Nieuw Nederland wordt ouder - Dauvellier Ned. wordt ouder.pdf · Evenals de toekomst is het...

12
Tijdsbesef We zijn omringd door verleden, door overblijfselen, door herinneringen. Wat kunnen we met die informatie doen? Veel, zou je zeggen, want de vraag ‘waar gaan we heen?’ kan toch pas worden beantwoord na de vraag ‘waar komen we vandaan?’ Denken over tijd, over verleden en toekomst is cultuur- bepaald. De oude Grieken stonden in hun eigen bele- ving met hun gezicht naar het verleden, dat langzaam terugschreed. Achter hen bevond zich een onbekende toekomst.1a) Zij erkenden geen toekomstig doel, geen proces van vooruitgang of verval in de cultuur. Staten ontwikkelden zich in hun idee als organismen van jeugd naar ouderdom, in een cyclisch proces. Tot de 6e eeuw voor Chr. maakte men zelfs geen onderscheid tussen geografie en geschiedschrijving. De Romeinen zagen een lineaire ontwikkeling in de geschiedenis, met hun eigen rijk als bekroning. De christelijke theologie voegde aan deze zienswijze een ‘historische’ verklaring van een goddelijk scheppings- plan toe en bood een toekomstperspectief in genade en verlossing.2) Tijdens de Verlichting werd dit gedetermineerde mens- beeld ondergraven. De rationaliteit van de vrije en gelijkwaardige mens werd benadrukt. Door de evolutie- leer werd het planmatige van onze herkomst op losse schroeven gezet. De mens bleek een ‘schitterend onge- luk"’ te zijn, een toevallige samenloop van natuurlijke omstandigheden. Nieuw Nederland wordt ouder over cultuurhistorie en ruimtelijke ordening Peter Dauvellier / Den Haag 11 aug 1997 V ragen V anwaar die vrij plotselinge aandacht voor het verleden? Is het omdat we het einde van de eeuw en van een millennium naderen, waardoor het besef van tijd sterker tot ons doordringt? Is het de vluchtigheid van het bestaan in een steeds meer virtuele werkelijkheid? Raken we de greep op het gebeuren kwijt, en daarmee onze identiteit? Is het de omvang van de veranderingen die op komst zijn in de samenleving en in onze leefom- geving? Of is de oorzaak onze ongeëvenaarde welvaart, die ons de luxe van achteromkijken veroorlooft? Zoals de wielrenner die bij het naderen van de eindstreep vaker achterom kijkt naarmate zijn voorsprong groter is. Vermoedelijk is het een combinatie van al deze factoren, maar in welke krachtsverhouding? De geschiedenis zal het leren. Nu moeten we profiteren van de kansen die de belangstelling voor de geschiedenis ons biedt, zon- der te vervallen in nostalgisch gemijmer, zonder ons ver- leden te grabbel te gooien voor de altijd gretige commer- cie. We kunnen een sprong voorwaarts maken in het verleden, mits we dat weloverwogen doen. Deze beschouwing heeft daartoe enkele overwegingen te bie- den. Niet steeds is daarbij een logisch of systematisch pad gevolgd. Toch is er een leidende vraagstelling in dit vertoog: hoe kunnen cultuurhistorie en ruimtelijke orde- ning meer van elkaar profiteren? Hoe kunnen we dit ijzer smeden nu het heet is, ook al weten we niet precies welke energiebron het heeft verhit?

Transcript of Nieuw Nederland wordt ouder - Dauvellier Ned. wordt ouder.pdf · Evenals de toekomst is het...

Page 1: Nieuw Nederland wordt ouder - Dauvellier Ned. wordt ouder.pdf · Evenals de toekomst is het verleden slechts toegankelijk wanneer het ontworpen is.Ó 3) De perceptie van verleden

Tijdsbesef

We zijn omringd door verleden, door overblijfselen, doorherinneringen. Wat kunnen we met die informatiedoen? Veel, zou je zeggen, want de vraag ‘waar gaanwe heen?’ kan toch pas worden beantwoord na devraag ‘waar komen we vandaan?’Denken over tijd, over verleden en toekomst is cultuur-bepaald. De oude Grieken stonden in hun eigen bele-ving met hun gezicht naar het verleden, dat langzaamterugschreed. Achter hen bevond zich een onbekendetoekomst.1a) Zij erkenden geen toekomstig doel, geenproces van vooruitgang of verval in de cultuur. Statenontwikkelden zich in hun idee als organismen van jeugdnaar ouderdom, in een cyclisch proces. Tot de 6e eeuwvoor Chr. maakte men zelfs geen onderscheid tussengeografie en geschiedschrijving. De Romeinen zagen een lineaire ontwikkeling in degeschiedenis, met hun eigen rijk als bekroning. Dechristelijke theologie voegde aan deze zienswijze een‘historische’ verklaring van een goddelijk scheppings-plan toe en bood een toekomstperspectief in genade enverlossing.2) Tijdens de Verlichting werd dit gedetermineerde mens-beeld ondergraven. De rationaliteit van de vrije engelijkwaardige mens werd benadrukt. Door de evolutie-leer werd het planmatige van onze herkomst op losseschroeven gezet. De mens bleek een ‘schitterend onge-luk"’ te zijn, een toevallige samenloop van natuurlijkeomstandigheden.

Nieuw Nederland wordt ouderover cultuurhistorie en ruimtelijke ordening

Peter Dauvellier / Den Haag 11 aug 1997 Vragen

Vanwaar die vrij plotselinge aandacht voor het verleden?Is het omdat we het einde van de eeuw en van een millennium naderen, waardoor het besef van tijd sterkertot ons doordringt? Is het de vluchtigheid van hetbestaan in een steeds meer virtuele werkelijkheid?Raken we de greep op het gebeuren kwijt, en daarmeeonze identiteit? Is het de omvang van de veranderingendie op komst zijn in de samenleving en in onze leefom-geving? Of is de oorzaak onze ongeëvenaarde welvaart,die ons de luxe van achteromkijken veroorlooft? Zoalsde wielrenner die bij het naderen van de eindstreepvaker achterom kijkt naarmate zijn voorsprong groter is. Vermoedelijk is het een combinatie van al deze factoren,maar in welke krachtsverhouding? De geschiedenis zalhet leren. Nu moeten we profiteren van de kansen diede belangstelling voor de geschiedenis ons biedt, zon-der te vervallen in nostalgisch gemijmer, zonder ons ver-leden te grabbel te gooien voor de altijd gretige commer-cie. We kunnen een sprong voorwaarts maken in hetverleden, mits we dat weloverwogen doen. Dezebeschouwing heeft daartoe enkele overwegingen te bie-den. Niet steeds is daarbij een logisch of systematischpad gevolgd. Toch is er een leidende vraagstelling in ditvertoog: hoe kunnen cultuurhistorie en ruimtelijke orde-ning meer van elkaar profiteren? Hoe kunnen we dit ijzersmeden nu het heet is, ook al weten we niet precieswelke energiebron het heeft verhit?

Page 2: Nieuw Nederland wordt ouder - Dauvellier Ned. wordt ouder.pdf · Evenals de toekomst is het verleden slechts toegankelijk wanneer het ontworpen is.Ó 3) De perceptie van verleden

Tussen spiegels

Het idee dat we ons een objectief beeld van de geschie-denis kunnen vormen is een illusie. Natuurlijk kunnen wefeiten achterhalen, maar het zal steeds een beperkteselectie zijn uit een oneindig aantal feiten, met een evengroot aantal mogelijke onderlinge relaties. We moetendus zelf selecteren, vereenvoudigen en verbanden leg-gen. Van der Woud formuleert dit als volgt: “Degene diezich met de geschiedenis gaat bezighouden, betreedteen wereld die uit concepten en ontwerpen bestaat.Evenals de toekomst is het verleden slechts toegankelijkwanneer het ontworpen is.” 3) De perceptie van verledenen toekomst is dus nauw aan elkaar verwant.Cultuurhistorie en ruimtelijke ordening maken beidegebruik van door ons in het hier en nu geconstrueerdedenkbeelden. Is het mogelijk die concepten met elkaar teverbinden, of zelfs een gemeenschappelijk concept voorverleden en toekomst te ontwerpen? Volgens Van derWoud is dat zelfs onvermijdelijk, want we hebben geenvrije keuze: “Een maatschappij die sterke, normatieveideologieën of idealen mist, krijgt van de weeromstuit eennogal vormloos en gefragmenteerd verleden. Zij heeftdan echter eveneens een vormloos, gefragmenteerd toe-komstbeeld.” 4). Het heden staat dus model voor zowel verleden als toe-komst. We staan tussen twee spiegels. In beide zien weeen reflexie van onszelf. De samenleving is sterk geïndi-vidualiseerd, pluriform, complex en dynamisch. Die ken-merken keren terug in onze kaartbeelden. DeCultuurwaardenkaart (1977) laat een verbrokkeld beeldvan ons ruimtelijk verleden zien. 5) De Nieuwe Kaart vanNederland geeft een soortgelijk beeld van de nabije toe-komst van onze leefruimte. 6) Toch leidde juist deze frag-mentatie tot veel discussie en ontevredenheid. We willensamenhang in onze omgeving zien. Kennelijk ontbreektzo’n samenhang, of zijn we althans niet in staat die teherkennen en te verbeelden. De realisten roepen op deverbrokkeldheid te accepteren en te profiteren van deflexibiliteit van handelen die het oplevert. Een bontge-kleurd tapijt van incidenten naar Amerikaans model. Deidealisten pleiten voor meer totaalvisie, regionale samen-hang en een sterkere sturing van bovenaf. Ook in de toe-komstscenario’s, zoals die zijn opgesteld als voorberei-ding op de Vijfde Nota over de ruimtelijke ordening

Nieuw Nederland wordt ouder 2

De moderne mens keerde zijn rug naar het verleden. Hijkijkt naar de toekomst en tracht door voorspellingen enplannen de onzekerheid te verminderen. Achter hembevindt zich een vaag en verbrokkeld beeld van zijnherkomst. Het verleden is geschiedenis geworden sindsde wetenschap er bezit van heeft genomen. De mensraakt van zijn verleden vervreemd. Maar ook het ver-trouwen in de maakbaarheid van de toekomst is tanen-de. Plannen stapelen zich op. Vele ervan worden niet ofmaar voor een klein deel uitgevoerd. Het besef dat toe-val een grote rol speelt bij de vormgeving van de toe-komst wordt sterker. Zoekend naar houvast in de maal-stroom van het ‘hier en nu’ vindt een herwaarderingvan het verleden plaats. Of zoals Pirsig het zegt: "Jekunt wel kijken waar je naartoe gaat en waar je bent,maar dat is altijd zinloos, tot je een keer terugkijkt naarwaar je was en er zich een heel patroon begint af tetekenen. Wanneer je nu voortaan uitgaat van datpatroon levert het misschien iets op." 1b). Zijn we in staat de verbroken band tussen het verleden,het nu, en de toekomst te herstellen?

Cultuurwaardenkaart 1977

De Nieuwe Kaart van Nederland 1997

Een gefragmenteerd beeld van verleden en toekomst

Page 3: Nieuw Nederland wordt ouder - Dauvellier Ned. wordt ouder.pdf · Evenals de toekomst is het verleden slechts toegankelijk wanneer het ontworpen is.Ó 3) De perceptie van verleden

3Nieuw Nederland wordt ouder

Tempoversnelling en vertraging

Met iedere ingreep in onze omgeving wordt cultuurhistori-sche informatie gemaakt en vernietigd tegelijk. Zonderhet oudere te vervangen zou het oude nooit zijn ontstaan.Onze voorouders zijn, als het kon, vaak rigoureus te werkgegaan bij de herinrichting van stad en land. Als het kon,want natuur, techniek, organisatie en welvaart legdenbeperkingen op. Daardoor ontstond een vertraging in hetproces van verandering van de omgeving. “Vroeger deedmen steeds hetzelfde, maar op iedere plek weer anders.Tegenwoordig doet men steeds weer wat anders, maaroveral hetzelfde”, concludeerde de ecoloog prof. dr. Chr.G. van Leeuwen als verklaring voor de bloei en neergangvan de natuurlijke verscheidenheid van ons land. 9) Dieconclusie geldt niet alleen voor biodiversiteit, maar ookvoor noö-diversiteit.

Nu de gemiddelde levenduur van eennieuw bouwwerk is teruggelopen naarca. 30 jaar en de minimale leeftijd vaneen monument 50 jaar is(Monumenten-wet 1988), worden dusvrijwel geen toekomstige monumentenmeer gebouwd. De bron van duurza-me cultuurhistorische ‘noö-diversiteit’droogt op.

(het project ‘Nederland 2030’) komen deze twee benade-ringen tot uiting. 7) Dergelijke scenario’s beginnen eigen-lijk steeds vanuit het heden te redeneren. Op z’n best iseen analyse van de naoorlogse periode het startpunt.Willen we ver in de toekomst kijken, dan zouden we ookscenario’s voor het verre verleden moeten schrijven.Welk verleden kiezen we als uitgangspunt? De realistenzouden de geschiedenis beschrijven als een stroom vangebeurtenissen waarop we zijn meegedreven, profiterendvan onvoorspelbare kansen, soms verstrikt rakend inonvoorziene historische draaikolken. De idealisten zou-den ons verleden zien als een continu leerproces, waarinvisie en ondernemingszin leidden tot een steeds planma-tiger handelen. Beide opvattingen bieden zeer verschil-lende perspectieven voor behoud en ontwikkeling.

Noödiversiteit

Cultuurhistorie is informatie, informatie over het denkenen handelen van ons en zij die voor ons in deze streekvan Europa leefden. De hoeveelheid informatie hangtsamen met de hoeveelheid ordening. 8) In het natuur-beleid wordt deze vorm van informatie tegenwoordigaangeduid met de omvattende term ‘biodiversiteit’.Parallel daaraan zouden we cultuurhistorische informa-tie kunnen bestempelen als ‘noödiversiteit’ (nòos = ver-stand, geest). Deze ‘noödiversiteit’ ligt opgeslagen in deordening van stad en landschap, in de vormgeving, destructuur en de werking ervan. Ruimte is te zien als de‘harde schijf’ die het collectieve geheugen van desamenleving bevat. Eenmaal van de schijf gewist, isdeze informatie voorgoed verloren. Het is daarom datarcheologen nog even snel, vlak voordat een bodem-profiel door de aanleg van een weg wordt verstoord,een ‘back-up’ maken in de vorm van een beschrijvingmet kaarten en verwijzend naar vondsten. Met hetmaken van de kopie wordt het origineel vernietigd. Er isdan ook veel voor te zeggen archeologisch waardevollegebieden met rust te laten, waardoor voor latere gene-raties iets van het originele data-bestand intact blijft. Weweten immers niet welke behoefte aan historische infor-matie in de toekomst zal bestaan. Ook kan het goedzijn dat toekomstige inzichten en nieuwe onderzoekme-thoden een geheel nieuwe betekenis aan cultuurhistori-sche informatie kunnen geven. Terughoudendheid lijktdaarom een goede strategie bij het beheer van cultuur-historische noödiversiteit. Die aanpak staat echter opgespannen voet met de dynamiek die eigen is aan cul-tuurgeschiedenis.

Noö-diversiteit is de top van de ijsberg van alle ordening eninformatie op onze planeet.

noödiversiteit

biodiversiteit

geodiversiteit

Page 4: Nieuw Nederland wordt ouder - Dauvellier Ned. wordt ouder.pdf · Evenals de toekomst is het verleden slechts toegankelijk wanneer het ontworpen is.Ó 3) De perceptie van verleden

Cultuurhistorische innovatie

De historische rampen, maar ook de vernuftigheden vanonze voorouders kunnen ons behulpzaam zijn bij hetzoeken naar een nieuw omgevingsbeleid. Ze kunnen onsbovendien zeer veel kosten besparen. Een goed voor-beeld hiervan is de geschiedenis van de normalisatie vande Nederlandse beken, die Bijhouwer reeds zo scherpbeschreef:“Vanzelfsprekend werd de drassigheid in het beekdal ookspoedig als een kwelling beschouwd. Het dal stond in dewinter vaak vol, van zandweg tot zandweg. De kostelijke

Nieuw Nederland wordt ouder 4

Onder invloed van markt en mode wordt het tempo waar-in oude ‘noödiversiteit’ wordt vervangen door nieuwesterk opgevoerd. Bovendien spelen regionale verschillensteeds minder een rol. Op lokaal niveau kan dit per saldoaanvankelijk een verrijking betekenen. Een witte bunga-low bij een Drents dorp is een aanwinst. Dertig witte bun-galows bij ieder dorp in Drenthe en Friesland betekentverarming, verlies van het (streek)eigene, het bijzondere.Cultuurhistorische kwaliteit is voortgekomen uit verande-ring. Cultuurhistorisch beleid zal dus ook aansluitingmoeten zoeken bij processen van vernieuwing. Willen wede in eeuwen opgebouwde regionale en lokale verschei-denheid behouden en versterken, dan zal echter ook eenzekere vertraging nodig zijn, opdat maatwerk kan wordengeleverd.

Cultuurhistorie, wat heb je eraan?

Over de maatschappelijke betekenis van cultuurhistori-sche informatie is veel geschreven. Kort samengevatkomen daarbij de volgende argumenten voor het behou-den en benutten van cultuurhistorische kwaliteit naarvoren: * identiteit, het gevoel van eigenheid voor bewoners van

een dorp, een stad, een streek, een land;* informatie in de strikte zin, basismateriaal voor

onderzoek en educatie;* inspiratie voor ontwerpers van nieuwe gebouwen,

steden en landschappen, maar ook voor schrijvers en beeldend kunstenaars;

* inkomen, door recreatieve en toeristische attractiviteit, maar ook door de toegevoegde marktwaarde die nieuwbouw met een cultuurhistorische identiteit vertegenwoordigt. 10)

Aan dit rijtje zou een tot nu toe onderbelicht argumentmoeten worden toegevoegd: * innovatie, de leerervaring uit het verleden, die ons in

staat stelt meer verantwoord met ons milieu om te gaan.

Cultuurhistorie als toeristisch product: route op de ‘GoudenCirkel’Uit: prospectus: “Schatten van de Oude Zuiderzee”, VerenigingZuiderzeegemeenten, cs., 1997

Wie een monument van de moderne tijd wilbehouden, moet er snel bij zijn.Uit: Haagsche Courant, 21 juni 1997

Page 5: Nieuw Nederland wordt ouder - Dauvellier Ned. wordt ouder.pdf · Evenals de toekomst is het verleden slechts toegankelijk wanneer het ontworpen is.Ó 3) De perceptie van verleden

5Nieuw Nederland wordt ouder

Cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit

Welke plaats heeft cultuurhistorie tot nu toe in de dis-cussie over ruimtelijke kwaliteit? In de Vierde nota overde ruimtelijke ordening (deel a,1988) wordt het begripruimtelijke kwaliteit in het rijksbeleid geïntroduceerd:“Het ruimtelijke beleid is er op gericht de gebruikswaar-de van een gebied te vermeerderen, de belevingswaar-de te verhogen, en de toekomstwaarde te vergroten.”13)In de inspraakronde waarschuwde een aantal organisa-ties (BNS, NIROV, Monumentenraad) ervoor het begripruimtelijke kwaliteit niet te eng op te vatten. Zij wezenop het belang van de factor tijd in de zin van continuï-teit. 14) “Toekomstgericht ruimtelijk beleid is gediendmet een historisch perspectief”, aldus deMonumentenraad. De regering antwoordde daarop datonder het begrip toekomstwaarde zowel duurzaamheidals flexibiliteit wordt verstaan. Toch lijkt deze bredereuitleg nog niet bevredigend. In volgende kritieken op deomschrijving van ruimtelijke kwaliteit is een veelgehoord gemis de relatie met het verleden. Men verwijstdaarbij naar de klassieke oudheid, waar de ‘genius loci’,de godheid van een bepaalde plek, een factor was omrekening mee te houden bij bouwactiviteiten (NVTL)15). Dijkstra noemt het de ‘onzichtbare stad’ die deel isvan het (onbewuste) collectieve geheugen van destadsbewoners.16)In het boek “Naar ruimtelijke kwaliteit” van de RAROworden deze commentaren als volgt samengevat:“ In de Vierde nota over de ruimtelijke ordening wordtnadrukkelijk een verband gelegd tussen de factor tijd ende toekomstwaarde. Dit vereist een aanvulling. Wanthet gaat daarbij ook om continuïteit, of wel om inzicht inde wordingsgeschiedenis van de door de mens gescha-pen omgeving en eerbied voor het culturele erfgoed.Dat inzicht wordt onmisbaar geacht voor de ruimtelijkeordening.” 17) Er wordt geen concreet voorstel gedaanvoor het vormgeven van deze aanvulling.

gier, die over de weiden werd verspreid, spoelde hierdoorweg. Vroeger had men voor de bemesting genoegengenomen met het slib dat de overstroming achterliet,maar vooral nu de melkveehouderij een zo belangrijkdeel van het bedrijf werd, scheen het een ramp wanneerde mest naar buurmans land dreef. Allerwegen liet mendaarom de beken ‘verbeteren’ door de NederlandseHeidemaatschappij, rechttrekken en bochten afsnijden,waardoor toen in de zomer dikwijls op de iets hogeredelen van het dal het gras verdorde of slecht groeide ener teveel ‘onkruid’ in opkwam. En de hoger gelegenakkers werden er ook niet beter op, want de verlagingvan de grondwaterstand in het dal had tot gevolg dat dieóók droger werden. De techniek staat echter voor niets.‘Akkeronkruiden’ worden verdelgd door het spuiten vanchemicaliën, en grasland of voederbietenakker kan menkunstmatig beregenen. Hiervoor is natuurlijk een water-voorraad nodig, zodat de neiging bestaat in het beekdalspaarbekkens aan te leggen, ten behoeve van de alge-mene watervoorziening van grasland én bouwland. Het iseen vicieuze cirkel.” 11)

Daarmee is de kostbare geschiedenis van de laagland-beken nog niet compleet. Pas sinds kort is de ware aardvan de ‘natuurlijke’ beken ontmaskerd. Onderzoek vandrs. G.J. Baaijens wijst erop dat veel beeklopen gegra-ven zijn. 12) Het oogmerk van de boeren was niet hetwater zo snel mogelijk af te voeren, maar het relatiefwarme en voedselrijke water juist zo lang mogelijk vast tehouden. Daarmee voorkwam men bevriezing van degraszode en vond bovendien bemesting plaats. De inge-nieuze systemen die daartoe werden aangelegd zien wijvaak ten onrechte aan voor natuurlijk meanderendebeken. Het komt dan ook voor dat beken die eerst vol-gens de beschrijving van Bijhouwer zijn rechtgetrokken,nu in het kader van natuurontwikkeling worden gerenatu-reerd door het graven van meanders, waar die nooit heb-ben bestaan! Om voldoende verval (=stroomsnelheid) tekrijgen moet men daarbij soms zo diep graven dat –opnieuw – verdroging in de omgeving ontstaat. Hetbracht Baaijens op het WLO-symposium “Planvormingop het kruispunt van verleden en toekomst” (8 nov. 1996)tot de dichterlijke aanbeveling:

“Als zwem je nog zo snel,je krijgt toch heus geen kieuwen.Eerbiedig bochten in de beek,maar graaf vooral geen nieuwe!”

God schiep de wereld, maar de Hollanders schiepenNederland, zegt men. Alleen weten we niet meer precieshoe! Zelfs in het waterhuishoudkundige vakgebied, waar-in wij toch de experts zijn, blijkt cultuurhistorische infor-matie onmisbaar te zijn bij het begrijpen van onze omge-ving.

Poging tot afdamming/omleiding van de Maas: een dapperehistorische vergissing, waaraan de Elisabethsvloed in 1421een einde maakte.Uit: “Willem I en de Hollandse hoogheemraadschappen”, S.J. FockemaAndreae, Iris Pers, Wormerveer,1954

Page 6: Nieuw Nederland wordt ouder - Dauvellier Ned. wordt ouder.pdf · Evenals de toekomst is het verleden slechts toegankelijk wanneer het ontworpen is.Ó 3) De perceptie van verleden

Nieuw Nederland wordt ouder

Terugkijkend op de eerste discussies binnen deRijksplanologische Dienst over het begrip ruimtelijkekwaliteit, is het opmerkelijk dat het historisch aspectaanvankelijk pregnanter aanwezig was. In een denk-schema uit 1984 wordt bij de beschouwing tijd en pro-ces onderscheid gemaakt tussen ‘herkomst’ en ‘toe-komst’, tussen ‘genese’ en ‘perspectief’. 18) In daaropvolgende discussies werd niet over ‘toekomst-waarde’ gesproken, maar over ‘ontwikkeling’, in debrede betekenis van ‘voortgang in de tijd’:“ Zowel devisie op de langere termijn ontwikkeling van gebruiks-en belevingswaarden, als voortzetting van de ontwikke-lingslijn uit het verleden speelt hierin een rol. De ruimte-lijke inrichtingssituatie wordt opgevat als een moment-opname in een historisch proces. Daarin zijn continuïteiten discontinuïteit - bv. inpoldering - belangrijke criteria.”19)

Er is veel voor te zeggen bij het begrip ruimtelijke kwali-teit ‘herkomstwaarde’ te onderscheiden naast ‘toekomst-waarde’. Beter nog zou het zijn een begrip te vinden datbeide aspecten omvat, waarmee het belang van de‘doorverbinding’ van verleden en toekomst wordt bena-drukt. Naast flexibiliteit en duurzaamheid zou deze ruim-telijk kwaliteit ook verankering en continuïteit moeten

Gebruikers en programma’s

Cultuurhistorische informatie heeft voor verschillendegroepen een geheel andere betekenis. De Amerikaansetoerist komt niet naar Nederland om de vage restantenvan een Romeinse nederzetting te bewonderen.Daarvoor gaat hij naar Rome. Polders, Deltawerken enoude binnensteden interesseren hem meer. Bewonersvan een streek hebben niet alleen belangstelling voorzeer oude gebouwen. Jongere bouwwerken en land-schappen bepalen voor hen evenzeer de vertrouwdeidentiteit van hun leefomgeving. Onderzoekers zijn nietgeïnteresseerd in bekende en veel voorkomende omge-vingskwaliteiten, hoe mooi die ook mogen zijn. Hen trektjuist het onbekende en het zeldzame. Bezoekers, bewoners en onderzoekers hebben een ver-schillende definitie van cultuurhistorische kwaliteit. Maarook binnen deze groepen bestaan verschillen en belan-genconflicten. Lemaire beschrijft fraai het verschil tussende archeologische wetenschapper en de liefhebber. Indeze laatste, een streekbewoner, en niet zelden eenonderwijzer, ziet hij de passie voor het culturele erfgoedin zijn meest pure vorm tot uiting komen. 20) Zelfs binnende groep ‘echte’ wetenschappers bestaan verschillendeinteresses. Naast het zuiver wetenschappelijk onderzoekzijn er de toegepaste wetenschappen, die kunnen profite-ren van ‘oude’ kennis en technische inzichten, zoals hier-voor ten aanzien van de waterhuishouding in beeksyste-men is getoond. Technici, ontwerpers en beleidsmakerszouden misschien zelfs als een belangrijke vierde gebrui-kersgroep moeten worden onderscheiden.

Voor gebruikers krijgt cultuurhistorische informatie pasbetekenis wanneer ze een ‘programma’ ter beschikkinghebben. De oudste cultuurhistorische ‘software’ wordtgevormd door liederen, legenden, mythen en sagen.Historische en geografische informatie werd in een con-text geplaatst, voorzien van een verhaal of boodschap,en overgedragen. Het waren de cd-rom’s van weleer.

De japanse toerist met camera tuurt naar eenHaagse gevelwand. Hij negeert de schreeu-wende glazen winkelpuien, gefascineerd doorde neo-classisistische geveltjes daarboven. Ingedachten heeft hij de diaserie die hij thuis zalgaan vertonen en het wonderlijke verhaal datdaarbij te vertellen is. Fietsend ontwijk ik met moeite de zoveelstenieuwe, maar levensgevaarlijke vluchtheuvel,waarvoor onze armlastige gemeente kennelijknog een potje heeft gevonden. Zijdelings werpik een begerige blik op een Sony-minitower,die bijna voor niks wordt geëtaleerd.De japanner zie ik daardoor bijna te laat.Waarom lopen toeristen ook altijd midden opstraat? Ik volg zijn door camera verborgen blik.Verbaasd ontdek ik de schoonheid van deoude geveltjes, het statige ritme van de ramen,de ambachtelijke details van gevelbanden,kozijnen en goten. Boven ooghoogte blijkt hetoude Den Haag nog te bestaan. Ik zet mijnfiets aan de kant en volg de toerist op enigeafstand. Feilloos voert hij mij door een Haagsverleden dat ik na al die jaren nog niet kende.Jammer dat ik mijn camera niet bij me heb!

6

Behoefte aan verankering en continuïteit

Page 7: Nieuw Nederland wordt ouder - Dauvellier Ned. wordt ouder.pdf · Evenals de toekomst is het verleden slechts toegankelijk wanneer het ontworpen is.Ó 3) De perceptie van verleden

7Nieuw Nederland wordt ouder

Ook methoden van wetenschappelijk onderzoek, lesme-thoden, exposities, musea, voorlichting en propagandazijn instrumenten om cultuurhistorische informatie aan tewenden. Ieder van deze programma’s selecteert specifie-ke informatie van de ‘harde schijf’ en bewerkt die opeigen wijze en ten behoeve van een eigen doelgroep.

Ruimteprogrammeurs

Ook ruimtelijke ordening, stedebouwkunde en (land-schaps)architectuur zijn te zien als dergelijke program-ma’s. De betekenis ervan voor het cultuurhistorischbeleid kan niet gemakkelijk worden overschat. Via ruim-telijke plannen kunnen cultuurhistorische kwaliteiten wor-den ontzien en veiliggesteld. Door de bestemming eninrichting kan het toekomstig beheer van cultuurmonu-menten worden bepaald. In ontwerp en vormgeving kande presentatie van cultuurhistorische informatie aan degebruiker worden bevorderd. Op al deze manieren kaneen verband worden gelegd met het verleden, mits datmet veel gevoel voor continuïteit en zorg voor historischeverankering gebeurt. Even gemakkelijk kunnen ruimtelij-ke plannen immers die historische band doorsnijden. Hettomeloze verlangen van ontwerpers iets geheel nieuwste maken is niet zelden oorzaak van een dergelijke tijd-breuk. En creatieve vakgebieden mag die ambitie ookbeslist niet worden ontnomen. De angst voor conserva-tisme als gevolg van overmatige aandacht voor het verle-den is niet ongegrond. Daarom zou het cultuurhistorischbeleid zich bij het aanspreken van ontwerpers en plan-nenmakers ook meer op de toekomst moeten richten. Debeste garantie dat zorgvuldig met cultuurhistorische kwa-liteit wordt omgegaan is de eis: “ga vrijelijk je gang, maarmaak iets waar men over honderd jaar nog trots op zalzijn”. Met andere woorden: “maak historie!” En welke ont-werper wil dat niet. Maar hoe kan men daarvoor garan-ties geven? We weten immers niet wat men over hon-derd jaar precies voor wensen en behoeften heeft. Zekeris dat die zullen veranderen. Het enige houvast dat deplannenmaker heeft is het verleden. Welke gebouwen,structuren die honderd jaar geleden zijn gemaakt zijn nunog steeds waardevol? Welke kwaliteiten zijn destijdsontzien, waarvoor wij onze voorouders nog steeds dank-baar zijn? Wat heeft men toen, honderd jaar geleden,afgebroken of vernield dat wij betreuren? De ontwerperwordt gedwongen in de spiegel van het verleden te kij-ken, zich de vraag te stellen wat op termijn eigenlijkwaarde heeft. Cultuurhistorische kwaliteit zal zich daarbijop een natuurlijke wijze laten gelden, sterker dan wan-neer hij/zijwordt geconfronteerd met vreemde de kleurenen restricties van waarderingskaarten.

De onhaalbare kaart

De cultuurhistorische waarderingskaart van Nederland:kunnen we die maken en heeft het zin? Zin heeft hetzeker. Want al is hier betoogd dat ontwerpers van ruim-telijke plannen in beginsel beter op een andere, meerprikkelende manier kunnen worden benaderd, er moetook worden afgerekend. Bij de beoordeling van eenplan moeten er cultuurhistorische maatstaven zijn. Eenwaarderingskaart levert zo’n maatstaf. Ook wanneer cul-tuurhistorisch beleid niet wil afwachten tot anderen ruim-telijke plannen maken, en zelf initiatieven gaat ontplooi-en, kan een waarderingskaart daarvoor een goede basisbieden. Maar er is een ander probleem, dat te maken heeft metde eerder genoemde verscheidenheid aan gebruikers.Laat bewoners, bezoekers en wetenschappers een cul-tuurhistorische waarderingskaart maken, en er zullendrie totaal verschillende beelden verschijnen. Een kaartdie alle waarderingen tracht weer te geven is eenonhaalbare kaart. De zeer recente cultuurhistorischewaarderingskaart voor het Groene Hart (1996), gemaaktonder leiding van prof. Borger is een ongeëvenaard pro-duct. 21) Niet eerder was het gelukt alle relevante vak-disciplines tot een gezamenlijke cultuurhistorische waar-

Beeldkwaliteitsplan Tilburg“De geschiedenis als begrip van het verleden en demorfologie als logica van een proces kunnen zowel eenbeschermend als een actualiserend beleid steunen.Monumentenzorg en vernieuwingsdrang zijn met elkaarverbonden”.Uit: Gemeente Tilburg, “Tilburg geeft vorm aan zijn identiteit.”, december1996, blz.21.

Page 8: Nieuw Nederland wordt ouder - Dauvellier Ned. wordt ouder.pdf · Evenals de toekomst is het verleden slechts toegankelijk wanneer het ontworpen is.Ó 3) De perceptie van verleden

8Nieuw Nederland wordt ouder

De vierde kaart

Naast de drie hiernaast genoemde waarderingskaartenzou er eigenlijk nog een vierde moeten komen: de ‘tijd-kaart’ van Nederland. Dit is niet zozeer een waarderings-kaart, alswel een cartografische registratie van de ouder-dom van onze leefomgeving. Van oude binnenstedenweten we ongeveer hoe oud ze zijn, al lopen de eeuwensoms danig door elkaar als gevolg van branden, ver-woestingen en vervangingen. Voor het buitengebied zijnhet vooral de geologen die ons wijzen op de ontstaans-periode van landschappen. Cultuurhistorische informatieover de herkomst en mate van verandering van land-schapspatronen is beschikbaar in de vorm van deCultuurhistorische Kartering van Nederland (CKN). 22)Met behulp van dit materiaal zou een kaart kunnen wor-den gemaakt die de ouderdom en dynamiek van land-schappen weergeeft. Zowel de leeftijd van patronen aande oppervlakte, als de eventuele aanwezigheid van oudestructuren in de ondergrond kunnen worden aangegeven. Een dergelijke tijdkaart van Nederland zou een algemeenreferentiekader kunnen vormen voor te ontwikkelen plan-nen. Waar in Nederland kunnen we de 12e eeuw nogweerspiegeld zien in het landschap? Hoe diep zitten deRomeinen hier? Het gaat dus om een kaart die positiebe-paling in de cultuurhistorische tijd mogelijk maakt. Datkan een startpunt zijn voor op veranderingsprocessengeoriënteerde plannen.

de onhaalbare kaart

bezoekers-kaart

bewoners-kaart

weten-schaps-kaart

(inter-)nationaal

provinciaal

lokaal

dering te brengen. Toch zijn het bovenal de criteria vande wetenschappers die bepalend zijn geweest. Zou de VVV of de Bond Heemschut een dergelijke kaarthebben gemaakt dan zouden de Romeinse Limes waar-schijnlijk minder hoog zijn gewaardeerd. Fiets- en vaar-routes, respectievelijk dorpseenheden zouden daarente-gen zwaarder hebben gewogen. De verhouding tussenkenbare, waarneembare en voelbare cultuurhistorie ligtper gebruikersgroep verschillend. Willen we recht doenaan deze verschillen, dan zullen die in de karteringenook moeten doorklinken. Daarbij komen tevens verschil-len in schaalniveau tot uitdrukking. De wetenschappelij-ke kaart zal het accent leggen op het nationale en inter-nationale niveau, de bezoekerskaart op het provincialeniveau en de bewonerskaart op het lokale niveau.

Procesgericht beleid

In het cultuurhistorisch beleid is de gedurende de laat-ste jaren een grote stap gemaakt van behoud vanafzonderlijke artefacten, naar behoud van ruimtelijksamenhangende structuren. Dit vraagt om een integraleaanpak, niet alleen van verschillende disciplines(archeologie, monumentenzorg, historische geografie,ruimtelijke ordening, etc.), maar ook van verschillendeoverheidsniveaus, grondeigenaren en beheersinstellin-gen. De ontwikkeling van het instrumentarium vanstads- en dorpsgezichten en van WaardevolleCultuurlandschappen heeft daaraan veel bijgedragen.Ook de beeldkwaliteitsplannen, zoals die de laat-

Gebieden waar de percelering tussen 1840 en1980 niet is veranderd: bouwsteen voor de ‘tijd-kaart’. Bron: CKN, STIBOKA, 22)

!!!!!!

!!!!!!

!!!!!!

Page 9: Nieuw Nederland wordt ouder - Dauvellier Ned. wordt ouder.pdf · Evenals de toekomst is het verleden slechts toegankelijk wanneer het ontworpen is.Ó 3) De perceptie van verleden

ontwikkeling.Cultuurhistorische herontwikkeling

We staan aan het begin van een structurele veranderingvan het ruimtegebruik in Europa, en zeker ook inNederland. De traditioneel op productie gerichte structuurvan steden en landelijke gebieden verandert snel in eenconsumptielandschap. De nieuwe belangstelling voorwater, oevers en waterfronten is daarvan een uiting.Maar daarnaast is ook een nieuwe suburbanisatiegolf inopkomst. Als die niet leidt tot het uitspreiden van een ste-delijk tapijt over geheel Nederland, dan toch ten minstetot een aanmerkelijke uitdijing van stedelijke netwerken.Het zal steeds moeilijker worden landbouwkundig enecologisch minder waardevolle gebieden binnen dit net-werk te vrijwaren van suburbanisatie. Juist in dergelijkegebieden moet cultuurhistorisch beleid uit de verdedigingkomen, en een eigen perspectief voor ‘herontwikkeling’aanreiken. De natuurbeweging is hierin voorgegaan.Door een eigen visie te ontwikkelen op Groene Hart (“DeGroene Metropool”), kustbeleid (“Meegroeien met dezee”) en infrastructurele werken (“Veters los”) wordt voor-uitgelopen op nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.Daarmee wordt een bijdrage geleverd aan de maat-schappelijke discussies en aan beleidskeuzen. Die offen-sieve strategie van de natuurbeweging in voor het cul-

Nieuw Nederland wordt ouder 9

ste jaren door veel gemeenten worden opgesteld, bie-den een goed kader voor het integreren van cultuurhis-torische kwaliteiten in ruimtelijke plannen.

De volgende stap in de ontwikkeling van het cultuurhis-torisch beleid is zo mogelijk nog moeilijker: het verleg-gen van de aandacht van structuren naar processen.Steden en landschappen zijn voortdurend in beweging.Het ‘bevriezen’ van ruimte in monumenten en reserva-ten doet geen recht aan de dynamiek van het ruimtege-bruik. Of zoals Kolen het zegt: historische landschap-pen zijn geen fossielen. 23). Cultuurhistorisch beleidmoet dus ruimte bieden aan ontwikkeling en vernieu-wing. Een probleem daarbij is echter dat die vernieuwin-gen niet meer marginaal zijn, en dus niet gemakkelijkkunnen worden ingepast in bestaande ruimtelijke struc-turen. In vele opzichten is sprake van een trendbreuk inhet gebruik van ruimte. Een goed voorbeeld is de nieuwe houding ten opzichtevan het water. Na eeuwen van bedijking, droogmakingen inpoldering maken we nu een zwaai naar verslufte-ring, peilverhoging en ontpoldering. Een totale omme-keer. Niet alleen de structuur van het landschap wordtgewijzigd, maar ook de functies (waterwinning, natuur,recreatie) en de beheersmechanismen veranderen.Voor Nederland is dit niets minder dan een cultuur-shock. Hebben we immers niet een belangrijk deel vanonze mentaliteit en onze wijze van samenleven te dan-ken aan de gezamenlijke strijd tegen het water? HetDeltaplan is nog niet gereed of plannen voor dijkdoor-braken worden gelanceerd. Op veel plaatsen worden‘waterplannen’ gemaakt. In ZW-Friesland heeft iederdorp al zijn ‘waterwijk’. In Oost-Groningen wordt deBlauwe Stad ontwikkeld. Hoe kunnen we, bij een derge-lijke breuk met het verleden, nog vormgeven aan conti-nuïteit en historische verankering? In hoeverre hebbenwe bij deze veranderingen iets aan oude inzichten,archaïstische ruimtelijke structuren en traditionele orga-nisaties, zoals de waterschappen?

Vreemd genoeg ligt in de veranderende houding tenopzichte van het water juist een kans om cultuurhistori-sche kwaliteiten opnieuw te waarderen. Was immershet omgaan met water langzamerhand niet een techni-sche routineklus geworden? Hoge dijken, grote gema-len, rechte watergangen, drukke havens werden destandaardoplossing voor waterbeheer. De waterkeringin de Nieuwe Waterweg is het grootse sluitstuk van ditproces. Veiligheid, productiviteit en snelheid was denorm. De nieuwe houding ten opzichte van het water vraagtom diversiteit en duurzaamheid. En dienaangaandeheeft cultuurhistorie het nodige te bieden. In vervalgeraakte havengebouwen blijken ideale woonruimten tezijn. Oude turfroutes leiden de waterrecreant doorontoegankelijke verveningslandschappen. Een vervallensteenfabriek wordt het informatiecentrum van eennatuurontwikkelingsproject. In het proces van herwaar-dering hebben eigenlijk alle watergebonden cultuurhis-torische objecten en structuren een potentie voor her-

Waterplannen: cultuurshock of nieuwe impuls voor het cultuurlandschap?

Bron: Brochure Villapark ‘De Herne’/ Terhorne (Fr.)

Bron: ‘De Blauwe Stad’,

Page 10: Nieuw Nederland wordt ouder - Dauvellier Ned. wordt ouder.pdf · Evenals de toekomst is het verleden slechts toegankelijk wanneer het ontworpen is.Ó 3) De perceptie van verleden

10Nieuw Nederland wordt ouder

Naar een cultuurhistorisch ontwikke-lingsperspectief

Van de nationale overheid wordt verwacht dat zij eenglobaal en richtinggevend ontwikkelingsperspectiefschetst. Dat geldt niet alleen, maar zeker òòk voor hetcultuurhistorisch beleid. Nu het cultuurhistorisch beleidzich op steeds grotere gebieden en samenhangendestructuren gaat richten, is het een voorwaarde dat ruim-telijk beleid en cultuurhistorisch beleid stoelen op eengemeenschappelijk basisconcept. Een toets achteraf isniet meer toereikend. Ruimtelijke ontwikkelingsscena-rio’s zouden daarom vanaf het begin doordrenkt moetenzijn van een cultuurhistorisch concept.

Daarmee wordt zeker niet gepleit voor een ‘nationalecultuurhistorische hoofdstructuur’. Het ontwikkelingsper-spectief op rijksniveau zou in de eerste plaats ruimtemoeten bieden aan regionale en lokale waarderingen eninitiatieven. Overheden, organisaties en ondernemingenop deze niveaus zijn beter dan de Rijksoverheid in staatbepaalde gebruikersgroepen en hun voorkeuren in kaartte brengen en in te passen in ruimtelijke plannen. Hetontwikkelingsperspectief zou anderzijds moetenbeschutten tegen de nivellerende invloeden van markten mode. Een regio is vrij zijn eigen cultuurhistorischeidentiteit te ontwikkelen, niet om zijn noödiversiteit teverkwanselen.

tuurhistorisch beleid overigens niet alleen een voorbeeld,maar in zeker opzicht ook een bedreiging. Biodiversiteiten noödiversiteit vallen nu eenmaal niet overal samen.Oude cultuurlandschappen kunnen door rigoureuzenatuurontwikkeling worden aangetast, zeker op lokaalniveau. Ook hierbij lijkt de enige juiste reactie een stapvooruit te denken. Een cultuurhistorische visie op natuur-ontwikkeling kan verrijkend zijn voor beide beleidsterrei-nen. Cultuurhistorisch beleid zou de rol van underdog moetenverlaten, in de overtuiging dat cultuurhistorische proces-sen zo sterk zijn geworteld in landschap en samenleving,dat van daaruit zeer goed een eigen perspectief voor detoekomst kan worden geschetst.

Een voorbeeld van een visie met een dergelijke potentieis die voor de ‘herontwikkeling’ van de Nieuwe HollandseWaterlinie en de Stelling van Amsterdam. 24) Hoewel hetvanuit cultuurhistorisch oogpunt om een beperkte opper-vlakte te beschermen en te restaureren gebied gaat, zoude linie een rode draad kunnen vormen voor de ontwik-keling van nieuwe natuurgebieden, stadslandschappen,waterbergingsgebieden en recreatievoorzieningen. Doorinundering van bepaalde gebieden zou de betekenis vande verdedigingswerken kunnen worden geaccentueerd.Gelijktijdig kunnen nieuwe functies (natuur, wonen, water-sport, waterwinning/-berging) worden ontwikkeld.Uiteraard praten we dan niet meer over een cultuurhisto-risch monument, maar over een cultuurhistorisch geïnspi-reerd herontwikkelingsplan. Ambitieus is het zeker. Eendergelijk plan te realiseren is een opgave die in omvangen complexiteit wellicht is te vergelijken met die dedrooglegging van de Haarlemmermeer, en mogelijk even-veel tijd zal kosten.

Voorstellen voor behoud, herstel en ontwikkeling Uit: Peter van Bolhuis, “Waterlinie: een heldere lijn”, in: Rooilijnnr. 5, mei 1995

Page 11: Nieuw Nederland wordt ouder - Dauvellier Ned. wordt ouder.pdf · Evenals de toekomst is het verleden slechts toegankelijk wanneer het ontworpen is.Ó 3) De perceptie van verleden

Nieuw Nederland wordt ouder 11

Het ontwikkelingsperspectief op nationaal niveau zoumoeten aansluiten op dominante ruimtelijke processen,en richting moeten geven aan die processen. Als wedaarbij het proces van verandering van vorm en functievan de ruimte als invalshoek kiezen, kunnen drie cen-trale thema’s worden onderscheiden:Mens en water (proces: ‘verwatering’)Veranderende houding ten opzichte van het water.Nieuw water als levensbron, ecosysteem en basisfactorvoor milieudifferentiatie. Cultuurhistorische visie op kust-beleid, oeverontwikkeling grote wateren en nieuwerecreatieve functie van binnenwateren. Herontwikkelingvan historische waterstructuren. Leidraad voor water-plannen en infrastructurele (water)werken. Mens en stad (proces: ‘verstening’)Veranderende nederzettingsvormen. Van centrale stadnaar stedelijke netwerken. De stad als marktplaats enals verblijfsplaats. Visie op functie oude binnenstedenen stadsrandzones. Rol van het buitengebied voorwonen en recreëren. Herontwikkeling van historischeroutes. Inpassing van (grootschalige) infrastructuur. Mens en natuur (proces: ‘verwoesting’)Veranderende houding ten opzichte van de natuur.Ontginningen en natuurontwikkeling als cultuurverschijn-sel. Cultuurhistorie als inspiratiebron voor natuurplan-ning (relatie met ‘historische ecologie’!). Nieuwe groot-schalige natuurparken. Combinatie van technische enecologisch infrastructuur. Toekomstige betekenis van(half)natuurlijke cultuurlandschappen.

De ruimtelijke neerslag van deze drie thema’s vertoontuiteraard een sterke overlap. Juist in de combinatie, inde overgangsgebieden van water, stad en natuur ont-staan de meest interessante situaties. Dat was in hetverre verleden al zo (bv. waterburchten, buitenplaatsen)en dat geldt nog steeds. In recente grootschalige plan-nen zoals de ‘Blauwe Stad’ en ‘IJburg’ spelen de driegenoemde thema’s een hoofdrol.

Projectplannen, zoals die momenteel in het kader vanhet ICES-programma worden opgesteld hebben depotentie in zich de economische motor te zijn voor her-ontwikkelingsprocessen, maar vormen door hun eenzij-dige economische oriëntatie en grootschaligheid ookeen serieuze bedreiging. Een cultuurhistorisch ontwikke-lingsperspectief fungeert als toetsingskader voor derge-

“VERWOESTING”

“VERSTENING”“VERWATERING”

bebouwd1989:7,5%

natuur+bos1989: 15%

water1989: 11%

Drie dominante processen in de toekomstige ontwikkelingvan de ruimte.Zie ook: Peter Dauvellier, “Kijken door een denkraam”; in: “Omstreden ruim-te’, J.N.H. Elerie, ea (red.), REGIO-PRojekt , Groningen 1994

mens en water mens en stad mens en natuur

Page 12: Nieuw Nederland wordt ouder - Dauvellier Ned. wordt ouder.pdf · Evenals de toekomst is het verleden slechts toegankelijk wanneer het ontworpen is.Ó 3) De perceptie van verleden

Nieuw Nederland wordt ouder

Nieuw Nederland wordt ouder. Daarbij wordt niet in deeerste plaats gedacht aan de ‘moderne’ woningen in devormgeving van de jaren dertig, zoals die momenteel inalle hoeken van het land uit de grond schieten. Ookgaat het niet om het krampachtig conserveren van oudestructuren die hun functie reeds lang hebben verloren.Nieuw Nederland wordt ouder omdat er een besefgroeit dat cultuurhistorie een belangrijke leverancier isvan grondstoffen voor een nieuwe leefomgeving. Dienieuwe leefomgeving moet herkenning en duurzaam-heid bieden, maar ook avontuurlijk zijn en de behoefteaan informatie prikkelen. Voor al die aspecten heeft cul-tuurhistorie een ruime sortering ingrediënten in voor-raad.

Nieuw Nederland wordt ouder 12

Noten

1a R.M. Pirsig, “Zen en de kunst van het motoronderhoud”, een onderzoek naar waarden.”, Uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam, 1976, blz. 376.

1.b Idem, blz. 1512 Drs. S de Vries (red.), Winkler Prins Grote

Wereldgeschiedenis, deel.1: “De oudste beschavingen”, Elsevier, Amsterdam/Brussel, 1976, blz. 334. ev.

3 A. van der Woud, “De Geschiedenis van de toekomst”, in: Nieuw Nederland, onderwerp van ontwerp, Dr. H. Van der Cammen (red.); Staatsuitgeverij ‘s Gravenhage, 1987, blz.18.

4 idem, blz.20.5 Ministerie van CRM, “Natuurwaarden en cultuurwaarden in

het landelijk gebied”, Staatsuitgeverij ‘s Gravenhage, maart 1979.

6 Stichting De Nieuwe Kaart van Nederland, maart 1997.7 Ministerie VROM, “Nederland 2030 - Eindspel”, Den Haag

1997.8 Prof. dr. S.T. Bok, “Cybernetica”, Uitgeverij Het Spectrum

N.V., Utrecht/Antwerpen, 1970, blz. 184. 9 Chr. v. Leeuwen, “Ecologie”, collegedictaat Technische

Hogeschool Delft, Afdeling Bouwkunde, Leersum, mei 1973, blz.74 ev.

10 Dirk Baalman, “Van beheerder tot inspirerende gespreks-partner”, in: Kwaliteit op locatie, Min. VROM, Den Haag, november 1995, blz.13.

11 Ir. J.T.P.Bijhouwer, “Het Nederlandse Landschap”, Kosmos, Amsterdam, 1977, blz. 78.

12 Eindhovens Dagblad 29 jan. 1997, blz 22.13 Ministerie van VROM, Vierde nota over de ruimtelijke

ordening, deel a: beleidsvoornemen, Den Haag, maart 1998, blz. 7.

14 Ministerie van VROM, Vierde nota over de ruimtelijkeordening, deel d: regeringsbeslissing, Den Haag, dec.

1998, blz. 84.15 Raad van advies voor de ruimtelijke ordening, “Naar

ruimtelijke kwaliteit”, SDU Uitgeverij, ‘s Gravenhage, 1990, blz.20.

16 Idem, blz. 2117 Idem, blz 1918 P.L.Dauvellier, “Op zoek naar ruimtelijke kwaliteit”, interne

notitie RPD, 1 mei 1984 19 P.Dauvellier/H.Leeflang, “Ruimtelijke kwaliteit”, interne

notitie RPD, 14 juni 198520 Ton Lemaire, “Filosofie van het Landschap”, AMBOboeken,

Baarn, 1970, blz.166.21 Prof. dr. Guus J Borger/Drs. Paul H.C. Vesters,

“Cultuurhistorie in het Groene Hart, een overzicht en een waarderingskaart.”, Amsterdam, september 1996.

22 I. Profijt/M.M.G.J. Bakermans, “Cultuurhistorische Kartering Nederland, een geografisch informatiesysteem”, Stichting voor de Bodemkartering, Rapport nr. 1954, Wageningen,

1988.23 Jan Kolen, “Recreating (in) nature, visiting history”, in:

Archaeological Dialoges, Vol.2, no.2, 1995.24 P. van Bolhuis/ P. Vrijlandt, “Waterlijn, Ideeën voor de toe-

komst van de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie”, LUW Wageningen, juli 1993.

25 Commissie Bescherming en Ontwikkeling, “Manifest over ruimtelijke kwaliteit en cultuurhistorie”, 1997

lijke projecten en zoekt naar mogelijkheden voor mee-koppeling: kwaliteit met kwaliteit maken. Het ontwikkelingsperspectief zou een belangrijke bouw-steen kunnen zijn bij de opstelling van de Vijfde Notaover de ruimtelijke ordening. Het is te verwachten dat indie nota een sterke integratie plaatsvindt van ruimte,milieu en economie. Cultuurbeleid en cultuurhistoriezouden de vierde pijler onder de nota kunnen vormen,wanneer tenminste een voldoende brede en toekomst-gerichte invalshoek wordt gekozen. Cultuurhistorie krijgtdan de functie van “katalysator bij verdere ontwikkeling”zoals het wordt genoemd in het ‘Manifest overRuimtelijke kwaliteit en Cultuurhistorie’ 25).