Luc Van Couter - Universiteit Gent · 2016. 12. 9. · 2016 Promotor Prof. dr. Christophe...
Transcript of Luc Van Couter - Universiteit Gent · 2016. 12. 9. · 2016 Promotor Prof. dr. Christophe...
Faculteit Letteren & Wijsbegeerte
Luc Van Couter
Antimaçonnerie 1918-1945
Een onderzoek naar de beeldvorming over de vrijmetselarij in
de Belgische pers
Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van
Master in de geschiedenis
2016
Promotor Prof. dr. Christophe Verbruggen
Vakgroep Geschiedenis
ii
Dankwoord
Mijn dank gaat in eerste instantie uit naar mijn echtgenote Martine Dierick en mijn kinderen Anouck,
Julie en Thomas voor hun niet aflatende aanmoedigingen en steun. Thomas heeft me bovendien
uitstekend geholpen met zijn computerkennis, in het bijzonder bij het ontwerpen van grafieken en
tabellen.
Mijn promotor prof. dr. Christophe Verbruggen dank ik voor de professionele begeleiding die ik
mocht ondervinden en drs. Thomas D’haeninck, departement Geschiedenis UGent, voor zijn nuttige
aanbevelingen inzake mijn methodologische aanpak. Paule Bosch heeft mij grote dienst bewezen bij
het nalezen op taal en stijl.
De heer Frank Langenaken, directeur van het documentatiecentrum van het Grootoosten van België,
dank ik voor de gastvrijheid en behulpzaamheid bij de raadpleging van de maçonnieke bibliotheek en
het archief evenals de medewerkers van de Afdeling Kranten en Hedendaagse Media van de
Koninklijke Bibliotheek van België voor hun advies bij de ondervraging van de digitale
krantenbestanden.
iii
Lijst van Tabellen
Tabel 1 Evolutie van de oplage van de belangrijkste Belgische kranten tijdens het interbellum ............................................................................................................................. 21
Tabel 2 Aantallen krantenartikelen per jaar en per krant waarin de vrijmetselarij aan bod komt .................................................................................................................................. 23
Tabel 3 Aantallen artikelen per thema ............................................................................................. 24 Tabel 4 Aantallen artikelen per geografische situering van het onderwerp ............................. 25 Tabel 5 Aantallen artikelen per teneur tegenover de vrijmetselarij (alle kranten
samen) ...................................................................................................................................... 26 Tabel 6 Relatieve gewogen negatieve teneurscores per krant ..................................................... 29 Tabel 7 Negatieve frames (geclusterd) per krant ........................................................................... 30 Tabel 8 Kleurwoorden (geclusterd) per krant ................................................................................. 31 Tabel 9 Aantallen artikelen en relatieve gewogen negatieve teneurscores in de
berichtgeving over Italië per krant .................................................................................... 34 Tabel 10 Negatieve frames tegenover de vrijmetselaars in de berichtgeving over Italië
per krant .................................................................................................................................. 35 Tabel 11 Aantallen antifascistische frames in de berichtgeving over Italië per krant ............... 35 Tabel 12 Aantallen artikelen met verwijzing naar de vrijmetselarij tijdens de eerste
jaren van nazi-Duitsland ....................................................................................................... 42 Tabel 13 Aantallen artikelen met associatie tussen vrijmetselaars en andere groepen
per krant .................................................................................................................................. 56 Tabel 14 Negatieve frames tegenover de vrijmetselarij in de Belgische context per
ideologie .................................................................................................................................. 71 Tabel 15 Kleurwoorden in verband met vrijmetselaars in de Belgische context per
ideologie .................................................................................................................................. 71 Tabel 16 De Belgische coalitieregeringen tijdens het interbellum ................................................ 72 Tabel 17 Evolutie van de aantallen negatieve frames tegenover de vrijmetselarij in de
socialistische kranten per coalitieperiode ......................................................................... 73
iv
Lijst van Grafieken
Grafiek 1 Aantallen artikelen per krant en per jaar waarin de vrijmetselarij aan bod komt ......................................................................................................................................... 24
Grafiek 2 Aantallen artikelen per teneur tegenover de vrijmetselarij per jaar (alle kranten samen) ...................................................................................................................... 26
Grafiek 3 Aantallen artikelen met een negtieve teneur tegenover de vrijmetselarij in verhouding tot het aantal artikelen per krant en per jaar ............................................. 27
Grafiek 4 Gewogen negatieve teneurscores (in absolute cijfers) per krant en per jaar .............. 28 Grafiek 5 Relatieve gewogen negatieve teneurscores per krant en per jaar ................................. 30 Grafiek 6 Aantallen artikelen per krant en per jaar over Spanje met verwijzing naar
vrijmetselaars ......................................................................................................................... 50 Grafiek 7 Relatieve gewogen negatieve teneurscores in de berichtgeving over Spanje
per krant en per jaar.............................................................................................................. 51 Grafiek 8 Aantallen artikelen waarin een associatie tussen vrijmetselaars en Joden
voorkomt (alle kranten samen) ........................................................................................... 57 Grafiek 9 Relatieve gewogen negatieve teneurscores van de artikelen met een associatie
tussen vrijmetselaars en Joden (alle kranten samen) ...................................................... 58 Grafiek 10 Aantallen artikelen over België met verwijzing naar de vrijmetselarij
gegroepeerd per ideologische strekking ............................................................................ 69 Grafiek 11 Relatieve gewogen negatieve teneurscores België gegroepeerd per
ideologische strekking .......................................................................................................... 70
v
Lijst van Afbeeldingen
Figuur 1 Le mangeur de curés .............................................................................................................. 13 Figuur 2 Freimauer Aufrührer Juden .................................................................................................. 41 Figuur 3 L'action juive au ministère ................................................................................................... 56 Figuur 4 Voor den duivel getrouwd!................................................................................................... 68 Figuur 5 La vérité sur la franc-maçonnerie ....................................................................................... 78 Figuur 6 La franc-maçonnerie fossoyeuse de la paix ....................................................................... 87
Lijst Gebruikte Afkortingen
GVA Gazet van Antwerpen
HLN Het Laatste Nieuws
LDH La Dernière Heure
LLB La Libre Belgique
LP Le Peuple
LS Le Soir
VU Vooruit
vi
Inhoudstafel
Inleiding ........................................................................................................................................... 1
1. Europa en België tijdens het interbellum ........................................................................................ 3 2. De vrijmetselarij in historische context .......................................................................................... 5 3. De antivrijmetselarij ........................................................................................................................... 8
Oorzaken ................................................................................................................................. 8 Geschiedenis tot aan het interbellum ................................................................................ 9 Vormen ............................................................................................................................... 12
Religieuze antimaçonnerie ............................................................................... 13 Politiek geïnspireerde antimaçonnerie .......................................................... 15 Complottheorieën .............................................................................................. 16
4. Onderzoek naar de beeldvorming over de vrijmetselarij in de Belgische pers 1918-1945 ...................................................................................................................................................... 19
De bronnencorpus ............................................................................................................... 19 Moeilijkheden bij de raadpleging van het digitale krantenbestand van de
Koninklijke Bibliotheek ..................................................................................... 20 De geselecteerde kranten................................................................................................... 20 De teneur van de berichtgeving over de vrijmetselarij ................................................ 25 De relatieve gewogen negatieve teneurscore als meetinstrument voor het
antimaçonnieke discours .................................................................................. 27
Hoofdstuk I: De buitenlandse vrijmetselarij in de Belgische pers .......................................................... 32
1. De buitenlandse totalitaire regimes en bewegingen tegenover de vrijmetselarij ................. 32 Fascistisch Italië .................................................................................................................. 33
De opkomst van het fascisme (1920-1924)...................................................... 36 De jaren vóór de Tweede Wereldoorlog (1935-1940) .................................... 39
Nazi-Duitsland ..................................................................................................................... 41 De vrijmetselaars tijdens de eerste jaren van nazi-Duitsland ..................... 42 Het echtpaar Ludendorff ................................................................................... 46
De Spaanse burgeroorlog ................................................................................................... 49
2. Judeo-maçonnieke verbanden ........................................................................................................ 56 Vóór 1933 .............................................................................................................................. 58
De Protocollen van de Wijzen van Zion .......................................................... 58 De Jonge Turken ................................................................................................. 59 Bulgarije ........................................................................................................ 60 Hongarije ........................................................................................................ 61 Overige ........................................................................................................ 61
De jaren vanaf 1933 ............................................................................................................. 62 Duitsland ........................................................................................................ 62 Frankrijk ........................................................................................................ 63 Het Franse Stavisky-schandaal ........................................................................ 64
vii
Hoofdstuk II: De Belgische vrijmetselarij .................................................................................................. 68
1. De antivrijmetselarij gelieerd aan de Belgische politieke situatie ............................................ 68 Katholiek-liberale regeringen ........................................................................................... 72
De periode 16 december 1921 – 5 april 1925 .................................................. 73 De periode 22 november 1927 – 19 maart 1935 ............................................. 75
Coalities zonder liberalen .................................................................................................. 76
2. Specifieke acties gericht tegen de Belgische vrijmetselarij ....................................................... 78 Publicatie van namenlijsten .............................................................................................. 79 Antivrijmetselaarsliga’s ..................................................................................................... 81 Antimaçonnieke tentoonstellingen ................................................................................. 82
3. Judeo-maçonnieke verbanden ........................................................................................................ 82 Het Imianitoff schandaal .................................................................................................... 85
4. Het antimaçonnieke discours van de Duitse bezetter tijdens de Tweede Wereldoorlog ...... 87
Conclusie ......................................................................................................................................... 92
Bibliografie ......................................................................................................................................... 96
Appendix: De database ................................................................................................................................ 99
Bijvoegsel: CD ROM met ACCESS database
1
Inleiding
Aan de oorsprong van de keuze voor het onderwerp van deze scriptie liggen mijn onwetendheid en
nieuwsgierigheid omtrent de vrijmetselarij. Als vrijmetselarij ter sprake komt of als over een persoon
wordt gezegd dat hij tot de loge behoort, is er in mijn perceptie altijd een connotatie naar iets
geheimzinnigs, ondoorgrondelijks en mystieks. Hebben vrijmetselaars in hun hoedanigheid van lid
van een loge invloed op het maatschappelijk gebeuren en zo ja, waar, hoe en welke mate? Dat de
discussies over de vrijmetselarij nog steeds actueel zijn, bewijzen de recente krantenartikelen en
radio- en televisieprogramma’s naar aanleiding van de Optima –affaire waarin vooral de rol van de
vrijmetselarij als geheim genootschap in vraag wordt gesteld.
De geschiedenis van de vrijmetselarij zoals we die nu kennen, ongeveer drie eeuwen oud, geeft aan
dat de beeldvorming rond de vrijmetselarij zeer divers is, zowel in tijd als in plaats. Vanaf het ontstaan
van de speculatieve vrijmetselarij in 1717 is er -naast het beeld van een gezelligheidsclub in het kader
van de zich toen ontwikkelende sociabiliteit- ook een negatief beeld gecreëerd. Ongetwijfeld is de
geheimhoudingsplicht waartoe de vrijmetselaars zich engageren bij hun initiatie een van de
belangrijkste oorzaken van die negatieve perceptie. Onbekend maakt onbemind. Een ander aspect,
eigenlijk een paradox, is dat, alhoewel de vrijmetselarij universaliteit beoogt, zij zeer verschillende
vormen en gedaanten heeft, zowel in ruimte als in tijd. Dé vrijmetselarij bestaat eigenlijk niet.
Het negatieve beeld en de negatieve houding die eraan gekoppeld is, de antimaçonnerie, is het
onderwerp van deze scriptie. Die beeldvorming onderzoek ik aan de hand van de Belgische
geschreven pers. Mijn aandacht gaat niet naar de symbolen, rituelen en gebruiken die eigen zijn aan
de werking van de loges. Het is niet mijn bedoeling de logeactiviteiten in detail te beschrijven, maar
te onderzoeken hoe anderen, de profane wereld in termen van de vrijmetselarij, dachten en zich
tegenover de vrijmetselarij gedroegen.
Over de vrijmetselarij is al heel wat geschreven, niet in het minst door vrijmetselaars zelf, maar ook
door antivrijmetselaars. De verwetenschappelijking van de historiografie is er wel degelijk, maar toch
blijft het zaak bijzondere aandacht te geven aan de principes van historische kritiek bij de lezing van
geschriften van niet-academici, in het bijzonder deze van zowel vrijmetselaars als van
antivrijmetselaars1. Voor de algemene geschiedenis van de vrijmetselarij heb ik mij vooral gebaseerd
1 J.M. Hamill, Engels historicus en vrijmetselaar, heeft in 1985 in zijn inaugurale rede bij zijn inwijding als Meester een overzicht
gegeven van de historiografie over en door de vrijmetselaars vanaf het begin van de 18de eeuw. Hij stelt dat tot het midden van de
negentiende eeuw de geschiedschrijving over de vrijmetselarij onwetenschappelijk, onbetrouwbaar en zelfs dikwijls misleidend
was, ook deze geschreven door de founding father J. Anderson. Veel te veel onwaarheden en onbewezen feiten werden te berde
2
op de werken van M. Dierickx (1967), M. Huysseune (1988), A. Van de Sande (2001) en een artikel van
J. Tyssens in een uitgave van het Belgisch Museum van de Vrijmetselarij (2006). In deze werken komt
telkens ook het thema van de antimaçonnerie aan bod. Voor de complottheorieën toegepast op de
vrijmetselarij, in het bijzonder de judeo-maçonnerie, heb ik mij grotendeels gebaseerd op de werken
van P.A. Taguieff (2005 en 2013) en van J. Byford (2011).
Als te onderzoeken periode heb ik me beperkt tot 1918-1945. Het is een periode waarin de
antimaçonnerie, dikwijls gekoppeld aan antisemitisme, sterk aanwezig was. Na de Tweede
Wereldoorlog is de negatieve toon tegenover de vrijmetselarij sterk verminderd alhoewel,
gefaciliteerd door de moderne sociale media, antimaçonnerie verre van verdwenen is. In 2014
verscheen het boek L’Antimaçonnisme actuel2 van journalist en vrijmetselaar J. Pragman, waarin talrijke
referenties voorkomen van antimaçonnieke internetblogs en sites die dat bewijzen.
Als bron voor mijn onderzoek heb ik gekozen voor de krantenknipsels uit zeven Belgische kranten,
representatief geselecteerd, waarin vrijmetselaars en de vrijmetselarij worden vermeld. Het gaat dus
om de beeldvorming van de vrijmetselarij in de Belgische pers en dus niet alleen over de Belgische
vrijmetselarij. In de gevonden krantenknipsels komen ook Frankrijk, Italië, Duitsland en Spanje zeer
geregeld aan bod. Mijn bronnencorpus is omvangrijker gebleken dan aanvankelijk gedacht: 3604
krantenknipsels, waarvan sommige de vrijmetselarij als voorwerp hebben terwijl andere de
vrijmetselaars alleen maar terloops vermelden. Soms gaat het om uitgebreide artikelen, soms om
berichten van maar enkele regels. Soms nemen de schrijvers expliciete standpunten in, soms gaat het
om een neutraal feitenrelaas. Samen genomen helpen zij wel degelijk om de beeldvorming rond de
vrijmetselarij te vatten.
Hoe was de beeldvorming over vrijmetselaars en de vrijmetselarij in de jaren 1918-1945 in de
Belgische kranten? Is er verschil naar gelang van de ideologie die de kranten aanhingen en naar
gelang van de taal? Is er een evolutie waar te nemen tijdens de onderzochte periode? Welke situaties
en gebeurtenissen hebben aanleiding gegeven tot antimaçonnieke gevoelens en hoe werd daarover
gerapporteerd in de Belgische pers? Welke kenmerken van de vrijmetselarij geven vooral aanleiding
tot de negatieve beeldvorming? Met wie werden vrijmetselaars geassocieerd in die negatieve
beeldvorming? Dat zijn de vragen waarop ik in deze scriptie antwoord tracht te geven.
Het wetenschappelijk onderzoek naar de beeldvorming in kranten is vooral terug te vinden in de
framinganalyse in de communicatiewetenschappen zoals bijvoorbeeld door Annelore Deprez in haar
doctoraal proefschrift van 20083. Els De Bens heeft in 1973 een vergelijkende inhoudsanalyse gemaakt
van vier Vlaamse dagbladen in haar doctoraal proefschrift over de Belgische dagbladpers onder Duitse
censuur tijdens de Tweede Wereldoorlog 4 . Telkens wordt de opportuniteit overwogen van een
kwantitatief dan wel een kwalitatief onderzoek en van een deductieve dan wel een inductieve
gebracht om de vrijmetselaarsbeweging een roemrijk verleden toe te kennen, tot zelfs aan het begin der tijden. Dat verandert vanaf
het midden van de negentiende eeuw met de geschriften van de Engelse authentic school waarvan de auteurs historische
bronnenkritiek hanteerden en zich steunden op wetenschappelijk onderzoek. Hij verwerpt de werken van de auteurs die een
esoterische, mystieke, symbolische of romantische benadering toepassen die hij allemaal onder de noemer niet-authentiek plaatst.
Zie: J.M. Hamill, “Masonic History and Historians.” In: Ars Quatuor Coronatum, 99 (1986), pp. 1-7. 2 J. Pragman, L’Antimaçonnisme actuel. Brussel, Editions Télélivre, 2014. 3 A. Deprez, Internationale conflictberichtgeving in de Vlaamse geschreven pers: een longitudinale framing- en representatieanalyse van de
Eerste en Tweede Intifada. Gent (onuitgegeven doctoraal proefschrift Universiteit Gent), 2008 (promotor: K. Raeymaekers). 4 E. De Bens, De Belgische dagbladpers onder Duitse censuur (1940-1944). Antwerpen, Uitgeverij De Nederlandsche Boekhandel, 1973.
3
benadering. Bij een inductieve benadering van framinganalyse wordt het onderzoeksmateriaal eerst
geanalyseerd en worden dan frames geïdentificeerd; bij een deductieve strategie wordt onderzocht
in welke mate vooraf vastgestelde frames voorkomen. Elke methode heeft voor- en nadelen.
Kwalitatief onderzoek kan beïnvloed worden door de subjectiviteit van de onderzoeker. Bij
kwantitatieve studies is het moeilijker complexe gegevens te betrekken. Bij een deductieve
benadering kunnen sommige frames van bij aanvang over het hoofd worden gezien. Ik heb een
kwantitatieve analyse uitgevoerd op basis van de frequentie en de tenuer van de artikelen waarin de
gekozen trefwoorden “vrijmetselarij”, “vrijmetselaars” en “de loge” voorkomen en de thema’s die in
de betrokken artikelen aan bod komen, de associaties die tussen vrijmetselaars en andere groepen
worden gemaakt, het land waarover in het artikel wordt geschreven en gebruikte kleurwoorden.
Onder kleurwoorden versta ik adjectieven en substantieven die de vrijmetselarij karakteriseren;
dikwijls zijn dat scheldwoorden. Dit laat me toe –op inductieve wijze– frames te identificeren, alle
subframes van de masterframe de vrijmetselarij is verwerpelijk. De kwantitatieve analyse heb ik
aangevuld met een kwalitatieve inhoudsanalyse waarbij de context van het discours wordt geschetst
en geïllustreerd met tekstcitaten. Deze werkwijze, kwantitatief maar ook kwalitatief, die wordt
aanbevolen door onder meer B. Van Gorp5, zou moeten toelaten de subjectiviteit in de analyse te
beperken.
1. Europa en België tijdens het interbellum
Het interbellum wordt in de geschiedschrijving verdeeld in twee decennia. In de twee
tentoonstellingsboeken die door de ASLK werden uitgegeven over deze periode wordt het eerste
decennium “De dolle jaren twintig” 6 genoemd en de jaren ’30 de periode van “De massa in
verleiding”7. Het “dolle” karakter van de jaren ’20 karakteriseert vooral het individuele gedrag van de
mensen in die tijd. Plezier en ontspanning volgden op de vele ontberingen die tijdens de Eerste
Wereldoorlog waren geleden8. In het tweede boek wordt de nadruk gelegd op de massificatie, een van
de belangrijkste kenmerken van de moderniteit. Philip Blom9 splitst zijn boek over de geschiedenis
van het interbellum in twee hoofdstukken: één over de periode “Na de oorlog” en één “Vóór de
oorlog”. De cesuur van de twee decennia valt samen met de financiële beurscrash van 1929 en de
financieel-economische crisis die erop volgde. Er zijn dus drie sleutelperiodes die de belangrijkste
gebeurtenissen tijdens het interbellum hebben bepaald: de nasleep van de Eerste Wereldoorlog, de
financieel-economische crisis en de aanloop tot de Tweede Wereldoorlog.
Europa kwam fel verzwakt uit de Eerste Wereldoorlog. De oorlog had veel mensenlevens gekost en de
schuld tegenover het buitenland, in casu tegenover de Verenigde Staten, was zeer hoog. Europa was
5 B. Van Gorp, “Strategies to Take Subjectivity Out of Framing Analysis”. In: P. D’Angelo & J.A. Kuypers, Doing news framing analysis.
Empirical and theoretical perspectives. New York, Routledge, 2010, p. 85. 6 G.H. Dumont (ed.), De dolle jaren in België 1920-1930. Brussel, ASLK, 1981. 7 R. Gobyn en W. Spriet (eds.), De jaren ’30 in België. De massa in verleiding. Brussel, ASLK, 1994. 8 G.H. Dumont (ed), op. cit., p. 12. 9 Ph. Blom, Alleen de wolken. Cultuur en crisis in het Westen, 1918-1938. Amsterdam, De Bezige Bij, 2014.
4
verdeeld: er was niet alleen het kamp van de overwinnaars tegenover de verliezers, die zwaar
gefrustreerd uit de oorlog kwamen, maar ook tussen de overwinnaars onderling, wat zich onder meer
uitte in het wantrouwen tussen Engeland en Frankrijk en tussen de West-Europese landen en de
Sovjet-Unie.
Ian Kershaw noemt het interbellum in zijn recent boek De afdaling in de hel. Europa 1914-194910 over de
politieke Europese geschiedenis van die periode het tijdperk van de Europese zelfvernietiging. De
Europese crisis tijdens het interbellum is volgens hem veroorzaakt door vier factoren die nauw met
elkaar verbonden waren en elkaar hebben versterkt.
De eerste waren de etnisch-racistische nationalistische uitbarstingen die zich na het einde van de
Eerste Wereldoorlog hebben voorgedaan door het uiteenvallen van het Oostenrijks-Hongaarse en het
Ottomaanse Rijk. Dit had vooral gevolgen voor Midden- en Oost-Europa, minder voor West-Europa.
Een tweede factor, die de eerste versterkte, was de territoriale herindeling van Europa door het
Verdrag van Versailles. Er ontstonden nieuwe staten in Midden-, Oost- en Zuidoost-Europa waar
belangrijke etnische minderheden een tijdbom vormden voor politieke conflicten. De verliezers
voelden zich zwaar tekortgedaan, niet alleen Duitsland omwille van de verloren gebieden en de
enorme herstelbetalingen die werden opgelegd, maar ook Italië dat, alhoewel het uiteindelijk hoorde
tot het overwinnende kamp, gebieden had moeten afstaan aan Joegoslavië. Het succes van de
nationalisten en fascisten in de jaren ’20 kan voor een groot deel verklaard worden door het
ressentiment van de Italianen voor het naar hun gevoel aan hen gedane onrecht.
Als derde factor ziet Kershaw de klassenstrijd die het nationalisme fel aanwakkerde. Dit was zowel in
het binnenland, door de economische verschuivingen van na de oorlog en ten gevolge van de
financieel-economische crisis vanaf 1929, als ten opzichte van het buitenland, in het bijzonder
tegenover de Sovjet-Unie en haar bolsjewisme. De combinatie van extreem nationalisme en haat
tegen het bolsjewisme vormde een gevaarlijke cocktail, zoals bleek in Italië en Duitsland.
De vierde factor tenslotte was het zich bij voortduring (op een korte herstelperiode na in het midden
van de jaren ’20) in crisis verkerende wereldkapitalisme, met vooral een schadelijk effect in Europa.
Overal in Europa speelden deze vier factoren een rol, maar nergens kwamen ze in hun extreme vorm
zo tot uiting als in Nazi-Duitsland, wat eindelijk tot de Tweede Wereldoorlog zou leiden11. Kershaw
komt dus tot dezelfde drie sleutelperiodes van het interbellum die hierboven werden geïdentificeerd.
In België12 werden kort na de wapenstilstand van 11 november 1918 in Loppem, op initiatief van de
koning, maatregelen genomen die een belangrijke impact hebben gehad op het Belgische
democratisch en sociaal bestel. Na de invoering van het algemeen enkelvoudig mannenkiesrecht
beschikte geen enkele partij in het parlement nog over een volstrekte meerderheid. Hierdoor
moesten de traditionele partijen van de katholieken, liberalen en socialisten noodgedwongen
coalitieregeringen vormen. Deze konden in theorie allerlei vormen aannemen, maar tijdens het
interbellum heeft België geen enkele liberaal-socialistische regering gekend. De katholieken hebben
altijd meegeregeerd. De kort na de Eerste Wereldoorlog gevormde Frontpartij en de Communistische
Partij behaalden wel parlementszetels, maar bleven in de oppositie.
10 I. Kershaw, De afdaling in de hel. Europa 1914-1949. Houten-Antwerpen, Uitgeverij Unieboek/Het Spectrum bv, 2015. 11 Ibidem, pp. 20-24. 12 Voor deze korte geschiedenis van België tijdens het interbellum heb ik mij voornamelijk gebaseerd op: G. Deneckere, T. De Paepe
en B. De Wever, Een geschiedenis van België. Gent, Academia Press, 2012, pp. 147-172.
5
In het begin van de jaren twintig kwamen, onder een drieledige regering van nationale eenheid,
verschillende sociale wetten tot stand. Op het eind van 1921 verlieten de socialisten de regering,
waardoor de aandacht voor sociale kwesties opnieuw verzwakte. Liberalen en katholieken vonden
elkaar in de sociaal-economische politiek en lieten hun antiklerikale – klerikale tegenstellingen niet
meer doorwegen. Dit belette niet dat de schooloorlog opnieuw oplaaide, zoals in 1932. De Vlaamse
beweging kwam verzwakt uit de Eerste Wereldoorlog. De activisten werd landverraad verweten en de
Vlaamse beweging was intern verdeeld in een minimalistisch (vooral de katholieke vleugel) en een
maximalistisch kamp (de liberalen en de Vlaams-nationalisten).
De tweede helft van de jaren ’20 verliep relatief rustig en economisch zelfs voorspoedig tot de
internationale financiële crisis van 1929 de Belgische economie, met enige vertraging, ten volle trof.
Er kwam druk op prijzen en lonen en er heerste grote werkloosheid met koopkrachtverlies en sociale
onrust tot gevolg. Dit gaf onder meer aanleiding tot een herverkaveling van het politieke landschap,
waarbij de katholieken verzwakten, vooral ten gunste van extreemrechtse partijen, de socialisten de
sterkste politieke formatie werden en de anti-Belgische Vlaams-nationalistische partijen zoals REX
en VNV sterke opgang maakten. In de tweede helft van de jaren dertig waren tripartite-regeringen
aan de macht en werd er gebruik gemaakt van een economische heropleving om het
koopkrachtverlies te herstellen en nieuwe sociale wetten uit te vaardigen. Het overlegmodel tussen
sociale partners en regering was hierbij een stuwende factor. Het electorale succes van de socialisten
zorgde er wel voor dat de katholieken een steeds rechtser koers gingen varen, wat leidde tot een
algemene verrechtsing in de Belgische politiek en de opgang van extreemrechtse partijen.
De jaren dertig waren op sociaal-cultureel vlak gekenmerkt door de moderniteit. Er kwam meer vrije
tijd, er ontwikkelden zich nieuwe ontspanningsmogelijkheden zoals radio en film en de goedkope
pers leidde ertoe dat de mens een zelfstandig cultuurconsument werd, waardoor de Kerk haar
cultureel monopolie verloren zag gaan. De lekenstaat won meer en meer aan invloed. Een ander
aspect van de moderniteit was de massificatie die zich uitte in onder meer schaalvergroting,
massaproductie en –consumptie en urbanisatie13.
2. De vrijmetselarij in historische context
Ofschoon ze haar naam ontleent aan de bouwcorporaties uit de middeleeuwen wordt het algemeen
aanvaard dat de vrijmetselarij in haar huidige vorm(en), de zogenoemde “speculatieve”
vrijmetselarij14, haar oorsprong vindt in Londen in 1717 toen vier bestaande loges in een alehouse
beslisten een Grootloge op te richten. Zij brachten zo structuur in hun werking met de verkiezing van
een Grootmeester en de opstelling van een Constitutie 15 waarin de grondbeginselen werden
vastgelegd. De manier van werken, met de specifieke rituelen onder meer op het vlak van de initiatie,
13 M. Reynebeau, Een geschiedenis van België, Tielt, Lannoo, 2003, pp. 225-232. 14 Er bestonden toen sinds lange tijd “operatieve” loges, verenigingen die waren samengesteld uit leden in de operationele sfeer
zoals metselaars, meestergasten, architecten, bouwmeesters, … Er is veel discussie over de oorsprong van de speculatieve
vrijmetselarij. In het kader van deze scriptie is het echter weinig relevant hierover verder uit te weiden. 15 De zogenaamde Constituties van Anderson van 1723.
6
de mythologische verwijzingen en het symbolenapparaat, ontleenden de oprichters aan de
werkwijzen van de Schotse bouwgilden. Het ontstaan en de eerste ontwikkeling van de speculatieve
vrijmetselarij is te situeren in een periode (begin achttiende eeuw) en een locatie (Engeland) waarin
gezocht werd naar sociabiliteit, onder meer binnen genootschappen en clubs. Naar aard waren deze
zeer divers: gezelligheidsclubs waar het belangrijkste de maaltijd was, wetenschappelijke
genootschappen, kunst-, muziek- en literaire gezelschappen, politieke en debatgenootschappen,
liefdadigheidsverenigingen, regionale en etnische verenigingen, religieuze sociëteiten, … Ook
vrijmetselaarsloges vonden daar hun plaats16.
De vrijmetselarij ontwikkelde zich vrij vlug in Groot-Brittannië en dan verder in haar kolonies en op
het Europese continent. Er zijn echter duidelijke verschillen vast te stellen tussen de Angelsaksische
vrijmetselarij en de ontwikkelingen op het Europese vasteland. De Angelsaksische vrijmetselarij
wordt regulier genoemd. Regulier zijn de loges die zijn erkend door de Grootloge van Londen en waar
de grondbeginselen en traditionele plichten zoals die vastgelegd zijn in de Constituties van Anderson
(de zogenoemde “landmerken”) onverminderd worden toegepast. Deze zijn onder meer: het geloof in
een God als schepper van het universum, de Opperbouwmeester van het Heelal; het mannelijk
karakter van de Orde; de werking met een geopende Bijbel; het verbod op discussies over godsdienst
en politiek tijdens de logewerkzaamheden; de ideologie van het universalisme; het egalitair karakter;
de idealen van vrijheid, vrede en verdraagzaamheid.
In Europa ontwikkelden zich in een aantal landen de zogenoemde Latijnse loges; deze waren
irregulier, want niet erkend door de Grootloge van Londen, omdat zij niet werkten volgens de
grondbeginselen van de Constituties van Anderson. Daar wordt wel over godsdienst en politiek
gediscussieerd. In de Angelsaksische landen is de irreguliere vrijmetselarij onbestaand. Op het
Europese vasteland vormt ze een marginale minderheid, met uitzondering van Frankrijk, België en -
in beperkte mate- Italië17.
Een tweede belangrijk onderscheid –naast regulier-irregulier– dat tussen loges wordt gemaakt is dát
op basis van de ritussen die er worden toegepast: de blauwe of symbolische loges tegenover de rode.
De blauwe loges, die veruit in de meerderheid zijn, kennen de drie graden van leerling, gezel en
meester en worden overkoepeld door een obediëntie (in de tijd van het interbellum waren dat in
België vooral het Grootoosten en de Grootmacht van de Reguliere Grootloge). De rode loges kennen
de “hogere” graden die kunnen oplopen tot 33. Zij worden bestuurd door een Opperraad, los van de
Grootmachten18 . Dit onderscheid heeft zijn belang vooral in verband met complottheorieën (zie
verder) waarbij niet zozeer de massa van vrijmetselaars geacht worden te complotteren, maar eerder
een kleine groep van mensen, die dikwijls tot de hogere graden behoren.
16 P. Clark, Sociability and Urbanity: Clubs and Societies in the Eighteenth-Century City. Leicester, Victorian Studies Centre-University of
Leicester, 1986, pp. 8-11. 17 P. Van Brabant geeft in zijn boek De Vrijmetselaars, Antwerpen-Baarn, Uitgeverij Hadewijch, 1992, p. 36 enkele ledenstatistieken
voor de jaren 1980. Regulier: Engeland 600.000, Schotland 60.000, Ierland 55.000, Duitsland 21.000, Italië 17.000, Frankrijk 10.000.
Irregulier: Frankrijk 45.000, België 9.000, Italië 4.000. 18 P. Van Brabant, De Vrijmetselaars. Antwerpen-Baarn, Uitgeverij Hadewijch, 1992, pp. 128-137.
7
Er zijn indicaties dat er reeds in de eerste helft van de achttiende eeuw in de Zuidelijke Nederlanden19
loges werden opgericht in Mons en Gent, maar pas in 1765, nadat een Aalsterse loge door de Grootloge
van Londen werd erkend, kort daarop gevolgd door een Gentse loge, kan er van een Belgische
gecoördineerde vrijmetselarij gesproken worden. Onder de Oostenrijkers was er eerst voorspoed voor
de Belgische vrijmetselarij, maar naar het einde van de achttiende eeuw werd het aantal loges en hun
werking sterk ingeperkt, en uiteindelijk door Jozef II verboden. Onder de Fransen kende de Belgische
vrijmetselarij opnieuw een bloeiperiode, zij het onder de obediëntie van het Grootoosten van
Frankrijk. Tijdens de periode van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden werden de loges van
Noord en Zuid samengevoegd, onder druk van koning Willem I die ervoor zorgde dat zijn tweede zoon,
prins Frederik, als Grootmeester werd aangesteld. Deze samenvoeging werd echter geen succes,
vooral omdat in het Noorden de Angelsaksische vrijmetselarij werd bedreven, terwijl in het Zuiden
de Latijnse de overhand had.
Na de Belgische revolutie (waarin talrijke vrijmetselaars mee het Monsterverbond hielpen vormen) en
na enige aarzeling (vooral vanwege de Oranjegezinde Gentenaars) scheidden de wegen van de
Nederlandse en Belgische vrijmetselarij zich formeel en werd in 1833 het Grootoosten van België
opgericht. Bij aanvang was het de bedoeling zich ver van de partijpolitiek te houden. Maar gaandeweg
ging zij zich meer en meer actief bezighouden met godsdienst en politiek20, sympathiseerde met de
liberalen en werd zo de vijand van de katholieke kerk. Dat uitte zich onder meer in een bisschoppelijke
brief van 1837, waarin de pauselijke veroordelingen van de vrijmetselarij in herinnering werden
gebracht. Als reactie werd de Belgische vrijmetselarij steeds antiklerikaler. Haar atheïstisch karakter
werd bevestigd toen zij in 1872 iedere verwijzing naar de “Opperbouwmeester des Heelals” en het
ritueel gebruik van de Bijbel uit haar statuten schrapte. De vrijmetselarij werd een belangrijke
politieke factor. Door het cijnskiesrecht was de politieke macht geconcentreerd bij een beperkt aantal
gegoede burgers en het waren vooral zij die in de loges vertegenwoordigd waren. Naar het einde van
de negentiende eeuw toe, toen ook socialisten toetraden tot de loges, leidde het politieke en
maatschappelijke engagement dikwijls tot interne spanningen binnen de loges21, wat aanleiding gaf
tot een zekere depolitisering: er werd niet meer gestemd over politieke thema’s, enkel nog
gediscussieerd22. Door invoering van het enkelvoudig stemrecht en evenredige vertegenwoordiging
in december 1899 werden de socialisten de sterkste oppositiepartij. Daardoor verminderde het
politieke gewicht van de liberalen, die van 1884 tot aan het begin van de Eerste Wereldoorlog samen
met de socialisten in de oppositie zaten, en dus ook dat van de vrijmetselaars.
Onder invloed van het modernisme onderging de Belgische vrijmetselarij in het begin van de
twintigste eeuw belangrijke wijzigingen: ze werd meer beschouwelijk, hechtte minder belang aan
rites en mystiek en nam vrouwen op in (sommige) loges (zoals in de gemengde loges onder de
19 Deze korte geschiedenis van de Belgische vrijmetselarij is voornamelijk gebaseerd op J. Tyssens, “Een gebouw en een museum:
iets over de geschiedenis van de vrijmetselarij”. In J. Tyssens (ed), De Schatten van de Tempel. Het Belgisch Museum van de Vrijmetselarij.
Brussel, Mercatorfonds en Belgisch Museum van de Vrijmetselarij, 2006 en A. van de Sande, Vrijmetselarij in de Lage Landen. Een
mysterieuze broederschap zonder geheimen. Zutphen, Walburg Pers FAMA Maçonnieke Uitgeverij, 2001. 20 Het verbod op politieke en religieuze discussies in de loges (art. 135 van de statuten bij oprichting) werd formeel opgeheven in
1854. 21 J. Tyssens, “Sous le signe du progrès. Une histoire de la Loge gantoise “La Liberté N° 4”, in R∴L∴ La Liberté. Or ∴ de Gand. 5866-
5991, Gent, 1991, pp. 88-92. 22 J. Tyssens, Strijdpunt of Pasmunt. Levensbeschouwelijk links en de schoolkwestie, 1918-1940. Brussel, VUBPress, 1993, p. 220.
8
obediëntie van Le Droit Humain, opgericht in 1912). Er ontstonden ook enkele vrouwenloges. De
samenstelling van de loges werd democratischer (in de negentiende eeuw waren het bijna uitsluitend
bourgeois die toetraden) en gevarieerder: ook vrije beroepers, academici, journalisten, schrijvers,
leraars en kunstenaars vonden de weg naar de vrijmetselarij. Vlaamse loges werden meer en meer
vernederlandst in hun werking23.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog daalde het ledenaantal van het Grootoosten van België van 4335 naar
3725 leden, een vermindering met 14%. Daar staat tegenover een verhoogd prestige van de
vrijmetselarij, onder meer door toedoen van Grootmeester en liberaal politicus Ch. Magnette24. De
Belgische vrijmetselarij groeide in België tijdens het interbellum zowel in ledenaantal als in aantal
loges. Omtrent de werking bleven er wel wrijvingen bestaan tussen leden met een politiek en
antiklerikaal engagement en leden die zich wilden aligneren naar de apolitieke Angelsaksische
vrijmetselarij. In de jaren 1930 kwam het zwaartepunt van de politiek meer en meer te liggen op de
sociaal-economische problemen. De levensbeschouwelijke kwesties, toch meer het aandachtspunt
van de vrijmetselarij, kwamen meer op de achtergrond. Verschillende gezichtspunten op sociaal-
economisch vlak tussen liberalen en socialisten polariseerden de loges. De katholieke kerk verlegde
haar aandacht meer naar het communistische gevaar. De rechtsextremisten werden de nieuwe
vijanden van de vrijmetselaars25.
De vrijmetselarij mag niet worden verward met de vrijdenkersbeweging. Deze laatste ontstond
midden negentiende eeuw en werd gedragen door zowel een burgerlijke, liberale zijde als een
arbeidersgezinde. Het antiklerikalisme van de vrijdenkersbeweging woog toen zwaar op zowel de
liberale als de socialistische politieke partij. Tijdens het interbellum groeide, ook onder invloed van
de noodzaak coalities te vormen waartoe de katholieken altijd behoorden, een kloof tussen de
vrijdenkersbeweging en de politieke partijen die werden verondersteld hun belangen te verdedigen,
waardoor de politieke invloed van de vrijdenkers verminderde. Nieuwe impulsen kwamen er in de
tweede helft van de jaren dertig door de militante reacties op de fascistische bewegingen en de
promotie van de volksfrontgedachte, waarbij gepoogd werd een front te vormen van liberalen,
socialisten en communisten tegen de fascisten26.
3. De antivrijmetselarij
Oorzaken
Als gevolg van onwetendheid, onbegrip, kwade trouw en verraad ontstond het antimaçonnisme bijna
gelijktijdig met het ontstaan en de vlugge uitbreiding van de speculatieve vrijmetselarij. In die tijd
23 J. Tyssens, “Een gebouw en een museum: iets over de geschiedenis van de vrijmetselarij”. In J. Tyssens (ed), De Schatten van de
Tempel. Het Belgisch Museum van de Vrijmetselarij. Brussel, Mercatorfonds en Belgisch Museum van de Vrijmetselarij, 2006, p. 17. 24 M. De Schampheleire, Geschiedenis van de Belgische vrijmetselarij sinds 1830. 150 Jaar Grootoosten van België. Boekdeel II: Periode 1914-1983.
Brussel, Grootoosten van België, 1986, pp. 49-50. 25 M. Huysseune, Vrijmetselarij. Mythe en realiteit. Berchem-Brussel, Uitgeverij EPO en Studiekring Vrij Onderzoek, 1988, pp. 61-62. 26 J. Tyssens, Strijdpunt of Pasmunt, op. cit., pp. 228-233.
9
was er in Europa geen vrijheid van denken noch vrijheid van vereniging. De loges ontsnapten aan
zowel religieuze als politieke controle en werden zo voorwerp van vervolging27. D. Béresniak28 ziet als
belangrijkste oorzaken van het antimaçonnisme de geheimhoudingspicht die reeds vanaf de rituele
initiatie wordt opgelegd. M. Huysseune29 ziet twee kenmerken van de vrijmetselarij die hoofdoorzaak
zijn van de negatieve gevoelens die derden (de door vrijmetselaars genoemde profanen) tegenover de
vrijmetselarij kunnen hebben: de geheimhouding en het elitaire karakter. De geheimhouding situeert
zich op drie niveaus: de identiteit van medebroeders30, de rituele werking in de loges (vooral de rites
gepaard gaande met de initiatie) en de inhoud van de besprekingen. Geheimhouding leidt tot
mythevorming. De perceptie van het elitair karakter door de buitenwereld maakt de vrijmetselaars
verdacht als lobbyisten, manipulatoren en complotteurs.
Geschiedenis tot aan het interbellum
De vrijmetselarij heeft sinds haar ontstaan tegenstanders gekend die haar trachtten te ridiculariseren
of haar verbonden aan politieke tegenstanders, zoals de Fransen deden tijdens de Frans-Engelse
oorlogen van de achttiende eeuw. Een eerste ernstige vorm van antimaçonnerie deed zich voor in het
kader van de Illuminatenorde die in Beieren werd gesticht in 1776 door ex-jezuïet Adam Weishaupt.
De Illuminaten waren radicaal, antireligieus, antimonarchistisch en adepten van de verlichting.
Ondanks haar kort bestaan –niet meer dan een decennium–, het beperkte ledenaantal en de geringe
impact van haar daadwerkelijke activiteiten heeft deze Orde door nagelaten geschriften veel ophef
veroorzaakt31. Het bericht werd verspreid dat de Illuminaten zich hadden geïntegreerd in bestaande
vrijmetselaarsloges en van daaruit complotteerden met revolutionairen32.
De Franse revolutie bood aan de complotdenkers verdere stof tot antimaçonnieke aanvallen. In 1791
verscheen een werk van abbé F. Lefranc33 waar voor de eerste maal gewag wordt gemaakt van een
verklaringsmodel voor de Franse revolutie, gesteund op samenzweringstheorieën. De revolutionaire
complotteurs waren de vrijmetselaars, de Philosophes en de Jacobijnen die samen in het geheim de
autoriteit van de paus en de koning wilden ondermijnen. Het werk van Lefranc diende als
inspiratiebron voor de Franse ex-jezuïet abt A. Barruel die in 179734 de theorie verkondigde dat de
Franse revolutie het gevolg was van een combinatie van drie complotten: de Philosophes tegen de
godsdienst, de vrijmetselaars tegen de monarchie en de Illuminaten tegen de sociale orde. Het boek
van Barruel (eigenlijk vier boekdelen) is simplistisch en stelt de zaken verkeerd voor. Toch was het
invloedrijk in die tijd omdat het paste in het discours van de contrarevolutionairen 35 . Barruel
introduceerde tevens de notie van de “achterloges” en maakte zo onderscheid tussen de loges van de
27 P. Delfosse (ed.), Dictionnaire historique de la laïcité en Belgique. Brussel, Tournesol Conseils SA/Editions Luc Pire, 2005, pp. 23-24. 28 D. Béresniak, Juifs et Francs-Maçons. Les bâtisseurs de temples. Monaco, Editions du Rocher, 1998, 156. 29 M. Huysseune, op. cit., pp. 169-170. 30 Het staat de individuele vrijmetselaar wel vrij zijn eigen lidmaatschap publiek te maken. 31 P.-A. Taguieff, La foire aux “Illuminés”. Esotérisme, théorie du complot, extrémisme. Parijs, Mille et une nuits, 2005, pp. 13-15 en 32-33. 32 A. van de Sande, “Vrijmetselarij als vijandbeeld. Antimaçonnisme in de achttiende en negentiende eeuw.” In: H. Righart (ed.), De
zachte kant van de politiek. Opstellen over politieke cultuur. ’s-Gravenhage, SDU Uitgeverij, 1990, p. 111. 33 F. Lefranc, Le Voile levé pour les curieux, ou les secrets de la Révolution révelés à l’aide de la franc-maçonnerie. Paris, Duvivier, 1791 , <
https://books.google.be/books?vid=GENT900000031638> (édition 1816) 34 A. Barruel, Mémoires pour servir à l’histoire du Jacobinisme. Hambourg, P. Fauche, 1803 (5 boekdelen),
<https://books.google.be/books?vid=GENT900000114936> 35 M. Huysseune, op. cit., pp. 176-177.
10
massa (overeenstemmend met de blauwe loges met de lagere graden) en de loges van de hogere
graden waar van alles wordt bekokstoofd zonder medeweten van de grote meerderheid van de
vrijmetselaars. In datzelfde jaar 1797 publiceerde de gewezen vrijmetselaar John Robison in
Edinburgh een werk36 dat in dezelfde lijn ligt als de twee voorgenoemde: de Franse revolutie is een
gevolg van een samenzwering tussen verlichte filosofen en vrijmetselaars tegen “Altaar en Troon”.
De Illuminaten hebben de Jacobijnen geleerd hoe ze via de loges hun complotten moesten smeden en
ten uitvoer konden brengen37.
In de loop van de negentiende eeuw werden Illuminati en vrijmetselaars in de wereldcomplot-
theorieën naar de tweede plaats verwezen en gedegradeerd tot helpers en pionnen van de
internationale joodse elite 38 . Dit was het begin van de zogenaamde judeo-maçonnieke
wereldcomplottheorieën. Het begon met een brief van J.B. Simonini, een Italiaanse legerofficier en
notoir documentenvervalser, geschreven in 1806 en gericht aan abt Barruel39. In die brief maakt
Simonini gewag van een joodse sekte die het christendom ten gronde wil richten en een
wereldregering onder haar leiding wil installeren40. Een van de bewijzen was dat de Joden geprofiteerd
hadden van de Franse revolutie (zij kregen vanaf dan burgerrechten die hun in het verleden waren
ontzegd) en dus wel achter de Revolutie moesten zitten41. Het is tevens in datzelfde jaar 1806 dat
Napoleon initiatieven nam om de joodse kwestie (op een gunstige wijze voor de Joden) op te lossen.
Complottheorieën, of eerder lastercampagnes, tegen Joden bestonden al in de middeleeuwen in de
vorm van verdenking van rituele moord, bloedbeschuldiging, hostieschending en vergiftiging van
bronnen, maar ze waren eerder lokaal42. De beschuldigingen waren gericht tegen een individu of een
kleine gemeenschap. Door de koppeling met de vrijmetselarij kreeg het joodse complot een
werelddimensie. Vóór er sprake was van een judeo-maçonniek wereldcomplot werd het
wereldcomplot geacht te zijn uitgegaan van de vrijmetselarij die kerk en monarchie wou vernietigen.
Het duurde nog een halve eeuw vooraleer het thema van een judeo-maçonniek wereldcomplot
opnieuw werd opgepikt, meer bepaald in het in 1869 verschenen boek Le Juif. Le juadisme et la judisation
des peuples chrétiens van H.R. Gougenot des Mousseaux43, waarin sprake is van een satanisch joods
complot. Vanaf dan krijgen de judeo-maçonnieke complottheorieën steeds meer aandacht, vooral
ingegeven door het raciale antisemitisme dat zich in de twee laatste decennia van de negentiende
eeuw vooral in Frankrijk en Duitsland ontwikkelde44. Taguieff45 wijst op een aantal aspecten die de
36 J. Robison, Proofs of a conspiracy against all the religions and governments of Europe, carried on in the secret meeting of Free Masons, Illuminati
and Reading Societies. Edinburgh, 1797. 37 A. van de Sande, “Vrijmetselarij als vijandbeeld. Antimaçonnisme in de achttiende en negentiende eeuw.” In: H. Righart (ed.), De
zachte kant van de politiek. Opstellen over politieke cultuur. ’s-Gravenhage, SDU Uitgeverij, 1990, p. 112. 38 J. Byford, Conspiracy Theories. A Critical Introduction. Londen, Palgrave Macmillan, 2011, p. 46. 39 Die brief is in feite een vervalsing en de herkomst ervan is onduidelijk, waarschijnlijk van de Franse geheime politie of van Barruel
zelf. P.-A. Taguieff, Court traité de complotologie. Parijs, Mille et une nuits, 2013, pp. 273-274. 40 P.-A. Taguieff, Court traité, op. cit, pp. 273-274. 41 J. Byford, op. cit., p. 47. 42 K. Smelik, Herleefde Tijd. Een joodse geschiedenis. Leuven/Den Haag, Uitgeverij Acco, 2011, p. 192. 43 H.R. Gougenot des Mousseaux, Le Juif. Le juadisme et la judisation des peuples chrétiens. Paris, Wattelier, 1869,
https://books.google.be/books?id=-
XgIAAAAQAAJ&printsec=frontcover&dq=le+juif:le+juda%C3%AFsme&hl=nl&sa=X&redir_esc=y#v=onepage&q=le%20juif%3Ale%20j
uda%C3%AFsme&f=false 44 P.-A. Taguieff, Court traité, op. cit., p. 271. 45 Ibidem, pp. 281-288.
11
band tussen Joden en vrijmetselaars bepalen, gezien door hun vijanden en verwoord in talloze
antimaçonnieke geschriften die in de tweede helft van de negentiende eeuw in Frankrijk zijn
verschenen. Vooreerst is er de gemeenschappelijke vijand: het christendom. Zowel Joden als
vrijmetselaars willen de kerk vernietigen. Beide groepen worden door hun vijanden gezien als een
“sekte” of een “geheim genootschap” met als gemeenschappelijke kenmerken: grote solidariteit
onder hun leden, kosmopolitisme die het nationaal belang overstijgt en haat tegenover het
christendom. Bij hun acties laten zij zich leiden door het motto “Het doel heiligt de middelen” en zijn
ze dus de revolutie genegen. De vrijmetselarij wordt dikwijls gezien als onderdeel van de joodse sekte:
het zijn de Joden die aan de oorsprong liggen van de vrijmetselarij. Daaruit volgt dan logischerwijze
het thema van de Joden als geheime leiders van de vrijmetselarij. Verwijzend naar hun
kosmopolitische aard delen Joden en vrijmetselaars de ambitie van wereldoverheersing. Tenslotte
worden beiden gedemoniseerd: zowel Joden als vrijmetselaars zijn kinderen of dienaars van Satan.
Al deze beschuldigingen over de kwalijke banden tussen Joden en vrijmetselaars moeten gezien
worden in het licht van het antisemitisme op het einde van de negentiende eeuw, getuige onder meer
de Dreyfus-affaire. Er waren toch ook tegenstemmen, zoals deze van de historicus A. Leroy-Beaulieu
in 190246:
“L’obstination des antisémites à identifier les francs-maçons et les Juifs, dans ce qu’ils appellent
la Judeo-maçonnerie, montre seulement leur mauvaise foi ou leur ignorance. Si l’histoire et les
faits interdisent de considérer la maçonnerie comme une institution juive, fondée ou dirigée par
les Juifs, dans un intérêt juif, l’antisémitisme se rabat sur la parenté de l’esprit juif et de l’esprit
maçonnique.
Lorsque nous voulons analyser ce qu’on entend , le plus souvent, par esprit juif, nous trouvons
que, sur nombre de points, l’esprit juif incriminé par les antisémites est la négation des doctrines
et des traditions du judaïsme.”
Het antisemitisme koppelde zich met een reactie op de moderniteit en op de vooruitgangsgedachte
van de tweede helft van de negentiende eeuw en met het zich ontwikkelen van mythen. De mythe
van het judeo-maçonniek complot gaat uit van een occulte kracht die in staat is historische
gebeurtenissen te creëren en het verloop van de geschiedenis te bepalen. Die kracht ligt niet in de
rede en is niet de vooruitgang en verbetering van de samenleving, maar de ontwikkeling van het
kwaad47.
Op het einde van de negentiende – begin twintigste eeuw voegt zich in de complottheorieën nog een
derde groep bij de complotteurs: de Russische bolsjewisten. De joodse emancipatiegolf in de tweede
helft van de negentiende eeuw had voor gevolg dat in Rusland, het land met het grootste aantal Joden
onder haar bevolking, de antisemitische complottheorieën welig tierden. Dat leidde in de jaren 1880
tot restrictieve maatregelen vanwege de Russische overheid en pogroms tegen Joden. Er kwam een
antisemitische literatuur op gang die Joden linkte aan de Russische revolutionaire bolsjewisten48.
Het is dan ook niet te verwonderen dat Rusland aan de oorsprong ligt van de moeder van alle
antisemitische complottheorieën: de Protocollen van de Wijzen van Zion. Dit is een pamflet uit 1881 van
46 A. Leroy-Beaulieu, Les Doctrines de haine, Parijs, Calmann-Lévy, 1902 aangehaald in P.-A. Taguieff, Court traité, op. cit., pp. 287-288. 47 P.-A. Taguieff, Court traité, op. cit., pp. 241-242. 48 J. Byford, op. cit., p. 49
12
een honderdtal pagina’s, verdeeld in 24 hoofdstukken of “protocollen”, waarin een plan wordt
uiteengezet voor werelddominantie door een groep joodse ouderlingen. De Protocollen beschrijven
de doelstellingen van het complot, geven aan hoe die doelstellingen moeten worden bereikt (in
samenwerking met de vrijmetselaars) en hoe de wereld er moet uitzien na de realisatie van de joodse
wereldregering49. De precieze oorsprong van het pamflet is niet met zekerheid vastgesteld, maar
algemeen wordt nu aangenomen dat het afkomstig is van de Russische geheime politie, meer bepaald
haar afdeling in Parijs, met de bedoeling aan te zetten tot pogroms en deze te verrechtvaardigen. Wel
is zeker dat het om een vervalst document gaat. Sommige passages zijn letterlijk overgenomen uit
een novelle van 1868 van een Duitse schrijver. Andere uit een fictiewerk van een Zwitser uit 1864. De
Protocollen werden voor het eerst uitgegeven in 1905, als een bijlage in een boek van Sergei Nulius,
een schimmige antisemitische Russische agitator50. In 1917 veranderde hij zijn verhaal over de plaats
en oorsprong van de Protocollen. In een vroegere versie waren ze gestolen van een leidinggevende
persoon onder de Franse vrijmetselaars en was de plaats van handeling een joodse begraafplaats te
Praag; in de versie van 1917 was er geen band meer met de vrijmetselarij, maar was de tekst
voorgesteld tijdens het eerste Zionistische Congres dat in 1897 in Bazel was gehouden51. Na de Eerste
Wereldoorlog werden de Protocollen vertaald in het Duits, Engels, Frans en in vele andere talen en
verspreid over gans Europa en de Verenigde Staten. De verdere geschiedenis van de Protocollen
tijdens het interbellum komt in een later hoofdstuk nog aan bod.
Vormen
De antivrijmetselarij kan verschillende vormen aannemen. Er is een religieus gemotiveerde
antimaçonnerie en een politieke. Dikwijls lopen deze door elkaar. De opkomst van totalitaire regimes
tijdens het interbellum in Europa heeft telkens geleid tot antimaçonnieke maatregelen. In België
waren op politiek vlak de katholieken tegen de vrijmetselaars wanneer de liberalen oppositie voerden
tegen een katholieke meerderheid en waren ze tevens op religieus vlak tegen de vrijmetselaars omdat
deze samen met de socialisten een vrijzinnige en antiklerikale mening verkondigden. Dikwijls wordt
een negatief beeld van de vrijmetselarij opgehangen, al dan niet in associatie met andere groepen,
waarbij theorieën over complotten worden ontwikkeld. Over de complottheorieën is er tijdens de
laatste decennia veel studiewerk verricht. Alhoewel zij vooral recente en hedendaagse voorvallen als
voorwerp hebben, zijn de concepten, typologieën en verklaringen ook bruikbaar om de
complottheorieën te behandelen die zich tegen de vrijmetselarij tijdens het interbellum hebben
ontwikkeld.
49 J. Byford, op. cit., pp. 50-51. 50 J. Byford op. cit., pp. 49-50. 51 K. Smelik, De zeven levens van de Protocollen van de Wijzen van Zion. Gent, Academia Press, 2010, pp. 66-67.
13
Religieuze antimaçonnerie
Figuur 1: Le mangeur de curés. Bron: CEDOM-MADOC (map spotprenten)
Katholiek-klerikale actie
Vrijmetselaars en de clerus zijn traditionele vijanden, zoals in bovenstaande spotprent wordt
geïllustreerd. Reeds in 1738 veroordeelde paus Clemens XII in zijn bul ln Eminenti de toen pas ontstane
vrijmetselarij en verbood hij de katholieken tot de vrijmetselarij toe te treden op grond van drie
motieven die later door de eeuwen heen altijd zullen terugkeren: het vermeende ketterse karakter,
het door een eed gewaarborgde geheim en het bestaan van verborgen doelstellingen. Bovendien werd
de vrijmetselarij beschuldigd van rationalisme, naturalisme, religieuze tolerantie en hedonisme52. Een
bul van 1751 van paus Benedictus XIV (Providas) herhaalde grotendeels de bezwaren van paus Clemens
XII. De kerk vreesde voor besmetting van haar onderdanen als zij samen met ketterse niet-
katholieken in loges sociabiliseerden. De geheime werking in de loges ontzegde haar de mogelijkheid
52 J.-P. Schreiber en J. Tyssens, “Antimaçonnisme.” In: J. Tyssens (ed.), De Schatten van de Tempel. Het Belgisch Museum van de
Vrijmetselarij. Brussel, Mercatorfonds-Belgisch museum van de vrijmetselarij, 2006, p. 139.
14
controle uit te oefenen en schiep zo wantrouwen.53. De pauselijke bullen hadden uiteindelijk niet zo’n
grote impact omdat verschillende landen (waaronder Frankrijk en België) de bullen naast zich
neerlegden. Deze kregen namelijk alleen maar kracht van wet als ze door de plaatselijke overheid
formeel werden bevestigd54.
In de negentiende eeuw was er de antimaçonnieke bul van 1821 Ecclesian a Iesu Christo (paus Pius VII)
waarin alle geheime genootschappen werden veroordeeld, in de jaren twintig en dertig nog gevolgd
door een aantal andere pauselijke geschriften gericht tegen de vrijmetselarij. Het ging hier niet
uitsluitend om godsdienstige motieven: de paus verzette zich hiermee tevens tegen het Italiaans
politiek liberalisme en het nationalistisch streven (onder meer door de Carbonari, een op de
vrijmetselarij gestoelde organisatie waarvan talrijke vrijmetselaars lid waren) naar een eengemaakte
Italiaanse staat wat politiek machtsverlies voor de paus tot gevolg zou hebben55. In de belangrijke
encycliek Humanum Genus van 1884 (paus Leo XIII) werd het antimaçonnisme vooral gezien als een
centraal politiek strijdpunt tegen liberalisme en socialisme.
Na de Eerste Wereldoorlog is er sprake van een voorzichtige56 toenadering tussen katholieken en
vrijmetselaars: zij zien zich verenigd in hun gemeenschappelijke angst tegen het bolsjewisme. In
België vormen zij tijdens het interbellum samen de coalities, al dan niet met de socialisten. Het zijn
de conservatieve katholieken die zich nog wel antimaçonniek opstellen, zeker als ze zich aansluiten
bij de extreemrechtse campagnes in de jaren 193057.
Diabolisering
De vrijmetselarij werd tevens gediaboliseerd, vooral vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw.
De loge werd gezien als een tempel van Satan, waar duivelse riten en orgieën werden georganiseerd.
Illustratief hierbij zijn de figuren van Mgr. Gaston de Ségur en van Léo Taxil.
Mgr. de Ségur publiceerde in 1867 een antimaçonniek pamflet Les Francs-Maçons. Ce qu’ils sont. Ce qu’ils
veulent, waarin het duivelse karakter van de vrijmetselarij wordt beklemtoond en een complottheorie
wordt ontwikkeld (zie verder). Het werk kende een groot succes en werd meermaals herdrukt58. Ter
illustratie een passus uit de tekst van de Ségur (aangehaald door Taguieff):
53 J. Koppen, Davidster en Passer. Judeo-maçonnieke samenzweringstheorieën in België tijdens het Interbellum en de Tweede Wereldoorlog.
Brussel (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Vrije Universiteit Brussel), 1999, pp. 51-53 en K. Poma, Actie Vrijmetselaren. Een
politieke benadering van de moderne vrijmetselarij. Zellik, Roularta Books, 1995, pp. 49-50. 54 M. Huysseune, op. cit., p. 25. 55 K. Poma, Actie Vrijmetselaren. Een politieke benadering van de moderne vrijmetselarij. Zellik, Roularta Books, 1995, pp. 51-52. 56 De “voorzichtige” toenadering zoals M. Huysseune dit beschrijft belet niet dat er toch een uitgesproken antimaçonniek discours
wordt gevoerd tijdens het interbellum zoals zal blijken uit de resultaten van mijn onderzoek. 57 M. Huysseune, op. cit., pp. 188-189. 58 P.-A. Taguieff, La foire aux “Illuminés”. Esotérisme, théorie du complot, extrémisme. Parijs, Mille et une nuits, 2005, pp. 15-16.
15
“Cette Franc-Maçonnerie n’est plus celle des Loges, elle n’est plus même celle des hauts
grades: elle est purement et simplement la société secrète. Dans l’arrière-Loge, les Maçons
jettent le masque […]. A la tête de toute cette armée ténébreuse, il y a un chef unique et
inconnu, qui reste dans l’ombre et qui tient tous les Ateliers et toutes les Loges dans sa
main […]. Cet homme diabolique est plus puissant qu’aucun roi du monde. Au dernier
siècle, ce fut pendant de longues années, un Allemand obscur, nommé Weishaupt.”
Leo Taxil, pseudoniem van de Marseillese journalist Gabriel Jogand-Pagès (1854-1907), is een
voorbeeld van hoe de mystificatie rond de satancultus van de vrijmetselarij zich ontwikkelde en stand
hield. Taxil begon als vrijmetselaar, maar bekeerde zich in 1885 tot het katholicisme. In 1887
publiceerde hij, op basis van zijn kennis en ervaringen als ex-vrijmetselaar, aangevuld met zijn eigen
fantasie, het werk Les mystères de la Franc-maçonnerie dévoilés dat een groot succes kende. Kort daarna
voerde hij de figuur op van Diana Vaughan, een jonge Amerikaanse vrouw die grootpriesteres zou zijn
van de luciferiaanse vrijmetselarij. In de achterloges van Charleston (Louisiana) zou de duivel de
vergaderingen van de hogere vrijmetselarij voorzitten en instructies geven aan de toekomstige
leiders van de wereld59. Talloze katholieken geloofden hem op zijn woord en tien jaar lang hield Taxil
deze satancultus, op basis van een door hem gefingeerde figuur, levendig. Tot hij in 1897 in een
voordracht in Parijs koudweg meedeelde dat hij alles uit eigen vermaak had verzonnen. Deze
bekentenis was een slag voor alle goedgelovige katholieken, maar het betekende toch weer niet dat
het thema van het luciferianisme uit de antimaçonnieke literatuur verdween60.
Politiek geïnspireerde antimaçonnerie
Totalitaire regimes
De vrijmetselarij is de democratie genegen. De Constituties van Anderson stralen verdraagzaamheid
uit en voorkomen onenigheid door het verbod om binnen de logemuren over politiek (en godsdienst)
te discussiëren. Daarom zijn de vijanden van de democratie ook de vijanden van de vrijmetselaars. De
politieke vijand van de vrijmetselarij is dus in eerste instantie de dictatuur, ongeacht of die links of
rechts georiënteerd is. In een volgend hoofdstuk illustreer ik dit aan de hand van de politieke
ontwikkelingen in Europa tijdens het interbellum: het Italiaanse fascisme, het Duitse nazisme en de
Spaanse dictatuur van Franco.
Democratische politieke strekkingen
De houding tegenover de vrijmetselaars is ook in een democratie politiek en ideologisch getint. Dit is
zeker zo in de landen waar de irreguliere vrijmetselarij de overhand heeft. Gezien de relatie met de
katholieke godsdienst is het discours van de katholieken over de antiklerikale vrijmetselarij negatief.
In België bijvoorbeeld werd in 1910 een Antimaçonnieke Liga opgericht door een katholiek politicus.
Deze hield zich vooral bezig met wat door J. Thyssens het documentaire anti-maçonisme wordt genoemd:
maçonnieke documenten werden gebruikt om de politiek subversieve aard van de vrijmetselarij te
59 Ibidem, p. 331. 60 M. Dierickx, De vrijmetselarij. De grote onbekende 1717-1967. Een poging tot inzicht en waardering. Antwerpen, De Nederlandsche
Boekhandel, 1967, pp. 105-106.
16
bewijzen. In het tijdschrift van de Liga werden namenlijsten gepubliceerd, bijvoorbeeld van
legerofficieren die tot een loge behoorden61.
De liberalen zijn, in tegenstelling tot de katholieken, van oudsher de vrijmetselarij genegen. De
Belgische liberale partij werd in 1846 trouwens gesticht met de steun van de loges62. Wat de socialisten
betreft is er sprake van een ambigue houding: enerzijds delen vrijmetselaars en socialisten eenzelfde
antiklerikale cultuur in hun gemeenschappelijke vrijdenkerij en anderzijds tonen socialisten dikwijls
een negatieve houding wegens het overwegend elitaire en bourgeois karakter van de vrijmetselarij63.
Ik onderzoek in welke mate deze differentiatie in de houding tegenover vrijmetselaars zich bevestigd
ziet in de pers naar gelang van de regeringscoalities die zich in België tijdens het interbellum hebben
gevormd.
Complottheorieën
Reeds meer dan tweehonderd jaar wordt de vrijmetselarij verweten complotten te smeden. Er is
sprake van een complot wanneer een aantal mensen geacht worden in het geheim een kwalijke daad
te beramen en uit te voeren. Een complot kan echter vermeend of reëel zijn. In beide gevallen kunnen
daarover “theorieën” worden ontwikkeld maar wat hierna als complottheorie wordt beschouwd heeft
enkel betrekking op fictieve, imaginaire complotten. Het is weliswaar niet altijd gemakkelijk om de
grens te trekken tussen werkelijke en imaginaire complotten64.
Ik hanteer volgende definitie op basis van deze van Braekman en Boudry 65 : Complottheorieën zijn
onbewezen veronderstellingen die ervan uitgaan dat achter bepaalde belangrijke gebeurtenissen (of een reeks
van gebeurtenissen) machtige mensen of groepen zitten die intentioneel, in het grootste geheim en illegaal die
gebeurtenissen hebben gepland en veroorzaakt, waarbij ze het officiële en algemeen aanvaarde verhaal als
dekmantel gebruiken66 . Het woord “theorie” mag hier dus niet in de wetenschappelijke betekenis
worden gezien maar eerder als synoniem van “veronderstelling”.
Onderscheid kan gemaakt worden naar de aard van de gebeurtenissen die in complotten worden
verondersteld: (i) het evenementieel complot, beperkt tot een enkele gebeurtenis (zoals de moord op
een president) of een beperkt aantal waarbij de complotteurs een afgelijnd doel voor ogen hebben;
(ii) het systemische complot waarbij verschillende gebeurtenissen die zich over langere tijd kunnen
uitstrijken met elkaar verbonden worden en aan een welbepaalde groep worden toegemeten
(bijvoorbeeld vrijmetselaars zweren in Frankrijk op het einde van de achttiende eeuw samen met de
Jacobijnen om paus en koning te onttronen); (iii) het megacomplot die alle samenzweringen herleidt
tot één groot mondiaal plan van een machtige groep van mensen die (eventueel op lange termijn) de
61 J.-P. Schreiber en J. Tyssens, “Antimaçonnisme.” In: J. Tyssens (ed.), De Schatten van de Tempel. Het Belgisch Museum van de
Vrijmetselarij. Brussel, Mercatorfonds-Belgisch museum van de vrijmetselarij, 2006, p. 139. 62 E. Witte, J. Craeybeckx en A. Meynen, Politieke geschiedenis van België van 1830 tot heden. Brussel, VUB Press, 1997, pp. 49-50. 63 M. Huysseune, op. cit., p. 199. 64 J. Byford, op. cit., p. 25. 65 J. Braeckman en M. Boudry, De ongelovige Thomas heeft een punt. Een handleiding voor kritisch denken. Antwerpen, Hautekiet, 2011, pp.
83-85. 66 Wat niet in italic staat zijn aanvullingen bij de definitie van Braeckman en Boudry op basis van elementen van een definitie
ontwikkeld door J. Byford op. cit., p. 2.
17
wereld willen overheersen en daarbij duivelse middelen inzetten, zoals het judeo-maçonnieke
wereldcomplot67.
Zowel P.A. Taguieff als J. Byford, de twee schrijvers die ik heb gekozen om de theoretische basis van
complottheorieën toe te lichten, stellen dat complottheorieën hun oorsprong vinden in wat K. Popper
in 1945 de conspiracy theory of society heeft genoemd. Deze sociale samenzweringstheorie –die Popper
zelf niet bijtreedt– beweert dat de verklaring van een sociaal fenomeen erin bestaat de individuen of
groepen te ontdekken die er belang bij hebben dat het fenomeen zich voordoet en het daarom hebben
gepland en hebben samengewerkt om dat fenomeen tot stand te laten komen68. Dergelijke theorie is
gebaseerd op het geloof dat alles wat in een maatschappij gebeurt in een causaal verband staat met
acties van individuen of groepen. Voor contingentie in de geschiedenis is geen plaats.
Taguieff69 onderscheidt op basis van de genoemde sociale samenzweringstheorie vier uitgangspunten
waarop bedenkers van samenzweringstheorieën zich baseren, ongeacht tijd en ruimte: (i) niets gebeurt
per toeval. Contingentie in de geschiedenis bestaat niet. Complotten zijn de motiverende factor in de
geschiedenis; (ii) alles wat gebeurt is het resultaat van verborgen intenties of wilsbeschikkingen of: al het
kwade in de wereld vindt zijn oorzaak in kwalijke daden van slechterikken. Daaruit volgt de
redenering dat wie profiteert van schadelijke gebeurtenissen er de veroorzaker van moet zijn; (iii)
niets is zoals het lijkt. Alles speelt zich af in het verborgene. Wie in het geheim de touwtjes in handen
houdt , moet dus door de geschiedschrijver ontmaskerd worden; (iv) alles is met elkaar verbonden, op
een occulte wijze. Het is dus zaak om de occulte relaties bloot te leggen om zo de werkelijke en enige
vijand te kunnen kennen.
Het geloof in complotten komt voort uit angst en onzekerheid. Om aan die angst te ontsnappen wordt
het bestaan van een complot ingeroepen. Door de oorzaken van de angst te duiden wordt ertegen
gevochten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Franse revolutie aanleiding heeft gegeven tot de
ontwikkeling van talrijke complottheorieën70.
Kenmerken van complottheoretici
Wie zijn die mensen die complotten zien waar er geen zijn? Aan de hand van een gevalsstudie over de
aanslagen van 11 september 2001 wijzen Braeckman en Boudry71 op een aantal cognitieve kenmerken
die eigen zijn aan de ontwikkelaars van samenzweringstheorieën. De opvattingen en beweringen van
deze complottheoretici worden steeds onwaarschijnlijker en absurder naarmate de theorie zich
verder ontwikkelt en de bewijzen uitblijven. De complottheoretici hebben geen interne informanten;
alle beschuldigingen en speculaties komen van buiten. Zij bezondigen zich aan
bevestigingsvooroordelen: ze gebruiken alleen die informatie die hun theorie lijkt te bevestigen. Alle
andere beschikbare informatie wordt genegeerd. Drogredenen zoals het anekdotisch bewijs (één
ooggetuige of één feit wordt aangehaald om de officiële versie onderuit te halen) en de valse
67 P.-A. Taguieff, Court traité, op. cit., p. 27. 68 K. Popper, De open samenleving en haar vijanden. Rotterdam, Lemniscaat b.v., 2007, p. 335. 69 P.-A. Taguieff, L’imaginaire du complot mondial. Aspects d’un mythe moderne. Parijs, Mille et une nuits, 2006, pp. 57-60 en P.-A. Taguieff,
Court traité, op. cit., pp. 87-93. 70 P.-A. Taguieff, La foire aux “Illuminés”. op. cit., pp. 17-23. 71 J. Braeckman en M. Boudry, op. cit., pp. 98-104.
18
tegenstelling (een gangbare verklaring wordt niet aanvaard omdat de feiten te sterk afwijken van wat
intuïtief wordt verwacht) vergroten het vertrouwen van de complottheoretici in hun eigen intuïtie.
Zij hanteren tevens het zogenoemde gelijkeniscriterium: een grootse gebeurtenis moet grootse
oorzaken hebben. Hun overtuigingen zijn vaak ideologisch gekleurd. Zij doen aan
bronnenvergiftiging: bronnen die hun versie van de feiten tegenspreken maken zij verdacht en
bestempelen deze als onbetrouwbaar zodat alles wat die bron beweert kan worden opzij geschoven.
Complottheoretici geloven in een misplaatste vorm van causaliteit: wie voordeel haalde uit een
negatieve gebeurtenis zal daar ook wel de veroorzaker van zijn.
Byford 72 onderzoekt psychologische factoren die mensen ertoe brengen samenzweringen te
bedenken. Als eerste factor komt paranoia aan bod. Paranoia gaat gepaard met overdreven
achterdocht, agressie en achtervolgingswaanzin. De betrokkene ziet personen of krachten die
samenzweren om hem fysisch of psychologisch leed te bezorgen, tot de dood toe. Byford maakt wel
onderscheid tussen paranoia –in de zin van een klinische individuele aandoening- en complotdenken.
Paranoia wijst op het aanvoelen van onmiddellijke dreiging die gericht is op de persoon zelf. Dat is
niet het geval bij (vermeende) complotten. Paranoïde personen hebben angst, wat minder het geval
is bij complotdenkers, die erin geloven dat de duistere krachten zullen mislukken. Paranoïde mensen
worden in hun waanideeën niet gevolgd door hun medemensen. Complotdenkers daarentegen
worden gesteund door de (sub)groepen waartoe ze behoren. Complotdenken is eigenlijk een sociaal
gebeuren. Dit kan echter zo’n extreme, ziekelijke vormen aannemen dat er sprake is van collectieve
paranoia.
Naast paranoia onderscheidt Byford niet-klinische psychologische kenmerken die eigen zijn aan
complotdenkers. De belangrijkste die uit psychologische studies naar voor komen zijn: een algemene
ontgoocheling over politieke autoriteit, een gevoel van machteloosheid, politiek cynisme en meer in
het algemeen, een gevoel van vervreemding en afwijzing van het systeem. Het zouden vooral mensen
zijn uit minderheidsgroepen zijn die gevoelig zijn voor het geloof in complotten. Byford besluit dat
de traditionele psychologische benadering wel inzicht kan geven in de individuele psychologische en
cognitieve kenmerken van individuele complotdenkers, maar dat het eigenlijk vooral gaat over de
vraag hoe specifieke wereldbeelden, ideologieën en culturele tradities oorzaak zijn van een bepaalde
manier van denken en zich gedragen.
Kenmerken van de (vermeende) daders in complottheorieën
Hoe worden samenzweerders door complottheoretici gekarakteriseerd? De complotteurs worden in
complottheorieën steevast als boosdoeners beschouwd: ze zijn sinister, alomtegenwoordig, machtig,
wreed, sensueel, belust op luxe en satanisch. Dikwijls wordt hun losbandig seksueel gedrag verweten.
Altijd hebben ze een elitestatus. Samenzweerders beschikken dus niet alleen over occulte krachten,
maar tevens over de nodige geldmiddelen om hun plannen uit te voeren73.
Aan de ene kant moeten complotteurs als de ultieme causale factor in de geschiedenis duidelijk
identificeerbaar zijn, aan de andere kant werken ze in het geheim en zijn dus onbekend.
Complottheoretici zijn geobsedeerd door namenlijsten om zo identiteit te geven aan de geviseerde
72 J. Byford, op. cit., pp. 120-143. 73 Ibidem, pp. 75-76.
19
groep. Hierbij doet zich regelmatig het fenomeen voor van de associational shift, waarbij iemand die
verdacht wordt betrokken te zijn in een complot, verondersteld wordt tot de geviseerde groep te
behoren, ook al is hij dat niet74. S.A. Stavisky (zie verder) is hiervan een goed voorbeeld.
Meestal worden in een complottheorie verschillende groepen betrokken. Complotten worden dikwijls
verondersteld niet alleen door vrijmetselaars te worden beraamd. Zo spreekt men van judeo-
maçonnieke, judeo-bolsjewieke, judeo-bolsjewieke-maçonnieke, … complotten.
4. Onderzoek naar de beeldvorming over de vrijmetselarij in de
Belgische pers 1918-1945
De bronnencorpus
Voor mijn onderzoek heb ik mij gebaseerd op krantenartikelen en –berichten uit een selectie van
tijdens de periode 1918-1945 in België verschenen dagbladen waarin de vrijmetselarij wordt
vernoemd. Uit het digitaal krantenbestand van de Belgische Koninklijke Bibliotheek heb ik een
verzameling gemaakt van alle krantenartikelen waarin de trefwoorden “vrijmetselaars”,
“vrijmetselarij” en “de loge” in het Nederlands en “maçons”, “maçonnerie” en “la loge” in het Frans
voorkomen.
De gevolgde werkwijze heeft enkele belangrijke beperkingen:
(i) Er is geen onderscheid gemaakt op basis van de lengte van het krantenknipsel.
Sommige artikelen zijn uitgebreid, andere zijn korte berichten.
(ii) Als een trefwoord eenmaal voorkomt, is het artikel geselecteerd. In sommige
artikelen wordt de vrijmetselarij alleen maar zijdelings aangehaald, in andere
artikelen is zij het thema.
(iii) De keuze van deze trefwoorden laat toe de meeste krantenartikelen te vatten maar
onvermijdelijk niet allemaal. Een artikel waar enkel het woord “vrijmetselaar”
voorkomt, in het enkelvoud, zal niet opgenomen zijn in mijn database.
(iv) De oplage van de geselecteerde kranten is sterk verschillend (zie hierna). Hiermee is
in het onderzoek geen rekening gehouden.
(v) De meeste artikelen zijn niet ondertekend of zijn geschreven onder een pseudoniem
zodat de ideologische achtergrond van de journalist niet kan worden achterhaald.
Soms zijn artikelen (al dan niet vertaald) geschreven door buitenlandse
correspondenten. Ik ben ervan uitgegaan dat de ideologie van de individuele
journalist correspondeert met de ideologie van de krant waarin het artkel is
opgenomen.
74 Ibidem, p. 73.
20
Moeilijkheden bij de raadpleging van het digitale krantenbestand van de Koninklijke
Bibliotheek
Sinds 2005 heeft de Koninklijke Bibliotheek van België werk gemaakt van de digitalisering van een
aantal Belgische kranten voor een aantal perioden op basis van de OCR-technologie (Optical Character
Recognition) 75 . Dit opende een onmetelijke bron voor geschiedschrijving op basis van
krantenartikelen, al zijn aan het gebruik van het digitale bestand een aantal beperkingen verbonden.
Het programma van het digitaal krantenbestand geeft, na het ingeven van een trefwoord, de naam
van een krant en een jaargang, een lijst met de datum van alle dagen van dat jaar waarin het trefwoord
voorkomt. Meestal (maar niet altijd) worden in die lijst enkele woorden gegeven die zich rond het
trefwoord situeren. Dat kan zeer nuttig zijn als het trefwoord verschillende betekenissen heeft; “in
de loge van de conciërge” bijvoorbeeld geeft aan dat hier niet over een vrijmetselaarsloge wordt
gesproken. Als de computer het trefwoord heeft gevonden, komt de betrokken krantenpagina op het
scherm waarbij het trefwoord in blauw is gearceerd zodat het gemakkelijk terug te vinden is.
Het programma laat niet toe om bijvoorbeeld via * meerdere trefwoorden ineens te vatten: zo zou
bijvoorbeeld vrijmetse* de trefwoorden vrijmetselaar, vrijmetselaars, vrijmetselarij kunnen dekken
mocht zo’n functie beschikbaar zijn. Dat is echter niet het geval.
Het is niet mogelijk de gevonden krantenartikelen via een stick te downloaden of ter plaatse uit te
printen. Een print kan wel worden aangevraagd, maar dat is zeer duur en gebeurt niet onmiddellijk.
Men is dus verplicht screen shots te nemen met een fototoestel.
De geselecteerde kranten
Tijdens de laatste twee decennia van de negentiende eeuw kenden de Belgische kranten als gevolg
van de massificatie een spectaculaire groei, zowel qua aantal krantentitels als qua oplagen. De meeste
dagbladen die vandaag verschijnen, zagen het licht in deze periode. Dat was ook het geval voor de
kranten die ik voor mijn onderzoek selecteerde. Het waren grotendeels politieke opiniebladen waarin
vooral politieke en socio-economische onderwerpen aan bod kwamen en er minder aandacht werd
gegeven aan human interest en faits divers76. De Belgische pers was overwegend een opiniepers en
dat was ook zo tijdens het interbellum. De meeste kranten leunden aan bij een politieke ideologie,
maar waren wel financieel onafhankelijk, met uitzondering van de socialistische pers, die eigendom
was van de partij77. Twee grote Franstalige dagbladen, Le Soir en La Meuse, profileerden zich als
neutrale dagbladondernemingen. Binnen elke grote politieke familie was er een brede waaier van
opiniekranten. Dit liet ruimte voor een zekere pluriformiteit binnen eenzelfde politieke zuil. De
kranten namen dikwijls polemische standpunten in, waarbij de tegenstellingen zich niet alleen op het
sociale en politiek vlak situeerden, maar zich ook concentreerden rond een aantal hete hangijzers in
de Belgische politiek. Hierbij werden soms ideologische geschillen opzij gezet, zoals bijvoorbeeld bij
75 Sinds april 2015 is gestart met een nieuwe zoekmotor en interface onder de naam van BelgicaPress. Aangezien bij de aanvang van
mijn onderzoek nog niet alle kranten waren omgezet heb ik het oude programma gebruikt. 76 E. De Bens en K. Raeymaeckers, De pers in België. Het verhaal van de Belgische dagbladpers. Gisteren, vandaag en morgen. Tielt, Lannoo,
2010, p. 37. 77 Th. Luykx, Evolutie van de communicatiemedia. Brussel, Elsevier, 1978, p. 506.
21
de schoolstrijd waar de socialistische en liberale kranten samen strijd voerden tegen de katholieke
pers. Rond het thema van de vernederlandsing van het onderwijs en de administratie was het de
eensgezinde Nederlandstalige pers tegen de Franstalige 78 . Tijdens het interbellum beschikte de
Franstalige pers in Vlaanderen nog over solide posities. Tot aan de Tweede Wereldoorlog had de
Franstalige pers, zowel wat de inhoud als de oplage betreft, een belangrijke voorsprong op de
Nederlandstalige79.
De oplage van de belangrijkste kranten evolueerde tijdens het interbellum als volgt:
ca. 1920 ca. 1930 ca. 1935 1939-40
Gazet van Antwerpen 84.750 84.000 100.900 82.500
La Libre Belgique - - 80.000 100.000
Het Laatste Nieuws 76.000 214.054 261.975 266.151
La Dernière Heure 141.007 180.000 160.000 150.000
Vooruit 25.492 43.000 40.000 45.000
Le Peuple 48.191 55.000 65.000 70.000
Le Soir 154.005 266.140 303.465 300.000
Nieuws van den Dag - 115.000 - 125.000
Het Volk 15.000 15.500 - 15.500
Volksgazet 27.100 30.000 - 43.000
Standaard/Nieuwsblad - - 50.000 100.000
De Dag - - 40.000 75.000
La Nation Belge - 70.000 - 50.000
Indépendence Belge - - - 50.000
La Wallonie 25.867 60.000 30.000 20.000
Gazette de Charleroi 27.300 - 58.000 60.000
La Meuse - - 30.000 70.000
Tabel 1: Evolutie van de oplage van de belangrijkste Belgische kranten tijdens het interbellum. Bron: Th. Luykx, Evolutie van de communicatiemedia. Brussel, Elsevier, 1978, p. 509.
Voor de selectie van de te onderzoeken kranten heb ik mij gebaseerd op deze oplagecijfers, met een
aandacht voor ideologische representativiteit: zowel katholieke, liberale als socialistische kranten in
beide landstalen. Aangevuld met een neutrale krant kwam ik zo tot zeven titels:
Katholiek: Gazet van Antwerpen en La Libre Belgique
Liberaal: Het Laatste Nieuws en La Dernière Heure
Socialistisch: Vooruit en Le Peuple
Neutraal: Le Soir
78 E. De Bens en K. Raeymaeckers, op. cit., p. 40. 79 Th. Luykx, Evolutie van de communicatiemedia. Brussel, Elsevier, 1978, p. 507.
22
Gazet van Antwerpen (GVA) profileerde zich sinds haar ontstaan in 1891 als Vlaams, sociaal en
katholiek. Als lokale krant was er naast de algemene binnenlandse en buitenlandse berichtgeving veel
aandacht voor stadsnieuws80. La Libre Belgique (LLB) heette tot 1914 Le Patriote. De krant richtte zich
bij aanvang (1884) vooral op de meer bemiddelde katholieke burgerij. Haar credo’s waren vooral
degelijk, conservatief en katholiek. Troon, kerk en vrije markteconomie waren haar
grondbeginselen 81 . Het Laatste Nieuws (HLN), gesticht in 1888 door J. Hoste, is Vlaams, liberaal,
humanistisch en antiklerikaal82. La Dernière Heure (LDH) is vooral liberaal: voor maximale vrijheden,
tegen etatisme, voor privébezit en tegen te zware overheidsbemoeienissen 83 . De Vooruit (VU)
verscheen voor het eerst in 1884 en werd gelanceerd als propaganda-instrument voor de
socialistische kandidaten bij de verkiezingen. Toen de BWP in 1885 werd opgericht, trad de Vooruit
op als officiële woordvoerder van de Vlaamse vleugel. Een lid van de socialistische partij betekende
automatisch een abonnee voor de Vooruit. Als sterk partijgebonden krant verdedigde ze het
socialistisch gedachtegoed84. Le Peuple (LP), ook opgericht in 1885, gold als Waalse tegenhanger van
Vooruit85. Le Soir (LS) tenslotte noemde zichzelf van bij aanvang in 1887 een neutrale krant en werd in
de eerste jaren gratis uitgegeven. De kosten werden volledig gedragen door inkomsten uit reclame.
Toch week LS in sommige dossiers af van haar neutrale ambitie, zoals bijvoorbeeld in de zaak-Dreyfus
waar de krant het opnam voor de Franse joodse officier. Zij was tegen Rex in de jaren ’30 en voor het
rijksonderwijs tijdens de schoolstrijd. Soms werden ook anti-Vlaamse en vrijzinnige standpunten
ingenomen. LS veranderde zelf na verloop van tijd het label “neutraliteit” in “onafhankelijkheid”,
waarmee ze bedoelde geen bindingen te hebben met bepaalde politieke partijen of financiële
groepen, maar wel degelijk standpunten kon innemen. Sinds het begin van de twintigste eeuw kregen
alle politieke partijen trouwens de kans om in de rubriek Tribune Libre aan het woord te komen86.
Met uitzondering van GVA en de Gentse VU worden alle geselecteerde kranten in Brussel uitgegeven.
Om de representativiteit van mijn selectie enigszins in te schatten maak ik volgende berekening aan
de hand van de gegevens van Th. Luykx: totale geschatte oplage in 1938: 1.760.000 (940.000 Franstalig
en 820.000 Nederlandstalig). Toegepast op de cijfers aan het eind van het interbellum (laatste kolom
van de tabel) geeft dit een dekking van de oplage van de onderzochte kranten van 58% (55% bij de
Nederlandstalige en 60% bij de Franstalige).
Alle geselecteerde kranten zijn voor de onderzochte periode digitaal beschikbaar op het digitale
krantenbestand van de Koninklijke Bibliotheek.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn enkel HLN, de VU en LS verder blijven verschijnen. Het discours
dat daarin toen werd gevoerd, was dat van de Duitse bezetter en dus fundamenteel verschillend van
dat tijdens het interbellum. In 1945 verschenen alle kranten opnieuw. In haar honderdjarig
jubileumboek beschuldigt LS de bezetter van diefstal: Le “Soir” qui paraît pendant cette guerre n’est pas
LE SOIR. L’occupant nazi l’a volé!87 Daarom worden deze kranten ook gestolen kranten genoemd.
80 E. De Bens en K. Raeymaeckers, op. cit., pp. 391-392. 81 Ibidem, pp. 455, 461. 82 Ibidem, p. 350. 83 Ibidem, p. 468. 84 Ibidem, pp. 358-359, 372. 85 Ibidem, p. 483. 86 Ibidem, pp. 415, 423-424. 87 G. Van Damme en P. Maury (eds), Le Soir 100 ans. Un siècle d’actualités. Brussel, Journal Le Soir, 1987, p. 9.
23
Mijn ondervraging van het digitale krantenbestand leidt tot volgend resultaat:
GVA HLN LDH LLB LP LS VU Totaal
1918 0 0 1 4 4 3 0 12
1919 9 0 8 25 5 8 1 56
1920 21 1 8 39 10 17 2 98
1921 36 0 7 28 16 12 8 107
1922 43 4 8 21 20 5 9 110
1923 31 3 7 27 14 12 3 97
1924 41 3 9 35 26 18 13 145
1925 67 7 19 48 28 40 24 233
1926 39 5 7 46 16 16 4 133
1927 32 8 13 39 33 17 4 146
1928 33 3 16 28 24 14 17 135
1929 32 5 16 31 23 17 12 136
1930 21 2 6 36 13 12 7 97
1931 54 5 5 47 25 12 8 156
1932 54 1 8 40 33 16 21 173
1933 51 5 5 45 25 19 12 162
1934 60 9 17 96 33 16 26 257
1935 56 14 10 56 20 18 16 190
1936 58 11 18 61 30 20 12 210
1937 30 9 19 44 37 17 12 168
1938 41 1 16 78 29 11 25 201
1939 30 4 16 44 16 7 20 137
1940 6 16 5 13 6 43 17 106
1941 0 44 0 0 0 50 84 178
1942 0 7 0 0 0 23 26 56
1943 0 3 0 0 0 11 19 33
1944 0 1 5 0 1 6 4 17
1945 4 4 10 6 12 14 5 55
Totaal 849 175 259 937 499 474 411 3604
Tabel 2: Aantallen krantenartikelen per jaar en per krant waarin de vrijmetselarij aan bod komt. Bron: Eigen onderzoek.
Mijn zoektocht leidt dus tot 3604 krantenartikelen en –berichten. De twee katholiek georiënteerde
kranten (GVA en LLB) maken bijna 50% uit van het totaal. De liberale kranten (HLN en LDH) zijn het
minst vertegenwoordigd.
24
Grafiek 1: Aantallen artikelen per krant en per jaar waarin de vrijmetselarij aan bod komt. Bron: Eigen onderzoek.
Gespreid in de tijd vallen tijdens het interbellum de pieken op van midden de jaren ’20 (veroorzaakt
door de uitgebreide berichtgeving over Italië), midden de jaren’30 (met de opkomst van het nazisme
in Duitsland) en 1938 (het jaar waarin LLB een uitzonderlijke antimaçonnieke artikelenreeks heeft
gepubliceerd). Bij de kranten die bleven verschijnen tijdens de Tweede Wereldoorlog (VU, HLN en LS)
is er vooral in ’41 veel over de vrijmetselarij geschreven.
Volgende thema’s worden in de onderzochte krantenartikelen behandeld88:
politiek 1620 vrijmetselarij 1020 godsdienst 346 onderwijs 258 gerechtelijke zaak 132 cultuur 117 sociale standen-zaken 98 schandalen 69 WO I 66 pers en media 56 zeden en moraal 51 overige 60 Totaal 3893
Tabel 3: Aantallen artikelen per thema. Bron: Eigen onderzoek.
88 Een artikel kan verschillende thema’s behandelen zodat de som het aantal artikelen overtreft.
25
Politiek is het overheersende thema gevolgd door duiding over de werking en de ideologie van de
vrijmetselarij zelf. De thema’s van godsdienst en onderwijs zijn sterk aan de politiek verbonden, zeker
in de Belgische context.
De geografische spreiding van de onderwerpen van de artikelen is als volgt:
België 1353 Frankrijk 542 Italië 356 Duitsland 190 Spanje 154 Vlaanderen 145 Wallonië 71 Zwitserland 62 Verenigde Staten 53 Engeland 51 Tsjechoslowakije 45 Mexico 41 Brussel 37 Vaticaanstad 28 Roemenië 26 Overige landen 215 internationaal 91 onbepaald 144 Totaal 3604
Tabel 4: Aantallen artikelen per geografische situering van het onderwerp. Bron: Eigen onderzoek.
Onder “onbepaald” zijn de artikelen opgenomen waaraan geen specifieke geografische locatie kan
worden toegewezen. De artikelen over België zijn in grote meerderheid. Onderwerpen met een
gewestelijk of lokaal karakter heb ik onder respectievelijk Vlaanderen, Wallonië en Brussel geplaatst.
Met betrekking tot het buitenland komen er vier landen uitgebreid aan bod: Frankrijk, Italië Duitsland
en Spanje. Vooral de laatste drie, als totalitaire regimes, heb ik in mijn onderzoek betrokken.
De teneur van de berichtgeving over de vrijmetselarij
Om de teneur van de berichtgeving over de vrijmetselarij op een kwantitatieve manier te benaderen
heb ik aan ieder krantenartikel een score toegekend gaande van sterk negatief, gematigd negatief,
neutraal, gematigd positief naar sterk positief89.
89 Een gelijkaardig kwantitatief onderzoek is uitgevoerd door Tom Naegels, ontslagnemend ombudsman bij De Standaard, waarbij
hij voor de teneur in de berichtgeving over politieke partijen in zijn krant onderscheid maakt tussen positief, neutraal en negatief.
Hij vermeldt gelijkaardige beperkingen als deze die ik heb opgesomd hierboven bij de bespreking van de bronnencorpus. Zie Naegels
(T.), “Nee, we zijn niet tegen de N-VA” In: De Standaard, 01.07.2016, <http://www.standaard.be/cnt/dmf20160701_02367139> en
“Hoe heb ik dit onderzoek gedaan?” In: De Standaard, 02.07.2016, <http://www.standaard.be/cnt/dmf20160702_02367598>, beide
artikelen geraadpleegd op 16.07.2016.
26
De toekenning van deze teneurscores is onvermijdelijk subjectief. Het onderscheid tussen negatieve
teneur enerzijds en neutraal/positief anderzijds was in de praktijk niet zo moeilijk te maken. Voor de
score van sterk negatief heb ik mij in eerste instantie laten leiden door het gebruik van kleurwoorden
in de tekst die een uitgesproken negatieve toon hebben en dikwijls kunnen doorgaan als
scheldwoorden. Zulke woorden, die bijvoorbeeld doelen op het heimelijke karakter van de
vrijmetselarij, zijn in het Nederlands: achter de schermen, achterbaks, arglistig, donkere keuken,
geniepig, gluipig …; in het Frans: à huis clos, aux abois, caché, cachottier, conciliabule, louche, … In
sommige gevallen gaat het niet om kleurwoorden, maar bevat een artikel uitspraken die verwijzen
naar een of meerdere vermeende negatieve kenmerken van de vrijmetselarij (zoals favoritisme
tegenover medebroeders, invloed op de pers, het gerecht, het leger, …). Zulke uitspraken, in
geclusterde vorm, noem ik hierna frames. Artikelen met zulke frames heb ik ook een sterk negatieve
score toegekend. Gematigd negatief zijn de artikelen die wijzen op een antipathieke houding
tegenover de vrijmetselarij, maar minder fanatiek.
Voor alle kranten samen kwam ik tot volgende scores:
Sterk negatief 591
Gematigd negatief 951
Neutraal 1616
Gematigd positief 403
Sterk positief 43
Totaal 3604
Tabel 5: Aantallen artikelen per teneur tegenover de vrijmetselarij (alle kranten samen). Bron: Eigen onderzoek.
In de tijd evolueren de vijf teneurscores als volgt:
Grafiek 2: Aantallen artikelen per teneur tegenover de vrijmetselarij per jaar (alle kranten samen). Bron: Eigen onderzoek.
27
Volgende grafiek geeft per krant en per jaar de relatieve negatieve teneurscore op een binaire basis:
de negatieve scores (sterk en gematigd samen, zonder weging) tegenover het aantal artikelen.
Grafiek 3: Aantallen artikelen met een negatieve teneur tegenover de vrijmetselarij in verhouding tot het aantal artikelen per krant en per jaar.
Bron: Eigen onderzoek.
De relatieve gewogen negatieve teneurscore als meetinstrument voor het antimaçonnieke
discours
Als werkinstrument voor het meten van het antimaçonnieke discours in de krantenartikelen hanteer
ik een gewogen negatieve teneurscore die rekening houdt met het sterk of gematigd karakter van de
negatieve berichtgeving. Een artikel met een uitgesproken negatieve teneur krijgt cijfer twee.
Gematigd negatief krijgt score één en neutraal/positief een score nul.
Op deze wijze kom ik per krant tot volgend resultaat per jaar:
28
Grafiek 4: Gewogen negatieve teneurscores (in absolute cijfers) per krant en per jaar. Bron: Eigen onderzoek
De hoge negatieve scores tijdens de Tweede Wereldoorlog voor VU, LS en HLN zijn het gevolg van het
antimaçonniek discours van de gestolen kranten van de Duitse bezetter. Met uitzondering van het
laatste subhoofdstuk, waarin ik specifiek inga op het discours door de Duitse bezetter tijdens de
Tweede Wereldoorlog, beperk ik mij hierna in analyse en bespreking tot het interbellum.
De negatieve teneurscores in absolute waarden geven een indicatie van het aantal artikelen waarin
een negatief discours wordt gevoerd tegenover de vrijmetselarij. De artikelen met een sterk negatief
karakter krijgen een dubbele weging. Methodologisch is het aangewezen de negatieve teneurscore
uit te drukken in verhouding tot het aantal artikelen. Deze relatieve gewogen teneurscore heeft als
teller de hierboven berekende teneurscore als absoluut cijfer en als noemer twee maal het aantal
artikelen. Een relatieve gewogen negatieve teneurscore van 100% betekent dat alle in de berekening
opgenomen artikelen een sterk negatieve teneur hebben en dus een score 2 hebben meegekregen.
Hierna zal ik altijd de op deze wijze berekende relatieve gewogen negatieve teneurscore gebruiken
als meetinstrument. Over de jaren heen en per krant kom ik tot volgend resultaat:
29
GVA HLN LDH LLB LP LS VU totaal
1918 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0% 0%
1919 78% 0% 0% 32% 0% 6% 50% 29%
1920 64% 0% 0% 44% 5% 21% 25% 36%
1921 61% 0% 0% 50% 3% 8% 19% 36%
1922 59% 0% 0% 26% 0% 10% 33% 31%
1923 40% 17% 0% 24% 0% 0% 17% 21%
1924 48% 0% 0% 23% 17% 3% 15% 24%
1925 40% 0% 0% 24% 14% 13% 13% 21%
1926 41% 0% 0% 46% 0% 6% 13% 29%
1927 55% 13% 0% 40% 11% 18% 13% 28%
1928 39% 17% 0% 32% 6% 14% 9% 20%
1929 47% 0% 0% 27% 17% 3% 13% 22%
1930 45% 0% 0% 22% 4% 0% 14% 20%
1931 53% 0% 0% 17% 18% 0% 13% 27%
1932 56% 0% 0% 25% 30% 13% 38% 35%
1933 54% 0% 0% 44% 20% 3% 13% 34%
1934 53% 6% 0% 54% 14% 22% 6% 37%
1935 61% 0% 0% 39% 3% 17% 3% 32%
1936 53% 5% 0% 30% 5% 0% 4% 25%
1937 47% 6% 0% 43% 1% 21% 0% 22%
1938 32% 0% 0% 43% 3% 5% 0% 24%
1939 43% 13% 0% 51% 6% 14% 3% 28%
totaal 50% 4% 0% 37% 10% 10% 12% 28%
Tabel 6: Relatieve gewogen negatieve teneurscores per krant per jaar. Bron: Eigen onderzoek.
Een nadeel van deze relatieve scores is dat geen rekening wordt gehouden met de aandacht die door
de betrokken krant in een bepaald jaar aan de vrijmetselarij is gegeven. Als er maar één artikel met
verwijzing naar de vrijmetselarij in een bepaald jaar in een krant is verschenen en dat artikel heeft
een uitgesproken negatief karakter, dan zal die krant voor dat jaar een relatieve negatieve
teneurscore van 100% hebben. Een krant waar in datzelfde jaar 50 artikelen met verwijzing naar de
vrijmetselarij zijn verschenen, waarvan 10 uitgesproken negatief, 20 gematigd negatief en 20
neutraal, zal een score 40% hebben. Relatieve negatieve teneurscores zullen dus samen met het aantal
artikelen dienen te worden geïnterpreteerd.
Grafisch weergegeven is de evolutie van de relatieve gewogen negatieve teneurscores per krant
tijdens het interbellum als volgt:
30
Grafiek 5: Relatieve gewogen negatieve teneurscores per krant en per jaar. Bron: Eigen onderzoek.
Uit deze grafiek blijken duidelijk de negatieve teneurscores bij de katholiek georiënteerde kranten
LLB en GVA. De liberale kranten HLN en vooral LDH scoren het minst negatief.
Zoals hierboven uiteengezet heb ik mij bij de bepaling van de teneurscores vooral laten leiden door
de negatieve frames in de artikelen en het gebruik van kleurwoorden. Hierna volgt een overzicht per
krant van de frames en kleurwoorden. Om het overzichtelijk te houden heb ik deze telkens
gegroepeerd tot clusters.
GVA HLN LDH LLB LP LS VU TOTAAL
antiklerikaal 720 14 28 472 37 22 17 1310
inmenging in de politiek 422 11 3 237 33 30 8 744
aanleunend bij de hogere klassen 33 4 1 23 84 11 76 232
sektarisch 45 0 1 105 1 6 3 161
negatieve invloed op het maatschappelijk gebeuren
56 2 1 62 1 9 0 131
moreel verwerpelijk 80 2 2 27 8 5 2 126
complotteurs 25 7 1 53 13 13 2 114
favoritisme 14 1 1 61 4 3 0 84
Tabel 7: Negatieve frames (geclusterd) per krant. Bron: Eigen onderzoek.
31
GVA HLN LDH LLB LP LS VU TOTAAL
geheim 111 4 5 138 10 20 2 290
agressief 92 0 0 24 0 0 2 118
bedrieglijk 58 1 0 16 0 3 1 79
kwaadaardig 15 0 0 12 2 1 1 31
verderfelijk 17 0 0 12 0 1 0 30
duivels 25 0 0 2 0 1 0 28
machtig 8 1 0 8 0 0 0 17
belachelijk 3 0 0 8 0 0 0 11
elitair 4 0 0 0 0 0 0 4
overige (negatief) 38 0 0 23 1 3 0 65
TOTAAL 371 6 5 243 13 29 6 673
Tabel 8: Kleurwoorden (geclusterd) per krant. Bron: Eigen onderzoek.
De negatieve frames en kleurwoorden zijn vooral terug te vinden bij de katholiek georiënteerde
kranten, wat dan ook de hoge negatieve teneurscores bij die kranten verklaart. Enige uitzondering is
het verwijt dat vrijmetselaars vooral aanleunen bij de hogere klassen, wat vooral een discours blijkt
te zijn van de socialistische kranten. Ik kom daar in een later sub-hoofdstuk op terug.
Wat de framing betreft, is in verband met het antiklerikaal karakter een nuancering op zijn plaats.
Voor de katholiek georiënteerde kranten is het discours daarover wel degelijk negatief. Voor de
andere kranten is dat meestal niet zo. Waar bijvoorbeeld de laïcisering door de katholieken wordt
aangeklaagd, wordt dit in de milieus van de vrijdenkerij toegejuicht. Niet alle genoemde frames
hebben dus tot negatieve teneurscores geleid.
Het geheime karakter van de vrijmetselarij, waar vooral GVA en LLB op wijzen, komt het meest voor
in de lijst van kleurwoorden. “Geheim” is een cluster van vele kleurwoorden: à huis clos, achter de
schermen, achterkamer, aux abois, bedekt, caché, cachotier, conciliabule, dans l'ombre, discrète,
donker, duister, fermé, geheim, gluipig, heimelijk, invisible, kamer zonder vensters, konkelfoes,
lichtschuw, masqué, mollen, mysterieus, mystérieux, mystique, nébuleux, obscur, obscuur, occult,
occulte, onderaards, onderduims, secret, silencieux, souterraine, taupes, ténébreux, verdoken, voile
mystique. Ik heb er hiervoor reeds op gewezen dat het geheim karakter van de vrijmetselarij wordt
gezien als de hoofdoorzaak van de antimaçonnerie.
Waar de cluster “geheim” niet voor iedereen dezelfde negatieve connotatie heeft (voor de
vrijmetselaars zelf is het een wezenlijk kenmerk van hun werking) bestaat de tweede meest
voorkomende cluster “agressief” quasi uitsluitend uit scheldwoorden: brieschend, brutaal, driest,
fanatiek, fanatique, haatdragend, haineux, hatelijk, intolérant, intransigant, nijdig, onverbiddelijk,
onverzadigbaar, rabique, rageur, razend, requins, stokers, tergend, tyranniek, tyrannique, venijnig,
vernietigend, vuurstokers.
Mijn onderzoek naar de beeldvorming over de vrijmetselarij in de Belgische pers bundel ik hierna in
twee hoofdstukken: één met betrekking tot het buitenland en één met betrekking tot België. De
krantenartikelen die mijn bronnencorpus uitmaken gaan namelijk dikwijls over situaties in het
buitenland (zie Tabel 4 met de geografische spreiding).
32
Hoofdstuk I: De buitenlandse vrijmetselarij in de Belgische
pers
In de Belgische pers komen de totalitaire regimes in landen als Italië, Duitsland en Spanje en de rol
van de vrijmetselarij daarin uitgebreid aan bod. Deze komen in het eerste sub-hoofdstuk ter sprake.
De associatie tussen vrijmetselaars en Joden wordt dikwijls gemaakt. Deze judeo-maçonnieke
verbanden worden in internationale context besproken in een tweede sub-hoofdstuk.
1. De buitenlandse totalitaire regimes en bewegingen tegenover de
vrijmetselarij
Totalitaire en dictatoriale ideologieën en regimes verdragen geen georganiseerde geheime
genootschappen waarop het staatsapparaat of de dictator geen controle heeft. De politieke vijand van
de vrijmetselarij bij uitstek zijn dus dictators en totalitaire leiders, ongeacht of deze rechts dan wel
links georiënteerd zijn. De meest voor de hand liggende maatregel om de invloed van de vrijmetselarij
aan banden te leggen is haar te verbieden. Dat gebeurde onder meer in fascistisch Italië, nazi-
Duitsland, het Spanje van Franco en het Portugal van Salazar. Een andere mogelijkheid is de
vrijmetselaars te weren uit het dictatoriale partijapparaat zoals bijvoorbeeld werd beslist in het
Vierde Congres van de Communistische Internationale in november 192290. Nog een mogelijkheid is
de vrijmetselarij te beschuldigen van (vermeende) machinaties ten nadele van de natie. In haar boek
The Origins of Totalitarism legt Hannah Arendt het verband tussen de ideologie van het totalitarisme en
de ontwikkeling van complottheorieën tegen vrijmetselaars91. In democratische landen meenden
extreemrechtse krachten de vrijmetselarij te kunnen treffen op de plek waar zij volgens hen het
meest kwetsbaar is: de geheimhouding. Zo werden in België eind jaren ’30 en tijdens de Tweede
Wereldoorlog campagnes opgezet om logeadressen en ledenlijsten met vermelding van beroep en
adres bekend te maken; via het organiseren van antimaçonnieke tentoonstellingen werd gepoogd de
werking van de vrijmetselarij openbaar te maken (zie verder Hoofdstuk II).
Op basis van de krantenknipsels die over het land in kwestie zijn verschenen, onderzoek ik hierna de
beeldvorming in de Belgische pers over de vrijmetselarij in een aantal totalitaire landen tijdens het
interbellum.
90 J. A. Ferrer-Benimeli, “La franc-maçonnerie face aux dictatures. L’obsession antimaçonnique des totalitarismes.” In: Masonica,
Revue du Groupe de recherche Alpina, n° 11, 2001, Lausanne, p. 12. 91 H. Arendt, The Origins of Totalitarism. New York, Harcourt Inc, 1968, pp. 333, 351.
33
Fascistisch Italië
Italië is gefrustreerd uit de Parijse vredesconferenties van ’19 gekomen. Tijdens de oorlog waren
territoriale uitbreiding en een aantal mandaatgebieden beloofd, maar deze beloften werden niet
gehonoreerd. Onmiddellijk na de oorlog werden in Italië verkiezingen gehouden, met een uitgebreid
electoraat ten gevolge van de invoering van het algemeen mannenstemrecht en de evenredige
vertegenwoordiging. Dat leidde tot een electorale overwinning van de nieuw gestichte Partito Populare
Italiano (dit is de Volkspartij die de katholieke belangen vertegenwoordigde) en van de Socialistische
Partij, die sterk aanleunde bij het communistisch gedachtegoed. Dit ten koste van de vooroorlogse
liberale politiek die gedomineerd werd door een oligarchie van liberale notabelen.
De partijpolitiek zorgde echter voor fragmentatie en instabiele regeringen. Als gevolg van de slechte
naoorlogse economische toestand en de hoge staatsschuld brak sociale onrust uit. Het is in deze
context dat de fascistische beweging zich in het begin van de jaren ’20 kon ontwikkelen uit een in het
begin zeer beperkte groep (of eerder groepjes, fasci genoemd) van fanatieke, militante, gewelddadige
en ultranationalistische jonge kerels. Eén daarvan, de Fasci di Combattimento, werd geleid door Benito
Mussolini. Zijn programma evolueerde van revolutionair socialistisch links naar contrarevolutionair
rechts, met belangenverdediging van grootgrondbezitters en industriëlen en met inzet van
fascistische eskaders om stakingen te breken. Midden ’21 steunde de regering de fascisten met wapens
en geld bij hun strijd tegen de linkse ordeverstoorders. Er werd met het oog op verkiezingen een
“nationaal blok’ gevormd van liberalen, nationalisten, vertegenwoordigers van boerenbelangen en
fascisten. Dat blok haalde in ’21 de overwinning en alhoewel de fascisten in het begin nog weinig in
aantal waren, groeide hun electoraal belang snel.
De doorbraak kwam er eind ’22, wat werd gedemonstreerd met de “Mars op Rome” van een 20.000-tal
zwarthemden op 28 oktober ’22. Binnen het nationaal blok werd de fascistische partij altijd sterker en
via een wijziging van het kiesstelsel, waardoor de grootste partij automatisch twee derde van de zetels
kreeg als ze meer dan een kwart van de stemmen behaalde, bekwam de fascistische partij het feitelijk
machtsmonopolie. Oppositiepartijen werden geïntimideerd, ook via moordpartijen zoals op de
socialistische leider Matteotti in juni ’24. In ’26 werden alle oppositiepartijen verboden en werd het
stakingsrecht afgeschaft. De katholieke kerk liet zich in ’29 afkopen met het verdrag van Lateranen
waarin de soevereiniteit van het Vaticaan werd erkend, de betrekkingen met de paus werden geregeld
en de rol van het katholicisme als staatsgodsdienst werd herbevestigd. Het fascistisch regime van
Mussolini kwam ten einde in ’43, met de Duitse bezetting in Noord-Italië en de geallieerde bezetting
van het zuiden. Mussolini werd in ’45 vermoord door antifascistische verzetsleden92.
Sinds 1908 was de vrijmetselarij in Italië gesplitst in twee obediënties: enerzijds de traditionele tak
van het Grootoosten met de symbolische graden (obediëntie van Palazzo Giostiniani) die sterk
aanleunde bij de socialisten en anderzijds de afgescheurde tak die er de Schotse rites op na hield
(obediëntie van Piazza de Gesu) en die sympathiseerde met de katholieke kerk.
In de beginfase van het fascisme was de vrijmetselarij, in het bijzonder Piazza de Gesu, Mussolini niet
ongenegen. Palazzo Giostiniani reageerde het sterkst toen de gewelddadigheden van de fascisten
92 I. Kershaw, op. cit., pp. 165-174, 225, 319-328, 446-447 en R.R. Palmer, J. Colton en L. Kramer, op. cit., pp. 808-813.
34
toenamen en kwam zo het eerst in diskrediet bij Mussolini93. De Italiaanse vrijmetselarij werd door
Mussolini hard aangepakt. Vrijmetselaars werden aangehouden, gefolterd en vermoord door de
fascisten. In talrijke processen werden vrijmetselaars aangeklaagd en tot zware straffen veroordeeld.
Gedurende heel het Mussolini-tijdperk moest de vrijmetselarij noodgedwongen haar officiële werking
staken. In ‘25 werd een antimaçonnieke wet afgekondigd. De katholieke kerk heeft zich met de
fascisten verbonden in hun strijd tegen de vrijmetselaars, wat werd bekrachtigd in het Verdrag van
Lateranen van februari ’29 waarin het verbod op de vrijmetselarij mee werd opgenomen94.
De Italiaanse gebeurtenissen en de rol van de vrijmetselarij daarin zijn tijdens het interbellum in de
Belgische pers uitgebreid aan bod gekomen. Het zijn vooral de eerste jaren van het fascistisch bewind
van Mussolini (1923-1927) die in alle kranten druk werden becommentarieerd.
Per krant geeft dit volgend beeld:
GVA HLN LDH LLB LP LS VU TOTAAL
Aantal artikelen 62 14 25 99 56 70 30 356
Relatieve negatieve teneurscores 27% 7% 0% 20% 1% 12% 0% 13%
Tabel 9: Aantallen artikelen en relatieve gewogen negatieve teneurscores in de berichtgeving over Italië per krant.
Bron: Eigen onderzoek.
Een constante negatieve ondertoon –zij het eerder gematigd– tegenover de vrijmetselarij is er vooral
in de katholiek geïnspireerde kranten LLB en GVA. Een negatieve ondertoon bij de socialistische
kranten is quasi onbestaande. Vrijmetselaars en socialisten vonden elkaar namelijk in hun aversie
tegen het fascisme. LS, sterk aanwezig over dit thema, neemt een tussenpositie in.
93 F. Conti, “Franc-maçonnerie et pratiques politiques en Italie pendant la première moitié du XXe siècle.” In: C. Gaudin et E. Saunier
(eds.), Franc-maçonnerie et Histoire. Bilan et Perspectives. Rouen, Publications des Universités de Rouen et du Havre, 2003, pp. 228, 236-
241. 94 K. Poma, Actie Vrijmetselaren. Een politieke benadering van de moderne vrijmetselarij. Zellik, Roularta Books, 1995, pp. 64-65.
35
De frames die (meestal) tot de negatieve teneurscores leiden zijn:
GVA HLN LDH LLB LP LS VU
antikatholiek 20 2 1 28 0 5 0
inmenging in de politiek 10 0 0 18 2 4 0
complotteurs 2 3 0 11 9 3 0
sektarisch 0 0 0 14 1 2 0
aanleunend bij de hogere klassen 3 2 0 4 4 1 0
negatieve invloed op het maatschappelijk gebeuren 2 0 0 4 0 4 0
moreel verwerpelijk 0 1 0 3 0 1 0
favoritisme 0 0 0 2 1 0 0
Tabel 10: Negatieve frames tegenover de vrijmetselaars in de berichtgeving over Italië per krant. Bron: Eigen onderzoek.
De katholieke kranten richten hun pijlen vooral op het antikatholiek karakter van de vrijmetselarij
en verwijten de vrijmetselarij zich te mengen in de politiek. LP geeft in het midden van de jaren ’20
commentaar bij samenzweringsactiviteiten van de vrijmetselarij tegen de fascisten. De teneur
hiervan is neutraal.
De vrijmetselarij wordt door alle kranten vooral gekarakteriseerd als antifascistisch. Dit kenmerk
komt voor in 199 artikelen, verdeeld over de verschillende kranten als volgt:
GVA HLN LDH LLB LP LS VU TOTAAL
antifascistisch 18 10 17 55 38 38 23 199
In % t.o.v. het aantal artikelen 29% 71% 68% 56% 68% 54% 77% 56%
Tabel 11: Aantallen antifascistische frames in de berichtgeving over Italië per krant. Bron: Eigen onderzoek.
Relatief gezien zijn het vooral de liberale en socialistische kranten die wijzen op het antifascistisch
karakter van de vrijmetselarij.
Er zijn tevens een aantal artikelen (ik vond er een tiental) waarin GVA en LLB de vrijmetselarij
karakteriseren als sympathisanten van het fascisme. Dat gebeurt in de beginjaren (1922-’24), toen er
twijfel was binnen de Italiaanse vrijmetselarij over welke kant te kiezen en er onenigheid was binnen
de twee Italiaanse Ordes, en een tweede maal in ’31, toen de fascistische regering optrad tegen de
katholieke actie, in het bijzonder door de opheffing van de katholieke jeugdverenigingen. GVA ziet
daarin de hand van de vrijmetselarij:
“In anti-clericale en vrijmetselaarskringen heeft men deze maatregelen [tegen de katholieken]
met vreugde begroet. Deze elementen voelen zich in de fascistische partij thuis. Nog onlangs
merkte een vrijzinnig blad op, dat nog niemand wegens zijn aanhang aan de vrijmetselarij uit
de fascistische partij is gestooten. (Men herinnert zich nog het bericht, dat Mussolini een vijand
der loge zou zijn). De oorzaken van het optreden tegen de kerk zijn echter hoofdzakelijk van
politieken aard.” (GVA, 16 jun 31)
36
GVA gaat verder met een insinuatie dat talrijke leden van de fascistische partij vroeger tot de
vrijmetselarij behoorden:
“Wanneer men echter nauwkeurig wilde onderzoeken […] bij welke partij voor 1922 de meesten
als lid waren ingeschreven, die thans lid der fascistische partij zijn, dan zou men ongetwijfeld
tot het inzicht komen, dat toen zeer vele van de tegenwoordige aanhangers van het fascisme,
tot de vrijmetselaars of socialisten behoorden.” (GVA, 7 jul 31)
In een artikel met als titel Les complicités maçonniques avec le fascisme en Italie. Rome, New-York et retour
doet LLB het verhaal van een reis in ‘27 van de Italiaanse Minister van Financiën naar New-York,
vergezeld van twee hooggeplaatsten van de vroegere Italiaanse loges (de rivalen van Piazza de Gesu
en van Palazzo Giustiniani), waarvan één tevens Supreme Commandor van de Amerikaanse loge was. De
bedoeling van die reis was een Amerikaanse lening aan Italië te bekomen van 600 miljoen USD. De
contacten tussen de Italiaanse en Amerikaanse vrijmetselaars bleken volgens de krant uitermate
gunstig voor de goede afloop van de onderhandelingen. LLB insinueert dat later voor de ex-
vrijmetselaars door het fascistisch regime goed werd gezorgd door toekenning van goed betaalde
posten in de diplomatie en de bureaucratie (LLB, 5 aug 31).
In een artikel van 30 december ’31 herinnert LLB nogmaals aan de positieve houding die de
vrijmetselaars toonden in de aanvangsperiode van het Italiaanse fascisme en stelt dat hun invloed –
vooral het antiklerikaal karakter ervan– verre van uitgespeeld is.
Hierna bespreek ik de relaties tussen het fascistische regime en de vrijmetselarij aan de hand van een
chronologisch relaas op basis van een inhoudsanalyse van de onderzochte krantenknipsels die in het
begin (de opkomst van het fascisme) en op het einde (de jaren vóór de Tweede Wereldoorlog) van het
interbellum zijn verschenen.
De opkomst van het fascisme (1920-1924)
Mijn krantenverhaal begint met LLB (10 apr 21) die bericht dat sommige Italianen beweren dat de
vrijmetselarij de fascistische beweging naar zich wil toetrekken. Anderen stellen daarentegen dat er
onder de fascisten een oppositie heerst tegen de vrijmetselarij. Zij zien namelijk een tegenstelling
tussen de occulte loges en een verzameling van vrijmoedige burgers die met open vizier ten strijde
trekken. Beide beweringen worden door het verder verloop van de gebeurtenissen bevestigd: bij
aanvang was er wel degelijk sympathie vanwege de vrijmetselarij voor de fascistische beweging, maar
de liefde werd niet beantwoord, wel integendeel. Vrijmetselaars werden eerst geweerd uit de
fascistische partij en publieke functies, dan in hun werking geboycot door geweldplegingen tegenover
personen en logegebouwen en uiteindelijk (in 1925) verboden.
De aanvankelijke sympathieën van de vrijmetselaars voor het opkomend fascisme
Op 28 oktober 1922 houden de fascisten hun mars op Rome. In de berichtgeving reproduceren zowel
LLB (30 okt 22) als LS (30 okt 22) een interne circulaire van de Grootmeester van de Italiaanse loge
waarin hij de liberalen afvalt en zijn sympathie voor de fascisten betuigt:
« Dans le fascisme fermentent tous les sentiments qui se trouvent au fond de l’âme populaire,
c’est-à-dire qui sont la moelle même de la nation, et ainsi, comme je le crois, le fascisme peut
être considéré comme un épisode dans la grande crise rénovatrice actuelle.
37
Il est certain que toutes les démocraties et tous les libéralismes parlementaires doivent attribuer
la popularité du fascisme à leur absence d’idées, à leur manque de concorde et de foi. Ils ont
donné au Parlement un spectacle d’une pauvreté et d’une insuffisance qui a découragé et
déconcerté le pays.
Dans l’ordre économique, il faut surtout remarquer que le fascisme groupe déjà plusieurs
centaines de mille d’ouvriers organisés, et devant une telle force agissante on ne peut nier les
idées de liberté, de fraternité et d’égalité qui l’animent.
La bourgeoisie moyenne et idéaliste qui s’y trouve, nombreuse aussi, ne peut tenir à fonder une
oligarchie ou à méconnaître la liberté.
Une force nouvelle arrive et semble participer à la vie de la nation. »
LP (31 okt 22) kwalificeert de uitspraken van de Grootmeester als gewaagd en eerder getuigend van
welwillendheid dan van optimisme. De krant, sterk gekeerd tegen de fascisten en hun leider,
herinnert eraan dat Mussolini erin slaagde de vrijmetselaars uit de socialistische partij te verwijderen
toen hij er nog deel van uitmaakte (LP, 2 nov 22). GVA (30 nov 22), verwijzend naar de bovengenoemde
omzendbrief, stelt: Als er in troebel water te visschen valt, is de vrijmetselarij er immer bij. LP verwijst op 20
december ’22 naar een aantal Italiaanse fascistische kranten waarin de vrijmetselaars genoemd
worden, naast de plutocraten en de socialisten, als vijanden van het fascisme.
LLB schetst op 4 februari ’23 de impact van de opkomst van het fascisme op de Italiaanse vrijmetselarij.
Na de Italiaanse eenmaking in 1870 was de invloed van de vrijmetselaars op het politieke leven, het
gerecht en het onderwijs zeer groot. Na de Eerste Wereldoorlog kwam daarin bruusk verandering met
het succes van de popularisten (socialisten en katholieken); de vrijmetselaars verdwenen min of meer
van het politieke toneel. Mussolini slaagde er zelfs in de socialistische partij, waartoe hij toen
behoorde, de onverenigbaarheid tussen lidmaatschap van de partij en lidmaatschap van een loge te
laten stemmen. De vrijmetselaars juichten de overwinning van de fascisten eind ’22 toe: het tij zou
opnieuw in hun voordeel keren, want met de fascisten hadden ze zowel de aversie tegenover de
katholieken als tegenover de socialisten gemeen. Het is in die context dat de omzendbrief van de
Italiaanse Grootmeester moet worden gezien. Dat was echter niet wat Mussolini voor ogen had. Hij
benoemde vijf leden van de Partito Populare als minister en een zesde, onafhankelijk maar de
katholieke zaak genegen, kreeg het departement van onderwijs. Binnen de vrijmetselarij ontspon zich
een tweestrijd tussen hen die voor de democratie waren (vrijmetselaars die de Schotse rites toepasten,
met zetel op la Piazza de Gesu) en hen die sympathiseerden met de fascisten (het Grootoosten, met
zetel in het Palazzo Giustiniani). Die tweespalt was er in de Italiaanse vrijmetselarij sinds lange tijd.
De enige overeenkomst tussen de twee Ordes was de wil tot secularisatie met de nuance dat Piazza de
Gesu filo-katholieke en antisemitische sympathieën had, terwijl Palazzo Giustiniani een hard
antiklerikalisme voorstond. Beiden hadden begin twintigste eeuw als gemeenschappelijke vijanden
de katholieken, de nationalisten (die de vrijmetselarij haar internationalisme verweten) en de
socialisten95.
De maatregelen van de fascisten tegen de vrijmetselaars
Op 13 februari ’23 gebiedt de Grote Raad van het Fascisme dat de fascisten die lid zijn van de
vrijmetselarij moeten kiezen: ofwel bedanken als vrijmetselaar ofwel uit de fascistische partij treden
95 A. Morelli, “Les exilés antifascistes italiens et la franc-maçonnerie.” In: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, Vol. XVII, 1-2
(1986), pp. 3-34.
38
(GVA, 16 feb 23). Twee van de vier vrijmetselaars die zich in de Grote Raad hebben onthouden bij de
stemming, verkiezen hun ontslag bij de loge in te dienen (LP, 16 feb 23). Er is in de Grote Raad tevens
beslist onderzoek te voeren naar functionarissen die tot de vrijmetselarij behoren. Zij zullen
geschrapt worden als lid van de fascistische partij (LLB, 21 feb 23). De Italiaanse loges verliezen naar
aanleiding van die acties talrijke leden, in die mate zelfs dat een aantal loges ophouden te bestaan
(LLB, 22 feb 23).
In een artikel van LLB (23 feb 23) wordt de achtergrond geschetst bij de omstandigheden die tot de
beslissing van Mussolini om tegen de vrijmetselarij te ageren hebben geleid. Binnen het Grootoosten
is er namelijk een meerderheid ontstaan die zich verzet tegen het fascisme en haar proklerikale koers.
Het Grootoosten is met die positie naar buiten getreden en krijgt onmiddellijk een tegenreactie van
Mussolini in de vorm van de genoemde beslissingen van de Grote Raad. De dagen vóór die beslissing
zijn er nog talrijke contacten tussen fascisten en vrijmetselaars, maar tevergeefs. Tegelijkertijd zet de
toenadering tussen de fascisten en het Vaticaan zich door (LP, 25 feb 23). Om die reden beginnen
vrijmetselaars in andere landen zich tegen Mussolini en zijn fascistisch regime te verzetten (GVA, 16
nov 23). De GVA (20 nov 23), na enige reserve te hebben gemaakt voor de methode en praktijken die
door Mussolini werden en worden toegepast, blaast de loftrompet voor het Italiaanse fascisme dat
Italië onschatbare diensten heeft bewezen en mogelijk wel van de ondergang heeft gered.
In februari ’24 breidt de Grote Raad haar veto’s tegen de vrijmetselarij verder uit tot de gerechtelijke
diensten (LLB, 7 feb 24). GVA meldt op 3 april ’24 dat er sprake is van een scheuring onder de Italiaanse
vrijmetselaars. Er zou een nieuwe vrijmetselaarsbeweging tot stand komen die in overeenstemming
zou zijn met het fascisme. LLB bericht op 20 juni ’24 over een crisis waarin het fascisme in Italië zou
verkeren. De krant vreest dat de ondergang van het fascisme zou gepaard kunnen gaan met een
terugkeer naar de suprematie van de vrijmetselarij. De fascistische afgevaardigden Capanni en
Chiostri zouden trouwens vrijmetselaar gebleven zijn, aldus de krant.
Gewelddaden tegen de vrijmetselaars
GVA (26 feb 23) maakt reeds in het begin van ’23 melding van vernielingen in het logegebouw in Turijn
door fascisten. In een titel Le Règne du Sang et de la Boue klaagt LP (22 jun 24) de gewelddadigheden van
de fascistische milities aan. Een fascistisch leider verdedigt zich door te stellen slachtoffer te zijn van
fascistische vrijmetselaars, allen behorend tot de loge van de Piazza de Gesu. LS (27 jun 24) maakt
melding van een circulaire van het Italiaanse Grootoosten waarin de moord op de socialistische
afgevaardigde Matteotti wordt aangeklaagd:
“… La maçonnerie a élevé déjà la voix pour invoquer la justice et la liberté, bannies l’une et
l’autre. Aujourd’hui, un cri monte de la conscience nationale et ne pourra se perdre ni s’évanouir
dans le néant.”
Ook de Belgische loge Les Amis philanthropiques sluit zich openlijk aan bij de protesten tegen de
gewelddaden (LS, 29 jun 24). LLB (27 jul 24) daarentegen verdedigt de Italiaanse regering tegen de
maçonnieke intriges. LS (8 aug 24) vreest dat onenigheid binnen de fascistische partij en de onwrikbare
opstelling tegenover de vrijmetselarij zouden kunnen leiden tot moeilijkheden. VU (13 aug 24) bericht
dat in de laatste fascistische Nationale Raad een motie werd aangenomen die de oorlog verklaart aan
de vrijmetselarij en dat die motie bijzonder hardnekkig werd verdedigd door Mussolini. Een
antifascistische beweging is zich op initiatief van de schrijver Benelli aan het organiseren. De fascisten
zien hierin een samenzwering met de vrijmetselaars (LP, 31 aug 24). Gewelddadige represailles tegen
39
de lokalen van een aantal loges zijn het gevolg (LDH 14 sep 24). De moord op de fascist Casalini leidt
tot nieuwe geweldplegingen op een aantal loges waarover in de Belgische pers uitgebreid wordt
gerapporteerd (LS, LP, LLB, HLN 15 sep 24; HLN, 16 sep 24; GVA, 17 sep 24; LP, 20 sep 24; GVA, 20 sep
24). Ook katholieke gebouwen worden getroffen (LP, 20 sep 24; LLB, 25 sep 24). In een open brief aan
Mussolini protesteert de Grootmeester van de Italiaanse loges tegen de fascistische excessen (LDH, 20
sep 24; GVA, 22 sep 24). Na de herdenkingsfeesten van de verjaardag van de fascistische mars op Rome
worden opnieuw gewelddadigheden tegen logegebouwen gerapporteerd (LP, LLB, 5 nov 24). Er komt
ook protest tegen de fascistische gewelddaden vanuit onverwachte hoek: Arnaldo Mussolini, broer
van de Duce, schrijft:
“L’assaut contre les loges maçonniques […] a été un acte souverainement inopportun. Au point
de vue politique, la maçonnerie n’était nullement la question du jour et ne se trouvait même
pas au premier plan des problèmes urgents. On ne peut en dire autant des combattants et des
associations populaires. Il ne convient pas d’irriter davantage ces groupements, pas plus que
l’opinion publique qui est déjà suffisamment énervée.” (LS, 9 nov 24)
De geweldplegingen gaan echter onverminderd voort (LS, 19 nov 24; LS, 2 jan 25; LS 4 jan 25).
De jaren vóór de Tweede Wereldoorlog (1935-1940)
De houding van de internationale vrijmetselarij tegenover de Italiaanse agressie in Ethiopië
Een tweede periode die ik onder de loep neem is deze van 1935 tot 1940, de aanloop naar de Tweede
Wereldoorlog. Het eerste krantenartikel van die periode waar de vrijmetselarij aan bod komt (LLB, 11
jul 35) is in het kader van het conflict Italië-Ethiopië96. Na te hebben gewezen op het enthousiasme
van de vrijmetselaars bij de overwinningen van het fascisme begin jaren ’20 (de vrijmetselaars zouden
de fascisten toen hebben gesteund met een financiële bijdrage van 5 miljoen lire 97) en de erop
volgende desavouering door Mussolini tot en met het verbod op de Italiaanse loges, wordt de
vrijmetselarij een omkering verweten in haar houding tegenover het Italiaanse fascisme. In een
schrijven van Ch. Magnette, Belgisch Grootmeester en van A. Labriola, een Italiaans ULB professor en
voormalig Italiaans Grootmeester, nemen beide vrijmetselaars stelling tegen de positie van Engeland
en ten voordele van Italië in de zaak van agressie van Italië in Ethiopië. LLB ziet hierin een wil tot
toenadering van de vrijmetselarij tot het fascisme. Niet alleen de Westerse vrijmetselarij, maar ook
de Islamitische zou de Italiaanse zaak in deze genegen zijn. Samen met het feit dat rond dezelfde tijd
Stalin opnieuw loges in zijn land heeft toegelaten, ziet LLB de vrijmetselaars in de zwarte en de rode
dictaturen samenzweren tegen de aanhangers van de vrijheid (LLB, 11 jul 35).
Dit is in volledige tegenstelling met de houding van de vrijmetselaars in Frankrijk waar ze als cement
dienen voor alle linkse krachten tegen de fascistische beweging (LLB, 11 jul 35). In een fascistische
Italiaanse krant wordt melding gemaakt van een samenzwering van vrijmetselaars en Moskovieten
om premier Laval98 in Frankrijk ten val te brengen (VU, 3 okt 35). In een Brussels congres van Le Front
96 Italië zal op 3 oktober 1935 Abessinië (het huidige Ethiopië) binnenvallen Deze agressie was eigenlijk puur imperialisme met als
eerste doel het prestige van Italië en van Mussolini te verhogen, zowel intern als ten opzichte van de internationale gemeenschap.
Zie I. Kershaw, op. cit., pp. 296-297. 97 Dit wordt door verschillende Italiaanse historici tegengesproken. Zie A. Morelli, op. cit., p. 7. 98 Laval was het fascisme genegen, getuige zijn sympathieën voor Pétain later tijdens de Tweede Wereldoorlog.
40
Populaire Italien in ballingschap wordt een uitspraak gehekeld van een pro-fascist: la guerre [en Ethiopie]
est voulue par les chiens du communisme et de la franc-maçonnerie (LP, 15 okt 35). VU (12 jan 36) wijst op
het feit dat de Italiaanse kranten vrijmetselaars en communisten van samenzwering beschuldigen. Op
14 en 22 januari ’36 herhaalt LLB de beschuldiging aan het adres van liberaal en vrijmetselaar Ch.
Magnette dat hij met Italië sympathiseert, tegen Ethiopië. LLB maakt gewag van een toenadering
tussen vrijmetselaars en fascisten (LLB, 24 maa 36).
Een klerikaal-maçonniek-judeo-bolsjewiek complot tegen fascistisch Italië?
In ‘38 wordt duidelijk, naar aanleiding van een bezoek van Hitler aan Rome, dat de paus niet meer de
steun geniet van Mussolini. Een fascistische Italiaanse krant stelt dat de paus door zijn uitspraken
riskeert zich te zien omringd door een bende van vrijmetselaars en bolsjewisten (LLB, 11 mei 38). In ’38
worden massaal Joden uit Italië verdreven en worden op dezelfde tirannieke manier door het
Italiaanse fascisme behandeld als vrijmetselaars, communisten, liberalen en katholieken van de
populaire partij (LDH, 15 sep 38). De Grote Raad beschuldigt het internationale jodendom van
antifascistische agitaties op alle domeinen, vooral na de afschaffing van de vrijmetselarij (LDH en LS,
8 okt 38). Farinacci, een Italiaans fascist, heeft in een redevoering over kerk en jodendom verklaard
dat de rooms-katholieke kerk van oudsher een anti-joodse houding heeft aangenomen, doch dat thans
de kerk zich door communisten, vrijmetselaars en democraten, die verklaarde vijanden zijn van de
kerk, laat gebruiken (VU, 10 nov 38). Diezelfde Farinacci wordt er in LLB van 17 januari ’39 van
beschuldigd de aanstoker te zijn van een maçonnieke campagne tegen de katholieke kerk. Farinacci
was namelijk vrijmetselaar vóór de loges in Italië werden verboden en is volgens de krant in zijn ziel
altijd vrijmetselaar gebleven (GVA 3 feb 39). LLB (21 jan 39) en VU (22 jan 39) maken gewag van een
artikel in een fascistisch Italiaans blad waarin een klerikaal-maçonniek complot tegen Italië wordt
gelaakt. De publicatie wordt door de kranten gezien als een reeks bedreigingen tegen de paus die in
hevigheid en in onzin alles overtreffen wat van de kant van de fascisten tegen het Vaticaan is
uitgebracht en die rechtstreeks op een breuk aansturen. Enkele weken vóór het uitbreken van de
Tweede Wereldoorlog zal Farinacci zijn aanvallen tegen het Vaticaan en de vrijmetselarij, alsook
tegen Frankrijk, het jodendom en het bolsjewisme in heftige bewoordingen in de Italiaanse
fascistische pers herhalen (LS en GVA, 30 maa 40; LS, HLN en LDH, 2 mei 40).
Concluderend kunnen we stellen dat de berichtgeving over de Italiaanse situatie en de rol van de
vrijmetselarij daarin in de Belgische pers grotendeels is terug te vinden in de katholieke kranten en
LS. De teneur tegenover de vrijmetselarij is vooral negatief in de katholieke pers, zij het minder
uitgesproken dan gewoonlijk. Katholieken en fascisten hebben lang aan dezelfde kant gestaan. Het is
pas in ‘38, onder invloed van Hitler, dat Mussolini zijn steun aan de paus opzegt. Bij de opkomst van
het fascisme is de Italiaanse vrijmetselarij het fascisme niet ongenegen. LLB en GVA bekijken dit
argwanend, LP sceptisch. Als Mussolini zich vanaf het begin van ’23 tegen de vrijmetselarij keert,
juicht de Belgische katholieke pers dit toe. Het discours van een antifascistische vrijmetselarij dat
door alle kranten, maar vooral door de liberale en socialistische wordt gevoerd, wordt regelmatig
doorbroken in de katholieke kranten waar dan de sympathie van de vrijmetselarij voor het fascisme
wordt toegelicht. Dit gebeurt vooral in het begin van de jaren ’20 toen er tweeslachtigheid en
onenigheid was tussen de twee Italiaanse vrijmetselaarsfamilies. Het zijn vooral de socialistische pers
en LS die geregeld en met afkeuring berichten over de gewelddadigheden die tegen vrijmetselaars en
loges door de fascisten worden gepleegd.
41
Als Italië in ’35 binnenvalt in Ethiopië verwijt LLB de vrijmetselarij de Italiaanse agressie te steunen.
Zij ziet hierin een nieuwe toenaderingspoging van de Italiaanse vrijmetselarij tot het fascisme. Als in
’38 duidelijk wordt dat de paus niet meer de steun geniet van Mussolini, wordt in de Italiaanse
fascistische pers gewag gemaakt van een klerikaal-maçonniek-judeo-bolsjewiek complot tegen het
fascistisch regime. Deze complottheorie wordt eensgezind niet gevolgd in de Belgische pers en als
onzin bestempeld.
Nazi-Duitsland
Figuur 2: Freimaurer Aufrührer Juden [vrijmetselaars, oproerkraaiers, Joden]. Titelblad van een antimaçonnieke brochure, Duitsland, omstreeks 1937. Uit: J. Tyssens (ed.), De Schatten van de Tempel. Het Belgisch Museum van de Vrijmetselarij. Brussel, Mercatorfonds en Belgisch Museum van de Vrijmetselarij, 2006, p. 143.
De machtsovername van Hitler in Duitsland op 30 januari ‘33 kwam in een periode van zware
economische crisis die het land bijzonder zwaar trof. De structuren van de parlementaire democratie
van de Weimarrepubliek bezweken en de nazi’s vulden het politieke vacuüm op met steun van de
bevolking. Binnen de zes maand verwierf Hitler de totale dominantie in Duitsland. Openlijke terreur
tegen de oppositie, zware druk op de burger om zich te conformeren aan het nieuwe regime,
onbeperkte bevoegdheden van de politie via noodverordeningen behoorden tot de belangrijkste
maatregelen. Alle democratische partijen werden verboden; op 14 juli ’33 werd de nazipartij NSDAP
42
de enig toegestane partij. In augustus ’34, bij het overlijden van president Hindenburg, trok de Führer
het volledige staatsgezag naar zich toe. Die consolidatie van de dictatuur ging in Duitsland gepaard
met een heropleving van de economie en het herstel van de militaire macht, terwijl in de westerse
democratieën het tegengestelde gebeurde 99.
De vorming van de nationaalsocialistische dictatuur ging gepaard met aanvallen op de Duitse
vrijmetselarij. Reeds in februari ’30 had Hitler aan een Duitse krant bevestigd dat hij voor een verbod
van de loges in Duitsland was, omdat een staat die bezorgd is om haar veiligheid, het bestaan van
politiek actieve, geheime genootschapen niet kan tolereren. In het begin van de jaren ’30 verzette een
deel van de Duitse vrijmetselarij (de “Symbolische Grootloge”) zich tegen het nazisme en stopte dan
ook haar werkzaamheden in maart ’33. Twee andere stromingen die qua aantal leden belangrijker
waren, stonden regelrecht tegenover elkaar: conservatieve “liberale” of “humanitaire” loges
verdedigden de Weimarrepubliek, terwijl de machtige Oud-Pruisische grootloges, met een openlijk
racistisch en pan-germanistisch gedachtegoed, het einde ervan beoogden. Bij de machtsovername
van Hitler in ’33 zullen ook de humanitaire loges hun deuren sluiten en zullen de Oud-Pruisische loges
zich aansluiten bij het hitlerisme, weliswaar met verandering van naam in “Duits-christelijke Orde
van de Vriendschap”. Het heeft echter niet mogen baten: op 17 augustus ’35 wordt de vrijmetselarij
officieel verboden, worden de eigendommen van de loges in beslag genomen en de archieven
leeggehaald100. Vrijmetselaars als persoon werden door de Duitse nazi’s minder fysiek aangevallen
dan door de Italiaanse fascisten. Vrijmetselaars werden niet op dezelfde manier opgepakt, opgesloten
en geliquideerd als de Joden, zigeuners en homoseksuelen101.
Hierna onderzoek ik de berichtgeving in de Belgische pers over de behandeling van de vrijmetselaars
tijdens de eerste jaren van nazi-Duitsland (1933-1935). In een afzonderlijk hoofdstuk licht ik de
merkwaardige antimaçonnieke standpunten toe van generaal Erich Ludendorff en zijn echtgenote.
De vrijmetselaars tijdens de eerste jaren van nazi-Duitsland
De krantenartikelen waarin de vrijmetselarij wordt betrokken in de commentaren over de eerste
jaren van nazi-Duitsland zijn relatief gelijkmatig verspreid over de verschillende kranten:
GVA HLN LDH LLB LP LS VU Totaal
1933 5 3 0 3 2 6 2 21
1934 2 3 3 2 2 1 1 14
1935 1 4 1 3 2 3 2 16
Totaal 8 10 4 8 6 10 5 51
Tabel 12: Aantallen artikelen met verwijzing naar de vrijmetselarij tijdens de eerste jaren van nazi-Duitsland.
Bron: Eigen onderzoek.
99 I. Kershaw, op. cit., pp. 247-256. 100 A. de la Croix, Hitler en de vrijmetselarij. Tielt, Lannoo, 2013, pp. 143-156. 101 K. Poma, op. cit., p. 62.
43
De teneur jegens de vrijmetselaars in de berichtgeving is in alle kranten neutraal, uitgezonderd in
GVA. De relatieve gewogen negatieve teneurscore voor alle kranten samen is 5%, deze van GVA 25%.
In een ironisch bedoeld artikel (Coup d’oeil) herinnert LP monsieur Hitler eraan dat, naast de negers en
de Joden, er nog andere bevolkingsgroepen zijn die de naam van Duitser niet waardig zijn:
muzelmannen, boeddhisten, vrijdenkers, vrijmetselaars, salutisten, de Roden en de Gelen (LP, 14 maa
33). VU (26 maa 33) klaagt het antisemitisch discours van de nazi’s aan waarbij vrijmetselaars en
socialisten samen met de Joden genoemd worden als een groep van internationale schurken. LS (9 apr
33) verwijst naar een artikel in de nazipers waarin als gemeenschappelijke vijanden van het Duitse
volk de Joden, de vrijmetselaars en de roomse priesters worden genoemd. Drie Pruisische grootloges
hebben hun relaties met de internationale vrijmetselarij verbroken en zich omgevormd tot een Duits-
christelijke orde. Joden en marxisten worden er niet toegelaten en de plicht tot geheimhouding is er
opgeheven (LS, HLN en LP, 25 apr 33; GVA, 27 apr 33; LLB en LS, 28 apr 33; HLN, 30 apr 33).
GVA neemt het op voor de katholieke Belgische senator Le Bon die in een meeting, gehouden als
protest tegen de onwaardige behandeling van Joden in Duitsland, de vergelijking maakte met de
vervolgingen die de katholieken moeten meemaken en de ambigue houding van socialisten, liberalen
en vrijmetselaars:
… Want wat in Duitschland geschiedt tegen de Joden, geschiedt op dit oogenblik tegen onze
geloofsgenoten in Spanje, in Rusland, in Yugo-Slavië, in Mexico, in meer andere gewesten.
[…] En geen van al die personen, partijen en massa’s, die zich zoo opwinden nu in Duitschland
de Joden behandeld worden als minderwaardige burgers, had ooit een woord van afkeuring over
naar aanleiding van de rechtsmiskenningen tegenover katholieken, van die georganiseerde
moorderijen op katholieken; integendeel, socialisten, liberalen en vrijmetselaars , verdoken
stelselmatig die gruwelen onder de korenmaat, indien zij niet poogde ze goed te praten.”(GVA,
1 mei 33)
Een Engelse journalist getuigt over de sympathie van de Engelsen voor de slachtoffers van het Duitse
fascisme en dat is niet alleen een gevolg van de sterke macht van de Joden en vrijmetselaars in Engeland (LS,
12 mei 33).
In een kort bericht melden twee kranten dat vrijmetselaars geweerd worden in alle geledingen van
de Hitleriaanse beweging (LLB en HLN, 26 mei 33). Na een vergadering van de nazi’s in Berlijn wordt
een communiqué verspreid waarin de doelstellingen van het Derde Rijk worden geformuleerd. De
tweede doelstelling is dat er moet gebroken worden met iedere internationale band. Dat behelst niet
alleen het marxisme maar ook alle intellectuele banden met de Joden en met de vrijmetselarij. Enkel
de Duitse staat telt (LLB, LS en GVA, 22 jun 33).
LS (18 aug 33) maakt melding van een bericht in een Parijs dagblad onder de titel L’histoire
rocambolesque d’un complot contre l’Allemagne, waarin een nationalistisch Berlijns dagblad wordt
geciteerd:
« C’est à Vichy et à Royat que se sont rencontrés les “malfaiteurs” qui préparent l’assaut du
monde israélite démocrate contre l’état national-socialiste.
M.M. Litvinof et Trotzky, M. Baruch, homme de confiance de M. Roosevelt et M. Curlz,
ambassadeur des Soviets en Turquie, jouent les premiers rôles sous la haute direction de M.
André Tardieu, auquel le journal allemand confère, de la façon la plus inattendue, le plus haut
grade dans la franc-maçonnerie française. »
44
VU (19 aug 33) spreekt van Hitleriaanse waanzin en een ingebeelde samenzwering.
GVA klaagt, zoals ze ook op 1 mei ’33 heeft gedaan, de ambigue houding aan van de vrijmetselaars
tegenover Joden en katholieken. De krant verwijst naar een mededeling van het Grootoosten van
België dat gericht is tegen Hitleriaans Duitsland en haalt dan vlijmscherp uit tegen de vrijmetselarij:
“… we willen doen uitschijnen wat dubbele, wat hatelijke rol de Belgische Vrijmetselarij te dezer
gelegenheid speelt: ze springt te paard om ’t Duitsche Jodendom te verdedigen terwijl zij ’t
Belgische katholieke volkskind onder de hoeven […]102 te vertrappen.
Ha! het G∴ O∴ komt er tegen op dat in Duitschland de Joden vervolgd worden om hun
godsdienstige overtuigingen –wat de Duitschers loochenen- en hier, in België, oefenen de Loges
een schandelijke werking uit op de politieke mannen in ’t socialistische en in ‘t liberale [kamp]
opdat dezen honderd duizenden Belgische kinderen buiten het […] recht zouden dringen, alleen
maar omdat die kinderen behooren tot den katholieken eeredienst en hun ouders voor hen een
godsdienstige opvoeding verlangen.
En dan durven die schijnheilige Brs∴ in hun motie nog een beroep doen op alle menschen van
goeden wil, zonder onderscheid van godsdienst of politieke belijdenis, om op te komen tegen
het vervolgen van Duitsche Israëlieten, terwijl zij hier, in België, alle menschen van goede wil in
’t gelaat spuwen door hun verachtelijk optreden tegen de vrijheid en ’t goed recht van ’t beste
deel der Belgische natie, het katholieke volk!
Terwijl ze treuren over ’t verstoren van den socialen vrede in Duitschland, stoken zij, in eigen
land, tot schooloorlog aan, zonder zich te bekreunen om de rampspoedige gevolgen tot welke
zoo’n oorlog konde leiden, met het oog op de nationale eendracht en ’s lands welvaart!
Mogen de handelingen der Vrijmetselarij aan den laatsten rechtschapen mensch in België de
oogen openen en hem tot zelfverdediging aansporen. Want de schooloorlog welken de Loges
ontketenen willen, brengt niet enkel de katholieke, maar gansch de bevolking in ’t gedrang.”
(GVA, 4 okt 33)
Begin ’34 worden door de Pruisische eerste-minister maatregelen genomen om het lot van de
Pruisische loges, al dan niet verbonden aan de internationale vrijmetselarij, definitief te bezegelen:
hij zendt aan de drie hoofdloges de boodschap over te gaan tot ontbinding (LP, 17 jan 34; HLN, 20 jan
34). Twee dagen later maakt een nazileider bekend dat er door verschillende maçonnieke loges en
zekere clubs van functionarissen een passieve weerstand wordt georganiseerd tegen het
nationaalsocialisme, waarbij gepleit wordt voor de restauratie van de monarchie onder keizer Willem
II. De keizer zou lid zijn van een Duitse loge (LS, 20 jan 34).
Met het statuut van de vrijmetselaars gaat het van kwaad tot erger. HLN en GVA (1 jun 34) berichten
dat de Duitse rijksweerminister aan alle leden van de weermacht het verbod heeft opgelegd nog lid te
zijn van een vrijmetselaarsloge en dergelijke organisaties. Wie zich tegen zijn verordening verzet,
wordt onmiddellijk ontslagen. Leden van de nationaalsocialistische partij die tot de vrijmetselarij
hebben behoord, mogen geen hoge functies bekleden in de partij tenzij andere leden van wie de
betrouwbaarheid is bewezen, voor hen garant staan (LLB en LDH, 25 aug 34; VU, HLN en LDH, 28 aug
34). Het hoger gerechtshof van de nationaalsocialistische partij heeft besloten dat een gewezen
vrijmetselaar, die in zijn loge een hoog ambt heeft bekleed, niet geschikt is om te strijden tot de
verwezenlijking van het doel van het nationaal-socialisme. Het hof was van oordeel dat niet meer vertrouwen
mag worden geschonken aan het woord van een vrijmetselaar dan aan dit van een Jood, daar beiden, aldus de
102 De tekst is hier in de gedigitaliseerde versie niet leesbaar.
45
rechtbank, aan de woorden niet dezelfde waarde hechten dan de algemeenheid van het Duitsche volk (HLN en
LDH, 28 aug 34).
Reinhard Heydrich, hoofd van het middenbureau van de politieke politie, verklaart dat de “zichtbare
vijanden” van de Hitlerianen de vrijmetselaars, de Joden en de jezuïeten zijn. Die laatste noemt hij de
politieke klerikalen (HLN en LLB, 10 mei 35). Een aantal Duitse loges hebben spontaan hun deuren
gesloten. In een communiqué wordt verklaard dat deze beslissing ingegeven is in de overtuiging dat,
sinds de eenheid is geïnstalleerd onder het Duitse volk door de nationaalsocialistische beweging, er
geen noodzaak meer is om in Duitsland de vrijmetselarij in leven te houden (LLB, 1 jun 35). De
Grootmeester van een Duitse loge is samen met zijn echtgenote gearresteerd en alle logedocumenten
zijn in beslag genomen. Nochtans had generaal Goering eerder beloofd dat de loge, die 130.000 leden
telt waaronder een groot aantal oud-strijders, zou gevrijwaard blijven van moeilijkheden met de
autoriteiten van het Reich (LS, 30 jun 35).
In een artikel met hoofding Goethe wordt gealludeerd op de culturele achterlijkheid van de Duitsers:
zij formuleren een complottheorie waarbij de op-en-top Duitschen dichter Schiller zou vergiftigd zijn
door vrijmetselaars en Goethe, zelf vrijmetselaar, zou dat hebben geweten en zelfs goedgekeurd.
Hiermee zou men het Goethegenootschap van Weimar willen treffen (VU, 28 jul 35).
Op 26 juli ’35 wordt de laatste Pruisische loge op bevel van eerste minister Goering gesloten. De twee
laatste Saksische loges zullen spoedig volgen en daarmee houden alle loges in Duitsland op te bestaan
(LP en HLN, 5 aug 35; VU, LS, HLN en LLB, 9 aug 35; HLN, 20 aug 35).
LDH en LP (19 aug 35) laten een Duits antifascistisch discours horen bij monde van Dr. Schacht. Hij
verzet zich niet alleen tegen wild antisemitisme, maar neemt het ook op voor de vrijmetselaars: niet
alle gewezen vrijmetselaars zijn schurken. H. Schacht, vrijmetselaar bij een Berlijnse loge, is dan
voorzitter van de Reichsbank. Hij is voorstander van het economisch liberalisme en komt zo later in
aanvaring met de nazileiding die een dirigistische oorlogseconomie voorstond103.
Samenvattend kunnen we stellen dat de Belgische berichtgeving over de rol van de vrijmetselarij
tijdens de eerste jaren van nazi-Duitsland overwegend neutraal is. Er wordt bericht over de
moeilijkheden die de Duitse vrijmetselarij ondervindt om zich staande te houden in het nazistisch
regime. GVA maakt wel gebruik van de sympathie die er heerst in België tegenover de Duitse Joden
om de ambigue houding van de Belgische vrijmetselarij aan te klagen tegenover enerzijds de Joden in
Duitsland en anderzijds de katholieken in eigen land: het Duitse jodendom wordt door het
Grootoosten van België verdedigd en beklaagd, terwijl de eigen Belgische katholieke kinderen
slachtoffer zijn van de machinaties van de loge in de schoolstrijd, in samenwerking met socialisten en
liberalen. Kleurwoorden zoals verachtelijk, hatelijk, schandelijk worden daarbij gebruikt.
Verschillende kranten illustreren aan de hand van citaten uit de nazistische pers het
ondemocratische en nationalistische karakter van het nazisme, wat haar aversie tegenover de
vrijmetselarij verklaart. LDH en LP laten ook een Duits antifascistisch discours horen door de
meningen en de rol van Dr. H. Schacht, zelf een vrijmetselaar, toe te lichten.
103 A. De La Croix, op. cit., pp. 13.-139.
46
Het echtpaar Ludendorff
De antimaçonnieke standpunten van generaal Erich Ludendorff en zijn echtgenote zijn op zijn minst
merkwaardig te noemen en verdienen dan ook in een afzonderlijk sub-hoofdstuk te worden
toegelicht. Als bron gebruik ik uitsluitend de krantenartikelen uit mijn onderzoek.
Generaal Erich Ludendorff was één van de Duitse militaire hoofdrolspelers tijdens de Eerste
Wereldoorlog. Hij verliet zijn post op 28 oktober ’18 als verder verzet tegen de Westerse mogendheden
zinloos was geworden. Begin november ’18 brak de socialistische revolutie in Duitsland uit en
Ludendorff vluchtte naar Zweden. In ’20 keerde hij terug naar Berlijn. Hij begon zich politiek te
engageren en stapte tijdens de mislukte nazistische putsch van 9 november ’23 zij aan zij met Adolf
Hitler. Mocht die putsch zijn gelukt, dan was het de bedoeling dat Ludendorff aan het hoofd kwam
van een militaire dictatuur. Na de putsch trok Ludendorff zich terug uit de politiek en publiceerde
onder meer een antisemitisch tijdschrift waarin hij ook sterk van leer trok tegen de vrijmetselarij. In
één van zijn geschriften, over de veldslag aan de Marne, stelde hij dat het Duitse order om zich terug
te trekken en de Fransen terreinwinst te laten boeken, een gevolg was van een bevel van ene generaal
Hentsch, die niet meer was dan een onbewuste uitvoerder van een complot liberalo-judeo-marxistisch waarin
de vrijmetselaars een eersterangs rol speelden (LS, 10 apr 35).
Mevrouw Mathilde Ludendorff, tweede vrouw van de generaal, hield zich volgens LP in haar vrije tijd
bezig met propaganda voor de racistische politiek, waarvan haar man een van de meest zichtbare
voortrekkers was. Zij hield in ’27 voor de Tannenberggroep 104 een voordracht over de grote
problemen van het moment en voorspelde er een nieuwe wereldoorlog in 1932, de dag dat de duistere
machten hun eerste succes zullen behalen voor een wereldsuprematie. Deze duistere machten zijn het
judaïsme, de vrijmetselarij, het jezuïtisme en … de Volkenbond. Als staving voor het jaar 1932 stelt zij
dat de som van de cijfers 1914 samen het getal 15 vormen en dat is een getal dat in het Oud Testament
slaat op de term “Jehova”. 1932 telt ook samen tot 15. De krant besluit dat Mme Ludendorff aurait besoin,
presque autant que son mari, d’être douchée (LP, 6 apr 27).
Een half jaar later publiceerde generaal Ludendorff een boek waarin hij een heftige aanval lanceerde
op de Duitse vrijmetselarij. De Grootmeester van de Duitse loges tekende hiertegen publiekelijk
protest aan en hield zich het recht voor een publiek debat te openen over de door Ludendorff
aangehaalde feiten (LP en LS, 18 sep 27).
Mevrouw Ludendorff vond het gedenkteken van Tannenberg een schande omdat het een werk was
van Joden en vrijmetselaars. Als bewijs hiervan gaf ze het feit dat de onthulling van het monument
op 18 september gebeurde, een feestdag van de Joden (HLN, 27 sep 27).
In oktober 1928 leek Ludendorff aan achtervolgingswaanzin te lijden. In een brief aan president
Hindenburg verwees hij naar een brief die hij had ontvangen vanwege een Duitse vrijmetselaarsloge
met doodsbedreigingen aan zijn adres. In zijn brief gaf hij er blijk van een ware complottheoreticus
te zijn:
“Des millions d’Allemands comptent sur vous, Monsieur le Président, pour délivrer la nation
allemande, par une intervention décisive, de la peste franc-maçonne. Rien ne serait plus simple
104 Tannenberg verwjst naar de plaats waar in augustus 1914 een veldslag tussen Russen en Duitsers heeft plaatsgevonden, waarin
Duitsland zegevierde en Hindenburg en Ludendorff als militaire bevelhebbers als helden werden geëerd.
47
que de faire arrêter les coupables. Mais des autorités judiciaires allemandes ne s’y risqueront
jamais, car elles sont elles-mêmes affiliées à la franc-maçonnerie.” (LS en LP, 6 okt 28)
Enkele dagen later breidde het complot tegen Ludendorff zich volgens hem verder uit met de
toevoeging van de jezuïeten als vermeende complotteurs (LLB, 16 okt 28; LS en LDH, 17 okt 28).
In maart ’29 werd Ludendorff veroordeeld door een Duitse rechtbank voor laster ten aanzien van een
journalist, die in een boek van Ludendorff voorkomt op een foto van een vrijmetselaarsvergadering
in Saint-Quintin tijdens de oorlog. Ludendorff beschuldigde hem valselijk van verraad ten gunste van
Frankrijk (LLB, LP en HLN, 28 maa 29; LS en VU, 29 maa 29).
Nog een bizar bericht van LLB op 12 januari ’30: generaal Ludendorff heeft van de rederij Hamburg-
Amerika-Linie geëist dat het schip dat zijn naam droeg zou worden “ontdoopt” en een andere naam
zou krijgen, volgens hem omdat het schip zich in lamentabele staat bevond, maar volgens anderen
omdat er aan boord kabbalistische 105 vrijmetselaarstekens zouden voorkomen. Het schip heeft
daadwerkelijk een andere naam gekregen.
In een boek van Ludendorff, getiteld The Coming War (1931) herhaalde hij de voorspelling van zijn
echtgenote dat er in 1932 (op 1 mei, maar dat was hij niet zo zeker) een nieuwe Europese oorlog zal
uitbreken tussen Italië en Frankrijk met Polen, Tsjechoslowakije en Joegoslavië aan de zijde van
Frankrijk en Duitsland, Rusland en Groot-Brittannië aan de zijde van Italië. Hij voorspelde dat die
oorlog gruwelijker zal zijn dan de voorgaande : burgers zullen overgeleverd zijn aan slachtpartijen en
ganse bevolkingsgroepen zullen worden uitgemoord. Het slagveld zal zich vooral in Zuid-Duitsland
en zuidelijk Oostenrijk bevinden. Als gevolg van de oorlog (hij voorspelde niet wie de winnaar zal zijn)
zag hij in Italië het fascisme verdwijnen en de paus worden vermoord. Zijn boek is doorspekt van
machinaties tussen een alliantie van het Vaticaan, de jezuïeten en Mussolini aan de ene zijde en de
Joden en de vrijmetselarij aan de andere (LS, 5 jun 31).
Ludendorff heeft zich in juni-juli 1931 moeten verdedigen in de rechtbank tegen graaf zu Dohna, zijn
gewezen frontkameraad, wegens de beschuldiging dat de graaf, gewezen Grootmeester van de Duitse
vrijmetselaarsloge, een landverrader zou zijn. Hij zou reeds in 1911 op de hoogte zijn geweest van de
plannen om de Oostenrijkse troonopvolger te vermoorden. Alhoewel Dohna dit wist, heeft hij niets
gedaan om deze plannen te verijdelen. Volgens de advocaat van Dohna ligt het dogma van Ludendorff,
dat er boven de staat machten zijn, samengesteld uit Joden, jezuïeten en vrijmetselaars, aan de
oorzaak van de betichting aan het adres van zijn cliënt. De advocaat van Ludendorff poogde aan de
hand van verschillende werken , waarvan een aantal ruim zestig jaar voordien zijn verschenen, het
bewijs te leveren dat te allen tijde hechte banden hebben bestaan tussen de Duitse, Franse en
Romaanse vrijmetselaars en dat dientengevolge graaf Dohna over de plannen van de Serviërs
ingelicht had moeten zijn (GVA, 1 jul 31). Ludendorff werd veroordeeld tot 500 mark boete of tien
dagen hechtenis (HLN, 4 jul 31; LS, 5 jul 31).
Tot 1935 blijf het stil rond Ludendorff tot de Führer op 9 april 1935 een nationaal publiek eerbetoon
bewees aan generaal Ludendorff naar aanleiding van zijn zeventigste verjaardag (LS, 10 apr 35).
105 Kabbala is de geheime, mystieke leer van het jodendom, voortgekomen uit de mystieke getallenleer van de Egyptenaren Zie: J.
Black, De Geheime Geschiedenis van de Wereld. Geheime Genootschapen van 3000 V.C. tot nu. Utrecht, Kosmos Uitgevers BV, 2008, pp. 245-
247.
48
Mathilde Ludendorff schreef dat Mozart het slachtoffer is geweest van de vrijmetselarij en vermoord
is door de aartsbisschop van Salzburg. In haar boek wordt geen enkel bewijs aangevoerd; de
verspreiding ervan wordt in Oostenrijk verboden. In een ander boek had ze ook al beweerd dat
Schiller was vermoord door vrijmetselaar Goethe (LDH, 11 aug 36). VU maakt op 2 apr 37 melding van
een boek van mevrouw Ludendorff waarin beweerd wordt dat niet alleen Mozart, maar ook Nietsche,
Fichte, Lessing en Leibniz door vrijmetselaars zouden zijn vermoord.
In het begin van ’37 nam Ludendorff in zijn tijdschrift opnieuw politieke standpunten in die tegen
Nazi-Duitsland ingaan. Het betreffende nummer werd door de autoriteiten geconfisqueerd. Hij zag
zoals hij vroeger ook reeds stelde, de invloed van mysterieuze internationale politieke krachten in de
gebeurtenissen die zich in Europa voordeden. Hij bekritiseerde Duitsland voor zijn houding tegenover
Franco. De buitenlandse vrijwilligers die in de burgeroorlog aan de zijde van Franco vochten, vond hij
geen militairen in de juiste zin van het woord: zij vochten niet voor het land, maar voor belangen die
zij zelf niet begrepen. Hij stelde de Frans-Britse interventie in Spanje tegenover de Duits-Italiaanse en
wantrouwde de Italianen. Hij zag namelijk een complot van internationale occulte krachten,
bestaande uit de Joden, de vrijmetselaars, de jezuïeten, de paus en de rooms-katholieke kerk. Het
fascisme van Mussolini zag hij als niet meer dan een instrument van de complotteurs. Op deze manier
was Duitsland andermaal onbewust het slachtoffer van die duistere krachten, dezelfde die Duitsland
tot het verlies in de Eerste Wereldoorlog hebben geleid. Het artikel van Ludendorff sluit met een
curieus detail: binnen de gemeenschap rond Ludendorff werd openlijk verklaard dat generaal Franco
niet enkel vrijmetselaar was en het instrument van de jezuïeten, maar dat zijn naam zou kunnen
wijzen op een joodse origine (LS en LP, 29 jan 37).
In ’37 lijkt er opnieuw een toenadering te zijn tussen Hitler en Ludendorff, ten minste van de kant van
Hitler: in een officieel communiqué plaatste hij zichzelf en Ludendorff op voet van gelijkheid. De
relatie tussen de twee was al veertien jaar danig verziekt na het debacle van de putsch van ’23106. Voor
Ludendorff was het moeilijk slikken dat zijn oud-kameraad in de strijd nu de eerste plaats bekleedde
in het politieke leven, terwijl hij een eerder teruggetrokken leven leidde. Eigenlijk kwam die plaats
hem toe (LLB, 2 apr 37). Voor Hitler zou een associatie met Ludendorff kunnen helpen om het
militarisme en het antichristelijke van de nazipartij te beklemtonen (LS, 5 apr 37). Ter gelegenheid
van de 55ste verjaardag van zijn entree in het leger organiseerde Ludendorff een feest bij hem thuis
waar hij op hooggeplaatst bezoek mocht rekenen en waarbij hem de felicitaties van Hitler werden
overgemaakt. In een toespraak herhaalde hij zijn geloof in internationale krachten bestaande uit de
rooms-katholieke kerk, het judaïsme en de vrijmetselarij (LLB, 16 apr 37; HLN, LS en VU, 17 apr 37).
Dat zo’n toespraak werd gehouden in aanwezigheid van de hoogste dignitarissen van het Duitse Rijk
en via de radio werd uitgezonden, ziet LLB als een regelrechte oorlogsverklaring van de nazi’s tegen
de religie (LLB, 20 apr 37).
Ludendorff stierf op 20 december ’37. Drie kranten schrijven een in memoriam waarbij telkens naar
zijn complottheorie wordt verwezen: een internationale occulte macht bestaande uit Joden,
katholieken en vrijmetselaars beheerst de internationale politiek (LS, 2 dec 37; VU, 22 dec 37 en LLB,
23 dec 37).
106 Ludendorff was zwaar ontgoocheld in de toenmalige medestanders die na een aantal vuursalvo’s van de Beierse politie de benen
namen zodat hij er alleen kwam voor te staan (de zogenoemde affaire van de Feldherrenhalle). In tegenstelling tot Hitler is
Ludendorff nooit veroordeeld voor zijn bijdrage in de putsch om reden van erkenning van zijn bijdrage in de Eerste Wereldoorlog.
49
Het echtpaar Ludendorff verenigt in zich een aantal kenmerken van complotdenkers zoals die
hierboven bij de bespreking van complottheorieën aan bod zijn gekomen. Generaal Ludendorff zag
een complot dat tijdens de Eerste Wereldoorlog oorzaak was van het terreinverlies van de Duitsers bij
de veldslag aan de Marne in 1914: een liberalo-judeo-marxistsich complot waarin de vrijmetselaars
een eersterangs rol speelden. Zijn vrouw Mathilde voorspelde in ’27 een nieuwe wereldoorlog die zou
uitbreken in ’32 waarbij duistere machten complotteren voor het behalen van de wereldsuprematie.
De vrijmetselarij wordt genoemd als een van die duistere machten. Merkwaardig is wel dat naast de
vrijmetselaars en de Joden ook de jezuïeten genoemd worden als complotteurs. In ’37 ziet Ludendorff
een complot van internationale duistere krachten werkzaam in Spanje bestaande uit Joden,
vrijmetselaars, jezuïeten, de paus en de rooms-katholieke kerk. De –uitgebreide– berichtgeving over
de gedachten en handelingen van het echtpaar Ludendorff in de Belgische pers is eerder sceptisch: er
wordt weinig geloof gehecht aan de complottheorieën van het echtpaar en er wordt gewezen op hun
paranoïde gedrag. Dat laatste uit zich onder meer in achtervolgingswaanzin van Ludendorff en de
beweringen dat Mozart, Schiller, Nietsche, Fichte, Lessing en Leibniz door vrijmetselaars zouden zijn
vermoord. Er wordt trouwens in de Belgische pers bericht over rechtszaken die door vrijmetselaars
werden gewonnen tegen Ludendorff wegens lasterlijke aantijgingen.
De Spaanse burgeroorlog
Spanje was tijdens het interbellum ideologisch sterk gepolariseerd. Links Spanje kon op een brede
steun van de bevolking rekenen en verdedigde de republiek. De Spaanse Tweede Republiek, ontstaan
in ‘31 en gesticht door links, werd fundamenteel verworpen door de altijd extremer wordende
rechterzijde, waar een diepgewortelde haat heerste tegen het socialisme. Catalonië en Baskenland,
twee economisch voortvarende gebieden, streefden naar onafhankelijkheid. In februari ’36 waren er
nieuwe verkiezingen die nipt door het Frente popular (Volksfront), de linkse alliantie van
republikeinen (die hun steun vooral bij de middenklasse vonden) en socialisten, werden gewonnen.
Het Volksfront kon rekenen op de steun van communisten, Catalaanse separatisten en socialistische
en anarchistische vakbonden. De rechtse nationalisten, die onder meer door de clerus werden
gesteund, verloren weliswaar de verkiezingen van ’36, maar konden, ook door onenigheid binnen de
linkse vleugel en de hulp van sommige legerleiders, sterk tegenwerk bieden tegen de linkse regering.
Op 17 juni ’36 begon een rechtse opstand in Spaans Marokko (onder leiding van generaal Franco) die
zich snel uitbreidde naar het Spaanse vasteland. In april ’37 nam Franco de Falange Espanóla over,
een fascistische beweging gesticht in ’33. Vanaf dan beschikte hij over een conglomeraat van rechtse,
nationalistische krachten die zijn opstand steunden en werd het fascisme in Spanje een
massabeweging. De Spaanse burgeroorlog duurde drie jaar, was totaal en zeer gewelddadig en leidde
tot de (militaire) dictatuur van Franco die, in afgezwakte vorm vanaf de jaren ‘50, duurde tot zijn dood
in 1975107.
In de Spaanse burgeroorlog koos de Spaanse vrijmetselarij de kant van de republikeinen, in
overeenstemming met de universele vrijmetselaarsprincipes van pacificatie, gerechtigheid en
107 I. Kershaw, op. cit., pp. 280 en 350-363.
50
vrijheid. A Miroir108 toont echter aan, op basis van interne maçonnieke documenten, dat de houding
binnen de internationale en buitenlandse vrijmetselarij tegenover de strijdende partijen te
nuanceren is. De Association Maçonnique Internationale (AMI), gevestigd in Genève en zowel de
Latijnse als de Anglo-Saksische vrijmetselarij overkoepelend, wenste niet expliciet te kiezen voor een
bepaalde politieke formatie en beperkte zich tot de wens dat de democratie zou zegevieren. Ook
tussen de nationale obediënties en zelfs tussen de loges onderling van eenzelfde obediëntie zoals het
Grootoosten van België was er geen unanimiteit: sommige loges spraken zich wel uit voor de
republikeinen, terwijl andere zich zoals de AMI beperkten tot de wens dat de oorlog zou eindigen met
een overwinning van de democratie en de vrijheid.
Ik onderzocht de artikelen die in de Belgische pers in de jaren ‘36 tot en met ‘40 zijn verschenen over
Spanje met verwijzing naar de vrijmetselarij. De katholieke kranten GVA en LLB hebben een duidelijk
numeriek overwicht, vooral tijdens de eerste drie jaren van de burgeroorlog:
Grafiek 6: Aantal artikelen per krant en per jaar over Spanje met verwijzing naar vrijmetselaars. Bron: Eigen onderzoek.
Het zijn dezelfde kranten GVA en LLB die een overwegend negatief discours voeren over de rol van
de vrijmetselarij in het Spaanse conflict:
108 A. Miroir, “La franc-maçonnerie et la guerre d’Espagne (1939-1939).” In: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, Vol. XVII
(1987), pp. 481-495.
51
Grafiek 7: Relatieve gewogen negatieve teneurscores in de berichtgeving over Spanje per krant en per jaar. Bron: Eigen onderzoek.
Aan de bron van de relatieve negatieve teneurscore van 50% van HLN in 1936 ligt één kort artikel
waarin generaal Mola wordt geciteerd zonder verdere duiding en waarin hij de antigouvernementele
beweging een zuiver nationaal karakter toekent die met de hulp van het volk Spanje wilde bevrijden van
het marxisme, de vrijmetselarij en alle andere internationalen (HLN, 22 jul 36) (zie verder).
De berichtgeving in de onderzochte Belgische kranten over de Spaanse burgeroorlog en de rol van de
vrijmetselarij daarin begint met GVA (13 maa 36) die sterk van leer gaat tegen de antiklerikale nieuwe
linkse regering (die nochtans enkel uit republikeinen bestaat en geen socialisten in haar rangen heeft):
“’t Gaat er weer in Spanje. Onlusten ten alle kante. Geen dag gaat voorbij of er vallen dooden en
gewonden. En kerken, kloosters en kapellen moeten het weer ontgelden. Ze worden ontheiligd,
geplunderd, in brand gestoken.
De vrijmetselarij grinnikt van genoegen. En de nieuwe Regeering, die het ordewoord ontvangt
uit de loge en onder voogdij staat der socialisten, durft geen maatregels te nemen om de orde te
handhaven en de godsdienstige gebouwen te beschermen.
Het roode gespuis is meester in het land.”
De aanval op de vrijmetselarij door GVA gaat drie dagen later verder en beperkt zich niet tot Spanje:
“Hetgeen in Spanje gebeurt is een algemeen verschijnsel in, eilaas, heel wat landen. Het is de
internationale van de vrijmetselarij die springlevend is , en die overal op dezelfde wijze haren
slag zoekt te slaan waar de kansen ten gunste staan van het anti-clericalisme. Welke sociale
overtuiging in de landen moge overheerschen, het kan de vrijmetselarij weinig schelen of zij
liberaal, socialist of bolsjewist weze; als alles maar ten slotte neerkomt op godsdienstbestrijding,
zal de Loge zich heel soepel verbroederen met rijp en groen.” (GVA, 16 maa 36)
52
In hetzelfde artikel wordt de Spaanse toestand doorgetrokken naar België en worden de Belgische
katholieken terechtgewezen voor hun gebrek aan eendracht. Dit in tegenstelling tot de Loge “… die
zich in de laatste jaren in België terug heeft opgewerkt tot eene aanzienlijke macht. Zij beoogt het samengaan
van allerlei anti-godsdienstige strekkingen hoe verschillend het sociaal programma ook weze.” (GVA, 16 maa
36)
In juli ’36 werd de burgeroorlog ingeleid door een militaire coup die vanuit Spaans-Marokko door
generaal Franco werd geleid. In een persgesprek verklaarde generaal Mola, medestander van Franco,
dat het de bedoeling was met de hulp van het volk Spanje te bevrijden van het marxisme, de
vrijmetselarij en alle andere internationalen (HLN en GVA, 22 jul 36). LDH geeft bij de bespreking van
hetzelfde persgesprek een meer genuanceerd beeld en bekijkt de situatie zowel vanuit het standpunt
van de regering als van de rebellen (LDH, 22 jul 36). Het programma van de rebellen voorziet in de
uitdrijving van zowel de vrijmetselaars als de Joden uit het land (LP en LS, 2 aug 36; VU, 4 aug 36).
GVA wijst op de belangrijke invloed die de vrijmetselarij had in het Spaanse Volksfront: zij probeerde
een aantal vrijmetselaars (waaronder generaal Mola), behorend tot het nationalistische kamp, te
bewegen tot de regering toe te treden en een aantal leden van de Franse regering ervan te overtuigen
wapens te leveren vanuit Frankrijk. Beide initiatieven mislukten weliswaar, maar wijzen volgens de
GVA toch op de belangrijke invloed van de vrijmetselarij (GVA, 12 aug 36).
In een persmededeling distantieert het Grootoosten van Spanje zich van de politieke strijd maar
meent het te moeten reageren op de brutale agressie van het leger, geholpen door reactionairen en
plutocraten, tegen de liberale krachten. De vrijmetselaars wordt een hart onder de riem gestoken:
“Ceux qui ont déchainé la grande tragédie actuellement vécu par l’Espagne étaient des ennemis
séculaires de la franc-maçonnerie. C’est pourquoi le plus grand nombre des hommes qui luttent
pour la démocratie espagnole sont maçons. Nous leur envoyons notre salut et notre
encouragement.” (LP en LS, 16 aug 36)
Deze verklaring doet GVA besluiten dat communisten en anarchisten door de vrijmetselarij worden
gesteund (GVA, 1 sep 36).
GVA geeft verslag van de reis van L. de Brouckère, Belgisch socialistisch politicus, naar Spanje waar
hij door de bolsjewisten van Barcelona en Madrid goed werd ontvangen. Hij wordt beschreven als
een intellectueel en vertegenwoordiger van het sectarisme van de vrijmetselarij in het socialistisch kamp. In
het artikel wordt de communistische en socialistische houding in het Spaanse conflict gehekeld (GVA,
18 aug 36). LLB stelt dat de burgeroorlog niet zomaar terug te brengen is tot een strijd tussen links en
rechts, getuige het feit dat sommige rebellerende generaals tot de vrijmetselarij behoren (LLB, 9 sep
36).
In het fascistisch discours wordt al uitgekeken naar de overwinning van de nationalisten: Après la
défaite du communisme, on réglera la question des juifs et des francs-maçons (LS en LDH, 17 sep 36). Generaal
Mola typeert zijn tegenstanders als des traîtres au service du communisme, de la franc-maçonnerie et des
autres forces antinationales (LLB, 7 oct 36). GVA typeert generaal Mola als een figuur uit den Spaanschen
Heldenoorlog. Hij was gouverneur van Pamplona toen de regeering van vrijmetselaars en bolsjewisten , door
haar aanhangers, Calvo Sotelo liet vermoorden (GVA, 10 okt 36). LLB laat een Belgische getuige aan het
woord die in een interview antwoordt op de vraag of er aan kan getwijfeld worden dat Moskou de
touwtjes in handen heeft aan rode zijde:
53
“A Saint-Sébastien et à Tolède, on a découvert une quantité de documents prouvant, de façon
indénia[ble] l’intervention de Moscou dans cette guerre. De plus, un document maçonnique de
la Grande Loge régionale du Centre (de Madrid), trouvé à la Loge de Tolède, ordonne à tous les
maçons d’appuyer de toutes leurs forces le gouvernement de Madrid. Il comporte d’ailleurs une
liste de tous les généraux, colonels et officiers francs-maçons luttant sous le drapeau rouge et
cite à l’ordre du jour les blessés et les morts. Ce document, daté du mois d’août, démontre
qu’avec Moscou, la maçonnerie tient les leviers de commande du “Frente Popular”.” (LLB, 21 oct
36)
Verderop in hetzelfde artikel wordt gewezen op het blijvend gevaar van de vrijmetselarij, zelfs als de
nationalisten het volledige schiereiland zullen hebben veroverd: als de communisten zullen
verdreven zijn, zullen de maçonnieke loges hun ondergrondse werking verderzetten. De marine (die
altijd in relatie heeft gestaan met de Engelse loges) en de radicale groep (in handen van de Franse
loges) zullen in de gaten moeten worden gehouden. De Duitse loge zou invloed hebben op de Spaanse
falangisten.
In een overzichtsartikel schetst GVA (7 nov 36) hoe de burgeroorlog ontstond en welke trieste rol de
vrijmetselarij daarin heeft gespeeld. Later gaat GVA in een uitgebreid artikel dieper in op de relatie
van de vrijmetselarij en het “Frente Popular” waarin wordt geciteerd uit publieke verklaringen van
de Spaanse loge om de duidelijke solidariteit tussen de loge en het rood marxisme aan te tonen.
Vrijmetselaars blijken alomtegenwoordig te zijn in de strijd tegen het fascisme: de vrijmetselarij
zorgde ervoor dat een groot deel van de Guardia Civil reeds vóór juli ’36 in handen was van
republikeinen; zij zorgde ervoor dat het grootste deel van de oorlogsvloot zich geschaard heeft achter
het “Frente Popular”; de vliegeniers die het commando van de luchtvloot op zich hebben genomen,
zijn vrijmetselaars; zij zijn het die in pers en media, zowel binnenlands als buitenlands, de
republikeinse zaak promoten (GVA, 2 maa 37).
In een artikel van LP wordt geïnsinueerd dat een groot aantal van Franco’s generaals vrijmetselaar
zouden zijn (LP, 3 jun 37), maar dat wordt formeel ontkend door de Spaanse Grootmeester in een brief
gericht aan de journaliste van LP: onder de Spaanse fascisten bevindt zich geen enkele vrijmetselaar
(LP 21 jun 37).
LP neemt het in een reactie op een brief van het hoge episcopaat van Spanje op voor protestanten en
vrijmetselaars die het slachtoffer zijn geweest van gewelddaden van de rebellen (LP, 13 aug 37).
In ’37 geraakten Duitsland en Italië steeds meer militair betrokken in de Spaanse burgeroorlog. In de
Italiaanse pers wordt de Italiaanse betrokkenheid als volgt gemotiveerd:
“L’absence de l’Italie aurait été inconcevable sur les champs de bataille de l’Espagne, où le
bolchevisme, aidé de la social-maçonnerie, avait fait son jeu pour menacer la Méditerranée et,
en abolissant les Pyrénées, pour prendre à revers la barrière granitique de l’axe Rome-Berlin.”
(LS 30 aug 37)
LLB (5 sep 37) maakt gewag van een brochure, uitgegeven door de adjunct-Grootmeester van het
Grootoosten van Spanje en gericht aan de vrijmetselaars over de gehele wereld, genoemd “La franc-
maçonnerie universelle en face de la grande tragédie de l’Espagne”. Als grootste vijand wordt de
rooms-katholieke kerk genoemd. Aan de internationale maçonnerie wordt gevraagd niet neutraal te
blijven en zich unaniem te scharen achter de regeringscoalitie.
54
Op 20 oktober 37 worden tachtig vrijmetselaars vermoord door de fascisten, wat volgende publieke
reactie uitlokt van de Grootmeester van de Spaanse loge:
“Au nom du Grand Orient espagnol nous dénonçons devant la conscience universelle les affreux
assassinats commis, le 20 courant, à Malaga, par les factieux espagnols, sous la pression du
fanatique cardinal Segura. Quatre-vingts honnêtes hommes furent vilement garottés (sic). Leur
seul délit était d’être francs-maçons.
Nous demandons l’intervention des peuples libres afin d’éviter de pareils crimes, qui constituent
un affront à la civilisation actuelle.” (LP, 24 okt 37)
VU bespreekt een boek van een Spaans schrijver, getuige van de gebeurtenissen in Burgos, waar hij
de praktijken van de nationalisten aanklaagt en in het bijzonder de rol van de Spaanse geestelijkheid.
Zij maakte zwarte lijsten van vrijmetselaars en socialisten over aan de militaire overheid , hetgeen
een onherroepelijk doodvonnis betekende voor iedereen die erop voorkwam (VU, 11 jan 38).
Op een handelsmissie van Belgische industriëlen in Spanje is pijnlijk gebleken dat commerciële
contacten worden afgeremd zolang België de nieuwe Spaanse regering niet erkent, zoals Groot-
Brittannië, Nederland, Zwitserland en Denemarken wel al hebben gedaan. De schuld wordt gelegd bij
de socialisten en de vrijmetselaars (LLB, 2 apr 38). In de artikelenreeks Le Péril Maçonnique weidt LLB
uit over de rol van de Spaanse vrijmetselarij tijdens de burgeroorlog met als titel Comment la
Maçonnerie a conduit l’Espagne à l’abîme. Passe-droits, parjures, amnisties scandaleuses, crimes, rien n’a fait
reculer les Frères espagnols (LLB, 17 mei 38). LLB beschuldigt de Spaanse vrijmetselarij ervan te
intermediëren in een (verboden) wapentrafiek tussen België en rood Spanje (LLB, 2 jul 38). VU maakt
melding van een antivrijmetselaarscampagne in de Spaanse zone van Marokko die gepaard gaat met
gewelddadigheden (VU, 12 jul 38).
In februari ’39 wordt door de nationalisten aangekondigd dat de maçonnieke loges buiten de wet
zullen worden gesteld en alle rechten en bezittingen zullen worden overgedragen aan de staat.
Vrijmetselaars zullen mee politiek verantwoordelijk worden gesteld voor de wandaden van de
republikeinen (LDH, 14 feb 39). De maatregelen tegen de vrijmetselaars werden effectief in een wet
gegoten in februari ’40 (LLB en GVA, 25 feb 40 en 2 maa 40).
Toen op 26 maart ’39 de nationalisten Madrid binnenvielen en tegen het einde van de maand de rest
van het republikeinse gebied veroverd was, verklaarde Franco op 1 april dat de oorlog voorbij was109.
In een rede van Franco voor de Nationale raad van de Spaanse falanx looft hij Italië en Duitsland, maar
spreekt zijn wantrouwen uit tegenover Frankrijk en Engeland en verwijt hij de internationale
vrijmetselarij te complotteren tegen de Spaanse economie: Er wordt een geheim offensief tegen Spanje
onderhouden, gesteund door de internationale vrijmetselaarsbeweging, welke er zich mee belast in de geheele
wereld een anti-Spaanse stemming te verwekken. “Wij moeten ons gereed maken om ons te verdedigen en het
hoofd te bieden aan de omsingeling” riep Franco uit.”(VU, GVA, LP, LLB en LDH, 7 jun 39; GVA 10 jun 39)
In een radiorede verklaarde Franco:
“Spanje begrijpt zeer goed de maatregelen welke sommige staten tegenover de Joden hebben
moeten treffen. De groote taak der toekomst zal slechts kunnen verwezenlijkt worden door een
diepgaande revolutie, waardoor de eeuwige vijanden van Spanje zullen vernietigd worden, d.i.
109 I. Kershaw, op. cit., 2015, p. 359.
55
het liberalisme, de vrijmetselarij en de Fransche invloed op het intellektualisme. De Joodsche
geest heeft de groote werken van het Spaansche katholicisme vernietigd. Het Fransch
intellektualisme en de koopmansgeest hebben het Spaansche Rijk vernietigd. Maar zonder
aarzeling zal Spanje zijn weg vervolgen en alle hinderpalen neerslaan.” (VU, 3 jan 40)
GVA meldt dat de Spaanse ministerraad de wet heeft goedgekeurd die de vrijmetselarij verbiedt en in
het algemeen ieder geheim genootschap ontoelaatbaar verklaart. Zij voegt er volgende commentaar
aan toe:
“Het nieuwe christelijke Spanje, weet uit bittere ervaring, welke rol de geheime genootschappen
ten gunste van de sowjetiseering van den Spaanschen staat hebben gespeeld. En de regeering
grijpt plichtsmatig in.
Geheime genootschappen zijn in een gezonden staat eenvoudig een onding! Iedere gezonde
maatschappij en gezonde regeering moet deze met alle kracht bestrijden.” (GVA, 15 apr 40)
Concluderend kunnen we stellen dat tijdens de Spaanse burgeroorlog de Spaanse vrijmetselarij de
kant koos van de (linkse) republikeinen, tegen de rebellerende rechtse nationalisten onder Franco,
die werden gesteund door de clerus. De internationale en buitenlandse vrijmetselarij was echter meer
genuanceerd. De teneur van de Belgische berichtgeving over de betrokkenheid van de vrijmetselarij
in het Spaanse conflict is gepolariseerd. Enerzijds is er de katholieke pers met een sterk negatief
gekleurd discours over de vrijmetselarij. Er wordt vooral van leer getrokken tegen de linkse
republikeinse regering en haar antiklerikaal beleid en de belangrijke invloed van de vrijmetselarij
daarin. De socialistische en communistische houding van de vrijmetselarij wordt gehekeld. Anderzijds
is er de socialistische pers die het opneemt voor de vrijmetselaars en de gewelddaden van de rebellen
aanklaagt waarvan ze het slachtoffer zijn. Zij citeert regelmatig de Spaanse loge als deze zich
publiekelijk verweert tegen de aanvallen op de Spaanse vrijmetselarij. Na zijn overwinning in ’39
beschuldigt Franco de vrijmetselarij ervan te complotteren tegen Spanje en haar economie. Joden,
het liberalisme, het communisme, de vrijmetselarij en het Franse intellectualisme ziet hij als de te
vernietigen vijanden. Begin maart ’40 wordt de vrijmetselarij in Spanje verboden.
56
2. Judeo-maçonnieke verbanden
Figuur 3: L’action juive au ministère. Anti-judeo-maçonnieke spotprent van Bruno. Frankrijk, begin 20ste
eeuw. Uit: J. Tyssens, De Schatten van de Tempel. Het Belgisch Museum van de Vrijmetselarij. Brussel, Mercatorfonds, 2006, p. 141.
Vrijmetselaars worden vaak op een positieve110 manier in verband gebracht met andere groepen. De
door mij onderzochte krantenartikelen van het interbellum geven volgende associaties:
GVA HLN LDH LLB LP LS VU TOTAAL
Liberalen 200 3 6 94 62 18 51 434
Socialisten 167 2 8 98 34 7 23 339
Joden 39 13 15 71 49 26 29 242
Katholieken 15 6 5 30 78 12 78 224
Communisten 88 7 7 37 20 16 27 202
Vrijdenkers 17 0 5 33 31 5 12 103
Radicalen 17 0 0 41 2 2 0 62
Kapitalisten 4 0 2 8 20 3 4 41
Protestanten 5 0 4 7 4 1 4 25
Linksen 0 0 0 20 1 3 1 25
Republikeinen 8 0 1 4 6 3 0 22
Democraten 0 0 0 1 6 4 3 14
Overige 71 9 4 74 24 10 6 198
Tabel 13: Aantallen artikelen met associatie tussen vrijmetselaars en andere groepen per krant. Bron: Eigen onderzoek.
110 “Positief” is hier te begrijpen als medestanders of gemeenschappelijke vijanden ten opzichte van een andere groep. Het komt
voor dat in één artikel op meer dan één associatie wordt geduid, zoals bijvoorbeeld vrijmetselaars-joden-communisten.
57
De associatie tussen de vrijmetselaars en de aanhangers van de verschillende politieke ideologieën en
partijen, vooral de liberale, is te verwachten en komt later nog ter sprake in het kader van de Belgische
politiek. Hierna behandel ik in het bijzonder het verband dat tussen vrijmetselaars en Joden wordt
gelegd.
Een verband tussen de vrijmetselarij en het jodendom lijkt op het eerste gezicht niet evident. En toch
komt in de historiografie over de vrijmetselarij de verhouding tussen Joden en vrijmetselaarsloges
regelmatig aan bod. Het gaat dan onder meer om de vraag in welke mate Joden wilden toetreden tot
de loges en zo ja, of ze er werden toegelaten. Deze vragen, die onder meer uitgebreid door Jacob Katz111
en A. Caransa 112 werden behandeld, vallen buiten mijn onderzoeksveld. De vraag die mij vooral
interesseert is hoe tegen Joden en vrijmetselaars werd aangekeken door de buitenwereld.
In de Dictionnaire de la Franc-maçonnerie van D. Ligou worden vijf gemeenschappelijke kenmerken
gegeven van Joden en vrijmetselaars: (i) ze zijn minoritair in de landen waarin ze zich bevinden; (ii)
ze zijn slecht bekend en dat maakt hen verdacht; (iii) zij hebben de reputatie elkaar onderling te
steunen wat jalouzie opwekt; (iv) in het bijzonder in overwegend katholieke landen worden ze
uitgestoten; (v) door autoritaire regimes worden ze vervolgd.
Deze gemeenschappelijke kenmerken leidden ertoe dat Joden zich tot de loges aangetrokken voelden
en dat hun gemeenschappelijke vijanden ze als een eenheid beschouwden 113 . Die eenheid wordt
duidelijk geïllustreerd in de spotprent hierboven (figuur 3) waar mannen met schootsvel en een
stereotiep joods uiterlijk in de achterkamer van een ministerie een en ander lijken te bekokstoven.
In totaal heb ik 242 artikelen gevonden waarin een joods-maçonnieke associatie wordt gemaakt,
relatief gelijkmatig gespreid over de verschillende kranten (110 bij de katholieke, 78 bij de
socialistische, 28 bij de liberale en 26 bij LS). De distributie over de jaren heen tijdens het interbellum
is als volgt:
Grafiek 8: Aantallen artikelen waarin een associatie tussen vrijmetselaars en Joden voorkomt (alle kranten samen).
Bron: Eigen onderzoek.
111 J. Katz, Jews and Freemasons in Europe 1723-1939. Massachusetts, Harvard Unversity Press, 1970. 112 A. Caransa, Vrijmetselarij en jodendom. De wereld een tempel. Hilversum, Uitgeverij Verloren BV, 2001. 113 D. Ligou (ed.), Dictionnaire de la franc-maçonnerie. Parijs, Presses Unversitaires de France, 1987, pp. 651-652.
58
Er is een duidelijke toename vast te stellen vanaf 1933, het begin van nazi-Duitsland.
De relatieve gewogen negatieve teneurscores voor de artikelen met een joods-maçonnieke associatie
evolueerden als volgt:
Grafiek 9: Relatieve gewogen negatieve teneurscores van de artikelen met een associatie tussen vrijmetselaars en Joden (alle kranten samen).
Bron: Eigen onderzoek.
De negatieve teneurscores liggen merkelijk hoger in de jaren ’20 dan in de jaren ’30. De (weinige)
artikelen die in de jaren ’20 judeo-maçonnieke verbanden leggen hebben een uitgesproken negatieve
teneur. Zij zijn vooral afkomstig van de katholieke kranten en, in mindere mate, van de socialistische.
Ik onderzoek hierna via inhoudsanalyse in eerste instantie in welke context en met welke teneur de
Joden en vrijmetselaars in een buitenlands verband samen genoemd worden in de Belgische pers vóór
1933. Daarna ga ik dieper in op de jaren vanaf 1933.
Vóór 1933
De Protocollen van de Wijzen van Zion
Voor de voorgeschiedenis van de Protocollen van de Wijzen van Zion verwijs ik naar het inleidend
hoofdstuk over de geschiedenis van de antivrijmetselarij. Na de Eerste Wereldoorlog werden ze uit
het Russisch vertaald in de belangrijkste Europese talen en verspreid over gans Europa en de
Verenigde Staten.
In een artikel van LLB (29 maa 21) wordt verwezen naar de Protocollen van de Wijzen van Zion (… dont
il est peu parlé chez nous et qui exercent en d’autres Etats les méditations d’un grand nombre, quelle que soit
d’ailleurs l’origine de ces documents antérieurs à 1897 …) om het complot voor werelddominantie door
Joden en vrijmetselaars te beschrijven. De authenticiteit van de Protocollen wordt door LLB niet
weerlegd, integendeel; andere bronnen worden aangehaald om de complottheorie te bevestigen. Op
59
dat ogenblik was de falsificatie nog niet bewezen. Dit gebeurde wel in een artikelenreeks van de Times
op 16-18 augustus ’21114.
De Belgische jezuïet en Leuvens hoogleraar P. Charles deed verder en nog diepgaander onderzoek en
publiceerde in april ’22 in La Terre Wallonne zijn bevindingen waardoor het plagiaat onbetwistbaar
kwam vast te staan. In juni ’22 publiceert LLB twee omstandige artikelen (LLB, 2 en 6 jun 22) over het
werk van de jezuïet Charles. Het tweede artikel besluit als volgt:
“… cette aventure doit contribuer à mettre en garde les honnêtes gens contre les dangers de la
crédulité, contre les haines aveugles de race et contre le penchant aux animadversions
irraisonnées.” (LLB, 6 jun 22)
Door dit bewijs en als gevolg van de opleving van de wereldeconomie en het herstel van de
internationale rust na ’22 nam de interesse in de “Joodse kwestie” af en verdween de belangstelling
voor de Protocollen. In de jaren ‘30 echter zullen ze door de nazi’s een nieuw leven worden
ingeblazen115. In tegenstelling tot vele andere Europese landen zijn de Protocollen in België niet
gepubliceerd in het begin van de jaren ’20. Dat gebeurde pas in ’35 voor de Franstalige versie en in ’37
voor de Nederlandstalige. De uitgaven waren telkens van de hand van antisemieten en extreem-
rechtse bewegingen116.
De Jonge Turken
LLB bespreekt kort na de Eerste Wereldoorlog de recente geschiedenis van de “zieke man” Turkije en
brengt Joden en vrijmetselaars samen in de beweging van de Jonge Turken:
“Une bande de juifs et de francs-maçons, sous le vocable “Union et Progrès”, remplaça Abdul-
Hamid avec autant de cruauté, plus de corruption, en toute hypocrisie. En sus, sportulaires de la
“Deutsche Bank”, ils ont détroussé leur propre pays.” (LLB, 23 mei 19)
Het Comité Union et Progrès is de officiële naam van de nationalistische en revolutionaire politieke partij
die in 1889 werd opgericht en in 1908 aan de macht kwam ten koste van de heersende sultan Abdul-
Hamid II117.
LLB wijst tevens op de verantwoordelijkheid van Duitsland en Oostenrijk, in het bijzonder de Joden
en vrijmetselaars, in de genocide van Armeense christenen uitgevoerd door de Jonge Turken:
“… la responsabilité de l’anéantissement de ce peuple chrétien ancien (l’Arménie) pèsera à
jamais sur l’Allemagne et l’Autriche; l’histoire ne voudra pas et ne pourra pas admettre que les
deux grands empires chrétiens de l’Europe centrale n’ont pas été en mesure d’imposer leur
volonté à leur allié asiatique, au moins en tant que la vie et la mort de tout un peuple étaient en
jeu. Il est acquis que tout le système de vols, massacres en masse, de déportations, prémédité
114 K. Smelik, De zeven levens van de Protocollen van de Wijzen van Zion. Gent, Academia Press, 2010, pp. 102-103. 115 Ibidem, pp. 105-106. 116 Ibidem, pp. 130-133. 117 R.R. Palmer, J. Colton en L. Kramer, A History of the Modern World since 1815. New York, Mc Graw-Hill, 2007, p. 650.
60
par le comité “Union et progrès” (composé de juifs et de francs-maçons, salués avant la guerre
dans les trois quarts de l’Europe comme les régénérateurs éclairés de la Turquie), fût connu,
dans l’ensemble et dans les détails, de 1915 à 1918, non seulement des ambassadeurs allemands
à Constantinople, …” (LLB, 30 aug 19)
In een artikel van 6 januari ’21 waarin het verdrag van Sèvres118 wordt besproken, wordt opnieuw
verwezen naar het comité Union et Progrès als
“franc-maçonnerie judéo-allemande qui exploite le pan-islamisme et est “de mèche” avec la
Russie bolcheviste.” (LLB, 6 jan 21)
Ter gelegenheid van de moord op Talaat, één van de leiders van de Jonge Turken, wordt de rol van de
vrijmetselarij en het jodendom door LLB nader toegelicht. Van nederige afkomst zijnde volgde de
jonge Talaat Franse les in de school “Alliance israélite universelle” en werd hij lid van de Jonge Turken
en van de loge “Macédonia Risorta”, een joodse organisatie die consulaire bescherming genoot. Zo
konden Talaat en zijn vrienden volgens LLB ongestraft complotteren en gebruik maken van de
faciliteiten die de loge bood voor het voeren van politieke propaganda (LLB, 21 maa 21).
Bulgarije
LLB beschrijft de situatie van de katholieken in Bulgarije en de rol van de vrijmetselarij in dat land.
De Bulgaarse loge, in feite een sectie van de Italiaanse vrijmetselarij, wordt geleid door Italianen en
Joden. Verscheidene ministers en hoge dignitarissen van de orthodoxe Kerk zijn lid van de loge (LLB,
4 mei 26). De krant waarschuwt voor het maçonnieke gevaar:
“L’ennemi irréconciliable dont il faut surveiller sans cesse les manoeuvres ténébreuses et les
pièges cachés, c’est la franc-maçonnerie. Les loges italiennes ont créé une loge en Bulgarie:
Italiens, Tchèques et Juifs forment la grande majorité de membres de cette Loge; mais des
personnages très importants de la société bulgare, notamment de nombreux professeurs
d’université et même de hauts dignitaires de l’Eglise orthodoxe, s’y sont fait introduire.
Les premières opérations de la Loge maçonnique seront évidemment dirigées contre l’Eglise
catholique. Les catholiques bulgares ne prévoient pas assez ce danger nouveau. “Caveant
consules!”” (LLB, 16 okt 26)
Een Bulgaarse correspondent van LLB klaagt de opkomst aan van pornografische literatuur in zijn
land. De distributie is volgens hem in handen van Joden en vrijmetselaars (LLB, 3 apr 27).
De Bulgaarse correspondent van LLB heeft een aantal Bulgaarse nationalisten geïnterviewd die in
zwarte hemden naar analogie met de Italiaanse fascisten in de straten van Plovdiv defileerden. Zij
bevestigen de vrijmetselaars te wantrouwen als revolutionairen en omwille van het geheime karakter
van hun werking. De Joden, met hun belangrijke impact zowel in de financiële als de commerciële
wereld, zijn de voor het land meest schadelijke vreemdelingen die het land rijk is, aldus de
correspondent. Het zijn de Joden die aan het commando staan van de vrijmetselarij in Bulgarije (LLB,
30 nov 27).
118 Het Verdrag van Sèvres is de vredesovereenkomst die werd gesloten tussen de geallieerden en de Turken op 10 augustus 1920.
61
Hongarije
In Hongarije kan de christelijke sociale partij in 1919 versterkt naar de verkiezingen gaan onder meer
door de tweedracht binnen de liberale groepen waarvan een blok onder invloed van joodse
vrijmetselaars oppositie wil voeren terwijl een ander blok de regering wil steunen. De eerste groep
kan rekenen op de Budapester pers waarvan de meeste bladen in handen zijn van Joden en
vrijmetselaars (GVA, 19 okt 19).
LP spreekt van een op til zijnde militaire staatsgreep in Hongarije door Les Terroristes blancs waarvan
de socialisten, de Joden en de vrijmetselaars het slachtoffer zullen zijn (LP, 20 jul 20).
In aanloop van de aankomende Hongaarse verkiezingen wenst de Minister van Binnenlandse Zaken
de orde te handhaven en verbiedt daarom de affiches van de extreemrechtse beweging Hongrois
renaissants die het volk opzetten tegen de Joden en de vrijmetselaars. Dergelijke maatregelen werden
in gans het land geapprecieerd, aldus LDH (LDH, 28 feb 22).
Overige
In augustus 1919 treedt de Oostenrijkse aartshertog Jozef af. Volgens een Oostenrijkse krant is dit het
werk van de vrijmetselarij en het jodendom (LDH, 27 aug 19).
LLB wijdt een in memoriam aan Ernesto Nathan, Jood, politicus, notoir antiklerikaal en Grootmeester
van de Italiaanse vrijmetselarij. In de jaren 1910 was hij burgemeester van Rome, maar toonde weinig
respect voor de historische gebouwen bij zijn urbanisatieprojecten. Dat ontlokte de krant volgende
commentaar:
“Il visait à détruire le passé, à abolir la ville dont les pierres mêmes étaient l’histoire. Frappant
exemple de ce que tant d’observateurs ont constaté: le Juif gouverne la Loge: rien ne l’attache
au passé d’un peuple qu’il gouverne.” (LLB, 17 apr 21)
GVA heeft het over één van de bepalingen in het Verdrag van Versailles waarbij Palestina werd
toevertrouwd als mandaatgebied aan Engeland en waartegen door het Vaticaan en de gehele
christelijke wereld protest is gerezen. Het argument is dat Engeland weliswaar een protestants en dus
christelijk land is, maar dat het in sterke mate wordt beheerst door de Joden en de loges. Meer dan in
andere landen is de invloed van de loges er namelijk merkbaar, zij het niet in zo’n antiklerikale
kerkhatende betekenis als bij ons. De Engelse regering heeft trouwens de joodse bankwereld nodig.
In een protestnota gericht aan de Volkenbond naar aanleiding van het ontwerpstatuut dat door
Balfour werd ingediend, verklaart de H. Stoel niet te kunnen aanvaarden dat katholieke belangen
(lees: de historische invloed op de Heilige Plaatsen) behartigd worden door vertegenwoordigers die
niet door de Kerk zijn aangesteld (GVA, 17 jul 22).
GVA meent de schakel te hebben gevonden die jodendom en bolsjewisme met elkaar verbindt: de
vrijmetselarij:
“In schijn kan er geen verband bestaan tusschen een Rotschild en een Trotsky, ofschoon beiden
Joodsch. Er is nochtans een plaats, waar deze twee machten “kapitaal” en “revolutie” elkaar
ontmoeten: in de vrijmetselaarsloge. Het is van weinig belang of Trotsky zelf lid is van een of
andere loge. Het is ook moeilijk den invloed der loge in dit of dat bepaald geval aan te duiden,
doch het is niet onmogelijk de leidende gedachten na te gaan. De vrijmetselarij tooit zich gaarne
met edele en groot-menschelijke grondbeginselen. Doch haar einddoel is: afbreken, de traditie
62
vernietigen! De omverhaling van politieke, sociale en vooral godsdienstige orde is het doel der
vrijmetselarij. De Joden nu, alhoewel aan hun eigen overleveringen gehecht, zijn er dikwijls op
uit om afbrekend werk te verrichten bij de andere natiën. Haast overal staan zij aan de zijde der
hervormers en omwentelaars.
De Joden zijn machtig in het internationaal kapitalisme en tevens in het bolsjewisme.
Deze twee schijnbaar tegenstrijdige krachten zijn verbonden door een draad, welke in de
handen is van het Jodendom en de vrijmetselarij.” (GVA, 10 mei 27)
Een Parijse correspondent van LLB nuanceert:
A côté de cette idée excessive de l’importance de l’organisme [la franc-maçonnerie française],
d’autres préjugés existent: tel est, par exemple, l’identification que l’on se plait souvent à établir
entre l’internationale communiste et l’internationale juive. S’il est vrai que le rite maçonnique
actuel garde l’inspiration juive originaire, indiquée principalement par le “temple de Salomon”,
le “tombeau d’Hiram”, ainsi que par les hiéroglyphes gravés sur les murs des temples, il n’est
pas moins vrai que sur les listes des Franc-maçons français, la présence d’un juif est
exceptionnelle. La Franc-maçonnerie française se sert des juifs comme ces derniers se servent
d’elle; mais s’il y a alliance entre la loge et la synagogue, il n’y a pas identité.” (LLB, 27 jul 27)
GVA heeft het over de barbaarse katholiekenvervolging in Mexico door de regering onder leiding van
president Calles. Dit gebeurt met de hulp van de protestanten en de vrijmetselaars van de Verenigde
Staten, de Ku-Klux-Klan en de Joden uit New-York (GVA, 15 okt 27).
LLB wijdt bij een boekbespreking naar aanleiding van de heruitgave van het werk “Les forces secrètes
de la révolution – Franc-maçonnerie – Judaisme” van de Franse schrijver Léon de Poncins (1928) uit over
de complotten gesmeed door communisten en vrijmetselaars, instrumenten van het judaïsme in alle
landen van de wereld (LLB, 9 jan 30). In een later werk wordt ook het occultisme of het neo-
spiritualisme aan die geheime krachten toegevoegd (LLB, 29 jan 32).
GVA meldt dat een aantal vrijmetselaarsloges in Wenen samenwerken om een nieuwe tempel te
bouwen. Dit gebeurt met de financiële steun van de rijke Weensche Joden (GVA, 27 dec 30).
De jaren vanaf 1933
Het judeo-maçonnieke discours in de Belgische pers intensifieert in belangrijke mate vanaf 1934 zoals
Grafiek 9 aantoont. Het is vooral in verband met de nazipropaganda dat voornamelijk GVA en LLB
hieraan aandacht besteden. Over Frankrijk wordt, ondanks het sterk negatieve discours dat er toen
heerste, veel minder bericht. Wel wordt het Franse Stavisky-schandaal door GVA en LLB aangegrepen
om Joden en vrijmetselaars in een negatief daglicht te stellen.
Duitsland
Het anti-judeo-maçonnieke discours van het naziregime kreeg in de Belgische pers de nodige
aandacht. Ik vond 61 artikelen over Duitsland in de periode 1933-39 waarin de associatie Joden en
vrijmetselaars voorkomt. Alle onderzochte kranten komen hierbij aan bod. Opvallend is de eerder
neutrale teneur van de artikelen. De meeste met een anti-judeo-maçonnieke discours zijn degene die
handelen over generaal Ludendorff (zie supra). Ik bespreek hierna kort de artikelen met een
uitgesproken negatieve teneur.
63
GVA waarschuwt voor de nazipropaganda die via de Duitse Welt-Dienst wordt verspreid zonder
echter afstand te nemen van het judeo-maçonnieke discours over wereldheerschappij:
“De bedoeling van dezen berichtendienst is aan te toonen den verderfelijken invloed door de
Joden over heel de wereld uitgeoefend.
In princiep hebben wij daar niets tegen. Wij loochenen niet dat er Joden zijn die een
revolutionnairen rol vervullen en op de omverwerping der maatschappelijke orde, zooals ze
door het christendom is gevormd, aansturen. Al wat van dien aard geschiedt hetzij door de
vrijmetselarij, hetzij door Joden, hetzij door communisten, anarchisten en dies meer, verdient
aan de kaak gesteld en bekampt.
Iets anders is, systematisch, als er ergens iets gebeurt, dat telkens en immer uitsluitend te wijten
aan de schuld van Joden, vrijmetselaars enz. Dat doet de “Welt-Dienst””. (GVA, 9 okt 38)
Goebbels klaagt in een artikel in de Duitse pers de anti-Duitse campagne van de democratische
mogendheden aan. Hij stelt hiervoor het internationale jodendom, de vrijmetselarij en het
internationaal marxisme verantwoordelijk (HLN, 25 feb 39 en LS, 26 feb 39). Passages uit het artikel
van Goebbels worden door beide kranten overgenomen zonder verdere commentaar. Iets later wordt
in de Duitse pers opnieuw zwaar van leer getrokken tegen de anti-Duitse campagnes van Frankrijk en
vooral Engeland:
“La force agissante, encerclante, motrice, […] c’est l’Angleterre. A cette très remarquable
alliance des lords, des Juifs, des francs-maçons, des athées, des communistes et des banquiers
doivent se joindre les petits pays.” (LLB, 21 maa 39)
In een discours van Rudolf Hess worden de vijandelijke staten van Duitsland vazallen van de joderij
en de vrijmetselarij genoemd (LLB, 3 jul 39). Ook de kleine Duitse man gelooft in het judeo-maçonnieke
wereldcomplot zoals blijkt uit een reactie van een Duitser op Engelse kritiek op het naziregime:
“Ik ben een kleine Duitsche bediende. Wat u schrijft is in strijd met de waarheid. In Duitschland
weet iedereen, dat het niet onze leider Adolf Hitler is, die den oorlog wenscht, maar het
Internationale Jodendom en de Vrijmetselaars, die de wereldheerschappij hopen te heroveren.
Wanneer u zelf geen Jood bent, kijkt dan naar uw leidende ministers… (GVA, 20 jul 39).
Frankrijk
In de berichtgeving over Frankrijk in de jaren dertig heb ik, met uitzondering van deze over het
Stavisky-schandaal (zie hierna), geen artikelen gevonden met een judeo-maçonniek discours, tenzij
één bericht dat drie kranten (GVA, LS, LP) op 8 juni ’36 brachten over een speciaal nummer van “La
Solidarité française” dat op bevel van de Franse Minister van Binnenlandse Zaken R. Salengro in
beslag werd genomen wegens …
“… de uiterste gewelddadigheid en het alarmeerend karakter der artikels. In die artikels heet ’t
bijv.: Het land is in gevaar… de verantwoordelijken zijn de joden en de vrijmetselaars. Zij zijn de
vijanden.”
De artikelen waren getekend Jean Renaud.
64
Anders dan in België was het judeo-maçonniek discours in Frankrijk in de jaren ’30 zeer heftig. Zoals
wordt aangegeven door P.A. Taguieff119 was Renaud alleen maar één van de vele schrijvers (waaronder
Léon de Poncins, Emmanuel Malynsky, Jean Marquès-Rivière, Lucien Pemjean, Joseph Santo, Jean
Boissel, Louis-Ferdinand Céline, Paul Ganem), allen anti-joods en antimaçonniek, die in Frankrijk de
ganse jaren ’30 door anti-judeo-maçonnieke boeken, tijdschriften en pamfletten publiceerden en
verspreidden. Ter illustratie hierna enkele citaten met tussen haakjes de naam van de schrijver, het
jaar waarin het is geschreven en de pagina van het boek van Taguieff waarin het citaat voorkomt:
« Quelle est l’influence dirigeante dans la franc-maçonnerie ? […] Signalons tout d’abord
l’étroite parenté qui unit l’idéologie maçonnique à l’idéologie juive […] Il y a donc actuellement
collaboration […] au bénéfice principal de l’Israélite. Un même idéal de bonheur terrestre, la
même attente d’un impossible millenium les animent […] Même tendance à la divinisation de
l’humanité. […] L’on voit combien ces conceptions sont à l’opposé de celles du christianisme ;
aussi retrouvons-nous partout, alliés contre lui, la franc-maçonnerie et le judaïsme qu’anime le
même esprit de révolte. […] » (L. de Poncins, 1932, p. 336)
« Nier l’évidence ne servirait à rien. Le problème maçonnique est inséparable du problème juif.
[…] L’affaire Stavisky l’aura démontré sur le plan moral, de même que la révolution
judéobolchévique l’a prouvé sur le plan politique. Tous les comparses (dans l’affaire Stavisky)
sont maçons. Mais les principaux coupables étaient juifs. Ils ont apporté là comme partout leur
esprit de corruption. » (J. Santo, 1935, p. 342)
« La République maçonnique française n’est plus qu’une carambouillerie électorale très
dégueulasse, une fantastique entreprise de duperie pour Français naïfs, brimés, saignés,
escroqués cent et mille fois plus cruellement par les Juifs internationaux qu’ils ne furent jamais
pendant 18 siècles par le pouvoir monarchique absolu. La république maçonnique dévergondée,
dite française, entièrement à la merci des sociétés secrètes et des banques juives (Rotschild,
Lazare, Barush, etc.), entre en agonie. Gangrenée plus qu’il n’est possible, elle se décompose par
scandales. Ce ne sont plus que lambeaux purulents dont le Juif et son chien franc-maçon
arrachent malgré tout chaque jour encore quelques nouvelles gâteries, bribes cadavériques, s’en
bâfrent, bombance ! prospèrent, jubilent, exultent, délirent de charognerie » (L.F. Céline, 1938,
p. 355)
« Si les Protocoles sont apocryphes, ils expriment, par contre, d’une manière indiscutable l’œuvre
poursuivie inlassablement par la judeo-maçonnerie. […] Qui oserait, avec bonne foi, soutenir que
l’œuvre de dévastation de la morale et de l’économie en France n’est pas celle de la judeo-
maçonnerie ? Cette œuvre néfaste […] s’identifie absolument avec les concepts et les préceptes
mêmes des Protocoles. Seraient-ils un faux selon la lettre, les Protocoles sont authentiques selon
l’esprit, car ils reflètent l’esprit judeo-maçonnique . » (P. Ganem, 1940, pp. 357-358)
Het Franse Stavisky-schandaal
Eind ’33 kwam in Frankrijk met de Stavisky-affaire een financieel schandaal aan het licht die een
belangrijke invloed zou hebben op de Franse politiek én op de Franse vrijmetselarij. Serge Alexandre
Stavisky was de stichter van Crédit municipal de Bayonne, een financiële instelling die hij gebruikte
voor het opzetten van een Ponzi-zwendel en heling van valse en gestolen juwelen waarbij ettelijke
miljoenen Franse franken werden verduisterd. Stavisky was een Jood van Russische afkomst. Onder
zijn entourage bevonden zich een aantal vrijmetselaars, maar het is nooit bewezen dat hij zelf in een
119 P.-A. Taguieff, Court traité , op. cit., pp. 335-360.
65
loge was ingewijd. Toch was dat voldoende om rechts Frankrijk te laten spreken van een judeo-
maçonniek complot. Het schandaal leidde tot het aftreden van Eerste Minister Camille Chautemps.
Ook zijn opvolger, Edouard Daladier, werd in februari 1934 tot ontslag gedwongen na een uit de hand
gelopen protestmars van rechtse verenigingen waarbij door toedoen van de politie ten minste vijftien
dodelijke slachtoffers vielen. Stavisky pleegde zelfmoord of werd vermoord (de omstandigheden van
zijn overlijden zijn nooit opgehelderd) toen hij op het punt stond te worden gearresteerd. Het lichaam
van Albert Prince, die als chef van de financiële afdeling van het parket de affaire onderzocht, werd
teruggevonden langs de spoorlijn Parijs-Dijon. Ook hier is nooit met zekerheid geweten of het om
moord, zelfmoord of een ongeluk ging. De Franse vrijmetselarij werd ervan beschuldigd medeplichtig
te zijn aan de schietpartij van februari ’34 en betrokken te zijn in de verdachte overlijdens van
Stavisky en Prince. De broeders die in het schandaal waren betrokken, werden uit de Orde gezet. In
een bijzondere zitting van het Grootoosten van Frankrijk op 17 september ’34 werd publiekelijk
afstand genomen van de malafide leden, maar de affaire werd nog lange tijd aangegrepen door de
Franse antimaçonnerie om de vrijmetselarij in een slecht daglicht te plaatsen120.
Ook in het buitenland kreeg de affaire de nodige aandacht, wat onder meer zal blijken uit mijn
onderzoek naar de berichtgeving over het schandaal in de Belgische kranten. De gevonden artikelen
zijn vrijwel allemaal afkomstig van LLB en GVA.
LLB begint op 12 januari ’34 met een weergave van de discussies naar aanleiding van interpellaties in
de Franse Kamer. Daar wordt onder meer gesteld dat:
“ … en ce qui concerne les parlementaires tous ceux qui sont compromis dans l’affaire Stavisky
appartiennent à un seul et unique parti: le parti radical-socialiste. En plus, ils sont tous francs-
maçons.”
Kamerlid Bonnaure, één van de naaste medeplichtigen van Stavisky, is vrijmetselaar. Het Grootoosten
van Frankrijk wordt verweten niet te ageren noch tegen hem, noch tegen de andere politici die in de
affaire betrokken zijn, bijna allen vrijmetselaars (LLB, 18 jan 34).
GVA bericht over het ontslag van het kabinet Chautemps. Het publiek was niet alleen verbolgen over
het feit dat de regering alles in het werk stelde om de affaire op de lange baan te schuiven, maar nog
meer omdat de indruk bestond dat de regering niet vrij kon handelen en onder de invloed stond van
de solidariteitsbevelen van de vrijmetselarij. De invloed van de vrijmetselarij op de radicaal-
socialistische partij wordt zeer hoog ingeschat:
“Wat de verdeeldheid en de twisten in de partij zullen uitwerken, moet worden afgewacht. Er
zijn formidabele machten in conflict, om de wijze, waarop meer dan een halve eeuw lang het
radicalisme zich van de posten van de Staat heeft meester gemaakt en met behulp van de
vrijmetselarij alle staatslichamen onder zijn invloed heeft gebracht.” (GVA, 30 jan 34)
“Maar ’t staat vast dat Frankrijk er zwaar voor boet de regeering des lands zoo lange jaren in de
macht te hebben gelaten der vrijmetselarij en hare handlangers, de radicaal-socialisten.” (GVA,
7 feb 34)
120 J. Koppen, Davidster en Passer. Judeo-maçonnieke samenzweringstheorieën in België tijdens het interbellum en de Tweede Wereldoorlog.
Brussel (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Vrije Universiteit Brussel), 1999, pp. 126-128.
66
LLB bericht over de moord (zelfmoord of een ongeluk worden niet als een mogelijkheid opengelaten)
op Prince. De vrijmetselarij wordt gezien als een van de mogelijke verdachten (LLB, 25 feb 34). Twee
dagen later verwijst de krant naar een artikel in een Frans dagblad waarin getwijfeld wordt aan de
objectiviteit van de onderzoekers in de Stavisky-en Prince-affaires:
“Si l’on charge des magistrats ou des hauts policiers appartenant eux-mêmes à la franc-
maçonnerie, de trouver l’assassin, il y a de bonnes raisons pour qu’ils ne les trouvent pas. Mais
c’est dans ces milieux-là que doivent être les auteurs du guetapens, …” (LLB, 27 feb 34)
LLB doet een oproep aan de Franse loges om zelf een onderzoek in te stellen naar de betrokkenheid
van haar leden in de schandalen. Niet alle vrijmetselaars zijn criminelen of fanatieke antireligieuze
sektaristen. Deze laatste zijn volgens de krant de eerste verdachten, ook door het feit dat Prince een
praktiserend katholiek was (LLB, 1 maa 34).
LLB neemt van een Parijse krant een lijst over met de namen van de vrijmetselaars die in de affaire-
Stavisky betrokken waren (LLB, 11 maa 34). GVA beklemtoont dat allen die rechtstreeks of
onrechtstreeks betrokken zijn bij het schandaal, ingelijfd zijn bij de vrijmetselarij en in de loge
meestal een hoge graad bekleden en verwijst naar de genoemde namenlijst:
“… van de bijzonderste personaliteiten die gevetvingerd hebben samen met Stavisky, of die hun
macht of hun invloed misbruikt hebben om dezes bedriegerijen met den mantel der
bescherming te dekken en het optreden van ’t gerecht te verhinderen.
Tevens behoorden de meeste dier ∴broeders ∴ tot de fanatieke papenvreters partij der
radicaal-socialisten, met wie de socialisten zoo gaarne kokeneten doen en nu en dan onder
dezelfde carteldeken kruipen.
De vrijmetselarij is baas in Frankrijk, maar zij heeft er een schoon land van gemaakt!” (GVA 17
maa 34)
De berichtgeving van GVA en LLB gaat in de loop van 1934 op dezelfde sterk antimaçonnieke toon
verder. Het is pas op 30 maart ’34 dat we voor het eerst een niet-katholieke krant vinden die de
Stavisky-zaak behandelt met verwijzing naar de vrijmetselarij. LS bespreekt in een overzicht de
affaires Stavisky – Prince zonder daarbij in te gaan op de betrokkenheid van de vrijmetselaars. Het
bericht dat de Parijse loge haar archieven zou verplaatst hebben naar Brussel lokt wel een stevige
algemene negatieve reactie uit:
“De quel droit quelques milliers de bourgeois, masqués parce qu’il sont la loge, tiennent-ils dans
leurs mains toutes les commandes de l’Etat? Où nous mènent-ils? J’ai le droit de le savoir et vous
aussi qui me lisez et qui, étant le nombre, vous croyez la force, mais qui n’êtes rien par le fait de
ces hommes.” (LS, 30 maa 34)
67
Als de Franse parlementair Ph. Henriot in Brussel komt spreken op verzoek van de katholieke
studenten over de achtergronden van de Stavisky-affaire zet LP zich af tegen zijn negatieve discours
over Frankrijk en de Franse vrijmetselarij (LP, 1 apr 34). HLN bericht over een redevoering van
Chautemps op een congres van de radicaal-socialisten in mei ’34 en laat hem zo de mogelijkheid zijn
gedrag in de Stavisky zaak te verdedigen (HLN, 14 mei 34). Ook de VU gaat in tegen het
antimaçonnieke discours in een persbespreking:
“In een ander artikel [van het Handelsblad] wordt gezeid, dat de Fransche schandalen in de
schaduw van de Loge gebeuren. Dat is vulgaire jezuïtische taal, natuurlijk. Niet meer waard, dan
als bij v.b. bij het vaststellen van zedelooze feiten door priesters, men zou schrijven, dat ze
gebeurden in de schaduw van … Onze Moeder de Heilige Kerk.” (VU, 25 jul 34)
68
Hoofdstuk II: De Belgische vrijmetselarij
In dit tweede hoofdstuk behandel ik het discours over de Belgische vrijmetselarij. In een eerste sub-
hoofdstuk komt de politiek georiënteerde antivrijmetselarij aan bod. In een tweede deel behandel ik
de specifieke acties die in België tijdens het interbellum en de Tweede Wereldoorlog tegen de
vrijmetselarij waren gericht. Vervolgens onderzoek ik de berichtgeving over judeo-maçonnieke
verbanden en eindig met het anti-maçonnieke discours van de Duitse bezetter tijdens de Tweede
Wereldoorlog.
1. De antivrijmetselarij gelieerd aan de Belgische politieke situatie
Figuur 4: Voor den duivel getrouwd! Katholieke verkiezingsaffiche parlementsverkiezingen van 1932. Bron: KADOC Leuven. Uit: J. Tyssens (ed.), Van Wijsheid met Vreugde gepaard. Twee eeuwen vrijmetselarij in Gent en Antwerpen. Brussel/Gent, Marot/Tijdsbeeld, 2003, p. 194.
De Belgische vrijmetselarij behoort vanaf haar ontstaan, met de oprichting van het Grootoosten van
België in 1833, tot de groep van irreguliere Latijnse loges, wat betekent dat zij zich niet houdt aan het
69
verbod om binnen de loges te discussiëren over godsdienst en politiek zoals is voorgeschreven in de
Constituties van Anderson121.
Gezien de houding van de vrijmetselarij tegenover de katholieke kerk en de katholieke godsdienst is
het discours van de katholieken over de antiklerikale vrijmetselarij overwegend negatief. De liberalen
zijn, in tegenstelling tot de katholieken, van oudsher de vrijmetselarij genegen. De Belgische liberale
partij werd in 1846 trouwens gesticht met de steun van de loges122. Wat de socialisten betreft is er
sprake van een ambigue houding: enerzijds delen vrijmetselaars en socialisten eenzelfde antiklerikale
cultuur in hun gemeenschappelijke vrijdenkerij (zoals geïllustreerd in figuur 4 hierboven) en
anderzijds tonen socialisten dikwijls een negatieve houding wegens het overwegend elitaire en
bourgeois karakter van de vrijmetselarij123.
In de hierna volgende analyse heb ik de onderzochte kranten gegroepeerd naar ideologie:
respectievelijk GVA en LLB, VU en LP, HLN en LDH en LS als respectievelijk katholiek, socialistisch,
liberaal en neutraal georiënteerd.
Ik vond 1145 artikelen over België met verwijzing naar de vrijmetselarij met volgende spreiding over
de jaren heen:
Grafiek 10: Aantallen artikelen over België met verwijzing naar de vrijmetselarij gegroepeerd per ideologische strekking.
Bron: Eigen onderzoek.
121 Het is pas in 1959 respectievelijk 1979 dat er in België naast het Grootoosten twee andere grootmachten zijn opgericht: de
Grootloge van België en de Reguliere Grootloge van België. Zie P. Van Brabant, De Vrijmetselaars. Reguliere loges in België. Antwerpen-
Baarn, Hadewijch 1992, p. 125. 122 E. Witte, J. Craeybeckx en A. Meynen, Politieke geschiedenis van België van 1830 tot heden. Brussel, VUB Press, 1997, pp. 49-50. 123 M. Huysseune, op. cit., p. 199.
70
Het zijn vooral de katholieke en socialistische kranten die aandacht hebben besteed aan de Belgische
vrijmetselarij.
De relatieve gewogen negatieve teneurscores van de onderzochte kranten, gegroepeerd naar
ideologie, evolueren tijdens het interbellum als volgt:
Grafiek 11: Relatieve gewogen negatieve teneurscore België gegroepeerd per ideologische strekking. Bron: Eigen onderzoek.
De katholieke kranten scoren consistent het hoogst, gevolgd door de socialistische. Vanaf ’34 is het
antimaçonniek discours beperkt tot de katholieke kranten. De liberale kranten voeren geen
antimaçonniek discours; bij LS is dit eerder beperkt.
In een overzichtsartikel schetst H. Hasquin de geschiedenis van de antimaçonnerie in België tijdens
het interbellum124. Tijdens de jaren voorafgaand aan de Eerste Wereldoorlog waren de gevoelens van
wantrouwen en haat jegens de vrijmetselarij zeer levendig, getuige de oprichting van een
antimaçonnieke Liga in 1910. De encycliek Humanum genus van paus Leo XIII van 1884, waarin de
vrijmetselarij heftig werd aangevallen, was de inspiratiebron. Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog
ebden die antimaçonnieke gevoelens weg tot in de jaren ’30 zowel conservatieve katholieke krachten
als extreemrechtse krachten het antimaçonniek discours opnieuw aanzwengelden om een
hoogtepunt te bereiken in ’38.
De stijging van de negatieve teneurscores vanaf ’30 bij de katholiek georiënteerde kranten bevestigt
de evolutie van het (conservatief) katholiek discours jegens de vrijmetselarij zoals door Hasquin
wordt geschetst.
124 H. Hasquin, “Les attaques contre la Franc-Maçonnerie en Belgique dans l’entre-deux-guerres.” In: H. Hasquin (ed.), Visages de la
franc-maçonnerie en Belgique du XVIIIe au XXe siècle, Brussel, Editions de l’Université de Bruxelles, 1983, pp. 283-296.
71
De negatieve frames per ideologie zijn de volgende:
GVA+LLB HLN+LDH VU+LP LS TOTAAL
antikatholiek 445 31 36 8 494
inmenging in de politiek 197 5 11 5 156
sektarisch 43 1 2 2 49
aanleunend bij de hogere klassen 14 0 133 6 46
moreel verwerpelijk 27 1 4 0 30
negatieve invloed op het maatschappelijk gebeuren
29 2 0 0 21
favoritisme 38 1 3 0 21
complotteurs 9 0 1 1 11
Tabel 14: Negatieve frames tegenover de vrijmetselaars in de Belgische context per ideologie. Bron: Eigen onderzoek
Negatieve kleurwoorden worden bijna uitsluitend door de katholieke kranten gebruikt:
GVA+LLB HLN+LDH VU+LP LS TOTAAL
agressief 43 0 2 0 45
bedrieglijk 36 0 1 1 38
belachelijk 5 0 0 0 5
duivels 12 0 0 0 12
geheim 108 2 7 2 119
kwaadaardig 5 0 1 0 6
machtig 5 1 0 0 6
verderfelijk 11 0 0 0 11
overige (negatief) 22 0 0 0 22
TOTAAL 247 3 11 3 264
Tabel 15: Kleurwoorden in verband met vrijmetselaars in de Belgische context per ideologie. Bron: Eigen onderzoek.
72
De vraag stelt zich in welke mate een differentiatie in de beeldvorming in de pers tegenover
vrijmetselaars kan worden vastgesteld naar gelang van de aard van de regeringscoalities. Volgende
coalities hebben zich tijdens het interbellum gevormd:
Periode Katholieken Liberalen Socialisten
van tot
21/11/1918 20/11/1921 X X X
16/12/1921 5/4/1925 X X
13/5/1925 22/5/1925 X
17/6/1925 8/5/1926 X X
20/5/1926 21/11/1927 X X X
22/11/1927 19/3/1935 X X
25/3/1935 9/2/1939 X X X
21/2/1939 27/2/1939 X X
18/4/1939 3/9/1939 X X
3/9/1939 26/9/1944 X X X
Tabel 16: De Belgische coalitieregeringen tijdens het interbellum. Bron: Th. Luykx, Politieke Geschiedenis van België, Brussel. Elsevier,1973, pp. 643-648.
Katholiek-liberale regeringen
Als we het minder dan vijf maanden durende vooroorlogse kabinet Pierlot II buiten beschouwing
laten, zijn er katholiek-liberale regeringscoalities in de periodes 16 december ’21 - 5 april ’25 en 22
november ’27 – 19 maart ’35. In deze periodes zijn de socialisten dus in de oppositie. Ik heb onderzocht
in welke mate in deze periodes door de socialistische pers op een verschillende manier over de
vrijmetselaars wordt gesproken ten opzichte van de katholieke, liberale en neutrale kranten en of er
breuklijnen in de tijd kunnen worden vastgesteld in het discours van de socialistische pers.
De curve voor de socialistische kranten in Grafiek 11 geeft aan dat de relatieve gewogen negatieve
teneurscores voor de socialistische pers gemiddeld hoger liggen in de periodes waarin de coalitie
bestond uit katholieken en liberalen, zonder socialisten. In deze periodes leunen de negatieve
teneurscores voor de socialistische pers het dichtst aan bij deze van de katholieke. De relatieve
negatieve teneurscores van de socialistische kranten zijn een gevolg van de negatieve frames die
werden gebruikt. Kleurwoorden komen quasi niet voor in de socialistische kranten.
73
De aantallen negatieve frames in de socialistische kranten, gegroepeerd per periode met en zonder
socialisten in de regering, zijn als volgt:
11 nov 18-15 dec 21
16 dec 21-5 apr 25
6 apr 25-21 nov 27
22 nov 27-19 maa 35
20 maa 35-10 mei 40
antikatholiek 5 7 3 27 12
inmenging in de politiek 3 9 4 11 14
aanleunend bij de hogere klassen
5 33 9 82 15
sektarisch 0 1 0 3 0
negatieve invloed op het maatschappelijk gebeuren
0 0 0 1 0
moreel verwerpelijk 0 0 0 4 6
complotteurs 1 1 9 3 1
favoritisme 0 1 0 1 2
totaal 14 52 25 132 50
Tabel 17: Evolutie van de aantallen negatieve frames tegenover de vrijmetselarij in de socialistische kranten per coalitieperiode.
Bron: Eigen onderzoek.
De negatieve frames blijken inderdaad geconcentreerd in de periodes dat de socialisten niet aan de
coalitieregering deelnamen (de tweede en vierde periode in Tabel 17). De uitspraken tegenover de
vrijmetselarij die tot de negatieve teneurscore leidden in de socialistische pers zijn het
antikatholicisme, de inmenging in de politiek maar vooral het verwijt dat de vrijmetselarij sterk
aanleunt bij de hogere klassen. Dit frame is een cluster van volgende uitspraken die in de onderzochte
artikelen voorkomen:
richten zich vooral op de bourgeoisie
kapitalisten
voor de bezittende klasse
vermogend
aanleunend bij het patronaat
tegen de arbeidersklasse
exploiteren de arbeiders
stakingsbrekers
Er is dus duidelijk sprake van een klassendiscours waarbij de vrijmetselarij verweten wordt sterk aan
te leunen bij de vermogende klasse en het patronaat.
Hierna volgt een inhoudsanalyse van de artikelen uit de socialistische kranten tijdens de twee
periodes dat de socialisten in de oppositie zaten. Dit moet toelaten de negatieve beeldvorming van de
socialistische pers tegenover de vrijmetselarij in deze periodes verder te duiden.
De periode 16 december 1921 – 5 april 1925
De verkiezingen van november ‘21 versterkten de katholieke vertegenwoordiging in de Kamer ten
koste van de socialisten, zodat deze laatsten beslisten niet meer aan de drieledige regering die na de
Eerste Wereldoorlog tot stand was gekomen deel te nemen. Er werd dus een tweeledige
74
coalitieregering van katholieken en liberalen gevormd die heeft standgehouden tot mei ‘25. De twee
belangrijkste problemen waarmee de regering toen werd geconfronteerd, waren de strijd rond de
vernederlandsing van de Gentse Universiteit en de deelneming van België aan de Ruhrbezetting met
de eraan gekoppelde uitbreiding van de dienstplicht, waartegen ernstige kritiek werd geuit125.
Toen na veel discussie op 27 juli ‘23 een wetsontwerp ter regeling van het taalstatuut van de Gentse
Universiteit werd gestemd, lokte dit in VU volgende commentaar uit (gericht aan de christelijke
arbeiders):
“Komt het u klaar voor dat men op onbeschaamde wijze met u de spot houdt?
Komt het u nog niet duidelijker voor dat men alleen den godsdienst als scherm en middel neemt
om tot het dubbel doel te komen: de bourgeoisie één te houden en de arbeiders te verdeelen.
Ziet gij niet dat uwe meesters er niet naar zien of hunnen klassegenooten christelijk, joden of
vrijmetselaars zijn? Van af het oogenblik dat zij tegenover de belangen der arbeiders en der
gemeenschap staan, zijn zij bondgenoten.” (VU, 29 jul 23)
Het grote pijnpunt van de socialisten was de eenheid onder de patroons tegenover de religieus
geïnspireerde splitsing van de arbeiders in een katholieke en een socialistische beweging. De plaats
die de vrijmetselaars volgens LP daarin innemen, komt duidelijk tot uiting in een artikel met als titel
“Politique sociale et Religion”, waarin de verschillen tussen de arbeidersbewegingen in Engeland en
Amerika enerzijds en Frankrijk en België anderzijds te berde worden gebracht:
“Si vous parlez avec les militants ouvriers anglais, ils sont tous étonnés lorsque vous leur dites
qu’il y a des syndicats à tendance religieuse; ils ne comprennent pas que les travailleurs, luttant
pour obtenir un meilleur traitement de leurs exploiteurs, puissent mettre les croyances
religieuses avant l’union entre les exploités, étant donné que les patrons , eux, ne font pas de
distinction entre les ouvriers croyants et non-croyants, pas plus qu’ils ne refusent de s’associer
avec les capitalistes francs-maçons, juifs ou libres penseurs.
Pourquoi n’en est-il pas de même dans les pays où l’Eglise catholique romaine domine?” (LP, 20
sep 24)
In een open brief aan de christelijke arbeiders, aan de vooravond van nieuwe verkiezingen, wordt
door VU duidelijk gemaakt aan welke kant de vrijmetselaars staan:
“Wij staan aan den vooravond der wetgevende verkiezingen. Met het oog daarop trachten de
groote leiders van de katholieke partij u in het gareel te houden met de bewering, dat de
godsdienst in gevaar wordt gebracht door de socialisten. Dit kunnen zij door geen enkele onzer
daden bevestigen. Wij begrijpen dus niet van waar dat plotseling gevaar zou komen. De leiders
van de katholieke partij waren niet bang van het geloof als zij, in 1921, een verbond sloten met
de liberalen, wier ministers voor de meerderheid vrijmetselaars zijn, om tegen de democratie,
tegen de werkende klassen en tegen het socialisme het land te besturen.” (VU, 29 nov 24)
In een bespreking van het katholieke verkiezingsprogramma benadrukt LP het samengaan van de
rijke patroons (waaronder de rijke vrijmetselaars) in hun exploitatie van de arbeidersklasse:
125 Th. Luykx, Politieke Geschiedenis van België. Brussel, Elsevier,1973, p. 309.
75
“Le parti catholique est le défenseur des intérêts des riches. Les riches catholiques alliés aux
riches juifs et aux riches francs-maçons, dans les conseils d’administration exploitent, dans leurs
fabriques, les ouvriers chrétiens et les ouvriers socialistes.” (LP, 15 maa 25)
In april ‘25 werden vervroegde verkiezingen gehouden; het werd een grote overwinning voor de
socialisten en leverde hen het grootste aantal stemmen. De liberalen verloren een derde van hun
zetels. De volgende regering zal een coalitie van christendemocraten en socialisten worden.
De periode 22 november 1927 – 19 maart 1935
Na de christendemocratische-socialistische regering (17 juni ’25 - 8 mei ’26 ) volgde nog een drieledig
kabinet (20 mei ’26 – 21 november ’27). Vanaf 22 november ‘27 tot 19 maart ’35 kwamen opnieuw (vier)
katholiek-liberale coalities aan het bewind. Tijdens de eerste jaren van deze periode ging het België
economisch voor de wind, wat ook voor sociale vooruitgang zorgde. In ‘30 werd de Gentse
Rijksuniversiteit vernederlandst. Vanaf ‘31 beheerste de economische crisis grotendeels het politieke
leven, maar ook de taalkwestie speelde een belangrijke rol. In ‘32 kwam er een taalregeling tot stand
in onderwijs en administratie126.
LP reageert op een manifest van de christelijke syndicaten van de metaalbewerkers met haar discours
over gebrek aan eenheid onder de arbeiders:
« Entrer au syndicat jaune [dit is het christelijke syndicaat], c’est soutenir les catholiques qui
sont au collège de la ville de Bruxelles avec les libéraux, francs-maçons, c’est une taxe sur votre
conscience.
Métallurgistes, faire partie du syndicat chrétien, c’est soutenir des ministres catholiques et
démocrates-chrétiens comme M. Heyman avec les libéraux francs-maçons, c’est la
déchristianisation de votre famille.
[…]
Les chrétiens ne trouvent rien à dire lorsque les patrons catholiques forment un seul syndicat
d’industriels avec les patrons francs-maçons et libres penseurs pour mieux combattre les
ouvriers croyants et non-croyants, sans s’occuper de leur conscience et de leurs sentiments
religieux. » (LP, 15 jun 29)
LP klaagt tevens het patronaat aan in zijn houding tegenover de arbeidsters. In de textielfabrieken …
« … les ouvrières les plus expertes ne parviennent jamais à gagner 3 francs par heure. Là, nous
retrouvons des exploiteurs libéraux, notamment à Tubize et à Ittre. Ceux-ci agissent au nom de
la liberté et de la franc-maçonnerie (et du veau d’or). » (LP, 29 okt 29)
In oktober ’32, toen de gemeenteraadsverkiezingen winst hadden opgeleverd voor de socialisten en
verlies voor de katholieken, terwijl de liberalen status quo bleven, ruimde de regering Renkin plaats
voor de regering De Broqueville, weliswaar binnen dezelfde tweeledige coalitie van katholieken en
liberalen. Dit ontlokte VU volgende commentaren:
“Op het oogenblik dat katholieken en liberale vrijmetselaars broederlijk samenzitten in de
regeering en in den beheerraad van de Société Générale de Belgique; op het oogenblik dat de
leider van de liberale partij, de h. Devèze, en de leider van de konservatieven, de h. Segers,
openbaar de verbintenis afleggen vooral het socialisme te bevechten en na de verkiezingen het
126 Th. Luykx, Politieke Geschiedenis van België. Brussel, Elsevier,1973, pp. 322-344.
76
klerikaal-liberaal monsterverbond te handhaven, trachten de katholieken hun zonden en hun
misdaden tegenover de werkende klasse en de demokratie te doen vergeten door den kiesstrijd
op het terrein van den godsdienst te plaatsen.” (VU, 4 nov 32)
Socialist Camiel Huysmans voegt er twee dagen later een commentaar aan toe waarin de vrijmetselarij
met Satan wordt vereenzelvigd en hij de katholieken en liberalen ziet samenwerken in hun haat
tegenover de werkende klasse:
“De heer Devèze en Segers hebben elkaar den vredeskus gegeven. De vrijmetselarij en de kerk
zijn nationaal verzoend. Satan en Kristus belijden vandaag hetzelfde geloof. De grootmeesters
der vrijmetselarij, Magnette en Cocq, -of hoe zij ook moogen heeten,- zitten broederlijk
vereenigd aan dezelfden disch, en kardinaal Van Roey, die socialistische priesters wil treffen
met zijn collega in Doornik, had er gisteren niets tegen dat de minister der eerediensten een der
hooge dignitarissen van de gevaarlijke sekte der driepunters was.
-O! Ik weet het wel. De heeren zijn niet vereenigd in de liefde. Die gelovigen en die vrijdenkers
zijn enkel vereenigd in den haat. In den haat van het socialisme. In den haat van de werkende
klas. In den haat van die stijgende massa , die aan den lijve voelt wat kapitalisme beteekent,
…”(VU, 6 nov 32)
Als reactie op een klacht van een christelijk gesyndikeerde dat de christelijke arbeiders bedrogen
worden door hun leiders stelt LP:
“Enfin, ces travailleurs chrétiens commencent à voir que leur place est à côté de leurs frères de
classe et non plus dans le bloc des droites, où les financiers et industriels catholiques et francs-
maçons n’ont d’autres soucis, que la défense de leur intérêt commun.” (LP, 21 apr 33)
LP geeft kritiek op de leiders van de christendemocratie die aan hun medewerking aan het Plan van
de Arbeid van socialist De Man zodanige voorwaarden stellen dat deze voor de socialisten
onaanvaardbaar zijn:
“Pourquoi, aujourd’hui, ce revirement de la part de leurs dirigeants? C’est autant plus
incompréhensible que les démocrates chrétiens participent encore actuellement au
gouvernement, non seulement avec des antidémocrates catholiques comme les orateurs de
Dinant, mais aussi avec les francs-maçons et les athées du parti libéral.
Pourquoi donc refusent-ils aux travailleurs socialistes dont les intérêts sont les mêmes que ceux
des travailleurs croyants, ce qu’ils accordent, si facilement aux hommes de bourgeoisie et de
finance?” (LP, 18 jan 34)
Coalities zonder liberalen
Ik onderzocht tevens de berichtgeving in de katholieke pers in de periode zonder participatie van de
liberalen in de regering. In welke mate voelden de katholieken zich vrijer om een antimaçonniek
discours te voeren als zij niet met de liberalen samen in de regering zaten? Tijdens het interbellum
was er (op twee periodes van enkele dagen na127) maar één regering die werd gevormd zonder de
liberalen: de christendemocratische-socialistische regering Poullet-Vandervelde van 17 juni ’25 tot 8
mei ’26. De relatieve gewogen negatieve teneurscores in deze periode (Grafiek 11) tonen een lichte
stijging bij de katholieke kranten en een daling bij de socialistische. Er is dus geen duidelijke breuklijn
127 De homogeen katholieke regering Vande Vyvere van 13 tot 22 mei ’25 en de katholiek-socialistische regering Pierlot I van 21 tot
27 februari ’39.
77
vast te stellen in de berichtgeving van de katholieken zoals we dat vaststelden in de socialistische pers
tijdens de periodes van coalities zonder socialisten.
Er zijn in deze periode tien artikelen met een uitgesproken negatieve teneur tegenover de
vrijmetselarij verschenen, waarvan acht bij GVA. Hierna volgt een inhoudsanalyse.
GVA verwijt de liberalen, bij monde van baron Lemonnier, leider van de liberale linkerzijde in de
Kamer, openlijk de oorlog te verklaren aan het klerikalisme en het vrije katholieke onderwijs. De loge
wordt daarentegen verondersteld haar standpunten binnenskamers te houden en af te wachten wat
de toekomst zal geven (GVA, 30 sep 25). Naar aanleiding van een liberale protestactie tijdens een
officiële plechtigheid in Brussel waarschuwt GVA de katholieken in onbedekte termen tegen de
vrijmetselarij:
“En daarom, katholieken, haalt niet de kastanjes uit het vuur voor de trouwelooze vrijmetselarij!
Verbindt uw lot niet aan dit der liberalen, laat u niet meesleepen door hen in den afgrond der
onmacht!
Juicht niet mede wanneer de huidige liberalen tegen het ministerie Poullet-Vande Vyvere de
spontanéités foudroyantes willen uitspelen, welke hun ouderen zoo dikwijls hebben aangewend
tegen Malou, Victor Jacobs, Woeste en Beernaert – hebt genoeg eer in uw lijf om u niet te laten
misbruiken als knechten van de Loge en werktuigen van den geknakten liberalen hoogmoed.”
(GVA, 11 feb 26)
GVA wijst op het gekonkel van de liberale leiders en de betrokkenheid van de vrijmetselaars:
“Het is wellicht goed bij dit alles te wijzen op zekere bijeenkomsten van financiers en politiekers,
en ook hier ter plaatse op de vernieuwde en talrijke bijeenkomsten in de loge der Meistraat …
De broeders ∴ zijn zeer zeker met heel dit kabaal rechtstreeks bemoeid, en leiden den aanval
van uit de kamer zonder vensters.” (GVA, 13 maa 26)
Sinds einde ’25 bevond België zich in een penibele financiële situatie waarbij de Belgische frank sterk
in waarde daalde en het inflatiespook de kop opstak. Dit zou op 8 mei ’26 tot het ontslag van de
regering leiden128.
GVA legt de schuld van de financiële perikelen bij de liberalen en bij uitbreiding bij de vrijmetselaars:
“De maandenlange veldtocht van dwarsdrijverij, verdachtmaking en wantrouwen, door zekere
politiekers en financiers in hunne pers onderhouden, heeft zijn doel … overschreden, en, zooals
het nog meer gebeurt bij politiek bomaanslagen, in plaats van de bedoelde overheid, werden
weerlooze omstanders en toeschouwers geraakt.
Dat vermindert geenszins de misdaad der samenzweerders.
Doch nu zijn zij benauwd en beangstigd bij het zien van het verkeerd gepleegde kwaad, en nu
zien wij diezelfde financiers en politiekers gelijk Pontius Pilatus, hunne handen wasschen
zeggende: “Wij hebben daaraan gene schuld …”.
De bevolking zal zich echter niet laten misleiden, en de handlangers der loge brandmerken.
Wij zullen het niet vergeten!” (GVA, 23 maa 26)
128 Th. Luykx, Politieke Geschiedenis van België. Brussel, Elsevier,1973, p. 318.
78
“Waarlijk, de liberalen met hun stelselmatig afbreken en verdacht maken, hebben de
internationale geldjoderij een voordelige karwei aan de hand gedaan, maar hun medeburgers,
hun eigen volk een verfoeilijken dienst bewezen.[…]
Het volk, integendeel, dat klaar ziet in het verfoeilijk spel dat gespeeld is en voortgespeeld wordt
door de trawanten der Loge vraagt wat de liberalen nu doen om aaneen te lijmen wat ze tot
scherven hebben geslagen?” (GVA, 1 apr 26)
2. Specifieke acties gericht tegen de Belgische vrijmetselarij
Figuur 5: La vérité sur la franc-maçonnerie. Affiche voor de antimaçonnieke tentoonstelling georganiseerd door L’Epuration in de Lakenstraat te Brussel op februari 1941. Bron: CEDOM-MADOC.
Op het einde van de dertiger jaren en tijdens de Tweede Wereldoorlog kende het antimaçonnisme in
België ongekende hoogten. In de jaren vóór de oorlog waren het, voor wat betreft de door mij
onderzochte kranten, vrijwel uitsluitend de katholieke kranten die het antimaçonnieke discours
voerden. Dat was in het bijzonder het geval in LLB die in een uitvoerige artikelenreeks namenlijsten
van vrijmetselaars publiceerde. Tijdens de oorlog werd een Belgische antivrijmetselaarsliga opgericht
door de extreemrechtse krachten en werden antimaçonnieke tentoonstellingen georganiseerd. Deze
werden ondersteund en becommentarieerd door de zogenoemde gestolen kranten die tijdens de
oorlog onder Duitse censuur bleven verschijnen.
79
Publicatie van namenlijsten
In de loop van de eerste helft van 1938 publiceert LLB onder de noemer Le péril maçonnique een
artikelenreeks (vijftien in totaal) waarin stelselmatig namen worden vrijgegeven van leden van
vrijmetselaarsloges129. In een inleidend artikel (LLB, 8 jan 38) wordt een verantwoording gegeven voor
de publicatie van de namenlijsten en wordt de structuur van de Belgische vrijmetselarij uitgelegd
(met de drie obediënties Het Grootoosten, De Hoge Raad van de Schotse Ritus en de Nationale
Federatie van de Gemengde Loges) samen met de namen en adressen van de respectieve loges.
LLB verantwoordt de publicatie van de namenlijsten als volgt:
« Il y a certes un beaucoup meilleur moyen [que la dissolution légale des loges comme dans
certains pays autoritaires] de paralyser l’activité maçonnique et c’est de la démasquer. Le jour
où non seulement les grands chefs , mais les 4500 FF∴ de Belgique seront identifiés, ils devront
faire le mort, modérer leur zèle néfaste, renoncer à ces petites combines, à ces coups de
pouce qui leurs sont familiers. L’opinion en éveil apercevra dans tous les milieux leurs
agissements occultes.
C’est donc une tâche de salubrité publique qui s’offre là. Pour assainir les mœurs politiques
et administratives, elle est aussi nécessaire que la réforme des lois et des règlements. » (LLB,
8 jan 38)
Er wordt dus van uitgegaan dat de vrijmetselarij enkel door haar geheim karakter kan voortbestaan.
De bekendmaking van de namen van de vrijmetselaars is volgens de krant een beter wapen voor de
antimaçonnerie dan het opleggen van een verbod.
Een eerste lijst met veertig namen (aangevuld met het beroep en soms het adres van de genoemden)
wordt gepubliceerd op 19 januari ’38. Deze lijst toont volgens de krant aan dat de vrijmetselarij in alle
hoeken van het land en in alle milieus te vinden is. Niet minder dan twintig hoedanigheden of
beroepen zijn vertegenwoordigd in de lijst van veertig. Het wordt nogmaals benadrukt dat het vooral
het occulte karakter van de werking van de loges is dat de vrijmetselarij wordt verweten:
« Que la maçonnerie lutte contre l’Eglise et l’ordre social, qu’elle se préoccupe de la réforme de
l’Etat et d’avoir des représentants dans les divers milieux, on doit l’admettre. Elle n’est d’ailleurs
pas la seule à poursuivre de tels objectifs. Mais ce qui est inadmissible c’est le caractère occulte
de cette activité, c’est le mystère dont s’entourent les F F ∴. Leurs agissements deviennent
ainsi très souvent des lâchetés. Du fait de ce camaraderie occulte, les honnêtes gens qui
réprouvent l’idéal maçonnique se trouvent handicapés et brimés dans leurs intérêts
légitimes aussi bien matériels que moraux.
C’est contre ce caractère occulte que nous luttons. » (LLB, 19 jan 38)
LLB gaat verder met haar œuvre de désinfection par la lumière door de publicatie van een tweede lijst van
veertig namen. De opsomming wordt voorafgegaan door een verslag van een uiteenzetting over de
vrijmetselarij in de Universiteit van Brussel (LLB, 1 feb 38). Alvorens de derde lijst met veertig namen
129 Dit was geen nieuw gegeven. Een eerste keer gebeurde dat in 1880 in de krant Le Courrier de Bruxelles. En in 1887 verscheen een
anoniem boek getiteld La Belgique maçonnique waarin 5000 namen werden gepubliceerd van personen die tot de vrijmetselarij
behoorden of verondersteld werden ertoe te behoren. Geen enkele referentie, naar de naam van de loge bijvoorbeeld, werd vermeld
zodat controle onmogelijk was. Zie J. Arvelle, Histoire de la Franc-Maçonnerie Belge. Braine-l’Alleud, Editions J.-M. Collet, 1995, pp. 126
en 134.
80
op te sommen beschrijft de krant onder de titel Panique au Grand Orient. On enquête-On déménage. de
reacties van de loges op het initiatief van LLB. Er wordt uitgebreid geciteerd uit interne documenten
van de loges waarin de vermeende lekken worden onderzocht en de verhuizing van de zetel van het
Grootoosten wordt overwogen (LLB, 3 feb 38).
In een volgend artikel wordt het antiklerikaal en dwingend karakter van de vrijmetselarij
aangeklaagd aan de hand van instructies van de loges aan haar leden waarin wordt aangedrongen op
een burgerlijke begrafenis (LLB, 8 feb 38). In het vijfde artikel worden de pijlen vooral gericht op de
leden van de Hoge Raad van de Schotse Ritus (LLB, 12 feb 38). In de eropvolgende artikelen wordt
telkens een kwalijke eigenschap van de vrijmetselarij –min of meer overeenstemmend met de clusters
van negatieve frames die ik heb geïdentificeerd– toegelicht: het favoritisme en de strikte discipline
waaraan de vrijmetselaars gehouden zijn (LLB, 18 feb 38); de belangrijke invloed in lokale
gemeenschappen via burgemeesters en onderwijzers (LLB, 26 feb 38); de invloed op de nationale
politiek via parlementaire mandaten (LLB, 8 maa 38); het antiklerikalisme en de sinds enige tijd
twijfelachtige toenadering tot de Kerk (LLB, 13, 20 en 23apr 38, 20 mei 38, 4 en 23 jun 38); de nefaste
rol van de vrijmetselarij in de Spaanse burgeroorlog (LLB, 17 mei 38).
Met de laatste publicatie van een ledenlijst op 23 juni ’38 zijn 600 vrijmetselaars geïnventariseerd. In
het (vijftiende en laatste) artikel wordt de afronding van de publicaties niet aangekondigd. Waarom
de publicaties toen werden stopgezet, is mij niet duidelijk.
In september ’39 verschijnt op acht verschillende dagen een advertentie waarin promotie wordt
gemaakt voor een pamflet onder de titel Les Cagoulards démasqués geschreven door Paul Ouwerx,
voorzitter van L’Epuration/De Bezem, waarin een repertorium van 1610 namen van vrijmetselaars
voorkomt, met een voorwoord waarin de draagwijdte van le péril maçonnique wordt gesitueerd. Het
pamflet zal franco worden toegestuurd na overschrijving van 10 franken op de rekening van P.
Ouwerx. Na september ’39 houdt de negatieve berichtgeving van LLB over de vrijmetselarij op. J.
Willequet schrijft dit toe aan de installatie van de drieledige regering van nationale unie op 3
september ’39 130.
Tegen P. Ouwerx werden verschillende processen ingespannen naar aanleiding van de publicatie van
Les Cagoulards démasqués. De aanklachten tegen hem kenden weinig succes. Reeds begin 1940 werd er
een klacht neergelegd tegen Ouwerx wegens laster maar deze werd zonder gevolg geklasseerd. Er
volgden verschillende burgerlijke processen vanwege ULB-professoren met een tegenclaim van
Ouwerx wegens tergend en roekeloos beding (LLB, 7 jan 40; GVA, 8 jan 40; LLB, 12 maa 40). LLB
beschrijft de pleidooien in de burgerlijke rechtbank van Brussel op 18 en 25 april ’40 met als eisers de
professoren Camu, Ansiaux en Maffei en als verweerder Ouwerx. Het belangrijkste argument van
Ouwerx te zijner verdediging was dat hij niet de bedoeling heeft gehad individuele vrijmetselaars aan
te vallen, maar enkel de vrijmetselarij in haar geheel. Zijn beschuldigingen aan het adres van de
vrijmetselarij zijn volgens hem trouwens gematigder dan die in de encycliek Humanum genus van Leo
XIII. Het feit dat sommige professoren die op de lijsten voorkomen geen vrijmetselaar zijn, doet
volgens hem niet echt terzake: de ULB is gesticht en wordt gesteund door de loge, en alle professoren,
vrijmetselaar of niet, sympathiseren met de vrijmetselarij. Het argument van Louis Camu was dat hij,
geen vrijmetselaar zijnde, schade leed omdat de vrijmetselarij in het werk van Ouwerx door het slijk
130 J. Willequet, La Belgique sous la botte. Résistances et collaborations 1940-1945. Paris, Editions universitaires, 1986, p. 347.
81
werd gehaald (hij noemde het boek van Ouwerx lasterlijk, beleedigend en nadeelig) en hij ermee
geassocieerd werd. Zijn eis werd ongegrond verklaard (HLN, 11 dec 40; VU, 12 dec 40). Professor
Grégoire, vrijmetselaar, eiste een schadevergoeding omdat zijn naam voorkwam op een van de lijsten.
De substituut volgde de verdediging van Ouwerx en eiste zelfs een veroordeling van Gregoire omdat
die zou verklaard hebben dat de Belgische koning een verrader is (VU 5 apr 41; LS, 10 maa 41).
Professor Maffey klaagde als vrijmetselaar Ouwerx aan omdat hij de vrijmetselaars landverraders en
zeedeloze kerels heeft genoemd. Dat proces werd in beroep verdaagd voor onbepaalde tijd (HLN, 12 dec
41;VU, 13 dec 41).
Antivrijmetselaarsliga’s
België heeft drie antivrijmetselaarsliga’s gekend, gesticht in respectievelijk 1885, 1910 en 1940. Een
gemeenschappelijk kenmerk is dat ze het alle drie niet erg lang hebben volgehouden.
De eerste Liga is opgericht in de schoot van de Nationale Vereniging voor het Herstel der Grieven.
Deze vereniging bestond uit zowel ultramontanen als gematigde katholieken en werd geleid door een
geestelijke. Aanleiding voor de oprichting van deze Liga was het appel van paus Leo XIII in zijn
encycliek Humanum Genus (1884) om informatie te verzamelen en te verspreiden over de sekte van
vrijmetselaars die werd beschouwd als een criminele organisatie. De Liga gaf daartoe een handboek uit: Le
Manuel de la Ligue antimaçonnique en zou de publicatie van antimaçonnieke boeken faciliteren131. De
activiteiten en het succes van de Liga werden bezoedeld door de affaire van Leo Taxil (zie supra)132 en
de Liga hield op te bestaan kort na het Internationaal Antimaçonniek Congres van Trente, gehouden
in september 1895133.
Met de opheffing van de eerste antimaçonnieke Liga hield het discours tegen de vrijmetselarij niet
op. Integendeel. In 1910, na een katholiek congres in Mechelen, werd beslist een tweede
antimaçonnieke Liga op te richten met als objectieven:
“Démasquer partout et continuellement la franc-maçonnerie, tant en ce qui concerne sa
doctrine que sa façon de travailler et son programme [… ], créer un centre de propagande et
d’études antimaçonniques.”134
De Liga publiceerde twee tijdschriften, het Franstalige Bulletin antimaçonnique en het Nederlandstalige
Antivrijmetselaarstijdschrift. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in augustus 1914 werden
de activiteiten van deze tweede Liga stopgezet.
In september ‘40 werd de derde antimaçonnieke Liga opgericht onder de naam L’Epuration – De Bezem.
Oprichters waren P. Ouwerx, L. Flamant, L. Nelis en H. Ponet. Het maatschappelijk doel volgens de
statuten is bij te dragen tot de verbetering onzer nationale en openbare instellingen alsmede de private
inrichtingen, vooral met het oog op de occulte krachten welke de ondermijning dezer instellingen beoogen (VU,
18 dec 40). De activiteiten van deze Liga komen later nog aan bod in het laatste subhoofdstuk. Zij
131 A. Mola, “La Ligue antimaçonnique et son influence politique et culturelle aux confins des XIXe et XXe siècles.” In: A. Dierkens,
Les courants antimaçonniques hier et aujourd’hui. Brussel, Editions de l’Université de Bruxelles, 1993, p. 42. 132 P. Delfosse (ed.), Dictionnaire historique de la laïcité en Belgique. Brussel, Tournesol Conseils SA/Editions Luc Pire, 2005, pp. 190-191. 133 A. Mola, op. cit., p. 50. 134 Geciteerd in P. Delfosse (ed.), op. cit., p.191.
82
publiceerde twee maandbladen, Le Rempart en De Burcht. Na de oorlog diende het Grootoosten van
België klacht in tegen de leiders van de Liga. P. Ouwerx was reeds gestorven in de gevangenis in ’46.
F. Flament, voortvluchtig, werd in ‘47 bij verstek veroordeeld tot de doodstraf. Andere leden werden
veroordeeld tot zware gevangenisstraffen.135
Antimaçonnieke tentoonstellingen
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden in de belangrijkste Belgische steden tentoonstellingen
gehouden over de vrijmetselarij, met de bedoeling deze te schaden. Zie bijvoorbeeld de affiche voor
de antimaçonnieke tentoonstelling in Brussel (figuur 5). Ik bespreek deze tentoonstellingen in het
laatste sub-hoofdstuk over het antimaçonnieke discours van de Duitse bezetter tijdens de Tweede
Wereldoorlog.
3. Judeo-maçonnieke verbanden
Judeo-maçonnieke verbanden worden niet alleen gelegd in een buitenlandse context zoals in het
eerste hoofdstuk is toegelicht. Ook in de Belgische context wordt dit verband gelegd , weliswaar in
mindere mate. Ik vond voor de periode van het interbellum een 50-tal artikelen die Joden en
vrijmetselaars met elkaar in verband brengen in een Belgische context. Dit beperkt aantal maakt een
kwantitatieve analyse weinig zinvol zodat ik mij hierna beperk tot een inhoudsanalyse.
In een pleidooi ten gunste van de neutrale school wijst LDH (21 jan 20) op passages in leerboeken die
in confessionele scholen worden gebruikt en waar Joden en vrijmetselaars tegelijk worden
aangevallen:
“Ailleurs, on lit une autre pièce de vers, dans laquelle on fulmine contre “la pourriture des gueux
et l’abjecte canaille qui est ennemie de l’Eglise et des couvents”. “Les juifs et les maçons, voilà
les abjects assassins” et on les accuse de “flatter les passions lascives” de l’enfant.” (LDH, 21 jan
20)
Onder het pseudoniem Het boerken uit de Kempen verschijnt in GVA een zeer antisemitisch artikel
waarin ook de band tussen Joden en vrijmetselaars wordt blootgelegd:
“De joden vormen een colossaal verbond, welk zijne vertakkingen heeft geheel de wereld door.
Overal, in alle landen, steden en dorpen, zoeken ze door de nijverheid , door alle mogelijke en
onmogelijke middelen aan het geld te geraken en de hoogste posten te bekleeden, zoowel op
politiek als op alle andere gebieden. En waarom? Eenvoudig, om de taak van hun verwachten
Messias te vergemakkelijken. Te hunnen dienste –zij zijn de staf- staan de vrijmetselaars, wier
ritussen of gebruiken goed kunnen vergeleken worden met de Joodsche Kerkgebruiken. Nu, de
vrijmetselaars, van hunnen kant, maken het officierskorps uit dat de orders ontvangt van den
135 Ibidem, p.192.
83
staf. En eindelijk, die officiers doen ze uitvoeren door hun leger, samengesteld uit de
verschillende soorten liberalen, alsmede de socialisten van alle caliber: anarchisten,
bolchevisten, enz.
Hebt ge nog niet aardig gevonden, dat zoo talrijke Joodsche kopstukken ofwel liberaal,
vrijmetselaar of wel socialist zijn?” (GVA, 13 jun 20)
In een Belgisch christelijk congres van vervoerarbeiders stelt een afgevaardigde van de Christelijke
internationale van haven- en fabrieksarbeiders:
“De arbeidersmassa is een groote macht, doch zou ook een groot gevaar kunnen beteekenen als
ze niet in de rechte bane worde gestuwd.
Het socialisme is een groot gevaar, doch even groot , een grooter gevaar is het Joodsche
internationaal kapitalisme, verwant aan de vrijmetselarij. Daartegen moet gewaakt, daartegen
moeten we ons weren.” (GVA, 10 sep 23)
LP hanteert in verkiezingsperiodes een socialistisch discours tegen de katholieken door deze laatste
te associëren met de rijken, de joden, de grootfinanciers en de vrijmetselaars:
« Nous saurons alors que le parti catholique défend non seulement les chrétiens les plus riches
mais encore les francs-maçons et les juifs de la haute banque, de la grande industrie, ainsi que
les incrédules affréteurs du port d’Anvers. » (LP, 29 nov 24)
« Le parti catholique est le défenseur des intérêts des riches. Les riches catholiques alliés aux
riches juifs et aux riches francs-maçons, dans les conseils d’administration, exploitent, dans
leurs fabriques, les ouvriers chrétiens et les ouvriers socialistes. » (LP, 15 maa 25)
« … que francs-maçons, juifs et cléricaux ont empêché l’application du bordereau fiscal aux
banques, … » (LP, 18 maa 25)
« Pour constituer un ministère avec les francs-maçons, juifs ou libres penseurs libéraux, pas
besoin d’approbation des MM. prélats. Cela veut-il dire que l’anticléricalisme des libéraux n’est
qu’un parade ? Ou bien la religion n’a-t-elle à intervenir que lorsqu’il s’agit d’empêcher de faire
des lois en faveur de la classe ouvrière ? (LP, 27 jun 25)
« Si cet heureux événement [de vorming van een clerico-liberale alliantie ; dit is sarcastisch bedoeld]
pouvait se produire, vous verrez les travailleurs chrétiens accourir en masse vers le nouveau
temple élevé au dieu Capital et y communier fraternellement avec les francs-maçons et les juifs
de la haute Banque. » (LP, 10 feb 27)
In een vrije tribune in LS gaat socialist Jules Destrée niet akkoord met het katholiek discours over de
oorzaken van de hedendaagse crisis dat luidt als volgt:
“… La crise n’était pas économique, mais une sombre machination juive pour détruire la foi
chrétienne. …
Juifs, francs-maçons, libres-penseurs, protestants, voilà, d’après eux, les auteurs responsables
de la crise.” (LS, 22 nov 32)
Emile Vandervelde doet hetzelfde in LP en verwijt de katholieken alle vijanden van de kerk in dezelfde
zak te steken. Hij herneemt enkele passages uit een katholiek pamflet waarmee hij niet akkoord gaat:
“La crise mondiale n’est nullement une crise économique; elle n’est nullement une crise de
surproduction ou de confiance.
84
Cette crise avec toutes ses calamités et ses menaces a été prémédité, voulue, organisée de toutes
pièces par une clique minime de Juifs. Karl Marx en tête, rêvant d’une domination juive dans le
monde en préparation à l’arrivée de leur soi-disant Messie. Ses Juifs, grâce à leur or ce sont
adjoints, dans cette lutte, un grand nombre de lascars internationaux, francs-maçons,
présidents et chefs des internationales, etc., bourreaux en cols et manchettes, qui viennent
hypocritement faire risette aux ouvriers, aux commerçants; dans les salons sourire à la
bourgeoisie, qu’ils condamneront demain, dans leurs congrès radicaux, libéraux, socialistes et
communistes à la ruine, à l’esclavage et à la mort.” (LP, 27 nov 32)
LDH (2 dec 32) en LP (9 dec 32) klagen opnieuw het discours aan dat tijdens de voorbije verkiezingen
door de katholieken is gevoerd en geeft een stupéfiant échantillon van uitspraken die in Brussel hebben
gecirculeerd:
“Le juif sème partout la ruine et la mort.
Il vise à s’accaparer de tout le commerce et de toutes les richesses par tous les moyens criminels.
Il est le maître de la franc-maçonnerie dont tous les membres sont des pantins dont il tire les
ficelles.
Aucun libéral, aucun socialiste ne peut être mis sur une liste électorale s’il n’est pas affilié à la
franc-maçonnerie.
Donc, voter pour un libéral ou un socialiste, c’est vous livrer aveuglement au joug du tyran juif.”
(LDH, 2 dec 32)
VU brengt katholieken, vrijmetselaars en Joden samen via het geld:
“De Paus zei: “Socialisme en katholicisme zijn onvereenigbaar”. De financiers zeggen:
“katholicisme, vrijmetselarij en semitisme zijn vereenigbaar rond den brandkoffer”. En de
geestelijkheid zal de wapens zegenen van hen die hun betalen: “de rechterhand moet niet zien
wat de linker ontvangt””. (VU, 22 nov 32)
LP bericht over de tweeslachtige verhouding van Rex tegenover de Joden: enerzijds worden de joodse
kleine middenstanders aangespoord om voor Rex te stemmen, les défenseurs du petit commerce.
Anderzijds verspreidt Rex pamfletten die als volgt kunnen worden samengevat: Contre la franc-
maçonnerie juive, votez Rex (LP, 24 mei 36).
Le Pays Réel, een rexistisch blad, beschuldigt le Pays Libre, een Luiks antifascistisch weekblad, ervan
geld te ontvangen van Joden en vrijmetselaars. Le Pays Libre heeft het rexistisch blad aangeklaagd
(LP, 14 nov 36). De rechtbank verklaarde de eis ongegrond wegens het niet ernstig bedoeld en grotesk
karakter van de berichtgeving van Pays Réel (LDH, 21 nov 36).
LLB geeft kritiek op het marxistisch discours van socialist Vandervelde en ziet de ontwikkeling van
een zeker complot dat tot oorlog zal leiden, georganiseerd door de socialisten en communisten en
gesteund door financiers, industriëlen, vrijmetselaars en Joden:
“Sous le masque de la démocratie, c’est la guerre qu’on organise, guerre des peuples et guerre
civile, l’une amenant d’ailleurs nécessairement l’autre.
Le moyen c’est d’abord le front commun : action parallèle mais cordiale entre les socialistes et
les communistes. Elle est réalisée pour les jeunesses des deux parties.
Ensuite, constitution d’un front populaire contre le fascisme, comme si le bolshvisme n’était pas
un fascisme, le pire de tous. Et cela par une action internationale camouflée en croisade
humanitaire et démocratique où les idéalistes se mêlent aux représentants de la finance
85
internationale, des marchands de canons, de la franc-maçonnerie et de la juiverie émancipée de
ses croyances religieuses. » (LLB, 6 feb 37)
Naar aanleiding van de pogingen tot regeringsvorming in november ’37 stelt LS :
“Le parti libéral, si sa puissance politique et électorale est minime, dispose, appuyé sur la Franc-
Maçonnerie et la Juiverie, d’une puissance économique et financière considérable.” (LS, 6 nov
37)
LLB maakt in een aantal advertenties reclame voor een werk getiteld JUIFS, FRANCS-MACONS ET
ANARCHISTES à ‘œuvre pour la guerre civile mondiale, uitgegeven door Action et Civilisation, waarin
documenten zijn opgenomen over de joodse oorsprong van de vrijmetselarij en haar samenspanning
met de anarchisten en de revolutionaire krachten (LLB, 28 mei 38, 23 aug 38 en 25 aug 38).
LP klaagt het discours aan van de Nationaal-Socialistische Vlaamse Arbeiderspartij in verband met de
Eerste Wereldoorlog dat zij beschouwt als hitleriaanse propaganda:
“Les fruits de la lutte fraticide entre Flamands en Allemands en 1914-1918: La France ennemi
séculaire de la Flandre, fut victorieuse; l’Allemagne, libératrice de la Flandre, fut battue et devint
la proie des Juifs et des rouges. La Judeo-Franc-Maçonnerie qui, dans les ténèbres de la guerre,
s’était déchaînée, atteignit ses louches visées.” (LP, 10 aug 38)
Het Imianitoff schandaal
Begin ’39 brak er in België een schandaal los rond de persoon van Frederic Imianitoff die het
Ministerie van Arbeid en Sociale Voorzorg en zijn socialistische minister A. Delattre in diskrediet
bracht alhoewel hij niet tot aftreden werd gedwongen. F. Imianitoff was de zoon van een Antwerpse
dokter van Russisch-Joodse afkomst. In ’14 vluchtte zijn familie naar Londen, waar hij geneeskunde
studeerde. Terug in België startte hij een praktijk als gynaecoloog en sloot zich aan bij de BWP. Hij
werd lid van een Brusselse loge. In ’35 werd hij benoemd tot kabinetsmedewerker aan het ministerie
van Arbeid en Sociale Voorzieningen van de socialist Delattre nadat hij zijn sporen had verdiend door
zijn medewerking aan het Plan de Man, in het bijzonder het luik over “Sociale Geneeskunde”, waarin
hij zich voorstander toonde van contraceptiva en abortus, vrije liefde en naturisme. Hij verenigde zo
in zich alle kenmerken van een judeo-maçonniek doelwit: hij was Jood, vrijmetselaar en voorstander
van principes die tegen de katholieke leer ingingen. Begin ’39 werd hij vanuit antimaçonnieke en
antisemitische hoek beschuldigd van oplichterij inzake zijn curriculum: hij zou geen militaire graad
hebben gehad en geen geldig diploma om de geneeskunde uit te oefenen. Hij werd veroordeeld in juni
’39 tot zes jaar gevangenisstraf wegens oplichterij, valsheid in geschrifte en het uitvoeren van
abortussen136.
De affaire-Imianitoff verenigde in zijn persoon drie sentimenten die tijdens de tweede helft van de
jaren ’30 het onverdraagzame klimaat in de maatschappij, in het bijzonder bij de rechtse beweging,
136 J. Koppen, op. cit., pp. 128-130.
86
kenmerkten: het antisemitisme, het antimaçonnisme en het antisocialisme137. H. Hasquin typeerde
Imianitoff als volgt:
“A vrai dire, Imianitoff était dans le collimateur de la droite depuis de nombreuses années. Il
avait tout pour déplaire: défenseur du droit à la contraception et à l’avortement, c’était un
partisan de la médecine préventive et de l’intervention de l’Etat en matière de Santé publique
[…]. Comme le personnage ne manquait ni de morgue ni de vanité et qu’au surplus, en tant que
juif, franc-maçon et socialiste, il était triplement taré, on imagine aisément que son arrestation
et ses aveux firent la délectation des antisémites et des adversaires de l’Ordre qui pratiquaient
à l’envi l’amalgame : tous les juifs et tous les francs-maçons étaient réduits à un seul type, celui
de Imianitoff. »138
Rechts en extreemrechts zullen de negatieve trekken van Imianitoff projecteren op hun vijanden
(Joden, vrijmetselaars en socialisten) om er politieke winst uit te slaan139.
De berichtgeving in de Belgische pers over deze zaak kwam vooral van LLB. Het is trouwens dezelfde
dr. Paul Ouwerx die we kennen van de publicatie van namenlijsten (zie hiervoor) die het voortouw
heeft genomen voor de beschuldigingen tegen Imianitoff en erover heeft geschreven140.
LLB bericht over de arrestatie van Imianitoff op 15 januari ’39 en typeert hem als een tot Belg
genaturaliseerde Israëliet, extreem links en vrijmetselaar. Onder de sub-titel “Hoe een volksbederver
ontmaskerd werd” doet GVA het verhaal over Imianitoff waarbij zijn Joodse afkomst en zijn
lidmaatschap van de loge duidelijk in de verf wordt gezet (GVA, 16 jan 39). Tussen LLB en LP ontspint
zich een discussie over de rol die A. Wauters zou hebben gespeeld als (socialistisch) minister van
Openbare Gezondheid bij de werving van Imianitoff in de loge en bij zijn aanstelling in het ministerie
van zijn collega Delattre. A. Wauters loochent beide aantijgingen in een recht van antwoord dat door
LLB (19 jan 39) en LP (20 jan 39) wordt gepubliceerd. LLB ziet hierin een voorbeeld van het deloyaal
karakter van een vrijmetselaar als een broeder in moeilijkheden komt. Vóór het uitbreken van het
schandaal in januari ’39 moest een arbitrale commissie reeds oordelen over het geval Imianitoff. Drie
vrijmetselaars maakten deel uit van die commissie wat LLB volgende commentaar ontlokt:
“Ne croirait-on pas qu’à cet échelon supérieur où l’exécutif rend ses sentences, une action
occulte contamine, dans certains secteurs, la notion de la vérité et de la justice et paralyse la
discipline pour y substituer une autorité qui agit dans l’ombre mais que chacun identifie à part
soi.” (LLB, 31 jan 39)
Alhoewel van andere draagwijdte dan de Franse affaire-Stavisky, waarbij doden vielen en ministers
gedwongen werden ontslag te nemen, is de affaire-Imianitoff een goed voorbeeld van hoe in België
vooral de extreemrechtse beweging een individuele zaak aangreep om Joden en vrijmetselaars als
groep te discrediteren en er politieke munt uit te slaan.
137 J.-P. Schreiber, “Antisémitisme et antimaçonnisme: l’affaire Imianitoff.” In: A. Dierkens (ed;), Les courants antimaçonniques. Hier et
aujourd’hui, Brussel, Editions de l’Université de Bruxelles, 1993, p. 57. 138 H. Hasquin, op. cit., pp. 294-295. 139 J.-P. Schreiber, op. cit., p. 69. 140 In februari 1939 bracht hij een brochure uit onder de titel Trois Impostures: Le Scandale Imianitoff. La Franc-Maçonnerie. La
Bolchevisation de la Médécine (72 p.).
87
4. Het antimaçonnieke discours van de Duitse bezetter tijdens de
Tweede Wereldoorlog
Figuur 6: La Franc-Maçonnerie fossoyeuse de la paix. Uit: Le Rempart, 2eme année, septembre 1942. Bron: CEDOM-MADOC.
Vele Belgische kranten zetten hun publicatie stop na de Duitse inval op 18 mei ’40. Andere bladen
bleven verschijnen, maar tegen de wil van de eigenaar of de beheerder. De regionale edities niet
meegeteld, zijn er acht van zulke “gestolen” kranten die verder bleven verschijnen en onvermijdelijk
het discours van de bezetter moesten voeren. De Duitse propaganda afdeling heeft getracht het imago
van de moederkrant na te bootsen om zo de publieke opinie te misleiden, maar het merendeel van de
bevolking besefte wel dat de Duitse censuur haar werk deed en er van continuïteit in de aard van de
berichtgeving geen sprake was141.
In haar doctoraal proefschrift over de Belgische dagbladpers tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft
Els De Bens een kwalitatieve inhoudsanalyse uitgevoerd van vier (van de tweeëntwintig) kranten die
tijdens de bezetting van de pers zijn gekomen. Drie onderzochte kranten waren verbonden met
extreem rechts (Volk en Staat met VNV; Het Vlaamsche Land en De Gazet met Devlag), en één was
‘ongebonden’ (Het Algemeen Nieuws). De Bens behandelt onder meer het anti-joods discours en de band
141 E. De Bens, De Belgische dagbladpers onder Duitse censuur (1940-1944). Antwerpen, Uitgeverij de Nederlandsche Boekhandel, 1973, pp.
144-145.
88
tussen Joden en vrijmetselaars in de kranten. In alle door haar onderzochte kranten (Volk en Staat
spande hierbij de kroon) werd de vrijmetselarij als een joodse aangelegenheid voorgesteld: in zijn
zoektocht naar (wereld)macht vond de Jood er de nodige relaties en vonden de Joden en
vrijmetselaars elkaar in de afkeer tegenover de christenen. Communisten en plutocraten worden
veelal samen genoemd met de vrijmetselaars als bondgenoten in het joodse wereldcomplot142.
Van de zeven door mij onderzochte kranten waren er vier die hun publicatie stopzetten bij de
aanvang van de bezetting. De laatste artikelen vóór de oorlog waarin de vrijmetselarij aan bod kwam
in GVA, LDH, LLB en LP dateren van april of mei ‘40. HLN, LS en VU zetten als ‘gestolen’ kranten hun
publicaties verder waarin echter een duidelijke breuk kan worden vastgesteld in het discours in
verband met de vrijmetselarij zoals blijkt uit Grafieken 3 en 4: de antimaçonnieke teneur van de
kranten wordt tijdens de bezetting zeer uitgesproken. Dit is vooral het geval in het jaar ’41.
Ik bespreek hierna het antimaçonniek discours in de drie kranten tijdens het eerste oorlogsjaar door
middel van een inhoudsanalyse.
In verschillende uitgebreide krantenartikelen wordt ingegaan op redevoeringen van Hitler waarin
onder meer de vrijmetselaars in een negatief daglicht worden gesteld en worden beschuldigd als
veroorzakers van de oorlog, zoals geïllustreerd in Figuur 6. In een rede van 20 juli ’40 voor de Reichstag
in Berlijn (HLN, 21 jul 40; LS, 21 jul 40; VU, 23 jul 40) worden Joden en vrijmetselaars als fabrikanten
van oorlogstuig genoemd die samen met internationale kooplui en beursspeculanten om het hardst wedijveren
voor oorlogswinsten. In een rede in het Berlijns Sportpaleis op 5 september ’40 (HLN, 6 sep 40; LS, 6 sep
40) valt Hitler de plutocratische naties aan, waarin een kleine groep van kapitalisten de massa regeert,
natuurlijk in nauwe verbinding met het Internationale Jodendom en de Vrijmetselarij. In een rede van 17
maart ’41 te Berlijn (HLN, 18 maa 41) legt Hitler de schuld voor de oorlog bij Engeland en Frankrijk
doch het waren minder de volken dan wel de kleine politieke en financieele groepen, die aan de leiding stonden
en achter dewelke in laatste instantie het internationale jodendom met zijn wereldbezwerende formules der
democratie en vrijmetselarij optrad.
Tijdens de oorlog werden de meeste vrijmetselaarsloges in de bezette gebieden ontbonden. In
Frankrijk gebeurde dat in augustus ’40 (HLN, 23 aug 40), in Nederland in september ’40 (HLN, 8 sep 40)
en in België in augustus ’41 (HLN, 26 aug 41). Soms wordt hierover op een neutrale en feitelijke wijze
bericht, soms wordt er duiding bij gegeven, zoals over de verordening die in augustus ’41 in België
werd getroffen en waarbij de loges werden ontbonden:
“Het liberale België was van oudsher een sterke burcht van de vrijmetselarij. Onopgemerkt door
de misleide bevolking, had de vrijmetselarij alle belangrijke posten in de politiek, in de
ekonomie en in de propaganda ingenomen en oefende in het openbare leven een onheilvollen
ontbindenden invloed uit. Pas in het vorige jaar konden, dank zij de gewijzigde omstandigheden,
de oogen van de Belgische bevolking geopend worden voor het wereldgevaar van de loge. […].
Met de uitschakeling van het Jodendom werden alle geheime bonden de ruggegraat
gebroken.”(HLN, 26 aug 41)
In Roemenië werden begin januari ‘41 door de politie talrijke huiszoekingen uitgevoerd om de
werking van maçonnieke loges, die reeds lange tijd verboden waren, te verhinderen. In één loge,
142 Ibidem, pp. 403-405 en 477-479.
89
waarvan alle 250 leden Joden waren, werden bewijzen gevonden van staatsgevaarlijke activiteiten
(LS, 8 jan 41; VU, 9 jan 41).
Het anti-judeo-maçonnieke discours komt in deze periode uitgebreid aan bod. Een van de artikelen
waarin dit het best tot uiting komt is dat van HLN van 25 oktober ’40 met als titel “Vrijmetselarij en
jodendom” waarin de geschiedenis wordt geschetst van de samenwerking tussen Joden en
vrijmetselaars. Er wordt gesteld dat, ofschoon de Joden in de eerste jaren van het bestaan van de
vrijmetselarij geen deel uitmaakten van de loges, deze van bij het begin een joodse geest ademden,
waarbij wordt gedoeld op de rituelen en symbolen die dikwijls hun oorsprong vinden in de joodse
geschiedenis. Na hun oprichting zijn de loges van hun oorspronkelijk wijsgerig doel afgeweken en
zijn
“[…] verworden tot belangenkapeilen, die hun invloed sterk hebben laten voelen op alle gebied
van het openbare leven, in de politiek, in de ekonomie , in de onderwijszaken, enz. […]. Zooals
het Jodendom stilaan groeide “tot een staat in alle staten”, zoo groeide ook de vrijmetselarij tot
een cenakel, waar de “broeders” onder elkaar favoritisme pleegden op groote schaal. Niet alleen
in het leven van de naties als dusdanig, maar ook in de internationale betrekkingen hebben het
Jodendom en de vrijmetselarij een vaak verderfelijke rol gespeeld, die lang niet vreemd is aan
de instorting van de demokratie zoals we die thans beleven. […] Elkeen weet overigens, dat ook
in ons land de loges een groote rol hebben gespeeld. Zij waren ten onzent niet alleen broeinesten
van favoritisme, waarvan het heele staatsgebouw , van beneden tot boven, was doortrokken,
maar tevens felle haarden van verfransching.” (HLN, 25 oct 40)
In ’41 en begin ’42 werden in de belangrijkste Belgische steden143 antimaçonnieke tentoonstellingen
georganiseerd in de plaatselijke logegebouwen door de antimaçonnieke vereniging “De Bezem” (L’
Epuration) met het doel via openbaarmaking van ledenlijsten en logedocumenten en het zichtbaar
maken van hoe het er in zo’n loge aan toe ging, de loges schade toe te brengen. De achterliggende
redenering was dat als de geheimen van de vrijmetselarij aan het licht worden gebracht deze geen
reden van bestaan meer heeft. Over deze tentoonstellingen werd in de kranten uitvoerig bericht. Naar
aanleiding van deze tentoonstellingen werden voordrachten gegeven, vooral door Dr. Ouwerx, die in
de kranten geregeld werden aangekondigd. De belangrijkste altijd weer terugkomende verwijten aan
het adres van de loges hebben betrekking op het gevaarlijke karakter van hun geheime werking.
Daarnaast wordt gewezen op het grotesk, belachelijk, opgeschroefd en ridicuul karakter van hun rites.
HLN (18 maa 41) heeft het over het potsierlijk--plechtstatig of grootesk-kermisachtig dekorum. In talrijke
en omstandige artikelen wordt een volledige rondgang beschreven in de verschillende lokalen van de
loge met aanduiding van de rites die er plaatsvonden en de symboliek achter de tentoongestelde
artefacten.
De tentoonstellingen worden aangegrepen om informatie te geven over de gevaarlijke geheime werking
van de loges. Altijd terugkerende thema’s zijn de banden tussen vrijmetselarij en jodendom, het
internationale karakter, het favoritisme, de belangrijke invloed van de vrijmetselaars in alle
geledingen van de maatschappij en het wereldcomplot waarin vrijmetselaars en Joden betrokken zijn.
143 Achtereenvolgens in Brussel in februari-maart ‘41, Antwerpen in april ‘41, Gent in juni ‘41, Luik in juli ‘41, Rijsel in augustus ‘41,
Kortrijk in october-november ‘41, Ieper in december ‘41, Oostende in januari ‘42, Brugge in februari ‘42.
90
Het achterliggende discours van de bezettende macht komt telkens duidelijk naar voor. Bij wijze van
illustratie volgen hierna twee voorbeelden.
In LS van 4 februari ’41 wordt erop gewezen dat de vrijmetselarij een staat in de staat is. De hiërarchie
binnen de loge is namelijk verschillend van deze in de profane wereld. Zo krijgen ministers-
vrijmetselaars hun instructies van personen die verder onbekend blijven. De ambities van de
vrijmetselarij zijn internationaal en kunnen dus conflicteren met de nationale belangen. Hier
schurken we reeds dicht aan bij de complottheorieën. In het genoemde artikel worden vier stadia
onderscheiden in de acties van de vrijmetselaars (in samenwerking met de Joden): (i) vernietiging van
de erfelijke monarchieën; (ii) instelling van nationalismen (zoals de Jong-Europa beweging van 1840);
(iii) samensmelting van die nationalismen in een internationale eenheid (de Volkenbond wordt hier
als voorbeeld gegeven); (iv) kosmopolitische overheersing door de vrijmetselarij. Maar, zo besluit het
artikel, dat was zonder rekening te houden met fascistisch Duitsland en zijn geallieerden: L’Europe est,
enfin, à la veille d’un nouveau destin. Et l’unité qu’elle connaîtra ne sera pas celle d’une action maçonnique et
judaïque [… mais] notre force qui nous conduit vers la domination universelle.
In een artikel van de VU (14 februari 41) wordt gewezen op de financiële manipulaties van de Joodse
loges. Hierin wordt beweerd dat Joden en vrijmetselaars van de hele wereld systematisch de
bewegingen op de beurzen en in het economisch leven organiseren, bewegingen die trouwens een
verbijsterende overeenkomst vertonen met de Joodse maandkalender. Maar ook hieraan wordt volgens
de krant door de nieuwe machtsverhoudingen verholpen: Het staat buiten twijfel vast, dat de crises van
de liberalse kapitalistische economie, in beduidenden omvang versterkt werden, door de vrijmetselaars en de
Joden. Het spectakel werd op voordeelige wijze door de loges en geheime genootschappen ineengezet, die op
schandelijke wijze de massa uitbuiten. Wat Europa betreft, is deze wanorde en deze chaos definitief voorbij. De
Joden en vrijmetselaars tot onmacht brengen staat gelijk met het openen van een tijdperk van moraliteit en
welvaart, dat zijn grondslag vindt in den constructieven arbeid van de Groot-Europese gemeenschap.
De kranten maken melding van het grote succes van de tentoonstelling in Brussel. Wegens het succes
werd ze met meer dan een week verlengd (HLN, 18 maa 41).
Na Brussel kwamen de andere belangrijkste steden aan de beurt waarbij de artefacten van de ene
plaats naar de andere werden overgebracht. De verslaggeving in de kranten naar aanleiding van de
tentoonstellingen die na Brussel kwamen, behield hetzelfde uitgesproken negatieve karakter, zij het
minder uitgebreid.
Bijzondere aandacht van de lokale krant VU kreeg de tentoonstelling die in Gent van 1 tot 22 juni ’41
gehouden werd in de loge Septentrion in de Stoppelstraat. Op 1 juni werd de opening –met
bijbehorende toespraken– in een grote advertentie aangekondigd. Op 19, 20, 21 en 22 juni wordt de
sluiting op zondag 22 juni in eenzelfde opzichtige advertentie aangekondigd met vermelding van de
voordrachten die ir. Joris Desbonnet in de slotweek nog zal houden. Op de laatste dag zijn er zelfs twee
voorzien, een om 11 uur en een om 18 uur. Een artikel, verschenen op de openingsdag 1 juni ’41, heeft
als ondertitel Hoe Braun burgemeester van Gent en baron werd144. In dat artikel wordt een vertaling
gegeven van een rapport van een vrijmetselaar gericht aan de Opperste Raad gedateerd 6 oktober ’36
waarin E. Braun een zekere afvalligheid wordt verweten. Hij werd in de loge Le Septentrion ingewijd
144 Emile Braun was burgemeester van Gent van 1895 tot 1921.
91
op 8 april 1882 en klom op tot de dertigste graad in 1903. Hij is echter begraven met al de
plechtigheden van de katholieke kerk en heeft daardoor
“ … hetzij uit onverschilligheid hetzij met opzet de desbetreffende onderrichtingen nagelaten
[…]. Zijn vrijmetselaarsbedrijvigheid, is, voor zover ik althans weet, tamelijk onbeduidend
geweest. Zeer geliefd door het publiek in het algemeen, werd hij door zijn politieke vrienden,
die hem als weinig beginselvast aanzagen, niet zeer gewaardeerd. Het valt ongetwijfeld te
betreuren dat hij, na zich van de liberale partij en van de vrijmetselarij bediend te hebben om
tot de politieke functie te geraken die hij bekleed heeft alsmede tot zijn titel van baron, aldus
geëindigd is.” (VU, 1 jun 41)
In de commentaar wordt de grote geheime macht benadrukt van de vrijmetselarij die de politiek en
de financie beheerst alhoewel burgemeester Braun misschien niet het beste voorbeeld hiervan is. Het
zal wel de aandacht van de Gentenaars hebben getrokken. Op 3 juni wordt een samenvatting gegeven
van de openingstoespraak van J. Desbonnet waarin alle registers van het antimaçonniek discours
worden opengetrokken: de internationalisering van de vrijmetselarij en het eraan gekoppelde
antinationale gedachtegoed van de Joden; de invloed op de pers en op de politieke partijen,
inzonderheid de liberale en de socialistische; vrijmetselaars en Joden hebben schuld aan het uitbreken
van de Eerste en Tweede Wereldoorlog; Joden en vrijmetselaars streven naar wereldmacht. Desbonnet
besluit zijn langdurig toegejuichte voordracht met het typische fascistische discours:
“Nu is het oogenblik gekomen dat onze volksch-nationale krachten gemobiliseerd worden. Op
het binnenlandsch front moeten die misdadige machten nog verslagen worden. Anders is er
geen orde mogelijk. Wij moeten die orde zelf veroveren door de laatste invloeden van Jodendom
en vrijmetselarij onverbiddelijk uit te roeien.” (VU, 3 jun 41)
Op 4 juni ’41 stelt dezelfde Desbonnet het optreden van logebroeder Roosevelt en de kwalijke invloed
van de geheime krachten van de loge in het daglicht. Op 11 juni volgt een artikel over De kanker der
vrijmetselarij in het onderwijs, en een driedelige reeks over De Vrijmetselarij in België (VU, 14,15 en 16 jun
41) waarin details worden gegeven van de werking der vrijmetselarij, inclusief namenlijsten van loges
per stad, van zogenoemde oneigenlijke loges (organismen die volgens VU aan vrijmetselaarsarbeid
deden) waaronder de Rotary en van organismen die in handen (= onder bestuur) zijn van de
vrijmetselarij zoals La Ligue des Droits de l’Homme, Culture et Liberté en La Ligue de l’Enseignement.
92
Conclusie
De beeldvorming over de vrijmetselarij is zeer verscheiden, zowel in plaats als in tijd. Dit is in
belangrijke mate het gevolg van het geheime karakter van haar werking en de grote verschillen
tussen vrijmetselaarsloges onderling. In sommige Latijnse landen, waaronder België, hebben de lokale
vrijmetselaarsobediënties zich niet volledig gehouden aan de oorspronkelijke grondbeginselen,
verwoord in de Constituties die kort na de oprichting van de Grootloge van Londen in 1717, de
begindatum van de moderne vrijmetselarij, zijn opgesteld. Dit zogenoemde irreguliere karakter uit
zich vooral in de toelating om in de werkplaatsen over godsdienst en politiek te discussiëren, wat in
de Constituties expliciet is verboden. Hierdoor heeft de irreguliere vrijmetselarij zich in de loop van
haar geschiedenis talrijke religieuze en politieke vijanden op de hals gehaald.
De eerste antimaçonnieke aanvallen dateren al van de jaren 1770, toen de vrijmetselaars geassocieerd
werden met de revolutionaire en antiklerikale Illuminaten. Na de Franse revolutie werden de
vrijmetselaars beschuldigd van revolutionaire samenzweringen tegen “Altaar en Troon”. In de
negentiende eeuw werd de vrijmetselarij haar antiklerikaal, atheïstisch en satanisch karakter
verweten. Dit godsdienstig geïnspireerde antimaçonnisme evolueerde dan verder naar een meer
politieke antivrijmetselarij, waarbij vrijmetselaars werden geassocieerd met bolsjewisten en
communisten, en vijanden werden van de promotoren van totalitaire regimes. Complottheorieën
werden ontwikkeld waarin vrijmetselaars geacht werden hun medewerking te verlenen aan Joden
met als ultiem doel: de wereldheerschappij. Al deze verschillende vormen van antimaçonnisme, de
religieus geïnspireerde, de politieke en de complottheorieën, vinden we terug tijdens het interbellum.
De beeldvorming over de vrijmetselarij in België in de periode 1918-1945, het onderwerp van deze
scriptie, heb ik onderzocht aan de hand van een kwantitatieve en kwalitatieve analyse van
krantenartikelen die in de betreffende periode in zeven representatieve Belgische kranten zijn
verschenen. Ik heb voor de onderzochte periode in de zeven geselecteerde kranten in totaal 3604
artikelen gevonden waarin vrijmetselaars, de vrijmetselarij of de loge worden vernoemd. Wat de
onderzochte periode betreft, het is nuttig gebleken onderscheid te maken tussen het interbellum en
de periode van de Tweede Wereldoorlog. In 1940-1945 is het discours in de Belgische pers namelijk
die van de bezetter. Het is een periode waarin, vooral tijdens de eerste jaren van de oorlog, de
antimaçonnerie zowel in discours als in actie een hoogtepunt bereikt.
Dergelijk onderzoek naar de Belgische beeldvorming over de vrijmetselarij, op basis van een selectie
van krantenartikelen, is mij niet bekend. Over de Belgische vrijmetselarij is tijdens de laatste decennia
relatief veel gepubliceerd, vooral door historici verbonden aan de Brusselse universiteiten zoals
Jeffrey Tyssens, Jimmy Koppen, Hervé Hasquin en Jean-Philippe Schreiber. Het antimaçonnisme komt
in de historiografie bijna steeds aan bod maar niet op een systematische manier. Het is dit
93
antimaçonnisme dat in de beeldvorming over de vrijmetselarij sterk tot uiting komt. Mijn onderzoek
is een poging om dit kwantitatief en kwalitatief te benaderen en zo bij te dragen tot het begrijpen van
de manier waarop de profane wereld aankeek tegen de vrijmpetselarij tijdens de onderzochte periode.
De meeste aandacht krijgt de vrijmetselarij in de katholiek georiënteerde kranten Gazet van Antwerpen
en La Libre Belgique; het minst in de liberale kranten Het Laatste Nieuws en La Dernière Heure. De verdeling
van het aantal artikelen naar de taal (zonder rekening te houden met de zevende Franstalige neutrale
krant Le Soir) is 58% Franstalig - 42% Nederlandstalig.
De teneur van de berichtgeving over de vrijmetselarij is tijdens het ganse interbellum het meest
negatief in de katholiek georiënteerde kranten en in het bijzonder in Gazet van Antwerpen. Op dat vlak
scoort Gazet van Antwerpen constant hoger dan La Libre Belgique, tot 1938, het jaar waarin deze laatste
een bijzondere antimaçonnieke actie heeft opgezet door een reeks artikelen te publiceren met
vermelding van namenlijsten.
De liberale kranten scoren het laagst in de negatieve berichtgeving. La Dernière Heure heeft zich zelfs
(op één artikel na) helemaal niet negatief uitgesproken over de vrijmetselarij. De socialistische
kranten Vooruit en Le Peuple scoren relatief laag, met uitzondering van de eerste jaren van de jaren
1930. De neutrale krant Le Soir neemt een tussenpositie in tussen de socialistische en liberale kranten.
De meest voorkomende negatieve frames tegenover de vrijmetselarij in de berichtgeving zijn: het
antiklerikalisme, de politieke inmenging, het elitarisme, het sectaire karakter, de negatieve invloed
op het maatschappelijk gebeuren, onder meer door inmenging in pers, gerecht, leger, opvoeding en
onderwijs, moreel verwerpelijk gedrag, complotteurs en favoritisme. Negatieve kleurwoorden heb ik
geclusterd tot de categorieën geheim, agressief, bedrieglijk, kwaadaardig, verderfelijk, duivels,
machtig en belachelijk.
Uit de kwantitatieve analyse van de artikelen van de socialistische kranten tijdens het interbellum
blijkt dat in perioden waarin de socialisten niet aan de regering deelnamen en dus in oppositie waren
tegen de liberalen, het negatieve discours ten opzichte van de vrijmetselarij sterker was dan in de
andere periodes. De eerste jaren van de jaren 1930, een periode in volle financiële en economische
crisis, maakten deel uit van een dergelijke regeringsperiode. Uit de kwalitatieve analyse van de
artikelen met een negatieve teneur blijkt dat in vrijwel alle artikelen waarin de vrijmetselarij door de
socialistische pers in een negatief daglicht wordt geplaatst, er een discours wordt gevoerd van een
eendrachtig patronaat tegenover een verdeeld syndicalisme. De commentatoren in de socialistische
kranten richten zich regelmatig tot de christelijke arbeiders en roepen op om de religieus
geïnspireerde splitsing aan arbeiderszijde op te heffen en gezamenlijk front te vormen tegen het
patronaat. De vrijmetselaars worden in de socialistische pers geacht te behoren tot het patronaat: zij
zijn de liberalen, de kapitalisten, de meeheulers met de kapitalistische Joden, die samen met de
christelijke patroons front vormen tegen de arbeiders. Aan de vrijmetselarij wordt tevens haar elitair
karakter verweten.
Mijn onderzoek naar de beeldvorming in de Belgische pers over de vrijmetselarij in het buitenland
richt zich in eerste instantie op de totalitaire regimes die in Europa tijdens het interbellum tot
ontwikkeling komen: fascistisch Italië, nazistisch Duitsland en militair-autoritair Spanje. De
berichtgeving toont duidelijk aan dat totalitaire regimes en vrijmetselarij onverenigbaar zijn. In de
drie landen wordt de werking van de vrijmetselarij wettelijk verboden of onder druk stilgelegd.
Er zijn wel verschillen in de houding van de vrijmetselaars tegenover de totalitaire regimes waar te
nemen. In Italië toont de vrijmetselarij in de aanvangsfase duidelijk sympathieën voor de fascistische
beweging. Het is Mussolini die de vrijmetselaars, zelf onderling verdeeld, in het antifascistische kamp
94
drijft. Ook in Duitsland is er een verschil in sympathie voor de nazistische beweging tussen
verschillende obediënties. In Spanje bevinden de vrijmetselaars zich duidelijk in het kamp van de
(links georiënteerde) regeringsgezinde republikeinen, tegen de rebellerende nationalisten van
Franco, die de steun van de katholieken genoten.
Het politieke en het religieus georiënteerde antimaçonnieke discours lopen grotendeels door elkaar.
Godsdienst speelt een duidelijk ondersteunende rol in de ontwikkeling van de totalitaire regimes in
Italië en Spanje, minder in Duitsland. Dat verklaart de overwegend negatieve teneur tegenover de
vrijmetselarij in de berichtgeving van de katholiek georiënteerde kranten over Italië en Spanje. Over
Duitsland berichten ze op een meer neutrale wijze. De teneur in de socialistische en liberaal
georiënteerde kranten is overwegend neutraal. Le Soir situeert zich tussenin.
Ik heb onderzocht in welke mate en hoe vrijmetselaars en Joden tijdens het interbellum met elkaar in
verband zijn gebracht. De kwantitatieve gegevens tonen aan dat daaraan in de berichtgeving vooral
na 1932 aandacht is geschonken en dat in de jaren ervoor een beperkt, maar meer uitgesproken
negatief discours is gevoerd. In de aanvangsjaren van het interbellum nemen La Libre Belgique en Gazet
van Antwerpen verschillende buitenlandse gebeurtenissen te baat om de vrijmetselaars samen met de
Joden in een slecht daglicht te plaatsen. De authenticiteit van de Protocollen van de Wijzen van Sion
wordt in eerste instantie door La Libre Belgique niet ontkend en het is slechts na onomstootbaar bewijs
dat de krant het plagiaat bevestigt. In verband met de situatie in Turkije worden de Jonge Turken une
bande de juifs et de francs-maçons genoemd en worden hun wandaden in de verf gezet. De nefaste
invloed van de Italiaanse vrijmetselarij en de Joden op het maatschappelijk (katholieke) leven in
Bulgarije is nóg zo een thema. Joden en vrijmetselaars worden dikwijls geassocieerd met kapitaal.
Maar ook met communisten worden vrijmetselaars in verband gebracht. Zij worden dan als
instrumenten gezien van het internationale jodendom. Er is dus reeds vóór 1933 sprake van een
discours in de katholieke kranten waarin judeo-maçonnieke verbanden worden gelegd die een sterk
negatief beeld geven van de invloed van vrijmetselaars en Joden op een aantal internationale
ontwikkelingen.
Na 1933 nemen de krantenartikelen waarin joods-maçonnieke verbanden worden besproken toe,
maar mildert de toon. Over de nazipropaganda wordt eerder neutraal verslag gegeven en het sterk
negatieve judeo-maçonnieke discours in Frankrijk krijgt in de Belgische pers weinig weerklank. Over
de Franse Stavisky-affaire wordt wel uitgebreid bericht, in het begin vrijwel uitsluitend door La Libre
Belgique en Gazet van Antwerpen, maar na verloop van tijd mengen de andere kranten zich in het debat
waarbij dikwijls tegen het antimaçonnieke discours wordt ingegaan. De manier waarop in de
Belgische pers is geschreven over de rol van de vrijmetselarij in het Stavisky-schandaal onderscheidt
de katholieke kranten duidelijk van de rest. Negentig procent van de artikelen over dat thema zijn
van de hand van deze kranten en ze zijn uitgesproken antimaçonniek. Als –sporadisch– een andere
krant hierover commentarieert, is dat eerder ter verdediging van de Franse vrijmetselarij. Le Soir
neemt ook hier een tussenpositie in.
Complottheorieën, in het bijzonder die omtrent vermeende samenzweringen tussen Joden en
vrijmetselaars, komen vooral aan bod in Duitsland. De hersenkronkels van het echtpaar Ludendorff
zijn daarvan een mooi voorbeeld en illustreren de paranoïde, aan waanzin grenzende, houding die
aanhangers van complottheorieën kunnen aanhouden.
Het discours over joods-maçonnieke verbanden tijdens het interbellum in de Belgische context is
verscheiden. Het is vooral politiek georiënteerd en geeft weinig aandacht aan de complottheorieën
over wereldoverheersing die dan de ronde doen. Het zijn vooral de katholieken die het anti-judeo-
95
maçonnieke discours tijdens het interbellum hebben gevoerd; zowel liberalen als socialisten zetten
zich regelmatig tegen dit discours af. Volgens de katholieken vinden vrijmetselaars en Joden elkaar
in de wereld van de rijken, de grootfinanciers en de kapitalisten. De socialistische arbeidersmilieus
associëren echter de katholieken met diezelfde wereld. In het begin van de jaren 1930, in volle
financieel-economische crisis, wordt de oorzaak van die crisis door de katholieken gelegd bij de Joden
en hun ondergeschikten, de vrijmetselaars. Zowel Le Soir, Le Peuple als La Dernière Heure zetten zich
tegen dit katholieke discours af. In de loop van de jaren 1930 neemt de extreemrechtse pers het anti-
judeo-maçonnieke discours van de katholieken over. Ook hiertegen bieden socialistische en liberale
kranten weerwerk.
Alhoewel van andere draagwijdte dan de Franse affaire-Stavisky, waarbij doden vielen en ministers
gedwongen werden ontslag te nemen, is de affaire-Imianitoff een goed voorbeeld van hoe in België
vooral de extreemrechtse beweging een individuele zaak heeft aangegrepen om Joden en
vrijmetselaars als groep te discrediteren en daar politieke munt uit te slaan.
Het antimaçonnieke discours van de Belgische pers tijdens de Tweede Wereldoorlog is het discours
van de Duitse bezetter, weliswaar meestal verwoord door Belgische nazigezinden. De drie door mij
onderzochte gestolen kranten voeren eenzelfde discours waarin de negatieve frames tegenover de
vrijmetselarij, die ik heb vastgesteld voor de periode van het interbellum, nog uitdrukkelijker worden
verwoord: inmenging in de politiek, favoritisme, negatieve invloed op het maatschappelijk gebeuren,
organisatie van complotten en samen met de Joden strevend naar wereldmacht. Via
tentoonstellingen en begeleidende propaganda, georganiseerd via de in het begin van de oorlog
opgerichte antimaçonnieke Liga, hebben de nazi’s gepoogd de vrijmetselarij te ridiculiseren en te
schaden door haar te treffen in haar meest wezenlijke kenmerk: de geheimhouding.
Het door mij verzamelde bronnenmateriaal heb ik slechts gedeeltelijk geëxploiteerd. De mappen met
screenshots van alle artikelen, chronologisch geklasseerd per krant, heb ik ter beschikking gesteld
van het documentatiecentrum van het Grootoosten van België CEDOM-MADOC zodat deze
raadpleegbaar zijn voor verder onderzoek.
96
Bibliografie
Bronnen
Digitaal krantenbestand van de Koninklijke Bibliotheek Brussel
Gazet van Antwerpen 1918-1940, 1944-1945
Het Laatste Nieuws 1918-1945
La Dernière Heure 1918-1940, 1944-1945
La Libre Belgique 1918-1940, 1944-1945
Le Peuple 1918-1940, 1944-1945
Le Soir 1918-1945
Vooruit 1918-1945
Access database: zie bijgevoegde CD-ROM.
data base
vrijmetselaars basis.accdb
DE SCHAMPHELEIRE (M.). Geschiedenis van de Belgische vrijmetselarij sinds 1830. 150 Jaar Grootoosten van België. Boekdeel II: Periode 1914-1983. Brussel, Grootoosten van België, 1986.
FERRER-BENIMELI (J. A.). “La franc-maçonnerie face aux dictatures. L’obsession antimaçonnique des totalitarismes.” In: Masonica, Revue du Groupe de recherche Alpina, n° 11, 2001, Lausanne, pp. 6-25.
HAMILL (J.M.). “Masonic History and Historians.” In: Ars Quatuor Coronatum, 99 (1986), pp. 1-7.
NAEGELS (T.). “Nee, we zijn niet tegen de N-VA” In: De Standaard, 01.07.2016, <http://www.standaard.be/cnt/dmf20160701_02367139> en “Hoe heb ik dit onderzoek gedaan?” In: De Standaard, 02.07.2016, <http://www.standaard.be/cnt/dmf20160702_02367598>, beide artikelen geraadpleegd op 16.07.2016.
TYSSENS (J.). “Sous le signe du progrès. Une histoire de la Loge gantoise “La Liberté N° 4”. In: R∴L∴ La Liberté.
Or ∴ de Gand. 5866-5991. Gent, 1991, pp. 88-92.
97
Referentiewerken
DELFOSSE (P.), ed. Dictionnaire historique de la laïcité en Belgique. Brussel, Tournesol Conseils SA/Editions
Luc Pire, 2005.
LIGOU (D.), ed. Dictionnaire de la franc-maçonnerie. Parijs, Presses Unversitaires de France, 1987.
Secondaire literatuur
ARENDT (H.). The Origins of Totalitarism. New York, Harcourt Inc, 1968.
ARVELLE (J.). Histoire de la Franc-Maçonnerie Belge. Braine-l’Alleud, Editions J.-M. Collet, 1995.
BERESNIAK (D.). Juifs et Francs-Maçons. Les bâtisseurs de temples. Monaco, Editions du Rocher, 1998.
BLACK (J.). De Geheime Geschiedenis van de Wereld. Geheime Genootschapen van 3000 V.C. tot nu. Utrecht, Kosmos Uitgevers BV, 2008.
BLOM (Ph.). Alleen de wolken. Cultuur en crisis in het Westen. 1918-1938. Amsterdam, De Bezige Bij, 2014.
BRAECKMAN (J.) en BOUDRY (M.). De ongelovige Thomas heeft een punt. Een handleiding voor kritisch denken. Antwerpen, Hautekiet, 2011.
BYFORD (J.). Conspiracy Theories. A Critical Introduction. Londen, Palgrave Macmillan, 2011.
CARANSA (A.). Vrijmetselarij en jodendom. De wereld een tempel. Hilversum, Uitgeverij Verloren, 2001.
CLARK (P.). Sociability and Urbanity: Clubs and Societies in the Eighteenth-Century City. Leicester, Victorian Studies Centre-University of Leicester, 1986.
CONTI (F.). “Franc-maçonnerie et pratiques politiques en Italie pendant la première moitié du XXe siècle.” In: C. Gaudin et E. Saunier (eds.), Franc-maçonnerie et Histoire. Bilan et Perspectives. Rouen, Publications des Universités de Rouen et du Havre, 2003.
DE BENS (E.). De Belgische dagbladpers onder Duitse censuur (1940-1944). Antwerpen, Uitgeverij De Nederlandsche Boekhandel, 1973.
DE BENS (E.) en RAEYMAECKERS (K.). De pers in België. Het verhaal van de Belgische dagbladpers. Gisteren, vandaag en morgen. Tielt, Lannoo, 2010.
DE LA CROIX (A.). Hitler en de vrijmetselarij. Tielt, Lannoo, 2013.
DENECKERE (G.), DE PAEPE (T.) en DE WEVER (B.). Een geschiedenis van België. Gent, Academia Press, 2012.
DEPREZ (A.). Internationale conflictberichtgeving in de Vlaamse geschreven pers: een longitudinale framing- en representatieanalyse van de Eerste en Tweede Intifada. Gent (onuitgegeven doctoraal proefschrift Universiteit Gent), 2008 (promotor: K. Raeymaekers).
DIERICKX (M.). De vrijmetselarij. De grote onbekende 1717-1967. Een poging tot inzicht en waardering. Antwerpen, De Nederlandsche Boekhandel, 1967.
DUMONT (G.H.), ed. De dolle jaren in België 1920-1930. Brussel, ASLK, 1981.
GOBIN (R.) en SPRIET (W.), eds. De jaren ’30 in België. De massa in verleiding. Brussel, ASLK, 1994.
HASQUIN (H.). “Les attaques contre la Franc-Maçonnerie en Belgique dans l’entre-deux-guerres.” In: H. Hasquin (ed.), Visages de la franc-maçonnerie en Belgique du XVIIIe au XXe siècle. Brussel, Editions de l’Université de Bruxelles, 1983.
HUYSSEUNE (M.). Vrijmetselarij. Mythe en realiteit. Berchem, Uitgeverij EPO, 1988.
KATZ (J.). Jews and Freemasons in Europe 1723-1939. Massachusetts, Harvard Unversity Press, 1970.
KERSHAW (I.). De afdaling in de hel. Europa 1914-1949. Houten-Antwerpen, Uitgeverij Unieboek/Het Spectrum bv, 2015.
98
KOPPEN (J.). Davidster en Passer. Judeo-maçonnieke samenzweringstheorieën in België tijdens het Interbellum en de Tweede Wereldoorlog. Brussel (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Vrije Universiteit Brussel), 1999.
LUYKX (Th.). Politieke Geschiedenis van België. Brussel, Elsevier,1973.
LUYKX (Th.). Evolutie van de communicatiemedia. Brussel, Elsevier, 1978.
MOLA (A.). “La Ligue antimaçonnique et son influence politique et culturelle aux confins des XIXe et XXe siècles.” In: A. Dierkens, Les courants antimaçonniques hier et aujourd’hui. Brussel, Editions de l’Université de Bruxelles, 1993.
MIROIR (A.). “La franc-maçonnerie et la guerre d’Espagne (1939-1939).” In: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, Vol. XVII (1987), pp. 481-495.
MORELLI (A.). “Les exilés antifascistes italiens et la franc-maçonnerie.” In: Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, Vol. XVII, 1-2 (1986), pp. 3-34.
PALMER (R.R.), COLTON (J.) en KRAMER (L.). A History of the Modern World: since 1815. New York, McGraw-Hill, 2007.
POMA (K.). Actie Vrijmetselaren. Een politieke benadering van de moderne vrijmetselarij. Zellik, Roularta Books, 1995.
POPPER (K.). De open samenleving en haar vijanden. Rotterdam, Lemniscaat b.v., 2007.
PRAGMAN (J.). L’Antimaçonnisme actuel. Brussel, Editions Télélivre, 2014.
REYNEBEAU (M.). Een geschiedenis van België. Tielt, Lannoo, 2003.
SCHREIBER (J.-P.). “Antisémitisme et antimaçonnisme: l’affaire Imianitoff.” In: A. Dierkens (ed.), Les courants antimaçonniques. Hier et aujourd’hui. Brussel, Editions de l’Université de Bruxelles, 1993.
SCHREIBER (J.-P.) en TYSSENS (J.). “Antimaçonnisme.” In: J. Tyssens (ed.), De Schatten van de Tempel. Het Belgisch Museum van de Vrijmetselarij. Brussel, Mercatorfonds-Belgisch museum van de vrijmetselarij, 2006.
SMELIK (K.). De zeven levens van de Protocollen van de Wijzen van Zion. Gent, Academia Press, 2010.
SMELIK (K.). Herleefde Tijd. Een Joodse geschiedenis. Leuven, Uitgeverij Acco, 2011.
TAGUIEFF (P.-A.). La foire aux “Illuminés”. Esotérisme, théorie du complot, extrémisme. Parijs, Mille et une nuits, 2005.
TAGUIEFF (P.-A.). L’imaginaire du complot mondial. Aspects d’un mythe moderne. Parijs, Mille et une nuits, 2006.
TAGUIEFF (P.-A.). Court traité de complotologie. Parijs, Mille et une nuits, 2013.
TYSSENS (J.). Strijdpunt of Pasmunt. Levensbeschouwelijk links en de schoolkwestie, 1918-1940. Brussel, VUBPress, 1993.
TYSSENS (J.). Van Wijsheid met Vreugde gepaard. Twee eeuwen vrijmetselarij in Gent en Antwerpen. Brussel/Gent, Marot/Tijdsbeeld, 2003.
TYSSENS (J.). “Een gebouw en een museum: iets over de geschiedenis van de vrijmetselarij”. In J. Tyssens (ed.), ed. De Schatten van de Tempel. Het Belgisch Museum van de Vrijmetselarij. Brussel, Mercatorfonds en Belgisch Museum van de Vrijmetselarij, 2006.
VAN BRABANT (P.). De Vrijmetselaars. Reguliere loges in België. Antwerpen, Uitgeverij Hadewijch, 1992.
VAN DAMME (G.) en MAURY (P.), eds. Le Soir 100 ans. Un siècle d’actualités. Brussel, Journal Le Soir, 1987.
VAN DE SANDE (A.). Vrijmetselarij in de Lage Landen. Een mysterieuze broederschap zonder geheimen. Zutphen, Uitgeversmaatschappij Walburg Pers en FAMA Maçonnieke Uitgeverij, 2001.
VAN DE SANDE (A.). “Vrijmetselarij als vijandbeeld. Antimaçonnisme in de achttiende en negentiende eeuw.” In: H. Righart (ed.), De zachte kant van de politiek. Opstellen over politieke cultuur. ’s-Gravenhage, SDU Uitgeverij, 1990.
VAN GORP (B.). “Strategies to Take Subjectivity Out of Framing Analysis”. In: P. D’Angelo & J.A. Kuypers, Doing news framing analysis. Empirical and theoretical perspectives. New York, Routledge, 2010.
WILLEQUET (J.). La Belgique sous la botte. Résistances et collaborations 1940-1945. Paris, Editions universitaires, 1986.
WITTE (E.), CRAEYBECKX (J.) en MEYNEN (A.). Politieke geschiedenis van België van 1830 tot heden. Brussel, VUB Press, 1997.
99
Appendix: De database
Ik heb een database opgesteld via het ACCESS 2013 programma waarin de voor mijn onderzoek
belangrijkste kenmerken van ieder geselecteerd krantenartikel zijn opgenomen. Een CD-ROM met de
ACESS file is als bijvoegsel achteraan opgenomen.
Volgende kolommen zijn voorzien:
KRANT: de naam van één van de zeven kranten die in het onderzoek zijn betrokken.
DATUM: de datum van het krantenartikel.
TITEL: de titel van het artikel. In sommige gevallen is er geen (bijvoorbeeld in de rubriek In de Pers van
de Vooruit) en wordt dit als dusdanig vermeld.
THEMA: het hoofdthema van het artikel op basis van een keuzelijst.
GEOGRAFISCHE SITUERING: het land waarover het artikel gaat. In sommige gevallen wordt geen
specifiek land beoogd (in de keuzelijst opgenomen als onbepaald) of zijn meerdere landen betrokken
(internationaal).
COMMENTAAR: bijkomende commentaar om het artikel verder te duiden. Kan de gebeurtenis zijn
naar aanleiding waarvan het artikel is geschreven of een duiding om het artikel beter te kunnen
situeren.
TENEUR: de ondertoon van het artikel voor wat betreft de houding van de journalist ten opzichte van
de vrijmetselarij. Volgende keuzes heb ik voorzien: sterk negatief, gematigd negatief, neutraal,
gematigd positief, sterk positief. De keuze is voornamelijk gebaseerd op wat in twee andere kolommen
(FRAMES en KLEURWOORDEN) is opgenomen. Sterk negatief wijst op een uitgesproken negatieve
houding tegenover de vrijmetselarij wat zich uit in scheldwoorden en/of een combinatie van labels
met een negatieve connotatie. Gematigd negatief wijst op een antipathieke houding maar minder
fanatiek. Neutraal wijst op een eerder objectieve berichtgeving of op een artikel waarin de
vrijmetselarij alleen maar op een bijkomstige wijze wordt aangehaald. Een positieve houding ten
opzichte van de vrijmetselarij vertaalt zich in een gematigde (de grote meerderheid van de gevallen)
of sterke score.
FRAMES: kenmerken die door de schrijver van het artikel aan de vrijmetselarij wordt toegemeten
ASSOCIATIE: groepen van personen waarmee de vrijmetselaars in het artikel in een positief verband
worden gebracht zoals gemeenschappelijke vijanden ten opzichte van een andere groep, politieke
allianties of medecomplotteurs.
KLEURWOORDEN: in het artikel gebruikte adjectieven en substantieven die de vrijmetselaars nader
omschrijven. In de meeste gevallen zijn het scheldnamen.
100
KLEURWOORDEN (FR): gebruikte adjectieven en substantieven in de Franse taal. Naast de titel van de
krant en de hoofding van het artikel is dit de enige Franstalige kolom. De gebruikte frames heb ik
instant vertaald.
101