OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek:...

48
OOCUMENTA POUTI P.A.RTIJliiN

Transcript of OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek:...

Page 1: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTI

P.A.RTIJliiN

Page 2: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

COLOFON

4-'14 Asiel en miaratie Asielbeleid gaat over gastvrijheid. In deze Helling doen

we een speurtocht naar de grenzen van die

gastvrijheid. Achtereenvolgens: een gesprek tussen de

dichter en de politicus; een angstige reiziger op de

Balkan; de noodzaak van politieke ondeugd;

smokkelaars zonder grenzen; en het mileve idealisme

van de EU.

J6 Het kwaad Links is een illusie armer: de mens is

tot slechtheid geneigd. Hoogste tijd

voor een pragmatisch moralisme,

schrijft Hans Boutellier.

J9 De mythe van de wijk Bij beleidsmakers is de wijkaanpak ongekend

populair. Jan Willem Duyvendak tempert de te

hooggespannen verwachtingen

De Helling, tijdschrift voor linkse politiek, is een onafhankelijk politiek magazine met belangstelling voor ontwikkelingen op het sociale en culturele vlak.

De Helling verschijnt viermaal per jaar. Losse nummers: f 13,-, jaarabonnement: f 49,-, gironummer: 2737994, Stichting Wetenschappelijk Bureau Groenlinks (o.v.v. DE HELLING).

Uitgever; Stichting Wetenschappelijk Bureau Groenlinks. Hoofdredacteur; Jelle van der Meer. Redactie: Klazien Brummel, Ivo Hartman, Menno Huren kamp, Monique Kremer, Tom'"'

der Lee, Annet Lekkerkerker, Harre Maas, Maarten van Poelgeest, Fransien van der Putt, Evelien Tonkens, ldo Verhagen. Vormgeving & zetwerk: Slothouwer Produkties, Amsterdam.

Druk: Drukkerij Raddraaier. Abonnement: De abonnee verplicht zich het abonnementsgeld over te maken voor het begin van het nieuwe kalenderjaar.

Niet voor I januari opgezegde abonnementen worden automatisch voor één jaar verlengd. Redactiesecretariaat, administratie & correspondentie: DE HELLING,

Postbus 8008, 3503 RA Utrecht 030 239 99 00. Omslagfoto; Lu uk van der Lee I HH.

ISSN 0922-0 I 19

Page 3: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

26 Reaeren1 Paars 11 viel, en even kwam die

mogelijkheid ter sprake: een kabinet

met Groenlinks. Hoe reëel is die

optie? Wat valt er te winnen voor

Groenlinks en wat te verliezen?

Een analyse en drie interviews.

Plus: Waar staat het CDA?

tJ Samen Tien jaar geleden gingen CPN, PPR en PSP voor het eerst samen de

landelijke verkiezingen in. Maar pas

na wilde onderhandelingen.

Bram van Ojik blikt terug, in

verbazing.

S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema

Jelle van der Meer

ANGST Een reiziger op de Balkan

Chris Keulemans

I 3 VUILE HANDEN Asielbeleid vraagt om Machiavellisme

Herman van Gunsteren

17 MENSENSMOKKEL Reisbureau naar veiligheid

David Jan Godfroid

21 IDEALISTISCH Het Europese asielbeleid

Joanne van Selm·Thorburn

26 MACHT GroenLinks gaat regeren (?)

Maarten van Poelgeest

32 WETENSCHAPPELIJK BUREAU: Berichten

3 3 DE GENEN VAN HET CDA Regeren in de oppositie

Pleter Gerrit Kroeger

3 S DUITS EN HOLLANDS DRAMA Hans Schoen

36 LINKS WORSTELT MET HET KWAAD Moraal en fatsoen

Hans Bouteliier

38 AANDOENLIJK Marja Vuijsje

39 DE MYTHE VAN DE WIJK Te hoge verwachtingen

Jan Willem Duyvendak

43 WOESTE ONDERHANDELINGEN CPN + PPR + PSP = GroenLinks

Bram van Ojik

48 SPOREN: JACOB CAT$ Ivo Kuypers

Page 4: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris
Page 5: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

foto: Angelo Goedemondt

Wat zijn de grenzen van onze gastvrijheid en wat verklaart de

angst voor de vreemdeling? Afshin Ellian en Femke Halsema:

een gesprek tussen de dichter en de politicus.

Jelle van der Meer

Hij is geboren in Teheran, zij in Enschede. En ze lijken op elkaar. Ze zijn jong, beiden 33, en gedreven. Vanuit een heel verschil­lende achtergrond houden ze zich dagelijks bezig met hetzelfde thema: het asiel- en mi­gratieprobleem. Afshin Ellian is dichter en wetenschapper, Femke Halsema is publicist en politicus. Ellian ontvluchtte op 17 jarige leeftijd het islamitische bewind van zijn land en kwam via Afghanistan en Pakistan op zijn 23ste in Nederland terecht. Inmiddels is hij afgestudeerd in drie richtingen (strafrecht, staatsrecht en filosofie), debuteerde als dichter en is nu promovendus aan de Ka­tholieke Universiteit Brabant. Halsema is criminoloog, werkte bij de Wiardi Beek­man Stichting en bij het politiek-cultureel centrum De Balie, publiceerde onder an­dere over ruimtelijke ordening en is sinds vorig jaar Tweede Kamerlid voor Groen­Links, en daar woordvoerder justitie, me­dia en cultuur. Hun ontmoeting is niet ge-

arrangeerd als een debat maar als een ge­sprek tussen de dichter en de politicus. En dat gesprek komt al heel snel terecht op de interventie van Heleen Dupuis, ethica en inmiddels WO-senator, die enige maan­den terug ervoor pleitte de toelating van asielzoekers te beperken tot vluchtelingen uit de regio. Dupuis werd bedolven onder de kritiek maar ze stelde wel die ene cru­ciale vraag: zijn er grenzen aan onze gast­vrijheid en welke zijn dat dan/ Halsema: 'Als politicus worstel ik hier enorm mee. Zo algemeen geformuleerd ga je onmiddellijk over aantallen praten. Ligt de grens bij honderdduizend asielzoekers/ Houdt het op bij een bepaalde bevolkings­dichtheid? Dat kan je niet zeggen. Want als die grens bereikt is en er breekt een oor­log uit, zoals die in Kosovo, heb je wel de­gelijk weer gastvrij te zijn. De enige nor­matieve grens van gastvrijheid ligt in het Vluchtelingenverdrag van Genève. Dat is

de Helling -jaargang I 2 - nummer 2 - zomer 1999

geen kwantitatieve grens, maar een kwali­tatieve: als mensen bepaalde dingen heb­ben meegemaakt of te vrezen hebben, mo­gen ze op onze gastvrijheid rekenen. En hier kom ik in de problemen. Gastvrijheid mogen we niet relateren aan aantallen, maar het uitvoeringsapparaat in Nederland kent wel beperkingen. Ik bedoel deINDen de opvang. Daar moet je rekening mee houden. Als er jaarlijks I 00.000 asielzoe­kers komen loopt het apparaat vast. De ca­paciteit kun je vergroten, maar dan nog is er een grens.' Ellian: 'Je moet onderscheid maken tussen de verschillende soorten immigranten. In geval van politieke vluchtelingen ligt de grens niet bij aantallen maar bij het begin­sel. Maar er komen ook mensen vanuit economische, sociale of zelfs studiemotie­ven naar Europa. Hun wensen zijn begrij­pelijk en .. .' Halsema: ' ... legitiem.'

s

Page 6: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

6

Ellian: 'Precies, ookgezien het recente ver­leden van Europa. IJkpunt in de koude 90r­log tegen de Sovjet Unie was het vrije ver­keer van personen. Als de vrijheid van rei­zen en vestiging iets is om voor te strijden, is het ook legitiem als men-sen hier willen komen wo-nen. Dat moet je in goede banen leiden, daar ben ik het · wel mee eens, anders wordt het chaos. Dat begint met het accepteren dat Europa een immigratie-continent is. Als je dat doet kun je een immigratiebeleid ontwikke­len.'

Goed, erken het bestaan van mi­gratie. Heb je dan het toela­tingsprobleem opgelost?

Halsema: 'Ik vrees van niet. Mensen die migratie ontken­nen leggen de grens op nul. Wij zeggen: het is onvermij­delijk, maar willen het regu­leren. Dan hou je een grens. Je ontkomt er niet aan. Dat vind ik ingewikkeld. Vanuit traditionele immigratieden­ken mag je geen migratie­grens opleggen, maar in de moderne wereld ontkom je daar niet aan.' Ellian: 'Van de Franse filo­soof Jacques Derrida ver­scheen onlangs een boekje over gastvrijheid. De be­tekenis van dat begrip is in de christelijke, islamitische en joodse traditie- de bron-nen van beschaving - onbe-grensd. Zelfs als je een naam vraagt, heb je al een grens getrokken. Gas­tvrijheid en gerechtigheid behoren bij el­kaar, meent Derrida. Elke keer als wij een aanslag op onze gastvrijheid plegen, moe­ten wij beseffen dat die maatregel een aan­slag is op gerechtigheid. En als je dat besef hebt, weet je dat je voorzichtig moet zijn bij elke restrictie die je oplegt.'

Wat kan de politicus hier mee? Halsema: 'In het debat over de Kosovo-cri­sis heb ik gezegd dat het complimenteren van de Albanezen vanwege hun gastvrijheid niet geloofwaardig is als wij niet ook Ko­sovaren op willen nemen. VVD-woord­voerder Henk Kamp zet daar het angst­beeld tegenover dat er dan 1,8 miljoen Ko­sovaren naar Nederland komen. En dat wij dat niet aan kunnen.' Ellian: 'Dat is de demonische kracht van ge­tallen.' Halsema: 'Maar ik ben het met Kamp eens. Ik heb hem natuurlijk bestreden, hij weet

'De aarde is van

iedereen. Als je dat

niet erkent is de oplossing makkelijk,

Afshin Eliion

ook wel dat er niet zoveel komen, we heb­ben ons deel te nemen. Wij zijn niet in staat om in een half jaar 500.000 Kosovaren op te nemen, Albanië is dat ook niet. Maar met Derrida in de hand zou je dat dus niet mogen zeggen.' Ellian: je kunt zeggen: dit is het ideaal dat we moeten nastreven. Derrida heeft zich laten inspireren door Kant. Kant schreef over de eeuwige vrede en als je dat inter­preteert gaat dat over de verhouding tus­sen het eigene en het vreemde. T weehon­derd jaar geleden, zonder de problemen van vandaag, maakte Kant een opmerking over de asielzoeker. Het recht op asiel, het recht op reizen, is een fundamenteel recht, volgens Kant, omdat de aarde aan iedereen toebehoort. Niemand kan het bezit van de aarde of een deel daarvan opeisen.'

Dat is prachtig, maar het probleem voor de po­liticus Halsema is of je aan jezelf mag denken.

de Helling -jaargang 12 - nummer 2 - zomer 1999

Hoe ga je om met eigenbelang? Ellian: 'Het is zeer menselijk dat mensen allereerst aan zich zelf denken. Geen pro­bleem. Maar dat hoeft niet meteen te lei­den tot "eigen volk eerst". Als ik aan me-

zelf denk, denk ik aan Afshin El­lian, aan een individu. Als je zegt "eigen volk" is dat een ab­stractie. Dat kan je in de poli­tiek niet gebruiken, dat werkt demonisch, dan zeg je dat de anderen vernietigd moeten worden.' Halsema: 'Als ik jou hoor vind ik dat je gelijk hebt, maar het is een academisch gelijk. Neder­land en de aarde behoren mij niet meer toe dan ieder ander. Maar ik kan dat niet in verband brengen met de politieke reali­teit van de lijnen die we op de aarde getrokken hebben, de burgerschapsrechten die we daaraan verbonden hebben, een territorium dat we hebben gecreëerd dat niet voor ieder­een toegankelijk is. Mijn aan­klacht tegen intellectuelen en nu rechtstreeks tegen jou is dat ik daar niks mee kan. En ik

11 vind dat intellectuelen de taak E hebben mij in het politieke de-QJ 13 bat te helpen. Wat doe ik in 0 een land dat burgerschaps­a rechten geeft aan enkelen en

1;i, ê anderen die rechten ontzegt.

<e Rechten op basis waarvan wij 2 <2. kunnen zeggen tegen de

vreemdeling: jij hoort hier niet thuis. Dat is mijn realiteit.' Ellian: 'Je hebt gelijk. Als ik zeg dat de aarde van iedereen is en

dat je gastvrijheid niet mag inperken, is dat mooi en poëtisch, maar daar kun je politiek niks mee. Ik zou zeggen: het is niet erg dat er grenzen zijn, maar je moet niet vergeten dat dit een noodgedwongen manier is om ons in stand te houden. Er zijn twee reali­teiten: de eerste gaat aan ons vooraf en die is dat de aarde aan iedereen toebehoort. De andere realiteit is van de concrete si­tuatie dat we al duizenden jaren op deze aarde zijn ... ' Halsema: ' ... en ons delen van die aarde hebben toegeëigend. Die realiteiten bot­sen.' Ellian: 'Maar als je de eerste realiteit, dat de aarde van iedereen is, wegdenkt - wat in de politiek gebeurt - dan is het makkelijk een politieke oplossing te verzinnen. Dan kun je vluchtelingen buitensluiten. Als je wel erkent dat niemand de aarde mag toe­eigenen dan heb je een ideaal. Zonder dat ideaal is politiek een beginselloze aal'igele-

)\ g h VI

ir n

R SI

0

vJ VI

Page 7: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

genheid. Jij confronteert je eigen geweten er mee. Jij bent mens en je weet dat je be­hoefte hebt aan water, eten, onderdak, vei­ligheid, politieke rechten en daarom weet je dat andere mensen die behoefte ook hebben, en vanuit dat weten handel je. De uitkomst van dat handelen is noodzakelij­kerwiis gebrekkig, want je bent beperkt in je mogelijk­heden en middelen, je kunt niet de wereld redden. Maar als je de spanning tussen die twee realiteiten erkent zul je een meer verantwoorde op­lossing vinden dan wanneer je die spanning niet wil zien en alleen maar roept dat er straks I ,8 miljoen mensen hier heen komen.'

JiJ haalde Kant aan over eeuwi­ge vrede en over het eigene en het vreemde. De angst voor het vreemde is hét probleem van het immigratievraagstuk. Hoe defi­niëren we het eigene?

El/ian: 'Het eigene of de ge­vestigde kan zich herkennen als het wordt geconfron­teerd met de vreemde of de buitenstaander. De hele kwestie van de vluchtelingen en migratie heeft een enor­me bewustzijn opgang ge­bracht van het eigene. Toen pas konden we het eigene definiëren.' Halsema: 'Het denken in ge­vestigden en buitenstaan-ders, zoals veel politici doen, miskent de grote verschillen tussen autochtone personen in Nederland. Sinds de jaren zestig is het leven voor de meeste van ons een zoektocht naar indivi­duele exclusiviteit. in het migratiedebat worden de onderlinge verschillen echter ontkent. We doen alsof er een eenvormi­ge cultuur is waarop we ons kunnen base­ren.'

Relativeer je dan niet teveel de tegenstelling tus­sen het eigene en het vreemde? Afshin, jij zei ooit dat toen je de Iraanse grens overging op je vlucht, je eigenlijk dood ging. Is dat de overgang van gevestigde naar buitenstaander?

Ellian: 'De realiteit is dat we geboren wor­den in een taalcultuur- ik vind dat een be­tere term dan volk of natie of dat soort gevaarlijke begrippen. Ik word als eerste aangesproken door moeder, ik word op­gevoed in een taal. Daar hoort muziek bij, religie, recht. Ik wilde daar dingen veran­deren, was aangesloten bij een beweging. Ik werd geslagen. Op het moment dat je

~Links miskent

dat het hier om een

verdelingsvraagstuk gaat'

Femke /-lolsemo

die grens overgaat, pleeg je verraad: je ei­gen cultuur is blijkbaar zo gebrekkig dat je denkt dat een vreemde je meer kan helpen dan je verwanten. Dat is doodgaan. Je wordt dan een vrije vogel. Je verliest zelfs je subjectiviteit.' Haisema: 'Jij definieert nu groepsgebon­denheid die veel fundamenteler is dan het burgerschapsconcept of een nationale grens. Jij zegt: je pleegt hoogverraad door je los te weken uit je taalcultuur, uit de groep waar je deel van uitmaakt. Omdat mensen zo sterk geneigd zijn te denken in taalculturen en het verraad kennen van mensen die zich daarvan distantiëren, zijn ze niet bereid anderen op te nemen. Vol­gens mij is het omgekeerde het geval: Ne­derland is maar matig gastvrij juist omdat het groepsgevoel ontbreekt. Onze cultuur is heterogeen geworden, door ontkerkelij­king en ontzuiling, door emancipatie en in­dividualisering. in Nederland neemt de

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 -zomer 1999

angst voor de buitenstaander toe door een steeds sterker ontbreken van een ho­mogene cultuur of een eigen groepsgevoel waarop je je kunt baseren. Als je als groep de buitenstaander kan definiëren kun je

hem vervolgens weikom he­ten, maar als het groepsgevoel ontbreekt kun je je niet goed tot hem verhouden. Daarom zijn wij bang voor de buiten­staander. Dat de eenwording van Europa gepaard gaat met het bouwen van Fort-Europa, heeft te maken met de angst voor het samen gaan leven met zoveel verschillende identitei­ten en culturen in Europa zelf. Op dat moment is de komst van buitenstaanders te veel. Omdat je al zoveel buiten­staanders in je midden hebt. Zo althans wordt de werke­lijkheid ervaren door velen.' Ellian: 'Deze ervaring is in deze eeuw niet nieuw. Kwaadaardi­ge geesten hebben dat uitver­groot, in de jaren dertig, met begrippen ais avondland. Het is een nostalgische poging een Europese identiteit te ver-

'D woorden.' c 0

E {; De angst voor de vreemdeling is bij-~ na universeel, maar waarom zijn v 0 we niet gelukkig met zijn komst? Er ~ zijn zoveel problemen, misschien ~ heeft hij het antwoord? 2 Ellian: 'Ook ik heb Roodkapje c2. gelezen, dat wil zeggen mijn

moeder las het voor. De les is: vreemdelingen kunnen gevaar­lijk zijn, uitkijken dus. Ik vrees

dat de meeste culturen op aarde meeha­nismes ontwikkeld hebben die de vreem­deling, de ander, de onbekende, als ge­vaarlijk kenmerken. De vreemdeling is de confrontatie met het anders-zijn, het is de angst voor verandering.' Halsema: 'Wij geven hier vooral culturele verklaringen. Maar het is ook gewoon een verdelingsvraagstuk. Ik denk dat dit door links wel eens wordt onderschat. in Ne­derland hebben we geleideiijk een redelij­ke verdeling van inkomen, van toegang tot opleiding en toegang tot de arbeidsmarkt tot stand gebracht. Nu zijn we bijna klaar en dan komen er vreemdelingen langs die die verdeling weer op zijn kop zetten. Want laten we eerlijk zijn, de mensen die het meeste moeten opschuiven, van wie we dus de meeste gastvrijheid vragen, zijn de mensen die tot nu toe van de herver­deling van welvaart het minste hebben ge­profiteerd.'

7

Page 8: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

Ellian: 'Je dumpt de vreemdelingen in hun buurten. En je vraagt aan hen de bereidheid om te delen. Niet aan die villabewoners.' · Halsema: 'Ik heb hiervoor nog geen goede argumenten bedacht. Henk Kamp weL Hij is tegen migratie omwille van de stabiliteit van die arme wijken, zegt hij. Ik ben op zoek naar een redenering waarin ik de sta­biliteit in die wijken kan verzoenen met de noodzaak tot het ruimhartig toelaten van migranten. Dat is ingewikkeld. Betekent dat spreidingsbeleid? Dat is onmenselijk, en onethisch.'

De armen herkennen die vreemdeling niet als lotgenoot maar als concurrent?

Halsema: 'Het zijn concurrenten, op de ar­beidsmarkt bijvoorbeeld. Maar het is nog ingewikkelder. Zie de solidariteit met de witte illegalen: de steun van de SP en de vakbeweging met deze groep is veel groter dan die met de asielzoekers. Dat heeft er mee te maken dat de witte illegaal deel uit­maakt van de arbeidersklasse, ze hebben gewerkt, gaan met gebroken ruggen de WAO in. Daar zit de solidariteit in, niet dat ze cultureel maar dat ze sociaal-econo­misch onderliggen. Bij de asielzoeker is het veel onduidelijker waarmee je je moet so­lidariseren: het vluchtelingenschap, het ge­brek aan maatschappelijke kansen? Asiel­zoekers zijn bovendien vaak hoger-opge­leiden. Ze zijn kansrijker als ze zouden worden toegelaten. Dat is bedreigend voor de autochtone bewoner van de arme wijken. Solidariteit met hem ligt niet voor de hand. Daar komt nog bij dat asielbeleid geld kost en een ruimhartiger toegangsbe­leid betekent dus dat er minder geld is voor bijvoorbeeld armoedebeleid, gezond­heidszorg of onderwijs. Links miskent in grote mate dat het hier een verdelings­vraagstuk betreft, of in ieder geval door veel mensen ervaren wordt als een verde­lingsvraagstuk.'

Je wordt er economisch niet per se rijker van en dat moet je ook niet als argument gebruiken?

Halsema: 'Paul Kalma van de Wiardi Beek­man Stichting zei eens dat hij er treurig van werd dat je als sociaal-democraat tegen­woordig nooit meer ergens solidair mee mag zijn zonder daar argumenten bij te le­veren. Solidariteit als sentiment, als princi­pe is tegenwoordig onvoldoende. Het toe­laten van mensen in nood als principe telt niet, daar moeten rationele overwegingen bij worden gegeven zoals economische nuttigheid. Dat is een hellend vlak, want als het niet nuttig is, mag je dan niet meer so­lidair zijn? Ik vind dat gastvrijheid en het ruimhartig toelaten van mensen een be­schavingsplicht is. Niet meer en niet min­der. Ik heb geen aanvullende argumenten. Dat heb ik als politicus over te brengen.'

En het argument van culturele verrijking?

Halsema: 'Dat we allemaal naar de pasar rnalam gaan en Indonesisch leren eten? Verrijking is er voor wie er voor open staat. Klassieke muziek is ook een verrij­king voor wie er van houdt.' Ellian: 'Dit is de essentie. Het kost geld, maar het is een beschavingsplicht. Ratio­neel kun je daar niets over zeggen. En waarom zou dat moeten? De recente ge­schiedenis kent periodes van grote migra­tie, veel groter dan nu, en daarvan kunnen we leren dat we niet moeten redeneren op de manier van de korte termijn, met cijfers, tabellen en statische bewijzen, en of het wel goed is voor de economische groei. Dat is destructief. Niet alleen in de omgang met immigratievraagstuk maar misschien wel met de hele cultuur.'

Kun je over die beschavingsplicht politiek van mening verschillen? Vind je het acceptabel dat iemand zegt: ik wil wel solidair zijn maar het mag niet te veel kosten?

Halsema: 'Eerlijk gezegd vind ik dat heel in­gewikkeld. Dat is precies wat Dupuis deed. Mag je het universele uitgangspunt van de mensenrechten waarop het Vluchtelingen­verdrag is gebaseerd tussen haakjes zet­ten?'

Jij hebt het morele gelijk aan jouw kant met je so/idariteitsverhaa/?

Halsema: (Aarzelt) 'Ik het er grote moeite mee ... als mensen met mij van mening­verschillen over die solidariteit, juist om­dat het een beschavingskwestie is. Natuur­lijk hoort het open te staan voor discussie, dat kan niet anders. Maar dit is altijd het moment in het politieke debat waarop ik geëmotioneerd raak. Mijn kwaadheid zit daarin dat er politici zijn die beweren dat ze die beschavingsplicht wel accepteren maar er steeds aan morrelen. De WD, Dupuis en Henk Kamp zeggen dat ze bin­nen de grenzen blijven maar treden er stie­kem buiten. Ze zeggen dat we verschillen in de mate van gastvrijheid. Maar hun ma­te van gastvrijheid betekent in de praktijk dichte grenzen.'

Dupuis wilde een discussie over de invulling van de solidariteit en stelde voor die te beperken tot een regionale gastvrijheid.

Ellian: 'Laten we het daarover hebben. Iran vangt twee miljoen Afghanen op, al twintig jaar. Terwijl het een economisch en poli­tiek instabiel land is. Pakistan vangt ook 2 miljoen Afghanen op. Libanon, Jordanië -95 procent van de vluchtelingen bevindt zich buiten Europa. Er is al een regionale solidariteit. Als Europa zijn regionale plicht wil vervullen moet ze die I ,8 Kosovaren onmiddellijk toelaten.'

Zijn Iran, Libanon en al die landen gastvrijer dan Europa?

Ellian: 'Ja, en dat geldt ook voor Afrika.'

Halsema: 'Ze zijn niet gastvrijer maar het ontbreekt ze aan middelen om vluchtelin­gen buiten te houden. Het zou ons ook niet lukken vluchtende Belgen buiten te houden.' Ellian: 'Nee, het is hier anders. Wij zijn ra­tioneel, wij kijken naar kosten en baten. Wij denken in andere termen over men­sen. We liegen steeds. Als we zouden zeg­gen hoeveel mensen elders worden opge­vangen, dan zou iemand met een klein beetje geweten het niet erg vinden als een paar vluchtelingen hier heen komen.' Halsema: 'Regionale solidariteit is niet houdbaar. Solidariteit is niet geografisch, maar wordt bepaald door de ernst van het lijden. Nederlanders zijn niet solidair met Kosovo omdat het dichtbij is, we zijn be­gaan met de Kosovaren omdat we elke dag die taferelen van ellende op tv krijgen. Re­gionale solidariteit is bovendien geen goed criterium omdat het geen relatie heeft met een rechtsbeginseL Het biedt geen norma­tieve uitgangspunten, het zegt niets over de ernst van wat er voorvalt.'

We praten steeds vanuit ons hier. Laten we tot slot het perspectief eens omdraaien: als wij ie­dereen uit Iran welkom zouden heten, verliest het land wellicht zijn intelligentsia en oppositie. Is ruimharig asielbeleid niet slecht voor de lan­den van herkomst?

Halsema: 'Het regime is slecht. De asiel­zoeker kan je zijn vertrek niet verwijten. Dat is blaming the victim.' Ellian: 'Dat verband bestaat niet. In Iran is bij de oppositie het uitgangspunt dat je zo­lang mogelijk in het land blijft. En als je ver­trekt ga je naar de regio om contact te houden. Het is geen geintje om hier te ko­men.' Halsema: 'De vraag is terecht, in zoverre dat onze gastvrijheid zich niet mag beper­ken tot opvang. Bij asielbeleid hoort ook een buitenlands beleid Het is heel erg dat mensen het recht is ontnomen om in hun land van geboorte, bij familie en vrienden, te wonen. En ik vind dat wij ons best moe­ten doen ervoor te zorgen dat die mensen dit recht weer terugkrijgen, en ooit de keus krijgen terug te keren. De grote fout die bijvoorbeeld inzake Irak is gemaakt dat wij de Iraakse democratische oppositie niet hebben gemobiliseerd en gesteund. Je kunt bombarderen tot je een ons weegt maar je moet tegelijkertijd bouwen aan een nieuwe democratische infrastructuur.' Ellian: 'Asielbeleid is onderdeel van een mensenrechtenbeleid.'

Afshin Elfion publiceerde in 1997 de dichtbundel 'Verrijzenis van woorden',

in het Nederlands en Perzisch; uitgever Vidya, Tilburg

E~

Chri!

Page 9: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

Een • • re1z1ger op de Ball<an Chris Keulemans

Hij zegt: 'Het oogt niet als een volk van denkers'. Toen hij laatst op een middag door het oude centrum van Skopje wandelde, over de keistenen straatjes rond de hoge moskee in wat ze de Turkse stad noemen, wist hij al snel het verschil te zien tussen Macedo­niërs en Albanezen. De eerste groep, die toch de meerderheid van de stadsbevolking vormt, komt er niet zoveel; ze worden nogal eens agressief behandeld in de kleine winkeltjes, en ze vormen een aantrekkelijke prooi voor de zakkenrollers. Hij haalde ze er ook zo uit. Macedoniërs zijn gemiddeld wat langer en wat rechter van bouw. Ze zijn iets lichter van kleur. Hun kapsels zijn niet altijd even gelukkig, borstelkoppen van het type dat het communisme heeft overleefd, maar over het geheel hebben ze iets regelmatiger ge­zichten dan de Albanezen. Die op hun beurt zijn meestal wat klei­ner en compacter. Donkere, stoppelige koppen, gegroefd van het kijken in de zon, fronsend van nature. Zware wenkbrauwen vaak, laag voorhoofd, een stugge bos haar. Hij zag meteen dat ze gewend zijn, of gewend waren, zware dingen te sjouwen, ossen achter de ploeg te spannen, uren achtereen in elkaar gedoken langs de kant van de weg te zitten. Eenmaal in de stad zijn het natuurlijke han­delaars. Ze hebben altijd iets te verkopen: groente van het land, oude auto's, ambachtelijke producten, sigaretten en steeds vaker ook drugs. De Albanezen van Macedonië en Kosovo hebben zich de afgelopen jaren ontwikkeld tot een spil in de internationale han­del in heroïne en cocaïne. Ze betalen er hun schaduwsamenleving mee: hun scholen, maar ook hun leger. Inmiddels is hun handelsgeest ook in de vluchtelingenkampen langs de grens aan het werk gegaan. Onvermijdelijk, gezien de barre om­standigheden. Bij gebrek aan voedsel, medicijnen, sigaretten, com­municatiemiddelen en kleding is er in de kampen een snel groei­ende handel op gang gekomen. Eerst nog op ruil basis, maar al snel circuleerde er ook in de kampen geld genoeg om de markt inte­ressant te maken voor kooplui van binnen en buiten de hekken. En omdat onder Albanezen de familiebanden heilig zijn, in dit geval nog versterkt door een concurrentie die letterlijk om leven of dood gaat, ontstond er meteen een machtsverdeling tussen de sterkste clans, waarbij elk kamp onder controle kwam van twee of drie sterke mannen, vaak broers, met hun bloedverwanten. Hij heeft zelf in mei een van die vluchtelingenkampen bezocht. Het was een grauwe dag, de wolken hingen zwaar boven de rotsige vlakte waarop een reusachtig vierhoekig terrein met een metalen hek was afgeschermd. Daarbinnen stonden in lange rijen de witte tenten van een Turkse hulporganisatie. Op elke tent stond een hal­ve maan geschilderd. De bevolking zwierf langzaam, massaal over het terrein. Overal die kleine, vervuilde jongetjes met hun vragen­de ogen en grijpgrage handjes. De verveling en de onzekerheid stonden bijna tastbaar tussen de mensen in. Hier en daar jonge mannen die de orde schenen te bewaken. Hun uitstraling was au­toritair en crimineel tegelijk. Hij voelde zich er niet veilig. Teveel mensen die zijn leren jas, camera en opname-apparatuur keurend bekeken. Journalisten worden er toch al met gemengde gevoelens ontvangen: noodzakelijk om hun verhaal naar buiten te brengen, maar ook indiscreet en sensatiebelust. Hij was zich ervan bewust tamelijk veel geld op zak te hebben. En natuurlijk kende hij hier nie­mand buiten zijn tolk, en hem ook pas twee dagen. Die tolk bleek overigens verschillende familieleden te hebben onder de kampbe-

weners. Maar het waren vooral de jongetjes waar hij van schrok. Opgegroeid onder terreur, en daarom zelf zonder scrupules. Een hongerige, analfabete blik in de ogen, de blik van dieren die moe­ten overleven. Het is moeilijk om zo over mensen te moeten den­ken, zegt hij, maar onder die grauwe hemel kon het niet anders.

Macedonië was op dat moment nog steeds de enige voormalig Joegoslavische republiek waar geen oorlog had plaatsgevonden. Maar het leek een kwestie van tijd voordat ook in Macedonië de etnische strijd zou losbarsten. De vluchtelingenstroom uit Koso­vo ontwrichtte de economie en de politiek. Het verkeer met Ser­vië, normaal gesproken de belangrijkste handelspartner, was stil komen te liggen. En dus volgden binnen een paar weken de eerste massa-ontslagen. Inmiddels sluiten fabrieken de poort, de salaris­sen en uitkeringen kelderen, de winkels komen niet aan hun nor­male voorraad. En tegelijk groeperen de Albanezen zich: die uit Ko­sovo zijn ingetrokken bij die uit Macedonië, en ze roeren zich on­middellijk. Ze eisen betere voorzieningen voor hun volksgenoten en een evenrediger vertegenwoordiging in parlement, vakbonden, media en stadhuizen. In hun eigen kranten en uitzendingen op ra­dio en televisie klinkt steeds vaker de roep om een Groot Alba­nië. Er zijn Albanese bolwerken ontstaan in steden als Tetovo en Struga, waar ze vanouds al de meerderheid vormen. De Macedo­nische bewoners verkopen hun huizen en trekken naar Skopje of andere steden waar ze geen gevaar lopen. Onlangs werden recente cijfers bekend gemaakt over de bevol­kingsgroei die de Kosovaren hebben doorgemaakt sinds de start van Joegoslavië. Er zit een verrassende kant aan. De Albanezen hebben altijd al grote families gehad, als een soort levensverzeke­ring bij hun harde boerenleven in afgelegen gebieden, maar nu blijkt dat het vooral de Kosovo-Albanezen zijn die de afgelopen decen­nia stelselmatig steeds meer kinderen hebben geproduceerd. Meer dan de Serviërs, natuurlijk, maar ook aanzienlijk meer dan hun volksgenoten in Macedonië en Albanië. En zo ontwikkelde zich in Skopje tijdens zijn verblijf een verhitte discussie over de vraag welk motief er achter deze mensenexplosie zat. Was het een vorm van zelfverdediging tegen de Servische terreur, of zat er misschien ook een strategie van expansieve politiek achter? Zouden ze puur in aantal niet binnen afzienbare tijd de meerderheid gaan vormen in het land dat ze nu massaal binnenvluchtten, Macedonië?

Hij was uit Nederland afgereisd op het moment dat hier naar aan­leiding van Maarten van Rossem, Pi eter Lakeman en andere zwart­kijkers een venijnig debat woedde over het succes van onze multi­culturele samenleving. Het was een debat op niveau, omdat je voel­de dat het hier voor de deelnemers ging om een zaak van levens­belang. Het maakt voor de toekomst van Nederland, en dus van ie­dereen persoonlijk, veel uit of de diverse bevolkingsgroepen zich verschansen in de eigen identiteit of dat ze er in slagen een pro­ductieve mix te vormen. Hij is altijd optimistisch geweest. Het leek hem een kwestie van tijd en goede bedoelingen totdat autochto­nen en allochtonen gezamenlijk, in een fascinerend proces van val­len en opstaan, een nieuw soort Nederland zouden uitvinden.

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 - zomer /999 9

Page 10: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

10

Maar zijn bezoek aan Macedonië maakte hem duidelijk dat het zo eenvoudig niet zal gaan. Het was daar alsof hij onder een micro­scoop, en dus sterk uitvergroot, te zien kreeg hoe een langdurig etnisch en cultureel gedogen kan omslaan in een wederzijdse ver­kettering die een samenleving diep kan ontwrichten, ook als het niet direct tot een oorlog komt. Hij stelde zich voor wat er met Nederland zou gebeuren wanneer hier toch, via een eerste proe­ve van gecoördineerde Europese vluchtelingenverdeling, enige tienduizenden Kosovaren zouden worden toegelaten. Wanneer dus de Albanezen onder ons zouden zijn. Afgaande op z1jn erva­ringen in Macedonië, toegepast op onze veel welvarender en dus gematigder samenleving, kon hij zich het volgende voorstellen.

De eerste opvang vindt plaats in een atmosfeer van welkom en me­delijden. Er zijn nog meer bungalowparken en recreatiegebieden

beschikbaar gesteld, soms tegen onkosten als de eigenaar een ge· baar wil maken, soms ook tegen de piektarieven die horen bij het c

hoogseizoen. Maar omdat de politiek nauwelijks besluiten wil ne· men over de volgende fase, die van terugkeer of inburgering, treedt er een stagnatie op. De Kosovaren moeten hun traumatische er· varingen in een toestand van landerig wachten verwerken. Ze leg· gen zich niet al te lang bij die situatie neer; daarvoor is hun on· dernemersgeest te diep geworteld. Goede en slechte praktijken wisselen elkaar af. Verjaagde boerenfamilies bieden hun diensten , aan bij landbouwbedrijven in de buurt van de centra. Hollandse en, Albanese boeren, allebei even stug en zwijgzaam, vinden hier en daar werkzame combinaties van ouderwets handwerk en techno· logisch verfijnde akkerbouw en veeteelt. Soms gaat het mis: voor· al de boerenzonen komen regelmatig in botsing met de jonge vluchtelingen - die tenslotte gewend zijn te vechten voor hun plaats in de maatschappij, en die geleerd hebben dat veel dingen al·

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 -zomer 1999

Page 11: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

leen met geweld te verkrijgen zijn. Ook in het uitgaansleven, zowel buiten als binnen de Randstad, mengen de jonge Albanezen zich. De meisjes, meestal beschermd door hun broers, zijn naar onze maatstaven niet buitengewoon mooi, maar wel nieuwsgie­rig en belust op elke mogelijkheid om uit hun beperkte omgeving te breken. Ze vor­men een goedkope nieuwe lichting pros­tituees, maar daar blijft het niet bij. De jon­ge mannen werken zich het nachtleven in. Pooiers, uitsmijters, ze nemen sleutelpo­sities in -en hun ervaring in de drugshan­del weten ze hier al snel en vrijwel onbe­lemmerd om te zetten in een dominante positie op de markt. Met het nieuwe geld weten ze hun families na verloop van tijd in de dorpen en steden onder te brengen. Grote families, inmiddels alweer met jon­ge baby's uitgebreid, trekken het liefst ge­zamenlijk, niet te ver van elkaar af gehuis-

E.en hongerige,

analfabete blik in vooral de kinderen tot veertien jaar een ge­degen, op de Albanese geschiedenis en cul­tuur georiënteerd onderwijs bieden in de eigen taal. De Kosovaren doen weinig be­roep op uitkeringen; ze onderhouden el­kaar. Alleen in de gezondheidszorg tonen ze zich min of meer afhankelijk van de Neder­landse instellingen - al duurt het niet lang voor de eerste, in feite illegale klinieken en apotheken worden geopend.

de ogen, de blik van dieren die moeten

overleven. Het is moeilijk om zo over mensen te moeten De gevolgen voor de economie en de ar­

beidsmarkt zijn niet drastisch, maar wel ge­voelig. Het is juist aan de onderkant van de markt dat de Albanezen voor een aanbod van goedkope arbeid en snelle handel zor­gen. Daarmee drukken ze een aantal ande­re groepen, autochtoon en allochtoon, uit hun posities. De onrust die dat veroorzaakt is aanzienlijk, temeer daar de Albanezen

denken, zegt hij,

maar onder die grauwe hemel kon

het niet anders.

vest, de oude wijken en de nieuwe socia-le woningbouw in. Interessante confrontaties vinden plaats. De al aanwezige Turkse buurtbewoners vervullen in het begin een soort gidsrol, en maken de Albanezen vertrouwd met vooral de prakti­sche kanten van het stadsleven in Nederland: waar is de goedkope supermarkt, hoe werkt het ziekenhuis, wat mag je wel en niet van de politie verwachten, hoe krijg je je kinderen op school. Maar de­ze toenadering duurt niet lang: de Kosovaren ontwikkelen zich, met hun strijdlust en territoriumdrift, al snel tot concurrenten voor de plek die de Turken zich juist met pijn en moeite hebben eigen ge­maakt. De Surinamers laten zich aan de nieuwkomers niets gelegen liggen: het is hun oorlog niet. De Marokkaanse voormannen haken af wanneer ze ontdekken dat de islam voor deze moslims van het Balkan-type niet meer dan oppervlakkige waarde heeft. En de ge­wone Nederlander? Bij hem maakt de aanvankelijke welwillendheid plaats voor een stijgende irritatie, wanneer hij ontdekt dat het har­de leven, de terreur en de verdrijving hun uitwerking hebben ge­had op de omgangsvormen van de vluchtelingen. Die laten zich ner­gens de kaas van het brood eten, ze zijn niet gedwee en niet a pri­ori dankbaar, ze dringen voor en bij meningsverschillen grijpen ze al snel naar geweld. En ze hebben zo hun eigen ideeën ontwikkeld over de vrije markt. Ook hier zetten ze handeltjes op in alles waar snelle winst in zit. Zelfs in traditioneel Hollandse bolwerken als de openluchtmarkt en de taxi vechten ze zich naar binnen. Maar het is niet in de eerste plaats de voortvarendheid van hun kleine zaken­doen waardoor ze een verstoring betekenen van onze stedelijke cultuur. Die ligt vooral in de onbuigzaamheid waarmee ze weige-ren aan die cultuur deel te nemen.

Al snel wordt duidelijk dat de Albanezen niet van plan zijn zich te mengen. Het familieverband blijft oppermachtig. Huwelijken wor­den alleen tussen families onderling gesloten, niet met buiten­staanders. En ook in andere opzichten wijzen ze deelname in de moderne, flexibele verzorgingsstaat af. Net als ze in Kosovo het laatste decennium met een verbazende wilskracht hebben gedaan, richten ze hier ook een schaduwmaatschappij in, een samenleving binnen een samenleving. Aan het democratische proces nemen ze nauwelijks deel; ze hebben hun vertrouwen erin verloren. Het wordt de opinieleiders uit eigen kring niet toegestaan al te hechte relaties met de overheid aan te gaan, en al helemaal niet om in te gaan op avances van de politieke partijen. Ze zorgen voor een goed functionerend eigen systeem van ondervvijs, waarin de docenten

volharden in hun stugge gedrag. De zware wenkbrauwen, fronsende blik en borstelige haarbos, die veranderen ook in Nederland

niet. Ze wijzen elke verantwoordelijkheid af, onder de verklaring dat ze zodra het kan terug zullen keren naar Kosovo. De terug­keer: het wordt een bijna mythisch begrip, dat de Kosovaren vrij­stelt van burgerlijke verantwoordelijkheid, en dat de overheid er­van weerhoudt integrerende maatregelen op te leggen. Het blijven gasten, met een tijdelijke status, hoezeer ze zich inmiddels ook in de economie en het straatbeeld hebben genesteld. De sociale af­stand blijft dus bestaan. Juist omdat ze zich brutaal een plek be­vechten, omdat ze hun gezinnen steeds verder uitbreiden, omdat ze een economische factor zijn geworden, juist daarom neigt de omringende samenleving ertoe een gepaste afstand te bewaren. Het wederzijdse gebrek aan kennis wordt niet verholpen. Daarbij helpt het niet dat er hier een zekere voorzichtigheid, een huiver zelfs, bestaat om zich te verdiepen in de geschiedenis en cultuur van deze mensen. Men weet tenslotte dat ze een verleden mee­dragen van bloed, pijn, migratie, schuld en wraak. Die wetenschap schrikt af. Geweld behoort tot hun natuurlijke leefomgeving. En hun recente ervaringen onder de Servische repressie heeft de ge­weldsreflex op nieuw op scherp gezet. Het duidelijkste bewijs wordt geleverd wanneer blijkt dat de Kosovaren ook in Neder­land de onderlinge conflicten oplossen volgens de oude wetten van de bloedwraak. Een juridisch systeem dat door de eeuwen heen functioneel is gebleken, in een boerse, in families opgedeelde sa­menleving. Maar hier staat het haaks op de principes en de prak­tijk van ons recht. Zeker wanneer de afrekeningen tussen de fa­milie van de dode en de familie van de moordenaar beginnen plaats te vinden op straat, in drukbevolkt stedelijk gebied, dan wordt dui­delijk dat de twee systemen onverenigbaar zijn. Deze publieke exe­cuties overschrijden de grens van het aanvaardbare. De angst voor een staat in een staat laait op. Het wordt de Albanezen te verstaan gegeven dat dit niet geduld wordt. Ze zullen concessies moeten doen: zich aanpassen of vertrekken. Het antwoord komt onmid­dellijk. De Albanezen uit Kosovo zijn niet van plan zich nog eens de les te laten lezen, door niemand.Ze wijzen elk voorstel tot ver­dere integratie af. Een paar grote stadswijken waar veel Kosova­ren wonen worden gezuiverd van andere bewoners en vervolgens aan de grenzen bewaakt door mannen met wapens die met de drugshandel zijn verdiend. Wat er binnen de hermetisch afgeslo­ten wijken gebeurt weet niemand. Zegt hij.

Chns Keu/emons is publ1cist

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 - zomer 1999 11

Page 12: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

ll.

I _s ,.1

·j .j

J jJ

Binnenkomst en opvang

Als een vreemdeling Nederland binnenkomt en asiel wil aan­vragen, moet hij zich onverwijld melden bij de Vreemdelin­gendienst van één van de drie Aanmeldcentra (AC) in Rijsber­gen, Schiphol en Zevenaar. De AC's bieden 48 uur sober onderdak en dienen als sluis naar de opvang. Het doel is om met een snel eerste gehoor te voorkomen dat asielzoekers met een 'flinterdun' verhaal in de opvang terechtkomen. Er wordt gevraagd naar de reis, eventueel verblijf in derde landen en eerder verblijf in Nederland. Nadat vastgesteld is dat een asielaanvraag enige kans van slagen heeft, worden asielzoekers doorgestuurd naar een Onderzoeks-en Opvangcentrum ( OC). In de OC's wordt het nader gehoor afgenomen dat bij de be­oordeling van het asielverzoek door het ministerie van Justitie als uitgangspunt wordt genomen. Tijdens het nader gehoor wordt uitgebreid ingegaan op de personalia, reisroute en vluchtmotieven. Asielzoekers verblijven enige maanden tot meer dan een half jaar in een oe en worden vervolgens over­geplaatst naar een Asielzoekerscentrum (AZC) of een Aanvul­lende Opvang (AVO kleine lokaties in aanvulling op de over­bezette AZC's). In een AZC of AVO wordt de uitkomst van het asielverzoek afgewacht. Gemiddeld duurt de asielprocedure 22 maanden, maar vier jaar is geen uitzondering. In de AZC's wordt een 'dagstructureringsprogramma' aangeboden voor een zinvolle dagbesteding en eerste integratie in de samenleving. De nadruk ligt op taalonderwijs en maatschappijoriëntatie.

Om wie gaat het%

De landen van herkomst zijn de brandhaarden in de we­reld. De laatste jaren komen de meeste asielzoekers uit re­spectievelijk de Aziatische landen Irak en Afghanistan, de Europese landen Joegoslavië en Bosnië-Herzegovina en het Afrikaanse land Somalië. Het aantal asielzoekers uit Iran is de laatste jaren gedaald, maar in de asielzoekerscentra ver­blijft, door de lange duur van de asiel procedure, nog een groot aantal Iraanse asielzoekers. Ruim de helft van de asielzoekers in Nederland is tussen de twintig en veertig jaar oud, rond de I 0 procent is ouder dan veertig en meer dan eenderde is jonger dan twintig jaar. Met name de laatste categorie is de afgelopen jaren sterk gestegen.

Er komen veel meer mannelijke dan vrouwelijke asielzoe­kers naar Nederland, ongeveer in de verhouding tweeder­de/eenderde. De meesten zijn ongehuwd, en van de ge­huwde mannen komen de meeste zonder partner en kinde­ren. Het overgrote deel van de asielzoekers staat in Neder­land dus alleen. Asielzoekers die naar Nederland zijn gekomen hebben waarschijnlijk betere toegang gehad tot scholing en infor­matie en beschikken over meer financiële middelen dan de doorsnee-bevolking in het land van herkomst. Asielzoekers zijn relatief hoog opgeleiden. Van de bewoners van het asielzoekerscentrum in Alkmaar had in 1998 bijna 60 pro­cent een (vergelijkbare) opleiding op havo/mbo of hbo/universitair niveau.

Onderzoek en tekst: Marjon Heldet

Vanwege de overvolle opvangcentra, is het zelftorg-arrange­ment (ZZA) in het leven geroepen: wie wil mag bij vrienden of kennissen gaan wonen. Deze asielzoekers moeten zich wekelijks melden bij het AZC en ontvangen, naast de gebrui­kelijke uitkering, een vergoeding voor de huisvesting. Voor­heen werden asielzoekers die al geruime tijd in de opvang ver­bleven in gemeentewoningen geplaatst, via de Regeling Op­vang Asielzoekers ( ROA). In 1996 is deze regeling beëindigd maar asielzoekers die op dat moment in een gemeentewoning verbleven, zijn niet teruggeplaatst naar een AZC. Zodoende zijn er nog steeds ROA-woningen. Wegens acute capaciteits­problemen in de AC's en OC's is er afgelopen najaar een wachtlijst ingesteld voor aspirant asielzoekers. Voor hen kwa­men de beruchte tentenkampen, in Ermelo, Mil! en Heus­den. Op dit moment is de achterstand bijna ingelopen en be­staat alleen het tentenkamp in Mil! nog.

Bezetting opvang op 1-1-1999

Wachtlijst 740 Aanmeldcentra 175 Opvangcentra 10.800 Asielzoekerscentra 27.000 Aanvullende opvang 9.800 Zelfzorg 6.000

Totaal 62.215 (Bron COA, IND)

Asielzoekers naar land van herkomst: de top 7

Asielzoekers, totaal

1998

Totaal 45.200

1997

34.400

(Bron: IND)

1996

22.900

de Helling- jaargang 12 -nummer 2 -zomer 1999

Page 13: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

Het asielbeleid wankelt tussen HANDEN rechtvaardigheid en beheersbaarheid, tussen utopisme en cynisme.

De 'goede oplossing' bestaat niet. Beginselen bieden enig houvast, maar het

asielbeleid behoeft vooral ook meer Machiavellisme.

Herman van Gunsteren

Welke grenzen zijn er aan de Nederlandse

gastvrijheid? Die vraag kan men langs twee wegen beantwoorden: normatief, uit over­

wegingen van burgerschap en gerechtig­heid, dan wel bestuurlijk, uit overwegingen van wat 'gemanaged' kan worden. De ant­

woorden die gegeven worden blijven ech­

ter onwerkbaar zolang het politieke ka­rakter van de kwestie van immigratie- zo­

wel gelukszoekers als asielzoekers - niet

wordt onderkend. Het gaat immers om een erkenning van wie tot onze lotsver­

bondenheid horen en wie niet. Door te be­

slissen over in- en uitsluiting wordt gedefi­nieerd wie 'wij' zijn, waar wij voor staan en

welke soort politieke regimes we als on­draaglijk voor betrokkenen afwijzen. Lets­

verbonden zijn mensen wanneer hun af­

hankelijkheid en verbondenheid zodanig is

dat zij zich daaraan niet kunnen onttrekken

zonder hun leefwijze ingrijpend te veran­

deren. Lotsverbondenheid is een objectief gegeven, waarvan de vage grenzen politie-

ke en dus subjectieve besluitvorming be­

hoeven om herkenbare contouren te krij­gen. In Nederland dient het subjectieve

element in politieke besluitvorming demo­

cratisch gelegitimeerd te zijn. In een tijd

waarin de politiek zich verplaatst en zijn oude centrale issues verliest, is migratie

een thema waaromheen een echte politiek

van government and opposition gestalte zou

kunnen krijgen. Wie deze redenering volgt

zal zoeken naar politieke democratisering

van de grenzen waarbinnen de in- en uit­

sluiting van aspirant burgers hun beslag

krijgen. Hij kan lang zoeken. Van politisering, laat

staan van democratisering, is heel weinig te

vinden. Politici schrikken ervoor terug om

het explosieve onderwerp van asiel te po­

litiseren. Wie dat toch doet, en zich buiten de grenzen van de breekbare consensus

begeeft, wordt met harde woorden terug­

gefloten en waar mogelijk politiek geïso­leerd. Asielkwesties werden in het voor-

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 -zomer 1999

jaar van 1998 buiten de verkiezingsstrijd

voor de Tweede Kamer gehouden. Maar

de nieuwe regering was nog nauwelijks

aangetreden of de kwestie kwam, in de

vorm van tentenkampen en het manage­ment van kwantiteiten van vluchtelingen, in

hevige vorm naar voren. Politiek adembe­

nemend, althans voor mij, was het moment dat PvdA-fractievoorzitter Melkert het fail­

liet van het terugkeerbeleid erkende en zei

dat uitgeprocedeerde asielzoekers dan maar op straat moesten worden 'losgela­

ten'. Daarmee werd een gedoogbeleid uit­

gezet ten aanzien van illegale derderangs­burgers (als de niet-werkenden de twee­

derangsburgers zijn). Heleen Dupuis deed er op tv in 'Het schaduwkabinet' bij Felix

Rottenberg nog een schepje bovenop. De VVD-senator betoogde dat de toelating

stilgezet moest worden omdat we erover

moeten nadenken. En bij de schaduwver­

kiezingen van maart 1999, waarbij het offi­cieel om de provincie ging die met asiel-

13

Page 14: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

14

vragen betrekkelijk weinig van doen heeft, speelde de kwestie, afgaande op de media, wel degelijk een rol. Dergelijke verschui­vingen en indirecte benaderingen vinden we in het persoonlijk leven daar waar za­ken te bedreigend zijn om rechtstreeks on­der ogen te zien. Zou iets vergelijkbaars zich in de collectieve sfeer met asiel voor­doen? Is dit een zaak die zo bedreigend is dat het openlijk erkennen ervan als politiek strijdpunt wordt gemeden?

TRAGEDIE Wat bedreigd wordt is de vanzelfsprekende

context waarbinnen wij, vanuit onze visies op het goede leven, beschaafd politiek be­drijven. We gaan ervan uit dat de staat­smacht de meeste verre vreemdelingen min of meer op hun plaats en in hun rela­tieve armoede zal weten te houden. Als deze aanname op losse schroeven komt te staan, dan wordt ook onze beschaafde po­litiek bedreigd. We gaan er, als politieke zeggenschap uitoefenende burgers van een territoriale staat, van uit dat het hebben van een vaste verblijfplaats normaal is en migratie extra. Maar als dit nu eens niet meer opgaat, als in een globaliserende we­reld nu eens beweging, niet enkel van ka­pitaal en kennis, maar ook van personen, normaal wordt? We gaan ervan uit dat po­litieke regimes, betreurenswaardige uit­zonderingen daargelaten, hun burgers doorgaans een leefbaar bestaan bieden. Maar wat als dit niet waar blijkt en mensen bereid blijken flink te betalen om aan hun staat te ontsnappen en naar Nederland te komen? Dan realiseren we ons dat uitslui­ting van mensen de donkere achterkant is van de stralende en welvarende voorkant van democratie.

De asielkwestie is bovendien bedreigend omdat die een tragisch dilemma oplevert waarvoor geen 'oplossing' is. In onze poli­tiek van geven en nemen spreken we graag over problemen en oplossingen en geven we de voorrang aan die politici en ma­nagers die problemen het beste kunnen oplossen. Het tragisch karakter van asiel­kwesties maakt het onmogelijk ze bevredi­gend in dit vocabulaire van probleem en oplossing te vatten. Van een tragische situ­atie is sprake als er tenminste twee ultie­me waarden in het geding zijn en de ene niet beschermd kan worden zonder iets wezenlijks van de andere op te offeren. Om verlies van beide waarden te voorko­men moeten we dan pijnlijke afwegingen maken. We kiezen het minste kwaad, maar het geeft geen pas om dit als 'goed' of als 'oplossing' te bestempelen. Dat is (zelf)be­drog en vervalst wat we gedaan hebben. De toneeltragedies leren ons dat juist zulk zelfbedrog, zulk een weigering om te zien wat er te zien is, bewerkstelligt dat de tra­gedie zich in verdere tragedies voortzet. Zulk zelfbedrog is begrijpelijk als afscher­ming tegen een situatie waarin ook het vol­gen van de meest nobele impulsen en prin­cipes niet tot zuiver handelen kan leiden. Ook schone mensen krijgen dan vuile han­den. Om mensen voor dergelijke dilem­ma's te behoeden hebben we tragische keuzes aan recht en politiek toegewezen en het nemen van beslissingen in procedu­res en colleges neergelegd. Maar de erkenning van het tragische en po­litieke karakter van de zaak verhindert toch niet dat principes van burgerschap en gerechtigheid aan het omgaan ermee rich­ting kunnen geven/Inderdaad niet. Maar ze kunnen de politiek niet vervangen en ze

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 -zomer 1999

moeten in de praktijk ook hanteerbaar zijn. Op het eerste punt gaan rechtvaardig· heidstheorieën door hun omvattende pre· tenties gauw te ver. Ze laten, door hun , dwingende principes, voor politiek dan' nauwelijks meer ruimte. En aandacht voor het tweede punt van hanteerbaarheid leidt . licht tot een management aanpak en een ministerraad die uren vergadert over de­tails van een asielregeling waarvan de on· hanteerbaarheid voor ingewijden een dag later al zonneklaar is. De logica van de aan· pak mondt uit in concentratiekampen en il· legaliteit, maar deze beide polen waar het beleid naartoe getrokken wordt, zijn ta· boe. Concentratiekampen en illegale bur­gers zijn realiteiten die niet erkend kunner worden. In dit spanningsveld bewegen het beleid en de discussie daarover zich tussen utopisme en cynisme. Onze categorieën en principes enerzijds en de realiteit ander- -zijds passen niet samen. Om onze princi- -pes en waarden te beschermen gaan we, . via ingewikkelde constructies, de directe botsing ervan met de werkelijkheid uit de weg. Ik geef voorbeelden. Uitgeprocedeerde asielzoekers behande­len we als monsters. Monsters, bijvoor­beeld menspaarden, zijn illegitieme over­schrijders van grenzen. Zij kunnen of mo­gen niet bestaan, maar bestaan toch. Illega­len hebben kinderen, maar hebben die ook

recht op school en gezondheidszorg? We hanteren een fictie van uitzetting en te· rugkeer. Een fictie is een algemeen als nut· tig aanvaarde onwaarheid (Sinterklaas biJ· voorbeeld). Maar de uitgeprocedeerden doen niet mee en ondermijnen daardoor een fictie die de rechtsorde in stand zou moeten houden. We ontkennen gewone immigratie naar

Page 15: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

De uitsluiting van mensen is

Nederland, behalve bij topvoetballers en de donkere achterkant managers. We pretenderen met ons restrictief beleid een 'boodschap' naar mensen in verre lan­den te zenden. Mogen we verwachten dat iemand die uit Soedan weg wil besef heeft van ons onderscheid tussen economisch en politiek vluchteling? Onze boodschap aan aspirant burgers is in feite dat de beste kans om binnen te ko­men ligt in afhankelijkheid, fatalisme en in liegen over je ware situatie. Wij hebben belang bij het bestaan van 'ech­te' vluchtelingen, omdat die de zinvolheid van onze inspanningen bevestigen.

ONDEUGD Om uit dit machteloze heen en weer slinge­

ren tussen utopisme en cynisme te geraken is, denk ik, meer Machiavellisme in het be­leid nodig. In Machiavelli's tijd deden aller­lei Vorstenspiegels de ronde, waarin werd opgesomd welke deugden een goed vorst moest hebben (een beetje zoals heden ten dage de deugdencatalogus van een ma­nager van waterkwaliteit). Machiavelli merkte op dat een heerser die zich altijd aan dergelijke voorschriften zou houden zijn positie snel zou verliezen. Om in het zadel te blijven en de gewenste orde voor de burgers te garanderen moest een heer­ser soms het tegendeel doen van wat de Vorstenspiegels als deugden voorschre­ven. Het is een noodzakelijke politieke deugd om soms ethisch of christelijke on­deugd te bedrijven. Machiavelli raadde de vorst aan om zuinig met dergelijke onver­mijdelijke afwijkingen van de geldende deugdencatalogus om te gaan. Waar mo­gelijk moet de vorst de deugden beoefe­nen, waar dit niet mogelijk is moet hij ze schijnen te bezitten, en waar dit ten slotte ook niet mogelijk blijkt moet hij bereid zijn er in één klap openlijk van af te wijken. Een politiek van gedogen en voortetteren vond in zijn ogen geen genade. Die combineer­de twee kwaden. Ik vind het naar dit op te schrijven, maar misschien behoeft het asielbeleid inderdaad meer Machiavellisme. Politiek is een harde zaak. Dit waren inleidende opmerkingen. En dan nu de principes die binnen het aldus aan­gegeven kader oriëntatie bij kwesties van asiel kunnen verschaffen. Aangezien het gaat om toelating tot een bestaande poli­tieke gemeenschap van burgers, ontleen ik deze aan in Nederland geldende noties van burgerschap. Wereldomvattende theo­rieën over rechtvaardigheid laat ik, vanwe­ge hun onzekere inhoud en diffuus hand­havingsbereik, in dit artikel buiten be­schouwing. Er zijn veel overwegingen die mensen naar voren brengen om tot een staat toegelaten

van de stralende en

welvarende

democratie.

te worden. Vanuit burgerschap bezien zijn ze onder drie principes te rangschikken. Het eerste principe is dat van wederzijdse instemming tussen de nieuwkomer en de ontvangende staat. Het tweede principe is dat van lotsverbondenheid. De toelatings­claim wordt gebaseerd op het gegeven dat degenen die toegelaten wil worden in fei­te al onderworpen is aan de macht van de staat waarvan hij lid wil worden. Het der­de principe is negatief. De aspirant wordt toegelaten omdat hij of zij geen toegang tot burgerschap elders in de wereld heeft. Het eerste principe, wederzijdse instem­ming, lijkt eenvoudig. Wat kan er mis zijn als beide partijen het eens zijn? Wel, der­de partijen kunnen hun baan bedreigd zien. Of de nieuwkomer kan in de ogen van ve­len, in verband met misdrijven waaraan hij deel had in zijn oude staat, ontoelaatbaar zijn. Denk bijvoorbeeld aan Duitse geleer­den die na de Tweede Wereldoorlog Ame­rikaan werden, of heden ten dage aan Iraanse vluchtelingen die aan martelpraktij­ken hebben deelgenomen.

MOED Het tweede principe, dat verwijst naar reeds

bestaande afhankelijkheid en verweven­heid, is problematischer. Niet alleen omdat het een oordeel vraagt over hoever lots­verbondenheid zich uitstrekt, maar ook omdat die lotsverbondenheid door traine­ren en bedrog van de betrokkenen zelf ge­vormd kan zijn. Het derde principe is neergelegd in ver­dragen en wordt in abstracta door veel staten geaccepteerd. Maar in de praktijk wordt het bijna alleen toegepast als het ge­reconstrueerd kan worden als een variant van het tweede principe - dat wil zeggen als er al iets van een speciale relatie tussen aspirant en staat bestaat die trekken van een lotsverbondenheid heeft. Claims die op het eerste gezicht aanvaard­baar zijn, omdat ze stoelen op één van de­ze drie principes, hoeven niet altijd inge­willigd te worden. De staat kan toegang weigeren omdat de kandidaten niet vol­doen aan de minimumvereisten voor bur­gerschap of omdat er voor hen geen plaats meer over is. Iemand die geweld gebruikt, niet bereid is zich aan de wet te houden, of niet bereid is te communiceren in de taal

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 -zomer /999

van het land kan niet als lid van de politie­ke gemeenschap functioneren. Als er geen uitzicht is op voldoen aan deze vereisten van burgerschap, dan heeft voorlopige toe­lating ook geen zin. Althans vanuit het oog­punt van de ontvangende politieke ge­meenschap. Dit hele betoog betreft im­mers de beginselen van de ontvangende politieke eenheid. Omvattender beginse­len zijn neergelegd in internationale ver­dragen en afspraken, maar in de praktijk wordt hieraan steeds vaker ontsnapt. Toe­lating is, in een internationaliserende we­reld en ondanks Europese 'afspraken', in toenemende mate een nationale zaak. In­ternationale verplichtingen, laat staan het gezichtpunt van de aspirant, spelen daarbij nauwelijks een rol. Ook de weigeringsgrond dat er geen plaats meer is stoelt uitsluitend op overwegingen van de ontvangende staat. Dit argument is veel gehoord, maar snijdt weinig hout. Vi­sies op wat 'vol' is zijn cultureel en politiek gekleurd. Pogingen om conflicten hierover via het privaatrecht te beslechten, bijvoor­beeld door aankoop van een beoogd op­vangpand, overtuigen niet. Nodig is een duidelijke politieke lijn, maar die is moeilijk te trekken zolang de kwestie buiten de po­litiek wordt gehouden. In de praktijk komt van toepassing van de­ze eenvoudige principes van toelating en gronden voor weigering weinig terecht. De inspanning van de autoriteiten is erop gericht nieuwkomers zoveel mogelijk af te schrikken en buiten te houden. Dublin-clai­manten, die al in een ander EU-land asiel hadden behoren te vragen, worden zonder pardon doorgeschoven. Dat wordt door de rechter soms bemoeilijkt, aangezien het hier toch om mensen gaat van wie niet al­le mensenrechten vanwege hun onzekere burgerlijke status kunnen worden gene­geerd. Ook de wens om de procedure te versnellen en zo mogelijk geheel op de luchthaven te doen plaats vinden staat op gespannen voet met vereisten van een be­hoorlijke rechtsgang. Zo blijkt het moeilijk voor de staat om zich in de omgang met as­pirant burgers en vreemdelingen te gedra­gen overeenkomstig de beschaafde begin­selen van rechtsstaat en mensenrechten. De toelatingsproblematiek toont de ach­terkant van een beschaafde politieke ge­meenschap. Om hiermee om te gaan is meer dan beschaving nodig. Het vereist ook politieke moed en positie nemen in tragische dilemma's. Beginselen van bur­gerschap en rechtvaardigheid kunnen hier­bij enig houvast bieden, maar veel is het niet.

Herman van Gunsteren IS hoogieroor

po!JtJckc theoncën en rechts(îloso(!e.

Umvers1te1t Le1den

15

Page 16: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

16

.) I

J ·r -...J

De statussen

Asielzoekers komen in aanmerking voor drie soorten status­sen: A-status, VTV-status, VVTV-status.

jJ

A-status of vluchtelingenstatus: toelating op grond van het Vluchtelingenverdrag van Genève. De Nederlandse overheid erkent dat deze persoon gegronde redenen heeft voor vervol­ging vanwege zijn ras, godsdienst, politieke overtuiging, na­tionaliteit of het behoren tot een sociale groep. De term vluchteling is dus een status, die niet voor iedereen is wegge­legd. De toetsing is individueel; het simpele feit bijvoorbeeld dat een asielzoeker uit Kosovo afkomstig is, is geen grond voor asielverlening. VTV ofC-status (vergunning tot verblijf om humanitaire re­denen): status toegekend aan iemand die weliswaar niet als vluchteling wordt erkend maar om uiteenlopende redenen (vrees voor onmenselijke behandeling, trauma) in Nederland mag blijven. Deze verblijfstitel moet jaarlijks worden ver­lengd, maar wordt in principe niet ingetrokken. WTV(voorwaardelijke vergunning tot verblijf): een tijdelij­ke vergunning die wordt toegekend aan asielzoekers die niet op individuele gronden een A- of een C-status krijgen, maar die in verband met de algemene situatie in het land van her­komst niet kunnen worden teruggestuurd (bijvoorbeeld oor­logsontheemden). Wanneer er na drie jaar geen wijziging in de situatie is gekomen, komt een VVTV-er in aanmerking voor een VTV. Gedurende die drie jaar mag de VVTV'er ge­faseerd integreren. Voor alleenstaande minderjarige asielzoekers (AMAs) is er ook nog een tijdelijke vergunning tot verblijf als er geen adequate opvang in het land van herkomst is. Staatssecretaris Cohen van Justitie was van plan het aantal sta­tussen terug te brengen tot één: een tijdelijk verblijfsvergun­ning die na drie jaar indien nodig definitief kan worden. Om­dat aan deze 'volgtijdelijke' status de rechten van gezinsher­eniging en werk verbonden zijn was de VVD tegen. In het onlangs door Cohen ingediende voorstel voor een nieuwe

De instanties

Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) De IND valt onder het ministerie van Justitie en is inhoude­lijk verantwoordelijk voor de asielprocedure. Een contactamb­tenaarvan de IND neemt het eerste en het tweede gehoor af. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een eigen tolkenbestand. Een beslissingsambtenaar neemt de beslissing over het asielver­zoek. De IND beoordeelt niet alleen individuele asielverzoe­ken, maar bepaalt ook het landenbeleid. Hiervoor kan de de hulp ingeroepen worden van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor het maken van individuele ambtsberichten over de positie van een individuele asielzoeker in het land van her­komst, en algemene ambtsberichten over de mensenrechtensi­tuatie in de betreffende landen. Er is veel kritiek op de IND: op de gehoren, de tolken, de ambtsberichten en de traagheid. Het ergste is echter dat de beslissingen te wensen over laten: ongeveer een kwart van de afgewezenen krijgen na beroep toch een status.

Vreemdelingendienst (VD) De Vreemdelingendienst houdt zich bezig met de praktische

Onderzoek en tekst: Marjon Helder

Vreemdelingenwet staat nu toch een tweede status voor oor­logsontheemden (zoals de Kosovaren), met minder rechten. Cijfers over de periode 1992-1997 laten zien dat ruim de helft van alle asielzoekers in Nederland uiteindelijk een ver­blijfsvergunning krijgt. In Denemarken is dat bijna 90 pro­cent, in Duitsland nog geen 15 procent (Duitsland ontving erg veel Bosnische vluchtelingen, die slechts een Düldung kregen).

Resultaat asielprocedure 1992-1997

• A-status

• VTV

1111 VVTV

Vertrokken met onbekende bestemming

Vertrokken op eigen gelegenheid

Uitzetting met sterke arm

Toegekende statussen in verhouding tot het aantal asiel­aanvragen, internationale vergelijking, 1992-1997

Denemarken ~111'-------------­Zweden

Verenigd Koninkrijk

Nederland

Frankrijk

Zwitserland -- _ .J Noorwegen 1· Oostenrijk-

Duitsland _-.

België-Spanje .,

Griekenland -

0% 20%

A-status • Andere status ] (ll•u·,

40% 60% 80% 100%

kant van de asiel procedure. De taken lopen uiteen van de eerste registratie van asielzoekers die zich melden in de aan­meldcentra tot de uitzetting van uitgeprocedeerde asielzoe­kers. De Vreemdelingendienst is vcrantwoordelijk voor het onderzoek naar de identiteit van asielzoekers, documenten­verstrekking, uitdelen van beschikkingen en het wekelijks stempelen van de stempelkaart van asielzoekers in het kader van de meldingsplicht van asielzoekers.

Marechaussee De Koninklijke Marechaussee vcrleent assistentie aan de Vreemdelingendienst, met name bij gedwongen uitzettingen van uitgeprocedeerde asielzoekers.

Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) Het COA valt ook onder het ministerie van Justitie en is ver­antwoordelijk voor de opvang in de diverse opvangcentra. Het COA voorziet onder meer in onderdak, maaltijden, me­dische zorg, uitkeringen en verzekeringen.

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 -zomer 1999

Page 17: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

De meeste asielzoekers komen hier met hulp van 'reisagenten'.

Er zijn nauwelijks andere manieren om naar Europa te komen.

Turkije, lstonbul, JUni 1998, Hotel-pension F1rot. Een groep

van 28 Pakistanen wordt vanuit Pok1ston naar

Griekenland gesmokkeld. De organisatie van deze

srnokkellun 1s in honden van Pakistanen en Koerden.

Smokkelbendes verdienen goud geld en Nederland en Europa

hebben de jacht geopend -tevergeefs.

De journalisten David Jan Godfroid en Yaël Vinckx schreven

een boek over deze brandende kwestie. Is mensensmokkel

eigenlijk wel een probleem?

Kosten: f 3000.- per persoon. Foto: Ad van Denderen I HH

David Jan Godfroid

Eigenlijk is het niet zo moeilijk. Iemand heeft

een vraag, een ander levert een product.

Economieles nummer één op de middelba­

re school: waar vraag en aanbod samenko­

men ontstaat een markt. Dat geldt voor

koekjes en afwasmiddel, voor drugs en wa­

pens, en dus ook voor migranten. Mensen­

smokkelaars spelen in op de vraag, concur­

reren met elkaar en maken ook reclame

voor zichzelf; net als gewone bedrijven.

Waarom migranten hun land verlaten zijn

boeken over vol geschreven, maar een de­

finitief antwoord bestaat niet. Het heeft de

maken met onderdrukking en vervolging in

landen van herkomst, met gebrek aan vrij­

heid en democratie, met oorlog en andere

vormen van geweld waarvan burgers het

slachtoffer worden. Armoede en natuur­

rampen zijn ook belangrijke oorzaken. Veel

mensen die uit hun land weg willen, staan

voor grote problemen. Het niet hebben van

de vereiste documenten bijvoorbeeld: zon­

der paspoort krijg je geen visum en zonder

visum is er geen toegang tot het gewenste

land. Dus worden papieren vervalst. Maar

dan nog is het de vraag of men het land uit

komt. Daarom worden er grensbewakers

omgekocht en ingewikkelde routes bedacht

om controles aan de grens te omzeilen. Op

die routes is transport nodig en onderdak.

Er is hulp nodig om de Schengen-buiten­

grenzen, bijvoorbeeld die tussen Tsjechië

en Duitsland, over te komen. De gemiddel­

de migrant kan dat onmogelijk allemaal zelf

regelen. Dat is de markt waarop de men­

sensmokkelaar zich begeeft.

In veel gevallen bepalen de smokkelaars de

bestemming. Nederland heeft voor hen een

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 - zomer 1999

paar aantrekkelijke kanten. Het gebeurt in

Nederland zelden dat iemand direct na aan­

komst het land weer wordt uitgegooid. De

opvang is hier, zeker vergeleken met de

meeste andere Europese landen, tamelijk

ruimhartig. De procedures duren lang en er

zijn (nog) behoorlijk wat beroepsmogelijk­

heden. Het uitzettingsbeleid is, alweer ten

opzichte van andere EU-lidstaten, niet erg

effectief. En Nederland deelt (nog) relatief

veel verblijfsvergunningen uit. Mensen­

smokkelaars weten dat allemaal. Zij hebben

er geen enkel belang bij dat hun smokkel­

waar een grote kans loopt per kerende post

te worden teruggestuurd. Dat is niet goed

voor de klandizie. Dus kiezen ze vaak voor

Nederland.

Net als in de andere EU-lidstaten is men­

sensmokkel in Nederland strafbaar. Artikel

17

Page 18: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

18

Kinderen mogen soms gratis

197a van het Wetboek van Strafrecht ver-biedt het om mensen die geen recht hebben op verblijf Nederland binnen te brengen of onderdak te verschaffen, maar het artikel kent twee belangrijke beperkingen. Ten eerste moet de mensensmokkelaar erop uit zijn zelf beter te worden van zijn activitei­ten. Zonder winstbejag is er geen grond voor vervolging. Evenmin strafbaar is men­sensmokkel vanuit Nederland naar een land dat zich niet bij het Verdrag van Schengen, Engeland bijvoorbeeld, heeft aangesloten. Het betreffende strafwetartikel geldt bo­vendien alleen voor smokkelaars, niet voor de gesmokkelden. Als een officier van justi­tie de laatsten wil aanpakken, dan moet dat op grond van iets anders; het bezit van val­se documenten bijvoorbeeld.

SLANGENKOP Niemand kan met zekerheid zeggen hoe om­

vangrijk de smokkel van mensen naar Ne­derland (en via Nederland naar een ander land) is. In 1996 schatte de Immigratie- en Naturalisatiedienst nog dat pakweg 30 pro­cent van de asielzoekers op de een of an­dere manier betaalde hulp hadden gekre­gen om hier te komen. De landelijk officier van justitie voor mensensmokkel, Poel van der Molen, denkt aan 75 procent en WO­Kamerlid Kamp wordt niet moe te bewe­ren dat 95 procent van de asielzoekers naar Nederland wordt gesmokkeld. In ons boek 'Mensensmokkel' hebben wij bewust geen percentage genoemd. De cij­fers van de betrokken diensten zijn te vaag en gebaseerd op drijfzand, maar dat veruit de meeste asielzoekers (ook economische migranten vragen meestal asiel aan) hier­heen gesmokkeld zijn, lijdt geen twijfel. Er zijn voor deze mensen zowat geen manie­ren meer om legaal naar Nederland te ko­men. Dat iemand gesmokkeld is, wil overi­gens niets zeggen over zijn motieven om te vertrekken. Ook de aard van mensensmokkel is voor een flink deel in nevelen gehuld. Afgaande op wat er in Den Haag wordt beweerd, krijg je de indruk dat alleen zwaar georga­niseerde criminele organisaties op deze markt actief zijn. Dat is zeker niet het ge­val. We hebben in lstanbul zelf kunnen zien dat er talloze sjacheraars bij zijn betrok­ken: pensionhouders, eigenaren van boten en bootjes, documentenvervalsers en vele anderen die een graantje proberen mee te pikken van de nood van duizenden (som­migen zeggen honderdduizenden) die in die stad op zoek zijn naar een manier om Europa in te komen. De kleine vissen zijn vaak niet de meest aangename types. Er worden exorbitante bedragen gerekend voor een roestig sta­pelbed in een lekkende kamer met acht an-

mee als de klant een

all-in-pakket koopt.

deren. Veel booteigenaren beschikken over grote talenten in het belazeren van il­legalen. Legio zijn de verhalen van mensen die hun moeizaam bijeen geschraapt geld hebben afgegeven aan iemand die beloofde hen naar Griekenland of Italië te brengen, maar na het innen van het geld niet meer terug komt. Velen hebben betaald voor een vals paspoort dat bij aflevering een waardeloos prul bleek te zijn. Is men eenmaal onderweg, dan zijn de risi­co's nog niet voorbij. Mensensmokkelaars aarzelen niet hun klanten midden op de Middellandse Zee overboord te zetten als ze daarmee hun eigen huid kunnen redden. We hebben verhalen gehoord over onder­koeling in vrachtwagens, over opleggers met gesmokkelden die op een verlaten plek in Roemenië werden achtergelaten, over mensen die per schip uitZuid-Turkije vertrokken en bij lzmir aan land werden gezet, terwijl ze hadden betaald om naar Griekenland te worden vervoerd. Of het nu gaat om lstanbul, om Moskou, om Accra, Damascus, Kiev of Karachi, overal zijn mensen bezig betaalde diensten te verlenen aan migranten die geen legale weg zien om West-Europa of Noord-Ame­rika binnen te komen. Dat hierbij ook pro­fessionele organisaties actief zijn staat wel vast. Hoe groot hun markt op wereld­schaal is, daar valt eigenlijk geen zinnig woord over te zeggen. Politiediensten, de CRI, Europol en het openbaar ministerie beweren dat er in de mensensmokkel mis­schien wel meer geld omgaat dan in de han­del in verdovende middelen, maar bewij­zen daarvoor zijn er niet. Uit politie-onderzoeken is wel gebleken dat sommige organisaties degelijk in elkaar zitten. Meestal bestaat zo'n club uit een kleine kern (of meerdere kleine kernen) die gebruik maakt van 'specialisten' als ver­valsers, transporteurs, mensen die de wet­geving nauwgezet volgen en onderdakver­schaffers. De tijd dat misdaadorganisaties alles in eigen hand willen houden lijkt de­finitief voorbij. Voorbeeld van zwaar geor­ganiseerde mensensmokkel is die uit Chi­na. Er komt vrijwel geen Chinees meer naar Nederland zonder inschakeling van de she tou (slangenkop), zoals de Chinezen de organisaties noemen. Die slangenkoppen werven hun cliëntèle in provincies met veel armoede, zoals Fujian. De reis wordt van begin tot eind geboekt tegen grote som­men geld (bedragen tot zestigduizend gul­den zijn geen uitzondering). De cellen van

de Helling- jaargang 12 -nummer 2 -zomer /999

de smokkelorganisaties in China, in tran­sitplaatsen als Moskou, Kiev en Praag en in landen van bestemming staan nauw met el­kaar in contact, vooral als het gaat om de financiële afwikkeling van de smokkel. Een­maal hier, moet de migrant vaak nog ja­renlang werken om zijn schuld af te lossen. Niet zelden schakelen de organisaties hun klanten in als hun ogen en oren, bijvoor­beeld in restaurants waar de gesmokkel­den te werk zijn gesteld. Wordt er niet of te laat betaald, dan schromen de organisa­ties niet geweld te gebruiken, tegen de klant of tegen zijn familie in China. Geweld tussen de smokkelorganisaties onderling komt overigens ook voor. We hebben zelfs verhalen gehoord over Chinese organisa­ties die hun concurrenten overvielen om de gesmokkelden 'over te nemen'.

GARANTIE Toch bieden de professionele smokkelaars

ook voordelen. Ze zijn meestal betrouw­baarder dan de sjacheraars. Als er maar be­taald wordt zullen zij er over het algemeen van alles aan doen om de reis tot een suc­ces te maken. Ze bieden faciliteiten (ver­valsingen, onderdak, een vluchtverhaal dat het goed doet bij de IND) en hebben soms aantrekkelijke aanbiedingen. Het komt voor dat de kinderen gratis mee kunnen als de klant een a/J-in-pakket koopt. Een van de nieuwere innovaties is de Garantiesch/eus­ung: de smokkelaar garandeert aankomst in het gewenste land. Wordt de klant terugge­stuurd, dan wordt hij gratis opnieuw gehol­pen en zo nodig nog eens. Succes verzekerd. De bedragen die smokkelorganisaties in rekening brengen variëren enorm. Uit ana­lyses van de CRI is gebleken dat Srilanka­nen gemiddeld vijftienduizend gulden be­taalden voor een enkele reis Nederland. Voor Somaliërs lag de prijs tussen de drie­en zevenduizend gulden. Afghanen waren gemiddeld achtduizend gulden kwijt. De ui­tersten waarop die gemiddelden zijn geba­seerd lopen echter zeer sterk uiteen. Dat geldt ook voor de afzonderlijke onderde­len: valse of vervalste paspoorten 'doen', afhankelijk van de kwaliteit en de nationa­liteit, tussen de duizend en drieduizend gul­den, maar we kennen ook een voorbeeld van iemand die voor tien dollar een Soma­lisch paspoort kocht op een markt in Mo­gadishu. Een Tsjechische Fusssch/euser (ie­mand die zijn klanten te voet de Duits­Tsjechische grens over helpt) vertelde ons honderdvijftig mark per persoon te reke­nen, anderen vragen duizend mark. Hoe net ook zij, elk bedrag van meer dan een paar dollar is voor de gemiddelde Somaliër, Afghaan of Iraniër al een vermogen. Dat er zoveel onduidelijk is, heeft tal v2-n oorzaken. Mensensmokkel is per definitie

Page 19: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

Mensensmokkelaars

een internationale vorm van criminaliteit en, hoewel er hier en daar verdienstelijke pogingen worden ondernomen, werken politiediensten moeizaam met elkaar sa­men als er grenzen tussen zitten. Vaak be­staan er ook politieke barrières voor poli­tiesamenwerking, zoals met landen als T ur­kije en China, om het nog maar niet te heb­ben over de corruptie of zelfs betrokken­heid bij smokkel van de politiekorpsen in zulke landen.

De Nederlandse overheid heeft erg lang gewacht alvorens te erkennen dat men­sensmokkel een probleem is. Al in 1985 zag de Koninklijke Marechaussee de eerste groepjes Srilankanen in georganiseerd verband de Duits-Nederlandse grens over­steken, maar pas in 1995 werd er een lan­delijk officier van justitie aangesteld. De instelling van gespecialiseerde politiedien­sten is nog veel recenter. Inmiddels hou­den zich tal van instanties bezig met mensensmokkel: diverse politiediensten, diverse onderdelen van de marechaussee, het openbaar ministerie, de BVD, Buiten­landse Zaken en de Immigratie- en Natu­ralisatiedienst. De bedoeling is dat alle ac­tiviteiten worden gecoördineerd in het Af­stemmingsoverleg Mensensmokkel, waar­van landelijk officier Van der Molen voorzitter is. Hoewel zij het tegendeel be­weert, wil het met de afstemming en samenwerking tussen al die diensten, met al hun verschillende achtergronden, nog niet erg vlotten. Een gemeenschappelijk Europees asielbe­leid zou mensensmokkelaars veel wind uit de zeilen kunnen nemen, maar EU-lidstaten nemen elkaar liever de maat. Nederland en Duitsland, de landen met relatief de hoog­ste asielzoekersdichtheid, verwijten de zui­delijke lidstaten geen enkele belangstelling te hebben. Italië en Griekenland wordt ver­weten hun grenzen niet goed te bewaken terwijl Schengen hen daartoe verplicht.

HUICHELACHTIG Is mensensmokkel eigenlijk wel een pro­bleem? Er vallen in principe immers geen slachtoffers. Migrant en smokkelaar sluiten een overeenkomst en als de smokkelope­ratie succesvol verloopt is iedereen tevre­den. Maar dat is te simpel geredeneerd. Mensensmokkelaars bedienen iedereen die betaalt; zowel politiek vervolgden als economische gelukszoekers, zowel men­sen die een oorlog ontvluchten als charla­tans. En iedereen krijgt dezelfde tip mee: vraag asiel aan zodra je in Nederland bent. De asielprocedure wordt daardoor enorm 'vervuild'. Maar de smokkelaars gaan ver­der: ze geven hun klanten vaak een gefin­geerd vluchtverhaal mee, waarmee ze in de loop van de tijd de geloofwaardigheid van

bedienen iedereen die betaalt, en allemaal krijgen ze

dezelfde tip mee: vraag asiel aan zodra

je in Nederland bent.

asielzoekers- ook van degenen die wel de­gelijk voldoen aan de criteria- ernstig heb­ben ondergraven. Het vluchtverhaal is in verreweg de meeste gevallen het enige 'be­wijs' van de vluchteling, maar de gegroeide praktijk maakt het vrijwel onmogelijk om nog onderscheid te maken tussen 'echte' vluchtelingen en mensen die dat niet zijn. Niet alleen de marechaussee en de IND trekken vluchtverhalen in twijfel, het draagvlak voor de opvang van vreemdelin­gen kalft af, mede door de leugens en het bedrog van de mensensmokkelaars. Een ander groot probleem is dat mensen­smokkelaars wereldwijde migratiestromen stimuleren. Ze spiegelen potentiële mi­granten in China en Afrika beelden voor van melk en honing in Nederland, delen brochures uit van sociale zekerheid en ge­zondheidszorg. De armsten kunnen een reis naar Nederland niet betalen. Bijgevolg zijn het de middengroepen en de elite die vertrekken. Geld, talent en intellect ver­dwijnen zo uit landen die het zelf maar al te goed kunnen gebruiken. Maar zelfs de relatief rijken in de be­treffende landen kunnen de producten van de mensensmokkelaars veelal niet in één keer betalen. Vaak wordt er (deels) op kre­diet gereisd. Vluchtelingen zitten nog ja­renlang financieel vast aan hun smokke­laars en worden meer dan eens gedurende lange tijd uitgebuit en afgeperst. En daar­mee komen we aan de morele kant van de zaak. Mensensmokkelaars verdienen goud geld aan mensen in problemen, van welke aard dan ook. Het maakt hen niet uit hóe er wordt betaald, áls er maar wordt be­taald. En dat gaat ten koste van grote groe­pen mensen. Omdat mensensmokkel een markt is, zou bestrijding van smokkel gericht moeten zijn op de verstoring van die markt. Europa doet in zekere zin het tegenovergestelde: het sluit de buitengrenzen, waardoor het voor mensensmokkelaars alleen maar inte­ressanter wordt. Ook Nederland kiest voor uitbreiding van het repressieve appa­raat: een landelijk officier van justitie, spe­ciale politie-units, uitbreiding van mare-

de Helling- jaargang 12 -nummer 2 -zomer 1999

chaussee-eenheden, zelfs de BVD is inge­schakeld. Op aantallen asielzoekers lijken al die maatregelen weinig effect te hebben. Op mensensmokkelaars al helemaal niet. Wat dan te doen? De westerse wereld zou zich allereerst moeten realiseren dat al die vluchtelingen en migranten ergens vandaan komen. Er staan de internationale gemeen­schap middelen ter beschikking om dictato­riaal bestuurde landen die het niet zo nauw nemen met mensenrechten, onder druk te zetten. Economische en politieke druk, vre­desmissies en internationale waarnemers willen soms nog wel eens helpen. De jam­merklachten over economische migratie klinken nogal huichelachtig in een tijd waar­in opnieuw aan het budget van Ontwikke­lingssamenwerking wordt gemorreld en de Europese markt nog lang niet open is voor landen die een beetje export best zouden kunnen gebruiken. Vreemdelingenbeleid moet het sluitstuk zijn van buitenlandbeleid. Als de ministers van Buitenlandse Zaken en van Ontwikkelingssamenwerking hun werk goed doen, dan wordt mensensmokkelaars een deel van hun markt ontnomen. De beoordeling wie wel en wie niet als vluchteling (op basis van het Vluchtelingen­verdrag) tot Europa kan worden toegelaten zou zo dicht mogelijk bij de gebieden moe­ten gebeuren waar asielzoekers vandaan komen. Europa moet dan wel bereid zijn de 'goedgekeurde' vluchtelingen zonder van tevoren vastgestelde limieten op te nemen. Dat geldt ook voor oorlogsvluchtelingen. Tijdelijkheid van de geboden bescherming lijkt mij tot op zekere hoogte geen enkel be­zwaar, mits de betrokkenen daarover goed worden geïnformeerd. Dan blijven er natuurlijk mensen over die officieel geen vluchteling zijn. Ik zou niet weten waarom Nederland ook niet een aantal mensen zou kunnen opnemen die denken beter te kunnen worden van hun verblijf hier. Het moet toch niet zo moei­lijk zijn eens te onderzoeken hoeveel vreemdelingen dit land aankan, en voor hoeveel mensen er werk is, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg. Waarom is een quotum voor vreemdelingen toch zo'n vies woord? Ik realiseer me maar al te goed dat dit re­delijk utopische vergezichten zijn. De mees­te van mijn voorstellen zullen, als ze al ooit gerealiseerd zullen worden, nog vele jaren op zich laten wachten. Maar ik weet één ding zeker. Op de huidige voet doorgaan, levert alleen maar meer werk voor men­sensmokkelaars op.

Dovrd Jon God(rord rs freelance JOurnalist.

Samen met Yoël Vrnckx schreef hu het boek

'Mensensmokkel'. dot dit voorJaar wtkwom bu

Meulenho(f

19

Page 20: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

20

.) I

J - r __)

De procedure

De asielprocedure is complex en kan jaren in beslag kan ne­men. De procedure bestaat uit drie fases.

Fase 1: aanvraag en eerste beschikking

jJ

De asielprocedure start in een aanmeldcentrum met het in­vullen van een F-formulier. Op grond van het hierop volgend eerste gehoor wordt besloten of de asielzoeker de verkorte of de normale asielprocedure doorloopt. De verkorte procedure is bedoeld voor kansloze aanvragen. Deze beslissing wordt ge­nomen door een beslissingsambtenaar van de IND in overleg met degene die het eerste gehoor heeft afgenomen (ook IND). Indien het verzoek als kansloos wordt beoordeeld wordt de asielzoeker doorverwezen naar een rechtshulpverle­ner. Die krijgt één uur de tijd om de asielzoeker op het nader gehoorvoor te bereiden, dat beperkt blijft tot kernpunten. Wanneer blijkt dat er toch aanknopingspunten zijn, zal de asielzoeker alsnog de normale procedure ingaan. Zo niet, dan volgt uitzetting, waartegen beroep mogelijk is. Uitzetting is in de praktijk: op straat zetten. Wanneer tijdens het eerste gehoor blijkt dat een asielzoeker in een ander EU-land ook al asiel heeft aangevraagd, of daar eni­ge tijd verblijf heeft gehad, volgt een zogenaamd Dublin-ge­hoor. In het Verdrag van Dublin is bepaald dat een asielver­zoek maar in één lidstaat mag worden ingediend en wel in het land van aankomst. Het Dublin-gehoor moet duidelijk ma­ken in welk land de procedure afgehandeld moet worden. Dublin-claimanten hebben geen recht op opvang. In de gewone procedure vindt het nader gehoor plaats in een Onderzoekscentrum (OC). Van het gehoor wordt een rapport gemaakt waar nog correcties en aanvullingen op mogelijk zijn. Asielzoekers worden hierin bijgestaan door medewerkers van Vluchtelingen Werk of door advocaten. Op grond van het nader gehoor wordt de eerste beschikking geslagen. Als de A­status (erkenning als politiek vluchteling) wordt verleend, is het verhaal af. Bij een negatieve beslissing over toelating als vluchteling, maar bij verlening van een VTV (vergunning tot verblijf, deC-status) kan binnen vier weken bezwaarworden ingediend bij het ministerie van Justitie tegen afwijzing van de A-status. Bij toekenning van een VVTV (voorwaardelijke vergunning tot verblijf) kan binnen vier weken bezwaar wor­den ingediend tegen de negatieve beslissing over de A- en de C-status. In het ergste geval krijgt de asielzoeker een negatieve beschik­king op alle fronten. Daartegen kan bezwaar worden aangete­kend. De negatieve beschikking komt met of zonder schorsen­de werking, in het laatste geval mag de bezwaarprocedure niet in Nederland worden afgewacht. Om uitzetting te voorko­men moet, naast het indienen van een bezwaarschrift, een voorlopige voorzieningworden aangevraagd bij de rechtbank.

Fase 2: het bezwaar en tweede beschikking Een advocaat dient een bezwaarschrift in bij staatssecretaris van Justitie. Deze zal bij de behandeling alle feiten en om­standigheden opnieuw moeten afwegen, ook feiten en om­standigheden die zich pas hebben voorgedaan, nadat de bes­treden beslissing is genomen. Nieuwe informatie en bewijs­materiaal, zogenaamde nova, kunnen nog worden toege­voegd.

Onderzoek en tekst: Marjon Helder

Op het bezwaar volgt een tweede beschikking. Tegen een nega­tieve beslissing kan beroep worden ingediend bij de vreemde­lingenkamer van de rechtbank in Den Haag.

Fase 3: de beroepsprocedure Het indienen van een beroepschrift geschiedt, net als bij het bezwaarschrift, door een advocaat. Bij gegrondverklaring van het beroep vernietigt de rechtbank het bestreden besluit ge­heel of gedeeltelijk. De rechtbank kan vervolgens de staatsse­cretaris van Justitie opdragen een nieuw besluit te nemen of een andere handeling te verrichten met inachtne­ming van haar uitspraak. Bij ongegrondverklaring van het be­roep blijft het bestreden besluit van het ministerie van Justitie gehandhaafd.

Het feit dat er drie statussen zijn lokt het 'omhoog-procede­ren' uit, wat veel tijd kost, ambtenaren een hoop werk be­zorgt en asielzoekers eindeloos aan het lijntje houdt. In zijn voorstel voor een nieuwe Vreemdelingenwet brengt staatsecre­taris Cohen het aantal statussen terug naar twee. In dit wets­voorstel wordt ook de bezwaarfase afgeschaft. Daarvoor in de plaats komt de mogelijkheid van een hoger beroep bij de Raad van State. Cohen wil bovendien een allesomvattende af­wijzende beschikking die bepaalt dat verdere opvang wordt onthouden en dat de afgewezen asielzoeker Nederland moet verlaten. De nieuwe wet moet de asielprocedure flink verkor­ten, hoopt Cohen.

De kosten

De uitgaven voor asielbeleid omvatten de kosten van huisves­ting en opvang, de kosten van de juridische procedures, de kosten van extra politie-inzet en de kosten van onderwijs aan leerplichtige asielzoekers in de opvang. Met uitzondering van de uitgaven voor de juridische procedures worden de kosten gerelateerd aan het gemiddeld aantal asielzoekers in de op­vang. Per asielzoeker bedragen de kosten voor opvang, extra politie-inzet en onderwijs 34.500 gulden per jaar. De totale kosten van juridische procedures bedragen gemiddeld 8.000 gulden per asielzoeker per jaar. De begroting voor het asielbeleid wordt bepaald op basis van een schatting van de instroom van asielzoekers. Maar nie­mand kan met zekerheid stellen waar in de wereld nieuwe brandhaarden zullen ontstaan of waar vrede zal uitbreken. De planning van de capaciteit voor opvang en afhandeling, en daarmee de vaststelling van de begroting, is natte vingerwerk Meestal wordt de instroom onderschat wat panieksituaties rond opvang en crisisberaden rond het vinden van extra fi­nanciële middelen tot gevolg heeft. De geschatte totale kosten van het asielbeleid in de diverse begratingshoofdstukken voor 1999 bedragen circa I, 9 miljard gulden. Voor 2000 is de schatting 1,5 miljard gulden.

(Bron. CPB)

de Helring-jaargang 12 -nummer l -zomer I 999

Page 21: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

Na de euro heeft Europa

een nieuw project: een gemeenschappelijk asielbeleid. Dit plan dreigt echter

ten onder te gaan aan te veel idealisme. De landen van de Europese Unie

menen de wereld zodanig te kunnen veranderen dat er een einde komt aan

immigratie. Een pleidooi voor meer pragmatisme.

Joanne van Selm-Thorburn

Op I mei van dit jaa• werd het Verdrag van Amsterdam van kracht. In dit verdrag staat het immigratie- en asielbeleid voorop. Het belang van dit onderwerp in de EU van van­daag is te vergelijken met dat van de Eco­nomische en Monetaire Unie in het Ver­drag van Maastricht. In dat laatste verdrag, dat van kracht werd in 1993, stond de in­voering van een gemeenschappelijke munt centraal. In 1997 werd in Amsterdam door twaalf van de vijftien EU-lidstaten een nieuw doel gekozen. Drie landen (het Ver­enigde Koninkrijk, Ierland en Denemar­ken) kregen een aparte status en het is daarom, net zoals met de euro, voorlopig uitgesloten dat er een gemeenschappelijk beleid voor asiel en immigratie komt waar­aan alle vijftien huidige lidstaten meewer­ken. Maar dàt er gezamenlijk beleid op dit terrein komt is beslist niet uitgesloten. De geschiedenis van de Europese Gemeen­schap sinds 1957 laat zien dat als er een­maal genoeg politieke moed is om een on-

derwerp als werkgebied voor toekomstige gemeenschappelijke actie op de agenda te zetten, dat beleid er uiteindelijk op een of de andere manier ook komt. Het nieuwe doel van de EU is 'een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid' te worden. Het Verdrag van Amsterdam geeft geen duidelijkheid over wat precies die ruimte zou moeten inhouden. Zelfs is niet duidelijk wie er van zou mogen genie­ten: de lidstaten, de burgers van de lidsta­ten, legale inwoners van de lidstaten, alle inwoners of alle mensen die ooit de EU­landen binnen komen. Slechts over de in­houd van 'vrijheid' wordt iets meer gezegd: er zou vrij verkeer moeten komen tussen de lidstaten voor alle mensen die een ver­blijfsvergunning hebben voor minimaal drie maanden in een van de lidstaten. Veiligheid en rechtvaardigheid blijven vage concep­ten. Het immigratie- en asielbeleid is een be­langrijke voorwaarde voor die nieuwe

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 - zomer 1999

'ruimte'. In het verdrag is vastgelegd dat de 12 EU-lidstaten over vijf jaar (vanaf 2004) als een eenheid zullen optreden aangaande asiel en immigratie. De grote vraag is hoe dat beleid er uit zal zien. Het werkprogramma voor de periode 1999 tot 2004 houdt om te beginnen in dat alles wat er aan gezamenlijk beleid is, her­zien zal worden. Wat betreft immigratie zijn er een aantal resoluties en conclusies (zonder wettelijke kracht) over studie, tij­delijk werk en illegale immigratie. Ook voor het asielbeleid liggen er een aantal be­slissingen (eveneens zonder wettelijke kracht), bijvoorbeeld over de verdeling van de lasten bij opname van ontheemden op een tijdelijke basis ( 1996), minimumwaar­borgen voor asielprocedures ( 1995) en harmonisatie van de term 'vluchteling' uit artikel I van het Vluchtelingenverdrag van Genève ( 1996). In het najaar van 1998 opende Oostenrijk, toen EU-voorzitter, de discussie door een

ll

Page 22: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

22

Het nieuwe doel van de EU is

'strategie paper' op tafel te leggen. Daar­over ontstond grote commotie, vooral vanwege het voorstel om de verplichtingen van het Vluchtelingenverdrag op te zeggen. Om die reden was de tekst, terecht, snel weer van tafel. Een voorstel van de Euro­pese Commissie over een uniforme be­handeling van oorlogsontheemden is niet aangenomen onder andere vanwege het gebrek aan duidelijkheid over een lasten­verdeling. Als er wel een akkoord bereikt was over dit voorstel was er nu mogelijk betere coördinatie en eenheid geweest in de toelating en behandeling van gevluchte Kosovaren door de EU-landen. De enige concrete actie die plaats vindt tot nu toe is die van de zogenoemde 'High Le­vel Working Group'. De ministeries van Bui­tenlandse zaken van de verschillende lid­staten hebben elk een land van herkomst gekregen als onderwerp voor onderzoek. Nederland bijvoorbeeld heeft Afghanistan. De precieze inhoud en bedoeling van de onderzoeken zijn vaag. In oktober 1999 zal onder Fins voorzitterschap een speciale Raad van Ministers gehouden worden over alle kwesties betreffende justitie en bin­nenlandse zaken, waaronder asiel- en im­migratiebeleid.

WENSELIJK In de discussie over een gemeenschappelijk

asielbeleid staat het idee van 'solidariteit' voorop. Daarmee wordt bedoeld een 'rechtvaardige' verdeling van het aantal asielzoekers over de lidstaten. Blijkbaar gaat het bij 'rechtvaardigheid', zoals gefor­muleerd in het nieuwe doel van de EU, ook om rechtvaardigheid vanuit het perspectief van de lidstaten, en op basis van cijfers. Hoewel deze rechtvaardige lastenverde­ling misschien een voor de hand liggend uit­gangspunt lijkt voor gemeenschappelijk be­leid, is het naar mijn mening onhoudbaar en in strijd met het doel van vrijheid. Die vrijheid hield immers in dat elke burger met een verblijfsvergunning in een van de EU-lidstaten het recht krijgt op vrij ver­keer in de hele EU. Daarmee is het onmo­gelijk om legaal verblijvende vluchtelingen tegen hun zin te laten wonen in het land dat de EU hen toe heeft gewezen. De redactie van de Helling heeft me ge­vraagd te schrijven over wat voor asielbe­leid er mogelijk is, en niet zozeer over wat er wenselijk is. Dat doe ik graag want naar mijn mening hebben de lidstaten van de EU het te vaak over wensen in plaats van wat er mogelijk is. De lidstaten hebben een op­vatting over migratie die als 'idealistisch' of 'irreëel' omschreven zou kunnen worden. De EU-regeringen hebben de verwachting dat ze de wereld zo kunnen veranderen dat er nauwelijks nog migratie is, omdat men-

'een ruimte van

vrijheid, veiligheid en

rechtvaardigheid, te

worden. Voor wie dat gaat gelden is niet duidelijk.

senrechten niet geschonden worden, laag betaalde werknemers niet nodig zijn en de EU alleen te maken heeft met een klein aantal rijke migranten die geen bescher­ming (asiel) nodig hebben. Maar zo zit on­ze wereld niet in elkaar, mede dankzij be­slissingen van EU-regeringen op andere be­leidsterreinen. In alle Europese lidstaten wordt immigra­tiebeleid verengd tot asielbeleid. Zo wor­den drie belangrijke groepen mensen die naar de EU-landen komen (of zouden kun­nen komen) op een hoop gegooid. Die drie groepen zijn: I. de grote massa's die vluch­ten vanwege Europese (burger)oorlogen en conflicten, zoals de Kosovaren nu en de Bosniërs tussen 1992 en 1995; 2. spontane asielzoekers die vluchten voor levensge­vaarlijke en vrijheidsbedreigende discrimi­natie; 3. mensen die werk of een verande­ring van levensmogelijkheden zoeken. Het huidige beleid van de vijftien lidstaten (elk apart) en van hun gemeenschappelijke uitspraken via resoluties, enzovoort, is er op gebaseerd dat elke persoon die naar de EU komt alleen asiel mag aanvragen- hij of zij is niet nodig voor de groei van de Euro­pese economie, en eigenlijk kan hij of zij beter thuis kan blijven. De eerste groep mensen is het meest zichtbaar. Dit zijn mensen die bescherming nodig hebben om te kunnen overleven. Als EU-landen onder de NAVO-vlag een 'hu­manitaire interventie' uitvoeren, kunnen deze landen onmogelijk vol houden dat de vluchtende massa's geen asiel nodig heb­ben. En toch krijgen ze dat niet. Volgens de wetten van de meeste EU-landen worden deze oorlogsontheemden buiten de asiel­procedure gehouden. Ze krijgen geen for­mele vluchtelingenstatus en hebben weinig rechten. Volgens de EU-regeringen zouden ze in hun regio moeten blijven: de buur­landen als het over Europa gaat, hun con­tinent als ze van buiten Europa komen. De lidstaten willen niet erkennen dat voor vluchtende Europeanen de regio wel eens de hele Europese regio zou kunnen zijn. Veel mensen die asiel nodig hebben mogen nu dus geen asiel zoeken: als ze geluk heb-

de Helling -jaargang 12 - nummer 2 - zomer I 999

ben krijgen ze een tijdelijke status, zonder de rechten van legale inwoners. Als ze die e rechten willen, moeten ze zich aansluiten n bij de tweede genoemde groep, die van a~ spontane asielzoekers. En dat moeten ook die mensen die eigenlijk geen asiel zoeken, maar werk (de derde hierboven genoem· de groep).

AANTREKKELIJK Deze praktijk leidt tot chaos. In vele lidsta· I­

ten duren asielprocedures één tot vii~ iaar. ·. De schuld daarvan krijgen de advocaten d\~ proberen het maximum uit een hiërar· chisch statussysteem te halen voor hun cliënten, en de economische migranten die onrechtvaardige asielaanvragen indienen. Men hoort nooit dat de schuld voor de chaos ligt bij het hier beschreven irreële be­leid van de lidstaten. Wie maakt het rechts· systeem? De overheden. Wie zegt dat een economische migrant geen immigratie· status kan krijgen maar asiel moet aanvra· gen? De overheden. Wie beslist dat oor· logsontheemden geen asiel mogen krijgen. maar genoegen moeten nemen met een tijdelijke, rechteloze status? De overheden. Het doel dat de EU-landen zich stellen mer hun gemeenschappelijke beleid staat bui- -ten de werkelijkheid. De regeringen den· ken dat een steeds restrictiever asielbeleid de oplossing is voor hun immigratie-'pro· -bleem'. De regeringen menen dat striktzijn over toelating ertoe zal leiden dat er min· der migranten zullen aankomen in de EU. En als er dan nog immigratie plaatsvindt zou een restrictieve asielverlening ertoe moeten leiden dat maar weinig immigran· ten in de EU blijven. Tegelijkertijd zou een streng beleid het ook mogelijk moeten ma· ken dat de EU-landen zelf bepalen naar welke van de lidstaten de immigranten gaan. De EU zou, volgens deze opvatting. minder aantrekkelijk moeten worden voor potentiële migranten uit arme landen. (Za· kelijke immigranten uit rijke landen blijven interessant voor de EU, dus die geven en hebben geen probleem.) Als de EU ijverr voor mensenrechten in de landen van her· komst, zo gaat deze redenering, hoeft de Unie zelf minder te doen aan het recht dar mensen hebben volgens de Universa! De· ciaration of Human Rights om asiel te zoe· ken (Artikel 14) en de '(ree movementand residence' (Artikel I 3). In werkelijkheid zullen mensen natuurlijk naar EU-landen blijven komen, op zoek naar veiligheid, vrijheid, rechtvaardigheid en welvaart. Tot nu toe is het belangrijkste resultaat van het steeds restrictievere toe· latingsbeleid een toename van illegaal ver· blijf. Bovendien lijkt het er op dat hoe strenger de grenscontroles worden, hoe meer mensensmokkelaars in actie komen.

Page 23: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

In alle Europese lidstoten

Hoeveel migranten binnenkomen met hulp van (betaalde) smokkelaars of 'reisagenten'

is onmogelijk te berekenen, maar zeker is dat het vee/ gebeurt, en dat het zal blijven

gebeuren. Zeker is ook dat als mensen, zo­

als nu de Kosovaren, niet op een georga­

niseerde manier worden geëvacueerd naar veilige (EU-)landen, ze in de loop van de

tijd wel een manier vinden om hier 'spon­taan' aan te komen. Duidelijk ook is dat als

alle immigranten uit arme landen asiel

moeten blijven aanvragen om kans te kun­

nen maken op een verblijfsvergunning, zij

zullen blijven komen.

\-let is verbazingwekkend dat de regeringen van de EU-lidstaten zo ver van de realiteit

af kunnen staan en blijven denken dat hun 'ideaalbeeld'

over minimalisering van im­

migratie gerealiseerd kan worden. En vooral dat zo'n

ideale situatie tot stand zou

kunnen komen door alle aan­

dacht te geven aan asielbe­

leid, en geen ander immigra­

tiebeleid te voeren. Als de

lidstaten oog zouden hebben

voor de werkelijkheid, zou­

den zij moeten inzien dat een verdeling van de immigratie­

last door een verdeling over EU-landen van spontane im­

migranten en asielzoekers

volstrekt onmogelijk is. Wel mogelijk is een verdeling door middel van een quota­

systeem van groepen in mas­sale vluchtsituaties, zoals nu

de Kosovaren. Een verdeling

via quota van economische immigranten moet ook mogelijk zijn, zeker

als geworven zou worden in de landen van

herkomst. Er zijn verschillende manieren

om zo'n systeem op te zetten.

WINNAARS Een daarvan is een soort loterij, zoals ook de

YS die elk jaar houdt voor zijn Green Cards onder het Diversity Program. In die loterij

zijn jaarlijks 50.000 visa beschikbaar. Die

worden mondiaal verdeeld over 6 regio's,

met maximaal 3500 visa per land. Burgers

uit landen waar vandaan de laatste vijf jaar

al meer dan 50.000 immigranten naar de

YS zijn gekomen, zijn uitgesloten. Daarom

doen onder andere Mexico, Verenigd Ko­

ninkrijk en Filippijnen niet mee. Voor alle

overige belangstellenden geldt als enige

voorwaarde dat ze high school hebben ge­

daan of twee jaar werkervaring hebben. De

deelname is gratis. Het is moeilijk te bepa­len of er vanwege het Diversity Program minder asielaanvragen zijn in de VS, maar

het is wel zeker dat op deze manier (po-

wordt immigratie­

beleid verengd tot

asielbeleid

tentiële) immigranten een normale kans maken op legale immigratie. Bovendien is

er meer controle op de immigratie, of in

ieder geval meer mogelijkheid voor con­

trole. De EU kan dit systeem niet zo maar ko­

piëren. Maar de EU-lidstaten zouden wel een aantal immigratieplaatsen per jaar be-

foto.· Luuk van der Lee I HH

schikbaar kunnen maken via een soort van

loterij. Elk land zou kunnen zeggen hoeveel

plaatsen het weggeeft, en zelfs categorieën kunnen maken voor bepaalde beroepen of

sectoren (bouw, landbouw, enzovoort).

Een deelnemer kan aangeven naar welke

land hij of zij wil, en onder welke categorie

hij of zij valt. Op zo'n manier zouden de

staten een vorm van gecontroleerde quo­ta hebben. Net zoals in de VS zouden di­

ploma's en achtergrond van de 'winnaars'

onderzocht moeten worden. Op zo'n ma­

nier zouden er misschien minder spontane

asielzoekers zijn. Het is voorstelbaar dat

potentiële migranten wachten met een il­

legale immigratiepoging omdat ze een le­

gale kans maken, nu of het volgende jaar. Mensen die opgepakt worden vanwege il­

legale binnenkomst of illegaal verblijf zou­

den als straf buiten de loterij gehouden

kunnen worden. Overigens blijft spreiding

over EU-landen moeilijk, gezien het gefor­

muleerde doel van vrijheid van vestiging in

de hele EU.

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 - zomer 1999

Het immigratie- en asielbeleid van de EU kan zich de komende vijf jaar langs twee

routes ontwikkelen. De eerste route is het nastreven van het irreële ideaalbeeld dat

immigratie aan banden gelegd kan worden.

Dit is een voorzetting van de huidige cha­

os in het Europese immigratie- en asielbe­leid. De andere route vraagt een veel prag­

matischer visie op migratie, de acceptatie namelijk dat het bestaat. Veel mensen zou­

den dit pragmatisme juist idealisme noe­

men, omdat deze route politiek minder

haalbaar lijkt gezien de standpunten van al­le EU-lidstaten. Maar andere landen (bij­

voorbeeld de Verenigde Staten) hebben wel pragmatisch leren omgaan met het

fenomeen van 'migratie', en ik

zou niet helemaal willen uit­

sluiten dat de EU-landen dat

ook kunnen - en misschien zelfs zouden willen. Die prag­

matische opstelling leidt niet

tot het open immigratiebeleid dat sommige NGO's wensen.

Maar het leidt wel tot een si­

tuatie die minder chaotisch is

omdat het overheden die im­

migratieprocessen willen regu­leren meer middelen in handen

geeft.

Het is belangrijk dat de EU zich

zelf de mogelijkheid geeft om oorlogsontheemden, zoals de Kosovaren, asiel aan te bieden,

en de ruimte maakt om een

rechtvaardig immigratie-sys­

teem te ontwikkelen zodat pragmatisch om gegaan kan

worden met asielzoekers én

gelukzoekers. Elk immigrant

kan een bijdrage leveren aan de veiligheid,

vrijheid en welvaart van Europa. Een prag­

matisch beleid is nodig om immigratie­stroom te beheersen, maar ook om het

Europese zelfbeeld van een humanitaire

gemeenschap waar te maken.

Joonne van Selm-Thorburn IS als docent

Internat/Onale Betrekkingen verbonden aan

de vakgroep Politicologie van de

Umversite1t van Amsterdam.

E1nd me1 verscheen van Groenlinks het

pamflet 'Met status: een pleidooi voor progressieve Europese rnigrotiepolitiek'. Het pamflet is een pleidooi de Europese

Un1e als een 1mm1grat1eregio te

beschouwen en het bevat acht voor­

stellen over de toelating en behandeling

van economische en pol1tieke migranten.

Te bestellen op tel.nr 030-2399900.

23

Page 24: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

14

I

~ ,.1

·j jj

Reisdoel Nederland

Over de hele wereld zijn naar schatting rond de vijftig mil­joen mensen om wat voor reden dan ook op de vlucht gesla­gen. Meestal verblijven vluchtelingen in de nabijheid van hun eigen land, soms in vluchtelingenkampen, soms daar buiten. Slechts een klein deel vlucht verder naar bijvoorbeeld West­Europa. In de Europese Unie kwamen in 1998 in totaal 299.000 asielzoekers binnen, een stijging van 19 procent met het jaar daarvoor. Van alle aanvragen in heel Europa kwam tweederde terecht in slechts vier landen: Duitsland, Neder­land, Groot-Brittannië en Zwitserland. In Duitsland daalde in 1998 het aantal asielzoekers licht tot 98.700, maar dit land blijft het meest in trek. In Nederland steeg vorig jaar de instroom flink tot 45.220 asielaan vragen. Over de periode 1994-1998 staat Nederland na Duitsland (drie keer zoveel als Nederland) en het Verenigd Koninkrijk (iets meer dan in Nederland) op de derde plaats wat het aan­tal asielzoekers betreft. Per hoofd van de bevolking komt Ne­derland in dezelfde periode na Zwitserland op de tweede plaats. Nederland neemt per hoofd van de bevolking drie keer zoveel asielzoekers op als het Europese gemiddelde. Frankrijk, Italië en Spanje liggen ver onder dit gemiddelde. De voorkeur van asielzoekers voor Nederland is moeilijk te verklaren. Het is mogelijk dat de kwaliteit van de opvang, de duur van de asielprocedure en de aanwezigheid van een mi­grantengemeenschap een rol spelen. Er is echter weinig inter­nationaal vergelijkingsmateriaal over deze aspecten van het asielbeleid beschikbaar. Overigens is het reisdoel tegenwoor­dig vooral een beslissing van de smokkelaars.

Asielaanvragen in Nederland

60.000

52.600

50.000

40.000

30.000

20.000

10.000

0 !

1994

29.300

23.000

1995 1996

34.400

!

1997

Asielzoekers per hoofd bevolking 1994-1998

Zwitserland

Nederland Du1tsland

8elg1e Zweden

Denemarken

Noo1'VYegcn

Veren1gd Kon1nknjk

Index

Fr.mknJk -F1nland 1111111

SpanJe lilll ltal1è 1111

0 100

I 00 = Europees gmwJdcldc

l::_uropees gcrn1ddrldc i 00

200 300

(Bron. IND)

45.200

1998

400 ',00

Onderzoek en tekst: Marjon Helder

De terugkeer

Asielzoekers die uiteindelijk niet worden toegelaten, moeten Nederland verlaten. Het ministerie van Justitie werkt samen met het ministerie van Buitenlandse Zaken -en met name Ontwikkelingssamenwerking- aan terugkeerprojecten. Asiel­zoekers kunnen financiële ondersteuning krijgen bij de aan­schaf van tickets en voor de eerste periode van vcrblijf in het land van bestemming. Ook geeft de overheid soms steun aan landen van herkomst om de terugkeer van asielzoekers moge­lijk te maken. Om een uitzettingsbevel te kunnen effectueren zijn er reisdo­cumenten nodig. Als de uitgeprocedeerde asielzoeker zelf geen paspoort heeft, wordt bij zijn ambassade of consulaat ge­probeerd een laissez passer aan te vragen. Of en zo ja binnen welke termijn een laissez passer wordt afgegeven is sterk af­hankelijk van het betreffende land. Zolang de uitgeprocedeer­de asielzoeker niet beschikt over de benodigde reisdocumen­ten is hij om technische redenen niet-uitzetbaar. Uitzetten naar China bijvoorbeeld is om die reden vrijwel onmogelijk. Maar niet-uitzetten kan ook een beleidskeuze zijn, het zoge­naamde uitstel van vertrek. Dat is het geval als de Nederlandse overheid van oordeel is dat op dat moment de veiligheid van de asielzoekers niet gewaarborgd is (al jarenlang voor Kosova­ren en in het verleden ook o.a. voor Iraniërs en Algerijnen). Asielzoekers die technisch moeilijk uitzetbaar zijn maar bij wie wel uitzicht is op verwijdering, komen in het Terugkeer­centrum Ter A pel terecht. Een speciale terugkeer-unit van de IND houdt zich bezig met de voorbereiding en uitvoering van het vertrek van deze groep. Als uitgeprocedeerde asielzoe­kers niet vrijwillig terugkeren, worden zij gedwongen, met hulp van de sterke arm, Nederland uitgezet. Bestaat het ver­moeden dat een asielzoeker zal onderduiken, dan kan hij in een huis van bewaring of politiecel worden vastgehouden tot­dat het vliegtuig vertrekt of totdat hij moet worden vrijgela­ten wegens onuitzetbaarheid. In het Grenshospitium op Schip­hol worden asielzoekers vastgehouden die een kennelijk onge­grond asielvcrzoek hebben ingediend in het aanmeldcentrum Schiphol. Hier zitten ook Dublinclaimanten: asielzoekers die volgens het (EU-)akkoord van Dublin niet in Nederland asiel mogen aanvragen maar dit in een ander Europees land moe­ten doen omdat ze via dat land gekomen zijn. Verreweg het grootste deel van de uitgeprocedeerden wacht de afhandeling van de uitzetting niet af en gaat 'MOH: vertrekt Met Onbe­kende Bestemming. Deze asielzoekers kiezen voor de illegali­teit of verlaten Nederland om in een ander land hun geluk te beproeven.

16.000

12.000 !

8.000

4.000

Terugkeer in 1997

1.186

'Vrijwillig'

3.267

Met de sterke arm

14.425

Met onbekende bestemming vertrokken

(In I 99 7 /~rlrUIII r 28 000 o\iclverzockci'

o[,~cwrzcn. D(]l

betekent dot een

klcmc 10000 o(,rcwczcncn 111

beroep IS gq;cwn, n1c!-

w1/cllx!C!rt'J or

(Bron. JND;

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 -zomer 1999

Page 25: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

Sche11di11g mel1Se11rechte11 drijft dttize11de11 Birmeze11 O}) · · · 'Drie jaar lang heb ik opgesloten gezeten. :Met veertig vrouwen in één cel. Boven op elkaar', zegt de Birmese Naw Sa J>aw. 'Ik kwam vrij. Eindelijk. Er gingen gemchten, dat ik weer opgepakt zou worden. Ik ben toen gevlucht.'

Ze moest haar man en kinderen achterlaten. Tenslotte vond ze onderdak in een kamp in Thailand op enkele kilometers van de grens. Ze is veilig. Al komen de Birmese soldaten soms het kamp binnen, niet gehinderd door Thaise autoriteiten.

De vluchtelingen doen bijna alles zelf. Ze bouwen kliniekjes en scholen. Ze geven les aan kinderen en volwassenen. Speciaal opgeleide vluchtelingen doen rondes in het kamp om zieken te helpen en te wijzen op de noodzaak van een goede hygiëne. Op de achtergrond steunt Stichting Vluchteling hen. Met voedselzendingen, als dat echt nodig is. Maar vooral met medicijnen en de opleiding van vluchtelingen tot medisch assistent en verpleegkundige.

Steunt u ook het werk voor de Birmese vluchtelingen? Elke biJdrage, groot of klein, is welkom. Giro 999. Stichting Vluchteling, Den Haag, ovvv Birma. Voor informatie belt u met Polly Breur. Telefoon 070 346 89 46. Of u schrijft: Stichting Vluchteling, Stadhouderslaan 28, 2517 HZ Den Haag. E-mail [email protected]

Stem tegen de schending van de l\laak een gift over op giro 999

Actuele publicaties over Europa

Democratisch Europa

Naw Sa Paw Foto: Po/ly Breur

Vijf specialisten behandelen in dit boekje vragen als: hoe ontwikkelt de rol van het Europees Parlement zich? Op welke manier zou de Tweede Kamer de besluitvorming door ministers in de EU moeten controleren? Hoe kan de rol van de kiezers op het Europees beleid vergroot worden? Inleiding en slotwoord van oud-premier Ruud Lubbers.

96 pag.; ISBN 90 6473 369 4; prijs f 17,50

Sociaal Europa Wat kan de Europese Unie bijdragen aan de oplossing van de sociale problemen in de lidstaten. Is een actief Europees sociaal beleid mogelijk? Wat hebben burgers daarvan te verwachten? In afzonderlijke hoofdstukken wordt ingegaan op sociale zekerheid, werkgelegenheid en bescherming van werknemers. Bijdragen van W. Albeda, K. Groenveld en J. Bussemaker.

96 pag,; ISBN 90 6473 3 70 8; prijs f 17,50

HIERIJ BESTEL IK;

0 DEMOCRATISCfl EUROPA. PRIJS j 17,50 0 SociAAL EuROPA. PRIJs f 17,50 Instituut voor Publiek

en Politiek NAAM: ......................................................................................... M/V

Prinsengracht 911-915, 1017 KD Amsterdam. Telefoon 020-5217600. Meer informatie op Internet: www.publiek-politiek.nl

ADRES: ............................................................................................. .

POSTCODE/PLAATS: ............................................................................... .

Opsturen naar Instituut voor Publiek en Politiek Antwoordnummer 1 0455, 1000 RA Amsterdam

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 -zomer 1999 lS

Page 26: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

elange

waartoe. Op deze pagina's een verkenning. Maarten van Poelgeest onderzoekt de

strategische

NAAR DE MACHT overwegingen

die een rol

spelen bij regeringsdeelname. Daarnaast komen drie relatieve outsiders aan

het woord over de kansen en gevaren op de terreinen van internationale

politiek, milieu en sociale zaken.

Maarten van Poelgeest

Een van de onderwerpen die Groenlinks bij haar geboorte in 1989 verdeeld hield was de discussie over het dragen van be­stuursverantwoordelijkheid. Dat gebeur­de toen nog op basis van tamelijk eenvou­dig schema: regeren of getuigen. De te­genstelling werd bij de fusie toegedekt met een zwaar onderhandelde verzoeningsfor­mule, maar toch bleef er de eerste jaren sprake van twee kampen. Dit is niet ver­wonderlijk. De twee uitgangspunten gre­pen terug op verschillende politieke stra­tegieën uit de jaren zeventig en tachtig, die door de relatieve nabijheid van die jaren nog niet aan relevantie hadden ingeboet. Het pure getuigen greep terug op een tra­ditie waarin het niet ging om het verover­en van macht binnen het bestaande sys-

teem. Het doel was het opbouwen van een tegenmacht in de samenleving. De partij moest onderdeel zijn van een coalitie van gelijkgezinden die in de marges van de sa­menleving een tegencultuur in stand hield en uitbouwde. Dat deze koers ook eind ja­ren tachtig nog op steun kon rekenen, had te maken met het feit dat in die dagen de cultuur van allerlei alternatieve politieke praktijken nog vers in het geheugen lag. De andere pool in de discussie, de gouver­mentele strategie, greep terug op de progressieve meerderheidsstrategie uit de jaren zeventig. Het is het idee dat 'we toch allemaal onderdeel zijn van de grote Rode Familie'. Het kabinet Den Uyl was een goed begin geweest. In de slipstream hier­van schoten op lokaal niveau de progres-

16 de Helling- jaargang 12 - nummer 2 -zomer 1999

sieve meerderheidscolleges als paddestoe­len uit de grond. Een volgende stap moest een tweede Kabinet Den Uyl zonder con­fessionelen zijn. Deze grote droom werd in de jaren tachtig levend gehouden met de gedachte dat mede dankzij de rechtse CDA/WO-kabinetten de Nederlandse po­litiek steeds verder polariseerde en dat op termijn links heus wel aan de beurt zou ko­men. Belangrijk was dan wel dat radicaal­links luid en duidelijk verkondigde er niet vies van te zijn in een progressief meer­derheidskabinet mee te willen regeren. We zijn nu tien jaar verder en beiden boven geschetste strategieën hebben hun relevan­tie verloren. Ze waren te veel kinderen van

VeiVolg op pogmo 28

Page 27: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

Peter van der Veer (41)

'Inhoudelijk liggen er voor GroenLinks interessante kansen als ze zouden gaan meeregeren. Ik kijk dan naar wat er de afge­lopen jaren in de grote steden is gebeurd. Daar zie je dat wethou­ders van GroenLinks op milieu­gebied wel degelijk een verschil kunnen maken. In Utrecht en Amsterdam zijn dankzij die wet­houders andere accenten gelegd op het gebied van verkeer en vervoer door veel meer aandacht te geven aan langzaam verkeer en openbaar vervoer. In de wo­ningbouw liggen grote kansen op het gebied van duurzaam bouwen. GroenLinkse bestuur­ders zijn daarin veel voortvaren­der dan die van andere partijen. Wel zie je dat die GroenLinksers stuk voor stuk met veel hogere idealen in het stadsbestuur zijn gestapt dan ze er na vier jaar weer uitkwamen. Ze kwamen er gaandeweg achter dat je uitein­delijk heel veel water bij de wijn moet doen om iets voor elkaar te krijgen en hadden vaak veel problemen met de eigen achter­ban. Dat zie je trouwens niet al­leen in Nederland, maar ook bij de Groenen in bij voorbeeld Duitsland en Frankrijk. Uitein­delijk moet je kiezen: of je blijft een belijdenispartij of je zorgt

Werkt bij de Stichting Natuur en Milieu. Tot begin

jaren '80 was hij actief ('hoewel dat een groot woord

is') in de radicaal-linkse beweging. Stemde later bij

landelijke verkiezingen meestal PvdA vanwege gebrek

aan samenwerking bij klein links. Geen lid van

Groenlinks maar inmiddels wel weer kiezer.

dat anderen je serieus nemen. Als je dat laatste wilt, moet je bereid zijn regeringsverantwoor­delijkheid te dragen. Want an­ders word je ook als oppositie­partij niet voor vol aangezien. De keus voor regeringsverant­woordelijkheid heeft dus twee kanten: je maakt duidelijk dat je echt iets wilt bereiken maar ook in de oppositie kunnen andere partijen minder gemakkelijk om je heen. Programmatisch is GroenLinks de laatste jaren een stuk realisti­scher geworden. Zo realistisch dat je een deel van hun ideeën inmiddels in het beleid terug­ziet, ook al regeert de partij nog niet mee. In de plannen voor de herziening van de belastingen van Paars II spelen hogere ener­gieheffingen een belangrijke rol. GroenLinks was de eerste partij die daar serieuze voorstellen over ontwikkelde. Toch liggen er nog steeds grote inhoudelijke ver­schillen met de andere partijen. De PvdA en D66 gaan bij voor­beeld uit van een groeiend Schiphol. Vooral bij de PvdA worden de grenzen van het mi­lieubeleid bepaald door de zorg om de werkgelegenheid. De Pv­dA maakt wat dat betreft een andere analyse dan GroenLinks,

zoals ook D66 dat doet. Oud­D66-minister van Economische Zaken Wijers zei dat je minstens 3 procent economische groei nodig had om milieubeleid te kunnen voeren. GroenLinks kan daar alleen een vinger tussen krijgen als het alternatieven biedt. Minder en/ of duurzamere economische groei wordt alleen een item als je kunt aangeven dat de werkgelegenheid op peil blijft. Zoals je ook alleen gehoor krijgt voor energieheffingen als je je goed rekenschap geeft van de inkomenseffecten die dat met zich meebrengt. Ik vind het daarom niet zo voor de hand liggen dat GroenLinks in geval van deelname aan de re­gering per se moet inzetten op een minister van Milieu. Na­tuurlijk, veel milieubeleid wordt op VROM gemaakt, maar ande­re ministeries bepalen de ruimte die VROM daarvoor heeft. Ik zie veelliever een GroenLinkser op Verkeer en Waterstaat en het liefst zelfs op Economische Za­ken als het over milieupolitiek gaat. Daar worden beslissingen genomen die bepalen wat er aan milieubeleid mogelijk is. Het grootste risico bij regerings­deelname is dat het kader aan­zienlijk radicaler is dan de nieu-

we kiezers die de partij de afge­lopen jaren heeft geworven. De kaderleden zullen grote moeite krijgen hun eigen ideeën nog te herkennen in de compromissen die de fractie en de ministers moeten sluiten. Want het is uit­gesloten dat Schiphol onmid­dellijk op slot gaat, of dat er geen nieuwe autowegen meer aangelegd zullen worden. Ie­mand zal dat de partij moeten uitleggen. Daar moet je je sterkste politici op inzetten. Het is zaak daar nu al over na te denken. De fractie in de Tweede Kamer is aanzienlijk verder met de discussie over welke compromissen nodig zijn voor regeringsdeelname dan de meeste partijleden. De partij doet er goed aan de achterban nu alvast te laten wennen aan wat regeringsver­antwoordelijkheid betekent. Die discussie kan gevoed wor­den door op allerlei beleidster­reinen mensen van buiten de partij met leden te laten praten over de inhoud van je beleid. Zo wen je de achterban aan het sluiten van compromissen en breng je de kwaliteit van de in­terne discussie in de partij om­hoog.'

'Als het over milieupolitiek goot zie ik een GroenLinkser het liefst op Economische Zaken.'

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 - zomer /999 27

Page 28: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

28

Willen PvdA en CDA wel met de jaren zeventig. Het pure getuigen is niet meer relevant omdat Groenlinks zelf een ideologische verschuiving heeft ondergaan. Slechts weinigen willen Groenlinks nog po­sitioneren als de politieke exponent van een tegencultuur. Het is niet langer zo dat Groenlinks het bestaande omver wil wer-pen en een ander maatschappelijk bestel hiervoor in de plaats wil stellen. Systeem­kritiek is er nog wel, vooral omdat waarden als sociale rechtvaardigheid, ecologische duurzaamheid en culturele openheid onvol­doende tot hun recht komen, maar de over­tuiging is dat systeemaanpassingen voldoen­de zijn. Begrippen als markt, concurrentie en individuele verantwoordelijkheid wor­den niet langer op basis van ideologische vooringenomenheid verworpen. De progressieve meerderheidsstrategie is niet meer relevant omdat Groenlinks meer een eigen gedachtegoed heeft ontwikkeld, waardoor zij losser is komen te staan van het idee onderdeel uit te maken van een grote Rode Familie. Groenlinks is steeds meer een eigenstandige programpartij, met niet alleen kwantitatieve verschillen ten op­zichte van andere progressieve partijen (al­tijd net iets meer eisen), maar ook kwalita­tieve verschillen. Daar komt bij dat PvdA en D66 al lange tijd de progressieve meerder­heidsstrategie hebben verlaten. D66 heeft Paars als hoogste politieke ideaal. De PvdA probeert steeds meer de oude CDA-rol in het centrum van de politiek over te nemen. Na de groei van Groenlinks de afgelopen jaren rijst de vraag of de partij mee moet re­geren, maar zo algemeen gesteld is die vraag niet te beantwoorden. Een partijdebat dat uitdraait op een strijd tussen voorstanders en tegenstanders is wellicht voor de bui­tenwereld interessant, maar blijft aan de op­pervlakte. Een verkenning van de factoren die straks, als de kwestie actueel is, bepa­lend zullen zijn is zinniger. Een discussie hierover bereidt de partij voor op beslis­singen waarvoor zij wellicht na de volgende verkiezingen komt te staan. Op deze pagina's komen in interviews met Duco Hellema, Peter van der Veer en Jo­landa Sap de programmatische mogelijkhe­den en onmogelijkheden ruim aan bod. Ik zal me hier beperken tot de strategische overwegingen. Deze overwegingen betref­fen de bestaande politieke krachtsverhou­dingen, de beeldvorming, behoud van het eigen profiel en strategische voor- en nade­len op langere termijn. De vorming en het overeind blijven van de Rood-Groene coalitie in Duitsland is om twee redenen van groot belang. Het mee­regeren van de Duitse Groenen helpt in Ne­derland twijfelaars de psychologische drempel over dat regeringsdeelname van Groenlinks niet op voorhand uitgesloten

GroenLinks regeren?

moet worden. Het is een steuntje in de rug voor diegenen die Groenlinks willen posi­tioneren als een mogelijke regeringspartij. In termen van machtspolitiek kan niemand hier tegen zijn. Het maakt de partij belang­rijker en invloedrijker. Bovendien maakt het de partij minder kwetsbaar voor de traditionele PvdA-claim in de week voor de verkiezingen dat zij vooral toch de grootste moeten blijven of worden, omdat anders progressief Nederland aan de kant staat. Een stem op Groenlinks is niet lan­ger een stem op de oppositie, maar moge­lijk ook een stem op de macht. Daarmee vervalt voor een deel van de kiezers een argument om op het laatste moment over te lopen.

COMBINATIES Het Duitse voorbeeld laat nog iets anders

zien, namelijk hoe bepalend de politieke verhoudingen kunnen zijn. De Duitse Groenen konden bijna niets anders doen dan aan boord te gaan. Omgekeerd gold dit ook voor de SPD. De Duitse verkiezings­strijd draaide eigenlijk maar om een ding: het breken met de zestienjarige hegemo­nie van de christen-democraten. Zowel de SPD als de Groenen mobiliseerde het elec­toraat op het sentiment van verandering. Die verandering kon er komen in maar een coalitie: Rood-Groen. De SPD was onge­loofwaardig geweest als besloten was tot een Grote Coalitie. Rood en Groen waren min of meer tot elkaar veroordeeld door de kiezer. Dat verklaart ook waarom de Groenen bijna unaniem akkoord gingen. Het Nederlandse politieke krachtenveld ziet er totaal anders uit. Paars 11 brak en werd weer gelijmd - Paars is zijn aantrek­kinskracht kwijt en deze combinatie lijkt zijn langste tijd gehad te hebben. Wat zijn andere mogelijke regeringscom­binaties? Uitgaande van de huidige getals­verhoudingen niet veel. De VVD zou het met het CDA kunnen proberen. Op die manier zouden de liberalen hun vele ge­wonnen zetels eindelijk vertaalt zien in een premierschap en bovendien de leidende partij zijn binnen de coalitie. Het is echter nog maar de vraag of deze combinatie een meerderheid krijgt. In de peilingen nu reikt men tot zo'n 70 zetels. Na de nacht van Wiegel is het uitgesloten dat D66 deze combinatie een meerderheid wil helpen. De PvdA zou alleen verder kunnen met de VVD. De sociaal-democraten lijken zich te beseffen dat zij dan met D66 en Groen­Links in de oppositie zeer kwetsbaar zijn. Een uitwijkmogelijkheid voor de PvdA is

de Helling -jaargang 12 - nummer 2 - zomer 1999

een hernieuwde samenwerking met het CDA. Deze combinatie kan wellicht reke· nen op een nipte meerderheid, maar echt lekker is dat niet. D66 zou een dergelijke coalitie aan een meerderheid kunnen hel­pen, maar zal gezien de recente crisis een hoge prijs voor deelname moeten bedin­gen. Op dit punt komt Groenlinks uit· drukkelijk in beeld. De partij is in een com· bi natie met het CDA een aantrekkelijke ju· nier-partner voor de PvdA. De PvdA zit in een dergelijke combinatie mooi in het mid­den en kan verlangens en eisen van CDA en Groenlinks in veel gevallen tegen elkaar wegstrepen om keurig uit te komen op haar eigen program. De combinatie van PvdA, D66 en Groen· Links lijkt mij illusoir. De kans is klein dat deze combinatie een meerderheid krijgt. Het doorkruist bovendien de lange termijn koers van de sociaal-democratie op het electorale midden en het innemen van de traditionele machtspositie van het CDA Voor het huidige D66 zal deze combinatie al snel te links zijn. Kortom, meeregeren van Groenlinks is getalsmatig alleen aan de orde in een co­alitie met PvdA en CDA. De vraag naar re· geringsdeelname kan daarmee voor Groenlinks concreter gesteld worden: wil de partij deelnemen aan een kabinet met CDA en PvdA? De omgekeerde vraag, willen CDA en PvdA wel met Groenlinks regeren, is net zo belangrijk. Het heeft immers weinig zin elkaar in de haren te gaan zitten over een kwestie die op de keeper beschouwt pure theorie is. Welke zaken zullen PvdA en CDA afwegen? Een dragend idee voor een combinatie van PvdA/CDA/Groenlinks is er al. Het ideo· logisch bindmiddel van een dergelijk kabi· net is de opvatting dat burgers en haar or· ganisaties een duidelijker en eigenstandiger positie moeten krijgen in het spel tussen overheid en markpartijen. Deze coalitie kiest voor de samenleving, niet voor de markt. Hier leggen de drie partijen wel an· dere accenten, waardoor gevaren als neo· corporatisme en een verstikkend commu· nitarisme waarbij de traditionele midden· veld-organisaties hun posities kunnen her· stellen, op de loer liggen. Groenlinks zal haar visie op het samenspel tussen burgers, overheid en markt verder moeten uitwer· ken om op die manier tegenwicht te kun· nen bieden aan corporatistische reflexen van de sociaal- en christen-democratie. PvdA en CDA zullen zich zeker afvragen wat Groenlinks te bieden heeft aan be· stuurskracht. Bij de beantwoording van de· ze vraag zal vooral worden gekeken naar

Vervolg op pagma JO

Page 29: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

Duco Hellema (49)

'In het verkiezingsprogramma van GroenLinks staan veel din­gen die het regeren de moeite waard maken. Op sociaal-eco­nomisch gebied en de zorg voor de leefomgeving onderscheidt de parrij zich duidelijk van an­dere partijen en kan ze iets toe­voegen aan de paarse main­

stream van het beleid. Maar juist op het terrein van de internatio­nale politiek zie ik niet wat een regeringsdeelname van Groen­Links kan toevoegen. Het heeft mij de afgelopen we­ken hogelijk verbaasd, hoe ge­makkelijk de Tweede-Kamer­fractie van GroenLinks is mee­gegaan met de strategie van de NAVO in Kosovo. Terwijl er toch alle aanleiding is daar zeer kritische vragen over te stellen. Dat geldt trouwens niet alleen voor GroenLinks. Ook Joshka Fischer, de partijleider van de Grünen in Duitsland, voegt zich als minister van Buitenlandse Zaken bijna moeiteloos in de rijen van NAVO-leiders. Heel merkwaardig om te zien hoe ge­makkelijk hij nu de rol van poli­ticus van het centrum lijkt te spelen. De kritiek van GroenLinks is vooral van tactische aard. Hoe intensief voer je de luchtacties?

Werkt als hoogleraar geschiedenis van internationale

betrekkingen aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Was

jaren lid van 'de partij' waarmee hij vanzelfsprekend de

CPN bedoelt. Stemt echter sinds begin jaren '80 bij

landelijke verkiezingen vooral PvdA.

Moeten er ook grondtroepen worden ingezet en zo ja wan­neer? Maar dat zijn twijfels die ook bij mensen als Kok en Van Aartsen leven. Het zou moeten gaan over fundamen telere vra­gen. Lost geweld wel iets op? En als je dat denkt, is de NAVO daar dan het meest geschikte in­strument voor? In Joegoslavië zie je dat een humanitaire mili­taire operatie een apart métier is. De NAVO heeft tot nu toe­het is nu mei - voorallaten zien dat ze daar niet erg goed in is. De NAVO heeft zijn militaire mogelijkheden ernstig over­schat. Men kon toch heel goed voorspellen dat je met alleen luchtacties de Kosovaren niet kon beschermen? Waarom heeft men de reactie van Milosevic en die enorme vluchtelingenstro­men in Kosovo niet voorzien en was er in eerste instantie geen humanitaire opvang? Ook het gemak waarmee GroenLinks het passeren van de Verenigde Na­ties en Rusland heeft geaccep­teerd, heeft mij hogelijk ver­baasd. Wat vindt GroenLinks tegenwoordig eigenlijk van de rol van de Westerse landen in de internationale verhoudingen? GroenLinks lijkt wat zijn inter­nationale politiek betreft in ver-

warring. Dat is al zo sinds het einde van de Koude Oorlog. De vroeger zo structurerende Oost­West-tegenstelling is verdwenen. Ook de Noord-Zuid-tegenstel­ling is van karakter veranderd. Dat links altijd de nationale be­vrijdingsbewegingen steunde, is grotendeels weg. De partij is er niet in geslaagd daar eigen ant­woorden op te vinden. De dis­cussie daarover bevindt zich in een impasse. Nieuwe vragen worden nauwelijks gesteld, laat staan nieuwe antwoorden gege­ven. Ik zie dat niet alleen terug in de opstelling in de Kosovo­crisis. Ook in de Europese-dis­cussie onderscheidt GroenLinks zich niet fundamenteel van de meeste andere partijen. De par­tij steunt die Europese integratie en je hoort niemand meer over de Europese Unie zeggen dat het een project van het internatio­nale grootkapitaal is. Ook over de 'onr-Pronking' van de ont­wikkelingssamenwerking blijft de partij stil. Ik moet eerlijk toegeven dat ik ook niet zo gemakkelijk kan aangeven wat GroenLinks voor lijn zou moeten kiezen. De tijd dat de internationale verhoudin­gen de grote scheidslijnen in de Nederlandse politiek markeerde,

zoals dat halverwege de jaren tachtig nog het geval was bij de debatten over het plaatsen van kruisraketten, is voorbij. Maar het zou juist de uitdaging moe­ten zijn naar een eigen nieuwe positie te zoeken. In mijn ken­nissenkring twijfelt iedereen aan de NAVO-acties. Ze kun­nen dan bij de SP terecht, maar dat is om allerlei andere reden voor niemand van hen een op­tie. Maar GroenLinks komt kennelijk ook niet verder dan het inruilen van het vroegere tamelijk naïeve wantrouwen te­gen de NAVO tegen een op dit moment minstens zo naïef ver­trouwen. Vanuit de internationale poli­tiek bezien, zie ik dan ook wei­nig problemen voor Groen­Links om mee te regeren, tege­lijkertijd zie ik geen enkele re­den waarom het zou moeten. Er valt op het terrein van de buitenlandse politiek voor GroenLinks heel weinig te ha­len omdat de partij geen uitge­sproken eigen profiel heeft. Dat maakt de vraag, of GroenLinks in staat is op dit terrein ge­schikte bewindslieden te leve­ren nogal oninteressant. Ik zie heel goed dat het verschil zou maken als GroenLinks

~op het ministerie van Buitenlandse Zaken of zelfs Ontwikkelingssamenwerking heeft GroenLinks

niets te zoeken.,

straks mee zou kunnen regeren. Maar dan wel op sociaal of eco­logisch gebied. Op het ministe­rie van Buitenlandse Zaken of zelfs Ontwikkelingssamenwer­king heeft de partij op dit mo­ment niets te zoeken.'

de Helling -jaargang 12 - nummer 2 - zomer 1999 29

Page 30: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

Koudwatervrees bij de achterban. Foto: Angelo Goedemondt

wat Groenlinks presteert in de grote ste­den. In Utrecht en Rotterdam loopt de sa­menwerking al enkele jaren goed, ondanks het feit dat het om brede college's gaat. Over het herintreden van Groenlinks in het Amsterdamse bestuur, ook in een ta­melijk breed college, zijn anderen tot dus­ver tevreden. Een belangrijk bijkomend element zal zijn wie Groenlinks als perso­nen naar voren kan schuiven/ Hebben de­ze mensen aangetoond capabele bestuur­ders te zijn/ Behalve naar de eisen van Groenlinks zul­len CDA en PvdA ook kijken naar welke kwesties beter geregeld kunnen worden, omdat door regeringsdeelname van Groenlinks er ook weerstanden in de sa­menleving worden kunnen weggenomen. Een verkenning per beleidsterrein laat ik achterwege (zie de interviews), maar be­langrijk daarbij is de taxatie die PvdA en CDA zullen maken van de ruggengraat van Groenlinks. De sterkte van de ruggen­graat hangt nauw samen met de opstelling van de Groenlinks-achterban en de even­tuele koudwatervrees die daar bestaat voor regeringsdeelname. Een verandering van coalitie zal in Neder­land, in tegenstelling tot in Duitsland, nooit een breuk met het verleden zijn. Er is hoogstens sprake van een koersverlegging. En precies dat zal ook terug slaan op de be­sluitvorming binnen Groenlinks zelf. Mee doen aan een kabinet dat 'slechts' de koers verlegt - zelfs als programmatisch meer binnen wordt gehaald dan de Duitse zus­terpartij doet- roept ongetwijfeld veel dis­cussie op. Over de vraag hoe schadelijk een dergelijke beeldvorming is zal binnen Groenlinks verschillend worden gedacht. Beeldvorming is een ongrijpbaar element. Een onderhandeld programmatisch ak­koord, inclusief de portefeuille-verdeling, is iets wat nog op een overzichtelijke ma­nier gewogen kan worden. Maar het effect

van meeregeren op de publieke opm1e over Groenlinks is onvoorspelbaar en daarom al snel een bron voor gelegen­heidsargumentatie. Toch kan er wel iets over gezegd worden. Voor een uitgesproken partij als Groen­Links is het belangrijk een duidelijk herken­baar profiel te behouden. Het is echter een vergissing dat de Groenlinkse bewindslie­den hiervoor vooral verantwoordelijk zijn. Zij zijn in de eerste plaats kabinetsleden en hun voorstellen zullen altijd een compro­miskarakter hebben. De Groenlinkse be­windslieden zullen niet een zelfde misser moeten maken als in Duitsland de Groe­nen-minister Trittin met zijn voor de SPD te radicale voorstellen over een Ausstieg uit de kernenergie. Door niet binnen het kabi­net te overleggen kon Trittin wel een aar­dige show opvoeren voor zijn eigen ach­terban, maar dit succes sloeg snel om in zijn tegendeel toen hij gedwongen werd zijn voorstel weer in te trekken. In geval van meeregeren zal het de fractie in de Tweede Kamer moeten zijn die zorgt voor een herkenbaar profiel van de partij. De fractie zal het moeten aandurven een meer dualistische verhouding aan te gaan met het kabinet dan nu gangbaar is voor re­geringsfracties. Dit stelt hoge eisen aan het tactisch vermogen van de fractie. Immers, enerzijds wil de partij voldoende profiel be­houden, anderzijds wil de partij voldoende invloed hebben binnen het kabinet en kan men dus niet een soort oppositie binnen de regering worden. Het is verstandig de po­litiek leider fractievoorzitter te laten zijn. Dit opent bovendien de weg de opvolging van Paul Rosenmöller op een verstandige manier te regelen. Rosenmöller wordt mi­nister, terwijl de nieuwe politiek leider ook een persoonlijk profiel kan opbouwen van­uit de Kamer en de volgende verkiezingen met overtuiging de lijst kan trekken. Op pa­pier ziet dit er goed uit, maar de geschie­denissen met Eelco Brinkman en Gerrit-Jan Wolffensperger laten zien dat iets derge­lijks ook behoorlijk mis kan gaan.

POKERSPEL Velen vrezen voor de beeldvorming dat

Groenlinks van alles moet slikken. De me­dia zal hierboven op gaan zitten. Immers de pijn is altijd interessanter dan de vreugde. De partij heeft dit zelf deels in de hand. Be­palend is hoe men tegen macht aan kijkt. Een klimaat waarin elk compromis als een verlies ervaren wordt, vergroot het beeld van slikken alleen maar uit. Een houding waarbij het compromis juist als winst wordt gezien, omdat het bestaande altijd in meer of mindere mate in jouw richting wordt bijgebogen, zorgt voor een minder problematische omgang met de macht. Dit

30 de Helling- jaargang 12 -nummer 2 -zomer 1999

laat overigens onverlet dat een compromis duidelijk een compromis mag wezen. Groenlinks moet niet de sociaal-demo­cratische fout begaan een compromis te , gaan verdedigen alsof het haar eigen beleid I is. Juist daarom is een eigenstandige posi­tie van de fractie zeer gewenst. Bovengenoemde wat onproblematische benadering van het compromis en de macht klinkt aardig, maar zal niet voor alle programmatische punten mogelijk zijn. Er zijn kwesties waarin schipperen makkelijk is, omdat zaken niet zwart of wit zijn. Cen­tenkwesties zijn hiervan een goed voor­beeld. Een begin maken met de afroming van de exorbitante hoge hypotheekrente· aftrek mag winst heten, ook als het nog maar om een voorzichtig begin gaat. Dat ligt echter anders als we het hebben over het asielbeleid. In het debat over een ver· ruiming of versobering van dit beleid spe­len morele overtuigingen een belangrijke rol en liggen zaken snel op scherp door ge­bruik van begrippen als 'goed' en 'fout'. Het lijkt mij dat het inhoudelijke debat over punten die in ieder geval binnengehaald moeten worden en wat de ondergrens is van compromissen, zich moet toespitsen op dergelijke meer waardengeladen kwes­ties. Het is verstandig dit debat tevoren te voeren en het niet op het laatste momem te laten aankomen. Op lange termijn is er strategisch een hoop te winnen voor Groenlinks bij regerings­deelname. Als Groenlinks eenmaal heeft meegeregeerd en daar ongeschonden doorheen is gekomen, is zij definitief een belangrijke machtsfactor in de Nederland­se politiek. Definitieve bezetting van de steeds meer ruimte biedende linkerkant van het politieke spectrum, als het gevolg van het opschuiven van de PvdA naar het midden, wordt mogelijk. Er is echter ook een hoop te verliezen. Toen D66 na de val van het kabinet Van Agt 11 samen met het CDA bleef zitten, heeft men dat bekocht met een verlies van 11 ze­tels. Aan datzelfde kabinet heeft de PvdA ook nog slechte herinneringen. De ziekte­wet en een muitende achterban bezorgde de PvdA een desastreuze uitslag bij pro­vinciale verkiezingen (derde partij) en na­dat het kabinet eindelijk viel, verdween de partij voor acht lange jaren in de oppositie. Groenlinks wordt groter en gedwongen aan te schuiven bij het pokerspel om de macht. De inzet wordt allengs verhoogd. De veilige getuigenispositie is niet meer. Rien ne va plus!

Maarten von Poelgeest IS redacteur van c!·

Hell1ng en gemeenteroodslid von GroenL1n'·

1n Amsterdc:>

Page 31: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

Jolanda Sap (1 S)

'Als je kunt aanschuiven, moet je dat doen. Ga maar kijken hoe ver je kunt komen. Op lokaal niveau is de vraag naar meerege­ren door GroenLinks allang be­antwoord en ik zie niet waarom her op landelijk niveau anders zou moeten zijn. Het gaat er voor GroenLinks immers om dat we onze idealen niet alleen op papier zetten maar dar je er ook in de prakrijk iets mee wilt. Het meest voor de hand ligt een coalitie met de PvdA en het CDA, ook al omdat een coalitie met de PvdA en D66 tot in lengte van dagen geen meerder­heid zal halen. Al sinds de jaren zestig geldt immers dat binnen die potentiële coalitie de winst van de ene partij ten koste gaat van het verlies van de andere. In de sfeer van Sociale Zaken liggen er voor GroenLinks grote kansen. Het mooist zou natuur­lijk zijn als je in zo'n coalitie de koppeling-plus zou kunnen bin­nenhalen zodat mensen op mi­nimumniveau iets van hun ach­terstand op de anderen kunnen inhalen. Maar de eerlijkheid ge­biedt te zeggen dar dar ook als GroenLinks meeregeert niet erg kansrijk is. Je zult het dus in al­lerlei verbeteringen voor speci­fieke groepen moeten zoeken.

Werkt op het ministerie van Sociale Zaken en

Werkgelegenheid. Stemde voor het ontstaan van

Groenlinks vooral op de PSP. Als lid van de

economische commissie van Groenlinks betrokken

bij de doorrekening van het verkiezingsprogramma

door het Centraal Planbureau.

Daar valt tegenwoorclig ook met het CDA goed over te praten, vooral als het om gezinnen met kinderen gaat. Minstens zo belangrijk is de her­verdeling van zorg en arbeid. Ook daarover wordt tegenwoor­dig binnen het CDA positiever gedacht dan vroeger. Die partij pleit nu ook voor meer kinder­opvang en betere verlofregelin­gen en lijkt serieus na te denken over emancipatie binnen het ge­zin. Het grote politieke strijd­punt zit hem niet meer zozeer in de wenselijkheid van zulke mo­gelijkheden, maar in de vraag hoe zulke regelingen moeten worden betaald. Het CDA en PvdA kijken wat dat betreft vooral naar de sociale partners die dat zelf zouden moeten rege­len. Voor GroenLinks moet het er vooral om gaan dat er meer mo­gelijkheden voor betaald verlof komen. Ook mannen en vrou­wen met lagere inkomens moe­ten betaald werk en zorgtaken kunnen combineren. Een vol­gende stap kan zijn dat je deel­tijdbanen stimuleert door fullti­me-werk meer te belasten. He­laas leeft de fictie van volledige werkgelegenheid, met iedereen een voltijdse baan, bij andere

partijen nog heel sterk. Een ba­sisinkomen is daarom geen reële optie. Ik ben daar trouwens zelf ook nog niet zo voor, omdat de betaalde arbeid op dit moment nog steeds veel te ongelijk ver­deeld is. Maar er zijn wel ont­wikkelingen in de goede rich­ting waar een regerend Groen­Links op kan aansluiten. In de plannen voor een nieuw belas­tingstelsel zit bijvoorbeeld de nieuwe heffingskorting die qua vorm dicht in de buurt komt van het voetinkomen dat door GroenLinks wordt bepleit. GroenLinks is in dit soort dis­cussies steeds een paar stappen verder dan de rest. Ik vind dan ook dat de partij bij eventuele regeringsdeelname zonder meer het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid moet clai­men. Dat is veel beter dan Fi­nanciën of Economische Zaken. Die ministeries vertegenwoordi­gen binnen het kabinet mis­schien wel meer macht, maar het is veel moeilijker daar een GroenLinks-gezicht te ontwik­kelen. De ideeënvoorsprong van GroenLinks op sociaal gebied is natuurlijk niet zonder risico's als je eenmaal meeregeert. Het gaat er immers wel om of je daar in

een regering ook iets van kunt waarmaken. De huidige D66-staatssecretaris van Sociale Za­ken Annelies Verstand, die qua ideeën voortvarend bezig is op dit terrein, scoort publicitair heel slecht, al denk ik dat zij op lange termijn meer gelijk krijgt dan veel mensen nu willen toe­geven. Voor haar partij geldt nu hetzelfde als straks voor Groen­Links: kun je je tegenover je ei­gen achterban zulke vormen van uitgesteld succes veroorlo­ven?

'GroenLinks moet bij eventuele regeringsdeelname zonder meer het ministerie van Sociale Zaken en

Werkgelegenheid claimen.'

Voor een regeringspartij is het belangrijk dat je het kader op tijd meekrijgt. De traditionele achterban van GroenLinks ken­merkt zich nog steeds door een sterk geloof in de bekende link­se heilige huisjes en allerlei lul­lige stokpaardjes. Zij domine­ren het interne partijleven, op partijraden en -congressen. De nieuwere aanhang, kiezers maar ook mensen die recent lid zijn geworden, mijden daarom vaak die partij-gremia omdat ze de discussies die daar gevoerd wor­den niet zo bijster interessant vinden. De partij moet zich af­vragen hoeveel ze wil investeren in het behoud van die oude partijgangers. Ik zie veel meer in nieuwe vormen om de stem­ming in de partij zichtbaar te maken, zoals her idee naast of in plaats van congressen lcden­referenda te houden.'

de Helling- jaargang I 2 - nummer 2 - zomer I 999 31

Page 32: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

32

WB -berichten De cliënt aan het roer De cliënt aan het roer is de titel van een discussienota over de modernisering van de AWBZ en WVG. Poli­tiek Den Haag is bezig met het moderniseren van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en de Wet Voorzieningen Ge­handicapten (WVG). De werkgroep Gehandicapten GroenLinks helpt de discus­sie een handje en doet in deze notitie voorstellen voor een brede volksverze­kering voor zorg en het on­der één uitvoeringssysteem brengen van de AWBZ, WVG, de hulpmiddelen uit de Ziekenfondswet en de gemeentelijke welzijns­voorzieningen. Om het werkelijk participeren van

mensen met een handicap mogelijk te maken is een combinatie nodig van een landelijke politiek die be­paalt waar recht op is, ge­meenten die als betaalkan­toor optreden en cliënten die met een persoonsge­bonden budget zelf bepa­len welke zorg zij willen ontvangen en van wie zij die willen ontvangen.

De notitie is een uitgave van Gehandicapten GroenLinks & Wetenschappelijk Bureau GroenLinks Uanny Lagen­dijk en Paul Basset). April, 1999, 20 pagina's, gratis te bestellen bij het partijbu­reau van GroenLinks.

KERNGEGEVENS bestuur: Jeroen Saris (voorzitter), Faseale Georgopoulou (namens het partij bestuur), Willibrord de Graaj(uitgever de Helling), ]os van der

Lans, Tïneke van der Schoor, Hans Schraven, Kees Vendrik, Marinus Ver­

hagen;

medewerkers: Paul Basset- Ondersteuning bestuur wetenschap­pelijk bureau - De GroenLinks Kaart van Nederland - GroenLinks 2000; felle van der Meer- Hoofd- en eindredactie de Helling, Gerrit Pas

-Buitenland achter het nieuws- Identiteit en diversiteit- Normen en waarden - GroenLinks aan het roer -Jeugdbeleid; Michel Houbbal­

Bureausecretaris; jeroen Boon. Saskia Kluit en Floris Mooij- Project­medewerkers.

WETENSCHAPPELIJK BUREAU GROENLINKS Postbus 8008- 3503 RA Utrecht- 030 239 99 00

Vier regio's verkend Nederland is op weg naar de Vijfde Nota over de Ruimte­lijke Ordening. Voor Groen­Links aanleiding op opnieuw na te denken over haar visie op de ruimtelijke ontwikke­ling van Nederland. Voor het project de GroenLinks Kaart van Nederland hebben vier auteurs hun visies op vier re­gio's aan het papier toever­trouwd. In het themanum­mer van het GroenLinks Raads- en Statenledenblad De Rode Draad schrijft V era Daim (Stichting Natuur en Milieu) over de toekomst van de Randstad als groene me­tropool. Karin van den Berg ( Statenlid Noord-Brabant) laat zien hoe de overdruk aan

economische activiteiten uit de Randstad in de Brabantse Stedenregio kan worden op­gevangen. Klaas Wybo van der Hoek (ex-Statenlid Gro­ningen) legt een Hogesnel­heidslijn naar Groningen aan opdat het Noorden zich duurzaam kan omwikkelen. Wim de Heer (ex-Statenlid Limburg) laat zien hoe rond­om Maastricht, Luik en Aken een zelfstandige Euregio aan het ontstaan is.

De 'Regioverkenning voor de GroenLinks Kaart van Neder­land' is gratis bij het partij"bu­reau van GroenLinks te bestel­len.

Lokaal jeugdbeleid Op 30 januari organiseerde het Wetenschappelijk Bureau een studiedag over lokaal preventief jeugdbeleid. De visie op jeugd­beleid, de regierol van de gemeenre en jeugdparticipatie kwa­men op deze dag aan de orde. Van deze bijeenkomst is een uit­gebreid verslag verschenen. Het bevat alle inleidingen, tips voor raadsleden, literatuursuggesties en een stappenplan voor jeugdparticipatie. De publicatie Lokaal jeugdbeleid (50 pag.; prijs f7,50 incl. porto) is te bestellen bij het partijbureau van GroenLinks.

Progressief migratiebeleid Vorig jaar verscheen van het Wetenschappelijk Bureau de publicatie Recht op bescherming met voorstellen voor een humaan Europees asielbeleid. Op 31 mei j.l. werd een vervolg hierop gepresenteerd: Met status: een pleidooi voor progressieve Europese migratiepolitiek. GroenLinks be­schouwt de Europese Unie als een immigratieregio en hanteert als uitgangspunt dat migratie uit politieke en economische motieven onvermijdelijk is. Het politieke doel is deze zo beschaafd mogelijk te reguleren. Daartoe worden acht voorstellen gedaan, voor o.a. minimumnor­men voor behandeling van asielzoekers, een Europese ont­heemdenregeling, legale arbeidsmigratie, en voorwaarden voor legalisatie van illegale migranten. Het voorstel (8 pa­ginàs) is gratis verkrijgbaar bij het partijbureau van

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 -zomer 1999

Page 33: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

DE GENEN VAN HET CDA, OF:

Het CDA weigert de les te leren van twee

verkiezingsnederlagen: het CDA is slechts

een middelgrote partij die niet vanzelf­

sprekend regeert. Een coalitie met

Groenlinks en PvdA kan, maar alleen als

het de moeite waarde is.

Hoejaap leert

Pieter Gerrit Kroeger

Vrij snel na het aantreden van het paarse kabinet in 1994 voerde de CDA-fractie een gesprek met sympathisanten uit de wereld van universiteiten en hogescholen. Bij alle treurigheid over de zware neder­laag in mei zei een van de deelnemers dat er toch reden tot enige monterheid was. De herbenoeming van Ritzen en de plan­nen om enorm te snijden in de studie­financiering en het hoger onderwijs moch­ten een zegen voor de oppositie heten. 'Jullie gaan wat dat betreft fluitend over de gang, neem ik aan', werd gezegd. Het Ka­merlid Ad Lansink reageerde furieus. 'Flui­tend over de gang/ Jij schijnt te denken dat het leuk is om in de oppositie te zitten. Nou dat is helemáál niet leuk!' Wat in 1994, in een shocktoestand na 20 zetels verlies, een probleem leek is vijf jaar later nog steeds een onopgelost vraagstuk: wat is de rol van het CDA in de oppositie en vindt die partij een politiek gezicht dat daarbij past/ De labiliteit van het gebroken en weer gelijmde Paars-I I lost dat probleem niet op. Integendeel, het scherpt slechts de noodzaak aan een overtuigende oplossing op korte termijn te vinden. De hele periode van Paars-I is het CDA be­zig geweest met een soort rouwproces. Ontkenning, depressie en stuurloosheid wisselden elkaar af. De noodzakelijke nieu­we positiebepaling werd uitgesteld en in

het alledaagse parlementaire werk leidde het tot soms pijnlijke onbeholpenheid. De ontgoocheling van de nederlaag bleef de partij parten spelen en versterkte de intro­vertie. Traditionele reflexen als een anti­Randstad sentiment en bloedgroepen-den­ken kregen de wind in de rug. De kiezer moest dat wel opvallen en liet dat merken: in 1998 verloor het CDA opnieuw bij de Kamerverkiezingen. Zoals ooit voor het Britse wereldrijk gold, geldt voor het CDA de analyse van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Dean Acheson: '/t has last an empire but not found a role.' Het CDA is een partij die voor een dilem­ma staat, een dilemma dat zij zelf heeft ge­schapen. Toen de partij niet tot de rege­ringscoalitie toetrad werd ervoor gekozen voornamelijk op te treden alsof dit een snel te herstellen vergissing was. Een opposi­tionele opstelling, waarin het kritisch vol­gen van de daden van bewindslieden - of van het gebrek eraan - gekoppeld werd aan het voorleggen van alternatieven of ei­genzinnige oplossingsrichtingen, ontbrak. Er werd mentaal meegeregeerd. Twee fac­toren speelden daarbij een rol bij. Ten eer­ste peddelde Paars-I soepel mee op de stroom van economische bloei. De kabi­netten-Lubbers hadden de basis gelegd voor een flexibeler, innovatief Nederland en dat gaf de nieuwe coalitie de gelegen-

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 - zomer 1999

heid problemen af te kopen of vooruit te schuiven. Het poldermodel werd een in­ternationaal pelgrimsoord voor ideologen van The Third Way en het feit dat Paars het consensusmodel, belichaamd in de SER en dergelijke, bij zijn start had willen afschaf­fen, werd snel weggemoffeld. Paars maak­te de prominente CDA-er Herman Wijf­fels zelfs voorzitter van de SER. Bovendien voerde de nieuwe coalitie veel door van wat vooral CDA-leider Brinkman als aso­ciale plannen verweten was. Wie herinnert zich niet de tranen van Karin Adelmund over de paarse WAO-ingrepen/ Sterker nog, met de Nabestaandenwet en de pres­tatiebeurs sneden de paarse partijen veel dieper in het sociale vangnet dan Brinkman ooit had gedurfd of gewild. Het CDA leek al met al oppositie te moeten voeren tegen het onverwacht succes van zijn eigen plei­dooien en van de effecten van herstelbe­leid onder Lubbers. De tweede factor bij het mentaal meere­geren was de nieuwe CDA-leiding. Brink­mans scherpste critici namen het roer over: Tineke Lodders in de partijtop, En­neüs Heerma als fractieleider. Heerma was een parlementair weinig ervaren bestuur­der uit Amsterdam die sterk de neiging had Wim Kok, zijn oud-collega uit Lubbers' laatste kabinet, in bescherming te nemen tegen het uitgekiende dualisme van Bolke-

:r: :r: " c

0

E -"

QJ QJ

ca c '"" t:: 0

<

Page 34: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

34

Als GroenLinks met het CDA

stein. Dit bereikte twee doelen. Kok werd ermee geholpen zijn rol van 'rode vlag op liberale modderschuit' te spelen en Bolkes­tein kon de ontevreden CDA-kiezers naar zich lokken. De defensieve houding van het CDA had alleen maar nadelen. Heerma raakte er al snel verkrampt door. Wat hij­zelf en de partijleiding pretendeerden met die keuze voor mentaal meeregeren stond in schrille tegenstelling tot de feitelijke po­sitie van het CDA in het politiek krachten­veld die deze koers veroorzaakte. Die van een overbodig gezelschap namelijk.

FIASCO De verkrampte toestand was niet nieuw. Al

onder Brinkman was deze voelbaar. De CDA-top had Brinkman weliswaar aange­wezen als de nieuwe voorman, maar steun­de niet de lijn die hij uitstippelde. De CDA­top hield het afbladderende kabinet Lub­bers-Kok overeind en verhinderde dat een alternatief profiel voor het CDA zichtbaar werd. Brinkman zwichtte hiervoor en kreeg daarna de schuld van de nederlaag. Enneüs Heerma overkwam hetzelfde. Ver­lamd door een partijkoers die het CDA politiek onzichtbaar maakte, ontbrak hem het esprit en de ruimte om zijn fractie over­tuigend gezicht te geven. Ook hij werd on­elegant gewipt. Jaap de Hoop Scheffer volgde Heerma op, maar de koersverlam­ming kon ook hij niet doorbreken. De par­tijleiding bleef dezelfde lijn hanteren. Door net te doen of het CDA nog steeds mee­regeerde werden pogingen een alternatief politiek profiel te ontwikkelen beschouwd als afbreuk aan de partijkoers. Af en toe stoer een punt opspelen in de oppositie kon dit effect maar moeizaam verhullen. De Hoop Scheffer zei onlangs dat opposi­tievoeren een christen-democraat niet in de genen zit. Een boeiende uitspraak. Hij erkent er mee dat zijn huidige rol geen tweede, laat staan eerste natuur is voor zijn partij, kortom dat het 'aangeleerd ge­drag' is. Maar in plaats van dit als een min­punt te presenteren zou de CDA-voorman er goed aan doen het leervermogen van zijn mensen aan te wakkeren. Het CDA heeft niet echt de consequentie getrokken uit zijn politieke positie sinds mei 1994. Het leek nauwelijks te beseffen dat het geen 'confessionele middenpartij' in de oude zin des woords meer is. Vroe­ger kon de KVP zich opstellen als de be­middelaar tussen links en rechts en mocht het typisch Nederlandse consensusstreven politiek verwezenlijken. Het CDA moet die rol niet meer vervullen, die opvatting heeft de kiezer duidelijk kenbaar gemaakt. Het CDA is een middelgrote partij gewor­den, sinds mei 1998 duidelijk kleiner dan VVD en PvdA. Het kan niet meer naar be-

de PvdA aan een

alternatief wil helpen

zal het CDA zijn eigen

filosofie op concrete

punten met respect

bejegend willen zien.

lieven een van die twee aan een effectieve Kamermeerderheid helpen. Dán net doen of dit laatste niettemin de actuele roeping van het CDA is, is niet alleen beledigend voor de kiezers maar vooral zinledig en overbodig. Na de tweede nederlaag in successie van mei 1998 en een ternauwernood bedwon­gen opstand van de regionale kaders is in het CDA niettemin een wending merkbaar. Toen de greep van de partijtop rond Tine­ke Lodders door het electoraal fiasco ver­slapte kwam er ruimte. Bij de Statenverkie­zingen in maart werd het CDA beloond waar het een eigen positie koos: in Brabant door regiopatriottisme uit te stralen, in Zuid Holland door een ideologisch geavan­ceerder anti-paarse opstelling. Biedt dit ruimte voor een coherentere koers? We­zenlijk zal daarvoor zijn dat het CDA er­kent dat het in een ander krachtenveld an­ders moet willen opereren. Het moet vrij­willig de pretentie van gemankeerde rege­ringspartij laten varen. De KVP-rol kan het CDA laten aan de- in die rol althans - na­tuurlijke opvolger van de partij van Romme en Andriessen, de PvdA. Hoe kleurlozer en korzeliger deze in die rol wordt, hoe meer kansen op profilering. Daarin is het CDA de best denkbare bondgenoot van GroenLinks geworden. Het is immers electoraal niet haar concurrent maar wel haar verwant in het politiek opjagen van Kok en de zijnen.

JAMMEREN Welke politieke koers kan dit voor het CDA

betekenen? Als vanouds worden twee op­ties in de partij bepleit: die van de sociale correctie op Paars en die van de vrees voor het verval van waarden en normen, van het gezin en de middeninkomens. In de kern gaat het daarbij om een meer actieve ver­sus een meer passieve interpretatie van de christen-democratische filosofie. De Hoop Scheffer poogt deze twee lijnen in combi­natie uit te dragen, wat leidt tot optrekken met de FNV en GroenLinks en tegelijker­tijd het laten klinken van /aw and order ver­halen. Hij roept zijn partij op meer een 'ac­tiepartij' dichtbij de burgers te worden en

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 -zomer 1999

----------------------------

dat nota bene in het weekblad Elsevier. Het lijkt niet zo coherent maar het is de code· taal voor 'neem afscheid van die verouder· de, bestuurlijke attitudes van de natuurlijke regeerdersclub'. Onhelder is nog waar de· ze pogingen in de huidige situatie toe lei· ,_ den. Het is mogelijk dat straks 1.icntbaa< r

wordt dat de onbetaalde rekenin<&en \lal\ het paarse beleid en de slechte economi­sche ontwikkeling geen 'sociale correcties· zullen toelaten. Althans niet 1.onder dat cle middeninkomens zwaar moeten inleveren. Dan zou, net als na het kabinet-Den Uyl, weleens een centrum-rechtse coalitie na· dig kunnen zijn om een decennium 'puin te ruimen'. Maar het kan ook anders. Voor dit alternatief kan GroenLinks naast : het CDA een wezenlijke rol spelen. In Zuid-Holland bleek na de Statenverkiezin· gen dat hun samenspel een fundamentele koerswijziging kan bewerken. Een nieuw college van PvdA-CDA-GroenLinks en de reformatorische fracties trad daar aan. Zo'n fundamentele koerswijziging hangt uiteindelijk meer van de positiekeuze van GeenLinks af dan van die van het CDA Ga maar na: wil GroenLinks de rol van D66 overnemen in een neo-paarse combinatie, dus samen met PvdA en D66 of VVDl Dan moet het net als de sociaal-liberalen het CDA bewust en blijvend van zich ver­vreemden. Anders dan in Duitsland voor Bündnis 90-Grünen is er in ons land geen ruimte of meerderheid beschikbaar die Rot-Grün oplevert. En wie D66 ziet optre­den zal aarzelen een vergelijkbare positie aan GroenLinks aan te bevelen. Wil GroenLinks dan toch liever - net als het CDA - de paarse combinatie helpen ver­vangen door een nieuwe optie? Dan moet het óf de oude zuilen-coalities helpen her· stellen, óf nationaal mogelijk maken wat in Zuid-Holland blijkt te kunnen. Dat eerste ligt niet voor de hand. GroenLinks heeft geen belang bij de terugkeer van kabinet­ten zoals die van Lubbers of vader Drees. Die Zuid-Hollandse optie vereist dar GroenLinks meer dan à la carte openheid betracht naar het CDA. In de kern gaat het er dan om dat de één ook ideologische op· vattingen van de ander als legitiem leert aanvaarden. Je hoeft ze niet te delen om ze te snappen en wijs te bejegenen. De indruk bestaat dat het aan dat soort communica­tie ontbreekt tussen de1.e twee partijen. Wat Jan de Koning tien jaar geleden tussen CDA en PvdA trachtte te bewerkstelligen door gesprekken op de Rotterdamse werk­kamer van Bram Peper getuigde van een in­zicht dat nog steeds navo/ging verdient. De koers van sociale correctie op het paars beleid is voor het CDA pas echt in· teressant als het in een daar op gerichte coalitie voldoende christen-democratische

Page 35: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

tiE,. EEII KLEitiEp

eigenheid kan inbrengen en herkennen. Het is immers nauwelijks attractief om de sociale blunders van de PvdA een tijdje weg te mogen poetsen om vervolgens door die partij ingeruild te worden door de VVD. Regeren moet iets herkenbaars op­leveren. Dus als Groenlinks met het CDA

de PvdA aan een alternatief wil helpen zal het CDA zijn eigen filosofie op concrete punten met respect bejegend willen zien. Aan de CDA-top de taak de punten te ex­pliciteren waaraan dit respect gemeten kan worden. Dat moet nu op korte termijn. Schaalverkleining bij onderwijs en zorg/ Herleving van een pluriform, non-com­mercieel mediabestel/ Intrekking van de Nabestaandenwet/ Forse verhoging van de kinderbijslag desnoods, conform het beleid van Rot-Grün in Duitsland/ Het CDA zal zijn concrete herkenbaarheidpunten moe­ten formuleren op een manier die past bij zijn politieke positie en bij de potentiële partners die voor de sociale correctie op paars geloofwaardig kunnen zijn. Om vanuit het CDA van tevoren al de na­druk te leggen op mogelijke micro-ethi­sche pijnpunten in zo nieuwe coalitie is dan niet erg zinvol. Dat D66 daags na de val van Paars begon te jammeren over de mogelij­ke teloorgang van het homohuwelijk was een al te doorzichtige tactiek om de PvdA voor het CDA te waarschuwen. Daar moet het CDA niet in trappen. D66 had dit moeten bedenken toen zij zo hoog van de toren blies over het gecastreerd referen­dumvoorsteL Dat er op punten als het ho­mohuwelijk een libertijnse meerderheid in ons land is zou ook voor het CDA een feit moeten zijn. Het CDA doet er in zijn hui­dige positie niet verstandig aan het soort enenderhandelbare eisen vooraf te stellen waar de PvdA nogal eens in grossierde. Vrijblijvende algemeenheden of visies die inhoudelijke samenwerking met aspirant­partners vooraf onhaalbaar maken, kunnen nu niet erg serieus genomen worden. Wat de1.e noodzaak tot explicitering betreft verschilt het CDA weinig van Groenlinks. Ook Groenlinks zal dit moeten doen en vervolgens met haar aspirant-partners die punten van herkenning moeten verkennen. Regeren doe je alleen als dat de moeite waard is en onduidelijkheid daarover draagt niet bij aan de groei van vertrouwen. Kan regeren niet voldoende de moeite waard worden gemaakt, tja, dan fluit je ge­woon op de gang. Tot de dag dat de kiezer het alsnog de moeite waard maakt.

P G. Kroeg er rs beiercismedewerker von de

HBO-rood. en schreef samen mei joop Stom

het boek 'De rogge stoot er dun brr mocht

en vervol van het CDA 1974-1998' dot erncl

vorrg )OOr verscheen bu Bolons.

Ik bevond mij eerder dit voorjaar aan

dek van een plezierboot op de Rijn bij

Bonn. Ik kan u geruststellen, ik ben niet

vroegtijdig aan de met mierzoete wijn

besprenkelde bejaardenreisjes begonnen.

Het boottochtje maakte onderdeel uit

van een conferentie bij de Duitse Grünen

over de Europese verkiezingen. Het was

een mei-avond uit duizenden. In mijn

hoofd ondertitelden de beginregels van

Frische Fahrtvan de romantische dichter

Joseph von Eichendorff het panorama:

'Laue !u ft kommt blau gejlossen, Frühling, frühling sol! es sein!'

Ik stond aan de reling met enige grüne­

collega's die eerder blijk gaven van frisse

tegenzin. Zij moeten binnenkort van het

gemoedelijke Bonn naar de hectische

bouwput Berlijn verhuizen. Het lijkt me

symbolisch voor de politieke positie van

hun partij. Wat moet een partij die groot

is geworden door politiek te maken van

het Waldsterben, plots in de

schijnwerpers van de wereldpolitiek?

De Duitse reus is de grote geopolitieke

arena ingeduwd en de Grünen hangen

tegenspartelend aan z'n laarzen. Met

hoeveel emoties dat gepaard gaat bleek

een week na het Rijnreisje op hun

speciale partijcongres over de Kosovo­

crisis. Joschka Fischers trommelvlies liep

collateral damage op door een

pacifistische bom. Hij had zijn oren

evenwel niet nodig om zijn innerlijke

stem tot orkaankracht te laten

versterken. Hij schreeuwde zijn

criticasters toe: 'Hier staat een

oorlogshitser en de heer Milosevic wordt

door jullie voorgedragen voor de

Nobelprijs voor de vrede. Waarom

weigeren jullie elke discussie?'

De romantiek heeft in Duitsland niet

alleen Weltschmerz opgeleverd maar

zoals blijkt ook veel Sturm und Drang.

Het is allemaal op - en wie weet ook

over- het randje van de demagogie. Zo

mag van mij Auschwitz er buiten blijven.

Maar het levert wel prachtig politiek

drama op en de kwestie is het waard.

Ik zie het Paul Rosenmöller echter nog

niet gebeuren. Hier blijven voor- en

tegenstanders op een partijraad ernstig

en beschaafd conserveren. Geen

Wagneriaanse paukenroffel maar de

omfloerste trom. Waar in Duitsland

ieder zichzelf respecterende schrijver fel

de Helling- jaargang I 2 - nummer 2 -zomer I 999

stelling betrekt, grijpen ze in Nederland

alleen de pen om uit te leggen waarom ze

eigenlijk liever geen mening hebben.

Misschien komt het, omdat de

romantiek in de negentiende eeuw aan

ons land van dominees en kooplui

voorbij is gegaan. Jezelf tot middelpunt

van het heelal verklaren, het past hier

niet.

En als we dan eindelijk zelf een politiek

drama hebben waarbij de regering

sneeft, dan blijft het amateurtoneel

tussen de schuifdeuren. Zelfs de kwestie

zelf is beschimmeld: een oude

conservatief die geen afscheid kan

nemen van zijn rancune tegen the sixties

vloert de partij die zich angstvallig blijft

vastklampen aan het wrakhout uit die

tijd. Zo bleek in de nacht, waarin Wiegel

in de deftige salon van de Senaat als

huisspook optrad. Hij was aan het

verhuizen en had bij het inpakken van de

dozen nog een versleten principe

ontdekt. Het retorisch genot van dit

zoutloze melodrama bleef beperkt tot

het woord 'tegen', een hakkelende

minister van Binnenlandse Zaken die

voortdurend zijn eigen naam verder

ontkracht en een premier die als een

begripvolle ouderling de afvallige

schapen over de bol aait. Drie dagen

later komt hij nog niet verder dan het

oordeel 'kwestieus'. Wat onder de loep

van de pers van deze Lage landen van de

weeromstuit tot een ongehoorde

krachtterm wordt gebombardeerd. Alles

spreekt hier met de zachte c van coalitie

en compromis, als de dood zo bang voor

de pregnante p van passie en polarisatie.

Terwijl politiek toch ook de kunst is van

het uitvergroten van relevante

verschillen en niet van het kleineren

daarvan. Vervolgens kon een groot

progressief ochtendblad met het haar

kenmerkende cynische nihilisme de

volgende ochtend koppen: 'Verkiezingen

gaan nergens over'. Het mediapolitieke

complex verwordt zo vanzelf tot een

hermetisch gesloten circuit waar geen

mens meer toegang toe heeft.

Zo zakken journaille en politieke elite

steeds verder de rivier af en zonder in de

gaten te hebben hoe unheimlich de

oevers worden.

Hans Schoen

35

Page 36: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

agressie en criminaliteit: burgers willen niet langer een ongeconditioneerde vrijheid,

men wil 'veilige vrijheid'. Hoogste tijd voor een pragmatisch moralisme.

Hans Bouteliier

Het heeft even geduurd, maar ook bij Groenlinks is de discussie over de mora­liteit van de samenleving geopend. De Hel­ling pakte dit voorjaar uit met een stevig themanummer over moraal en fatsoen (nr. 1-1999), en liet een keur van deskundigen aan het woord om de betekenis van deze begrippen te onderzoeken. Beter laat dan nooit, is men geneigd te zeggen. CDA, VVD, PvdA (in die volgorde) en ook D66 ('de verloedering van de grote steden', vol­gens Van Boxtel) gingen haar immers voor. Links Nederland heeft het moeilijk met het thema, zo blijkt ook uit dit Helling-num­mer. Dat is eigenlijk vreemd, want de link­se beweging is altijd door-en-door mora­listisch geweest. Het socialisme- en het fe­minisme - hebben van oudsher ideeën ge­had over solidariteit, de nieuwe mens, en hetgoede leven. Men bond de strijd aan te­gen de alcohol, propageerde de vorming door natuur en cultuur en zocht naar nieu­we vormen van gemeenschapsleven, die niet werden gedomineerd door de uitwas­sen van het kapitalisme. Vanaf de jaren zestig echter werd de mo-

raliserende cultuurpolitiek van de linkse beweging vervangen door veelal eng-gede­finieerd sociaal-economisch activisme. Ik heb me er altijd over verbaasd hoe linkse activisten in de jaren zeventig hun vreug­deloze CPN-lidmaatschap konden verbin­den met een libertaire moraal. Alleen mi­lieu-activisten en feministen formuleerden morele posities, maar deden dat meestal in over-gepolitiseerde termen. Praten over moraal was onder linkse intellectuelen la­chen geblazen. De breuk van de linkse be­weging met het eigen morele erfgoed is al met al waarschijnlijk groter geweest dan bij welke andere politieke stroming dan ook Het is jammer dat De Helling in het thema­nummer niet ook een vorm van zelfonder­zoek heeft gepleegd, teneinde de eigen, wellicht sluimerende, morele motieven te achterhalen. Het themanummer geeft een goed inzicht in de huidige stand van zaken in de discus­sie, maar biedt uiteindelijk weinig richting voor een oplossing van de crisis in de pu­blieke moraal. Paul Schnabel (directeur van het SCP) wijst erop dat de toename van

36 de Helling- jaargang 12 - nummer 2 -zomer 1999

vrijheid en gelijkheid ten koste is gegaan van de broederschap. In plaats van de vaar­digheid om je te verplaatsen in de ander kiest men in de dagelijkse omgang voor een 'vernederingsstrategie' ten opzichte van de ander. Er is behoefte aan nieuwe fatsoens­normen, maar het ontbreekt volgens hem aan de criteria om deze te formuleren. Toch is hij van mening dat er in de Neder­landse samenleving geen grote verschillen zijn in de opvattingen over de moraal. 1-\e­laas komt hij er niet toe om die gemeen­schappelijkheid te formuleren. Schnabels pragmatische benadering van de moraliteit in de alledaagse omgang, wordt gevolgd door een wat zwaarwichtiger ana­lyse van Cas Wouters. Deze signaleert een 'verlangen naar de geborgenheid van een grote sterke wij-groep', getuige de Diana­rouw en de demonstratie tegen zinloos ge­weld in Gorinchem. Dit verlangen naar ge­borgenheid komt voort uit de ondoor­zichtigheid van een 'ingepakte democratie'. Men heeft onvoldoende zicht op de be­sluitvorming en verantwoordelijkheden en dat levert een gevoel van bedreiging op. De

Page 37: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

I

'

Links heeft het altijd moeilijk

massa heeft daarom behoefte aan nieuwe vijanden, en vindt deze in criminelen en al­lochtonen. En hij vervolgt: 'Nee, ik ben niet bang dat velen bij wijze van spreken weer bruine hemden en grote laarzen zullen gaan dragen. Maar wat de roep om meer fatsoen allemaal aankleeft, geeft wel te denken over het gehalte en de grenzen van onze democratie.' Wouters vervalt hier naar mijn mening in de fout van oud 'nieuw links', waarbij het signaleren van problemen erger wordt ge­vonden dan het probleem zelf. Bovendien slaat hij de plank mis. Het verlangen naar de geborgenheid van de massa lijkt heel wat ouder te zijn dan de tijd waarin de de­mocratie werd ingepakt. De begrafenis van RudolfValentino, om maar een willekeurig voorbeeld te noemen, bracht in de jaren dertig tienduizenden mensen op de been. Intussen is er in Nederland nauwelijks sprake van extreem nationalisme of harde repressie. Het tegendeel lijkt eerder het geval te zijn. In diverse beleidsanalyses wordt juist een overdaad aan integratie­projecten voor allochtone jongeren ge­constateerd. En voor een harde sanctie moet je heel wat op de kerfstok hebben; voor dat het zover is zijn er heel wat al­ternatieven beproefd. Als er al sprake is van een verharding van het klimaat dan gaat deze op zijn minst gepaard met enorme in­vesteringen in humane reacties op pro­bleemgedrag. Dat deze niet altijd even suc­cesvol zijn, doet hier niet ter zake. Pieter Pekelharing zoekt het in de religie, en dan meer in het bijzonder in het besef dat bepaalde waarden absoluut zijn. Religie vormde niet een verdoving tegen de pijn (opium voor het volk), maar gaf hoop bij gevoelens van marginaliteit en overbodig­heid. We moeten op zoek naar een religie zonder Godsbegrip; hij doet zelfs een ver­twijfelde oproep aan GroenLinks om de hoop en de verbeelding opnieuw aan te spreken. Zijn herwaardering van 'de hoop' is interessant, maar via welke thema's de­ze weer zou kunnen opbloeien, laat hij he­/aas in het midden. Gabriël van den Brink wijst er tenslotte op dat opvoeden er niet eenvoudiger op is geworden door veran­derde gezagsverhoudingen, een verschui­ving van traditionele naar sociologische normen en de individualisering van de op­voeding. Er is geen probleem met de op­voeding, maar in de publieke moraal. Tja, dat was nu net het thema van deze Helling­special. De prachtige stukjes over God, Sa­de en Nietzsche van Ger Groot daargela­ten, biedt het themanummer weinig aan­knopingspunten om het moraaldebat ver­der op weg te helpen. Dat komt omdat naar mijn mening, behalve het eigen linkse morele erfgoed, nog een ander thema ont-

gehad met de 'slecht­

heid' van mensen

breekt of slechts terloops wordt aange­stipt. Laat ik dit thema voor het gemak maar even aanduiden met 'het kwaad'.

WEERZINWEKKEND Links heeft het altijd moeilijk gehad met de

'slechtheid' van mensen. Deze staat voor haar gelijk aan onrechtvaardige slechte so­ciale structuren, oftewel ongelijkheid. Slechts heel geleidelijk begint het door te dringen dat deze gelijkstelling een onte­rechte vorm van reductionisme is. Herman Franke schreef begin vorig jaar in De Groe­ne Amsterdammer een intrigerend opstel onder de titel Links! Hij beleed daarin on­verkort trouw aan zijn linkse idealen van weleer. Hij had zi~h eigenlijk maar in een ding vergist: de mens bleek veel slechter te zijn dan hij altijd had gedacht. Ik denk dat Franke hiermee de spijker op zijn kop slaat. Het nieuw-links van de jaren zestig en ze­ventig is op zijn minst één illusie armer: de menselijke natuur is weerbarstiger dan men dacht of hoopte. De Pools-Engelse fi­losoof Zygmunt Bauman typeert de huidi­ge postmoderne cultuur niet voor niets als 'moderniteit zonder illusies'. Voor links is dat eigenlijk een onverdraaglijke situatie. Het emancipatie-ideaal heeft niet de ver­hoopte betere wereld voorgebracht, maar links blijft vertwijfeld zoeken naar een nieuwe vorm van 'hoop en verbeelding'. De moraal bleek echter haar eigen dyna­miek te kennen en sloeg een weg in, waar­bij zelfs de meest rechtgeaarde libertijn zich achter de oren krabt. Weerzinwek­kende porno, alledaagse gewelddadigheid en brute omgangsvormen kwamen juist op in een tijd dat - aldus Schnabel - vrijheid en gelijkheid gemeengoed werden. De roep om moraal en fatsoen wordt te­weeggebracht door de ontsteltenis over de agressie, het geweld en de criminaliteit in het zich als succesvol afficherende pol­dermodel. In de verwerking van deze con­statering moet de linkse beweging twee stappen zetten in één keer. Zij moet er­kennen dat de moraal een wereld op zich­zelf vertegenwoordigt, die slechts zeer in­direct verbonden is aan de sociaal-econo­mische verhoudingen. En ze moet de ter­men vinden om deze keerzijde van 'het goede' op een zinvolle wijze te thematise­ren. De opvattingen over het kwade lagen als het ware verscholen achter de linkse il­lusie van de betere wereld. Maar zij zijn niet langer vanzelfsprekend onderdeel van 'het grote verhaal' van het socialisme. Voor

de Helling- jaargang I 2 - nummer 2 -zomer I 999

de disciplinerende werking die uitging van het socialistische ideaal moet een ander motiefworden gevonden. Hoewel er bij de huidige dominantie van het marktdenken alle reden is om vast te houden aan de so­ciaal-economische thema's, leveren deze niet langer de normatieve argumentatie op om de omgang tussen burgers te 'regelen'. Beschaafde verhoudingen tussen mensen zijn een hachelijke en precaire aangelegen­heid. In gunstige omstandigheden komen ze mee met gemeenschappelijk gedeelde verhalen over hoop, liefde, het goede leven en de nieuwe mens. Deze optimale situatie ligt hoogstwaarschijnlijk ver van ons ver­wijderd. In de eerste plaats is de samenle­ving te gefragmenteerd om tot een ge­meenschappelijke hoop te komen. Daar­enboven zie ik weinig substantiële bewe­ging in die richting - en voor zover die wordt gepretendeerd, bijvoorbeeld in de New Age-stromingen, vind ik het geen wenkend perspectief. Vooralsnog lijkt een meer pragmatische benadering van het probleem wenselijker en reëler. Deze ligt dichterbij dan vaak wordt gedacht. In mijn interpretatie van 'Gorinchem' stond daar niet een massa op zoek naar geborgenheid, maar waren het individuen die elkaar en anderen lieten weten dat zij bij voorkeur niet worden afgeschoten op een avondje uit. Hier klonk geen op zichzelf staande roep om een 'grote sterke wij-groep', maar een gedeeld verlangen naar meer vei­ligheid. Hier liepen inderdaad geen bruine hemden met grote laarzen, maar was spra­ke van solidariteit naar aanleiding van (zin­loos) slachtofferschap.

BUURTVADERS Het is mijn stellige overtuiging dat in de hui­

dige discussie over moraal en fatsoen niet de vrijheid op zichzelf ter discussie wordt gesteld, maar de condities waaronder de­ze beleefd kan worden. De burgers in de heftige jaren negentig willen niet langer een ongeconditioneerde vrijheid, men wil veili­ge vrijheid. Daarin schuilt de gemeenschap­pelijkheid die ook Schnabel meent te kun­nen onderkennen. Men wil onbedreigd over straat kunnen lopen, de kinderen op een veilige school weten, een redelijk con­tact met de buren hebben, en zonder ME­escorte naar het voetballen kunnen gaan. Het is het verlangen naar zekerheid in het publieke domein, teneinde de verworven vrijheid uitbundig te kunnen vieren. De dis­cussie over postmoderne moraliteit gaat over de afstand tussen maximale vrijheid en noodzakelijke disciplinering. Zij zou zich bij voorkeur moeten concentreren op de 'beschavingsbuffer' die nodig is tussen op­timale zelfontplooiing en minimale zelfcon­trole.

37

Page 38: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

Naar mijn mening vormt de onderkenning van de behoefte aan veiligheid de basis van de discussie over moraal en fatsoen. Deze wordt daarmee niet alleen realistischer, maar ook praktischer. Het morele relati­visme van de jaren zestig en zeventig wordt geamendeerd door de (door links onder­schatte) behoefte aan zekerheid. Welke condities achten we noodzakelijk om veili­ge vrijheid te kunnen beleven? Welke mi­nimale eisen stellen we aan de opvoeding, aan de schoolsituatie, aan het uitgaansle­ven? Welke grenzen stellen we aan de ge­weids- en pornocultuur? Dergelijke vraag­stukken geven naar mijn mening meer rich­ting aan de discussie dan de algemene vraag naar moraal, fatsoen, hoop en verbeelding. Inmiddels zien we tal van initiatieven die de voornoemde beschavingsbuffer kunnen vormgeven. Deze lopen uiteen van spon­tane burgeracties (Marokkaanse buurtva­ders die hun jongens op straat aanspreken op hun gedrag) tot meer institutionele vor­men (wijkgerichte preventie, de brede school, opvoedingsondersteuning). Dit soort initiatieven verdienen in het kader van de discussie over 'moraal en fatsoen' alle aandacht en steun. Het gaat hierbij im­mers om alledaagse, lokale vormen van normativiteit, waarmee over het algemeen direct wordt aangesloten bij de leefom­standigheden van burgers. De discussie over moraal en fatsoen dient naar mijn me­ning te resulteren in pragmatisch moralis­me dat zich kan vestigen tussen 'het geweld van de straat' en 'het geweld van de staat'. Het postmoderne tijdperk beweegt zich tussen ontplooiing en bescherming, tussen vrijheid en (zelf)controle, tussen vitaliteit en veiligheid. De overheid c.q. de politiek zal in de vorm­geving van een geconditioneerde zelfbepa­ling een nadrukkelijke rol moeten spelen. De angst om daarbij voor zedenmeester te worden uitgemaakt, zal het daarbij afleggen tegen de roep om een veiliger leefwereld. Het is van het grootste belang ook in in­tellectuele zin verder te komen, opdat de praktijken van zorg, welzijn, politie en jus­titie beter gestuurd kunnen worden. Na de stadsvernieuwing en de sociale vernieu­wing is de tijd aangebroken voor een nor­matief geïnspireerde vernieuwing. De be­hoefte aan sociale veiligheid legt als het wa­re een bodem in deze ontwikkeling, waar­op nu ook door Groenlinks enige voor­zichtige stappen zijn gezet.

38

Hans Boutell1er is als bele1dscoörd1notor

werkzoom ofJ het m1nistene

van just1tlc. en tevens vcrbonden

aan de afdelmg Strafrecht en

Cnminolog1e van de VnJe Umvers1te1t

te Amsterdam.

Van alle politieke partijen die pal achter

de NAVO gingen staan om de Kosovaren

te helpen, was GroenLinks nog het

aandoenlijkst. Vooral omdat allerlei

types die hun halve leven met een

gebroken geweertje hadden gelopen zo

intens afscheid namen van hun oude

ban-de-bom-idealen. Stel je voor dat

Nederland in de jaren zeventig en tachtig

dermate in de greep van hun beweging

was geraakt dat de Tweede Kamer het

besluit had genomen de NAVO vaarwel

te zeggen en ons leger op te doeken. Dan

hadden onze voormalige pacifisten toch

lelijk met de handen in het haar gezeten

met hun wanhopige verlangen Iets Te

Doen om het vermoorden, verdrijven en

verkrachten van Kosovo-Albanezen te

stoppen.

Natuurlijk hadden de GroenLinksers die

voor de bommen op Belgrado waren het

morele gelijk aan hun kant. In ieder

geval overtuigden ze meer dan het

handjevol gekken dat tijdens een

emotionele partij-bijeenkomst hun anti­

NAVO-gevoelens zozeer de vrije loop

lieten dat ze Milosevic zowat

afschilderden als vrijheidsstrijder tegen

het Amerikaanse imperialisme. Ook

sceptici zoals ik zaten met hun mond vol

tanden als gevraagd werd wat dan het

alternatief was voor operatie Allied Force.

'Liever doormodderen dan indirect een

Nieuw verschenen bij DSWO Press:

VERLOREN ILLUSIE, GESLAAGDE FUSIEt

Groenlinks in historisch en politicologisch perspectief.

Paul Lucardie, Wijbrandt van Schuur en Gerrit Voerman

Serie: Politiek Bestuurlijke Studiën, 22, 1999 Pag.: 205

Prijs: f 49,90- (incl. btw) ISBN 90-6695-145-1

Vier partijen van sterk verschillende signatuur die met elkaar samengaan, loopt dat goed af? In 1989 vormde de PSP, PPR, CPN en de EVP een electoraal samenwer­kingsverband dat een jaar later uitmondde in de oprich­ting van een nieuwe partij: GroenLinks. Dit boek be­schrijft voor het eerst de moeizame en toch verrassende wijze waarop GroenLinks tot stand kwam en de ontwik­kelingen die daarop volgden. De politieke en sociale ach­tergronden van de partij worden daarbij uirvoerig belicht.

Bestelädres: DSWO l'ress, Universiteit Leiden:

Postbus 9555'· 2300 RB Leiden.

Tel.: 07!-)273795 fàx.: 071-5273619 E-milil: [email protected]. nl

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 -zomer 1999

nog grotere humanitaire ramp

veroorzaken,' was geen antwoord dat ons

verlangen naar Daadkracht bevredigde.

Achteraf weten we dat het NAVO-

optreden waarschijnlijk meer kwaad dan 1

goed heeft gedaan, maar op dat moment

vonden we bijna allemaal dat de wereld

in het algemeen en ons land in het

bijzonder niet nóg een keer machteloos

moest toekijken hoe er in Europa etnisch

gezuiverd werd. Srebrenica ligt ons nog

altijd zwaar op de maag. Bovendien werd

::::;,~~::::::::~~:::~:~=~~,:· ~ I~~

Europese joden een kleine zestig jaar

geleden overkwam. En wie had achteraf

niet alle middelen willen inzetten om

Auschwitz buiten bedrijf te stellen?

Echt verrassend was het dus niet dat

GroenLinks in het pro-NAVO-kamp

terechtkwam. Wat mij wel verbaasde was

het blinde vertrouwen dat men leek te

hebben in de slimme wapens van onze

NAVO-generaals. Naast het openlijke

interne geworstel met operatie Allied

Force, waren de GroenLinksers dáárin

nog het aandoenlijkst. Terwijl je juist bij

die partij enig weldenkend wantrouwen

zou verwachten als de wapens spreken.

Het had er veel van weg dat men zich

écht niet realiseerde wat die Fl6's

uiteindelijk allemaal zouden meenemen

onder de noemer 'militaire doelen' en dat

daarbij ook burgerslachtoffers zouden

vallen. Net zoals de meeste Nederlanden

leefden de pro-NAVO-GroenLinksers in de illusie dat je met geavanceerde

technieken oorlog kan voeren met

behoud van schone handen. En dat

militair ingrijpen democratisch gestuurd

kan worden door telkens weer

karoervragen te stellen als er in Servië of

Kosovo iets getroffen wordt wat jou niet

zint.

Het wordt tijd dat de gelederen van

GroenLinks worden versterkt met een

paar door de wol geverfde generaals

buiten dienst.

Marja Vuijsje

Page 39: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

Bij beleidsmakers is de wijk ongekend populair. Daar liggen de problemen en daar

liggen dus ook de oplossingen. Jan Willem Duyvendak tempert de hooggespannen

verwachtingen. V A N DE WIJK Jan Willem Duyvendak

De wijkgedachte is in Nederland onder be­leidsmakers in korte tijd razend populair geworden. Beter gezegd: wéér razend populair geworden. Want de tijden mogen dan postmodern zijn, de focus op de buurt is buitengewoon vertrouwd, zo niet ou­derwets. Zo lezen we in De wijkgedachte van W.F. Geyl, een artikel uit het tijdschrift Bestuurswetenschappen van september 1947: ' ... de toenemende centralisatie van macht, de groeiende bureaucratie en het daarmee samenhangende gevoel dat de ge­wone burger hoe langer hoe minder wer­kelijke medezeggenschap heeft over het regelen van gemeenschapszaken, heeft de geesten ontvankelijk gemaakt voor de wijkgedachte. ( ... ) Reeds langer dan van­daag is de oplossing die de wijkgedachte biedt, aan enkelen bekend, maar pas nu is hij doorgedrongen, enerzijds door de ver­spreiding van de idee, anderzijds door het met de jaren ernstiger worden van de om­standigheden die deze hervormingen noodzakelijk maken. Wij hebben nu een

punt bereikt, dat men deze wijkgedachte wil verwezenlijken; de openbare mening is zo ver gekomen, dat er tot daden overge­gaan wordt.' Er was in het verleden overigens niet al­

leen veel enthousiasme voor de wijkge­dachte; ook toen viel er al kritiek te belui­steren. Zo schreef de jonge socioloog Van Doorn in de Prae-adviezen voor het Congres over Sociale Samenhangen in Nieuwe Stads­wijken (gehouden op 17 december 1955 te Amsterdam) een opstel getiteld: Wijk en Stad: reële integratie kaders?. Hij beant­woordde deze vraag overwegend negatief: 'Een van de bezwaren tegen de vele be­schouwingen over wijkgedachte en wij­kopbouw is de vage, ietwat romantisch ge­kleurde of ideologisch vertekende opvat­tingen over de integratie der bewoners in het wij kleven. Als tegenstuk van het schrik­beeld van de "atomiserende", "ontwortel­de", "vereenzamende" grootstad para­deert het ideaal van de ware wijk-"ge­meenschap", met alle geladenheid die de

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 - zomer 1999

term eigen is. ( ... ) Reeds de sociale hete­rogeniteit der nieuwe wijken - en van tal­loze oudere- maakt een eventuele min of meer totale organisatie van het wijkleven bij voorbaat illusoir. ( ... ) Wij stellen uit­drukkelijk, dat ook volgens ons de moder­ne stadswijk belangrijke functies kan heb­ben. Deze zijn echter niet te vinden door het construeren van een ideaal gemeen­schapsleven, maar door, uitgaande van be­paalde idealen, aansluiting te zoeken bij reële mogelijkheden, die in de wijksamen­leving besloten liggen'. Dit laatste nu lijkt me een wijs motto voor dit artikel waarin ik wil analyseren hoe ade­quaat de hooggespannen verwachtingen met betrekking tot de wijkaanpak zijn. Hierbij zullen de beperkingen van de wijk­aanpak ruimschoots aan de ordE' komen. Dat is nodig omdat er in het beleid een eenzijdige territoriale fixatie dreigt op te treden. Maar dit artikel wordt geen wijk­bashing want de herontdekking van de wijk heeft ook goede kanten, al was het maar

39

Page 40: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

40

omdat de moderne stedeling bepaald niet foot/oose is geworden. De wijkaanpak mag dan mythische vormen hebben aangeno­men, postmoderne wetenschappers on­derschatten op hun beurt het belang van plek en plaats.

I. DE MYTHE VAN 'DE' WIJKAANPAK

1

Politiek Nederland lijkt werkelijk aandacht te krijgen voor de onderkant van de sa­menleving. In de discussies over de nood­zaak van sociaal beleid mogen bepaalde wijken in de grote( re) steden zich in grote aandacht verheugen. Vanuit talrijke minis­teries worden er programma's opgetuigd om aan die 'problematische' wijken iets te doen of om gemeentebesturen te helpen bij het aanpakken van de problemen. Een gebiedsgerichte benadering zou een integrale aanpak mogelijk moeten maken. Die aanpak zien we in heel wat steden ook van de grond komen. Talloos zijn de over­leggen en samenwerkingsverbanden tus­sen bewonersorganisaties, woningcorpo­raties, politie, opbouwwerk, onderwijs, scholen en gemeente. Maar even talloos zijn ook de problemen die zich hierbij voordoen omdat onder de wijkaanpak vaak heel verschillende bedoelingen schuil­gaan (klantvriendelijkheid, democratise­ring, probleem-aanpak, probleem-preven­tie) die mede maken dat er onder 'de wijk' iets heel verschillends wordt verstaan. Over welke schaal hebben we het eigen­lijk? Er blijken talloze wijkaanpakken te bestaan. Dus: hoewel er onmiskenbaar sprake is van een territoriale oriëntatie op diverse beleidsterreinen, zowel bij het Rijk als bij gemeenten, en hoewel er voor de wijk­aanpak wordt gekozen omdat die samen­werking mogelijk zou moeten maken, wordt deze samenwerking tegelijkertijd ook bemoeilijkt omdat de inzet en de schaal elkaar soms sterk ontlopen.

11. DE MYTHE VAN DE MAAKBARE WIJK Beleidsmakers lijken soms te denken dat

waar problemen in de wijk bij elkaar ko­men, dat daar dus ook de oplossingen te vinden zouden zijn. Waar werkloosheid, armoede, eenzaamheid, lage opleiding en hoge percentages uitkeringsgerechtigden zich 'concentreren', daar moeten de poli­tiek, het opbouwwerk, de corporatie en vele anderen, aanwezig zijn en ingrijpen. Dat moet ook, maar de vraag is met wel­ke verwachtingen dat gebeurt. Het feit dat problemen op wijkniveau zo tastbaar zijn en grijpbaar lijken, betekent namelijk nog niet dat op wijkniveau ook de beste en meest adequate aangrijpingspunten voor

oplossingen aanwezig zouden zijn. Een gebiedsgerichte aanpak kan zelfs een blikvernauwend effect hebben: waar de problemen in een zeker territorium in beeld komen, kunnen de oplossingen zich op een heel ander schaalniveau voordoen maar door de wijkgerichtheid, door de ter­ritoriumdrift, niet worden opgemerkt of uitgewerkt. Een voorbeeld. In het kader van het Grote Steden Beleid maken veel gemeenten, samen met anderen, werk van buurtbeheerbedrijven. De wijkgerichte aanpak lijkt ook bij het probleem van de werkloosheid tot de uitverkoren aanpak te behoren. En zeker, zo leert een recente evaluatie van buurtbeheerbedrijven, er worden soms verrassende resultaten ge­boekt. Maar uiteindelijk blijkt aan de groot­schalige werkloosheid in die buurten wei­nig te zijn gebeurd. En waarschijnlijk kan dat ook helemaal niet op de schaal van wijk en buurt? Want wat is de verhouding tussen plek en probleem? Waarom cumuleren problemen in bepaalde wijken? Waarom wonen men­sen met veel problemen in een paar wijken bij elkaar? De wijkaanpak lijkt soms te sug­gereren dat de problemen veroorzaakt worden door de plek waar mensen wonen. De wijkaanpak lijkt dan te steunen op de foutieve redenering dat aangezien de wijk 'problematisch' is, de wijk ook de oorzaak van de problemen van haar bewoners zou zijn en dat daarom ook de oplossing in de wijk te vinden zou zijn. Was het maar waar. Migranten zijn niet werkloos omdat ze in bepaalde buurten wonen, maar wonen in die buurten omdat ze werkloos zijn. Ze zijn werkloos omdat ze een lage opleiding heb­ben terwijl er niet voldoende laagge­schoold werk is, of omdat de arbeidsmarkt racistisch is, of omdat ze slecht Nederlands spreken, of omdat ze geen netwerken heb­ben die hen aan een baantje kunnen helpen, et cetera. Wonen ze in andere buurt, in een zogenaamde betere buurt, dan blijven ze gewoon werkloos want bovenstaande oorzaken worden daardoor niet weggeno­men. Door in het kader van herstructurerings­pJannen goedkope maar niettemin soms nog goede huurhuizen te slopen en daar koopwoningen voor terug te bouwen, lijkt te worden gesuggereerd dat het aan die woningen ligt dat er van achterstanden in die wijk sprake is. Fysieke maatregelen om sociale problemen op te lossen, wekken al snel de indruk dat de gebouwde omgeving, de plek, zelf schuldig is aan de achterstand van de bewoners. En dat terwijl de kwali­teit van de plaats eerder een indicator voor achterstand is dan de oorzaak. ledere op­bouwwerker en iedere woningcorporatie­medewerker weet dat ook sinds de stads-

de Helling- jaargang 12 -nummer 2 - zomer 1999

vernieuwing: wanneer er niets veranderd aan de perspectieven van de bewoners,

dan helpt renovatie weinig en hoogstens tijdelijk. Dan is het een kwestie van tijd tot de vervalspiraal opnieuw inzet.

111. DE MYTHE VAN DE GEDIFFERENTIEERDE WIJK

3

De vermengingsgedachte vormt de laatste c jaren een van de harde kernen van het be­leid. Menging van bevolkingsgroe\)en, men­ging van woningtypen, menging van func­ties als wonen, werken en recreëren: in de wijk moet alles zoveel mogelijk gedifferen­tieerd. Het beleid is tegen homogene in­komenswijken, tegen buurten gedomi­neerd door één woningtype. Het is de o~­vatting dat niet alleen achterstanden het beste kunnen worden bestreden in ge­mengde wijken maar ook dat sociale cohe­sie door menging kan worden versterkt. Dat is een intrigerende gedachte: sociale integratie door differentiatie. ledereen moet iedereen ontmoeten, op het school­plein, in het buurthuis, op het sportveld, in de gemêleerde straat. De gedachte is sym­pathiek - maar lang niet altijd even door­dacht. Het beleid gericht op menging en differentiatie zou zijn ambities wellicht ma· tigen wanneer het de bestaande situatie in ogenschouw zou nemen: in wijken die qua samenstelling het meest gemengd zijn, zijn bewoners namelijk het minst op de eigen buurt georiënteerd, terwijl in de onge­mengde tuinsteden en suburbia, waar veel witte kinderen opgroeien, de buurtge­richtheid juist het grootste is. De mate van menging zegt dus nog weinig over echt sa­men-leven; juist in de zo geroemde ge­mengde wijken (zoals de Pijp in Amster­dam) zijn burencontacten relatief beperkt. Bovendien blijkt 'herstructurering' be­staande netwerken te verstoren. Dit is ze­ker het geval wanneer de nieuwgebouwde koopwoningen te duur zijn voor de zitten­de bevolking, wanneer, met andere woor­den, de woningen niet gebouwd worden om 'stijgers' vast te houden in de buurt maar voor rijke nieuwkomers van buiten. Dat lijkt me een punt van belang, al zal het niet aanspreken bij die gemeenten die me­nen dat het 'verdunnen' van problemen een goede reden is voor differentiatie Maar juist van Groenlinks- en PvdA-poli­tici zou je verwachten dat zij oplossingen aan de zittende bewoners willen bieden in plaats van hen op te schepen met het gevoel dat ze door hun louter fysieke aan­wezigheid schuldig zijn aan een 'oneven­wichtige bevolkingsopbouw'. Van progres­sieve politici zou je verwachten dat ze rekening houden met de (keuze)moge/ijk­heden van de zittende bewoners en hen behandelen als volwaardige burgers.

Page 41: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

IV. DE MYTHE VAN DE GEVAARLIJKE GROEP Het beleid gaat de wijk in: men kiest voor een territoriale aan­~ak in plaats van, zoals voorheen, een categoriale. En niet alleen in de middelen, in de strategie, lijkt de doelgroepenaanpak te ver­dwijnen, ook de doelen zijn 'anti­groep': vele gemeenten verkla­ren zich tegen 'concentraties' van minderheden. Misschien ver­klaart dit mede waarom de wijk­aanpak zo populair is: groepsvor­ming kan worden bestreden zon­der het al te expliciet over groe­pen te hebben. Wie zou redeneren vanuit pro­blemen kan moeilijk ontkennen dat een aanpak gericht op speci­fieke groepen mogelijk meer soelaas biedt dan een territoriale aanpak. Niet voor niets, zou je denken, onderscheiden de rap­porten van de commissies Etty en Peper (over de 'sociale in­frastructuur', in opdracht van het ministerie van VWS, voorjaar 1998) een zestal probleemgroe­pen. Maar in plaats van te pleiten voor een categoriale aanpak stappen ook die rapporten, met opvallend weinig onderbouwing, plotsklaps over op de noodzaak van, vooral, een wijkaanpak Niet zozeer vanwege het nog wel va­lide argument dat de wijk handig is als 'vindplaats' van problemen (aangezien veel van die groepen geconcentreerd in die wijken bij elkaar wo­nen), maar omdat de concentratie van die mensen in die wijk zelf de gesignaleerde problemen zou veroorzaken (zie bij 11). Dat deze concentratie ook kan leiden tot on­derlinge steun en hulpvaardigheid, tot de ontwikkeling van etnische bedrijvigheid, en dergelijke, lijkt niet echt te worden onder­kend. Mede door de Nederlandse geschiedenis gekleurd, zijn groepen en 'groepspolitiek', zoals allochtonen beleid, in de ogen van ve­len op z'n best een noodzakelijk kwaad. Minderhedenbeleid mocht omdat het moest, op voorwaarde dat het tijdelijk was en de autochtone meerderheid niet te hard mopperde. Maar die tijd lijkt nu voorbij. Discriminatie van migranten wordt niet meer bestreden door categoriaal beleid, door specifieke groepsgerichte aandacht, maar is nu 'integraal onderdeel' van 'het al­gemene achterstandsbeleid' dat zich op wij­Ken concentreert. Deze anti-groepspolitiek is echter para­doxaal: want uit angst voor homogene 'in-

Rotterdam: 'Opzomeren'. foto: Werry Crone I HH

komenswijken' en in de hoop dat integra­tie plaatsvindt door menging van individu­en, voert de politiek opnieuw groepsbeleid. Bepaalde groepen heten namelijk overver­tegenwoordigd te zijn in probleemwijken; er is sprake van een 'onevenwichtige be­volkingsopbouw' en van een cumulatie van probleembewoners met lage inkomens, weinig werk en met een kleur. Dat is de paradox van het huidige beleid: omdat het geen 'groepswijken' wil, maar gedifferen­tieerde, wordt iedere bewoner beoor­deeld op groepskarakteristieken: op zijn of haar sociaal-economische situatie, etnici­teit, et cetera. En hoe meer er van 'hetzelf­de' bij elkaar wonen, hoe problematischer de buurt heet te zijn. En zo wordt opnieuw en uitsluitend op een negatieve manier naar groepen gekeken: de huidige aanpak dis­kwalificeert mensen op grond van groeps­kenmerken. De mogelijk positieve kanten van meer homogene buurten en wijken ko­men, althans wat betreft de 'onderkant' van de samenleving, in de Nederlandse discus­sie nauwelijks aan bod.

V. DE MYTHE VAN DE AUTHENTIEKE WIJKBEWONER Maar het is niet alleen vanwege de 'gevaar-

lijke groep' dat de wijkaanpak zo lijkt aan te slaan. Er lijkt nog een ander motief aan­wezig, dat overigens ook met etniciteit te maken heeft. Sommige politici omarmen 'wijkbewoners' met zoveel nadruk, dat het te denken geeft. Wijkbewoners zijn her­ontdekt door de politiek, waarschijnlijk mede uit schuldgevoel over de verwaarlo­zing van hun sociale problematiek in de gu­re jaren tachtig en in reactie op de stijging van de stemmenpercentages van extreem­rechts in onder andere deze buurten. De­ze herontdekking lijkt echter soms nogal nadrukkelijk de authentieke (lees: autocht­one) laaggeschoolde buurtbewoner te be­treffen. De buurt lijkt welhaast de enige plaats te zijn waar politici nog 'gewone Ne­derlanders' tegenkomen, zeker sinds deze groepen andere vormen van participatie vaarwel hebben gezegd. De ontmoeting met de authentieke bewo­ners vindt plaats in de oude wijken (de po-

de Helling- jaargang I 2 - nummer 2 - zomer I 999 41

Page 42: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

42

litiek komt naar je toe!) en de bewoners­organisatie is hun representant. Nu zal een hoogleraar samenlevingsopbouw de laat­ste zijn om deze vormen van zelforganisa­tie te onderschatten of de politieke be­langstelling voor deze wijken onder te waarderen. Maar het zou mij wel wat waard zijn als er snel een zwarte Annie Verdoold opstaat die even vanzelfsprekend het woord mag nemen over de problemen en de kansen van de wijk. Ik wil maar zeg­gen: bewonersorganisaties zijn veel te wit en te veel buurten staan nog steeds te wei­nig open voor migranten en asielzoekers. Wat dat betreft is Vughtgeen uitzondering, zij het dat rijke Nederlanders blijkbaar vol­doende middelen hebben om anderen bui­ten te sluiten. En hier raken mythe 4 en 5 elkaar: groepen zijn niet gevaarlijk, behal­ve... als anderen met opzet worden bui­tengesloten.

Vl. DE MYTHE VAN DE BETERWETENDE POLITICUS Juist omdat er bij oude wijk-bewoners sterk

wordt gekeken naar deze authentieke be­woners, heeft de politiek een ambivalente houding ten aanzien van het meepraten van betrokkenen. Overzien ze wel alle besliss­ingen die in het kader van de wijkaanpak genomen moeten worden1 Is 'interactivi­teit' hier wel altijd op z'n plaats1 De vele mooie woorden over 'coproductie van be­leid' dreigen dode letters te blijven als het aankomt op de grote beslissingen bij de stedelijke vernieuwingsoperatie. Veel ge­meenten blijken zich het nieuwe denken over interactieve besluitvorming nog niet helemaal eigen te hebben gemaakt. Zo wordt er immers over de hoofden van be­trokkenen heen bepaald dat het beter is dat zij uit de wijk vertrekken, waarna hun huurwoning plaats kan maken voor een koopwoning. Sterker nog, het enkele feit dat men allochtoon heet te zijn, is al vol­doende om bij te dragenaan de diskwalifi­catie van een wijk als 'problematisch'; om als bedreigend voor de leefbaarheid te worden gescoord. Ik wil geen karikatuur maken van de ste­delijke vernieuwing, want veel initiatieven zijn nodig en worden ook zorgvuldig uitge­voerd. Maar het 'bestwil-denken', het ze­ker weten wat goed is voor anderen, raakt hier wel aan zijn grenzen: een erg 'copro­ducerende' politiek ben ik in het kader van herstructurering en differentiatie nog niet dikwijls tegen gekomen.

VIl. DE MYTHE VAN DE NABIJHEID In de gebiedsgerichte aanpak schuilt niette­

min ook een erkenning van het belang van de directe omgevinl. Dit nabijheidsden-

ken staat haaks op postmoderne verhalen waarin moderne stedelingen worden afge­schilderd als kosmopolitische wereldbur­gers die geen vaste verblijfplaats meer zou­den hebben. Hoe adequaat is dit nabijheidsdenken1 Want wat zeggen bijvoorbeeld de talloze schotelantennes op de balkons en op de daken van woningen van migranten over hun buurtgevoel1 Zijn dat geen aanwijzin­gen voor andere identificaties dan met de eigen wijk, buurt en straat1 Zijn voor deze bewoners gebeurtenissen en personen veraf niet veel meer nabij1 Ja en nee. Men­sen die menen dat het kijken naar de Turk­se televisie betekent dat de directe leef­omgeving voor allochtonen dus niet van betekenis is, trekken te snel conclusies. Mensen identificeren zich namelijk niet uit­sluitend met het ene territorium èf het an­dere, maar kunnen verschillende, wisse­lende, overlappende, aanvullende en soms zelfs tegenstrijdige identificaties hebben. Ook bij deze groepen die over de grens kij­ken, kan de buurtaanpak aansluiten en dus aanslaan. Wel zijn deze meervoudige iden­tificaties een aanwijzing dat we buurtsenti­menten en ware 'lokale' gemeenschapsge­voelens binnen een buurt niet moeten overschatten.

VIII. DE MYTHE VAN DE POSTMODERNE STEDELING Maar we moeten die gemeenschapsgevoe-

lens ook niet onderschatten, zoals die spraakmakers die menen dat de wijk en de buurt voor wereldburgers toch geen reële 'integratiekaders' meer zijn. De wijkge­dachte, zo menen deze postmoderne den­kers, appelleert aan een achterhaalde dorpsideologie waarin mensen nog har­monieus samenleefden en koffie-leutend op de stoep zaten. Inderdaad, de dorps­ideologie is nostalgie maar dat betekent nog niet dat de straat, het plein en de buurt niet voor heel veel bewoners van grote betekenis zijn. Sommigen verblijven er de hele dag (ouders met kleine kinderen, schoolgaande jeugd, werklozen en arbeids­ongeschikten, ouderen); anderen brengen er een substantieel deel van hun tijd door - ook al omdat velen minder uren dan voorheen buitenshuis hoeven te werken. En ook al is de wereld van sommige wijk­bewoners door internet, schotelantennes et cetera heel groot geworden, dat neemt niet weg dat ook de directe leefomgeving van belang blijft - of misschien zelfs wel van toenemend belang wordt als de enige gedeelde grond onder voeten van burgers die zich in hun identificaties en loyaliteiten wereldwijd oriënteren. Het is de bekende paradox die zich ook voordoet bij de ves­tigingsplaats van bedrijven: nu het niet

de Helling- jaargang 12 -nummer 2 -zomer 1999

meer uitmaakt waar het hoofdkantoor van Philips staat, neemt het belang van de iden­titeit van de plek enorm toe. Hoe minder mensen zich door geschiedenis of traditie met een plek verbonden weten, hoe mo­bieler de Nederlander wordt, hoe belang­rijker de identiteit van de plaats waar ze verkiezen te blijven. In een footloose society neemt de betekenis van de plek alleen maar toe en dus ook de 'identiteit' van de buurt. Natuurlijk betekent dit nog niet dat buurt­bewoners daarom weer warme gemeen­schapsgevoelens gaan koesteren. Tot op zekere hoogte en zeker voor bepaalde groepen is de relatieve anonimiteit van de stad zelfs aantrekkelijk, zoals Jos van der Lans herhaalde malen heeft betoogd: zo­wel voor de welgestelden als voor hen die liever niet willen dat anderen hen van dichtbij op de vingers kunnen kijken omdat niet alles wat ze doen door de vingers kan. Anderzijds bestaat er juist in wijken met een opeenstapeling van problemen de be­hoefte aan verbetering van de onderlinge contacten omdat andere schakels naar de samenleving zijn afgebroken. Die beschei­den ambitie moet door de wijkaanpak worden waargemaakt - het maximaal be­nutten van de mogelijkheden van de be­woners en hun omgeving is een noodzake­lijke maar, zo heb ik willen betogen, geen voldoende bijdrage aan de problemen waar zij voor staan.

jan Wil/em Duyvendak is bijzonder hoogleraar samenlevingsopbouw aan de

Erosmus Universiteit Rotterdam en directeur van het Verwey-:fonker Instituut

I. Deze paragraaf over de wijkaanpak is mede ge­

baseerd op twee rapporten van N. de Boer en

J.W. Duyvendak over de wijkaanpak ('Wijkaan­

pak een trend?', 1998, en 'Buurten in wijken',

1999).

2. Zie hiervoor ook het eindrapport van de visita­

tiecommissie Grote Steden Beleid: Groot on­

derhoud der steden, 1998.

3. "De territoriale aanpak leent zich bij uitstek

voor een beleid dat zo dicht mogelijk bij de

leef\.vereld van de burger gestalte krijgt", schrij­

ven bijvoorbeeld medewerl<ers van het Ver­

wey-Jonker Instituut in de notitie 'Integrale wij­

kontwikkeling als interventiestrategie van lokaal

sociaal beleid' (Utrecht, november 1997).

4. Veldboer en l<leinhans hebben recentelijk een

onderzoek uitgevoerd naar de sociale effecten

van deze fYsieke ingrepen (VROM, 1999). Veel

van de gedachten in deze paragraaf zijn aan hun

onderzoek ontleend.

Page 43: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

Verkiezingsuitslag, 6 september I 989. de

eerste keer samen. Foto: Angelo Goedemondt Maar het liep

and Tien jaar geleden gingen CPN, PPR en ers ?SP voor het eerst samen de landelijke

verkiezingen in. Daar gingen woeste onderhandelingen aan vooraf. Het dit

voorjaar verschenen boek 'Verloren illusie, geslaagde fusie' doet daar uitvoerig

verslag van. Bram van Ojik was toen voorzitter van de PPR en een van de

hoofdrolspelers in dit drama en hij blikt terug, in verbazing.

Bram van Ojik

Als ik op de ochtend van Koninginnedag aan dit stuk begin realiseer ik me dat het die dag op de kop af tien jaar geleden is dat het partijbestuur van de PPR, in spoedzit­ting bijeen in De Eenhoorn in Amersfoort, mij met succes onder druk zette om niet als voorzitter af te treden. Er waren aan die vergadering tien turbu­lente dagen vooraf gegaan. De onderhan­delingen - die van de CPN geen 'onder­handelingen' mochten heten maar 'verken-

nende besprekingen' moesten worden ge­noemd- over gemeenschappelijke deelna­me van PPR, PSP en CPN aan de verkie­zingen voor de Tweede Kamer zouden op I mei moeten worden afgerond. De animo om tot een succesvolle afsluiting te komen was bij een meerderheid van het partijbe­stuur en bij de Eerste en Tweede Kamer­leden van de PPR tot dichtbij het nulpunt gedaald. Ik hoorde bij de minderheid die vond dat de moeizaam verlopen onder-

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 - zomer 1999

handelingen nou juist zeer dicht bij een voor de PPR alleszins aanvaardbare uit­komst gekomen waren. De mate waarin een akkoord op dat mo­ment gewaardeerd werd had alles te ma­ken met ieders opvatting over de samen­werking in de voorgaande jaren. Ik hoorde bij de groep die van mening was dat de drie partijen elkaar in visie en praktisch politiek handelen zo dicht waren genaderd dat ge­scheiden optrekken niet nodig en niet ver-

41

Page 44: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

44

Toen we in het holst van de

antwoord was. Met een 'verloren illusie' had dat niks te maken, zoals de auteurs van het boek 'Verloren illusie, geslaagde fusie?', dat in mei verscheen ter gelegenheid van het tien jaar geleden gesloten akkoord, suggereren. Wel met de gedachte dat ge­koesterde illusies (of bedoelen de auteurs 'idealen'?) in een groter verband beter na­gestreefd konden worden dan in afzonder­lijke partijen die eind van de jaren tachtig elk voor zich wel erg marginaal geworden waren. In kleine kring- Boe Thio van de CPN, Leo Platvoet van de PSP en ik- hadden we op donderdag 21 april tot 's avonds laat ge­schaafd aan een tekst waarvan we hoopten dat die voor alle partijen acceptabel zou zijn. Die tekst ging niet over het gezamen­lijke programma, daarover verwachtten we op dat moment nog weinig problemen; ook niet over de verdeling van de plaatsen op de lijst tussen de partijen, daarover was na lang bakkeleien een oplossing bereikt. Nee, de tekst waar de samenwerking op dat moment van afhangt ging over de vraag wat er met de partijen moest gebeuren na­dat er met een gemeenschappelijke lijst aan de verkiezingen was meegedaan. Achteraf kun je je afvragen af dat op dat moment nou zoveel aandacht van de onderhande­laars verdiende. Maar voor de PPR was het gaande de onderhandelingen tot een hals­zaak uitgegroeid. Wè (de PPR-bestuur­ders) vonden dat gemeenschappelijke ver­kiezingsdeelname alleen zin had als de sa­menwerkingspartners vooraf de bereid­heid zouden uitspreken hun partijen op te laten gaan in een nieuwe politieke forma­tie. We vonden dat de oude vormen en ge­dachten aan euthanasie toe waren, en wa­ren in de PPR al een aantal jaren bezig met inhoudelijke en organisatorische vernieu­wing. Die vernieuwing zou wat ons betreft moeten culmineren in een nieuwe politie­ke beweging, groen en sociaal, waarin de vergadertijgers, die de linkse politiek in on­ze partijen van oudsher kenmerkten, als drijvende kracht vervangen zouden wor­den door denkers en doeners met sterke banden met milieu-, vredes- en vrouwen­beweging. Verkiezingsdeelname met een gemeen­schappelijke lijst had, zo vond de PPR-top, slechts zin als die de komst van zo'n nieu­we politieke beweging zou inluiden. Als dat er niet inzat, dan zou de partij zelfstandig aan de verkiezingen meedoen en op eigen kracht vernieuwen. De CPN, die als partij van ons drieën na­tuurlijk de langste geschiedenis en de meest uitgesproken ideologie had, zag he­lemaal niets in een al voor de verkiezingen uitgesproken opheffingsintentie. De PSP zag net als de PPR haar eigen partij niet als

nacht de deur van het

PPR-pand achter ons

dicht trokken, vreesde ik al dat het niet meer

zou lukken de tegen­

standers in bestuur en

fractie over de streep

te trekken.

doel maar als middel, maar vond desalniet­temin dat de PPR te hard van stapel liep. Toch slaagden we er die bewuste donder­dagavond in een tekst te maken die aan de wens van de PPR naar mijn smaak in zeer grote mate tegemoet kwam. Toen we in het holstvan de nacht de deurvan het PPR­pand achter ons dicht trokken, vreesde ik echter al dat het niet meer zou helpen de tegenstanders in bestuur en fracties over de streep te trekken. Ik zei Thio en Plat­voet, die voldoende mandaat hadden om ter plekke namens hun besturen met de overeengekomen tekst in te stemmen, toe dat ik mijn bestuur zou adviseren hetzelf­de te doen, maar weigerde me er net als zij op vast te leggen.

SUPERIORITEIT Mijn vrees bleek gegrond. Op maandag­

avond vergaderde het PPR-bestuur met de leden van de Kamerfracties - Ria Beckers, Peter Lankhorst en Bas de Gaay Fortman - over wat een finaal oordeel zou moeten worden: breken en op eigen kracht verder gaan of kiezen voor vergaande samenwer­king en uiteindelijke opheffing van de eigen partij. Ik hield een vurig pleidooi voor het laatste, maar kreeg daarbij alleen steun van buitenlandsecretaris Frans de Man. De eni­ge andere voorstander van de samenwer­king - penningmeester Job van Keulen -was die avond niet aanwezig. De rest was tegen. Ik had die avond sterk het gevoel dat de ar­gumenten en de feitelijke stand van zaken in de onderhandelingen er niets toe deden. De kaarten waren al eerder geschud. Gaandeweg de onderhandelingen had ie­dereen zich ingegraven en leek niemand meer bereid van standpunt te veranderen. Als voorzitter van de partij was ik er ken­nelijk niet in geslaagd die impasse te door­breken. Ik stond te zeer bekend als voor­stander van samenwerking om door mijn collega's die daar gereserveerder tegen-

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 -zomer 1999

over stonden als een betrouwbaar onder­handelaar beschouwd te worden. In het voorjaar van 1988 had ik als vers gekozen partijvoorzitter in hun ogen ook al slappe knieën getoond door in besprekingen over de Europese lijst in beginsel in te stemmen met een constructie waarin PPR-kandidaat Herman Verbeek het lijsttrekkerschap aan Nel van Dijk (CPN) zou laten. Verbeek was met zijn grillige politieke standpunten en zijn weinig subtiel geëtaleerd gevoel van morele superioriteit voor PSP en CPN nauwelijks te pruimen en ook ik vond ei­genlijk dat hij volstrekt niet paste binnen de nieuwe, meer relativerende partijcultuur die we voor de PPR in gedachten hadden. In mijn onervarenheid als onderhandelaar had ik echter over het hoofd gezien dat ik met deze boodschap bij mijn partijgenoten niet aan kon komen. Was de PPR bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1986 im­mers niet de grootste en was oud-partij­voorzitter Verbeek niet ons onvolprezen boegbeeld in Europa? Nou dan! Het was bovendien niet eens bij me opgekomen aan de anderen, voor het passeren van Ver­beek, een zware prijs te vragen. Geen wonder dat ik binnenskamers redelijk hardhandig en naar buiten subtieler maar even vastberaden werd gecorrigeerd: Ver­beek moest lijsttrekker worden, anders zou er wat de PPR betreft geen tweede keer een Groen Progressief Akkoord aan de Europese verkiezingen meedoen. De PPR kreeg zijn zin en wij allemaal zouden daar in de jaren daarna nog heel wat mee te stellen krijgen. De harde onderhande­lingen in 1988 lieten over en weer littekens na, zo schrijven Paul Lucardie, Wijbrandt van Schuur en Gerrit Voerman in Verloren illusie, geslaagde fusie?: 'Geen van- de be­trokken partijen was echt enthousiast over de hernieuwde samenwerking, daarvoor hadden de onderhandelingen te diepe spo­ren getrokken.' Daarmee is niets te veel gezegd. De kwes­tie-Verbeek had de verhoudingen tussen de partijen, maar ook tussen voor- en te­genstanders van verdere samenwerking binnen de partijen geen goed gedaan.

VROLIJK Als voorstander van die samenwerking

merkte ik dat eigenlijk dagelijks. Als ik op dinsdag afreisde naar de wekelijkse fractie­vergadering in Den Haag had ik voortdu­rend het gevoel spitsroeden te moeten lo­pen. Ook in het bestuur had ik op dit punt weinig krediet. De samenwerkingskwestie hing voortdurend als splijtzwam boven ons beraadslagingen. Dat leidde, bij mij althans, tot een vorm van politieke schizofrenie. Enerzijds was ik ervan overtuigd dat een samengaan van PPR met PSP en CPN, zo-

Page 45: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

l

Als architecten van ~vrolijk

als dat op lokaal en provinciaal niveau alom gebeurde, wenselijk en onvermijdelijk was

en werkte ik informeel mee aan de realisa­tie hiervan. Anderzijds zag ik als een berg

op tegen de verlammende discussies die

dit, vóór het zover was, in het bestuur en

met de Twee de Kamerfractie met zich mee zou brengen.

Om het effect van die gevreesde verlam­ming te minimaliseren besloten we, toen

de PSP ons in februari, na een voor de sa­

menwerkers succesvol verlopen referen­

dum onder de PSP-leden, voor gesprekken

uitnodigde, die besprekingen aan een strik­

te tijdslimiet te binden. Als er op I mei geen akkoord zou zijn. dan zou ieder, wat

de PPR betreft, alsnog zijns weegs gaan. Het zette de onderhandelingen vanaf het

begin onder grote tijdsdruk. Dat was lastig,

maar achteraf gezien maar goed ook. In

mei viel immers plotseling het kabinet Lub­

bers 11 over het reiskosten-forfait. Erger

was het dat de zaak zeer moeilijk liep. Avonden lang praatten de delegaties langs

elkaar heen. De CPN had als doel de bes­

te manier te vinden om de communisten

weer terug in de Tweede Kamer te krijgen;

de PSP had als doel de uitslag van het refe­

rendum om te zetten in een samenwer­kingsakkoord; de PPR was tot op het bod

verdeeld en hoopte dat het tikken van de klok op een of andere manier tot een of

andere uitkomst zou leiden. In de PPR werden we daarbij, geloof ik, slachtoffer

van onze eigen assertiviteit. We hadden een vernieuwend politiek discussiestuk

('Groen Licht') geschreven, en ontleenden daar de gedachte aan dat we inhoudelijk

een stuk verder waren dan onze min of

meer dogmatische gesprekspartners, maar miskenden de weerstand tegen die hou­

ding in onze eigen partij. We rekenden ons rijk omdat we bij de verkiezingen van 1986

twee zetels hadden gescoord (tegenover

de PSP één en de CPN nul), terwijl we in

werkelijkheid slechts 5000 stemmen meer hadden dan diezelfde PSP. Als architecten

van 'vrolijk links' en met afficheteksten 'Te­

gen de verzuring in de Politiek' waanden

we ons de voorhoede van een nieuwe po­

litieke cultuur die een einde zou maken aan

het tobberige en dogmatische dat links tot

dan toe had gekenmerkt. En als enige wer­

kelijk groene van de drie meenden we elec­toraal zonder twijfel te kunnen profiteren

van de groeiende aandacht voor het milieu.

De anderen waren vergeleken met ons een

stuk minder bevoorrecht. Ze waren ideo­

logisch in verwarring, zoals de PSP, of de

gevangene van een vermolmde en lang ach­

terhaalde partijstructuur, zoals de CPN. Ze waren niet groen en vrolijk, zoals wij,

maar grijs en gelijkhebberig en de kiezer

links' waande de PPR

zich de voorhoede

van een nieuwe politieke cultuur die een einde zou maken

aan het tobberige en

dogmatische dat links

tot dan toe had

gekenmerkt.

gende keer belonen met de klinkende ver­

kiezingsoverwinning waar we al zo lang

aanspraak op meenden te mogen maken. Als ik hier 'we' schrijf, dan bedoel ik daar­

mee uitdrukkelijk ook mezelf. Ook ik vond

- een zekere zelfingenomenheid was ook

mij niet vreemd - dat we in de PPR een

ontwikkeling doormaakten waar de ande­

ren jaloers op konden zijn. Ik meende ech­ter dat die relatieve kracht het moment bij

uitstek geschikt maakte voor verdere sa­

menwerking. Je kunt altijd beter vanuit re­latieve kracht samengaan, dan dat je min of

meer door zwakte tot samenwerking ge­dwongen wordt. Ik geloofde dat we de PPR

op maximale sterkte zouden moeten bren­

gen om zo van het toekomstige opgaan in

een nieuwe formatie een succesverhaal te

maken.

KRUISIGING Zoals gezegd: het lukte die maandagavond

25 april in het partijbestuur in Zwolle niet

daarvoor een meerderheid te krijgen. We vergaderden tot vlak voor de laatste trein

naar de Randstad vertrok, maar de uit­komst veranderde er niet door. De PPR

zou de onderhandelingen afbreken. Het lange doorvergaderen had nog een onaan­

genaam bij-effect. Ik had de PSP-ers, die de

uitkomst van onze vergadering in Amster­dam bij Andrée van Es thuis afwachtten,

beloofd te bellen zo gauw er een uitkomst

was. De noodzaak de laatste trein te halen

maakte dat echter onmogelijk (let wel: wij spreken hier van tien jaar geleden en nee,

jongelui, er waren toen nog geen mobiele telefoons, als je in de trein zat was com­

municatie met de buitenwereld onmoge­

lijk).

De PSP-ers en de CPN-delegatie, met wie

ze telefonisch contact hadden gehouden, zagen dit als een sluwe poging van de PPR

om in de publiciteit het initiatief naar zich

toe te trekken en overlaadden mij de vol­gende ochtend, toen we elkaar volgens af-

zou ons- dat wisten we zeker- de vol- Porti; rood PPR, 6 mei /989. Brom van Opk verdedigt de breuk. Foto: Angelo Goedemondt

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 - zomer 1999 4S

Page 46: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

46

spraak troffen op het PPR-partijbureau, met verwijten. Een vergelijkbare kruisiging voltrok zich diezelfde avond bij een groep onafhankelij­ken, die op uitnodiging van de onderhan­delende partijen in Hoog Catharijne bijeen was om over de toekomst van de beoog­de nieuwe politieke formatie te spreken. Het nieuws dat de PPR de avond ervoor gebroken had was uiteraard tot iedereen doorgedrongen en ik kreeg voor de twee­de keer die dag een lading verwijten over me heen waar ik geen verweer tegen had. De volgende ochtend schreef ik het partij­bestuur mijn ontslagbrief. Ik had inmiddels van mijn beide voorgangers (en goede vrienden) Wim de Boer en Janneke van der Plaat begrepen dat ze bezig waren een ex­tra partijraad bijeen te roepen met als in­zet het partijbestuur te dwingen terug te keren naar de onderhandelingstafel. Hoe­wel ik daar met dit partijbestuur geen heil in zag, vond ik het niet meer dan normaal dat de voorstanders van samenwerking zich niet bij de breuk neerlegden. Met mijn ontslag wilde ik voorkomen dat ik me op de partijraad, namens het partijbestuur, zou moeten keren tegen pleidooien die ik inhoudelijk steunde. Het leek me dat ik lang genoeg loyaal geweest was. Maar het liep anders. Zoals ook door Lu­cardie es. In hun boek wordt besproken, werd er op de ochtend van Koninginnedag in het partijbestuur net zo lang op me in gepraat tot ik ervan overtuigd was dat de partij uit elkaar zou vallen als ik inderdaad zou aftreden. In ruil voor mijn blijvende loyaliteit zou ik dan op de partijraad een voorstel mogen verdedigen voor vergaan­de samenwerking: programma op hoofd­punten, vergaande fractie-samenwerking in de Tweede Kamer. Het intrekken van mijn ontslagbrief was natuurlijk weinig standvastig en ik heb nooit geweten of het wel verstandig was. Achteraf gezien lijkt, zoals wel vaker als je terugkijkt, die beslis­sing, waar toen alles vanaf leek te hangen, slechts van zeer ondergeschikt belang voor het verdere verloop van de gebeurtenis­sen. Zoals van me verwacht mocht worden deed ik mijn best om op de partijraad van 6 mei de breuk te verdedigen en een meer­derheid te winnen voor een gematigde vorm van samenwerking. Maar dat was too little, too late. De partijraad vond dat we te­rug naar de onderhandelingstafel moesten, en besloot, toen ik dat vol overtuiging wei­gerde (hoe kun je in zo'n situatie nog ge­loofwaardig en doelbewust onderhande­len?), zelf een delegatie af te vaardigen naar de besprekingen met PSP en CPN. Het partijbestuur kwam buiten spel te staan en trad alleen niet af omdat er hoe dan ook een verkiezingsdeelname moest worden

voorbereid, en omdat het met recht een finaal oordeel van het partijcongres, als hoogste partijorgaan, meende af te mogen wachten.

INVLOEDRIJK Alles raakte echter in een stroomversnel­

ling. Binnen twee weken was er een ak­koord voor oprichtingvan Groenlinks, dat iedereen prachtig vond. De weerstand te­gen samenwerking verdween als sneeuw voor de zon. Hoe dat kwam laat zich ook tien jaar later nog moeilijk verklaren. Som­migen zeiden achteraf dat de breuk die de PPR in de onderhandelingen forceerde heilzaam had gewerkt. Daarmee kreeg die breuk achteraf de allure van een strate­gisch hoogstandje. Het is verleidelijk daar­in te geloven, maar ik doe dat toch maar niet. Ik denk dat de plotseling naderende verkiezingen, de druk uit de achterban en de frisse blik van de nieuwe onderhande­laars uiteindelijk belangrijker waren. En toen het tij eenmaal keerde was daar na­tuurlijk ook de wens van de aanvankelijke tegenstanders om er bij te horen. Volhar­den in verkiezingsdeelname van een zelf­standige PPR was binnen enkele dagen geen optie meer. Zo ging Groenlinks met de vertrouwde coryfeeën Beekers (PPR), Brouwer (CPN) en Van Es (PSP) aan kop en Rosenmöller als veelbelovende nieuweling daarachter, als ware het de normaalste zaak van de we­reld, die zomer de verkiezingen in. Een happy end dus? Niet echt, met zes ze­tels viel de uitslag tegen, maar ach, alle be­gin is moeilijk en inmiddels weten we dat de magere jaren van het begin gevolgd zijn door vette. Daarvoor is tijdens de moeiza­me beginperiode natuurlijk toch de basis gelegd. Toen Groenlinks er eenmaal was, werd de partij verrassend snel een een­heid. Van onmin tussen bloedgroepen was geen sprake. Ook Lucardie es. moeten dat vaststellen met hun enquêtes gehouden op congressen in 1990 (de feitelijke oprichting van de partij) en in 1995 (het eerste lus­trum)- enigszins tot hun verbazing, zo lijkt het. 'Van onvrede over de invloed van de­ze of gene bloedgroep viel onder de re­spondenten weinig of niets te merken -wel van irritatie over vragen op dit gebied', zo schrijven ze in hun boek. Ook inhoude­lijk waren de verschillen klein. Groot was daarentegen in 1995 de tevredenheid over het parlementaire optreden van de forma­tie. Maar liefst 83 procent vond het 'ge­slaagd'. Slechts 2% kwalificeerde het als 'vrij gebrekkig'. Wie zou zo'n partij nog weer willen verlaten? Lucardie es. conclu­deren dan ook: 'Na vijf jaar lijkt het fusie­proces nagenoeg voltooid en kan Groen­Links als volwassen partij worden be-

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 - zomer 1999

schouwd - wel groen maar geen groentje meer.' Als een boek tien jaar na de turbulente fu­sieperiode verschijnt hoop je natuurlijk dat een balans wordt opgemaakt over hoe de partij er nu voorstaat. Dat biedt Verloren il­lusie, geslaagde fusie? niet. De vraag bij­voorbeeld of Groenlinks geworden is wat de oprichters ervan verwachtten blijft on­beantwoord. Iemand moet daar maar eens een degelijke beschouwing over schrijven. Dat zal ongetwijfeld een gemengd beeld opleveren. Is Groenlinks politiek invloedrijk? Ja. On­dogmatisch? Dat zeker ook. Inhoudelijk vernieuwend? Minder. Heeft de partij een voor buitenstaanders aantrekkelijke partij­cultuur? Dat valt te bezien. Groenlinks is door de bank genomen een partij als alle anderen. Daar is, zo lang het goed gaat met die partij, ook helemaal niks mis mee. Hoe lang het goed gaat is tegenwoordig minder dan ooit voorspelbaar. De kiezer is grillig en ontrouw. Zo vindt 'ie je leuk, zo laat 'ie je weer vallen als een baksteen. De kiezer houdt nu van Groenlinks, of meer nog van Paul Rosenmöller, en de partij koestert die liefde op een volwassen manier. Het is mis­schien wat minder avontuurlijk en anders dan bij de oprichting werd gedacht, maar dat is waarschijnlijk maar beter ook. Aan het einde van het boek kijken de au­teurs naar de toekomst. Van binnenuit de partij verwachten ze geen schokkende ver­anderingen. Er zijn geen grote politieke te­genstellingen en 'intern lijken zodoende de voorwaarden voor een zonnige toekomst gegeven'. De toekomst van Groenlinks hangt in belangrijke mate af van wat er bui­ten de partij gebeurt. Het in beginsel on­eindig grote aantal mogelijkheden op dat gebied wordt gereduceerd tot vier scena­rio's waarvan de eerste opeens zeer actu­eel is: De spanningen binnen paars lopen snel verder op en Groenlinks kan na ver­kiezingen samen met PvdA en CDA op ba­sis van een communitaristisch programma gaan meedoen in een kabinet dat de libe­rale tijdgeest moet gaan weerstaan. Laten we ons daar dan maar op voorbereiden.

Bram van Ojik was voorzitter van de PPR van I 988-1990 en Tweede Kamerlid voor

GroenLinks in I 993-1994

Verloren illusie, geslaagde fusie?, Groen­Links in historisch en politicologisch per­spectief; door Paul Lucardie, Wijbrandt van Schuur, Gerrit Voerman; uitgever DSWO Press, Leiden; f 49,90

Nic en of

Sla Maak

van)(

Page 47: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

Niet overal stuiten vluchtelingen . en migrantenorganisaties • legaal '· ••. ~.­of illegaal • op dichte deuren.

In 1998 financierde XminY Solidariteitsfonds 19 kleine

projecten voor open grenzen en tegen vreemdelingenhaat:

acties van Iraniërs en Koerden tegen uitzetting, initiatieven

tegen een repressief asielbeleid, de hongerstakingen van

de witte illegalen, en acties tegen het Nederlands Blok.

Sla een bresje in Fort Europa! Maak een gift over op giro 609060

van XminY Solidariteitsfonds!

"' 0 --· a. OI ... -· ,.. " -· ,.. "' ....._ 0 ~ a. "'

Keizersgracht 132 1015 CW Amsterdam tel.: 020-627 96 61

de Helling- jaargang 12 - nummer 2 -zomer 1999 47

Page 48: OOCUMENTA ~EDERLANOSE POUTIBram van Ojik blikt terug, in verbazing. S GASTVRIJHEID In gesprek: Afshin El/ian en Femke Halsema Jelle van der Meer ANGST Een reiziger op de Balkan Chris

H et haventje van Brouwershaven. Op een hoge sokkel staat een

staatsman uit oude tijden. De mantel los om het lichaam gedrapeerd, een rolletje papier in de linkerhand en enkele boeken aan de voet. Het half opgeheven vingertje verraad zijn identiteit: de politicus en dichter Jacob 'Vadertje' Cats. Het symbool van degelijk Hollands calvinisme. Cats werd geboren in 1577 in Brouwershaven (Schouwen-Duive­land), studeerde letteren en rechten in Lei­den en Orleans en verdiende een vermogen in de landwinning in Zeeuws-Vlaanderen. Hij werd aangesteld als pensionaris van eerst Middelburg en dan Dordrecht en in 1536 werd Cats raadspensionaris van Holland. Daarmee was hij een van de machtigste poli­tici van de Republiek en gezien de positie van de Republiek in Europa een invloedrijk man in de Europese politiek. Toch wordt Cats vooral herinnerd als dichter en zedenpreker. Hij schreef over het huwelijk en het gezin en bovenal over de liefde en de seksuele zeden. Cats staat bekend om zijn braafheid en net­heid maar zijn werk gaat vooral ook over zijn eigen worsteling met de verleidingen des levens. Over de amoureuze activiteiten in zijn jeugd dicht hij later: 'Mijn aert was van der jeught genegen om te mallen, En 't vrouwelijek geslacht dat heeft mij wel bevallen'. Zijn con­tacten met meisjes ' ... smaeckten naer het hof en oock naer geyle min.' De hoogleraar 17de eeuwse literatuur Kalff schrijft begin deze eeuw over Cats: 'Zijn gansche lange leven

AT

heeft hij strijd moeten voeren tegen een vroegtijdig overprikkelde zinnelijkheid, waartegen hij zich dikwijls vergeefs tracht te verzetten, waartegen hij hulp zoekt bij zijn werk, in de poëzie, in het gebed.' Dik­wijls niet tevergeefs: zijn grote jeugdliefde zag Cats voor het eerst in de kerk maar hij trouwde niet met haar omdat haar vader bankroet ging. Cats huwde een godsvruch­tige vrouw die bovenal de Bijbel las. Naast gelovig was Cats ook een voorzichtige man. Tot ver na zijn dood was Cats zeer populair bij de burgerij. In de literaire wereld was men veel minder enthousiast, men vond zijn werk langdradige rijmelarij met een knullig ritme. In de tweede helft van de negentien­de eeuw maakten Potgieter en Busken Hu­et korte metten met Cats vanwege zijn burgerlijke moraal en middelmatigheid. 'Met zijn leuterlievende vroomheid en keutelach­tige poëzie heeft hij onnoemelijk veel kwaad gesticht', zo schreef Busken Huet. Voorzichtigheid kenmerkte Cats ook in zijn politieke activiteiten. Als raadspensionaris opereerde hij in de schaduw van stadhou­der Frederik Hendrik, die hij beschouwde

als het hoofd van de staat. Heel anders d1 zijn voorganger Van Oldenbarnevelt, die, een machtsstrijd met de Oranjes ten onar ging en in 1619 werd onthoofd. Of zijn o~ volger Johan de Witt die in 1672 publiek lijk werd vermoord. Cats zag zich zelf al als ambtenaar. Politici moesten in zijn ogen niet te slim zijn, geen hoogvliegers, dat gaf alleen maar machiavellistische nar~ heid. Cats was een grootmeester in het plooien en schikken. Hij is een symbool orde, degelijkheid en consensus, kortom bekende Hollandse deugden van goed rEJ"<! meesterschap en geen onbezonnen dade 'Haastige spoet is se/den goet', is een van ll~

bekendste uitspraken. Bij nader inzien is Cats nog verrassend actueel. In 1652 trok hij zich op 73-jarige leeftijd 1

rug uit de politiek en ging wonen op zi jn landgoed Sorgvliet. Het landhuis is nog steeds in gebruik, nu als Catshuis, de ambtswoning van de minister-president. ijj geest van Cats waart er nog steeds rond drie eeuwen continuïteit in voorzichtighci:

Ivo Kuypers, foto Pieter Honhoff