab-stractieniveau waarin ook het uitwerkingsplan Waalboss een rol dient te spelen. “Gezamenlijk wordt geconcludeerd dat een derge-lijke visie onontbeerlijk is voor de beoordeling van de aanvraag van Van Hulten. De gemeente biedt aan de komende weken een voorzet te maken voor een dergelijk beeld voor de ‘zuidoost lob’ …….” ”Eind januari 2004 dient er voldoende duidelijkheid te zijn zodat daarmee rekening kan worden gehouden bij de verdere behande-ling van de ZPP’s.” [een en ander heeft geleid tot de ‘Quick-scan Wolput-West’ van 29 januari 2004] [het besprekingsverslag is in kopie bij dit rapport gevoegd]

116 BINGnr1, na tabblad ‘interpellatieverzoek’

Bijlage 1

50

2004 7 januari 2004: Brief van het College aan de Raadsleden inzake “stand van zaken

landbouwmechanisatiebedrijf Van Hulten”.117 Overeenkomstig het besluit van de raad is door B&W op 28 augustus 2003 de ver-klaring van geen bezwaar aangevraagd m.b.t. de ZPP-procedure.

De voorlopige conclusie van de provincie was afwijzend. De pro-vincie heeft vervolgens contact gehad met de heer Van Hulten en met de gemeente. Naar aanleiding daarvan heeft overleg plaat ge-vonden tussen gedeputeerde Rüpp, burgemeester Willems en wethouder Klijs. “In het gesprek is aangegeven dat het weinig zinvol is om het verzoek nog te beoordelen in relatie tot de Struc-tuurvisiePlus van 1998. Er mag immers worden aangenomen dat de zuidoostlob [in] de komende actualisatie van de Structuurvi-siePlus een bedrijfsmatig karakter zal krijgen ……….” In het on-derhoud met de gedeputeerde is daarom afgesproken om voor de zuidoost lob een visie te laten ontwikkelen.

29 januari 2004: De “Quick-scan Wolput West” 118 is gereed; GS hebben bij de beoordeling van de zpp-aanvraag van de heer Van Hulten hiervan kennis genomen, naast de ruimtelijke onderbouwing bij de zpp-aanvraag. 119 In de Quick-scan is een fout gemaakt met de opgenomen gebou-wenschets, waardoor de oppervlakte bijna 7.400 m² bedraagt. 120 [Overigens blijkt uit het verslag van de hoorzitting d.d. 5 juli 2004 van de hoor- en adviescommissie dat het bij de provincie al be-kend was dat de oppervlakte teruggebracht is tot 2.350 m²]

4 februari 2004: Antwoord van B&W op het interpellatieverzoek van 22 december 2003.121 [Hierna door rapporteur samengevat de vragen en ant-woorden:] 1. Wat is de stand van zaken t.a.v. de ZPP-aanvraag van Van Hulten? Aanvraag ZPP is na raadsbesluit van 24 juni 2003 gepubliceerd. Op 28 augus-tus 2003, na publicatie en weging bezwaren, is aanvraag bij GS neergelegd. Nog geen formele reactie. Wel gesprek geweest met gedeputeerde en burge-meester Willems en wethouder Klijs. (zie brief van College aan Raad van 7 ja-nuari 2004). 2. Hoe heeft het College uitgelegd aan de provincie dat tegelijkertijd 2 ZPP aanvragen zijn uitgestuurd voor hetzelfde gebied, waarvan één inspeelt op Waalboss (Van Hulten) en de ander grotendeels is gebaseerd op de oude StructuurvisiePlus, dat niet is goedgekeurd door GS (Kuijs)? De 2 verzoeken om afgifte verklaring van geen bezwaar zijn elk met een eigen onderbouwing richting GS verzonden. Nadien is op ambtelijk niveau nog toege-licht dat de ZPP van Kuijs overeenkomstig het voorstel van het College door de Raad is besloten, maar dat dat bij de ZPP van Van Hulten niet het geval was. 3. Welke concrete achtergrondinformatie heeft de gemeente in de periode sep-

117 BINGnr1, na tabblad ‘stand van zaken’ 118 BINGnr5, na blanco tabblad 119 brief van GS aan B&W Heusden d.d. 6 april 2004 120 volgens Zwartboek ‘Bestuurlijk handelen Van Hulten Zaak’ van Keerpunt d.d. 29 april 2004, pag. 5 121 BINGnr1, vlak voor tabblad ‘stand van zaken’

Bijlage 1

51

tember t/m december neergelegd bij de provincie? Aanvraag ZPP, ruimtelijke onderbouwing op 3 vereiste verantwoordingsvelden, aanvraagformulier. 4. Is het Structuurplan Bedrijventerreinen Heusden van 24 oktober 2003 aange-reikt aan de provincie? Zo ja, is daarbij aangegeven dat de Raad in aanvulling op het plan ook de lob wil voorzien van lichte bedrijvigheid? Het Structuurplan is op ambtelijk niveau bij de provincie neergelegd.Dat is uit-sluitend gedaan om voor Het Hoog formeel te kunnen voldoen aan de vereisten die door de Wet Voorkeursrecht Gemeenten worden gesteld. De lob is niet als toekomstige bedrijfslocatie in deze visie opgenomen. 5. Binnenkort komt een concept-StructuurvisiePlus. Heeft u opdracht gegeven de lob in te kleuren voor bedrijvigheid, zoals u hebt aangegeven in ZPP aan-vraag voor Van Hulten? Wel offertes ontvangen, maar opdracht nog niet gegund. 6. Heeft het College in overleg met de provincie expliciet benadrukt bereid te zijn de lob in de nieuwe StructuurvisiePlus te kenmerken voor (lichte) bedrijvig-heid? In gesprek met de gedeputeerde is aangegeven dat het zinvol is om het ver-zoek niet uitsluitend te beoordelen in relatie tot de StructuurvisiePlus van 1998. College heeft er op gewezen dat de zuidoostlob bij de komende actualisatie van de StructuurvisiePlus een bedrijfsmatig karakter zal krijgen. 7. Is met Van Hulten al gesproken over een totaalpakket voor de vrijkomende ruimte in Nieuwkuijk, de grond in de Wolput en de evt. aan te schaffen grond op Het Hoog, rekening houdend met de verwachtingswaarde van de door Van Hul-ten verworven grond in de Wolput? Er is met Van Hulten gesproken. [over verwachtingswaarde wordt niets meege-deeld] 8. Heeft het College naar zijn mening constructief uitwerking gegeven aan de door de Raad aangegeven oplossingsrichting (prioriteit Wolput, anders naar Het Hoog)?

Het College is van mening dat zij “… … na het raadsbesluit van 24 juni 2003 constant, eenduidig, langs diverse wegen en derhalve constructief uitvoering hebben gegeven aan de door de raad aangegeven oplossingsrichting.”

10 februari 2004: Verslag van de openbare raadsvergadering. Een raadslid komt terug op vraag 2 van de op 22 december 2003 gedane interpellatie en op het antwoord daarop door B&W op 4 februari 2004. Raadslid wijst op het vrijwel gelijktijdig indienen van de zpp Kuijs [tankstation] en zpp Van Hulten met verschil-lende onderbouwingen. “Wetend dat de Provincie wilde meewer-ken met de ZPP-Kuijs, was de ZPP-Van Hulten gedoemd te stran-den in het Provinciehuis. Immers, de ZPP Kuijs ging uit van de oude, op behoorlijk wat onderdelen achterhaalde Structuurvisie-Plus 1998. De ZPP Van Hulten liep vooruit op een nog op te ma-ken nieuwe StructuurvisiePlus 2004 en wel in overeenstemming met de wens van de raad ten aanzien van de Wolput-lob.” ”Wethouder Klijs bevestigt dat het college regelmatig heeft vast-gesteld dat zij geen mogelijkheid zag de ZPP Van Hulten, met de kennis van het beleid van de provincie en het beleid van de ge-meente, tot een succes te maken. Vanaf eind maart, begin april 2002 is er regelmatig contact geweest met de provincie over de ZPP Van Hulten. Het college heeft geprobeerd Van Hulten te ver-plaatsen, ondanks de wetenschap dat het planologisch een moei-

Bijlage 1

52

lijke zaak zou zijn.”

18 februari 2004: De provincie reageert op de aanvraag om afgifte van verklaring van geen bezwaar122 [zie ook brief van provincie van 9 september 2003]

“Wij zijn voornemens de gevraagde verklaring van geen bezwaar te weigeren.” Met brief van 6 april 2004 wordt de gevraagde verklaring defini-tief geweigerd123. Het besluit wordt uitvoerig toegelicht. De pro-vincie blijft bij haar standpunt dat er geen aanleiding is om in af-wijking van het streekplan in te stemmen met de vestiging.

19 februari 2004: Persbericht van Keerpunt PvdA & D66.124 In dit persbericht

wordt gedetailleerd ingegaan op de geschiedenis rondom een mo-gelijke vestiging op de Wolput en de rollen van de Raad, het Col-lege, de betrokken wethouders en de Provincie. Op pagina 5 van het persbericht wordt meegedeeld dat de Wolput-lob toch bedrij-vigheid krijgt.

3 maart 2004: Faxbericht van de advocaat van de heer Van Hulten aan Gedepu-

teerde Staten ter voorbereiding op een bespreking tussen Van Hulten en provincie op 4 maart 2004.125 De advocaat stelt dat in de raadsvergaderingen van 1 en 2 april 2003 de vestiging van Van Hulten aan de Wolput een breed gedragen voorstel is. E.e.a. wordt bekrachtigd op 24 juni 2003. Volgens de advocaat wijken de in september 2003 ingediende ZPP’s voor Van Hulten en Kuijs aan-zienlijk van elkaar af. De ZPP aanvraag voor Kuijs is “uitvoerig onderbouwd met een acceptabel geachte afwijking van Structuur-visiePlus 1998, de ZPP-aanvrage Van Hulten is slechts beperkt onderbouwd met het inspelen op het streekplan en de Waalboss uitwerking.” ”De afgesproken structuurvisie, opgemaakt door Bureau Dhondt, is niet eerst aan de raad voorgelegd, zoals gevraagd in de raads-vergadering van 24 juni 2003. De structuurvisie bevat een aantal essentiële fouten. De meest wezenlijke fout is de opgenomen gebouwenschets van bijna 7.400 m². Van Hulten heeft slechts om 3.900 m² gevraagd, zoals ook in de ZPP is verwerkt, en heeft ook nooit meer ge-vraagd.” Van Hulten zou zelfs kenbaar hebben gemaakt de schaal tot 2.350 m² terug te kunnen brengen. Met dit oppervlak zou volgens de advocaat de beoogde bedrijfs-vestiging beter te kenmerken zijn als ‘kleinschalige bedrijvigheid met bedrijfswoningen’.

122 BINGnr5, na tabblad ‘weigering’ 123 BINGnr5, na tabblad ‘weigering’ 124 BINGnr5, na tabblad ‘bezwaar’ 125 BINGnr5, na blanco tabblad

Bijlage 1

53

6 april 2004: Brief van de provincie aan B&W met de weigering van de verkla-ring van geen bezwaar.126 In deze brief wordt een uitgebreide toe-lichting gegeven op de motieven van de provincie om de verkla-ring te weigeren. Beknopt samengevat door rapporteurs overwegen GS: - de projectlocatie ligt deels in agrarisch gebied (bestemmingsplan Buitengebied van 1991) en in een agrarisch bouwblok (1e Partiele herziening Buitengebied Vlijmen 2001); - de activiteiten van het te verplaatsen bedrijf zijn niet te kwalifi-ceren als ‘agrarisch-technisch’; - het bedrijf is een milieucategorie 3 bedrijf; - zo’n bedrijf hoort thuis op een bedrijventerrein; - de aanwezige woning maakt geen deel uit van het verplaatsings-initiatief en ligt binnen de hindercirkel van 100 meter; - in het recent opgestelde gemeentelijk ‘Structuurplan Bedrijven-terreinen’ wordt de locatie Wolput West niet genoemd, waardoor de voorgenomen bedrijfsverplaatsing zowel wat betreft omvang als aard en functie strijdig is met de door de gemeente beoogde berijfsvestigingsmogelijkheden; - de nadere motivering door de gemeente in de Quick-scan zijn geen aanleiding om in afwijking van het Streekplan in te stemmen met de vestiging; - er is een reëel alternatief op korte afstand beschikbaar (Het Hoog). [een kopie van deze brief is als bijlage bij dit rapport gevoegd]

16 april 2004: Verslag van bespreking tussen de wethouders J. Klijs en de Laat, A. Beerens (gemeente) en de heer H. van Hulten en adviseurs.127 Bedoeling van het gesprek is om de discussie te starten over de zogenoemde ‘packagedeal’. Het verschil tussen de getaxeerde waarde van het perceel aan de Wolput en de door de heer Van Hulten betaalde aankoopprijs is zo groot, “dat de gemeente dat gat niet kan dichten.” Wethouder Klijs vindt dat als Van Hulten meent dat er toezeggingen [welke toezeggingen worden bedoeld wordt niet expliciet vermeld] zijn gedaan, hij een rechterlijke pro-cedure zou moeten beginnen. “Voorts wil de heer Beerens weten hoe groot het perceel aan Het Hoog zou moeten zijn. De heer Van Hulten geeft aan dat het perceel circa 5.000 m² groot moet zijn waarop circa 3.000 m² zal worden gerealiseerd.

27 april 2004: Doc. nr. B2000404985/05000128 met advies om

- geen gebruik te maken van de bezwaarmogelijkheid; - proberen te komen tot een ‘package deal’. B&W besluiten conform advies.

3 mei 2004: Bespreking tussen de wethouders J. Klijs en T. de Laat en heren

A. Beerens (gemeente) en Fr. De Bruijne (adviseur gemeente) met 126 BINGnr5, na tabblad ‘weigering’ 127 BINGnr3 128 BINGnr5, na tabblad ‘weigering’

Bijlage 1

54

de heer H. Van Hulten en familie en adviseurs.129 Wethouder Klijs stelt dat wanneer Van Hulten de mening is toe-gedaan dat er toezeggingen zijn gedaan op grond waarvan hij de grond aan de Wolput heeft gekocht, hij een rechterlijke procedure zal moeten starten. “Volgens hem [de heer R. de Lange, adviseur van de heer Van Hulten] is er een toezegging gedaan door voor-malig wethouder B. Groen. Hij geeft aan dat hij die ook zwart op wit heeft staan.”

12 mei 2004: Bezwaarschrift aan het College van Gedeputeerde Staten, door de advocaat van de heer Van Hulten tegen het besluit van GS d.d. 6 april 2004.130 Er worden 12 bezwaren te berde gebracht, waaron-der: - tegen de lange termijn tussen indienen van verzoek om verkla-ring van geen bezwaar (29 augustus 2003) en de uitspraak (9 april 2004). - een integraal uitwerkingsplan van het Streekplan is vastgesteld op 3 februari 2004. Kan zo’n plan dienen als toetsingskader voor een aanvraag van 29 augustus 2003? - bedrijf van Van Hulten wordt aangemerkt als een niet aan het buitengebied gebonden bedrijf. Een verhuurbedrijf voor land-bouwwerktuigen wordt wél aangemerkt als een agrarisch tech-nisch hulpbedrijf, een landbouwmechanisatiebedrijf niet, terwijl beide bedrijven een identieke functie (leveren en onderhouden van landbouwwerktuigen) uitoefenen.

9 juni 2004: Brief van Gloudemans taxatie- en adviesbureau (de heer F. H. de

Bruijne) aan de Gemeente Heusden.131. De heer De Bruijne heeft op 4 juni 2004 gesproken met de heer Van Hulten en met hem een stappenplan doorgenomen betreffende de Nieuwkuijksestraat 21, Het Hoog en de Zuid-oost lob. Ten aanzien van Het Hoog is in de brief het volgende gesteld: “Besproken is dat het bouwplan van de heer Van Hulten niet in de laatste vestigingscommissie is be-handeld. Begrijpelijk riep dit bij der heer Van Hulten een niet po-sitieve reactie op. Ik heb duidelijk aangegeven dat dit door de gemeente zeer wordt betreurd en dat de verantwoordelijke amb-tenaar die in gebreke is gebleven, hiervoor een berisping heeft gekregen. Ik heb aangegeven dat na de volgende vergadering van 8 juli 2004 de gemeente zal aangeven hoe vestiging mogelijk is, op welke locatie en welke aanpassingen er voor het plan door de heer Van Hulten worden verwacht. De heer Van Hulten gaf aan het niet plezierig te hebben gevonden dat er reeds op voorhand is aangegeven dat zijn bedrijf niet langs de A59 op een zichtlocatie gevestigd mocht worden.” Met betrekking tot het onderwerp de Zuid-oost lob schrijft De Bruijne dat de heer Van Hulten heeft aangegeven “… dat uw ge-meente thans een onderzoek uitvoert of er ten aanzien van de heer

129 BINGnr1, na eerste tabblad 130 BINGnr5, na tabblad ‘bezwaar’ 131 BINGnr1, na eerste tabblad

Bijlage 1

55

Van Hulten verwachtingen zijn gewekt met betrekking tot de zuid-oostlob.” ”De heer Van Hulten heeft aangegeven dat indien de uitkomst van het onderzoek voor hem negatief is, hij alsdan de bodempro-cedure zal doorzetten.”

5 juli 2004: Hoorzitting van de van de hoor- en adviescommissie voor de be-

handeling van de bezwaar- en beroepschriften. De mondelinge toelichting van de advocaat van de heer Van Hulten is uitgetypt en bij het verslag gevoegd.132 Ook is toegevoegd een “Toelichting op besluit van 6 april 2004…..” zonder datum en naam opsteller.133 Dit stuk besluit met - Niet is aangetoond waarom vestiging op déze locatie voor het bedrijf noodzakelijk is. - Er is een goed alternatief, passend binnen het streekplanbeleid, voorhanden: op slechts 300 meter afstand van deze locatie wordt een qua ontsluiting geschikt bedrijventerrein ontwikkeld dat dus óók binnen het verzorgingsgebied van het bedrijf is gelegen.

13 juli 2004: Brief van de ‘Commissie Nieuwe Vestigingen Het Hoog’ aan de

heer Van Hulten. “Zoals met u is afgesproken, is de mogelijke toekomstige verplaatsing van uw bedrijf naar Bedrijvenpark Het Hoog besproken tijdens de vergadering van de Commissie Nieu-we Vestigingen Het Hoog op donderdag 8 juli j.l.” Van de zijde van Van Hulten waren er twee vragen: 1. Kan het bedrijf in aanmerking komen voor aankoop van een kavel langs de A59 (een zogenoemde zichtlocatie); 2. Kan het in het verleden ontwikkelde bouwplan voor de Wolput ook gelden voor Het Hoog. De commissie antwoordt op de eerste vraag dat een zichtlocatie langs de A59 niet mogelijk is. Zo’n locatie is bedoeld voor ge-bouwen met een “omvangrijke uitstraling”. Bovendien moeten aldaar gehuisveste bedrijven tenminste een regionaal verzor-gingsgebied hebben, liever nog een bovenregionaal karakter. De commissie is dan ook van mening dat voor een “agrarisch geli-eerd bedrijf” met een lokaal verzorgingsgebied de noordzijde van Het Hoog geschikt is, wellicht ook de locaties langs de Abt van Engelenlaan. Op de tweede vraag antwoordt de commissie dat de maatvoering van het bouwplan van Van Hulten veel groter is dan het perceel waar van Hulten om vraagt (4.000 – 4.200 m²).

10 augustus 2004: Beslissing van de provincie op het bezwaarschrift van de advocaat van Van Hulten.134 De ingediende bezwaren worden door de pro-vincie ongegrond geacht. Het besluit (van 6 april 2004) tot weige-ring van de verklaring van geen bezwaar voor het verplaatsen van

132 BINGnr5, na tabblad ‘bezwaar’ 133 BINGnr5, aan eind dossier. Met de hand daarop geschreven pleitnota prov. 134 BINGnr5, na tabblad ‘bezwaar’

Bijlage 1

56

het landbouwmechanisatiebedrijf H. van Hulten naar de Wolput te Vlijmen wordt gehandhaafd.

28 september 2004: College-voorstel voor de Collegevergadering op 28 september

2004 inzake nader overleg met de heer Van Hulten135. Op pagina 6 van dat voorstel wordt een raming gemaakt van de totale stichtingskosten voor Van Hulten (“… … op de door hem gewenste locatie Abt van Engelenlaan”) op circa 4.400 m² (door hem aan te kopen grond; prijzen 3.000 m² tegen €125 en 1.400 m² tegen €100; plus kosten nieuwbouw) van circa €1.050.000, waar-tegenover een geraamde opbrengst staat wegens verkoop van grond (Nieuwkuijksestraat 21 en Wolput) voor een totaal van cir-ca €968.000. Voorgesteld wordt dat de gemeente een bijdrage le-vert in de verplaatsingskosten ad €150.000. In totaal zou de heer Van Hulten volgens het voorstel dan kunnen ontvangen:

- getaxeerde waarde grond Wolput € 318.000 * - bijdrage in verplaatsingskosten € 150.000 - geraamde verkoopprijs nummer 21 € 650.000 ------------

Totaal €1.118.000

(perceel nummer 23 zal in dit plan worden ingepast in de nieuw-bouwplannen ter plekke) * aankoopprijs k.k. was circa €862.000 Opgemerkt wordt dat geen rekening is gehouden met de rente-post, de overdrachtskosten en mogelijke stagnatieschade. Ook wordt niet gesproken over de wijze waarop de hypotheek op de gronden aan de Wolput zou kunnen worden behandeld. Het College stemt er mee in dat op basis van het voorstel een na-der overleg met de heer Van Hulten wordt gehouden.

4 oktober 2004: Bespreking tussen gemeente (wethouders J. Klijs en T. de Laat, A. Beerens en Fr. de Bruijne, adviseur) en de heer Van Hulten met adviseurs.136 De gemeente is bereid om €150.000 meer te betalen (totale aan-koopprijs Nieuwkuijksestraat 21 wordt dan €650.000 + €150.000, ofwel €800.000). Voor de grond aan de Wolput is de gemeente bereid €68.000 meer te betalen (in totaal nu €318.000). De gemeente is ten aan-zien van de Wolput 96 bereid een verrekenclausule op te nemen omdat het gebied nog steeds ter discussie staat. Als er binnen een nog af te spreken termijn alsnog gebouwd mag worden op het ge-bied zal de gemeente een af te spreken bedrag bijbetalen aan Van Hulten.

135 BINGnr1 136 BINGnr1, vlak voor tweede tabblad

Bijlage 1

57

25 oktober 2004: Bespreking tussen gemeente (wethouders J. Klijs en T. de Laat,

A. Beerens en Fr. de Bruijne, adviseur) en de heer Van Hulten met adviseurs.137 Het verslag is opgesteld door de heer Beerens. ”Uitdrukkelijk wordt van de zijde van de gemeente aangegeven dat als er een gerechtelijke procedure wordt opgestart, dit voor de gemeente geen nadelige gevolgen heeft voor de bedrijfsver-plaatsing.” De heer De Lange, een van de adviseurs van Van Hulten, “… … vindt dat de gesprekken van de afgelopen maanden eigenlijk voor niets zijn geweest.” Hij vindt het extra bedrag veel te weinig. “Wij hebben eerder voorgesteld om de grond op Het Hoog te rui-len met de grond aan de Wolput. Daar hebben we nooit iets van gehoord.”

137 BINGnr1, vlak voor tweede tabblad

Bijlage 1

58

1994 – 2000 inz. wet milieubeheer Landbouwmechanisatiebedrijf H. van Hulten Dossier “Wet milieubeheer Nieuwkuijksestraat 21, Nieuwkuijk”138

6 april 1994: Ingekomen aanvraag oprichtingsvergunning Wet milieubeheer 2 juli 1997: Ingetrokken aanvraag oprichtingsvergunning Wet milieubeheer

(06-04-1994) 11 juni 1997: Ingekomen (nieuwe) aanvraag oprichtingsvergunning Wet Mili-

eubeheer (B199707287) 17 februari 1998: milieuvergunning verleend

april/mei 1998 beroep bij Raad van State ingesteld tegen milieu-vergunning

16 oktober 2000: zitting Raad van State beroep milieuvergunning 5 december 2000: uitspraak beroep Raad van State Beroep is niet ontvankelijk omdat inmiddels het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer in werking is getreden. Het landbouwmechanisatiebedrijf valt onder de werkingssfeer van het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer. De aanvraag om milieuvergunning van 11 juni 1997 wordt gezien als een melding op grond van het besluit.

138 dossier BINGnr9; dossier bestaat uit 1 pagina

Bijlage 1

59

toelichting op de in de voetnoten genoemde dossiers Op 11-11-2004 van gemeente meegekregen kopiedossiers (10 stuks):

D200400138 - 1.731 =BINGnr 1 Bedrijfsverplaatsing Landbouwmechanisatiebedrijf Van Hulten, Nieuwkuijksestraat 21, Nieuwkuijk. 1999 - D200002164 - 1.731 =BINGnr 2 Beleid betreffende bedrijfsverplaatsingen. 1997 – D200401179 .07.351.11 =BINGnr 3 Aankoop grond met opstallen Nieuwkuijksestraat 21 en 23, Nieuwkuijk van Land-bouwmechanisatiebedrijf Van Hulten. – in behandeling. 2003 –

D200301251 - 1.731.212 =BINGnr 4 Bestemmingsplan zuidoostlob Vlijmen (gebied tussen Wolput, Abt van Engelenlaan en Mortelweg). 2001 – D200400495 - 1.731.212 =BINGnr 5 Bestemmingsplanvrijstellingen – geweigerd/niet doorgegaan e.d. 2004 – D200301562 .07.31 =BINGnr 6 Kort geding gemeente Heusden / Van Hulten landbouwmechanisatiebedrijf, Nieuw-kuijksestraat 21 betr. aansprakelijkheidsstelling voor geleden schade (b.p.-procedure Nieuwkuijk-Oost/bedrijfsverplaatsing naar Wolput/industrieterrein het Hoog) 1998 – geen nummer =BINGnr 7a/b Kopie dossier van een dossier met copieen van bewijsstukken inzake het kort geding van de vennootschap onder firma Landbouwmechanisatiebedrijf Harrie van Hulten en haar firmanten tegen de gemeente Heusden. Deel 1 geen nummer =BINGnr 7b/ Kopie dossier van een dossier met copieen van bewijsstukken inzake het kort geding van de vennootschap onder firma Landbouwmechanisatiebedrijf Harrie van Hulten en haar firmanten tegen de gemeente Heusden. Deel 2 ______________________________________________________________________ D199700077 -1.731.212 =BINGnr 8 Bestemmingsplan Kom Nieuwkuijk. 1996 – Wet milieubeheer Nieuwkuijksestraat 21, Nieuwkuijk =BINGnr 9