NUMMER 1975 2 AUGUSTUS 1941 38e Jaargang, No. 31 …

16
NUMMER 1975 2 AUGUSTUS 1941 38e Jaargang, No. 31 CHEMISCH WEEKBLAD ORGAAN VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE VEREENIGING EN VAN DE VEREENIGING VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE INDUSTRIE Redactie-Commissie : Dr. C. A. Lobry de Bruyn, voorzitter, Dr. T. van der Linden, secretaris, Dr. C. Groeneveld, Dr. J. A. A. Ketelaar, M. D. Rozenbroek en Prof. Dr. J. P. Wibaut. Verantwoordelijk Rédacteur: Dr. T. VAN DER LINDEN, ’s-Gravenhage, tel. 721636. Redactiebureau : ’s-Gravenhage, Willem Witsenplein 6, telefoon 774520. N.V. D. B. CENTEN’s Uitgevers-Maatschappij, Amsterdam-C., O.Z. Voorburgwal 115, telefoon 48695, postrekening 39514. INHOUD: Mededeelingen van het Secretariaat. —• Aan- geboden betrekkingen, werk, subsidies, enz. Gevraagde be- trekkingen. Voordrachten, gehouden in de XIXde conferentie over voedingsmiddelscheikunde op 13 December 1940 in het Histologisch Instituut der Universiteit van Amsterdam; Ir. J. Straub, Inleiding over het levend bewaren van groente en fruit. Ir. T. van Hiele, Het bewaren van fruit en groenten. Ir. G. Ferguson, Uitvoering der koelhuisbewaring van voedings- middelen. Discussieverslag van de middagvergadering. J. H. van der Meulen, De hardheidsbepaling van water volgens Blacher met een gewijzigde zeepoplossing. Boekaankondigin- gen. Personalia. Centrale Taalcommissie voor de techniek (C.T.T.). Ter bespreking ontvangen boeken. —• Corres- pondents, enz. Vraag en Aanbod'. Economische berichten. MEDEDEELINGEN VAN HET SECRETARIAAT DER NEDERLANDSCHE CHEMISCHE VEREENIGING (Willem Witsenplein 6, ’s-Gravenhage, telefoon 774520, postrekening 7680). Candidaat-leden. 128: Corten (Dipl. ing. chem. F. L. J. H.J, Naarden, Rijksweg 36; ass. bedrijfsleider chem. fabriek „Naarden”; voorge- steld door Ir. K. Brackmann te Naarden en den heer A. H. Ruys te Bussum. Nieuwe leden. Het in het Chemisch Weekblad van 31 Mei 1941 onder 122 genoemde candidaat-lid is thans aangenomen als buitengewoon lid. VERBETERINGEN EN AANVULLINGEN VAN DE LEDENLIJST 1941. Biz. 27: Beets (Dr. M. G. J.), Hilversum, Frans Halslaan 14, scheik. b. d. N.V. Polak en Schwarz's Essence Fa- brieken. 31: Borg (Dr. W. A. J.), Utrecht, Willem de Zwijger- straat 9, ass. org. chem. lab. R.U. ., 37: Dalen (Dr. E. van), Badhoevedorp, Havikstraat 10, lector a. d. Vrije Universiteit te Amsterdam. ,, 40: Duin (drs. M. C. van), Bruinisse (Zeeland), Burg. Hagelaan. 46: Gratama (drs. K. W.), Apeldoorn, Driehoek 25, scheik. b. d. Ned. fabriek v. pharm.-chem. producten. 57: Kauffmann (Dr. W.), Leeuwarden, Fonteinstraat 4. 61: Kwik (Ir. H. T.), Enschede, Stadsgravenstraat 73. ,, 74: Overbeek (Mej. Ir. A. W. C.), den Haag, v. Hogen- houcklaan 3, werkzaam bij de Org. T.N.O. 75: Pfauth (Ir. J. M.), Houthem-St. Gerlach, Stationsweg 288, scheik. b. d. geologische stichting. 82: Scholtens (drs. C.), Groningen, Jan van Galenstraat 9a, scheik. chem. fabriek „Flebo”. 85: Smeets (drs. W. Th. G. M.), Roermond, Viet. Fr. Douvenstraat 14. In Augustus zal de Secretaris slechts na voorafgaand overleg te spreken zijn. Dr. T. VAN DER LINDEN. den Haag, telefoon 721636 (na 6 u. n.m.). Aangeboden betrekkingen, werk, subsidies, enz.**) Aan de Gemeentelijke Hoogere Burgerschool met 5-j. cursus A en B afd. te Winschoten is zoo spoedig mogelijk te ver- vullen de betrekking van directeur tevens leeraar in de schei- kunde. Rijksjaarw.regeling (gemeente 2de klasse). Gezegelde stukken vöör 10 Augustus a.s. bij den Burgemeester der Ge- meente. Geen bezoek dan na oproeping. * * * Een overheidsinstelling zoekt voor terstond een arts, apotheker of chemicus, bekend met de industrieele productie van pharma- ceutische artikelen. Zie verder de advertentie in No. 28. * * * N.V. Nederlandsche Research Centrale vraagt voor haar laboratorium spoedig een chemisch ingénieur of Dr. chemie. Zie verder de advertentie in No. 28. * * * Research-instelling in het Westen des lands zoekt een chemicus met ervaring op het gebied van hydreeren en daarmede verband houdende katalysatoren, liefst organicus. Zie verder de adver- tentie in No. 29. Gevraagde betrekkingen. ') No. 522. Scheik. ing., met 10-jarige bedrijfs- en laboratorium- ervaring (anal, chemie, verf en email, insecticiden, emulsies en suspensies) zoekt verbetering van betrekking. Goede talenkennis, bereisd. No. 523. Drs. in de scheikunde, 32 jaar, physico-chemicus, grondlg theoretisch onderlegd, practische ervaring in het werken met vloeibare gassen en in structuur-onderzoek met Röntgen- stralen, 6 jaar werkzaam bij het middelbaar onderwijs, wenscht van betrekking te veränderen. No. 531. Chem. docts., 27 jaar, bacterioloog, ervaring in levensmiddelenonderzoek, in Staat zelfstandig te werken, zoekt werkkring. No. 627. Jong chem. drs. assistent R.U., colloïdchemisch en analytisch onderlegd, zoekt betrekking. No. 656. Dr. Ing., tevens Ingenieur-Chemiker (Dipl. Zürich), met spéciale ervaring op het gebied van cellulose, kunstzijde, lakken en verfstoffen (op synthetische en cellulosebasis) en corrosie-onderzoek, zoekt plaatsing bij degelijke onderneming. **) Men raadplege ook steeds de advertenties. l ) Plaatsing gratis voor leden. Brieven te richten tot de Chem. Arbeidsbeurs, ’s-Gravenhage, Willem Witsenplein 6 (met ingesloten porto voor doorzending). Men wordt verzocht dadelijk bericht te zenden, indien de plaatsing niet meer noodig is.

Transcript of NUMMER 1975 2 AUGUSTUS 1941 38e Jaargang, No. 31 …

NUMMER 1975 2 AUGUSTUS 1941 38e Jaargang, No. 31

CHEMISCH WEEKBLAD

ORGAAN VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE VEREENIGING EN VAN

DE VEREENIGING VAN DE NEDERLANDSCHE CHEMISCHE INDUSTRIE

Redactie-Commissie : Dr. C. A. Lobry de Bruyn, voorzitter, Dr. T. van der Linden, secretaris, Dr. C. Groeneveld, Dr. J. A. A. Ketelaar, M. D. Rozenbroek en Prof. Dr. J. P. Wibaut.

Verantwoordelijk Rédacteur: Dr. T. VAN DER LINDEN, ’s-Gravenhage, tel. 721636. Redactiebureau : ’s-Gravenhage, Willem Witsenplein 6, telefoon 774520.

N.V. D. B. CENTEN’s Uitgevers-Maatschappij, Amsterdam-C., O.Z. Voorburgwal 115, telefoon 48695, postrekening 39514.

INHOUD: Mededeelingen van het Secretariaat. —• Aan- geboden betrekkingen, werk, subsidies, enz. — Gevraagde be- trekkingen. — Voordrachten, gehouden in de XIXde conferentie over voedingsmiddelscheikunde op 13 December 1940 in het Histologisch Instituut der Universiteit van Amsterdam; Ir. J. Straub, Inleiding over het levend bewaren van groente en fruit. — Ir. T. van Hiele, Het bewaren van fruit en groenten. — Ir. G. Ferguson, Uitvoering der koelhuisbewaring van voedings- middelen. — Discussieverslag van de middagvergadering. — J. H. van der Meulen, De hardheidsbepaling van water volgens Blacher met een gewijzigde zeepoplossing. — Boekaankondigin- gen. — Personalia. — Centrale Taalcommissie voor de techniek (C.T.T.). — Ter bespreking ontvangen boeken. —• Corres- pondents, enz. — Vraag en Aanbod'. — Economische berichten.

MEDEDEELINGEN VAN HET SECRETARIAAT DER NEDERLANDSCHE CHEMISCHE VEREENIGING (Willem Witsenplein 6, ’s-Gravenhage, telefoon 774520,

postrekening 7680).

Candidaat-leden. 128: Corten (Dipl. ing. chem. F. L. J. H.J, Naarden, Rijksweg

36; ass. bedrijfsleider chem. fabriek „Naarden”; voorge- steld door Ir. K. Brackmann te Naarden en den heer A. H.

Ruys te Bussum.

Nieuwe leden. Het in het Chemisch Weekblad van 31 Mei 1941 onder 122

genoemde candidaat-lid is thans aangenomen als buitengewoon lid.

VERBETERINGEN EN AANVULLINGEN VAN DE LEDENLIJST 1941.

Biz. 27: Beets (Dr. M. G. J.), Hilversum, Frans Halslaan 14, scheik. b. d. N.V. Polak en Schwarz's Essence Fa- brieken.

„ 31: Borg (Dr. W. A. J.), Utrecht, Willem de Zwijger- straat 9, ass. org. chem. lab. R.U.

., 37: Dalen (Dr. E. van), Badhoevedorp, Havikstraat 10, lector a. d. Vrije Universiteit te Amsterdam.

,, 40: Duin (drs. M. C. van), Bruinisse (Zeeland), Burg. Hagelaan.

„ 46: Gratama (drs. K. W.), Apeldoorn, Driehoek 25, scheik. b. d. Ned. fabriek v. pharm.-chem. producten.

„ 57: Kauffmann (Dr. W.), Leeuwarden, Fonteinstraat 4. „ 61: Kwik (Ir. H. T.), Enschede, Stadsgravenstraat 73. ,, 74: Overbeek (Mej. Ir. A. W. C.), den Haag, v. Hogen-

houcklaan 3, werkzaam bij de Org. T.N.O. „ 75: Pfauth (Ir. J. M.), Houthem-St. Gerlach, Stationsweg

288, scheik. b. d. geologische stichting. „ 82: Scholtens (drs. C.), Groningen, Jan van Galenstraat

9a, scheik. chem. fabriek „Flebo”. „ 85: Smeets (drs. W. Th. G. M.), Roermond, Viet. Fr.

Douvenstraat 14.

In Augustus zal de Secretaris slechts na voorafgaand overleg te spreken zijn.

Dr. T. VAN DER LINDEN. den Haag, telefoon 721636 (na 6 u. n.m.).

Aangeboden betrekkingen, werk, subsidies, enz.**)

Aan de Gemeentelijke Hoogere Burgerschool met 5-j. cursus A en B afd. te Winschoten is zoo spoedig mogelijk te ver- vullen de betrekking van directeur tevens leeraar in de schei- kunde. Rijksjaarw.regeling (gemeente 2de klasse). Gezegelde stukken vöör 10 Augustus a.s. bij den Burgemeester der Ge- meente. Geen bezoek dan na oproeping.

* * * Een overheidsinstelling zoekt voor terstond een arts, apotheker

of chemicus, bekend met de industrieele productie van pharma- ceutische artikelen. Zie verder de advertentie in No. 28.

* * * N.V. Nederlandsche Research Centrale vraagt voor haar

laboratorium spoedig een chemisch ingénieur of Dr. chemie. Zie verder de advertentie in No. 28.

* * *

Research-instelling in het Westen des lands zoekt een chemicus met ervaring op het gebied van hydreeren en daarmede verband houdende katalysatoren, liefst organicus. Zie verder de adver- tentie in No. 29.

Gevraagde betrekkingen. ')

No. 522. Scheik. ing., met 10-jarige bedrijfs- en laboratorium- ervaring (anal, chemie, verf en email, insecticiden, emulsies en suspensies) zoekt verbetering van betrekking. Goede talenkennis, bereisd.

No. 523. Drs. in de scheikunde, 32 jaar, physico-chemicus, grondlg theoretisch onderlegd, practische ervaring in het werken met vloeibare gassen en in structuur-onderzoek met Röntgen- stralen, 6 jaar werkzaam bij het middelbaar onderwijs, wenscht van betrekking te veränderen.

No. 531. Chem. docts., 27 jaar, bacterioloog, ervaring in levensmiddelenonderzoek, in Staat zelfstandig te werken, zoekt werkkring.

No. 627. Jong chem. drs. assistent R.U., colloïdchemisch en analytisch onderlegd, zoekt betrekking.

No. 656. Dr. Ing., tevens Ingenieur-Chemiker (Dipl. Zürich), met spéciale ervaring op het gebied van cellulose, kunstzijde, lakken en verfstoffen (op synthetische en cellulosebasis) en corrosie-onderzoek, zoekt plaatsing bij degelijke onderneming.

**) Men raadplege ook steeds de advertenties. l) Plaatsing gratis voor leden. Brieven te richten tot de Chem. Arbeidsbeurs, ’s-Gravenhage,

Willem Witsenplein 6 (met ingesloten porto voor doorzending). Men wordt verzocht dadelijk bericht te zenden, indien de

plaatsing niet meer noodig is.

418 CHEMISCH WEEKBLAD. 38 (1941)

664.8.037 : 6Ô4.84/.85 INLEIDING OVER HET LEVEND BEWAREN

VAN GROENTE EN FRUIT *)

door

J. STRAUB.

Bij de voorbereiding dezer conferentie heeft de commissie ernaar gestreefd U voordrachten aan te bieden over de wetenschappelijke grondslagen der methoden van bewaren van voedingsmiddelen en U te laten inlichten over den stand der techniek. Zij is zoo gelukkig geweest hiervoor personen te vinden, die uit eigen ervaring kunnen spreken.

In de middagvoordrachten zal in hoofdzaak het levend bewaren van groente en fruit worden be- sproken en het verheugt mij U onze beide sprekers, de heeren van Hiele en Ferguson voor te kunnen stellen als ingénieurs, die op dit gebied practisch werkzaam zijn en vele proeven hebben ge- nomen als adviseurs van belanghebbenden en die als bouwers van koelhuizen optreden.

U sta mij toe het onderwerp van dezen middag met eenige algemeene beschouwingen in te leiden.

In de ochtendvoordrachten hebt U een beeid ge- kregen, hoe men het voedselmateriaal, dat van planten en dieren verkregen wordt, beschermt tegen bacteriën, schimmeis, insecten. Aan spontaan bederf als dat van levende groente en fruit Staat het weinig bloot, omdat het meestal door de er op toegepaste bewerkingen is gedood. Juist omgekeerd is het bij levend bewaard materiaal. Dit kan gemakkelijk spontaan bederven, omdat het sterft, maar heeft, zoolang het leeft, een grooten natuurlijken weerstand tegen bacteriën en schimmeis.

Ik spreek U niet over de eenvoudigste levend- bewaring, het laten staan op het veld van boerenkool en spruitkool met de worteis in den grond tot den dag van gebruik, het houden van vee in de weide tot het vleesch moet worden genuttigd. Voeding en adem- haling gaan dan gewoon door en van bederf is geen sprake.

De moeilijkheden ontstaan wanneer de planten- deelen geplukt zijn, de ademhaling doorgaat, maar de voeding ophoudt, zoodat de ademhaling ten koste van in het materiaal aanwezige koolstofverbindingen ge- schiedt, en wanneer het rund geslacht is, zoodat de nog levende cellen niet meer door het bloed van zuur- stof en suiker worden voorzien, van koolzuur en melkzuur bevrijd. Voor het vleesch is hier geen oplossing. De cellen sterven spoedig door zuurstof- gebrek en melkzuurophooping, de fijnste levende structuur gaat te gronde, aanwezige enzymen tasten het eiwit aan, het vleesch wordt eerst stijf, dan „maisch” en zonder bijzondere voorzorgen dringen rottingsbacteriën in enkele dagen diep naar binnen.

Voor plantenproducten is levend bewaren mogelijk, het eenvoudigst voor degene die het minst ademen, het minste vocht, het meeste reservevoedsel bevatten, dat als ademhalingssubstraat kan dienen. Dat is het graan, dat van nature bestemd is om een winter over

*) Vervolg van het Verslag van de voordrachten, gehouden in de XIXde conferentie over voedingsmiddelscheikunde. Zie Chem. Weekblad 38, 382 en 402 (1941).

te liggen zonder in het minst te bederven, immers zelfs kiemkracht nog te behouden en dat reeds Joseph den Egyptenaren leerde te bewaren, Joseph, de man met de scherpe intuïtie, de uitvinder, de meester- droomer. Ook bij het graan zijn voorzorgen voor de bewaring noodig, aanvoer van lucht voor de zwakke ademhaling, afvoer van de daarbij gevormde wärmte, er gaat organische koolstof als koolzuur verloren en als uit de korrel de weinige rietsuiker verbruikt is, verliest zij haar kiemkracht1).

Het lev end bewaren van fruit en groente is veel moeilijker, zij bevatten veel vocht, ademen snel en hebben weinig reservevoedsel als grondstof voor de ademhaling te bieden. Zij moeten, als dit reserve- voedsel op is, den hongerdood sterven. Men kan weliswaar door afkoeling en door beperken van zuur- stoftoetreding de ademhaling temperen en zoo den duur van het reservevoedsel en dus van het bewaren verlengen, men moet daarmee echter niet te ver gaan, opdat het materiaal niet ontijdig door deze biologisch onjuiste omstandigheden doodgaat en bederft.

De veranderingen die in vruchten bij levend be- waren optreden zijn de laatste jaren in Engeland zorgvuldig onderzochtla), eerst voor verschillende soorten appels2), laatstelijk voor het nog moeilijker artikel peren. Over dit laatste onderzoek, dat in 1940 gepubliceerd is3), zal ik U aanstonds nog eenige bijzonderheden geven.

In het algemeen hebben wij ons af te vragen, waar- om het voor in goeden Staat bewaren noodig is om leven en ademhaling in stand te houden. Alleen bij het leven blijft het vocht in de cellen besloten door de semipermeabiliteit van den levenden wand. Dringt het suikerhoudend sap naar buiten, dan biedt het een voedingsbodem aan bacteriën en schimmeis. Maar ook zonder deze Organismen zou bij het sterven bederf intreden. Niet slechts semipermeabiliteit en polariteit gaan verloren, maar velerlei inwendige structuur stört in als de ademhaling stokt, en geeft allerlei ver- anderingen. die wij bederf noemen, verleppen, zwart worden, ontstaan van abnormalen smaak of reuk. Een wirwar van chemische processen volgt het sterven en voert eerst tot de rust van den dood. Hill 4) noemt dezen overgang de biochemische chaos.

Het is goed, dat wij ons van dit gebeuren een natuurkundige voorstelling maken.

De inwendige deelen zijn bij het leven niet in eigenlijk evenwicht, maar werken voortdurend op elkaar. Er is ademhalingsoxydatie, aanvoer van te oxydeeren reservestof, van zuurstof, afvoer van kool- zuur in elke cel en invloed van de cellen op elkaar. Door het opnemen van zuurstof, afgeven van kool- zuur, is er ook een vaste wisselwerking met de buiten- wereld. In de cellen bestaat een constante adem- haling, constante beweging van organische stof, van koolzuur, van zuurstof. Bij deze bewegingen behooren constante concentratieverschillen, constante electri- sche potentiaalverschillen, alle uitgebalanceerd en in harmonie met elkaar, zooals voor het normale leven noodig, maar er is blijkbaar geen evenwicht in de physische beteekenis.

In de natuurkunde spreekt men in zulke gevallen van stationairen toestand, of minder juist van dyna- misch evenwicht. Door mij is destijds 5) voorgesteld het woord „harmonie”, om tegelijk te kenschetsen het

38 (1941) CHEMISCH WEEKBLAD. 419

prindpieele verschil met physisch evenwicht en den bevredigenden normalen rusttoestand van het stelsel. Het woord klinkt ook biologisch aangenaam, omdat het suggereert, dat de verhoudingen binnen het levende wezen en die tot de buitenwereld van nature harmonisch zijn, al is nog niet gepreciseerd wat men daarmee bedoelt.

Natuurkundig gesproken bevindt zieh een stelsel in harmonie, wanneer het met de omgeving in een- parige uitwisseling van stof en energie verkeert en inwendig op elke plaats zieh die bepaalde toestand van rust of beweging heeft ingesteld, die bij deze eenparige uitwisseling behoort. De wetten voor zulke stelsels in harmonie laten zieh voor eenvoudige natuurkundige gevallen theoretisch en aan modellen experimented bestudeeren, zij zijn ook voor het geval van afzonderlijke levende edlen onderzocht (Valonia) °), voor meercellige complexen is dit bezwaarlijk 7).

De harmonische inwendige toestand van een com- plex bij bepaalde constante uitwissding van stof en energie met het milieu kan sterk verschillen van den evenwichtstoestand van het complex bij afsluiting van die uitwisseling, of biologisch gesproken:

Indien de geheele structuur in harmonie met de ademhaling stabiel is, kan die structuur totaal in- störten bij verstoring der ademhaling. Wat er zal gebeuren is onzeker: concentratieverschillen, electri- sehe potentiaalverschillen, alle polariteit en semi- permeabiliteit verdwijnen, secundair kunnen andere dan de normale enzymreacties en oxydoreducties op- treden. Er ontstaat de dood van het weefsel, daarna: de biochemische chaos van Hill en ten slotte het phy- sische evenwicht der doode stof. Na de inwendige instorting wordt de snelle invasie van bacteriën en schimmeis mogelijk.

De kunst van bewaren is uitstel van deze instorting. De ademhaling moet zoo beperkt worden, dat nog juist harmonie met behoud van inwendige grenzen, toestanden, tegenstellingen mogelijk is en dus het reservevoedsel zoo lang mogelijk duurt. U zult hooren wat op dit gebied mogelijk is, en ook reeds in Holland geschiedt.

Maar als voorbeeld wil ik nog eenige bijzonder- heden geven over het in Engeland goed onderzochte geval van bewaren van peren, een perensoort die door een speling van het toeval den naam draagt van Conferentiepeer, in goede harmonie met het milieu waarin erover gesproken wordt.

Kidd en West3) hebben een aantal peren ge- plukt op 4 Augustus, op 25 Augustus en op 16 Sep- tember, en daarvan een uitgebreide chemische analyse verricht en de ademsnelheid bepaald.

Het gewicht der peren nam aan den boom toe van 60 tot 83 tot 118 gram, dus vrijwel tot het dubbele. Het materiaal daarvoor werd natuurlijk door de bladeren geleverd en met den sapstroom door den steel aangevoerd.

De samenstelling van het vruchtvleesch ondervond geen zeer groote wijzigingen.

suiker in totaal 4.2 % 5.4 % 6.8 % zetmeel 0.5% 0.5% 0.3%

De geringe hoeveelheid zetmeel speelt een rol als buffer, is transitoor, aangevoerde suiker wordt als zetmeel neergelegd en weer in suiker veranderd als de ademhaling het noodig heeft.

Vermeldenswaard is, dat bij de toeneming van het totale gewicht der peer tot het dubbele, van sommige bestanddeelen het procentisch gehalte tot op de helft afnam, het organische zuur (0.23—0.16—0.13 %) en de in alcohol onoplosbare stoffen, in hoofdzaak celwandstoffen (8.3—5.9—4.2 %). Deze stoffen ver- deelden zieh blijkbaar over de grootere hoeveelheid materiaal, werden niet nieuw gevormd. Dit verklaart het zachter worden van het weefsel en het minder zuur worden van het sap. Ook het stikstofgehalte nam tot de helft af (1.1—0.74—0.55 %), geen ver- meerdering van celeiwit dus; in overeenstemming daarmee kwam het ademtempo op de helft (83—51— 41 cm3 koolzuur per 10 kilogram materiaal per uur).

Bij dezen natuurlijken groei zijn alle levens- processen op elkaar ingesteld; voedselaanvoer, vor- ming van plantmateriaal, ademhaling.

Men heeft nu de op de bewuste dagen geplukte peren langen tijd bij 10° C bewaard in lucht van geschikte vochtigheid, en telkens van een deel de chemische analyse verricht. Aan de hand van dit rijke materiaal zal ik U thans een beeid ontwerpen van hetgeen bij de levendbewaring geschiedt in den geest van mijn algemeene beschouwingen.

De ademhaling der geplukte peren bleek langen tijd, ongeveer veertien dagen, in hetzelfde tempo door te gaan, terwijl toch de voedingsstroom door den steel was afgesneden. Bij analyse blijkt, dat het suiker- gehalte constant blijft, doch het zetmeelgehalte af- neemt. Het transitoore zetmeel blijft suiker voor de ademhaling leveren, maar kan zijnerzijds niet worden aangevuld.

Deze toestand is wat wij een harmonie genoemd hebben, de uitwisseling met de omgeving is constant, de samenstelling van het celsap is constant, alleen de hoeveelheid van het onopgeloste zetmeel verändert. U voorziet, dat deze harmonie niet duurzaam kan zijn. Inderdaad, na veertien dagen is al het zetmeel op- gebruikt en moet er een plotselinge verandering in den inwendigen toestand van de peer körnen. Uit het groote analysemateriaal blijkt, dat op dit oogenblik een sprongsgewijze versterking van de ademhaling optreedt, die dan op een veel hooger niveau ( 150 cm3

koolzuur per 10 kilo per uur) weer constant wordt en een week of langer constant blijft. Als ademhalings- substraat blijken nu andere stoffen te dienen, sorbiet en andere niet nader geanalyseerde opgeloste organi- sche stoffen, waarvan nu geleidelijk de hoeveelheid afneemt (met ruim 1 °/o) en dan constant blijft. De hoeveelheid in deze phase ontwikkeld koolzuur is hiermede in overeenstemming.

Opnieuw heeft zieh voor eenigen tijd een harmonie gevestigd. De geheel andere stofwisseling blijkt ge- paard te gaan met de vorming van fructose (nog 0.5 %) en met die van sporen vluchtige organische stoffen, de peregeur. Ook deze harmonie kan niet duren. Wanneer deze Substraten voor de ademhaling opgebruikt zijn, sterft de peer langzaam den honger- dood. Even stijgt nog het ademtempo, er wordt riet- suiker verademd, dan daalt het snel, de inwendige structuur stört in, bruine plekken ontstaan om het klokhuis of onder de schil, schimmeis en bacteriën woekeren in het vrijkomende vocht.

Maar zoover laat de mensch het niet körnen, want aan het einde van de tweede harmonie, als de structuur nog intact is, maar de celwandstoffen gering en het suikergehalte hoog, de geur op zijn sterkst, dan

420 CHEMISCH WEEKBLAD. 38 (1941)

moet de peer bij den consument op tafel staan, dan heeft zij haar „moment”, zooals Wer emeus Buning8) voortreffelijk beschreven heeft in zijn Tierelantijnen over het goede der aarde, waar hij den ouden landedelman laat zeggen:

„Pierre, wek mij vannacht te half vier ure en breng mij dan deze peer, die alsdan haar moment zal hebben gekregen.”

Dames en heeren, ik meen, dat U thans voldoende zijt voorbereid.

LITERATUUR. -1) K. Mohs und Elisabeth Tornow, Z. für das

gesammte Getreidewesen 27, 17 (1940). Keimenergie und Selen- reduktion.

la) J. Straub, Chem. Weekblad 36, 151 (1939). De ge- schiedenis en het werk van den Engelschen Food Investigation Board.

2) F. K i d d and C. West, J. Pomology & Horticultural Sei. 14, no. 4 (January 1937). Recent advances in the work on refrigerated gas-storage of fruit.

3) F. Kidd. C. West, D. G. Griffiths and N. A. Potfer, Annals of Botany 4, p. 1—30 (1940). An investigation of the changes in chemical composition and respiration during the ripening and storage of conference pears.

4) A. V. Hill, Proc. Roy. Soc. B. 103, 138 (1928). The rôle of oxidation in .maintaining the dynamic equilibrium of the muscle cell.

3) J. Straub, Kolloid-Z., 64, Heft 1, (1933). Membran- gleichgewichte und Harmonien.

6) W. V. J. O s t e r h o u t, Ergeb. Physiol, exp. Pharmakol. 35, 967—1021 (1933), Permeability in large plant cells and in models, en vele eerdere en latere publicaties uit de laboratoria van het Rockefeller Institute for Medical Research, New York, in het bijzonder ook van T, T e o r e 11 (laatstelijk J. General Physiol. 21, 107 (1937). Experiments on ionic accumulation).

7) F. A. H. Schreinemakers, Lectures on osmosis, hoofdstuk 13 en 14. (G. Naeff, Den Haag, 1938).

8) J. W. F. Werumeus Buning, Tierelantijnen, be- spiegelingen over het goede der aarde, pg. 56: Over de Peren, of het Moment. (Joh. Enschedé en Zonen, Haarlem, 1929).

664.8.037 : 631.563 : 6Ô4.84/.85 HET BEWAREN VAN FRUIT

EN GROENTEN *)

door

T. VAN HIELE, 1. i.

Wanneer men zieh afvraagt, wat het eigenlijke doel van de bewaring van fruit en groenten in versehen toestand is, dan kan men hierop twee antwoorden g even en wel:

1°. De gelegenheid scheppen, dat ook in die tijden, waarin geen versch product kan worden ge~ oogst, toch versehe producten ter beschikking staan.

2°. Het uit de markt nemen van een deel van het product in tijden van grooten aanvoer, in de hoop, voor het wel ter consumptie aangebodene deel dadelijk, en voor het tijdelijk uit de markt genomen gedeelte in tijden van schaarste, een zooveel betere prijs te kunnen bedingen, dat de kosten voor de längere bewaring kunnen worden goedgemaakt.

Een zgn. „versch” product moet echter ook werke- lijk den indruk van versch maken. De consument wenscht geen overrijp fruit en geen uitgedroogde

*) Figuren verstrekt door den schrijver.

bloemkool of sinaasappel. De producten stellen dus eischen aan de bewaring.

Fruit en groenten zijn levende producten, waarin ook, nadat ze geoogst zijn, de levensprocessen voort- gang vinden. Een geoogste Goudreinette haalt dus ook na den pluk nog even goed adem als daarvoor! Nu is het een algemeen bekend verschijnsel, dat de intensiteit van de levensprocessen afhankelijk is van de temperatuur. Naarmate de temperatuur hooger is, gaat de ademhaling en stofwisseling sneller en is dus de levensduur korter. Ook gaat de ontwikkeling van Schimmels en bacteriën bij hoogere temperatuur sneller, zoodat ook uit dien hoofde verlaging van de temperatuur günstig op de houdbaarheid van het product inwerkt. Globaal kan men zeggen, dat de rijping van appels bij +20° C ongeveer tweemaal zoo snel verloopt als bij +10° C, 4 maal zoo snel als bij +4.5° C en 5 maal zoo snel als bij 0° C. Wil men dus een product gedurende langen tijd bewaren, dan zal men de temperatuur, waarbij het product be- waard wordt zoo laag mogelijk moeten kiezen.

Fig. 1. Fruitbewaarplaats.

Daarnaast echter moet men in het bewaarruim een hooge luchtvochtigheid verlangen, teneinde uit- droging te voorkomen.

Voor de bewaring van onze tuinbouwproducten in versehen toestand zijn nu in hoofdzaak twee methoden in gebruik.

1°. Men bewaart in zgn. „fruitbewaarplaatsen” (zie fig. 1). Dit zijn inrichtingen, welke men meest bij den teler vindt. In de laatste jaren zijn echter ook eenige veilingsvereenigingen er toe overgegaan der- gelijke inrichting bij de veiling te plaatsen en aan hare leden te verhuren.

Het principe van deze bewaarplaatsen is als volgt: Gedurende den nacht is het meestal kouder dan overdag. Men haalt nu deze koude nachtlucht in de bewaarplaats en koelt hiermede het fruit af. Het fruit wordt dus kouder en de lucht wordt warmer. Deze warmer geworden lucht laat men weer verdwijnen en men voert opnieuw koude nachtlucht toe, enz. Men kan deze luchtwisseling uitvoeren met behulp van electrisch gedreven Ventilatoren; men kan echter ook gebruik maken van het verschil in soortelijk gewicht tusschen warme en koude lucht (fig. 2). Warme lucht is lichter en zal naar boven gaan, terwijl de koudere lucht naar beneden zal zakken. Maakt men nu in de bewaarplaats, vlak bij den grond, een aantal luiken en in het plafond een gat met een schoorsteen, dan

CHEMISCH WEEKBLAD. 421 38 (1941)

schept men hierdoor de mogelijkheid van een natuur- lijke luchtcirculatie. Zoodra de buitentemperatuur hooger wordt dan de temperatuur in de bewaarplaats, sluit men echter alle deuren en luiken potdicht. Deed, men dit niet, dan zou juist het omgekeerde plaats vinden van hetgeen men wenscht; de koude lucht in de schuur zou door de luiken aan den onderkant uit de schuur wegzakken en in haar plaats warme buiten- lucht door den schoorsteen naar binnen halen (fig. 3).

Sk

Fig. 2. Schema van ventilatiesysteem van een fruit- bewaarplaats (dwarsdoorsnede).

S = schoorsteen Sk = schoorsteenkap I = inlaatopening L = luiken van inlaatopeningen en

schoorsteen. Pijlen = richting van den luchtstroom t.g.v. verschil in

soortelijk gewicht.

Het systeem werkt dus in beide richtingen goed en vereischt zorg en oplettendheid van den eigenaar. Wordt zoo’n schuur siecht bediend, of sluiten deuren en luiken niet goed, dan kunnen de resultaten zelfs slechter zijn dan die, welke men bij kuilbewaring verkrijgt. Teneinde de koude nachtlucht beter te kunnen „vasthouden” worden de wanden en het

Fig. 3. Als fig. 2, doch het temperatuursverschil tusschen binnen en buiten tegengesteld en bij geopende luiken.

plafond van de schuur geïsoleerd. Tevens kan men op deze wijze de schuur vorstvrij maken. Nadeel van deze wijze van bewaring is, dat men nooit een lagere temperatuur in de bewaarplaats kan verkrijgen, dan daarbuiten. Men is dus in hooge mate afhankelijk van de weersomstandigheden.

2°. Een andere methode van bewaring is die in koelhuizen. Hierbij verkrijgt men de verlangde tem- peratuur kunstmatig en kan men deze dus instellen, zooals men dat wenscht. Deze methode van bewaring wordt in ons land toegepast, zoowel door den teler en de veiling, als door den handel.

Een eisch, welke bij de bewaring gesteld wordt en die nog niet naar voren is gebracht, is, dat de tem- peratuur gelijkmatig zij. De ervaring heeft geleerd, dat een constante bewaartemperatuur van bijv. + 3° C betere resultaten verschaft, dan een gemid- delde bewaartemperatuur van +3° C, gevonden uit een afwisselende bewaring bij +2° en +4° C.

Men ziet dus, dat er nadeelen verbonden zijn aan het bewaren in fruitbewaarplaatsen. Reden waarom wij ze toch propageeren is, dat het geen zin heeft alle fruit zoolang mogelijk te bewaren.. Ook zijn de bouw- kosten en exploitatiekosten van koelhuizen hooger.

Bepalen we ons nu verder tot het bewaren in koel- huizen, dan kunnen we dus memoreeren, dat hierbij een läge temperatuur en een hooge luchtvochtigheid gewenscht zijn. Bovendien is het gewenscht, dat de producten bij het binnenbrengen in het koelhuis snel worden afgekoeld, een eisch die men speciaal bij zacht fruit moet stellen. Voor dit doel dient een zgn. ,,voorkoelruimte”, zooals U straks nader door Ir. Ferguson zal worden toegelicht.

Wij kunnen ons nu afvragen, welke temperatuur wij moeten handhaven in onze koelruimen. Het vries- punt van fruit en groenten varieert globaal van —0.5° C tot —2.5° C. Het is dus duidelijk, dat men hier steeds boven moet blijven, tenzij men werkelijk het vriesprocédé wil gaan toepassen. In het laatste geval heeft men echter niet meer met levende producten te maken. Uitzonderingen vormen uien en spruitkool, welke men wel in bevroren toestand kan bewaren, zonder dat het leven hierdoor geschaad wordt.

In de meeste gevallen moet men echter voor een bewaring van längeren dum de temperatuur hooger kiezen, omdat de läge temperatuur op den duur tot physiologische stoornissen in het stofwisselingsproces voert, welke bepaalde ongewenschte afwijkingen te voorschijn roepen. Men vat deze verschijnselen samen onder het begrip: lage-temperatuur-bederf. Deze ziekte treedt alleen op beneden een zekere tempe- ratuur, daarboven blijft het product echter vrij daar- van. Of de ziekte zal optreden hangt af van:

1°. Hoeveel ligt de temperatuur beneden deze „grens”?

2°. Hoelang werkt die te läge temperatuur in? Deze „temperatuurgrens” wisselt voor de verscha-

lende producten en variëteiten: voor verschillende appelen tot +4,5° C, tomaten +12°, bananen +10° tot +14° C, enz. Doordat er twee factoren zijn, die invloed uitoefenen op het optreden van het lage- temperatuurbederf, kan men eigenlijk niet spreken van een scherp af te bakenen temperatuurgrens, doch dient men veeleer te spreken van een „temperatuur- zöne”.

Behalve dat veel afhangt van soort en variëteit, zijn ook cultuurmaatregelen, als bemesting, snoei, onder- stam, waterstand enz. van invloed, terwijl ook het weer van belang is. Het is mogelijk, dat fruit met een bepaalde herkomst het eene jaar bij 0° C bewaard,

422 CHEMISCH WEEKBLAD. 38 (1941)

tot Juni houdbaar is, terwijl een ander jaar eind Januari reeds lage-temperatuurbederf optreedt.

Vele van onze Nederlandsche variëteiten zijn ge- voelig voor deze ziekte, zoo ook de Schoone van Boskoop ( Goudreinette). Het ziektebeeld openbaart zieh bij appelen door bruinkleuring van het vrucht- vleesch onder de schil, terwijl de schil zelf, evenals de onmiddellijk eronder gelegen cellen, aanvankelijk geen afwijkingen vertoonen.

Bij bananen krijgt men „roestachtige” vlekken op de schil, terwijl de narijping niet normaal verloopt.

Over den aard van de ziekte heeft men nog geen klaarheid verkregen. Men zoekt die wel in een stoornis van de chemische omzettingen, waardoor schadelijke nevenproducten zouden ontstaan. Eigen- aardig is daarbij, dat verlaging van de temperatuur, binnen het voor de vrucht temperatuurgevoelige traject, het optreden van het ziektebeeld kan ver- tragen. Zoo is het bijv. mogelijk, dat een vrucht, die bij +4° C vrij blijft van lage-temperatuurbederf, de ziekte reeds vertoont bij +3° C, maar nog geruimen tijd vrij blijft bij +1, terwijl het bij —1° C weer voor- komt.

Hoewel het misschien aantrekkelijk mag lijken om uit deze drie temperaturen, die van +1° C aan te houden, lijkt ons dit toch niet de beste methode. ln de eerste plaats wisselt de gevoeligheid met het jaar, zooals ik reeds mededeelde, doch men loopt nu ook de kans, dat men fruit aan den handel aflevert, dat uit- wendig gezond lijkt, maar inwendig reeds de eerste teekenen van lage-temperatuurbederf vertoont. In de meeste gevallen is het nl. zoo, dat het fruit, wanneer het pas het koelruim heeft verlaten, nog geen lage- temperatuurbederf-verschijnselen vertoont, ook niet bij doorsnijden van de vrucht. Laat men ze echter 4—5 dagen bij kamertemperatuur liggen, dan begint de ziekte op te körnen en is ze bij doorsnijden vaak duidelijk te zien.

Nu kan men niet met zekerheid van te voren voor- spellen of men een algemeen voor lage-temperatuur- bederf gevoelig jaar zal krijgen of niet. Eenige aan- wijzingen hieromtrent hebben wij ons echter meenen te kunnen verschaffen met behulp van een zeer ge- voelige vroege winterappel — de Kesterens Wijnzure

Fig. 4, Kesterens Wijnzure met lage-temperatuurbederf.

(fig. 4). Deze appel wordt elk jaar aan het Labora- torium voor Tuinbouwplantenteelt bij een aantal temperaturen bewaard en uit het verloop van het lage- temperatuurbederf bij deze temperaturen en onzen algemeenen indruk uit de practijk, trekken wij zoo

goed mogelijk een conclusie omirent de houdbaarheid in het algemeen. Vinden wij er aanleiding toe, dan zenden wij aan de eigenaars van fruitkoelhuizen een waarschuwing, dat er met de mogelijkheid rekening dient te worden gehouden, dat het fruit gevoelig is voor deze ziekte en dit dient dan een aansporing te zijn voor hen, om hun fruit onder versterkte contrôle te houden.

Een andere ziekte, welke speciaal bij ons harde fruit kan optreden tijdens de bewaring, noernt men ,,Scald” (fig. 5).

Fig. 5. Schoone van Boskoop met „Scald”.

De schil van de vrucht krijgt bruine vlekken, terwijl het onderliggende vruchtvleesch volkomen gezond blijft.

Deze ziekte is dus uitwendig zichtbaar en vermin- dert de marktwaarde. Ze is een gevolg van de schadelijke werking van bepaalde stoffen in damp- vorm, welke door de vrucht zelf worden gevormd. Door voldoende ventilatie met buitenlucht kan men dit voorkomen. Een ander middel. dat men in Enge- land en Amerika veel toepast, is het wikkelen van de vruchten in geolied papier, waarbij dit papier ten minste 15 gewichtsprocenten olie zou moeten bevatten.

De olie uit het papier zou dan deze dampen (esters) binden.

Wij hebben dit middel ook beproefd bij onze Schoone van Boskoop (Goudreinette), doch met wisselend succès. Men kreeg den indruk, dat de licht gekleurde schil schade ondervindt van de olie en daardoor verschijnselen gaat vertoonen, welke op Scald gelijken. Dit zal echter verder nagegaan moeten worden.

Het zal U intusschen duidelijk zijn geworden, dat het handhaven van een constante temperatuur, welke zoo dicht mogelijk boven de schadelijke grens ligt, waarbij lage-temperatuurbederf kan optreden, de ge- wenschte bewaartemperatuur zal moeten zijn. Door- dat nu echter de temperatuur hooger gekozen zal moeten worden om het lage-temperatuurbederf te voorkomen, zal men meer schade door schimmel- aantasting kunnen verwachten. Teneinde dit te voor- komen, is er gezöcht naar desinfectiemiddelen. De eischen, die men aan een goed desinfectiemiddel moet stellen, zijn:

1°. Schadelijk voor de lagere Organismen. 2°. Gedurende langen tijd werkzaam.

38 (1941) CHEMISCH WEEKBLAD. 423

3°. Gemakkelijk toe te passen. 4°. Niet schadelijk voor het te bewaren product.

Bij de meeste geprobeerde middelen kwam men in conflict met deze laatste eischen. Voor druiven heeft in ons land echter voldaan een ontsmetting met formaldehyde in gasvorm. Jodium bleek eveneens werkzaam, doch werd in een voor den consument schadelijke hoeveelheid geabsorbeerd. Ook zijn nog beproefd ammoniak, acetaldehyde en ozon. De eerste twee bleken reeds zeer spoedig schade te veroorzaken aan de schil. Ozon zou volgens buitenlandsche ge- gevens een günstige uitwerking hebben. In elk geval kan men er het gehalte aan werkzame Sporen in de lucht mede verminderen. Remmenden invloed op de rotontwikkeling van het fruit hebben wij zelf echter nooit kunnen constateeren.

Een punt, dat niet met desinfectie in engeren zin verband houdt, maar dat ik hierbij toch even wil be- spreken, is het volgende.

Wanneer fruit begint te rijpen, blijkt het stoffen af te scheiden, die in Staat zijn onrijp fruit tot snellere rijping te brengen. Dit kan dus moeilijkheden op- leveren, wanneer men laat rijpende soorten met vroeg- rijpende in dezelfde ruimte bewaart. Onder deze rijping-bevorderende stoffen heeft men ook aetliyleen gevonden. Nu kan men aethyleen onwerkzaam maken met behulp van ozon en met dit doel zou het ozoniseeren van koelruimen dus voordeel kunnen op- leveren. Men vertraagt dan de rijping en doordat men de rijping vertraagt, krijgt men een minder snel uit- leven van de vrucht en dus minder rot.

Een kwestie, welke verband houdt met het voor- komen van de schimmelontwikkeling op fruit en groenten, is de volgende:

Wanneer het gekoelde product rechtstreeks uit het koelhuis komt, condenseert hierop de waterdamp uit de buitenlucht direct. Behalve dat hierdoor het product minder ooglijk voor de veilingklok verschijnt, is het ook meer aan bederf onderhevig. Dit laatste dient men te voorkomen en hiertoe heeft men een zgn. „tempereerruimte” noodig. Ik zal hier niet op ingaan, daar dit probleem door Ir. Ferguson zal worden behandeld.

In Engeland had men eveneens te kampen met het verschijnsel van lage-temperatuurbederf en men zocht daar naar methoden om deze ziekte te ontloopen. Men deed toen de ervaring op, dat verhooging van het koolzuurgehalte van de lucht een vertragende werking uitoefent op de rijpingssnelheid van de vrucht. Tot op zekere hoogte kan dus het toevoegen van koolzuur aan de lucht een lagere temperatuur vervangen en, bij gelijkblijven van de temperatuur, de werking hiervan versterken. Deze wijze van bewaring, in Engeland „gasstorage” genoemd, werd verder uit- gewerkt en men vond daarbij een aantal variëteiten, waarmee men succès had. Het meeste succès had men met de Bramley’s Seedling, een keukenappel, die in Engeland zeer veel gebruikt wordt. Men bewaart deze nu in gasdichte cellen, waarin men de tempera- tuur boven de schadelijke „temperatuurgrens” van den appel houdt en men handhaaft daarbij een atmosfeer van 10 % C02 + 10 % 02. Men verkrijgt deze, doordat het fruit zelf bij de ademhaling koolzuur produceert en zuurstof verbruikt. Voor elk volume

zuurstof, dat wordt verbruikt, krijgt men practisch een gelijk volume koolzuur terug. Het teveel aan kool- zuur voert men af door ventilatie, waardoor men tevens opnieuw zuurstof in de gasdichte ruimte brengt. Bij een dergelijke atmosfeer, waarbij de som van de percentages zuurstof en koolzuur + 21 % is. kan men de handhaving van deze atmosfeer bewerk- stelligen, door eenvoudig een ventiiatie-opening op een bepaalde wijdte te openen. Na eenig zoeken vindt men den juisten stand en kan men de opening hierop laten staan.

Voor Cox’s Orange Pippin vond men als meest günstige atmosfeer 5 % C02 + 2x/i %02. Het ver- krijgen van deze atmosfeer vereischt echter meer zorgen. De gewone buitenlucht bezit + 21 % 02

en zooals ik reeds mededeelde, produceert het fruit voor elk volume opgenomen zuurstof ongeveer een gelijk volume koolzuur in de plaats. Wanneer dus het stadium van 2^2 % 02 is bereikt, is intusschen het percentage koolzuur- reeds opgeloopen tot ruim 18 %. Dit mag echter niet hooger komen dan tot 5 %. Het teveel moet er dus uit en dit kan nu niet door een- voudige ventilatie, want dan zou men weer teveel zuurstof krijgen. De overmaat C02 moet er met een absorptiemiddel uitgehaald worden, waarna men een beperkte ventilatie moet toepassen. In de practijk houdt men daarbij alleen het koolzuurpercentage constant, terwijl het zuurstof-percentage binnen zekere grenzen mag schommelen.

Het regelen van de ventilatie bij een bewaring als voor de Bramley’s Seedling, dat aanvankelijk moeilijk lijkt te zijn, blijkt in de practijk mee te vallen, mede doordat men practisch nooit een volkomen gasdichte ruimte krijgt en er steeds lekken zullen optreden, mits de concentratieverschillen aan beide zijden van den wand maar groot genoeg zijn.

Aan de hand van de buitenlandsche gegevens zijn wij in ons land eveneens aan het werk getogen. Ook voor de Bramley’s Seedling, in ons land gegroeid, bleek de bewaring met behulp van koolzuurgas een waar succès. Zoo kregen wij in het seizoen 1938—’39 de volgende resultaten met één groote partij Bramley’s Seedling (tabel I).

Ta bel I.

Contrôle datum 12 April 1939 2 Mei 1939

Bewaard in lucht 10%CO2+ 10°/o02

Temperatuur - Gewichtsverlies Rot

4.5° C 4 %

33%

4.5° C 1-2% 1.5%

Ook in het seizoen 1939—'40 genomen proeven met Cox’s Orange Pippin hadden een bevredigend verloop (tabel II). Wij zijn daarbij uitgegaan van een drietal atmosferen, welke door eenvoudige ventilatie kunnen worden verkregen.

Tabel II.

Contrôle datum

Bewaard in

Temperatuur Gewichtsverlies Rot

2/2 '40

lucht

13/3 ’40

2>/2%C02

3° C 5% 5%

4.5° C 4.3 %

H.4%

13/3 '40 13/3 '40

5 % C02

4.5° C 3.8% 8.7%

10%CO2

4.5° C 3.30/0 5-8%

424 CHEMISCH WEEKBLAD. 38 (1941)

Over het geheel kwam de in 5 % koolzuur be- waarde parti) het beste te voorschijn. Zooais men ziet, kwam hierbij de som van het percentage gewichts- verlies en het percentage rot wel boven die van de contrôle. Men dient er echter rekening mede te houden, dat de waarnemingsdatum van de contrôle een maand vroeger was, terwijl de temperatuur ook nog gemiddeld ruim een graad lager was. Bij de contrôle namen wij geen lage-temperatuurbederf waar, daarentegen wel bij de in koolzuur bewaarde exemplaren, hoewel weinig.

Fig. 6. Schoone van Boskoop met koolzuurbederf. Links ernstig, rechts gezond.

Te hoog koolzuurgehalte (10%) bleek bij Cox’s Orange Pippin evenals bij Schoone van Boskoop (Goudreinette) nadeelige gevolgen te hebben. Het klokhuis vertoont daardoor bruinkleuring (fig. 6), terwijl de smaak afwijkingen gaat vertoonen.

Men weet nog niet, op welke verschijnselen men de resultaten van deze methode van bewaring moet terugvoeren. Feiten zijn, dat de omzettingen lang- zamer geschieden en dat eenige chemische omzettings- producten, welke normaal niet, of zeer weinig aan- wezig zijn, nu in grooter kwantum aanwezig zijn. Onder deze reactie-producten bevinden zieh alde- hyden en alcohol, welke als giften kunnen werken. Mogelijk echter ook berust de vertraging van de chemische omzettingen op een eenvoudige even- wichtsreactie, waarbij de grootere koolzuurconcen- tratie deze reactie naar de andere zijde doet verschui- ven, of de reactiesnelheid beünvloedt.

Zooais gezegd, staan wij hierbij nog voor een onop- gelost probleem.

Van veel belang bij al onze proefnemingen met het bewaren van fruit, blijkt het Stadium van rijpheid van de vrucht, wanneer deze geplukt, respectievelijk ge- koeld wordt.

Een te vroege pluk brengt met zieh, dat het fruit nog niet is volgroeid; men oogst dus minder kilo’s dan men zou kunnen oogsten. Bovendien echter heeft te vroeg geplukt fruit de neiging om te gaan rimpelen, waardoor het aan aantrekkelijkheid verliest. Pruimen en peren, welke een zeker rijpheidsstadium nog niet zijn gepasseerd, doen zieh aanvankelijk voor als producten, die zieh goed laten koelen, uiteindelijk blijkt echter, dat men ze niet rijp krijgt, ook niet door spéciale narijping bij hoogere temperatuur.

Plukt men echter te laat, dan heeft het fruit aan houdbaarheid ingeboet en vele peren vertoonen na körten tijd verschijnselen van buikziek.

De moeilijkheid is nu, het juiste stadium te bepalen, waarin geplukt moet worden. De praktijk beoordeelt dit naar de grondkleur van de schil, kleur van de pitten, en naar het al of niet gemakkelijk loslaten van den steel. Hiermede kan men echter nog niet steeds het geschikste plukstadium bepalen. Men heeft ge- zöcht naar methoden, waarbij men aan de hand van bepaalde cijfers kon werken. In Amerika maakt men zoo veel gebruik van een penetrometer. Dit is een instrument, waarmee men de indrukbaarheid van het vruchtvleesch meet en waarmede men dus wil aan- geven de meerdere of mindere afbraak van de cel- wanden, waardoor deze meer of minder gemakkelijk van elkander loslaten. Wij hebben dit instrument eveneens beproefd bij appelen, doch het heeft ons niet kunnen bevredigen.

Een andere methode volgens welke men naar een oplossing gezöcht heeft, is een quantitatieve bepaling van zetmeel, suiker en zuur. Ook hierbij bleek men geen algemeen geldende richtlijnen te kunnen vinden.

In Engeland tracht men den laatsten tijd het ver- band te zoeken met de ademhalingsintensiteit van de vrucht. Het blijkt dat de vrucht vlak voor zijn .opti- male plukstadium" een minimum in de ademhalings- intensiteit vertoont. Daarna heeft een zeer snelle stijging plaats tot een zeker maximum, waarna een meer geleidelijke daling volgt. Het is nu in Engeland gebleken, dat fruit, geplukt in de période, dat de ademhalingsintensiteit stijgende is, of haar maximum heeft bereikt, minder houdbaar is, dan fruit, dat vroeger of later geplukt werd.

Gevolg van het toevoegen van koolzuur aan de bewaaratmosfeer is ook, dat het optreden van de verhoogde ademhalingsintensiteit later plaats vindt, terwijl het maximum lager komt te liggen. Brengt men daarentegen het fruit in de koolzuuratmosfeer ten tijde, dat reeds een verhoogde ademhalingsintensiteit is ingetreden, dan wordt het optreden van het maxi- mum wel vertraagd en is dit ook wel lager, maar in veel mindere mate.

Voor de practijk is deze wijze van bepalen van het rijpheids-stadium van de vrucht echter niet gemak- kelijk in toepassing te brengen, daar men er een laboratorium-apparatuur voor noodig zal hebben en een man, die er mede om kan gaan.

Het bepalen van het juiste rijpheidsstadium van de vrucht is echter juist daarom van zooveel belang, omdat er tal van cultuurmaatregelen en andere uit- wendige invloeden zijn, welke de houdbaarheid van onze tuinbouwproducten be'invloeden. Wil men den invloed van deze factoren echter leeren kennen, dan zal men eerst moeten weten, in welk rijpheidsstadium het product verkeert, wanneer men zijn proeven begint.

Een geheel andere wijze van bewaren van tuin- bouwproducten in versehen toestand is die, waarbij men het desbetreffende product invriest. Men heeft dan echter geen levend product meer. Men tracht door invriezen de constitutie van het product ten tijde van het procès zoo veel mogelijk „vast te leggen”, reden waarom het invriezen zeer snel moet gaan. Daarna tracht men de chemische omzettingen tot een minimum te beperken, door bewaring bij zeer läge temperatuur, bijv. 0° F (—17.8° C).

38 (1941) CHEMISCH WEEKBLAD. 425

Verschillende producten kan men op deze wijze een jaar rond bewaren. Tot nu toe werd op dit terrein in ons land nog vrijwel niet gewerkt, zoodat wij hier- mee nog geen eigen ervaringen bezitten.

LITERATUUR: O. B a n g a, De Bewaareigenschappen van Tuinbouwproduc-

ten. Mededeeling 19. Laboratorium voor Tuinbouwplanten- teelt, 1933.

R. Mulder en T. van H i e 1 e, Het bewaren van winter- fruit in de bewaarplaats zonder kunstmatige koeling. Mede- deeling 19 van den Tuinbouwvoorlichtingsdienst, 1940.

T. van H i e 1 e, Het bewaren van fruit in gasdichte ruimten. Mededeeling 22 van den Tuinbouwvoorlichtingsdienst, . 1940

664.8.037 : 621.565.2 UITVOERING DER KOELHUISBEWAR1NG

VAN VOEDINGSMIDDELEN *)

door

G. FERGUSON.

Ideaal van de verduurzaming van bederfelijke voedingsmiddelen door luchtbehandeling in koel- en vriesruimen is den tijd spoorloos aan het te bewaren object te laten voorbijgaan.

Bederfelijke voedingsmiddelen kenmerken zieh door hooge vosdingswaarde, gepaard aan hoog vocht- gehalte.

Door hun hooge voedingswaarde en hun hoog vochtgehalte .vormen de bederfelijke levensmiddelen een geschikten voedingsbodem voor micro-organismen, wier bestaan gebaseerd is op en gepaard gaat met chemische reacties, in hoofdzaak oxydaties en split- singsprocessen. De stoffen, die daarbij ontstaan, brengen het voedsel in voor ons ongenietbaren vorm, of, zooals wij dat uitdrukken, in een toestand van bederf.

Verduurzamen door luchtbehandeling berust op het verkrijgen en handhaveri van zekere luchttoestanden, wat betreft temperatuur lager en wat betreft vochtig- heidsgraad in het algemeen hooger dan in de vrije omgeving voorkomt en waardoor in hoofdzaak voort- woekeren van schadelijke Organismen, overmatige indroging en, bij levend koelgoed zooals fruit, adem- haling, dus zelfverbranding, en rijping min of meer worden tegengegaan; verder, zooals bij vetten, directe chemische ontleding.

Er zijn, met betrekking tot het koelgoed en de störende, agressieve invloeden waarvan de invloed moet worden tegengegaan, vier combinaties van lucht- toestanden denkbaar.

I. Günstig voor het conserveeringsobject en günstig voor de agressieve invloeden. Hieronder vallen de luchttoestanden met normale omgevingstempe- ratuur en hooge tot matige vochtigheidsgraad. Zij zijn ongeschikt voor conser.veering, omdat weliswaar net conserveeringsobject door den luchttoestand niet ge- schaad wordt, doch tevens optimale bestaansvoor- waarden voor de schadelijke Organismen geboden worden.

*) Figuren en de tekst goeddeels zijn ontleend aan „Koelen als middel bij het verduurzamen van bederfelijke levensmiddelen, in het bijzonder van vleesch”, van denzelfden schrijver. Uitgave Misset, Doetinchem.

II. Schadelijk voor beide. Hiertoe behooren de zeer läge vochtigheidsgraden. Door drogen van vleesch, fruit en groente kan weliswaar afdoende weerstand geboden worden aan bacteriën en Schim- mels, maar dit gaat ten koste van het product. Ook vriestemperaturen vallen hieronder.

III. Günstig voor het conserveeringsobject en ongunstig voor de storingsinvloeden: temperatuur iets boven, althans niet ver onder nul, niet te läge vochtigheidsgraad, dus geen sterke uitdroging, terwijl tevens door de läge temperatuur en een vochtigheids- graad die onder 100 % ligt, de micro-organismen in hun voile ontwikkeling min of meer belemmerd worden.

IV. Schadelijk voor het conserveeringsobject en günstig voor de agressieve invloeden, de slechtste combinatie die denkbaar is.

Principiëel sluiten III en IV elkaar uit. In fig. 1 zijn onder A de combinaties I, III en II, onder B, I, IV en II aangegeven. De getrokken lijnen stellen de

V ß V 3

Fig. 1. Combinaties van luchttoestanden.

günstige, de gestippelde de ongunstige toestanden voor, onder V voor het conserveeringsobject, onder B voor de agressieve invloeden.

Conserveering door luchtbehandeling is alleen mogelijk in het overlappingsgebied (III fig. 1A), waar günstig voor het conserveeringsobject (getrokken lijn) staac tegenover ongunstig (gestippelde lijn) voor de agressieve invloeden. Zoo is conserveeren princi- piëel uitgesloten bij de toestandencombinaties volgens figuur IB.

In twee gevallen is mogelijk gebleken, door ge- bruikmaking van koolzuurgas de toestandencombina- ties B te veränderen in A.

Het eerste betreft het transport van vleesch van Australië naar Europa. Wegens den langen duur van de zeereis is het niet doenlijk, gekoeld vleesch zonder meer in goede conditie over te brengen. Zelfs bij temperaturen en vochtigheidsgraden, die voor vleesch nauwelijks als toelaatbaar kunnen gelden, ontstaat be- derf. Radicale verandering ten goede is hierin ge- komen door in de ruimen kunstmatig een koolzuur- atmosfeer te scheppen.

Het tweede geval betreft de bewaring van zekere • appelsoorten, die onderhevig zijn aan laagtempera- tuurbederf. In diffusiedichte ruimen, in een koolzuur- atmosfeer, door het fruit bij eigen ademhaling ont- wikkeld, bewaart men tegenwoordig bepaalde appel- soorten bij temperaturen, die het gevaar voor laag- temperatuurbederf volkomen elimineeren en vochtig- heidsgraden van dicht bij 100 % over veel längeren tijdsduur en in aanmerkelijk beter conditie, dan voor sterkere appelsoorten bij gewone koeling zonder meer mogelijk is.

426 CHEMISCH WEEKBLAD. 38 (1941)

Het is uitgesloten in een koelruim bij voortduring en over de geheele uitgestrektheid een zelfden be- paalden luchttoestand te verkrijgen en te handhaven. Dit is ook niet noodig.

De luchttoestanden moeten blijven, zooals uit figuur 1 blijkt, binnen een zeker rayon, boven een bepaalde ondergrens en onder een zekere bovengrens. De moeilijkheid van de conserveering door koeling met behulp van luchtbehandeling ligt in wezen hierin, de spreiding van luchttoestanden in het koelruim buiten de toelaatbare zone tegen te gaan.

De homogeniteit, die nooit volkomen te bereiken is, dient zoo goed mogelijk nagestreefd te worden. De thermodynamische wijze van uitvoering van lucht- behandeling en luchtcirculatie is daarbij beslissend.

Er is voor het koelruim met tweeërlei veranderlijk- heid rekening te houden, die naar den tijd (de chrono- logische) en die naar de plaats (de geographische).

De te verkrijgen en te handhaven toestanden, welke de bioloog als optimaal voor de koelbewaring voor- schrijft, en de koeltechnicus zoo goed mogelijk moet trachten te realiseeren, wijken practisch voortdurend van die van de omgeving af. De readies van de omgeving op den kunstmatig geschapen toestand van onevenwicht zijn niet volledig te elimineeren. Ook het koelgoed zelf werkt störend door vocht- en, bij levend koelgoed, ook door warmteproductie. Semi- permanente luchtbehandeling is daarom noodzakelijk.

Zoolang de lucht in den luchtkoeler behandeld wordt, zoolang wordt de temperatuur van de lucht in het koelruim lager en wordt niet alleen de vochtinhoud minder, maar daalt ook de vochtigheidsgraad. Omge- keerd stijgen temperatuur en vochtigheidsgraad ge- durende de stoptijden.

Zoo ontstaat een veranderlijkheid van luchttoe- stand naar den tijd. Bij scheepsinstallaties is ge- bruikelijk, deze veranderlijkheid goeddeels weg te werken, door, bij continubedrijf over het voile etmaal, het tempo van koudetoevoer naar het koelruim in overeenstemming te brengen met het tempo van koudeverbruik. Bij landinstallaties is, door invoering van automatiek, mogelijk gebleken van de schomme- lingen in temperatuur en vochtigheidsgraad zoowel de phase te verkorten als de amplitude in sterke mate te verkleinen.

Daar de koelruimlucht, door haar deficit aan wärmte en vocht, kostbaar is, wordt, behoudens partiëele luchtververschingen, voor bepaalde soorten van koelgoed vereischt, steeds dezelfde lucht in her- circulatie gehouden door luchtkoeler en door koelruim.

In den luchtkoeler ontstaan toestandsveranderingen in negatieven zin, in het koelruim toestandsverande- ringen in positieven zin van practisch gelijke inten- siteit.

In het koelruim geschieden de toestandsveranderin- gen in twee etappen. Zoodra de lucht vanuit den koeler in het eigenlijke koelruim komt, mengt zij zieh met de koelruimlucht. Door deze menging wordt de koelruimlucht al dadelijk wat gekoeld en de inkomende lucht minder koud.

Na de menging, waarbij de van den koeler komende lucht een voorverwarming ondergaat en daarbij haar grootste scherpte verliest, geschiedt de verdere ver- warming op haar verderen tocht door het koelruim. Langs de luchtbanen in het koelruim ontstaat aldus een veranderlijkheid naar de plaats.

Deze veranderlijkheid kan, zoo niet geheel, dan toch goeddeels geëlimineerd worden door de luchtcirculatie in het koelruim periodiek om te keeren.

In fig. 2, die het ix diagram voor lucht voorstelt, möge ABCDE de toestandsveranderingen längs een luchtbaan in het koelruim voorstellen.

In dit diagram zijn de horizontale lijnen isothermen, de verticale lijnen geven de vochtinhoud x aan in grammen waterdamp per kg droge lucht, de waaier- vormige bundel de lijnen van gelijke vochtigheids- graad cp en de lijnen van links boven naar rechts onder de warmteinhoud i.

Fig. 3. Turbineventilator, goede draairichting.

Bij éénrichtingverkeer in het koelruim wordt de toestand bij het begin van de luchtbaan beheerscht door punt A, terwijl voor het einde E geldt, door periodieke omkeering echter wordt voor aile deelen van het koelruim benadering van het gemiddelde C mogelijk.

Fig. 4. Turbineventilator, verkeerde draairichting.

Omkeering van circulatie kan op eenvoudige wijze gebeuren door omkeering van draairichting van den ventilator, wanneer deze op schroefwerking berust. Zooals uit fig. 3 en 4 te zien is, brengt omkeering van

38 (1941) CHEMISCH WEEKBLAD. 427

draairichting bij den turbineventilator geen omkeering van stroomrichting van de lucht. Fig. 5 geeft een door- snede aan over een moderne hoogeffect stroomlijn- schroef-ventilator. Kenmerkend is de groote naaf- diameter, die van beteekenis is voor het rendement, de stroomlijnvormige inkapseling van den motor en de stroomlijnvormige kap aan de andere zijde van den waaier.

Fig. 6 geeft de wijze van luchtcirculatie aan zooals in vele oudere koelhuizen gebruikelijk. Zuig- en pers- kanalen, aan de zoldering opgehangen, doen als lucht- banen hoefijzervormige lussen ontstaan. De circuiatie berust op zwakke kinetische en thermodynamische effecten: snelheid van. in- en uitstrooming, zwaarder worden van de lucht door koeling en droging, d.w.z. vervanging van lichte waterdampmoleculen door zware stikstof- en zuurstofmoleculen. Weerstand van beteekenis kan met deze wijze van circuiatie niet over-

wonnen worden. Zij is ongeschikt, wanneer dichte stapeling van koelgoed noodzakelijk of gewenscht is.

Fig. 6. Lusvormige luchtcirculatie.

Zij is, het eerst aan boord van koelschepen, verdrongen door de circuiatie längs gestrekte luchtbanen, aan- gegeven in fig. 7 en 8.

i t 1 1 I t

Fig. 7. Gestrekte, vertikale luchtcirculatie.

Zooals uit deze figuren blijkt, berust de circuiatie niet meer op zwakke kinetische en thermodynamische effecten, maar op het krachtige mechanisch-

Fig. 8. Gestrekte, horizontale luchtcirculatie.

dynamische effect van den ventilator, die gemakkelijk een drukverschil van eenige cm waterkolom kan doen ontstaan (de thermodynamische druk is bij de in de practijk voorkomende gevallen een kleine fractie van een mm).

De gestrekte circuiatie waarbij in- en uittrede van de lucht aan tegenovergestelde zijden van het koel- ruim liggen, is proefondervindelijk gebleken voor be- waren op langen termijn de beste te zijn. Gepaard met periodieke omkeering van de stroomrichting en auto- matiek maakt zij doeltreffende benadering van de homogeniteit voor alle deelen van het koelruim mogelijk.

Het koelproces bestaat uit twee deelen, het maken en het gebruiken van de koude.

Het maken van de koude gebeurt met de eigenlijke koelmachine, doorgaans werkend volgens het com- pressiesysteem met als middenstof meestal ammoniak voor groote en middelgroote installâmes en chloor- methyl of freon voor kleine machines.

Het tweede gedeelte van het koelproces, het ver- bruik, de toepassing van de koude, gebeurt, wanneer het om verduurzamen van bederfelijke levensmiddelen in koel- of vriesruim gaat, met behulp van een lucht- koeler (ook buizennetten, die een koude stof bevatten en geplaatst zijn tegen zoldering en/of wanden van koelruimen en ook de met ijs gevulde ijshouders zijn luchtkoelers) al of niet in samenwerking met een ventilator. De geproduceerde koude wordt op de koelruimlucht overgedragen. Daarbij wordt de lucht gekoeld, gedroogd en in beweging gezet.

Het eerste gedeelte van het procès is zuiver koel- technisch en thermodynamisch, anorganisch gedi- mensioneerd. Het tweede gedeelte, tenminste bij conserveering van levensmiddelen, is biologisch, daar zoowel het te beschermen object als de voornaamste agressieve invloeden organisch zijn.

Scheiding van de twee processen door gebruik- maken van pekel is logisch en biedt voor groote ge- compliceerde objecten vele voordeelen.

Bij gebruikmaking van pekel kan de koelmachine- installatie eenvoudig worden en centraal opgesteld. De in den vorm van afgekoelde pekel vastgelegde koude wordt vervolgens naar de verbruiksobjecten gevoerd.

Voor beide deelen van het procès is volledige auto- matiek mogelijk: de koelmachines worden gestart en gestopt in afhankelijkheid van de pekeltemperatuur door thermostaten in de pekelbakken, ventilator en pekelpomp voor elk koelruim in afhankelijkheid van de koelruimtemperatuur, door thermostaten in de ruimen.

Door de scheiding van de beide processen wordt ook het tempo van koudeproductie gescheiden van het tempo van koudeverbruik.

De koelmachines, waarvan het vermögen zieh rieht naar de maximale behoefte bij hooge buitentempera- tuur en groote inbreng, mögen al hun koude afgeven in körte charges van hooge intensiteit, voor de koel- ruimen kan een meer passend, vlakker, uitgespreider tempo gekozen worden.

Bovendien vergemakkelijkt het gebruik van pekel de juiste afstemming van koelertemperatuur op koelruim- luchttemperatuur, welke afstemming noodzakelijk is voor het verkrijgen en handhaven van den juisten vochtigheidsgraad (de toestandsveranderingen in den luchtkoeler zijn gericht naar het snijpunt van de kromme cp = 100 % met den koelerthermostaat). Door verhooging van koelertemperatuur wordt de lijn, die de toestandsveranderingen aangeeft, steiler, dus

428 CHEMISCH WEEKBLAD. 38 (1941)

relatief wordt de droging ten opzichte van de koeling geringer.

Er bestaat principiëel verschil tusschen koelen en vriezen. Koelen, als omkeerbaar procès, Staat als methode hooger dan vriezen. Als afweermiddel tegen störende invloeden is koelen echter minder effectief. Gekoeld vleesch kan ten hoogste eenige weken, ge- koeld fruit tot een half jaar bewaard worden.

Vriezen is een onomkeerbaar procès. Bij vriezen diffundeert celsap door den celwand naar buiten. Het later volgend ontdooien brengt niet al het celsap in oorspronkelijke positie terug. In tegenstelling met koelen veroorzaakt vriezen zelf structuurverandering, die kwaliteitsverlies beteekent. Daar Staat tegenover, dat met vriezen gedurende den bewaartjd störende invloeden in meer latenten toestand gebracht worden, zoodat de bewaartijd voor vriesgoed minder gelimi- teerd, in sommige gevallen practisch onbegrensd is.

Terwijl de koeltechnicus bij koelen erop uit is, zijn disposities zöö te treffen, dat de bewaartijd zoo lang mogelijk kan zijn, met zoo gering mogelijke ver- andering van het koelgoed gedurende den bewaartijd, ligt bij het vriezen het accent op geheel andere plaats. Dan moet nl. alle zorg geconcentreerd worden op de te volgen methode voor het invriezen zelf. Moderne invriesmethoden hebben ten doel het ideale omkeer- bare procès zooveel doenlijk te benaderen. Doel- treffend is groote invriessnelheid. Bij invriezen van visch wordt de groote snelheid verkregen door ge- bruikmaking van pekel van bijzonderen toestand of metalen oppervlakken (Ottesen, Zarotschen- zeff, Oscar Dahl, Birdseye).

Actueel, in het bijzonder voor onzen tuinbouw, is snel invriezen van groenten en fruit in een stormwind van tot veertig graden Celsius onder nul.

Aan het invriezen behoort blancheeren gedurende eenige minuten in heet water vooraf te gaan. Door het blancheeren worden enzymen gedood, die, zelfs bij een bewaartemperatuur van —20° C vitamine C ontleden en een vischsmaak veroorzaken.

De volgens deze methode verkregen resultaten zijn zoo bijzonder, dat zij als de volstrekt beste van alle tot dusver bekende conserveeringsmethoden kan gelden. Zonder merkbaar verlies aan Vitaminen, smaak, aroma of kleur, kunnen fruitsoorten als aard- beien en frambozen en fijne groenten onbeperkten tijd bewaard blijven om bijv. gedurende de wintermaanden in consumptie te körnen in een toestand, die van de versehe practisch niet te onderscheiden is. Momenteei zijn in ons land eenige installaties voor zoodanige behandeling van groenten en fruit in uitvoering en voorbereiding.

Isolatie van koel- en vriesruimen is, tegen over- matige warmte-transmissie, economisch noodzakelijk. Als isolatiemateriaal wordt in den regel kurk gebruikt in door verhitting geëxpandeerden toestand. Kurk wordt meestal toegepast in den vorm van platen, waarbij, voor stationaire installaties, de kurkkorrels door bitumen (impregneeren) aan elkaar gehecht worden, terwijl voor scheepsinstallaties de lichtere, niet geümpregneerde platen gebruikelijk zijn, waarbij als bindmiddel de natuurlijke hars van de kurk zelf gebruikt wordt. Voor scheepsinstallaties, met name voor isolatie van scheepswanden en onderkant dekken, die van spanten en steunen voorzien zijn, wordt veelal

losse kurkkorrel toegepast met vôôr- of nacompressie, om inklinken door trillen van het schip tegen te gaan.

De isolatie moet zöö worden uitgevoerd, dat niet alleen warmte-transmissie, maar ook diffusie van waterdamp tengevolge van verschil in partiëele damp- spanning aan weerskanten van den scheidingswand wordt tegengegaan. Optimaal is de isolatielaag aan de warme zijde diffusiedicht te maken en, voor uit- waseming, open aan de koude zijde. Met voordeel is voor landinstallaties gebruik te maken van bitumen in opgelosten en gesmolten toestand, tevens dienend voor hechting van de kurkplaten tegen de gebouw- w'anden. Moet de isolatie om hygiënische redenen aan de binnenzijde betegeld worden, dan dienen de tegels niet eng, maar maar wijd gevoegd te worden en mögen er vooral geen luchtzakken achter de tegels zijn, waarin doordiffundeerende waterdamp zou neerslaan. Voor afpleisteren mag alleen cement, geen kalk ge- bruikt worden en de specie mag niet sterker zijn dan 1 op 3, daar ze anders scheurt.

Behalve voor het bewaren, wordt ook voor het uit- brengen van verschillende soorten koelgoed uit het koelruim bijzondere zorg vereischt.

Volgens metingen van het Kon. Meteorologisch Instituut te de Bilt bevat in ons land de buitenlucht in de maanden Juli en Augustus en de eerste helft van September gemiddeld ca. 10 gram waterdamp per kg droge lucht, welk gemiddelde gedurende körte Perioden kan stijgen tot 15°/nn. Koelruimlucht met een temperatuur van even boven nul, zooals gebruikt wordt voor het bewaren van eieren en verschillende fruitsoorten, kan in verzadigden toestand niet meer bevatten dan 4 à 5 gram waterdamp per kg lucht. Wordt zooveel meer waterdamp bevattende buiten- lucht in aanraking gebracht met een object van koel- ruimtemperatuur, bijv. uit het koelruim gehaalde eieren of fruit en koelt de warme buitenlucht door contact met het koude voorwerp, dan volgt conden- sate van de afgescheiden waterdamp. Dit vocht is zoowel voor eieren als voor fruit schadelijk. Bij fruit worden de Schimmelkiemen, die in het koelruim niet gedood zijn, doch slechts min of meer latent ge- houden, door het vocht tot nieuw leven gewekt.

Om deze neerslag op het koelgoed te verhin- deren, laat men de voor de condensate gevoelige goederen bij het uitbrengen een tempereerruimte pas- seeren. Dit is een ruimte waarin de lucht door diffusie- dichte afsluiting en drooginrichting kunstmatig ge- houden wordt op lagen vochtinhoud. Een verwarmings- installatie zorgt, dat het koelgoed tijdens het verblijf in deze ruimte op buitentemperatuur gebracht wordt. Eerst dan is het gevaar voor condensatie in de buiten- lucht geweken en kan het koelgoed zonder bezwaar naar buiten gebracht en getransporteerd worden.

664.8.037 DISCUSSIEVERSLAG VAN DE

MIDDAGVERGADERING.

De heer Th. C. Geudeker vraagt of formaline niet schadelijk is voor het fruit, en of deze stof ook bruikbaar is voor de klander-bestrijding in graan- pakhuizen.

Ir. T. v a n H i e 1 e antwoordt, dat formaline alleen

38 (1941) CHEMISCH WEËKBLAD. 429

gebruikt wordt bij blauwe druiven, witte druiven worden onder invloed van formaline bruin.

Dr. C. }. B r i e j è r antwoordt, dat fegen insecten alleen hooge concentraties formaline, wellicht, bruik- baar zijn, doch dit is schadelijk voor het graan. Boven- dien is dit vermoedelijk veel te duur en verder is het vrij zeker, dat formaline niet voldoende doordrin- gingsvermogen heeft.

Mr. H. J. O n n e s vraagt, wat de invloed is van het snelvriezen op het vitaminegehalte.

Ir. G. Ferguson antwoordt: Bevriezing heeft geen schadelijken invloed op vitamines. Bovendien heeft bijv. een bevroren aardbei een veel günstiger yoorgeschiedenis gehad dan een versehe: inplaats van een langdurigen weg tijdens de distributie, via veiling, grossier, groentekar enz., af te leggen, komt het te bevriezen goed veel sneller, vaak dadelijk van het land, in de vriescel *).

543.32 DE HARDHEIDSBEPALING VAN WATER

VOLGENS BLACHER MET EEN GEWIJZIGDE ZEEPOPLOSSING

door

J. H. VAN DER MEULEN.

Teneinde den hardheidsgraad van water te be- palen is Blacher1) van het principe uitgegaan, dat een alcoholische kaliumpalmitaatoplossing ten opzichte van phenolphtale'ine neutraal reageert, in een groote hoeveelheid water gegoten evenwel hy- drolytische splitsing ondergaat en het daarbij vrij- komende alkali phenolphtaleïne rood kleurt. Indien echter het water kalk- en magnesiumzouten bevat, welke gebonden zijn aan Sterke minerale zuren, zooals salpeterzuur, zoutzuur en zwavelzuur, treedt de roodkleuring eerst op, nadat het calcium- en het magnesium door het palmitaat als onoplosbaar cal- cium- en magnesiumzout zijn afgescheiden. Hierbij wordt het alkali, uit het palmitaat afkomstig, als sulfaat, nitraat of chloride tot neutraal reageerende zouten gebonden, terwijl eerst een geringe overmaat alkalipalmitaat roodkleuring veroorzaakt.

Oorspronkelijk gebruikte Blacher voor deze zeepoplossing stearinezmir, welk zuur hij evenwel later verving door zuive r palmitinezuur. Zonder twijfel hield deze vervanging verband met de onaan- gename eigenschap van het kaliumstearaat om bij lagere temperaturen alkalistearaat uit de oplossing af te scheiden. Deze afscheiding vertoont zieh bij- zonder sterk bij temperaturen bij en beneden het vriespunt. Het ligt evenwel voor de hand aan te nemen, dat overigens het stearinezuur ten minste even geschikt, zoo niet nog geschikter mag worden geacht voor het bewuste doel, daar zoowel de Mg- als ook de Ca-zouten van het hoogere zuur minder oplosbaar zijn. Het kwam er nu in de eerste plaats op aan een geschikt oplosmiddel te vinden, dat aan de volgende eischen vpldeed:

*) Exemplaren van het geheele verslag der Conferentie in brochureformaat, zijn à / 1.— verkrijgbaar bij den Secretaris van de Commissie voor de Conferentie over Voedingsmiddel- scheikunde, Leonardostraat 10, Amsterdam Z.

1) C. Blacher, Chem. Ztg. 37, 56 (1913).

1. Het moest een voldoende oplossingsvermogen bezitten om het kaliumstearaat in oplossing te houden.

2. Bij läge temperatuur, bijv. bij 0° C en nog lager, mocht er geen of slechts zeer weinig afschei- ding uit de oplossing plaats vinden en deze afschei- ding moest bij 15° C weer geheel verdwijnen.

3. In het oplosmiddel mocht geen hydrolyse van het alkalistearaat optreden.

4. De stearaatoplossing moest met water meng- baar zijn.

Oorspronkelijk gebruikte Blacher een aethyl- alcoholische oplossing van kaliumstearaat. Hieruit zet zieh, vooral bij lagere temperaturen, gemakke- lijk stearaat af. Om deze reden verving hij later het stearinezuur door zuiver palmitinezuur, zonder even- wel het probleem afdoende op te lossen en voegde daarom nog een vrij aanzienlijke hoeveelheid glyce- rine toe. Ook van propylalcohol is voor het bewuste doel met meer of minder goed resultaat gebruik ge- maakt.

De leden der C4-alcoholreeks, dit zijn de butyl- alcoholen, zijn in water slechts voor veel geringere bedragen (± 10—12%) oplosbaar en lijken daar- om, oppervlakkig beschouwd, voor het bewuste doel minder geschikt. Toen echter met drie dezer alco- holen, welke mij ter beschikking stonden, proeven werden genomen, bleek weldra, dat niettegenstaande de veel geringere oplosbaarheid dezer butanolen in zuiver water, ze toch groote voordeelen boden voor het beoogde doel. Wat toch is het geval! Door het palmitaat (stearaat) werd de oplosbaarheid dezer butylalcoholen ten opzichte van water niet alleen aanmerkelijk verhoogd, maar zelfs door een betrek- kelijk geringe butylalcoholconcentratie werd boven- dien de hydrolytische werking van het water op het stearaat en palmitaat aanzienlijk teruggedrongen, zoodat een oplossing, die aan „vetzuur” 1/10 n was en 75 volume proeenten water bevatte ten opzichte van phenolphtale'ine neutraal reageerde. Eén of twee druppels (0.05 cm3) daarvan kleurden 50 cm3

zuiver koolzuurvrij gedestilleerd water, waaraan phenolphtaleïne was toegevoegd, duidelijk rood.

De boven vermelde stearaatoplossing werd als volgt bereid:

28.4 gram (1/10 mol.) technisch stearinezuur2) (een mengsei vanpalmitine- en stearinezuur) wor- den in een kolf van 1500 cm3 op het waterbad ge- smolten en onder verwarmen opgelost in 200 cm3

primairen isobutylalcohol (isopropylcarbinol: ch3

'bc—C—OH) • / ch3 h h2

Hieraan worden toegevoegd 100 mg phenolphtale'ine en vervolgens 100 cm3 normale carbonaatvrije KOH- oplossing in water. Na deze toevoeging vindt er nog geen roodkleuring plaats, want er is nog een

2) Dit stearinezuur bleek nog ca. 4 % oliezuur te bevatten, berekend uit het broomadditiegetal volgens Winkler. (Zie: N. S c h o o r 1, Commentaar op de Ned. Pharmacopée 5e Ed. deel III, blz. 305/307). De zeepoplossing, hieruit bereid, stemde echter met een zuivere palmitaatoplossing volgens Blacher, ten opzichte van calcium- en magnesiumzoutoplossingen prac- tisch volkomen overeen. Desgewenscht kan het technische zuur door nog eens kristalliseeren uit alcohol gezuiverd worden, waarbij voornamelijk oliezuur wordt verwijderd.

430 CHEMISCH WEEKBLAD 38 (1941)

verdere toevoeging van ± 4—6 cm3 normale KOH- opl. noodig om zwakke roodkleuring der vloeistof teweeg te brengen. Dit meerverbruik is natuurlijk toe te schrijven aan bet palmitinezuur, dat naast het stearinezuur aanwezig was. In plaats van carbonaat- vrije KOH-oplossing in water kan men ook gebruik maken van bijv. 50 cm3 dubbel normale alcoholische kaliloog. De vloeistof is thans geheel homogeen of- schoon er zieh op 200 cm3 butylalcohol 100 cm3

water bevinden. Men voegt nu nog 50 cm3 aethanol toe en verdunt met water tot 1000 cm3. De oplossing is dus een weinig sterker dan 1/10 normaal. Doel- matig laat men de aldus verkregen oplossing eeni- gen tijd, bijv. 2 weken, bij kamertemperatuur (tus- sehen 5 en 20° C) staan, waärbij zieh meestal een geringe hoeveelheid van een wit neerslag afscheidt en filtreert dit, alvorens de oplossing in te stellen, door een papierfilter af. De instelling der gefil- treerde zeepoplossing kan op verschillende wijze plaats vinden bijv. op kalk water of op een 1/20 moléculaire oplossing van gedroogd bariumnitraat of op 1/20 moléculaire magnesium sulfaat (MgS04

7 aq) oplossing. In plaats van isopropylcarbinol kan ook de

normale primaire of de normale secundaire butanol worden gebruikt.

Instellen der stearaatoplossing. Op kalkwater. Ca. 40 à 50 cm3 verzadigd kalk-

water worden verdund met 40 cm3 gedestilleerd water en met 0.2 n zoutzuur of salpeterzuur met methyl- oranje als indicator op geelbruin getitreerd en het aantal cm3 zuur afgelezen. Vervolgens wordt de in- dicatorkleur weggenomen met een druppel broom- water en de vloeistof gekookt teneinde de overmaat broom te verwijderen. Na afkoeling wordt 0.5 cm3

eener 1 %-ige phenolphtaleüne-oplossing toege- voegd, met 1/10 n NaOH-loog op zwak rood ge- titreerd en met 1/10 n zoutzuur de roode kleur juist weer weggenomen. Het totale volume bedraagt thans ca 100 cm3. Hierop laat men de stearaatoplossing onder krachtig omzwenken toevloeien en tegen het einde der titratie sluit men de kolf (ca 250 cm3 in- ho'ud) met een gummistop en schudt krachtig door- een. Zoodra een blijvende zwakke rosakleuring is ingetreden leest men het aantal cm3 stearaatoplos- sing af en wordt berekend hoeveel water nog moet worden toegevoegd om de oplossing op een sterkte van 1/10 n te brengen. Het aantal cm3 1/10 n zuur benoodigd voor de titratie van het kalkwater moet gelijk zijn aan het aantal cm3 1/10 n stearaatoplos- sing, dat noodig is om rosakleuring te veroorzaken.

In plaats van op kalkwater kan het instellen der stearaatoplossing ook geschieden op barium-nitraat (door verwarming op 125° C van sporen vocht te bevrijden) of op magnesium sulfaat (MgS04, 7 aq.).

Ba(NO.-i)2 Mol. Gew. 20 = 13.070 g/liter.

MgSO-t, 7 aq Mol. Gew. 20 = 12.325 g/liter.

Van deze oplossingen neme men 20 cm3 en ver- dünne deze met 80 cm3 uitgekookt gedestilleerd water en titreere als onder kalkwater aangegèven met de 1/10 n stearaatoplossing.

Voor de bepaling der totale hardheid van water ga men als volgt te werk:

Een hoeveelheid water, waarvan de totale hard-

heid niet meer bedraagt dan overeenstemt met ten hoogste 20 cm3 stearaatoplossing, wordt op de als bij kalkwater aangegeven wijze met zoutzuur en methyloranje als indicator getitreerd, na uitkoken van het broom en het koolzuur geneutraliseerd en na afkoeling op 100 cm3 gebracht, waarna de titratie met de stearaatoplossing plaats vindt.

1 cm3 stearaatoplossing 1/10 n = 2.8 mg CaO. 1 ° hardheid — 1 mg CaO per 100 cm3 water.

In plaats van de overmaat broom door uitkoken te verwijderen kan men doelmatiger en veel een- voudiger als volgt te werk gaan:

Men voegt aan het nog vrij broom bevattende water 4 à 5 druppels eener normale kaliumjodid- oplossing toe, waardoor een met het broom aequi- valente hoeveelheid jodium wordt afgescheiden en neemt dit weg met 1/10 n thiosulfaat, waarna het koolzuur verwijderd wordt door een krachtigen luchtstroom door de vloeistof te leiden. Hierna wordt geneutraliseerd en met de stearaatoplossing ge- titreerd. Bij het instellen met behulp van kalkwater behoeft natuurlijk geen koolzuur te worden verwij- derd en komt het doorblazen van lucht derhalve te vervallen. De verwijdering van het vrije broom, met behulp van kalium jodide en thiosulfaat is zeker even nauwkeurig en minder tijdroovend dan het uitkoken en afkoelen der vloeistof.

Men is dus bij de bereiding der 1/10 n zeepoplossing niet aangewezen op het kostbare zuivere palmitine~ zuur en bovendien is de titervloeistof, ook bij läge temperaturen, bestendig, terwijl de resultaten zeker niet ten achter staan bij die, welke verkregen wor- den met zuivere palmitaatoplossingen volgens Blacher.

Zusammenfassung. Es wird eine Methode zur Herstellung einer Kaliumstearatlösung angegeben, welche vorzüglich zur Härtebestimmung des Was- sers nach Blacher1) geeignet ist. Die Lösungen werden hergestellt aus technischer Stearinsäure, welche beträchtliche Mengen Palmitinsäure enthal- ten darf, oder aus einer technischen Palmitinsäure, welche viel Stearinsäure enthält.

Das Lösungsmittel setzt sich zusammen aus einer Butanol-Wassermischung mit beispielsweise 200 cm3 Butanol, 50 cm3 Aethanol und 750 cm3

Wasser, in welcher Mischung das Kaliumstearat nicht einer Hydrolyse unterliegt, während die Lösung bei niedrigen Temperaturen kein Stearat ausscheidet.

Arnhem, 1 Juli 1941.

BOEKAANKONDIGINGEN. 621.43.03(022)

Charles H. Fisher, Carburation and Carburettors. Chapman and Hall Ltd., 11 Henrietta Street, WC 2, London, 1939, 316 pp., 132 afb., 14 X 22 cm, geb. 18 s.

De inhoud van dit boek beslaat een uitgebreider gebied dan de titel doet verwachten; behalve de hoofdstukken over de constructie en de werking van den carburator in het algemeen en verschillende fabricaten daarvan in het bijzonder, bevat het verhandelingen over de eigenschappen van motorbrandstoffen en over constructiedetails van den motor voor zoover die verband houden met de carburatie, ' zooals bijv. plaatsing en ontstekingsvolgorde van de cylin-

38 (1941) CHEMISCH WEEKBLAD. 431

ders. Dit is trouwens in volkomen overeenstemming met hetgeen schrijver in het voorwoord zegt: „Carburation commences at the fuel entry of the carburettor and does not terminate until the charge is expelled from the exhaust valve”.

Alleen carburators voor vluchtige brandstoffen worden behandeld; vergassers voor ruwe olie blijven buiten be- schouwing.

De schrijver rieht zieh voornamelijk tot de practische beoefenaren van het motorvak en wel in de eerste plaats tot de constructeurs, maar ook voor vele monteurs zou de kennis van verschillende hoofdstukken een aanmerkelijke verrijking van hun bekwaamheid beteekenen. De bestudee- ring eischt geen groote wiskundige kennis; voor zoover noodig is, wordt de lezer van de grondslagen van andere wetenschappen zooals de aero- en hydrodynamica en de chemie in afzonderlijke hoofdstukken op de hoogte ge- bracht; het theoretische gedeelte wordt dus op eenvoudige, maar niettemin op wetenschappelijk correcte wijze behan- deld.

De afbeeldingen zijn voor het meerendeel diagrammen, vaak van zeer groote practische beteekenis.

Verwijzingen naar de literatuur körnen niet in grooten getale voor, maar voldoende om aan te toonen dat ook de nieuwste bronnen geraadpleegd zijn. J H D Heine

* * 577.16 E(042)

Vitamin E, a symposium, edited by A. L. Bacharach and J. C. Drummond. W. Heffer and Sons Ltd. Cambridge, 1939, 14 X 21 cm, 88 pp., 5 s.

In April 1939 werd te Londen een symposium gehou- den over vitamine E, waarvan de uitvoerige verslagen thans in druk zijn versehenen. Het symposium viel in drie deelen uiteen: een chemisch, een physiologisch en een veterinair en klinisch depl. Uiteraard geven de sprekers in hoofdzaak eigen meeningen ten beste; daar echter van de kopstukken practisch niemand ontbrak (met uitzondering van de Duitschers, van wie vooral Bomskov noode gemist werd) is een voortreffelijk overzicht van den toenmaligen stand van het vitamine E onderzoek verkregen. Voor niet ingewijden geeft het boekje een fraai beeid van de snelle vorderingen op chemisch en de groote onzekerheid op biologisch gebied, voor de meer direct ge'interesseerden be- vat het o.m. een behoorlijk uitgebreide literatuurlijst.

G. A. Overbeek.

PERSONALIA, ENZ.

Aan de Rijksuniversiteit te Leiden zijn geslaagd voor het doctoraalexamen wis- en natuurkunde, hoofdvak pharmacie, de dames J. W. van den Broek en H. A. E. Schipper.

* . * * Aan de Technische Hoogeschool te Delft zijn geslaagd voor

het examen voor scheikundig ingénieur de heeren J. W. Dijk, W. E. van Rijswijk de Jong (met. lof) en E. A. Vos.

* + *

Aan de Technische Hoogeschool te Delft is bevorderd tot doctor in de technische wetenschap, op proefschrift „Onderzoe- kingen over microben-analysen”, de heer F. A. M. J. Smits van Waesberghe, scheikundig ingénieur, geboren te Breda.

* * *

Bureau voor Handelsinlichtingen te Amsterdam, Onder voor- zitterschap van Jhr. G. C. Quarles van Ufford had op 22 Juni j.l. de algemeene ledenvergadering van dit Bureau plaats. In deze vergadering werd het jaarverslag over 1940 (37ste jaarverslag) uitgebracht. Hieruit bleek, dat ondanks de zeer bijzondere om- standigheden, waaronder het Bureau zijn arbeid moest verrichten, op bevredigende resultaten gewezen mag worden. Door be- lemmerende bepalingen, die het handelsverkeer met het buiten- land bemoeilijkten, werd het meer dan ooit de taak van het Bureau om de Nederlandsche industrie en den Nederlandschen handel in nauwer onderling contact te brengen. Dit werd o.a. bereikt door het verstrekken van adressen van Nederlandsche

bedrijfs- en handelsfirma’s. Vele buitenlandsche firma’s gaven echter toch reeds blijk van activiteit door reeds nu een vertegen- woordiger aan te stellen, het terrein te doen onderzoeken om later te kunnen overgaan tot het afsluiten van zaken.

Evenals in vorige jaren werd in het verslag de aandacht gevestigd op het groote nut van de monsterzaal van Neder- landsche artikelen.

In het Bestuur hebben zitting genomen Prof. G. A. Ph. Weyer, Dir. Ned. Ind. Escompta Mij., Amsterdam en D. C. van Eibergen Santhagens Jr., Dir. N.V. Mij. t. Expl. der suikerondernemingen „Karang Soewoeng”, „Adiwerna” en „Djatie Barang”. De wnd. directeur, J. G. Bastenhof Gzn., werd in Juli 1940 tot directeur benoemd.

* , * * Dr. M. G. J. Beets, assistent aan het laboratorium voor orga-

nische chemie te Amsterdam, is benoemd tot scheikundige bij de N.V. Polak en Schwarz’ Essence fabrieken te Hilversum.

* * *

Drs. K. W. Gratama (Amsterdam) is benoemd tot scheikun- dige bij de Nederlandsche fabriek van pharmaceutisch-chemische producten te Apeldoorn.

Mejuffrouw Ir. A. W. C. Overbeek (Rotterdam), assistente bij de analytische scheikunde b. d. T.H., is thans werkzaam bij de Organisatie T.N.O. (den Haag).

Centrale Taalcommissie voor de Techniek (C. T. T.).

Eenigen tijd geleden werd de Centrale Taalcommissie voor de Techniek ingesteld. Deze heeft tot doel het bevorderen van het gebruik van goede Nederlandsche woorden voor technische onderwerpen. Het is iederen lezer van technische literatuur duidelijk, dat de ontwikkeling der techniek er toe leidt, dat vaak nieuwe begrippen worden aangeduid met termen, ontleend aan vreemde talen of daaruit overgenomen. Hiertegen bestaat geen bezwaar, wanneer dergelijke aanduidingen internationaal burger- recht hebben verkregen. Integendeel, aldus wordt de zoo nood- zakelijke internationale uitwisseling van kennis en ervaring ver- gemakkelijkt.

Ter verrijking van de eigen taal is het echter wenschelijk, over nationale gelijkwaardige termen voor dergelijke internationale begrippen te beschikken (voorbeeld: „draadstang” in plaats van „Spindel” (van een afsluiter), „keerklep" in plaats van „retourklep"). Overdreven purisme, dat tot taalverarming leidt, moet bij het vervangen van vreemde woorden evenwel worden vermeden. Zoo heeft het geen zin om woorden als ingénieur, telefoon, electriciteit en locomotief door andere te vervangen.

Ter voorkoming van verarming van de eigen taal is het voorts noodzakelijk barbarismen te vermijden: a. het slordig gebruik van soms half begrepen, vreemde termen,

vooral wanneer goede woorden in de eigen taal beschikbaar zijn (voorbeeld: „treaten" van benzine in plaats van „be- handelen”);

b. het ter vervanging van vreemde termen bezigen van een ongeveer gelijkluidend „eigen” woord, dat reeds een andere beteekenis heeft (voorbeeld: „postnummer" voor „stuk- nummer’ ’ ( teekeningen ) ).

Het streven naar hetgeen hier als wenschelijk en als nood- zakelijk werd aangeduid, moet iederen Nederlander ter harte gaan. In het bijzonder ook voor den ingénieur valt hier een taak te vervullen, waardoor niet alleen een algemeen geestelijk belang, doch ook een stoffelijk belang op het gebied der techniek wordt gediend.

In de C.T.T. zijn vertegenwoordigd: a. het Departement van Opvoeding, Wetenschap en Cultuur-

bescherming; b. het genootschap „Onze Taal”; c. de Hoofdcommissie voor de Normalisatie in Nederland; d. het Koninklijk Instituut van Ingenieurs; e. de Nederlandsche Akademie van Wetenschappen; f. de Nederlandsche Chemische Vereeniging; g. de Octrooiraad; h. de Senaat der Technische Hoogeschool.

Het Secretariaat wordt uitgeoefend door het Centraal Nor- malisatie Bureau.

De C.T.T. heeft — na overleg met de besturen der ver- eenigingen — voor de verschillende onderdeelen der techniek de navolgende groepscommissies ingesteld;

432 CHEMISCH WEEKBLAD. 38 (1941)

I. Bouw- en Waterbouwkunde II. Chemie.

III. Electrotechniek en Technische Natuurkunde IV. Gezondheidstechniek V. Materialen

VI. Mijnbouwkunde VII. Pefroleumtechniek

VIII. Technische Economie IX. Verkeer en Verkeerstechniek X. Werktuig- en Scheepsbouwkunde. De groepscommissie Chemie bestaat uit de volgende leden:

Dr. W. P. Jorissen (voorzitter) Dr. Ir. A. W. J. Mayer (secretaris) Dr. G. J. van Meurs Ir. A. Slingervoet Ramondt Prof. Dr. J. Smit Dr. A. J. C. de Waal Prof. Dr. Ir. H. I. Waterman.

De C.T.T. ziet haar hoofdtaak in het vervangen van inge- slopen onjuiste woorden door goede Nederlandsche. Zij wil in dit werk gaarne de medewerking van de lezers van dit tijdschrift betrekken en zou het op prijs stellen, indien deze de woorden, die wat het Nederlandsch betreft aanstoot geven en die zij bij het lezen van technische geschriften in den wijdsten zin tegen- komen, zou willen doorgeven aan den secretaris, Dr. Ir. A. W. ]. Mayer, Willem Witsenplein 6, 's-Gravenhage, zooveel mogelijk onder vermelding waar men het woord aangetroffen heeft. Het is reeds voldoende, dat men het aanstoot gevende woord opgeeft; het tegelijk voorstellen van een beter vervangingswoord is niet noodig.

TER BESPREKING ONTVANGEN BOEKEN. (aanvragen te richten tot de redactie).

G. Russell Harrison, Atomen aan het werk. De wereld der toe- gepaste natuurkunde. H. P. Leopolds Uitg.-Mij. N.V., 's-Gra- venhage, 1941, 16 X 24 cm, 323 pp., f 5.15, geb. / 6.20.

W. Hückel, Lehrbuch der Chemie, Teil II: Organische Chemie, 2. Auflage. Akademische Verlagsgesellschaft Becker & Erler Kom.-Ges., Leipzig C 1, 1941, 16X 24 cm, XVI + 621 pp., 38 Abb., 11 Tafeln, RM. 16.—, geb. RM. 18.— (Ausland -25%).

Jonkvr. M. van Riemsdijk, A.B.C. van het bacteriologisch sero- logisch laboratorium. Bacteriologische-serologische methoden en recepten, samengesteld ten behoeve van een bacteriologisch practicum. Met een voorwoord van Prof. Dr. R. H. Saltet, 4de druk. N.V. Swets & Zeitlinger, Amsterdam, 1941, 15 X 23 cm, 363 pp„ f 8.10, geb. f 9.40.

CORRES PONDENTIE. Tijdens de vergadering te Wageningen heeft een van de

dames der leden een paar handschoenen in een verkeerde regen- jas, hangende aan een kapstok in Hotel de Wereld, gestopt. Den vinder wordt verzocht deze handschoenen aan het Secretariaat te doen toekomen.

VRAAG EN AANBOD. Plaatsing geschiedt alleen voor leden der

Nederl. Chem. Vereeniging. Correspondentie wordt over deze rubriek niet gevoerd: de Redactie

zendt alleen brieven door, waarvoor men porto insluite.

Ter overneming gevraagd: W. L. Badger and W. L. McCabe, Elements of chem. engineering. . Ch. D. Hodgman, Handbook of chem. and physics. Handbook of chem. and phys. (na 1930). Chemiker Kalender (na 1930). Grimsehl, Lehrbuch d. Physik. L. Pauling, The nature of the chemical bond. W. E. Groume—Grjimailo, The flow of gases in furnaces, of

wel de Fransche uitg. van dit boek. Ter overneming aangeboden:

A. Eucken, Grundrisz d. physikalischen Chemie, 4. Aufl., Leip- zig, 1934.

Idzerda, Kleurenfotografie in de praktijk. Gattermann, Die Praxis des org. Chemikers, 23e dr., 1933. Eve Curie (vert. Corsari), Mad. Curie, haar leven en werk, 2e

dr., 1937.

Orsatttoestel met 3 absorptievaten (COz, O2, CO) in houten kast, afm. ca. 46 X 65 cm.

Autoclaaf met electr. roerinrichting, zeer geschikt voor electro- lyse onder druk, ± 10 1 inh.

1 manometer compleet. Dc opgaaf van het aangebodene en gevraagde wordt tweemaal

geplaatst. Wenscht men daarna nog plaatsing, dan is daarvoor een nieuwe opgaaf noodig. Men wordt dringend verzocht, dadelijk kennis te geven, indien plaatsing nièt meer noodig is.

Economische Berichten !). Nederland. Omzetbelasting. H a n d e 1 a r e n. Tot 1 Juli j.l. konden

handelaren mits in het bezit van een vergunning overeenkomstig art. 14, tweede lid van het Besluit op de Omzetbelasting 1940 goederen vrij van omzetbelasting inslaan; ten aanzien van de leveringen van deze goederen aan hun afnemers werden bedoelde handelaren dus aangemerkt als „fabrikant” in den zin van voor- meld Besluit. Bij Resolutie dd. 15 Juli 1941, No. 115, van den Secretaris-Generaal van het Departement van Financiën is thans, in verband met het vervallen van bovenbedoelde vergunningen, uitdrukkelijk bepaald, dat bedoelde handelaren bij leveringen na 30 Juni 1941 optreden als ,,handelaar", zoodat zij belasting moe- ten voldoen naar een percentage van V2 bij levering aan onder- nemers en van 2 bij levering aan anderen.

Minerale smeeroliën en vetten. Onder de aandacht van ver- bruikers en leveranciers wordt gebracht, dat vöör 11 Augustus 1941 een aanvraagformulier voor de distributie van minerale smeeroliën en vetten kan worden ingediend.

De formulieren zijn verkrijgbaar bij het Rijksbureau voor Aard- olieproducten, Sectie I, Zeestraat 100—104, ’s-Gravenhage en moeten bij genoemd Bureau worden ingeleverd.

De aanvraag om toezending van deze formulieren dient te ge- schieden per briefkaart, waarop vermeld door verbruikers: „Ver- zoeke toezending verbruikersformulier minerale smeeroliën en vetten" en door leveranciers: „Verzoeke toezending leveranciers- formulier minerale smeeroliën en vetten”. Naam en adres moeten in blokletters worden aangegeven.

Het verleenen van vergunningen voor verkoop en aflevering van vaselines en paraffine-oliën aan verbruikers en daarmede gelijkgestelden ten behoeve van deze doeleinden geschiedt door het Rijksbureau voor Genees- en Verbandmiddelen, Vondelstraat 11 E, Amsterdam.

De bestaande regelingen voor binnenscheepvaart, groote scheepvaart of kustvaart en visscherij blijven ongewijzigd van kracht.

Goederenvervoer naar Noorwegen en Zweden. Het vervoer van wagenladingen naar Noorwegen en Zweden via Süderlugum, Tönder, Kopenhagen, Malmö en Helsingör, Hälsingborg via Flensburg, Padborg, Kopenhagen, Malmö of Helsingör, Hälsing- borg is gestremd, uitgezonderd ,,Wehrmachts”goederen.

Onderweg zijnde Wagens moeten worden opgehouden en ter beschikking van den afzender worden gesteld.

Deze stremming geldt 00k voor wagenladingen bestemd voor Zweden en Noorwegen, welke voor reëxpeditie op een Duitsch of Deensch station zouden worden aangeboden.

F r a n k r ij k. Uitvoerverboden. Bij decreet van 28 Mei j.l. is de uitvoer uit

Frankrijk van acetylsalicylzuur (post 0296 van het tarief van invoerrechten ), van onder post 316 vallende medicamenten en van goederen van zink bedoeld in post 578 a en b afhankelijk gesteld van een vergunning.

Roemenië. Omzetbelasting. Gelijk bekend, wordt bij den invoer van

sommige goederen behalve de op deze goederen verschuldigde omzetbelasting, een voor ieder artikel vastgesteld percentage van de waarde geheven, welke heffing in de plaats treedt van de heffing der omzetbelasting op de grondstoffen en halffabrikaten van de gelijksoortige goederen, die in Roemenië zelf worden vervaardigd. Nadat in het begin van November 1940 bedoelde percentages reeds waren verhoogd is met ingang van 1 April 1941 andermaal een verhooging toegepast. Voor lederwaren is het percentage verhoogd van 2J^ tot 3 %; een verhooging van 2 tot 3 % is vastgesteld voor wollen weefsels, katoenen weefsels, papier en carton.

*) Al deze berichten zijn ontleend aan gegevens verstrekt door de „Economische Voorlichting” van het Dep. v. Handel, Nij- verheid en Scheepvaart.