(NON)PLACE: Van functionele naar betekenisvolle omgeving | CMD Thesis | Zuyd University | 2008-2009

83
Chris Muller & Vincent Olislagers Afstudeerscriptie Communicatie- en Multimedia Design ‘09 Hogeschool Zuyd | Maastricht

description

Graduation thesis about using multimedia to transform nonplaces into places for Communication & Multimedia Design at Zuyd University Maastricht.

Transcript of (NON)PLACE: Van functionele naar betekenisvolle omgeving | CMD Thesis | Zuyd University | 2008-2009

Chris Muller & Vincent Olislagers Afstudeerscriptie Communicatie- en Multimedia Design ‘09 Hogeschool Zuyd | Maastricht

Voorwoord

VoorwoordGraag willen we iedereen bedanken die ons heeft geholpen bij het tot stand brengen van deze scriptie. Op de eerste plaats bedanken we onze beoordelend docenten Roger Weldam en Rob Delsing voor hun coaching en concrete feedback. We bedanken ook Olmo Claessens voor de hulp die hij ons heeft geboden bij het verkennen van de theorie van ons onderzoekskader. Ook zijn we onze ouders, familie en vrienden erg dankbaar voor hun steun en motivatie en voor de afleiding die ze ons hebben geboden op de momenten dat we dit nodig hadden.

“New media, virtual heritage, cultural heritage, and ‘place’ are all hotly contested concepts, of interest to many different fields. They have in common a slippery definitional outline, a part to play in fiery interdisciplinary debates, and pose many difficulties for those people attempting to create a prescriptive as well as descriptive theory that explains and employs them effectively.” (Descriptive theory does not build place, Erik Malcolm Champion)

Nieuwe media, cultureel erfgoed, ‘places’ en ‘non-places’; deze begrippen veranderen voortdurend van betekenis en staan open voor interpretatie. In deze scriptie onderzoeken we de verbanden tussen deze begrippen en de invloed die ze hebben op de maatschappij.

Bij het maken van deze scriptie hebben we tal van bronnen gebruikt. Daarom stellen we dit werk beschikbaar aan degenen die hier op wensen voort te bouwen. De Creative Commons Naamsvermelding-Niet-commercieel-Gelijk delen 3.0 Nederland Licentie van toepassing op dit werk. (http://creativecommons.org/licenses/by-nc-sa/3.0/nl/)

Introductie

“Te dromen, te ontdekken, met veel dingen tegelijk bezig te zijn en zo nu en dan te creëren.”

Bij Chris loopt muziek als een rode draad door zijn leven. Hij houdt zich bezig met het verkennen van de menselijke kant van technologie. Hem spreekt vooral de emotie en sfeer in beeld en geluid aan, dit vertaalt hij dan ook in zijn eigen creaties.

“Know thyself and thou shall know all the myster-ies of the gods and of the universe.” — Socrates (469 BC - 399 BC)

Vincent interesseert zich vooral voor de veranderingen in de wereld en de nieuwe betekenissen die hieruit voortkomen. Eigenzinnig als hij is, is hij voortdurend op zoek naar de diepere betekenis van verhalen (o.a. in boeken, films en muziek). In zijn werk probeert hij deze verhalen te herinterpreteren tot voorwerpen van nieuwe betekenis.

Introductie

Over de auteurs:Contactgegevens: Project website:

Chris Mullermail: [email protected]

Vincent Olislagers mail: [email protected] website: http://www.vincentolislagers.nl

http://www.nachtbeest.nl

Inhoudsopgave

InhoudsopgaveI. 6II. 10III. 11IV. 14V. 20VI. 24VII. 28VIII. 30

Inleiding Globalisatie Supermodernisme Non-place Place (non)place (non)place in het tijdperk van nieuwe media Probleemstelling

Inhoudsopgave

IX. 34X. 38XI. 45XII. 70XIII. 76 78 80

Tactics Nieuwe media en tactics Conceptanalyse Nieuwe media en sense of place Conclusie BegrippenlijstBibliografie

I. InleidingSupermoderne vliegvelden zijn plaatsen die door de Franse antropoloog Marc Augé ‘non-places’ [1] worden genoemd. Het zijn plaatsen waarvan alleen de functie belangrijk is; reizigers passeren er doorheen en hebben er beperkt agency [2]; het gevoel om te kunnen handelen. Deze plaatsen hebben dan ook een gebrek aan historie; mensen hebben immers noch de tijd, noch de mogelijkheid om aan de gebeurtenissen in deze plaatsen betekenis te geven. Dit maakt het voor reizigers moeilijk om zich verbonden te voelen met deze vliegvelden; ze hebben er geen ‘sense of place’ [3].

Reizigers proberen binnen non-places een gevoel van verbondenheid te creëren met behulp van mobiele telefoons en draagbare mediaspelers. Ze voeren telefoongesprekken of luisteren naar muziek waarmee ze een verbondenheid voelen, maar waarmee ze zich echter afsluiten van hun omgeving. Door met nieuwe media [4] een betekenisvol verhaal te vertellen, proberen kunstenaars en ontwerpers de omgeving voor de reizigers een méér dan functionele betekenis te geven. In deze scriptie geven de concepten van kunstenaars en ontwerpers inzicht in de rol die nieuwe media spelen in het creëren van een sense of place binnen een supermodern vliegveld.

1. 'Non-Places, an introduction to supermodernity', Marc Augé, 2007.2. 'The Practice of Everyday Life', Michel de Certeau, 2002.3. 'Place: a short introduction', Tim Cresswell, 2004.4. 'The Language of New Media', Lev Manovich. 2002.

P.6 | I. Inleiding

II. Globalisatie

IV. Non-placeIII. Supermodernisme

II. GlobalisatieGlobalisatie [1] is het verschijnsel van wereldwijde economische integratie als gevolg van ontwikkelingen op het gebied van transport en informatie- en communicatietechnologie. Het kenmerkt zich door het ontstaan van een wereldwijde consumptiemaatschappij. Als gevolg van globalisatie is de wereld toegankelijker geworden. Geografische afstand speelt een steeds minder grote rol in het maken van een reis. De grotere toegankelijkheid van transportfaciliteiten heeft het mogelijk gemaakt om steeds vaker en steeds verder te reizen. Het aantal reizigers is hierdoor aanzienlijk gestegen. [2] De opkomst van globalisatie heeft verder geleid tot een 24-uurs economie waarbij de bedrijvigheid ook in de nacht doorgaat.

P.10 | II. Globalisatie

1. The World Is Flat: A Brief History of the Twenty-First Century, Thomas Friedman, 20072. Tussen 1970 en 2005 is het aantal binnenlandse en buitenlandse vliegreizigers voor Amerika meer dan verviervoudigd. (World Development Indicator Database)

III. Supermodernisme | P.11

III. SupermodernismeDe moderne architectuur ondersteunt en weerspiegelt deze 24-uurs economie in functionaliteit en faciliteiten en heeft zich aangepast aan de universele reiziger. Gebouwen in deze stijl vallen onder de architectuurstroming ‘supermodernisme’. De architectuurpublicist Hans Ibelings heeft deze term overgenomen van de Franse antropoloog Marc Augé.

Augé gebruikt de term supermodernisme om de wereldwijde overvloed aan informatie en ruimte te beschrijven. Het versnelt ontstaan van geschiedenis en de overvloed aan informatie die hierdoor ontstaat zorgt voor een constante stroom van gebeurtenissen die we een betekenis proberen te geven in ons leven. Hierdoor kunnen we deze informatie steeds minder een plaats geven en ons steeds moeizamer met onze geschiedenis identificeren. Augé beschrijft dit verschijnsel in zijn boek ‘Non-Places, an introduction to supermodernity’:

“What is new is not that the world lacks meaning, or has little meaning, or less than it used to have; it is that we seem to feel an explicit and intense daily need to give it meaning: […] This need to give a meaning to the present, if not the past, is the price we pay for the overabundance of events corresponding to a situation we would call ‘supermodern’ to express it’s initial quality: excess.” (Non-Places, an introduction to supermodernity, Marc Augé. 2007, 24)

Dankzij moderne transportmiddelen is de wereld tegenwoordig zeer toegankelijk geworden. In de moderne architectuur is deze toegankelijkheid een steeds grotere rol gaan spelen. Supermodernisme geeft invulling aan de gebouwen die ontstaan vanuit de globalisatie en de overvloed aan ruimte. Men herkent de buitenkant van deze gebouwen aan:

“..vaak minimalistische rechthoekige vormen. De gebouwen hebben een gladde huid met een transparante (klimaat)gevel of een semi-transparante doorschijnende gevel.” (Hans Ibelings, http://www.architectuur.org/stromingen)

Kenmerkend aan supermoderne gebouwen is dat functionaliteit hun uiterlijk bepaalt. London-Stansted Airport is een voorbeeld van een supermodern vliegveld. Het is gebouwd om een grote capaciteit aan mensen te kunnen verwerken. Overal op de wereld zijn dit soort functionele ruimtes ontstaan waar reizigers doorheen passeren. Deze ruimtes noemt Augé ‘non-places’.

IV. Non-place

IV. Non-placeSupermarkten, vliegvelden, bus-en treinstations zijn voorbeelden van ‘spaces’ die zijn omgevormd tot non-places. Space is een ander woord voor ruimte. Het beschrijft het volume van de plekken waarin we bewegen. Non-places zijn spaces waar commercie voorop staat. Deze commercie uit zich in de vorm van functionaliteit. Hierdoor hebben deze spaces een gebrek aan relatie, historie en identiteit. Deze drie aspecten zijn namelijk maar beperkt commercieel aantrekkelijk. Non-places hebben enkel een functionele relatie met de mensen die er gebruik van maken. In deze relatie is de identiteit van mensen niet veel meer dan een identificatiemiddel. Ook is deze relatie te oppervlakkig en van te korte duur om voor deze mensen betekenis te krijgen. Het gebrek aan deze aspecten wordt door Augé als definitie van non-places gegeven:

“If a place can be defined as relational, historical and is concerned with identity, then a place which can not be defined as relational, or historical, or is not concerned with identity will be a non-place”. (Non-Places, an introduction to supermodernity, Marc Augé. 2007, 77/78)

De autoriteitOm te zorgen dat de non-place zijn functie kan blijven behouden bestaat er een autoriteit die deze beheert. De autoriteit is een verzamelnaam voor de partijen die langdurig controle en zeggenschap over de non-place hebben. De Franse socioloog Michel de Certeau beschrijft in zijn boek ‘The Practice of Everyday Life’ de relatie tussen de gebruiker en de autoriteit als ‘strategies’:

“I call a ‘strategy’ the calculus of force-relationships which becomes possible when a subject of will and power (a proprietor, an enterprise, a city, a scientific institution) can be isolated from an ‘environment’. A strategy assumes a place that can be circumscribed as proper and thus serve as the basis for generating relations with an exterior distinct from it (competitors, adversaries, ‘clienteles’, targets or ‘objects of research’).” (The Practice of Everyday Life, Michel de Certeau, 2002, xix)

De autoriteit gaat met behulp van strategies een relatie aan met externe partijen. De reizigers in het vliegveld behoren tot één van deze partijen. Ze zijn enkel bedoeld om grote groepen mensen zo efficiënt mogelijk te dirigeren. In non-places zien

we strategies terugkomen in de vorm van passage, tekens, teksten en tijd.

Passage, tekens, teksten en tijdPassage; het via een vast traject verplaatsen van de reiziger door de non-place, is een functie van non-places. Non-places zijn gemaakt om doorheen te passeren en niet om gedurende langere perioden in te verblijven. Deze passage heeft een commerciële functie. Vliegvelden verdienen immers geld aan de doorstroom van reizigers. Hierbij maakt het voor de autoriteit niet uit wie de gebruiker is, zolang deze zich maar kan identificeren als iemand die gerechtigd is om gebruik te maken van de aangeboden faciliteiten. Als voorbeeld nemen we het supermoderne vliegveld. Augé beschrijft dat alleen aan de grenzen van deze space de identiteit van het individu bestaat. Binnen het vliegveld vindt er een abstractie van de identiteit plaats.

De identiteit bestaat hier slechts als basis voor de contractuele verplichtingen waar het individu aan moet voldoen:

P.14 | IV. Non-place

IV. Non-place | P.15

“Alone, but one of many, the user of a non-place is in contractual relations with it (or with the powers that govern it). He is reminded, when necessary, that the contract exists. […] the ticket he has bought, the card he will have to show at the tollbooth.” (Non-Places, an introduction to supermodernity, Marc Augé, 2007, 82)

Augé stelt zelfs dat men niet gerechtigd is om toe te treden tot de anonimiteit van het vliegveld totdat men door de autoriteit zijn identiteit heeft laten bevestigen. De stempels in het paspoort van de reiziger getuigen van de validiteit van zijn identiteit. Ze vormen als het ware het indirecte bewijs van de voortdurende onschuld; het verschil tussen hem en bijvoorbeeld een voortvluchtige crimineel of een terrorist.

Nadat de reiziger toegetreden is tot het vliegveld speelt zijn individuele identiteit voor de autoriteit geen rol meer:

“‘Anthropological place’ is formed by individual identities, through complicities of language, local references, and the unformulated rules of living know-how: non-place creates the shared identity of passengers, customers or Sunday drivers.” (Non-Places, an introduction to supermodernity, Marc Augé, 2007, 81)

Non-places passen strategies toe om mensen een groepsidentiteit te geven. Groepsidentiteiten maken het gemakkelijk om reizigers gezamenlijk te laten doorstromen. Het verwerken van individuen is immers kostbaar en tijdrovend. Deze groepsidentiteiten ontstaan op basis van de activiteit waar de groep in betrokken is en hebben een tijdelijke aard: als de groep de eindbestemming bereikt komt deze groepsidentiteit te vervallen. De Vlaamse promovendus Olmo Claessens zegt het volgende in zijn proefschrift:

“Non-places zijn dan ook plaatsen waar men door passeert. Men is er niet om te blijven of om mensen te ontmoeten.“ (CMD Master-thesis ‘Noizy Parkings’, Olmo Claessens, 2008)

Door gebruik te maken van tekens en teksten begeleidt de autoriteit reizigers naar hun bestemming. Er is sprake van formele, oppervlakkige communicatie tussen de individuele reizigers en een niet-menselijke autoriteit in de vorm van interactie met beeldschermen en computersystemen:

“The link between individuals and their surroundings in the space of non-place is

established through mediation of words, or even texts.” (Non-Places, an introduction to supermodernity, Marc Augé. 2007, 76)

Er is sprake van formele, oppervlakkige communicatie tussen de individuele reizigers en een niet-menselijke autoriteit door interactie met beeldschermen en computersystemen in de vorm van departures- en arrivalsschermen, douanepoorten en pin-, snack- of parkeerautomaten.

Omdat doorstroom voor het vliegveld voorop staat, is het van belang dat de reiziger zich op tijd op de juiste plaats in het vliegveld bevindt. Zo is het normaal dat er van hem verwacht wordt dat hij zich een uur voor vertrek incheckt. De rol van tijd wordt zichtbaar in de vorm van vertrek- en aankomsttijden.

P.16 | IV. Non-place

Het supermoderne vliegveldVanwege de grote diversiteit aan non-places, van openbare liften en toiletten tot treinstations en vliegvelden, is het voor het kader van ons onderzoek belangrijk om op zoek te gaan naar een non-place die zo goed mogelijk overeenkomt met Augé’s definitie van non-place. De Noorse sociaalantropologen Hylland Eriksen en Runar Døving beschrijven op welke manier een supermodern vliegveld goed overeenkomt met deze definitie. Aan de hand van hun theorie en een vergelijking van supermoderne vliegvelden met andere non-places zoals treinstations hebben we gekozen voor deze context als onderzoekskader.

Eriksen en Døving beschrijven hoe het komt dat supermoderne vliegvelden erg op elkaar lijken:

“If you’ve seen one, you’ve seen’em all. Of course, airports are not identical, but in important ways, they relate to the same set of rules; as arenas, they relate to a single language-game which is unbounded in space. For this reason, rules and conventions learned at one airport may tentatively be transferred

and applied to another one.” (In limbo: Notes on the culture of airports,” (Hylland Eriksen, Runar Døving: 1992).

Moderne vliegvelden staan symbool voor het supermodernisme, ze zijn een belichaming van de functionaliteit die centraal staat in deze architectuurstroming. Ze fungeren als knooppunten tussen werelddelen en de verschillende culturen die hieraan verbonden zijn. Ze lijken dan ook erg op elkaar omdat ze universele strategies bevatten die voor de wereldreiziger te begrijpen zijn.

In vergelijking met bus- en treinstations verwerken supermoderne vliegvelden veel meer internationale reizigers waardoor ze hun faciliteiten hierop aan moeten passen. De strategies op deze vliegvelden zijn daardoor algemener en dus onpersoonlijker.

Daarbij komt dat supermoderne vliegvelden omringd worden door andere non-places. De andere non-places zijn daarbij ondergeschikt aan het vliegveld. Voorbeelden van deze omliggende non-

places zijn stations, parkeergarages en trein- en busstations. Niet alleen buiten, maar ook binnen het vliegveld zijn tal van non-places te classificeren zoals openbare toiletten, winkels, liften en terminals.

Vliegvelden zijn bewust buiten de samenleving geplaatst. Een reden voor deze afzondering is het feit dat ze veel geluidsoverlast veroorzaken en dat ze buiten de stad gemakkelijker en sneller in omvang kunnen toenemen.

“Airports don’t have any cultural or historical references. Unlike railway stations, airports are always located away from the city centre, and therefore already their spatial location signifies that they are severed from the society they represent.” (In limbo: Notes on the culture of airports,” (Hylland Eriksen, Runar Døving: 1992).

Eriksen en Døving stellen dat vliegvelden een gebrek hebben aan historie en cultuur waardoor ze afgezonderd zijn van de samenleving. Door hun afgelegen locaties raken deze vliegvelden nog verder afgezonderd van de samenleving die ze vertegenwoordigen.

IV. Non-place | P.17

Strategies en het supermoderne vliegveldPassage, tekens, teksten en tijd komen duidelijk terug in de context van het supermoderne vliegveld. Passage uit zich ten eerste in de vorm van anonimiteit: een abstractie van de identiteit van de reiziger:

“Airports are not concerned with identity, people are anonymous and uniform. After having had one’s passport stamped and having passed through the metal detector, one is technically speaking nowhere: one is neither in the country of departure nor in the country of destination.” (In limbo: Notes on the culture of airports, Hylland Eriksen, Runar Døving: 1992).

Achter de douanepoorten van een vliegveld bestaat een juridisch en politiek vacuüm. Zodra men deze poorten passeert, bevindt men zich letterlijk in niemandsland: men bevindt zich niet langer in het land van vertrek, maar is ook nog niet in het land van aankomst. Daarnaast komt passage terug in de relatie die reizigers aangaan met de autoriteit. Deze wordt gekenmerkt door zijn vergankelijkheid. Vliegvelden zijn immers ontworpen om doorheen te passeren:

“Airports are not relational by nature. They are designed for people to pass through: It is marked by transience. Unlike say, a large ship or a prison, the airport cannot be seen as a “microcosm”. Its main users, the passengers, pass through.” (In limbo: Notes on the culture of airports, Hylland Eriksen, Runar Døving: 1992).

Deze vergankelijkheid van relaties wordt duidelijk als we kijken naar de manier waarop de autoriteit tekens, teksten en tijd toepast. Op het vliegveld is dit zichtbaar op grote departures- en arrivalsschermen; deze informeren de reiziger waar en hoe laat zijn vlucht vertrekt en aankomt. Omdat de ongestremde doorstroom van reizigers voor de autoriteit van commercieel belang is, wordt van de reiziger verwacht dat hij op tijd bij de juiste Gate aanwezig is. Zo wordt er vaak van hem verwacht dat hij meer dan een uur voor vertrek is ingecheckt. Visuele tekens en teksten begeleiden hem daarbij naar zijn eindbestemming.

De iconografie van het vliegveld zorgt niet alleen dat de reiziger naar behoren door het vliegveld passeert, maar werkt ook als een onderbewuste reminder van de tijdelijke aard van zijn verblijf. De teksten die onderdeel

uitmaken van deze iconografie hebben verschillende vormen. Ze kunnen prescriptief: “If you have just arrived from: Ireland, The Channel Islands or Isle of Man, please follow the blue arrow”, prohibitief: “No smoking” of informatief zijn: “Welcome to the United Kingdom”. Tekens duiden Gates aan met een nummer of een letter om onderscheid te maken tussen de verschillende bestemmingen. Ook zijn er op veel vliegvelden grote schermen aanwezig met daarop een overzicht van alle faciliteiten die in het vliegveld aanwezig zijn.

V. Place

V. Place

P.20 | V. Place

In de context van het vliegveld hebben we non-places beschreven. Een non-place heeft echter ook een tegenpool. De Engelse sociaal-geograaf Tim Cresswell beschrijft deze tegenpool als een 'place' in zijn boek “Place: a short introduction”. In dit boek beschrijft hij een situatie die de eigenschappen van een place goed illustreert:

Als iemand op kamers gaat bevat zijn nieuwe kamer meestal een aantal meubelstukken zoals een tafel, stoelen of een bureau. Deze meubelstukken hebben een geschiedenis. De vorige eigenaar kan bijvoorbeeld een woord hebben gekrast in het blad van het bureau of een tekening hebben gemaakt op de muur. Dit soort inscripties of opschriften zijn de gematerialiseerde restanten van de historie van een space. De space van de studentenkamer had een betekenis voor de vorige eigenaren. De nieuwe bewoner zal in de meeste gevallen de kamer opnieuw inrichten. Door deze nieuwe inrichting geeft hij deze space een nieuwe en persoonlijke betekenis. Dit doet hij bijvoorbeeld door posters op te hangen van personen waar hij naar opkijkt of door de tekening op de muur aan te passen. De space van de studentenkamer wordt zo

geleidelijk omgevormd tot een space die door de nieuwe gebruiker als een place wordt ervaren. (Tim Cresswell, Place: a short introduction, 2004, 2)

Michel de Certeau noemt het gevoel om in een space te kunnen handelen 'agency'. Omdat de nieuwe bewoner in deze space zowel agency heeft als de mogelijkheid om het uiterlijk van de space te veranderen, is hij in staat om zich verbonden te gaan voelen met deze space. Het gevoel van verbondenheid met een space kan verschillen van persoon tot persoon. Mocht de vorige bewoner een keer op bezoek komen in de studentenkamer dan kan hij zich in de vorm van herinneringen namelijk nog steeds verbonden voelen met de geschiedenis van deze locatie. De historie van een locatie, de materialen die zich op deze locatie bevinden en het gevoel van verbondenheid met de historie en materialen van deze locatie, bepalen dus of een space voor iemand een place is.

Location, locale en sense of placeAls we kijken naar het voorbeeld van de studentenkamer kunnen we drie fundamentele kenmerken van places onderscheiden. Cresswell benoemt deze kenmerken als volgt:

‘Location’ is het eerste kenmerk van places. De studentenkamer heeft een vaste coördinaat op de aarde. Omvangrijke places zijn niet alleen terug te vinden op landkaarten maar ook op ansichtkaarten. Ze hebben niet alleen een functionele maar ook een persoonlijke betekenis. Een place hoeft echter niet gebonden te zijn aan vaste coördinaten; voor mensen die een wereldreis maken kan een schip bijvoorbeeld ook een place zijn.

‘Locale’ is het tweede kenmerk van places. Locale is bepalend voor de vorm van een space. Omdat places een concrete vorm hebben, zijn ze gematerialiseerd. De posters op de muur van de studentenkamer zijn een voorbeeld van deze materialen. Ook fictieve places, zoals Hogwarts School uit de Harry Potter boeken, hebben een vaste vorm. De kamers, trappen en geheime ruimtes die door de auteur tot in detail worden beschreven maken het verhaal compleet en zorgen ervoor dat de lezer zich deze space kan voorstellen. Ze stellen de lezer in staat om zich in te leven in deze place.

Dit brengt ons bij het derde kenmerk van place: ‘sense of place’. Met sense of place wordt het gevoel van verbondenheid dat mensen hebben met de location en locale

V. Place | P.21

van een space bedoeld. Films en boeken doen dit vaak door onze fantasie te prikkelen. Ze geven de kijker of de lezer het gevoel hoe het is om ‘daar’ te zijn. De openingsscene van een Western schept vaak een specifieke context door een ruige, onherbergzame omgeving te laten zien. Hierdoor kunnen we ons meteen inleven in het verhaal dat gaat komen.

J.R.R. Tolkien, de schrijver van Lord Of The Rings, doet dit door in zijn boeken de wereld van Lord Of The Rings tot in de kleinste details te beschrijven, waardoor de lezer het gevoel krijgt op te gaan in deze fictieve wereld. Deze verbondenheid met spaces voelen we ook als we denken aan de spaces waar we wonen of gewoond hebben of als we denken aan de dorpen en steden waar we op vakantie gaan of op vakantie zijn geweest.

Place als centrum van de samenlevingPlaces staan centraal in de samenleving. Ze brengen het verleden tot leven. Mensen voelen zich collectief verbonden met de historie van een place. Door deze collectieve verbondenheid wordt de historie van places concreet en soms zelfs tastbaar. Deze historie wordt gematerialiseerd in de vorm van bijvoorbeeld begraafplaatsen of musea. Deze musea en begraafplaatsen bevatten materialen zoals relikwieën of grafzerken die ook verhalen

vertellen over het verleden van een place. Cresswell zegt daarbij dat historie en place onlosmakelijk verbonden zijn:

“Place and memory are, it seems, inevitably intertwined. [...] Place-memory is the ability of place to make the past come to life in the present and thus contribute to the production and reproduction of social memory.” (ibid., 85,87)

In places zijn het de materialen die deze historie bevatten. Places worden dus gemaakt en in stand gehouden door de collectieve historie van een samenleving. Mensen voelen zich niet alleen verbonden met deze geschiedenis, maar deze geschiedenis zorgt ook voor een gevoel van verbondenheid tussen deze mensen ook onderling:

“Places are produced by the people that constitute ‘society’ but at the same time they are key to the production of relations between people. Place, in other words, is right at the centre of humanity.” (ibid., 123)

Deze collectieve historie zien we bijvoorbeeld terug in New York, een stad die voor miljoenen mensen betekenis heeft. Mensen hebben deze stad door de eeuwen gezamenlijk gevormd. New York kent stadsdelen met namen als Brooklyn en Harlem. Deze namen verwijzen naar Breukelen en Haarlem: places

in Nederland. De geschiedenis van deze places maakt deel uit van de geschiedenis van New York; een stad die in de 17e eeuw nog de naam Nieuw Amsterdam had. Later zijn aan deze stad het Statue of Liberty, Times Square, Madison Square Garden en Broadway toegevoegd. Samen vormen deze stadsdelen, monumenten en gebouwen collectief de geschiedenis van New York.

Collectieve historie komt niet alleen terug in de vorm van monumenten en gebouwen, maar ook in films, muziek, poëzie en kunst. Het lied “New York, New York” van Frank Sinatra beschrijft bijvoorbeeld hoe iemand van het platteland naar de stad reist om daar zijn geluk te beproeven. In films worden places vaak gebruikt als het decor waarin het verhaal zich afspeelt. In ‘The Day After Tomorrow’ wordt New York verwoest door een opeenvolging van rampen. In ‘I Am Legend’ is de stad al verwoest en nog slechts een schim van de stad zoals we hem kennen. Er zijn echter nóg talloze films die zich afspelen in New York. Het feit dat zoveel films en muziek deze stad beschrijven geeft aan hoe sterk mensen zich verbonden voelen met deze stad en het lot van de mensen die hierin wonen.

VI. (non)place

VI. (non)place

P.24 | VI. (non)place

Het voornaamste verschil tussen places en non-places is de manier waarop mensen deze spaces beleven. Ook zijn er nog een aantal belangrijke kenmerken van places en non-places die we nog niet hebben besproken. Deze kenmerken worden pas duidelijk zodra de twee begrippen met elkaar worden vergeleken. Laten we beginnen met een belangrijke overeenkomst: het zijn beiden abstracte begrippen welke in de praktijk nooit in een pure vorm bestaan. Augé zegt hier het volgende over:

“Place and non-place are rather like opposed polarities: the first is never completely erased, the second never totally completed: They are like palimpsests on which the scrambled game of identity and relations is ceaselessly rewritten.” (Non-Places, an introduction to supermodernity, Marc Augé. 2007, 81)

Hij bedoelt hiermee dat places en non-places in gradaties bestaan. Ook zegt hij dat omgevingen voortdurend fluctueren tussen place en non-place. Dit komt doordat de manier waarop en de mate

waarin mensen zich verbonden voelen met een omgeving en de agency die ze hebben, constant verandert.

Mensen bepalen tot op zekere hoogte in hoeverre een space een place of non-place is. Een natuurramp kan bijvoorbeeld zonder menselijke interventie een place verwoesten. De herinneringen die mensen aan deze place hebben zorgen er echter voor dat mensen nog steeds een gevoel van verbondenheid kunnen hebben. Dit is ook de reden dat de space die we New York noemen constant verandert. De belangrijkste monumenten blijven er het langst staan.

Daarbij komen we ook meteen op het meest belangrijke verschil tussen een place en een non-place. In de meeste places heb je veel vrijheid om te handelen. In non-places bepaalt echter de autoriteit in hoeverre mensen mogen handelen. De strategies van het vliegveld hebben als gevolg dat de handelingen van de reiziger worden ingeperkt. De reiziger heeft geen zeggenschap over welke materialen kunnen

worden geplaatst of veranderd, waardoor de functionaliteit van het vliegveld behouden blijft.

In tegenstelling tot places produceren non-places echter een paradox: in een context waar de rest van de omgeving voor de reiziger vreemd en bedreigend kan lijken kan de non-place een bepaalde rust uitstralen. Deze paradox wordt duidelijker aan de hand van een situatieschets. Als men reist naar een land waar men de cultuur vreemd is kan de vertrouwdheid van het supermoderne vliegveld als iets positief ervaren worden. Deze space heeft immers dezelfde uitstraling als een supermodern vliegveld in het land van herkomst. De culturele en historische kenmerken van het gastland die terug komen in de locale architectuur kunnen dan vreemder en bedreigender aan voelen dan het universele karakter van de non-place. [1]

Binnen een place is er voldoende ruimte om te handelen en bestaat er voor mensen de mogelijkheid zich verbonden te voelen met de aanwezige materialen. Bovendien

1. In de film ‘Lost in Translation’ verblijven de hoofdpersonen in een land waarvan ze de taal niet beheersen en de cultuur niet begrijpen. In de vertrouwdheid van de hotelkamers waarin ze logeren ontstaat er echter een vriendschap tussen deze twee totaal verschillende personen.

VI. (non)place | P.25

kunnen mensen handelen als ze vinden dat aan deze materialen betekenis moet worden toegevoegd. Na 11 september 2001 was er in New York bijvoorbeeld een sterke behoefte om in te grijpen op de plaats ‘Ground Zero’, omdat de inwoners van New York zich niet verbonden konden voelen met een kale plek, maar de herinnering aan deze dag en deze plaats liever terugzagen in de vorm van een gebouw als monument.

Er is nog een belangrijk kenmerk te noemen wat betreft places en non-places. Niet alleen in de samenleving fluctueren spaces tussen places en non-places. Ook in onze individuele beleving veranderen ze constant. In de film ‘The Terminal’ moet de hoofdpersoon door politieke ontwikkelingen in zijn eigen land gedwongen leven binnen de muren van het JFK International Airport. Gedurende zijn verblijf ontdekt hij methodes om de onpersoonlijke omgeving van het vliegveld leefbaar te maken. Op deze wijze weet hij van de non-place zijn thuis te maken. Het JFK International Airport wordt zo voor hem steeds meer een place.

VII. (non)place in het tijdperk van nieuwe media

VII. (non)place in het tijdperk van nieuwe media

P.28 | VII. (non)place in het tijdperk van nieuwe media

De individuele- en collectieve belevenis van place en non-place is aan het veranderen. Nieuwe media speelt een steeds belangrijkere rol in de beleving van deze spaces. De mediatheoretici Kazys Varnelis en Anne Friedberg beschrijven hoe de symbiose tussen nieuwe media en de samenleving verandert in hun boek Networked Publics.

Terwijl Augé in zijn boek “Non-places: Introduction to an Anthropology of Supermodernity” stelt dat ons bestaan verdoemd is tot eenzaamheid als gevolg van de invloed die non-places hebben op onze samenleving, stellen Varnelis en Friedberg dat de samenleving sterk veranderd is sinds de eerste uitgave van Augé’s boek:

“..Augé concludes, our era is increasingly dominated by non-place, our existence doomed to solitude […] A great deal has changed since Augé’s day.” (Place: Networked Space, Kazys Varnelis, Anne Friedberg, 2006)

Tegenwoordig kunnen we ervoor kiezen om aan deze eenzaamheid te ontsnappen. De opkomst van nieuwe media zoals mobiele telefonie en het Internet heeft ervoor gezorgd dat we ons niet meer per

definitie eenzaam hoeven te voelen als we niet kunnen interacteren met onze directe omgeving en de mensen die zich hierin bevinden. De technologie heeft het mogelijk gemaakt om overal ter wereld te interacteren met de omgeving en mensen waar we ons mee verbonden voelen:

“The proliferation of mobile phones and the widespread adoption of always-on broadband Internet connections in homes and offices in the developed world means that we are not necessarily alone even if we are not interacting with those in close physical proximity to us.” (ibid.)

CellspaceIn deze omgevingen komen nieuwe media tot uiting in de vorm van ‘cellspace’. Cellspace is de ruimte die we toe-eigenen met behulp van bijvoorbeeld mobiele telefoons. Deze ruimte vullen we met elektronische informatie die voor ons betekenis heeft. Deze informatie kan uit de directe omgeving maar ook van het Internet komen.

“Cellspace is physical space that is ‘filled’ with data, which can be retrieved by a user via a personal communication device. Some data may come from global networks such as the

Internet; some may be embedded in objects located in the space around the user. Moreover, while some data may be available regardless of where the user is in the space, it can also be location-specific.” (The Poetics of Urban Media Surfaces, Lev Manovich, 2006)

Cellspace bestaat uit twee soorten informatie die tot uiting komen in de vorm van locative media en mobile media. Locative media zijn plaatsgebonden. Een voorbeeld van het gebruik van locative media is het inchecken op een vliegveld of het afrekenen van boodschappen in een supermarkt met behulp van een mobiele telefoon. In deze situaties moet men fysiek op deze locaties aanwezig zijn om deze handelingen uit te kunnen voeren. Mobile media zijn niet afhankelijk van de locatie waarin ze zich bevinden en de informatie die ze verwerken heeft niet direct te maken met de omgeving waarin ze gebruikt worden. Voorbeelden van gebruik van mobile media zijn het voeren van telefoongesprekken met mobiele telefoons of het controleren van een e-mailinbox met een laptop. Mobiele telefoons kunnen dus zowel als mobile media als locative media gezien worden; sommige handelingen die men er mee uitvoert zijn locatiegebonden,

VII. (non)place in het tijdperk van nieuwe media | P.29

terwijl andere handelingen dit niet zijn.

Mobile media

“To be away from home, and yet to feel at home; to behold the world, to be in the midst of the world yet to remain hidden from the world.” (The Painter of Modern Life, In My Heart Laid Bare and Other Prose Writings, Charles Baudelaire, 34)

Het spelen van computergames of het bijwerken van een elektronische agenda binnen non-places, beiden zijn het voorbeelden van gebruik van mobile media. Mobile media stellen ons in staat om binnen non-places dagelijks tijdelijk persoonlijke space toe te eigenen. We nemen als het ware een klein deel van de non-place over. De space die we op deze manier tijdelijk toe-eigenen, noemt men de ‘telecocoon’. Binnen deze space hebben we zowel agency als de mogelijkheid om handelingen uit te voeren die voor ons persoonlijke betekenis hebben. Deze telecocoon wordt beschreven in ‘Portable Objects in Three Global Cities’:

“The primary functions of mobile media that is carried in public and semi-private places is to provide a personalized media environment that is attached to the person and not the physical place. … [creating] a cocoon that sheltered them

from engagement with the physical location and co-present others, a private territory within the confines of urban space, temporarily appropriating public space for personal use.” (Portable Objects in Three Global Cities., Ito, M., Okabe, D. & Anderson, K., 2007)

Locative mediaBinnen deze telecocoon maken we nieuwe en onderhouden we bestaande relaties met mensen over de hele wereld. De directe omgeving buiten deze telecocoon is daardoor minder van belang geworden:

“We gather at the communal watering hole as we always did; only now we don’t reach out to those around us. Instead, we communicate with far-flung souls using means that would be indistinguishable from magic for all but our most recent ancestors.” (Place: Networked Space, Kazys Varnelis, Anne Friedberg, 2006)

Mobile media zijn tegenwoordig overal aanwezig. Ze creëren de agency die we missen in non-places. Ook zijn ze van invloed op publieke spaces. We komen nog steeds samen in publieke spaces zoals cafés of restaurants. Mobile media hebben tot gevolg dat we ons minder met deze spaces en meer met de relaties binnen de telecocoon verbonden voelen. Dit gebrek aan verbondenheid met de

directe omgeving is echter aan het veranderen:

“..The price of new connections is local disconnection. But this logic may soon be changing. Two emerging technologies—the geospatial Web and ubiquitous computing—suggest an intertwining of the network and the local, bringing with it new possibilities and new questions..” (Place: Networked Space, Kazys Varnelis, Anne Friedberg, 2006)

Locative media stellen ons in staat om ons met onze directe omgeving verbonden te voelen. Kunstenaars en ontwerpers experimenteren met sense of place en locative media. Dit doen ze voornamelijk in non-places. Ze maken het voor de reiziger mogelijk om zich verbonden te voelen met de directe omgeving, de context waarin ze zich bevinden. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan in Mireaia Subirana’s ‘Ampel Pong’. Deze installatie gebruikt de context van de voetgangersoversteekplaats als decor voor een spel. De voetgangers aan beide zijden van de weg zijn de spelers en de stoepranden dienen als goals. Op de weg wordt een bal geprojecteerd die door de spelers tussen de twee goals gekaatst kan worden met de bedoeling om te scoren in het doel van de overkant. Het spel brengt hierdoor een relatie tot stand tussen de spelers van het spel en de omgeving waarin het spel plaatsvindt.

VIII. ProbleemstellingProbleemstellingHet vorige hoofdstuk beschrijft dat nieuwe media in de huidige samenleving een rol spelen in het creëren van een sense of place in spaces waar dit tot voor kort nog niet mogelijk was. In deze scriptie wordt onderzocht op welke manier nieuwe media voor reizigers in de non-place een gevoel van verbondenheid met deze omgeving kunnen creëren. Onze probleemstelling daarbij luidt als volgt:

In een supermodern vliegveld, een zogenaamde non-place, is het als gevolg van strategies voor een reiziger moeilijk om een sense of place te creëren.

VraagstellingWelke rol kunnen nieuwe media spelen voor de reiziger bij het creëren van een sense of place binnen een non-place (supermodern vliegveld)?

Deelvragen: •Opwelkemaniervoelenmensenzichverbondenmetspaces? •Opwelkemanieriseenspaceovertenemenentebehouden? •Opwelkemanierleidtdittotsenseofplace? •Opwelkemanierwordtditmetnieuwemediaindepraktijkgedaan?

DoelstellingDe reiziger in staat stellen om, met behulp van nieuwe media, gemakkelijker een ‘sense ofplace’ te creëren binnen een non-place (supermodern vliegveld).

P.30 | VIII. Probleemstelling

IX. Tactics

IX. Tactics

P.34 | IX. Tactics

De vorige hoofdstukken beschrijven welke handelingen mensen uitvoeren om spaces toe te eigenen. In hoofdstuk V kwam dit terug in het voorbeeld van de student die met zijn meubels de space van de studentenkamer eigen maakt. In hoofdstuk VII wordt het bellen met een mobiele telefoon beschreven als een handeling waarmee een space tijdelijk, gedurende het telefoongesprek, overgenomen kan worden. Dit soort handelingen worden door Michel de Certeau 'tactics' genoemd. Tactics zijn alledaagse handelingen die we uitvoeren om te kunnen functioneren. De Certeau stelt dat tactics binnen de macht van de autoriteit door 'zwakkeren' uitgevoerd worden:

“Many everyday practices (talking, reading, moving about, shopping, cooking, etc.) are tactical in character. And so are, more generally, many 'ways of operating', victories of the 'weak' over the 'strong'”. (The Practice of Everyday Life, Michel de Certeau, 2002, xix)

In non-places bestaat de macht van de autoriteit uit strategies die de space beheren. Deze strategies bepalen wat wel en niet toegestaan is. In deze context zijn

de reizigers die van deze space gebruik maken de zwakkeren. Ze moeten hierdoor bij het uitvoeren van tactics rekening houden met deze strategies. Strategies werken dus beperkend; definiëren spaces op een puur functionele manier. Tactics zoeken binnen deze beperkingen naar handelingsmogelijkheden. Waar strategies in staat zijn om spaces te vormen kunnen tactics alleen spaces manipuleren.

Om te ervaren op welke manier non-places functioneren zijn we retour naar Londen gevlogen. Gedurende deze reis hebben we ondervonden hoe moeilijk strategies het maken om tactics uit te voeren en om spaces over te nemen. Tijdens ons verblijf in London-Stansted Airport hebben we, zonder succes, geprobeerd om in de terminal een slaapplaats te vinden. Ondanks dat de strategies ons ervan weerhielden om comfortabel te slapen, waren we uit oververmoeidheid genoodzaakt om zelf een slaapplaats te maken. Onze geïmproviseerde slaapplaats kon echter alleen bestaan op de tijden dat de strategies de space minder strikt beheerden; namelijk gedurende de nacht.

Michel de Certeau beschrijft het gebruik van tactics als het zoeken van gaten in de strategies van de autoriteit:

“A tactic is deployed on and with a terrain imposed on it and organized by the law of a foreign power. […] One who deploys a tactic must vigilantly make use of the cracks that particular conjunctions open in the surveillance of the proprietary powers. It poaches in them. It creates surprises in them. A tactic depends on time–it is always on the watch for opportunities that must be seized 'on the wing.' Whatever it wins, it does not keep. It must constantly manipulate events in order to turn them into opportunities.” (ibid. xix, 36, 37)

Tactics moeten voortdurend de gaten in de strategies manipuleren om de gewonnen space te blijven behouden. We moesten hierdoor vroeg in de morgen onze slaapplaats verplaatsen naar een ander deel van de terminal waar we de autoriteit niet tot last waren. Dit kwam doordat de tax-free shops rondom onze slaapplek weer openden. Door onze slaapplaats te verplaatsen konden we op een andere plek de verloren space terugwinnen. De Certeau beschrijft dat de space die wordt

IX. Tactics | P.35

overgenomen nog steeds onderdeel is van de space waarvan andere gebruikers van de non-place gebruikmaken. Space wordt in non-places dus alleen in bruikleen genomen:

“A tactic is a calculated action determined by the absence of a proper locus. No delimitation of an exteriority, then, provides it with the condition necessary for autonomy. The space of a tactic is a space of the other“ (The Practice of Everyday Life, Michel de Certeau, 2002, 36-37)

X. Nieuwe media en tactics

X. Nieuwe media en tacticsNieuwe media bestaan uit menselijke en computergestuurde handelingen. Daarnaast ondersteunen ze mensen in het uitvoeren van handelingen. Eerder hebben we gezien dat mobile media en locative media in staat zijn om spaces over te nemen en te behouden. Doordat nieuwe media alle aspecten van communicatie beïnvloeden maken ze het mogelijk om tactics uit te voeren. Lev Manovich, een hoogleraar Visuele Kunsten aan de Universiteit van Californië beschrijft nieuwe media in zijn boek: ‘The Language of New Media’:

“The introduction of the printing press affected only one stage of cultural communication——the distribution of media. Similarly, the introduction of photography affected only one type of cultural communication——still images. In contrast, computer media revolution affects all stages of communication, including acquisition, manipulation, storage and distribution; it also affects all types of media——texts, still images, moving images, sound and spatial constructions.” (The Language of New Media, Lev Manovich. 2002, 19)

P.38 | X. Nieuwe media en tactics

Hij stelt dat de introductie van de drukpers en de opkomst van fotografie ieder maar één onderdeel hebben beïnvloed van de wijze waarop we communiceren in onze cultuur. De drukpers is daarbij van invloed geweest op de distributie van media, fotografie op de weergave van stilstaand beeld. Nieuwe media hebben echter alle onderdelen van deze culturele communicatie beïnvloed.

In de overdracht van informatie is de overbrugging van fysieke afstand een minder grote rol gaan spelen. Deze verandering wordt veroorzaakt door de synergie tussen globalisatie en nieuwe media. Nieuwe media zijn in staat om ons in een oogwenk te laten zien wat er gebeurt op plaatsen aan de andere kant van de wereld. Een voorbeeld hiervan zijn de vele Webcams die over de hele wereld zijn geplaatst en ons ‘live’ een blik gunnen in deze spaces. Marc Augé zegt hierover het volgende:

“We are in an era characterised by changes of scale. […] In the privacy of our homes, finally, images of all sorts, relayed by satellites and caught by the aerials on the roofs of our remotest hamlets, can give us an instant, sometimes simultaneous vision of an event taking place on the other side of the planet.” (Non-Places, an introduction to supermodernity, Marc Augé. 2007, 26)

Nieuwe media gunnen ons niet alleen een blik in andere spaces; met behulp van nieuwe media kunnen we ook op ieder moment communiceren met de personen die zich in deze spaces bevinden, zonder daadwerkelijk daar te hoeven zijn. De gebruiker van nieuwe media kan zo relaties aangaan met personen in de directe omgeving en aan de andere kant van de wereld. Deze communicatie is mogelijk doordat nieuwe media per definitie interactief [1] zijn en op een specifieke manier opgebouwd, verwerkt en opgeslagen worden. Manovich beschrijft deze kenmerken in de vijf ‘principles’ van nieuwe media:

1. “Once an object is represented in a computer, it automatically becomes interactive. Therefore to call computer media “interactive” is mean-ingless——it simply means stating the most basic fact about computers.” (The Language of New Media, Lev Manovich. 2002, 55)

X. Nieuwe media en tactics | P.39

1. Numerieke vertegenwoordiging

‘All new media objects, whether created from scratch on computers or converted from analog media sources, are composed of digital code; they are numerical presentations. 1. A new media object can be described mathematically. 2. A new media object is subject to algorithmic manipulation. In short, media becomes programmable.’ (The Language of New Media, Lev Manovich. 2002, 28)

Nieuwe media bestaan uit digitale code. Manovich noemt dit verschijnsel ‘numerieke vertegenwoordiging’. Afbeeldingen, muziek en filmpjes worden door computers opgeslagen als sequenties van getallen. Zodra een gebruiker de digitale code aanspreekt, worden deze sequenties van getallen vertaald in beeld en geluid. Numerieke vertegenwoordiging houdt ook in dat nieuwe media volledig te (her)programmeren en manipuleren zijn met behulp van algoritmes. Hierdoor kan men bijvoorbeeld ‘springen’ tussen de hoofdstukken van een film op dvd of kan men een foto digitaal bewerken zonder dat het ‘origineel’ van deze foto in kwaliteit vermindert.

2. Modulariteit

“Media elements, be they images, sounds, shapes, or behaviors are represented as collections of discrete samples (pixels, polygons, voxels, characters, scripts). These elements are assembled into larger-scale objects but continue to maintain their seperate identities.” (ibid., 30)

Met modulariteit beschrijft Manovich hoe nieuwe media-objecten bestaan uit onafhankelijke losse onderdelen: media-elementen. Het World Wide Web is een goed voorbeeld van een systeem dat modulair is opgebouwd. Het bestaat immers uit ontelbare, uit Webpagina’s opgebouwde Websites die elk weer media-elementen bevatten. Een voorbeeld hiervan is de internetencyclopedie Wikipedia. Wikipedia bestaat uit miljoenen artikelen. Deze artikelen bevatten tekst, afbeeldingen, geluiden. Deze media-elementen zijn op hun beurt modulair. Tekst is grammaticaal opgebouwd uit zinnen, woorden en letters, maar heeft in deze artikelen ook een bepaald lettertype en corpsgrootte. De afbeeldingen bestaan uit pixels of vectoren,

de geluiden uit samples [2]. Zelfs deze media-elementen zijn te herleiden tot kleinere media-objecten: de numerieke beschrijving van deze elementen in de vorm van (binaire) code.

Doordat media-objecten modulair zijn opgebouwd, kunnen ze qua functionaliteit gemakkelijk uitgebreid worden. Een ander voordeel is dat ze ook kunnen blijven functioneren als er media-elementen weg vallen. Als op Wikipedia een artikel verwijderd wordt heeft dit immers geen invloed op het functioneren van deze Website.

3. Automatisering

“The numerical coding of media (principle 1) and the modular structure of a media object (principle 2) allow for the automation of many operations involved in media creation, manipulation and access.” (ibid., 32)

Doordat nieuwe media numeriek vertegenwoordigd worden en modulair opgebouwd zijn, kunnen ze automatisch

2. Samples zijn korte, digitale geluidsfragmenten.

P.40 | X. Nieuwe media en tactics

gemanipuleerd en geproduceerd worden. Automatisering maakt hierdoor een onbeperkte hoeveelheid aan informatie toegankelijk voor de gebruiker.

Een voorbeeld hiervan zijn Websites die automatisch gegenereerd en opgemaakt worden met behulp van informatie uit databases en generieke opmaaksjablonen zodra de gebruiker deze bezoekt. In deze Websites wordt een unieke, op maat gemaakte combinatie van media-elementen voor de gebruiker samengesteld. Internetbankieren is hiervan een goed praktijkvoorbeeld.

Het World Wide Web is hier wederom een goed voorbeeld van. Er is sprake van twee soorten automatisering. Manovich beschrijft deze soorten als ‘low level automation’ en ‘high level automation’.

Er is sprake van low level automation zodra een gebruiker een media-object creëert of bewerkt met behulp van simpele computer algoritmes of sjablonen. Grafische programma’s zoals Adobe Photoshop kunnen gescande afbeeldingen bijvoorbeeld automatisch corrigeren door

ruis te verwijderen en het contrastbereik te verbeteren.

High level automation vindt plaats als de computer de semantische betekenis begrijpt van de media-objecten die gecreëerd worden. High level automation vindt bijvoorbeeld plaats in ‘Crowd Compiler’, een concept van Christian Nold. Crowd Compiler bestaat uit een aantal camera’s die periodiek foto’s nemen van een druk bezochte ruimte. Deze foto’s worden sequentieel verwerkt door een computerprogramma dat zelf met een algoritme de visuele veranderingen tussen de foto’s registreert en deze veranderingen opslaat in een nieuwe foto.

Op deze manier ontstaat een beeld waarop te zien is hoe de mensen in deze ruimte gedurende een bepaalde tijdsperiode gebruik maken van deze ruimte. Het concept is zich tot op zekere hoogte contextbewust: de mensen die tijdelijk gebruik maken van de ruimte worden door camera’s geregistreerd, omgezet in pixels en door de software gezien als tijdelijke veranderingen in een omgeving die uit zichzelf niet snel verandert. Op deze

manier wordt de historie van de omgeving vastgelegd waardoor deze betekenis krijgt.

4. Variabiliteit

“A new media object is not something fixed once and for all, but something that can exist in different, potentially infinite versions. This is another consequence of the numerical coding of media (principle 1) and the modular structure of a media object. […] Stored digitally, rather than in a fixed medium, media elements maintain their seperate identities and can be assembled into numerous sequences under program control. […] 1. Media elements are stored in a media database. […] 2. It becomes possible to separate the levels of “content” (data) and the interface. […] 3. Information about the user can be used by a computer program to customize automatically the media composition as well as to create elements themselves.“ (ibid., 37)

Nieuwe media zijn variabel. Doordat media-elementen in modulaire lagen worden opgeslagen kunnen media-objecten op ieder moment van de dag, een onbeperkt aantal keren, veranderen van vorm en inhoud. Deze veranderlijkheid noemt Manovich ‘variabiliteit’. Variabiliteit

X. Nieuwe media en tactics | P.41

houdt ook in dat er een splitsing tussen vorm en inhoud gemaakt kan worden. Websites die worden opgemaakt met generieke opmaaksjablonen zijn hier een voorbeeld van. Media-objecten kunnen zich hierdoor gemakkelijk aanpassen aan de eisen van de gebruiker, bijvoorbeeld aan de resolutie van zijn monitor.

5. Transcodering

“While from one point of view, computerized media still displays structural organization that makes sense to it’s human users […], from another point of view, its structure now follows the established conventions of the computer’s organization of data.” (ibid., 45)

Transcodering is het digitaliseren van informatie in een structuur die de computer begrijpt. Dit gebeurt in de vorm van variabelen, lists, records, databases en de modulaire lagen waarin ze worden opgeslagen. Nieuwe media bestaan uit twee lagen: de ‘menselijke’, culturele laag en de computerlaag. Tot de culturele laag behoort het verhaal en het plot dat door een media-object wordt verteld. De datapackets en processen waarmee de media-elementen waaruit dit media-object bestaat

opgeslagen en verzonden worden, behoren tot de computerlaag. Deze twee lagen bestaan zodat de informatie voor zowel de mens als de computer begrijpelijk is. De digitale informatie die opgeslagen is volgens de logica van de computer kan zo getoond worden op een manier die voor de gebruiker te begrijpen is.

Nieuwe media in spacesDe voorafgaande kenmerken staan in het teken van interactie. Ze maken het voor gebruikers mogelijk om handelingen uit te voeren. Daarbij krijgen nieuwe media steeds meer en steeds intuïtievere interactiemogelijkheden waardoor ze gebruikers steeds minder beperken in hun vermogen om te handelen. Gebruikers krijgen hierdoor ook steeds meer agency.

Een goed voorbeeld hiervan is ‘user generated content’: de gebruiker van nieuwe mediatoepassingen produceert in veel gevallen zelf een groot deel van de ‘content’: de inhoud en informatie waaruit de toepassing bestaat. Youtube is hiervan een voorbeeld: iedereen met een computer en een internetverbinding kan hier filmpjes bekijken, maar ook gemakkelijk een onbeperkt aantal

filmpjes publiceren. Het publiceren van deze filmpjes is een tactic die virtuele space creëert en daarin historie vastlegt en betekenis geeft. Nieuwe media maken het dus niet alleen mogelijk om een ruimte over te nemen, ze maken het ook mogelijk om in deze ruimte te handelen en onbeperkt virtuele space te creëren. Zonder nieuwe media zijn we echter gebonden aan de fysieke space waarin we ons bevinden waardoor we in onze handelingen worden beperkt.

Doordat informatie in nieuwe media geautomatiseerd verwerkt wordt, betekent dit dat de space die ze overnemen voor de gebruiker toegankelijker wordt. Gebruikers kunnen binnen de overgenomen space gemakkelijk handelingen uitvoeren. In de vorm van high level automation nemen ze bovendien uit zich zelf handelingen van ons over. Vaak worden mogelijke tactics al aan ons gepresenteerd, we hoeven alleen nog maar op een knop te drukken om ze uit te voeren. Op Youtube kan men bijvoorbeeld met een druk op de knop een filmpje publiceren. Nieuwe media bieden hierdoor de mogelijkheid om met behulp van tactics fysieke spaces over te nemen en virtuele spaces te creëren. De virtuele spaces die in media-objecten

P.42 | X. Nieuwe media en tactics

voorkomen geven de gebruikers van deze spaces mogelijkheden om deze spaces met digitale materialen in te richten naar persoonlijke voorkeur. Enkele voorbeelden van dit soort virtuele spaces zijn: Second Life en World of Warcraft. Binnen deze werelden kunnen miljoenen gebruikers tegelijk handelingen uitvoeren. Deze omgevingen zijn dynamisch; binnen deze spaces heeft de gebruiker voldoende agency om persoonlijke betekenis te geven aan de locaties, materialen en personen waaruit deze omgevingen bestaan. Deze spaces en hun materialen bestaan uit digitale code en hebben een modulaire opbouw. Veel gebeurtenissen in deze spaces vinden automatisch plaats. Een voorbeeld hiervan is het periodiek ‘respawnen’ (reïncarneren) van verslagen vijanden in World of Warcraft. Variabiliteit speelt ook een grote rol; de buit die verslagen vijanden achterlaten wordt bijvoorbeeld willekeurig samengesteld. Doordat de speler met muis en toetsenbord zijn spelkarakter door de Wereld van World of Warcraft navigeert, worden fysieke handelingen getranscodeerd naar computerinstructies.

Nieuwe media zijn, door de voorafgaande

kenmerken flexibel; ze kunnen gemakkelijk functioneren binnen de fysieke beperkingen van een space. Met ‘projection mapping’, een projectietechniek, is het bijvoorbeeld mogelijk om beelden zonder vervorming te projecteren op niet-platte oppervlakken. Nieuwe media manifesteren zich in fysieke spaces in de ontastbare vorm van cellspace waardoor de informatie die ze openbaren geen fysiek volume in beslag neemt. Hierdoor kan een onbeperkt aantal virtuele spaces door nieuwe media gecreëerd en getoond worden.

Tactics zijn dus gemakkelijk uit te voeren met behulp van nieuwe media. In non-places krijgen deze tactics echter te maken met de strategies van een autoriteit. De volgende stap is dus een praktijkonderzoek naar het gebruik van nieuwe media bij het uitvoeren van tactics in non-places. Aan de hand van een aantal praktijkvoorbeelden onderzoeken we welke rol tactics in nieuwe media spelen.

XI. ConceptanalyseOnderzoeksvragenDe analyse van deze praktijkvoorbeelden wordt gedaan aan de hand van een aantal onderzoeksvragen. Deze onderzoeksvragen zijn bedoeld om inzicht te geven in de rol die nieuwe media speelt in gebruik van tactics in non-places.

De wijze waarop tactics gebruikt worden geeft ons echter beperkt inzicht in de rol die nieuwe media spelen in het creëren van sense of place. We onderzoeken daarom ook op welke manier kunstenaars en ontwerpers met hun concepten een sense of place tot stand proberen te brengen. Daarom bevindt het meerendeel van de onderzochte concepten zich in het supermoderne vliegveld. Bij de analyse van deze concepten stellen we de volgende vragen:

‘Wie is de maker of maakster en wat is zijn of haar achtergrond?’Deze vraag is bedoeld om meer te weten te komen over de achtergrond van de maker of maakster, zodat we een idee krijgen van zijn of haar beweegredenen. Dit is belangrijk om te kunnen begrijpen welke boodschap hij of zij probeert over te brengen.

‘Welke rol speelt de omgeving in het concept en welk beeld geeft het concept van deze omgeving?’Deze vraag stellen we om meer te weten te komen over de omgeving waarin het concept zich bevindt. Hierbij stellen we vragen als: ‘Welke invloed heeft de autoriteit op het concept?’ en ‘Op welke manier is het concept van invloed op de omgeving’.

‘Wat wil de maker of maakster vertellen en op welke manier doet hij of zij dat?’Deze vraag richt zich op het achterhalen van de boodschap die de maker of maakster probeert over te brengen en de manier waarop deze wordt overgebracht. Hierbij stellen we de vragen: ‘Welke betekenis heeft de boodschap?’, ‘Hoe wordt deze boodschap overgebracht?’ en ‘Welke onderliggende moraal kunnen we uit deze boodschap afleiden?’.

‘Op welke manier worden tactics gebruikt?’Deze vraag gaat over de rol van interactiviteit in het concept. De volgende vragen zijn hierbij belangrijk: ‘Op welke manier beïnvloedt de moraal van het concept de interactie?’, ‘Welke vorm van interactie heeft de maker gekozen en waarom heeft hij voor deze vorm gekozen?’, ‘Tussen welke partijen vindt interactie plaats?’ en ‘Welke tactics maakt deze interactievorm mogelijk?’.

‘Welke rol speelt sense of place?’Deze vraag is bedoeld om te onderzoeken op welke manier sense of place in het concept terug komt. We stellen hierbij de vragen: ‘Op welke manier brengt het concept een sense of place tot stand?’ en ‘Welke rol spelen de omgeving en nieuwe media hierin?’.

My address is not a house, my address is a shopping centre

P.46 | XI. Conceptanalyse

Wie is de maakster en wat is haar achtergrond?De installatie is gemaakt door de Letlandse kunstenares Egle Rakauskaite. Ze gebruikt het dagelijks leven als een inspiratiebron voor haar werk. Haar kunstwerken worden gevormd door alledaagse situaties en materialen.

Welke rol speelt de omgeving in het concept en welk beeld geeft het con-cept van deze omgeving?Egle toont via een video-installatie een non-place waarin de autoriteit overal zicht heeft op de gebruikers: de supermarkt. De videobeelden van deze installatie laten zien hoe de consumenten handelingen uitvoeren waarmee ze zich aan het oog van de autoriteit kunnen onttrekken en waardoor

ze dan in anonimiteit kunnen handelen.Wat wil de maakster vertellen en op welke manier doet zij dat?

“Egle Rakauskaite toont hoe mensen de super-markt tot een eigen plaats maken door allerlei creatieve strategies van toe-eigening. Zo kunnen we ons bijvoorbeeld verbergen voor de camera’s in de supermarkt door massaal onze paraplu’s open te klappen. Met haar project maakt ze ons bewust van consumeren en adverteren als mid-del voor communicatie en overtuiging in com-merciële omgevingen.” (Bron: http://kunsten-centrumz33.wordpress.com/artists-placespace)

Op welke manier worden tactics ge-bruikt in dit concept?Tactics zijn in dit concept heel duidelijk aanwezig. Dit concept laat zien hoe ze de gaten in strategies benutten. Het concept toont dat consumenten zich kunnen

verbergen voor het oog van de autoriteit. Dit gebeurt doordat paraplu’s die in de supermarkt verkocht worden binnen de supermarkt worden geopend.

Deze handelingen zijn verrassend van aard, op het eerste gezicht lijkt het immers niet functioneel om binnen een gebouw een paraplu te openen. Het zicht van de camera’s op de handelingen die de consument uitvoert wordt hierdoor belemmerd. Dit stelt de consument in staat om zijn favoriete product op een andere plek neer te zetten zonder dat de autoriteit dit in de gaten heeft.

Op deze wijze kan hij ervoor zorgen dat zijn favoriete product toch te verkrijgen is op momenten dat dit product normaal uitverkocht zou zijn; hij gebruikt de materialen van de non-place tegen de

“Want to protect your privacy? Find an umbrella in our shopping centre, open it, and surveillance cameras will fail to spot you. Worried that your favourite product will be sold out and you won’t find it tomorrow? Just put it to a corner that only you know. A bit of effort. Succes guaranteed.” (Egle Rakauskaite, rakauskaite.com)

XI. Conceptanalyse | P.47

autoriteit. Op deze manier wordt de space tijdelijk overgenomen en worden de regels van de non-place tijdelijk door de consument bepaald.

Welke rol speelt sense of place?De consument voelt zich verbonden met de plek waarnaar het product is verplaatst. Hij is immers de enige persoon die weet waar dit product zich bevindt. Het product markeert dus een locatie binnen de supermarkt waar de consument een bepaalde verbondenheid mee heeft.

Peek-a-boo: Who’s watching Who?

P.48 | XI. Conceptanalyse

Wie is de maker en wat is zijn achtergrond?De kunstenaar Jimmy Kuehnle is de maker van Peek-a-Boo. In opdracht van het San Antonio’s Design Enhancement Department heeft hij een installatie ontworpen. Bij het ontwerpen van deze installatie had hij volgens de opdrachtgever ‘complete’ creatieve vrijheid.

Welke rol speelt de omgeving in de concepten en welk beeld geven de concepten van deze omgeving?Peek-a-Boo bestaat uit twee concepten. Beide bevinden ze zich binnen de terminal van San Antonio International Airport. Het vliegveld beschikte over een expositieruimte bestaande uit een aantal saaie, met grijs tapijt beklede glazen ruimtes. Deze context was esthetisch

gezien niet geschikt om kunstobjecten in te exposeren. Ieder kunstwerk dat in deze ruimte tentoongesteld zou worden, zou door bezoekers vanzelf als minder mooi ervaren worden. Daarom heeft hij er voor gekozen om in deze ruimtes voorwerpen te plaatsen die binnen de context van het vliegveld bij voorbaat geen betekenis hebben.

Het tweede concept bestaat uit een serie camera’s en monitors waarmee toeschouwers zichzelf en anderen in één oogopslag op meerdere monitors kunnen bekijken. De woorden: ‘PEEK-A-BOO’ bedekken hierbij de gehele glazen vitrine waardoor de installatie al vanaf de incheckbalies zichtbaar is. De reizigers hebben hierdoor voldoende tijd om de installatie van een afstand op hun gemak te kunnen bestuderen. Ze raken hierdoor

geleidelijk vertrouwd met de space van de installatie.

Wat wil de maker vertellen en op welke manier doet hij dat?Met het eerste concept heeft Kuehnle een duidelijke boodschap: de betekenis van de materialen in een omgeving komt voort uit de context waarin deze materialen zich bevinden. Een prachtig kunstwerk komt immers niet tot zijn recht als het omgeven wordt door een hoop rommel. Kuehnle maakt dit duidelijk door in de expositieruimte voorwerpen te tonen die binnen de context van deze space geen betekenis hebben. Hij doet dit in de vorm van een expositie van vreemde pakken en fietsen die hij voor andere kunstwerken al ontwikkeld had.

“During installation a police officer approached me to ask what I was doing. He said that it reminded him of ‘Big Brother.’ I wanted to remind him that he was in the employment of ‘Big Brother.’” (http://www.jimmykuehnle.com)

XI. Conceptanalyse | P.49

Het tweede concept confronteert mensen in de vorm van videobeelden met hun eigen spiegelbeeld. Kuehnle wil hiermee duidelijk maken dat we, zonder dat we er ons van bewust zijn, iedere dag door massa’s camera’s worden geobserveerd. Normaal zijn deze camera’s verborgen, terwijl deze in dit concept juist zichtbaar worden gemaakt door een muur van monitor’s waarop de gefilmde beelden van de reiziger direct worden weergegeven. Zo maakt Kuehnle de reiziger bewust van het feit dat de autoriteit hem constant in de gaten houdt.

Op welke manier worden tactics gebruikt in deze concepten?Alleen in het tweede concept vindt er indirect interactie tussen de reiziger en de installatie plaats. Reizigers zien elkaar op de monitors, zonder dat ze weten welke camera hen registreert. Het resultaat is een chaotische

omgeving waarin reizigers proberen te achterhalen welke camera met welke monitor verbonden is. Op deze manier trekt de maker de aandacht van de reiziger en maakt hem bewust van zijn omgeving.

Welke rol speelt sense of place?Beide concepten tonen dat de reiziger een bepaalde onmacht voelt bij het ontwikkelen van een gevoel van verbondenheid met de omgeving.

Daarnaast heeft de reiziger in het tweede concept geen grip op de omgeving. De controle van de autoriteit lijkt allesomvattend. Het feit dat de woorden ‘Peek-a-Boo’ hierbij duidelijk van een afstand te lezen zijn, benadrukt wederom de macht van de autoriteit.

Improv Everywhere

P.50 | XI. Conceptanalyse

Wie is de maker en wat is zijn achtergrond? Improv Everywhere is een theatergroep die zich bezig houdt met het tijdelijk transformeren van spaces. De groep omschrijft zichzelf als een sociale beweging die ‘missies’ uitvoert in publieke spaces. Deze missies hebben als doel om ongebruikelijke situaties te creëren en op deze manier de onwetende omstanders te laten lachen en deze omstanders bewust te maken van de omgangsvormen die gebruikelijk zijn in deze spaces.

Welke rol speelt de omgeving in het concept en welk beeld geeft het concept van deze omgeving?‘Frozen Grand Central’ is één van de missies van Improv Everywhere. Deze missie vond plaats binnen het ‘Grand Central Station’ treinstation van New York en werd uitgevoerd door 200 ‘agents’. Deze agents zijn leden van de theatergroep die zich via de website van de theatergroep hebben aangemeld voor de missie. Deze agents stonden op exact hetzelfde moment, 5 minuten lang doodstil. Op deze manier leek het alsof ze op hun plek waren ‘bevroren’. Hierdoor werd de omgeving in een totaal andere context geplaatst. Doordat de bevroren agents van Improv Everywhere de space van het station in beslag namen werd deze space moeilijk begaanbaar. De bevroren agents boden een contrast met de

massa van treinreizigers die uit functioneel oogpunt door het station passeerden.

Wat wil de maker vertellen en op welke manier doet hij dat?Improv Everywhere wil allereerst haar publiek vermaken. Daarnaast hebben sommige van de ongebruikelijke situaties die door de theatergroep gecreëerd worden een bepaalde uitwerking op de onwetende omstanders. Deze worden zich bewust van een absurde verandering wat hen aanzet tot nadenken. Improv Everywhere voert handelingen uit die in totaal contrast staan met de handelingen die voortvloeien uit de strategies van een non-place; ze zijn persiflerend en bedoeld om de aandacht van de gebruiker van de non-place te trekken.

“Over 500,000 people rush through Grand Central every day, but today, things slowed down just a bit as commuters and tourists alike stopped to notice what was hap-pening around them.” (http://improveverywhere.com/2008/01/31/frozen-grand-central)

XI. Conceptanalyse | P.51

Op welke manier worden tactics gebruikt?De handelingen die Improv Everywhere uitvoert zijn gelijksoortig en worden massaal uitgevoerd. Hierdoor hebben ze een sterke impact op de omgeving. Het stilstaan van slechts enkele agents valt immers niet op in een space waar iedere minuut honderden mensen doorheen lopen; de groep moet omvangrijk zijn om opgemerkt te kunnen worden.

Welke rol speelt sense of place?Improv Everywhere zet de reiziger aan tot nadenken. De reiziger gaat de absurditeit van de installatie inzien en probeert de betekenis van deze situatie te achterhalen. Op deze manier reflecteert hij ook op zichzelf als onderdeel van de omgeving waarin de situatie plaatsvindt.

Cloud

P.52 | XI. Conceptanalyse

Wie is de maker en wat is zijn achtergrond?‘Cloud’ is een kunstwerk dat ontwikkeld is door het Engelse kunst- en vormgevingbureau Troika in opdracht van de luchtvaartmaatschappij British Airways. De drijfveer van Troika wordt duidelijk in een interview. Troika probeert technologie betekenisvoller en ‘menselijker’ te maken. Ze doen dit onder andere door oude technologie op een innoverende manier te hergebruiken. Ze creëren voorwerpen die voor de mens toegankelijk en te begrijpen zijn:

“We wanted to choose projects that would allow us to reflect on the technology, but we wanted very tangible objects, technology is often cold, whereas these works are highly emotional, with

humour, narrative and humanity at their heart.” (http://ww.troika.uk.com/sites/troika.uk.com/files/press/2009-04%20grafik.pdf )

Welke rol speelt de omgeving in het concept en welk beeld geeft het concept van deze omgeving?‘Cloud’ bevindt zich in Terminal 5 van het Heathrow Airport, in de hal die leidt naar de British Airways First Class Lounges. Het kunstwerk is bedoeld om de ingang naar de lounges te markeren en om de passerende reiziger aan te spreken. ‘Cloud’ markeert de overgang van de rest van Terminal 5 naar de afgeschermde First Class Lounges waar de reiziger tot rust kan komen; de overgang van een drukke naar een rustige ruimte.

Wat wil de maker vertellen en op welke manier doet hij dat?Cloud heeft de vorm van een wolk. In de installatie wordt het vliegen door de wolken totdat men deze overstijgt gebruikt als metafoor voor de overgang van een drukke naar een rustige omgeving. Deze overgang vindt plaats bij het omhoog gaan naar de rustige lounges via de roltrappen.

De installatie bestaat uit “flip-dots’, deze werden in de jaren ‘70 en ‘80 van de vorige eeuw gebruikt in analoge reistijdenborden in stations en vliegvelden. In Cloud worden deze elektronische ‘flip-dots’ onafhankelijk van elkaar door een computer bestuurd, zodat het mogelijk is om via software patronen op de oppervlakte van het

XI. Conceptanalyse | P.53

“It was an interesting metaphor for us, the fact that when a plane takes off everything suddenly is very gray and very busy until it passes through the cloud. So we started to work on clouds, literally passing through the layer of the shopping centre, through the escalator and arriving into the lounges. The electromagnetic displays in the train stations and airports make sounds like: ‘tak, tak, tak, tak’. This technology and the noise associated with it: when you hear it, you know you’re travelling.” (Sebastian Noel, medewerker van Troika, http://www.youtube.com/watch?v=J9LUlADnwAE)

kunstwerk te animeren. De ‘flip-dots’ creëren glinsterende patronen die betoverend en schitterend zijn.

Daarbij geeft deze technologie een typerend, organisch geluid. Deze elementen fungeren als metaforen voor de vliegreizen van de jaren ‘70 en ‘80, die destijds alleen weggelegd waren voor de ‘jet set’.

Op welke manier worden tactics gebruikt?Cloud leidt de reiziger naar de lounges, een exclusief gedeelte van het vliegveld dat gekenmerkt wordt door luxe en decadentie. De reiziger krijgt het kunstwerk te zien tijdens het omhooggaan van de roltrappen. De passage van het drukke naar het rustige gedeelte

van de terminal en de aanwezigheid van het kunstwerk vertelt daarbij het verhaal van de overgang tussen deze omgevingen. Om deze reden is directe interactie tussen kunstwerk en passant niet nodig.

Welke rol speelt sense of place?Tijdens de passage ontwikkelt de reiziger middels Cloud een gevoel van verbondenheid met de omgeving die hij op het punt staat te betreden. Cloud geeft daarbij betekenis aan de passage naar deze omgeving.

‘Installation for Schiphol’

P.54 | XI. Conceptanalyse

Wie is de maakster en wat is haar achtergrond?‘Installation for Schiphol’ is een lichtinstallatie gemaakt door Jenny Holzer, een Amerikaanse conceptueel kunstenares. Holzer’s werk heeft vaak een provocerend en ondermijnend karakter. De macht van tekens en teksten zijn de basiselementen van haar werk.

Welke rol speelt de omgeving in het concept en welk beeld geeft het concept van deze omgeving?‘Installation for Schiphol’ doet zich voor als informatiezuil en bevindt zich in het trappenhuis tussen Departure Gates 2 en 3 van Schiphol Airport. Het kunstwerk bevindt zich in een omgeving waar ook andere informatiezuilen voorkomen. Deze zuilen tonen echter alleen vluchtinformatie

of advertentieteksten. Als de reiziger de zuil van Holzer bekijkt wordt echter duidelijk dat deze zuil geen zakelijke, objectieve informatie toont. De boodschappen die hierop getoond worden hebben een diepere betekenis en beschrijven de omgeving van het vliegveld op een voor de reiziger confronterende manier.

Wat wil de maakster vertellen en op welke manier doet zij dat?Het volgende citaat geeft een beschrijving van Holzer’s beweegredenen:

“De toeschouwer wordt door Holzer niet beschouwd als iemand die je slechts moet laten genieten van een esthetische omgeving. Ze confronteert de argeloze voorbijganger met prikkelende uitspraken, zoals ‘Protect me from what I want’.” (http://www.

kunstenpubliekeruimte.nl/werk_143.html)

Deze uitspraken worden op de lichtzuil getoond. Ze vertellen een verhaal aan de reiziger. Het zijn uitspraken die een diepere betekenis bevatten en de reiziger bewust proberen te maken van zijn omgeving. Het feit dat men een boodschap niet in één oogopslag kan lezen doordat deze woord voor woord getoond wordt, zorgt voor een soort ‘suspense’, de toeschouwer is vol verwachting over wat er komen gaat. De afzonderlijke woorden worden extra benadrukt doordat ze één voor één passeren.

Op welke manier worden tactics gebruikt?De installatie geeft het vliegveld weer als een onherbergzame space. Het biedt daarbij een soort ‘instructiehandleiding’ waarmee

“There’s no reason to sleep curled and bent. It’s not comfortable, it’s not good for you and it doesn’t protect you from danger. If you’re worried about an attack you should stay awake or sleep lightly with limbs unfurled for action.” (Één van de boodschappen van ‘Installation for Schiphol’, http://www.youtube.com/watch?v=6IGEoVJG39Y)

XI. Conceptanalyse | P.55

reizigers de omgeving zelf toegankelijk kunnen maken. Een aantal uitspraken die in de installatie voorkomen beschrijven deze handelingen letterlijk. Het onderstaande citaat beschrijft wat de reiziger kan doen in het geval van een terroristische aanslag:

“There’s no reason to sleep curled and bent. It’s not comfortable it’s not good for you and it doesn’t protect you from danger. If you’re worried about an attack you should stay awake or sleep lightly with limbs unfurled for action.” (http://www.youtube.com/watch?v=6IGEoVJG39Y)

De boodschappen vormen een soort sarcastische beschrijving van de manier waarop de reiziger de strategies van het vliegveld kan overleven. Ze laten zien hoe de reiziger de space kan overnemen, maar tonen tegelijk aan hoe zinloos deze overname is.

Welke rol speelt sense of place?De installatie van Holzer zorgt ervoor dat de reiziger zich eerder distantieert van de omgeving dan dat hij zich hiermee verbonden gaat voelen doordat het de onplezierige kenmerken van de non-place uitlicht en versterkt.

McNamara Tunnel project

P.56 | XI. Conceptanalyse

Wie zijn de makers en wat is hun achtergrond?Bij de bouw van de McNamara Tunnel installatie zijn twee partijen betrokken: de SmithGroup is verantwoordelijk voor de originele architectuur van de installatie en Mills-James Productions heeft vervolgens gezorgd voor de lichtshow die hier onderdeel van is.

Welke rol speelt de omgeving in het concept en welk beeld geeft het concept van deze omgeving?Het McNamara Tunnel project bevindt zich onder de landingsbanen van het Detroit Metro Airport. Het verbindt hier de Edward H. McNamara Terminal met de Northwest World Gateway. Deze installatie bestaat uit een 250 meter lange tunnel waar reizigers doorheen passeren. De tunnel wordt

omgeven door een indrukwekkende, 27 minuten durende licht- en geluidsshow die continu herhaald wordt.

Wat willen de makers vertellen en op welke manier doen zij dat?De makers proberen de reiziger op een positieve manier te ondersteunen bij het maken van de reis door het vliegveld:

“Detroit-based architecture/engineering firm SmithGroup, working with Northwest Airlines, designed the terminal with one goal in mind: To create an unparalleled facility for customer convenience, repositioning Detroit Metro Airport as one of the great airports of the world.” (http://www.allbusiness.com/government/government-bodies-offices-regional/5855998-1.html)

Het tunnelproject is bedoeld om het Detroit Metro Airport te positioneren als één van de meest toonaangevende vliegvelden van de wereld. Dit valt te zien aan de schaal van de installatie en de overvloed aan audiovisuele elementen in de installatie. Ook de plaats binnen het vliegveld heeft te maken met machtsvertoon, reizigers moeten tijdens hun passage door de tunnel om hun bestemming te bereiken.

Op welke manier worden tactics gebruikt?De gehele installatie is bedoeld om de passage van reizigers zo aangenaam mogelijk te maken. De installatie is zelf onderdeel van de space geworden, maar de 27 minuten durende animatie geeft de reiziger de indruk dat de installatie de space direct beïnvloedt.

“My favorite part of the show is when two small ‘fireballs’ come at you from one end of the tunnel, and then suddenly the entire tunnel is enveloped in fire from the other end.” (Marcus Wuebker, medewerker van Mills-James Productions, http://www.jimonlight.com/2008/11/18/the-mcnamara-tunnel-detroit-airport)

XI. Conceptanalyse | P.57

Welke rol speelt sense of place?De installatie maakt het aangenamer om door de omgeving heen te reizen. Het maakt de strategies van de non-place een stuk 'humaner'. De tunnel geeft reizigers het gevoel dat ze zich bovengronds bevinden. De herinnering die de reiziger heeft aan de aangename passage door het vliegveld zorgt ervoor dat hij zich minder afgesloten voelt van zijn omgeving.

Terminal Zero One

“Terminal Zero One (T01) is a site-specific digital art exhibition of five projects exploring themes of contemporary air travel and the architecture of airports. Airports are networks, information is increasingly networked, the T01 exhibit examines people as data, motion as trajectories and the symbiosis of virtual and actual.“ (http://www.year01.com/terminal01)

Terminal Zero One is een interactieve kunstexpositie in het Toronto Pearson International Airport. Het project is ontwikkeld door ‘Year Zero One’. Year Zero One legt zich toe op het verkennen van nieuwe en hybride kunstvormen en de sociale interactie die hieruit voorkomt. Terminal Zero One bevindt zich in Terminal 1 van het vliegveld.

Het project bestaat uit diverse interactieve installaties die te maken hebben met onderwerpen als luchtvaart, architectuur en politiek. De expositie toont de karakteristieken van het vliegveld als non-place: een space waar begrippen als grenzen, tijd en plaats tijdelijk worden opgeheven:

“T01 is a portal into digital artworks that reflect the technology, movement and connectivity of the contemporary international airport - a transitory space where notions of borders, time and place are temporarily suspended.” (http://www.year01.com/terminal01)

Het project bestaat uit de volgende installaties: DualTerm, Arrivals and Departures, ETA, Passage Oublié en Touch and Go. Terminal Zero One verwerkt allerlei soorten informatie in haar installaties. Deze informatie, bestaande uit pictogrammen, vluchtinformatie en plattegronden, wordt door het vliegveld geproduceerd en door de installaties in een andere context geplaatst. Dit maakt het project locatief.

Als onderdeel van onze conceptanalyse onderzoeken we de individuele installaties van Terminal Zero One.

ETA

“ETA scrolls all flights to and from Pearson across the bottom of the screen, while simultaneously flashing images of the destination airport in the above portion of the screen. While this piece isn’t interactive, it had a way of almost taking the viewer on a trip of their own to the various airports flashing by.” (http://www.blogto.com/arts/2007/07/terminal_zero_one_touches_down_at_pearson/)

In tegenstelling tot de andere concepten van Terminal Zero One was de website van deze installatie ten tijde van ons onderzoek niet langer toegankelijk. Op de projectpagina van Terminal Zero One wordt alleen een korte samenvatting gegeven, maar deze bevat niet genoeg informatie om een gedegen analyse uit te voeren.

XI. Conceptanalyse | P.59

DualTerm

P.60 | XI. Conceptanalyse

Wie zijn de makers en wat is hun achtergrond?Erik Adigard en Chris Salter zijn twee multimedia ontwikkelaars die al twee decennia bezig zijn met het verkennen van de raakvlakken tussen cultuur en technologie.Adigard’s creaties zijn te zien geweest in mediapublicaties, nationale musea en internationale filmfestivals over de hele wereld.Salter’s werk is vertoond op experimentele multimedia- en technologie-evenementen zoals V2, Transmediale, Elektra en Ars Electronica. Ook is zijn werk gepubliceerd in The New York Times.

Welke rol speelt de omgeving in het concept en welk beeld geeft het concept van deze omgeving?DualTerm bestaat in twee spaces, als fysieke installatie in de terminal van het Toronto Pearson International Airport en als virtuele space in de wereld van Second Life. De installatie biedt een 3D wandeltocht door een virtuele versie van de terminal. Door het bezoek aan de virtuele space kan de gebruiker de fysieke space op een andere manier ervaren. Op deze manier legt de installatie een verbinding tussen deze twee spaces. Het bezoeken van de virtuele space gebeurt middels een avatar; een digitale verschijningsvorm van een persoon. Deze spaces smelten samen doordat het omgevingsgeluid van de fysieke wereld gecombineerd wordt met beeldmateriaal van zowel de virtuele als de fysieke wereld.

Wat wil de maker vertellen en op welke manier doet hij dat?De installatie beschrijft de druk en stress die de reiziger ervaart in een supermodern vliegveld. Het contrasteert het verlangen van de reiziger om op te gaan in de chaos en drukte van de publieke space met de staat van rust en zelfreflectie waarin de reiziger probeert te raken tijdens zijn verblijf in het vliegveld.

DualTerm gebruikt de samensmelting van fysieke en virtuele spaces om dit verhaal te vertellen. De reiziger kan middels een avatar op een ontdekkingsreis gaan waarin rumoer en stilte letterlijk naast elkaar geplaatst worden. Met behulp van deze avatar kan de reiziger twee zones betreden: een stille, lege space en een space gevuld met een overweldigende mix van geluiden;

“DualTerm aims to explore the tension of travelers in contemporary airports: the desire to be immersed in the public space of noise overload versus the craving for a quieter state of suspension, contemplation and silence before the act of flying.” (http://www.year01.com/terminal01)

XI. Conceptanalyse | P.61

deze space is het begin van een wandelroute waarin tegenstellingen centraal staan.

In het concept zorgen prikkels uit de fysieke wereld en de virtuele wereld samen voor een hybride gewaarwording. Dit gebeurt in de vorm van audio, doordat omgevingsgeluiden uit de fysieke terminal gecombineerd worden met van te voren opgenomen herhalende ‘sample’ geluiden. Deze samples zijn verborgen in objecten in de virtuele wereld. Doordat de reiziger een hoofdtelefoon draagt, ervaart hij het samensmelten van de ‘live’ akoestiek van het fysieke vliegveld met een eerder opgenomen digitale simulatie. Ook wordt de virtuele wereld gecombineerd met de fysieke wereld doordat deze virtuele wereld visuele elementen bevat van de fysieke wereld.

Op welke manier worden tactics gebruikt?De interactie met de virtuele versie van het vliegveld vindt plaats doordat de gebruiker met een avatar door deze omgeving kan lopen. Deze avatar kan worden bestuurd met een besturingspaneel dat bevestigd is aan de onderkant van het scherm van de installatie.Met behulp van een avatar kan de reiziger het interactieve verhaal beleven. Via een hoofdtelefoon hoort de reiziger omgevingsgeluiden van de fysieke terminal. Wanneer de avatar naar de linkerkant van de virtuele terminal wordt gestuurd worden deze geluiden gedempt tot stilte. Navigatie naar de rechterkant van de terminal leidt tot digitale vervorming en versterking van deze geluiden. Ook kan hier een balkon betreden worden, alwaar te zien valt dat de virtuele versie van het vliegveld zelf hoog boven de

aarde vliegt. De gebruiker kan vervolgens verder de virtuele terminal in lopen alwaar hij in de hal van de terminal aankomt. Deze hal is opgebouwd uit semitransparante foto’s van de fysieke terminalhal waardoor de fysieke en de virtuele wereld samen lijken te smelten. Door de samenkomst van fysiek en virtueel te tonen geeft het een andere kijk op de fysieke vliegveldterminal.

Welke rol speelt sense of place?De installatie zorgt voor een gevoel van verbondenheid met de spanning die reizigers ervaren tijdens hun verblijf in het vliegveld, maar niet voor een gevoel van verbondenheid met de omgeving zelf. Er wordt dus niet voor een sense of place gezorgd.

Arrivals and Departures

P.62 | XI. Conceptanalyse

Wie is de maker en wat is zijn achtergrond?Daniel Shiffman is afgestudeerd op wiskunde en filosofie aan Yale University. Zijn digitale creaties zijn geëxposeerd in tal van musea en kunstcentra. Shiffman is onderzoeker, onderwijzer en kunstenaar in het Interactive Telecommunications Program van Tisch School of the Arts van New York University.

Welke rol speelt de omgeving in het concept en welk beeld geeft het concept van deze omgeving?Arrivals and Departures doet zich voor als een normaal digitaal arrivals- & departures-scherm. De installatie camoufleert zich dus binnen de strategies van het vliegveld: normale arrivals- & departuresschermen zijn namelijk strategies die in de vorm van tekens en teksten de rol van tijd in de non-place benadrukken.

De installatie werkt echter fundamenteel anders dan deze strategies doordat het hun functionaliteit op de schop neemt. Dit gebeurt doordat de informatie binnen

de installatie onleesbaar wordt zodra de reiziger zich in de nabijheid van het scherm begeeft.

Wat wil de maker vertellen en op welke manier doet hij dat?Via een camera wordt de reiziger door de installatie geregistreerd. Zodra de reiziger zich in de nabijheid van het scherm begeeft begint de informatie op het scherm zich te herstructuren. Deze informatie krijgt steeds meer de vorm van het spiegelbeeld van de reiziger. De informatie op het scherm krijgt hierdoor een andere betekenis.De installatie vertelt het verhaal van de reizigers die schuil gaan achter de eindeloze

“Arrivals and Departures is a terribly impractical dynamic display of airline arrival and departure times. Stay still and the screen appears to be a normal, happy list of flights. Jump around and the information flies about, following your movements.” (http://www.shiffman.net/projects/arrivals-and-departures)

XI. Conceptanalyse | P.63

stroom aan vluchtinformatie. Er wordt aangetoond dat reizigers zelf verantwoordelijk zijn voor de aankomst- en vertrektijden op het scherm. Ze produceren deze informatie immers zelf door deel te nemen aan de vliegreis. Deze boodschap wordt gevisualiseerd in het spiegelbeeld van de reiziger. Op deze wijze wordt de reiziger letterlijk aangezet tot zelfreflectie.

Op welke manier worden tactics gebruikt?De reiziger interacteert met de installatie door te bewegen voor de camera. Meer beweging voor de camera betekent dat de informatie op het scherm ook meer beweegt. Zodra de reiziger stil staat neemt de informatie weer de vorm aan van de aankomsttijden van de vluchten van terminal

1. In de installatie is beweging dus een metafoor voor het feit dat overal waar de reiziger zich naar toe begeeft er informatie met hem mee reist.

Welke rol speelt sense of place?Arrivals and Departures zorgt in eerste zin voor bewustwording van de strategies van het vliegveld. Het toont aan dat de gezichtsloze massa waarin reizigers hun passage maken, toch niet zo gezichtsloos is als de autoriteit dit doet voorkomen. Aankomst- en vertrektijden krijgen een betekenis doordat de reiziger zich bewust wordt van het feit dat hij deze informatie zelf produceert. Op deze wijze krijgt de informatie een humane kant waardoor hij zich er verbonden mee kan voelen.

Passage Oublié

P.64 | XI. Conceptanalyse

Wie zijn de makers en wat is hun achtergrond?Passage Oublié is gemaakt door Maroussia Lévesque, Jason Lewis, Yannick Assogba, Raed Mousa; een groep designers en programmeurs. Deze groep is vooral geïnteresseerd in politieke vraagstukken en de rol die nieuwe media hierin kunnen spelen.

Welke rol speelt de omgeving in het concept en welk beeld geeft het concept van deze omgeving?Passage Oublié betekent ‘vergeten doortocht’. Het onderwerp van het concept is de rol die vliegvelden spelen in het uitleveren van politieke gevangenen. Het richt zich op de ethische vragen die uitleveringsvluchten oproepen. Het

juridische vacuüm binnen het vliegveld speelt hierbij een grote rol.

Wat willen de makers vertellen en op welke manier doen zij dat?Passage Oublié vertelt het verhaal van deze gevangenen en de standpunten die mensen hebben ten opzichte van het transport van deze gevangen. Dit verhaal roept vragen op als: ‘Hoe ver kun je gaan met het aanscherpen van die regels?’ en ‘Hoever kun je gaan totdat de rechten van de reiziger geschonden worden?’.

In Passage Oublié worden berichten die door gebruikers worden ingezonden getoond op een wereldkaart. Deze berichten worden geanimeerd langs de 26 vliegroutes van vluchten die politieke

gevangenen vervoeren als gevolg van terrorismemaatregelen. Deze vluchten maken deel uit van de overlevering van deze gevangenen aan de wetgeving van een ander land waardoor de wettelijke beperkingen van het thuisland omzeild kunnen worden. Veel van deze vluchten zijn gehuurde commerciële vliegtuigen die de gevangenen naar ondervragingslocaties brengen. Dit zijn dezelfde soorten vliegtuigen waarin wij als reiziger vliegreizen maken.

Op welke manier worden tactics gebruikt?Passage Oublié werkt aan de hand van een interactieve wereldkaart op een touchscreen. Deze kaart bevat icoontjes die de verschillende vertrekpunten voorstellen. Gebruikers kunnen reageren op deze

”Are rendition flights an acceptable means of dealing with new terrorism threats? How does their use affect a country’s credibility as a defender of liberty? Does the end justify the means when it comes to pre-emptive war on terror? Are we compromising on the liberal democracies’ cherished principal of innocent-until-proven-guilty?” (http://www.year01.com/terminal01/passage.html)

XI. Conceptanalyse | P.65

uitleveringen door berichten in te zenden. Dit kan door te sms’en naar een speciaal nummer of door dit op http://www.passageoublie.net te doen. Deze website is gratis te bezoeken binnen het vliegveld door het aanwezige draadloze netwerk. De ingezonden berichten worden door de makers van het concept beheerd. Na goedkeuring vliegen ze op het scherm van het vertrekpunt naar het vliegveld waar de uitgeleverde gevangene aankomt. In de icoontjes van deze vliegvelden worden deze berichten opgeslagen zodat ze later kunnen worden bekeken door andere gebruikers.

Gebruikers van de installatie kunnen door de verschillende vliegvelden bladeren. Zodra een vliegveld wordt aangeraakt worden via felle lijnen de verbindingen van dit vliegveld met andere uitleveringsvliegvelden zichtbaar.

Op deze manier kan ook het netwerk van verbindingen tussen meerdere vliegvelden zichtbaar gemaakt worden.

Welke rol speelt sense of place?Dit concept richt zich vooral op de ethische en juridische kant van het maken van een vliegreis. Er wordt een gevoel van verbondenheid met het lot van de gevangenen geschapen. Er kan een vergelijking worden gemaakt tussen de gewone reiziger en het lot van de gevangene. De reiziger wordt zelf in het vliegveld ook beperkt in zijn handelen. Hierdoor wordt de reiziger gestimuleerd om zichzelf af te vragen waartoe hij zelf gerechtigd is binnen een non-place als het vliegveld.

Ook zegt het iets over de manier waarop een democratisch land denkt over vrijheid als het

meedoet aan uitleveringsvluchten. Het gevoel van verbondenheid met een land wordt bepaald door wetten en regels die ervoor zorgen dat mensen in harmonie kunnen samenleven. Zodra iemand echter verdacht wordt van terrorisme is opeens het groepsbelang van de bevolking van dit land belangrijker dan de rechten van de individuele verdachte. Op dat moment komt de ethiek van democratie niet goed uit, waardoor men genoodzaakt is om de verdachte naar een plek te brengen waar de ethische beperkingen van democratie niet van toepassing zijn op de ondervraging. Deze installatie creëert voor de reizigers dus geen sense of place, maar trekt het gevoel van verbondenheid met de landen die meedoen aan deze uitleveringen in twijfel.

Touch and Go

P.66 | XI. Conceptanalyse

Wie zijn de makers en wat is hun achtergrond?Touch and Go is gemaakt door David Clark, Jeff Howard, Nick Rudnicki, Shelley Simmons.David Clark is een Canadese media kunstenaar die in de vorm van net art en interactieve films experimenteert met de narratieve mogelijkheden van nieuwe media. Jeff Howard studeerde de opleiding Multimedia and Cultural Studies aan de McMaster University in Ontario. Howard houdt zich in zijn werk ook bezig met relatie tussen nieuwe media en narrativiteit. Nick Rudnicki noemt zichzelf een ‘freelance creative geek’. Rudnicki heeft al jaren contacten met de artistieke gemeenschap van zijn woonplaats; Nova Scotia.Shelley Simmons heeft een achtergrond in

management en digitale kunst. Simmons houdt zich bezig met het verkennen van nieuwe mogelijkheden om verhalen te vertellen aan de hand van nieuwe media.

Welke rol speelt de omgeving in het concept en welk beeld geeft het concept van deze omgeving?In Touch and Go worden de tekens van het vliegveld gebruikt als personen en voorwerpen in een interactieve animatie. De verschillende omgevingen in de animatie staan daarbij voor de verschillende locaties binnen het Toronto Pearson International Airport. Het vliegveld wordt in de animatie afgeschilderd als een omgeving vol gevaren en obstakels. Personen worden afgebeeld in de vorm van de ideogrammen van het dames- en heren toilet.

Wat willen de makers vertellen en op welke manier doen zij dat?De gehele titel van de installatie is: ‘Touch and Go: The Interactive Guide to Perambulatory Anomalies’. Dit betekent zoiets als ‘de interactieve gids van eigenaardigheden bij het passeren’. De problemen waar reizigers mee te maken krijgen tijdens hun doortocht in het vliegveld biedt de context voor het verhaal dat door de animatie wordt verteld. Dit verhaal wordt verteld aan de hand van de iconografie van het vliegveld. De animatie vertelt het verhaal van tekens, tijd en passage en de rol die deze strategies spelen in de omgeving. Het verhaal wordt verteld als een soort ‘slapstick’, een knipoog naar de stille films van vroeger waarin de reiziger wordt afgebeeld als een soort hedendaagse Charlie Chaplin. In dit

“Please click on the screen and send our hero on another random encounter with the hazards and pitfalls of his flatland existence. This nod to the screwball era of silent film animates the deadpan characters that have become well known to today’s airport dwellers.” (http://www.year01.com/terminal01/touch.html)

XI. Conceptanalyse | P.67

verhaal is de hoofdpersoon een zogenaamd ‘flat character’; hij vertoont door het verhaal heen geen karakterontwikkeling. Het karakter van dit ‘flat character’ is slechts functioneel zodat het personage gemakkelijk in het verhaal past. Op deze wijze worden het tijdelijke gebrek aan individualiteit van de reiziger en de oppervlakkige relatie tussen reiziger en autoriteit zichtbaar gemaakt.

Op welke manier worden tactics gebruikt?In Touch and Go vindt de interactie met de gebruiker plaats met een touchscreen interface. Doordat er gemakkelijk tussen de verschillende onderdelen van de animatie gewisseld kan worden via een soort plattegrond van het vliegveld is deze interface laagdrempelig. Ook kan het verhaal chronologisch verteld worden.

De gebruiker kan dan met pijlen aan de linker- en rechterkant van het scherm verder en terug in het verhaal gaan.

Welke rol speelt sense of place?In deze animatie staat de hoofdpersoon voor de universele wereldreiziger. Ook richt deze installatie zich dus op het bewust worden van het gebrek aan individualiteit en de oppervlakkige relaties die bestaan binnen het vliegveld. Net als in Arrivals and Departures zet deze installatie ons aan tot nadenken; het denken aan de non-place en de plek die we er als reizigers in hebben. De installatie laat zien dat de strategies van het vliegveld alleen rekening houden met de basisbehoeften van de mens.

XII. Nieuwe media en sense of place

XII. Nieuwe media en sense of place

P.70 | XII. Nieuwe media en sense of place

“Place is a relational horizon. As such, it cannot be engineered. However, new media allow us to explore new ways for engaging with the people, stories, interpretations, and values that pertain to a specific environmental setting. Bringing or strengthening a sense of place in either geographic or distributed communities means creating interaction spaces capable of sustaining this engagement. In this regard, designers can play imaginative roles, thus combining the technical and the poetic.” (A Metadesign Perspective on Place-Making, Elisa Giaccardi)

De Italiaanse wetenschapper Elisa Giaccardi stelt dat spaces alleen door mensen in places kunnen worden veranderd. Nieuwe media zijn daarbij een middel om van spaces places te maken. Ze stellen ons in staat om relaties aan te gaan met de historie en identiteit van specifieke omgevingen. Deze relaties uiten zich in sense of place. Nieuwe media zijn in staat om interactieve virtuele spaces te creëren waarin gebruikers dit gevoel van verbondenheid met de omgeving kunnen behouden. Binnen deze virtuele spaces bepalen de ontwerpers van de space op welke manier context en content worden gecombineerd.

Het citaat van Giaccardi is echter niet direct van toepassing op non-places omdat deze een aantal tekortkomingen hebben. Non-places worden met behulp van strategies door een autoriteit gecoördineerd waardoor ze een gebrek hebben aan historie en identiteit. Dit gebrek aan (de relatie met) deze elementen heeft als gevolg dat gebruikers van deze spaces zich moeilijk met deze omgevingen verbonden kunnen voelen. Places hebben deze elementen echter wel, de verbondenheid met deze spaces uit zich dan ook in de vorm van sense of place. Om spaces als places te kunnen ervaren moet men echter de gelegenheid krijgen om binnen deze spaces stil te kunnen staan en te kunnen handelen. Tim Cresswell citeert de Chinees-Amerikaanse geograaf Yi-Fu Tuan:

“‘If we think of space as that which allows movement, then place is pause; each pause in movement makes it possible for location to be transformed into place.’ (Tuan 1977, 6)” (Place: a short introduction, Tim Cresswell, 2004, 8)

‘Frozen Grand Central’ is een voorbeeld van een missie van Improv Everywhere waarin met tactics tijdelijk de space van

een non-place wordt overgenomen. Deze space kan echter niet voor lange tijd worden behouden omdat de overname van deze space in strijd is met de belangen van de autoriteit. Het overnemen van fysieke ruimtes heeft dus een aantal beperkingen. Ten eerste moeten de tactics waarmee de space wordt overgenomen voortdurend inspelen op nieuwe kansen die de gaten in de strategies bieden. Ten tweede wordt de space die binnen non-places gewonnen wordt nog steeds gedeeld met andere gebruikers van deze space. Ten derde moeten tactics ingrijpend zijn om terrein te kunnen winnen. Vaak wordt de omgeving tijdelijk van zijn functionaliteit ontdaan. In het geval van ‘Frozen Grand Central’ gebeurde dit doordat de passage binnen de space tijdelijk stil viel doordat 200 agents de space tijdelijk overnamen. In ‘My Address is not a house, nor a street, my address is a shopping centre’ werd dit gedaan doordat de gebruikers van de space zich met paraplu’s tijdelijk aan het zicht van de autoriteit onttrokken. Beide tactics zijn dus saboterend van werking. In het laatste voorbeeld speelt ook camouflage een rol. De wijze waarop deze tactics gebruikt worden om een fysieke space van

XII. Nieuwe media en sense of place | P.71

een autoriteit over te nemen vertoont dus gelijkenissen met het voeren van oorlog.Nieuwe media bieden diplomatieke en subtiele methoden om spaces toe te eigenen. De vijf kenmerken van nieuwe media, numerieke vertegenwoordiging, modulariteit, automatisering, variabiliteit en transcodering, zorgen voor een flexibele overname en een langduriger behoud van de space. Aan de hand van de installaties van Terminal Zero One beschrijven we hoe dit in de praktijk werkt. DualTerm toont een sterke samenwerking tussen transcodering en modulariteit doordat geluid uit de fysieke omgeving wordt gedigitaliseerd en gecombineerd met eerder opgenomen samples. Daarnaast bestaat de virtuele space van DualTerm uit vele modulaire media-elementen zoals afbeeldingen en driedimensionale objecten die zijn opgebouwd uit pixels en polygonen. In Arrivals and Departures worden mensen door transcodering numeriek vertegenwoordigd in de vorm van aankomsttijden van vluchten.

Doordat vluchtinformatie variabel is kan deze letterlijk de vorm aannemen van reizigers die met de installatie interacteren. Op de wereldkaart van Passage Oublié reizen numeriek vertegenwoordigde

boodschappen automatisch en in ‘real-time’ mee met vliegtuigen die politieke gevangenen representeren. Modulariteit uit zich in Touch and Go doordat de reiziger niet gedwongen wordt om de onderdelen van de animatie in een vaste volgorde te doorlopen.

Context en contentHet behouden en overnemen van een space is echter niet voldoende om een sense of place te creëren. Sense of place kan alleen tot stand komen als een omgeving beschikt over een context (de historie van een locatie) en content (de materialen aanwezig op deze locatie) waarmee men zich verbonden kan voelen. Context en content zijn onlosmakelijk verbonden. Hun onderlinge relatie kan het best uitgelegd worden aan de hand van het voorbeeld van een toneelvoorstelling. De sfeer van de theaterzaal, het aanwezige decor, de acteurs die het verhaal uitbeelden en de rekwisieten die ze hierbij gebruiken spelen allemaal een rol in de manier waarop de voorstelling door het publiek ervaren wordt. Door de som van deze elementen krijgt het verhaal betekenis. Daarbij is het vooral de vertoning van het verhaal waar het publiek voor gekomen is.

“The essential function of any environment is to offer both content (activity) and context (physical & socio-cultural setting/space) for the embodiment of individuals who engage in the activity. It is like in a theatre, the stage-setting, the actors and the audience, the performance, together make a theatre ‘place’. These components are interwoven interactively with one another in terms of generating changes in one another’s components and characteristics, and these interactions cause a series of emotional, cognitive and practical place products to be engendered, as in the sense of place. Content, in particular, plays a key role in making a place, because they provide a reason and a purpose for being there. Therefore place-making is more than the creation of a container: a setting or a space.” (Digital Place-Making – Taking responsibility for the design of both context and content, Xiaolei Lily Chen)

Locative media zijn in staat om de context en content van de omgeving waarin ze zich bevinden te (her)interpreteren. Ze zijn daardoor in staat om een nieuwe betekenis te geven aan deze context en content. Dit doen ze in de vorm van narratieven; verhalen die een boodschap overbrengen. Zonder de herinterpretatie van de context die door non-places wordt geschept, hebben de gebeurtenissen in deze context voor de gebruiker echter geen betekenis. Non-places

P.72 | XII. Nieuwe media en sense of place

creëren een overvloed aan gebeurtenissen die alleen vanuit functioneel oogpunt worden opgeslagen. Deze opgeslagen gegevens vormen voor de gebruiker van de non-place echter geen betekenisvolle historie. Een voorbeeld van de manier waarop deze gegevens door de autoriteit functioneel worden opgeslagen is het passagiersmanifest dat voor elke vlucht bestaat. Aan de hand van dit manifest kan in geval van een ramp eenvoudig achterhaald worden wie zich in het vliegtuig bevindt.

De ontwerpers van Terminal Zero One zijn in staat om met locative media de context en content van het supermoderne vliegveld te (her)interpreteren en zo een eigen verhaal te vertellen. DualTerm vertelt het verhaal van de spanning die reizigers ervaren tijdens hun verblijf in het vliegveld. Arrivals and Departures toont aan dat de gezichtsloze massa waarin reizigers hun passage maken, toch niet zo gezichtsloos is als de autoriteit dit doet voorkomen. Passage Oublié zegt iets over de manier waarop democratische landen denken over vrijheid als ze politieke gevangen via commerciële vluchten uitleveren aan de

wetgeving van een ander land. Touch and Go richt zich op het bewust worden van de oppervlakkige relaties en het gebrek aan individualiteit binnen het vliegveld.

Het herinterpreteren van context en content gebeurt op een aantal manieren:

Ontwerpers gebruiken vaak metaforen om reizigers de boodschap van een verhaal te helpen begrijpen. In Cloud wordt het vliegen door de wolken totdat men deze overstijgt gebruikt als metafoor voor de overgang van een drukke naar een rustige omgeving. De glinsterende patronen en het organische geluid zijn metaforen voor de exclusiviteit van de lounges die door de installatie gemarkeert worden. De tekens en teksten die gebruikt worden in de strategies van non-places zijn ook voorbeelden van metaforen. De autoriteit gebruikt universele pictogrammen om onderscheid te maken tussen de functies van de verschillende delen van de non-place. Touch and Go gebruikt deze pictogrammen in een nieuwe context waardoor deze pictogrammen een andere betekenis krijgen. In de installatie worden de pictogrammen gebruikt om te laten zien

dat strategies alleen rekening houden met de basisbehoeften van de mens.

Virtuele spaces kunnen daarnaast er voor zorgen dat de verhalen die verteld worden een persoonlijkere betekenis krijgen. Virtuele spaces stellen zowel ontwerper als gebruiker in staat om de context en content van deze spaces te creëren en te beheren. Hierdoor heeft de gebruiker voldoende agency en mogelijkheden om persoonlijke betekenissen te geven aan de locaties, materialen en personen waaruit deze spaces bestaan. In DualTerm gaat de reiziger op een persoonlijke ontdekkingsreis. Met behulp van de installatie is hij in staat om in de virtuele versie van het vliegveld spaces te bezoeken die in de fysieke versie van het vliegveld niet bestaan of niet voor hem toegankelijk zijn. Daarnaast ervaart de reiziger een samensmelting tussen de fysieke en de virtuele versie van het vliegveld waardoor beiden voor hem een nieuwe betekenis krijgen.

Een andere methode om een verhaal begrijpelijk te maken is om de gebeurtenissen die in een space

XII. Nieuwe media en sense of place | P.73

plaatsvinden in een historische context te plaatsen. Christian Nold doet dit in Crowd Compiler. Deze installatie registreert gedurende een lange tijdsperiode alleen de veranderingen in een space en geeft deze weer in de vorm van een soort timelapse. Op deze manier wordt de historie van de omgeving vastgelegd waardoor deze betekenis krijgt en wordt er een verhaal verteld over het gebruik van deze space.

Van begrijpen naar verbonden voelenDe autoriteit controleert en coördineert de constante stroom van gebeurtenissen binnen het vliegveld. Waar deze gebeurtenissen voor de autoriteit alleen functionele waarde hebben, kunnen dezelfde gebeurtenissen voor de reiziger ook persoonlijke betekenissen hebben. Een voorbeeld hiervan is het maken van vakantiefoto’s door reizigers tijdens hun verblijf in het vliegveld. De gebeurtenissen die deze foto’s vastleggen hebben voor de autoriteit geen betekenis, terwijl ze voor de reiziger een deel van zijn vakantie representeren. Doordat deze gebeurtenissen door de autoriteit niet als functioneel worden ervaren, worden ze niet opgenomen in de historie van het supermoderne vliegveld.Nieuwe media maken het mogelijk om deze

gebeurtenissen op te slaan en ze in de vorm van een verhaal een meer dan functionele betekenis te geven. Elisa Giaccardi beschrijft op welke manier nieuwe media kunnen bijdragen aan het geven van deze betekenis:

“From the perspective of metadesign, which is focused on the creation and nurture of sustained participative mechanisms, the task is to sustain the whole ‘repertoire’ of knowledge and social relations that are responsible for the creation, communication, and renewal of our sense of place. This is possible only when we give people active and constructive roles, and we engage them in looking at each other’s experiences, in connecting with each other’s feelings, and in building insights that may lead to new meanings and new relationships. Collective storytelling plays a critical role in supporting such a situated, reflective, and narrative mode of production and interpretation of place. I argue that to enable collective storytelling and achieve this mode of production, we need to combine media, technologies, and social practices in a process comprising collection (users must be able to capture their experience as connected to specific environmental settings and produce content); narration (users must be able to reflect upon their experiences and express these reflections by unfolding and reacting to the data collected); and interpretation (as instantiated by the dialectics between ‘knowing’ and ‘seeing’). It is a

participative mechanism, combining experience and imagination, which must be activated, sustained, and regulated over long periods of time by the synergy of different players and in the context of new working relationships.” (A Metadesign Perspective on Place-Making, Elisa Giaccardi)

Giaccardi stelt dat dit mogelijk is door mensen een actieve en constructieve rol te geven. Dit gebeurt als we ze ertoe bewegen om naar elkaars ervaringen te kijken en om zich in te leven in deze ervaringen. De inzichten die ze hierdoor krijgen leiden tot nieuwe betekenissen en nieuwe relaties. Ze beschrijft daarbij dat ‘collective storytelling’ een belangrijke rol speelt in het ondersteunen van deze ontwikkelingen. Collective storytelling is het gezamenlijk geven van betekenis aan gebeurtenissen en voorwerpen. Collective storytelling combineert ervaringen en verbeeldingsvermogen in een verhaal dat in staat is om deze ervaringen een nieuwe betekenis te geven en nieuwe relaties te laten ontstaan. Nieuwe media bieden daarbij het platform voor collective storytelling. Virtuele spaces zijn hierbij geschikt om het verhaal tot leven te brengen.

In Terminal Zero One wordt veelvuldig

P.74 | XII. Nieuwe media en sense of place

gebruik gemaakt van collective storytelling. In Passage Oublié kan de reiziger reageren op het lot van een gevangene en de reacties die andere reizigers hier al op hebben gegeven. Door deze reacties krijgen de uitleveringsvluchten een ethische lading waardoor de reiziger zich gemakkelijker verbonden gaat voelen met het lot van de gevangenen.

Collective storytelling kan ook plaatsvinden zonder dat mensen zich hier direct van bewust zijn. Dit is het geval in één van de installaties van Peek-a-Boo. In deze installatie worden reizigers gestimuleerd om gezamenlijk te onderzoeken welke camera met welke monitor verbonden is. Op deze manier laat de installatie zien dat men iedere dag door camera’s geobserveerd wordt zonder dat men zich daarvan bewust is. In Arrivals and Departures wordt door (de informatie van) reizigers collectief verteld dat, overal waar de reiziger heen gaat, er informatie met hem mee reist. De reisinformatie die door reizigers in groepen geproduceerd wordt en getoond wordt op het scherm, beweegt letterlijk mee met de bewegingen van de gebruiker van de installatie.

Collective storytelling kan niet alleen een gevoel van verbondenheid met personen en gebeurtenissen creëren, het kan ook een gevoel van verbondenheid met een locatie en de daar aanwezige materialen tot stand brengen. In places voelen mensen zich niet alleen verbonden met de historie van de locatie en de locale, deze historie schept ook een gevoel van verbondenheid tussen de mensen onderling. Nieuwe media kan deze vorm van collectieve historie zichtbaar en interacteerbaar maken in spaces met een gebrek aan historie, relatie en identiteit. Hierdoor kan de reiziger ook in supermoderne vliegvelden een sense of place creëren.

XIII. ConclusieSense of place kan alleen tot stand worden gebracht als een omgeving beschikt over een context [1] en content [2] waarmee de reiziger zich verbonden kan voelen. In een supermodern vliegveld kan een reiziger zich niet verbonden voelen met deze context en content; er is een gebrek aan historie, relatie en identiteit. Dit gebrek ontstaat doordat vliegvelden een overvloed aan gebeurtenissen creëren. Deze gebeurtenissen worden enkel en alleen vanuit een functioneel oogpunt geproduceerd en opgeslagen. Ze hebben voor de reiziger geen persoonlijke betekenis.

Nieuwe media kunnen, dankzij hun kenmerken [3], deze gebeurtenissen herinterpreteren en ze in de vorm van een verhaal in een nieuwe context plaatsen waardoor deze gebeurtenissen een méér dan functionele betekenis krijgen.Met nieuwe media plaatsen ontwerpers de gebeurtenissen in een space in een historische context [4] of maken ze gebruik van metaforen [5] die het verhaal verduidelijken. De reiziger hoeft zich echter nog niet verbonden te voelen met deze gebeurtenissen. Dit gevoel van verbondenheid kan alleen worden gecreëerd als de reiziger een actieve en constructieve rol wordt toebedeeld in het geven van betekenis aan een space. Dit gebeurt als reizigers ertoe worden aangezet om elkaars ervaringen te bekijken, te begrijpen en zich in te leven in deze ervaringen. De inzichten die ze hierdoor verkrijgen kunnen dan leiden tot nieuwe betekenissen en relaties.

Nieuwe media gebruiken daarbij collective storytelling [6]; de ervaringen en het verbeeldingsvermogen van reizigers om een verhaal te creëren dat hen in staat stelt om deze ervaringen een nieuwe betekenis te geven en om nieuwe relaties aan te gaan. Virtuele spaces zijn uitermate geschikt om dit verhaal tot leven te brengen. Op deze manier kunnen nieuwe media de collectieve historie van spaces tot leven roepen en deze zichtbaar en interactief maken. Ook kunnen ze een gevoel van verbondenheid met deze historie tot stand brengen. Hierdoor kan de reiziger ook in supermoderne vliegvelden een sense of place creëren.

P.76 | XIII. Conclusie

1. De historie van een locatie.2. De materialen aanwezig op deze locatie.3. Numerieke vertegenwoordiging, modulariteit, automatisering, variabiliteit, transcodering. (The Language of New Media, Lev Manovich. 2002)4. Dit gebeurt in ‘Crowd’ Compiler van Christian Nold. Deze installatie vertelt het verhaal van het gebruik van een space .5. Dit gebeurt in ‘Cloud’ van kunst- en vormgevingbureau Troika.6. Collective storytelling komt in nieuwe media voor in de vorm van user generated content. ( A Metadesign Perspective on Place-Making, Elisa Giaccardi)

BegrippenlijstGlobalisatie: Het verschijnsel van wereldwijde economische integratie als gevolg van ontwikkelingen op het gebied van transport en informatie- en communicatie technologie.

Supermodernisme: Een vanuit de globalisatie ontstane stroming in de architectuur. In deze stroming staan functionele gebouwen centraal.

Space: Een (fysieke) omgeving; het ruimtelijke volume waaruit zowel places als non-places bestaan.

Non-place: Een space waar het individu geen directe relatie mee heeft en waar hij weinig invloed op de omgeving kan uitoefenen.

Autoriteit: De verzamelnaam voor de partijen die verbonden zijn aan de non-place en langdurig controle en zeggenschap hebben binnen de non-place.

Strategies: Regels bedoeld om grote groepen mensen zo efficiënt mogelijk te kunnen beïnvloeden en dirigeren

Passage: Het verschijnsel dat de reiziger zich via een vast traject verp laatst door de non-place. Passage is een functie van non-places.

Tekens en teksten: Zijn iconografie van het vliegveld; tekens en teksten helpen de reiziger met de passage door het vliegveld.

P.78 | Begrippenlijst

Tijd: Tijd wordt in het vliegveld vanuit commercieel oogpunt bepaald door de autoriteit. Reizigers zijn in non-places passanten; ze maken slechts tijdelijk gebruik van deze spaces.

Place: Een gelokaliseerde space die materialen bevat en waarmee men zich verbonden kan voelen (sense of place).

Location: De locatie (coördinaten) van een space.

Locale: De voorwerpen, materialen en gebouwen die zich bevinden in een space.

Sense of place: Het gevoel van verbondenheid met de location en locale van een space.

Tactics: Acties die het mogelijk maken om een ruimte binnen de strategies van een non-place te creëren, zonder de macht van de autoriteit over te nemen.

Agency: Het gevoel om te kunnen handelen binnen een space.

Nieuwe media: Digitale, interactieve media die gekenmerkt worden door numerieke vertegenwoordiging, modulariteit, automatisering, variabiliteit en transcodering.

Cellspace: Alle elektronische informatie, komende uit de directe omgeving of van het Internet, waarmee een space wordt gevuld.

Begrippenlijst | P.79

Media-element: De onafhankelijke losse onderdelen waaruit media- objecten bestaan.

Media-object: Een uit media-elementen opgebouwde toepassing van nieuwe media. Mobile media: Een (draagbare) vorm van nieuwe media die locatie-onafhankelijk functioneert. Telecocoon: Tijdelijke, met behulp van mobile media overgenomen space. Locative media: Een vorm van nieuwe media welke locatiege bonden informatie gebruikt en kan manipuleren. Numerieke vertegenwoordiging: Het verschijnsel dat nieuwe media uit digitale code bestaan waardoor ze ‘programmeerbaar’ zijn.

Modulariteit: Het verschijnsel dat media-objecten bestaan uit onafhankelijke losse componenten.

Automatisering: Het verschijnsel dat toepassingen van nieuwe media voor een groot deel automatisch door de computer gegenereerd kunnen worden.

Low level automation: Het creëren of bewerken van media objecten met be hulp van simpele computer algoritmes of sjablonen.

High level automation: De ontwikkeling dat de computer de semantische betekenis begrijpt van de media objecten die het creëert .

Variabiliteit: Het verschijnsel dat media-objecten gemakkelijk kunnen veranderen van vorm en inhoud. Transcodering: Het verschijnsel dat informatie in nieuwe media digitaal wordt opgeslagen in een structuur die de computer begrijpt.

Culturele laag: Het verhaal en het plot dat door een media-object verteld wordt. Computerlaag: De packets en processen waarin media-objecten worden opgeslagen en verzonden.

Virtuele space: De niet-fysieke, modulair opgebouwde space binnen een media-object. Voorbeelden hiervan zijn Second Life en World of Warcraft.

Collective storytelling: Collective storytelling is een vorm van het gezamenlijk geven van betekenis aan gebeurtenissen en voorwerpen. Collective storytelling combineert ervaringen en verbeeldingsvermogen in een verhaal dat in staat is om deze ervaringen een nieuwe betekenis te geven en nieuwe relaties te laten ontstaan.

BibliografieLiteratuurlijst

Augé, M. (2009) Non-places: Introduction to an Anthropology of Supermodernity, Second Edition, Verso Books, ISBN-13: 9781844673117

Brodin, J. (2005) Life in Fragments : From Public Spaces to Non-Places, academic paper

Castells, M (1998) The Rise of the Network Society, Blackwell Publishing, ISBN-13: 9781557866172

Certeau, M. (2002) The Practice of Everyday Life, Berkeley: University of California Press, ISBN-13: 9780520236998

Claessens, O. (2008) Noizy Parkings, Een geluidsonderzoek in de non-place, Master-thesis Communication & Multimedia Design

Cresswell, T. (2004) Place: A Short Introduction, Wiley-Blackwell Publishing, ISBN-13: 9781405106726

Døving, R. Eriksen, T.(1992) In limbo: Notes on the culture of airports, academic paper

(digitale versie: http://folk.uio.no/geirthe/Airports.html)

Drinnin, B. Irwin, D. Simons, J. (1987). Psychology: The Search for Understanding, West Publishing Company, ISBN-13: 9780314262134

Friedberg, A. Varnelis, K. (2006) Place: Networked Place, academic paper

(digitale versie: http://networkedpublics.org/book/place)

Friedman, T. (2007) The World Is Flat: A Brief History of the Twenty-First Century, Penguin Books, ISBN-13: 9780141034898

Giaccardi, E. (2006) A Metadesign Perspective on Place-Making, Workshop on Locating Boundaries: Place, Space, and Design, technical report

Manovich, L. (2002) The Language of New Media, MIT Press, ISBN-13: 9780262632553

Manovich, L. (2006) The Poetics of Urban Media Surfaces, academic paper

(digitale versie: http://www.firstmonday.org/issues/special11_2/manovich/index.html)

Tutors, M. Varnelis, K. Beyond Locative Media, academic paper

(digitale versie: http://networkedpublics.org/locative_media/beyond_locative_media)

P.80 | Bibliografie

Bibliografie | P.81

Internetbronnen

Friedman, T (2005), It’s a Flat World, After All, New York Times (webartikel)

http://www.mgi.polymtl.ca/marc.bourdeau/FC/FlatWorld.pdf

Ito, M., Okabe, D. & Anderson, K. (2007) Portable Objects in Three Global Cities. University of Southern California.

http://www.themobilecity.nl/2008/12/22/towards-a-myspace-urbanism/

World Development Indicators database – Aantal binnenlandse en buitenlandse vliegreizigers voor Amerika

http://www.nationmaster.com/time.php?stat=tra_air_tra_pas_car-transportation-air-transport-passengers-carried&country=us-united-states

Sense(s) of Place: New Media, Cultural Heritage, and Place-Making (15 March 2006) Hong Kong, panel discussion report

http://x2.i-dat.org/~eg/research/pdf/GiaccardiKalay_NH06.pdf

Giaccardi, E. (2006) A Metadesign Perspective on Place-Making

Champion, E. M. (2006) Descriptive theory does not build place

Places Journal – Digital Archive

http://www.places-journal.org/issues/

‘Airports around the country are trying out surprising sources of income. Anyone want to buy some hay?’ (webartikel)

http://www.portfolio.com/business-travel/features/2008/07/13/Unusual-Airport-Income

Radical Cartography - Collecting maps of non-places

http://www.radicalcartography.net/?non-place-airports

‘This Place Is…’ (weblog)

http://www.thisplaceis.com/about/

Tom Wujec: 3 ways the brain creates meaning (TED Talks)

http://www.ted.com/talks/tom_wujec_on_3_ways_the_brain_creates_meaning.html

Nieuwe mediaChristian Nold – Crowd Compilerhttp://www.softhook.com/crowd.htmMireia Subirana – Ampel Pong http://www.subiranaworks.com/ampelpong.php?section=synopsisJonathan Harris: the Web’s secret stories (TED Talks)http://www.ted.com/index.php/talks/jonathan_harris_tells_the_web_s_secret_stories.htmlPaola Antonelli: “Design and the Elastic Mind” (TED Talks)http://www.ted.com/talks/lang/eng/paola_antonelli_previews_design_and_the_elastic_mind.htmlhttp://www.moma.org/interactives/exhibitions/2008/elasticmind/Concepten: My Address is not a house, nor a street, my address is a shopping center http://www.rakauskaite.com/?language=52&crnt=118&father=1 http://www.culturebase.net/artist.php?329 http://www.cac.lt/en.php/exhibitions/past/04/rakauskaite/my_address_is_neither_house_nor_a_street_my_address_is_a_shopping_ centre/2142 Frozen Grand Central http://improveverywhere.com/2008/01/31/frozen-grand-central http://www.youtube.com/watch?v=jwMj3PJDxuo Peek-a-Boo: Who’s Watching Who? http://www.jimmykuehnle.com/exhib/san_antonio_airport/peek_a_boo.php http://www.sanantonio.gov/aviation/images/upload-927200783747AM.pdf Untitled installation for Schiphol http://www.kunstenpubliekeruimte.nl/werk_143.html http://www.kunstbus.nl/kunst/jenny+holzer.html http://www.youtube.com/watch?v=6IGEoVJG39Y

P.82 | Bibliografie

Bibliografie | P.83

McNamara Tunnel project http://www.jimonlight.com/2008/11/18/the-mcnamara-tunnel-detroit-airport/ http://www.allbusiness.com/government/government-bodies-officesregional/5855998-1.html Cloud http://troika.uk.com/cloud http://www.pixelsumo.com/post/troika-cloud http://www.designboom.com/weblog/read.php?CATEGORY_PK=&TOPIC_PK=2375 http://www.youtube.com/watch?v=J9LUlADnwAE Terminal Zero One http://www.year01.com/terminal01/ http://www.blogto.com/arts/2007/07/terminal_zero_one_touches_down_at_pearson/ http://infosthetics.com/archives/2007/09/year01_terminal01_toronto_airport.html http://www.thestar.com/printArticle/234889 http://www.nowpublic.com/ terminal_zero_one_digital_art_exhibit_toronto_pearson_international_airport Timelapse van Terminal Zero One: http://www.vimeo.com/971734 DualTerm http://www.madxs.com/dualterm/ Arrivals and Departures http://www.shiffman.net/projects/arrivals-and-departures/ ETA http://www.kdthornton.com/ETA (deze website is niet langer toegankelijk) Passage Oublié http://www.passageoublie.org/ Touch and Go http://www.touchandgoproject.ca/

FilmsBadham, John: WarGames, 1983Coppola, Sofia: Lost in Translation, 2003Emmerich, Roland: The Day After Tomorrow, 2004Lawrence, Francis: I Am Legend, 2007Spielberg, Steven: The Terminal, 2004Tabío, Juan Carlos: Lista de espera (The Waiting List), 2000

BoekenJ.K. Rowling, Harry Potter boekenserie, 1997 – 2007J.R.R. Tolkien, Lord of the Rings boekenserie, 1937 – 1967