Nummer 52 16 yipril 1929 DE KATHOLIEKE...

4
Nummer 52 16 yipril 1929 DE KATHOLIEKE PERS ORGAAN VAN DE NEDERLANDSCHE ROOMSCH-KATHOLIEKE JOURNALISTENVEREENIGING Correspondentie-adres van Redactie en Administratie TH. WILMER, Breestraat 32a, Leiden ABONNEMENTSPRIJS: ƒ2.50 per jaar VERSCHIJNT IEDERE ZES WEKEN ADVERTENTIEPRIJS: ƒ4 per V12 pagina JAARVERGADERING, op Zondag 28 April, in Hotel „Kasteel van Antwerpen", Oude Gracht, Utrecht, des morgens IIV2 uur. A ge n d a: 1. Opening door den Voorzitter. 2. Mededeelingen. 3. Jaarverslag Secretaris (verschenen.in het Orgaan). 4. Jaarverslag Penningmeester (verschenen in het Orgaan). 5. Bestuursverkiezing. Aftredend zijn de heeren Th. Wil- mer en Willem Galesloot Corn.zn. 6. Voorstellen van leden: a. Bespreking van een bepaalden vorm van concurren- tie de B. K. Pers aangedaan. In te leiden door den heer L. Weterings. b. De kringvorming in de Vereeniging. c. Onze rechtspositie, salarieering en pensioneering. d. Persconferenties met of zonder lunch. 7. Bondvraag. blijft het, dat het er zoo bij blijft liggen. Over de kring- vorming zijn tal van vergaderingen gehouden door com- missieleden en bestuur en is zelfs een uitvoerig rapport verschenen, waarover op een jaarvergadering uren zijn vol- gepraat. Moet het nu hiermee uit zijn? Er was animo voor het idee, omdat men het groote belang voor de Katholieke Journalistiek en de Vereeniging ervan inzag. Wie neemt nu eens het initiatief? Vergis ik me niet, dan is in Lim- burg de zaak voor elkaar, als men maar wil. Laat nu van- daar eens de victorie uitgaan. Inzake de Internationale van Katholieke Journalisten Vereenigingen zijn, behalve de mededeeling, welke in num- mer 50 van ons orgaan verscheen, geen nadere bijzonder- heden te melden. Een nieuwe algemeene vergadering, waar de statuten definitief zullen worden vastgesteld, heeft nog niet plaats gehad. Van zelf zijn daardoor ook eenige voor- stellen tot statutenwijzigingen, welke in opdracht van de vorige jaarvergadering aan den algemeenen secretaris zijn opgezonden, nog niet in behandeling gekomen. Met vreugde kan geconstateerd worden, dat de samen- werking met de B. K. Directeurenvereeniging van de meest vriendschappelijken aard is geweest. Ook dit jaar zijn weer eeiige gecombineerde bestuursvergaderingen gehouden, waar ons bestuur gelegenheid had eenige hoogst belangrijke quaesties, onze vereeniging en onze leden rakende, onder de aandacht van de directeuren te brengen. We vertrouwen, dat te gelegenertijd meer definitieve voorstellen onzerzijds een goed onthaal zullen vinden en tot resultaat zullen leiden. Collega L. J. M. Hazelzet vierde 1 Sept. zijn zilveren jour- nalistenjubilé, evenals collega J. Thomassen, die bij die gelegenheid werd begiftigd met het eerekruis Pro Ecclesia, terwijl hij 31 Augustus werd benoemd tot ridder van Oranje Nassau. Collega Speet herdacht 15 Oct. zijn 12J-jarig hoofd- redacteurschap van het N. Hollandsch Dagblad. Jaarverslag van den Secretaris. Ter opfrissching van mijn herinneringen over de gebeur- tenissen in het afgeloopen jaar, de verschenen nummers van ons Orgaan nalezende, viel mijn oog op een passage in de notulen der laatste jaarvergadering. Ik lees daar: „De voorzitter hoopt, dat het inzake de kringvorming niet bij pogingen zal blijven, maar op de volgende jaarvergadering feiten kunnen worden geconstateerd." Helaas, voorzitter, die hoop is niet in vervulling gegaan, want feiten zijn ook dit jaar niet te constateeren. 't Is spijtig, al zijn er misschien redenen voor veront- schuldiging aan te voeren. Journalisten hebben zooveel ver- gaderingen te bezoeken en te schrijven en ook te werken voor andere organisaties en anderer belangen, dat er voor 't werken der eigen Vereeniging in den regel niet veel tijd en animo overblijft, 't Is eer geconstateerd, ik vertel dus geen nieuwigheid, maar al is 't te verklaren, te betreuren De representatie heeft dit jaar weer veel tijd van ver- schillende bestuursleden gevorderd. De secretaris heeft, als lid van het Uitvoerend Comité, onze vereeniging vertegen- woordigd bij de rondreis der Buitenlandsche Journalisten. Bij de opening der Pressa te Keulen was een deputatie aan- wezig, evenals bij de feestelijke herdenking van het zilve- ren jubilé van den heer Henri Kuijpers als directeur der Maasbode. Bij de begrafenis van Mgr. A. J. Callier waren twee be- stuursleden aanwezig. Op een audiëntie bij Mgr. J. D. J. Aengenent mocht een deputatie van het bestuur van Z.D.H. vernemen, dat de Katholieke Journalistiek Zijn bijzondere belangstelling heeft en dat de journalisten zich niet moe- ten schromen een beroep op Hem te doen, als ze meenen, dat Mgr. hen zou kunnen helpen. De representatie van onze Vereeniging bij nog tal van andere gelegenheden — o.m. heeft de secretaris in zijn kwa- liteit in verschillende besturen zitting — bewijst, dat men

Transcript of Nummer 52 16 yipril 1929 DE KATHOLIEKE...

Page 1: Nummer 52 16 yipril 1929 DE KATHOLIEKE PERSwebstore.iisg.nl/persmuseum/MMPM01_PM-10415873_0745.pdf · 2013-07-02 · aan solidariteit. Mijn artikeltje in nummer 50 van ons orgaan

Nummer 52 16 yipril 1929

DE KATHOLIEKE PERS ORGAAN VAN DE NEDERLANDSCHE ROOMSCH-KATHOLIEKE JOURNALISTENVEREENIGING

Correspondentie-adres van Redactie en Administratie TH. WILMER, Breestraat 32a, Leiden

ABONNEMENTSPRIJS: ƒ2.50 per jaar

VERSCHIJNT IEDERE ZES WEKEN ADVERTENTIEPRIJS:

ƒ4 — per V12 pagina

JAARVERGADERING, op Zondag 28 April, in Hotel „Kasteel van Antwerpen", Oude Gracht, Utrecht,

des morgens IIV2 uur.

A ge n d a:

1. Opening door den Voorzitter.

2. Mededeelingen.

3. Jaarverslag Secretaris (verschenen.in het Orgaan).

4. Jaarverslag Penningmeester (verschenen in het Orgaan).

5. Bestuursverkiezing. Aftredend zijn de heeren Th. Wil-

mer en Willem Galesloot Corn.zn.

6. Voorstellen van leden:

a. Bespreking van een bepaalden vorm van concurren­

tie de B. K. Pers aangedaan.

In te leiden door den heer L. Weterings.

b. De kringvorming in de Vereeniging.

c. Onze rechtspositie, salarieering en pensioneering.

d. Persconferenties met of zonder lunch.

7. Bondvraag.

blijft het, dat het er zoo bij blijft liggen. Over de kring­vorming zijn tal van vergaderingen gehouden door com­missieleden en bestuur en is zelfs een uitvoerig rapport verschenen, waarover op een jaarvergadering uren zijn vol­gepraat. Moet het nu hiermee uit zijn? Er was animo voor het idee, omdat men het groote belang voor de Katholieke Journalistiek en de Vereeniging ervan inzag. Wie neemt nu eens het initiatief? Vergis ik me niet, dan is in Lim­burg de zaak voor elkaar, als men maar wil. Laat nu van­daar eens de victorie uitgaan.

Inzake de Internationale van Katholieke Journalisten Vereenigingen zijn, behalve de mededeeling, welke in num­mer 50 van ons orgaan verscheen, geen nadere bijzonder­heden te melden. Een nieuwe algemeene vergadering, waar de statuten definitief zullen worden vastgesteld, heeft nog niet plaats gehad. Van zelf zijn daardoor ook eenige voor­stellen tot statutenwijzigingen, welke in opdracht van de vorige jaarvergadering aan den algemeenen secretaris zijn opgezonden, nog niet in behandeling gekomen.

Met vreugde kan geconstateerd worden, dat de samen­werking met de B. K. Directeurenvereeniging van de meest vriendschappelijken aard is geweest. Ook dit jaar zijn weer eeiige gecombineerde bestuursvergaderingen gehouden, waar ons bestuur gelegenheid had eenige hoogst belangrijke quaesties, onze vereeniging en onze leden rakende, onder de aandacht van de directeuren te brengen. We vertrouwen, dat te gelegenertijd meer definitieve voorstellen onzerzijds een goed onthaal zullen vinden en tot resultaat zullen leiden.

Collega L. J. M. Hazelzet vierde 1 Sept. zijn zilveren jour-nalistenjubilé, evenals collega J. Thomassen, die bij die gelegenheid werd begiftigd met het eerekruis Pro Ecclesia, terwijl hij 31 Augustus werd benoemd tot ridder van Oranje Nassau. Collega Speet herdacht 15 Oct. zijn 12J-jarig hoofd­redacteurschap van het N. Hollandsch Dagblad.

Jaarverslag van den Secretaris.

Ter opfrissching van mijn herinneringen over de gebeur­tenissen in het afgeloopen jaar, de verschenen nummers van ons Orgaan nalezende, viel mijn oog op een passage in de notulen der laatste jaarvergadering. Ik lees daar : „De voorzitter hoopt, dat het inzake de kringvorming niet bij pogingen zal blijven, maar op de volgende jaarvergadering feiten kunnen worden geconstateerd."

Helaas, voorzitter, die hoop is niet in vervulling gegaan, want feiten zijn ook dit jaar niet te constateeren.

't Is spijtig, al zijn er misschien redenen voor veront­schuldiging aan te voeren. Journalisten hebben zooveel ver­gaderingen te bezoeken en te schrijven en ook te werken voor andere organisaties en anderer belangen, dat er voor 't werken der eigen Vereeniging in den regel niet veel tijd en animo overblijft, ' t Is eer geconstateerd, ik vertel dus geen nieuwigheid, maar al is 't te verklaren, te betreuren

De representatie heeft dit jaar weer veel tijd van ver­schillende bestuursleden gevorderd. De secretaris heeft, als lid van het Uitvoerend Comité, onze vereeniging vertegen­woordigd bij de rondreis der Buitenlandsche Journalisten. Bij de opening der Pressa te Keulen was een deputatie aan­wezig, evenals bij de feestelijke herdenking van het zilve­ren jubilé van den heer Henri Kuijpers als directeur der Maasbode.

Bij de begrafenis van Mgr. A. J. Callier waren twee be­stuursleden aanwezig. Op een audiëntie bij Mgr. J. D. J. Aengenent mocht een deputatie van het bestuur van Z.D.H. vernemen, dat de Katholieke Journalistiek Zijn bijzondere belangstelling heeft en dat de journalisten zich niet moe­ten schromen een beroep op Hem te doen, als ze meenen, dat Mgr. hen zou kunnen helpen.

De representatie van onze Vereeniging bij nog tal van andere gelegenheden — o.m. heeft de secretaris in zijn kwa­liteit in verschillende besturen zitting — bewijst, dat men

Page 2: Nummer 52 16 yipril 1929 DE KATHOLIEKE PERSwebstore.iisg.nl/persmuseum/MMPM01_PM-10415873_0745.pdf · 2013-07-02 · aan solidariteit. Mijn artikeltje in nummer 50 van ons orgaan

2 D E K A T H O L I E K E P E R S

in Binnen- en Buitenland steeds meer met de R. K. Jopr-nalisten-Vereeniging rekening houdt. Het is een verblij­dend verschijnsel, dat alleen deze schaduwzijde heeft, dat er zooveel tijd mee is gemoeid, welke niet altijd even mak­kelijk is te vinden.

Het ledental werd dit jaar met 17 nieuwe leden uitge­breid, terwijl 3 leden bedankten en 1 lid, de heer C. Smit, redacteur der Residentiebode, is overleden.

De Secretaris,

WILLEM GALESLOOT Cornz.

Jaarverslag van den Penningmeester.

Mochten we het vorig jaar constateeren, dat 1927, niet­tegenstaande de groote eischen welke de feestelijke viering van het zilveren bestaansjubileum aan de kas had gesteld, voor de financiën van onze Vereeniging niet ongunstig was geweest, ook van het afgeloopen jaar kan hetzelfde worden getuigd.

Het jaar 1928 werd ingegaan met een batig saldo van / 8 9 7 . 3 9 i ; het sluit met een batig saldo van ƒ1098.02.

Aan contributie werd in het afgeloopen jaar ontvangen ƒ1141 .—; aan bijdragen van donateurs ƒ425.—, aan di­versen ƒ 38.40. Totaal der inkomsten met het saldo van 1927: ƒ2511.691.

De uitgaven bedroegen ƒ1413.671, verdeeld als volgt: inningskosten ƒ 67.67J, porti ƒ 84.40, representatie ƒ 591.41; vergaderingen ƒ 209.56; orgaan ƒ 294.23; administratie ƒ 13.—; diversen ƒ 153.40. In dit laatste cijfer is onderge­bracht een bedrag van ƒ 100.— als bijdrage van onze Ver­eeniging bij de ontvangst der buitenlandsche journalisten ter gelegenheid van de Olympische Spelen.

Tegenover een bedrag van ƒ2511.694 aan inkomsten staat een bedrag van ƒ 1413.67J aan uitgaven, batig saldo, gelijk gezegd, ƒ 1098.02.

Uit het steunfonds werd ook dit jaar wederom een ren­teloos voorschot van ƒ 300.— aan een in moeilijke omstan­digheden verkeerend collega uitgekeerd.

De penningmeester heeft in het afgeloopen jaar bij her­haling collega's aangeschreven, die in het voldoen hunner contributie nalatig bleven. Het spijt hem te moeten zeggen, dat het meermalen is voorgekomen dat leden toch, ook waar hij een postzegel voor antwoord had ingesloten, zich niet gewaardigden hem eenig antwoord te doen toekomen.

De Pennigmeester,

L. J. STOLWIJK.

Belangstelling voor de vergadering.

Een verblijdend teeken van belangstelling voor de a.s. ledenvergadering is het groot aantal voorstellen, dat door leden is ingediend.

Het aantal was zoo groot, dat het bestuur niet alle op de agenda heeft kunnen plaatsen.

Moge deze belangstelling blijvend zijn. Een der gevolgen daarvan zal zijn, dat eenige leden ook in

het orgaan verschillende vraagstukken zullen bespreken — en anderen niet, zooals al te vaak gebeurt, zich onverschil­lig toonen voor wat een collega in het orgaan meent, in het belang der journalistiek en journalisten, te moeten op­merken.

Verzekerd kan worden, dat het orgaan geregeld en zoo noodig in grooteren omvang zal verschijnen, als er maar is een — gezien het aantal leden en de aard onzer vereeni­ging — minimum-belangstelling.

Wij durven hopen, dat het verslag van de a.s. leden­vergadering, hetwelk zéér spoedig in een nummer van het orgaan zal worden gepubliceerd, het begin zal zijn van een nieuwen koers van het orgaan; dat vraagstukken, die op de a.s. ledenvergadering niet zullen zijn afgehandeld, ver­der in het orgaan een onderwerp van discussie zullen wor­den. Dan zal over het te weinig verschijnen van ons ver-eenigingsblad zeker niet geklaagd behoeven te worden.

Journalistiek» of Ambtsgeheim?

Van allen kant is de hoofdredactie van het Utrechtsch Dagblad aangesproken over hare publiciteit van de z.g. ge­heime Fransch-Belgische overeenkomst. En daarbij is ook het ambtsgeheim in debat gebracht.

Dr. Ritter schreef n.1. op Zaterdag 9 Maart (Avondblad, 4e blad) onder meer het volgende:

„Er wordt een beroep gedaan op ons, om de echtheid van het gepubliceerde nader te demonstreeren. Gaven wij aan dat beroep gevolg, dan zouden wij volledig opening van zaken moeten doen omtrent de wijze waarop het document in onze handen is gekomen. Die opening van zaken zou eene grove schending meebrengen van ons ambtsgeheim. Wij zullen ons daar nimmer toe laten verleiden."

Dit citaat is voor het Weekblad van het Recht (Zater­dag 16 Maart 1929, No. 11940) aanleiding te vragen, hoe het U. D. hier komt aan „ambtsgeheim". En de schrijver verklaart zich als volgt:

„Daarvan (van ambtsgeheim — v. O.) kan toch nooit sprake zijn; de redacteur van een dagblad is toch wel geen ambtenaar en dus een door hem te bewaren geheim nooit een ambtsgeheim. Doch bedoeld is waarschijnlijk journa­listiek geheim. Maar ook dit bestaat, althans naar ons recht, niet. Stel dat naar aanleiding van de besproken publicatie eene strafvervolging werd ingesteld en de hoofd­redacteur van het Utrechtsch Dagblad zou als getuige wor­den gedagvaard, dan zou hem geen verschoonnigsrecht toe­komen volgens art. 218 Strafv."

Ter inlichting van onze collega's laat ik den inhoud van genoemd artikel hier volgen: „Van het geven van getui­genis of van het beantwoorden van bepaalde vragen kun­nen zich ook verschoonen zij, die uit hoofde van hun stand, hun beroep of hun ambt tot geheimhouding verplicht zijn, doch alleen omtrent hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zoodanig is toevertrouwd."

Zijn artikel vervolgt het Weekbl. v. h. Recht a ldus: „Wij weten wel, dat daarover in de kringen der jour*-

nalisten anders gedacht wordt — zie Beknopte Handlei­ding, blz. 64/65 — doch de Regeering heeft het journa-listengeheim niet willen erkennen, M. v. T. op art. 221, thans art. 218 Strafv., blz. 117. Nu kan de journalist toch wel volhouden, dat zijn journalisteneer verder reikt dan het recht bereid was te erkennen en wij zijn genegen toe te geven, dat onder omstandigheden voor den journalist zwijgen eereplicht kan zijn. Doch, zoo zouden we willen vragen, is eene redactie, die, zooals de Utrechtsche, zoo­genaamde geheime stukken opneemt, niet verplicht zich vóór de opneming te verzekeren, dat zij volkomen opening van zaken doen kan en zoo dit niet kan, dan ook de opne­ming te weigeren? Vooruit moest zeker gesteld zijn, dat het zich achteraf beroepen op den geheimhoudingsplicht niet door den eisch van eer en plicht zou worden gevor­derd. Door de meening, dat hij zich wel op dien plicht moet beroepen, heeft, naar ons inzien, de Utrechtsche hoofdredacteur zijn publicatie veroordeeld."

Het geldt hier een belangrijke beginselvraag, waarom­trent een uitspraak, ook van onze R. K. Journalisten-vereeniging, zeer gewenscht zou zijn.

En waar de secretaris zoo attent was, den leden om even-tueele voorstellen of mededeelingen voor de jaarvergade­ring te verzoeken, heb ik te meer reden aan te nemen, dat

Page 3: Nummer 52 16 yipril 1929 DE KATHOLIEKE PERSwebstore.iisg.nl/persmuseum/MMPM01_PM-10415873_0745.pdf · 2013-07-02 · aan solidariteit. Mijn artikeltje in nummer 50 van ons orgaan

D E K A T H O L I E K E P E R S 3

op onze eerstvolgende bijeenkomst de vraag zal worden overwogen, in hoeverre journalistiek geheim synoniem is te maken met ambtsgeheim.

Actueel zeer zeker is de kwestie, nu een als getuige op­geroepen hoofdredacteur (in casu de verantwoordelijke persoon van de redactie) onder eede gehoord, verplicht wordt geacht, den naam van een bepaalden anoniemen schrijver, die zijn pen volgens de strafwet misbruikte, te noemen.

Kerkrade, 18 Maart. A. L. G. M. VAN OORSCHOT.

Kleine concurrentie of gebrek aan solidariteit.

Mijn artikeltje in nummer 50 van ons orgaan over deze kwestie heeft collega Ponsioen van de Maasbode boos ge­maakt. En hij lucht die boosheid in allerlei „argumenia ad hominem", waarbij van ondergeteekende niet veel goeds overblijft.

Met alle bescheidenheid, die mij bij zulk een vernieti­gend vonnis past, zal ik er volkomen in berusten.

Ik zou verder zelfs geheel gezwegen hebben indien de feitelijke argumentatie van collega Ponsioen in eenig be­hoorlijke verhouding had gestaan tot die vele persoonlijke adjectiva waarmede mijn arm hoofd bekogeld werd.

Maar, helaas, daar ontbrak zoowat alles aan, zoodat men haast zou gaan denken dat het eerste noodig was, om het gebrek aan feitenmateriaal voor de weerlegging der aange­voerde beschuldigingen te camoufleeren.

Ons verwijt aan het adres van de Maasbode hebben wij gebaseerd op drie feiten, die we in alle soberheid geposeerd hebben, wars van onrechtmatige toorn, sabelgerinkel, las­ter, beschuldiging van verloochening van Kath. beginselen, enz. enz.

De drie feiten waren deze: 1. De Maasbode, die elke gift voor het Dr. Schaepman-

fonds minitieus vermeldde, was het eenige blad, welke de gift van ƒ 3000, door de Residentiebode geschonken, hard­nekkig doodzweeg.

2. Toen de Maasbode een artikel uit de Residentiebode overnam en er een andere bron bij vermeldde, bleef rectifi­catie achterwege, zelfs toen schriftelijk de hoofdredactie van de Maasbode daarop attent werd gemaakt.

3. Toen de Residentiebode een bepaalde annonce wei­gerde, wijl daarin reclame wrerd gemaakt voor een niet-katholiek blad, nam de Maasbode deze advertentie wel op, niettegenstaande daarin een zeer misleidenden indruk over de houding van de Residentiebode gegeven werd.

Welnu, wat is het antwoord op deze drie feiten van col­lega Ponsioen?

Over het eerste zwijgt hij in alle talen. Hij heeft dus niets kunnen vinden, om deze houding van de Maasbode goed te praten.

Waarvan acte. Wat de tweede beschuldiging betreft, verklaart hij thans,

dat wel een rectificatie is gevolgd. Wanneer hij dit ver­klaart nemen wij dit natuurlijk onmiddellijk aan. Blijkbaar is dit echter op zulk een weinig in 't oog loopende wijze geschied, dat, ofschoon onzerzijds daar natuurlijk wel op gelet is, niemand er iets van heeft kunnen ontdekken. Ter­wijl ook vast staat, dat op een schrijven daaromtrent zelfs geen antwoord is teruggekomen.

Erg collegiaal als een bewijs van goede Katholieke soli­dariteit zal collega Ponsioen deze laatste houding zelf niet kunnen noemen.

Ook met dit verweer zat hij blijkbaar ietwat verlegen en gooide het daarom maar op een anderen boeg en ver­weet ons, dat wij wel eens een berichtje van den stads­redacteur van de Maasbode in Den Haag hadden overge­

nomen zonder bron en wel een belangrijke primeur over een begrafenis van Mr. Frentrop en een melkboeren­vergadering.

Nog eens, daarover ging het geding niet en blijkbaar weet Dh. Ponsioen ook niet dat op dit gebied al 10 jaren lang tusschen de beide redacties te Den Haag een wisselwer­king bestond, waarvan de stadsredacteur van De Maas­bode volmondig zal erkennen, dat zijn blad daarvan min­stens evenveel heeft geprofiteerd als de Residentiebode.

Dit verweer is hoogstens een nieuw bewijs, hoe klein en weinig solidair de mentaliteit te Rotterdam is.

Het verweer sub 3 gaat ook weer geheel langs de zaak heen.

Wij hebben het opnemen door de Maasbode van de advertentie der Dameskroniek niet becritiseerd. Alle groote woorden over lafheid, geldzucht, eer en geweten konden hier achterwege gebleven zijn.

Als het juist is, dat reclame maken in Katholieke bladen voor niet-katholieke tijdschriften, waartegen de kerkelijke autoriteiten met name waarschuwen, een vrije kwestie is, waarin iedere Katholieke krant naar eigen geweten mag be­slissen, dan begrijpen we al die groote woorden van den heer Ponsioen niet. Want tegenover ons behoefde hij dit beleid van de Maasbode niet te verdedigen; wij hebben dit niet aangevallen. Wij vielen alleen over het feit, dat de Maasbode in deze advertentie een zeer oncollegiale sneer aan de Residentiebode toeliet, die met de weigering van deze advertentie toch minstens evenzeer vrij uitging als de Maasbode, die ze wel plaatste.

Maar over dit beklag onzerzijds zwijgt de heer Ponsioen weer in alle talen.

En hiermede eindigen we deze polemiek met alle wraar-deering voor de persoon van den heer Ponsioen.

In hoeverre deze echter „zakelijk" is te kort geschoten in zijn verweer, laten we gaarne aan de collega's over.

J. HULSMAN.

Samentrekking.

In het vorig nummer (19 Febr.) hebben wij onder den titel „Samenwerking" overgenomen een beschouwing uit „De Zuid-Limburger". Wij geven hier een eerste vervolg-artikel uit genoemd Limburgsch blad.

In zijn artikel „Pers-perspectieven", waaraan wij on­langs onder bovenstaand opschrift een korte beschouwing wijdden, klaagde „Het Centrum" steen en been over de ver­snippering van krachten welke de Roomsche Journalistiek hier te lande te zien zou geven.

De vraag in hoeverre er aanleiding tot die klacht be­staat, mogen wij misschien wel even wat nader toelichten.

Ziehier eenige cijfers, welke de verhouding aangeven tus­schen het aantal katholieke en niet-katholieke dagbladen in ons land.

In het geheel telt onze katholieke Pers drie en dertig dagbladen.

Bij een katholieke bevolking van rond tw:ee en half mil­lioen zielen komt dat neer op één dagblad op ongeveer tachtig duizend zielen.

Het niet-katholieke Nederland geeft onder dat opzicht een verhouding te zien, welke niet zoo bijster ver van de onze afwijkt.

In totaal verschijnen in ons land 82 dagbladen, wat bij een bevolking van rond zeven en half millioen inwoners één dagblad per negentig duizend inwoners geeft.

Wil men de vergelijking zuiverder trekken, dan diene men de (82—33 = ) 49 niet-katholieke dagbladen te verdeelen over de rond vijf millioen niet-katholieken. Men krijgt dan één dagblad op de honderd duizend inwoners.

Maar ook dan loopt het met die versnippering onder ons, Katholieken, in verhouding tot de andersdenkenden, nog wel los. Vooral als men bedenkt, dat er onder de niet-

Page 4: Nummer 52 16 yipril 1929 DE KATHOLIEKE PERSwebstore.iisg.nl/persmuseum/MMPM01_PM-10415873_0745.pdf · 2013-07-02 · aan solidariteit. Mijn artikeltje in nummer 50 van ons orgaan

4 D E K A T H O L I E K E P E R S

katholieke dagbladen er eenige zijn met een abnormaal groote oplage, waardoor het aantal „zielen", dat de overige niet-katholieke dagbladen onder elkaar te verdeden krij­gen, niet onaanzienlijk daalt.

Dat wij, Katholieken, in zoo sterke mate het gevoel heb­ben, als leden wij, in vergelijking met onze andersdenken­de landgenooten, in hevige mate aan de kwaal van een veel te groot aantal dagbladen, moet, dunkt ons, gedeel­telijk daaraan worden toegeschreven, dat onze eigen dag­bladen, in 't algemeen gesproken, ons uit den aard der zaak veel beter bij name bekend zijn, dan met de niet-katholieke dagbladen het geval is.

Maar men behoeft toch nog volstrekt niet met alle fi­nesses van de Nederlandsche dagbladpers vertrouwd te zijn om bijvoorbeeld te weten, dat er in ons land niet ééne plaats van eenige beteekenis is, of zij verheugt zich in het bezit van een of meer dagbladen.

Wij gelooven niet dat er buiten Kerkrade in heel ons land ook maar één plaats met meer dan 30 duizend inwo­ners is aan te wijzen, waar geen dagblad verschijnt.

Nu geven wij natuurlijk grif toe, dat onze versnippering niet te niet gedaan wordt door het feit, dat ook onze tegen­standers aan hetzelfde euvel mank gaan.

Alleen meenen wij ten deze te mogen waarschuwen tegen een al te groot pessimisme.

Terwijl wij er tevens op willen wijzen, dat er in die ver­snippering, speciaal voor ons Katholieken, toch ook wel eenige niet te versmaden voordeden steken.

Juist ten gevolge van ons groot aantal dagbladen is het mogelijk, dat het lokaal karakter onzer dagbladpers sterk naar voren treedt. Wat ons een factor van groote beteeke­nis lijkt.

Onze katholieke kranten willen zooveel mogelijk het mid­den houden tusschen louter nieuwsbladen en louter ont-wikkelings-organen. Of beter gezegd, zij willen het dub­bele karakter zooveel mogelijk combineeren.

Maar dat dubbele doel kan, dunkt ons, het best en het zekerst worden bereikt, als men niet alleen uit de feiten van den dag, maar ook uit de feiten van de naaste om­geving zooveel mogelijk leering en leiding tracht te putten.

De ondervinding leert immers voldoende, dat de door­snee-krantenlezer eerst en vooral in zijn lijfblad datgene zoekt, wat op de plaats zijner inwoning betrekking heeft. Hij wil namen van personen zien, die hij kent; hij wil in­gelicht worden over toestanden, waarmee hij persoonlijk te maken heeft; hij wil beschouwingen lezen, die zich vast-knoopen aan de dingen, die hij dagelijks om zich heen ziet.

„Het Centrum" nam als uitgangspunt voor zijn ietwat pessimistische beschouwingen over onze versnippering de concentratie, welke zich op het oogenblik bij de socialis­tische partij aan het voltrekken is. Maar het vermelde toch ook tevens, dat het kapitaal door de S.D.A.P. bijeen gebracht onder meer moest dienen, om zooveel mogelijk gewestelijke bladen voor de partij op te richten.

De Socialisten, die ons onder dit opzicht worden ten voorbeeld gesteld, schijnen dan toch ook van meening te zijn, dat zij met twee of drie meer algemeene dagbladen op den duur moeilijk kunnen volstaan. En dat zij het voor hun partij niet kwaad achten, als hun fel „rood" door een meer lokale kleur ietwat getemperd wordt.

Personalia.

Prof. Mr. P. Aalberse.

Naar wij in het „Centrum" lezen, heeft wegens vele an­dere werkzaamheden prof. mr. P. Aalberse met 1 April ontslag genomen als hoofdredacteur van het „Centrum". Mr. Aalberse blijft echter als medewerker aan dit blad ver­bonden.

De „Msb." meldde, dat met ingang van 1 April prof. mr. P. J. M. Aalberse ook vast medewerker aan genoemd blad zal zijn.

H. Michielsen.

De heer H. Michielsen, redacteur van het dagblad „De Zuid-Willemsvaart" te Helmond, herdacht 1 April den dag, waarop hij voor 25 jaar als zoodanig aan dit dagblad ver­bonden werd. Des morgens werd hij namens de directie, redactie en administratie toegesproken door de heeren Hendriks, M. van Poll en Luyten.

J. H. Deibelï.

Te Middelburg is overleden, 56 jaar oud, de heer J. H. Deibel, hoofdredacteur-directeur van de „Middelburgsche Courant". De overledene is zijn journalistieke loopbaan be­gonnen aan de „Arnhemsche Courant", ging daarna over naar de „Zwolsche Crt." Na een verblijf in Transvaal werk­te de heer Deibel sedert 1 Augustus 1901 aan de „Middel­burgsche Courant", van welk blad hij op 1 Januari 1912 de hoofdredactie op zich nam. Zijn werk als schrijver, ook in tijdschriften, getuigde van een veelzijdige kennis.

Concentratie in de Dagbladpers.

Het bestuur van den Nederlandschen Journalisten-Kring heeft, gelet op de omstandigheid, dat zich in het dagblad­bedrijf steeds meer verschijnselen voordoen, die op con­centratie van bladen wijzen, verschijnselen van verschillen­den aard en in verschillenden vorm, besloten een commis­sie te benoemen, welke tot opdracht heeft te onderzoeken:

Ie. wat de gevolgen, en in het bijzonder wat de nadeden zijn, aan genoemde verschijnselen voor de journalisten ver­bonden;

2e. of het mogelijk en wenschelijk is, die nadeden door bepaalde maatregelen — en zoo ja, welke — te voorkomen of te beperken.

De commissie is samengesteld uit de heeren: mr. Joh. J. Belinfante, Den Haag, voorzitter; F. Th. Holsboer, De­venter; J. Hollander, Den Haag; A. J. Lievegoed, Den Haag; W. H. R. van Manen, Rotterdam; J. Moorman, Den Haag; J. J. de Roode, Amsterdam en L. M. Weterings, Haarlem.

UIT DE VEREENIGING.

Bedankt als lid:

Dr. A. v. d. Poel, Maastricht; J. F . Kenens, Amsterdam; B. Verhoeven, Arnhem.

Nieuwe leden:

Voorgedragen als lid de heer Joh. Wijs, Redacteur „De Morgen" en „Nieuwe Eeuw", Gr. Lambertusstraat 8, Ble-rik, door de heeren M. v. Pol en W. Galesloot Czn.;

Leo Dresselaars, Nieuwe Dortsche Courant, door de hee­ren A. Kokkelkoren en L. J. Stolwijk.

Adresverandering.

J. Ferien, van Lindeplein 4 naar Coriovallumstraat 23 te Heerlen.