NIEUWE STAATSRUIMTEN EN MEGAPROJECTEN: DE CASUS ... · betrof voornamelijk een discours van...
Transcript of NIEUWE STAATSRUIMTEN EN MEGAPROJECTEN: DE CASUS ... · betrof voornamelijk een discours van...
UNIVERSITEIT GENT
FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Wetenschappelijke verhandeling
Robin Vancayseele
MASTERPROEF POLITIEKE WETENSCHAPPEN
afstudeerrichting INTERNATIONALE POLITIEK
PROMOTOR: DR. KOENRAAD BOGAERT
COMMISSARIS: PROF DR. SAMI ZEMNI
ACADEMIEJAAR 2014 – 2015
NIEUWE STAATSRUIMTEN EN
MEGAPROJECTEN:
DE CASUS MARCHICAMED IN MAROKKO
aantal woorden:
15.271
1
2
3
Nieuwe staatsruimten vormen een fenomeen dat wereldwijd opgang maakt,
maar dat in het Globale Zuiden nog in grote mate onderbestudeerd blijft. Deze
studie wil deze tekortkoming tegemoetkomen door op zoek te gaan naar de
institutionele structuur van een megaproject als nieuwe staatsruimte.
In eerste instantie bespreken we de bestaande modellen, gaande van het scalair
model van Brenner, het multisitemodel van Jones, Marston & Woodward , en het
model van bereik van Allen & Cochrane tot aan het samengestelde TPSN-model
van Jessop, Brenner en Jones. Aan de hand van de kritieken op deze
respectievelijke modellen wordt vervolgens een eigen model, het TSNB-model,
voorgesteld dat de veelheid aan modellen bundelt zonder aan analytische kracht
in te boeten.
Via veldwerk en analyse van relevante wetteksten kan vervolgens duidelijkheid
verkregen worden over een specifieke gevalsstudie, namelijk het MarchicaMed-
project. Dit prestigeproject in het noorden van Marokko heeft als doel het
economisch opwaarderen van de regio rond Marchica. Vooral kenmerkend is de
tweeledige structuur van de organisatie die dit project beheert, namelijk de
opdeling tussen het Agentschap Marchica en de Maatschappij MarchicaMed. Het
Agentschap Marchica is met name bij wet gemachtigd om in volledige autonomie
van de staat zijn taken uit te voeren en heeft hierdoor een bijzondere
beslissingsmacht.
Ten slotte wordt ook de vraag naar de implicaties van deze institutionele
structuur gesteld, wat zich met name uit in een gebrek aan democratische
legitimiteit en verantwoordingsplicht.
4
1. VOOR- EN DANKWOORD ..................................................................................... 6
2. INLEIDING ................................................................................................................. 7
Naar een nieuw begrip van staatschap: mondialisering, politieke ruimte en
Makhzen ............................................................................................................................. 7
Economische hervorming, stedelijke ontwikkeling en megaprojecten in Marokko:
het MarchicaMed-project ................................................................................................. 8
Het MarchicaMed-project ........................................................................................... 11
Bepalen van de onderzoeksvragen ............................................................................... 13
Methodologische keuzes en praktische omstandigheden ........................................ 15
Veldwerk ....................................................................................................................... 16
Moeilijkheden ............................................................................................................... 17
3. THEORIEËN VAN POLITIEKE TERRITORIALITEIT ....................................... 20
De proliferatie van ruimten: decentralisering ............................................................. 22
De proliferatie van ruimten: nieuwe staatsruimten ................................................... 23
Het belang van politieke territorialiteit........................................................................ 24
Modellen van politieke territorialiteit .......................................................................... 25
De scalaire en multisitebenadering ........................................................................... 26
Bereik als concept voor politieke territorialiteit ...................................................... 28
Samengestelde modellen: het TPSN-modellen en de drie ruimten van macht .. 29
Synthese: het TSNB-model............................................................................................. 30
4. MARCHICAMED: NIEUWE STAATSRUIMTE IN DE PRAKTIJK ................. 33
De structuur achter het MarchicaMed-project ............................................................ 34
De Maatschappij MarchicaMed ................................................................................. 34
Het Agentschap Marchica .......................................................................................... 34
Vergelijkbare megaprojecten ..................................................................................... 36
MarchicaMed als verlengstuk van statelijke macht? .............................................. 37
5
Toepassing theoretisch model ....................................................................................... 38
Territorium ................................................................................................................... 38
Schalen ........................................................................................................................... 39
Netwerken .................................................................................................................... 39
Bereik ............................................................................................................................. 39
5. IMPLICATIES VAN NIEUWE STAATSRUIMTEN ............................................ 41
Publiek-private partnerschappen: een opstap naar publiek-private organisaties?41
Democratische legitimiteit van nieuwe staatsruimten .............................................. 42
Verdere dynamieken en trends achter het MarchicaMed-project ........................... 45
Gentrificatie .................................................................................................................. 45
Ecologie en ecotoerisme .............................................................................................. 45
Het Guggenheimeffect en het Dubaimodel belichaamd in het MarchicaMed-
project ............................................................................................................................ 46
6. BESLUIT .................................................................................................................... 49
7. BIBLIOGRAFIE ......................................................................................................... 51
APPENDIX ....................................................................................................................... 56
Tabel met interviewees, gerangschikt volgens datum van eerste ontmoeting
tijdens het veldwerk ........................................................................................................ 56
6
Probeer in de hoedanigheid van politieke wetenschapper veldwerk te doen rond
een megaproject als MarchicaMed en een commentaar die vaak terugkeert is dat
een dergelijk megaproject geen relevant studieobject vormt voor politieke
wetenschappers. Een centrale insteek van voorliggende studie zal dan ook zijn
dat de geografische en ruimtelijke niveaus waarop politieke beslissingen
genomen worden geen a priori, neutraal of technocratisch gegeven zijn, maar net
een cruciaal onderdeel uitmaken van het verloop van politieke besluitvorming en
de uitoefening van (staats-)macht. Het MarchicaMed-project als nieuwe
staatsruimte, zoals zal beargumenteerd worden, vormt hiervan een duidelijke
belichaming. Ondanks het vermeend technocratisch karakter en de in retoriek
transparante besluitvorming, verbergen de betrokken organisaties achter hun
opake structuur een politiek geladen programma dat weinig inspraak toelaat.
Nieuwe staatsvormen vormen dus een bestuurlijke realiteit met onmiskenbare
gevolgen en met winnaars en verliezers. De hoop is dan ook dat deze studie een
licht kan werpen op het maatschappelijk fenomeen van het megaproject als
nieuwe staatsruimte.
Ik bedank in de eerste plaats mijn promotor, Koenraad Bogaert, voor het mogelijk
maken van deze masterproef en het erbij horend veldwerk en voor de vele
suggesties over beiden. Ik bedank ook al diegenen die me tijdens het veldwerk in
Nador en de brede omgeving van de Marchicalagune hebben bijgestaan,
doorverwezen, informatie gestuurd en dit tot de verruimende ervaring hebben
gemaakt die het was. Ik ben ook mijn ouders dankbaar, zonder wie deze studies
en het veldwerk in Nador niet konden plaatsvinden. En ten slotte dank aan Elke
om me ook voorbij politieke ruimten te laten zien.
7
Deze inleiding heeft tot doel de centrale problematieken naar voor te brengen die
aan de basis liggen van deze studie. Na een bondige bespreking van de
hedendaagse transformatie van staatschap als concept, bespreken we kort het
recente beleid in Marokko omtrent ontwikkeling. Hieruit volgend wordt dan de
centrale gevalsstudie, het MarchicaMed-project, voorgesteld. Dit zal ons in staat
stellen om de belangrijkste onderzoeksvragen af te leiden die het vertrekpunt
zullen vormen van de rest van deze studie. Ten slotte worden ook de
methodologische keuzes en de praktische moeilijkheden bij het veldwerk
toegelicht.
De staat als begrip is niet langer het evidente begrip dat het lang geweest is.1
Mondialisering is, los van de vraag naar de wenselijkheid van het fenomeen, een
onmiskenbare empirisch waarneembare realiteit geworden (Kiely, 2005). Beleid
wordt meer en meer op internationaal niveau gevoerd en nationaal beleid wordt
grondig beïnvloed door internationale actoren. Een belangrijk gevolg van
mondialisering is dan ook de uitholling van het traditionele begrip van
staatschap. Doordat steeds meer nieuwe actoren een belangrijke rol gaan spelen
in politieke besluitvorming, dient de staat zich aan te passen en wordt deze in een
positie gedrukt waarin het steeds minder kan beantwoorden aan de vraag naar
voorzieningen die het als staat in eerdere fasen nog kon voorzien (Strange, 1996).
Naast globalisering wordt de staat ook van onderuit2 aangetast. Decentralisering
wint in vele landen in het Globale Zuiden aan belang en wordt ook officieel
verdedigd door internationale instellingen als de Wereldbank. Het doorgeven
van de verantwoordelijkheid van politieke besluitvorming van centrale naar meer
lokale overheden wordt dan ook vaak geprezen als een beslissing die beter
bestuur en meer participatie in de hand werkt (Cheema & Rondinelli, 2007).
1 Uiteenzettingen over de hedendaagse transformatie van staatschap spreken over ‘new medievalism’
(Anderson, 1996), de proliferatie van ruimten (Brenner, 2006) of glocalisatie (Swyngedouw, 2004) 2 In deze inleiding hanteren we nog onbevraagd het intuïtieve verticale model van politieke ruimte. In
het volgende deel zal dit spreken over politieke ruimte in termen van ‘boven’ en ‘onder’ echter aan
kritische lezing onderworpen worden.
8
Globalisering en decentralisering hebben dus onmiskenbaar hun effect op de
manier waarop machthebbende elites op nationale basis aan bestuur doen. In
Marokko wordt over deze machthebbende elite doorgaans gesproken in termen
van de Makhzen. Dit begrip omschrijft de elites die zich situeren rond de
Marokkaanse monarchie en staat symbool voor de traditionele Marokkaanse
staatsmacht (Iraki, 2003). “Le pouvoir central s’accapare les compétences, et le Makhzen
constitue un bassin de recrutement des élites, asséchant les partis politiques et la
bureaucratie administrative de ses compétences naturelles.”(Hibou, 2011) Gezien de
transformatie van staatschap wereldwijd, kan deze vraag ook specifiek worden
gericht naar de Makhzen als traditioneel belangrijk symbool van de Marokkaanse
staatsmacht. Is de Makhzen aan uitholling van haar macht onderhevig of
transformeren de strategieën van statelijke actoren om hun macht in
besluitvorming te kunnen behouden?
In dit kader kunnen we reeds de zogenaamde ‘paradox van decentralisering’
vermelden. Voor Marokko houdt decentralisering in dat enerzijds politieke actie
zodanig diffuus wordt gemaakt en anderzijds dat er een zodanige proliferatie aan
ruimten ontstaat dat het politiek veld compleet gefragmenteerd wordt. Dit
bemoeilijkt politieke actie tegen centrale machthebbers en versterkt deze dus
uiteindelijk (Catusse, Cattedra, & Janati, 2007). Een centrale vraag bij iedere
transformatie van staatschap is dus hoe macht en ruimte met elkaar interageren.
Het begrip Makhzen brengt ons meteen bij de kern van het Marokkaanse beleid.
Machtsbehoud van Makhzen mag dan wel niet de enige verklarende determinant
zijn in het gevoerde beleid in Marokko, het vormt in ieder geval wel nog steeds
een belangenconstellatie die bepalend is, ook voor institutionele hervormingen,
gaande tot de creatie van nieuwe staatsruimten.
Sinds het aantreden van Mohammed VI als koning in 1999 zijn hervormingen
binnen de sfeer van ontwikkeling in een verdere stroomversnelling
terechtgekomen. Voorgaand beleid in het kader van economische hervormingen
betrof voornamelijk een discours van modernisering, waarbij over ontwikkeling
gesproken werd in termen van importsubstitutie, opbouw van infrastructuur en
versterking van lokale markten. Sinds het invoeren van een structureel
9
aanpassingsprogramma in de jaren ‘80 is de Marokkaanse overheid echter
overgeschakeld naar wat omschreven wordt als een meer universeel kader van
ontwikkeling. Het doel van dit ontwikkelingskader is dat de Marokkaanse
economie zich openstelt voor buitenlandse investeerders en zichzelf tracht in te
schakelen in de globale economie. Ten eerste gaat dit gepaard met een aantal
binnenlandse institutionele en wettelijke hervormingen die zijn doorgevoerd in
het kader van politiek liberalisme. Ten tweede uit zich dit in het hanteren van
neoliberalisme als voornaamste model van ontwikkeling en als centrale politiek-
economische ideologie (Cohen & Jaidi, 2006).
Enerzijds is een tweede belangrijk luik het economisch beleid dat integratie in
globale markten als de voornaamste ontwikkelingsdoelstelling naar voor schuift.
Dit wordt georganiseerd onder de vorm van specifieke programma’s en projecten
van ontwikkeling (WorldBank, 2006). Vooral de projectgedreven aanpak is
vandaag de dag kenmerkend voor het Marokkaanse economisch (ontwikkelings-
)landschap. Van belang is wel dat deze projecten en programma’s hoofdzakelijk
opgelegd zijn door externe instituties, hoofdzakelijk het IMF en de Wereldbank.
Ze worden dus doorgaans als losstaand beschouwd van de eerder vanuit het
binnenland gedreven politiek hervormingen (Joffé, 2009, p. 157).
Anderzijds is er vandaag de dag het doel van institutionele en wettelijke
hervormingen. Dit houdt in dat politiek liberalisme moet naar voor gebracht
worden en dat politieke vrijheden moeten gegarandeerd worden, dit met het
voornaamste doel eventuele investeerders niet af te schrikken (Cohen & Jaidi,
2006). Verder betekent dit ook een beperkte vorm van sociale maatregelen. Het
beleid van marktaanpassing en ontwikkeling gaat niet ongepaard met een aantal
sociale hervormingen die via wetgeving worden opgedragen aan de
Marokkaanse bevolking (Catusse, 2005).
De staat heeft zelf een belangrijke rol gespeeld in het zich openstellen voor
internationalisering. De markthervormingen die zijn doorgevoerd zijn in grote
mate bepaald door de kringen rond de monarchie.
Zo argumenteert Joffé dat zowel het politieke als economische luik van de
hervormingen een specifieke functie hebben in het in stand houden van het
politieke systeem van de monarchie (Joffé, 2009). Op vergelijkbare manier werken
ontwikkelingen zoals de creatie van het INDH, het Initiatif National pour le
Développement Humain, dat tot doel heeft “to strengthen the power of the appointed
10
representatives of the Ministry of the Interior, especially at the province level, at the expense
of local governments.” (Bergh, 2012). Opnieuw zien we een vergelijkbare dynamiek
zoals we reeds gezien hebben naar aanleiding van de paradox van
decentralisering. De evaluatie en interpretatie van deze ontwikkelingen blijft
echter voer voor een discursieve strijd waarin voor- en tegenstanders vanuit
verschillende strekkingen een verschillende mening aanhangen.
Stedelijke ontwikkeling vormt een belangrijke pijler van deze
ontwikkelingsdynamiek in Marokko. Verstedelijking is een fenomeen dat sterk
toeneemt in de ganse Maghreb gedurende de laatste decennia. Het beleid dat
hierrond gevoerd wordt is enerzijds dat van het beperken van de grootste
stedelijke problemen.
Het oprichten van het INDH is reeds vernoemd als initiatief om
sociaaleconomische problemen in achtergelegen steden te remediëren. De creatie
van een nationaal programma als Villes sans Bidonvilles, dat tot doel heeft
ongelijke stadsontwikkeling tegen te gaan, is vanuit dezelfde motivering
opgericht. De vraag hierbij blijft echter of het ‘recht op de stad’ wel ten volle
gegarandeerd wordt (Belguidoum, Cattedra, & Iraki, 2015; Iraki, 2007) Anderzijds
wordt ook bewust aan de creatie van steden en inrichting gedaan, onder meer via
megaprojecten die gaan over immobiliën of infrastructuur. Zo wordt een
concurrentiestrijd ingezet tussen steden om internationale aandacht te vergaren
(Signoles, Cattedra, & Troin, 2014). Verder wordt het beleid van stedelijke
ontwikkeling sinds 2003 ook ingeschakeld binnen een discours van veiligheid en
controle: “Les attentats de Mai 2003 ont certes indiqué un virage vers une logique
sécuritaire, marquée par un resserrement du controle et un désir de réglementation, qui
indique davantage les effets d’une conjoncture, difficiles à évaluer actuellement.” (Iraki,
2007).
Volgend op deze dynamiek van economische ontwikkeling, worden het laatste
decennia ook een aantal megaprojecten gelanceerd in Marokko. Voorbeelden van
dergelijke megaprojecten zijn onder meer de projecten langs de waterfronten van
Casablanca en Rabat (Barthel & Mouloudi, 2009), TangerMed en Casamarina
(Barthel & Planel, 2010) en het Bouregregproject bij Rabat. Verder bestaat er ook
de Société de développement de Saïdia (Boumeaza, Sbai, Salmon, Benata, & Ozer,
2010). Met name deze laatste twee megaprojecten zullen nog terugkeren in deze
11
studie, gezien hun overeenkomsten met de centrale gevalsstudie het megaproject
MarchicaMed.
Deze vallen ook te benoemen als prestigeprojecten. Vaak gaat er evenzeer als
economische ontwikkeling een belangrijke dynamiek naar het verwerven van
prestige toe als regio. Dit als motor om als regio of stad de mogelijkheid tot
dynamisme tentoon te spreiden en een groter aantal buitenlandse investeringen
te kunnen aantrekken. In dit verband kan verwezen worden naar het
zogenaamde Guggenheimeffect. Karakteristiek voor een prestigeproject is dat het
een vlaggenschipfaciliteit als symbool voor het ganse project heeft. Dit is van
belang, gezien de noodzaak om private investeerders te motiveren om ook
effectief te investeren in een dergelijk project. Dit is vergelijkbaar met de manier
waarop het Guggenheimmuseum in Bilbao, Brazilië is aangelegd om een bredere
stedelijke ontwikkeling in de hand te werken.
De voornaamste gevalsstudie in dit werk zal het MarchicaMed-project in de
noordelijke Rifregio in Marokko zijn. Dit is een concreet voorbeeld van een
megaproject of prestigeproject, dat echter nog niet het onderwerp geweest is van
een grondige studie vanuit politiekwetenschappelijk oogpunt. Het MarchicaMed-
project is een massaproject rond de Marchicalagune in het noordoosten van
Marokko dat de economische opwaardering van de regio rond de
Marchicalagune tot doel heeft. De meest nabijgelegen stad is Nador, van waaruit
ook het grootste deel van het veldwerk heeft plaatsgevonden.
De onderontwikkeling van de bredere Rifregio in Noord-Marokko waarin de
Marchicalagune zich bevindt, is historisch gezien lange tijd een bewuste strategie
geweest van Marokkaanse machthebbers om deze om historische redenen
tegendraadse regio onder controle te houden (de Boer, 2013).
De kern van het project werd lange tijd gedefinieerd aan de hand van zeven
afzonderlijke, thematische sites langs de Marchicalagune die elk zouden
opgewaardeerd worden naar normen die voor het doel van de creatie van
luxetoerisme aanvaardbaar zijn. 3 van deze 7 siteprojecten zijn op dit moment aan
de gang, namelijk ‘La Ville Nouvelle de Nador’, ‘Cité d'Atalayoun’, ‘Cité des
Deux Mers’. De vier oostelijk gelegen sites, zijnde ‘Marchica Sport’, ‘Les Vergers
de Marchica’, ‘La Baie des Flamants’ en ‘Le Village des Pêcheurs’ zijn op het
moment van het veldwerk voor onbepaalde duur uitgesteld. Naar gelang het
12
verloop van het project is men dus teruggekomen van een ambitieuze opzet naar
een meer geconcentreerd project met de focus op de sites met de grootste
symbolische waarde.
MarchicaMed betreft verder onder meer de ecologische zuivering van de lagune
Marchica aan de Middellandse Zee. Natuurbehoud vormt een van de pijlers
waarop het project ideologisch steunt, met het construeren van een reservaat voor
vogels als voorbeeld ("Loi n° 25-10 relative à l’aménagement et à la mise en valeur
du site de la lagune de Marchica," 2010). Daarnaast hangt ook een duidelijk
economisch doel vast aan het MarchicaMed-project: het schoonmaken van de
lagune laat immers ruimte voor het creëren van kunststranden wat een aanzet
kan bieden tot een toeristische opwaardering van de regio. Ook de omliggende
regio wordt opgenomen in het bredere project. Binnen dit kader is onder meer de
binnenstad van de bijliggende stad Nador herontworpen ("Belgen ontwerpen
nieuwe stad," 2012)
De organisatie van dit project wordt door de Marokkaanse overheid uitbesteed
aan twee nauw verbonden instituties, enerzijds ‘l’Agence pour l’aménagement du
site de la Lagune de Marchica’ (AASLM), voortaan aangeduid als het Agentschap
Marchica en anderzijds de ‘Société d'Etat pour le Développement de la Lagune de
Marchica’ (SEDLM), of de Maatschappij MarchicaMed. De Maatschappij
MarchicaMed is als eerste opgericht in 2008. Vervolgens is het Agentschap
Marchica opgericht met een aantal duidelijke functies voor ogen:
“L’avènement de l’Agence pour l’aménagement du site de la Lagune de
Marchica, en août 2010, est venu consacrer une évolution conceptuelle et
institutionelle du project. Les nouvelles missions confiées à l’Agence protent sur
le remembrement du foncier, la réalisation d’infrastructures, le développement
immobilier ainsi que la maîtrise d’ouvrage sociale.” (Projet d'aménagement et de
mise en valeur du site de la lagune de Marchica, 2011)
Tijdens het veldwerk bleek dit onderscheid van essentieel belang te zijn om
toegang te vinden tot informatie over de projectorganisaties. Niettemin is de
structuur van deze organisaties achter het project vrij moeilijk te doorgronden
voor buitenstaanders. Berichtgeving in Marokkaanse media geeft geen enkele
blijk af te weten van de dubbele organisatiestructuur van het MarchicaMed-
13
project.3 Ook bij het interviewen van personen uit het middenveld die actief zijn
rond het MarchicaMed-project bleek dat deze zich nauwelijks tot niet bewust
waren van deze tweeledige structuur.
Het huidige MarchicaMed-project, gevoerd door de Maatschappij MarchicaMed
en het Agentschap Marchica, is niet het eerste of enige gevoerde project rond de
Marchicalagune. MarchicaMed loopt als opvolger van en gelijklopend met een
aantal andere projecten die ook de opwaardering van de regio rond Marchica als
doel hebben. Het probleem volgens Garnaud en Rochette hierbij is echter dat bij
de creatie van het Agentschap Marchica nauwelijks rekening werd gehouden met
deze andere projecten. Zowel de integratie met projecten die voorgaand aan de
oprichting van het Agentschap Marchica gevoerd werden (diachrone integratie)
als de integratie met nevenprojecten die nog steeds van kracht zijn in de
Marchicalagune (synchrone integratie) schiet tekort (Garnaud & Rochette, 2012).
Garnaud en Rochette zijn echter de enige auteurs die tot op moment van
schrijven van onderliggende studie een analyse geven van het MarchicaMed-
project als dusdanig. Hierin wil deze studie en het veldwerk dat daartoe gedaan
is, een meer uitgebreide uiteenzetting geven over de stand van zaken en de
thematische dynamieken van dit project.
Enkele belangrijke thema’s en kwesties zijn in deze inleiding al naar voor
gekomen. Dit kan ons toelaten hieruit een aantal onderzoeksvragen te distilleren.
Het MarchicaMed-project behelst een hele resem van recente trends en
dynamieken en ook tijdens het veldwerk is van een thematisch brede
vraagstelling uitgegaan. Niettemin is het van belang voor deze studie een keuze
te maken voor specifieke onderzoeksvragen.
1) Welk benadering van politieke territorialiteit kan een accuraat model
vormen voor de transformatie van staatschap als concept?
Een eerste centrale onderzoeksvraag zal gaan over de theoretische inkadering van
nieuwe staatsruimten en transformaties van staatschap.
3 Een enkele uitzondering in Marokkaanse media die blijk geeft van dit institutioneel onderscheid is
het artikel van Anne-Sophie Martin in La Vie éco (Martin, 2014)
14
2) Wat is de institutionele structuur van de twee onderzochte instituties,
namelijk het Agence Marchica en de Société MarchicaMed en welke
functionaliteit hebben beide? Hoe past dit binnen het voorgestelde
model van politieke territorialiteit?
Vervolgens is ook van belang te achterhalen hoe dit werkt voor de gevalsstudie
van het MarchicaMed-project. Zoals al aangegeven is de tweeledige structuur van
de organisatie achter het project zelfs voor vele belanghebbenden bij het project
nog onduidelijk. Een duidelijke analyse van de structuur van deze organisatie, op
basis van relevante wetteksten en data uit het veldwerk, kan deze structuur en de
strategie erachter duidelijk maken. Vervolgens kunnen we het voorgestelde
model van politieke territorialiteit toepassen op het MarchicaMed-project. Dit kan
zowel dienen als een illustratie van de bruikbaarheid van dit model, alsook tot
het plaatsen van de gevalsstudie van het MarchicaMed-project als nieuwe
staatsruimte binnen de bredere theorievorming over de relatie tussen macht en
ruimte.
3) Wat zijn de politieke implicaties die volgen uit deze toepassing van de
nieuwe staatsruimten?
Ten slotte dient ook de vraag gesteld te worden wat de implicaties zijn van de
specifieke institutionele structuur van het MarchicaMed-project en van de
algemene structuur van nieuwe staatsruimten. Vertrekkend vanuit de
bevindingen omtrent MarchicaMed, bekijken we de gevolgen van het bestaan van
een organisatie die in zijn kern tegelijk publieke en private belangen heeft. De
vraag wordt ook gesteld naar de transparantie en democratische legitimiteit van
een dergelijke institutionele structuur.
Een studie van het fenomeen van nieuwe staatsruimten heeft in de eerste plaats
een belangrijke politiekwetenschappelijke relevantie. Binnen de analyse van
politieke actoren kan er vandaag de dag immers niet langer van worden
uitgegaan dat de staat de enige wezenlijke actor is in het voeren van openbaar
beleid. Over de manier waarop deze nieuwe vormen van politieke actoren
conceptueel kunnen gekaderd worden, bestaan echter nog vele uiteenlopende
visies. Zo onder meer in de wijdverbreide literatuur over globalisatie en
‘glocalisatie’, waar uitgegaan wordt van een erosie van de staat ten voordele van
zowel regionale als supranationale politieke niveaus. Hiernaast bestaan ook meer
genuanceerde theoretische modellen die belang hechten aan inzichten uit
15
geografie om de evoluties in nieuwe vormen van territorialiteit te kunnen vatten.
Een voorbeeld hiervan is Neil Brenners theorie van scalaire politieke niveaus.
Zoals aan bod zal komen, kan schaal als element van een samengesteld model
van politieke territorialiteit zijn waarde hebben als analytisch middel. Zo kan
uiteindelijk een model geboden worden dat zijn toepassing kent, ook buiten de
specifieke gevalsstudie van het MarchicaMed-project.
Verder kan een studie van dit onderwerp ook een maatschappelijke relevantie
hebben. Tot nu toe vormt dit de enige vanuit politiekwetenschappelijk of zelfs
breder menswetenschappelijk perspectief van het MarchicaMed-project als
dusdanig. In deze zin kan het blootleggen van praktijken die via de autonome
agentschappen worden verricht, leiden tot een bewustzijn van de capaciteiten van
de Marchicamed-organisatie en soortgelijke agentschappen. Verder is het
ontstaan van nieuwe staatsvormen ook relevant voor de vraag naar publieke
participatie. Het verschuiven van de instanties van politiek handelen, brengt met
zich vragen mee over de aansprakelijkheid die nieuwe niet-statelijke actoren nog
hebben. Aangezien zij functioneren op de rand van de publieke en private sfeer
wordt het complexer om democratische verantwoording te eisen bij het beleid dat
zij voeren. De vraag kan ook bestaan naar het democratisch gehalte van deze
ontwikkelingen en de wetgeving die gehanteerd wordt, waarbij een discours van
politiek liberalisme onderhuids wordt vergezeld door maatregelen die terug een
aantal vrijheden ontnemen (Storm, 2007). Studies over het ontstaan van nieuwe
staatsvormen kunnen hierbij dus een beleidsrelevantie hebben die niet
vrijblijvend theoretisch is. Niettemin is het wel nodig een theoretisch kader uit te
bouwen om deze evoluties te kunnen vatten.
De vanuit politiekwetenschappelijk en zelfs breder menswetenschappelijk
oogpunt ononderzochte aard van het project, zorgde voor een aantal
methodologische en praktische moeilijkheden. Allereerst was het noodzakelijk
om exploratief veldwerk te doen over het MarchicaMed-project, gezien het
gebrek aan voorgaande studies. Deze data kunnen toelaten om tegenover de meer
behandelde gevalsstudies in het Noorden de daaraan gekoppelde ontworpen
modellen van politieke territorialiteit te toetsen. De kwalitatieve data omtrent het
MarchicaMed-project en de structuur van de organisaties erachter zijn verkregen
enerzijds vanuit de betrokken wetteksten die het institutionele raamwerk van de
16
organisaties vastleggen. Anderzijds vormen semigestructureerde diepte-
interviews met sleutelfiguren een belangrijke bron van informatie.
Het veldwerk is verricht in de zomer van 2014 (van 15 augustus tot 19 september)
te Nador en omstreken. Hierbij was het de bedoeling een beeld te krijgen van de
verschillende dynamieken, het discours en de juridische structuur van de
organisaties rond het MarchicaMed-project.
Ten eerste is de opdracht geweest op zoek te gaan naar de groepen van
belanghebbenden bij het MarchicaMed-project.4
- Functionarissen bij het Agentschap Marchica en de Maatschappij
MarchicaMed, zowel technisch als meer beleidvoerend personeel.
- Overheidsambtenaren zowel op provinciaal niveau (Province de Nador)
als op nationaal niveau (lokale afdelingen van nationale ministeries)
- Middenveldorganisaties betrokken
- Academici met kennis van de regio en recente evoluties in het regionaal
beleid
Voor het identificeren van contactpersonen is te werk gegaan via de methode van
sneeuwbalsteekproeven (snowball sampling method) of
kettingverwijzingsteekproef. Deze methode houdt in dat een alleenstaande
contactpersoon als object van onderzoek de contactgegevens van een ander
relevante contactpersoon of groep van relevante individuen doorgeeft. Hierdoor
groeit de toegang tot initieel gesloten netwerken en groeien contacten aan volgens
de metafoor van een sneeuwbal (N. Cohen & Arieli, 2011).
Wat betreft middenveldorganisaties en activisme tegen het project kan men
spreken van een gemarginaliseerde groep waar de methode van de
sneeuwbalsteekproef zeer bruikbaar was. Ook wat betreft personen met functies
binnen het MarchicaMed-project is de methode van sneeuwbalsteekproeven van
belang geweest. Het gebrek aan menswetenschappelijke studies wordt immers
ruimschoots gecompenseerd door een brede literatuur over
4 In de bijlage is een lijst van geïnterviewde personen te vinden. Deze lijst is niet te zien als exhaustief,
maar beschrijft met name de formele contacten en afgelegde gestructureerde interviews. Informele
gesprekken die hier niet in opgenomen zijn, bleken vaak echter even informatief te zijn.
17
natuurwetenschappelijke aspecten van de Marchicalagune, met name biologische
en ecologische studies. Deze onderzoekers staan makkelijk in contact met interne
werknemers binnen de projecten, gezien het nut van hun onderzoek voor het
MarchicaMed-project. Via hen is het mogelijk geweest om ook als
sociaalwetenschappelijk onderzoeker toegang te vinden tot belangrijkere
verantwoordelijken binnen de projectorganisaties.
De thema’s die hierbij steevast aan bod kwamen waren onder meer ecologie en
participatie en van specifiek belang, gezien de gestelde onderzoeksvragen: het
bewustzijn over het onderscheid tussen de Société MarchicaMed en het Agence
Marchica, ook buiten deze organisaties zelf. Vaak bleek deze tweeledige structuur
nauwelijks bekend voor externen aan de organisaties.
Vervolgens werden na afspraak de interviews zelf afgenomen. Hierbij waren de
vragen gestructureerd rond een aantal kernthema’s:
-(Bewustzijn van) het onderscheid tussen de Maatschappij MarchicaMed en
het Agentschap Marchica.
-Participatie en inspraak van omwonenden en andere belanghebbenden bij
project
-Bestaan en aard van het protest tegen het MarchicaMed-project.
-Sociaaleconomische gevolgen van het project
-Ecologische impact van het project
Het anekdotisch karakter van een kwalitatieve onderzoeksmethode zorgt dat veel
speculatieve aspecten aanwezig blijven. Over specifieke belangenconstellaties of
motieven die zich achter het project schuilhouden kunnen grotendeels enkel
hypotheses opgesteld worden. Verder is ook informatie uit het middenveld niet
altijd even betrouwbaar gebleken, aangezien details van het MarchicaMed-project
vaak niet gekend bleken en verschillende personen uit het middenveld soms
tegenstrijdige informatie gaven.
Een algemene praktische moeilijkheid bij het veldwerk was met name de
barrières die vanuit de organisaties zelf werden opgeworpen om informatie te
verkrijgen. Telefonische vragen werden doorgaans met excuses afgewimpeld. Het
18
hoofdkantoor van de MarchicaMed-organisaties5 aan het uiteinde van de
Boulevard Mohamed V in Nador werd steevast bewaakt door veiligheidsagenten,
net zoals iedere andere locatie waar het project gezeteld was. Zonder afspraak
was het dan ook quasi onmogelijk om hier toegang toe te krijgen. Een mogelijke
hypothese door een persoon uit het middenveld was dan ook dat de zetel in
Nador slechts een façade vormt voor het Agentschap en dat de werkelijke
beslissingen zouden plaatsvinden in Rabat op een niet officieel aangegeven
locatie. Op zich blijft dit echter vrij speculatief. Hoewel ook op voorhand al via
een contactpersoon ter plaatse contact bestond met een architect van het
Agentschap Marchica was deze ook heel weerhoudend om verdere
contactgegevens te verstrekken binnen de organisatie.
Een bijkomend aspect was het administratief onderscheid tussen het Agentschap
Marchica en de Maatschappij MarchicaMed. Bij de voorbereiding van het
veldwerk was deze tweeledige structuur nog vrij onduidelijk. Journalistieke
artikels over het MarchicaMed-project spraken immers, op een enkele
uitzondering na, telkens over slechts een centrale organisatie en maakten geen
melding van dit onderscheid. Bij het contacteren van de MarchicaMed-
organisaties werd voor informatie echter vaak doorverwezen van de ene naar de
andere organisatie.
Een toonaangevende moeilijkheid lag bij het verkrijgen van een
onderzoeksvergunning voor het verkrijgen van informatie omtrent het
MarchicaMed-project bij de administratie van de Provincie Nador. Om dit aan te
vragen, was het verplicht langs te gaan bij de gouverneur van de Provincie Nador
met een aanvraag. De gouverneur in persoon kon echter enkel meedelen dat
omtrent alle zaken die te maken hebben met het MarchicaMed-project, alle
beslissingsmacht ligt bij het Agentschap Marchica en zijn directeur Saïd Zarrou.
Dit gold dus evenzeer voor het verkrijgen van informatie over MarchicaMed bij
de eigen provinciale administratie.
Uiteindelijk werd ondanks herhaaldelijk aandringen geen gehoor gegeven bij het
Agentschap Marchica aan de aanvraag om informatie. Niettemin, ondanks deze
moeilijkheden en de onmogelijkheid om informatie te verkrijgen vanuit de
Provincie Nador, was dit als illustratie van de verhouding en verdeling van
5 Ook hier bleek het onderscheid tussen het Agentschap Marchica en de Maatschappij MarchicaMed
quasi onbestaande
19
soevereiniteit tussen de Provincie Nador en het Agentschap Marchica een
verduidelijkende ervaring.
20
In dit onderdeel bespreek ik de literatuur omtrent de transformatie van de staat
en de invloed op het ontstaan van nieuwe vormen van politieke geografie. Hierbij
zal het doel zijn tot een model te komen dat de tegemoetkomt aan de
tekortkomingen van bestaande model en een benadering te bieden die breed
toepasbaar is in gevalsstudies van politieke ruimtelijkheid. Allereerst bespreek ik
kort de literatuur omtrent de erosie of transformatie van de staat als dusdanig.
Van hieruit zal het dan mogelijk zijn toe te lichten hoe Brenners theoretisch model
van hiërarchische schalen een antwoord kan geven op de vragen die voortkomen
uit deze transformatie van de staat en het ontstaan van nieuwe staatsvormen.
Vervolgens gaan we ook in op de modellen of theorieën die zich tegenover
Brenner plaatsen, met name de multisitetheorie van Jones, Marston & Woodward
en de theorie van bereik van Allen & Cochrane. Ten slotte bekijken we het
samengestelde TPSN-model van Jessop, Brenner & Jones en wordt op basis
hiervan een nieuw synthetisch model voorgesteld.
De staat heeft als politieke instantie de laatste decennia een verregaande
transformatie ondergaan. Theorieën die het afnemen van de staatsmacht
constateren zijn gemeenplaats te noemen, net als meer verregaande
voorspellingen van het volledig verdwijnen van de staat als dominante structuur
van politieke ordening. Hierbij wordt economische globalisering doorgaans als
belangrijkste oorzaak aangeduid van wat als de erosie van de staatsmacht op het
politieke toneel aangeduid wordt (Evans, 1997). Hoewel in meer recente
literatuur het verdwijnen van de staat als dusdanig als een ietwat te voortvarende
voorspelling gezien wordt, bestaat wel een consensus over het feit dat de staat
gedurende de laatste decennia onmiskenbaar een belangrijke transformatie
doorgemaakt heeft en nog steeds doormaakt (Strange, 1996). Zo worden steeds
meer vragen gesteld bij de daadwerkelijke rol die de staat nog uitoefent in het
uitvoeren van publieke taken.
Deze transformatie van de staat brengt de vraag met zich mee op welke vlakken
de staat verandert en hoe deze handelt binnen de nieuwe ruimten die aan belang
gewonnen hebben, zowel op supranationaal niveau als op regionaal niveau. In dit
21
opzicht kan gesproken worden van het ontstaan van nieuwe staatsruimten en de
proliferatie van het aantal niveaus waarop politiek zich afspeelt. Deze evolutie is
door theoretici op een ruim aantal verschillende manieren geconceptualiseerd.
Een voorbeeld hiervan is de theorie van ‘new medievalism’. Hierin wordt de
vergelijking gemaakt tussen de middeleeuwse structuren van
politiekgeografische ordening en decentrale vormen van territorialiteit die golden
vóór het Verdrag van Westfalen en de vorming van de moderne centrale staat.
Ook nu is de centrale staat niet langer het enige ankerpunt van politieke structuur
en wordt het internationale politieke niveau gekenmerkt door een universeel
kader. Op het middeleeuws internationaal politiek toneel was dit het verspreiden
en in stand houden van het katholicisme, vandaag de dag is dit de economische
orde van het neoliberalisme (Anderson, 1996).
Naast de betwiste rol van de staat als centraal element van de
politiekgeografische ordening, staat ook al gedurende lange tijd het begrip van de
staat als concept binnen de politieke wetenschappen ter discussie. Enerzijds
leiden de proliferatie van parastatelijke en extrastatelijke entiteiten ertoe dat het
concept van de staat binnen de politieke wetenschappen, sinds de jaren ’50
achterwege wordt gelaten, waarbij de term politiek systeem als alternatief wordt
genomen. Maar Mitchell acht het niet nodig om vanwege deze reden de staat als
concept helemaal te verwerpen:
“The importance of the state as a common ideological and cultural construct, I argue,
should be grounds not for dismissing the phenomenon in favor of some supposedly more
neutral and accurate concept (such as political system), but for taking it seriously.
Politics, after all, is a process built out of such shared constructs.” (Mitchell, 1991)
Anderzijds is de tegenbeweging die omschreven wordt als de ‘terugkeer van de
staat’ evenmin wenselijk. In deze benadering wordt de staat immers opnieuw als
fundament genomen, wat gezien de ontwikkelingen en de recente transformatie
van de staat moeilijk vol te houden is (Mitchell, 1991). Het gebruik van de staat
als concept is dus niet compleet te verwerpen, maar ook niet zonder aandacht
voor de werkelijkheid van nieuwe staatsruimten te volharden.
Niettemin blijkt het concept van staatschap aan transformatie onderhevig, onder
invloed van processen van internationalisering en van lokale, stedelijke of
regionale dynamieken die aan belang winnen. Henri Lefebvre spreekt in dit
verband over de proliferatie van ruimten. De vraag hierbij is in welke mate deze
22
ruimten nog onder controle kunnen gehouden worden van staten of
kapitaalbezitters (Brenner, 2006). Zoals we zullen zien, is in het geval van het
MarchicaMed-project, er een duidelijke opzet in de institutionele structuur van
deze nieuwe staatsruimte. Deze structuur staat in functie van het uitoefenen van
controle zonder hiervoor verantwoordingsplicht te moeten opnemen. In wat
volgt zal dit geplaatst worden binnen de paradox van decentralisering zoals
opgevat door Catusse et al. De ‘paradox van nieuwe staatsruimten’ valt hierdoor
binnen een bredere dynamiek te vatten.
Het fenomeen van decentralisering is niet alleen een dynamiek die van
toenemend belang is en die een aantal inzichten kan verschaffen over nieuwe
staatsruimten6. Ook is dit nodig om een accuraat beeld te vormen van hoe
politieke territorialiteit evolueert en een theoretisch model van politieke
ruimtelijkheid moet rekening houden met de bestaande vormen van
decentralisering om volledig omvattend te kunnen zijn.
Decentralisering kan zowel betrekking hebben op een transfer van
bevoegdheden, als op een transfer van de middelen om die bevoegdheden uit te
oefenen, met name begrotingen. Er bestaat een brede tendens van
decentralisering wereldwijd, waarbij staten toegenomen bevoegdheden
toekennen aan andere niveaus van bestuur. Deze tendens wordt ook ondersteund
door internationale instituties zoals onder meer de Wereldbank (Litvack, Ahmad,
& Bird, 1998). Decentralisatie zou zo onder meer leiden tot verbeterde lokale
democratie, grotere efficiëntie van de publieke sector en verbeterde transparantie
en verantwoording in het beheer van openbare aangelegenheden (Huntington &
Wibbels, 2014).
Een paradox die hierbij ontstaat is dat het statelijk niveau zijn macht en reikwijdte
net kan versterken aan de hand van het afstaan van macht aan een subnationale
politieke entiteit:
“Dans un contexte de poursuite de l’ouverture économique et d’une certaine
démocratisation, la décentralisation confère aux communes et aux régions de nouvelles
responsabilités et compétences. En parallèle, le mouvement de déconcentration des services
6 Zo geldt bijvoorbeeld het verband met de paradox van decentralisering zoals genoemd door
23
centraux s’accentue. L’action et la tutelle de l’État n’en demeurent pas moins très
présentes. On assiste à l’avènement de nouveaux référentiels des politiques publiques
(développement de procédures contractuelles négociées, management territorial).” (Iraki,
2007).
Het is in dit verband dat we met Catusse et al. kunnen spreken van een paradox
van decentralisering:
“[W]e need to underline the extreme fragmentation of legitimate territories in the city.
[…] This complexity of territories interferes with the exercise of citizenship. The city is,
on the one hand, a space for mobilisation, and protest, where power is fought for, but the
struggles for power also play on the level of policy making.”(Catusse et al., 2007)
Nieuwe staatsruimten, waaronder het MarchicaMed-project vormen in deze zin
een verderzetting van deze tendens naar meer decentralisering. In tegenstelling
tot beweringen dat decentralisering zou leiden tot good governance en meer
aandacht voor lokale aspiraties, blijkt politieke actie net moeilijker gemaakt te
worden door het fragmenteren van politieke niveaus waarop een beroep kan
gedaan worden. Dit leidt ertoe dat de staat uiteindelijk zijn macht hervestigt, net
door te decentraliseren.
Wat zijn nieuwe staatsruimten? De term zelf komt van Brenner die deze nieuwe
staatsruimten ziet binnen zijn eigen scalaire benadering van politieke
territorialiteit (Brenner, 2006). Het belang van Brenners concept van nieuwe
staatsruimten is dat hierin de theorievorming buiten de termen van ‘nationaal’ en
‘supranationaal’ denkt. Waar globalisering en theorieën over staatschap en de rol
van de staat binnen globalisering vooral de nadruk leggen op het
internationaliseren van beleid of beslissingsmacht en het transformeren of
sublimeren van staatschap, plaatst Brenner stedelijke dynamieken centraal:
“[U]rban policy—broadly defined to encompass all state activities oriented towards the
regulation of capitalist urbanization—has become an essential political mechanism
through which a profound institutional and geographical transformation of national states
has been occurring.” (Brenner, 2006)
Nieuwe staatsruimten zijn institutionele structuren die het klassieke onderscheid
tussen de publieke en private sfeer tarten. Brenner plaatst nieuwe staatsruimten
24
binnen een scalaire benadering van politieke territorialiteit om deze te kunnen
conceptualiseren.
Politieke territorialiteit houdt de vraag in wat het verband is tussen macht en
ruimte. Hoe werken deze op mekaar in en met welke concepten kan men deze
relatie best vastleggen? De proliferatie van ruimten verandert deze verhouding
fundamenteel en noodzaakt bezitters van macht om nieuwe strategieën te zoeken
om hun controle te behouden (Wolch & Dear, 2014).
Van zodra naar andere vormen van politieke territorialiteit dan het statelijke
niveau gekeken wordt, is het moeilijker te evalueren in welke termen deze
discussie best gevoerd wordt. De verschillende paradigma’s voor politieke
territorialiteit bieden elk een ander conceptueel kader dat niet onderling
inwisselbaar is. De manier waarop macht wordt uitgeoefend speelt hierin een
determinerende rol.
Over deze alternatieve vormen van politieke territorialiteit of nieuwe
staatsruimten vallen vanuit de literatuur verschillende modellen te distilleren,
met name de scalaire benadering van Brenner, de multisitetheorie van Jones,
Marston & Woodward en de theorie van bereik van Allen & Cochrane. De drie
modellen verschillen dus zowel over het topografische, visuele uitzicht van
nieuwe staatsruimten, als hun visie op macht en de manier waarop de macht
interageert tussen de verschillende niveaus van besluitvorming. In de theorie
over nieuwe staatsruimten komen in wezen twee onderzoekslijnen samen.
Hierbij gaat het ook om de theorievorming over wat macht betekent. Allen stelt
onder meer dat de theorievorming hieromtrent in de eerste plaats onder invloed
staat van de foucaultiaanse herdefiniëring van macht als diffuus, decentraal en
alomtegenwoordig. Hiertegenover staat een theorie waarin macht wel degelijk
niet langer als centraal gezien wordt, maar waar vooral de verschillende vormen
van macht worden erkend. Een essentiële schakel hierin zijn instituties (Allen,
2003). In het volgend stuk zal ingegaan worden op de institutionele architectuur
die de nieuwe staatsruimte van het MarchicaMed-project kenmerkt. De structuur
van de instituties kan dus geplaatst worden binnen de onderzoekslijnen rond
macht en geografie. Dit zal worden toegepast in wat volgt.
25
Ferguson & Gupta zien verder ook een verschuiving van de door de staat in stand
gehouden metaforen van verticaliteit en omvattendheid naar een uitbesteding
naar niet-statelijke actoren, met name het middenveld die een aantal traditioneel
statelijke taken op zich gaan nemen (Ferguson & Gupta, 2002). Zoals zal blijken
uit volgende beschouwing van het MarchicaMed-project, bestaan er ook
uitbestedingsoperaties waarin de staat wel degelijk nog steeds rechtstreekse
zeggensmacht heeft en dus zijn beslissingsmacht niet privatiseert, maar op een
indirecte manier het beste van twee werelden tracht te bereiken.
Een theorie over ruimtelijkheid maakt dus niet alleen de
politiekwetenschappelijke studie van dit domein mogelijk, maar is ook een
element van een machtsbepalend discours en dus voorwerp van politieke
betwisting. Een belangrijke aanname hierbij is dat ruimte in zijn verschillende
dimensies geen politiek neutraal gegeven is, maar het resultaat is van politieke
keuzes en ook gevolgen heeft die zich niet binnen een vacuüm afspelen.
In dit deel worden de verschillende modellen van politieke territorialiteit
besproken. Ten eerste stelt Brenner een kader voor waarin het ontstaan van
nieuwe staatsruimten op te vatten is als een proliferatie van schalen. Hierbij
neemt de schaal van de staat als dusdanig af in invloed, maar dit wordt
gecompenseerd door het feit dat via instituties de invloed van staatschap geldig
blijft. Ten tweede is er de multisitetheorie van Jones, Marston & Woodward
waarin wordt ingegaan tegen schaal als een verticale hiërarchische benadering
van politieke territorialiteit en in de plaats een zuiver plat, niet-hiërarchisch
model van de invloed van staatsmacht aangenomen wordt. Ten derde stellen
Allen & Cochrane een meer diffuus model voor, waarin bereik als centrale term
gehanteerd wordt, wat toelaat een verschil in intensiteit van de geografische
invloed van de staatsmacht te conceptualiseren. De theorievorming rond politieke
territorialiteit heeft een aantal belangrijke evoluties gekend, waarbij het niet
uitzonderlijk is dat prominente onderzoekers hun positie grondig aanpassen,
zoals het geval is met onder meer Brenner en Jones in het geval van het TPSN-
model. Zij zijn in dit geval overgegaan tot een model dat ruimte openlaat voor
meerdere concepties van politieke territorialiteit.
26
Een mogelijke manier om het begrip van de staat nog te kunnen gebruiken als
politiekwetenschappelijk concept is via het concept van staatschap (“statehood”)
dat Neil Brenner naar voor schuift. Voor Brenner is een begrip van de staat als
een entiteit die een centrale politieke macht waarborgt niet langer vol te houden.
Als alternatief stelt hij het meer flexibele concept van staatschap (“statehood”)
voor. Dit begrip houdt rekening met contingente, gehistoriseerde en
schaalgevoelige vormen die breder zijn dan enkel de traditionele staat. Het laat
toe de invloed van wat traditioneel als de staatsmacht gezien wordt ook te
omschrijven in ambigue vormen van staatsinstituties (Brenner, 2006, p. 4).
Het begrip van schaal geldt binnen Brenners theoretisch model van politieke
territorialiteit als de centrale notie. Schaal betekent binnen deze benadering de
geografische vorm waarbinnen sociaal en politiek handelen kan plaatsvinden.
Hierbij is van belang dat verschillende schalen niet als onveranderlijk en
onbeïnvloedbaar, maar als evoluerend en afhankelijk van elkaar beschouwd
worden. Brenner vertrekt vanuit dit concept van schaal om aan te duiden hoe
geografie een invloed heeft op politieke processen. Hij beschouwt de
transformatie van de staat als getuige van het feit dat geografische verhoudingen
van politiek niet louter als een verschuiving van het ene niveau naar het andere te
zien is. In plaats van één centrale schaal die de bovenhand voert, is er
daarentegen sprake van een proliferatie van staatsruimten en schalen die een
invloed hebben op het politieke proces. De verschillende schalen en staatsruimten
staan hierbij in een verticale hiërarchie die hun uiteindelijke taken en macht
bepaalt (Brenner, 2006, pp. 8-11).
Door een nieuw ideologisch klimaat sinds de jaren ‘80 vindt er volgens Brenner
een grondige wijziging plaats in het beheer van steden en regio’s, als schalen die
een vernieuwd belang binnen de verticale hiërarchie opnemen. Hij omschrijft dit
als het postkeynesiaanse klimaat dat een sterke invloed heeft op
stadsmanagement in West-Europa:
“… major urban regions were equipped with place-specific forms of administration and
special-purpose, customized regulatory arrangements, which were increasingly seen as a
crucial institutional basis for enhancing global competitive advantages and attracting
mobile capital investment.” (Brenner, 2006, pp. 3-4)
27
Deze vorm van differentiatie staat in verband met wat Brenner als term
overneemt uit de kritische geografie, namelijk ‘de ongelijke geografie van
ontwikkeling’. Doordat niet langer een herverdelend geografisch beleid gevoerd
wordt, ontstaat er een steeds grotere kloof tussen regio’s die reeds een
voedingsbodem kunnen bieden voor investeringen en regio’s die achterblijven in
deze economische competitie.
“Within this rescaled configuration of state spatiality, national governments have not
simply downscaled or upscaled regulatory power, but have attempted to institutionalize
competitive relations between subnational administrative units as a means to position
local and regional economies strategically within supranational (European and global)
circuits of capital.” (Brenner, 2006, p. 260)
Deze vorm van herschalen als een bewuste strategie om tot een competitiestaat te
komen is voor Brenner de uiteindelijke conclusie van wat de invloed is op het
postkeynesiaanse klimaat, in ieder geval wat betreft West-Europa.
Op Brenners scalaire benadering van politieke territorialiteit bestaan echter ook
een aantal kritieken. Specifieke problemen met Brenners model zijn de verticale
benadering die ervoor zorgen dat nieuwe staatsruimten die niet binnen een
verticaal-hïerarchische structuur passen, moeilijk te plaatsen zijn. Voor de
uiteenzetting van nieuwe staatsruimten zal dus een andere theorie moeten
gebruikt worden.
Zo bestaat als kritisch alternatief voor de scalaire benadering een model van
nieuwe staatsruimten dat in plaats van schaal uitgaat van de site als centraal
concept. Binnen dit model, dat wordt aangeduid als de multisitetheorie wordt het
verticaal hiërarchische beeld van de schaalbenaderingen verworpen en wordt in
de plaats uitgegaan van een platte sociale geografie (Jones, Woodward, &
Marston, 2007).
Aan de hand van het concept site probeert Jones, Woodward & Marston de
verplaatsing van staatsruimten te vatten als een samenspel van krachten tussen
een veelvoud van sites. Deze sites maken dat op niet-hiërarchische wijze kan
nagedacht worden over staatsmacht. “This broad inclusion of orders within sites
allows us to account for the presence and affective capacity of relatively stable
objects and practices that continuously draw each other into relation and
resurface in social life. Such a strategy avoids misrepresenting the world as
28
utterly chaotic and retains the capacity to explain those orders that produce
effects upon localized practice” (Marston, Jones, & Woodward, 2005).
Uniek aan deze conceptie van ruimte is dat het politieke territorialiteit bewust via
een niet-hiërarchisch beeld ziet, ondanks het contra-intuïtieve karakter van deze
aanname. Macht wordt niet langer gezien als iets dat van bovenaf wordt
opgelegd op lagere niveaus, maar is net iets wat zich via horizontale netwerken
laat gelden.
Een verdere kritiek op deze individuele modellen kan ontleend worden aan Allen
& Cochrane. Zij verzetten zich tegen zowel multiscalaire theorieën als
multisitetheorieën van politieke ruimte. Zo is de multiscalaire theorie van onder
meer Brenner en Jessop niet toereikend wat betreft het dynamische karakter van
de nieuwe staatsruimten. De multisitetheorieën zijn door hun nadruk op
postmoderne ruimte te troebel om een duidelijk model te kunnen vormen voor de
nieuwe staatsruimten:
“The articulation of political demands in such a context has less to do with “jumping
scale” or formalizing extensive networkconnections and more to do with the ability to
reach directly into a “centralized” politics whereproximity and reach play across one
another in particular ways.” (Allen & Cochrane, 2010)
Als een derde theoretisch model bepleiten Allen & Cochrane dan ook een meer
flexibele benadering waarbij vertrokken wordt van bereik, eerder dan van een
verticale of horizontale positie op een schaal of site (Allen, 2003; Allen &
Cochrane, 2010). De metafoor van een cartesiaans assenstelsel (een topografische
benadering) wordt dus terzijde geschoven in ruil voor een beeld van
invloedssferen dat meer ruimte openlaat voor verschillende manieren waarop
macht kan inwerken binnen nieuwe vormen van politieke territorialiteit (een
topologische benadering. “What is arguably novel about the state’s spatiality in
the current moment is its ability to exercise its hierarchical powers of reach in
ways that reflect a topological appreciation of space and place” (Allen &
Cochrane, 2010). Dit houdt concreet in dat niet louter een proliferatie van
staatsruimten plaatsvindt, maar ook dat in de eerste plaats een verschillende
intensiteit kan gelden van de manier waarop de staatsmacht nog van invloed is.
29
De voorgaande modellen, waaronder de scalaire en de multisitebenadering
brengen telkens een vrij unidimensioneel beeld met zich mee. Deze eenzijdige
modellen zorgen echter voor problemen in de theorievormig hieromtrent:
“The limits of one-dimensionalism are also reflected in several methodological
tendencies in contemporary sociospatial theory, including: theoretical amnesia
and exaggerated claims to conceptual innovation; the use of chaotic concepts
rather than rational abstractions; overextension of concepts and their imprecise
application; concept refinement to the neglect of empirical evaluation; and an
appeal to loosely defined metaphors over rigorously demarcated research
strategies.”(Jessop, Brenner, & Jones, 2008)
Nieuwe staatsruimten op stedelijk niveau zijn niet eenvoudigweg te plaatsen
binnen één model zonder de analytische verklaringskracht hiervan te beknotten.
Op dit inzicht inspelend hebben Jessop, Brenner en Jones dan ook een
synthetisch model uitgewerkt, wat zij benoemen als het TPSN-model. Waar
Brenner en Jones als auteurs voorgaand respectievelijk de scalaire benadering en
de multisitebenadering hebben uitgewerkt, zijn dan ook in latere instantie
overgestapt naar een meer omvattend model dat zowel de horizontale als
verticale eigenschappen van politieke territorialiteit aanvaardt. Het TPSN-model
geldt hierbij als een verdere uiteenzetting van het scalair model en de
multisitetheorie. Naast schalen en netwerken, worden ook territorium en plaats
als essentiële aspecten van politieke ruimte aangeduid. De auteurs bieden
hiermee een multidimensionele uiteenzetting van socioruimtelijke relaties. In
deze is het de bedoeling een polymorf model te zijn, met andere woorden, niet
één exclusief model wordt centraal gesteld.
Schalen en netwerken en hun belang in de studie van politieke territorialiteit zijn
voorafgaand al besproken in de secties over respectievelijk de scalaire benadering
en de multisitebenadering. Territoria vormen voor Brenner en Jones een verder
aspect dat van belang is voor de analyse van politieke ruimten. Traditioneel,
binnen een Westfaals statensysteem, is soevereiniteit gekoppeld aan het
territorium van een bepaalde staat. Door de proliferatie van ruimten gaat
territorium losstaan van nationale grenzen en kan het op subnationaal niveau een
30
rol gaan spelen bij de analyse van de plaats waar soevereiniteit ligt (Jessop et al.,
2008).
Dit polymorf model biedt dus een aantal belangrijke voordelen tegenover
unidimensionele benaderingen. Belangrijk punt is dat het doorgaans metaforisch
karakter van theorievorming rond politieke territorialiteit wordt overstegen en er
een werkelijk bruikbare analytische tool ontstaat, die toepasbaar is op
gevalsstudies die zich buiten het Noorden situeren.
Een kritiek op het model kan zich richten op de bruikbaarheid van elk van deze
dimensies. Zo kan de vraag opgeworpen of plaats als aspect ook niet essentieel
deel uitmaakt van territorium. Plaats als aspect heeft het risico een te algemeen
begrip met weinig bruikbaar nut (Casey, Paasi, Shapiro, & Mayer, 2008). Op die
manier kunnen we in vraag stellen of plaats wel een analytische kracht heeft die
het nodig maakt dit in het model op te nemen.
Tegelijk houdt het TPSN-model evenmin rekening met Allen & Cochranes
benadering van bereik als model voor politieke territorialiteit. Bereik, waarbij een
verschil in intensiteit ook een fundamenteel aspect is van de relatie tussen macht
en ruimte, verdient vanuit deze modellen evenzeer om opgenomen te worden in
een breed multidimensioneel model.
Op basis van het samengestelde model van Jessop, Brenner & Jones en de
kritieken erop kan een nieuw model worden ontworpen dat net zoals het TPSN-
model rekening houdt met polymorfie in de verschillende vormen van politieke
territorialiteit, maar dat ook een antwoord biedt op de kritieken op het TPSN-
model.
Door de synthese van het TPSN-model en het model van bereik van Allen en
Cochrane ontstaat er een model dat zowel de topologische als topografische
realiteit in kaart brengt. Zoals zonet besproken verkiezen Allen en Cochrane een
topologische benadering boven een topografische. Dit houdt in dat een element
van bereik wordt opgenomen en er dus rekening kan gehouden worden met een
verschil in intensiteit van macht. Een synthetisch model waarbij de twee elk
afzonderlijk mogelijk als een analytische tool gebruik worden, kan een grote
verklaringskracht bieden voor meer complexe nieuwe staatsruimten die niet
31
binnen een unidimensioneel model te gieten zijn. Zo biedt het TSN-raamwerk een
kader om vanuit meerdere perspectieven, meerdere cases te kunnen behandelen.
Een samengesteld model is dus te verkiezen bovenop een model waarin één
aspect alle verklaringskracht zou moeten bezitten:
“Worse still, some scholars ontologically privilege a single dimension,presenting it as the
essential feature of a (current or historical) sociospatial landscape. In most cases this
overontologizes questions that are best resolved in more concrete- complex terms. Such
attempts to establish the primacy of a given sociospatial dimension tend to expand its
analytical and empirical scope to encompass an ever broadening range of phenomena. The
carefully defined abstractions of territory, place, scale, and network are thus rendered
increasingly imprecise, and may even be transformed into chaotic conceptions.”(Jessop et
al., 2008)
Vier niveaus van analyse kunnen binnen dit model dus toegepast worden,
waarbij telkens een ander perspectief wordt verleend aan een specifiek geval.
Territoria, schalen, netwerken en bereik vormen elk een samenhangend aspect
van politieke territorialiteit. Op deze manier ontstaat zowel een theorie van
politieke ruimte als een analytische tool die toepasbaar is zowel op nieuwe
staatsruimten als op andere vormen van of transformaties binnen politieke
territorialiteit.
Ervan uitgaand dat niet elk van deze aspecten in alle mogelijke gevalsstudies van
toepassing is, kan het model in functionaliteit vergeleken worden met een
Zwitsers zakmes. Gezien bovenstaande kritiek op unidimensionele modellen dat
deze, bij te brede toepassing, chaotische concepten worden, dient dan ook
aanvaard te worden dat geen enkele van deze aspecten universeel is.
Samengenomen kunnen ze echter wel een universele theorie bieden die op in
theorie alle mogelijke gevalsstudies van toepassing is.
Samengevat bestaan er in de literatuur over de relatie tussen macht en ruimte
verschillende theorieën van politieke territorialiteit die elk een eigen model
voorstellen van deze relatie. Zo hebben we onder meer het scalaire model van
Brenner, het multisitemodel van Jones, Marston & Woodward en het model
bereik van Allen & Cochrane besproken. In recentere literatuur wordt echter
meer en meer aandacht besteed aan polymorfe theorieën van politieke
territorialiteit die niet één aspect vooropstellen, maar net de veelheid aan
32
benaderingen omarmen en op basis daarvan een samengesteld model opzetten.
Hierop ingaand hebben we een synthetisch model opgebouwd, het TSNB-model,
dat rekening houdt met de onvolledigheden en kritieken op de voorgaande
samengestelde modellen.
33
In dit deel zal eerst het MarchicaMed-project nog verder toegelicht worden,
waarna vervolgens wordt ingegaan op de institutionele structuur die het
MarchicaMed-project kenmerkt en de eigenheden van respectievelijk de
Maatschappij MarchicaMed en het Agentschap Marchica. Dit laat ons ten slotte
toe om het voorgestelde model voor politieke territorialiteit toe te passen op het
project als gevalsstudie.
Het huidige MarchicaMed-project focust zich op drie sites rond de lagune, zijnde
de Cité des Deux Mers, La Nouvelle Ville de Nador en La Cité d’Atalayoun.
Tijdens het veldwerk tijdens de zomer van 2014 was vooral La Cité d’Atalayoun
al het verst gevorderd en waren één van de twee marines, een golfterrein al
aangelegd en waren luxeappartementen en vijfsterrenhotels in opbouw.
Het MarchicaMed-project dient ook gezien te worden als ingebed binnen een
dynamiek van stedelijk beleid dat gevoerd wordt in Marokko. In dit verband is
reeds eerder over het INDH (Initiative Nationale du Développement Humain)
gesproken, in het kader van projecten rond verstedelijking. In Nador heeft het
INDH een belangrijk kantoor, maar tijdens het veldwerk is het niet mogelijk
geweest contact op te nemen voor een interview. Ook Al Omrane heeft een
visueel duidelijke aanwezigheid in Nador, in het kader van het aanbieden van
sociale huisvesting.
Een bijzonder aspect aan het MarchicaMed-project dat even karakteristiek is voor
het recente beleid gevoerd in Marokko is de institutionele structuur van het
MarchicaMed-project. Het volgende deel zal dus in de eerste plaats de
institutionele structuur trachten toe te lichten die verscholen is achter de zichtbare
werkzaamheden en billboards rond de Marchicalagune. Niet alleen is dit relevant
in het licht van de theorievorming over nieuwe staatsruimten. Voor de studie van
het Marchicaproject in se is dit van specifiek belang. De tweeledige institutionele
structuur is tijdens het veldwerk een van de moeilijk te doorgronden aspecten
van het project gebleken. Bij een interview met een voormalig projectleider, nu
fotograaf van het Marchicaproject, liet deze verstaan dat deze organisaties
34
“praktisch gezien één organisatie uitmaken, het bestaan van de onderverdeling is
enkel politiek [just politics].”7
In dit deel zal het de bedoeling zijn na te gaan wat de institutionele constructie
rond het Marchicaproject juist inhoudt. Deze structuur is interessant gebleken
tijdens het veldwerk, onder meer door het feit dat deze intern aan de organisatie
als cruciaal gezien wordt, terwijl deze voor externen nauwelijks duidelijk is, zoals
bleek uit interviews met personen uit het middenveld.
De Maatschappij MarchicaMed (Société d'Etat pour le développement de la
lagune de Marchica) wordt een semipublieke organisatie genoemd die tegelijk
ook een lucratief statuut heeft. De organisatie moet dus rendement halen en moet
zijn inkomen vergaren aan de hand van investeerders. Tijdens het veldwerk in
de zomer van 2014 waren de voornaamste investeerders de Marokkaanse
spoorwegmaatschappij ONCF8 en Atlas Hospitality, wat een filiaal is van de
Marokkaanse luchtvaartmaatschappij Air Maroc. De investeerders zijn in deze
periode dus nog voornamelijk van nationale en publieke of semipublieke
oorsprong.
De Maatschappij MarchicaMed houdt zich in de eerste plaats bezig met
ontwikkeling, met andere woorden, het uitbouwen van sites met medewerking
van investeerders. Zo is de Maatschappij MarchicaMed werkzaam aan la Cité de
l’Atalayoun aangezien het werk hier al het verst gevorderd is. Een belangrijke
taak voor de Maatschappij MarchicaMed is ook de zoektocht naar en het contact
met potentiële investeerders.
Het Agentschap Marchica of AASLM (Agence pour l’Aménagment du Site de la
Lagune de Marchica) is gecreërd in 2010. Via de wet 25-10, gecombineerd met het
7 Zoals verteld door een van de projectorganisators van het MarchicaMed-project 8 Het ONCF is tot voor kort vrij actief geweest in investeringen in immobiliën.
35
zogenaamde Plan d’ Aménagement Spécial (voortaan aangeduid als PAS)9
worden de bevoegdheden van deze organisatie toegekend.
Het Agentschap Marchica is in essentie een staatsinstitutie, zij het dat deze
handelt met volledige autonomie van besluitvorming. Het krijgt het grootste deel
van zijn werkingsbudgetten toegekend door de overheid.
Het Agentschap Marchica doet de zaken waarvoor het door de wet geautoriseerd
is: het zich toe-eigenen van land, en het eigenlijke proces van inrichting van de
grond. In die zin doet het voorbereidend werk op wat dan vervolgens door de
Maatschappij MarchicaMed verder wordt opgebouwd aan de hand van
privékapitaal. Op het moment van het veldwerk is het Agentschap nog specifiek
aan het werk in de stad Nador zelf, onder meer aan La Corniche, de
bewandelbare dijk langs de lagune en daarnaast ook aan La Cité des Deux Mers.
Het Agentschap Marchica vaardigt ook ‘des appels d’offres locals’ uit. Dit houdt
in dat lokale ondernemingen in onderaanneming worden aangeworven. Deze
werken vooral in het kader van de restructuratie van een aantal wijken. Het feit
dat op deze manier Marokkaanse kleine ondernemingen worden ingehuurd,
wordt ook ingeroepen als een positief gevolg dat het project zou hebben voor de
lokale economie.
Artikel 50 van de wet 25-10 zet het recht op onteigening uiteen:
“Pour les acquisitions des biens immeubles nécessaires à l’accomplissement de
ses activités, l’Agence exerce, par délégation, les droits de la puissance publique
conformément à l’article 3 de la loi n° 7-81 relative à l’expropriation pour cause
d’utilité publique et à l’occupation temporaire. Le droit d’expropriation à
l’intérieur de la zone prévue à l’article premier ci-dessus est exercé exclusivement
par l’Agence.” ("Loi n° 25-10 relative à l’aménagement et à la mise en valeur du
site de la lagune de Marchica," 2010)
Artikel 34 definieert daarnaast publiek nut zoals dat wordt omschreven in het
Plan d’Aménagement Spécial. Het recht van de organisatie om gronden te gaan
onteigenen omwille van publiek nut is dus het exclusieve recht van het
Agentschap Marchica en wordt ook door werknemers bij de projectorganisaties
9 Dit Plan d’Aménagement Spécial bestaat uit het 1) De regelgeving omtrent stedelijke herinrichting; 2)
Grafisch materiaal; 3) Een plan met de verdeling van het publieke domein van de staat en lokale
overheden.
36
zelf een van de redenen genoemd waarom dit als institutie gecreëerd is bovenop
de Maatschappij MarchicaMed. Een functionaris bij het Agentschap Marchica
deelde verder ook mee dat het Agentschap Marchica ook is opgericht met als doel
samenwerking met lokale en regionale overheden en besturen.
Eerder is gesproken over andere megaprojecten in Marokko. Twee specifieke
projecten zijn in nauw verband te brengen met het MarchicaMed-project, met
name het Bouregregproject en het toeristisch project van Saïdia. . Herhaaldelijk is
bevestigd dat het MarchicaMed-project op institutioneel vlak dezelfde structuur
vormt van het Bouregregproject. Op gelijkaardige manier zijn twee juridisch
afzonderlijke organisaties ingeschakeld in eenzelfde project. In deze zin kan het
Agentschap Marchica als een parallelle organisatie gezien worden met het
Agence pour l’Aménagement de la Vallée du Bouregreg (AAVB) (Bogaert, 2012).
Tijdens het veldwerk is ook herhaaldelijk beklemtoond door interviewees,
betrokken in de organisatie van het MarchicaMed-project, dat qua juridische
structuur er een copy-paste heeft plaatsgevonden met het Bouregregproject.
Het project in Saïdia vindt plaats in dezelfde noordoostelijke regio van Marokko
en is vooral gericht op het creëren van massatoerisme in de regio. Twee zaken
zijn hiervan voor belang voor het MarchicaMed-project. Ten eerste wordt vanuit
het middenveld twijfel gecreëerd over de kansen van slagen van twee
gelijkaardige projecten die mikken op een grote instroom van toerisme die
tegelijk zo nabijgelegen zijn. Het project in Saïdia wordt ook als een gefaald
project gezien, waarbij veel van de opgezette constructies door gebrek aan
verdere investeringen niet verder opgebouwd zijn en waarbij ook een groot
probleem van vervuiling geldt. Een tweede aspect is het feit dat er voor het
uitvoeren van het project net zoals aanvankelijk bij het MarchicaMed-project, er
eerst een zogenaamde private of semipublieke organisatie werd opgericht. Voor
het MarchicaMed-project was dit de Maatschappij MarchicaMed, voor het project
in Saïdia was dit de Société de développement de Saïdia. Voor het project in
Saïdia, dat al een tijd vroeger aan de gang was, is geen respectievelijk agentschap
opgericht, wat impliceert dat het enkel afhankelijk was van inkomsten uit private
investeerders. In zekere zin kunnen een aantal aspecten van het MarchicaMed-
project beschouwd worden als het trekken van lessen uit het project van Saïdia.
37
Over de specifieke connecties die MarchicaMed heeft met de eerder genoemde
Makhzen zijn enkel op speculatieve wijze hypotheses op te stellen. Wat wel te
bevestigen is, is de centrale rol die Saïd Zarrou in het ganse project speelt. Als
voorzitter van de raad van bestuur van de Maatschappij MarchicaMed en
algemeen directeur van het Agentschap Marchica bekleedt Zarrou de
belangrijkste functie in het MarchicaMed-project.
De eerder genoemde episode tijdens het veldwerk rond het aanvragen van een
onderzoekstoestemming is een duidelijke illustratie van hoe de beslissingsmacht
van Saïd Zarrou centraal staat in het project. Enkel met de instemming van
Zarrou zelf, was het mogelijk informatie te verkrijgen over het MarchicaMed-
project. Geen enkel ander individu bezat de autoriteit hiertoe, zelfs niet de
gouverneur van de Provincie Nador.
Opvallend hieromtrent is ook dat Saïd Zarrou, nog voor er sprake was van het
MarchicaMed-project, als voormalige functie (vanaf juni 2004) de functie
directeur van "Pôle Aménagements" bij het Agence pour l'aménagement de la
Vallée du Bouregreg uitoefende (MAP, 2010). Het overnemen van de
institutionele structuur van het Bouregreg-project door het MarchicaMed-project
in 2010 is dan ook waarschijnlijk niet los te zijn van de invloed van Saïd Zarrou.
De precieze connecties die Zarrou heeft met de staatselite zijn echter moeilijk vast
te stellen, dus de de facto rol die de staat speelt in het MarchicaMed-project is
moeilijk vast te stellen.
Wel kan de nadruk gelegd worden op de vanuit juridische gronden ambigue
positie van het Agentschap Marchica. Enerzijds fungeert het als een
staatsorganisatie dat publieke fondsen als inkomsten heeft, anderzijds is het een
volledig autonoom agentschap met eigen beslissingsmacht. Als nieuwe
staatsruimte geldt het Agentschap Marchica dus als een institutie dat de
voordelen heeft van het statuut van een publieke organisatie, zonder dat het daar
autonome beslissingsmacht moet tegenover stellen.
De organisatie werkt enerzijds vanuit een mandaat van de Marokkaanse overheid
maar heeft anderzijds ook verregaande autonomie in het ontwikkelen van de
plannen voor Marchica. Artikel 38 van de wet die het MarchicaMed-project
vastlegt omschrijft acht taken van het agentschap, waaronder het voortrekken
van de urbanisatie van de regio en het opwaarderen van de woon- en
38
ontspanningszones, binnen de grenzen van de site die toegewezen is. Artikels 42
tot 52, leggen onder meer de autonomie en de capaciteiten vast die het
agentschap, zijn directeur en zijn functionarissen bezitten. Hierbij wordt
bijvoorbeeld ook duidelijk gemaakt dat:
“Pour l’accomplissement de ses missions, l’Agence peut acquérir les terrains qui
lui sont nécessaires, par voie d’acquisition à l’amiable ou d’expropriation” ("Loi
n° 25-10 relative à l’aménagement et à la mise en valeur du site de la lagune de
Marchica," 2010)
In dit verband kan ook gewezen worden op de paradox van decentralisering in
Marokko volgens Catusse:
“[W]e need to underline the extreme fragmentation of legitimate territories in the city.
[…] This complexity of territories interferes with the exercise of citizenship. The city is,
on the one hand, a space for mobilisation, and protest, where power is fought for, but the
struggles for power also play on the level of policy making.”(Catusse et al., 2007)
Decentralisering heeft fragmentering tot gevolg van politieke niveaus, wat
politieke actie bemoeilijkt en net ten nadele komt van burgerschap. De creatie van
nieuwe staatsruimten zoals het Agentschap Marchica versterkt deze tendens nog
verder.
Hoe past het MarchicaMed-project binnen het voorgestelde model van politieke
territorialiteit? Het TSNB-model kan in elk van zijn 4 aspecten toegepast worden
als volgt.
Het verband tussen territoria en soevereiniteit is zeker van belang voor het
MarchicaMed-project. In de omgeving van de Marchicalagune spelen territoria en
soevereiniteit ook een onmiskenbare rol. Zoals vastgelegd in het PAS, geldt er een
strikte verdeling die op een kaart vast te leggen valt, tussen waar welke entiteit
soevereiniteit heeft. Op die manier is te zien dat bij het ontstaan van het
Agentschap Marchica in 2010, de Provincie Nador als bestuursniveau territoria
van soevereiniteit afstaat.
39
De verhouding tussen verschillende schalen is relevant voor een nieuwe
staatsruimte zoals het MarchicaMed-project er een vormt. Door te kijken naar de
verschillende bestuursniveaus en de plaats in de verticale hiërarchie van macht
die zij innemen, kan nagegaan worden in welke mate deze verschillende niveaus
zich tot elkaar verhouden (Brenner, 2006). Op vergelijkbare manier als bij het
aspect van territorium valt hier waar te nemen dat de schaal van het provinciale
niveau verdrongen wordt door een nieuwe schaal. De schaal van deze nieuwe
staatsruimte van het Agentschap Marchica wordt bepaald door de plaats die het
inneemt in de verticale hiërarchie, waarbij de provinciale schaal onder die van het
autonome agentschap komt te staan.
Netwerken bieden eveneens een belangrijk uitgangspunt van waaruit het
MarchicaMed-project kan bekeken worden zonder uit te gaan van hiërarchische
standpunten. Hier kan gewezen worden op het overleg met andere
bestuursniveaus en diensten. De manier waarop interactie binnen deze
netwerken verloopt valt moeilijk vast te stellen, maar op basis van het veldwerk
en contacten met andere bestuursniveaus viel af te leiden dat deze in grote mate
beheerst wordt door de standpunten van het Agentschap Marchica.
Hoewel ook niet op specifieke manier waarneembaar is hoe de staat via
verborgen netwerken inspeelt op het beleid gevoerd door het Agentschap
Marchica, kan het model van netwerken hier een inzicht bieden in hoe een
dergelijke hypothese er kan uitzien.
Wat betreft het MarchicaMed-agentschap is het model van bereik minder van
toepassing, gezien de gegevens die voorhanden zijn. Aangezien hypotheses over
de rechtstreekse invloed van de staat in de besluitvorming omtrent het
MarchicaMed-project moeilijk te testen zijn, is het moeilijk om een analyse te
geven van de intensiteit van de uitoefening van macht. Daarnaast wordt in het
model van bereik ook één uniek centrum van macht verondersteld, zoals
bijvoorbeeld de centrale staatsmacht (Allen & Cochrane, 2010). Aangezien de
instituties van het MarchicaMed-project zowel afhankelijk zijn van publieke als
private actoren (gezien de tweeledige structuur van de organisatie) en er dus een
veelheid aan actoren een rol spelen, is dit model met zijn centraal perspectief in
40
dit geval minder nuttig. Bereik kan niettemin wel degelijk van belang zijn, maar
is in het kader van de betrokken actoren en de beschikbare gegevens over het
MarchicaMed-project als nieuwe staatsruimte minder bruikbaar.
In dit deel is de tweeledige structuur uitgewerkt van de MarchicaMed-
organisaties, met name respectievelijk de Maatschappij MarchicaMed, dat
semipubliek is en afhangt van investeerders en het Agentschap Marchica dat een
budget en verregaande bevoegdheden toegekend krijgt van de staat zonder
hiervoor aan beslissingsmacht in te boeten. De toepassing van het TSNB-model
brengt ook verdere duidelijkheid over de verschillende aspecten die
samenhangen met MarchicaMed-project als nieuwe staatsruimte. Op vlak van
territoria en schalen, wordt vooral duidelijk dat het niveau van de MarchicaMed-
organisatie de beslissingsmacht en het territorium van het provinciale niveau
ondermijnt. De multisitetheorie is van toepassing in de vele overlegplatformen
met andere bestuursniveaus en diensten. Hier kan uitgegaan worden van een
machtsrelatie die gedomineerd wordt door het Agentschap Marchica. Bereik als
aspect van politieke ruimte blijkt voor het MarchicaMed-project minder van
toepassing te zijn, gezien het brede aantal actoren.
41
Nieuwe staatsvormen vormen een bestuurlijke realiteit met onmiskenbare
gevolgen en met winnaars en verliezers. In dit deel zal het de bedoeling zijn de
implicaties van MarchicaMed als nieuwe staatsruimte verder uit te werken. Met
name zal er gefocust worden op de verhouding tussen publiek en privaat die in
het geval van een nieuwe staatsruimte onder druk komt te staan. Vervolgens
bekijken we de specifieke gevolgen voor transparantie en democratische
legitimiteit. Ten slotte gaan we nog in op een selectie van een aantal trends en
dynamieken waar MarchicaMed de belichaming van vormt. Deze worden belicht
vanuit hun relevantie voor het MarchicaMed-project als een nieuwe staatsruimte.
Binnen het bestek van deze studie kunnen deze niet ten volle uitgewerkt worden,
maar een aanleiding tot relevante onderzoeksvragen voor verdere studie wordt
wel gegeven. Zo kan het fenomeen van nieuwe staatsruimten in verband gebracht
worden met andere dynamieken en sociale gevolgen die voortkomen uit het
specifieke geval MarchicaMed.
Een overweging die van belang is om de implicaties van nieuwe staatsruimten en
het MarchicaMed-project in het bijzonder te kunnen inschatten, is dat van de
evolutie in de verhouding tussen de publieke en private sfeer.
Wat betreft de definitie van publieke en private sfeer, kan hier uitgegaan worden
van het onderscheid dat in economische theorie gehanteerd wordt, namelijk van
het publieke als de overheid of staat en het private als de markt.10 Een belangrijke
parallelle evolutie die samenloopt met de transformatie van het concept
staatschap is de toenadering tussen de publieke en de private sfeer. Het strikte
onderscheid vervaagt onder meer onder invloed van processen als
mondialisering (Weintraub, 1997).
Een specifieke vorm van deze toenadering uit zich in het toegenomen belang van
publieke-private partnerschappen. Er bestaat een brede literatuur rond de
10 De definitie van het onderscheid is echter
42
voordelen en nadelen van publiek-private partnerschappen als middel tot het al
dan niet effectief uitvoeren van beleid. Deze bieden een indicatie over de
problemen die uiteenlopende motieven kunnen bieden in dergelijke
partnerschappen. Publiek-private partnerschappen verwijzen doorgaans naar het
verwerven van fondsen voor een publiek doeleinde aan de hand van private
investeerders11 (Wettenhall, 2003). Een gevolg van publiek-private
partnerschappen is dat op domeinen en bevoegdheden die historisch gezien tot
de publieke sfeer behoren, er wordt ingeboet aan publieke verantwoordingsplicht
doordat private actoren de rol gaan innemen van de verantwoordingsplichtige
publieke organisatie (Forrer, Kee, Newcomer, & Boyer, 2010).
Eens dit partnerschap tussen publieke en private actoren zodanig ver gaat dat dit
de facto één organisatie gaat vormen, zoals impliciet het geval is in het
MarchicaMed-project, zijn gevalsstudies minder voorhanden. Een vergelijkbaar
voorbeeld hiervan betreft een studie van Zapata & Hall met een aantal
gevalsstudies van lokale toerismeprojecten in Spanje. Vergelijkbaar met het
MarchicaMed-project betreft het terzelfder tijd quasipublieke en quasiprivate
organisaties die voor hun inkomsten in grote mate afhankelijk zijn van publieke
fondsen. Volgens de studie is het ontstaan van dergelijke organisaties het gevolg
van gelijktijdige processen van ‘bedrijv-iseren’ en politisering. Er wordt een
heikele balans gezocht tussen efficiëntie en effectiviteit enerzijds en
democratische legitimiteit anderzijds (Zapata & Hall, 2012).
Een terugkomende factor bij publiek-private partnerschappen, waar het
MarchicaMed-project een unieke variant van vormt, is het gebrek aan publieke
verantwoordingsplicht. Het Agentschap Marchica heeft de jure volledige
autonomie tegenover andere niveaus van publieke besluitvorming ("Loi n° 25-10
relative à l’aménagement et à la mise en valeur du site de la lagune de Marchica,"
2010) en hoeft dus geen democratische verantwoording af te leggen voor
beleidsdaden. Enkel de juridisch vage definitie van ‘utilité publique’ bepaalt de
11 Vaak worden publiek-private partnerschappen ook ingevuld als het uitvoeren, construeren,
implementeren van publiek beleid door private ondernemingen in onderaanneming. Buiten deze twee
voornaamste vormen van publiek-private partnerschappen bestaat er een ganse literatuur gewijd aan
verdere definities ervan (Wettenhall, 2003)
43
gevoerde beleidsdaden door het Agentschap Marchica, maar hiervoor hoeft
extern geen rekenschap afgelegd te worden.
Herhaaldelijk is in dit verband reeds gesproken van de paradox van
decentralisering. Dit duidt op administratieve herverdeling en de fragmentatie
die het gevolg is van processen van decentralisering zoals deze plaatsvinden in
Marokko.
“[W]e need to underline the extreme fragmentation of legitimate territories in the city.
[…] This complexity of territories interferes with the exercise of citizenship. The city is,
on the one hand, a space for mobilisation, and protest, where power is fought for, but the
struggles for power also play on the level of policy making.”(Catusse et al., 2007)
Nieuwe staatsruimten, waaronder het MarchicaMed-project vormen in deze zin
een verderzetting van deze tendens naar meer decentralisering.
Een belangrijke insteek rond democratische legitimiteit en de gevolgen van de
creatie van een publiek-private organisatie wordt gegeven door Noam Chomsky:
“The most effective way to restrict democracy is to transfer decision-making from the
public arena to unaccountable institutions: kings and princes, priestly castes, military
juntas, party dictatorships, or modern corporations. The decisions reached by the directors
of GE affect the general society substantially, but citizens play no role in them, as a matter
of principle (we may put aside transparent myth about market and stockholder
"democracy").” (Chomsky, 1998)
De MarchicaMed-organisaties als nieuwe staatsruimte kunnen hierin gezien
worden als een nieuwe vorm van dergelijke transfers van besluitvorming. In
samenspraak met de stelling van Catusse over de paradox van decentralisering in
Marokko kan een idee gevormd worden van wat de belangen vanuit
staatskringen mogelijk kunnen zijn. Door de creatie van het Agentschap Marchica
wordt een verdere fragmentering van het politiekruimtelijk landschap in de hand
gewerkt in de regio, die op zijn beurt politieke actie bemoeilijkt.
Een specifieke manier waarop democratische legitimiteit of het gebrek eraan zich
laten gelden heeft te maken met de manier waarop sloppenwijken worden
hervestigd. Eerder is al gewezen op de wet die het Agentschap Marchica toestaat
om zich in het kader van het algemeen belang gronden toe te eigenen. Bij vragen
omtrent de participatie van omwonenden of inwoners van sloppenwijken
44
worden doorgaans uiteenlopende antwoorden gegeven. De directrice van sociale
zaken van het Agentschap Marchica vermeldde in een interview het bestaan van
overlegplatformen, waarbij betrokkenen en afgevaardigden van de
projectorganisaties samen aan tafel gaan zitten. Zelf kon ze hierover niet in detail
gaan en ook elders kwam geen bevestiging van het bestaan van dergelijke
overlegplatformen. Bij de vraag naar het bestaan ervan aan een lokale
buurtverantwoordelijke van de wijk Bouarourou (gelegen binnen het territorium
waar het Agentschap Marchica soevereiniteit heeft), werd dit weggelachen als
zijnde enkel retoriek.
In theorie kan de manier waarop inwoners van sloppenwijken hervestigd
worden, worden ingedeeld op een spectrum gaande van een autoritaire wijze tot
een gemeenschapsversterkende methode. De ideale benadering is er een van
sociale mediëring, waarbij hervestiging gebeurd in samenspraak met de getroffen
inwoners. Het voorbeeld van de hervestiging van een sloppenwijk in Ennakhil in
Marokko toont aan dat dit mogelijk is (Arandel & Wetterberg, 2013). De vraag in
hoeverre dit via een orgaan als het Agentschap Marchica mogelijk is en er niet
zuiver wordt uitgegaan van een autoritaire benadering van stedelijk planning
blijft echter de vraag.
In het algemene proces van herinrichting van steden kan dit verzet tegen een
autoritaire benadering worden ingeroepen. Niet alleen participatie van
belanghebbenden, maar ook historische aspecten kunnen hierbij van waarde zijn:
“Dans ce repérage des dimensions spatiales de J'aménagement il importe de ne pas
évacuer la dimension historique. On conçoit l'aménagement comme une opération
mêcanique. en somme. unc technique d'application automatique, quels que soient le passé
ou le présent du pays.” (Naciri, 1985)
Verder kunnen we ook de vraag stellen wat de rol is van het middenveld in de
politieke actie omtrent een dergelijk project. Tijdens het veldwerk van het
MarchicaMed-project viel vooral ook de verdeeldheid van het betrokken
middenveld op, wat de evaluatie van het project betreft. Verder bleek ook bij het
voorleggen van de tweeledige institutionele structuur van het project (het bestaan
van het Agentschap Marchica naast de Maatschappij MarchicaMed), dat dit voor
alle geïnterviewde personen uit het middenveld een tot dan toe ongekend
gegeven was.
45
Manifestaties tegen het MarchicaMed-project zijn in de periode rond 2011 heel
prominent geweest en hoewel ze nog steeds bestaan op kleinere schaal, worden
ze door functionarissen bij de projectorganisaties doorgaans ontkend of
toegeschreven aan marginale, soms zelfs criminele groeperingen.
Het MarchicaMed-project overschrijdt door zijn ambitieuze opzet een veelvoud
en thematieken en vormt een knooppunt van trends en dynamieken die recent
opgang maken binnen de bredere Arabische wereld. Toch kan hier al gewezen
worden op een aantal doorkruisende thematieken. Deze kunnen elk op zich
object uitmaken van een minstens even omvangrijke studie, maar kunnen binnen
het kader van deze studie enkel beknopt besproken worden.
Een eerste vrij duidelijke dynamiek is het proces van gentrificatie dat plaatsvindt
onder het MarchicaMed-project. Het opwaarderen van buurten in functie van
economische heropleving is een gemeenplaats geworden in het stedelijke
planningsbeleid in het Globale Zuiden (Krijnen & De Beukelaer, 2015). Dit proces
heeft zowel sociaaleconomische gevolgen, het meest zichtbaar in de onteigening
van niet-officiële bebouwing, als culturele gevolgen, aangezien de architectuur en
stedelijke planning niet de traditionele lijnen van stadsontwikkeling volgt. Dit
brengt op zijn beurt een aantal secundaire sociale problemen met zich mee, zoals
het ontstaan van sloppenwijken en daarmee gepaard praktijken van landgraaien.
Gentrificatie doet dus de vraag rijzen naar de sociale kost van ‘stedelijke
heropleving’ zoals ook gedefinieerd in het MarchicaMed-project. Dergelijke
processen van gentrificatie vinden niet enkel plaats in hoofdsteden, maar ook
steeds meer in regionale centra, waar Nador een belangrijke instantie van gaat
vormen. Het is een proces dat gepaard gaat met markthervorming en het
openstellen van markten (Atkinson & Bridge, 2004).
MarchicaMed als project promoot zich ook specifiek als een ecotoeristisch
project:12
12 Voor een kritische uiteenzetting van de trends omtrent ecotoerisme, zie (Duffy, 2013; Wearing &
Neil, 2009).
46
“L’Agence envisage de développer, sur le cordon dunaire, une aire naturelle protégée
accueillant la Cité des Deux Mers. Ce complexe éco-touristique totalement intégré dans le
site devra répondre aux standards internationaux […] en utilisant des méthodes et
techniques d’avant-garde en terme d’éco-construction”(Projet d'aménagement et de mise
en valeur du site de la lagune de Marchica, 2011)
Het project aan de Marchica-lagune is te zien binnen de bredere initiatieven
onder het mom van ‘geïntegreerde kustzone management’ (ICZM). Dit wordt
toegepast voor de ecologische zuivering van een breed aantal kustgebieden
gelegen langs de Middellandse Zee (Prieur & Ghezali, 2000). Hierbij gaat het
zowel om de ecologische houdbaarheid als om de bescherming tegen
klimaatgebonden rampen (Raji, Niazi, Snoussi, Dezileau, & Khouakhi, 2013).
Op basis van het veldwerk zijn er in ieder geval redenen om aan te nemen dat het
ecologisch profiel van het project geen lege doos is. Zo wordt de Marokkaanse
milieuwetgeving strikt gevolgd, worden milieueffectenrapporten opgesteld die
ook volgens het betrokken nationale ministerie strikt worden nageleefd.
Ecotoerisme geldt dus niet zuiver als een vorm van greenwashing, zij het dat het
ecologische discours dat wordt aangenomen in de promotie wel een duidelijk
vooropgesteld doel heeft. Het is immers de mix van luxueus en ecologisch
toerisme dat de kern uitmaakt van de promotie van het MarchicaMed-project
naar internationale doelgroepen toe.
Het Guggenheimeffect biedt een leidraad om de culturele factoren te begrijpen
die uitgaan van een megaproject als MarchicaMed. Dit is vergelijkbaar met de
manier het Guggenheimmuseum in Bilbao het vlaggenschip vormt van een
stedelijk hernieuwingsproject.
Karakteristiek voor stedelijke projecten die verlopen volgens het
Guggenheimeffect is dat een spectaculaire vlaggenschipfaciliteit als symbool
fungeert voor het ganse stedelijke project (Vicario & Monje, 2003). In het geval
van MarchicaMed staat de in ieder promotiefilmpje overdadig geprezen ‘Cité des
Deux Mers’ garant als symbool van regionale ontwikkeling, nationale grandeur
en verbonden met rijkere klassen wat de voornaamste doelgroep van het project
vormt. De status van MarchicaMed als een prestigeproject dat de regio inschakelt
47
in de concurrentie om internationale aandacht in de vorm van investeringen
wordt hierbij als essentieel beschouwd.
Een andere dynamiek van belang die meespeelt is het zogenaamde Dubaimodel
dat voor een megaproject als MarchicaMed een belangrijke invloed heeft. De
ontwikkeling en het succesverhaal van Dubai vertoont vele parallellen met de
vooropgestelde doelen van het MarchicaMed-project. Zo heeft ook in Dubai de
doelstelling bestaan om internationaal luxetoerisme aan te trekken. Projecten die
hiertoe dienden werden geleid door The Jumeirah International Group
(Davidson, 2009).
Het Dubaimodel heeft ook een specifieke politieke dimensie die ook relevants is
voor het MarchicaMed-project:
“[T]he extremely centralized and capable decision-making structure and significant
government involvement in the economy have made it possible to coordinate sizable state
investments, incoming foreign investments, and most likely a good part of privatesector
investments. Although proponents of democracy and neoliberalism may rightfully
criticize this centralized approach, it nevertheless constitutes a major reason for Dubai’s
success. From a statist perspective, democratic or participatory forms of governmental
leadership might endanger development in its initial phases because it may divert
investment and political focus away from key factors in economic development.” (Hvidt,
2009)
Het MarchicaMed-project kent, zoals reeds besproken, gelijkaardige kenmerken.
Het oprichten van het Agentschap Marchica creëert een centraal orgaan dat
autonoom is en dus voldoende beslissingsmacht heeft om aan de voorwaarden te
kunnen voldoen om investeerders aan te trekken.
Niettemin staat dit Dubaimodel sinds de mondiale financiële crisis van 2008
onder druk en kent Dubai als modelstaat steeds meer moeite om buitenlandse
investeerders aan te trekken (Elsheshtawy, 2010). Wat de verdere gevolgen van
het mogelijke falen van dit model in de toekomst kunnen zijn voor
megaprojecten, kan als onderzoeksvraag evengoed de basis vormen voor verdere
studie.
48
In dit deel is ingegaan op de gevolgen van het statuut van het MarchicaMed-
project als een nieuwe staatsruimte. Zo is onder meer ingegaan op de verhouding
tussen de publieke en private sfeer die in de institutionele structuur van het
MarchicaMed-project heel dicht op elkaar komen te staan. Een gevolg hiervan is
in de eerste plaats merkbaar in het gebrek aan verantwoordingsplicht en
democratische legitimiteit die het project kenmerken en wat onmiskenbaar ook
tot maatschappelijke gevolgen kan leiden. Ten slotte zijn nog een aantal
49
Met het Bouregreg- en MarchicaMed-project zijn belangrijke precedenten gezet
voor megaprojecten in de toekomst. Van specifiek belang voor deze studie is een
concreet kenmerk geweest van het MarchicaMed-project als dusdanig, namelijk
de oprichting van een van de staat autonome organisatie, het Agentschap
Marchica, dat verantwoordelijk is voor het beheer van het project. Het
Agentschap Marchica heeft via een wet het recht in naam van ‘utilité publique',
zich gronden toe te eigenen, waarna de Société MarchicaMed de verdere
inrichting overneemt en beroep doet op private investeerders.De tweeledige
structuur van de organisaties van zowel het Bouregreg- als het MarchicaMed-
project geldt hierbij als een institutioneel sjabloon dat in de nabije toekomst niet
beperkt zal blijven tot deze twee gevalsstudies.
Het theoretisch model dat is opgezet laat ons hierbij toe om te analyseren hoe een
nieuwe staatsruimte als het MarchicaMed-project kan opgevat worden. Dit
TSNB-model bevat als synthetisch model de belangrijkste aspecten die eigen zijn
aan politieke territorialiteit, namelijk territorium, schaal, netwerken en bereik. De
bredere toepassing van dit model, op een groter aantal gevalsstudies kan verder
licht brengen op de bruikbaarheid van dit model en kan eventuele
tekortkomingen.
Ook zijn enkele verbonden onderzoekslijnen weergegeven die zich uiten in het
MarchicaMed-project en die ook in verband staan met de hoedanigheid van
nieuwe staatsruimte, maar die binnen het bestek van deze studie niet verder zijn
kunnen behandeld worden. In een opvolgende studie kunnen dergelijke aspecten
eventueel verder belicht worden en kan de relatie verduidelijkt worden tussen
bijvoorbeeld processen van gentrificatie en nieuwe staatsruimte. Of een
vergelijkende studie kan gemaakt worden tussen de projecten in Saïdia en
MarchicaMed, waarbij het eerste project voor de promotie nog enkel vertrok van
een semipublieke Maatschappij Saïdia, in tegenstelling tot de tweeledige
institutionele structuur die ondertussen het MarchicaMed-project kenmerkt.
Deze studie heeft ook de hoop maatschappelijk relevant te zijn en licht te werpen
op de interactie tussen macht en ruimte die plaatsvindt in een nieuwe
staatsruimte zoals het Agentschap Marchica en de Maatschappij MarchicaMed er
samen een vormen. Aangezien een aantal zaken over de specifieke
50
machtsverhouding rond het project ondanks het geleverde veldwerk vrij
speculatief blijven, is het moeilijk om heel precieze claims te stellen over
belangenconstellaties achter het project. Niettemin kent het Agentschap Marchica
vanuit zijn autonoom statuut en de soevereiniteit die het heeft over de geplande
territoria een grote beslissingsmacht waarvoor het nauwelijks hoeft te
compenseren door verantwoordingsplicht. Een aspiratie is dan ook dat deze
studie, samen met vergelijkbare studies van megaprojecten en hun structuur
duidelijkheid kan scheppen over de maatschappelijke gevolgen hiervan en
bijgevolg ook het belang voor het middenveld om kennis te nemen van deze
institutionele structuren.
51
Allen, J., & Cochrane, A. (2010). Assemblages of State Power: Topological Shifts in
the Organization of Government and Politics. Antipode, 42(5), 1071-1089.
Anderson, J. (1996). The shifting stage of politics: new medieval and postmodern
territorialities? Environment and Planning D: Society and Space, 14(2), 133-153.
Arandel, C., & Wetterberg, A. (2013). Between “Authoritarian” and
“Empowered” slum relocation: Social mediation in the case of Ennakhil, Morocco.
Cities, 30, 140-148.
Atkinson, R., & Bridge, G. (2004). Gentrification in a global context: Routledge.
Barthel, P.-A., & Mouloudi, H. (2009). Waterfronts de Casablanca et de Rabat : un
urbanisme de projet. Urbanisme, 369, 52-56.
Barthel, P.-A., & Planel, S. (2010). Tanger-Med and Casa-Marina, Prestige Projects
in Morocco: New Capitalist Frameworks and Local Context. Built Environment,
36(2), 48-63.
Belgen ontwerpen nieuwe stad. (2012, 06-12-2012). De Standaard.
Belguidoum, S., Cattedra, R., & Iraki, A. (2015). Villes et urbanités au Maghreb.
L’Année du Maghreb(12), 11-32.
Bergh, S. I. (2012). ‘Inclusive’Neoliberalism, Local Governance Reforms and the
Redeployment of State Power: The Case of the National Initiative for Human
Development (INDH) in Morocco. Mediterranean Politics, 17(3), 410-426.
Bogaert, K. (2012). New State Space Formation in Morocco:The Example of the
Bouregreg Valley. Urban Studies, 49(2), 255-270.
Boumeaza, T., Sbai, A., Salmon, M., Benata, M., & Ozer, A. (2010). Impacts
écologiques des aménagements touristiques sur le littoral de Saïdia, Maroc
oriental. Méditerranée. Revue géographique des pays méditerranéens/Journal of
Mediterranean geography(115), 94-102.
Brenner, N. (2006). New State Spaces: Urban Governance and the Rescaling of
Statehood. Oxford: Oxford University Press.
52
Casey, E., Paasi, A., Shapiro, M., & Mayer, M. (2008). Comments on “Theorizing
socio-spatial relations”. Environment and Planning D: Society and Space, 26(3), 402-
404.
Catusse, M. (2005). Les réinventions du social dans le Maroc “ajusté”. Revue des
mondes musulmans et de la Méditerranée, 105-106, 221-246.
Catusse, M., Cattedra, R., & Janati, M. H. I. (2007). Decentralization and its
paradoxes in Morocco. Cities of the South, 113-135.
Cheema, G. S., & Rondinelli, D. A. (2007). Decentralizing governance: emerging
concepts and practices: Brookings Institution Press.
Chomsky, N. (1998). Domestic constituencies.
Cohen, S., & Jaidi, L. (2006). Morocco: globalization and its consequences (Vol. 6):
Taylor & Francis.
Davidson, C. M. (2009). Dubai: foreclosure of a dream. Middle East report.,
251(Summer), 8-13.
de Boer, S. (2013). Het Volk van Abdelkrim: Actualiteit en Geschiedenis van de
Marokkaanse Rif. Leeuwarden: Wijdemeer.
Duffy, R. (2013). A trip too far: ecotourism, politics, and exploitation: Earthscan.
Elsheshtawy, Y. (2010). Little space, big space: everyday urbanism in Dubai.
Brown J. World Aff., 17, 53.
Evans, P. (1997). The Eclipse of the State? Reflections on Stateness in an Era of
Globalization. World Politics, 50(1), 62-87. doi: 10.2307/25054027
Ferguson, J., & Gupta, A. (2002). Spatializing states: toward an ethnography of
neoliberal governmentality. American ethnologist, 981-1002.
Forrer, J., Kee, J. E., Newcomer, K. E., & Boyer, E. (2010). Public–private
partnerships and the public accountability question. Public Administration Review,
70(3), 475-484.
Garnaud, B., & Rochette, J. (2012). Rôle et limites de l'approche projet dans
l'aménagement du littoral à Nador (Maroc). Revue Tiers Monde, 211(3), 169-188.
53
Hibou, B. (2011). Le mouvement du 20 février, le Makhzen et l'antipolitique.
L'impensé des réformes au Maroc. Dossiers du CERI, 1-12.
Huntington, H., & Wibbels, E. (2014). The Geography of Governance in Africa:
New Tools from Satellites, Surveys and Mapping Initiatives. Regional & Federal
Studies, 24(5), 625-645. doi: 10.1080/13597566.2014.971774
Hvidt, M. (2009). The Dubai model: An outline of key development-process
elements in Dubai. International Journal of Middle East Studies, 41(03), 397-418.
Iraki, A. (2003). Des Notables du Makhzen à l'Epreuve de la "Gouvernance"-Élites
locales, gestion urbaine et développement au Maroc: Harmattan.
Iraki, A. (2007). L'organisation des solidarités dans des territoires en construction:
quartiers restructurés au Maroc. Espaces et sociétés(4), 63-77.
Jessop, B., Brenner, N., & Jones, M. (2008). Theorizing sociospatial relations.
Environment and Planning. D, Society and space, 26(3), 389.
Joffé, G. (2009). Morocco’s Reform Process: Wider Implications. Mediterranean
Politics, 14(2), 151-164.
Jones, J. P. I., Woodward, K., & Marston, S. A. (2007). Situating Flatness.
Transactions of the Institute of British Geographers, 32(2), 264-276. doi:
10.2307/4626247
Kiely, R. (2005). The clash of globalisations. Neo-Liberalism, the Third Way and Anti-
Globalisation. Leiden/Boston: Brill.
Krijnen, M., & De Beukelaer, C. (2015). Capital, state and conflict: the various
drivers of diverse gentrification processes in Beirut, Lebanon. In H. B. S. L. Lees,
& L.-M. Ernesto (Ed.), Global gentrifications : uneven development and displacement.
Bristol, UK: Policy Press.
Litvack, J. I., Ahmad, J., & Bird, R. M. (1998). Rethinking decentralization in
developing countries: World Bank Publications.
Loi n° 25-10 relative à l’aménagement et à la mise en valeur du site de la lagune
de Marchica (2010).
MAP. (2010). SM le Roi nomme M. Said Zarrou directeur de l'Agence pour
l'Aménagement du site de la lagune de Marchica à Nador, Agadir Inou.
54
Marston, S. A., Jones, J. P. I., & Woodward, K. (2005). Human Geography without
Scale. Transactions of the Institute of British Geographers, 30(4), 416-432. doi:
10.2307/3804505
Martin, A.-S. (2014). Immobilier : Le projet Marchica Med est relancé, La Vie éco.
Mitchell, T. (1991). The Limits of the State: Beyond Statist Approaches and Their
Critics. The American Political Science Review, 85(1), 77-96.
Naciri, M. (1985). L’aménagement de l’espace territorial au Maroc: lieux
d’autonomie et centralisation étatique. P.-R. Baduel, Etats, territoires et terroirs au
Maghreb, Paris, CNRS, 225-242.
Prieur, M., & Ghezali, M. (2000). National Legislations and Proposals for the
Guidelines Relating to Integrated Planning and Management of the
Mediterranean Coastal Zones. Nicosia, Cyprus: Priority Actions Programme
Regional Activity Centre.
. Projet d'aménagement et de mise en valeur du site de la lagune de Marchica. (2011).
Royaume du Maroc.
Raji, O., Niazi, S., Snoussi, M., Dezileau, L., & Khouakhi, A. (2013). Vulnerability
assessment of a lagoon to sea level rise and storm events: Nador lagoon (NE
Morocco). Journal of Coastal Research, 65, 802-807.
Signoles, P., Cattedra, R., & Troin, F. (2014). Territoires et politiques dans les
périphéries des grandes villes du Maghreb.
Storm, L. (2007). Democratization in Morocco: The political elite and struggles for power
in the post-independence state. London: Routledge.
Strange, S. (1996). The retreat of the state: The diffusion of power in the world economy:
Cambridge university press.
Swyngedouw, E. (2004). Globalisation or ‘glocalisation’? Networks, territories and
rescaling. Cambridge review of international affairs, 17(1), 25-48.
Vicario, L., & Monje, P. M. M. (2003). Another'Guggenheim Effect'? The
generation of a potentially gentrifiable neighbourhood in Bilbao. Urban studies,
40(12), 2383-2400.
55
Wearing, S., & Neil, J. (2009). Ecotourism: impacts, potentials and possibilities? :
Routledge.
Weintraub, J. (1997). The theory and politics of the public/private distinction.
Public and private in thought and practice: Perspectives on a grand dichotomy, 1.
Wettenhall, R. (2003). The rhetoric and reality of public-private partnerships.
Public Organization Review, 3(1), 77-107.
Wolch, J., & Dear, M. (2014). The Power of Geography (RLE Social & Cultural
Geography): How Territory Shapes Social Life: Routledge.
Zapata, M. J., & Hall, C. M. (2012). Public–private collaboration in the tourism
sector: balancing legitimacy and effectiveness in local tourism partnerships. The
Spanish case. Journal of Policy Research in Tourism, Leisure and Events, 4(1), 61-83.
56
Voornaam + Naam Functie
Abbas
Houssine Nibani
Architect bij het Agentschap Marchica
Voorzitter van de ngo-associatie AGIR – wil
overleg creëren tussen lokale vissers en de
projectorganisaties van MarchicaMed
Bouchra Lotfi Verantwoordelijke communicatie van de
Maatschappij MarchicaMed
Jalal Lika Fotograaf en voormalig coördinator
zuiveringsproject MarchicaMed
Chakib el-Khayari Activist en voorzitter van de voornaamste
mensenrechtenorganisatie in Noord-Marokko
(OUDHLP)
Anoniem (via Chakib el-
Khayari)
Buurtverantwoordelijke (Bouarourou/
Bouaregwijk in Nador) en eigenaar van Café
Club
Fabrice Bernard
(telefonisch interview)
Conservatoire du littoral
Délégation Europe & International
Kaylhouh Architect betrokken bij het project in Beni
Ansar
Sherazade Amhajer Directrice sociale zaken van het Agentschap
Marchica
Outman Amjab Verantwoordelijke milieu van de Maatschappij
MarchicaMed
57
Bouchra Oujidi Lokale ambtenares voor het Ministerie van
Milieu
Najib Bachiri Voorzitter van de ngo Association Homme et
Environnement (hoofdzetel te Berkane)