Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

100
RADICAAL DISCOURS Het effect van terreurdiscours op radicalisering Duco Ferwerda – 10097341 [email protected] Debby Gerritsen & Robin Schram 6 maart 2017 16946 woorden Het effect van terreurdiscours op radicalisering Bachelor Scriptie Algemene Sociale Wetenschappen Internationale Betrekkingen Universiteit van Amsterdam

Transcript of Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

Page 1: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

RADICAAL DISCOURS

Het effect van terreurdiscours op radicalisering

DucoFerwerda–[email protected]

DebbyGerritsen&RobinSchram6maart201716946woorden

Heteffect van terreurdiscours op radicalisering

BachelorScriptieAlgemeneSocialeWetenschappen

InternationaleBetrekkingen

UniversiteitvanAmsterdam

Page 2: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

1

“These are tense times, but it is better to think in terms of powerful and powerless

communities, the secular politics of reason and ignorance, and universal principles of

justice and injustice, than to wander off in search of vast abstractions that may give

momentary satisfaction but little self-knowledge or informed analysis.”

Edward Said (2001)

Samenvatting Een exploratief kwalitatief onderzoek naar de invloed van het discours omtrent terrorisme op radicalisering, door interviews met radicale en gederadicaliseerde moslims en een content analyse van secundaire bronnen in de vorm van autobiografieën, televisie-interviews, artikelen en een dagboek van een jihadstrijder. Dit discours wordt beïnvloed door de Clash of Civilizations theorie van Samuel Huntington. Wat is de invloed van het terreurdiscours op de radicalisering van moslims? Als belangrijkste bevindingen komen naar voren:

- Het huidig terreurdiscours biedt niet een juiste weergave van de motieven achter terrorisme. Het benadrukt overmatig de rol van religie en cultuur, terwijl het de rol van geopolitieke grieven, marginalisering en disintegratie onderbelicht. Echter, het is niet duidelijk of de verkeerde weergaven van deze motieven verder bijdraagt aan radicalisering.

- De mate waarin othering wordt toegepast in het discours leidt tot culturele vervreemding, disintegratie en een nieuwe identificatie met moslims. Dit lijkt tevens de mogelijk eerste stap te zijn richting radicalisering.

- Dit othering heeft bovendien een marginaliserend effect, wat aan kan zetten tot radicalisering. Bovendien wordt hierdoor mogelijk het beeld dat anderen hebben van de islam verslechterd, wat aanzet tot islamofobie en discriminatie.

Kernconcepten: Radicalisering, discours, Clash of Civilizations, othering, marginalisering, culturele vervreemding, islam.

Page 3: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

2

Inhoudsopgave

Introductie 3

Theoretisch Kader 4

Discours 4

The Clash of Civilizations 6

Radicalisering 11

Gevolgen van discours 15

Interdisciplinariteit 18

Probleemstelling 19

Terugkoppeling naar de theorie 19

Hoofd- en deelvragen 20

Relevantie 21

Methode 22

Onderzoeksmethode 22

Operationalisering 24

Populatie en steekproef 25

Ethische kwesties 28

Procesbeschrijving 29

Resultaten 31

Conclusie 42

Discussie 45

Bibliografie 47

Bijlagen 51

Page 4: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

3

Introductie Deze scriptie heeft als doel te onderzoeken wat de invloed is van het discours omtrent

terrorisme op radicalisering. De aanslagen van 11 september 2001 leidden een nieuwe golf

van terreur in tegen het Westen. De angst voor aanslagen van buitenaf hebben inmiddels

plaats gemaakt voor een wantrouwen jegens de eigen burger. De home-grown terrorist is,

zeker sinds de opkomst van de Islamitische Staat (IS), een probleem waar politici en media

hun hoofd over breken. Echter, de verklaringen voor terrorisme die in de politiek en media

worden gegeven zijn vaak maar een beperkt deel van het verhaal en, in sommige gevallen,

slaan ze de plank zelfs compleet mis. Het dominante discours in de Westerse media en

politiek gaat hoofdzakelijk uit van een paradigma dat berust op identiteitsverklaringen.

Geïnspireerd door de Clash of Civilizations van Samuel Huntington komt men tot de

volgende conclusie: geloof en afkomst, dat zouden de voornaamste drijfveren zijn voor

deze brute daden.

Een dergelijk discours brengt echter mogelijk gevaren met zich mee. Zo is er

hierdoor bijvoorbeeld beperkt oog voor het onderscheid tussen radicale Islam en de

geloofsovertuigingen van de gewone moslim. Na elke aanslag wordt gekeken naar

moslims om zich uit te spreken en het geweld aangericht door terroristen af te wijzen.

Deze associatie, tussen de moslim en de terrorist, is diep ingebed in de manier van praten

en schrijven over terreur. Hoewel politici als Trump en Wilders, of kranten als de

Telegraaf, duidelijke voorbeelden zijn van deze manier van denken, zijn zij niet de enigen

die hoofdzakelijk gebruik maken van zulke identiteitsverklaringen om terreur te duiden en

verklaringen van een andere aard onderbelicht laten. Deze manier van praten en schrijven

over terreur, samen het terreurdiscours genoemd, is in praktisch alle media terug te vinden.

In dit onderzoek zal onderzocht worden in hoeverre dit terreurdiscours

radicalisering mogelijk in de hand werkt. In het theoretisch kader wordt eerst toegelicht

wat bedoeld wordt met discours, om vervolgens in te gaan op de oorsprong en het karakter

van het huidig discours. Bovendien worden verscheidene academische kritieken op de

Clash of Civilizations theorie uiteengezet. Vervolgens wordt het academische debat over

radicalisering uiteengezet om enkele belangrijke aspecten hiervan in beeld te brengen en

te komen tot een definitie van radicalisering. Daarna wordt de dominante ideologie van de

huidige golf van terreur belicht, en de representatie daarvan in de media. In het laatste deel

van het theoretisch kader worden enkele theorieën die de mogelijke invloed van het

discours op radicalisering kunnen verklaren aangehaald, gevolgd door een stuk over de

Page 5: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

4

interdisciplinariteit. Hierna volgt de probleemstelling met de verschillende facetten van

radicalisering als gevolg van het discours, de koppeling naar de theorie en de hoofd en

deelvragen van dit onderzoek. Ook worden hier de maatschappelijke en wetenschappelijke

relevantie in beeld gebracht. Vervolgens zal de methode van dit onderzoek worden belicht,

waarbij de verschillende keuzes betreffende onderzoeksmethode en onderzoekspopulatie

zullen worden verantwoord en enkele ethische kwesties worden besproken. Daarna volgen

de resultaten, en tot slot de conclusie en discussie.

Theoretisch Kader

Discours

Om te begrijpen hoe het huidig discours het radicaliseringsproces mogelijk beïnvloedt

moet eerst begrepen worden wat er bedoeld wordt met discours. Voor we ons richten op

de theorie van Huntington, die het huidig discours in hoge mate lijkt vorm te geven, zal

eerst gekeken worden naar het oriëntalisme om dit discours in zijn historisch verband te

plaatsen. Na de uiteenzetting van Huntingtons Clash of Civilizations zal de rol die het

speelt in het huidig discours besproken worden, de redenen voor zijn populariteit en

waarom de focus in dit onderzoek hier ligt en niet bij het oriëntalisme. Tot slot zullen de

karaktereigenschappen ervan belicht worden.

Discours

Het sociaal-constructivisme gaat ervan uit dat sociale actoren de wereld waarop deze zich aan

ons toont interpreteren en betekenis geven. Op deze wijze construeren wij zelf onze

werkelijkheid (Fierke 2013, p. 197). Discours wordt door Phillips en Jørgensen (2002, p. 1)

gedefinieerd als een bepaalde manier van praten over de wereld of bepaalde aspecten

binnen de wereld. Het uitgangspunt hierbij is dat onze manier van praten niet neutraal de

wereld, identiteiten en sociale relaties weerspiegelen, maar dit een actieve rol speelt in het

creëren hiervan (Phillips & Jørgensen, 2002, p. 1,). Taal is dan niet enkel een manier om

informatie met elkaar te delen, in tegendeel, het genereert onze sociale realiteit en geeft

hem vorm (Phillips & Jørgensen, 2002, p. 9). Volgens van Dijk (1991, p. 45) is discours de

manier waarop het sociale, cognitieve en culturele context zich manifesteert in taalgebruik.

Evengoed is discours een integraal onderdeel van en bijdrager aan de sociale, culturele en

politieke structuren.

Page 6: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

5

In het denken over discours is het niet alleen van belang te bekijken welke redenering

worden gebruikt, de redeneringen die niet voorkomen in het discours zeggen ook veel over de

manier waarop een discours opereert. Immers, zo stelt Foucault: Silence itself – the thing one

declines to say, or is forbidden to name is less the absolute limit of discourse than an element

that functions along the thing said. There is not one but many silences, and they are integral

part of the strategies that underline and permeate discourses” (1978, p. 27). De rol die discours

speelt in onze betekenisgeving aan de wereld laat zien waarom het van belang is de effecten

van een bepaald discours te onderzoeken.

Oriëntalisme

Een specifiek discours is de manier waarop gesproken en geschreven wordt over het

Midden-Oosten dat in het westen een dominante rol heeft sinds het eind van de achttiende

eeuw (Said, 1978, pp. 7-8). Dit wordt door Edward Said beschreven in zijn boek

Orientalism. In dit discours wordt, zo stelt Said (1978, p. 8), de Westerse identiteit

weergegeven als superieur terwijl de Oriënt weggezet wordt als minderwaardig en

barbaars. Het diende zo ter legitimering van de Westerse dominantie over de Oriënt tijdens

het kolonialisme (en mogelijk tot vandaag de dag) (Said, 1978, p. xviii, p. 12). De manier

van schrijven over de Oriënt is zo dus politiek geladen en dient de machthebbende, een

duidelijk Foucaultiaanse benadering van discours.

Deze manier van denken en schrijven over de Oriënt is voor een groot deel

gebaseerd op stereotyperingen en clichés in plaats van empirische data (Said, 1978, p. 9).

Zo leidt dit discours tot een misrepresentatie van het Midden-Oosten, dat een simplificatie

van de Arabier, de moslim en de islam in de hand heeft gewerkt. Dit discours helpt de

Westerse identiteit te bevestigen door een vertekend beeld te schetsen van de ander (Said,

1978, p. 2).

Ook deze gesimplificeerde perceptie van de Arabieren en de islam raakt op termijn

zeer gepolitiseerd door de vooroordelen van het Westen over de islam en de strijd tussen

Israël en de Arabieren. Dit maakt het moeilijk om op een objectieve en neutrale manier te

praten over de Oriënt of zijn inwoners, zo stelt Said (1978, pp. 27-28; Nimmer, 2007, p.

225).

Page 7: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

6

Huntington’s Clash of Civilizations

Een specifiek discours is de manier waarop we praten over terreur. De aanslagen van 11

september, die het westen confronteerde met een nieuwe vorm van terreur van ongekende

omvang, zorgden er volgens Said (2001) voor dat dit discours dominant werd.

Verschillende analyses van het discours ten aanzien van terroristen en hun daden, onder

andere van Shaw (2012) en Abrahamian (2003), laten zien dat deze zijn fundament vindt

in de Clash of Civilizations theorie van Huntington. Deze theorie stelde Huntington op in

reactie op Fukuyama’s artikel The End of History, waarin Fukuyama stelt dat het eind van

de koude oorlog het einde betekent van de ideologische strijd over de manier van besturen

met als winnaar de liberale democratie. Dit betekende volgens hem het eindpunt van de

sociaal-politieke evolutie en daarmee de geschiedenis (Fukuyama, 1989, p. 4).

Hiertegenover stelt Huntington dat hoewel het einde van de koude oorlog het einde van

een ideologische strijd betekent, dit niet inhoudt dat het post-koude oorlog tijdperk zonder

grootschalig conflict zal zijn. Conflicten zouden zich verplaatsen langs culturele en

religieuze lijnen in plaats van ideologische (Huntington, 1996, p. 127).

Het centrale thema van Huntingtons boek is dat cultuur en culturele identiteiten

cohesie, disintegratie en conflict in het post-koude oorlog tijdperk vormgeven

(Huntington, 1996, p. 20, 127). Volgens Huntington is de wereld onderverdeeld in negen

culturele blokken (hoewel hij ruimte laat voor een herinterpretatie met een groter of kleiner

aantal). Deze blokken vormen de hoogste vorm van sociale identiteit die een mens in staat

is zich aan te meten, de zogenaamde civilisatie identiteit. Het is deze identiteit, op basis

van cultuur en religie, die centraal staat in de conflicten van de huidige tijd, niet nationale

Page 8: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

7

belangen (Huntington, 1996, p. 28). Deze culturele blokken zijn door de gebrekkige

identificatie en inherente onderlinge verschillen onverenigbaar met elkaar. Bron: Huntington – Clash of Civilizations (1996, p. 26)

Huntington geeft vijf redenen om te verklaren waarom culturele overeenkomsten

coöperatie in de hand werken en culturele verschillen tot conflict kunnen leiden. Allereerst

schrijft Huntington dat de rol van cultuur na de koude oorlog toeneemt in de vorming van

identiteit in vergelijking met andere dimensies. De mate waarin mensen zich differentiëren

langs culturele scheidslijnen maakt dat conflict tussen verschillende culturele groepen van

groter belang zullen worden. Aangezien civilisaties de hoogste vorm van culturele

identiteit zijn zal conflict tussen hen centraal staan in de mondiale politiek (Huntington,

1996, p. 128). Ten tweede heeft de snelle mondialisering en modernisering ertoe geleid

dat mensen een grotere noodzaak voelen zich een betekenisvolle identiteit aan te meten.

Omdat tegelijkertijd niet-Westerse maatschappijen de inheemse cultuur en identiteit

promoten neemt deze identiteit in kracht toe (Huntington, 1996, pp. 128-129). Ten derde,

omdat identiteit zich alleen kan definiëren aan de hand van de ander, groeien tegelijkertijd

de gevoelde verschillen tussen de culturele blokken (Huntington, 1996, p. 130). Ten

vierde, culturele vraagstukken zijn volgens Huntington (1996, pp. 129-130) een zero-sum

keuze, er is geen ruimte voor compromissen zonder dat dit de eigen identiteit schaadt. Tot

slot stelt Huntington (1996, p. 130) dat de mens vijanden nodig heeft en aangezien men

zich meer en meer gaat identificeren aan de hand van civilisaties, waarbij de ander iemand

is van een andere civilisatie, zal conflict tussen civilisaties ontstaan. Kortom, de

intensivering van de interactie tussen de verschillende civilisaties als gevolg van

mondialisering zou leiden tot groeiende spanning met mogelijk grootschalige conflicten

tot gevolg (Huntington, 1996, p. 212). In zijn analyse van toekomstige concentreert

Huntington zich voornamelijk op de verhoudingen tussen het Westen en het Midden-Oosten

(Huntington, 1996).

Kritiek op de Clash

In de academische wereld bestaat veel kritiek op de theorie van Huntington. Allereerst

maken verschillende wetenschappers bezwaar tegen het analyseniveau dat Huntington

toepast in zijn Clash of Civilizations theorie. Zo stelt Ajami (1993, pp. 2-4) dat civilisaties

niet het gedrag van staten bepalen, staten bepalen het gedrag van civilisaties. Dit wordt

beaamd door Gerges (1999) die beschrijft hoe de interesses van staten mogelijk het gedrag

Page 9: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

8

van regio’s beïnvloeden, maar niet andersom. De mogelijk waargenomen frictie tussen

deze ‘civilisaties’, zijn dus enkel “Clashes of interests, not of cultures” (Gerges, 1999).

“Middle East specialists, both historians and political scientists, concurred that the

conventional approach emphasising the paramount importance of states and nations

explains reality far better than this new civilisational paradigm” (Abrahamian, 2003, p.

530).

Naast de kritiek uit de hoek van politicologen en historici, verwerpen antropologen

en sociaalhistorici de manier waarop de essentie van deze civilisaties wordt geschetst; aan

de hand van ‘cultuur’. Het concept ‘cultuur’ werd in deze takken van wetenschappen

inmiddels gezien als een “contested terrain constantly influenced by external forces and

fought over by competing groups” en niet als een geheel met een vaste essentie

(Abrahamian, 2003, p. 530). De civilisaties die Huntington onderscheidt aan de hand van

een gedeelde cultuur zouden in hun ogen beter gezien kunnen worden als een complexe

groep staten met interne culturele tegenstrijdigheden (Abrahamian, 2003, pp. 530-531).

Buiten de academische bezwaren wijzen verschillende historici op het sociaal-

darwinistische karakter van Huntingtons Clash of Civilizations. Door civilisaties te

onderscheiden op basis van cultuur en religie en deze neer te zetten als inherent

tegenstrijdig karakteriseert Huntington bovendien inwoners in het Westen met een andere

religieuze achtergrond als de Ander, ongeacht het feit dat sommige van hen hier al

generaties lang zijn. Abrahamian bemerkt dan ook: “Huntington seems to have rebottled

19th century fears – the Brown, Yellow and Black perils – into the Islamic, Sinic, Hindu

and African ‘civilizations’.” (Abrahamian, 2003, p. 530).

Edward Said (2001), die de theorie van Huntington ziet als een voortzetting van

het oriëntalisme, waarschuwt dan ook: “it is better to think in terms of powerful and

powerless communities, the secular politics of reason and ignorance, and universal

principles of justice and injustice, than to wander off in search of vast abstractions that

may give momentary satisfaction but little self-knowledge or informed analysis.”

De Clash als discours

Hoewel er in de academische wereld kritiek was op de ideeën van Huntington werd het

nieuwe paradigma, om Kuhn’s terminologie te gebruiken, door veel Westerse media

overgenomen na de aanslagen van 11 september. Abrahamian (2003) toont de

aanwezigheid van dit discours en zijn rol in het framen van de aanslagen als een van de

Page 10: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

9

eersten aan door middel van een discoursanalyse van verscheidene grote Amerikaanse

kranten, zoals de New York Times, Wall Street Journal en Washington Post. Na de aanslag

in London op 7 juli 2005 herhaalt Shaw (2013) zijn onderzoek in Groot-Brittannië en

concludeert dat ook hier dit discours aanwezig is. Ook Edward Said neemt waar dat het

paradigma van Huntington in de Westerse media populair is geworden (2001, p. 12),

evenals andere wetenschappers (Nimmer, 2011; Bottici & Challand, 2006; Seib, 2005;

Powers & El-Nawawy, 2009; Semati, 2010).

In voorbereiding op dit onderzoek is bovendien het terreurdiscours in de

Nederlandse media na de aanslagen in Parijs van 13 november 2015 onderzocht. Ook

hieruit kwam duidelijk naar voren dat geschreven wordt vanuit het paradigma van de Clash

of Civilizations bij het verklaren van de huidige terreurgolf (Ferwerda, 2017).

De oorzaak van de populariteit

Na het einde van de koude oorlog vervalt het koude oorlog paradigma waar de media

voorheen veel van zijn internationale berichtgeving op baseerden. De Clash of

Civilizations theorie was een aantrekkelijke nieuwe manier om het wereldnieuws te framen

in een nieuwe wereldorde (Seib, 2005, p. 72). Hoewel de gevolgen van de opkomst van de

radicale islam al in de jaren negentig gevoeld worden, met aanslagen in New York, op

Amerikaanse militaire basissen en ambassades, worden dergelijke terroristische daden pas

vanaf 11 september in de context van de Clash geplaatst (Seib, 2005, p. 73). Seib stelt dat

de war on terror die hiermee wordt ingeleid als gevolg heeft dat deze theorie ondanks de

kritiek tot prominent discours wordt verheven, aangezien de gemene deler van de nieuwe

vijanden van het Westen de aanhang van de islam was (Seib, 2005, p. 76). Zo bood het de

media een wij-versus-zij paradigma dat een voortzetting van de binaire weergave van de

wereld mogelijk maakte dat tijdens de koude oorlog werd toegepast (Powers & El-

Nawawy, 2009, p. 269).

Abrahamian voegt hieraan toe dat Huntingtons paradigma een manier is om op een

overzichtelijke wijze grootschalige conflicten weer te geven zonder het te hebben over

politiek (2003, p. 535). Zo kunnen moeilijke kwesties als het Israël-Palestina conflict en

Westers imperialisme vermeden worden in het verklaren van terreur. Door het conflict te

herleiden tot identiteit en culturele verschillen wordt in plaats daarvan “onze Westerse

waarden” gegeven als reden voor aanslagen op Westerse bodem.

Page 11: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

10

De karakteristieken van het discours

Met het discours wordt de manier van schrijven en praten bedoeld over het onderwerp

terreur. Het accent ligt in dit onderzoek op de rol die traditionele media spelen in dit

discours, waarbij met name het discours gehanteerd in kranten als uitgangspunt wordt

genomen.

Het terreurdiscours dat in de media wordt gehanteerd valt te karakteriseren door

zijn nadruk op identiteit in het verklaren van terrorisme. Abrahamian zijn discoursanalyse

van de Amerikaanse media in de maanden na 11 september laat zien dat de rol van geloof

en afkomst als hoofdoorzaak worden gegeven voor de aanslagen (2003, pp. 530-531).

Tegelijkertijd worden, zo stelt hij, andere mogelijke verklaringen onderbelicht en in

verscheidene grote kranten zelfs compleet genegeerd. Ter illustratie noemt Abrahamian

het aantal keer dat het Israël-Palestina conflict wordt genoemd door de New York Times

in de zoektocht naar een verklaring voor de agressie. Dit gebeurde tweemaal, en beide

gevallen wordt het als irrelevant bestempeld (2003, pp. 536-537). Ook Shaw (2013) vond

na de aanslagen in London van 2005 een overbelichting van de rol van identiteit in de

verklaring van terrorisme. Ook in het vooronderzoek voor deze scriptie kwam naar voren

dat na de aanslag in Parijs in 2015 identiteit als hoofdverklaring wordt gegeven.

Systematisch worden de aanslagen geframed als een aanval op “onze Westerse waarden”

en wordt buitenlands beleid in de berichtgeving onderbelicht (Ferwerda, 2017).

Dit terreurdiscours benadrukt niet alleen de rol van identiteit bij het verklaren van

terreur, de identiteitsverklaringen zijn veelal gebaseerd op het geloof de islam en de regio

het Midden-Oosten (Abrahamian, 2003 p. 531). Op deze wijze impliceert het gehele

bevolkingsgroepen (of in Huntingtons terminologie “civilisaties”) in de aanslagen in

plaats van te kijken naar de opvattingen en geloofsovertuigingen van de individuen of

terroristische groeperingen verantwoordelijk voor de aanslagen. Hierbij neigt het discours

naar generalisatie en negatieve stereotypering van moslims en de islam, waarbij moslims

worden neergezet als onderontwikkeld en het stempel van de agressor krijgen (Shaw,

2013, p. 522; Abrahamian, 2003, pp. 536-538). In het praten en schrijven wordt hierdoor

de Westerse beschaving en de Islam gepresenteerd als een dichotomie; twee onverenigbare

entiteiten. In het denken in vormen van wij versus zij dat dit discours in gang zet, wordt

de Islam consequent als irrationeel, radicaal en vijand van het Westen neergezet (Roy &

Ross, 2011, p. 3).

Page 12: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

11

Het discours deelt dus een gemeenschappelijk onderwerp: terrorisme. Het heeft

daarnaast een vergelijkbare conceptualisering van de achterliggende oorzaken, namelijk

aan de hand van identiteit, waarbij de nadruk ligt op religie en afkomst. Tot slot valt in dit

terreurdiscours een overkoepelende manier van abstraheren op, door generalisering en

stereotypering van moslims en islamitische landen.

Radicalisering

Om te begrijpen hoe een dergelijk discours leidt tot radicalisering moet radicalisering eerst

gedefinieerd worden. Hiervoor zullen enkele debatten in de wetenschappelijke literatuur

omtrent dit thema gepresenteerd worden. Allereerst zal radicalisme benaderd worden

vanuit een sociaal constructivistisch perspectief, om te begrijpen wat de rol van context

is. Vervolgens wordt het onderscheid tussen cognitieve radicalisering en radicalisering

van gedrag en de mogelijke gevolgen van het koppelen van de twee belicht. Tot slot zal

het belang van de benadering vanuit een procesperspectief worden toegelicht, gevolg door

de uiteindelijke definitie van radicalisering die in dit onderzoek wordt gehanteerd.

Ook is het van belang te begrijpen welke oorzaken ten grondslag liggen aan

radicalisering. Nadat de totstandkoming van de in dit onderzoek gehanteerde definitie is

beschreven zal uitgebreid worden ingegaan op een ideologie die in het discours

nadrukkelijk naar voren komt als bron voor radicalisering onder moslims, het jihadisme.

Radicalisme: context gebonden

Het definiëren van radicalisme is niet gemakkelijk, allereerst omdat radicaal of extreem

gedachtegoed en daarbij horende acties alleen betekenis krijgen in hun context. Iets is

radicaal of extreem in vergelijking met de gestelde normen van een samenleving. Bij het

denken over radicalisering is het dus van belang dat de politieke overtuigingen van een

samenleving worden meegenomen in de definitie. De gehanteerde definities van

radicalisering binnen de wetenschap en onder beleidsmakers hebben dan ook allemaal

gemeen dat ze de nadruk leggen op het afzetten tegen de bestaande normen. Vaak worden

hierbij de conflicterende aard van de opvattingen of daden met de democratie en de

rechtsstaat expliciet genoemd (Nimmer, 2007).

Page 13: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

12

Radicalism of thought en Radicalism of method

Vervolgens bestaat er binnen de literatuur een discussie over de rol van het cognitieve

aspect van radicalisering. Moet iemand met radicaal gedachtegoed die niet handelt in strijd

met de democratie en de rechtstaat worden gezien als geradicaliseerd? Sommige

wetenschappers hebben er voor gekozen cognitief radicalisme te scheiden van radicaal

gedrag (Richards, 2015; Neuman, 2013). Zo scheidt Richards (2015, p. 371) radicalism of

thought en radicalism of method van elkaar, waarbij hij stelt dat de obsessie met de

achterliggende ideologieën een verstoring van focus is in de strijd tegen terreur. Echter,

radicalisme in de vorm van gedrag is volgens Neuman (2013) niet te begrijpen zonder te

kijken naar de ideologie die deze motiveert. Dit geeft het radicaliseringsproces vorm en

helpt mede bepalen welke methode wordt gezien als legitiem en wie legitieme slachtoffers

zijn indien het gebruik van geweld als geoorloofd wordt gezien.

Aangezien dit onderzoek zich richt op de rol die discours speelt in de radicalisering

van moslims is het van belang de achterliggende beweegredenen te doorgronden. Door

cognitie en gedrag dan van elkaar te scheiden wordt het onderzoeken van de mogelijke

effecten die het discours hebben op de overtuigingen van de radicaal bemoeilijkt.

Daarnaast zijn het aantal moslims die gehandeld hebben naar hun radicale overtuigingen

in Nederland zeer beperkt. Naast Mohammed B. zijn de enigen de naar Syrië gereisde IS-

strijders, die moeilijk te spreken zijn. Om deze reden, en omdat cognitieve radicalisering

vaak een onderdeel is in het proces van radicalisering, zal er gekozen worden voor een

bredere definiëring van radicalisering waarin cognitie en gedrag worden samengevoegd.

Een dergelijke koppeling van cognitie en gedrag brengt echter gevaren met zich

mee wanneer we praten over radicalisme. Door niet alleen gedragingen maar ook ideeën

te labelen als radicaal kan de term dienen als een politiek middel om de overtuigingen van

anderen te depolitiseren of weg te zetten als irrationeel (Nimmer, 2007). Maar het

loskoppelen van cognitie van terroristische daden heeft op zijn beurt ook een

depolitiserend effect, doordat het de beweegredenen van geradicaliseerde individuen en

groeperingen los ziet van het wereldbeeld dat hun heeft geleid tot het plegen van

aanslagen. Als gevolg van deze ontkoppeling wordt in het denken over radicalisme dit

wereldbeeld dan niet meegenomen.

Page 14: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

13

Radicalisering als proces

Tot slot is van belang dat radicalisering wordt gezien als proces. In het geval van

Mohammed B, mogelijk de eerste en waarschijnlijk de meest beruchte moslimradicaal in

Nederland, toont Arabist Ruud Peters (2009, p. 49) in zijn analyse van Mohammed B. zijn

leesmateriaal en zelfgeschreven stukken aan dat men niet van de ene op de andere dag

radicaal is. Stapsgewijs vormt zich een overtuiging die uiteindelijk leidt tot de moord op

Theo van Gogh.

Peters (2009, p. 49) herkent in dit proces de graduele afwijzing van de Westerse

maatschappij die uiteindelijk leidt tot de rechtvaardiging van geweld. Het proces van

radicalisering vindt zijn beginpunt echter, volgens de analyse van Peters, als een reactie

op ervaren marginalisering die zijn vertrouwen in de Nederlandse samenleving doen

wankelen (Peters, 2009, p. 50). Ook in de theorie van Kruglanski (Kruglanski, Gelfand,

Bélanger, Sheveland, Hetiarachchi, Gunaratna, 2014), die later verder zal worden

toegelicht, wordt de ervaren marginalisering als het startpunt van het proces van

radicalisering genomen. Dit leidt tot een drang naar eerherstel die in sommige gevallen,

gevoed door een ideologisch narratief, doormiddel van radicale gedachtes en daden tot

vervulling dient te komen (Kruglanski et al., 2014, pp. 79-80).

Hoewel het proces in de literatuur op verschillende wijzen wordt omschreven, is

men het erover eens dat radicalisering een ontwikkeling is (Kruglanski et al., 2014; Peters,

2009; El-Said & Harrigan, 2013).

Definitie van radicalisering

Met in het achterhoofd de context gebonden aard van radicalisering, het onderscheid

tussen cognitie en handeling, en dat radicalisering een proces is, niet een stadium op zich

brengt dit ons tot de volgende definitie van radicalisering:

Het proces waarbij een persoon in toenemende mate opvattingen ontwikkelt

die op gespannen voet of zelfs haaks staan op de democratische rechtsorde;

waarbij een persoon in toenemende mate bereid is om daar in de praktijk

consequenties aan te verbinden, zowel in handelen als in verbale of

schriftelijke uitingen.

Page 15: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

14

Jihadisme

Om inzicht te krijgen in het fenomeen van radicalisering onder moslims, is het van belang

de achterliggende ideologie te begrijpen. Hoewel niet alle wetenschappers de rol van

ideologie erkennen, is het in dit onderzoek van belang om deze inzichtelijk te maken.

Enerzijds omdat het een mogelijke motivatie kan blootleggen, het verklaart immers

waarom aanhangers van sommige ideologieën vatbaar zijn voor radicalisering terwijl bij

anderen geen gevallen van radicalisme bestaan. Anderzijds omdat er in het discours

aandacht uitgaat naar ideologie. De voornaamste ideologie verbonden aan de huidige golf

van terreur wordt daarom hieronder toegelicht, aan de hand van de inzichten van een

deskundige op het gebied van politieke islam Peter Mandaville.

Het jihadisme in zijn huidige vorm roept moslims op om ten strijde te trekken tegen

het Westen. De nadrukkelijke focus op deze interpretatie is echter relatief nieuw. In de

Koran wordt een onderscheid gemaakt tussen de jihad-al-akbar en de jihad-al-asghar,

respectievelijk de inwendige strijd in de zoektocht naar het pad van God, ook wel de grote

jihad genoemd, en de uitwendige strijd ter verdediging van de islam en zijn grondgebied,

waarbij fysiek geweld in sommige gevallen is toegestaan (Mandaville, 2007, pp. 249-250).

Onder andere om deze reden, om moslimland te verdedigen tegen de invasie van

ongelovigen, trekt een groep jihadisten ten strijde naar Afghanistan tijdens de koude

oorlog om verzet te bieden tegen de Sovjet-Unie. Na de koude oorlog keren de strijders

terug om de regeringen in hun land van herkomst te proberen omver te werpen, aangezien

de lokale dictators niet worden gezien als legitieme leiders. Alleen God en zijn wetten, de

Sharia, mogen regeren (Peters, 2009, p. 51). De oorzaak van het falen van het ingang

zetten van een revolutie in deze landen wordt herleid naar de steun van Verenigde Staten

en zijn bondgenoten aan deze regimes. Hoewel de strijd tegen het Westen al sinds het

imperialisme van de 19e eeuw al aanwezig is, zorgen de gefaalde revoluties ervoor dat de

nadruk nog meer komt te liggen op de strijd tegen het Westen, dat in de interpretatie van

de jihadistische filosofie meewerkt aan de onderdrukking van moslims doormiddel van de

marionettenregeringen in het Midden-Oosten (Mandaville, 2007, p. 252).

Hoewel de ideologie die oproept tot de jihad-al-asghar tegen het Westen zijn

wortels heeft in de Koran is het dus een niche binnen het geloof. Deze interpretatie van de

jihad komt voort uit het salafisme, waarbij de nadruk ligt op de letterlijke lezing van de

Koran en interpretaties van religieuze geleerden worden afgewezen. Ook binnen het

salafisme bestaat echter verdeeldheid over de legitimiteit van de jihad tegen het Westen.

Page 16: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

15

Salafi jihadisten, die gewelddadig verzet zien als de taak van iedere moslim, kan dus

worden gezien als een subgroep binnen een nauwe interpretatie van het islamitisch geloof.

Tegelijkertijd is deze overtuiging niet enkel in geloof gefundeerd maar een reactie op een

gevoelde imperialistische tendens van het Westen. Beide aspecten worden volledig over

het hoofd gezien in de huidige representatie in het discours, waarin de ideologie die

jihadisten motiveert ongenuanceerd als de islam wordt beschreven en de politieke

opvattingen over de internationale orde die hiermee gepaard gaan geen aandacht krijgen

(Shaw, 2013; Peters, 2008).

De mogelijke gevolgen van discours voor radicalisering

Nu het discours is gekarakteriseerd en radicalisering is beschreven en gedefinieerd kunnen

we ons richten op de vraag hoe dit discours mogelijk bijdraagt aan radicalisering. Hiervoor

worden enkele theorieën beschreven die mogelijk een rol spelen, beginnende met speciale

aandacht voor de praktijk van labeling, othering marginalisering en de quest for

significance.

De Labeling Theory

Een belangrijke theorie die discours en identiteit met elkaar in verband brengt is de

Labeling theorie. Deze stelt dat de eigen identiteit wordt geconstrueerd door interactie met

anderen. De mening die anderen hebben over de eigen identiteit geeft zo mede vorm aan

deze identiteit. De theorie richt zich in het bijzonder op provocerende gedragingen en

rollen (defiant behavior). Door sociaal ongewenst gedrag te bestempelen als verkeerd of

fout kunnen samenlevingen druk uit oefenen op individuen en zo hun gedrag mogelijk

sturen, zo stelt Mead (1934). Echter, het labelen van individuen kan ook het omgekeerde

effect hebben. Wanneer iemand als gevolg van een actie een negatief label krijgt opgeplakt

kan dit leiden tot identificatie met dat label. Een enkele misstap kan zo mogelijk leiden tot

de creatie van identiteit die het label omarmt, zo stelt socioloog David Matza (1969, pp.

163-164). Om gelabeld te worden als een deviant verdiept het proces richting het

daadwerkelijk worden van een deviant, het label versnelt het proces enkel (Matza, 1969,

p. 157).

Wanneer een negatief label als moslimextremist of fundamentalist op een grote

groep wordt geplakt kan dit dus mogelijk een radicaliseringsproces in gang zetten. In de

context van het huidig discours dat de religie islam en de Arabische cultuur verbindt met

Page 17: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

16

radicalisme, ontstaat mogelijk de perceptie van moslims als radicaal en gevaarlijk. Deze

perceptie helpt mogelijk de identiteit van de moslim of moslima vorm te geven en kan zo

dus bijdragen aan radicalisering.

Othering, marginalisering en culturele vervreemding

Echter, niet enkel het label van extremist of radicaal wordt vanuit dit discours op de

moslim geplakt. De ideeën van de labeling theorie over discours sluiten aan bij de

opvattingen van tekstwetenschapper van Dijk over identiteitsvorming. Van Dijk (1991)

stelt dat gedeelde identiteit wordt gecreëerd door een onderscheid te maken tussen mensen

die wel onderdeel vormen van de groep en mensen die daar buitenvallen. De eerste wordt

in het discours gepresenteerd als gelijkend aan ons, terwijl wanneer wordt gesproken over

de mensen die niet behoren tot de groep zij worden neergezet als afwijkend. Discours

speelt zo een belangrijke rol in het sociaal construeren van de gedeelde identiteit. In

Nederland valt volgens van Dijk (2000) de scheidslijn tussen ons en hen vaak te herleiden

tot afkomst, waarbij mensen met een Westerse achtergrond tot de ingroup behoren terwijl

niet-Westerse Nederlanders veelal worden neergezet als de ander. Hierbij kan hij op bijval

rekenen van Tehranian, die stelt dat het negatieve beeld dat de media construeert van de

ander voorkomt uit de neiging om gebeurtenissen te verklaren vanuit de logica van

identiteit. Deze neiging typeert media over de hele wereld en leidt tot demonisering van

de ander (Tehranian, 2002, p. 58).

Edward Said (1978, p. 1) beschrijft in zijn boek Orientalism dat de Oriënt een van de

diepste en meest terugkerende beelden van de Ander (“the Other”) biedt. Het vormt een

geconstrueerd onderscheid tussen West en Oost dat voor waar aangenomen wordt in allerlei

wetenschappelijke disciplines, onder politici en bovenal onder journalisten (Said, 1978, p. 2).

Othering beschrijft de actie van het labelen van een persoon als iemand die behoort tot een

afwijkende sociale groep die fundamenteel anders is dan de gestelde norm. Dit labelen gebeurt

vaak op basis van religieuze of culturele karakteristieken. Het huidig discours labelt zo dus een

gehele bevolkingsgroep als de Ander. Hierdoor kan het leiden tot een groeiende vervreemding

van de bevolkingsgroepen die hieraan blootgesteld zijn. Mensen wiens afkomst of geloof

continue wordt buitengesloten in de formulering van de Nederlandse identiteit gaan zich

meer en meer niet Nederlands voelen. Het herhaaldelijk horen dat je niet binnen de norm valt

of jouw cultuur niet te verenigen is met de Westerse standaard werkt zo disintegratie in de

Page 18: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

17

hand. De uniforme presentatie van de Nederlandse identiteit leidt ertoe dat men zich

gedwongen kan voelen te kiezen.

Daarnaast is impliciet in de actie van othering de notie dat iemand niet alleen tot een

andere sociale groep behoort maar dat deze ook inferieur is aan de norm (Said, 1978). De

splijting die dit veroorzaakt plaats de groep buiten het centrum van de samenleving. Zo werkt

othering ook marginalisering in de hand.

De Quest for Significance

In de psychologie is recent een theorie opgedoken om het achterliggende mentale proces

van radicalisering te verklaren, de quest for signifcance. Deze theorie beweert dat het

fenomeen van radicalisering samenhangt met de drang mensen om van belang te zijn

(Kruglanski et al., 2014, p. 73). Deze drang naar significantie is een fundamenteel

menselijk principe en huist dus in iedereen. Deze drang kan worden verstaan als

combinatie van het verlangen om ertoe te doen en om met respect behandeld te worden.

Activatie van de quest for significance kan op drie manieren voorvallen: (1) door

een verlies van significantie als gevolg van een vorm van vernedering, (2) doordat een

afname in significantie in de toekomst wordt verwacht, (3) doordat een kans zich voordoet

om meer significantie te verkrijgen. Deze drie categorieen worden respectievelijk

deprivatie, vermijding en aanzet genoemd. Hoewel bij deprivatie het verlies van

significantie al is ingetreden terwijl deze bij vermijding zich nog moet voltrekken,

functioneren de twee als vergelijkbaar motief en beiden kunnen zowel voor een individu

als voor een bevolkingsgroep opgaan (Kruglanski et al., 2014, pp. 73-74). Als concrete

oorzaak voor een dergelijk verlies van significantie wordt hoofdzakelijk het gebrek aan

respect dat anderen hebben (of zullen hebben) voor jouw sociale identiteit gegeven.

Met betrekking tot de effecten van het discours op radicalisering zijn voornamelijk

vermijding en deprivatie van belang, en vooral op groepsniveau. In een recent onderzoek

van Schuurman (2016) naar de Hofstadgroep stelt hij dat veel leden niet zozeer individueel

marginalisering hadden ervaren, maar vooral zagen dat moslims wereldwijd werden

gemarginaliseerd op basis van hun geloof. Als voorbeeld wordt het leed van moslims

genoemd in plekken als Palestina, Tsjetsjenië en Afghanistan genoemd (Schuurman, 2016,

p. 60). Door Kruglanski (2012) wordt expliciet de Europese moslim genoemd en de

heersende islamofobie van de autochtone bevolking. Het gevoel van vernedering dat

hiermee gepaard gaat wordt door de gehele groep gevoeld en dit maakt ze volgens

Page 19: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

18

Kruglanski et al. (2012, p. 75) mogelijk vatbaarder voor toenaderingen van groeperingen

als Daesh (IS) en Al-Qaeda.

De Othering die met het huidige discours gepaard gaat leidt dus mogelijk tot het

afstoten van de Westerse identiteit en marginalisering van een bevolkingsgroep. Deze

combinatie, van identiteitscrisis en marginalisering, maakt mensen vatbaarder voor het

omarmen van een nieuwe identiteit die gepaard gaat met een radicaler wereldbeeld.

Interdisciplinariteit

De invloed van terreurdiscours op radicalisering wordt onderzocht aan de hand van

verschillende disciplines. Discours is een veld dat hoofdzakelijk door tekstwetenschappers

bedreven wordt. Echter, in de kritiek op de clash of civilizations, onderdeel van het huidig

discours, wordt de bezwaren van verscheiden disciplines belicht, van antropologen en

sociaalhistorici tot politicologen. Door de kritieken vanuit verschillende

wetenschappelijke disciplines mee te nemen wordt een breder beeld gegeven van de

mogelijke theoretische tekortkomingen van de Clash of Civilizations.

Ook in de definiëring van radicalisering zijn verschillende disciplines

meegenomen. Zo wordt de rol van maatschappelijke context hoofdzakelijk vanuit de

politicologie belicht en is aandacht is voor de bevindingen van psychologen, sociologen

en Midden-Oosten deskundigen bij het onderscheiden tussen cognitie en methode en de

nadruk op radicalisering als proces. Deze interdisciplinariteit helpt te garanderen dat de

uiteindelijke definitie van radicalisering rekening houdt met de bevindingen van

verschillend wetenschapsvelden op dit gebied.

Bij de terugkoppeling van de bevindingen over radicalisering, discours en

Huntingtons Clash of Civilizations naar de mate waarin een dergelijk discours mogelijk

radicalisering kan beïnvloeden worden naast sociologische inzichten ook onderzoeken

vanuit de psychologie en tekstwetenschappen meegenomen.

Op deze wijzen wordt elk fenomeen vanuit verschillende disciplines benadert,

waardoor een accurater en meer genuanceerd beeld kan worden gegeven van elk van deze

fenomenen. Zonder deze mate van interdisciplinariteit is het niet mogelijk om de invloed

van de manier van praten en schrijven over terrorisme op radicalisering te onderzoeken.

Page 20: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

19

Probleemstelling De aanslagen van 11 september 2001 leidden een golf van terreur in. De gebeurtenissen van

die dag opende het Westen voor de gevaren van terrorisme. Terroristische aanslagen van

buitenaf hebben inmiddels deels plaatsgemaakt voor zogenaamde homegrown terroristen,

mensen die zijn opgegroeid in het Westen, radicaliseren en zich tegen hun eigen land keren

doormiddel van terreur. Sindsdien is er veel geschreven en gediscussieerd over wat mensen

beweegt tot dergelijk bloedvergieten. Een in de media en politiek veel gehoorde verklaring is

afgeleid van Samuel Huntington zijn Clash of Civilizations thesis. Zoals eerder aangegeven

wordt hierin gesteld dat bepaalde civilisaties op het gebied van religie en cultuur dusdanig

verschillen dat zij onverenigbaar zijn. De verschillen in opvattingen over normen en waarden

zouden leiden tot frictie met mogelijk explosieve conflicten tot gevolg (Huntington, 1996). Na

elke aanslag sinds 11 september heeft deze thesis een belangrijke rol gespeeld in het discours

over terrorisme in het Westen (Shaw, 2012; Abrahamian, 2003; Ferwerda, 2017).

Echter, de analyse van Huntington is volgens vele academici een over-simplificatie van

de oorzaken die ten grondslag liggen aan de huidige terreurgolf (Abrahamian, 2003; Ajami,

1993; Gerges, 1999). Het discours dat hierop gebaseerd is dekt vermoedelijk niet het spectrum

aan motieven dat mensen drijft tot het beramen van aanslagen. Ook problematisch is het feit

dat een dergelijk discours een gehele bevolkingsgroep die eenzelfde cultuur (in Huntingtons

brede definitie) en religie deelt impliceert in de daden van een relatief minuscule groep

terroristen. Een gevaar hierbij is dat gehele gemeenschappen worden gelabeld als een

bedreiging vanwege hun afwijkende achtergrond. Nimmer (2011, p. 236) waarschuwt dat in

tijde van angst het aanwijzen van zondebokken een sociaalpsychologische behoefte kan

worden om een constante en alomtegenwoordige dreiging te duiden.

Terugkoppeling naar de theorie

Dit onderzoek poogt inzichtelijk te maken wat voor invloed het huidige dominante discours

aangaande terreur, dat zijn grondslag vindt in de Clash of Civilizations thesis, heeft op de

radicalisering van moslims. Op drie vlakken wordt verwacht dat dit discours mogelijk invloed

heeft op de radicalisering van moslims. De nadruk op identiteitsverklaringen zorgt er allereerst

voor dat andere mogelijke motieven buitenbeschouwing blijven. Zo worden de motieven van

terroristen gedepolitiseerd. Ten tweede zet de sterke mate waarin dit discours othering toepast

mogelijk aan tot disintegratie en kan het ten derde nadelige gevolgen hebben voor de status

van individuen en groepen. De nadruk op culturele en religieuze verschillen en het herhaald

Page 21: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

20

gelabeld worden als de Ander kan mogelijk mensen het gevoel geven dat ze buitengesloten

worden. De gebrekkige ruimte voor een pluriforme identiteit leidt er mogelijk toe dat mensen

zich gedwongen voelen te kiezen tussen hun identiteit als moslim aan de ene kant en hun

identiteit als Nederlander aan de andere kant. Bovendien kan, zoals eerder beschreven, othering

ook marginaliserend werken, doordat de Ander wordt gezien als afwijkend van en inferieur aan

de norm. De expliciete koppeling van religie en terreur draagt daarnaast mogelijk bij aan

marginalisering, doordat de moslimgemeenschap als geheel als gevaarlijk wordt bestempeld.

Deze marginalisering op zijn beurt kan weer aan het radicaliseringsproces bijdragen, zoals

Kruglanski et al. (2014) aantoont. Evengoed kan deze expliciete koppeling aanzetten tot

identificatie van moslims met meer radicale stromingen, doordat er beperkt onderscheid is

tussen de mainstream islam en het salafi jihadisme of radicaal islamisme, zoals met behulp van

de labeling theorie is aangetoond.

Kortom, de effecten van het discours op radicalisering worden onderverdeeld in drie

verschillende facetten die mogelijk radicalisering in de hand werken:

1. De depolitisering van niet-religieuze motieven die schuilen achter terroristische

aanslagen als gevolg van het discours.

2. De mate waarin het discours mogelijk leidt tot marginalisering van een

bevolkingsgroep, die op zijn beurt weer radicalisering in de hand werkt.

3. De mate waarin het discours disintegratie in de hand werkt door de nadruk te leggen op

culturele verschillen en identificatie met radicale islam onder moslims “aangemoedigd”

door een gebrekkig onderscheid tussen de specifieke vorm van radicale jihadistische

overtuigingen en de mainstream islam.

Hoofdvraag en deelvragen

Door interviews af te nemen met gederadicaliseerde moslims kan onderzocht worden in

hoeverre de verandering in discours na de aanslagen van 11 september een effect hadden op

hun radicaliseringsproces. Zo kan inzichtelijk worden gemaakt in hoeverre het Clash of

Civilizaitons discours contraproductief is in de strijd tegen terreur. De hoofdvraag en de bij

behorende deelvragen van dit onderzoek zijn:

• Wat is de invloed van het terreurdiscours op de radicalisering van moslims?

o In hoeverre komt deze radicalisering door de gevoelde marginalisering van het

individu zelf en zijn bevolkingsgroep als gevolg van het discours, ingang gezet

door de praktijk van othering van moslims in het discours?

Page 22: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

21

o In hoeverre komt deze radicalisering door culturele vervreemding, ingang gezet

door de praktijk van othering van moslims in het discours?

o In hoeverre komt deze radicalisering voort uit associatie van de islam met de

jihadistische ideologie in het discours, die aanzet tot discriminatie enerzijds en

identificatie met de jihad door de praktijk van labeling anderzijds?

o In hoeverre komt deze radicalisering voort uit de gebrekkige belichting van

achterliggende motieven en in plaats daarvan de nadruk te leggen op

identiteitsverklaringen?

o In hoeverre geeft het discours een goede weergaven van de achterliggende

motieven van terrorisme?

Hierbij wordt een sociaal constructivistische ontologie gebruikt, waarbij wordt verondersteld

dat onze werkelijkheid constant onderhevig is aan verandering als gevolg van interactie tussen

individuen en instituties. Deze interactie vormt onze identiteit, ons wereldbeeld en onze

werkelijkheid door middel van het discours dat we toepassen (Nimmer, 2011, p. 225).

Dit onderzoek zal interdisciplinair van karakter zijn doordat zowel zal worden gekeken

vanuit een beleidsperspectief, dat meer politicologisch is, als de effecten van discours op

individuen, die in hun aard een meer sociologische grondslag hebben. Daarnaast zal gekeken

worden naar het radicaliseringsproces, dat een sociaalpsychologische inslag heeft.

Maatschappelijk en wetenschappelijke relevantie

Radicalisering is in Nederland, en ook daarbuiten een probleem dat voor veel zorgen baart,

zowel onder de bevolking als onder beleidsmakers. In de Verenigde Staten werd onder

president Obama, evenals in Frankrijk onder Hollande, een eerste stap gezet om het discours

te veranderen door niet meer gebruik te maken van de term ‘moslimextremisme’ en in plaats

daarvan meer specifieke definities te gebruiken, zoals bijvoorbeeld ‘Sunni-Salafi jihadist’. Ook

werd naar de terroristische organisatie in Syrië en Irak niet meer verwezen als Islamitische

Staat, maar in plaats daarvan als Daesh. Echter, tijdens de presidentiele campagne en de

daaropvolgende verkiezing van de nieuwe president Trump is de harde polariserende taal weer

teruggekeerd. Ook in Nederland is naast PVV, die zich van oudsher in sterke taal uitsprak over

moslims en de islam, een verharding van taalgebruik waar te nemen in de politiek, bij

bijvoorbeeld de VDD, mogelijk in een poging stemmen te winnen.

Page 23: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

22

In een tijd van harde taal is het belangrijk te begrijpen wat de mogelijke effecten zijn

van een dergelijk discours. Een verder inzicht in de rol die discours speelt in de marginalisatie

van bevolkingsgroepen en radicalisering van individuen kan mogelijk dienen om deze

negatieve gevolgen tegen te gaan. Daarnaast kan het een aanzet te geven richting een alternatief

discours dat deze negatieve gevolgen vermindert, ondanks dat dit buiten de scope van dit

onderzoek ligt.

Hoewel er veel wordt geschreven over radicalisering is er weinig onderzoek gedaan

naar de rol die discours hierin speelt. Wanneer er geschreven wordt over de mogelijke nadelige

gevolgen van discours valt op dat de gemarginaliseerde en geradicaliseerde zelf niet aan het

woord komen. Door in dit onderzoek de effecten van het discours te toetsen onder

gederadicaliseerde moslims kan zo mogelijk een lacune in de wetenschap worden opgevuld

door deze theorieën te onderbouwen met empirische data. Daarnaast dient dit onderzoek een

exploratieve functie, waarbij mogelijk implicaties van discours kunnen worden toegevoegd aan

de reeds bestaande verklaringen voor radicalisering en kunnen de implicaties van othering, de

rol van labeling en de rol van depolitisering mogelijk gekoppeld worden aan het

radicaliseringsproces.

Methode In dit onderzoek wordt gekeken in hoeverre het huidige discours over terrorisme bijdraagt aan

de radicalisering van moslims. Ten grondslag aan dit onderzoek ligt de overtuiging dat de

wereld niet een statisch, objectief iets is, maar dat we in onze poging de wereld te interpreteren

en begrijpen we de wereld ook creëren. De gedachte dat de manier waarop we de werkelijkheid

labelen en onderverdelen leidt tot het vormen van een nieuwe werkelijkheid heeft zijn

ontologische fundament in het sociaal constructivisme. Hier komt de epistemologische

overtuiging uit voort dat het doel van onderzoek dan ook niet is de wereld te verklaren, zoals

bij de exacte wetenschappen, maar hem te begrijpen. Deze epistemologie wordt het

interpretivisme genoemd (Bryman, 2012, pp. 28-37). Om deze reden is gekozen voor een

kwalitatieve onderzoeksmethode.

Onderzoeksmethode

De kwalitatieve opzet van dit onderzoek maakt het mogelijk om te achterhalen in

hoeverre het discours bijdraagt aan de radicalisering van moslims door te kijken in hoeverre

Page 24: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

23

zij het discours als een factor ervaren in hun radicaliseringsproces. Met name zal hierbij

gekeken worden naar het gevoel van marginalisering, de identificatie met jihadisten, de

gevolgen van othering voor de vorming van de eigen identiteit en de depolitisering van grieven

die het discours bij hen teweegbrengt. Door een kwalitatieve benadering kan dus de

persoonlijke beleving van de radicaal ten aanzien van het discours worden blootgelegd.

De beste manier om te toetsen in hoeverre discours bijdraagt aan radicalisering zou zijn

door middel van een longitudinaal onderzoek, waarbij gekeken kan worden naar de oorzaken

van radicalisering voor de opkomst van het huidige discours in vergelijking met erna. Echter,

in dit onderzoek is een dergelijk onderzoeksopzet niet haalbaar. Een andere manier om dit te

toetsen is door interviews af te nemen met mensen die radicaliseerden voor de opkomst van

het huidige discours en mensen die erna radicaliseerden. Echter, radicalisering in Nederland

werd pas na de aanslagen van 11 september 2001 gesignaleerd, zo stelt de directeur

Democratische Rechtsorde bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst Erik Akerboom

(2003). Het vinden van respondenten van voor deze tijd is daarom niet mogelijk, ofwel omdat

radicalisering in Nederland onder moslims nog niet optrad ofwel omdat deze radicalisering niet

in beeld is gebracht en dus niet te achterhalen is. Daarom is in plaats hiervan gekozen voor een

casestudydesign, waarbij slechts één groep wordt onderzocht en geen vergelijkingen worden

gemaakt met andere groepen.

Welke rol discours dan speelt bij het radicaliseringsproces wordt achterhaald door

middel van kwalitatieve interviews en de analyse van secundaire bronnen. Kwalitatieve

interviews zijn ongestructureerd. Hierdoor bieden ze de ruimte om gedurende het interview

door te vragen en zo kan het gesprek op een meer natuurlijke manier verlopen. Deze methode

leent zich het best om het perspectief van de respondent in beeld te brengen en er kan worden

achterhaald wat als belangrijk en relevant wordt gezien (Bryman, 2012, p. 470). Op deze wijze

kan de rol van discours op radicalisering dan alsnog in beeld worden gebracht, door de

perceptie van de respondent op dit onderwerp centraal te stellen.

Omdat de onderzoekspopulatie bestaande radicale en gederadicaliseerde moslims, die

verderop verder zal worden uitgelicht, moeilijk bereikbaar, is daarnaast gekozen om secundaire

bronnen te bestuderen. Deze bestaan uit artikelen en boeken van gederadicaliseerde moslims.

Hierdoor is het mogelijk om een bredere groep te bestuderen, zowel in aantal als in afkomst en

mate van radicalisering. Door deze bronnen mee te nemen kan allereerst een grotere

hoeveelheid data worden verzameld. Ten tweede kunnen zo niet alleen Nederlandse mensen

aan het wordt komen, maar ook mensen uit andere landen, zoals Maajid Nawaz uit Essex,

Page 25: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

24

Groot-Brittannië en Mubin Shaikh uit Toronto, Canada. Aangezien de aanwezigheid van dit

terreurdiscours ook buiten Nederland is waargenomen, zijn Westerse moslims uit andere

landen, zoals Groot-Brittannië en Canada hier ook aan blootgesteld, zo blijkt ook uit hun

verslagen. Door hen mee te nemen in dit onderzoek is zo meer data te analyseren, zonder dat

het onderzoek hierdoor wordt aangetast.

Tot slot maakt dit het mogelijk om de verhalen mee te nemen van mensen die in relatief

zwaardere mate geradicaliseerd waren, in vergelijking met de respondenten die de onderzoeker

met beperkte tijd en middelen waarschijnlijk zal kunnen spreken. Immers, de

onderzoekspopulatie van geradicaliseerde en gederadicaliseerde moslims is allereerst klein in

absolute omvang, en daarnaast moeilijk mee in contact te komen. Deze bronnen zullen door

middel van een content-analyse worden onderzocht. Dit is een methode om teksten te

analyseren en categorieën vanuit de tekst te halen, waarbij een nadruk ligt op het significantie

van de verschillende categorieën. Deze worden verder toegelicht in de operationalisering.

Operationalisering

Om inzicht te krijgen in de invloed van het terreurdiscours op het radicaliseringsproces moeten

verschillende concepten worden teruggebracht tot dimensies zodat de rol ervan in de interviews

kan worden getoetst. De voornaamste concepten zijn: Othering, labeling, marginalisering en

the quest for signifcance.

Labeling

Een van de manieren waarop sprake is van labeling in het huidige discours is de associatie van

terrorisme met de islam. Door de islam en moslims neer te zetten als radicaal en gevaarlijk kan

het mogelijk zo zijn dat moslims terrorisme en jihadisme associëren met de islam. Door

respondenten te vragen naar de manier waarop zij hun religie invullen en hoeveel zij dit

associëren of associeerden met terrorisme ten tijde van hun radicaliseringsproces als gevolg

van het discours kan achterhaald worden in hoever dit label de radicalisering beïnvloedde.

Daarnaast heeft labeling mogelijk nog invloed bij de culturele vervreemding, doordat

moslims het label ‘de Ander’ kregen, ook wel othering.

Othering

Othering verwijst naar de manier waarop bepaalde bevolkingsgroepen worden neergezet

binnen een discours (Said, 1978). De rol hiervan binnen het terreurdiscours wordt inzichtelijk

Page 26: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

25

gemaakt door de mogelijke gevolgen hiervan. Deze is allereerst culturele vervreemding.

Aanwijzingen dat er sprake is van culturele vervreemding onder de respondenten zijn: de mate

waarin men worstelt met de eigen identiteit, zich niet onderdeel voelt van de samenleving,

beperkte identificatie met de eigen nationaliteit en mogelijke heroriëntatie van de identiteit,

bijvoorbeeld richting identificatie met moslims wereldwijd. Aan de respondenten zal

vervolgens gevraagd worden in welke mate het discours hierbij een rol heeft gespeeld.

Othering kan ook marginalisering in de hand werken. Naar marginalisering wordt

gevraagd door te vragen naar ervaringen met islamofobie, discriminatie of marginalisering.

Marginalisering kan op zijn beurt weer aanzetten tot radicalisering, doordat het de quest for

significance inzet. Daarnaast kan marginalisering bijdragen aan een gevoel van niet thuis te

horen in de maatschappij.

The quest for significance

De quest for significance stelt, zoals uitgelegd in het theoretisch kader, de drang naar eerherstel

door een verlies aan significantie door gevoelde of verwachte marginalisering van een individu

of groep. Naar deze queeste wordt getoetst door vast te stellen in welke mate de respondent

last heeft of had van eerverlies, afname in eigenwaarde of de mate waarin hij het gevoel heeft

ertoe te doen (Kruglanski et al., 2014).

Zo zijn de verschillende thema’s waar in de content en in de interviews op gecodeerd zal

worden de volgende: Marginalisering/ discriminatie, identiteitscrisis, identificatie met

moslims, drang naar eerherstel, beperkt onderscheid tussen islam en terreur, en discours in het

algemeen. Daarnaast wordt gecodeerd op de rol van religie, geopolitieke grieven en de mate

waarin depolitisering van de motieven achter terreur een rol speelde bij de radicalisering. Het

coderingsschema is terug te vinden in de bijlage.

Onderzoekspopulatie en steekproefmethode

De mensen die geïnterviewd zullen worden zijn radicale en gederadicaliseerde moslimjongeren

woonachtig in Nederland. Er is gekozen om ook respondenten te interviewen die

gederadicaliseerd zijn om twee verschillende redenen. Allereerst, vanuit praktische

overweging, omdat gederadicaliseerde moslims makkelijker te vinden, te bereiken en te

benaderen zijn dan mensen die zich op het moment van dit onderzoek in een geradicaliseerde

Page 27: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

26

staat bevinden. De verwachting is bovendien dat gederadicaliseerde mensen een grotere

bereidheid zullen tonen om mee te werken aan dit onderzoek.

Tegelijkertijd is de verwachting dat gederadicaliseerde mensen evengoed inzicht

kunnen geven in de rol van het discours bij het radicaliseringsproces als nu nog radicale

mensen. Het voornaamste verschil tussen radicalen en gederadicaliseerde mensen schuilt in de

verantwoording voor geweld. Hoewel gederadicaliseerde mensen geweld afzweren als een

middel, blijft het achterliggende wereldbeeld vaak intact (Kurglanski et al., 2014, pp. 85-87).

Kortom, hoewel gekeken wordt naar radicalisering is de verwachting dat gederadicaliseerde

mensen een even goed inzicht zullen kunnen geven in de rol van discours als mensen die op

dit moment geradicaliseerd zijn, terwijl deze mensen tegelijkertijd gemakkelijker te benaderen

zullen zijn en een grotere bereidheid zullen hebben om mee te werken.

Dit brengt ons bij de tweede reden voor de keuze voor radicalen en gederadicaliseerden;

de keuze voor mensen met een verleden van radicalisering in plaats van een bredere groep,

bijvoorbeeld de moslimgemeenschap in zijn algemeenheid. Een bredere bevolkingsgroep

ondervindt immers mogelijk evenzeer last van de manier van praten over moslims,

radicalisering en terreur dan enkel de geradicaliseerde. Echter, de focus van dit onderzoek is in

hoeverre dit discours bijdraagt aan radicalisering. Hoewel een bredere groep mensen zich

mogelijk stoort aan het discours of zich gemarginaliseerd voelt als gevolg hiervan, heeft dit

enkel bij geradicaliseerden geleid tot een fundamentele verandering in denken. Door hier de

focus te leggen kan worden blootgelegd in hoeverre het terreurdiscours mogelijk

contraproductief is in de strijd tegen terreur. Daarnaast kan zo een mogelijk onderbelichte

factor die bijdraagt aan radicalisering worden blootgelegd. Zo kan dit onderzoek mogelijk een

gat in de literatuur vullen door zich te richten op gederadicaliseerde moslims.

Binnen de groep van Nederlandse gederadicaliseerden zullen respondenten gekozen

worden aan de hand van de sneeuwbalsteekproef. Dit houdt in dat respondenten zullen worden

gezocht via eerdere respondenten. Omdat de groep zo klein is en mogelijk moeilijk te bereiken

is gekozen om op deze wijze te selecteren. Deze manier van steekproefneming heeft als nadeel

dat de respondenten mogelijk niet correct de populatie vertegenwoordigen doordat de

steekproef niet willekeurig is. Hierdoor is het lastig de bevindingen te generaliseren naar de

gehele populatie. Echter, omdat de populatie klein is en moeilijk te bereiken is een meer

systematische steekproefvorm niet mogelijk. Bovendien verzekert deze methode dat de

respondenten die meedoen aan het onderzoek ook passen in het onderzoek. Daarnaast, omdat

bij kwalitatief onderzoek generalisering vaak problematisch is, is het belang van generalisering

Page 28: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

27

niet van eenzelfde grootte. Kortom, bij het kiezen voor een steekproefmethode is haalbaarheid

en afstemming van respondenten op het onderzoek verkozen boven willekeur en generalisering

(Bryman, 2012, pp. 201-202).

Voor de te analyseren content is gekozen voor autobiografieën en artikelen van

gederadicaliseerde moslims. Daarnaast is een dagboek van een jihadist meegenomen die zich

momenteel in Syrië bevindt, Abu Jandal. De keuze om autobiografieën en artikelen van

gederadicaliseerde moslims mee te nemen is gemaakt om de hoeveelheid data die onderzocht

kan worden te vergroten. Bij ieder van de schrijvers zijn verschillende pogingen gedaan om ze

mee te nemen in dit onderzoek als respondent, echter, geen van de individuen is hierop in

gegaan. De keuze om ook het dagboek van Abu Jandal mee te nemen is, evenals de keuze om

ook nog radicale personen te interviewen, om een mogelijke bias te voorkomen. Immers,

mensen die deradicaliseren zijn mogelijk nooit zwaar geradicaliseerd geweest of waarbij de

radicalisering minder diepe wortels had. Deze bias is ook bestreden in de selectie van

autobiografieën en artikelen van gederadicaliseerde individuen, waarbij gezocht is naar mensen

die zwaar radicaal waren, met contacten of verbintenissen met terreurorganisaties. De

specifieke content zal worden uitgelicht in de procesbeschrijving. Deze bronnen worden

geanalyseerd door middel van een kwalitatieve content analyse.

Interview opzet

Aangezien de interviews ongestructureerd zijn is er geen vaste lijst met vragen. Echter, een

brede uitlijning van de vragen die gesteld zullen worden is al wel gevormd en ziet er grofweg

als volgt uit:

Allereerst wordt het doel van het onderzoek uitgelegd, de mate waarin de radicalisering

is beïnvloed door de manier waarop in de politiek en media gepraat wordt over terrorisme. Om

het ijs te breken en een inzicht te krijgen in de religieuze basis van de respondent toen hij

radicaliseerde wordt vervolgens gevraag naar zijn opvoeding. Had de respondent religieuze

ouders, of waren zij gematigder?

Daarna moet een beter beeld gekregen worden van de mate en vorm van radicalisering

van de respondent. Op de verschillende mogelijke verklaringen, zoals geopolitiek, en

identificatie met moslims wordt vervolgens door gevraagd om vervolgens in kaart te brengen

in hoeverre het discours hier invloed op had. In welke mate werd een heroriëntatie van identiteit

veroorzaakt door het discours? Verwacht wordt dat respondent zich tijdens hun radicalisering

minder gaan associëren met de Nederlandse identiteit. Had de manier waarop in de media en

Page 29: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

28

politiek gepraat werd over moslims daar een bijdrage aan? Ook moet gekeken worden of de

respondent vindt dat de motieven achter aanslagen goed worden weergegeven en, wanneer de

respondent dit niet vindt, in welke mate dit dan heeft bijgedragen aan een antiwesters

sentiment.

Daarnaast zal gekeken worden in welke mate de koppeling van de islam aan de meer

radicale of jihadistische stroming heeft bijgedragen aan de radicalisering van de respondent.

Had de respondent door dat hij niet alleen met islam bezig was maar ook met bijvoorbeeld

geopolitiek en marginalisering? Wanneer de respondent het hier mee eens is kan onderzocht

worden of de associatie van islam met meer radicale stromingen binnen het discours voor hem

mogelijk een rol heeft gespeeld in de verwarring tussen de twee. Deze koppeling heeft

bovendien mogelijk ook nog effect op de perceptie van de islam van anderen. Denkt de

respondent dat de negatieve manier waarop de islam in beeld wordt gebracht in de politiek en

media bijdraagt aan discriminatie of islamofobie en de marginalisering van moslims?

De ervaren marginalisering kan mogelijk ook gevolgen hebben voor de drang naar

eerherstel. Gevraagd zal worden in welke mate de respondent de mogelijke de marginalisering

en worsteling met de eigen identiteit heeft geleid tot een afname in eigenwaarde, zelfrespect of

een gevoel ertoe te doen. Was dit een resultaat van het discours? En hoe loste de respondent

dit gevoel op?

Tot slot, om een compleet beeld te krijgen zal, wanneer relevant, gevraagd worden naar

de deradicalisering van de respondent en hoe deze ingang werd gezet.

Ethische kwesties

Aan het interviewen van gederadicaliseerde jongeren zitten op ethisch gebied wellicht wat

haken en ogen. Door te vragen naar de redenen die schuilgingen achter hun radicalisering wordt

een respondent gedwongen zich te verplaatsen in zijn eerdere, nog radicale zelf. Hierdoor kan

dit het proces van deradicalisering verstoren. Het kan ook zijn dat de link die in dit onderzoek

wordt gemaakt tussen discours en radicalisering bij de respondent nog niet is gemaakt. In dit

geval kan het mogelijk leiden tot nieuwe frustratie over de samenleving, met hetzelfde resultaat

als gevolg.

Echter, Kruglanski et al. (2014, pp. 85-87) tonen aan dat bij het proces van

deradicalisering het achterliggende gedachtengoed niet compleet wordt losgelaten. In plaats

daarvan is er sprake van een verschuiving in levensovertuiging dat geweld als legitiem middel

afwijst. Hierbij blijft de perceptie van de problemen die in eerste instantie een gewelddadig

Page 30: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

29

verzet verantwoordden vaak intact. Hoewel de gevolgen van het ondervragen naar

oorspronkelijke oorzaken van radicalisering daarom niet zullen leiden tot een wederopstanding

hiervan, zal per interview voorzichtig te werk worden gegaan en rekening gehouden worden

met de respondent. Aangezien dit onderzoek verklaringen zoekt voor radicalisering door de

gederadicaliseerden aan het woord te laten, kan het ook mogelijk als uitlaatklep dienen van

grieven en zo mogelijk positief werken.

Om te voorkomen dat de respondenten zich niet vrij voelen om te hun mening te kunnen

geven zullen zij daarnaast worden geanonimiseerd. Hierdoor zal de identiteit van de

respondenten geheim blijven en zullen ze geen negatieve gevolgen ondervinden van de over

hen verzamelde data. Een enkele respondent verzocht daarnaast dat het interview niet werd

opgenomen. Omdat hij zich nog in een stadium verkeerde wat beschreven kan worden als

radicaal voelde hij zich niet op zijn gemak om zijn wereldbeeld te delen als dit terug te luisteren

was. Dit gold ook voor een vriend van hem waar hij me mee in contact bracht. Om hen toch te

kunnen spreken en op zijn gemak te laten voelen is er daarom hier geen opname of

getranscribeerd interview van deze twee interviews.

Procesbeschrijving

Terwijl gezocht werd naar respondenten, die moeilijk te vinden bleken, is de analyse van

secundaire bronnen al van start gegaan. Deze waren immers wel direct toegankelijk en gaven

bovendien al een inzicht in de belevingswereld van de respondenten die gezocht werden. In de

zoektocht naar geschikte respondenten is eerst in eigen kringen rondgevraagd. Door het met

veel mensen over dit onderzoek te hebben zijn zo twee respondenten gevonden (R1 en R3) die

bereid waren mij te woord te staan. De eerste via een familievriend, is een eloquente man van

28 jaar. Hij had in het verleden sympathie voor de acties van radicale groeperingen en de

aanslagen in New York en London van respectievelijk 2001 en 2005. De andere respondent

werd via een kennis van een vriend gevonden die, nadat ik hem verteld had over dit onderzoek,

iemand aandroeg voor dit onderzoek. Deze respondent (R3) had nog steeds radicale

opvattingen en noemde zichzelf sympathisant van het Kalifaat in Syrië. Om deze reden wilde

hij niet dat zijn gesprek werd opgenomen. Na het interview met hem is hem een email toe

gestuurd, zoals dat bij iedere respondent werd gedaan, om hem te bedanken voor zijn

participatie en te vragen of hij verder nog mensen kenden die mogelijk wilden meedoen aan

dit onderzoek. Na een zes dagen mailde hij terug dat hij niet tevreden was geweest over zijn

gesprek met mij en of ik een vriend van hem (R4) ook zou willen interviewen. Ze zouden

Page 31: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

30

dezelfde opvattingen hebben en hij dacht dat deze persoon ze mogelijk beter zou kunnen

overbrengen. In het gesprek met deze derde respondent werd duidelijk dat ze samen over het

interview hadden gesproken. Hij gaf aan dat zijn vriend niet vrij had gevoeld om open te

kunnen praten, maar dat ze er na de bespreking achter waren gekomen dat de achterdocht en

terughoudendheid onterecht was geweest gezien de focus van het onderzoek op discours meer

dan radicalisering, zo stelde hij. Echter, ook hij wou niet opgenomen worden, uit angst dat

buiten mijn weten om de opnames mogelijk in de handen van veiligheidsdiensten zouden

komen. Dit was typerend voor de achterdocht die beiden respondenten (R3 & R4) toonden

tegenover de autoriteiten en tegenover het Westen.

Tijdens het zoeken naar meer respondenten werd al snel duidelijk hoe moeilijk deze te

vinden zijn. Vandaar dat ervoor is gekozen om ook boeken en artikelen mee te nemen van

mensen die zelf geradicaliseerd waren. Deze data geeft extra inzicht in het

radicaliseringsproces en de mate waarbij discours hieraan heeft bijgedragen. Hiervoor is het

boek onderzocht van Maajid Nawaz, een oud-lid van de Hizb ut-Tahri, een radicale groepering

die in veel islamitische landen verboden is en als doel de stichting van het Kalifaat en de

invoering van de sharia heeft. Inmiddels is Maajid Nawaz actief in de bestrijding van

radicalisering onder moslims. Ook werd het boek onderzocht van Mubin Shaikh, die

aansluiting bij de Taliban aspireerde voordat hij deradicaliseerde. Daarnaast werden

opiniestukken gelezen van Mahmoud Tighadouini, een van de leden van de groep die na zijn

vertrek Sharia4Belgium oprichtte en Celal Altuntas, een voormalig ronselaar van IS-strijders

in Nederland. Bovendien is een dagboek van Abu Jandal, een Delftse jihadist die tot 2013 actief

was in Syrië, meegenomen in de analyse. Deze laatste bron met name moet echter kritisch

benaderd worden, aangezien hij mogelijk dient als wervingsmiddel, en dus niet noodzakelijk

de belevingswereld van de schrijver accuraat weerspiegelt.

In een poging om meer respondenten zelf te spreken zijn daarnaast moskeeën bezocht

in Amsterdam en Rotterdam. Hierbij werd een gesprek aangeknoopt met bezoekers, of de

imam. In eerste instantie werd het onderzoek geformuleerd als een onderzoek naar

radicalisering, en de mate waarbij discours hierin een rol speelde. De term radicalisering werkte

echter afschrikwekkend en leidde ertoe dat mensen dichtklapten. In latere pogingen is daarom

bewust ervoor gekozen om de nadruk te leggen op de manier waarop er gepraat werd over

terreur in de politiek en de media. Hierover wouden mensen graag praten, om vervolgens te

kunnen vragen of zij vermoedde dat dit mogelijk bijdroeg aan disintegratie of een antiwesters

sentiment. Daarna, wanneer de insteek van dit onderzoek op deze wijze eerst genuanceerd was

Page 32: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

31

overgebracht, werd hen gevraagd of zij mensen in hun omgeving kende die dergelijke

sentimenten hadden of hadden gehad en of het mogelijk was mij aan hen te introduceren.

Hoewel deze methode goed werkte voor initieel contact dit niet geresulteerd in meer dan één

interview. Ook de mate van radicalisering van deze respondent (R2), 26 jaar, betrof de

sympathie die hij had gehad voor terroristische aanslagen tegen het Westen. Inmiddels was hij

weer gederadicaliseerd.

Resultaten Nu volgen de voorlopige resultaten uit de eerste data, bestaande uit twee boeken van

gederadicaliseerde moslims, Maajid Nawaz en Mubin Shaikh, enkele opiniestukken van en

interviews met gederadicaliseerde moslims, waaronder Mahmoud Tighadouini en Celal

Altuntas, en de eerste vier interviews. Hierbij zal eerst gekeken worden naar de meest

genoemde aanleidingen tot radicalisering en hoeverre deze in lijn zijn met het discours, om

vervolgens te kijken naar de rol die het discours speelde in de radicalisering van de

respondenten. Eerst zal gekeken worden naar de voornaamste verklaring die in het discours

naar voren komt, religie. Daarna volgen de vier redenen die het meest zijn gehoord in het

onderzoek die hebben geleid tot het meer radicale wereldbeeld van de respondenten,

beginnende met de geopolitieke wereldorde. Vervolgens wordt gekeken naar de rol van

identificatie met moslims wereldwijd en de gevoelde marginalisering, gevolgd door de rol die

de drang naar eerherstel speelt. Na de bevindingen over deze vier redenen uiteen te hebben

gezet keert het onderzoek terug naar het discours, om te onderzoeken in hoeverre het

herhaaldelijk gebruik van het Clash of Civilization paradigma aan deze verschillende aspecten

van radicalisering heeft bijgedragen.

De rol van religie

Allereerst kunnen enkele conclusies getrokken worden over het discours zelf. Telkens blijkt

dat de ratio die leidt tot radicalisering niet enkel vanuit een religieuze overtuiging tot stand

komt. Sterker nog, gederadicaliseerde moslims geven regelmatig aan dat tijdens hun

deradicaliseringsproces ze zich juist opnieuw tot de koran keren. Dit proces wordt door zowel

Maajid als Mubin in hun boeken als een van de geïnterviewde juist expliciet beschreven als

een periode van religieuze verdieping. Met een hernieuwd begrip van het geloof wordt het

Page 33: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

32

radicale wereldbeeld afgewezen. Mahmoud Tighadouini beschrijft in een lezing hoe zijn

beperkte kennis van de islam hem vatbaar maakte:

“Ik heb thuis enkel wat basiskennis opgedaan over de islam en juist daarin zit het gevaar.

Als je nog nat bent achter de oren, gefrustreerd, zoekend en je vervolgens gaat verdiepen

in de islam, dan kunnen ze je van alles wijs maken, omdat je fundament niet sterk genoeg

is.”

Ook de twee geïnterviewde gederadicaliseerde respondenten (R1 & R2) gaven aan dat ze

eigenlijk weinig verstand hadden gehad van de religie. Drie van de vier respondenten (R1, R2

& R4) waren naar eigen zeggen niet echt religieus opgevoed en hadden vanuit huis maar een

beperkte kennis van de koran meegekregen.

Echter, twee van de respondenten hadden nog een meer radicaal wereldbeeld (R3 &R4).

Beiden stelden dat zij wel vooral religieus gemotiveerd waren. Beiden noemden hun religieuze

verplichting moslims en hun land te verdedigen van aanvallen van buitenaf. Bij de uitleg van

de noodzaak hiertoe werd echter duidelijk dat deze even geopolitiek als van anderen, maar dat

hun plicht als aanhanger van de islam hen verplichtten tot verzet. Overigens waren beiden

vooral sympathisant en spraken beiden niet van een actief verzet, ondanks dat de tweede

respondent (R4) wel met de gedachten had gespeeld om naar Syrië te vertrekken om mee te

helpen aan het stichten van het Kalifaat.

Met name in het dagboek van jihadist Abu Jandal ligt de nadruk sterk op de islam.

Regelmatig wordt een religieuze plicht genoemd van moslims om broeders in moeilijkheden

te helpen aangehaald. Ook wordt de nadruk gelegd op de nabijheid van Allah die gevoeld wordt

wanneer men zich in het heetst van de strijd bevindt. Maar wederom moet benadrukt worden

dat men de propagandadoelen die dit document mogelijk dient in het achterhoofd moet houden.

Geopolitiek

Wat mensen in eerste instantie aanzet tot een radicaal wereldbeeld is vaak dus niet religieus.

In plaats daarvan is de veel gehoorde verklaring een geopolitieke. De wereldorde wordt

geframed als een situatie waarbij moslims overal ter wereld onderdrukt worden. Het

voornaamste voorbeeld dat hiervan door praktisch iedereen wordt genoemd is het Israël-

Palestina conflict. Andere geopolitieke gebeurtenissen die worden aangehaald om het leed van

moslims wereldwijd aan te tonen zijn de oorlogen in Tsjetsjenië en Bosnië, waarbij de Westerse

wereld laat en zwak reageerde om te hulp te schieten. Aan de andere kant zijn er de oorlogen

in Irak, Afghanistan en nu Syrië, waar het Westen wel ingreep, maar volgens een merendeel

Page 34: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

33

van de respondenten niet om de lokale bevolking te helpen maar om de eigen interesses te

verdedigen. Zoals Maajid stelt:

“Southend, Gaza, Bosnia, Iraq, India: wherever you went in the world, the story was the

same – Muslims were unprotected and under attack, and now it was time to do something

about it.” (p. 83) “This globalization of our grievances was what many would later come

to know as the powerful Islamist narrative.” (p. 89)

Ook uit de verklaring die de tweede meer radicale respondent (R4) gaf om een vertrek naar

Syrië te overwegen klonk, ondanks de rol die hij zelf toedichtte aan religie, wederom

voornamelijk een geopolitieke urgentie:

“Luister, als je ziet hoe moslims wereldwijd lijden, door het Westen en hun partners, en

dat niemand iets doet... Niemand komt op voor ons. […] Het Kalifaat gaat dat

veranderen. Zij zullen zich inzetten voor ons, en ons verdedigen tegen dit geweld.”

De nadruk op het geopolitieke valt in lijn met de gehoorde verhalen van gederadicaliseerde

moslims, zoals een van de respondenten (R1) vertelt terwijl hij zijn eigen wereldbeeld

beschrijft:

“Het maakt niet uit wat de realiteit is, weetje, dat het niet het Westen is dat jouw geloof

aanvalt, of dat we [moslims] ook de hele tijd met elkaar vechten, en dat niet iedere niet-

moslim tegen je is, als je zoveel voorbeelden hebt, die achterelkaar worden gezegd, he,

dan trap je in zo’n verhaal. En ben je niet meer bezig met je geloof, maar met dat

politieke.”

Ook in de geschriften van jihadist Abu Jandal wordt nadruk gelegd op de geopolitieke grieven.

Met regelmaat verwijst hij naar de onschuldige Syrische moslims die door het bloedvergiet van

het Westen en het Syrische regime hun echtgenoten en kinderen verliezen. Ook stelt hij over

een gesneuvelde broeder “hij heeft zich als een schild aangeboden voor het Syrische volk”, een

rol die hij zichzelf ook toedicht.

Culturele vervreemding

De rede dat de respondenten vatbaar zijn voor dit narratief, van leed van moslims wereldwijd

door de huidige geopolitieke situatie, is volgens Celal Altuntas, een ronselaar voor IS, de

identiteitscrisis die moslims in Westerse landen ervaren, waarbij ze moeten kiezen tussen een

Page 35: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

34

manier van leven zoals dat van hun ouders, die vaak traditioneler is, of hun leven leiden naar

de meer vrijere Westerse standaarden:

“Wanneer de jongeren zich wél volgens de codes van hun cultuur en religie gedragen,

krijgen ze van hun westerse omgeving het verwijt dat ze in hun cultuur blijven hangen.

Ze bevinden zich letterlijk in een culturele spagaat. Veelal voelen deze jongeren zich

nergens thuis; niet bij hun ouders, niet in hun gemeenschap, niet in de maatschappij.”

In een interview met Pauw (http://pauw.vara.nl/media/355044, 23 maart 2016, transcript in

bijlage) stelt Mahmoud Tighadouini over zijn moment van radicaliseren dat hij zich

gedwongen voelde te kiezen tussen deze twee werelden:

“Ik weet dat moment wel heel goed, dat gebeurde na de aanslagen op de World Trade

Center, en de moord op Theo van Gogh die daaropvolgende en het debat dat verhit

raakte. Maar na de aanslagen op de WTC was het Bush al die zij ‘You are with us or

against us’. En daarmee had je al gelijk een gevoel dat je een kant moest kiezen.”

Verderop in het interview vertelt hij over zijn identiteitscrisis als Marokkaanse Nederlander,

en hoe het Islamisme hiervoor een oplossing bood:

“Ik moest me verweren, ik was de Nederlander in Marokko en de Marokkaan in

Nederland. Ik wist niet wat ik was. En toen ineens kwam iemand met ‘je bent een moslim

dat is jouw identiteit’, en dat voelt gewoon heel verleidelijk. En dat is gewoon

aantrekkelijk, vooral hoe ze het brengen eigenlijk.”

Ook de tweede meer radicale respondent (R4) beschrijft een dergelijk proces, van een afzet

tegen de Nederlandse identiteit en een identificatie met moslims wereldwijd:

“Hier hoor ik niet bij. Jij snapt dat niet, maar mijn oude vrienden, blanken, daar hoor ik

niet tussen. Vroeger zag ik dat nog niet. Nu wel. Mijn broeders zijn moslims, niet hen.”

Volgens Maajid Nawaz is het deze verschuiving in identiteit die leidt tot het framen van de

wereld in een wij-versus-zij situatie:

“Islam versus everyone else. That involved a recalibration of one’s identity, to start

defining yourself as Muslim against the rest of the world.” (p. 95)

Ook uit de stukken van Abu Jandal blijkt sterke identificatie met moslims wereldwijd. Zo

beschrijft hij dat hij alle moslims als zijn broeders ziet en de drang die hij voelt om zijn broeders

Page 36: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

35

te helpen. Hierbij zet hij de identificatie die hij voelt met moslims wereldwijd af tegen de

identificatie die hij voelt met moslims in Nederland:

“Wanneer een Moslim kijkt naar de onschuldige Syrische Moslims dan hoort het te zijn

alsof hij zijn eigen ouders ziet, alsof hij zijn eigen kinderen ziet. Het kan toch niet zo zijn

dat de van onze moeders in Nederland zwaarder wegen dan de tranen van honderden

duizenden moeders in Syrië. […] Deze vrouwen zien wij net als onze moeders, wij voelen

hun verdriet zoals wij die meevoelen met onze bloedeigen moeders. Hetzelfde geldt voor

de mannen in Syrië, die wij als onze vaders zien, en de kinderen die wij als onze kinderen

zien.”

Eerherstel

Uit de interviews en analyse van de verhalen van Maajid Nawaz, Mubin Shaikh en Mahmoud

Tighadouini blijkt dat het aannemen van deze nieuwe identiteit, als moslim, het voor hen

mogelijk maakt zichzelf opnieuw een plek te geven. Het verhelpt zo een identiteitscrisis. Echter

deze nieuwe identiteit is ook een middel om respect en zelfrespect te herwinnen. Maajid Nawaz

vertelt over een interactie met een groep racisten in zijn jeugd die hem regelmatig aanvielen

om zijn huidskleur. Wanneer zijn broer zich tegenover hen identificeert als een Islamist en

vertelt dat hij aangesloten is bij een grotere groep die verantwoordelijk is voor aanslagen in

Israël, intimideert dit de racisten zo dat ze hen vanaf dan met rust laten:

“While packing knives offered limited protection, it just escalated matters without

addressing the root problem. That problem, put simply, was respect. […] And that came

from the assertive new identity that Osman had adopted. Islamism.” (p. 77)

“If people fear what you may do, if they fear the masses you may incite, they listen to you

before you do it. What they really respect is your propensity to hurt them. The more you

can hurt them, the more they respect you.” (p. 248)

Hoewel de nadruk hier ligt op het geweld, vertelt Maajid ook over zijn ambitie om onderdeel

te zijn van de geschiedenis van de islam, door ondersteuning te bieden in de creatie van het

Kalifaat. De opkomst van het Islamisme en het aanzien, of de angst, die hiermee gepaard ging,

gaf hem meer vertrouwen dan hij tot dan toe had gekend. De nieuwe identiteit gaf een nieuw

doel en een weg naar glorie. Mubin Shaikh vertelt eenzelfde verhaal wanneer hij het ontzag en

respect beschrijft dat hij voor had voor een groep Talibanstrijders die hij tegenkwam in

Pakistan:

Page 37: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

36

“Look at these guys! They are warriors. […] They are the mythic guys I’ve been reading

about – the myth come to life here! I want to be like them. […] They appeared as the

perfect role models for a naïve, young, brown, Muslim man who was searching for his

way out of shame into honor.” (p. 69)

“He desperately wanted to join the jihad. They seemed to offer a way out of confusion –

a clear identity, and a way to restore his honor.” (p. xiii)

Ook bij Abu Jandal klinkt de drang door te zien geworden als een held. Hij beschrijft het

overleiden van een medebroeder, waarbij hij de nadruk legt op de heldhaftigheid van de

jihadist. De eer die te verdienen is als een jihadist, als een martelaar, wordt afgezet tegen het

nietszeggende leven in Nederland.

“Deze man was een heldhaftige leeuw! Terwijl de jeugd in Nederland bezig is met

comazuipen en het achterna rennen van hun dierlijke begeerten heeft deze jeugdige held

van eenentwintig zijn leven opgeofferd voor rechtvaardigheid, hij heeft zijn leven als

schild aangeboden voor het onschuldige Syrische volk. En wij staan te juichen voor een

voetballer die een doelpunt scoort? […] De Nederlandse Moslims moeten trots zijn dat

zij Martelaren uit hun midden hebben voortgebracht in Syrië, zij moeten inzien dat dit

een enorme eer voor hun is waar Allah hun mee heeft begunstigd en waarmee Hij hen in

nobelheid heeft verheven.”

“Hoe kunnen wij tevreden zijn met het comfortabele leven als we horen dat de vervloekte

Shia drie maanden geleden, meer dan dertig Moslim vrouwen hebben verkracht!”

Wanneer er in de uitgevoerde interviews gevraagd werd naar de rol van eerherstel, of de drang

ertoe te doen, gaven de gesproken respondenten uiteenlopende antwoorden. Een van de

gederadicaliseerde respondenten (R1) gaf toe dat het aanlokkelijke van het islamist narratief

voor hem de te behalen glorie was. Ook stelde hij dat nadat het leed van anderen voor hem was

blootgelegd, hij een hernieuwd doel had gevonden, om dit onrecht te bestrijden. Een andere

respondent (R2) geeft aan dat, hoewel zijn eer gekrengd was door marginalisering en

verwarring over zijn eigen identiteit, hij hernieuwde eer vond in de nieuwe identiteit die hij

aannam, als moslim. Met het aannemen van deze nieuwe identiteit hervond hij zijn zelfrespect,

terwijl de mening van anderen, niet moslims, minder effect op hem had:

Page 38: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

37

“Ik denk dat toen ik radicaler was, of werd dus, dat ik toen het gevoel had er meer toe te

doen. Of misschien, de rest deed er minder toe. Ik keek daar toen meer op neer in plaats

van tegen op, daarvoor”

Echter, geen van de respondenten heeft uiteindelijk nog acties uitgevoerd, ingegeven

door de drang om iets te doen aan deze situatie. Het mogelijke eerherstel dat hiermee te behalen

komt bij deze interviews mogelijk om deze reden niet even duidelijk naar voren als uit de

andere data afkomstig van mensen die verder radicaliseerden.

De vier voornaamste factoren

Mubin beschrijft in zijn boek wat radicalen in zijn optiek met elkaar gemeen hebben, waarbij

geopolitieke grieven, marginalisering, vervreemding en het streven naar eer of eerherstel

duidelijk naar vorenkomen.

“[What radicals have in common is] the desire to forge a new identity and to find a source

of dignity. Many are drawn by the lure of avenging wrongs visited on the weak by the

strong. But they are also seeking adventure and a more glamorous life, jihadis have

admitted to me. Many have experienced alienation and marginalization, and have had

bad or humiliating encounters with the police.” (p. xiv)

Een van de respondenten (R1) bracht in een gesprek zelf een chronologie aan, met eerst

een identiteitsverschuiving van Nederlander naar moslim, dan een fixatie op de marginalisering

van moslims wereldwijd, en tot slot een drang naar eerherstel, voor jezelf en deze groep.

“Daar begon het denk ik, dat je het idee hebt dat je er niet bij hoort, of kan horen. Je

hebt niet hetzelfde uiterlijk als de rest. En niet dezelfde achtergrond. Dus als je daar niet

bij hoort, waar dan wel. […] Je begint je te identificeren met moslims overal op de

wereld. En je ziet de onderdrukking van hen. […] Je trekt je steeds verder terug, je gaat

je steeds machtelozer voelen. En dan komt er iemand langs die zegt: zo kan je wat

betekenen.”

Dit zijn de vier meest gehoorde verklaringen voor het radicaliseringsproces in de onderzochte

bronnen:

1. Geopolitieke grieven

2. Gevoelde marginalisering van een individu of groep

3. Culturele vervreemding en identiteitscrises

4. Eerherstel of een zucht naar significantie

Page 39: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

38

Daarnaast speelde persoonlijke trauma’s in het verleden voor sommigen een rol. Zo

beschrijft Maajid de herhaalde aanvallen op hem en zijn vrienden met een donkere huidskleur

die hem afstompte voor geweld en aanzette tot haat. Mubin werd als kind seksueel misbruikt,

wat een zelfhaat in hem losmaakte en een zucht naar eerherstel creëerde. Een van de

gederadicaliseerde respondenten (R1) gaf aan zijn moeder verloren te hebben kort voordat hij

radicaliseerde, waarna hij een somberdere kijk op de wereld kreeg.

Discours en radicalisering

Het Clash of Civilizations paradigma lijkt zo dus niet goed de redenen achter terreur te dekken,

doordat het de nadruk legt op identiteitsverklaringen zoals religie en afkomst, terwijl het de

bovengenoemde oorzaken onderbelicht. Echter, dit paradigma en herhaaldelijk gebruik ervan

in media en politiek draagt mogelijk ook bij aan radicalisering. In dit deel van de resultaten

volgen de bevindingen over de mate waarin dit discours de radicalisering van de respondenten

heeft beïnvloed.

Depolitisering in het discours

Oorspronkelijk bestond in dit onderzoek het vermoeden dat de depolitiserende wijze waarop

in dit discours terroristen werden neergezet, als irrationeel en enkel religieus gemotiveerd, zou

leiden tot frustratie en mogelijk radicalisering. Echter, in de interviews en de secundaire

bronnen kwam dit niet duidelijk naar voren. Een van de meer radicale respondenten beaamde

deze gedachtegang, nadat deze aan hem was geschetst. Echter, later gaf hij eigenlijk niet eerder

specifiek op deze wijze gedacht te hebben over de manier van schrijven en praten in de politiek

en media. Wel gaf hij aan dat dit mogelijk een onderdeel vormde van de apathie, of zelfs

minachting, die hij voelde richting de Westerse media en politiek. De gebrekkige moeite die

werd gedaan om aanslagen uit te leggen vanuit de motivatie van de terrorist stoorde hem toch

wel regelmatig.

De respondent die als eerste geïnterviewd werd (R1) gaf echter al snel aan dat, hoewel

iets dergelijks mogelijk een punt van frustratie was geweest, dit hem niet meer sterkte in zijn

radicalisering, omdat hij op dat moment al radicaal was:

“Ik snap wel wat je bedoeld ja… Maar ik denk eigenlijk, ik was toen al lang niet meer

bezig met wat Westerse media zeiden. Ik zat al zo in mijn eigen bubbel dat ik niet hier

gewoon niet mee bezig was. Dus nee, dat heeft niet zo op mij een effect gehad denk ik.

Page 40: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

39

[…] ik gebruikte het vast om mijn eigen wereldbeeld te bevestigen, maar dat deed ik met

alles [dat mijn wereldbeeld kon bevestigen].”

Een andere respondent (R2) wist in eerste instantie niet goed of deze depolitiserende taal effect

had gehad, en nadat hem de verklaring van de andere respondent werd gegeven om het gesprek

lopend te houden, gaf hij duidelijk aan:

“Op het moment dat je aanslagen gaat goed praten voor jezelf ben je best ver heen, hè.

Hoe politici het dan uitleggen doet je denk ik niet meer zoveel dan.”

Discours en culturele vervreemding

Echter, op het gebied van de vervreemding, het gevoel niet thuis te horen in de Nederlandse

maatschappij, dichtten alle respondenten wel een rol toe aan het huidige discours. Gevraagd

naar de effecten van een dergelijk discours, waarbij de moslim regelmatig als de Ander wordt

neergezet, op het radicaliseringsproces van de respondenten geven alle respondenten aan dat

dit in meer of mindere mate heeft bij gedragen aan een identiteitscrisis die leidde tot een

vervreemding met de Nederlandse (of Westerse) samenleving en een grotere identificatie met

moslims wereldwijd. Zo stelt de tweede respondent (R2):

“Ik kreeg het idee dat ik hier met de nek werd aangekeken, omdat ik moslim ben of omdat

ik er buitenlands uitzie. Maar dat Wilders de hele tijd in het nieuws was… het was zo in

je face… Ik weet niet, het was moeilijk, om te voelen dat je onderdeel bent van deze

samenleving, als mensen als Wilders non-stop zeggen dat ze je hier niet willen hebben.

Ik dacht dat alle Nederlanders zo dachten op – de blanke Nederlanders – op een gegeven

moment.”

Wanneer het ging over het gevoel niet thuis te horen in de Nederlandse samenleving, kwam

Wilders vaak ter sprake, evenals Trump. De taal die zij gebruiken werkt volgens verschillende

respondenten polarisering in de hand. De manier waarop zij moslims en de islam neerzetten

leidde tot veel verontwaardiging onder de respondenten. Voor een van de meer radicale

respondent was dit ook een duidelijk teken van de kwade intenties van sommige Westerse

overheden (hij had een zeer negatief beeld van met name de Verenigde Staten en Israël). De

eerste respondent die gesproken werd stelde zeer helder de invloed van met name Widlers op

zijn radicalisering, waarbij hij de koppeling maakte tussen de politieke grieven over de situatie

van moslims wereldwijd en de culturele vervreemding hier, de basis voor beiden was het

geloof:

Page 41: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

40

“Hij maakte praktisch de verbinding voor me, he. Dus ik ben hier niet welkom, en dat is

omdat ik moslim ben. Dat spelde hij zo voor je uit.”

Celal Altuntas, een oud-radicaal die mensen ronselde voor de Islamitische Staat, stelt daarover

in een opiniestuk dat, naast andere factoren, deze taal radicalisme aanwakkert:

“Structureel lager schooladvies, discriminatie op de arbeidsmarkt, etnisch profileren,

juridische ongelijkheid, plus de harde, polariserende taal in de politiek en de media

geven voeding aan radicalisme.”

Mahmoud Tighadouini zijn antwoord op de vraag op zijn moment van radicalisering, is

wederom het duidelijkste voorbeeld van iemand die radicaliseerde door dit discours, in zijn

eigen woorden beschrijft hij dit moment zo:

“Ik weet dat moment wel heel goed, dat gebeurde na de aanslagen op de World Trade

Center, en de moord op Theo van Gogh die daaropvolgende en het debat dat verhit

raakte. Maar na de aanslagen op de WTC was het Bush al die zei ‘You are with us or

against us’. En daarmee had je al gelijk een gevoel dat je een kant moest kiezen.”

De associatie met islamisme en jihadisme

Tot slot is er de associatie die in het discours gemaakt wordt tussen terrorisme, en de niche

overtuigingen die in de groeperingen hier verantwoordelijk voor zijn, en de islam als geheel.

Dit heeft twee mogelijke effecten op radicalisering. Allereerst leidt deze associatie er mogelijk

toe dat jongeren die gemotiveerd zijn zich te verdiepen in hun religie niet goed onderscheid

maken tussen het jiahdisme en de islam. Ten tweede werkt het mogelijk marginalisering en

discriminatie in de hand van de moslimgemeenschap als geheel. Ook Maajid Nawaz valt dit

op, een problematische ontwikkeling vindt hij:

“Western governments, Muslim-majority governments, media and hundreds of thousands

of Muslim youth globally had all come to assume that Islamism was Islam.” (p. 319)

Hiermee toont hij ook wederom aan dat jongeren met beperkte kennis van de islam gevoelig

zijn voor deze associatie, iets wat al vaker tijdens dit onderzoek naar voren is gekomen. Dat

deze associatie, tussen radiale islam en mainstream islam, mogelijk kan leiden tot verwarring

onder moslims over de aard van hun religie komt onder andere naar voren uit de verschillende

verslagen van de gesproken respondenten en secundaire bronnen. Zo stelde beiden

gederadicaliseerde respondenten (R1 & R2) dat het onderscheid tussen de twee niet helder was

Page 42: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

41

en konden ze zich allebei voorstellen dat de beperkte aandacht die hiervoor is in het discours

daar mogelijk aan heeft bij gedragen. Echter, er bleef bij beiden respondenten enige aarzeling

over de mate waarin dit hun eigen radicalisering had beïnvloed en geen van beiden beaamde

dit vermoeden volmondig. De tweede respondent (R2) gaf aan dat hij vooral vond dat de

politiek en media hier een kans hadden gemist:

“Had je niet zo blind gestaart op dé islam als de oorzaak, he. En had mensen uitgelegd

hoe je het verschil herkend! Dat had wat opgeleverd, misschien wel levens gered. […]

had juist uitgelegd, dit is islam, dit niet, zo herken je het verschil, trap er niet in!”

De beperkte kennis die men had van de religie in combinatie met het beperkte onderscheid dat

er voor hen bestond tussen de twee, islamisme en de islam, maakte ze vatbaar voor een meer

politieke en meer gewelddadige interpretatie van de koran, zoals Mahmoud Tighadouini aan

het begin van de resultaten al aangaf. Wanneer het onderscheid tussen de twee duidelijk onder

de aandacht was gekomen had dit radicalisering tegen kunnen gaan, zo dacht hij (R2).

Daarnaast heeft de koppeling die het huidig discours maakt tussen terreur en islam als gevolg

dat de hele moslimgemeenschap wordt aangekeken op het geweld van een kleine groep. Op

deze wijzen zet het mogelijk aan tot discriminatie en marginalisering van de

moslimgemeenschap, iets waar alle respondenten het idee van hadden dat het een rol speelde.

De ideeën hierover sluiten aan op de opmerkingen over Wilders en culturele vervreemding.

Door de constante nadruk op het gevaar van de islam werden mensen vijandiger behandeld, en

naast culturele vervreemding zette dat ook verdere discriminatie in gang. Zo stelt de tweede

respondent (R2):

“Dat hele onderwerp van de islam. Dat is nu besmet. […] Na iedere aanslagen kijken

mensen naar mij, zo van, waarom dan? En de media ook, naar ons dan, als groep. Dat

maakte me zo boos vroeger, nu snap ik het wel, maar toch, het doet nog steeds pijn”. –

“Hoe zo doet dat zo’n pijn dan?” – “Nou, je wordt gegroept met hen direct. Terwijl dit

is ook mijn land weet je.” – “En wanneer begon dat, of…” – “Nee, na nine eleven begon

dat. Toen kwam er opeens zo’n focus op moslims denk ik.”

De jihad-narratief en de Clash

Tot slot was een interessante bevinding de mate waarin het narratief van jihadisten is te rijmen

met de Clash of Civilizations. Uit verschillende interviews en de autobiografieën van Maajid

Page 43: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

42

en Mubin komt duidelijk naar voren dat het wereldbeeld van deze groepen, de “powerful

Islamist narrative”, zoals Maajid Nawaz het beschrijft, gebruikmaakt van eenzelfde paradigma

als de Clash. Sterker nog, terreurbewegingen zetten zelf dit paradigma in om aanslagen op

burgers te verantwoorden, door het te framen als een oorlog van wij-versus-zij, waarbij iedere

niet-moslim je vijand is. De Clash wordt door Maajid Nawaz zelfs bij naam genoemd:

“This Islamist narrative of a clash of civilizations – a kuffar against Muslims –

echoed ever stronger in my mind.” (p. 316)

Niet alleen lijkt het huidig discours dus niet juist de ware motieven te weerspiegelen, een

dergelijke weergave van de situatie werkt mogelijk zelfs averechts in het bestrijden van terreur,

doordat het terroristische organisaties in de hand werkt. Overigens, hoewel terreurbewegingen

de Clash of Civilizations aanhalen, geven ze geopolitieke factoren in even groten maten als

motivatie, of soms zelfs meer dan als religieuze motieven.

Conclusie Deze scriptie had als doel te onderzoeken wat de invloed is van het discours omtrent

terrorisme op radicalisering. In dit concluderende hoofdstuk zal eerst gereflecteerd worden

op de mate waarin het huidige discours de verscheidene verklaringen voor terrorisme en

radicalisering dekt. Vervolgens zullen de deelvragen over de invloed van de verschillende

aspecten van het discours stuk voor stuk worden doorlopen.

Het verklarend vermogen van het huidige discours

Uit de resultaten komen enkele interessante bevindingen naar voren. Allereerst over het

discours zelf en de manier waarop het terrorisme verklaard. Het huidige discours, dat in

belangrijke mate is beïnvloed door de Clash of Civilizations theorie van Samuel Huntington,

legt bij het verklaren van terrorisme een grote nadruk op religie. Uit de resultaten blijkt echter

dat naast religie andere factoren van een even groot of misschien zelfs groter belang zijn.

Hoewel de rol van religie niet kan worden genegeerd, zijn er vele andere factoren die bijdragen

aan terrorisme en het daarbij horende geweld. Zo komt uit dit onderzoek naar voren dat de

wens om een Kalifaat te stichten of de jihad te bedrijven, hoewel ook religieus van aard, wordt

gemotiveerd door geopolitieke grieven. Deze grieven komen veelal voort uit de hevige

inmenging van het Westen in Irak, Afghanistan, Libië en Syrië op militair gebied en de steun

Page 44: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

43

van het Westen aan verscheidene prowesterse dictatoren die de eigen bevolking onderdrukken,

in combinatie met de passiviteit van het Westen tijdens de etnische zuivering in Bosnië en de

steun aan Israël. De situatie in het Midden-Oosten, bestaande uit Westerse inmengingen op

zowel militair als diplomatisch gebied, wordt door radicale geframed als een aanval op de islam

en zijn volgelingen. Tegen deze aanval moet verzet geboden, door jihad te voeren of een

machtig Kalifaat te stichten dat zich om het lot van moslims zal bekommeren.

Een ander aspect van terreur dat hierop aansluit is de culturele vervreemding die

moslims ervaren in het Westen. Uit de resultaten blijkt dat geradicaliseerde moslims worstelen

met de eigen identiteit. Ze voelen zich niet thuis in hun eigen land en hebben het gevoel dat ze

worden gezien als buitenstaander. Een dergelijke ervaring heeft een marginaliserende werking.

Het is vanuit deze gemarginaliseerde positie dat veel mensen radicaliseren. De rol van

marginalisering wordt in het huidig discours echter ondermaats belicht. Bovendien leidt deze

marginalisering mogelijk tot een drang naar eerherstel. Hoewel sommigen hun eigenwaarde

terugwinnen door een heroriëntatie van de eigen identiteit, ervaren anderen een noodzaak om

over te gaan tot acties tegen de bron van marginalisering van hen zelf of de bevolkingsgroep

waar men zich mee identificeert. Ook dit component aan terrorisme wordt onvoldoende belicht

in het huidige discours. Hierdoor kan gesteld worden dat de fixatie op religie en cultuur een

volledige dekking van het spectrum aan motieven van terrorisme in de weg staat.

Discours en het depolitiserende effect van het terreurdiscours

In dit onderzoek bestond het vermoeden dat het depolitiserende effect van het terreurdiscours

een invloed zou hebben op het radicaliseringsproces. Echter, de bevindingen hierover zijn

genuanceerd. Hoewel de twee meer radicale respondenten aangaven dat dit wel degelijk een

invloed had op een antiwesters sentiment, keerden de twee gederadicaliseerde respondenten de

gevolgtrekking om. Volgens hen was het antiwesters sentiment de reden dat men afgaf op dit

aspect van de media, en niet andersom. Uit de resultaten is daarom moeilijk te stellen wat de

invloed is van dit onderdeel van het discours op radicalisering. Echter, op andere gebieden

werden de nadelige gevolgen van de manier waarop het terreurdiscours is vormgegeven wel

duidelijk.

Discours en culturele vervreemding

Naast dat het terreurdiscours, grotendeels geïnspireerd door de Clash of Civilizations, dus niet

een juiste weergave biedt van de motieven achter terrorisme, werkt ook op verschillende

Page 45: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

44

gebieden radicalisering in de hand. Het duidelijkste voorbeeld hiervan is de culturele

vervreemding die wordt ervaren. De mate waarin othering wordt toegepast en moslims het

label van de Ander krijgen opgeplakt, lijkt disintegratie in de hand te werken. Uit alle data is

naar voren gekomen dat het stelselmatig neerzetten van de moslim als de Ander een

vervreemdend effect heeft gehad op de mensen die radicaliseren. Het neerzetten van de moslim

als de Ander zet bij hen een heroriëntatie in identiteit in gang, waarbij men zich minder gaat

associëren met de nationale identiteit en meer begint te identificeren met moslims wereldwijd.

Bovendien heeft het gebruik van othering een marginaliserend effect. Men gaat zich

minder onderdeel voelen van de samenleving en komt zo in de marges terecht. Het gebruik van

othering werkt mogelijk ook de andere kant op; doordat de moslimpopulatie in het discours

wordt neergezet als de Ander, wordt door niet moslimgemeenschap ook mogelijk meer als on-

Nederlands gezien. Hierdoor zet het discours ook aan tot actieve marginalisering en

discriminatie van deze bevolkingsgroep.

Associatie van islam met terrorisme

Ook de koppeling die in het huidige discours wordt gemaakt tussen de islam en terrorisme lijkt

het radicaliseringsproces te beïnvloeden. Het vermoeden bestond dat deze koppeling op twee

manieren het radicaliseringsproces zou beïnvloeden. Allereerst door de islam te associëren met

terrorisme, krijgen mensen een slecht beeld van de religie. De stigmatisering die een dergelijke

koppeling te weeg brengt kan leiden tot de discriminatie en marginalisering van moslims. Uit

het onderzoek blijkt dat hoewel niet alle respondenten in dezelfde mate te maken hebben gehad

met discriminatie, ze allemaal wel een vorm van marginalisering hebben gevoeld. Over de

slechte naam die de islam in dit discours heeft gekregen hieraan bijdraagt bestaat weinig twijfel

onder de respondenten, en ook de andere data lijkt deze aanname te ondersteunen. De harde

polariserende taal in de politiek is overgeslagen naar de massa’s, met als gevolg dat de

moslimbevolking te maken heeft met marginalisering. Naast dat niet-moslims dus een slecht

beeld zouden kunnen krijgen van de othering in het discours, draagt de associatie van de islam

met terrorisme ook bij aan marginalisering en discriminatie. Deze marginalisering op zijn beurt

zet weer mogelijk radicalisering en identiteitscrises in gang.

Page 46: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

45

The Clash & the Islamist narrative

Tot slot valt op dat binnen radicale stromingen eenzelfde narratief wordt als de Clash of

Civilizations. Ook hier wordt gebruik gemaakt van een wij-versus-zij discours, waarbij de

wereld wordt geschetst als moslims tegen de rest. Let wel, terreurbewegingen halen de Clash

of Civilizations wel aan maar geven geopolitiek als motivatie, net zo goed als, of soms zelfs

meer dan religie. De Clash dekt dus niet het brede scala aan factoren dat mensen aanzet tot

radicalisering en aanslagen, het wordt enkel gebruikt om mensen op te zetten tegen het Westen.

De factor die het duidelijkst naar voren komt is culturele vervreemding. De othering en de

gebrekkige ruimte voor een pluriforme identiteit maakt dat mensen zich moeilijk thuis voelen.

Bovendien lijken de disintegratie en identiteitscrisis die hiermee gepaard gaan de eerste stap in

het radicaliseringsproces bij veel mensen. Dit is zorgelijk, want uit de data komt naar voren dat

men dit een aspect is van het discours dat voor hen het duidelijkst is. Bovendien zijn niet alleen

mensen die radicaliseren blootgesteld aan dit aspect van het discours maar de

moslimgemeenschap in Nederland als geheel. Vanuit de othering theorie is aannemelijk te

maken dat dit een disintegrerend effect heeft op een veel bredere groep mensen, die consequent

als de Ander wordt neergezet. Om deze reden is het extra kwalijk dat othering in politiek - en

mediadiscours in deze mate wordt toegepast. De simplificatie van de redenen achter terrorisme

die het Clash of Civilizations paradigma maakt wordt hierdoor mogelijk een zichzelf

vervullende voorspelling. Immers, de constante nadruk op religie en afkomst maakt dat deze

eigenschappen vanzelf steeds een belangrijkere rol gaan vervullen.

Hoewel het gespannen tijden zijn, is het daarom beter om te denken in termen van

machtige en machteloze gemeenschappen, van seculaire politiek van ratio en onwetendheid,

en in termen van universele principes van rechtvaardigheid en onrecht, dan af te dwalen in een

zoektocht naar vergaande simplificaties die mogelijk tijdelijke bevrediging geven maar

beperkte zelfkennis of onderbouwde analyse (Said, 2001).

Discussie

Het onderzoek dekt niet alle verklaringen voor radicalisering. Er zit een duidelijke bias in

richting oorzaken van radicalisering die mogelijk voortkomen uit discours, of het discours

verkeerd worden weergegeven. Uit dit onderzoek komt bijvoorbeeld ook naar voren dat

radicalisering vooral voor komt bij jongeren, en dus gezien kan worden als een fenomeen

Page 47: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

46

kenmerkend voor een bepaalde levensfase. Echter, dergelijke theorieën helpen niet antwoord

te geven op de vraag in hoeverre het radicaliseringsproces van moslims wordt beïnvloed door

het Westerse terreurdiscours. Dit onderzoek moet dan ook niet gezien worden als een dekkende

verklaring van de verschillende factoren van radicalisering, het dient vooral om een inzicht te

verschaffen in de invloed hierin van discours. Hierdoor zit er een mogelijke bias in richting

facetten van het radicaliseringsproces die worden beïnvloed door discours, terwijl het andere

facetten ook hier onderbelicht blijven. Dit onderzoek moet dan ook gezien als exploratief van

aard, een manier om mogelijk nieuwe verklaringen toe te voegen aan een reeks al bestaande

verklaringen voor radicalisering.

Dit brengt ons bij een tweede mogelijk kritiek punt op dit onderzoek: de hoeveelheid

data die is onderzocht. Door de gebrekkige toegang tot de respondentengroep is slechts een

kleine hoeveelheid mensen geïnterviewd. Dit gebrek aan data is gecorrigeerd gebruik te maken

van secundaire bronnen. Echter, de schaal van het onderzoek is daardoor klein gebleven. Maar,

in verdediging van dit onderzoek, moet gezegd worden dat, hoewel de sample klein was, er

wel degelijk enige mate van theoretische saturatie is bereikt. Dit is mede mogelijk gemaakt

door een intensieve theoretische verdieping in een vroeg stadium van het proces. Dit in

combinatie met het feit dat secundaire bronnen zijn geanalyseerd tijdens de zoektocht naar

meer respondenten, resulteerde in een goede kennis van de mogelijke verklaring vanaf het

eerste interview.

Aan het gebruik van secundaire bronnen zitten echter ook weer haken en ogen.

Allereerst omdat ze niet specifiek de doelen van dit onderzoek dienen. Zo gaan de bronnen met

uitzondering van een enkele over radicalisering, en komt de rol van discours niet altijd even

duidelijk aan bod. Toch zijn de meeste bronnen goed bruikbaar geweest voor dit onderzoek.

De gebrekkige focus wordt men name bij de autobiografieën gecompenseerd door de grotere

verdieping die ze verschaffen. Ten tweede is het gebruik van secundaire bronnen problematisch

om de mogelijke doelen die ze dienen. Waar noodzakelijk is daarom de alternatieve functie die

deze dienden aangegeven.

Dit geldt ook voor de verslagen van de twee meer radicale respondent. De kritische

houding die deze respondenten hadden ten opzichte van het Westen heeft mogelijk als gevolg

dat ze het interview met minder objectiviteit hebben benaderd. In de loop van het onderzoek

werd met name duidelijk bij vragen over de mate waarin de onderbelichting van bepaalde

factoren die ten grondslag liggen aan terrorisme bij dragen aan hun wereldbeeld. Hierin

benadrukt ze dat de dit een factor was in hun radicalisering, terwijl gederadicaliseerde

Page 48: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

47

respondenten aangaven dat hun wereldbeeld hun perceptie van de pers had gekleurd, en niet

andersom. Echter, door ook radicale respondenten mee te nemen in dit onderzoek is een wel

een mogelijke bias richting de perceptie van gederadicaliseerde respondenten vermeden. Door

beiden mee te nemen in dit onderzoek was het mogelijk een completer en genuanceerder beeld

te verschaffen van de invloed van het terreurdiscours op het radicaliseringsproces.

Page 49: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

48

Literatuurlijst

Abrahamian, E. (2003). The US media, Huntington and September 11. Third world

quarterly, 24(3), 529-544.

Akerboom, E. (2003). Contraterrorisme in Nederland. Geraadpleegd op 11 oktober

2016 via

https://www.aivd.nl/binaries/aivd_nl/...nederland/Contraterrorisme_in_Nederland.pdf

Ajami, F. (1993). The summoning: 'But they said, we will not hearken'. Foreign Affairs,

2-9.

Borum, R. (2011). Radicalization into violent extremism I: A review of social science

theories. Journal of Strategic Security, 4(4), 7.

Bottici, C., & Challand, B. (2006). Rethinking political myth: The clash of civilizations

as a self-fulfilling prophecy. European Journal of Social Theory, 9(3), 315-336.

Bryman, A. (2012). Social research methods (4e ed.). Oxford: Oxford University Press.

El-Said, H., & Harrigan, J. (2013). Deradicalising violent extremists: Counter-

radicalisation and deradicalisation programmes and their impact in Muslim majority states

(1ste ed.). New York, NY: Routledge.

Eriksen, T. H. (2001). Ethnic identity, national identity, and intergroup conflict. In:

Ashmore, R. D., Jussim, L., & Wilder, D. (2001). Social identity, intergroup conflict, and

conflict reduction (Vol. 3). Oxford: Oxford University Press.

Ferwerda, D. (2017). De discursieve clash. Het effect van terreurdiscours op radicalisering.

Fukuyama, F. (1989). The end of history?. The national interest, (16), 3-18.

Page 50: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

49

Gerges, F. A. (1999). America and political Islam: Clash of cultures or clash of

interests?. Cambridge University Press.

Huntington, S. P. (1996). The clash of civilizations and the remaking of world order.

New York, NY: Simon & Schuster.

Jørgensen, M. W., & Phillips, L. J. (2002). Discourse analysis as theory and method.

London: Sage.

Kruglanski, A. W., Gelfand, M. J., Bélanger, J. J., Sheveland, A., Hetiarachchi, M., &

Gunaratna, R. (2014). The psychology of radicalization and deradicalization: How significance

quest impacts violent extremism. Political Psychology, 35(S1), 69-93.

Mead, G. H. (1934). Mind, self and society (Vol. 111). University of Chicago Press.:

Chicago.

Mandaville, P. (2007). Global political Islam. New York, NY: Routledge.

Matza, D. (1969). On becoming deviant. Englewood Cliffs, NJ: Prentice Hall.

Neumann, P. (2013). The trouble with radicalization. International Affairs

(London), 89(4), 873-893.

Nimmer, L. (2007). De-contextualization in the terrorism discourse: a social

constructionist view. Discourse, 42(3), 394.

Peters, R. (2008). Dutch extremist Islamism: Van Gogh's murderer and his ideas (pp.

115-127). Ashgate.

Peters, R. (2009). The Poldermujahidin: the radicalization of young Dutch Muslims.

In: Europe and Islam: Challenges and opportunities., Leuven: Leuven University Press.

Page 51: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

50

Powers, S., & El-Nawawy, M. (2009). Al-Jazeera English and global news networks:

clash of civilizations or cross-cultural dialogue?. Media, War & Conflict, 2(3), 263-284.

Roy, S., & Ross, S. D. (2011). The circle of terror: Strategic localizations of global

media terror meta-discourses in the US, India and Scotland. Media, War & Conflict, 4(3), 287-

301.

Said, E. W. (1978). Orientalism. London: Routledge & Keagan Paul Ltd.

Said, E. W. (2001). The clash of ignorance. In Naz Wasim," Challenging Samuel

Huntington's' The Clash of Civilizations': The shared tradition of Europe and Islam" in

International Conference on the Dialogue of Civilizations (Vol. 31).

Schuurman, B., & Horgan, J. G. (2016). Rationales for terrorist violence in homegrown

jihadist groups: A case study from the Netherlands. Aggression and violent behavior, 27, 55-

63.

Seib, P. (2005). The news media and “the clash of civilizations”. In Media and conflict

in the twenty-first century (pp. 217-234). Palgrave Macmillan US.

Semati, M. (2010). Islamophobia, culture and race in the age of empire. Cultural

Studies, 24(2), 256-275.

Shaw, I. S. (2012). Stereotypical representations of Muslims and Islam following the

7/7 London terror attacks: Implications for intercultural communication and terrorism

prevention. International Communication Gazette, 74(6), 509-524.

Tehranian, M. (2002). Peace journalism negotiating global media ethics. The Harvard

International Journal of Press/Politics, 7(2), 58-83.

Van Dijk, T. A. (1991). Racism and the Press. New York, NY: Routledge.

Page 52: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

51

Van Dijk, T. A. (2000). New (s) racism: A discourse analytical approach. Ethnic

minorities and the media, 33-49.

Vermeulen, F. (2014). Suspect communities—Targeting violent extremism at the local

level: Policies of engagement in Amsterdam, Berlin, and London. Terrorism and political

violence, 26(2), 286-306.

Page 53: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

52

Secundaire bronnen Altuntas, C. (18 oktober, 2014). Ik was zo'n radicale jongen. Trouw. Geraadpleegd op december 2016 via https://www.trouw.nl/home/ik-was-zo-n-radicale-jongen-waar-is-op-loert~a6d77371/ Jandal, A. (12 september 2013). Abu Basseer – Mourad Massali. Al minara. Geraadpleegd in Februari 2017 via https://alminara.wordpress.com/2013/09/12/de-mujahid-mourad-massali-abu-baseer/ Nawaz, M. (2016). Radical: my journey out of Islamist extremism. Guilford, CT: LP, an imprint of Rowman & Littlefield. Speckhard, A. & Shaihk, M. (2014). Undercover jihadi: Inside the Toronto 18. McLean, VA: Advances Press. Tighadouini, M. (23 maart 2016) Deze jongen radicaliseerde maar kwam tot inkeer… op de operatietafel. Nieuwwij.nl. Geraadpleegd in december 2016 via http://www.nieuwwij.nl/opinie/deze-jongen-radicaliseerde/ Tighadouini, M. (23 maart 2016) Interview door Pauw. Pauw. [televisie uitzending] Vara. http://pauw.vara.nl/media/355044

Page 54: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

53

Bijlage LEGENDA: XXX Geopolitiek XXX Identiteitscrisis XXX Associatie met moslims XXX Islamofobie/ Discriminatie XXX Eerherstel XXX Discours XXX Beperkt onderscheid islam en terreur XXX Rol religie XXX Depolitisering

MAHMOUD TIGHADOUINI

Interview met Pauw http://pauw.vara.nl/media/355044 (23 maart 2016)

Mahmoud Tighadouini hoorde bij de oorspronkelijke groep die later sharia4belgium oprichtte.

In Nederland geboren, ouders in Marokko, gederadicaliseerd. 30 jaar.

“Ik ben niet streng opgevoed, eigenlijk vrij modern, dus ik hoefde niet elke week naar de

moskee of iets dergelijks.”

- Moment van radicalisering.

“Ik weet dat moment wel heel goed, dat gebeurde na de aanslagen op de World Trade Center,

en de moord op Theo van Gogh die daaropvolgende en het debat wat verhit raakte. Maar na de

aanslagen op de WTC was het Bush al die zij ‘You are with us or against us.’ En daarmee had

je al gelijk een gevoel dat je een kant moest kiezen. Dus ik ging me verdiepen in de islam maar

ik kwam eigenlijk op verkeerde wegen terecht.”

- Maar waarom ging je sowieso verdiepen in de islam.

“Ja omdat dat mijn eigen achtergrond is. Ik dacht van ik heb thuis de basis mee gekregen maar

ik wilde me verweren, ik kon die mensen niet van repliek dienen. Ze vroegen me vaak, heeft

dit met de islam te maken dus ik wilde dat graag weten om ze antwoorden te geven.”

- Dat is omdat al die aanslagplegers zich daarop beroepen.

“Ja precies dat besef ik me nu wel vroeger niet, dan voelde ik me aangevallen dus dan dacht

ik, ik ga in de verdediging. Ik moet me zelf wijzer maken door middel van kennis.”

- En hoe vond je die godsdienst

“Om eerlijk te zijn, ik kwam in aanraking met jongens die veel radicaler waren en in die tijd

dacht ik dat ze gewoon veel strikter waren met hun geloof. En ze konden heel overtuigend

Page 55: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

54

praten over het geloof. Dus ik dacht dat ze veel kennis hadden over de islam, maar dat bleek

niet zo te zijn achteraf. Ze hadden hele beperkte kennis maar door Youtube filmpjes en

dergelijke dachten ze ineens dat ze islam geleerde waren.”

- Wat maakte dat van jou, wat deed dat met jou

“Ik ging me terugtrekken. Ik heb mijn beste vriend dat is een Nederlandse jongen, ik nam ook

afstand van hem. Ik ging me afkeren eigenlijk tegen het Westen want ik dacht het westen is

bezig met mijn broeders en zusters vermoorden, in het midden oosten.” Met voortschrijdend

inzicht is dat raar, dat dat mijn broeders waren en niet hier. “Maar toen der tijd was dat niet zo,

ik moest me verweren, ik was de Nederlander in Marokko en de Marokkaan in Nederland. Ik

wist niet wat ik was. En toen ineens kwam iemand met je bent een moslim dat is jouw identiteit,

en dat voelt gewoon heel verleidelijk. En dat is gewoon aantrekkelijk, vooral hoe ze het brengen

eigenlijk.”

“Mijn radicalisering ging best ver, op een gegeven moment begonnen ze al te praten

van jihad voeren, ben je bereid om geweld te gebruiken – was je dat – bereid om geweld te

gebruiken zoals nu in België, ik ben daar altijd tegen in verweer gekomen. Ik zei ook tegen die

mensen dat kunnen wij niet rechtvaardigen. Maar ik kreeg al heel snel een soort van afstraffing,

van je moet geen mededogen hebben met Westerlingen en met kufar, de ongelovigen. – voelde

je ook haat – ja. Die haat komt gewoon in je lichaam. Bewust of onbewust, op een gegeven

moment ga je gewoon mensen haten. Je ziet die mensen ook niet meer als mensen, je creëert

een vijandig beeld in je hoofd. Dus op een gegeven moment dacht ik, het westen is de vijand.

En iedereen die het westen representeert is mijn vijand. En op een gegeven moment vragen ze

dan wil je jihad voeren, en dan willen ze het eigenlijk faciliteren om naar Afghanistan te gaan.

Zoals nu met Syrie. Mijn ouders schrokken daarvan, toen der tijd was het nog niet zo bekend

als nu. Maar zij waren echt heel ongerust en mijn moeder kon het op een gegeven moment niet

meer aan en toen heeft ze ook de wijkagent ingeschakeld. En die kwam op een gegeven moment

aankloppen en ik zag hem toen ook als vijand en ik was heel wantrouwig, ik dacht hij wil me

in de val lokken.”

“En op een gegeven moment, toen ik in het ziekenhuis lag, begon ik ook weer emotie

terug te krijgen. Want dat is wat radicalen doen, die zorgen dat je hard wordt, dat je je emotie

afsluit. Dat je mensen niet meer als mensen gaat zien. Je moet alleen maar liefde hebben voor

je eigen mensen en niet voor de mensen die dan “je vijand” zijn.”

[…]

Page 56: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

55

“Ze zijn heel goed in overtuigen, en dan sturen ze je weer filmpjes hoe het westen dan onze

moslims aan het doden zijn. En dan krijg je weer zo’n opleving van haat.”

Page 57: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

56

MAHMOUD TIGHADOUINI – Ik heb een droom

Lezing bij de Nieuwe Wereld (20 maart 2016)

https://www.youtube.com/watch?v=vFs3Ccxzj5s

Ik heb een droom

“Ik ben Mahmoud Tighadouini. Ik ben dertig jaar. Een Nederlander van Marokkaanse komaf.

En ik ben een eenvoudig moslim die zijn weg probeert te vinden in dit mooie land. Ik woon in

Amsterdam. En ik kom uit een gezin met zes kinderen. Ik heb verschillende studies genoten,

van administratie tot beveiliging. Ik heb een radicale stroming van de islam aangehangen. Mijn

ouders hebben hun best gedaan mij zo goed mogelijk op te voeden. Maar die bagage bleek veel

te licht voor de samenleving waarin wij leven. Thuis was alles heilig. Daarbuiten opeens niet

en ik kon daar niet mee omgaan. En daardoor, voelde je je niet volwaardig. Ik wist niet meer

wat ik was, was ik de Nederlander was ik de Marokkaan. Vooral als je jong bent wil je ergens

bij horen. Ik heb thuis enkel wat basiskennis genoten en opgedaan over de islam. En daar zit

het gevaar, als je nog nat bent achter de oren. Gefrustreerd op zoek naar antwoord. Dan is het

heel makkelijk om je wijs te maken dat dit de waarheid is, omdat je fundament niet sterk genoeg

is. Op dat moment zoek je naar duidelijkheid en die duidelijkheid krijg je van de radicale

stroming. Die zeggen waar het op staat. Ze doen geen concessies en zijn niet voor rede vatbaar.

Het ironische is trouwens dat je hier meer vrijheid geniet om moslim te zijn dan elders in de

islamitische wereld. Daar zijn ze veel strenger voor dit soort jongens. Toen ik vorig jaar in het

ziekenhuis lag en twee doctors over mij hoorde praten en vooral de vrouwelijke chirurg die

telkens met haar hand over mijn voorhoofd wreef omdat de chemo heel zwaar viel toen bedacht

ik me opeens, waarom zou ik deze mensen moeten haten die de ongelovige moeten voorstellen.

Wat hebben zij mij aangedaan. Ik keek de mensen recht in de ogen en ik zag gewoon twee

mensen die mijn leven wilde redden. Als moslim dacht ik wie heeft mij dit nou geleerd waarom

moest ik mezelf zo haat vol maken om deze mensen te haten omdat zij iets anders geloven dan

ik of zelfs helemaal niet geloven. Waarom zou ik mijn geloof opdringen aan hen terwijl zij mij

in vrijheid laten. Zij zagen een mens voor zich die geholpen moest worden en wat die persoon

denkt of geloof was niet relevant voor hen. Ik weet dat er nu mensen zijn die de hoop opgeven

maar als die wegvalt heeft angst vrij spel. Mijn wapen blijft het potlood en niet lood om andere

mensen mee te doorzeven. Als mensen beginnen over de sharia in Nederland dan denk ik altijd,

waarom ben je hier. Wil je sharia, zoek die op, wil je hier leven, leef en doe mee. Laat eenieder

in zijn waarde laat dat de norm zijn. Jouw vrijheid is een ander zijn vrijheid. Mijn vader heeft

Page 58: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

57

me altijd geleerd, dat de gemiddelde Nederlander verstandig is. Daar heb ik mijn hoop nu op

gevestigd. Laat u niet verdelen. En ik wil niet dat we tegen elkaar opgezet worden. Maar juist

met elkaar iets opzetten om de samenleving sterker en weerbaarder te maken. De verschillen

moeten niet het verschil maken. Maar we moeten juist toenadering zoeken naar elkaar en samen

het midden zoeken. Ik hoop echt van harte, dat is mijn droom, dat ik een onderdeel zal zijn van

de oplossing en niet van het probleem.”

Page 59: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

58

CELAL ALTUNTAS Voormalig PKK-strijder, en rondselaar voor IS, oudjongerenwerker Islamitische Staat zorgt voor onrust in Nederland. Want IS staat voor onmenselijke daden en de organisatie ronselt jongeren hier. Wat die zullen krijgen is een paradijs vol jeugdige maagden, aldus IS. In ruil daarvoor moeten de jongeren bereid zijn zich op te offeren voor het kalifaat. Wie trapt daar nou in? Op jonge leeftijd was ik er zo ingetrapt. Ik was zo'n radicale jongere die vond dat vrouwen in het openbaar bedekt moesten zijn, zich kuis behoorden te gedragen, geen hand mochten geven aan mannen en gehoorzaam moesten zijn aan hun mannelijke familieleden. In mijn wereld bestond geen begrip voor ongelovigen en andere religies. Regelmatig huilde ik wanneer ik de boeken over de profeet Mohammed las. Geen enkele vorm van kritiek of negatieve opmerking over de islam en de profeet was acceptabel. Voor mijn gevoel was het geloof, de islam, mijn enige houvast. Het was mijn overlevingsstrategie. Bij islam-gerelateerd radicalisme en bij de angst in de samenleving, mogen we niet uit het oog verliezen dat niet alleen islamieten zijn geradicaliseerd. De westerse maatschappij is ook radicaler geworden. De aanslagen van 11 september 2001 in de VS hebben wereldwijd de radicalisering versneld. In Nederland hebben de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh en de opkomst van de Hofstadgroep daaraan bijgedragen. Hardware Niemand wordt radicaal geboren. Normen en waarden krijgen we vanaf onze eerste socialisatie aangeleerd. Die vormen ons karakter, onze identiteit en bepalen ons 'zijn'. Wij komen ter wereld als een computer met wat eigen hardware, waar allerlei software van onze cultuur op wordt geprogrammeerd. Sommige programma's zijn gevoelig, en vatbaar voor virussen. Andere zijn goed beschermd door antivirusprogramma's. Geradicaliseerde jongeren zijn besmet met een virus. Voor die groep is het meestal te laat. De twijfelaars kunnen en moeten we te hulp schieten. We kunnen een aantal factoren wegnemen die deze jongeren naar het radicalisme drijven. Structureel lager schooladvies, discriminatie op de arbeidsmarkt, etnisch profileren, juridische ongelijkheid, plus de harde, polariserende taal in de politiek en de media geven voeding aan radicalisme. Voor jongeren die niet uitblinken in sport, school of werk, lijkt geen beter alternatief te bestaan dan het kalifaat. Jongeren ervaren, in meer of mindere mate, een identiteitscrisis. De een gaat uit en drinkt te veel, de ander zoekt antwoorden in de filosofie. Moslimjongeren behoren, volgens hun culturele codes, de familie-eer te beschermen. Spagaat Handelen ze niet volgens die codes, dan zijn ze verwesterd en worden ze verstoten door hun familie, en vallen ze buiten hun culturele groep. Deze existentiële angst is een vorm van culturele indoctrinatie, die wordt toegepast in bepaalde takken van de moslimgemeenschap. Wanneer de jongeren zich wél volgens de codes van hun cultuur en religie gedragen, krijgen ze van hun westerse omgeving het verwijt dat ze in hun cultuur blijven hangen. Ze bevinden

Page 60: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

59

zich letterlijk in een culturele spagaat. Veelal voelen deze jongeren zich nergens thuis; niet bij hun ouders, niet in hun gemeenschap, niet in de maatschappij. Deze lose-lose situatie wordt hun te veel en maakt hen zeer gevoelig voor de paradijselijke beloften van de loerende ronselaars. Is het dan verwonderlijk dat deze kwetsbare, onzekere en maatschappelijk gemarginaliseerde jongeren radicaliseren? In extreme gevallen ernstige misdaden begaan, zoals het vermoorden van hun vrouwelijke familieleden? Ik keur het af, en toch begrijp hun machteloosheid. Die machteloosheid heb ik zelf ervaren. Het heeft lang geduurd voordat ik echt afstand kon nemen van verschillende vormen van radicalisme. Ik kreeg liefde en warmte van mijn ouders en ze bleven met mij in gesprek. Mede daardoor durfde ik me kwetsbaar op te stellen, in mijn culturele binnenwereld en in de westerse buitenwereld.

Page 61: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

60

Abu Jandal – Dagboek https://alminara.wordpress.com/2013/09/12/de-mujahid-mourad-massali-abu-baseer/

Alle lof en dank is aan Allah die ons heeft begunstigd met de zegening van Jihad op Zijn Pad.

Het was eind 2012 toen wij in Nederland afscheid namen van Abu Baseer. Wij gingen die avond trainen met de broeders, maar Abu Baseer kwam naar de training met de intentie om afscheid van ons te nemen. Hij zei dat hij slechts mee wilde kijken deze keer, maar na aandringen van de broeders deed hij toch mee. Na de training namen we afscheid van elkaar, Abu Baseer omhelsden ons en vroeg ons om vergiffenis. Omdat wij dit wel vaker deden viel het niet echt op, maar achteraf gezien was het van zijn kant emotioneel. Later kwamen de broeders erachter waarom. Dit was namelijk de laatste avond die hij met sommige van de broeders zou doorbrengen.

Nadat hij Alllah veel smeekte en geduldig bleef, had Allah het pad voor hem vergemakkelijkt en de deuren voor hem geopend. Degene die oprecht smeekt en streeft naar het Martelaarschap, Allah zal hem dit schenken. Zelfs al is het op zijn sterfbed, zoals wij uit de overleveringen leren. En Abu Baseer is hier inshaAllah het bewijs van. Hij had dezelfde wens die de Profeet – Vrede zij met hem – en de Metgezellen hadden, en elke Moslim hoort te hebben, namelijk dit leven opofferen omwille van Allah. En degene die nog nooit heeft geparticipeerd in de Jihaad noch deze wens heeft gehad in zijn leven, sterft op een tak van hypocrisie, zoals we uit de overleveringen van de Profeet leren.

Abu Baseer is een broeder die velen in Nederland heeft geïnspireerd om de stap te maken naar de Jihaad. Hij was altijd bezig met het oproepen tot de waarheid, of dit nu op zijn werk, op straat, in de Moskee of zelfs vanuit Syrië was. Hij belde ons uit Syrië en vertelde ons hoe prachtig de Jihaad was, we zouden gek zijn als we die kant niet op zouden komen. En gelijk had hij. Deze broeder had alles wat hij maar kon wensen als jongeman, hij had een goede diploma op zak, was al getrouwd op zijn twintigste, had een goed inkomen, een eigen huis, en zelfs een ongeboren kind. Hij was gelukkig en kwam niets te kort. Maar toch koos hij ervoor om zijn leven op te offeren voor de Zaak van Allah.

Hij begreep de realiteit van deze wereld. Als iemand jou een gram goud geeft en je vervolgens vraagt of je die gram bij hem in wenst te wisselen voor miljarden kilo’s goud. Diezelfde gram goud die jij gratis en voor niets hebt gekregen mag jij in wisselen voor miljarden kilo’s! Hoe lang zou je hierover nadenken? Dit voorbeeld klinkt zeer onrealistisch, maar de waarheid is dat Allah ons iets heeft gegeven wat nog minder waard is dan die ene gram goud en ons hier iets voor in ruil beloofd wat nog meer waard is dan die miljarden kilo’s goud. De Profeet – Vrede zij met hem – heeft ons duidelijk gemaakt dat deze wereld minder waard is dan de vleugel van een mug. Het leven op deze wereld is een luchtspiegel, een vage herinnering die in het niet zal vallen tegenover de eeuwigheid van het Hiernamaals. Wat is de waarde van

Page 62: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

61

het leven van enkele decennia, gevuld met vele ontberingen, tegenover het eeuwige en oneindige leven, gevuld met onbegrensd genot en gelukzaligheid?

Allah is degene die ons dit leven en al onze bezittingen heeft geschonken, dus dit leven en deze bezittingen zijn eigendom van Allah. Maar wat beloofd Allah ons in de Quran uit Zijn vrijgevigheid? Hij maakt ons duidelijk dat Hij dit leven van ons wenst te kopen, en in ruil hiervoor beloofd Hij ons het Paradijs! Allah zegt: “Voorwaar Allah heeft van de gelovigen hun levens en bezittingen gekocht in ruil voor het Paradijs. Zij strijden op Het Pad van Allah, zij doden en worden gedood. Een belofte waar Hij zich in waarheid aan heeft verbonden in de Torah, in het Evangelie en in de Quran. En wie is zijn belofte meer trouw dan Allah? Verheug jullie daarom over jullie transactie die jullie met Hem hebben afgesloten. En dat is de geweldige overwinning.” (Hoofdstuk At-Tawbah, vers 111)

Dus Abu Baseer heeft deze onweerstaanbare transactie afgesloten die elk verstandig persoon zou afsluiten. Hij heeft dit nietige leven ingeruild voor het eeuwige leven van gelukzaligheid en genot. Dit is de handel waartoe Allah ons oproept in de Quran: “Oh jullie die geloven, zal ik jullie een handel tonen die jullie van een pijnlijke bestraffing zal redden? Dat jullie in Allah en Zijn Boodschapper geloven en dat jullie op Het Pad van Allah strijden met jullie bezittingen en jullie zielen. Dat is beter voor jullie, indien jullie het slechts wisten.” (Hoofdstuk As-Saff, vers 10 en 11)

Abu Hurairah heeft van de Profeet – Vrede zij met hem – overgeleverd: “Voor een uur opgesteld staan in de gevechtslinie, is beter dan zestig jaar staan in het gebed.” (Saheeh Al-Jaami As-Sagheer)

Niemand van ons laat zijn ouders of vrouw en kinderen achter zonder dat dit het hart breekt. Maar de Moslim moet deze liefde op de juiste weegschaal plaatsen. Wanneer men geen geslachtsgemeenschap heeft met zijn of haar partner tijdens het vasten, van zonsopkomst tot zonsondergang in de Ramadan. Wij worden op deze manier beproeft door Allah, om te testen of wij dit voor Hem over hebben. Betekend dit dan de Moslimman niet van zijn vrouw houdt? Betekend dit dan de Moslimvrouw niet van haar man houdt? Nee, maar het betekend dat onze liefde voor Allah – Degene die ons deze geliefden heeft geschonken – alles overstijgt en hoort te overstijgen. Want de liefde die Allah voor Zijn gelovige dienaren heeft is ook veel groter dan de liefde die een moeder voor haar kind heeft. En zelfs deze liefdevolle moeder of vrouw zijn slechts gunsten die we krijgen van Allah.

Daarom heeft Allah ook geopenbaard aan Zijn Boodschapper: “Zeg: Indien jullie vaders, en jullie zonen, en jullie broeders, en jullie echtgenotes, en jullie familie, en de bezittingen die jullie hebben verworven, en de handel waarvan jullie verlies vrezen, en de huizen die jullie behagen – jullie geliefder zijn dan Allah en Zijn Boodschapper en het strijden op Zijn Pad, wacht dan tot Allah met Zijn beschikking komt. En Allah leidt het onrechtvaardige volk niet.” (Hoofdstuk At-Tawbah, ver 24)

Dit is wat Abu Baseer ook begreep. Het is niet slechts de liefde voor Allah die hem naar Syrië dreef, maar ook de liefde voor zijn eigen Moslim Ummah. De liefde die wij als Moslim Ummah voor elkaar horen te voelen is de reden geweest voor zijn vertrek naar Syrië. Want wanneer een Moslim kijkt naar de onschuldige Syrische Moslims

Page 63: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

62

dan hoort het te zijn alsof hij zijn eigen ouders ziet, alsof hij zijn eigen kinderen ziet. Het kan toch niet zo zijn dat de tranen van onze moeders in Nederland zwaarder wegen dan de tranen van honderden duizenden moeders in Syrië? Deze vrouwen in Syrië die hun mannen, hun kinderen en hun echtgenoten verliezen. Deze vrouwen die gedood en verkracht worden, of in martelbunkers verdwijnen. Deze vrouwen zien wij net als onze moeders, wij voelen hun verdriet zoals wij die meevoelen met onze bloedeigen moeders. Hetzelfde geldt voor de mannen in Syrië die wij als onze vaders zien, en de kinderen die wij als onze eigen kinderen zien.

“En waarom vechten jullie niet op Het Pad van Allah en voor de zwakkeren onder de mannen, vrouwen en kinderen. Diegene die zeggen: “Onze Heer red ons uit deze stad waarvan de bewoners onderdrukker zijn en breng ons vanuit uw kant een beschermer en helper.”(An-Nisaa, vers 75)

Als ik Abu Baseer in één woord moest omschrijven dan zou ik hem omschrijven met ‘Izza (eer). Hij straalde altijd kracht en eer uit, hij was zeer sterk in zijn Walaa wal Baraa (loyaliteit en distantie omwille van Allah). Hij was altijd loyaal tegenover zijn Moslim broeders. Wanneer hij hoorde dat er Moslims in problemen waren, was hij de eerste die naar ons toe kwam om geld in te zamelen. Wanneer je in de problemen zou zitten, dan stond hij altijd voor je klaar. Allah is mijn Getuige, sinds

ik hem ken en met hem om ging heeft hij nog nooit zo min als het woordje “Oef” tegen mij uitgesproken. Zijn hart was vredig en gezond tegenover zijn broeders en zusters.

Wij waren een maand na hem aangekomen in Syrië, en wij moesten nog even wachten voordat we hem konden ontmoeten want hij was op Ribaat (grensbewaking). Ik en de broeders waren toen op het trainingskamp. Hij stond bekend als een broeder die veel van Ribaat hield, hij was toen meer dan een maand weg van zijn thuisbasis, en beschermde de Moslims in Ribaat. Je staat dan op de wacht tegenover de vijand en slaapt soms zelfs met jouw gevechtsuitrusting aan vanwege de constante dreiging dat er een confrontatie losbreekt. Waar ik bijvoorbeeld deze gespannen situatie maar maximaal drie weken kon uithouden, was hij toen al bijna veertig dagen op Ribaat. Veruit het meest aantal dagen van alle broeders uit Nederland. Want hij was zich bewust van de grote beloning. Er zijn vele overleveringen die ons de gunsten van Ribaat leren, waaronder: “De Moslims bewaken voor één dag is beter dan de wereld en alles wat zich erop bevind.” En bijvoorbeeld: “De Moslims bewaken voor één dag is beter dan een maand lang nachtgebed verrichten en vasten.” (Muslim en Bukhari)

Wij vragen Allah om het van hem en ons te accepteren.

Het was in de avond dat ik Abu Baseer weer zag. Ik had hem toen al ruim twee maanden niet gezien. We omhelsden elkaar, dit was echt een moment om niet te vergeten. Wij besloten die dag om samen met de broeders tot laat in de avond een vuurtje te maken (het was winter), en we hadden vele herinneringen opgehaald die wij samen in Nederland deelden. Daar waren we dan, in het gezegende land van Shaam als Mujahideen. Wie had dit ooit gedacht. Het was een droom op zich om de Jihaad te verrichten, maar dat je dan ook nog eens met een hele vriendengroep op

Page 64: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

63

Jihaad bent is een extra gunst van Allah. En in het meest gezegende gebied van de Ummah ook nog. Allah kan zelfs het onmogelijke mogelijk maken, zolang je hierom blijft smeken en hiernaar blijft streven.

Abu Baseer is een broeder die al lang praktiseerde. Toen Allah hem de Imaan (geloofsovertuiging) liet proeven en hem begunstigde met de zuivere Aqeedah (geloofsleer) gaf hij alles voor zijn Religie. Vrijwel meteen was zijn hart geopend voor de Aqeedah van Tawheed wal Jihaad en hij deed hier ook openlijk Dawah toe. Hij was een broeder die intensief aanwezig was in de Dawah. Zo was hij een broeder die bijvoorbeeld de straat op ging tijdens de verkiezingen om de Moslims te waarschuwen tegen de Shirk van de stembus. Broeders waren ervan getuige dat hij vele broeders en zusters letterlijk uit de rijen van de stemhokken heeft kunnen overtuigen. Hij legde ze dan in een paar minuten uit dat de seculiere democratie in essentie afgoderij is en dat stemmen op de mensgemaakte wetten in deze democratie (waarbij abortus, prostitutie, alcohol en dergelijke worden gelegaliseerd) ongeloof is. Allah had hem begunstigd met welspraak en overtuigingskracht.

Hij hield van de jeugd waarmee hij vaak een praatje hield in onze buurt. De tijden in de Ramadan waren prachtige tijden. Jongeren kwamen massaal naar de Moskee, hij was één van de broeders die de jeugd de Tawheed (monotheïsme) uitlegde en de verplichting van de Jihaad. Hij was een zeer goede spreker en was een prominente broeder in de Dawah. Zo legde hij uit dat de oplossing voor de problemen van deze Ummah in de Jihaad lag. Zoals wij ook uit de overleveringen leren, waaronder de bekende overlevering: “Wanneer jullie handelen in woekerrente, de koeienstaarten achternalopen en tevreden zijn met het boerenleven (d.w.z slechts bezig zijn met het najagen van dit wereldse leven), en de Jihaad verlaten. Dan zal Allah een vernedering op jullie neder zenden die niet verwijderd zal worden totdat jullie terugkeren naar jullie Religie.” (Sunan Abu Dawud)

Hij had ook de vurige wens om op de Jihaad te gaan. Hij wou eigenlijk naar Noord-Mali gaan, maar Allah heeft verordend dat het Syrië werd. Zijn liefde voor de Jihaad bewees hij ook op het slagveld. Allah is mijn Getuige als ik zeg dat Abu Baseer van geluk sprong wanneer hij hoorde dat er gevochten moest worden. Zijn moed op het slagveld en zijn zorgzaamheid voor de gewonde broeders was iets wat vele Mujahideen hier is bijgebleven. Hij was altijd één van de eerste die de vijand opzocht, en hoewel hij jonger was dan ons was hij degene die ons motiveerde in de Jihaad. Later zullen wij zijn heldendaden vlak voor zijn Martelaarschap op het slagveld van Khan Toman delen.

Hij behoort tot de mensen die men als helden dient te nemen. Heel Nederland staat juichend op als een voetballer van het Nederlands elftal een doelpunt scoort, maar niemand die zich laat horen als een held zoals Abu Baseer zijn leven opoffert voor rechtvaardigheid? Steker nog, hij wordt zelfs besmeurd met lage aantijgingen, hij zou als kanonnenvoer hebben gediend en noem maar op. In wat voor een media-hypnose verkeren deze mensen? Deze jongeman was en is een heldhaftige leeuw!

Terwijl de jeugd in Nederland bezig is met comazuipen en het achterna rennen van hun dierlijke begeerten heeft deze jeugdige held van eenentwintig zijn leven opgeofferd voor rechtvaardigheid, hij heeft zijn leven als schild aangeboden voor het

Page 65: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

64

onschuldige Syrische volk. En wij staan te juichen voor een voetballer die een doelpunt scoort? Het wordt tijd dat men de fictieve helden vervangt met Martelaren zoals Abu Baseer, werkelijke helden. De Nederlandse Moslims moeten trots zijn dat zij Martelaren uit hun midden hebben voortgebracht in Syrië, zij moeten inzien dat dit een enorme eer voor hun is waar Allah hun mee heeft begunstigd en waarmee Hij hen in nobelheid heeft verheven. Wees geen media-schaap beste broeders en zusters en laat jullie niet misleiden, zie in dat de Martelaren die uit jullie midden heen zijn gegaan in Syrië een grote bron van trots voor jullie is.

Hoe kunnen wij tevreden zijn met het comfortabele leven als we horen dat de vervloekte Shia drie maanden geleden, meer dan dertig Moslim vrouwen hebben verkracht in Homs! En daarna op straat werden ontbloot en gedood. Hoe kunnen wij tevreden zijn met het comfortabele leven als we horen dat onze zuster Fatima uit Iraq (lees haar brief!) meer dan negen keer op een dag werd verkracht, door de Amerikaanse varkens in de martelkamers van Abu Graib. Hebben jullie de foto’s uit Abu Graib niet gezien? Hebben jullie niet over deze zaken gehoord? Hoe kun je dan nog blijven chillen in Shishalounges en doorgaan met het leven alsof er niets aan de hand is? Uitgaan in de weekenden, achter de vrouwen aanrennen, dromen over dure auto’s en vakanties. Is dit hoe een nobele Moslim man, met eer en trots, door het leven hoort te gaan? Lezen wij de biografieën niet van de Profeten en Metgezellen? Zijn zij niet onze voorbeelden, onze helden die wij als rolmodellen nemen?

Zoals Umar ibn Khattab heeft gezegd: “Wij zijn een volk dat glorie en trots heeft gekregen middels de Islaam en indien wij dit hierbuiten gaan zoeken dan zal Allah ons vernederen.” Wij moeten ons realiseren dat de overwinning, nobelheid, glorie, trots, respect en rechten niet worden gewonnen als we achter onze lage dierlijke begeerten blijven rennen. Dit siert een werkelijke man niet, een man staat op voor idealen en moralen. Zonder moed, opofferingen, geduld en heldhaftigheid zullen wij in vernedering blijven leven en onze gevoel van eigenwaarde en trots nooit terug kunnen winnen.

De Profeet – vrede zij met hem – heeft ons de werkelijke mannen omschreven en zei: “Laat de slaaf van de Dinar, de Dirham en Khamisa (d.w.z. rijkdom en luxe kleding) vernietigd zijn. Want wanneer hij ze krijgt is hij tevreden, zo niet, dan is hij ontevreden. Laat zo een mens vernietigd en vernederd zijn, en als hij slechts wordt gestoken door een doorn, laat hem dan niemand vinden die dit er voor hem uit haalt. Al het goede is voor de dienaar die de teugels van zijn paard beetneemt en op Het Pad

van Allah strijdt, met warrig haar en zijn voeten bedekt onder het stof. Als hij in de voorhoede wordt aangesteld, dan is hij tevreden met zijn positie. En als hij in de achterhoede wordt aangesteld, dan accepteert hij z’n positie met genoegen. Als hij om toestemming vraagt, wordt hem geen toestemming gegeven. En als men bij hem bemiddeld, dan wordt zijn bemiddeling niet geaccepteerd (vanwege zijn nederige verschijning, en het feit dat mensen op hem neerkijken).” (Saheeh Bukhari)

De slag van Khan Toman

Allahu Akbar, we kregen te horen dat er een grote veldslag aan zou komen tegen de honden van Bashar. Het betrof één van de grootste legerbasissen van Syrië,

Page 66: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

65

misschien zelfs de grootste. Vele broeders uit Nederland hadden de gunst gekregen om te vechten in deze slag, ook Abu Baseer. Het waren spannende tijden. Want we moesten nog te horen krijgen in welke linie we zouden vechten. Wij hebben ons die week allemaal mentaal voorbereid. In de zin dat wij veel Dua en veel Dhikr hadden verricht, en elkaar om vergiffenis hebben gevraagd. Want het kon zomaar de laatste momenten van je leven zijn. Voor elke Mujahid is het een droom om op de eerste linie te staan; er is dan grote kans op het verkrijgen van het Martelaarschap. En er is overgeleverd dat de beste Mujahid, de Mujahid is die zich op de eerste linie bevind. Maar de eerste linie moest wel verdiend worden. De broeders die het beste hebben getraind, en beschikken over de beste Akhlaaq (gedragscode) worden hiervoor uitgekozen. En Abu Baseer was een broeder die over deze kwaliteiten beschikte, dus hij kon zich voorbereiden op een plek in de eerste linie. Ik werd eerst met hem ingedeeld, maar op de dag van de aanval werden sommige pelotons veranderd. Ik zat dus niet meer in zijn peloton.

We vertrokken die ochtend vanaf het thuisfront in verschillende groepen naar Khan Toman. De opdracht van de Amir was resoluut; dit keer nemen we geen gevangenen en terugtrekken is ten strengste verboden! We namen afscheid van elkaar, en soms was het best emotioneel. Want op dit soort momenten weten we gewoon bijna zeker dat er broeders onder ons aanwezig zijn die ons definitief als Shuhadaa zullen verlaten. We vroegen elkaar om vergiffenis en maakte een paar foto’s samen. Abu Baseer kwam naar mij toe en gaf mij een zakje snoep, een chocoladereep en wat kleine EHBO-spulletjes. Lachend zei hij tegen mij “Voor het geval je gewond raakt en bloed verliest, dan heb je suiker nodig.” Hij zorgde altijd goed voor de broeders en bij Allah hij had een heerlijk gevoel voor humor.

Khan Toman is een grote legerbasis met veel soldaten van Bashar. Het zou een moeilijke strijd worden want vanuit elke linie moest er een gat doorboord worden in de rangen van de vijand, en dit op een open veld. Wij verzamelden ons allen apart in zeven verschillende pelotons onder verschillende commandanten. Ons aantal was die dag rond de vijfhonderd, en de aantallen van de vijand lag zeker boven de tweeduizend. Wij zouden na het zonsondergang gebed (Maghreb) aanvallen. Maar de leider zou eerst het Salat Al-Istikhara verrichten (een gebed voor Goddelijk raad en leiding) of we die avond zouden aanvallen of de avond erop. Het werd uiteindelijk de avond erop.

Het peloton van Abu Baseer moest als één van de eersten de vijand uitschakelen. Wij waren in het donker vertrokken, en hoewel er veel geluid was van onze kant had Allah de vijanden verblind. Het was een wonder op zich dat zij niet in de gaten hadden dat wij die dag aan zouden vallen. Het peloton van Abu Baseer had één van de moeilijkste opdrachten, want zij waren namelijk de tweede groep die aan moest vallen. Als deze aanval mis zou gaan dan zouden zij omsingeld worden door de vijand en er zou geen uitweg meer zijn voor hen. Hij vocht onder Abu Baraa Al-Homsi, een Ansaari die bekend stond om zijn enorme moed. Het was avond, stil, hier en daar hoorden wij een

mortiergranaat vallen die de vijand ongericht afschoot. Het was afwachten op het startsein. En ineens hoorden wij de eerste schoten van de broeders en de strijd was losgebarsten. Het peloton van Abu Baseer was doorgedrongen in de rangen van de

Page 67: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

66

vijand, ze marcheerde naar voren, zochten dekking, en marcheert weer voort. Zij lagen na heftige vuurgevechten op hun buik en zochten dekking. De broeders vertelden later dat de kogels en bommen overal terecht kwamen behalve op de broeders zelf. En één van de wonderen die ze hadden meegemaakt (iets wat wij meerdere malen meemaken) is dat wanneer een mortier of bom tussen de broeders valt, deze niet ontploft. Dit zijn de wonderen in de Jihaad die wij vroeger alleen in de boeken van Abdullah Azzam gewend waren te lezen. En SubhanAllah nu maakten wij dit zelf mee! Wat een gunst dat wij dit van dichtbij mogen ervaren.

Een broeder die samen met Abu Baseer was vertelde:

“Ik lag samen met Abu Baseer, op slechts een paar meter afstand van elkaar, dekking te zoeken tegen de heftige aanval van de vijand. Wij lagen vijf uur op de grond, en het bleef maar heftig! De vijand wou kosten wat kost dit gebied behouden. En wij moesten wachten totdat de eerste groep naar binnen was gedrongen. Pas daarna konden wij naar voren. Maar wonderbaarlijk genoeg raakte niemand gewond! En dat terwijl de kogels ons letterlijk om de oren vlogen.”

Abu Baseer was één van de broeders die op dat moment in slaap was gevallen. Stel je voor, je kan op elk moment geraakt worden door een kogel en jij neemt doodleuk een dutje?? Maar dit zijn de gunsten in de Jihaad die Allah aan Zijn dienaren schenkt. Dit gebeurde ook vaak met de Metgezellen in hun Jihaad. Het is Sakeena (een innerlijke rust en vrede) van Allah ‘Azzawajjal.

“Abu Saalih, kom eens!” Zei hij. “Waarom?” Antwoordde Abu Saalih. “Ik heb je nodig, kom gewoon even.” Abu Saalih kroop dus naar hem toe en was op alles voorbereid. “Ik heb iets nodig uit mijn vest achter op mijn rug, haal het eruit.” Hij vroeg “Wat moet ik eruit halen?” Abu Baseer zei “Er zit een zakje in, ik heb het nodig..” Abu Saalih zocht en vond wat EHBO-dingen, een aansteker, een mesje.. “Nee, ik zoek een zakje.” Zei hij. Totdat Abu Saalih een zakje snoep vond en het hem liet zien. “Juist, dat zocht ik! Maak het open en eet met mij dit zakje snoep op!” Dit was Abu Baseer! Dit was hoe hij altijd een prettige sfeer in de groep bracht, zelfs in zo een gespannen moeilijke situatie. Zij hadden later deze dag de vijand ook met de Wil van Allah overrompeld en hadden hun kant van de legerbasis overgenomen. En niemand van de broeders was gewond geraakt wal-hamdulilaah.

Nadat ik en de broeders ook klaar waren met de vijand, werden we de volgende dag naar een andere plek op deze veldslag gestuurd als versterking. Dit was de plek waar de heftigste gevechten waren en waar de kufaar alles-op-alles hadden gezet. Ik was samen met de broer van Abu Baseer -en andere broeders die wij uit Nederland kennen- de frontlinie binnen gekomen. Totdat we een glimlach in de verte zagen, het was Abu Baseer die ons welkom heette. Ik groette Abu Baseer en we besloten dat wij samen zij aan zij zouden strijden. Een droom waar elke Mujahid van droomt was voor ons uitgekomen. Iedere Moslim met liefde voor de Jihaad droomt ervan om met zijn goede kameraden, met een geweer in de hand, de vijanden van de Ummah te bestrijden. Wie had dit ooit kunnen verwachten toen wij nog in Nederland waren?! Deze droom was nu werkelijkheid geworden.

Page 68: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

67

De avond was bijna gevallen toen we nog wat schermutselen met de honden van Bashar mee maakten. Na Maghreb had de vijand zich volledig teruggetrokken en wij hadden van onze plek een Ribaat-post gemaakt. Ik zou samen met Abu Baseer en vier andere Ansaar die avond en nacht deze

plek blijven bewaken. Het werd een koude nacht, we hadden honger en er waren weinig tot geen dekens. We lagen met zijn allen op hard beton. Sommige van ons hadden ruim 48 uur niet geslapen. En toch moesten we om de beurt geconcentreerd de wacht houden en uitkijken voor de vijand. Maar dit is wat Allah bedoelt met geduld tijdens de Jihaad. En dit zijn één van de zaken in Jihaad die je in een land als Nederland nooit zult begrijpen, het is tijdens de daadwerkelijke Jihaad dat je de toppunt van Jihaad An-Nafs ervaart. Dit is het moment waarop het meest van je wordt gevraagd als mens. Ik kan mij geen andere situatie bedenken waarbij de innerlijke strijd die je voert nog groter is. De externe strijd is dan ook slechts een reflectie van de innerlijke strijd die je voert, als je de innerlijke strijd verliest dan zal je de externe strijd ook verliezen. En andersom exact hetzelfde.

Nadat we het Fadjr gebed hadden gebeden gingen we de vijand opwachten aan de frontlinie. Ze waren dit keer met nog zwaardere wapens teruggekeerd, waaronder meerdere tanks en zware artillerie. Op een gegeven moment was ik Abu Baseer kwijt geraakt tijdens het reorganiseren van de formaties en linies. Ik besloot hem te gaan zoeken. Ik moest en zou hem vinden want we zouden die dag samen het Martelaarschap opzoeken, zoals we hadden afgesproken. Op welke plek zou ik hem kunnen vinden? In de voorste frontlinie, de dichtstbijzijnde plek tegenover de vijand! Dit was de plek waar ik de grootste kans had om hem te vinden, want hij dacht alleen maar aan vooruit marcheren! Maar nadat ik hem hier niet had gevonden heb ik mij opgesteld bij de andere broeders uit Nederland. Totdat we Abu Baseer tegenkwamen met een doos vol lekkernijen en fruit. Hij had dus, terwijl wij lang niets hadden gegeten, ontbijt geregeld voor meer dan twintig man. Hoe en vanwaar hij dit heeft geregeld was een raadsel. Maar dit is hoe hij was, dit is hoe hij aan zijn broeders dacht. Dit was hoe hij van zijn broeders hield, en hoe wij vanzelfsprekend van hem hielden.

Het energiedrankje

Nadat we wat hadden gegeten vertelde Abu Baseer mij dat we beter de rechterflank konden nemen, en dat we dus beter van plek konden veranderen. Op de vraag waarom antwoordde hij: “Waar wij nu zitten is weinig actie broeder. We kunnen beter de rechterflank pakken want daar is veel meer actie.” Ik stond lachend op, liep met hem weg en onderweg vroeg ik toestemming van de Amir om van plek te veranderen. Hij stemde in. Op de rechterflank aangekomen kwamen we een paar broeders tegen met eten en drinken. De broeder bood ons energiedrankjes aan, waarop Abu Baseer een blikje aannam en het achter in mijn vest deed, en tegen mij zei: “Hier pak aan, je zal het nodig hebben!” Toen de broeder hem ook een blikje wilde geven antwoordde hij overtuigend: “Nee nee ik hoef niet, ik ga in Djennah drinken!” Meteen na deze woorden nam hij mij mee en we vertrokken naar het strijdfront. SubhanAllah de overtuiging waarmee hij dit zei blijft mij nog steeds bij.

Zijn Martelaarschap

Page 69: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

68

Het was een zwaar gevecht, dit was namelijk het laatste bolwerk van de Kufaar. Er werd heftig geschoten en de broeders hadden last van de tanks die ons veel bestookten met bommen. Alhamdulilaah beschikten de Mujahideen ook over tanks en veel anti-tank raketten. Onze Amir Abu Al-Baraa had een raketwerper tot zijn beschikking en wou deze gaan afvuren op een tank die het ons die ochtend heel lastig maakte. Hij had mankracht nodig. We waren in een groepje met meerdere broeders en hij vroeg ons wie met hem mee zou gaan om de raket af te vuren. Abu Baseer bood zich meteen als eerste aan, wetend dat dit hier een grote risico aan hing. En hij nam mij op sleeptouw. Al was Abu Baseer een paar jaartjes jonger dan ik, hij was degene die mij op sleeptouw nam en moed insprak.

Terwijl hij in Nederland naar mij luisterde en advies vroeg, keek ik nu naar hem op en vroeg ik hem om advies. Zijn uitstraling en overtuiging op het slagveld was indrukwekkend. We moesten nu met z’n drieën een open veld oplopen met als dekking enkel wat hoge gras van een halve meter. Nadat één van de broeders ons had geholpen om het prikkeldraad door te knippen vertrokken we rennend het open veld op. Ze schoten op ons met machinegeweren en scherpschutters. De tank daarentegen had ons (nog niet) gezien. We probeerden een beetje dekking te zoeken tussen wat hoge gras. De kogels vlogen ons letterlijk om de oren. Abu Al-Baraa was samen met Abu Baseer drie meter voor mij, hij moest de broeder helpen bij het afvuren van de raket. De tank was recht tegenover ons op een afstand van niet meer dan 50 meter! Zeer dichtbij. En tel daarbij op dat ze boven de tank ook nog een artillerie-geweer hadden. Ze schoten nu niet alleen kogels op ons af, maar ook de bommen ontploften naast en om ons heen. Op dit soort moment kun je niet meer dan veel Dua en Dhikr doen.

Dat is ook het advies dat ik Abu Baseer gaf terwijl zij samen de raket klaar maakten. “Abu Baseer vergeet nu niet om Dua te doen!” Hij vertelde mij dat hij dit inderdaad aan het doen was. Het moment brak aan waarop ze de raket wilden afschieten, maar de raket blokkeerde. En dit terwijl het een splinternieuw model was. Het was slechts de Beschikking van Allaah dat dit zou gebeuren.

Alhamdulilaah Allah had het zo bepaald. Wij hadden een Walkietalkie maar er heerste veel chaos door de keiharde gevechten. Abu Al-Baraa gaf mij nu het bevel om terug te keren naar de broeders, en de broeder te halen die door omstandigheden niet mee kon gaan om te schieten. Hij was namelijk de specialist in het afschieten van dit soort raketten. Ik moest nu een veilige terugweg zien te banen op een open veld, terwijl de vijand ons duidelijk in het vizier had. Ik vertrouwde op Allah, stond op en rende richting de broeders. Onderweg moest ik dekking zoeken tussen het hoge gras, en Abu Baseer vertelde mij dat ik het beste rechts kon lopen. “Rechts, loop rechts..” Dit was inderdaad de beste manier om te lopen, dekking zoekend, soms struikelend, een weg banend naar de broeders. Dit waren meteen ook de laatste momenten die ik mee had gemaakt met hem..

Toen ik bij de broeder aankwam, legde ik de situatie uit. De broeder moest zich voorbereiden om met mij terug te gaan naar Abu Al-Baraa en Abu Baseer, om de raket af te vuren. Totdat we plots door de walkietalkie te horen kregen dat er een Shaheed was gevallen op de rechterflank. Mijn hart ging op dat moment tekeer. Zou het Abu Baseer zijn? Hebben zij zich niet vergist en bedoelen zij een andere

Page 70: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

69

rechterflank? Ik wilde het niet geloven en hoopte dat het een foutje zou zijn in de communicatie. Maar het bleek dus echt te gaan om een broeder bij de plek waar ik en Abu Baseer waren. Dit gebeurde ongeveer tien minuten nadat ik ze daar had gelaten. Nadat sommige broeders de Shaheed hadden opgehaald keek ik van afstand wie het zou zijn. Ik keek en bleef kijken, totdat ik Abu Al-Baraa aan zag komen lopen samen met de andere broeders. Ik wist het nu zeker.

Ik rende naar hun toe en zag daar Abu Baseer liggen. Laa ilaaha illa laah! Het enige wat ik kon doen was de broeders helpen met het prikkeldraad doorknippen, en was weggezonken in gedachten.. Ik hoorde enkele broeders mij wat vragen stellen, maar ik had de kracht niet om te antwoorden. Hij werd met kogels geraakt in zijn hals. Precies op de plek waar zijn broer een paar dagen voor zijn Martelaarschap over had gedroomd. Abu Baseer had gekregen wat hij zo graag wenste. Hij droomde van het Martelaarschap en de groene vogels. Diezelfde dag hebben wij hem begraven met een glimlach op zijn gezicht, net als vele Martelaren die wij hier hebben gezien. Hij stond altijd voor zijn Moslim broeder klaar met een glimlach, en nu werd hij met diezelfde glimlach begraven.

Eén van de gunsten van een Martelaar is dat zijn dood pijnloos is, het is de meest aangename dood. Abu Hurairah heeft van de Profeet – Vrede zij met hem – overgeleverd: “De Martelaar ervaart de pijn van de dood niet, behalve de pijn zoals je die voelt bij de prik van een doorn.” (An-Nasaai)

Een paar uur nadat Abu Baseer Shaheed was gevallen hadden ze dit laatste bolwerk overgenomen. Het hele legerbasis was toen dus bevrijd, binnen twee dagen! De tank die we wouden uitschakelen was later ook door de Mujahideen vernietigd. Vele honden van Bashar zijn in deze strijd gedood, en het wapenarsenaal aan oorlogsbuit was heel groot. Er werden 27 ondergrondse bunkers vol met wapens en munitie als oorlogsbuit genomen; waarmee het westen deze bloeddorstige tiran tot de tanden mee had bewapend. En dan hebben we het slechts over de ondergrondse bunkers, dus exclusief de bovengrondse. Er werd ook twee miljoen liter diesel buit genomen. Dit was een geweldige overwinning. Het was een prachtige veldslag om als Martelaar op te sterven.

De overwinning

Later hoorden wij van velen, en realiseerden wij ons zelf ook, dat deze geweldige overwinning slechts enkel en alleen met de Hulp van Allah mogelijk was geweest. We moeten als Moslims beseffen dat onze overwinningen niet in onze materiele kracht liggen, maar slechts en alleen in Allah.

Onze kracht schuilt in geduld en uithoudingsvermogen. Zoals Allah heeft gezegd tegen de Kinderen van Israël toen ze weigerden te vechten tegen Goliath, omdat zij zichzelf te zwak en de vijand te sterk achtten. Allah zei tegen hen: “Hoeveel kleine troepen hebben wel niet van grote troepen gewonnen, met het toestemming van Allah. En Allah is met de geduldigen.” (Al-Baqarah, vers 249)

Wij leren in de Islam dat wij niet op onze aantallen en materiele kracht moet rekenen, maar op Allah. Dit is iets wat wij dringend moeten realiseren. Allah heeft daarom ook geopenbaard: “Voorzeker, Allah heeft jullie op menig slagveld geholpen.

Page 71: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

70

En op de dag van Hunain, toen jullie grote aantallen jullie trots hadden gemaakt, maar dit heeft jullie niets gebaat en de aarde werd ondanks haar uitgestrektheid nauw voor jullie. Daarom wendden jullie je vluchtend af.” (At-Tawbah, vers 25)

Dit vers gaat over de Slag van Hunain, toen de Moslims uit 12.000 mandschappen bestonden, tegenover 4.000 ongelovigen. Maar dit aantal heeft de Moslims niets kunnen baten. Allah leerde hen en ons hiermee dat onze bron van kracht en overwinning bij Allah ligt. En dat geduldig en uithoudingsvermogen de sleutel is, niet manschappen of materiele kracht. De Mujahideen staan vrijwel altijd in de minderheid tegenover hun vijanden, ook als we de geschiedenis bestuderen. Dit is dus niets nieuws, laat jullie niet ontmoedigen door onze kleine- en hun grote aantallen.

We moeten erbij stilstaan dat de Islam bij één persoon, en bij een onderdrukte zwakke minderheid in Mekka is begonnen. En kijk nu? De Islam is een onweerstanbare kracht, de Islam heeft meer dan de helft van de wereld bereikt, en er zijn meer dan anderhalf miljard Moslims op de wereld. Hoe is dit tot stand gekomen? Door de wapens van Amerika of Rusland? Door de hulp van de Verenigde Naties? Nee! Allah is Degene die de Islam deze overwinning heeft gegeven. Zelfs een ongelovige kan er met zijn verstand niet omheen hoe de Islam zo groot en sterk is geworden, terwijl het begon bij één persoon en een zwakke onderdrukte minderheid ten midden van een kansloos woestijn.

Zoals Allah heeft geopenbaard: “En gedenkt toen jullie met weinigen waren en zwak waren (en onderdrukt werden) in het land. Jullie waren bang dat de mensen jullie zouden grijpen. Waarnaar Allah jullie beschermde (een toevluchtsoord gaf in Medina) en versterkte jullie met Zijn hulp. En Hij voorzag jullie met goedheden, zodat jullie dankbaar zullen zijn.” (Al-Anfaal, vers 26)

De verblijdende droom

Een maand later kwam ik samen met zijn broer Abu Al-Baraa tegen, en hij vertelde ons dat hij Abu Baseer een paar minuten voor zijn Martelaarschap vroeg of hij bang was. En hij zei dat Abu Baseer antwoorde met: “Waarom zou ik bang zijn als ik straks in het Paradijs ben?”

Een goede vriend van Abu Baseer die hier ook in Syrië is, heeft het volgende over Abu Baseer gedroomd. Hij droomde dat hij naast Mourad zat, en vroeg hem: “Mourad, waar ben je?” Hij zei: “Ik ben in Al-Djennah.” Hierop vroeg hij hem: “Heb jij Allah al gezien?” Mourad antwoordde: “Nee, maar Hij heeft mij de Salaam (vredesgroet) gegeven, en Allah vroeg mij wat ik wenste. Ik antwoordde; Ik wil weer de Shahada, ik wil weer de Shahada, ik wil weer de Shahada.”

Dit doet denken aan een wens van de Profeet, er is namelijk van hem – Vrede zij met hem – overgeleverd in Saheeh Bukhari: “Bij degene in wiens hand mijn ziel ligt, ik wenst dat ik gedood zou worden op Het Pad van Allah, en weer tot leven werd gewekt en weer gedood zou worden op Het Pad van Allah.” En dit herhaalde hij drie keer. Hij heeft dit hele leven samengevat in deze wens.

Page 72: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

71

En in Saheeh Muslim is overgeleverd dat Masruq zei: “We vroegen Abdullah ibn Masud over dit vers: “En denkt niet over degenen, die op Het Pad van Allah zijn gedood, dat zij gestorven zijn. Integendeel, zij leven bij hun Heer waar zij voorzien worden.” (Ali Imraan, vers 169)

Abdullah ibn Masud antwoordde: “Wij vroegen hiernaar en de Profeet – Vrede zij met hem – zei: “Hun zielen bevinden zich in groene vogels, die lantaarns hebben hangen aan de Troon. Zij vliegen vrij rond door het Paradijs, waar zij maar willen. En zoeken beschutting in deze lantaarns. Dan laat hun Heer Zijn blik op hen vallen en vraagt: “Wensen jullie nog iets?” Zij zeggen: “Wat zouden wij nog wensen, nu wij vrij door het Paradijs kunnen vliegen?” Hij vroeg hen dit driemaal. En toen zij inzagen, dat zij niet van deze vraag konden ontwijken, zeiden zij: “O Heer, wij zouden graag willen dat U onze zielen weer in onze lichamen terugbrengt, zodat we nog een keer voor U kunnen vechten.” En toen Hij zag dat zij niets meer nodig hadden, liet Hij hen met rust.”

Anas heeft van de Profeet – Vrede zij met hem – overgeleverd: “Geen enkele ziel die in het goede staat bij Allah – en sterft – zal wensen om terug te keren naar de wereld, behalve de Martelaar. Hij zal wensen dat hij terug kon keren naar zijn leven zodat hij nog een keer als Martelaar kon sterven, want hij heeft de eer geproeft die je met het Martelaarschap bereikt.” (Saheeh Muslim)

Afsluitend vragen wij Allah om het gezin van Abu Baseer te beschermen. Wij vragen Allaah om hem genadig te zijn en hem te accepteren als Shaheed. Wij vragen Allah om ons samen met hem te verzamelen in Al-Djennah. Oh Allah begunstig ons met het martelaarschap en neem van onze bloed, en van onze bezittingen, en van onze inspanningen en opofferingen totdat U tevreden over ons bent.

Jullie broeder Abu Jandal.

Page 73: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

72

LEGENDA: XXX Geopolitiek XXX Marginalisering XXX Identiteitscrisis XXX Associatie met moslims XXX Islamofobie/ Discriminatie XXX Eerherstel XXX Discours XXX Beperkt onderscheid islam en terreur XXX Religie INTERVIEW 1 I: Oke nou, de opname loopt. Ik benadruk nog maar eens dat ik deze opname weer ga verwijderen, als ik hem heb uitgetypt, en dat je naam, dat het volledig geanonimiseerd wordt. Dus in de uitgetypte versie zal je naam nergens meer voorkomen, je bent dan gewoon respondent “nummer” R: Top I: en je bent de eerste respondent die ik spreek, dus ik hoop dat ik de juiste vragen stel. R: Oh oke, ja, ik zal ook mn best doen, hahah I: Hahah, ja dankje! Ik heb al wel veel gelezen, natuurlijk, he. En ook een autobiografie van een gederadicaliseerde. Dus ik heb denk ik al wel een idee. R: Goed. I: En dat is dus ook, mijn onderzoek gaat over de mate waarin het discours, dus de manier waarop we praten en schrijven, de mate waarin dit, in de media en politiek, de manier waarop wordt geschreven en gepraat in het Westen, in hoeverre dat invloed heeft gehad op de radicalisering. Van jou nu specifiek. Daar gaat dit interview over. R: Perfect. I: Dus allereerst de vraag, in hoeverre, of, hoe religieus ben je opgevoed. R: Nou, wel een beetje, maar het speelde in ons huishouden niet een grote rol. Ik was eignelijk er meer meebezig dan mijn ouders. Want mijn ouders, allebei uit Egypte, zij waren daar minder in betrokken. Of ze deden dat meer gematigd. I: En jij, je begon je op een gegeven moment, meer te verdiepen, meer dan je ouders ook, wanneer? R: Ik denk toen ik een jaar of 20 was, iets daarvoor. I: En hoe.. hoe uitte zich dat?

Page 74: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

73

R: Ik ging meer naar de moskee en me op de juiste manier kleden, en naar de moskee. Dagelijks bidden. Dat soort dingen. I: En – R: Vooral de, sorry I: Nee ga je gang R: Vooral de regels volgen dus, niet dat die niet belangrijk zijn hoor. Maar islam is meer dan dat. I: Ok. En dat zag je toen nog niet? R: Nee, ik was vooral bezig met de formaliteiten, he, dus, klopt het, is het volgens de regeltjes. I: Was dat, was dat in de tijd dat je radicaliseerde? R: Inderdaad, in de tijd dat ik me begon te verdiepen in de islam begon ik ook te radicaliseren I: Mag ik vragen, welke vorm nam dat aan? Je radicalisering R: Ja hoor. Dat begon uit een gevoel van onrecht, over de situatie in het midden oosten. Ik was … Ik had een gevoel... ik kreeg een gevoel voor het onrecht, dat in het Midden-Oosten werd aangedaan. Maar ook het Westen, in het Westen. I: En hoe uitte zich dat? R: Uhm – I: Of nee, wacht, sorry hoor… Hoe begon dat? R: Dat begon met een periode van, als ik zo terugkijk, met een periode van onvrede over hoe de internationale politiek functioneerde. Ik zag wat er gaande was in het Midden-Oosten en de chaos die daar mee gepaard ging, he, onder de war on terror, van amerika. I: In irak en afghanistan? R: Ja precies. Maar er gebeurde meer, het ging ook over, nou allereerst Israel en Palestina natuurlijk. Dat conflict, die onrechtvaardigheid, dat was een grote bron van woede voor mij, en voor veel mensen denk ik. I: Waarom dan? R: Nou ik denk dat het voor zich spreekt. Je hoeft het niet te compliceren, een conflict als dit, en het onrecht daarvan, is het makkelijkst te begrijpen als je kijkt naar de machtsverhoudingen. Israel is oppermachtig, terwijl Palestina weinig middelen heeft. Zulke

Page 75: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

74

ongelijkheid resulteert, van macht he, die resulteert natuurlijk vanzelf in ongelijkheid op zich. Tenminste, als niemand het voor de underdog opneemt. I: Ja precies – R: En niet dat daarmee het conflict makkelijker op te lossen is. Dat is te complex, maar dat is wel waarom mensen zich daarover kunnen opwinden. Juist daarover I: Dat snap ik, maar, als ik zo brutaal mag zijn, ik zie dat onrecht ook. Maar mij heeft dat nooit op datzelfde pad gebracht. R: Oja, kijk. Ik snap waar je heen wilt. En absoluut, dat is waar. Ik denk wel dat, en dit moet ik goed zeggen… dat het niet zo zeer de islam is die daarin doorslaggevend is geweest, als wel mijn achtergrond. Als minderheid, als kleurling in een blank land. Dat was minstens even bepalend. En dat je er hetzelfde uitziet als hen. I: Dat je dezelfde huidskleur hebt. Dat je ook Arabisch bent? R: Ja inderdaad. I: In plaats van dat je moslim bent? R: Ja. … Al hoewel, kijk, dat de identiteit moslim gaat opzich ook al verder dan religie. Ik zag moslims ook als een volk, niet alleen als een geloof, of een groep mensen met hetzelfde geloof. Er zat voor mij een verdere verbondenheid. I: Oke, snap ik … I: En wat voor een vorm nam je radicalisering aan? R: Nou, allereerst een enorme aandacht voor die conflicten en voor het onrecht van moslims. Dat was de voornaamste uiting, lange tijd. I: En dat was dus vooral een.. een manier van denken over de wereld? R: Ja I: Je deed daar niets mee, je handelde daar niet naar R: Nee, ik weet niet of je probeert te vragen of ik ooit een aanslag heb gepland, natuurlijk niet, hoe interessant dat ook zou zijn voor je onderzoek… [enigszins geërgerd]. I: Nee, sorry, zo bedoelde ik het niet echt… dat was onhandig sorry. … I: Ik vroeg me meer af, of je wellicht op forums sprak met anderen, of je een groepje vormde waarmee je die politiek besprak ofzo, he? Of dat je misschien contact probeerde te leggen met jihadisten in het buitenland.

Page 76: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

75

R: Oke. I: Dus? Speelde een van die dingen op een gegeven moment? De focus van mijn onderzoek is niet op jou, maar om een beeld te krijgen van hoe jou radicalisering is beinvloed moet ik een beetje weten hoe jou radicalere tijd eruit zag. R: Ja. Nee snap ik. Ik moet toegeven dat ik op een gegeven moment met de gedachte heb gespeeld om naar een land in moeilijkheden te gaan. Niet zo zeer Irak of Afghanistan, dat was me te heet onder de voeten. Maar ik wou graag naar Pakistan. I: Om je aan te sluiten bij de Taliban daar of gewoon om…? R: Nee, nee maar om meer onder de mensen te zijn, om omringt te zijn met mensen die meer hetzelfde dachten als ik. … R: ik was altijd al niet de grootste of dapperste van de klas, ik ben altijd meer een boekenwurm geweest. Dus de strijd aanbinden met de vijand was nooit voor mij weggelegd. Maar toen ik radicaliseerde groeide de afstand tussen mij en mijn vrienden, mijn goede vrienden. En dat was lastig. En dat kwam door mij wel vooral. Ik wou hen overtuigen van mijn gelijk, en ik was daar heel volhardend in. Dus je kon in die tijd praktisch niet een gesprek met me voeren zonder dat het ging over de onderdrukte Palestijnen, of de dictatoren in het Midden-Oosten die gesteund door het Westen hun eigen bevolking martelde. Of wat dan ook. Elk onderwerp bracht ik terug tot de onderdrukking van moslims. En dat wordt natuurlijk al snel vermoeiend, he, als je geen normaal gesprek kan hebben met mensen. I: hahaha, tja. I: En hoe begon dit? Dat je je bezig ging houden met die onderdrukking? R: Dat begon op de middelbare school. Met een incident, waarop ik opeens dacht, dit is alleen omdat ik niet blank ben. I: wat was dat incident? R: Ja iets knulligs, ik werd uit de les gestuurd, terwijl ik niets had gedaan, terwijl de boosdoener er met een sorry vanaf kwam. En hij was blank en ik was bruin en opeens dacht ik, aha, dus dit is racisme. I: Was dat ook zo? Heb je op de middelbare school veel te maken gehad met discriminatie? R: Nee, ik denk het niet achteraf. Het was een aardige leraar die ik erg mocht… Maar juist daarom denk ik, ik vond het zo oneerlijk, en dat bleef hangen dat gevoel. I: Oke, en toen, toen waren je ogen open voor de discriminatie in de wereld of in nederland? R: Nou dat gaat redelijk geleidelijk maar, of zo vertel ik het mezelf nu he, dat ene incident dat was de start. En langzaam ging ik ernaar opzoek. En wie zoekt vindt… En vooral de situatie in Nederland eerst. En ik werd me heel bewust van de achterdocht die mensen rond die leeftijd tegen mij begonnen te krijgen, rond mijn 17e ongeveer. Ik was een lange jonge,

Page 77: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

76

kromme rug, en een petje op. En bruin. Dat was iets waar mensen zich s avonds op straat niet mee op hun gemak voelde. En dat merkte ik. En dat stoorde mij ontzettend. Want ik wist, of dacht te weten in ieder geval, dat niet iedereen zo behandeld werd. Met blonde haren en blauwe ogen, no offense, krijg je die behandeling veel minder snel. I: Nee snap ik, ik denk dat je gelijk hebt. R: Ja en dat frustreerde me ontzettend. En het was net in die periode waarin ik opeen eruit zag als een man, en niet meer een onschuldige jongen, ik me begon te concerteren op dat soort dingen. I: En toen, hoe sloeg die focus op je eigen discriminatie om naar een antiwesters gevoel. R: Ik denk… dat was al gelijktijdig denk ik, maar het duurde even voordat ik dat in het zelfde verband plaatste. Dus het onrecht tegenover mij persoonlijk, en dat van de moslims in het algemeen. I: En dat ging gelijdelijk? R: Ja I: Maar toen het kwartje eenmaal viel was het klaar, toen had je het dus nergens anders meer over? R: Ja precies. Toen was ik helemaal om. I: Oke, nou duidelijk. Dan nu naar de achterliggende oorzaken. Je noemde al het geopolitieke, en je religie. Maar achteraf zeg je eigenlijk had die religie er niet zo heel veel mee te maken. R: Nee inderdaad. I: Je lijkt te zeggen dat dat onrecht tegenover moslims, dat dat nog steeds, dat je je daar nog steeds hetzelfde tegenover staat. R: Nee hoor. Kijk, ik denk dat moslims het moeilijk hebben wereldwijd. En onderdeel daarvan is weldegelijk acties van Amerika en Europa. Maar om te denken dat dat alles maar verklaard, dat is naief. Daar ben ik het niet meer mee eens. En evengoed trouwens is het nu meer dan ooit duidelijk dat de radicale islam ook niet het antwoord is op die problemen, als je kijkt naar de schade die die groeperingen aanrichten in Syrie, en in Irak. I: Oke, en… R: Maarja, des tijds zag ik dat anders. De voorbeelden waren zo overweldigend, en ik kenden ze alleen in die context, als de lijst aan voorbeeld die mijn verhaal bevestigde… Het maakt niet uit wat de realiteit is, he, dat het niet het Westen is dat jouw geloof aanvalt, of dat we ook de hele tijd met elkaar vechten, en dat niet iedere niet-moslim tegen je is, als je zoveel voorbeelden hebt, die achterelkaar worden gezegd, he, dan trap je in zo’n verhaal… En even belangrijk dus, dan ben je niet meer bezig met je geloof, maar met dat politieke

Page 78: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

77

I: Ja, oke, en in hoeverre speelde… je zegt dat je die discriminatie die je voelde, heeft die ook bijgedragen aan je radicaliserign? R: Ja zeker. Ik voelde me daardoor heel erg verstoten. En vervolgens slokte dat me op, de focus daarop he, en verloor ik daardoor ook vrienden, en dat droeg natuurlijk alleen maar bij aan dat gevoel dat je verstoten wordt. I: Ja dat kan ik me voorstellen. Was dat, het begin, de start van je radicaliseringsproces denk je? R: Ja. Daar begon het denk ik, dat je het idee hebt dat je er niet bij hoort, of kan horen. Je hebt niet hetzelfde uiterlijk als de rest. En niet dezelfde achtergrond. Dus als je daar niet bij hoort, waar dan wel. En mensen behandelen je niet op dezelfde manier als anderen, die wel blank zijn. Ik heb daarna erg geworsteld met mijn identiteit, doordat ik me zo verstoten voelden. Dat gaf me het gevoel dat ik niet in Nederland paste. Anders had ik het hier namelijk wel naar mijn zin gehad, en had ik hier mijn plek gevonden, dacht ik. En toen begon die identificatie met de rest van de wereld. Je begint je te identificeren met moslims overal op de wereld. En je ziet de onderdrukking van hen. Of die zag ik al, maar dat is het moment dat alles op zijn plek valt. En tegelijkertijd verloor ik dus allerlei vrienden…En mijn moeder was overleden kort daarvoor, wat een enorme impact had op mij. Dat was echt een gigantische klap. En toen voelde ik me erg alleen, en niet begrepen. Die combinatie dingen is erg explossief. En dat is ook waarom ik zo goed begrijp waarom er jongens zijn die wel naar Syrië vertrekken nu, of iets dergelijks. Je trekt je steeds verder terug, je gaat je steeds machtelozer voelen. En dan komt er iemand langs die zegt: zo kan je wat betekenen. Ik heb zelf alleen altijd gedacht dat de strijd niet voor mij was. Dat ik daar niet de man voor was. Anders was ik misschien wel vertrokken. Maar dat geweld trok mij niet. Gelukkig. I: Oke, ja, interessant. Wacht even hoor, ik schrijf even de dingen op die je hier noemt. Iets kunnen betekenen. Er niet bij kunnen horen hier, en dan identificeren met moslims overal. En de onderdrukking van hen. Goed. Helemaal helder. Dank. Oh, en denk je dat dus, die drang om wat te betekenen, he, dat dat ook een onderdeel is van je radicalisering R: uhm ja hoor. I: Zeg maar, je merkt dat je er hier niet bij hoort, en je voelt je misschien minder van een meerwaarde daardoor. En dat je dan graag wat wil betekenen, dus he, dat zo zit. R: Ja, ik geloof dat het een menselijke drang is, om erbij te horen. En op het moment dat je dat verliest, dan moet je dat ergens anders herwinnen. Dus zoals ik zei, dat is waarom mensen in een isolement, door radicalisering, opeens naar Syrië gaan. Naast al die andere dingen he natuurlijk. I: Oke, speelde dat ook voor jou? R: Nee minder in ieder geval. Ik bleef toch in dat isolement meer. Ik vond dat, of vind, dat ook minder onprettig. Zoals ik al zei ik ben altijd een beetje een boekenwurm geweest, dus het paste me meer dan sommige denk ik.

Page 79: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

78

I: Oke, dus dat verlies aan eigen waarde zeg maar, dat je nergens bij hoort, dat heb je niet geprobeerd te herstellen. Of over gedacht. R: Nou jawel, onderdeel van de reden dat ik naar Pakistan wou was om daar wat te betekenen. Maar uiteindelijk was de behoefte niet groot genoeg. Dus ik heb alleen met de gedachte gespeeld, maar ben daar nooit voor gegaan. I: Oke, top. Dan nu, over discours, dus de manier van praten en schrijven, specifiek. Denk je dat dat je hier niet thuis voelde, dat dat te maken heeft met de manier waarop politici en de media praten over moslims? R: Ja. Daar kan ik lang of kort over zijn, maar het lijkt me duidelijk dat als je de op en na grootste partij, die op een gegeven moment ook in de regering zit, als je hen hoort zeggen wat ze wel allemaal niet denken van de islam… Dan lijkt het me duidelijk dat dat invloed heeft. Dat lijkt me moeilijk te ontkennen. I: Heeft dat bijgedragen aan je radicalisering? R: Ja. Dat paste heel goed in dat eerste plaatje. Hij maakte praktisch de verbinding voor me, he. Dus ik ben hier niet welkom, en dat is omdat ik moslim ben. Dat spelde hij zo voor je uit. I: Wilders? R: Ja, ik zeg zijn naam niet graag… I: En heeft dat er ook aan bij gedragen dan dat je je meer ging identificeren met moslims? R: Absoluut. I: en minder met als Nederlander R: ja klopt I: oke goed, ja... checking boxes… R: Nee dat snap ik. I: En denk je ook dat deze manier van praten over de islam anderen heeft beinvloed. Dat mensen daardoor minder positief waren over de islam. Die niet moslims waren. R: Ja zeker, ik geloof nog steeds dat de mensen die het hardste schreeuwen toch het best gehoord worden. In elk geval door het meeste mensen. En je ziet bij de PVV, en ook bij Trump, dat dat duidelijk het geval is. En dat mensen die meningen klakkeloos overnemen. Zonder daar verder bij na te denken. I: En zo heeft het bij gedragen aan, misschien, discriminatie?

Page 80: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

79

R: Ja dat lijkt me wel. Het is natuurlijk moeilijk om in iemand anders zijn hoofd te kijken, he, maar als je maar vaak genoeg iets herhaald alsof het een waarheid is, zoals dat moslims terroristen zijn, dan zijn er mensen die dat overnemen. I: Precies. Oke… Oh, en die koppeling van islam aan terrorisme, was het voor jou des tijds duidelijk wat het verschil was? R: Hoe bedoel je? I: Nou je geeft aan dat je nu niet meer op dezelfde manier je geloof, doet zeg maar, als toen. R: Ja inderdaad. I: En dat je nu, of nee, dat je toen dus eignelijk ook veel meer bezig was met dat politieke. R: Absoluut, mijn focus lag op het onrecht dat een bevolkingsgroep werd aangedaan, veel minder op religie. I: Precies. Denk je dat de associatie, tussen de islam en terreur, of jihadisme, die in het discours aanwezig is, ook voor jou het verschil tussen de twee minder duidelijk maakte. Of dat – R: Ah zo. Dat is moeilijk te zeggen om eerlijk te zijn. I: Want ik kan me voorstellen, dat op het moment dat iedereen roept, dat is jouw religie, toch, dat je dan misschien zelf ook gaat denken dat is mijn religie. R: Hm ja precies. Ik weet het niet. Ik geloof niet dat dat bij mij het geval was. … R: Ik kan me moeilijk voorstellen dat ik wat mijn geloof is heb laten vertellen door mensen die daar geen verstand van hebben, van de islam. … Maar tegelijktijd… Je verwacht wel dat zoiets een invloed zou hebben he? Dat als mensen zoiets blijven herhalen dat dat je dan daar zelf in gaat geloven. I: Ja precies daarom vraag ik het. R: Maar dat gold denk ik toch niet voor mij… Ik weet het niet zeker, lastige vraag. … I: Oke, nou anders komen we er later op terug of zo R: Goed. R: Hoelang duurt het nog denk je? Ik heb geen haast hoor, maar misschien wel handig om te weten. I: Ik geloof dat we al een heel eind zijn. Even kijken…

Page 81: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

80

We hebben nu alles over de associatie met islam besproken, discriminatie, maar ook de koppeling voor jou dus, mogelijk... En de manier waarop het discours een vervreemdend effect had… En de identificatie met moslims… De drang naar eerherstel… … Ik wil eigenlijk nog een ding vragen over het discours. En daarna even kort hoe je deradicaliseerde als je tijd hebt. R: ja hoor I: Oke, wat vindt je van de manier waarop in de media en de politiek terrorisme wordt verklaard. Want we hebben nu allemaal dingen besproken die jou aanzette tot dat antiwesterse sentiment, wat we net allemaal zeiden eigenlijk, heb je het idee dat dat allemaal wordt belicht als we praten over terrorisme. R: nee. De nadruk ligt eigenlijk altijd op cultuur of religie. En nooit op politieke verhoudingen, in binnen of buitenland. I: Precies, oke, dus, als je dan las over een aanslag, de berichtgeving daarvan, dat kwam dus niet overeen met jouw beeld he? Denk je dat dat bij heeft gedragen aan je antiwesterse sentiment weer? R: Ah kijk. Nou… Ik snap wel wat je bedoeld ja… Maar ik denk eigenlijk, ik was toen al lang niet meer bezig met wat Westerse media zeiden. Ik zat al zo in mijn eigen bubbel dat ik niet hier gewoon niet mee bezig was. Dus nee, dat heeft niet zo op mij een effect gehad denk ik. I: Omdat je zo beperkt bezig was met hoe er erover geschreven werd? R: Ja exact. Alhoewel het is een onderwerp waar je natuurlijk niet omheen kan, he. Dus ik heb dat des tijds vast mee gekregen. Maar, dan, dan zette ik dat in voor mijn eigen verhaal. ik gebruikte het vast om mijn eigen wereldbeeld te bevestigen, maar dat deed ik met alles. Ieder voorbeeld van kwalijk gedrag van het westen zette ik weer in om anderen te overtuigen van mijn gelijk, dit vast ook. I: Oke helder. Dus niet, want… R: Want ik was al antiwesters tegen die tijd. Dit heeft denk ik niet verdere radicalisering gevoed. Het was een bevestiging van mijn wereldbeeld alleen. I: Goed, duidelijk weer. Oke en tot slot, je deradicalisering? R: Ja oke, nou. Dat kwam eigenlijk door mijn ouders. Wat ik bij mijn vrienden deed, ze overtuigen van dat onrecht, dat deed ik ook bij mijn ouders. En zij vonden dat maar een zorgelijke ontwikkeling. En mijn vader, die de koran veel beter begreep dan ik, en het is soweiso een intelligente man, die ging met me indiscussie, maar pas laat. Hij heeft eerst een tijd geluisterd, iedere keer als ik weer kwam eten, en dan hoofdschuddend he, haha, en op een gegeven moment, toen hij wist wat ik dacht. Toen ging hij er tegen in. En daar was hij heel goed en overtuigend in. Dus hij kon passages aanhalen, en ook wat betreft internationale

Page 82: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

81

politiek. Dat het echt niet allemaal het Westen was. En even belangrijk, dat wanneer het het Westen was, dat het echt niet alleen moslims waren die het slachtoffer waren. En de kennis, die veel completer was dan de mijne, ik wist alleen van de dingen die mijn verhaal bevestigde he. Hij wist me daardoor tegengas te bieden, waar ik nooit zelf naar opzoek was geweest. En op een gegeven moment ben ik zelf me gaan verdiepen, en kritisch gaan kijken, naar mijn eigen verhaal. En dat was het begin van het einde van mij, de geradicaliseerde ikke, hahaha. I: Oja, mooi wat goed van hem. Knap R: ja heel knap. En ik ging me weer verdiepen in de complete koran, in plaats van de passages die mijn verhaal ondersteunde. En hij vertelde me dat ik eens met die en die moest praten, imams en andere mensen die het geloof goed kenden. En samen maakten ze me duidliejk dat dit niet in lijn was met de islam… I: En toen was het klaar. R: En toen was het klaar. I: haha, nou hartstikke bedankt, heel duidelijk allemaal. [etc.]

Page 83: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

82

LEGENDA: XXX Geopolitiek XXX Marginalisering XXX Identiteitscrisis XXX Associatie met moslims XXX Islamofobie/ Discriminatie XXX Eerherstel XXX Discours XXX Beperkt onderscheid islam en terreur XXX Religie INTERVIEW 2 (R2)

I: Mijn onderzoek gaat dus over de manier waarop het discours in de media en politiek mogelijk

radicalisering beïnvloed, en met discours bedoel ik dan de manier van praten. En dan vooral

over terrorisme. Hoe de manier van praten over terreur in de media en politiek radicalisering

mogelijk beïnvloedt.

Jij zou jezelf niet meer beschrijven als radicaal ofwel?

R: Nee zeker niet, ik was dat wel hoor denk ik, niet in daden misschien maar wel in, in manier

van denken over dingen.

I: Hoe oud was je toen je op deze manier ging denken?

R: uhhh ja ik was achttien, denk ik, net na de middelbare ofzo. Dus dat is een jaar of acht,

negen geleden?

I: Weet je nog hoe dat begon?

R: mjaa, dat gaat in het begin best geleidelijk, en, als ik nu terugdenk dan, weet ik niet echt een

omslag punt ofzo.

I: oke, hoezo denk je dat je aangetrokken voelde tot deze filosofie. Of misschien, wat was

waren je ideeen dan, dat je zelf zegt, vroeger was ik radicaal.

We kunnen er ook later op terug komen anders, maar dat praat misschien wat om handig.

Page 84: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

83

R: Haha, ja nee tis prima. De filosofie... Nou, ik weet nog wel dat ik op een gegeven moment

de aanslag in New York voor mezelf aan het goed praten was. Die was allang daarvoor gebeurd,

natuurlijk he. Maar ik zat in die tijd met het idee dat dat maar goed was, ofzo, dat ze daar om

gevraagd hadden. De Amerikanen.

I: En waarom had je dat idee.

R: Ja door allemaal dingen… De steun aan Israel, en allemaal corrupte regimes in het

middenoosten enzo. En die invassie daarna in Irak en Afghanistan. Dat ze daar dan ook weer

zo’n rotzooi van hadden gemaakt.

I: ja precies. Uhm, en hoezo deed dit jou zoveel dan, was je daar veel mee bezig?

Ik bedoel het is nogal ver van huis, israel en Afghanistan.

Je bent zelf Nederlands-Marokkaans toch?

R: Ja nee klopt, mijn ouders komen uit Marokko, maar ik voelde me wel verbonden met de

palestijnen. En hun leed. En ik denk ook wel, ik zat op een school waar een beetje op joden,

hoe zeg ik dit beleeft, ze waren wel vaak the butt of the joke zegmaar. Dus ik had op die leeftijd

wel een beetje een hekel aan ze ofzo, of in ieder geval. Ik weet niet, het was ook wel stoer om

slecht te praten over joden, dat kon echt niet, en daarom was het leuk ofzo.

I: Ja, snap ik, jong? Vijftien – zestien?

R: Ja, maar het bleef wel hangen, en ook omdat we bezig waren met Palestina denk ik, zij

verdienden ook mijn sympathie niet ofzo.

I: Oke, en speelde religie daarin een rol in, dat je geen fan – of geen sympathie had voor joden

maar dat je je zo identificeerde met de Palestijnen.

R: Ja zeker, dat zijn toch mede moslims. Dat maakte zeker uit. En ik had vrienden die ook ooit

in Palestina hadden gewoond, of hun ouders of opa en oma dan. Ja precies, dus dan is het

eigenlijk niet meer zo ver van huis.

Page 85: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

84

I: ben je religieus opgevoed

R: Nee niet echt, ik bedoel mijn ouders zijn wel allebei moslims, maar dat was niet iets waar

we heel echt mee bezig waren. Mijn vader bidt wel soms een aantal keer op een dag, met vlagen

een beetje, dan denkt ie dat hij weer meer, dat hij een meer bezig moet zijn met Allah, en dan

wordt dat een wat serieuzer onderdeel van zijn leven, maar dat was eigenlijk niet de norm hoor.

In moeilijke tijden alleen deed hij dat.

I: En jij zelf, was jij als kind heel erg bezig met religie, of zij met jou religieus opvoeden.

R: Nee, eigenlijk helemaal niet. Ik had ook geen zusjes, dat maakt misschien wel uit nog. Daar

heb je misshcien als ouder eerder het gevoel bij dat je ze kuis moet opvoeden ofzo, en dan

wordt religie belangijker. Maar wij waren met twee jongens, dus voor ons was dat eigenlijk

niet zo belangrijk.

I: Maar toch voelde jij je verbonden met moslims in Palestina, en Afghanistan en Irak? Of

begaan?

R: ja, nee, klopt. Ik weet niet, ik kon had dat op jongere leeftijd ook wel minder, ik kon dat ook

hier niet echt een plek geven. Mijn religie. Het is als je jong bent toch een stoffig gebeuren

denk ik. Maar op latere leeftijd had ik dat meer, toen ik een jaar of achttien was, ik dacht ineens

van, wie ben ik? Als in, ik was toch altijd de buitenlander ofzo, zeker zo aan het eind van de

middelbare school. Toen dacht ik opeens, ik ben echt een Marokkaan. En toen ben ik naar

Marokko gegaan ook voor een half jaar. En daar heb ik me een beetje verdiept in de islam. En

vrienden om mij heen waren dat ook langzaam serieuzer aan het nemen, de islam.

I: Waarom was dat denk je? Dat je opeens dacht ik ben een Marokkaan.

R: Ja ik denk na de middelbare school viel ik een beetje in een gat. Ik wist niet echt wat ik wou.

Ik had me niet ingeschreven voor een studie of iets, maar ook niet echt een plan. En toen kwam

ik een beetje met mezelf in de knoop ofzo. Met mezelf, mijn identiteit.

Page 86: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

85

I: Had je het idee dat je zo werd gezien ook, als Marokkaan, in plaats van Nederlander. Want

je bent hier opgegroeid toch? En geboren ook?

R: Ja klopt, geboren en getogen! Ja ik denk zeker dat ik zo werd gezien, nog steeds trouwens.

Toch als Marokkaan. Maarja, als je dan daar bent, he, toen ik daar was, toen was ik echt niet

een van hen. Ik bedoel, ik spreek de taal niet, ik ken de mensen niet, behalve mijn familie,

ooms en tantes, maar he, die zien mij allemaal als Nederlander weer. Dat is wel lastig.

I: Ja precies, dat is een bekend verhaal van de tweede generatie.

R: Ja, zeker, ik heb dat veel om me heen gezien ook.

I: Oke, dus, terug uit Marokko, met een beetje nieuwe kennis van de islam, en toen, hoe kwam

je dan bij het sympatiseren met Al-Qaeda?

R: Ja, ik weet niet of ik het zo zou noemen hoor, tenminste, zij waren ook niet de oplossing,

maar ik had gewoon heel erg een anti-Westers sentiment op een gegeven moment.

I: En dat kwam dus vanuit de oorlogen in Afghanistan en Irak, en de Israel?

R: Ja

I: En dat kwam op nadat je terugkwam uit Marokko?

R: Ja ik geloof het. Ik ging naar Marokko om mijn familie te leren kennen en ook zo mezelf

ook. Maar zoals ik al zei, daar paste ik ook niet tussen. Dus ik kwam een beetje

gedesillusioneerd terug…

I: Je dacht dat je Marokkaan was, maar...

R: Ja precies! Terwijl ik mezelf daar een beetje aan had gekoppeld. Dat ik Marokkaan was. In

dat laatste jaar van de middelbare school. En dat was misschien het omslag moment eigenlijk.

Page 87: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

86

I: want?

R: Nou ik heb daar best lang zelf mee rond gelopen, wel, dus er zit wel een tijdje tussen. Maar

op een gegeven moment sprak ik met een vriend van me, ik vertelde hem dit, over dat ik het

hier moeilijk mee had. En hij zei toen, zo van, nee maar je bent moslim, man. En dat klopte

eerst niet echt voor mij, zo goed zat ik niet in de islam, ik had in Marokko een beetje me het

bidden aangeleerd, wel, maar daarna deed ik daar niet zo veel meer mee. Terug in Nederland.

Maar later kwam ik daar weer op terug bij hem. En hij trouwens, hij was al best een beetje

radicaal, maar dat zag ik niet zo, ik dacht gewoon dat hij wat geloviger was geworden… ja..

I: Maar jullie vriendschap leed daar niet onder.

R: Nee, we waren nooit echt jongens die veel in de kroeg zaten ofzo, dat drinken deden we al

nauwelijks, en achter de vrouwen aan eigenlijk ook niet echt, daar waren we niet zo mee bezig,

zeker niet op zo’n manier, van one night stands en zo, dus het viel wel mee.

I: Dus je praatte meer met hem over wie je was, wie jullie waren misschien

R: Ja.

I: En? Waar leidde dat toe? Hoe draaide je toen naar meer radicaal

R: Ja, ik, of hij geloof ik, toen hij begreep dat ik hier zo mee zat, hij begon er vaak over daarna.

En zei dan als maar ‘dat is wie je bent’. En dit was de tijd van Wilders, he! Dus hij benadrukte

ook zo van, Nederlander ben je niet, kijk maar, zij hoeven ons niet. En Marokkaan was ik ook

niet echt, maar moslim, dat wel, dat had je alsnog gemeen met je familie. En dan niet alleen

qua geloof ofzo, hij vertelde het een beetje meer als een volk. En dus ging ik me meer verdiepen

in de islam. En me meer één voelen met moslims. En dat heb ik nog steeds trouwens hoor, dat

het leed van moslims me veel doet. Maar de oplossing is niet geweld. Dat kweekt alleen maar

meer geweld en haat.

I: Je noemt Wilders, denk je dat de manier waarop hij praatte over moslims heeft bijgedragen

aan je antiwesterse sentiment?

Page 88: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

87

R: Ja dat denk ik wel. Anders had ik dat misschien ook wel gehad hoor, maar hoe hij praatte

draagde daar wel aan bij. Ik voelde me hier sowieso niet thuis, hoor, ik kreeg het idee dat ik

hier met de nek werd aangekeken, omdat ik moslim ben of omdat ik er buitenlands uitzie. Maar

dat Wilders de hele tijd in het nieuws was… het was zo in je face… Ik weet niet, het was

moeilijk, om te voelen dat je onderdeel bent van deze samenleving, als mensen als Wilders

non-stop zeggen dat ze je hier niet willen hebben. Ik dacht dat alle Nederlanders zo dachten

op, de blanken Nederlanders, op een gegeven moment.

I: Had je dan ook last van discriminatie?

R: Ja nee ik weet niet, ik geloof het niet. Niet direct. Maar als marokkaanse jongen van begin

twintig, mensen steken de straat over als ze je tegemoet lopen. Ik had wel echt het idee dat

mensen bang voor me waren, of me zagen als een bedreiging? Zo van, straattuig.

I: Denk je dat de manier waarop Wilders praatte over de islam daaraan bij heeft gedragen?

R: Ja dat denk ik wel. Als je kijkt waar hij toen zijn stemmen haalde, dat was helemaal niet in

Amsterdam Oost, of Amsterdam sowieso. Mensen in Limburg, die stemden op hem… Ja, hoe

komen zij aan zo’n slecht beeld van Marokkanen, zo veel wonen er daar geloof ik niet, die

zitten toch veel meer in de grote steden, Amsterdam, Rotterdam, Den Haag.

I: Ja precies, oke… En denk je dat dit te maken had met de terreur die na 11 september toenam?

Of veel meer in het nieuws was?

R: Ja zeker, dat zie je nu ook weer met Trump. Die de grenzen wil dicht gooien voor alle

moslims. Dat hele onderwerp van de islam. Dat is besmet nu. Met dat onderwerp.

I: Heb je dat zelf ook zo ervaren?

R: Ja absoluut. Na iedere aanslagen kijken mensen naar mij, zo van, waarom dan? En de media

ook, naar ons dan, als groep. Dat maakte me zo boos vroeger, nu snap ik het wel, maar toch,

het doet nog steeds pijn.

Page 89: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

88

I: Hoe zo doet dat zo’n pijn dan?

R: Nou, je wordt gegroept met hen direct. Terwijl dit is ook mijn land weet je.

I: En wanneer begon dat, of…

R: Nee, na nine eleven begon dat. Toen kwam er opeens zo’n focus op moslims denk ik

I: oke, interessant. Door die aanslagen?

R: Ja dat lijkt me wel.

I: Oke, ja mij ook. Hmm… En die vriend, die je aanmoedigde om je te gaan verdiepen in

religie, is dat ook wat je deed? Of was je meer bezig met jihadisme, of islamisme, of… in ieder

geval een radicale stroming en niet de koran?

R: ja nee klopt, hij begon met de juiste verzen, denk ik, die aansloten op zijn verhaal zeg maar.

Maar het ging altijd vooral over Israel, en de Amerikanen. Veel meer dat politieke dus he? Niet

zo zeer de koran.

I: Had je dat toen door? Dat je bezig was met iets anders dan puur religie?

R: nee. Nouja, ik begreep wel dat we iets anders deden dan anderen, dan de ouderen bij de

moskee. Maar ik dacht gewoon, dat, dat we een andere manier hadden gevonden om bezig te

zijn met de islam. Een beetje moderner. Wij vonden die ouderen, wat zij deden, wij vonden dat

maar stoffig. Echte beleving van de islam beleef je als je actief met de wereld bezig bent, dat

zei die vriend vaak, weetjewel, als verdediging, als mensen zeiden dat we weinig bij de moskee

waren.

I: hmmhmm.. Maar, vind je het nu wel echt iets anders?

Page 90: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

89

R: Dan religie, wat ik deed? Ja zeker, wij waren gewoon bezig met politiek, dat de amerikanen

dit, of dat israel dat. En dat zij en zij ook slechte leiders waren, dat niemand in de islamitische

wereld iets deed tegen Israel, dat het allemaal nep leiders waren enzo.

I: Hoe denk je dat het komt, dat je dat onderscheid niet zag?

R: Daarvoor wist ik te weinig af van de koran. Ik begreep pas later echt wat de islam was. Of

eigenlijk, er is nog heel veel te leren voor mij.

I: Denk je dat de koppeling in de politiek en de media heeft bij gedragen? Want daar wordt het

zoals je al eerder zei ook zo als hetzelfde neergezet.

R: hmm…

(respondent denkt lang na)

I: Er wordt altijd gepraat over moslims die aanslagen plegen of zo he? En dat mensen dan, ook

moslims zegmaar, dan misschien niet goed het onder-

R: nee ik denk dat –

I: - scheid niet goed zien, ALS ze jong zijn en nog niet zo veel van hun religie of weten

R: jaja ik snap wat je bedoelt, maar ik weet het niet, het verhaal spreekt je ook aan omdat je

jong bent, en je ziet het onrecht, en je wil er wat aan doen, en wat van weten.

(denkt weer na)

R: Maar ik denk wel, ik denk… Kijk, misschien, ja, misschien, maar anders. Had je niet zo

blind gestaart op DE islam als de oorzaak, he. En had mensen uitgelegd hoe je het verschil

herkend! Dat had wat opgeleverd, misschien wel levens gered.

I: als in de politiek en de media niet alles maar vanuit de islam was verklaard? Als je niet die

koppeling had gemaakt de hele tijd?

R: Ja maar had juist uitgelegd, dit is islam, dit niet, zo herken je het verschil, trap er niet in!

Page 91: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

90

I: wauw, ja… Het verbaast me eigenlijk dat ik nooit een informatiecampagne heb gezien tegen

radicalisering

R: ja ze zijn er wel, of programma’s in ieder geval. Maar dat is wel in een laat stadium altijd.

I: In plaats van dat je het mensen vroeg duidelijk maakt? Voordat ze hun pad kiezen of als –

R: ja precies..

(stilte)

R: ja ik weet het ook niet, ik bedenk dit nu net terwijl ik zat te denken over je vraag… Maar

ergens was dat ook veel logischer geweest ofzo, als dat toen was gebeurd, in plaats van iedereen

op een hoop te gooien. Nog steeds, is dat logischer.

I: hmmhmmm, ja. Mooi. Goed punt, dat komt er in.

R: hahaha, dank je

I: …Maar eigenlijk geef je dus ook toe dat als die associatie er niet zo was geweest dat je dan

misschien minder snel op dit pad was gekomen

R: ja nee het is misschien wel zo, ik weet het niet. Het is moeilijk in te schatten of ik dat met

die kennis anders had gedaan. Of nee, het is vooral eigenlijk, ik denk dat het discours, zoals je

dat noemt, daar geen invloed op had. Voor mij in ieder geval. Kan het me wel voorstellen op

zich.

I: Oke, goed, uh, heb je nog eventjes

R: uh ja hoor

I: een paar dingen die ik graag nog aan je zou vragen

Page 92: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

91

R: vertel haha

I: Je hebt aangegeven dat je je niet Nederlander voelde, en dat je het idee had dat mensen slecht

naar over jou dachten, als moslim, of als buitenlander.

R: Yes

I: En dat je last had van discriminatie, of nou, niet echt, maar ook wel, mensen keken anders

naar je dan naar een Westerse uitziende jongen.

R: ja naar jou bijvoorbeeld.

I: precies. Uhm.. straattuig zei je geloof ik

R: ja dat kan, anders zeg ik het nu haha, mensen zagen me echt zo, als Marokkaan, tuig, en

misschien nog steeds wel dus he. Minder misschien als tuig, ik ben wat ouder enzo, kleed me

anders, maar ik word nog steeds gezien als een Marokkaan.

I: Ja precies. Dat alles, he, schade dat je eigen waarde, zeg maar, met dat gevoel van ik hoor er

niet bij, had je ook een gevoel van ik doe niet mee, of ik doe er niet toe.

R: Ja hoor, daarom ging ik naar Marokko, mezelf vinden, en daarom was die moslim identiteit

ook zo aanlokkelijk.

I: heb je ooit gedacht, om iets te doen, om je eigen waarde, om weer je eer terug te winnen.

R: Uhmmm…

I: Of anders, hoe loste je dat gevoel op, of bleef dat

R: Nee, ik denk dat toen ik radicaler was, of werd dus, dat ik toen het gevoel had er meer toe

te doen. Of misschien, de rest deed er minder toe. Ik keek daar toen meer op neer in plaats van

tegen op, daarvoor.

Page 93: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

92

I: Oke, maar het zette je niet aan tot verdere actie

R: uhm ik weet niet. Uh…

I: nou, uh. Oke, er is een theorie, in de psychologie, dat dat gebrek aan eer, door

marginalisering, dat dat mensen aanzet tot radicalisering, en tot actie. Om de eigen eer te

herstellen komen mensen in actie.

R: oke, ja, nou, nee. Ik bedoel, wel, als in die identiteitscrisis, die gaf me ook een rot gevoel,

minder zelfrespect, en toen heb ik mezelf opnieuw had uitgevonden, als moslim, zoals ik toen

dacht dat je moslim was.

I: oke, en niet meer dan dat dus, nooit verdere actie overwogen.

R: nee, absoluut niet, het bleef onschuldig, tenminste slecht wel, maar ik heb nooit overwogen

om iemand anders iets aan te doen, ookal sympathiseerde ik wel.

I: oke, duidelijk

I: En denk je dat dit alles, wat we hebben besproken, de identiteitscrisis, de discriminatie, of

marginalisering, he, met de nek worden aangekeken enzo… en de onderdrukking van moslims

wereldwijd, die jij zag, dat geopolitieke ook… denk je dat al die factoren, misschien wel vooral

de laatste eigenlijk, dat dat goed naar voren komt wanneer wordt gepraat over terrorisme?

R: nou, nee. Ik denk dat we niet echt ons best doen om dat mensen uit te leggen. Hoe je van

een onschuldige 16 jarige jongen opeens vier jaar later ofzo syriestrijder bent bijvoorbleed.

I: Nee, toch?

R: Nee, en ook dat politieke, weet je zoals ik zei, dat amerika het wel had verdiend, dat leggen

we ook niet mensen uit, waarom sommige mensen zo denken.

Page 94: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

93

I: Precies… Denk je dat dat , of … wat vond je daarvan toen je radicaal was? Van hoe er werd

geschreven over terrorisme?

R: Ja ik weet niet, ik denk dat ik daar niet zo meebezig was eigenlijk. Hoe er hier over

geschreven was..

I: Dus, uhmm, tja, je denk niet dat dat heeft bij gedragen aan je radicalisering?

R: Uhmm ik weet niet…

I: want dat kan ik me zo voorstellen, dat die verklaringen, die jij voelt dat het rechtmatig maken,

of eerlijker, dat je die nooit hoort.

R:… Hmm

(Denkt na..)

I: nou een andere respondent gaf eigenlijk aan dat, misschien wondt hem hem wel op, maar

eigenlijk, dat alles hem al opwond, over het Westen, en de media en politici.

R: Ja precies. Dat denk ik eigenlijk ook. Op het moment dat je aanslagen gaat goed praten voor

jezelf ben je best ver heen, hè. Hoe politici het dan uitleggen doet je denk ik niet meer zoveel

dan…

I: ja, precies, oke, nou duidelijk, ik hoop dat ik je niet te veel heb gestuurd nu… hahaha

R: nee ik zei het eigenlijk al tohc?

I: Ja klopt, oke..

Nou, en tot slot. Hoe deradicaliseerde je weer?

R: Ja, wacht, mag ik nog even iets zeggen. Over dat discours, die koppeling, aan islam?

Page 95: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

94

I: Ja! Graag!

R: Dat dus, weetje, zolang iedereen zegt, in de media en politiek, in plaats zo van pas op, zo

zie je wat gevaarlijk is en wat niet. In plaats daarvan de hele tijd zeggen de islam is slecht, dan

luistert er echt geen moslim. En als ze luisteren denken ze alleen maar, rot op, je hebt geen idee

waar je het overhebt. En dat zet alleen maar aan tot haat, van beiden kanten. Dat zet mensen

echt alleen maar tegen elkaar op

I: Ja precies

R: en van beiden kanten dus he. Niet alleen de moslim die radicaliseerd, maar ook de

discriminatie die toen neemt.

I: precies.

R: dat is jouw verhaal ook of niet?

I: ja ongeveer, dus ik ben blij dat je dat ook zo ziet.

R: goed man

I: haha, oke, dat eh… ja, hoe deradicaliseerde je vervolgens weer. Je zit met die vriend en ziet

alle dingen die het westen fout doet. Hoe kwam je daar weer van terug

R: Nou, ik zie nog steeds alle dingen die het Westen fout doet. Maar ze zijn daar helemaal niet

alleen in. Dat besef kwam op een gegeven moment. En ook dat, dat ik toch ook wel bij het

Westen hoor, of dat ik onderdeel ben van dat

I: oh interessant, terwijl je eigenlijk, je al met moslims identificeerde vooral al.

R: ja maar, het was geloof ik op een gegeven moment de realisatie, van als zij hier een bom

laten afgaan, weet je wel, ik zat op van die forums waar je dat soort dingen las, dan was ik net

Page 96: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

95

zo goed een lijk. En dat was dan geoorloofd ook. Dus in die zin. Dus als ik al ben, wie dan nog

meer hier, weet je wel, dus ik zag het opeens weer vanuit een andere hoek. En ik begon gewoon

al die mensen te zien die, net als ik vond ik, het ook niet zouden verdienen. En dat waren niet

alleen moslims ofzo. Gewoon allemaal mensen die, ja ze waren wel westers, maar die niet, net

als ik dus, onderdeel waren van het kwaad, dat niet verdiende. En dat rolde gewoon een beetje

door. Zo van, hoe kun je als je dat ziet londen nog goedpraten. En ook het besef dat het niet

zou helpen, dat niemand er iets mee op zou schieten, of had geschoten… Het is allemaal alleen

maar rotter geworden na 9/11. Dus waarom dan dat doen? Wat was ik er nou helemaal mee

opgeschoten, of “mijn broeders” in Afghanistan en Irak en Palestina.

[quotaties met handgebaren]

En terwijl ik me dat ging realiseren, ik begon de puinhoop te zien die die jihadisten er ook van

hadden gemaakt, weet je. Al die onschuldige mensen, weet je, van die aanslagen, die ik opeens

weer zag lopen op straat, en als onschuldig ook, die dan geoorloofd zouden zijn, en al die

oorlog daar, in het midden oost…

Ik bedoel, ik dacht nog steeds, zij zijn die niet begonnen, zij deden wat terug eindelijk, maar

ze hadden kunnen weten dat het hierop uit zou lopen... Als je het machtigste land aanvalt dan

komen ze je halen. En dan.. Dan vluchten? En je buren achterlaten met de rotzooi…

I: ja precies... En met die realisatie was het dan ook meteen klaar? Hoelang duurde dat proces?

R: Nou, dat was wel een proces van een jaar denk ik, als in, van die eerste realisatie, tot het

moment dat je beseft dat al die radicale groepering niet oke zijn. Dat, dat duurde een jaar denk

ik, iets minder misschien.

I: En, maar, ik begreep, dat je nog steeds wel moslim bent? En –

R: ja ja zeker,

I: En bezig je geloof te verkennen

R: Ja, dat proces begon eigenlijk ook toen, dat –

Page 97: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

96

I: dat heb ik vaker gehoord

R: dat – oja?

I: Ja dat is bij meer mensen die deradicaliseerde die ik heb gesproken, of de verhalen van heb

gehoord zo gegaan.

R: Oja? Ja voor mij ook.

I: Terug naar de tekst? Naar de moskee? Om te horen hoe het dan wel zit? Als dit niet het

antwoord is?

R: Ja precies, opnieuw beginnen te zoeken, naar dat antwoord. En inderdaad, weer de koran

gaan lezen en met mensen praten die daar veel verstand van hadden. Het duurde even voordat

ik echt weer met regelmaat naar de moskee ging, maar ook dat.

I: Nou dankjewel! […] Etc.

Page 98: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

97

INTERVIEW 3 (R3) Van dit interview zijn geen opnames, de aantekeningen die tijdens het interview zijn gemaakt zijn daarom hier uitgewerkt. De respondent was lastig aanspreekbaar. Antwoorden waren kort en het was moeilijk meer informatie uit hem te halen. Erg defensief en achterdochtig. Wantrouwig tegenover het Westen. Had het idee dat opnames mogelijk zouden worden afgeluisterd. De NSA en AIVD werden hierbij expliciet genoemd en dat in Nederland meer wordt afgeluisterd “dan waar dan ook”. Nog radicale respondent, 22 jaar oud, afkomstig uit Diemen, tweede generatie immigrant, hier dus geboren en opgegroeid, ouders kwamen allebei Marokkaans. Religieus opgevoed. Religie speelde een belangrijke rol in het huishouden. Hij beschreef zichzelf niet als radicaal maar wist dat anderen hem wel zo zagen. Hij vond het niet vervelend om zo gezien te worden. Anderen mensen begrepen het niet, hij wel. Zijn extreme opvattingen kwamen voort uit de koran. Hij vond dat hij als moslim een rol hoorde te spelen in de strijd tegen de invasie van het middenoosten van “Amerika en zijn slaven” waarmee hij West-Europa bedoelde. Zag deze invasie als een aanval op moslims en de islam. Toen door werd gevraagd over dit onrecht kwam er een lijst aan oorlogen (afghanistan, irak, Libie, de strijd buiten oorlogsgebieden, in Yemen en Pakistan). ISIS werd bijnaam genoemd, daar was hij sympathisant van. Toen hem werd gevraagd of dit dan ook in hoge mate ging over meer dan religie, zei hij van niet. I: “maar politiek speelt dan toch een rol, hoe het Westen doet, dat heeft toch niet met geloof te maken en als het Westen dat niet deed?” R: “misschien. Maar mijn plicht als moslim…” de koran stelde dat je jihad moest voeren en zorgen voor mede moslims, en dat maakte dat het religieus was. Hij niet vond dat de redenen voor terrorisme goed werden weergegeven in de westerse media en politiek. En het was voor hem een teken dat het Westen slecht en gevaarlijk was (min of meer letterlijk zo stelde hij dat). Dus dat had bijgedragen aan zijn antiwesterse sentiment (beaamde hij). Hij vond ook dat Moslims slecht werden neergezet. “Door tuig als Wilders”. Had ook bijgedragen. Hij voelde zich geen Nederlander, hij was moslim, het enige wat hem verbond aan Nederland was zijn familie (vader moeder ooms tante en zusje). Of dat kwam door de manier waarop er werd gesproken over moslims in de media? Ja, “ze hoeven ons niet, dus ik hoef hen niet.” Hij had niet de behoefte om er verder op in te gaan. Heel erg in de verdediging. Hij had niet het idee dat zijn eigenwaarde had geleden onder het discours. Dus ook geen drang naar eerherstel.

Page 99: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

98

INTERVIEW 4 (R4) Ook deze respondent stond kritisch tegenover het Westen. Hij was een paar jaar ouder dan zijn vriend (R3), 24 jaar. Uit de formulering van de vraag, dat mijn onderzoek ging over radicalisering, kwam automatisch de vraag of hij vond dat hij radicaal was voort. Hij beaamde dit, met trots. Hij was niet echt religieus opgevoed, iets dat hij zijn ouders kwalijk nam. De islam was in zijn ogen te belangrijk om niet aan je kinderen mee te geven. Hoe het radicale zich uit: Een uitgesproken antiwesters sentiment, dat was in zijn ogen “de bron van al het kwaad”. Was dit voornamelijk door religie gedreven? Absoluut. Bij verdere toelichting begon ook hij over de onderdrukking van moslims. Over geopolitiek (alle mogelijke voorbeelden kwamen langs, van genocide tot dictaturen). Ik vroeg hem of dit dan nog wel religieus was. Of dat het meer te maken had met identificatie met een volk. Hij had deze vraag verwacht, zei hij, met zijn vriend (R3) hadden ze het er samen overgehad. En inderdaad. Dit laatste was waar. Maar, de koran roept op tot steun aan hen. (Verschillende verzen werden aangehaald). En om een goed moslim te zijn moet je je daaraan houden. Na een vervolgvraag kwamen wederom de verzen langs. Religie was de hoofdzaak voor hem. Hij legde ook uit dat het kalifaat de oplossing was voor het leiden van moslims, en dat dat een religieuze oplossing was, volgens hem, niet een politieke. “Luister, als je ziet hoe moslims wereldwijd lijden, door het Westen en hun partners, en dat niemand iets doet... Niemand komt op voor ons. Het Kalifaat gaat dat veranderen. Zij zullen zich inzetten voor ons, en ons verdedigen tegen dit geweld Of hij vond dat hoe er over terreur gepraat werd een dekkende verklaring gaf. Nee, totaal niet. Nederland was een “fout” land. Hoe we schrijven en denken. Of dit er toe had geleid dat hij zich antiwesters ging verhouden. Ja, het was een duidelijk voorbeeld van iets dat hem frustreerde aan dit land. Uit de uitgesproken frustratie met Nederland volgende de vraag of hij ooit had overwogen te vertrekken waarop hij zei dat hij met de gedachte had gespeeld naar Syrië te gaan. Maar dat hij dit niet zijn familie aan had kunnen doen, die daar voor te weinig “visie” hadden, en het niet wouden begrijpen. Dus hij bleef. Maar hij wou wel gaan. Later, wanneer het daar veilig was en stabiel. En zijn familie mee nemen. En hen laten zien hoe mooi het daar was, “een paradijs op aarde”. Of hij zich dan Nederlander voelde? Nee, hij was moslim niet meer. “Hier hoor ik niet bij. Jij snapt dat niet, maar mijn oude vrienden, blanken, daar hoor ik niet tussen. Vroeger zag ik dat nog niet. Nu wel. Mijn broeders zijn moslims, niet hen.” Of dit te maken had gehad met de manier waarop in de politiek en media werd gepraat. Het liet hem zien dat Nederland zo fout was. – Was dit in het begin, of later, dat je je ging opwinden over de manier waarop over moslims werd gepraat? Misschien had het hem de ogen geopend, voor hoe fout Nederland was. Of hij dacht dat deze manier van praten ook aanzette tot meer radicalisering. Zeker, maar misschien was dat niet erg. Het werd tijd dat mensen zich de ogen opende. – En discriminatie? – Ongetwijfeld. Maar het Westen heeft nooit moslims gemogen zo stelde hij, daarom: Irak Afghanistan, etc. En hij ging de voorbeelden weer af.

Page 100: Radicaal Discours Scriptie - Universiteit van Amsterdam

99

Had hij te maken gehad met discriminatie. Een beetje, niet direct. Maar het was duidelijk dat hij hier niet hoorde. Marginalisering? Ja dat was het woord. En had dit zijn zelfvertrouwen geschaad? Nee, juist gesterkt. Hij had ook gezegd over het onderscheid tussen de islam en jihadisme. Dat was fictie, de moslims waren door het westen “in slaap gesust”. De werkelijkheid was dat het een en hetzelfde was.