OOH 2016-1 of home/Documents... · aangezien het geografische onderzoeksgebied zeer groot is en...
Transcript of OOH 2016-1 of home/Documents... · aangezien het geografische onderzoeksgebied zeer groot is en...
OOH 2016-1 Tactische Studie Out-Of-Home Methodologie
1
CIM - Centrum voor Informatie over de Media
Herrmann-Debrouxlaan 46 – 1160 Brussel
Tel. : 32 2 661 31 50 - fax: 32 2 661 31 69
www.cim.be
2
Woord van de Voorzitter
De CIM OUT-OF-HOME studie krijgt ongevraagd een nieuwe dimensie. Ter inleiding van deze nieuwe publicatie is het ongetwijfeld nuttig de nieuwigheden te beklemtonen die de nieuwe CIM OUT-OF-HOME studie bevat. De ontwikkeling van de technologische middelen die wij ter beschikking hebben, draagt voortdurend bij tot een kwaliteitsverbetering van de verzamelde gegevens. Aangezien die gegevens de basis vormen om de prestaties van de Out-of-Home media te beoordelen, is hun nauwkeurigheid en betrouwbaarheid bijgevolg van zeer groot belang. Bij de meest significante technologische en methodologische veranderingen kunnen wij de volgende vermelden:
de update van de verplaatsingsdatabase, waarmee in 2012 van start werd gegaan en die zich over 4 jaar uitstrekt, met een geleidelijke integratie van nieuwe gegevens, die de studie een semipermanent karakter verleent ;
de face-to-face rekrutering van de respondenten, die er in het bijzonder naar streeft de sociodemografische representativiteit van de steekproef en de kwaliteit van de verzamelde gegevens te verbeteren;
de diversificatie van de methodes om de verplaatsingen te noteren, waarbij, naast de traditionele papieren dagboekjes, een online interface en een smartphone applicatie zijn toegevoegd. Op deze wijze kan de respondent de voor hem meest gebruiksvriendelijke manier kiezen om aan het onderzoek deel te nemen en daarenboven vereenvoudigen we ook de verwerking van de gegevens waardoor de accuraatheid toeneemt.
de volledige vervanging van de cartografie, een cruciaal element in de modelering van de trajecten en zo belangrijk voor de berekening van de prestaties van de netwerken. Dit was een waar technisch hoogstandje aangezien het geografische onderzoeksgebied zeer groot is en zijn componenten complex zijn, en waarmee uiteindelijk de begrippen contact en zichtbaarheid van de dragers in kwestie kunnen worden verfijnd.
Kortom, al deze ontwikkelingen dragen ertoe bij de CIM OUT-OF-HOME studie meer op één lijn te brengen met de werkelijkheid en dus betrouwbaarder te maken dan voorheen. De omvang van de methodologische wijzigingen die in de studie zijn aangebracht maken vergelijkingen met de resultaten van voorgaande publicaties evenwel volkomen nutteloos.
Jos Van Campenhout
Voorzitter van de Technische Commissie Out-Of-Home
3
4
Over het CIM
Het CIM ontstond in 1971 uit de samensmelting van de DVEA (het eerste organisme ter echtverklaring van de
verspreiding van de Belgische perstitels) en de BSRM (eerste Belgisch instituut dat begon met het meten van
bereikcijfers). De vereniging telt ruim 300 leden zowel bij media en hun regies, als bij adverteerders en reclame
agentschappen.
De missie van het CIM is de verzameling van gegevens over het bereik van de verschillende media : televisie, radio, Out-
Of-Home, internet, bioscoop en pers. Wat de Out-of-Home media betreft, organiseert en controleert het CIM het
onderzoek naar de verplaatsingen en de inplanting van de panelen binnen een speciaal hiervoor ontworpen cartografie.
Samen met de modellering van de verplaatsingen vormen deze twee elementen de pijlers waarop deze studie steunt.
Contact: CIM vzw: Herrmann-Debrouxlaan 46, 1160 Brussel – Tel: +32 2 661.31.50 – www.cim.be – [email protected] – Voorzitter: Thierry
Keyen – Algemeen Directeur: Stef Peeters.
Studie CIM Out-Of-Home: Senior Project Manager: Paul Vanrespaille – Project Manager: Katrijn Pipijn.
Technische Commissie Out-Of-Home: Jos Van Campenhout (Voorzitter), Alessandro Asproni, Arno Buskop, Veerle Colin, Bernard
Cools, Joëlle Defossez, Christophe Guisset, Patrick Sion.
Partners:
Verplaatsingsonderzoek: AQ Rate, Chaussée de Waterloo 255, 1060 Sint-Gillis– Media Research Manager: Jacqueline Chaerels,
Research Director: Laurent Moreau, IT & Data Director: Didier van Kesteren.
Modellering, verwerking van de resultaten en software: Pointlogic Rotterdam, Burgemeester Oudlaan 50, 3062 PA Rotterdam, The
Netherlands – Business Director: Edgar de Gelder, Research Consultant: Bram Steenhoek, Analytical Consultant: Jan-Willem van
Leeuwen
Overplaatsing van de cartografische gegevens: GéoSolution, 120 G Chaussée de Huy, 1300 Wavre – Business Development Manager
& Partner: Raoul Penneman, Project Manager & Partner: Johan Ceuppens
Trajectreconstructie openbaar vervoer: Syntigo, Tweestationsstraat 82, 1070 Brussel, Key Account Manager: Kurt Vercauteren,
Project Leader NMBS-Holding : Fabrice Tailleur
5
6
Inleiding
Sinds juni 2011 loopt de CIM OOH veldwerkstudie met het doel de verplaatsingsdatabase te vernieuwen. In het veldwerk
van deze studie, dat toegewezen is aan het marktonderzoeksbureau AQRate, worden niet minder dan 12.000 enquêtes,
verspreid over 4 jaar, afgenomen. Elk jaar van het veldwerk worden 3.000 enquêtes afgenomen die gradueel de
database van de vorige veldwerkstudie (2005-2006) vervangen.
In januari 2014 heeft het CIM een eerste editie van de OOH studie gepubliceerd op basis van 3.000 nieuwe dagboeken
(OOH Wave 2014-1). In de huidige publicatie van de studie (OOH Wave 2016-1) is ondertussen een derde reeks
dagboeken opgenomen welke opnieuw zijn verzameld door AQRate. Dit brengt het totaal aantal dagboeken voor deze
publicatie op 24.000 dagboeken en 168.000 observatiedagen. Er zal in detail gekeken worden naar deze cijfers verder
in dit document.
Het is belangrijk te onthouden dat de verplaatsingsgegevens worden ingezameld op basis van een zelf in te vullen
dagboekje voor 7 dagen, net als in de voorgaande studie. De methodologie van de nieuwe studie is echter wel verbeterd
door de Technische Commissie ten opzichte van oude studie van 2005-2006, namelijk op twee niveaus:
De rekrutering van respondenten gebeurde met naleving van de strikte CIM-normen die eveneens worden
gehanteerd in andere studies zoals, bijvoorbeeld, de CIM Persstudie. De Technische Commissie opteerde
zodoende voor een toevallige rekrutering face-to-face in de woning van de respondent in tegenstelling tot de
studie 2005-2006 waarin een rekrutering en terugsturing via de post de voorkeur kreeg.
Het dagboekje voor 7 dagen: dit is gelijkaardig gebleven aan het boekje dat in 2005-2006 werd gebruikt. De
verbeteringen betreffen, enerzijds, de integratie van een tool voor geocodering waarmee de vertrek- en
aankomstpunten onmiddellijk kunnen worden gegeocodeerd wanneer het instituut de gegevens van het
dagboekje invoert en, anderzijds, de introductie van een CAWI-versie.
Tot slot is nog op te merken dat de berekeningsmethode van de prestaties niet gewijzigd is ten opzichte van de
voorgaande editie. Wij verzoeken de lezer bijgevolg de voorgaande methodologie te raadplegen die online te vinden is
op de website van het CIM.
Veel leesgenot!
7
Inhoudstafel
Woord van de Voorzitter ......................................................................................................................................... 2
Over het CIM ............................................................................................................................................................ 4
Inleiding ................................................................................................................................................................... 6
Inhoudstafel ............................................................................................................................................................. 7
Methodologie Tactische Studie Out-Of-Home 2015-1 .......................................................................................... 10
In een notendop .................................................................................................................................................... 10
1.1. Technische fiche ................................................................................................................................... 11
1.2. De spelers ............................................................................................................................................. 12
Eerste deel : nieuwe verplaatsingsstudie .............................................................................................................. 14
1. Het begrip “verplaatsing”................................................................................................................................. 15
2. CIM Habitat en CIM Inwoner ........................................................................................................................... 16
2.1. CIM Habitat ........................................................................................................................................... 16
2.2. CIM Inwoner ......................................................................................................................................... 17
3. Referentie-universum ...................................................................................................................................... 19
4. Structuur van de steekproef ............................................................................................................................ 20
4.1. Gebruik van de steekproef van het onderzoek 2005-2006 .................................................................. 20
4.2. Steekproeftrekking 2013-2014 ............................................................................................................. 21
4.2.1. Spreiding van de interviews in de ruimte ............................................................................................. 21
4.2.2. Bepaling van de adressen ..................................................................................................................... 22
4.2.3. Bepaling van de te ondervragen persoon ............................................................................................. 22
4.2.4. Correctie van de steekproef ................................................................................................................. 23
4.2.4.1. Structuur van de bruto steekproef ............................................................................................. 23
4.2.4.2. Correctiecriteria ......................................................................................................................... 25
5. Verloop van het veldwerk ................................................................................................................................ 26
5.1. Rekrutering voor het onderzoek ........................................................................................................... 26
5.2. Registratie van de gegevens over de verplaatsingen ........................................................................... 26
5.3. Percentage teruggestuurde boekjes ..................................................................................................... 29
5.4. Coherenties en cleaning van de boekjes .............................................................................................. 30
5.5. Codering van de gegevens .................................................................................................................... 30
5.6. Vragenlijst ............................................................................................................................................. 31
5.6.1. Rekruteringsvragenlijst: CAPI ................................................................................................................ 31
5.6.2. Verzameling van de verplaatsingsgegevens: zelf ingevuld dagboekje voor 7 dagen ........................... 31
5.6.2.1. Inleiding ..................................................................................................................................... 32
5.6.2.2. Algemene principes van het boekje ........................................................................................... 32
5.6.2.3. De transportmiddelen ................................................................................................................ 32
5.6.2.4. Het doel van de verplaatsing ..................................................................................................... 32
5.6.2.5. Het adres van aankomst / vertrek ............................................................................................. 33
8
5.6.2.6. Lijst van favoriete bestemmingen .............................................................................................. 33
5.6.2.7. Voorbeeld van een correct ingevulde vragenlijst ....................................................................... 33
5.6.2.8. Testdag ...................................................................................................................................... 33
5.6.2.9. Beschrijving van de verplaatsingen per dag .............................................................................. 33
5.6.2.10. Enkele zaken ter herinnering ..................................................................................................... 34
5.6.2.11. Online boekje ............................................................................................................................. 34
5.7. Enquêteurs ............................................................................................................................................ 34
5.7.1. Controles uitgevoerd door het instituut ............................................................................................... 35
5.7.2. Controles uitgevoerd door het CIM ...................................................................................................... 35
6. Sleutelwaarden van het gerealiseerde veldwerk ............................................................................................. 36
6.1. Spreiding van de enquêtes tussen de golven ....................................................................................... 36
6.2. Spreiding van de enquêtes per Zones en per New Habitat CIM ........................................................... 36
6.3. Spreiding van de enquêtes wat de socio-demografische variabelen betreft ....................................... 37
6.4. Resultaten routebladen ........................................................................................................................ 38
6.5. Rang van het adres en rang van het contact ........................................................................................ 38
6.6. Moment van de rekrutering voor het verplaatsingsonderzoek ............................................................ 39
6.7. Enkele kerncijfers over de verplaatsingen ............................................................................................ 39
Tweede deel : inplanting van de vaste borden op de cartographie Tom-Tom 2012 ............................................. 42
1. Poster Site Classification .................................................................................................................................. 43
1.1. Inplantingsreglement ............................................................................................................................ 43
1.2. De inplanting van vaste panelen in Poster Site Classification............................................................... 44
1.3. Inplanting van de borden in de metro- en treinstations ...................................................................... 46
Derde deel: modellering van de verplaatsingen .................................................................................................... 48
1. Modellering van de verplaatsingen .................................................................................................................. 49
1.1. Doel ....................................................................................................................................................... 49
1.2. Het routeconstructiemodel .................................................................................................................. 49
1.2.1. Basisprincipes ....................................................................................................................................... 49
1.2.1.1. Het routegeneratiemodel .......................................................................................................... 50
1.2.1.2. Het routekeuzemodel ................................................................................................................ 50
1.2.2. Validering .............................................................................................................................................. 52
2. Trajectreconstructie ......................................................................................................................................... 54
2.1. Inleiding ................................................................................................................................................ 54
2.2. Aantal ingezamelde verplaatsingen ...................................................................................................... 54
2.3. Trajectreconstructie voor de niet OV verplaatsingen ........................................................................... 55
2.3.1. Het gebruik van het routekeuze- en routegeneratiemodel .................................................................. 55
2.4. Trajectreconstructie voor de OV verplaatsingen .................................................................................. 56
2.4.1. Inleiding ................................................................................................................................................ 56
2.4.2. Opdracht van de routeplanner voor OV verplaatsingen. ..................................................................... 56
2.4.3. Input voor de routeplanner .................................................................................................................. 56
2.4.3.1. De datum van verplaatsing........................................................................................................ 57
9
2.4.3.2. Het gebruikte vervoermiddel ..................................................................................................... 57
2.4.3.3. Vertrek- en aankomstpunt ......................................................................................................... 57
2.4.4. Output voor OV verplaatsingen ............................................................................................................ 58
2.4.5. Resultaat voor OV verplaatsingen ........................................................................................................ 61
2.4.6. Validatie ................................................................................................................................................ 62
Bijlage: Definitie geografische variabelen ............................................................................................................. 64
10
Methodologie Tactische Studie Out-Of-Home 2016-1
In een notendop
Deze nieuwe studie CIM Out-Of-Home meet en beschrijft het bereik van de voornaamste affichagedragers in de 48
stedelijke centra van België De affichagedragers die in deze studie worden bestudeerd kunnen ruwweg als volgt
omschreven worden, praktisch elke vorm van vaste affichage, klein formaat (stadsmeubilair en affiches in metro- en
treinstations) en groot formaat (in netwerk of per stuk) plus mobiele affichage aan de buitenzijde van trams en bussen.
Het bereik van de affichagedragers komt tot stand door contacten van voorbijgangers met de borden. Om het bereik te
kunnen berekenen is het dus van belang de verplaatsingen te bestuderen van de mensen die voorbij de borden komen
en ook de borden geografisch juist in te planten op de kaart van België.
De Studie Affichage omvat dus twee luiken:
een luik “verplaatsingen”, dat de verplaatsingen van de Belgische bevolking van 12 jaar en ouder in kaart
brengt;
een luik “inplanting” van de Panelen dat de exacte positionering van de vaste borden in de weggedeelten en
stations bevat binnen de gedetailleerde cartografie van België, in dit geval de laatste versie van TomTom 2012.
Door confrontatie van beide gegevens, die mogelijk wordt gemaakt door een modellering van de verplaatsingen, kan
men de prestaties van de panelen voor een selectie per stuk of een netwerk berekenen. Onder netwerk dient men te
verstaan een verzameling van panelen die als geheel door een afficheur in een commercieel aanbod worden
aangeboden.
11
1.1. Technische fiche
1.1.1. Luik verplaatsingen
Universum Alle individuen (Belgen en buitenlanders) woonachtig in België van 12 jaar en
ouder en die zich in de loop van de voorbije 12 maanden hebben verplaatst,
ofwel 9.518.730 inwoners.
Steekproef De effectieve steekproef die werd benut in het luik verplaatsingen van deze
publicatie 2016-1 omvat 12.683 individuen. Het betreft hier een samenvoeging
van de "gewogen individuen" uit de studie 2005/2006 en nieuwe gegevens
afkomstig uit de studie 2011-2014.
Steekproefverhouding 9.518.730 / 12.683 = 750.5. Dit betekent dat ieder individu van de effectieve
steekproef gemiddeld 750,5 individuen van het referentie-universum
vertegenwoordigt.
Rekrutering Face-to-face, gebaseerd op een toeval selectie van individuen per stad in de Zone
A en per arrondissement in de Zones B en C.
Aantal invalspunten 6 interviews per invalspunt over het hele land
Verzameling van de
antwoorden
1. Rekruteringsvragenlijst:
Door middel van een CAPI vragenlijst (Computer Assisted Personal Interviewing),
beheerd door de enquêteur voor de socio-demografische gegevens.
2. Vragenlijst over de verplaatsingsgewoonten:
De verplaatsingsgegevens worden ingevuld in een dagboekje voor 7 dagen. Dit
boekje kan in een papieren versie (PAPI) of in een online versie (CAWI) worden
ingevuld.
Veldwerk Van 1 juni 2013 tot 31 mei 2014.
1.1.2. Luik inplanting
Cartografie Tom-Tom 2012
Aantal panelen 34.322 frames
Geografische spreiding Zone A : 31.705 frames
Zone B : 1.995 frames
Zone C : 622 frames
Aantal panelen per formaat 2m² : 27.724 frames
8m² : 935 frames
10m² : 413 frames
16m² : 778 frames
17m² : 50 frames
20m² : 4.270 frames
36m² : 461 frames
12
1.1.3. Modellering
Hoewel de basisprincipes van de modellering voor deze publicatie niet zijn gewijzigd, merken wij evenwel op dat de
trajecten van alle verplaatsingen volledig opnieuw werden samengesteld. Dit was des te meer noodzakelijk doordat de
cartografie waarop deze modellering steunt eveneens werd bijgewerkt.
1.2. De spelers
1.2.1. Het instituut belast met de realisatie van het verplaatsingsonderzoek
Het veldwerk van het verplaatsingsonderzoek 2013-2014 werd toevertrouwd aan het marktonderzoeksbureau AQ Rate.
Deze opdracht werd toevertrouwd aan:
Laurent Moreau - Research Director
Didier van Kesteren - IT & Data Director
Jacqueline Chaerels – Media Research Manager
De geocodering van de verplaatsingsgegevens (toewijzing van de Lambertcoördinaten [X,Y]) werd uitgevoerd door AQ
Rate in samenwerking met GEO Solutions, die een tool voor geocodering heeft geïntegreerd in het coderingssysteem
van de gegevens van AQRate, alsook op de website (CAWI) van het onderzoek.
1.2.2. Het instituut belast met de verwerking van de gegevens van het
verplaatsingsonderzoek en de softwareleverancier
Pointlogic is een Nederlands bedrijf gespecialiseerd in het ontwikkelen van wiskundige modellen en software voor de
communicatie sector. Het CIM vertrouwde dit bedrijf de volgende taken toe (die hierna nader zullen worden
besproken):
de verwerking van de socio-demografische gegevens en van de verplaatsingsgegevens;
de weging van de gegevens van het verplaatsingsonderzoek;
het ontwikkelen van het routegeneratie- en routekeuzemodel ;
het ontwikkelen van een model voor de berekening van de prestaties van affiches op tram en bussen ;
het ontwikkelen van een model voor de berekening van de prestaties van affiches in trein- en
metrostations ;
de ontwikkeling en het onderhoud van de inplantingsoftware ;
de ontwikkeling en het onderhoud van de exploitatiesoftware ;
de ontwikkeling van de accumulatieformule.
Deze opdrachten werden toevertrouwd aan:
Edgar de Gelder, Business Director
Bram Steenhoek, Research Consultant
Jan-Willem van Leeuwen, Analytical Consultant
13
1.2.3. Het bedrijf belast met de reconstructie van de verplaatsingen met het openbaar
vervoer
De reconstructie van de routes die gevolgd werden bij verplaatsingen met het openbaar vervoer werden toevertrouwd
aan SYNTIGO.
1.2.4. De afficheurs die deelnemen aan deze CIM Out-Of-Home studie
Op dit ogenblik nemen drie afficheurs deel aan de Out-Of-Home studie, namelijk:
JCDecaux Belgium
Clear Channel Belgium
Belgian Posters
1.2.5. Overplaatsing naar de nieuwe kaart
Tot slot werd de firma GEO Solutions betrokken bij de omvangrijke werkzaamheden om de panelen over te plaatsen naar de nieuwe cartografie Tom-Tom 2012.
14
Eerste deel : verplaatsingsstudie
15
De doelstelling van de studie zoals die in het lastenboek, opgesteld in juli 2010, wordt uitgedrukt, wordt als volgt
beschreven:
“Het meten van de verkeersbewegingen van de Belgische bevolking van 12 jaar en ouder NAAR, IN en DOOR de 48 CIM-
steden. De verplaatsingsgegevens moeten over heel België worden verzameld. De aldus opgebouwde databank is
bestemd om de prestaties van de affichagedragers te evalueren. Dit geldt voor alle vaste (inclusief stations en
metrostations) en mobiele dragers (tram, bus, andere).”
In dit eerste deel bespreken wij de verschillende aspecten van de meting van de verplaatsingen van de Belgische bevolking tot in de details.
1. Het begrip “verplaatsing”
Onder verplaatsing verstaat men een traject afgelegd door eenzelfde respondent met eenzelfde vervoermiddel en met
hetzelfde motief vanaf het vertrekpunt tot aan het aankomstpunt. Deze definitie bleef dus ongewijzigd ten opzichte van
de vorige editie van deze studie.
Elk traject dat wordt gekenmerkt door een tussenliggende motiefwijziging (bijvoorbeeld naar het werk gaan en
onderweg zijn kinderen afzetten aan de school) of door een wijziging in gebruikt vervoermiddel (bijvoorbeeld naar zijn
werk gaan met de bus tot aan een bepaald punt en vervolgens te voet) vertaalt zich dus in meerdere verplaatsingen.
Een verplaatsing wordt dus door de volgende gegevens gekenmerkt:
een vertrekpunt, dat door volledige adresgegevens (straat, huisnummer, postcode, stad of gemeente)
aangeduid wordt ;
een uur van vertrek ;
een verplaatsingsmotief, bijvoorbeeld ’boodschappen doen‘, ’naar werk/school‘,… ;
een vervoermiddel: auto/moto, te voet, per fiets, scooter, bus, tram, metro, trein, andere ;
een aankomstpunt, dat net als het vertrekpunt aangeduid wordt door het volledige adres van aankomst ;
een uur van aankomst.
Dit betekent met andere woorden dat een verplaatsing steeds gekenmerkt wordt door één enkel motief en één enkel
vervoermiddel. Alle hiervoor vermelde begrippen werden in het dagboekje duidelijk aan de respondenten uitgelegd. Dit
om er voor te zorgen dat zij goed begrepen wat van hen verwacht werd.
Bij de verwerking van de ingezamelde gegevens dient het onderscheid gemaakt te worden tussen:
verplaatsingen die met het openbaar vervoer gebeuren (de zogenaamde OV verplaatsingen). Tot de OV
verplaatsingen behoren alle verplaatsingen per trein, tram, bus en metro.
verplaatsingen die hiermee niet gebeuren (de zogenaamde niet-OV verplaatsingen). Tot de niet-OV
verplaatsingen behoren alle verplaatsingen met de andere vervoermiddelen zoals met de auto, te voet,
per fiets, per scooter en andere.
16
2. CIM Habitat en CIM Inwoner
In 1999 deed het CIM beroep op onafhankelijke experts teneinde tot een nieuwe en eenduidige definitie van het
stedelijk universum te komen. Het betrof hier meer bepaald Professor E. Van Hecke van het Instituut voor Economische
en Sociale Geografie aan de KULeuven en Professor B. Mérenne- Schoumaker van SEGEFA (Service d’Etude en
Géographie Economique Fondamentale et Appliquée) van de Luikse universiteit. Beide professoren hebben al
meermaals samengewerkt en beschikken over een ruime ervaring op het vlak van onderzoek naar verstedelijking. Bij de
aanvang van hun werkzaamheden zijn zij uitgegaan van de stelling dat de verstedelijkingsgraad van een ruimte steunt
op twee fenomenen die tegelijkertijd verschillend maar ook sterk gecorreleerd zijn namelijk:
een morfologische verstedelijking ;
een functionele verstedelijking.
Verstedelijking is inderdaad niet uitsluitend een morfologisch fenomeen (zoals aaneensluitende bebouwing en hoge
bevolkingsdichtheid) maar ook een functioneel fenomeen (zoals concentratie van handel en diensten) evenals een
sociologisch fenomeen dat stedelijk gedrag genereert.
Dit uitgangspunt resulteerde dan ook in de uitwerking van 2 nieuwe typologieën namelijk:
een typologie gebaseerd op morfologische kenmerken die de naam ’Habitat CIM’ meekreeg en vooral
de structuur van de woonplaats in kaart brengt ;
een typologie gebaseerd op functionele kenmerken die de naam ’CIM Inwoner’ meekreeg en vooral
bedoeld is om de sociologie van de inwoner en zijn levensstijl voor te stellen.
2.1. CIM Habitat
Het is dit gegeven dat in het bijzonder de OOH-wereld interesseert. Deze morfologische analyse is voornamelijk
gebaseerd op enerzijds de bevolkingsdichtheid en anderzijds het uitrustingsniveau dat men in een gemeente aantreft.
Dit uitrustingsniveau wordt bepaald door de aanwezigheid van medische en sociale voorzieningen, sport- en
recreatiemogelijkheden, horeca, transport, loketdiensten, openbare diensten, cultuur, onderwijs en detailhandel. Aan
elk van deze 8 functies werd een score toegekend waardoor men een uitrustingsniveau kan berekenen. Het voordeel
van deze methode is dat ze gebaseerd is op objectieve gegevens die op eenzelfde wijze in elke afgebakende ruimte
kunnen gemeten worden.
Bij de bepaling of een gemeente al dan niet tot het stedelijk universum behoorde, werd zeer streng te werk gegaan. Zo
werd een gemeente niet als ’stad‘ beschouwd indien de bekomen uitrustingsscore uitsluitend te danken was aan de
aanwezigheid van één welbepaalde uitrusting en dus niet gepaard ging met een multifunctioneel uitrustingsniveau.
Hetzelfde gold indien uitsluitend het gegeven ’aantal inwoners’ te zwaar doorwoog. Uiteindelijk kwam men tot een
opdeling van de gemeenten in acht categorieën die men van elkaar wist te onderscheiden doordat breekpunten werden
vastgesteld bij de klassering naar uitrustingsscore of op basis van de bepaling van minimale waarden voor andere
indicatoren.
17
De Technische Commissies PMPA en Pers hebben in 1999 de volgende opdelingen weerhouden:
Antwerpen CIM ;
Gent CIM ;
Brussel CIM ;
Luik CIM ;
Charleroi CIM ;
CIM Steden Vlaanderen (n = 30) ;
CIM Steden Wallonië (n = 13).
De eerste vijf vormen samen de Grote Centra. De twee laatste vormen de 43 CIM Steden. Samen vormen ze het stedelijk
universum CIM (n= 48).
Deze 43 CIM steden kunnen op hun beurt opgedeeld worden in:
16 regionale steden, waarvan er zich 10 in Vlaanderen en 6 in Wallonië bevinden ;
27 kleine steden waarvan er zich 20 in Vlaanderen en 7 in Wallonië bevinden.
Wat betreft de lokaliteiten die niet behoren tot het stedelijk universum, hierin wordt nog een onderscheid gemaakt
tussen:
kleine CIM lokaliteiten Vlaanderen ;
kleine CIM lokaliteiten Wallonië ;
landelijke CIM gemeenten Vlaanderen ;
landelijke CIM gemeenten Wallonië.
De volledige lijst van bijhorende gemeenten voor elke CIM Habitat wordt in bijlage gedetailleerd.
2.2. CIM Inwoner
Het criterium CIM Inwoner is gebaseerd op de functionele benadering van het fenomeen verstedelijking. Functionele
urbanisatie wordt bepaald in functie van het belang en de verscheidenheid waarmee bepaalde functies in een gemeente
aanwezig zijn, waardoor het een aantrekkingskracht uitoefent in een bepaalde regio. Hierbij werd rekening gehouden
met:
de commerciële functionaliteit die in kaart werd gebracht op basis van 30.000 enquêtes die de
aantrekkingskracht van bepaalde commerciële centra aantoonden en waardoor de belangrijkste
attractiviteitzones in België konden bepaald worden ;
de gegevens betreffende de pendelbewegingen waarbij rekening werd gehouden met zowel de
binnenkomende als de buitengaande pendel.
Bovendien werd ook rekening gehouden met een aantal demografische en morfologische criteria (zoals o.a. de
internationale norm dat een stadsgewest minstens 80.000 inwoners dient te tellen) evenals met gegevens zoals
bevolkingsgroei, aandeel van de bebouwde oppervlakte en inkomen van de inwoners.
18
Binnen deze typologie naar CIM Inwoners onderscheidt men 4 niveaus:
de kernstad ;
de agglomeratie ;
de stadsgewest ;
het stedelijk leefcomplex.
Deze vier niveaus werden eveneens op 23/3/2000 door het CIM tijdens het GRP symposium gepresenteerd en ook toen
werd benadrukt dat bepaalde benamingen dienden beschouwd als werktitels. In wat volgt zullen we eerst de
nomenclatuur die gebruikt werd door de universiteitsprofessoren hanteren, om vervolgens de door het CIM
weerhouden terminologie te vermelden. Dit lijkt ons de meest aangewezen methode teneinde verwarring met andere
publicaties over hetzelfde onderwerp te vermijden (Zoals de NIS-publicatie uit 1996 betreffende de stadsgewesten).
Hoe komt men tot de notie van ’stedelijk leefcomplex’?
Men vertrekt van de notie stadskern, het hartje van de stad met een grote concentratie aan kleinhandel en diensten.
De stadskern is ingebed in een patroon van dicht bebouwde stedelijke wijken met hoofdzakelijk woongebouwen maar
ook activiteiten zoals handel, ambachten, scholen, ziekenhuizen en nijverheid komen er gemengd voor. De stadskern
en de dicht bebouwde stedelijke wijken vormen samen DE KERNSTAD. In totaal werden 17 kernsteden in België
weerhouden.
De kernstad is langs alle zijden omringd door de stadsrand (benaming gebruikt door de universiteitsprofessoren) of de
randstad (benaming verkozen en weerhouden door de CIM commissies) Deze stadsrand/randstad wordt gekenmerkt
door een minder dichte maar nog steeds aansluitende bebouwing, waarvan de hoofdfunctie nog steeds wonen blijft
maar waar ook handels- en dienstenkernen voorkomen. Kernstad en stadskern vormen samen de stedelijke woonkern.
Door deze stedelijke woonkern aan te passen aan de bestaande gemeentegrenzen bekomt men het tweede niveau
namelijk dit van DE AGGLOMERATIE.
De banlieu (benaming gebruikt door de universiteitsprofessoren) of de buitenwijk (benaming verkozen en weerhouden
door de CIM commissies) sluit aan bij de agglomeratie. Het is de buitenste zone van de stad. Agglomeratie en banlieu
of buitenwijk vormen samen het derde niveau namelijk HET STADSGEWEST. Voegt men bij het stadsgewest de
forensenwoonzone (benaming gebruikt door de universiteitsprofessoren) of de slaapsteden (benaming verkozen en
weerhouden door de CIM commissies) dan bekomt men als vierde niveau: HET STEDELIJK LEEFCOMPLEX. Onderstaand
schema tracht dit alles samen te vatten. Hierbij wordt de weerhouden CIM nomenclatuur gebruikt.
19
3. Referentie-universum
Het referentie-universum van de studie bestaat uit alle individuen (Belgen en buitenlanders) woonachtig in België, van
12 jaar en ouder. Daar de recentste gegevens van de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI)
op het moment van de trekking van de steekproef niet beschikbaar waren, werd de omvang van dit universum bepaald
op basis van de gegevens van Orgassim. Vooraf is het CIM nagegaan, op basis van gegevens op 1/1/2013, of deze twee
bronnen vergelijkbare cijfers opleveren. Op 1 januari 2013 telde België 11.081.405 inwoners, waarvan er 9.576.187
twaalf jaar of ouder waren. Het begrip “verplaatsing in de loop van de voorbije 12 maanden” is afkomstig uit de CIM
PMP-studie 2011-2012. Zo verklaarde 99,4 % van de bevolking van 12 jaar en ouder, ofwel 9.518.730 individuen, dat zij
zich verplaatst hadden en zij vormen bijgevolg het onderzoeksuniversum.
De theoretische steekproef van het nieuwe verplaatsingsonderzoek omvat 12.000 interviews (dagboekjes) verdeeld
over 4 jaar, ofwel 3.000 dagboekjes per jaar. De Technische Commissie opteerde immers voor een geleidelijke ver-
nieuwing van de gegevens van het voorgaande verplaatsingsonderzoek (IPSOS 2005-2006) dat, ter herinnering,
gebaseerd is op liefst 14.622 dagboekjes waarin 473.104 verplaatsingen werden verzameld. Het aantal daadwerkelijk
verzamelde boekjes in het derde jaar van het nieuwe veldwerk bedraagt 3.023. Dit brengt het totaal aantal
daadwerkelijk verzamelde boekjes van de eerste drie jaren samen op 9.027. De aangewende methode om de nieuwe
gegevens in de oude te integreren en de weging van de steekproef die daaruit voortvloeit worden in dit document
uitgelegd.
Tot slot kan de steekproefverhouding op twee verschillende manieren worden uitgedrukt:
In aantal interviews of dagboekjes: 14.622 + 9.027 = 23.649. De steekproefverhouding is bijgevolg gelijk aan
9.518.730 / 23.649 = 402,5
In termen van effectieve steekproef: (14.622 x 0,25) + 2.999 + 3.005 + 3.023 = 12.683. In dit geval wordt de
steekproefverhouding als volgt berekend: 9.518.730 / 12.683 = 750,5
Als het aantal daadwerkelijk verzamelde dagboekjes in aanmerking wordt genomen, is de steekproefverhouding gelijk
aan 9.518.730 / 23.649 = 402,5. Dit betekent dat ieder individu van de steekproef gemiddeld 403 individuen van het
referentie-universum vertegenwoordigt.
20
4. Structuur van de steekproef
De theoretische steekproef van het nieuwe verplaatsingsonderzoek bestaat uit 12.000 individuen. Deze steekproef zal samengesteld worden over 4 jaar (van 2011 tot 2015). Het is dus de bedoeling de gegevens van het verplaatsingsonderzoek IPSOS 2005-2006 geleidelijk aan te vervangen door die van het nieuwe onderzoek, aan een tempo van 3.000 dagboekjes per jaar.
4.1. Gebruik van de steekproef van het onderzoek 2005-2006
Aangezien de totale steekproef van het nieuwe onderzoek pas na de 4 onderzoeksjaren zal zijn samengesteld, heeft de Technische Commissie ervoor gekozen de database van het verplaatsingsonderzoek 2005-2006 te behouden en die ieder jaar geleidelijk te vernieuwen.
Hiertoe heeft de Technische Commissie Out-of-Home besloten het gewicht van de individuen van het onderzoek 2005-2006 vóór weging met 25% per jaar te verminderen. Zo krijgen de 15.000 theoretische individuen van het onderzoek 2005-2006 vóór weging een gewicht van 0,75 terwijl de individuen van het onderzoek 2011-2012 een gewicht van 1 krijgen. De theoretische steekproef van de publicatie met de individuen van 2011-2012 bestond dus uit 14 250 individuen ((15 000 * 0,75) + (3 000 * 1) = 14 250). Deze verrichting wordt herhaald bij de integratie van de gegevens van het tweede en het derde veldwerkjaar van het nieuwe onderzoek. De individuen van het onderzoek 2005-2006 krijgen dan een gewicht van 0,5, dan van 0,25 het volgende jaar, om volledig uit de steekproef te verdwijnen, zoals hieronder wordt geïllustreerd:
15000
11250
7500
3750
3000
6000
9000
12000
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Jaar 0 (IPSOS 2005-2006)
Jaar 1 (2011-2012) Jaar 2 (2012-2013) Jaar 3 (2013-2014) Jaar 4 (2014-2015)
Gelijdelijke vernieuwing van de steekproef (theoretische schema)
Theoretische steekproef IPSOS 2005-2006 Theoretische steekproef AQRate
21
Verderop in dit document geven wij een uitvoerige beschrijving van de verschillende factoren die aan de steekproef van het nieuwe verplaatsingsonderzoek zijn verbonden. Voor alle informatie over de steekproef van het onderzoek 2005-2006, verzoeken wij de lezer de methodologie 2005-2006 te raadplegen die online te vinden is op de website van het CIM.
4.2. Steekproeftrekking 2013-2014
4.2.1. Spreiding van de interviews in de ruimte
De structuur van de onderzoekssteekproef is niet perfect representatief voor de Belgische bevolking. Een dergelijke
structuur werd gekozen voor een optimalisering van het aantal observaties over de 48 steden die het
onderzoeksuniversum vormen waarbinnen de prestaties van de netwerken worden berekend. De structuur van de
steekproef gebruikt dus een speciale geografische spreiding in drie zones:
zone A (66%), prioritair, bestaande uit de gemeenten behorende tot de 48 Stedelijke Centra;
zone B (24%) secundair, bestaande uit de gemeenten die deel uitmaken van het stedelijk leefcomplex en die tot de 48
Stedelijke Centra behoren;
zone C (10%), tertiair, bestaande uit de rest van België.
De definitie van deze drie zones kan als volgt worden geïllustreerd:
Classificatie CIM Inwoner
Classificatie CIM Habitat Kernstad Randstad Buitenwijk Slaaplaats Andere
gemeenten
5 Grote Centra + 43 CIM-steden ZONE A – INWONERS VAN DE 48 STEDELIJKE CENTRA
Kleine lokaliteiten + Landelijke
gemeenten ZONE B – INWONERS STEDELIJK LEEFCOMPLEX (BUITEN ZONE A) ZONE C
Het instituut belast met het onderzoek heeft deze spreiding in zones moeten garanderen per golf van twee maanden.
De globale representativiteit wordt opnieuw verkregen nadat een juiste wegingsprocedure van de steekproef is
toegepast.
Verdeling van de steekproef in zones A-B-C (in %)
Steekproef conform Golden Standard
2013-2014
Steekproef van de verplaatsingsstudie
2013-2014
Verschil
Zone A
Zone B
Zone C
51%
35,0%
14%
65,2%
25,5%
9,3,%
+14,2%
-9,5%
-4,7%
22
Het aantal uit te voeren rekruteringsinterviews werd per gemeente bepaald voor Zone A en per arrondissement voor
Zones B en C. Dit aantal interviews werd omgezet in invalspunten. Zo werden voor elk invalspunt 6 rekruterings-
interviews uitgevoerd. Wij merken op dat de trekking van de invalspunten in één keer is gebeurd voor de 12.000
enquêtes. De steekproef van 3.000 enquêtes en de overeenstemmende adressen wordt, daarentegen, jaarlijks
samengesteld.
De invalspunten worden in ieder arrondissement toegewezen aan bepaalde NIS-wijken. Elk arrondissement bestaat uit
verschillende gemeentes, die op hun beurt bestaan uit wijken. Een bestand van de Algemene Directie Statistiek en
Economische Informatie (ADSEI), de vroegere “NIS”, groepeert alle wijken (en dus alle namen van de straten waaruit ze
bestaan), samen met de overeenstemmende bevolkingsdichtheid. Dit bestand biedt de mogelijkheid om per invalspunt
de wijk te bepalen waar de enquêteur dient te werken.
4.2.2. Bepaling van de adressen
De volgende stap in de steekproeftrekking is de willekeurige trekking van adressen binnen elke geselecteerde wijk.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van een up to date bestand met alle Belgische gezinnen, zonder vermelding van naam,
maar met adres en gezinssamenstelling. Dit bestand laat toe een steekproef te trekken op niveau van het individu zodat
een personensteekproef (en geen gezinssteekproef) kan gerealiseerd worden.
4.2.3. Bepaling van de te ondervragen persoon
Per te realiseren enquête beschikt de enquêteur over 1 routeblad met daarop 10 adressen. Deze adressen zijn niet
nominaal maar vermelden wel het geslacht en de leeftijd van de te ondervragen persoon. De adressen op eenzelfde
routeblad bevinden zich uiteraard allemaal in dezelfde NIS wijk en vermelden overwegend telkens eenzelfde geslacht
en eenzelfde leeftijdsgroep (12-17 jaar, 18-34 jaar, 35-54 jaar en 55 jaar en +). Enkel de persoon met overeenstemmend
geslacht en leeftijd mag ondervraagd worden en een vervanging door iemand anders (ander geslacht of andere leeftijd)
uit het gezin, woonachtig op het geselecteerde adres, is uitgesloten.
De selectie van de persoon die het dagboekje over de verplaatsingen zal invullen wordt dus niet overgelaten aan de
keuze van de enquêteur. De enquêteur moet echter de onderstaande procedure nauwkeurig volgen:
De enquêteur mag starten met om het even welk adres op het routeblad en mag alle 10 adressen hierbij één
na één proberen. Ook de volgorde waarin de 10 adressen bezocht worden, is volledig vrij.
Het eerste contact gebeurt verplicht door bezoek aan het opgegeven adres, maar mag op het even welk
moment van de dag gebeuren.
Indien een eerste bezoek aan deze 10 adressen geen enquête oplevert, dan dienen de adressen die nog
bruikbaar zijn (d.w.z. waar niemand thuis was of waar de gewenste persoon afwezig was op het ogenblik van
het eerste bezoek) opnieuw gecontacteerd te worden.
Dit tweede contact moet plaats vinden na 17 uur, ofwel door her-bezoek, ofwel telefonisch.
Een tweede contact per telefoon is enkel mogelijk om een afspraak te maken.
Als de aangeduide persoon aanwezig is en het interview aanvaardt, kan dit meteen plaatsvinden of op een
ander moment, gekozen door de te ondervragen persoon. Zo kan de enquêteur ook een afspraak maken indien
de aangeduide persoon afwezig is (de deur werd geopend door een ander gezinslid). Als de aangezochte
persoon het interview weigert, dient de enquêteur naar een ander adres op het routeblad te gaan.
23
Als deze 10 geleverde adressen uitgeput zijn, dan ontvangt de enquêteur 10 extra adressen. Het instituut trekt
m.a.w. een “schaduwsteekproef” met dezelfde structuur. Deze tweede lijst dient om een gelijkaardige
uitvalsbasis te kunnen vinden voor reeksen van 20 adressen waarbij, na het doorlopen van een volledig
rekruteringsproces, geen enquête volbracht kon worden.
Om een betere verdeling te bekomen tussen de actieve en de niet-actieve respondenten wordt tot slot aan de
enquêteurs gevraagd bepaalde contacten te realiseren op specifieke momenten (aan het einde van de week en na 17
uur in de week). Dit zijn de doelstellingen die aan de enquêteur worden opgelegd:
- 30% van de interviews in de week (van maandag tot vrijdag) moeten na 17 uur worden uitgevoerd
Om een eventuele scheeftrekking op te vangen die verband zou houden met de vermoeidheid van de respondent bij
het invullen van de vragen moet ook:
- 40% van de interviews worden uitgevoerd op vrijdag, zaterdag of zondag
4.2.4. Correctie van de steekproef
In theorie wordt een steekproef waar men ervan uitgaat dat ze perfect representatief is voor de bevolking waaruit de
steekproef is getrokken, niet gecorrigeerd. In de praktijk is een steekproef, ook al is ze bijna aselect, echter zelden
volkomen representatief omdat de enquêteur af te rekenen krijgt met afwezigheden en weigeringen. Bovendien hangt
het deelnemingspercentage af van het geslacht van de gecontacteerde persoon, zijn leeftijd, zijn bezigheden, de streek
waar hij of zij woont en zijn opinies over marktstudies. Dat zijn allemaal parameters die we niet beheersen bij de
samenstelling van een steekproef.
In het geval van de studie Out-Of-Home, heeft de gerealiseerde steekproef helemaal niet de structuur van het
referentie-universum. Dit omwille van voornamelijk 2 redenen:
er is gekozen voor een geografische stratificatie die rekening hield met de specifieke gerichtheid van het
medium affichage op stedelijke gebieden. Het aandeel van de Stedelijke Centra binnen de bruto
gerealiseerde steekproef (totaal en elk afzonderlijk) stemt hierdoor niet overeen met het reële aandeel van
de Belgische bevolking;
scheeftrekking in de gerealiseerde steekproef is onvermijdelijk (ongeacht de gekozen steekproefmethode)
omdat er immers weigeringen tot deelname aan de enquête zijn, mensen die meer dan anderen verhuizen…
en alle ontbrekende personen binnen een steekproef hebben vaak een specifiek sociodemografisch profiel.
4.2.4.1. Structuur van de bruto steekproef
De steekproef die is samengesteld voor deze publicatie 2016-1, namelijk de weerhouden enquêtes van het
verplaatsingsonderzoek 2005-2006 en de veldwerkenquêtes 2011-2014, omvat 23.649 individuen.
24
Hieronder geven wij de verdeling van deze bruto steekproef op basis van de verschillende criteria die bij de correctie
van de steekproef werden gehanteerd:
Geslacht % New CIM Habitat %
Man 45,89% New Antwerpen CIM 6,43%
Vrouw 54,11% New Gent CIM 3,17%
Leeftijd % New Brussel CIM 13,20%
12-17 jaar 7,31% New Liège CIM 4,35%
18-34 jaar 25,38% New Charleroi CIM 2,97%
35-54 jaar 36,20% 30 steden Vlaanderen 23,87%
55 jaar et + 31,11% 13 steden Wallonië 11,24%
Actief / Inactief % Niet stedelijk Vlaanderen 22,49%
Actief 53,53% Niet stedelijk Wallonië 12,30%
Inactief 46,47% Provincies %
Opleidingsniveau % Brussel 19 9,72%
Geen of basisonderwijs 10,91% Waals-Brabant 4,00%
Lager secundair onderwijs 18,06% Vlaams-Brabant 10,16%
Hoger secundair onderwijs 34,01% Antwerpen 14,95%
Bachelor of Master 37,02% Limburg 7,23%
Beroep % Luik 9,86%
Kader 10,36% Namen 3,36%
Zelfstandige 3,31% Henegouwen 11,93%
Bediende 29,37% Luxemburg 2,54%
Arbeider 10,50% West-Vlaanderen 11,43%
Gepensioneerd 21,81% Oost-Vlaanderen 14,82%
Student 12,71%
Andere inactief 11,95%
Nielsen %
Nielsen I + Nielsen II 56,73%
Nielsen III 11,59%
Nielsen IV + Nielsen V 31,68%
25
4.2.4.2. Correctiecriteria
De referentie gegevens werden bepaald aan de hand van de CIM Pers Bereikstudie 2013-2014. Voor de herweging werd
er enkel rekening gehouden met de personen die verklaren zich in de afgelopen 12 maanden te hebben verplaatst,
oftewel 99,4% van de bevolking van 12 jaar en ouder.
Volgende correctiecriteria werden gebruikt:
Habitat X Geslacht (11 X 2 modaliteiten)
Habitat X Leeftijd (11 X 4 modaliteiten)
Habitat X Actief/Niet actief (11 X 2 modaliteiten)
Nielsen X Geslacht X Leeftijd (3 X 2 X 7 modaliteiten)
Provincie X Geslacht (11 X 2 modaliteiten)
Provincie X Leeftijd (11 X 4 modaliteiten)
Provincie X Actief/Niet actief (11 X 2 modaliteiten)
43 CIM Steden (43 modaliteiten)
Opleidingsniveau Ondervraagde Persoon (4 modaliteiten)
Beroep Ondervraagde Persoon (7 modaliteiten)
De modaliteiten vertegenwoordigen het aantal waarden dat een variabele kan aannemen. Er zijn er dus elf voor Habitat,
twee voor het geslacht,… Wat de elf Habitat criteria betreft, werd hierbij rekening gehouden met elk van de vijf grote
centra afzonderlijk, + de 13 Waalse steden (samen) + de 30 Vlaamse steden (samen) + kleine CIM lokaliteiten Wallonië
+ kleine CIM lokaliteiten Vlaanderen + de landelijke CIM gemeenten Wallonië + de landelijke CIM gemeenten
Vlaanderen. Voor de 43 CIM steden werden de meest recente NIS-gegevens gebruikt. De leeftijdscategorieën voor de
weging Habitat X Leeftijd en Provincie X Leeftijd zijn: 12-17 /18-34/ 35-54 / 55+ en voor Nielsen X Geslacht X Leeftijd:
12-24 / 25-34 / 35-44 / 45-54 / 55-64 / 65-74 / 75+.
26
5. Verloop van het veldwerk
5.1. Rekrutering voor het onderzoek
De rekrutering van de deelnemers aan het onderzoek Out-Of-Home vindt plaats in het kader van individuele face-to-
face interviews.
In deze eerste fase stelt de enquêteur aan de geselecteerde persoon de doelstellingen van het onderzoek voor en de
taken die hij of zij zal moeten uitvoeren, namelijk gedurende 7 opeenvolgende dagen al zijn/haar verplaatsingen noteren
in een dagboekje op papier of via het internet. Deze rekrutering heeft ook tot taak de respondenten te filteren die zich
in de afgelopen 12 maanden niet hebben verplaatst, aangezien zij uitgesloten zijn van de steekproef. Wanneer de
respondent zich langer dan 3 dagen in het buitenland bevindt gedurende de komende 7 dagen waarin hij/zij de
vragenlijst moet invullen, wordt hem/haar gevraagd met de invulling van het boekje te beginnen na zijn/haar
terugkomst.
Als de persoon instemt om mee te werken aan dit onderzoek, legt de enquêteur hem/haar een vragenlijst voor met alle
socio-demografische informatie in CAPI. Wij merken op dat er 3.474 rekruteringsenquêtes nodig waren om na afloop
van het derde onderzoeksjaar 3.022 juist ingevulde dagboekjes te verzamelen.
Als stimulans voor de respondenten om aan de enquête mee te werken, biedt het invullen van hun boekje hen de kans
om deel te nemen aan een wedstrijd waarmee zij een aankoopbon van 20 tot 250 euro kunnen winnen.
5.2. Registratie van de gegevens over de verplaatsingen
De ondervraagde persoon heeft de keuze tussen drie verzamelmethodes van de gegevens:
- in papieren versie (PAPI) met behulp van een verplaatsingsboekje
- in de webversie (CAWI) met behulp van een formulier dat dagelijks in te vullen is op het internet.
- via de smartphone
27
De papieren versie is een boekje van een veertigtal bladzijden dat alle informatie over het onderzoek bevat en de nodige
ruimte om tot 15 verplaatsingen per dag te noteren.
Het boekje op de website vormt een alternatief dat enkel wordt aangeboden aan respondenten met een e-mailadres
waartoe zij buiten het werk toegang kunnen hebben. De respondent ontvangt dan dagelijks een persoonlijke e-mail met
de vraag de verplaatsingen van de vorige dag in te vullen in zijn/haar dagboekje.
Tijdens het tweede veldwerkjaar werd de methode van de Smartphone volledig in gebruik genomen. Deze methode
werd ook in gebruik genomen tijdens het derde veldwerkjaar. Deze methode om gegevens te verzamelen gebeurt via
Smartphone door middel van een applicatie waarmee de gps-coördinaten van het toestel kunnen worden gemeten.
Dankzij een interface die speciaal werd ontworpen voor de behoeften van het onderzoek duidt de respondent de
informatie aan over de verplaatsingen die hij/zij onderneemt.
Op termijn zien de objectieven voor de verdeling tussen de verzamelmethodes van de gegevens er als volgt uit:
- 50% voor de papieren versie
- 30% voor het online dagboekje
- 20% voor de versie Smartphone / GPS
28
Voor het volledige veldwerk 2013-2014 bedroeg het percentage aan ingevulde papieren dagboekjes 67,5% tegen 20,5%
voor het online boekje en 12,1% voor de Smartphone.
De gegevens worden op een andere manier opgehaald, afhankelijk van de wijze van invulling:
- Voor de papieren boekjes maakt de enquêteur een afspraak met de respondent om het ingevulde boekje te
komen afhalen. Bij dit tweede bezoek neemt de enquêteur het hele boekje door met de respondent om na te
gaan of hij/zij dit goed heeft ingevuld. Indien de ondervraagde persoon bij dit tweede bezoek afwezig is, stopt
de enquêteur een gefrankeerde envelop in zijn/haar brievenbus waarmee hij/zij het boekje via de post kan
terugsturen.
- Voor de CAWI-boekjes en de smartphone-boekjes worden de gegevens rechtstreeks via het internet
teruggestuurd; de enquêteur hoeft dus niet tussenbeide te komen.
29
5.3. Percentage teruggestuurde boekjes
Niet alle personen die zijn gerekruteerd om het boekje in te vullen sturen het na afloop van de 7 dagen invulwerk ook
terug. Er is dus een verschil tussen de respondenten die zijn gerekruteerd om deel te nemen aan de enquête en diegenen
die er daadwerkelijk aan deelnemen en hun boekje correct ingevuld terugsturen. Aan het einde van jaar 3 werden 3.474
personen gerekruteerd voor het verplaatsingsonderzoek en werden 3.023 boekjes teruggestuurd. Het percentage
teruggestuurde boekjes over het hele veldwerk bedraagt dus 87%.
-
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Wave 1 Wave 2 Wave 3 Wave 4 Wave 5 Wave 6
Retourpercentage dagboekjes (AQ Rate 2013-2014)
Papier Online Smartphone
30
5.4. Coherenties en cleaning van de boekjes
Coherentie- en cleaningprocedures zijn onmisbaar bij het gebruik van zelf in te vullen vragenlijsten. Het inbouwen van
coherenties biedt de mogelijkheid om onvolledig ingevulde vragenlijsten te vervolledigen of te ontdoen van onmogelijke
antwoorden. Door de cleaning tracht men vooral verbeteringen aan te brengen aan de kwaliteit van de informatie.
Wat de verplaatsingen betreft, heeft het instituut zich er op het ogenblik van de codering van de gegevens van vergewist
dat alle verplaatsingen een vertrekuur, een aankomstuur, een transportmiddel, een doel van de verplaatsing en een
adres van vertrek en aankomst omvatten. Het instituut heeft eveneens geverifieerd of ieder adres correct was
aangeduid om zo de correcte geografische coördinaten te kunnen bepalen. Er werden speciale procedures ingevoerd
die door de Technische Commissie waren goedgekeurd, meer bepaald in het kader van de geocodering:
Wanneer een huisnummer niet herkend wordt door de geocoderingsmodule van GEO Solutions (zie verderop),
is het toegestaan de geografische coördinaten in aanmerking te nemen van het dichtstbijzijnde huisnummer
dat wel door de tool wordt herkend;
In geval een huisnummer ontbreekt, gebeurt de geocodering automatisch in het midden van de straat in
kwestie, binnen dezelfde gemeente;
In alle andere gevallen nam het instituut stelselmatig opnieuw contact op met de ondervraagde persoon om
alle incoherenties in de gegevens weg te nemen.
Circulaire verplaatsingen (met een identiek adres van vertrek en aankomst) worden niet in aanmerking genomen, want
een verplaatsing kan hiermee niet worden gemodelleerd. Deze bijzonderheid wordt in het boekje verduidelijkt aan de
respondent: bij een circulaire verplaatsing wordt de respondent verzocht 2 verplaatsingen in aanmerking te nemen:
- een eerste gaande van het vertrekadres tot aan het verste punt van zijn verplaatsing
- een tweede gaande van het verste punt van die verplaatsing tot aan het oorspronkelijke vertrekadres.
Wij willen nader verklaren dat het instituut in bepaalde gevallen, wanneer er geen automatische cleaning of coherentie
kon worden uitgevoerd, telefonisch contact opnam met de respondent om hem verduidelijkingen te vragen over een
of andere verplaatsing die hij ondernam.
5.5. Codering van de gegevens
De papieren dagboekjes die door AQRate werden ingezameld en gevalideerd, werden door het instituut ingevoerd in
een speciaal voor de behoeften van het onderzoek ontworpen tool. Specifiek aan deze tool was het feit dat hij, naast
de klassieke gegevensvelden, ook uitgerust was met een geocoderingssysteem voor adressen. Hiermee kon niet alleen
veel tijd worden gewonnen, maar kon ook ieder risico op fouten worden vermeden bij de omzetting van adressen in
geografische coördinaten die onontbeerlijk zijn voor de modellering van de trajecten (zie ook 3de deel - modellering).
Deze tool, die werd uitgewerkt door de firma GEO Solutions, werd eveneens toegepast in de CAWI-module voor de
online boekjes. Dankzij deze aanpak kon de structuur van de verzamelde gegevens coherent blijven, ongeacht de
verzamelmethode van de antwoorden.
31
5.6. Vragenlijst
5.6.1. Rekruteringsvragenlijst: CAPI
Bij de face-to-face rekrutering vult de enquêteur samen met de respondent een CAPI-vragenlijst in met de socio-
demografische inlichtingen. Dit gedeelte is zeer belangrijk aangezien hiermee het profiel van de respondent kan worden
bepaald in termen van leeftijd, geslacht, opleidingsniveau,... Het doel bestond erin om voor iedere respondent te
beschikken over socio-demografische gegevens die konden worden vergeleken met degene die in het kader van de
andere CIM-studies waren verzameld. De volgende inlichtingen werden gevraagd:
leeftijd;
geslacht;
hoogst behaalde diploma;
beroepsstatus en beroep;
gezinssamenstelling;
geslacht en leeftijd van de Voornaamste Verantwoordelijke voor de Aankopen (VVA);
geslacht en leeftijd van de Voornaamste Verantwoordelijke voor het Inkomen (VVI) en zijn/haar hoogst
behaalde diploma, beroepsstatus en beroep.
5.6.2. Verzameling van de verplaatsingsgegevens: zelf ingevuld dagboekje voor 7
dagen
De vragenlijst is in de vorm van een boekje op A5-formaat, in vierkleurendruk. Het boekje bestaat uit de volgende
punten:
Inleiding
Wie vult het boekje in?
Wat moet u aanduiden?
Wat is een verplaatsing?
Enkele verduidelijkingen?
De transportmiddelen
Het doel van de verplaatsing
Het adres van aankomst / vertrek
Lijst van de favoriete bestemmingen
Voorbeeld van een correct ingevulde vragenlijst
Testdag
Dag 1 tot dag 7
Op- of aanmerkingen
Lijst van de favoriete bestemmingen
Dankbetuigingen en voorstelling van het CIM en van AQ Rate
Enkele zaken ter herinnering
32
Aan de respondenten wordt gevraagd met het invullen van het boekje te beginnen de dag na of twee dagen na de face-
to-face rekrutering. Ingeval een respondent zich gedurende een dag niet heeft verplaatst, kan hij/zij dat voor die dag
vermelden.
5.6.2.1. Inleiding
In de inleiding wordt de respondent bedankt voor zijn/haar medewerking aan de enquête en wordt hij/zij bewust
gemaakt van het belang van dit soort van enquête en van de toegevoegde waarde die hij/zij eraan kan verlenen door
zijn/haar antwoorden. De inleiding is bedoeld om de voornaamste elementen van het onderzoek te verduidelijken. In
deze inleiding wordt ook de wedstrijd in herinnering gebracht die aan de deelname aan deze enquête is verbonden.
5.6.2.2. Algemene principes van het boekje
Op pagina 2 van het boekje wordt aan de respondent nader uitgelegd welke informatie hij/zij moet meedelen voor
iedere verplaatsing, wat precies als een verplaatsing wordt beschouwd en enkele nadere bepalingen in de inlichtingen
omtrent zijn verplaatsingen.
5.6.2.3. De transportmiddelen
De respondent moet voor iedere verplaatsing de vervoerswijze nader bepalen die voor deze verplaatsing werd gebruikt.
In dit deel van het boekje worden de verschillende vervoerswijzen beschreven:
- Auto/moto
- Scooter van minder dan 50cc of bromfiets
- Fiets
- Te voet
- Bus
- Tram
- Metro
- Trein
- Andere
5.6.2.4. Het doel van de verplaatsing
De respondent moet ook de drijfveer of hoofdreden van zijn verplaatsing nader bepalen. De verschillende doelen van
de verplaatsingen staan beschreven op pagina 4 van het boekje. De respondent kan uit 9 verplaatsingsdoelen kiezen:
- Werk / school
- Beroepsmatig
- Inkopen / winkelen
- Familie / vrienden
- Recreatie / sport
- Iemand wegbrengen / ophalen
- Terugkeer naar huis
- Persoonlijk
- Andere
33
5.6.2.5. Het adres van aankomst / vertrek
Dit deel maakt het belang duidelijk van de juistheid van de inlichtingen over de adressen van vertrek en aankomst. Zo
wordt de respondent gevraagd de postcode, de gemeente, de straat en het huisnummer aan te duiden. Bij een
verplaatsing met het openbaar vervoer moeten de naam van het station of van het metrostation of van de vertrek- en
aankomsthalte worden ingevuld, alsook de postcode of de gemeente.
5.6.2.6. Lijst van favoriete bestemmingen
Om de codering van de verplaatsingen te vergemakkelijken, wordt aan de respondent voorgesteld "favoriete
bestemmingen" mee te delen. Het gaat om de adressen waar de respondent het vaakst naartoe gaat (zijn woonplaats,
zijn werk, zijn school,...). Wanneer de respondent naar een van zijn/haar favoriete bestemmingen gaat, kan hij/zij zich
op die manier beperken tot de vermelding van het nummer van deze favoriete bestemming.
5.6.2.7. Voorbeeld van een correct ingevulde vragenlijst
Om de respondent bij zijn/haar taak te helpen, staat op pagina 6 van het boekje een voorbeeld van een correct ingevulde
verplaatsing. In dit deel worden de elementen onder de aandacht gebracht die voor elke verplaatsing moeten worden
vermeld. Het betreft:
datum van de dag;
vertrekadres (thuis, werk of andere);
vertrekuur;
aankomstuur;
transportmiddel;
doel van de verplaatsing;
aankomstadres.
5.6.2.8. Testdag
Bij de rekrutering wordt van de enquêteur ook gevraagd om de respondent te helpen bij het invullen van de "testdag".
Het gaat hier om een fictieve dag of om een voorgaande dag die de respondent invult met de hulp van de enquêteur.
Op die manier kan de enquêteur zich ervan vergewissen of de respondent de werkwijze goed heeft begrepen.
5.6.2.9. Beschrijving van de verplaatsingen per dag
De bladzijden 11 tot 38 vormen de hoofdbrok. In deze bladzijden dienden elke dag, en dit gedurende 7 dagen, de
verplaatsingen genoteerd te worden die de respondent maakte. Per dag kan de respondent tot 15 trajecten invullen.
Indien de respondent zich een ganse dag niet verplaatste, dan had hij/zij de mogelijkheid dit in een afzonderlijk vakje
aan te duiden.
34
5.6.2.10. Enkele zaken ter herinnering
Op de achterzijde van het boekje kan de respondent enkele aanwijzingen terugvinden die hem/haar ertoe aansporen
om na te gaan of zijn/haar boekje correct is ingevuld. Op deze pagina schrijft de enquêteur ook het ogenblik van de
afspraak op die hij met de respondent heeft vastgelegd om het papieren boekje te komen halen.
5.6.2.11. Online boekje
Wanneer de respondent beslist het boekje via het internet in te vullen, vult hij/zij de verplaatsingen van de dagen 1 tot
7 en zijn/haar favoriete bestemmingen in de online module in. De verschillende uitleg over de werking van het boekje
is te raadplegen in het papieren boekje dat altijd aan de respondent wordt overhandigd (ook al beslist hij/zij om het
boekje in de online versie in te vullen). Daarnaast kan het dagboekje ook ingevuld worden met behulp van een applicatie
op een smartphone.
5.7. Enquêteurs
De deelnemers aan de enquête werden gerekruteerd door professionele enquêteurs. Laatstgenoemden werden
uitvoerig gebrieft vooraleer het veldwerk van start ging, op basis van een briefing die werd uitgewerkt in nauwe
samenwerking met de Permanente Structuur van het CIM.
35
5.7.1. Controles uitgevoerd door het instituut
Het instituut voert telefonische controles uit van de face-to-face rekruteringen om zich ervan te vergewissen dat de
enquête wel degelijk verlopen is zoals het hoort. Voor het jaar 3 controleerde AQ Rate 12% van de face-to-face
rekruteringsenquêtes. Zo werden alle enquêteurs systematisch gecontroleerd. De controlevragen stellen ons in staat
volgende punten te controleren: tijdstip en duur van het interview, geslacht, leeftijd en taal van de ondervraagde
persoon. Tevens worden een aantal vragen gesteld om na te gaan of de enquête wel degelijk heeft plaatsgevonden in
de omstandigheden zoals voorgeschreven in de briefing aan de enquêteurs.
Het instituut volgt het verloop van het veldwerk van nabij in vergelijking met de doelstellingen die voor elke golf zijn
vastgelegd. Er wordt ook bijzondere aandacht geschonken aan de representativiteit van de steekproef wat de socio-
demografische kenmerken betreft, zowel voor de rekruteringen voor het onderzoek als voor de daadwerkelijk ingevulde
en teruggestuurde boekjes. De doelstellingen in verband met de Zones A, B en C en de variabele New Habitat CIM
worden van heel nabij gevolgd. Bepaalde gegevens betreffende de verplaatsingen (aantal verplaatsingen per boekje,
aantal dagen van verplaatsing, gemiddelde duur van de verplaatsingen) worden eveneens golf na golf gevolgd.
5.7.2. Controles uitgevoerd door het CIM
Tijdens het ganse verloop van het veldwerk heeft het CIM controles uitgevoerd. Meer in het bijzonder werd nauwgezet
toegekeken op:
de steekproeftrekking en de bijhorende adresselectie;
de response rate en het behalen van de vooropgestelde objectieven naar de diverse strata toe;
het coderingsprogramma en de geocodering van de adressen;
de weging van de uiteindelijk weerhouden steekproef.
Iedere maand bezorgde AQ Rate de veldwerkgegevens aan het CIM: gegevens van de routebladen, aantal gerekruteerde
personen en hun socio-demografische gegevens, moment van rekrutering, aantal daadwerkelijk ingevulde dagboekjes
en socio-demografische gegevens van de respondenten die hun boekje hebben teruggestuurd, gegevens die het
verplaatsingsgedrag doen uitkomen, resultaten van de telefonische controles… Na afloop van iedere golf van twee
maanden werd een verslag van het voorbije veldwerk voorgelegd aan de Technische Commissie Out-Of-Home.
36
6. Sleutelwaarden van het gerealiseerde veldwerk
6.1. Spreiding van de enquêtes tussen de golven
Het veldwerk van 12 maanden bestaat uit 6 golven van 2 maanden. Bij elke golf werd een doel van 500 enquêtes vastgelegd. Dit is het aantal effectief uitgevoerde enquêtes per golf van 2 maanden:
Objectief Gerealiseerd
Wave 1 (juni-juli 2013) 500 462
Wave 2 (augustus-september 2013) 500 516
Wave 3 (oktober-november 2013) 500 508
Wave 4 (december 2013-januari 2014) 500 533
Wave 5 (februari-maart 2014) 500 559
Wave 6 (april-mei 2014) 500 445
Totaal veldwerk 2013-2014 3.000 3.023
6.2. Spreiding van de enquêtes per Zones en per New Habitat CIM
De spreiding van de enquêtes tussen de Zones en tussen de New Habitats CIM is zeer belangrijk. Deze criteria worden
gedurende heel het veldwerk zeer aandachtig gevolgd.
Dit zijn de brutoresultaten van het veldwerk 2013-2014 voor de Zones:
Objectief Gerealiseerd Gerealiseerd
Zones % N %
Zone A 66,0% 1981 65,5%
Zone B 24,0% 745 23,0%
Zone C 10,0% 297 9,8%
37
Dit zijn de brutoresultaten van het veldwerk 2013-2014 voor de variabele New Habitat CIM:
Objectief Gerealiseerd Gerealiseerd
New CIM Habitat % N %
new Antwerpen CIM 8,4% 255 8,4%
new Gent CIM 3,2% 100 3,3%
new Brussel CIM 17,3% 508 16,8%
new Charleroi CIM 3,4% 100 3,3%
new Luik CIM 5,6% 159 5,3%
30 steden Vlaanderen 18,5% 581 19,2%
13 steden Wallonië 9,6% 277 9,2%
Kleine lokaliteiten NL 11,1% 349 11,5%
Kleine lokaliteiten FR 5,1% 137 4,5%
Landelijke gemeenten NL 11,0% 336 11,1%
Landelijke gemeenten FR 6,7% 220 7,3%
Wij kunnen bepaalde verschillen vaststellen wat de modaliteiten van deze variabele betreft. Ze houden voornamelijk
verband met de trekking van een specifieke steekproef. Na afloop van de 4 jaren van veldwerk voor het nieuwe
verplaatsingsonderzoek wordt verondersteld dat de doelstellingen inzake de verschillende modaliteiten van de
variabele New Habitat behaald zijn.
6.3. Spreiding van de enquêtes wat de socio-demografische variabelen
betreft
Wat de samenstelling van de steekproef betreft op het gebied van de klassieke socio-demografische variabelen zoals
geslacht, leeftijd, beroepsactiviteit, benadert ze de doelstelling aan het einde van het jaar 2013-2014. De gewogen
gegevens van de studie CIM Pers Bereiksstudie 2012-2013 dienen als referentie voor de steekproef 2013-2014 van het
verplaatsingsonderzoek.
Dit zijn de resultaten wat het geslacht van de respondent betreft:
Objectief (Pers 2012-2013) Gerealiseerd Gerealiseerd
Geslacht % N %
Man 48,7% 1472 48,7%
Vrouw 51,3% 1551 51,3%
Hieronder staat de verdeling van de respondenten tussen de leeftijdsklassen:
Objectief (Pers 2012-2013) Gerealiseerd Gerealiseerd
Age % N %
12 - 24 jaar 17,8% 493 16,3%
25 - 34 jaar 14,9% 407 13,5%
35 - 44 jaar 15,8% 445 14,7%
45 - 54 jaar 17,0% 531 17,6%
55 - 64 jaar 14,3% 471 15,6%
65 - 99 jaar 20,2% 676 22,4%
38
En dit zijn de gegevens wat de beroepsactiviteit van de ondervraagde persoon betreft:
Objectief (Pers 2012-2013) Gerealiseerd Gerealiseerd
Actief – Niet actief (OP) % N %
Actief 47,3% 1446 47,8%
Niet actief 52,7% 1577 52,2%
6.4. Resultaten routebladen
Zie hier de verdeling van de gerealiseerde contacten in functie van het resultaat:
Aantal gerealiseerde contacten 17.438
Adres onbestaand 1,1%
Te ondervragen persoon onbestaand 3,8%
Te ondervragen persoon niet thuis 12,8%
Geen verplaatsing gedurende 12 laatste maanden 0,6%
Niemand thuis 38,0%
Afspraak 2 ,6%
Weigering 25,3%
Enquête 19,3%
6.5. Rang van het adres en rang van het contact
Het CIM volgt eveneens de rang van het adres dat de enquêteur gebruikt. Voor elke te realiseren enquête vertrekt de
enquêteur van een lijst met 10 personen, elk woonachtig op een verschillend, vooraf opgegeven adres.
Het eerste adres dat de enquêteur gebruikt, heeft rang 1. Indien de enquêteur er niet in slaagt een interview af te
nemen met de gewenste persoon op het aangeduide adres, dan selecteert hij een ander adres uit zijn lijst van 10
mogelijkheden. Hoe hoger de rang van het adres, hoe meer adressen de enquêteur heeft bezocht om een persoon uit
zijn lijst te vinden. De gemiddelde rang van het adres voor het veldwerk 2013-2014 van het verplaatsingsonderzoek
bedraagt 3,9.
Zoals we reeds aanhaalden, zijn niet alle potentiële respondenten even bereikbaar. Daarom heeft het CIM hernieuwde
bezoeken opgelegd. Een steekproef die uitsluitend zou bestaan uit personen gekozen op basis van het eerste contact
zou helemaal niet toevallig zijn. Het CIM heeft dan ook het aantal contacten gevolgd die nodig zijn om een interview te
realiseren.
Indien een enquêteur bij zijn eerste bezoek aan het eerste adres er in slaagt een enquête te realiseren, dan betreft het
hier een contact van rang 1. Merk op dat er per adres maximum 3 contacten mogelijk zijn. Ook voor dit gegeven geldt
dat hoe hoger de rang van contacten, hoe meer contacten de enquêteur heeft moeten leggen (en vermoedelijk ook hoe
meer adressen hij heeft moeten bezoeken) alvorens hij erin slaagde een enquête te realiseren. De gemiddelde rang van
het contact voor het veldwerk 2013-2014 van het verplaatsingsonderzoek bedraagt 4,3.
Onze bedoeling hier is het belang van herhaalde bezoeken te onderstrepen om zo de representativiteit van de
steekproef te vrijwaren. Uit bovenstaande cijfers blijkt dat men gemiddeld 3,9 adressen bezoekt en hierbij 4,3 contacten
nodig zijn, om tot één enquête te komen.
39
6.6. Moment van de rekrutering voor het verplaatsingsonderzoek
Het moment van de rekrutering voor het verplaatsingsonderzoek heeft een impact op de representativiteit van de
steekproef in termen van beroep. De kans is immers groter om actieve personen na 17 uur of in het weekend te
contacteren.
Er werden doelstellingen meegedeeld aan het instituut om te streven naar een betere spreiding van de steekproef
tussen actieve en inactieve personen. We herhalen dat dit niet via quota kan worden opgelegd, aangezien de te
ondervragen persoon vrij is om een afspraak te maken. Interviews realiseren op zondag blijkt uiterst moeilijk. Het
grootste gedeelte van de enquêtes die tijdens het weekend plaatsvinden, gebeuren dus op zaterdag.
De spreiding van de enquêtes tussen de gegroepeerde dagen ziet er als volgt uit:
Objectief Gerealiseerd
Dag van rekrutering % %
Van maandag tot donderdag 60% 56,4%
Op vrijdagen, zaterdagen en zondagen 40% 43,6%
En dit is het percentage van enquêtes die na 17 uur werden uitgevoerd voor de enquêtes die op weekdagen
plaatsvonden:
Objectief minimum Gerealiseerd
% %
Enquêtes na 17 uur tijdens de week 30% 31,9%
6.7. Enkele kerncijfers over de verplaatsingen
Wat de 3.023 dagboekjes betreft die gedurende het veldwerk 2013-2014 werden verzameld, hebben de ondervraagde
personen 59.147 verplaatsingen gemeld. Van deze 3.023 verzamelde boekjes bevatten er 2.977 ten minste
1 verplaatsing. 45 boekjes werden dus teruggestuurd door personen die zich tijdens de laatste 7 dagen niet hadden
verplaatst. Het gemiddeld aantal verplaatsingen per boekje bedraagt 19,6 (= 59.147 / 3.023).
De respondenten verplaatsen zich gemiddeld 5,5 dagen per week. Niet alle respondenten verplaatsen zich met dezelfde
intensiteit. Dit is de spreiding van de enquêtes tussen het aantal gemelde verplaatsingsdagen:
40
Per verplaatsingsdag bedraagt het gemiddelde aantal verplaatsingen 3,4. De verplaatsingen duren gemiddeld 22,7
minuten.
De grafiek hieronder laat de verdeling zien van de verplaatsingen over de verschillende transportmiddelen :
In de vragenlijst, werd aan iedere respondent gevraagd om voor iedere verplaatsing de reden van de verplaatsing te
vermelden. Hieronder vindt u de spreiding tussen de verschillende doelen van verplaatsing terug.
0,00%
5,00%
10,00%
15,00%
20,00%
25,00%
30,00%
35,00%
40,00%
0 1 2 3 4 5 6 7
Aantal verplaatsingsdagen (AQ rate 2011-2014)
2011-2012 2012-2013 2013-2014
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Auto / Moto Fiets/scooter Te voet Bus Tram Metro Trein Andere
Transportmiddel (AQ Rate 2011-2014)
2011-2012 2012-2013 2013-2014
41
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
Werk /school
Professioneel Aankopen Familie /vrienden
Vrije tijd /sport
Iemandwegbrengen
/ ophalen
Terug naarhuis
Persoonlijk Andere
Doel van verplaatsingen (AQ Rate 2011-2014)
2011-2012 2012-2013 2013-2014
42
Tweede deel : inplanting van de vaste borden op de
cartographie Tom-Tom 2012
43
1. Poster Site Classification
Het inplanten van de vaste borden op de kaart van België is het tweede luik in de Out-Of-Home studie. Zoals reeds
vroeger het geval was zijn het de afficheurs die deelnamen aan deze CIM studie die verantwoordelijk zijn voor de
inplanting van hun panelen. Deze nauwkeurige inplanting heeft niet alleen betrekking op de juiste plaats in de kaart
maar ook op de nauwkeurige invoering van een aantal gegevens zoals type, grootte, weggedeelten van waaruit het
paneel zichtbaar is, enz.
In 1995 heeft het CIM voor de afficheurs (en hun regies) die deelnamen aan het Out-Of-Home studie een
softwareprogramma laten ontwikkelen waarmee zij hun panelen konden inplanten en tevens een aantal kenmerken
(zoals type en formaat) konden toevoegen. Deze inplantingsoft werd ontwikkeld door Pointlogic.
1.1. Inplantingsreglement
Deze inplantingsoftware, genaamd CIM Poster Site Classification, is een onderdeel van de tactische studie OOH van
het CIM. Dit product wordt dan ook begeleid door een Technische Commissie Out-Of-Home. Alle afficheurs die
deelnemen aan dit CIM onderzoek moeten het reglement voor inplanting van panelen, opgesteld door de SPS, in
samenwerking met de Technische Commissie en goedgekeurd door de Raad van Bestuur van 16 november 2004,
naleven.
Een afficheur of een Out-Of-Home regie kan licentiehouder worden, wanneer
hij lid is van het CIM ;
het huishoudelijk reglement van de Technische Commissies en de maatregelen getroffen door de Technische
Commissie Out-Of-Home accepteert;
intekent op de Out-Of-Home studie ;
het reglement voor de inplanting van CIM panelen en de voorwaarden tot gebruik van de software heeft
ondertekend.
Gezien er voortdurend panelen worden opgericht en afgebroken, gaat het CIM op gezette tijdstippen over tot de
lancering van een update van het panelenpark, wat vervolgens resulteert in de publicatie van nieuwe resultaten. Dit
houdt meer bepaald in dat de afficheurs die deelnemen aan deze CIM studie tegen een door het CIM vooraf bepaalde
datum dienen te zorgen dat de CIM panelen die actief zijn op een vooraf medegedeeld tijdstip volledig en correct zijn
ingeplant. Panelen die afgebroken werden, moeten in de inplantingsoftware gedeactiveerd worden.(Bijvoorbeeld de
afficheurs dienen er voor te zorgen tegen het einde van maand x de CIM panelen in te planten die actief zullen zijn op
de 15de van maand x+1). Het naleven van de vooropgestelde termijnen alsook de realisatie van de update van het ganse
CIM Panelenpark is een verplichting en een noodzakelijke voorwaarde om opgenomen te worden in de publicatie van
de CIM fiches en de bijhorende exploitatiesoftware.
44
De afficheur dient ook alle nodige schikkingen te treffen opdat het paneel op de juiste plaats in de kaart van België
gepositioneerd wordt. Hierbij dient niet enkel gezorgd te worden dat het paneel in het juiste weggedeelte geplaatst
wordt, maar ook op de juiste plaats binnen het betreffende weggedeelte, hierbij rekening houdend met gekende XY
coördinaten, huisnummers evenals met de afstand ten opzichte van de rijweg en eventueel het fiets- of voetpad. De
afficheur dient ook aan te duiden in welke richting het paneel staat (juiste positie in graden t.o.v. de noord - zuid as) en
vanuit welke omringende weggedeeltes (die vallen binnen een door de Technische Commissie vastgelegde afstand) het
zichtbaar is.
1.2. De inplanting van vaste panelen in Poster Site Classification
In wat volgt gaan we even kort beschrijven welke stappen nodig zijn om een vast outdoor paneel juist in te voeren in
de software Poster Site Classification van Pointlogic.
Buiten de evidente geografische gegevens moeten de afficheurs zorgen voor het correct ingeven van een aantal
kenmerken voor elke bord. Volgende velden moeten verplicht bijkomend ingevuld worden:
Afficheur Object Code: hier dient de afficheur zijn intern identificatienummer in te voeren. Dit dient een
uniek nummer te zijn ;
Paneltype: hier dient ingegeven te worden welk type affichage het is (vast, rolling, scrolling,…) ;
Panel Size: het formaat wordt hier in m² geïdentificeerd ;
Network: de afficheur is verplicht aan te duiden of het CIM paneel in stukverkoop wordt aangeboden
dan wel of het deel uitmaakt van een netwerk. In dit laatste geval dient tevens het betrokken netwerk
aangegeven ;
Placement: hier dient ingegeven te worden waar het paneel zich bevindt nl. op straat, in parking, in
metrostation,…
Elk bord krijgt een unieke CIM code. Deze code omvat volgende elementen:
de afficheurscode ;
het formaat ;
het stedelijke centrum waar het paneel zich bevindt ;
in de 5 laatste posities wordt vermeld hoeveel borden met bovenvermelde kenmerken al ingeplant
werden.
Laten we als voorbeeld de CIM code DC02. BRU.00012 nemen.
de afficheurscode is ’DC‘: dat betekent een bord van JCDECAUX ;
het formaat is ’02‘ dus een bord van 2m² ;
het stedelijk centrum is ’BRU‘ dus een paneel dat in Brugge staat ;
’00012‘ betekent dat dit het twaalfde bord is dat met bovenvermelde kenmerken ingeplant werd.
Het opgegeven formaat bepaalt ook de maximale zichtbaarheidsafstand voor elk paneel. Zo heeft de Technische
Commissie bepaald dat hierbij volgende afstanden gelden:
10 meter voor een paneel van 2 m² ;
30 meter voor een paneel tussen 8 m² en minder dan 16 m² ;
60 meter voor een bord van 16 m² tot minder dan 36 m² ;
80 meter voor een bord van 36 m² en meer.
45
Op de kaart wordt nu rond het punt dat de positie van het paneel aangeeft, door de computer een halve cirkel getekend
waarvan de straal overeenstemt met de afgesproken zichtbaarheidsradius.
Er resten nu nog twee zaken te gebeuren om volledig klaar te zijn met de inplanting van het paneel namelijk:
Het paneel dient in de juiste richting gedraaid te worden, zodat duidelijk is waar de beplakte zijde zich
bevindt. Eens dit gebeurt is, geeft de software aan welke weggedeeltes dan binnen de
zichtbaarheidsradius vallen.
De afficheur dient voor elk van deze weggedeeltes na te kijken of het paneel ja dan nee zichtbaar is. De
weggedeeltes van waaruit het paneel niet zichtbaar is (bijvoorbeeld een hoge building belemmert het
zicht op het paneel vanuit een bepaald weggedeelte) dienen gedeactiveerd te worden. Voor de panelen
van 2m² dient dit echter niet te gebeuren. Alle weggedeeltes die vallen binnen de radius van 10 meter
worden hier weerhouden.
Merk op dat de inplantingssoft, naast het inplanten van nieuwe panelen, door de afficheurs ook kan gebruikt worden
voor:
het consulteren van zijn ingeplante panelenpark ;
het simuleren van panelen en het berekenen van de bijhorende prestaties ;
het vrij invoeren van bijkomende paneelkenmerken (voor zover hiertoe ruimte is voorzien).
46
Nadat de afficheurs hun panelen hebben ingeplant, communiceren zij de samenstelling van hun commercieel aanbod
aan het CIM. Hierbij vermelden zij voor elk bestaand netwerk de duur van de aangeboden affichageperiode. Meestal
betreft het hier een duur van 7 of 14 dagen. Het CIM controleert steeds dat het aantal ingeplante panelen per netwerk
niet groter is dan het aantal panelen die de afficheurs in hun commerciële aanbod vermelden.
1.3. Inplanting van de borden in de metro- en treinstations
De inplantingssoftware toont waar in de kaart zich trein- en metrostations bevinden. Per station werden alle borden die
er aanwezig zijn ingeplant, waardoor elk bord tevens automatisch een unieke CIM Code kreeg.
We weten dus voor elk trein- en metrobord in welk station dit staat. Maar met de exacte plaats binnen het station werd
echter geen rekening gehouden. Of met andere woorden: de exacte locatie (op basis van XY coördinaten) per bord is
niet beschikbaar, maar de stations bevinden zich natuurlijk wel op de juiste XY coördinaten. De borden van 1 station
staan dus allemaal op dezelfde locatie. Bij de inplanting is geen onderscheid gemaakt tussen hal- en perronborden. De
borden hebben ook geen zichtbaarheidsradius. Bij het inplanten is het formaat van het bord op 2m2 gesteld. Voor
borden in treinstations werd bij de inplanting wel het onderscheid gemaakt tussen vaste borden en scrollingborden.
Borden in trein- en metrostations kregen tevens een speciaal symbool mee (een soort huisje wat duidt op Indoor)
waardoor ze in de inplantingssoftware goed herkenbaar zijn en zich ook duidelijk onderscheiden van outdoor- borden.
47
48
Derde deel: modellering van de verplaatsingen
49
1. Modellering van de verplaatsingen
1.1. Doel
Het doel van deze modellering was enerzijds te komen tot een vernieuwde en grotere verplaatsingsdatabase.
Gecombineerd met een update van het panelenpark leidt dit tot een betere bereiksmeting. Anderzijds wenste men te
komen tot een uniek Belgisch routegeneratie- en routekeuzemodel dat op later nieuw verplaatsingsonderzoek kan
worden toegepast.
1.2. Het routeconstructiemodel
1.2.1. Basisprincipes
Het doel van het routereconstructiemodel is te schatten wat de meest waarschijnlijke routes zijn voor een persoon die
zich verplaatst van A naar B, plus te bepalen hoe groot de kans is dat de persoon voor één van deze routes kiest.
Er werd beroep gedaan op GIS (Geografische Informatie Systeem) software die onder andere rekening hield met de
gemiddelde snelheden op de diverse wegtypes en met de lokaal geldende verkeersregels zoals eenrichtingsstraten en
dergelijke. Om de meest waarschijnlijke routes voor een gegeven verplaatsing te vinden, werden twee modellen
gebruikt, namelijk een routegeneratiemodel en een routekeuzemodel.
het routegeneratiemodel genereert een aantal meest waarschijnlijke alternatieve routes (tussen een vertrek -
en aankomstpunt van een verplaatsing) op basis van een criterium of een combinatie van criteria. Elk criterium
stemt overeen met een kostenfunctie die - als zij wordt geminimaliseerd (of met andere woorden een minimale
kost vergt) toelaat om de beste route volgens dat criterium te bepalen;
het routekeuzemodel bepaalt –voor elke aldus gegenereerde route– de kans dat een persoon werkelijk deze
route neemt bij zijn verplaatsing. Hierbij wordt rekening gehouden met de kenmerken van de weg(en) en de
betrokken personen. Dit model is op het berekende nut van een route gebaseerd.
50
1.2.1.1. Het routegeneratiemodel
Het doel van het routegeneratiemodel is, uit een geheel van alternatieve routes, zo goed mogelijk schatten welke
hiervan de meest waarschijnlijke routes zijn die een individu zal kiezen. Ze worden op basis van een vertrek - en
aankomstpunt van een verplaatsing gegenereerd.
Teneinde de meest waarschijnlijke routes te bepalen werd met volgende 4 criteria rekening gehouden:
de minimalisering van de reisduur ;
de minimalisering van de afstand ;
de minimalisering van het aantal kruispunten ;
de optimalisering van het gebruik van autosnelwegen.
Enkel op basis van deze 4 criteria konden alternatieven gecreëerd worden. Bijgevolg kunnen dus maximum vier routes
worden gegenereerd. Dit betekent niet dat er steeds vier mogelijke routes zullen zijn. De snelste route kan bijvoorbeeld
ook de route zijn met de minste kruispunten. Bij het berekenen van de reisduur werd rekening gehouden met de
gemiddelde snelheden die op de diverse wegtypes gelden. Zo was het mogelijk om de tijd te berekenen die nodig is om
een traject af te leggen.
De gemiddelde snelheden waarmee in de berekening werd rekening gehouden, varieerden uiteraard naargelang het
gebruikte transportmiddel. Voor de voetgangers en de fietsers (+ brommers) werd verondersteld dat zij zich aan een
constante snelheid verplaatsen (ongeacht het gebruikte wegtype). De gemiddelde snelheid voor een fietser werd
bepaald op 15km/u en voor een voetganger op 5km/u. Voor auto’s wordt verondersteld dat zij rijden aan de maximum
toegelaten snelheid (d.w.z. 120 km/uur op de autosnelweg, 50 km/uur in de bebouwde kom, ...). De opdeling in
wegtypes werd in de TOM-TOM 2012 kaart voor elke weg aangegeven.
Het model houdt eveneens rekening met het feit dat voetgangers wel eenrichtingsstraten mogen nemen (in
omgekeerde richting tegen de enkelrichting in), dat zij rondpunten in om het even welke richting kunnen passeren, enz.
want heel wat verkeersregels gelden niet voor voetgangers. In de gebruikte GIS-applicatie werd met dit alles rekening
gehouden.
Uiteindelijk werd voor elke verplaatsing met een vertrekpunt (A) en een aankomstpunt (B ) een geheel van routes
gegenereerd die de meeste kans maken om gekozen te worden door een individu.
1.2.1.2. Het routekeuzemodel
Het routekeuzemodel berekent, door middel van een nutsfunctie, voor elke – door het routegeneratiemodel –
gegenereerde alternatieve route de kans dat deze route ook effectief zal gebruikt worden door een individu bij een
verplaatsing. Het is immers zo dat een persoon niet noodzakelijk steeds dezelfde weg gebruikt om van het ene punt
naar het andere te gaan. Men vertrekt van het principe dat elk individu kiest voor die route die hem het beste lijkt. De
kans dat een persoon voor een bepaalde route kiest, wordt bepaald door de kans dat het totale nut van deze route
groter is dan die van andere routes.
51
Alvorens de kansen te bepalen, heeft Pointlogic vijf homogene groepen of ’clusters‘ van personen geïdentificeerd. Een
homogene groep is een groep van personen waarvoor geldt dat ze eenzelfde gedrag in verband met routekeuzegedrag
vertonen. De keuze van een route wordt ook beïnvloed door het verplaatsingsmotief. Door de vijf homogene groepen
(’clusters‘) van personen, de acht verplaatsingsmotieven evenals de twee transportmiddelen (voetgangers en fietsers
versus auto’s, moto’s en taxi’s) in deze analyse met elkaar te combineren, bekomt men meer dan 70 te schatten
nutsfuncties. Maar een aantal van deze ‘cellen’ waren te klein (te weinig waarnemingen) zodat ze niet konden
meegenomen worden in het schattingsproces. Uiteindelijk werden 40 nutsfuncties berekend. De interpretatie van de
berekende nutsfuncties is geen eenvoudige zaak. Beter is het te kijken naar de uiteindelijke gevolgen van de geschatte
waarden. In onderstaande tabel wordt, bij wijze van voorbeeld, gekeken naar de keuzes die naargelang het motief van
verplaatsing gemaakt worden tussen de diverse gegenereerde routes.
Wat leren we uit bovenstaande tabel? Het zijn vooral mensen die hun kinderen naar school brengen en mensen die inkopen doen, die voor de snelste route kiezen. Mensen die voor professionele redenen op de baan zijn, nemen het vaakst de snelweg. Dit komt waarschijnlijk door het feit dat deze mensen vaker van buiten de stad komen. Mensen die naar het werk gaan verkiezen een route met weinig kruispunten zodat ze niet teveel tijd verliezen. Wellicht heeft dit te maken met het feit dat zij zich meestal tijdens de spits verplaatsen en dat op dit tijdstip het vaak erg druk is op kruispunten. Belangrijk is tenslotte om te vermelden dat de parameters van zowel het routegeneratie- als het routekeuzemodel zijn geschat op basis van de routes in het verplaatsingsonderzoek uit 1995. De bekomen modellen zullen nu toegepast worden op het verplaatsingsonderzoek uit 2006 en 2011-2014.
52
1.2.2. Validering
Het routegeneratie- en routekeuzemodel werd uitvoerig gevalideerd. Een eerste zeer eenvoudige maar belangrijke
controle is de visualisatie van wat het model werkelijk doet. Dit door in een kaart 3 alternatieve routes om van punt A
naar punt B te tekenen (namelijk de snelste route, de kortste route, de route met de minste kruispunten) en deze te
vergelijken met de route die werkelijk gebruikt werd. Onderstaande figuur geeft een voorbeeld van de constructie van
de route voor persoon X:
De kortste weg tussen punt A en punt B (in het roze) heeft een kans van 30%. De snelste weg (in het blauw) is langer
maar vlugger dan de eerste (omdat er sneller mag gereden worden) en dus het meest gekozen. De kans voor het
gebruiken van de snelste route is 50%. De laatste route (in het groen) is de route met het minste aantal kruispunten.
Hoewel de weg langer is, zal men vermoedelijk minder tijd verliezen aan verkeerslichten. Er is een kans van 20 % dat
voor deze weg gekozen wordt.
Als tweede oefening werd gekeken naar de overlap tussen de geschatte route en de werkelijk genomen route. Deze
controle werd op een oudere kaart gedaan. Om deze validatie te kunnen uitvoeren, diende een conversie van
weggedeeltes te gebeuren van de kaart van 1995 naar de kaart van 2003. Niet alleen vertrek- en aankomstpunt van een
verplaatsing werd hierbij overgebracht van de oude naar de nieuwe kaart. Maar de volledig werkelijk genomen route
(behalve indien de verplaatsing met openbaar vervoer gebeurde) in 1995 werd opnieuw ingetekend in de nieuwe kaart.
In feite legt men in deze oefening bij wijze van spreken twee kaarten op elkaar: de ene met de geactualiseerde
verplaatsingen (uit 1995) en de andere met de door het model gegenereerde routes (beiden uiteraard met hetzelfde
vertrek- en aankomstpunt) om vervolgens het percentage overlap tussen beide te berekenen.
De globale gemiddelde overlap bedroeg 68,1%. Of, met andere woorden, 68,1% van de door de respondent werkelijk
afgelegde afstand werd ook door de gegenereerde route afgelegd.
Deze overlap bedroeg:
71,3 % voor de automobilisten ;
62,4 % voor de voetgangers ;
61,9 % voor de fietsers.
53
Het blijkt dus gemakkelijker om op een betrouwbare manier een route te genereren voor een automobilist dan voor
een voetganger. Dit resultaat lijkt ook logisch omdat het gedrag van een automobilist zich beter laat voorspellen doordat
ook verkeersregels moeten nageleefd worden, die niet gelden voor voetgangers.
54
2. Trajectreconstructie
2.1. Inleiding
Zoals hiervoor reeds vermeld, werden in de dagboekjes in 2006 in totaal 482.335 verplaatsingen geregistreerd en
140.420 verplaatsingen in de studie 2011-2014. Hierbij werd telkens gevraagd naar een aantal elementen zoals:
dag en datum van de verplaatsing ;
vertrek- en aankomstuur ;
motief van verplaatsing ;
gebruikt vervoermiddel ;
vertrek- en aankomstpunt.
Vertrek- en aankomstpunt werden tevens geocodeerd in XY coördinaten. Het komt er nu op aan om op basis van deze
XY coördinaten voor vertrek- en aankomstpunt, te komen tot de constructie van de volledige weg(en) die hierbij
(mogelijk) afgelegd werd(en). Of nog concreter: We kennen nu 2 geografische punten in de TOM-TOM kaart (de 2 XY
coördinaten) en dus de 2 daarbij horende weggedeeltes. Maar we willen zo nauwkeurig mogelijk alle tussenliggende
weggedeeltes kennen om van vertrek naar aankomst te geraken. Het is immers belangrijk om voor elk weggedeelte in
België en meer in het bijzonder voor deze weggedeeltes die behoren tot de 48 Stedelijke Centra waar borden staan, het
aantal voorbijgangers te bepalen.
Hiervoor hebben we rekening gehouden met het gebruikte vervoermiddel en hebben we een onderscheid gemaakt
tussen verplaatsingen met het openbaar vervoer versus verplaatsingen met andere vervoermiddelen.
voor verplaatsingen die niet met het openbaar vervoer gebeurden, zal nu het routekeuze- en
routegeneratiemodel toegepast worden op deze nieuwe verplaatsingsgegevens, waarna het resultaat
opnieuw zal gevalideerd worden.
voor de verplaatsingen die met het openbaar vervoer gebeuren zal een routeplanner (ontwikkeld door
SYNTIGO), gebruikt worden. Deze routeplanner laat toe de trajecten die met trein, tram, bus of metro
gebeurden, terug te reconstrueren.
2.2. Aantal ingezamelde verplaatsingen
Een cleaning werd uitgevoerd voor alle verplaatsingen van de 2005-2006 en 2011-2014 studie. De circulaire
verplaatsingen en de verplaatsingen waarvoor er geen vertrek- of aankomstpunt is werden verwijderd. Er zijn na
cleaning 424.587 bruikbare verplaatsingen in de studie IPSOS 2005-2006 en 176.120 in de drie eerste jaren van de studie
AQ Rate.
55
2.3. Trajectreconstructie voor de niet OV verplaatsingen
2.3.1. Het gebruik van het routekeuze- en routegeneratiemodel
Het hiervoor beschreven routekeuze- en routegeneratiemodel werd aangewend om voor 622.755 verplaatsingen die
met de auto, de fiets, te voet of een ander vervoermiddel dan het openbaar vervoer gebeurden, de meest
waarschijnlijke routes uit te tekenen. Het resultaat van deze verwerking kan als volgt samengevat worden:
a) Totaal aantal verplaatsingen 622.755
b) Verplaatsingen waarvoor enkele routes kon gegenereerd worden
wegens ontbreken van de nodige gegevens (circulaire verplaatsingen of
geen XY coördinaten)
45.630
c) Verplaatsingen waarvoor geen route kon gevonden worden 495
d) Verplaatsingen van respondenten met niet-volledig socio-
demografische gegevens
8.624
e) Verplaatsingen waarvoor minstens één route kon gegenereerd
worden (= a-b-c-d)
568.006
f) Aantal gegenereerd trajecten 1.416.731
g) Aantal gebruikte weggedeeltes 199.155.245
Per verplaatsing werden gemiddeld 2,27 routes berekend, wat een totaal van 1.416.731 trajecten oplevert. Wanneer
we deze trajecten intekenen in de TOM-TOM 2012 kaart van België, dan betekent dit dat 199,2 miljoen weggedeeltes
ingekleurd worden.
56
2.4. Trajectreconstructie voor de OV verplaatsingen
2.4.1. Inleiding
We herhalen nog even dat we beschikten over 31.359 verplaatsingen die met trein, tram, bus of metro gebeurden voor
de studie IPSOS 2005-2006 en 13.548 in de studies AQ Rate 2011-2014. Voor deze verplaatsingen diende zo correct
mogelijk de gebruikte trajecten achterhaald te worden. Voor de realisatie van dit onderdeel werd beroep gedaan op de
routeplanner van de NMBS. Deze routeplanner biedt de mogelijkheid om voor om het even welke verplaatsing binnen
het Belgische grondgebied, het meest optimale traject met het openbaar vervoer uit te stippelen. Hierbij wordt
systematisch gekozen voor de snelste route. Geïnteresseerden kunnen dit instrument uittesten op de website
www.nmbs.be.
2.4.2. Opdracht van de routeplanner voor OV verplaatsingen.
Voor de verwerking van de OV verplaatsingen werd beroep gedaan op SYNTIGO, een filiaal van de NMBS holding.
Bij de reconstructie van de OV trajecten, diende SYNTIGO een aantal regels te volgen teneinde er voor te zorgen dat:
de gekozen routes maximaal zouden overeenstemmen met de werkelijk genomen routes ;
de geleverde informatie over het afgelegde traject ook ingetekend kon worden in de TOM-TOM 2012
kaart.
Om maximaal aan de eerste vereiste tegemoet te komen, diende SYNTIGO bij het plannen van een route tussen een
vertrek –en aankomstpunt rekening te houden met de datum en het vertrekuur van de verplaatsing en met het
gebruikte vervoermiddel.
Wat betreft de tweede vereiste, werd in overleg met POINTLOGIC overeengekomen welke output diende geleverd te
worden. Dit om er voor te zorgen dat de voorgestelde route op een eenvoudige en tegelijkertijd nauwkeurige wijze zou
kunnen overgebracht worden in de TOM-TOM 2012 kaart.
2.4.3. Input voor de routeplanner
Volgende elementen uit de enquête werden als input gebruikt door de routeplanner:
datum waarop de verplaatsing plaats vond ;
gebruikt transportmiddel ;
vertrekuur ;
vertrekpunt ;
aankomstpunt.
Aan de hand van deze gegevens ging de routeplanner op zoek naar de snelste weg, hierbij gebruik makend van:
alle vervoermiddelen die het openbaar vervoer in België biedt ;
de meest recente uurregeling die voor elk van toepassing was.
57
We komen nu meer in detail terug op een aantal punten.
2.4.3.1. De datum van verplaatsing
SYNTIGO heeft rekening gehouden met de exacte verplaatsingsdatum teneinde te bepalen op welke dag van de week
de verplaatsing gebeurde en of er toen al dan niet sprake was van vakantieperiode. Dit is belangrijk omdat in het
weekend en tijdens vakantieperiodes meestal een andere dienstregeling van kracht is.
2.4.3.2. Het gebruikte vervoermiddel
Het gebruikte vervoermiddel diende voor te komen in het door de routeplanner gekozen traject. Dit betekende met
andere woorden dat indien een respondent in zijn dagboekje vermeldde dat hij/zij zich met de tram verplaatst had, er
ook gezocht diende te worden naar een traject per tram (en niet per bus, metro etc…).
Drie belangrijke punten:
Behalve het door de respondent opgegeven vervoermiddel, mochten nog andere vervoermiddelen door
de routeplanner worden voorgesteld. Dit was vaak het geval. Meer bepaald betrof het hier meestal
korte verplaatsingen te voet van en naar de halte of het station.
Indien de routeplanner geen route vond die op het opgegeven vertrekuur gebruik zou maken van het
opgegeven vervoermiddel, dan dienden simulaties gemaakt te worden, door te proberen met
tijdstippen van maximum 10 minuten vóór en 10 minuten na het opgegeven tijdstip. Binnen dit interval
van 20 minuten werd dan gezocht naar een traject met het transportmiddel dat door de respondent
opgegeven werd. (Hierbij wordt dus verondersteld dat de respondent zich niet vergist in het opgegeven
transportmiddel maar wel in het juiste tijdstip waarop de verplaatsing plaats vond).
In uitzonderlijke gevallen, en na expliciet akkoord van de SPS die geval per geval bekeek, mocht een
route gesimuleerd worden zonder rekening te houden met het opgeven vervoermiddel. Dit werd meer
bepaald toegelaten wanneer het overduidelijk was dat het opgegeven vervoermiddel onmogelijk voor
de verplaatsing in kwestie kon gebruikt worden (bijvoorbeeld een verplaatsing met de metro in Hasselt).
2.4.3.3. Vertrek- en aankomstpunt
Vertrek- en aankomstpunt kregen hier ook bijzondere aandacht. Meer in het bijzonder werd de geocodering van vertrek
en/of aankomst voor een aantal verplaatsingen ‘opgeschoond’ en verrijkt.
De ‘opschoning’ gebeurde via een compressie nl. indien vertrek- en aankomstadres gekend waren (XY coördinaten
voorhanden) binnen een reeks van aansluitende verplaatsingen, dan werden deze tot één verplaatsing herleid indien
voor deze tussenliggende verplaatsingen de XY coördinaten ontbraken.
Wat dient verstaan te worden onder compressie, kunnen we het beste duidelijk maken aan de hand van een voorbeeld.
Veronderstel Mr. B die vertrekt van thuis naar het werk en hierbij de bus neemt. Hij volgt zeer nauwkeurig de instructies
vermeld in het dagboekje en schrijft op:
Verplaatsing 1: Van thuis te voet naar de bushalte A
Verplaatsing 2: Van bushalte A tot bushalte B
Verplaatsing 3: Van bushalte B te voet tot het werk
Bij de codering werden de XY coördinaten gevonden van Thuis en Werk maar niet van bushalte A, noch van bushalte B.
58
Theoretisch heeft dit tot gevolg dat we hier te maken hebben met drie verplaatsingen waarvoor geen traject kan
berekend worden want:
Verplaatsing 1: XY coördinaten van vertrek gekend maar niet van aankomst.
Verplaatsing 2: noch van vertrek, noch van aankomst zijn XY coördinaten gekend.
Verplaatsing 3: XY coördinaten van aankomst gekend maar niet van vertrek.
Door het gebruik van de compressie herleidt men 3 onbruikbare verplaatsingen tot één bruikbare verplaatsing. Deze
verplaatsing heeft als vervoermiddel de bus, als vertrekpunt Thuis (XY coördinaten gekend) en als aankomstpunt Werk
(XY coördinaten gekend). Deze compressie werd door de SPS handmatig uitgevoerd en leverde een honderdtal extra
bruikbare OV verplaatsingen op.
2.4.4. Output voor OV verplaatsingen
Op basis van de geleverde input, berekende de routeplanner de snelste route, hierbij gebruik makend van de
dienstregeling die in 2007 in voege is. We herhalen nog even dat rekening werd gehouden met vakantieperiodes en
week- versus weekend (in 2005-2006) en dat er voor gezorgd werd dat als voornaamste OV vervoermiddel het door de
respondent gebruikte vervoermiddel weerhouden werd.
Maar in het kader van dit onderzoek ging de inbreng van SYNTIGO nog verder, namelijk:
Eén verplaatsing wordt omgezet in meerdere (korte) verplaatsingen Indien het gebruik van het openbaar vervoer ook inhield dat een deel van het traject te voet diende te worden afgelegd,
dan werd dit expliciet door SYNTIGO aangegeven. Gevolg was dat het aantal verplaatsingen (ten gevolge van de
gehanteerde definitie van verplaatsing) hierdoor steeg.
Voorbeeld:
Veronderstel iemand die in het dagboekje inschreef dat hij/zij met de trein van het CIM, Terhulpsesteenweg 181 in 1170
Brussel naar de bioscoopzaal van het UGC ging op de Grand Place 55 in 1348 Louvain-La-Neuve. De routeplanner zal
deze ene verplaatsing omzetten in 3 verplaatsingen namelijk:
eerste verplaatsing: te voet van het CIM tot het NMBS station van Bosvoorde;
tweede verplaatsing: met de trein van het station van Bosvoorde naar het station van Louvain-La-Neuve;
derde verplaatsing: te voet van het station van Louvain-La-Neuve naar de Grand Place.
De wachttijden bij de haltes worden expliciet vermeld Vooral bij het overstappen van de ene lijn naar de andere of van het ene OV vervoermiddel naar het andere, moet vaak
gewacht worden. Deze wachttijd wordt expliciet vermeld want dit is belangrijk bij het berekenen van de prestaties van
publiciteit aan de buitenzijde van trams en bussen. Iemand die bij een halte wacht ziet tijdens dit wachten immers vaak
andere bussen en/of trams passeren.
59
Opmerking: Soms leverde de routeplanner zeer lange wachttijden. Dit was vooral het geval voor verplaatsingen rond
middernacht (waarbij tot de ochtend diende gewacht te worden op aansluiting). Heel soms was de oorzaak te zoeken
in het feit dat de uurregeling van 2007 toegepast werd op verplaatsingen gemaakt in 2005 en 2006. Teneinde zoveel
mogelijk bij de realiteit aan te sluiten, werd beslist (bij de berekening van prestaties voor reclame-uitingen aan de
buitenzijde van trams en bussen) rekening te houden met wachttijden van maximum 30 minuten.
Niet alleen begin en eindpunt van de OV verplaatsing werden opgegeven maar ook alle tussenliggende haltes. Dit betekent met andere woorden dat SYNTIGO naast de naam van vertrek- en aankomsthalte, en bijhorende XY
coördinaten ook alle tussenliggende haltes opgaf (met naam en overeenstemmende XY coördinaten) die tijdens de rit
gepasseerd werden. Deze input was nodig, omdat aldus in de Tom-Tom kaart de opeenvolgende haltes konden
ingeplant worden, die vervolgens konden omgezet worden tot een door het openbaar vervoer gevolgde route.
Van vertrek- tot aankomstpunt wordt voor elke halte aangegeven op welk tijdstip men er toekomt. Dit tijdstip waarop men bij de diverse haltes toekomt, wordt opgegeven in seconden. Het vertrekpunt (V) staat steeds
gelijk aan nul. Vervolgens wordt vermeld hoeveel seconden later dan het vertrek men aankomt bij de tussenhalte V+1,
bij tussenhalte V+2, enz…
Naast het door de respondent vermelde vervoermiddel, werden door de routeplanner soms nog andere OV vervoermiddelen ingezet. Dit wordt verklaard door het feit dat de routeplanner steeds naar de snelste oplossing op zoek gaat. Als volgens de
routeplanner het gebruik van het openbaar vervoer sneller gaat dan te voet, dan zal hij dit eerste ook voorstellen.
We geven hier opnieuw een concreet voorbeeld.
Veronderstel Mr. B die in zijn dagboekje neerschreef dat hij per trein van het NMBS station van Brussel Centraal naar
het Justitiepaleis in Antwerpen ging. De routeplanner van SYNTIGO zal deze ene verplaatsing omzetten in 2 OV
verplaatsingen (plus enkele korte afstanden te voet).
Namelijk:
eerste OV verplaatsing: met de trein van Brussel Centraal naar Antwerpen Centraal
tweede OV verplaatsing: met de tram van Antwerpen Centraal naar het Justitiepaleis
Hier volgt een gedetailleerd voorbeeld van de door SYNTIGO geleverde output:
Mijnheer B heeft in zijn dagboekje vermeld dat hij op 31 mei 2006, na een rit tot het metrostation Montgomery in Sint-
Pieters-Woluwe, om 8u50 de tram genomen heeft naar Square Vergote in Schaarbeek.
60
Volgende elementen werden geleverd door het CIM:
De output ziet er als volgt uit:
De routeplanner heeft deze verplaatsing omgezet in volgende gegevens:
gedurende 2 minuten te voet van metro Montgomery naar tramhalte Montgomery ;
1 minuut met tram van halte Montgomery naar halte Georges Henri;
1 minuut met tram van halte Georges Henri naar halte Diamant ;
1 minuut te voet van tramhalte Diamant naar bushalte Diamant ;
8 minuten wachten bij bushalte Diamant ;
1 minuut met bus van halte Diamant naar halte Vergote ;
2 minuten te voet van halte Vergote tot eindbestemming op hetzelfde plein.
61
De output omvat samenvattend volgende elementen:
nummer van vragenlijst, nummer van verplaatsing, datum en gebruikt vervoermiddel, tijdstip van
verplaatsing…dit alles geleverd door CIM ;
identificatie van vertrek en aankomstpunt via benaming van halte en overeenstemmende gemeente
plus overeenstemmende XY coördinaten ;
de gedetailleerde weergave van alle stappen in de verplaatsing met inbegrip van de verplaatsingen te
voet (om tot bij de halte te geraken of om over te stappen) en van de wachttijden bij de haltes. Maar
ook een volledige opsomming van alle tussenhaltes die tijdens het traject worden aangedaan (met naam
en overeenstemmende XY coördinaten) en de overeenstemmende tijd.
2.4.5. Resultaat voor OV verplaatsingen
SYNTIGO is er in geslaagd voor 40.285 van de 41.413 OV verplaatsingen een route met het openbaar vervoer te vinden.
Dit stemt overeen met een slaagpercentage van 97%.
Deze route bestaat uit haltes die gepasseerd worden tussen een vertrek- en aankomstpunt.
Gezien per halte de overeenstemmende XY coördinaten geleverd worden, kan dit gemakkelijk in de TOM-TOM kaart
worden overgebracht. Maar er is niet altijd een halte in elk weggedeelte waar trams of bussen doorrijden.
Er dient dus nog een bijkomende stap te gebeuren. De weg tussen 2 haltes moet ingevuld worden en in de TOM-TOM
kaart ingetekend worden. Deze opdracht werd aan POINTLOGIC toevertrouwd. Zij ging hierbij op zoek naar de snelste
route tussen 2 haltes. Onderstaande grafiek toont hoe de bekomen routes in de TOM-TOM kaart werden ingetekend.
De zwarte verticale streepjes tonen de haltes. De groene lijn duidt de snelste weg tussen deze haltes.
62
2.4.6. Validatie
De validatie is door de Permanente structuur gebeurd door enerzijds de door Syntigo geleverde route te vergelijken met
wat de routeplanner van respectievelijk DE LIJN, MIVB, TEC en NMBS terzake voorstellen, hierbij rekening houdend met
dag (van de week) en uur van vertrek dat in het dagboekje aangeduid stond.
Anderzijds werden een aantal afgelegde trajecten ook vergeleken met eigen (in vele gevallen bijna dagelijkse)
ervaringen. Dit laatste was vooral nuttig omdat het de geloofwaardigheid van alle tussenliggende stations die tijdens
een traject aangedaan worden (en die door Syntigo geleverd werden), mogelijk maakte.
63
64
Bijlage: Definitie geografische variabelen
65
Nielsen Zones
Nielsen I: provincies Oost- en West-Vlaanderen
Nielsen II: provincies Antwerpen, Limburg en Vlaams Brabant
Nielsen III : Brussel 19 gemeenten + 11 randgemeenten (Drogenbos, Grimbergen, Kraainem, Linkebeek,
Machelen, St.-Genesius-Rode, Tervuren, Vilvoorde, Wemmel, Wezembeek-Oppem, Zaventem
Nielsen IV : provincies Henegouwen en Waals Brabant
Nielsen V : provincies Namen, Luik en Luxemburg
Lijst van de 43 arrondissementen
het arrondissement Antwerpen
het arrondissement Mechelen
het arrondissement Turnhout
het arrondissement Brugge
het arrondissement Diksmuide
het arrondissement Ieper
het arrondissement Kortrijk
het arrondissement Oostende
het arrondissement Roeselare
het arrondissement Tielt
het arrondissement Veurne
het arrondissement Aalst
het arrondissement Dendermonde
het arrondissement Eeklo
het arrondissement Gent
het arrondissement Oudenaarde
het arrondissement Sint-Niklaas
het arrondissement Ath
het arrondissement Charleroi
het arrondissement Mons
het arrondissement Mouscron
het arrondissement Soignies
het arrondissement Thuin
het arrondissement Tournai
het arrondissement Huy
het arrondissement Liège
het arrondissement Verviers
66
het arrondissement Waremme
het arrondissement Hasselt
het arrondissement Maaseik
het arrondissement Tongeren
het arrondissement Arlon
het arrondissement Bastogne
het arrondissement Marche-en-Famenne
het arrondissement Neufchâteau
het arrondissement Virton
het arrondissement Dinant
het arrondissement Namur
het arrondissement Philippeville
het arrondissement Halle-Vilvoorde min de gemeenten Beersel, Dilbeek, Drogenbos, Grimbergen, Kraainem,
Linkebeek, Machelen, Sint-Genesius-Rode, Sint-Pieters-Leeuw, Vilvoorde, Wemmel, Wezembeek-Oppem en
Zaventem die behoren tot Brussel CIM
het arrondissement Leuven min de gemeente Tervuren die behoort tot Brussel CIM
het arrondissement Nivelles min de gemeenten Braine-l’Alleud en Waterloo die behoren tot Brussel CIM
Brussel CIM bestaat uit het arrondissement Brussel Hoofdstad en de gemeenten Beersel, Dilbeek, Drogenbos,
Grimbergen, Kraainem, Linkebeek, Machelen, Sint-Genesius-Rode, Sint -Pieters-Leeuw, Vilvoorde, Wemmel,
Wezembeek-Oppem, Zaventem, Tervuren, Braine-l’Alleud en Waterloo
New Habitat CIM: lijst van de gemeenten
New ANTWERPEN CIM
ANTWERPEN
AARTSELAAR
BOECHOUT
BORSBEEK
BRASSCHAAT
EDEGEM
HEMIKSEM
HOVE
KAPELLEN
MORTSEL
SCHELLE
SCHOTEN
WOMMELGEM
67
New BRUSSEL CIM
BRUSSEL
ANDERLECHT
AUDERGHEM
BEERSEL
BERCHEM-SAINTE-AGATHE
BRAINE-L’ALLEUD
DILBEEK
DROGENBOS
ETTERBEEK
EVERE
FOREST
GANSHOREN
GRIMBERGEN
IXELLES
JETTE
KOEKELBERG
KRAAINEM
LINKEBEEK
MACHELEN
MOLENBEEK-SAINT-JEAN
RHODE-SAINT-GENESE
SAINT-GILLES
SAINT-JOSSE-TEN-NOODE
SCHAERBEEK
SINT-PIETERS-LEEUW
TERVUREN
UCCLE
VILVOORDE
WATERLOO
WATERMAEL-BOITSFORT
WEMMEL
WEZEMBEEK-OPPEM
WOLUWE-SAINT-LAMBERT
WOLUWE-SAINT-PIERRE
ZAVENTEM
New GENT CIM
GENT MERELBEKE SINT-MARTENS-LATEM
New LUIK CIM
LIEGE
ANS
BEYNE-HEUSAY
CHAUDFONTAINE
FLEMALLE
FLERON
GRACE-HOLLOGNE
HERSTAL
OUPEYE
SAINT-NICOLAS
SERAING
New CHARLEROI CIM
CHARLEROI
CHATELET
COURCELLES
FARCIENNES
MONTIGNY-LE-TILLEUL
New CIM STEDEN VLAANDEREN (N = 30)
AALST
AARSCHOT
BRUGGE
DEINZE
DENDERMONDE
DIEST
EEKLO
GEEL
HALLE
HASSELT- GENK
HERENTALS
IEPER
KNOKKE-HEIST
KORTRIJK - KUURNE - HARELBEKE
LEUVEN
LIER
LOKEREN
MECHELEN - BONHEIDEN
MOL
OOSTENDE - BREDENE
OUDENAARDE
ROESELARE
RONSE
SINT-NIKLAAS
SINT-TRUIDEN
TIELT
TIENEN
TONGEREN
TURNHOUT
WAREGEM
68
New CIM STEDEN WALLONIE (N = 13)
ARLON
ATH
EUPEN
HUY
LA LOUVIERE - MORLANWELZ - CHAPELLE-LEZ-
HERLAIMONT - MANAGE
MARCHE-EN-FAMENNE
MONS - FRAMERIES - BOUSSU - COLFONTAINE -
DOUR -QUAREGNON
MOUSCRON
NAMUR
NIVELLES
TOURNAI
VERVIERS - DISON - PEPINSTER
WAVRE
New CIM KLEINE LOKALITEITEN VLAANDEREN
AALTER
ARENDONK
ASSE
AVELGEM
BERINGEN
BEVEREN
BILZEN
BLANKENBERGE
BOOM
BORNEM
BRAKEL
BRECHT
BREE
DE HAAN
DE PANNE
DENDERLEEUW
DIEPENBEEK
DIKSMUIDE
DILSEN-STOKKEM
DUFFEL
ESSEN
EVERGEM
GERAARDSBERGEN
HAACHT
HAMME
HEIST-OP-DEN-BERG
HERK-DE-STAD
HEUSDEN-ZOLDER
HOOGSTRATEN
HOUTHALEN-HELCHTEREN
IZEGEM
KALMTHOUT
KOKSIJDE
KONTICH
KORTENBERG
LANAKEN
LANDEN
LEDE
MAASEIK
MAASMECHELEN
MALDEGEM
MALLE
MEISE
MELLE
MENEN
MIDDELKERKE
LEOPOLDSBURG
LIEDEKERKE
LOMMEL
LONDERZEEL
LENNIK
New CIM KLEINE LOKALITEITEN WALLONIE
AMAY
ANDENNE
AUBANGE
AYWAILLE
BASTOGNE
BEAURAING
BELOEIL
BERTRIX
BINCHE
BOUILLON
BRAINE-LE-COMTE
CHIMAY
CINEY
COMINES-WARNETON
COUVIN
DINANT
ESNEUX
FLEURUS
FLORENNES
FLORENVILLE
FONTAINE-L’EVEQUE
GEMBLOUX
HANNUT
HERVE
HOUFFALIZE
JODOIGNE
KELMIS
LESSINES
LEUZE-EN-HAINAUT
LIBRAMONT-CHEVIGNY
MALMEDY
MESSANCY
PHILIPPEVILLE
RIXENSART
ROCHEFORT
SAINT-GHISLAIN
SAINT-HUBERT
SAMBREVILLE
SANKT VITH
SOIGNIES
SPA
STAVELOT
THUIN
TUBIZE
VIELSALM
VIRTON
VISE
WALCOURT
69
DURBUY
ENGHIEN
ERQUELINNES
NEUFCHATEAU
OTTIGNIES-LOUVAIN-LA-NEUVE
PERUWELZ
WAREMME
WELKENRAEDT
New CIM LANDELIJKE GEMEENTEN VLAANDEREN
AFFLIGEM
ALKEN
ALVERINGEM
ANZEGEM
ARDOOIE
AS
ASSENEDE
BAARLE-HERTOG
BALEN
BEERNEM
BEERSE
BEGIJNENDIJK
BEKKEVOORT
BERLAAR
BERLARE
BERTEM
BEVER
BIERBEEK
BOCHOLT
BOORTMEERBEEK
BORGLOON
BOUTERSEM
BUGGENHOUT
DAMME
DE PINTE
DEERLIJK
DENTERGEM
DESSEL
DESTELBERGEN
ERPE-MERE
GALMAARDEN
GAVERE
GEETBETS
GINGELOM
GISTEL
GLABBEEK
GOOIK
GROBBENDONK
HAALTERT
HALEN
HAM
HERNE
HERSELT
HERSTAPPE
HOEGAARDEN
HAMONT-ACHEL
HECHTEL-EKSEL
HEERS
HERENT
HERENTHOUT
HERZELE
HEUVELLAND
HOEILAART
HOESELT
HOLSBEEK
HOOGLEDE
HOREBEKE
HOUTHULST
HULDENBERG
HULSHOUT
ICHTEGEM
INGELMUNSTER
JABBEKE
KAMPENHOUT
KAPELLE-OP-DEN-BOS
KAPRIJKE
KASTERLEE
KEERBERGEN
KINROOI
KLUISBERGEN
KNESSELARE
KOEKELARE
KORTEMARK
KORTENAKEN
KORTESSEM
KRUIBEKE
KRUISHOUTEM
LAAKDAL
LAARNE
LANGEMARK-POELKAPELLE
LEBBEKE
LEDEGEM
LENDELEDE
NIEL
NIEUWERKERKEN
OLEN
LICHTERVELDE
MOERBEKE
MOORSLEDE
NAZARETH
NEVELE
LIERDE
LILLE
LINT
LINTER
LOCHRISTI
LO-RENINGE
LOVENDEGEM
LUBBEEK
LUMMEN
MAARKEDAL
MEERHOUT
MEEUWEN-GRUITRODE
MERCHTEM
MERKSPLAS
MESEN
MEULEBEKE
OOSTERZELE
OOSTKAMP
OOSTROZEBEKE
OPGLABBEEK
OPWIJK
OUDENBURG
OUD-HEVERLEE
OUD-TURNHOUT
PEPINGEN
PITTEM
PUTTE
RANST
RAVELS
RETIE
RIEMST
RIJKEVORSEL
ROOSDAAL
ROTSELAAR
RUISELEDE
RUMST
SINT-AMANDS
ZOMERGEM
ZONNEBEKE
ZOUTLEEUW
ZUIENKERKE
ZULTE
ZUTENDAAL
ZWALM
SINT-LAUREINS
SINT-LIEVENS-HOUTEM
SPIERE-HELKIJN
STABROEK
STADEN
STEENOKKERZEEL
STEKENE
TIELT-WINGE
TREMELO
VLETEREN
VOEREN
VORSELAAR
VOSSELAAR
WAARSCHOOT
WAASMUNSTER
WACHTEBEKE
WELLEN
WICHELEN
WIELSBEKE
WINGENE
WORTEGEM-PETEGEM
ZANDHOVEN
ZEDELGEM
ZEMST
ZINGEM
ZOERSEL
70
New CIM LANDELIJKE GEMEENTEN WALLONIE
AISEAU-PRESLES
AMEL
ANDERLUES
ANHEE
ANTHISNES
ANTOING
ASSESSE
ATTERT
AUBEL
AWANS
BAELEN
BASSENGE
BEAUMONT
BEAUVECHAIN
BERLOZ
BERNISSART
BERTOGNE
BIEVRE
BLEGNY
BRAINE-LE-CHATEAU
BRAIVES
BRUGELETTE
BRUNEHAUT
BUELLINGEN
BUETGENBACH
BURDINNE
BURG-REULAND
CELLES
CERFONTAINE
CHASTRE
CHAUMONT-GISTOUX
CHIEVRES
CHINY
CLAVIER
COMBLAIN-AU-PONT
COURT-SAINT-ETIENNE
CRISNEE
DALHEM
DAVERDISSE
DOISCHE
DONCEEL
ECAUSSINNES
EGHEZEE
ELLEZELLES
ENGIS
EREZEE
ESTAIMPUIS
ESTINNES
ETALLE
FAIMES
FAUVILLERS
FERNELMONT
FERRIERES
FEXHE-LE-HAUT-CLOCHER
FLOBECQ
FLOREFFE
FOSSES-LA-VILLE
FRASNES-LEZ-ANVAING
FROIDCHAPELLE
GEDINNE
GEER
GENAPPE
GERPINNES
GESVES
GOUVY
GREZ-DOICEAU
HABAY
HAMOIR
HAMOIS
HAM-SUR-HEURE-NALINNES
HASTIERE
HAVELANGE
HELECINE
HENSIES
HERBEUMONT
HERON
HONNELLES
HOTTON
HOUYET
INCOURT
ITTRE
JALHAY
JEMEPPE-SUR-SAMBRE
JUPRELLE
JURBISE
LA BRUYERE
LA HULPE
LA ROCHE-EN-ARDENNE
LASNE
LE ROEULX
LEGLISE
LENS
LES BONS VILLERS
LIBIN
LIERNEUX
LIMBOURG
LINCENT
LOBBES
LONTZEN
MANHAY
MARCHIN
MARTELANGE
MEIX-DEVANT-VIRTON
MERBES-LE-CHATEAU
METTET
MODAVE
MOMIGNIES
MONT-DE-L’ENCLUS
MONT-SAINT-GUIBERT
MUSSON
NANDRIN
NASSOGNE
NEUPRE
OHEY
OLNE
ONHAYE
OREYE
ORP-JAUCHE
OUFFET
PALISEUL
PECQ
PERWEZ
PLOMBIERES
PONT-A-CELLES
RAMILLIES
PROFONDEVILLE
QUEVY
QUIEVRAIN
RAEREN
REBECQ
REMICOURT
RENDEUX
ROUVROY
RUMES
SAINTE-ODE
SAINT-GEORGES-SUR-MEUSE
SAINT-LEGER
SENEFFE
SILLY
SIVRY-RANCE
SOMBREFFE
SOMME-LEUZE
SOUMAGNE
SPRIMONT
STOUMONT
TELLIN
TENNEVILLE
THEUX
THIMISTER-CLERMONT
TINLOT
TINTIGNY
TROIS-PONTS
TROOZ
VAUX-SUR-SURE
VERLAINE
VILLERS-LA-VILLE
VILLERS-LE-BOUILLET
VIROINVAL
VRESSE-SUR-SEMOIS
WAIMES
WALHAIN
WANZE
WASSEIGES
WELLIN
YVOIR
71
New CIM Inwoner: lijst van de gemeenten behorende tot de stedelijke leefcomplexen
Stedelijke leefcomplex ANTWERPEN
New CIM Kernstad
ANTWERPEN
New CIM Randstad
AARTSELAAR
BOECHOUT
BORSBEEK
BRASSCHAAT
EDEGEM
HEMIKSEM
HOVE
KAPELLEN
MORTSEL
SCHELLE
SCHOTEN
WOMMELGEM
New CIM Buitenwijk
BRECHT
ESSEN
KALMTHOUT
KONTICH
LINT
NIEL
RANST
RUMST
SCHILDE
STABROEK
WIJNEGEM
WUUSTWEZEL
ZANDHOVEN
ZOERSEL
ZWIJNDRECHT
New CIM Slaapstad
BERLAAR
BEVEREN
BOOM
BORNEM
DUFFEL
GROBBENDONK
HERENTHOUT
KRUIBEKE
LIER
MALLE
NIJLEN
TEMSE
VORSELAAR
WILLEBROEK
Stedelijke leefcomplex BRUGGE
New CIM Kernstad
BRUGGE
New CIM Buitenwijk
DAMME
JABBEKE
OOSTKAMP
ZUIENKERKE
New CIM Slaapstad
BEERNEM
BLANKENBERGE
KNOKKE-HEIST
ZEDELGEM
72
Stedelijke leefcomplex BRUSSEL
New CIM Kernstad
BRUSSEL
New CIM Randstad
ANDERLECHT
AUDERGHEM
BEERSEL
BERCHEM-SAINTE-AGATHE
BRAINE-L’ALLEUD
DILBEEK
DROGENBOS
ETTERBEEK
EVERE
FOREST
GANSHOREN
GRIMBERGEN
HAL
IXELLES
JETTE
KOEKELBERG
KRAAINEM
LINKEBEEK
MACHELEN
MOLENBEEK-SAINT-JEAN
RHODE-SAINT-GENESE
SAINT-GILLES
SAINT-JOSSE-TEN-NOODE
SCHAERBEEK
SINT-PIETERS-LEEUW
TERVUREN
UCCLE
VILVORDE
WATERLOO
WATERMAEL-BOITSFORT
WEMMEL
WEZEMBEEK-OPPEM
WOLUWE-SAINT-LAMBERT
WOLUWE-SAINT-PIERRE
ZAVENTEM
New CIM Buitenwijk
ASSE
BEAUVECHAIN
BERTEM
BRAINE-LE-CHATEAU
CHAUMONT-GISTOUX
ENGHIEN
GOOIK
GREZ-DOICEAU
HOEILAART
HULDENBERG
ITTRE
KAMPENHOUT
KORTENBERG
LA HULPE
LASNE
LENNIK
MEISE
NIVELLES
OTTIGNIES-LOUVAIN-LA-NEUVE
OVERIJSE
PEPINGEN
RIXENSART
SILLY
STEENOKKERZEEL
TERNAT
TUBIZE
WAVRE
ZEMST
New CIM Slaapstad
AALST
AARSCHOT
AFFLIGEM
ATH
BEVER
BOORTMEERBEEK
BOUTERSEM
BRAINE-LE-COMTE
BRAKEL
BRUGELETTE
BUGGENHOUT
CHASTRE
CHIEVRES
GENAPPE
GERAARDSBERGEN
GINGELOM
GLABBEEK
HAACHT
HAALTERT
HANNUT
HELECINE
HERNE
HERZELE
HOEGAARDEN
INCOURT
JODOIGNE
LINTER
LONDERZEEL
MERCHTEM
MONT-SAINT-GUIBERT
NINOVE
OPWIJK
ORP-JAUCHE
PERWEZ
RAMILLIES
REBECQ
ROOSDAAL
SCHERPENHEUVEL-ZICHEM
SENEFFE
SINT-LIEVENS-HOUTEM
73
COURT-SAINT-ETIENNE
DENDERLEEUW
DENDERMONDE
ECAUSSINNES
ELLEZELLES
ERPE-MERE
FLOBECQ
GALMAARDEN
GEMBLOUX
KAPELLE-OP-DEN-BOS
KEERBERGEN
LANDEN
LEBBEKE
LEDE
LESSINES
LIEDEKERKE
LIERDE
LINCENT
TIENEN
TREMELO
VILLERS-LA-VILLE
WALHAIN
WASSEIGES
WICHELEN
ZOTTEGEM
ZWALM
Stedelijke leefcomplex GENT
New CIM Kernstad GENT
New CIM Randstad
MERELBEKE SINT-MARTENS-LATEM
New CIM Buitenwijk
DE PINTE
DESTELBERGEN
EVERGEM
GAVERE
LOCHRISTI
LOVENDEGEM
MELLE
NAZARETH
WACHTEBEKE
ZELZATE
New CIM Slaapstad
AALTER
ASSENEDE
DEINZE
EEKLO
KAPRIJKE
LAARNE
MOERBEKE
NEVELE
OOSTERZELE
WAARSCHOOT
WETTEREN
ZINGEM
ZOMERGEM
Stedelijke leefcomplex HASSELT-GENK
New CIM Kernstad
HASSELT GENK
New CIM Buitenwijk
ALKEN
AS
DIEPENBEEK
HOUTHALEN-HELCHTEREN
KORTESSEM
OPGLABBEEK
ZONHOVEN
ZUTENDAAL
New CIM Splaapstad
BILZEN
BORGLOON
HERK-DE-STAD
HOESELT
LUMMEN
MAASMECHELEN
NIEUWERKERKEN
WELLEN
74
HEUSDEN-ZOLDER MEEUWEN-GRUITRODE
Stedelijke leefcomplex KORTRIJK
New CIM Kernstad KORTRIJK
New CIM Randstad
HARELBEKE KUURNE
New CIM Buitenwijk WEVELGEM
New CIM Slaapstad
DEERLIJK
LENDELEDE
MENEN
SPIERE-HELKIJN
ZWEVEGEM
Stedelijke leefcomplex LEUVEN
New CIM Kernstad LEUVEN
New CIM Randstad
BIERBEEK
HERENT
HOLSBEEK
LUBBEEK
OUD-HEVERLEE
ROTSELAAR
TIELT-WINGE
New CIM Slaapstad BEKKEVOORT
Stedelijke leefcomplex MECHELEN
New CIM Kernstad MECHELEN
New CIM Randstad BONHEIDEN
New CIM Buitenwijk SINT-KATELIJNE-WAVER
75
New CIM Slaapstad PUTTE
Stedelijke leefcomplex OOSTENDE
New CIM Kernstad OOSTENDE
New CIM Randstad BREDENE
New CIM Buitenwijk OUDENBURG
New CIM Slaapstad
DE HAAN GISTEL MIDDELKERKE
Stedelijke leefcomplex SINT-NIKLAAS
New CIM Kernstad SINT-NIKLAAS
New CIM Buitenwijk STEKENE
New CIM Slaapstad
SINT-GILLIS-WAAS WAASMUNSTER
Stedelijke leefcomplex CHARLEROI
New CIM Kernstad CHARLEROI
New CIM Randstad
CHATELET
COURCELLES
FARCIENNES
MONTIGNY-LE-TILLEUL
New CIM Buitenwijk
AISEAU-PRESLES
FLEURUS
GERPINNES
HAM-SUR-HEURE-NALINNES
LES BONS VILLERS
THUIN
WALCOURT
New CIM Slaapstad
76
ANDERLUES
BEAUMONT
CERFONTAINE
FLORENNES
FONTAINE-L’EVEQUE
FOSSES-LA-VILLE
LOBBES
MERBES-LE-CHATEAU
METTET
PONT-A-CELLES
Stedelijke leefcomplex LA LOUVIERE
New CIM Kernstad LA LOUVIERE
New CIM Randstad
CHAPELLE-LEZ-HERLAIMONT MANAGE MORLANWELZ
New CIM Slaapstad
BINCHE LE ROEULX
Stedelijke leefcomplex LUIK
New CIM Kernstad LUIK
New CIM Randstad
ANS
BEYNE-HEUSAY
CHAUDFONTAINE
ENGIS
FLEMALLE
FLERON
GRACE-HOLLOGNE
HERSTAL
OUPEYE
SAINT-NICOLAS
SERAING
SOUMAGNE
New CIM Buitenwijk
ANTHISNES
AWANS
AYWAILLE
BASSENGE
BLEGNY
CRISNEE
DALHEM
DONCEEL
ESNEUX
FEXHE-LE-HAUT-CLOCHER
JUPRELLE
NANDRIN
NEUPRE
OLNE
REMICOURT
SAINT-GEORGES-SUR-MEUSE
SPRIMONT
TINLOT
TROOZ
VERLAINE
VISE
New CIM Slaapstad
AMAY
BERLOZ
CLAVIER
COMBLAIN-AU-PONT
FAIMES
FERRIERES
GEER
HAMOIR
HERSTAPPE
HERVE
MODAVE
OREYE
OUFFET
STOUMONT
VILLERS-LE-BOUILLET
VOEREN
WANZE
WAREMME
Stedelijke leefcomplex MONS
77
New CIM Kernstad MONS
New CIM Randstad
BOUSSU
COLFONTAINE
DOUR
FRAMERIES
QUAREGNON
New CIM Buitenwijk
JURBISE QUEVY SAINT-GHISLAIN
New CIM Slaapstad
HENSIES
HONNELLES
LENS
QUIEVRAIN
Stedelijke leefcomplex NAMEN
New CIM Kernstad NAMEN
New CIM Buitenwijk
ASSESSE
FLOREFFE
LA BRUYERE
PROFONDEVILLE
New CIM Slaapstad
ANDENNE
ANHEE
EGHEZEE
FERNELMONT
GESVES
Stedelijke leefcomplex TOURNAI
New CIM Kernstad TOURNAI
New CIM Buitenwijk
ANTOING BRUNEHAUT RUMES
New CIM Slaapstad
CELLES PECQ
78
Stedelijke leefcomplex VERVIERS
New CIM Kernstad VERVIERS
New CIM Randstad
DISON PEPINSTER
New CIM Buitenwijk
JALHAY THEUX
New CIM Slaapstad
LIMBOURG THIMISTER-CLERMONT
Lijst van de andere CIM gemeenten niet behorende tot het stedelijk leefcomplex (alfabetische volgorde)
ALVERINGEM
AMEL
ANZEGEM
ARDOOIE
ARENDONK
ARLON
ATTERT
AUBANGE
AUBEL
AVELGEM
BAARLE-HERTOG
BAELEN
BALEN
BASTOGNE
BEAURAING
BEERSE
BEGIJNENDIJK
BELOEIL
BERINGEN
BERLARE
BERNISSART
BERTOGNE
BERTRIX
BIEVRE
BOCHOLT
BOUILLON
BRAIVES
BREE
BUELLINGEN
BUETGENBACH
BURDINNE
BURG-REULAND
FRASNES-LEZ-ANVAING
FROIDCHAPELLE
GEDINNE
GEEL
GEETBETS
GOUVY
HABAY
HALEN
HAM
HAMME
HAMOIS
HAMONT-ACHEL
HASTIERE
HAVELANGE
HECHTEL-EKSEL
HEERS
HEIST-OP-DEN-BERG
HERBEUMONT
HERENTALS
HERON
HERSELT
HEUVELLAND
HOOGLEDE
HOOGSTRATEN
HOREBEKE
HOTTON
HOUFFALIZE
HOUTHULST
HOUYET
HULSHOUT
HUY
ICHTEGEM
LIBIN
LIBRAMONT-CHEVIGNY
LICHTERVELDE
LIERNEUX
LILLE
LOKEREN
LOMMEL
LONTZEN
LO-RENINGE
MAARKEDAL
MAASEIK
MALDEGEM
MALMEDY
MANHAY
MARCHE-EN-FAMENNE
MARCHIN
MARTELANGE
MEERHOUT
MEIX-DEVANT-VIRTON
MERKSPLAS
MESEN
MESSANCY
MEULEBEKE
MOL
MOMIGNIES
MONT-DE-L’ENCLUS
MOORSLEDE
MOUSCRON
MUSSON
NASSOGNE
NEERPELT
NEUFCHATEAU
ROCHEFORT
ROESELARE
RONSE
ROUVROY
RUISELEDE
SAINTE-ODE
SAINT-HUBERT
SAINT-LEGER
SAMBREVILLE
SANKT VITH
SINT-AMANDS
SINT-LAUREINS
SINT-TRUIDEN
SIVRY-RANCE
SOIGNIES
SOMBREFFE
SOMME-LEUZE
SPA
STADEN
STAVELOT
TELLIN
TENNEVILLE
TESSENDERLO
TIELT
TINTIGNY
TONGEREN
TORHOUT
TROIS-PONTS
TURNHOUT
VAUX-SUR-SURE
VEURNE
VIELSALM
79
CHIMAY
CHINY
CINEY
COMINES-WARNETON
COUVIN
DAVERDISSE
DE PANNE
DENTERGEM
DESSEL
DIEST
DIKSMUIDE
DILSEN-STOKKEM
DINANT
DOISCHE
DURBUY
EREZEE
ERQUELINNES
ESTAIMPUIS
ESTINNES
ETALLE
EUPEN
FAUVILLERS
FLORENVILLE
IEPER
INGELMUNSTER
IZEGEM
JEMEPPE-SUR-SAMBRE
KASTERLEE
KELMIS
KINROOI
KLUISBERGEN
KNESSELARE
KOEKELARE
KOKSIJDE
KORTEMARK
KORTENAKEN
KRUISHOUTEM
LA ROCHE-EN-ARDENNE
LAAKDAL
LANAKEN
LANGEMARK-POELKAPELLE
LEDEGEM
LEGLISE
LEOPOLDSBURG
LEUZE-EN-HAINAUT
NIEUWPOORT
OHEY
OLEN
ONHAYE
OOSTROZEBEKE
OUDENAARDE
OUD-TURNHOUT
OVERPELT
PALISEUL
PEER
PERUWELZ
PHILIPPEVILLE
PITTEM
PLOMBIERES
POPERINGE
PUURS
RAEREN
RAVELS
RENDEUX
RETIE
RIEMST
RIJKEVORSEL
VIROINVAL
VIRTON
VLETEREN
VOSSELAAR
VRESSE-SUR-SEMOIS
WAIMES
WAREGEM
WELKENRAEDT
WELLIN
WERVIK
WESTERLO
WIELSBEKE
WINGENE
WORTEGEM-PETEGEM
YVOIR
ZELE
ZONNEBEKE
ZOUTLEEUW
ZULTE
80
CIM - Centrum voor Informatie over de Media
Herrmann-Debrouxlaan 46 - 1160 Brussel
Tel. : 32 2 661 31 50 - fax: 32 2 661 31 69
www.cim.be