Nederlandse betaald voetbalorganisaties€¦ · Web viewUit de SWOT-analyses blijkt dat de...
Transcript of Nederlandse betaald voetbalorganisaties€¦ · Web viewUit de SWOT-analyses blijkt dat de...
Nederlandse betaald voetbalorganisatiesEn de invloed van de economische crisis
Bachelorscriptie
Erasmus School of Economics (ESE)
Auteur: Niels Baijer
Studentnummer: 347866
Datum: 01-05-2014
Opleiding: Economie en Bedrijfseconomie
Begeleider: André van Stel
AbstractIn deze scriptie is de invloed van de economische crisis op de Nederlandse betaald voetbalorganisaties
onderzocht aan de hand van een aantal variabelen, waaronder de netto-omzet, de bedrijfslasten, het
bedrijfsresultaat na belasting, het aantal werknemers en het eigen vermogen. Deze variabelen zijn zo
specifiek mogelijk opgesplitst in subvariabelen, waardoor er een goed beeld ontstaat over waar de
economische crisis het grootste effect op heeft. Gezien het feit dat er in korte tijd vier clubs failliet
gingen, is het interessant om te bekijken hoe het gesteld is met de financiële situatie van de
overgebleven voetbalclubs. In het onderzoek zijn de jaarrekeningen van Ajax, FC Groningen, FC
Utrecht, Feyenoord, PSV, Roda JC en sc Heerenveen tijdens de seizoenen 2004/2005 tot en met
2011/2012 onder de loep genomen. Deze voetbalclubs zijn de gehele onderzoeksperiode in de
Eredivisie actief geweest. Aan de hand van bevindingen uit de resultatenrekening is vervolgens per
club een SWOT-analyse opgesteld.
De economische crisis heeft vooral effect op de mediabaten van de onderzochte betaald voetbal
organisaties. Ook heeft een groot aantal clubs er uit bezuinigingsoverwegingen voor gekozen om te
snijden in de salariskosten. Het aantal werknemers werd verkleind. Verder heeft de economische crisis
een negatieve uitwerking op het bedrijfsresultaat van de clubs. Door de grote hoeveelheid verliezen is
de omvang van het eigen vermogen bij veel bvo’s flink verslechterd, waardoor er problemen in de
toekomst kunnen ontstaan. De economische crisis treft dus ook de Nederlandse voetbalclubs.
Uit de SWOT-analyses blijkt dat de sterkheden flink verschillen per club. Wel kan worden gesteld dat
de drie traditionele topclubs (Ajax, Feyenoord en PSV) nog steeds voordeel halen uit hun rijke
historie. Het grootste zwaktepunt van de meeste clubs is dat er maar weinig positieve resultaten voor
afschrijving en vergoedingssommen worden behaald. Verder geldt dat de geografische ligging van een
club zowel een kans als een bedreiging kan zijn. De andere belangrijke bedreigingen zijn de wetgeving
omtrent jeugdcontracten en het dreigende verlies van startplekken in de lucratieve Europese
toernooien.
Tot slot blijkt dat er drie clubs zijn die beleidsmatig op de goede weg zitten, namelijk Feyenoord,
Roda JC en sc Heerenveen. Ook Ajax, FC Utrecht en FC Groningen scoren een ruime voldoende, al
moet de laatste club meer inzetten op een minder risicovol transferbeleid. Slechts van PSV kan worden
gesteld dat er een slechte strategie is gekozen. Nog steeds stijgen de kosten en worden er dure spelers
aangetrokken. De betaald voetbal organisatie uit Eindhoven zal dus structurele beleidsveranderingen
moeten doorvoeren om haar financiële gezondheid te waarborgen.
DankwoordGraag zou ik mijn scriptiebegeleider, André van Stel, willen bedanken voor de tijd die hij in deze
bachelorscriptie heeft gestoken. Mede dankzij zijn input heeft deze scriptie tot stand kunnen komen.
Daarnaast gaat mijn dank uit naar dhr. Marc-Jan Oldenbandringh, dhr. Hans Huyzer, mw. Michelle
Bindels en dhr. Danny Steenstra. Dankzij hen heb ik een aantal belangrijke jaarverslagen van
respectievelijk FC Groningen, Feyenoord, Roda JC Kerkrade en sc Heerenveen in handen gekregen.
Inhoudsopgave
Abstract 2
Dankwoord 3
1 Inleiding 6
2 Theoretisch raamwerk 8
2.1 SWOT-Analyse 8
2.2 Risico 9
3 Onderzoeksopzet 10
3.1 Geselecteerde variabelen 10
3.1.1 Netto-omzet 10
3.1.2 Bedrijfslasten 11
3.1.3 Bedrijfsresultaat 12
3.1.4 Overige informatie bedrijfsvoering 12
3.2 Geselecteerde bvo’s 13
4 Resultaten 14
4.1 Ajax 14
4.1.1 Resultatenrekening 14
4.1.2 SWOT-Analyse 19
4.1.3 Conclusies 21
4.2 FC Groningen 22
4.2.1 Resultatenrekening 22
4.2.2 SWOT-Analyse 25
4.2.3 Conclusies 27
4.3 FC Utrecht 27
4.3.1 Resultatenrekening 28
4.3.2 SWOT-Analyse 31
4.3.3 Conclusies 33
4.4 Feyenoord 34
4.4.1 Resultatenrekening 34
4.4.2 SWOT-Analyse 37
4.4.3 Conclusies 39
4.5 PSV 40
4.5.1 Resultatenrekening 40
4.5.2 SWOT-Analyse 43
4.5.3 Conclusies 45
4.6 Roda JC 46
4.6.1 Resultatenrekening 46
4.6.2 SWOT-Analyse 48
` 4.6.3 Conclusies 50
4.7 sc Heerenveen 50
4.7.1 Resultatenrekening 51
4.7.2 SWOT-Analyse 53
4.7.3 Conclusies 54
5 Verbeterpunten onderzoek 56
6 Conclusies 58
Referenties 60
Appendix 63
Bijlage 1: Eindstanden Eredivisie, 2005-2012 63
Bijlage 2: Resultatenrekening Ajax, 2005-2012 64
Bijlage 3: Resultatenrekening FC Groningen, 2005-2012 66
Bijlage 4: Resultatenrekening FC Utrecht, 2005-2012 68
Bijlage 5: Resultatenrekening Feyenoord, 2005-2012 70
Bijlage 6: Resultatenrekening PSV, 2005-2012 72
Bijlage 7: Resultatenrekening Roda JC, 2005-2012 74
Bijlage 8: Resultatenrekening sc Heerenveen, 2005-2012 76
Bijlage 9: Bezettingsgraad Eredivisieclubs, 2010-2013 77
Bijlage 10: Bevolkingsdichtheid Nederland 2012 78
1. InleidingSinds het begin van de economische crisis in 2008 bevinden veel sectoren binnen de economie zich in
zwaar weer. Op vrijwel ieder terrein moet worden bezuinigd, vele werknemers worden
noodgedwongen ontslagen en decenniaoude bedrijven vallen om. Ook de Nederlandse betaald
voetbalorganisaties (vanaf nu bvo’s) ontspringen de dans niet. In 2010 viel het doek voor HFC
Haarlem en een jaar later ging ook RBC Roosendaal financieel ten onder. Meer recent gingen ook
AGOVV Apeldoorn en SC Veendam definitief failliet (AD, 2013a).
Categorie 1 FC Emmen, Fortuna Sittard
Categorie 2 ADO Den Haag, AZ, FC Den Bosch, SC Cambuur Leeuwarden, FC Dordrecht, FC
Eindhoven, Excelsior, Feyenoord, De Graafschap, FC Groningen, Helmond Sport,
Heracles Almelo, NAC Breda, N.E.C., RKC Waalwijk, Roda JC, Sparta Rotterdam,
FC Twente, FC Utrecht, Vitesse, VVV-Venlo, Willem II, PEC Zwolle
Categorie 3 Ajax, Almere City FC, Go Ahead Eagles, sc Heerenveen, MVV, FC Oss, PSV,
Telstar, FC Volendam
Om de financiële gezondheid van de nog overgebleven voetbalclubs te waarborgen, hanteert de
KNVB (Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond) een categorie-indeling. Clubs in categorie 1 scoren
op financieel gebied een onvoldoende. Categorie 2 staat voor voldoende en categorie 3 voor goed. Uit
tabel 1 blijkt dat er twee clubs in financieel zwaar weer verkeren. Drieëntwintig bvo’s zijn (voorlopig)
veilig en bij slechts negen van de Nederlandse betaalde voetbalorganisaties is de financiële situatie
goed op orde (KNVB, 2013).
Voor clubs uit categorie 1 geldt dat zij
binnen maximaal negen meetmomenten in
een hogere categorie moeten worden ingedeeld. Indien dit niet lukt, loopt de proflicentie van de bvo
ernstig gevaar. Clubs in deze categorie dienen een plan van aanpak in te leveren, welke moet leiden tot
financieel herstel. Afwijkingen van dit plan kunnen uiteenlopende sancties, zoals boetes, puntenafrek
en eventueel het afpakken van de proflicentie tot gevolg hebben (KNVB, 2013).
Over het algemeen geldt dat alle Nederlandse bvo’s last hebben van de huidige economische crisis.
Als oplossing lijkt bezuinigen het meest voor de handliggend. Er zijn echter ook andere manieren
waarop de verschillende voetbalclubs op de crisis hebben gereageerd.
Zo verkocht Feyenoord 49% van haar aandelen voor dertig miljoen euro, waarbij dat bedrag eventueel
nog op zou kunnen lopen (Rijnmond, 2012). Verder werd Vitesse volledig overgenomen door de
Georgiër Merab Jordania (Visser, 2010), welke zijn aandelenpakket inmiddels heeft overgedragen aan
Aleksandr Tsjigirinski (NOS, 2013). PSV trachtte de economische crisis te overleven door een
grondverkoop van haar trainingscomplex aan de gemeente, waarmee een som van ruim 43 miljoen
euro gemoeid ging (Jaarverslag PSV, 2011/2012). Zoals al eerder naar voren is gekomen zijn er
Tabel 1: Categorie-indeling KNVB per 28-08-2013Bron: KNVB, 2013
helaas ook vier betaalde voetbalclubs geweest die het hoofd niet boven water konden houden. Zij zijn
ten onder gegaan aan de economische crisis.
In deze scriptie wordt onderzocht wat de invloed van de economische crisis op de Nederlandse betaald
voetbalorganisaties is. Hierbij zullen de meest bepalende factoren van zowel de kosten- als de
opbrengstenkant onder de loep worden genomen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld de netto-omzet, de
bedrijfslasten, het transferresultaat en het financiële resultaat na belasting. Om een duidelijk beeld te
krijgen, worden deze factoren opgesplitst in kleinere subgroepen, zoals sponsoren, kaartverkoop en
salariskosten. Ook wordt de invloed van de economische crisis op het eigen vermogen en het aantal
werknemers van een bvo in dit onderzoek meegenomen.
De nadruk van het onderzoek ligt op de clubs die uitkomen in de Eredivisie, de hoogste afdeling van
het Nederlandse betaalde voetbal. Dit zijn immers de meest toonaangevende clubs uit Nederland en
hierdoor is het effect van de financiële crisis op deze bvo’s het interessantst om te onderzoeken.
Om de invloed van de economische crisis te kunnen bepalen, worden de financiële gegevens van de
desbetreffende voetbalclubs gebruikt. Deze financiële gegevens zullen hoofdzakelijk uit de
gepresenteerde jaarrekeningen van deze bvo’s worden verkregen. Aan de hand van gegevens uit deze
jaarverslagen wordt er uiteindelijk vastgesteld wat de invloed van de economische crisis op de
Nederlandse bvo’s is. De onderzoeksvraag luidt dan ook:
“Wat zijn de gevolgen van de economische crisis voor de Nederlandse bvo’s?”
Naast deze analyse van de jaarrekeningen wordt er ook een SWOT-analyse opgesteld. Hierbij worden
de zwakte- en sterktepunten van een bvo in kaart gebracht. Ook komen de belangrijkste kansen en
bedreigingen aan bod. Aan de hand van deze analyse wordt er een aantal uitspraken gedaan over het
beleid wat de club voert. Hierbij wordt rekening gehouden met de strategie die de bvo moet
aanhouden om in de toekomst op financieel gebied gezond te zijn
2. Theoretisch RaamwerkIn dit hoofdstuk wordt een aantal algemene theorieën en begrippen besproken. Deze worden later in
deze scriptie toegepast op de Nederlandse bvo’s. Vandaar dat het van belang is om deze eerst uit te
werken, zodat iedereen begrijpt wat er precies met een theorie of begrip wordt bedoeld.
2.1 SWOT-Analyse
Bij het opstellen van een SWOT-analyse worden de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen van een
bedrijf, of in dit geval een bvo, aan het licht gebracht (zie figuur 1). Aan de hand van een dergelijke
analyse kan een strategie voor de toekomst worden vastgesteld (Kotler & Keller, 2009, pp. 89-92).
Sterktepunten: de positieve aspecten van een onderneming die een gunstige invloed hebben op de
toekomst van de organisatie. Er is sprake van een interne focus.
Zwaktepunten: de negatieve aspecten van een onderneming die een ongunstige invloed hebben op de
toekomst van de organisatie. Ook hier wordt er uitgegaan van een interne focus.
Kansen: de mogelijkheden die een onderneming in de (nabije) toekomst heeft om haar positie te
versterken en haar doelen te behalen. Deze kansen zijn het gevolg van externe ontwikkelingen.
Bedreigingen: de gevaren waar een onderneming mee te maken krijgt die verdere uitbreiding
bemoeilijken en een negatieve uitwerking hebben op de mate waarin ondernemingsdoelen worden
bereikt. Deze bedreigingen doen zich voor door externe ontwikkelingen.
Bij de sterkte- en zwaktepunten wordt er dus vooral naar de onderneming zelf gekeken, terwijl bij
kansen en bedreigingen de ontwikkelingen van de markt van belang zijn (Beleidsimpuls, 2013). Ook
voor een bvo kan het interessant zijn om haar relatieve positie t.o.v. andere bvo’s te bekijken, omdat er
dan een toekomstbeeld van de club kan worden geschetst. Een belangrijk onderdeel van deze scriptie
Figuur 1: SWOT-AnalyseBron: Robxead, 2012
is dan ook het opstellen van een SWOT-analyse voor de verschillende bvo’s. Hieruit wordt duidelijk
hoe een bepaalde bvo op financieel vlak presteert in verhouding tot haar concurrenten. Er zal worden
gekeken naar specifieke zaken voor de desbetreffende bvo, maar ook naar algemene zaken in de markt
waarin voetbalclubs opereren.
2.2 Risico
Juist tijdens een economische crisis is het extra van belang dat ondernemingen rekening houden met
de risico’s die zij door bepaalde keuzes en handelingen lopen. Het is dan ook interessant om het
risicobeleid van een onderneming of bvo te bekijken. Over het algemeen geldt dat er drie soorten
gedragingen met betrekking tot risico kunnen worden onderscheiden (Reiss, 2013, pp. 45-46):
1. Risico aversie: een grote kans op een kleine payoff wordt geprefereerd boven een kleine kans
op een grote payoff. In tabel 2 is een klein, eenvoudig cijfervoorbeeld te vinden. De verwachte
uitkomst is in beide gevallen 90. Afhankelijk van de aanvaarding van risico kiezen mensen
voor optie A of optie B. Een risico-avers persoon zou optie A prefereren boven optie B.
2. Risicozoekend: risico wordt juist opgezocht. Men verkiest een kleine kans op een groot succes
boven een grote kans op een minder groot succes. Een risicoprefererend persoon zou dus optie
B uit tabel 2 verkiezen boven optie A.
3. Risiconeutraal: er is sprake van indifferentie tussen risico en zekerheid. Risico wordt niet uit
de weg gegaan, maar het wordt ook niet bewust opgezocht. Een risiconeutraal persoon zou
indifferent zijn tussen optie A en optie B uit tabel 2.
Optie Kans Payoff
A 90% 100
10% 0
B 10% 900
90% 0
Tabel 2: Keuzegedrag bij risico's
In tijden van crisis neemt de onzekerheid op de markt toe. Dit geldt uiteraard ook voor de Nederlandse
voetbalclubs. Er zal in deze scriptie worden gekeken in hoeverre de onderzochte Nederlandse bvo’s
risico aanvaarden. Hierbij zijn vooral de posten die leiden tot de totale bedrijfslasten en het
transferbeleid van belang.
3. OnderzoeksopzetBij ieder onderzoek is het van belang dat er eerst wordt vastgesteld wat er precies wordt onderzocht.
Allereerst moet de onderzoeksperiode worden bepaald. Deze begint bij het seizoen 2004/2005 en loopt
door tot 2011/2012. Aangezien de economische crisis in 2008 begon, kan de financiële situatie tijdens
deze crisis worden vergeleken met de periode ervoor. Hierdoor kan worden vastgesteld waar de
invloed van de economische crisis het best zichtbaar is. Om dit te bepalen, zijn er een aantal
variabelen geselecteerd. Nadat deze zijn gedefinieerd komt de selectie van onderzochte bvo’s aan bod.
3.1 Geselecteerde variabelen
Doordat de economische crisis op meerdere aspecten van een bvo van invloed kan zijn, is het
noodzakelijk om vast te stellen welke variabelen er in dit onderzoek worden onderzocht. Er zal blijken
dat er bij een aantal variabelen verdere specificatie mogelijk is.
3.1.1. Netto-omzet
De netto-omzet is de som van de opbrengsten uit normale bedrijfsuitoefening van de desbetreffende
club per seizoen. Deze netto-omzet kan worden opgesplitst in een aantal verschillende variabelen,
waaronder de kaartverkoop, de sponsoropbrengsten, tv-geld en merchandising. Verder zijn er nog
overige opbrengsten, waaronder alle soorten opbrengsten die niet kunnen worden ondergebracht bij de
andere variabelen worden verantwoord. Ook zijn er clubspecifieke variabelen, welke hier niet worden
behandeld, maar voor de volledigheid wel in het onderzoek zijn meegenomen.
Kaartverkoop: deze post vormt een belangrijk onderdeel van de opbrengsten van een bvo. De hoogte
van deze post is afhankelijk van onder andere de grootte van het stadion, de prijs van een entreebewijs
en de bezettingsgraad. In dit onderzoek wordt er waar mogelijk onderscheid gemaakt tussen de
opbrengsten uit kaartverkoop in de competitie, beker en vriendschappelijke wedstrijden, opbrengsten
uit Europese wedstrijden, premies uit Europese competities, opbrengsten van seizoenskaarthouders en
business- en skyboxplaatsen en de indirecte wedstrijdbaten. Door deze opsplitsing kan worden
vastgesteld of er sprake is van incidentele (Europese successen) of structurele (kaartverkoop voor
competitiewedstrijden) opbrengsten.
Sponsoren: bvo’s verkrijgen een groot deel van hun opbrengsten door de samenwerking met
verschillende sponsoren. Echter ontkomt ook het bedrijfsleven niet aan de economische crisis. Doordat
huidige en potentiële sponsoren in de kosten moeten snijden, kunnen zij er voor kiezen om te snijden
in haar sponsoractiviteiten. Wel moet er goed worden gerealiseerd dat sponsorcontracten over het
algemeen voor een langere periode worden aangegaan, waardoor de economische crisis pas zichtbaar
wordt zodra er een contract met een sponsor afloopt.
Tv-geld: onder deze post vallen opbrengsten die worden gegenereerd door het verkopen van
uitzendrechten van voetbalwedstrijden. Vooraf lijken een tweetal verbanden mogelijk. Huidige klanten
kunnen hun contract bij FOX Sports opzeggen, omdat zij deze door de economische crisis niet meer
kunnen betalen. Daarnaast zouden stadionbezoekers uit zuinigheidsoverwegingen kunnen kiezen om
de wedstrijden thuis te bekijken en dus een abonnement bij FOX Sports af te sluiten. Dit laatste
verhoogt het aantal kijkers en dus de waarde van de uitzendrechten. In hoeverre deze verbanden
opgaan moet uit dit onderzoek blijken.
Merchandising: dit zijn de opbrengsten door de verkoop van allerlei fanartikelen. Mogelijk zou deze
post tijdens de economische crisis een mindere omvang hebben, doordat consumenten (supporters)
minder geld te besteden hebben en zich minder fanartikelen kunnen veroorloven.
3.1.2 Bedrijfslasten
Onder de bedrijfslasten vallen de kosten die een bvo per seizoen moet maken om de opbrengsten uit
de normale bedrijfsuitvoering te genereren. Belangrijke posten zijn inkoopwaarde van de omzet, lonen
en (sociale) lasten en afschrijving op vaste activa. Daarnaast is er bij iedere club nog een restpost
aanwezig, welke uit een aantal subposten bestaat.
Inkoopwaarde omzet: de inkoopwaarde van de omzet hangt in grote mate samen met de
merchandising. Hoe meer fanartikelen er worden verkocht, hoe hoger de totale inkoopwaarde van deze
artikelen is. De ontwikkeling van deze posten over de tijd zou dus gelijk moeten zijn, al heeft de
inkoopwaarde van de omzet betrekking op meerdere zaken dan alleen de merchandising.
Lonen en (sociale) lasten: de belangrijkste kostenpost van een bvo wordt gevormd door de salarissen
van het personeel. Een logisch gevolg van de economische crisis zou zijn dat clubs in deze kostenpost
gaan snijden. Dure werknemers (spelers) zullen moeten worden vervangen om de teruggang in de
opbrengstenkant op te vangen. In hoeverre deze ontwikkeling in de Eredivisie daadwerkelijk heeft
plaatsgevonden komt uit dit onderzoek naar voren.
Afschrijving vaste activa: deze kostenpost heeft betrekking op de materiële vaste activa van een bvo.
Een club zou kunnen bezuinigen door reeds afgeschreven activa niet te vervangen, zodat er sprake is
van lagere afschrijvingskosten op vaste activa.
Overige kosten: bij de meeste clubs worden de overige kosten verder opgesplitst in een aantal
subcategorieën. Wedstrijdkosten, huisvestingskosten,verkoopkosten, algemene kosten, KNVB
heffingen, overige personeelskosten, beheer- en administratiekosten en bijzondere lasten zijn de meest
voorkomende categorieën.
3.1.3 Bedrijfsresultaat
Als de netto-omzet en de bedrijfslasten worden vergeleken, komt het bedrijfsresultaat voor
afschrijving en vergoedingssommen naar voren. Om vervolgens het bedrijfsresultaat na belasting vast
te stellen, moet er rekening worden gehouden met transfers, financieel resultaat, belastingen en
resultaat deelnemingen. Op deze manier wordt duidelijk hoe de bvo tijdens een bepaald seizoen op
financieel gebied heeft gepresteerd. In dit onderzoek worden financieel resultaat, belastingen en
resultaat deelnemingen slechts voor de volledigheid vermeld. Vanwege het ontbreken van het
voetbalgerelateerde karakter worden deze posten niet geanalyseerd.
Afschrijving vergoedingssommen: een bvo activeert de waarde van haar spelers op de balans. Jaarlijks
vindt er afschrijving op deze post plaats. In de meeste gevallen worden spelers tegen hun
aankoopwaarde geactiveerd en wordt er lineair over de contractduur afgeschreven. De restwaarde
wordt op nul verondersteld.
Resultaat vergoedingssommen: onder resultaat vergoedingssommen worden de opbrengsten uit de
verkoop van spelers verstaan. Wel moet er rekening worden gehouden met het aandeel van derden, de
contante waarde aanpassing bij uitgestelde betalingen, transferkosten en de boekwaarde op de
transactiedatum (Jaarverslag Ajax, 2012).
Financieel resultaat: het financieel resultaat betreft het verschil tussen de kosten van geleend geld en
de opbrengst van gespaard geld tijdens een bepaald seizoen. Bij deze post kan er zowel sprake zijn van
een positief als een negatief resultaat.
Belastingen: net als iedere andere onderneming in Nederland zijn ook bvo’s onderhevig aan
vennootschapsbelasting. Bij verliezen mogen voorheen betaalde belastingen worden teruggevorderd,
bij winsten moet er belasting worden betaald.
Resultaat deelnemingen: indien een bvo deelneemt in andere ondernemingen of partijen, wordt hier
een resultaat op geboekt. Hoewel niet iedere bvo deelneemt in andere partijen, wordt deze post voor de
volledigheid toch meegenomen in de bepaling van het bedrijfsresultaat na belasting.
3.1.4 Overige informatie bedrijfsvoering
Bij de overige informatie over de bedrijfsvoering worden per club twee of drie variabelen
meegenomen. Ten eerste komt het aantal werknemers van de bvo onder aan bod. Verder is de
ontwikkeling van het eigen vermogen van belang. Tot slot wordt er bij Ajax en PSV vermeld of er in
het desbetreffende seizoen werd deelgenomen aan de Champions League.
Aantal werknemers: bij deze post wordt gekeken naar het aantal voltijd dienstverbanden (FTE’s). Ook
met de functies die de verschillende werknemers bekleden wordt rekening gehouden. In veel gevallen
maakt de club onderscheid tussen spelers, technische en medische staf en het overige personeel.
Logischerwijs hangt deze variabele sterk samen met de salariskosten van een bvo. De vraag is of bij
voetbalclubs dezelfde trend plaatsvindt als in het gewone bedrijfsleven, waar veel werknemers uit
bezuinigingsoverwegingen worden ontslagen.
Eigen vermogen: in principe moet bij deze post altijd gelden dat het eigen vermogen in periode één
gelijk is aan het eigen vermogen in periode nul plus het resultaat in periode één. Als er sprake is van
het plaatsen van extra kapitaal en de daaruit volgende toename van de agioreserve, gaat dit verband
echter niet op. In dat geval wordt het eigen vermogen gecorrigeerd voor deze kapitaalstortingen en –
onttrekkingen. Dit geeft een beter beeld van de invloed van de economische crisis op deze post.
Deelname Champions League: Ajax en PSV zijn de enige clubs die tijdens de onderzoeksperiode in de
Champions League actief zijn geweest. Doordat dit toernooi van grote invloed is op de kosten en
opbrengsten van een bvo, moet er rekening worden gehouden met deelname aan deze competitie. Door
een correctie toe te passen, kan er worden vastgesteld hoe de club er op financieel gebied voor had
gestaan zonder de opbrengsten van dit toernooi. Dit maakt uitspraken over de invloed van de
economische crisis betrouwbaarder.
3.2 Geselecteerde bvo’s
Bij het selecteren van clubs is gekozen om alleen bvo’s mee te nemen die in de gehele
onderzoeksperiode (2005-2012) in de Eredivisie actief zijn geweest. De achterliggende gedachte
hierbij is dat een eventuele degradatie naar de Jupiler League (eerste divisie) enorme financiële
gevolgen met zich meebrengt. Dit geeft een vertekend beeld en daardoor zou
de eventuele invloed van de economische crisis niet goed in beeld kunnen
worden gebracht. In bijlage 1 staan de ranglijsten van de Eredivisie van de
gehele onderzoeksperiode (EredivisieStats, 2014). Dertien clubs blijken
tijdens de gehele onderzoeksperiode in de Eredivisie actief te zijn geweest.
Er is op basis van beschikbaarheid van jaarrekeningen een zevental bvo’s
gekozen die verder worden onderzocht. Deze zijn in tabel 3 te vinden. Voor
deze zeven clubs worden de in hoofdstuk 3.1 besproken variabelen geanalyseerd, zodat er aan Tabel 3:
Geselecteerde bvo’s
de hand hiervan uitspraken over de invloed van de economische crisis kunnen worden gedaan.
Selectie bvo'sAjaxFC GroningenFC UtrechtFeyenoordPSVRoda JCsc Heerenveen
4. ResultatenIn dit hoofdstuk worden de bevindingen van het onderzoek naar de invloed van de economische crisis
op Nederlandse bvo’s gepresenteerd. De onderzochte financiële posten komen uit de
resultatenrekeningen (2005-2012) van de desbetreffende clubs. Eerst komt de netto-omzet aan bod,
vervolgens de bedrijfslasten, daarna het bedrijfsresultaat en tot slot de overige informatie van de
bedrijfsvoering. Deze worden zo nauwkeurig mogelijk opgesplitst in verschillende posten. Aan de
hand van deze bevindingen wordt voor iedere bvo een SWOT-analyse gemaakt. Ook vindt er een
beoordeling van het huidige beleid van de desbetreffende voetbalclub plaats.
4.1 Ajax
Bijlage 2 geeft het verloop van de verschillende posten van de resultatenrekening van Ajax weer. Met
behulp hiervan is het mogelijk om uitspraken te doen over de ontwikkelingen die de club in de
onderzochte tijdsperiode heeft doorgemaakt, waardoor een eventuele invloed van de economische
crisis naar voren komt.
4.1.1 Resultatenrekening
Netto-omzet: bij Ajax behoren kaartverkoop, sponsoring, tv-geld en merchandising tot de netto-omzet
van de club. Pas in het laatste seizoen is er sprake van de post overige baten, waardoor deze buiten de
analyse wordt gelaten. Voor de volledigheid is deze post wel terug te vinden in bijlage 2.
Belangrijk om op te merken is dat de opbrengsten uit kaartverkoop zijn opgesplitst in subgroepen.
Allereerst valt een wisselend verloop in de opbrengsten uit competitie-, beker- en vriendschappelijke
wedstrijden op. In de beginperiode is er sprake van een stijgend verloop, maar zodra de crisis begint,
slaat deze trend om. Dit houdt twee seizoenen aan, waarna er toch weer sprake is van een stijging. Een
logische verklaring is het feit dat de club in deze periode op sportief gebied steeds succesvoller werd.
Hierdoor is het voor supporters aantrekkelijker om naar het stadion te komen. Een duidelijk verband
met de economische crisis wordt dus niet ontdekt.
Over de kaartverkoop uit Europese wedstrijden en premies uit Europese competities kan weinig
worden geconcludeerd. Het is logisch dat deze post een hogere waarde aanneemt indien een club
verder in het toernooi komt en dus meer wedstrijden speelt. Daarnaast blijkt uit het verloop van deze
post dat de Champions League veel meer kaartverkoopopbrengsten en premies genereert dan de
Europa League. Doordat Ajax niet jaarlijks aan hetzelfde toernooi deelneemt, kunnen er dus geen
waterdichte uitspraken worden gedaan over de invloed van de economische crisis op dit deel van de
opbrengsten uit kaartverkoop.
De opbrengsten uit seizoenskaarten vertonen de gehele onderzoeksperiode een stijgend verloop.
Ondanks de economische crisis hebben de supporters van Ajax toch massaal een seizoenkaart
aangeschaft, zelfs toen de club in sportief opzicht minder succesvol was dan tegenwoordig het geval
is. Op deze post lijkt de economische crisis dus geen of een zeer beperkte invloed te hebben.
De verkoop van stadionplaatsen aan het zakenleven vertoont ook een lichtstijgend verloop. Hoewel er
tijdens de beginjaren van de crisis sprake is van een neergang, vindt er in de daaropvolgende
seizoenen herstel plaats. Hierdoor is de eindwaarde van deze post hoger dan de beginwaarde en blijft
een sterk effect van de economische crisis dus uit.
De overige opbrengsten met betrekking tot kaartverkoop vallen onder de indirecte wedstrijdbaten. In
dit onderzoek wordt deze post als incidenteel beschouwd, doordat de opbouw per seizoen erg
verschillend is. Hierdoor is het onmogelijk om een verband met de economische crisis te leggen.
Voor de kaartverkoop als geheel geldt dat er slechts aan het begin van de economische crisis sprake is
van een dalend verloop. Wel valt op dat Europese successen van grote invloed op deze post heb zijn,
wat blijkt uit de laatste twee seizoenen van de onderzoeksperiode. De eventuele invloed van de
economische crisis op deze post wordt dus (gedeeltelijk) verbloemd door de toenemende sportieve
prestaties van de club. Hierdoor kunnen er geen conclusies worden getrokken.
Naast de kaartverkoop vormen de sponsoropbrengsten een relatief belangrijk onderdeel van de netto-
omzet. Opvallend aan deze post is de constante omvang van ongeveer negentien miljoen euro tijdens
de eerste vier seizoenen van dit onderzoek. De daaropvolgende seizoenen bedraagt deze post jaarlijks
vijfentwintig miljoen euro (uitgezonderd 2010/2011). Tegen de verwachting in geldt dat bij Ajax de
sponsorinkomsten dus juist zijn gestegen i.p.v. gedaald. Dit komt ook doordat grote sponsorcontracten
vaak voor de lange termijn worden afgesloten. Hierdoor is de relatie tussen deze post en de
economische crisis vrij beperkt.
Voor de door Ajax ontvangen tv-gelden geldt dat er vanaf het seizoen 2006/2007 een dalend verloop
wordt waargenomen. De laatste twee seizoenen vormen hierop een uitzondering, welke kan worden
verklaard door de deelname aan de Champions League. Doordat een jaarlijkse deelname aan dit
toernooi een irreële aanname is, is deze stijging incidenteel van aard. Aangezien het verloop van deze
post gelijkloopt met de prestaties op sportief gebied, kunnen er ook hier geen conclusies over de
invloed van de economische crisis worden getrokken.
De opbrengsten uit merchandising bedragen jaarlijks vijf tot zes miljoen euro. Tijdens de laatste twee
seizoenen ligt deze waarde aanzienlijk hoger. Hoewel de club in haar jaarverslagen geen uitspraken
doet over de oorzaken hiervan, lijkt het aannemelijk dat dit komt doordat Ajax tijdens die periode op
sportief gebied relatief succesvol was. Dit kan voor veel supporters een extra stimulans zijn om (extra)
fanartikelen aan te schaffen. De economische crisis heeft op deze post dus geen duidelijke invloed.
Al met al kan er dus worden geconcludeerd dat de precieze invloed van de economische crisis bij Ajax
moeilijk valt af te leiden. Dit komt doordat er tijdens de beginperiode van deze crisis sprake was van
verminderde sportieve prestaties. Aangezien dit ook van invloed is op de financiële resultaten van de
club, kan er dus niet worden vastgesteld of de ontwikkeling van een bepaalde post wordt veroorzaakt
door de economische crisis of juist door de afnemende sportieve prestaties. Slechts bij de verkoop van
seizoenskaarten, de sponsoropbrengsten en de merchandising kan worden gesteld dat de economische
crisis geen of zeer beperkte invloed heeft.
Bedrijfslasten: deze bestaan bij Ajax uit de inkoopwaarde van de omzet, lonen en lasten en
afschrijving op vaste activa. Verder is er een restpost, welke overige personeelskosten,
wedstrijdkosten, huisvestingskosten en beheer- en administratiekosten bevat.
De inkoopwaarde van de omzet bedraagt jaarlijks drie tot vier miljoen euro. Pas tijdens de laatste drie
seizoenen is er sprake van een bovenwaartse afwijking. De verklaring hiervoor is de sterke samenhang
met merchandising. Doordat er meer fanartikelen werden verkocht, namen ook de inkopen toe. Net als
bij merchandising lijkt er ook bij deze post geen samenhang met de crisis te zijn.
De salariskosten worden opgesplitst in een voetbalgerelateerd gedeelte en een niet-voetbalgerelateerd
gedeelte (merchandising e.d.). Het voetbalgerelateerde deel vertoont vrijwel de gehele
onderzoeksperiode geen noemenswaardige daling. Dit geldt niet voor het laatste seizoen, waar deze
kostenpost met bijna zeven miljoen afneemt. Bij de niet-voetbalgerelateerde salarissen geldt deze
daling in het laatste seizoen niet en is er sprake van een flinke toename. Tijdens het laatste seizoen zijn
de totale salarislasten van de club wel gedaald. Dit kan worden beschouwd als een verlate reactie op
de economische crisis en als het voeren van een gezonder beleid.
Een verband tussen de afschrijving op vaste activa en de economische crisis lijkt niet aanwezig. Deze
kostenpost bedraagt constant één tot twee miljoen euro. Pas in het laatste seizoen vindt er een
afwijking plaats, welke wordt veroorzaakt door een extra afwaardering van Ajax Experience.
Tot slot heeft de club te maken met overige bedrijfskosten. Hierbij is opvallend dat de overige
personeelskosten in de crisisperiode slechts tijdens twee seizoenen een afwijkende waarde vertoont.
De afwijking in het seizoen 2008/2009 wordt verklaard door de toegenomen premies voor transfer- en
contractwaardeverzekeringen (Jaarverslag Ajax, 2009). In het laatste seizoen vindt er een extra
crisisheffing van de overheid plaats, welke enkele miljoenen euro’s bedraagt (Jaarverslag Ajax, 2012).
Deze heffing kan als incidentele kostenpost worden beschouwd. Daarnaast zijn de wedstrijdkosten
vooral afhankelijk van het aantal wedstrijden die Ajax speelt. Hierdoor kan de verhoogde omvang van
de post tijdens de laatste twee seizoenen worden verklaard door de Champions League deelname.
Verder bedragen de huisvestingskosten constant ongeveer negen à tien miljoen euro per seizoen. Tot
slot moet worden opgemerkt dat bij de beheer- en administratiekosten allerlei naheffingen worden
verantwoord. Al met al is het dus onmogelijk om in deze restpost een verband met de crisis te
onderscheiden, doordat iedere subpost uit een aantal componenten bestaat die specifiek zijn voor een
bepaalde jaargang of doordat een aantal subposten constant over de tijd zijn.
Voor de bedrijfslasten geldt dus dat er weinig verbanden met de economische crisis worden
waargenomen. Slechts bij de voetbalgerelateerde salarissen is er sprake van een verlate reactie.
Aangezien deze post slechts in het laatste seizoen een dalend verloop laat zien, kunnen er pas in de
toekomst conclusies worden getrokken, afhankelijk van verdere ontwikkelingen van
voetbalgerelateerde lonen en lasten in de toekomst.
Bedrijfsresultaat: voordat het bedrijfsresultaat kan worden bepaald, moet er eerst rekening worden
gehouden met vergoedingssommen, financieel resultaat, belastingen en resultaat deelnemingen. De
ontwikkeling van de laatste drie posten wordt in dit onderzoek niet geanalyseerd.
Opvallend is dat er tijdens de economische crisis meer wordt afgeschreven op voetballers dan in de
periode ervoor. Aangezien een speler lineair wordt afgeschreven, duidt dit erop dat er ook tijdens de
economische crisis hoge transfersommen zijn betaald. Met betrekking tot transfers is er dus de gehele
onderzoeksperiode risicozoekend gedrag vertoond. Deze post lijkt dan ook niet in verband te staan met
de economische crisis, aangezien de omvang van deze post naar verwachting zou moeten dalen.
Door de grote variatie in het resultaat op transfersommen is het onmogelijk om een verband met de
economische crisis te ontdekken. Wel moet worden gerealiseerd dat een hoge waarde van deze post
het bedrijfsresultaat enorm kan beïnvloeden, zoals in het seizoen van 2008/2009 is gebeurd.
Het bedrijfsresultaat na belasting wordt zowel voor als tijdens de economische crisis afgewisseld door
winsten en verliezen, waardoor er geen duidelijk verband wordt ontdekt. Wel is duidelijk dat Ajax
deelname aan de Champions League of een zeer voordelig transferresultaat nodig heeft om aan het
einde van het jaar een positieve winst na belasting te kunnen presenteren.
Om de invloed van de economische crisis vast te stellen, is het raadzaam om te kijken naar het
bedrijfsresultaat voor afschrijving en vergoedingssommen, aangezien deze alleen de operationele
posten van de bedrijfsvoering bevat. Resultaat op vergoedingssommen kan immers een zeer vertekend
beeld geven. Zowel tijdens als voor de economische crisis geldt dat deze post alleen een positieve
waarde vertoont als er Champions League voetbal wordt gespeeld. Opvallend is wel dat de verliezen
tijdens de economische crisis veel groter zijn dan de periode ervoor het geval was. Dit wordt
veroorzaakt door de eerder besproken stijging van de salaris-, wedstrijd- en beheer- en
administratiekosten.
Het is mogelijk om een gedeelte van de Champions League opbrengsten buiten beschouwing te laten
bij de resultaatbepaling. Het gaat hierbij om de opbrengsten uit Europese premies en Europese
kaartverkoop. Doordat Ajax structureel minimaal de Europa League bereikt, kan echter niet het gehele
bedrag van deze posten in mindering worden gebracht. Om deze reden wordt er vijf miljoen euro bij
de gecorrigeerde resultaten van de ‘Champions League seizoenen’ opgeteld. Uit deze post kan worden
geconcludeerd dat er wel degelijk een verband tussen de verliezen voor afschrijving en
vergoedingssommen en de economische crisis bestaat. Tijdens de crisisperiode zijn de verliezen voor
afschrijving en vergoedingssommen immers veel groter dan in de periode ervoor. Er geldt echter dat
deze correctie niet volledig is, aangezien deelname aan de Champions League van invloed is op
meerdere posten uit de jaarverslagen. Hierover ontbreken echter gegevens in de jaarverslagen.
De economische crisis lijkt geen invloed te hebben op het gecorrigeerde bedrijfsresultaat na belasting.
Zowel voor als tijdens de crisis worden grote verliezen geleden. In slechts één seizoen neemt dit
gecorrigeerde bedrijfsresultaat een positieve waarde aan.
Er kan dus worden geconcludeerd dat een verband tussen de afschrijving op vergoedingssommen en
de economische crisis niet aanwezig lijkt te zijn. Voor het resultaat op transfersommen is een
eventueel effect onduidelijk, terwijl er bij het bedrijfsresultaat (voor afschrijving en
vergoedingssommen) wel een duidelijk verband met de economische crisis is ontdekt. Dit wordt echter
vervaagd door de wisselende deelname aan de Champions League. Wanneer hiervoor wordt
gecorrigeerd blijkt het verband met de economische crisis nog duidelijker.
Overige informatie bedrijfsvoering: hier zijn het aantal werknemers en het eigen vermogen van
belang. Ook wordt er in bijlage 2 vermeld of er in een bepaald seizoen aan de Champions League
werd deelgenomen, omdat dit een positieve invloed op het bedrijfsresultaat heeft.
Het totale aantal werknemers van de club neemt ook tijdens de economische crisis flink toe. Echter
wordt er vanaf het seizoen 2009/2010 een afnemende hoeveelheid spelers waargenomen. Dit geldt niet
voor het aantal leden van de technische en medische staf en de overige personeelsleden. Deze nemen
jaarlijks toe, met als enige uitzondering het seizoen 2010/2011. Al met al kan er dus worden gesteld
dat Ajax als gevolg van de crisis niet bezuinigt op het aantal overige medewerkers. Slechts op het
aantal (contract)spelers wordt gekort.
Verder is het belangrijk om te realiseren dat de verliezen die Ajax vrijwel constant tijdens de crisis
lijdt ten koste gaan van het eigen vermogen. Door de twee recente Champions League deelnames
wordt dit grotendeels gecompenseerd, maar duidelijk is dat het eigen vermogen van deze club er
zonder deelname aan dit toernooi veel minder florissant uitziet. Uit het gecorrigeerde eigen vermogen
blijkt dat deze balanspost zonder deelname aan de Champions League ruim veertig miljoen euro lager
zou zijn. De crisis is dus wel degelijk van invloed op het eigen vermogen.
Uit de bijlage blijkt dat Ajax tijdens de seizoenen 2004/2005, 2005/2006, 2010/2011 en 2011/2012
actief was in de Champions League. In deze seizoenen presenteert de club goede financiële resultaten,
terwijl deze in de overige jaargangen uitblijven.
Er kan dus worden gesteld dat het aantal contractspelers negatief wordt beïnvloed door de
economische crisis. Dit geldt echter niet voor de andere personeelsleden van de club. Verder wordt
ook het eigen vermogen op een negatieve manier beïnvloed, al wordt dit verbloemd doordat de club
zich in bepaalde seizoenen plaatst voor de Champions League. Indien hiervoor wordt gecorrigeerd,
zou het eigen vermogen veel lager zijn dan dat nu het geval is. Echter geldt ook hier dat deze correctie
niet volledig is en er dus geen waterdichte conclusies kunnen worden getrokken.
4.1.2 SWOT-Analyse
Sterkheden: de rijke historie van de club vormt een groot sterktepunt. Zowel op nationaal als op
internationaal niveau heeft Ajax meerdere prijzen gewonnen (Ajax, 2014). Door de relatief goede
sportieve prestaties breidt de prijzenkast zich steeds verder uit. Hierdoor is de club bekend over de
hele wereld, waardoor er meer interesse voor Ajax is en (jeugd)spelers er sneller willen spelen. Dit
zorgt voor financieel gewin in de toekomst.
Verder heeft Ajax van alle clubs uit dit onderzoek het grootste eigen vermogen tot haar beschikking.
Hierdoor is de kans op acute financiële problemen relatief klein en kan de club eenvoudiger vreemd
vermogen aantrekken om zo grote investeringen te bekostigen. In de media circuleren de opties om
van de beurs te gaan of het stadion te kopen (Rezelman, 2013). Dit zou een positieve ontwikkeling
zijn, omdat de club dan geen rekening meer hoeft te houden met de aandeelhouders en een stijging van
de waarde van Ajax volledig aan de club ten goede komt. Een eigen stadion zorgt er voor dat de
volledige opbrengsten uit dit stadion voor Ajax zijn. Ook als er andere activiteiten, zoals concerten in
De Arena plaatsvinden, zou de club hier een vergoeding voor krijgen.
Een ander sterktepunt zijn de voor Nederlandse begrippen hoge opbrengsten uit kaartverkoop. In
positieve zin is vooral de tien miljoen euro die het meest recente seizoen via skyboxen en business-
seats werd verkregen opvallend. De Arena biedt dan ook volop mogelijkheden om met zakenrelaties
een wedstrijd van Ajax te bezoeken (Ajax, 2010).
Tot slot mag het beleid van Johan Cruijf als een groot (potentieel) sterktepunt van Ajax worden
beschouwd. Hierin staat de jeugdopleiding centraal en moet een uitgaande transfer worden
opgevangen door een jeugdspeler van topniveau. Slechts bij uitzondering gaat de club de transfermarkt
op, waar het geen extreem hoge transfersommen meer betaalt. Door in te zetten op relatief goedkope
jeugdspelers is het risico van het verdampen van een transfersom minimaal. Daarnaast worden er geen
extreme salarissen meer betaald, waardoor de club een gezonder financieel beleid kan voeren (Vissers,
2012). Deze houding toont aan dat het beleid van Ajax meer risico-avers is geworden. Doordat dit
beleid pas aan het einde van de onderzoeksperiode werd ingezet, zullen de resultaten hiervan pas in de
resultatenrekeningen van de komende seizoenen duidelijk worden. Wel staat vast dat dit beleid kan
worden beschouwd als (verlate) reactie op de economische crisis, mede doordat er veel beter op de
kosten van de club wordt gelet.
Zwakheden: van alle onderzochte clubs heeft Ajax het grootste aantal werknemers in dienst, waardoor
ook de salariskosten het hoogst zijn. Vooral het overige (kantoor)personeel is in verhouding erg
omvangrijk. Wellicht zou Ajax efficiënter kunnen werken, zodat het aantal werknemers en dus de
salarissen worden teruggedrongen.
Verder is Ajax de enige Nederlandse voetbalclub met op de beurs verhandelbare aandelen. 73% is in
eigen bezit, de rest is in handen van derden (RTL Z, 2013). Deze hebben recht op een deel van het
resultaat, in de vorm van dividend of koerswinst. Indien mogelijk, zou Ajax moeten overwegen om
weer van de beurs te gaan, waardoor toekomstige winsten volledig ten goede van de club komen.
Tot slot is het in negatieve zin opvallend dat Ajax alleen winst maakt bij deelname aan de Champions
League of bij een flink positief transferresultaat. Indien dit een aantal seizoenen niet gebeurt, zou de
club in grote financiële problemen kunnen komen. Ajax moet er dus naar streven om een dusdanig
beleid te voeren waarbij het ook zonder de opbrengsten uit de Champions League en uitgaande
transfers kan overleven. Dit kan de club het beste doen door goed te letten op de salariskosten.
Doordat voetballers over het algemeen veel verdienen, zou het verminderen van het aantal
(overbodige) spelers al flink kunnen helpen. Daarnaast zou de club moeten proberen om zich te
verzekeren van opbrengsten op lange termijn. Dit kan o.a. worden bereikt door lange termijn
contracten aan te gaan met sponsoren.
Kansen: doordat Ajax oud-spelers met wereldwijde faam een functie geeft, vergroot de club haar
naamsbekendheid in het buitenland steeds verder. Dit geldt vooral voor jongere fans die het
succesvolle verleden van de club niet (bewust) hebben meegemaakt. Zo is het goed mogelijk dat
jongere voetbalfans uit Engeland aandacht schenken aan Ajax vanwege het feit dat Dennis Bergkamp
er heeft gespeeld. Door deze grotere bekendheid komen meer mensen in aanraking met Ajax,
waardoor het vooral voor grote multinationals aantrekkelijker is om hun geld in Ajax te steken dan in
een andere Nederlandse bvo. Vooral op het gebied van sponsoring kan dit dus financiële voordelen
opleveren.
Daarnaast blijkt uit verschillende onderzoeken dat Ajax de meest populaire club onder de supporters
is. Ruim 7,6 miljoen Nederlanders voelen zich verbonden met de club, wat neerkomt op 46% van de
totale bevolking (Volkskrant, 2012). Voor Ajax zou het dus relatief eenvoudig moeten zijn om het
stadion vol te krijgen en een hoge omzet m.b.t. de merchandising te behalen. Uit bijlage 9 blijkt dat
Ajax qua bezettingsgraad tijdens het laatste seizoen van de onderzoeksperiode slechts een
middenmoter uit de Eredivisie is (Lenders, 2013). Aangezien de club de meeste fans heeft, valt er op
dit terrein dus nog wel degelijk winst te boeken.
Tot slot geldt dat er in de Champions League nog veel winst te behalen valt. De laatste keer dat de
club erin slaagde om te overwinteren was in het seizoen 2005/2006. Indien het Ajax zou lukken om
beter te presteren in dit toernooi, zouden de Europese wedstrijden nog lucratiever zijn. Er geldt
immers, hoe succesvoller de deelname, hoe hoger het ontvangen prijzengeld (NOS, 2012). Als de club
er in slaagt om structureel ver in de Champions League te komen, zou Ajax deze extra opbrengsten
niet langer als incidenteel hoeven beschouwen. Wel moet de club ten alle tijden blijven inzien dat een
beleid gebaseerd op Champions League opbrengsten erg risicovol is.
Bedreigingen: Ajax streeft er naar om een spelersverkoop op te vangen met een talentvolle
jeugdspeler. In Nederland is het echter bij wet verboden om een jeugdspeler jonger dan zestien jaar
een contract aan te bieden (Telegraaf, 2012). Hierdoor loopt Ajax het risico dat de grootste talenten
voor slechts een opleidingsvergoeding naar het buitenland vertrekken, waar hogere salarissen worden
betaald. Hierdoor blijven alleen de minder talentvolle jeugdspelers over, wat de kwaliteit in het eerste
elftal op den duur niet ten goede komt.
Daarnaast ondervindt Ajax mogelijk last van de kwaliteitsverslechtering van de Nederlandse
Eredivisie, wat de Europese prestaties negatief beïnvloedt (UEFA, 2013). Indien dit te lang aanhoudt,
verliest Nederland tickets voor Europese competities, wat grote financiële gevolgen kan hebben. Voor
Ajax is het vooral van belang dat er geen Nederlandse plek in de Champions League moet worden
ingeleverd. Het verliezen van een Europa League plaats zou minder erg zijn, aangezien Ajax zich
structureel minimaal voor dit toernooi weet te plaatsen.
Tot slot kunnen de hoge verwachtingen van de supporters een fikse bedreiging zijn. Fans van de club
verwachten ieder jaar het maximale. Bij tegenvallende sportieve prestaties, zou er onrust bij de
achterban kunnen ontstaan. Hierdoor komt het bestuur onder druk te staan, waardoor de kans op
emotiebeleid toeneemt. Dit heeft op de lange termijn mogelijk een schadelijke uitwerking en ook op
de korte termijn zou de club moeten betalen voor eventuele ontslagvergoedingen of het doen van
enkele paniekaankopen.
4.1.3 Conclusies
Al met al kan worden geconcludeerd dat de invloed van de economische crisis in de jaarverslagen het
beste zichtbaar is bij het aantal contractspelers en de salariskosten. Na een flinke groei van deze posten
in de afgelopen jaren, vindt er in het laatste (en op-één-na-laatste) seizoen een daling van het aantal
contractspelers en de salariskosten plaats. Dit kan worden beschouwd als een reactie op de
economische crisis.
Daarnaast geldt dat het bedrijfsresultaat negatief wordt beïnvloed door de crisis. Dit blijkt uit de
omvang van het bedrijfsresultaat gecorrigeerd voor Champions League voetbal. Wel moet worden
opgemerkt dat deze correctie niet volledig is, waardoor er voorzichtig moet worden omgegaan met
uitspraken over deze verliezen. Uiteraard hebben deze verliezen ook een negatieve uitwerking op het
eigen vermogen van de club.
Uit de SWOT-analyse blijkt dat vooral het hoge eigen vermogen en het beleid van Johan Cruijf als
sterktepunt van Ajax gelden. Het belangrijkste zwaktepunt is de omvang van het overige personeel en
de technische staf en de daarbij horende hoge salariskosten. Verder vormt het grote aantal fans de
grootste kans, terwijl de niveaudaling van de Eredivisie en de hieruit volgende dreiging van het verlies
van Champions League tickets als belangrijkste bedreiging geldt.
Tot slot worden er nog uitspraken over het beleid gedaan. De nadruk ligt hier op de kostenkant,
aangezien een bvo hier het meeste invloed op heeft. Opvallend is dat in het laatste seizoen de
voetbalgerelateerde salarissen en overige kosten dalen. Hieruit blijkt dat Ajax beter let op haar kosten,
waardoor er een beter financieel resultaat wordt geboekt. Indien deze ontwikkeling zich voortzet, kan
worden gesteld dat Ajax beleidsmatig op de goede weg is. Het beleid van Johan Cruijf en de daarbij
behorende focus op de jeugdopleiding dragen hier enorm aan bij, aangezien jeugdspelers goedkoper
zijn dan aangetrokken spelers van andere clubs. Op den duur zal dit transferbeleid ook te zien zijn aan
de dalende afschrijvingen op vergoedingssommen, welke nu nog relatief constant zijn.
4.2 FC Groningen
In bijlage 3 zijn de financiële ontwikkelingen van FC Groningen te vinden. Met behulp van deze
gegevens uit de jaarrekeningen kunnen er uitspraken over de invloed van de economische crisis op de
club worden gedaan.
4.2.1 Resultatenrekening
Netto-omzet: FC Groningen vermeldt onder de netto-omzet de kaartverkoop, de sponsoropbrengsten,
de tv-gelden en de merchandising. Verder is er een restpost en worden er vanaf het seizoen 2009/2010
opbrengsten uit een organisatiebureau vermeld. Deze opbrengsten zijn voor de volledigheid in de
bijlage weergegeven, maar worden niet verder geanalyseerd. Vanwege de grote verschillen in de
opbouw van deze post per seizoen geldt dit ook voor de restpost.
FC Groningen maakt in haar jaarverslagen geen onderscheid in kaartverkoop uit verschillende
competities, waardoor de kaartverkoop van deze club in dit onderzoek als één post wordt behandeld.
Opvallend is dat de club tijdens de economische crisis vrijwel ieder seizoen voor ongeveer 3,75
miljoen euro aan toegangskaarten verkoopt. Slechts in het seizoen 2010/2011 zijn deze opbrengsten
noemenswaardig hoger. Dit kan worden verklaard door een hogere bezettinggraad, het bereiken van de
finale van de play-offs en verhoogde opbrengsten uit het bekertoernooi (Jaarverslag FC Groningen,
2011). Opmerkelijk is dat de kaartverkoop voor de economische crisis voor een behoorlijk lagere
opbrengst zorgde. Dit kan worden verklaard doordat de club haar thuiswedstrijden vanaf 2006 in het
grotere Stadion Euroborg speelt (FC Groningen, 2014). Doordat er vlak voor het begin van de
economische crisis naar een ander stadion werd verhuisd, is het onmogelijk om vast te stellen of de
deze crisis invloed heeft (gehad) op de opbrengsten uit kaartverkoop van FC Groningen. Dit maakt het
immers onmogelijk om de situatie voor en tijdens de economische crisis met elkaar te vergelijken.
De sponsorinkomsten vertonen een stijgende trend. Wel valt op dat de snelheid van de groei van deze
opbrengstenpost vanaf het seizoen 2008/2009 steeds kleiner wordt. Deze toename kan worden
verklaard door het feit dat er in het nieuwe stadion meer ruimte was voor sponsoring. Ook voor FC
Groningen geldt dat er lange termijn contracten met sponsoren worden aangedaan, waardoor er tijdens
de laatste vier seizoenen voor ongeveer 9,25 miljoen euro bij sponsoren werd opgehaald. Door deze
lange termijn contracten is de invloed van de economische crisis op deze post dus niet of in slechts
zeer beperkte mate aanwezig.
Bij de tv-gelden komt de invloed van de economische crisis duidelijker naar voren. Tot aan het begin
van deze crisis was er sprake van een jaarlijkse toename. Tijdens de economische crisis wordt er
echter een dalende trend waargenomen. Doordat de hoeveelheid tv-geld die een bvo ontvangt sterk
afhangt van de sportieve prestaties, illustreert een vergelijking tussen de seizoenen 2005/2006 en
2010/2011 de invloed van de economische crisis het beste. Hoewel FC Groningen in beide seizoenen
als vijfde eindigde, ontving het in het seizoen 2010/2011 ruim twee ton minder aan tv-geld. De
economische crisis heeft dus duidelijk een negatief effect op de mediabaten van FC Groningen.
Wat betreft de merchandising is er weinig invloed van de economische crisis zichtbaar. Tegen de
verwachting in vertoont deze post de gehele onderzoeksperiode een sterk stijgend verloop. De
economische crisis heeft dus geen negatieve invloed op de opbrengsten uit merchandising.
Er mag dus worden geconcludeerd dat bij de netto-omzet alleen de mediabaten negatief worden
beïnvloed door de economische crisis. Bij de overige onderdelen is er geen sprake van een
aantoonbaar (negatief) verband.
Bedrijfslasten: FC Groningen rapporteert in haar jaarrekeningen de inkoopwaarde van de omzet, lonen
en lasten en afschrijving op vaste activa als haar bedrijfslasten. Ook komt er een restpost voor, welke
bestaat uit wedstrijdkosten, huisvestingskosten, verkoopkosten, algemene kosten, KNVB heffingen en
bijzondere lasten.
Over de invloed van de economische crisis op de inkoopwaarde van de omzet kunnen weinig
uitspraken worden gedaan. Buiten het feit dat deze post voor de seizoenen 2006/2007 en 2007/2008
onbekend is, geldt dat de kosten van het in 2010 verschenen organisatiebureau ook onder de
inkoopwaarde van de omzet worden vermeld. Dit verklaart de verhoogde waarde aan het einde van de
onderzoeksperiode. Een duidelijk verband met de crisis wordt dus niet gevonden.
Bij de post lonen en lasten wordt er pas vanaf het seizoen 2009/2010 onderscheid gemaakt tussen
spelerssalarissen en salarissen van het overige personeel. Opvallend is dat de totale salariskosten tot
aan het seizoen 2009/2010 toenemen, terwijl er hierna bezuinigingen op deze post plaatsvinden. Uit de
jaarrekeningen blijkt dat er alleen in de spelerssalarissen wordt gesneden en niet in de salarissen van
het overige personeel. Deze bezuiniging lijkt een (verlate) reactie op de economische crisis, welke dus
wel degelijk invloed heeft op deze post.
De afschrijving op vaste activa vertoont een relatief constante waarde over de tijd. Ieder seizoen
bedraagt de post ongeveer één tot anderhalve ton. Dit is zowel in de periode voor als tijdens de
economische crisis het geval, waardoor een verband met deze crisis niet wordt ontdekt.
De wedstrijdkosten van FC Groningen bedragen jaarlijks ongeveer twee miljoen euro. In de periode
voordat de club haar thuiswedstrijden in Stadion Euroborg speelde, lag dit bedrag aanzienlijk lager.
Doordat deze post in het nieuwe stadion jaarlijks relatief constant blijft, zijn er geen aanwijzingen dat
de wedstrijdkosten van de club worden beïnvloed door de economische crisis.
Bij de huisvestingskosten valt het stijgende verloop over de tijd op. Pas tijdens de laatste drie
seizoenen van de onderzoeksperiode is deze post relatief constant. Een belangrijk onderdeel van de
huisvestingskosten is de stadionhuur. Aangezien er tegenwoordig in een ander stadion wordt gespeeld,
is het onmogelijk de periode voor en tijdens de crisis met elkaar te vergelijken. De eventuele invloed
van de economische crisis op de huisvestingskosten valt dus niet goed waar te nemen.
Voor de verkoopkosten en de algemene kosten geldt dat het verloop van deze posten erg wisselend is.
Per seizoen is er een verschil van enkele tonnen en stijgingen en dalingen wisselen elkaar af. Ondanks
het seizoenspecifieke karakter valt wel op dat de verkoopkosten aan het einde van de
onderzoeksperiode drie keer zo hoog zijn als aan het begin. Doordat er geen duidelijk stijgende of
dalende trend wordt waargenomen, lijkt een invloed van de economische crisis op deze post echter
zeer onwaarschijnlijk.
Voor de KNVB heffingen geldt dat er sprake is van een vrij constant verloop. Hoewel er over de
eerste twee seizoenen van de onderzoeksperiode geen gegevens bekend zijn, geldt dat er in de
seizoenen erna jaarlijks ongeveer twee tot tweeënhalve ton onder deze post wordt vermeld. Hierdoor is
het aannemelijk dat de economische crisis geen invloed heeft op de KNVB heffingen.
De bijzondere lasten kunnen niet worden geanalyseerd. Slechts in twee seizoenen speelt deze post een
rol. Wel is het goed om te benadrukken dat de waarde van het laatste seizoen wordt veroorzaakt door
de crisisheffing van de overheid. Deze incidentele heffing houdt in dat een werkgever zestien procent
extra belasting moet betalen over salarissen hoger dan 150.000 euro (Vossers, 2013).
Er kan dus worden geconcludeerd dat de economische crisis alleen invloed heeft op de
spelerssalarissen van FC Groningen. Wel moet worden opgemerkt dat het verband tussen sommige
posten en de economische crisis door het nieuwe stadion wellicht niet goed kan worden waargenomen.
Hierdoor kan een eventueel effect van de crisis niet volledig worden uitgesloten.
Bedrijfsresultaat: om het bedrijfsresultaat na belastingen te kunnen bepalen, moet er rekening worden
gehouden met vergoedingssommen, financieel resultaat, belastingen en resultaat deelnemingen. De
ontwikkeling van de laatste drie posten wordt in dit onderzoek niet geanalyseerd.
Bij de vergoedingssommen is het opvallend dat er juist tijdens de economische crisis veel op spelers
wordt afgeschreven. Dit duidt op een risicozoekend beleid, aangezien spelers voor hun aankoopwaarde
op de balans worden opgenomen en er vervolgens lineaire afschrijving plaatsvindt. De economische
crisis zorgt er dus niet voor dat de club minder risico op de transfermarkt neemt. Nog steeds worden er
relatief dure spelers aangetrokken.
Hoewel het resultaat op vergoedingssommen tijdens de economische crisis enorm fluctueert, valt wel
op dat deze post tijdens de crisis over het algemeen een hogere waarde aanneemt dan in de periode
ervoor. Hoewel de club dus relatief dure spelers blijft aantrekken, zijn ook de inkomende
transfersommen van een hoog niveau. De economische crisis lijkt dus eerder een positieve dan een
negatieve invloed op de transferresultaten van FC Groningen te hebben.
Doordat positieve resultaten op de transfermarkt het bedrijfsresultaat na belasting enorm kan
beïnvloeden (zie seizoen 2011/2012), is het beter om transfers niet mee te nemen bij de analyse van
het bedrijfsresultaat. Er wordt dus gekeken naar het bedrijfsresultaat voor afschrijving en
vergoedingssommen. Opvallend is dat dit resultaat tijdens de economische crisis, in tegenstelling tot
de periode ervoor, ieder seizoen negatief is. De invloed van de economische crisis is dus goed
zichtbaar als naar het bedrijfsresultaat voor afschrijving en vergoedingssommen wordt gekeken. Een
positief bedrijfsresultaat na belasting wordt dan ook alleen behaald als er sprake is van een sterk
positief resultaat op de transfermarkt.
Er kan dus worden geconcludeerd dat economische crisis geen negatieve uitwerking op de resultaten
op de transfermarkt heeft. Wel is er duidelijk sprake van een negatieve invloed op het bedrijfsresultaat
voor afschrijving en vergoedingssommen.
Overige informatie bedrijfsvoering: net als bij de andere bvo’s wordt er hier naar het aantal
werknemers en het eigen vermogen gekeken. Opvallend is dat er slechts tijdens de laatste twee
seizoenen sprake is van een afnemend aantal werknemers, wat ook bij de lonen en (sociale) lasten het
geval is. Dit lijkt een verlate reactie op de economische crisis.
Voor het eigen vermogen geldt juist dat deze in de crisisperiode is gegroeid. Echter is in de seizoenen
2009/2010 en 2010/2011 het gestorte kapitaal uitgebreid, waardoor de agioreserve op de balans met
zes miljoen euro groeide. Deze toename heeft dus niet te maken met resultaten op financieel gebied.
Zonder deze uitbreiding van het kapitaal zou het eigen vermogen in de laatste twee seizoenen een
negatieve waarde aannemen. Dit blijkt uit het voor kapitaalstortingen en –onttrekkingen gecorrigeerde
eigen vermogen. De economische crisis heeft dus wel degelijk invloed op deze balanspost.
De conclusie luidt dus dat de economische crisis wel degelijk van invloed is op het aantal werknemers
en het eigen vermogen, al wordt de invloed op de laatste post in het jaarverslag enigszins verbloemd
door de uitbreiding van het gestorte kapitaal en de daaruit volgende toename van het agioreserve.
4.2.2 SWOT-Analyse
Sterkheden: een belangrijk sterktepunt van FC Groningen is het moderne, multifunctionele stadion
waarin de ploeg haar thuiswedstrijden speelt. De Euroborg is comfortabel, maakt gebruik van de
allernieuwste technieken en naast het voetbalgedeelte is er ook ruimte voor o.a. appartementen,
winkels, een hotel, en een casino (FC Groningen, 2012). Dit draagt bij aan de binding die de club met
de (lokale) bevolking heeft, wat op de duur financiële voordelen met zich meebrengt.
Daarnaast valt op dat een groot gedeelte van de netto-omzet uit sponsoropbrengsten bestaat. In het
laatste seizoen zorgde deze post voor ruim 57% van de netto-omzet. Doordat sponsorcontracten in
veel gevallen voor de lange termijn worden aangegaan, heeft de club een relatief grote zekerheid dat
dit gedeelte van de opbrengst in de nabije toekomst ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Een
sponsor kan dus niet zomaar per direct vertrekken, waardoor de club zich ook in economisch zware
tijden van deze omzet verzekerd. Pas als een contract afloopt is deze zekerheid verdwenen.
Tot slot hebben de wereldberoemde spelers Arjen Robben (Bayern München) en Luis Suarez
(Liverpool FC) een verleden bij FC Groningen, waarbij de eerste zich nog steeds actief inzet voor de
club. Daarnaast zijn er nog aan aantal andere minder bekende spelers bij iets kleinere clubs actief. Dit
vergroot de naamsbekendheid in het buitenland en zorgt er voor dat scouts van andere clubs de spelers
van FC Groningen beter in de gaten houden. Uiteindelijk heeft dit een positieve uitwerking op de
transferopbrengsten van de Groningse bvo.
Zwakheden: het grootste zwaktepunt van FC Groningen is dat het bedrijfsresultaat voor afschrijving
en vergoedingssommen tijdens laatste vijf seizoenen constant negatief is. Hoewel deze post in de
periode voor de economische crisis in twee van de drie seizoenen positief was, was de omvang ook in
deze seizoenen niet overtuigend. De club slaagt er dus niet in om met de normale bedrijfsvoering
zwarte cijfers te schrijven. Bij het uitblijven van uitgaande transfers zou de club dus in grote financiële
problemen kunnen komen.
Daarnaast is de vrijwel lege prijzenkast een minpunt van de club. De enige prijs van de club is het
kampioenschap van de eerste divisie in het seizoen 1979/1980. Door deze beperkte rol in het verleden
heeft de club van oudsher een mindere aantrekkingskracht bij spelers en supporters dan bijvoorbeeld
Ajax, Feyenoord of PSV. Hoewel dit zwaktepunt voor veel clubs uit de Eredivisie geldt, is het toch
waardevol om deze te vermelden.
Tot slot blijkt uit de afschrijving op vergoedingssommen dat de club tijdens de crisisperiode niet heeft
bezuinigd op de aankoop van nieuwe spelers. Dit brengt een groot risico van het verdampen van een
transfersom met zich mee, waardoor FC Groningen zichzelf met haar transferbeleid in grotere
financiële problemen zou kunnen brengen.
Kansen: het milieu wordt als maatschappelijk thema steeds belangrijker. Dit biedt dit grote
mogelijkheden voor FC Groningen, aangezien deze club voor de buitenwereld een ´Groen en
Duurzaam´ imago heeft (Jaarverslag FC Groningen, 2012). Juist door dit imago zouden potentiële
sponsoren zich aan de club willen binden. Hiermee zou de sponsor laten zien dat deze zich ook waarde
hecht aan het milieu en zich dus bezighoudt met onderwerpen die spelen in de maatschappij.
Een andere kans is dat FC Groningen door het vrij recente faillissement van SC Veendam de enige
betaalde voetbalclub uit de provincie is. Dit biedt mogelijkheden voor de club om meer supporters uit
de regio te werven. Ondanks dat deze provincie relatief dunbevolkt is, zou FC Groningen wellicht nog
meer supporters kunnen trekken dan dat nu het geval is. Ditzelfde zou voor (regionale) sponsoren
kunnen gelden.
Bedreigingen: ondanks dat FC Groningen de enige bvo uit de provincie is, is het feit dat de regio
relatief dunbevolkt is een belangrijke bedreiging (zie bijlage 10). De enige uitzondering is de stad
Groningen. Doordat er in de wijde omgeving relatief weinig mensen wonen, is het voor de club
lastiger om haar supportersaantallen te laten groeien. Clubs uit de Randstad hebben deze problemen
niet of in mindere mate.
Daarnaast blijkt uit de eindklasseringen dat FC Groningen vrijwel ieder seizoen meedoet in de strijd
om Europees voetbal. Doordat het niveau van de Eredivisie daalt worden de verschillen tussen de
ploegen steeds kleiner. Naast het feit dat er dus meer clubs serieus meestrijden om een plaats in de
Europa League, dreigt het Nederlandse voetbal plaatsen in de Europese toernooien te verliezen. Dit is
het gevolg van tegenvallende prestaties van de Nederlandse bvo’s in de Europese competities.
Hierdoor wordt de kans dat FC Groningen deel mag nemen aan de Europa League (en dus opbrengsten
uit het toernooi genereert) steeds kleiner (UEFA, 2013).
4.2.3 Conclusies
Uit de verschillende jaarverslagen van FC Groningen blijkt dat de economische crisis aan de
opbrengstenkant vooral van invloed is op de mediabaten, welke vanaf het seizoen 2008/2009 een
dalende waarde vertonen. Ook de salariskosten dalen in de laatste twee seizoenen, wat duidt op een
invloed van de economische crisis. Daarnaast is de uitwerking ervan zichtbaar bij het bedrijfsresultaat
voor afschrijving en vergoedingssommen, het aantal werknemers en het eigen vermogen. Dit laatste
valt echter niet direct op, doordat er meerdere kapitaalstortingen hebben plaatsgevonden. Verder moet
worden opgemerkt dat het feit dat de club tijdens de onderzoeksperiode in een ander stadion is gaan
spelen mogelijk een vertekend beeld geeft.
Uit de SWOT-analyse blijkt dat de omvang van de sponsoropbrengsten als belangrijk sterktepunt
kunnen worden beschouwd. Grote zwaktepunten zijn de negatieve bedrijfsresultaten voor afschrijving
en vergoedingssommen en het risicovolle transferbeleid. Het feit dat de club de enige bvo in de
provincie is biedt kansen, maar de verslechtering van de Eredivisie en de daarbij horende dreiging van
het verlies van plaatsen voor de Europa League vormt een grote bedreiging. Indien deze plaatsen
daadwerkelijk verloren gaan, wordt het voor een club als FC Groningen immers moeilijker om deel te
nemen aan een lucratief Europees toernooi.
Tot slot worden er uitspraken gedaan over de strategie van FC Groningen. Bij deze bvo wordt er de
laatste twee seizoenen gesneden in de spelerssalarissen. Echter stijgen de overige kosten, waardoor dit
per saldo geen grote kostenbesparing oplevert. Het is dus van belang dat het management van de club
in de toekomst nog verder in de kosten snijdt. Gezien de verliezen voor afschrijving en
vergoedingssommen is dit noodzakelijk voor FC Groningen. Verder blijven de afschrijvingen op
vergoedingssommen vrijwel onveranderd. Hieruit blijkt dat er nog steeds relatief dure spelers worden
aangetrokken. FC Groningen zou er goed aan doen om minder risico op de transfermarkt te nemen om
zo haar financiële gezondheid te waarborgen.
4.3 FC Utrecht
In bijlage 4 zijn de financiële gegevens van FC Utrecht te vinden. Aan de hand van deze gegevens
worden er uitspraken gedaan over de invloed van de economische crisis. Doordat er van het seizoen
2004/2005 geen resultatenrekening beschikbaar is, vindt er voor deze club een analyse over een
kortere onderzoeksperiode plaats.
4.3.1 Resultatenrekening
Netto-omzet: bij FC Utrecht vallen onder deze categorie de kaartverkoop (opgesplitst in
seizoenskaarten en losse kaartverkoop, skyboxen en logehouders), sponsoropbrengsten, tv-gelden,
merchandising en een restpost. Net als bij de andere bvo’s wordt de laatste post in dit onderzoek niet
verder geanalyseerd.
Bij de seizoenskaarten en losse kaartverkoop is er sprake van een wisselend verloop. Het seizoen
2010/2011 vormt het hoogtepunt, 2011/2012 het dieptepunt. Volgens de club wordt deze stijging in
het seizoen 2010/2011 veroorzaakt door het meespelen in de Europa League. Doordat in het
daaropvolgende seizoen niet werd deelgenomen aan dit toernooi, vond er een flinke daling van deze
post plaats. Ook de economische crisis wordt genoemd als oorzaak van deze afname. Hoewel het
verloop van deze post dus wisselend is, heeft de economische crisis volgens de club zelf dus wel
degelijk een remmende werking.
De skyboxen leveren constant ongeveer 1,6 tot 1,9 miljoen euro op, terwijl de logehouders jaarlijks
ongeveer zes ton bijdragen aan de netto-omzet van FC Utrecht. Slechts tijdens de laatste twee
seizoenen wijken de opbrengsten van logehouders in positief opzicht af van deze waarde. Echter kan
door het relatief constante karakter van deze twee posten worden gesteld dat de economische crisis
hier geen of een zeer beperkte invloed op heeft.
De sponsoropbrengsten van FC Utrecht bedragen constant ongeveer vijf miljoen euro per seizoen. Wel
moet worden opgemerkt dat deze waarde in de laatste jaargang van het onderzoek veel lager lag. De
oorzaak hiervan is dat het contract met de hoofdsponsor afliep. Mede door de economische crisis is het
de club niet gelukt om een op financieel gebied even aantrekkelijke sponsor aan te trekken
(Jaarverslag FC Utrecht, 2012). Doordat er een belangrijk sponsorcontact afliep heeft de economische
crisis dus wel degelijk invloed op de sponsoropbrengsten van FC Utrecht.
Net als bij bijvoorbeeld FC Groningen blijkt de invloed van de economische crisis goed uit de
mediaopbrengsten van FC Utrecht. Tijdens de crisisperiode vertoont deze post een sterk dalend
verloop. Tijdens het laatste seizoen is de omvang van deze post de t.o.v. de eerste jaargang van dit
onderzoek gehalveerd, wat wordt veroorzaakt door de financiële crisis.
Bij de merchandising wordt geen duidelijk verband met de economische crisis waargenomen.
Opvallend is slechts dat de omvang van deze post het hoogst was toen de club in de Europa League
actief was (seizoen 2009/2010). Op basis van deze gegevens lijkt sportief succes dus een grotere
invloed op de opbrengsten uit merchandising te hebben.
Er mag dus worden geconcludeerd dat de economische crisis effect heeft op de seizoenskaarten en
losse kaartverkoop (volgens de club zelf), de mediabaten en de sponsoropbrengsten. Bij deze laatste
post is het van belang om op te merken dat dit komt doordat een belangrijk sponsorcontract afliep.
Indien dit niet het geval was, zou een effect van de economische crisis achterwege zijn gebleven.
Bedrijfslasten: net als de eerder geanalyseerde clubs splitst FC Utrecht haar bedrijfslasten op in
inkoopwaarde van de omzet, lonen en lasten, afschrijving op vaste activa en een restpost, welke
bestaat uit wedstrijdkosten, huisvestingskosten, verkoopkosten, algemene kosten, KNVB heffingen en
overige personeelskosten.
Voor de inkoopwaarde van de omzet komt ook bij FC Utrecht naar voren dat deze sterk samenhangt
met de merchandising. In de seizoenen dat de opbrengsten uit merchandising hoger zijn, geldt dit ook
voor de inkoopwaarde van de omzet. Een duidelijk verband met de economische crisis wordt dan ook
niet gevonden.
De lonen en lasten vertonen een duidelijk stijgend verloop over de onderzoeksperiode. Slechts in het
laatste seizoen vinden er bezuinigingen op deze post plaats. Hoewel FC Utrecht dus jarenlang geen
rekening heeft gehouden met het feit dat de salariskosten extreem zijn gestegen, lijkt dit besef het
laatste seizoen wel aanwezig te zijn. Dit blijkt ook uit het door de club ingestelde salarisplafond van
250.000 euro per seizoen (Jansen, 2013). Er is hier dus sprake van een verlate reactie op de
economische crisis.
Opvallend aan de afschrijving op materiële vaste activa is dat deze een kostenpost een stijgend verloop
over de tijd vertoont. In de crisisperiode zijn de afschrijvingskosten dus hoger, wat een negatieve
invloed heeft op het bedrijfsresultaat. Door het feit dat er jaarlijks met een vast percentage wordt
afgeschreven, kan er echter geen verband worden gelegd met de economische crisis. Het is immers
niet aannemelijk dat een club met financiële problemen extra gaat investeren in een crisisperiode.
De hoogte van de wedstrijdkosten hangt sterk samen met het aantal gespeelde wedstrijden in een
bepaald seizoen. Dit blijkt het beste uit het seizoen 2010/2011, waar de kosten relatief hoog waren als
gevolg van de deelname aan de Europa League. Er is echter geen reden om aan te nemen dat deze
kostenpost wordt beïnvloed door de economische crisis.
De huisvestingskosten vertonen een lichtstijgende trend tijdens de crisisperiode van ongeveer 350.000
euro in totaal. Tijdens de economische crisis was er dus geen sprake van een huurverlaging voor de
club. Een duidelijk verband tussen de huisvestingskosten en de economische crisis blijkt dan ook niet.
Met uitzondering van het laatste seizoen nemen de verkoopkosten van FC Utrecht de gehele
onderzoeksperiode toe. Vooral in het seizoen waarin de club Europees actief was (2010/2011) is dit
het geval. Ondanks de economische crisis heeft FC Utrecht er dus niet voor gekozen om te snijden in
deze kostenpost, waardoor een verband achterwege blijft.
Ook voor de algemene kosten geldt dat deze vrijwel de gehele onderzoeksperiode een stijgend verloop
vertonen, met uitzondering van het laatste seizoen. De daling in de laatste jaargang is zelfs zo groot
dat de omvang van deze post vergelijkbaar is met de periode voor de economische crisis. Pas in het
seizoen 2011/2012, toen de financiën bij de club al erg waren verslechterd, heeft de club dus
aanzienlijk bezuinigd op deze post. Dit zou kunnen worden beschouwd als een reactie op de huidige
financiële crisis.
De KNVB heffingen verschillen per seizoen enorm in omvang. Hoewel deze kostenpost een zeer
kleine bijdrage levert aan de totale kosten, is er geen duidelijke trend zichtbaar. Een eventueel verband
met de economische crisis kan dan ook niet worden gelegd.
De overige personeelskosten stijgen over de gehele onderzoeksperiode. Zelfs in het laatste seizoen,
waarin de club wel bezuinigde op de salariskosten, neemt deze post toe. Doordat deze toename ook
voor de economische crisis plaatsvond, kan er geen duidelijk verband worden gelegd.
Aan de kostenkant worden dus alleen de salariskosten en de algemene kosten beïnvloed door de
economische crisis. Wel is het raadzaam om op te merken dat het hier gaat om een verlate reactie,
aangezien er geen veranderingen in het kostenpatroon plaatsvonden op het moment dat de
economische crisis begon. Of deze veranderingen blijvend zijn moet uit toekomstige
resultatenrekeningen blijken.
Bedrijfsresultaat: door het verschil tussen de netto-omzet en bedrijfslasten te bekijken, kan het
bedrijfsresultaat voor afschrijving en vergoedingssommen worden bepaald. Om vervolgens tot het
bedrijfsresultaat na belasting te komen, moet er rekening worden gehouden met vergoedingssommen,
financieel resultaat, belastingen en resultaat deelnemingen. Doordat deze laatste drie posten weinig
met voetbal te maken hebben, worden deze in dit onderzoek niet behandeld.
Bij de afschrijving op vergoedingssommen valt op dat deze tijdens de economische crisis hoger zijn
dan de periode ervoor. De club heeft er dus voor gekozen om een risicovol transferbeleid te voeren.
Slechts in het laatste seizoen zijn de afschrijvingskosten vergelijkbaar met die van de periode voor de
crisis. Ondanks de economische crisis zijn er dus toch spelers met een hoge transferwaarde
aangetrokken. Een aantal van deze spelers zijn tijdens de laatste jaargang uit de onderzoeksperiode
weer verkocht, waardoor de afschrijvingskosten daalde. Een verband met de financiële crisis is dus pas
in het laatste seizoen zichtbaar.
Het transferresultaat van de club fluctueert enorm per seizoen. Doordat er geen duidelijke trend wordt
waargenomen, kan er geen verband met de economische crisis worden gelegd. Wel valt op dat er
tijdens de laatste drie seizoenen een transferresultaat van in totaal bijna elf miljoen euro wordt
behaald. Juist in de crisisperiode slaagt de club er dus in om winstgevende transfers te realiseren.
Voor het bedrijfsresultaat geldt dat deze tijdens de economische crisis niet een keer positief is. Dit is
zowel het geval voor het bedrijfsresultaat voor afschrijving en vergoedingssommen als voor het
bedrijfsresultaat na belasting. Bij de club beseft men inmiddels zelf ook dat het op deze manier niet
verder kan en wordt er geprobeerd een winstgevend beleid op te zetten om op deze manier het
voortbestaan van de bvo te waarborgen (FC Utrecht, 2013). FC Utrecht heeft dus niet goed genoeg
gereageerd op de economische omstandigheden van de rest van de wereld.
Er kan dus worden geconcludeerd dat de economische crisis wel degelijk invloed heeft op het
bedrijfsresultaat van de club. De afschrijvingen op transfersommen maken duidelijk dat er pas vanaf
het laatste seizoen rekening is gehouden met de economische crisis in het gevoerde transferbeleid. Pas
vanaf dat moment vonden er serieuze bezuinigingen plaats.
Overige informatie bedrijfsvoering: bij dit gedeelte worden de ontwikkelingen van het aantal
werknemers en het eigen vermogen behandeld. Over het algemeen geldt dat het aantal werknemers
van FC Utrecht stijgt over de tijd. Kleine dalingen worden afgewisseld met grotere toenames. De
enige noemenswaardige afname in het aantal werknemers vindt plaats in het laatste seizoen. Dit komt
door het verminderde aantal (jeugd)spelers wat de club onder contract heeft. Verder is opvallend dat
de toename van het aantal medewerkers in de overige seizoenen vooral wordt veroorzaakt door de
stijging van de hoeveelheid contractspelers en technische en medische staf. Het aantal overige
werknemers blijft relatief constant.
Het eigen vermogen van de club neemt vrijwel de gehele onderzoeksperiode af. Dit is een logisch
gevolg van de eerder behandelde negatieve bedrijfsresultaten. Opvallend is echter wel dat er in het
seizoen 2007/2008 een plotselinge stijging plaatsvond. Volgens het desbetreffende jaarverslag wordt
deze veroorzaakt door een toename van het gestorte aandelenkapitaal en de daaruit volgende
agioreserve (Jaarverslag FC Utrecht, 2008). Het eigen vermogen aan het einde van de
onderzoeksperiode zou zonder deze toename van het kapitaal nog negatiever zijn, namelijk -22
miljoen euro. Ook zou er tijdens de gehele onderzoeksperiode sprake zijn geweest van een negatief
eigen vermogen, terwijl deze post nu in een aantal seizoenen wel een positieve waarde aannam.
Er kan dus worden gesteld dat de economische crisis een verlate reactie op het aantal werknemers van
de club heeft. Er wordt vooral bezuinigd op het aantal contractspelers. Doordat deze crisis een
negatieve uitwerking op de bedrijfsresultaten heeft, wordt ook het eigen vermogen negatief beïnvloed.
Dit laatste wordt in de jaarverslagen enigszins verborgen door een uitbreiding van het gestorte kapitaal
en de daaruit volgende toename van de agioreserve. Na een correctie voor deze kapitaaluitbreiding
komt de invloed van de economische crisis nog duidelijker aan het licht.
4.3.2 SWOT-Analyse
Sterkheden: FC Utrecht heeft met Frans van Seumeren een rijke eigenaar. Hij is een echte supporter en
wil dus niet koste wat het kost aan de club verdienen. Dit zorgt er voor dat de club iemand heeft waar
het op terug kan vallen in financieel zware tijden. Hoewel Van Seumeren de club graag wil helpen, wil
hij een beleid gaan voeren waarmee de club weer financieel gezond kan worden zonder dat hij
privévermogen hoeft aan te wenden. Om de club te helpen heeft hij niet minder dan 27 miljoen euro
geschonken, zodat FC Utrecht inmiddels schuldenvrij is (NOS, 2014).
Daarnaast is het feit dat FC Utrecht een aantal goede jeugdspelers onder contract heeft staan een
sterktepunt van de club. Hoewel de bvo geen grote transfersommen meer kan betalen, is het feit dat de
club zich nu en in de toekomst meer op de eigen jeugd wil richten een goed streven (Jansen, 2013).
Spelers uit de eigen opleiding zijn goedkoper en hebben over het algemeen meer binding met de
supporters van de club. Op dit moment zijn Yassin Ayoub en Dave Bulthuis de belangrijkste
voorbeelden van sleutelspelers in het eerste elftal die een groot gedeelte van hun opleiding van de
Utrechtse bvo hebben doorlopen.
Zwakheden: een belangrijk zwaktepunt van FC Utrecht is het feit dat de club er in de laatste vijf
seizoenen van de onderzoeksperiode niet één keer in slaagt om zwarte cijfers te schrijven. Zowel het
bedrijfsresultaat voor afschrijving en vergoedingssommen als het bedrijfsresultaat na belasting zijn
constant negatief. Deze verliezen gaan ten koste van het eigen vermogen, wat de laatste twee
seizoenen dan ook negatief is. Deze verliezen kan de club dus niet oneindig op blijven vangen.
Verder is het opvallend dat de bezettingsgraad van FC Utrecht de laatste seizoenen vrij laag was (zie
bijlage 9). Ondanks het feit dat de club is gevestigd in de relatief dichtbevolkte Randstad, lukt het de
club dus niet om haar stadion vol te krijgen. Hierdoor loopt de Nederlandse bvo dus veel opbrengsten
uit kaartverkoop mis.
Daarnaast geldt dat met name tijdens de laatste vier seizoenen van dit onderzoek de salariskosten in
verhouding tot de netto-omzet erg hoog zijn. Tijdens jaargang 2011/2012 wordt zelfs 93% van de
netto-omzet besteed aan salarissen van het personeel. Mede dankzij de hoogte van deze post slaagt de
club er niet in om een positief financieel resultaat te presenteren. De UEFA stelt dat dit percentage
ongeveer 70% zou moeten zijn, iets waar FC Utrecht dus totaal niet aan voldoet (Sanchez, 2011).
Tot slot geldt dat de sponsoren van FC Utrecht een relatief kleine bijdrage leveren aan de totale netto-
omzet van de club. Uit het feit dat dit bij andere clubs de belangrijkste opbrengstenpost is, blijkt
duidelijk dat de club op dit vlak ondermaats presteert. In de toekomst moet FC Utrecht dus proberen
om meer en beter betalende sponsoren aan te trekken. Op deze manier verzekert de club zich op de
lange termijn van inkomsten.
Kansen: doordat FC Utrecht haar thuiswedstrijden in de Randstad speelt, wonen er relatief veel
mensen op geringe afstand van de club. Aangezien de kans groter is dat iemand een stadion bezoekt
als hij dichtbij woont, zou de club in de toekomst eenvoudiger nieuwe supporters aan kunnen trekken
dan bijvoorbeeld FC Groningen. Dit duidt er dus op dat het voor de club relatief eenvoudig zou
moeten zijn om toekomstige groei te bewerkstelligen.
Daarnaast geldt dat FC Utrecht door het vermogen van behulpzame supporters de kans krijgt om
ondanks de slechte financiële positie te bouwen aan een gezonde toekomst. Naast de eigenaar is er
namelijk een andere groepering opgestaan die de club wil helpen (Schouten, 2013). Indien dit
vermogen op een goede manier wordt geïnvesteerd aan zaken als de jeugdopleiding, kan de club hier
in de toekomst de vruchten van plukken. De club kan dus voordelen halen uit de kennissenkring van
de grootaandeelhouder, iets wat bij andere clubs niet het geval is.
Bedreigingen: een belangrijke bedreiging voor FC Utrecht zijn de grote hoeveelheid bvo’s in de wijde
omgeving. Door de goede infrastructuur in de Randstad zijn clubs als Ajax, Feyenoord, ADO Den
Haag, Sparta Rotterdam, FC Dordrecht en Excelsior goed bereikbaar. Hierdoor zouden potentiële
supporters uit de omgeving kunnen kiezen om fan van een andere club te worden. Dit zou de
toekomstige (financiële) groei van FC Utrecht in de weg kunnen staan.
Daarnaast werkt FC Utrecht met een salarisplafond van 250.000 euro (Jansen, 2013), waardoor de bvo
het risico loopt dat goede spelers voor andere clubs kiezen. Dit is het gevolg van de ontwikkelingen op
de spelersmarkt, waar andere clubs wel hoge salarissen betalen. Doordat FC Utrecht niet mee kan gaan
in deze trend, loopt de bvo het risico dat er geen goede spelers meer naar de club komen. Zij kunnen
elders immers meer geld verdienen. Op deze manier verliest de club op sportief gebied terrein aan
andere clubs uit de middenmoot en subtop. Dit gaat echter alleen op als andere bvo’s besluiten om niet
of met een hoger salarisplafond te gaan werken.
4.3.3 Conclusies
Uit de jaarverslagen blijkt dat de invloed van de economische crisis aan de opbrengstenkant vooral bij
de sponsoropbrengsten en de mediabaten zichtbaar is. De club is er niet in geslaagd om een aflopend
sponsorcontract te vervangen voor een contract van gelijke omvang. Verder vindt er in het laatste
seizoen een daling van de salarissen plaats. Ook worden er tijdens de economische crisis grote
verliezen geleden, zowel voor als na afschrijving en vergoedingssommen. Verder dalen het aantal
werknemers in het laatste seizoen en is het eigen vermogen negatief. Hierin speelt de economische
crisis een belangrijke rol.
Bij de SWOT-analyse geldt Frans van Seumeren als grootste sterktepunt. Naast investeerder is hij ook
supporter van de club en in het verleden heeft hij FC Utrecht meerdere keren op financieel gebied
geholpen. De belangrijkste zwaktepunten zijn de grote verliezen, de relatief lage sponsoropbrengsten
en de hoge salariskosten. De ligging in de Randstad geldt vanwege het hoge inwonersaantal en de
infrastructuur als een grote kans, maar de grote hoeveelheid bvo’s in de omgeving vormt een
belangrijke bedreiging voor de club.
Wat betreft het beleid moet FC Utrecht grote stappen zetten. Nog steeds zijn de salariskosten veel te
hoog (90% van de netto-omzet) en nog steeds worden er flinke verliezen geleden. Wel moet worden
opgemerkt dat de club in het laatste seizoen flink bezuinigt op de salarissen en de overige kosten.
Daarnaast is ook de afschrijving op vergoedingssommen lager, wat er op duidt dat er minder dure
spelers worden aangetrokken. Zeker in economisch zware tijden is een risicomijdend transferbeleid
een goede strategie. Echter geldt dat FC Utrecht nog veel moet verbeteren om een structureel gezond
beleid te voeren, waarbij de club niet meer afhankelijk is van schenkingen of leningen van Frans van
Seumeren en andere vermogende supporters. Zelfs in het laatste seizoen wordt er immers een groot
verlies geleden. De club is in het laatste seizoen echter de goede weg ingeslagen en het is van belang
dat er in de toekomst wordt vastgehouden aan deze zuinigere strategie. Met name in de salariskosten
en overige kosten zal in de komende seizoenen nog flink gesneden moeten worden.
4.4 Feyenoord
In bijlage 5 is het financiële overzicht van Feyenoord te vinden. De verschillende variabelen worden
hier voor deze club uiteengezet, zodat een eventueel verband met de economische crisis kan worden
onderzocht.
4.4.1 Resultatenrekening
Netto-omzet:de netto-omzet van Feyenoord bestaat uit wedstrijdopbrengsten (competitie, beker en
vriendschappelijk, Europese competities en seizoenskaarten), sponsoren, mediabaten, merchandising
en een restpost. Voor deze laatste post vindt er geen verdere analyse plaats, aangezien deze erg
specifiek per jaargang is.
Hoewel er over de opbouw van de kaartverkoop in de eerste twee seizoenen geen gegevens bekend
zijn, kan de ontwikkeling van de seizoenen erna wel worden geanalyseerd. Opvallend is dat de
opbrengsten uit kaartverkoop als geheel jaarlijks ongeveer tien miljoen bedragen. Op het eerste gezicht
lijkt er dus geen verband met de economische crisis aanwezig te zijn.
Bij de opbrengsten uit kaartverkoop van vriendschappelijke, competitie- en bekerwedstrijden valt een
wisselend verloop over de tijd op. Uit de jaarverslagen blijkt dat positieve afwijkingen vaak worden
veroorzaakt door successen in het bekertoernooi (Jaarverslag Feyenoord, 2008). Een verband met de
economische crisis wordt dan ook niet ontdekt.
Er kunnen geen uitspraken worden gedaan over de invloed van de crisis op de opbrengsten uit
kaartverkoop voor Europese duels. Dit komt doordat Feyenoord in een groot gedeelte van de
onderzoeksperiode niet aan internationale toernooien heeft deelgenomen.
De opbrengsten uit seizoenkaarten vertoont een stijgend verloop over de tijd. Slechts in het seizoen
2008/2009 is er sprake van een lichte daling. Deze wordt in de daaropvolgende jaargangen echter
volledig gecompenseerd. Aangezien het onaannemelijk is dat de economische crisis een positief effect
heeft op deze post, mag er worden gesteld dat er geen verband met de opbrengsten uit seizoenkaarten
is gevonden.
Bij de sponsoropbrengsten valt op dat er tot aan het seizoen 2007/2008 jaarlijks sprake was van een
omvang van ongeveer zestien miljoen euro. Het jaar erna is deze post echter twintig miljoen, wat de
verdere onderzoeksperiode niet meer verandert. Dit constante karakter kan worden verklaard door het
feit dat sponsorcontracten vaak voor de lange termijn worden aangegaan. Hierdoor blijft een eventuele
invloed van de economische crisis achterwege.
De opbrengsten uit tv-gelden vertonen een dalende trend over de tijd. In het laatste seizoen is de
omvang nauwelijks meer dan de helft van de waarde die aan het begin van de onderzoeksperiode werd
gepresenteerd. Hieruit blijkt dat de economische crisis van invloed is op de door Feyenoord behaalde
mediabaten. Echter moet er wel rekening mee worden gehouden dat de club in een aantal seizoenen
mediabaten is misgelopen door zich niet te plaatsen voor Europees voetbal.
Ook de opbrengsten uit merchandising vertonen een dalend verloop over de tijd. Echter is het wel van
belang om op te merken dat deze pas vanaf het seizoen 2008/2009 wordt ingezet. Gezien het feit dat
de afname tijdens de beginperiode van de recessie werd ingezet, kan worden gesteld dat de
economische crisis wel degelijk van invloed is op de merchandisingopbrengsten van Feyenoord.
Als met al kan er dus worden geconcludeerd dat bij Feyenoord de invloed van de economische crisis
het duidelijkst naar voren komt bij de afnemende mediabaten en de dalende opbrengsten uit
merchandising. Deze vertonen sinds het begin van de crisis een dalend verloop over de tijd.
Bedrijfslasten: net als bij de andere onderzochte bvo’s zijn de inkoopwaarde van de omzet, de
afschrijving op vaste activa en de salariskosten de belangrijkste lasten van Feyenoord. Ook is er een
restpost, welke in de jaarverslagen niet verder wordt opgesplitst.
De inkoopwaarde van de omzet stijgt vrijwel de gehele onderzoeksperiode. Slechts in het laatste
seizoen vindt er een geringe daling plaats. Aangezien er in een crisisperiode mag worden verwacht dat
er in de kosten wordt gesneden, blijft een verband met de economische crisis achterwege.
De salariskosten vertonen aan het begin van de onderzoeksperiode een lichtstijgend verloop. Pas vanaf
het seizoen 2009/2010 wordt er in deze post gesneden. Deze afname zet in de resterende jaargangen
door, waardoor er kan worden geconcludeerd dat de economische crisis van invloed is op de hoogte
van de salariskosten van Feyenoord.
De afschrijving op vaste activa vormt slechts een zeer klein gedeelte van de totale bedrijfslasten.
Jaarlijks bedraagt deze post ongeveer drie tot vijf ton. Slechts in het seizoen 2008/2009 is deze waarde
noemenswaardig hoger. Dit wordt veroorzaakt door een eenmalige, bijzondere waardevermindering
van een activum. Er is dus geen duidelijk bewijs dat de economische crisis effect heeft op de
afschrijving op vaste activa.
De overige bedrijfskosten vertonen slechts in drie seizoenen een afwijkende waarde. Waar deze post
meestal een omvang heeft van ongeveer elf miljoen euro per jaar, ligt deze in 2006/2007, 2007/2008
en 2008/2009 behoorlijk hoger. Dit zou kunnen worden veroorzaakt door de economische crisis. Waar
de club deze postenkost eerst liet stijgen, is deze er later op teruggekomen als gevolg van de
tegenvallende opbrengsten door de economische crisis.
Er kan dus worden geconcludeerd dat de economische crisis van invloed is op de salariskosten van
Feyenoord. Ook op de overige bedrijfskosten lijkt deze effect te hebben, al is deze relatie minder
overtuigend aanwezig.
Bedrijfsresultaat: wanneer het bedrijfsresultaat voor afschrijving en vergoedingssommen wordt
bekeken, blijkt dat deze slechts tijdens het laatste seizoen positief is. Het dieptepunt vindt plaats in het
seizoen 2008/2009, waarin een verlies van ruim acht miljoen euro wordt geleden. Na dit seizoen lijkt
Feyenoord veranderingen te hebben doorgevoerd en vertoont de post een steeds minder negatieve
waarde. Uiteindelijk leidt dit tot een positief bedrijfsresultaat in het laatste seizoen. Hoewel er dus
zowel voor als tijdens de economische crisis negatieve bedrijfsresultaten voor afschrijving en
vergoedingssommen werden gepresenteerd, lijkt de economische crisis dus wel degelijk van invloed.
Waar er in de beginperiode van dit onderzoek flinke verliezen werden geleden, lijkt de club haar
financiën steeds beter in de hand te krijgen. Door in de (salaris)kosten te snijden, worden er steeds
betere resultaten op financieel gebied behaald. Er wordt dus een succesvoller beleid gevoerd.
Om het bedrijfsresultaat na belasting vast te stellen, moet er eerst rekening worden gehouden met
vergoedingssommen, financieel resultaat, resultaat deelnemingen en belastingen. Ook presenteert
Feyenoord in haar jaarverslagen ieder seizoen een afschrijving op de goodwill. In dit onderzoek
worden echter alleen de vergoedingssommen verder geanalyseerd.
Voor de afschrijving op vergoedingssommen geldt dat deze tijdens de economische crisis flink zijn
afgenomen. Feyenoord heeft er dus voor gekozen om minder dure spelers aan te trekken, waardoor de
afschrijvingskosten zijn gedaald. Dit kan worden beschouwd als een effect van de economische crisis.
De club heeft immers gekozen voor een minder risicovol transferbeleid. Er mag echter niet worden
vergeten dat Feyenoord voor het begin van de crisis al in grote financiële problemen zat. Hierdoor
hadden er ook zonder de economische crisis flinke veranderingen plaats moeten vinden.
Het resultaat op vergoedingssommen vertoont een wisselend verloop. Wel wordt duidelijk dat dit
resultaat voor de economische crisis veel groter was. Doordat Feyenoord koos om minder dure spelers
aan te trekken, namen ook de kansen om deze voor een hoog bedrag door te verkopen af. Dit heeft
effect op het resultaat en mag worden beschouwd als een reactie op de economische crisis.
Opvallend aan het bedrijfsresultaat na belasting is dat deze, in tegenstelling tot het bedrijfsresultaat
voor belasting en vergoedingssommen, in de helft van de gevallen een positieve waarde vertoont. Wel
moet worden vermeld dat de verliezen veel hoger zijn dan de winsten. Doordat dit zowel voor als
tijdens de crisisperiode het geval was, kan er geen duidelijk verband worden gelegd.
Er kan dus worden geconcludeerd dat de economische crisis van invloed is op het bedrijfsresultaat
voor afschrijving en vergoedingssommen en op de afschrijving op vergoedingssommen. Wel moet er
worden opgemerkt dat Feyenoord al voor de economische crisis financiële problemen had.
Logischerwijs hadden er dus ook zonder de crisis beleidsveranderingen plaatsgevonden.
Overige informatie bedrijfsvoering: ook bij Feyenoord worden het eigen vermogen en het aantal
werknemers geanalyseerd. In haar jaarverslagen maakt de club onderscheid tussen werknemers in het
binnenland en werknemers in het buitenland (Ghana).
Het aantal binnenlandse medewerkers is in het seizoen 2008/2009 op het hoogtepunt. Na dit seizoen
neemt deze hoeveelheid flink af. Hieruit blijkt dat de economische crisis een grote invloed heeft op het
aantal medewerkers van de bvo.
Daarnaast blijkt dat Feyenoord er tijdens de economische crisis voor heeft gekozen om haar vestiging
in Ghana op te heffen. Hierdoor is het aantal buitenlandse werknemers gedaald naar nul. Dit kan deels
worden beschouwd als een bezuiniging om de economische crisis te overleven.
Tot slot valt op dat het eigen vermogen van Feyenoord de gehele onderzoeksperiode negatief is. Ook
geldt dat er vrijwel jaarlijks allerlei kapitaalstortingen en –onttrekkingen plaatsvinden. Als dit niet het
geval zou zijn, had het eigen vermogen nog veel negatiever geweest dan dat nu het geval is, namelijk
bijna 28 miljoen euro. Na een correctie voor deze stortingen en onttrekkingen wordt deze balanspost
tijdens de economische crisis steeds negatiever te worden (het laatste seizoen uitgezonderd), waardoor
er sprake is van een negatieve invloed van de economische crisis.
Er kan dus worden geconcludeerd dat de economische crisis van invloed is op zowel het aantal
binnenlandse, als het aantal buitenlandse medewerkers van Feyenoord. Door kapitaalstortingen en -
onttrekkingen valt de invloed op het eigen vermogen in de jaarverslagen niet erg op, maar na een
correctie blijkt de crisis ook op deze zijn uitwerking te hebben. Door de grote verliezen die zijn
geleden zou de omvang van het eigen vermogen nog veel negatiever zijn dan dat nu het geval is.
4.4.2 SWOT-Analyse
Sterkheden: ten eerste is de geschiedenis van Feyenoord een groot sterktepunt van de club. Zowel op
internationaal, als op nationaal niveau werden er veel prijzen gewonnen (Feyenoord, 2014). Ook heeft
de club veel spelers van wereldniveau onder contract gehad. Het beste voorbeeld van een speler die op
dit moment nog actief is, is Robin van Persie. Mede dankzij haar succesvolle geschiedenis is
Feyenoord de grote club die het nu is.
Daarnaast vormt de grote, trouwe aanhang een belangrijke kracht van de club. Zelfs in de op sportief
gebied onsuccesvolle jaren tijdens deze onderzoeksperiode, bleven de opbrengsten uit seizoenkaarten
maar stijgen. Naast het feit dat de fans trouw zijn, blijkt uit de CPM-index dat Feyenoord na Ajax de
meeste supporters heeft (Volkskrant, 2012).
Verder is de jeugdopleiding van grote waarde voor de club. De afgelopen jaren zijn er veel spelers
doorgebroken, waarvan een groot aantal een belangrijke rol in het eerste elftal hebben. Ook bij andere
clubs lopen voetballers met een verleden in de jeugdopleiding van Feyenoord rond. Niet voor niets is
deze voor de vierde keer op rij verkozen tot beste van Nederland (Rijnmond, 2013).
Tot slot valt op dat Feyenoord qua sponsoropbrengsten nummer twee van de onderzochte Bvo’s is.
Slechts Ajax blijft de club op dit gebied voor. Doordat sponsoren contracten voor de lange termijn
aangaan, heeft Feyenoord dus een grote zekerheid dat deze opbrengsten ook in de nabije toekomst
daadwerkelijk worden gerealiseerd.
Zwakheden: allereerst vormen de sportieve prestaties van de afgelopen jaren een groot zwaktepunt van
Feyenoord. De afgelopen tien jaar is de enige prijs die werd gewonnen de KNVB beker (Feyenoord,
2014). Dit is erg mager voor een bvo die traditioneel gezien altijd mee moet doen om de prijzen. De
club doet op sportief gebied dus al jaren onder voor de directe concurrentie.
Ook het behaalde bedrijfsresultaat voor afschrijving en vergoedingssommen is een grote zwakte van
de club. Slechts in het laatste seizoen nam deze post een positieve waarde aan. Dit toont aan dat de
club een risicovol beleid voert, aangezien het voor een positief bedrijfsresultaat na belasting
afhankelijk is van transfers. Dit duidt op een beleidsverandering. Feyenoord heeft haar financiën dus
niet goed onder controle (gehad), waardoor de club de laatste jaren bijna volledig heeft moeten wijden
aan financieel herstel.
Tot slot is het eigen vermogen van de club de gehele onderzoeksperiode negatief. Door extra
kapitaalstoringen wordt dit enigszins verbloemd, aangezien de balanspost zonder deze stortingen nog
veel negatiever was uitgevallen. Alleen wanneer de club een gezonder beleid gaat voeren, kan er in de
toekomst een positief eigen vermogen ontstaan. Volledig herstel op financieel gebied is voor
Feyenoord dus van groot belang.
Kansen: de eerste belangrijke mogelijkheid van Feyenoord is een eventueel nieuw stadion of een
grondige renovatie van De Kuip. Hoewel eerdere plannen voor een nieuw stadion zijn afgewezen, lijkt
een modernisering van het huidige stadion nog wel degelijk tot de mogelijkheden te behoren. Indien
Feyenoord er in slaagt om haar thuiswedstrijden in een groter stadion te spelen zal dit uiteraard
positieve gevolgen hebben voor de financiën van de club. Er wordt zelfs gesuggereerd dat de
begroting zou kunnen verdubbelen naar een omvang van tachtig miljoen euro per seizoen (AD,
2013b). De club is bij de realisatie van deze plannen echter afhankelijk van externe financiers en ook
de gemeente Rotterdam moet haar medewerking verlenen.
Een andere kans voor Feyenoord is het Nederlands Elftal. Nu er zoveel Nederlandse spelers in het
eerste elftal spelen, is de kans groot dat er ook daadwerkelijk spelers voor de toernooien van het
nationale elftal worden opgeroepen. Zo deden er in de kwalificatiewedstrijden voor het komende WK
vijf spelers van Feyenoord mee. Aangezien het spelen van een sterk WK of EK een enorme invloed
kan hebben op de transferwaarde van speler, biedt dit dus volop kansen voor Feyenoord.
Tot slot kan ook de stad Rotterdam voor positieve ontwikkeling in de toekomst zorgen. Rotterdam is
immers een grote stad met veel inwoners en er zijn een hoop bedrijven gevestigd. Dit zorgt er voor dat
de club relatief eenvoudig meer supporters en sponsoren kan werven. Afhankelijk van de economische
omstandigheden van de rest van de wereld, heeft Feyenoord door haar ligging in de (nabije) toekomst
dus volop mogelijkheden om verder te groeien.
Bedreigingen: ten eerste dreigt Feyenoord achterop te raken bij bijvoorbeeld Ajax en PSV. Doordat de
club er niet in slaagt om voor een langere periode Europees voetbal te spelen, hebben de spelers geen
ervaring op het hoogste niveau. Mede hierdoor worden de grootste talenten uit het eerste elftal van
Feyenoord voor relatief weinig geld verkocht. Indien het de club niet lukt om dit te veranderen, kan
dat grote gevolgen hebben voor de groei op financieel gebied.
Daarnaast geldt dat de grootste talenten uit de jeugdopleiding van Feyenoord goedkoop kunnen
worden weggekaapt door rijke clubs uit het buitenland. Dit komt doordat het in Nederland bij wet
verboden is om spelers jonger dan zestien jaar een profcontract aan te bieden (Telegraaf, 2012).
Hierdoor is het voor buitenlandse topclubs relatief goedkoop om talenten over te nemen. Indien
jeugdspelers naar buitenlandse topclubs vertrekken komen zij niet uit voor het eerste elftal van
Feyenoord. Slechts de kwalitatief mindere talenten blijven dus over voor het eerste elftal, wat de
sportieve prestaties niet ten goede komt.
Tot slot vormen de hooligans van de club een bedreiging. Deze ‘supportersgroep’ zorgt er voor dat
Feyenoord geregeld boetes moet betalen. Ook wordt de club in diskrediet gebracht en komt ze negatief
in het nieuws. Een goed voorbeeld hiervan zijn de rellen in Nancy (2006), waarna Feyenoord werd
uitgesloten van verdere deelname aan de UEFA Cup (Misset, 2008).
4.4.3 Conclusies
Uit de resultatenrekeningen van Feyenoord blijkt dat de mediabaten en opbrengsten uit merchandising
een negatieve invloed van de economische crisis ondervinden. Naast deze posten aan de
opbrengstenkant, vindt ook een daling van de salarissen en de overige kosten plaats. Verder is het
bedrijfsresultaat voor afschrijving en vergoedingssommen tijdens de economische crisis erg negatief.
Het gevolg hiervan is dat het voor kapitaalonttrekkingen en –stortingen gecorrigeerde eigen vermogen
een dalende trend vertoont. Dit geldt echter niet voor het laatste seizoen van de onderzoeksperiode.
Uit de SWOT-analyse blijkt dat de jeugdopleiding en de trouwe aanhang van Feyenoord twee grote
sterktepunten van de club zijn. Deze helpen de club door de zowel op sportief als financieel gebied
zware jaren heen. Deze achterblijvende sportieve prestaties zijn een belangrijk zwaktepunt van de
club. Het eventuele nieuwe stadion is een grote kans, maar Feyenoord is daarbij afhankelijk van
externe partijen. De grootste bedreiging wordt gevormd door de regelgeving omtrent jeugdspelers in
Nederland. Het is namelijk bij wet verboden om spelers jonger dan zestien jaar vast te leggen.
Hierdoor kunnen buitenlandse topclubs de grootste talenten uit de jeugdopleiding goedkoop
overnemen en blijven alleen de kwalitatief mindere spelers over.
Beleidsmatig is Feyenoord op de goede weg. Vrijwel iedere kostenpost vertoont de laatste één of twee
seizoenen een daling. De grootste winst wordt behaald bij de salariskosten, welke in twee jaar tijd met
ruim negen miljoen euro zijn gedaald. Ook nemen de afschrijvingen op vergoedingssommen af, wat
duidt op een minder risicovol transferbeleid. Dit alles resulteert in een positief bedrijfsresultaat (zowel
voor als na afschrijving en vergoedingssommen) in het laatste seizoen. Feyenoord moet de ingezette
weg dus vasthouden om definitieve financiële gezond wording te bewerkstelligen. Op deze manier kan
de club zich ook op sportief gebied herstellen.
4.5 PSV
De ontwikkeling van verschillende financiële posten van PSV zijn te vinden in bijlage 6. Met
betrekking tot de economische crisis valt er een aantal verbanden op, welke in dit hoofdstuk verder
worden uitgewerkt.
4.5.1 Resultatenrekening
Netto-omzet: de netto-omzet van PSV bestaat uit kaartverkoop, sponsoropbrengsten, tv-geld,
merchandising, stadionexploitatie en een restpost. Deze restpost wordt vanwege het seizoenspecifieke
karakter niet geanalyseerd. Wel moet worden vermeld dat de extreem hoge waarde in het seizoen
2011/2012 wordt veroorzaakt door de verkoop van de grond van het trainingscomplex aan de
gemeente, terwijl in 2007/2008 het parkeerterrein werd verkocht.
De kaartverkoop wordt opgesplitst in opbrengsten uit competitie, beker en vriendschappelijk verband,
Europese competities, premies uit Europese competities en indirecte wedstrijdbaten.
De opbrengsten van de verkoop van entreebewijzen van competitie-, beker- en vriendschappelijke
wedstrijden vertonen een dalend verloop in de periode voor de economische crisis. Vanaf het seizoen
2008/2009 wordt er echter een toename gerapporteerd. Aangezien een stijgend verband tussen de
kaartverkoop en de economische crisis niet logisch is, kan er worden geconcludeerd dat er geen
verband wordt gevonden.
De opbrengsten uit kaartverkoop in Europees verband kunnen niet goed worden geanalyseerd. Dit
komt doordat deelname aan de Champions League veel meer geld opbrengt dan de Europa League.
Hierdoor kunnen er geen uitspraken worden gedaan over het verband tussen deze post en de
economische crisis. Hetzelfde geldt overigens voor de Europese premies, welke ook sterk worden
beïnvloed door de prestaties in het internationale toernooi.
De opbrengsten uit seizoenskaarten vertonen een stijgend verloop over de tijd. Dit geldt zowel voor de
periode voor als tijdens de economische crisis. Een verband tussen deze variabele en de economische
crisis wordt dan ook niet gevonden.
De indirecte wedstrijdbaten laten geen duidelijk stijgend of dalend verloop over de tijd zien. Door
deze grote verschillen per seizoen wordt er dan ook geen verband met de economische crisis ontdekt.
Hoewel de sponsoropbrengsten over het algemeen een stijgend verloop vertonen, vindt er in
2008/2009 een daling van 4,5 miljoen euro plaats. Deze wordt veroorzaakt door een lagere bijdrage
van sponsoren (door het aflopen van contracten), verandering van belevingspakketten van
sponsorgelden naar mediagelden door de introductie van Eredivisie Live en lagere boarding inkomsten
door het ontbreken van UEFA Cup (voorloper Europa League) voetbal (Jaarverslag PSV, 2009). Een
verband tussen de sponsoropbrengsten en de economische crisis wordt dan ook niet gevonden.
Ook de mediabaten zijn sterk afhankelijk van deelname aan de Champions League. Echter valt wel op
dat er in de laatste drie seizoenen sprake is van een relatief grote daling van deze post. Doordat PSV in
alle drie de seizoenen niet actief is in de Champions League, bestaat er dus wel degelijk een verband
tussen de mediabaten en de economische crisis.
De opbrengsten uit merchandising laten een wisselend verloop over de tijd zien. Ook voor deze post
lijkt te gelden dat sportieve prestaties een positieve uitwerking hebben. Er wordt dan ook geen verband
met de economische crisis ontdekt.
De stadionexploitatie bedraagt tijdens de gehele crisisperiode ongeveer vijftien miljoen euro per
seizoen. Dit is iets hoger dan dat in de periode ervoor het geval was. De economische crisis heeft dus
geen invloed op deze post.
Er kan dus worden geconcludeerd dat de economische crisis slechts invloed heeft op de tv-gelden van
PSV. Het feit dat de club uit Eindhoven niet ieder seizoen deelneemt aan de Champions League heeft
echter een verstorende werking op de mogelijke verbanden tussen de verschillende posten en de
economische crisis.
Bedrijfslasten: de bedrijfslasten bestaan uit de inkoopwaarde van de omzet, de salariskosten, de
afschrijving op vaste activa en een restpost, welke overige personeelskosten, wedstrijdkosten,
huisvestingskosten en beheer- en administratiekosten bevat.
De inkoopwaarde van de omzet vertoont eenzelfde verloop als de opbrengsten uit merchandising.
Stijgingen worden afgewisseld door dalingen. Wel is het opvallend dat deze kostenpost aan het begin
van de onderzoeksperiode vele malen kleiner was dan aan in de laatste seizoenen. Een duidelijk
verband met de economische crisis kan echter niet worden gelegd.
De salariskosten bedragen tijdens de economische crisis ongeveer dertig tot drieëndertig miljoen euro
per seizoen. Deze waarde is gemiddeld genomen ongeveer even hoog als in de periode voor deze
crisis. PSV heeft de salariskosten dus redelijk constant gehouden, waardoor een verband met de
economische crisis niet wordt gevonden.
De afschrijving op vaste activa bedraagt tijdens de gehele onderzoeksperiode ongeveer vijf miljoen
euro per seizoen. Doordat er in de omvang van deze post geen veranderingen over de tijd plaatsvinden,
lijkt een verband met de economische crisis dus niet te bestaan.
De overige personeelskosten zijn qua omvang niet heel groot. Wel verschilt de omvang per seizoen
procentueel gezien enorm. Hierdoor blijft een duidelijk verband met de economische crisis
achterwege. Er geldt echter wel dat deze post in het laatste seizoen voor 2,4 miljoen uit crisisheffing
bestaat, waardoor de crisis in dit specifieke seizoen wel degelijk effect heeft.
De wedstrijdkosten zijn over de gehele onderzoeksperiode relatief constant. De post bedraagt namelijk
ongeveer 2,5 tot 3,2 miljoen euro per seizoen. De economische crisis lijkt dan ook geen effect te
hebben op de omvang van de wedstrijdkosten van PSV.
De huisvestingskosten vertonen een wisselend verloop over de tijd. Kleine dalingen worden
afgewisseld met kleine stijgingen. Slechts is het laatste seizoen vindt er een grote stijging plaats.
Doordat PSV hier in haar jaarverslag geen toelichting over geeft, is de oorzaak echter onbekend. Er
geldt dat de economische crisis geen effect heeft op de huisvestingskosten van PSV.
Ook de beheer- en administratiekosten laten geen duidelijk stijgend of dalend verloop over de tijd
zien. Door de grote verschillen per seizoen is het dan ook onmogelijk om een verband met de
economische crisis te ontdekken.
Er kan worden geconcludeerd dat de economische crisis geen invloed heeft op een kostenpost van
PSV. Bij veel posten wordt er geen duidelijk stijgend of dalend verloop over de tijd gevonden. Slechts
in het seizoen 2011/2012 heeft de economische crisis met zekerheid invloed op de bedrijfslasten. Dit
komt door de eerder behandelde incidentele crisisheffing van de overheid.
Bedrijfsresultaat: door de bedrijfslasten te vergelijken met de netto-omzet, ontstaat het
bedrijfsresultaat voor afschrijving en vergoedingssommen. Wanneer er vervolgens rekening wordt
gehouden met vergoedingssommen, financieel resultaat, resultaat deelnemingen, belastingen en
bijzondere waardeverminderingen, kan het bedrijfsresultaat na belasting worden vastgesteld.
Opvallend aan het bedrijfsresultaat voor afschrijving en vergoedingssommen is dat deze slechts twee
van de acht seizoenen een negatieve waarde aanneemt (2009/2010 en 2010/2011). Wel moet worden
opgemerkt dat dit wordt veroorzaakt door deelname aan Champions League of door de verkoop van de
grond van het trainingscomplex in het laatste seizoen. Hierdoor is het lastig om de invloed van de
economische crisis op het bedrijfsresultaat direct uit de jaarverslagen af te lezen.
Wel is het mogelijk om gedeeltelijk te corrigeren voor opbrengsten uit de Champions League. In haar
jaarverslagen verantwoordt PSV opbrengsten uit kaartverkoop van Europese wedstrijden en Europese
premies. Aangezien het aannemelijk is dat PSV zich structureel voor de Europa League plaatst, is het
echter onjuist om deze posten volledig te elimineren. Er is voor gekozen om deze posten structureel op
vijf miljoen euro te veronderstellen tijdens de ‘Champions League seizoenen’. Na deze correctie blijkt
dat er zonder deelname aan dit lucratieve toernooi structureel een groot verlies na belasting zou
worden geleden. Dit is zowel vóór als tijdens de crisisperiode het geval. Wel moet worden opgemerkt
dat deelname aan de Champions League op meer posten van invloed is. De correctie is dus niet
volledig en dus moet er voorzichtig worden omgegaan met uitspraken die gebaseerd zijn op deze
gecorrigeerde post. Uitgaande van deze correctie wordt er geen duidelijk verband tussen de
economische crisis en het bedrijfsresultaat van PSV gevonden.
De afschrijving op vergoedingssommen vertoont een constante waarde van ongeveer tien tot twaalf
miljoen euro per seizoen. Doordat de periode voor en tijdens de economische crisis niet van elkaar
verschillen, wordt er geen verband ontdekt.
Het resultaat op vergoedingssommen is erg wisselend. Er geldt dat deze post erg specifiek en
wisselend per seizoen is. Ook bij het resultaat op vergoedingssommen blijft een duidelijk effect van de
economische crisis dus achterwege.
Er kan dus worden geconcludeerd dat de economische crisis geen invloed heeft op het behaalde
bedrijfsresultaat en de vergoedingssommen die PSV betaalt. Tijdens de crisis werden er nog steeds
dure spelers aangetrokken en het transferresultaat verschilde per seizoen enorm.
Overige informatie bedrijfsvoering: wanneer er wordt gekeken naar het aantal werknemers van PSV
valt op dat er onderscheid wordt gemaakt tussen voetballers en technische staf en het overige
personeel. Slechts van het laatste seizoen is deze verdeling onbekend.
Opmerkelijk is dat PSV op geen enkele manier snijdt in het aantal personeelsleden. De hoeveelheid
medewerkers lijkt tijdens de crisisperiode zelfs eerder te stijgen dan te dalen. Dit lag in de lijn der
verwachting, aangezien ook de salariskosten relatief constant bleven. De economische crisis heeft dus
geen invloed op het aantal medewerkers van PSV.
Voor het eigen vermogen geldt dat deze balanspost in de periode voor de crisis een negatieve waarde
vertoonde. Dat deze tijdens de economische crisis steeg, valt echter grotendeels toe te rekenen aan de
deelnames aan de Champions League en aan de grondverkoop in het laatste seizoen. In de jaargangen
2009/2010 en 2010/2011 is dit niet het geval en daar neemt het eigen vermogen dan ook flink af. Door
de verkoop van parkeerterreinen en de grond van het trainingscomplex blijft deze post echter positief.
Indien deze verkopen niet had plaatsgevonden en er geen Champions League voetbal zou zijn
gespeeld, dan zou er een negatief eigen vermogen worden gepresenteerd. Dit blijkt uit de ontwikkeling
van het gecorrigeerde eigen vermogen, welke in het laatste seizoen een negatieve waarde van ruim 118
miljoen vertoont. Hieruit blijkt dus dat de economische crisis wel degelijk invloed heeft op het eigen
vermogen van PSV, al moet wel goed worden gerealiseerd dat de uitgevoerde correctie niet geheel
juist is, aangezien Champions League voetbal ook van invloed is op de omvang van andere posten. Dit
wordt in de jaarverslagen echter niet vermeld.
De conclusie luidt dus dat de economische crisis geen effect heeft op het aantal medewerkers van
PSV. Het eigen vermogen van de club uit Eindhoven wordt echter wel flink aangetast, al wordt dit in
de jaarverslagen grotendeels verbloemd door Champions League voetbal en door de verkopen aan de
gemeente.
4.5.2 SWOT-Analyse
Sterkheden: de binding met multinational Philips is een duidelijke kracht van PSV. Buiten het feit dat
dit de hoofdsponsor van de club is, komt de naam van de multinational zelfs terug in de clubnaam
(Philips Sport Vereniging) en is de Koninklijke Philips de oprichter van de club. Deze sterke binding
met een kapitaalkrachtige onderneming als Philips kan zorgen voor meer financiële zekerheid.
Vanwege het feit dat veel (potentiële) klanten van de multinational het merk Philips zullen associëren
met de voetbalclub, lijkt het onlogisch dat Philips er voor zou kiezen om PSV om te laten vallen in
financieel zware tijden. De financiële zekerheid wordt op deze manier vergroot.
Daarnaast heeft ook PSV een zeer rijke historie. Er werden op zowel nationaal als internationaal
niveau verschillende grote prijzen gewonnen (PSV, 2014b). Hierdoor is de bekendheid en dus de
aantrekkingskracht van PSV in het buitenland zeer groot. Ook heeft PSV in het verleden een groot
aantal spelers die later de absolute wereldtop hebben bereikt onder contract gehad. Ook het feit dat
zulke grote spelers bij de club hebben gespeeld heeft een positieve invloed op het beeld wat men over
de hele wereld van PSV heeft. Hier heeft de club nu nog financiële voordelen van.
Tot slot houdt PSV de salariskosten redelijk onder controle. Slechts tijdens het seizoen 2009/2010
bedragen de salariskosten meer dan 60% van de netto-omzet. Hiermee voldoet de club aan de
richtlijnen van de UEFA (Sanchez, 2011). Hoewel er dus geen daling in deze kostenpost plaatsvond, is
deze ook niet schokbarend hoog.
Zwakheden: ten eerste is het in negatieve zin opvallend dat PSV slechts een positief bedrijfsresultaat
voor afschrijving en vergoedingssommen behaalt als er Champions League voetbal wordt gespeeld.
Het positieve resultaat in het laatste seizoen wordt veroorzaakt door de grondverkoop aan de
gemeente. Indien de club zich dus een aantal seizoenen achter elkaar niet voor het lucratieve Europese
toernooi plaats, zou het in grote financiële problemen kunnen komen. Het eigen vermogen zou door de
verliezen die in dat geval worden geleden immers flinks worden aangetast.
Een ander opvallend zwaktepunt van PSV zijn de opbrengsten uit kaartverkoop. Wanneer de omvang
van deze post wordt vergeleken met andere clubs uit de traditionele top drie (Ajax en Feyenoord),
blijkt PSV flink minder opbrengsten uit kaartverkoop te genereren. Zelfs tijdens de op sportief en
financieel gebied zware jaren bij Feyenoord lukte het PSV niet om meer opbrengsten uit kaartverkoop
te behalen. Dit kan voor een deel worden verklaard door de relatief geringe grootte van het Philips
Stadion. Zo heeft de Amsterdam Arena 53.052 zitplaatsen (Amsterdam Arena, 2014) en kan De Kuip
van Feyenoord 51.117 supporters een zitplaats bieden (De Kuip, 2014). Het Philips Stadion van PSV
kan echter maar 35.000 toeschouwers verwelkomen (PSV, 2014a). Logischerwijs heeft PSV hierdoor
een lagere opbrengst uit kaartverkoop dan de andere traditionele topclubs.
Tot slot is het in negatieve zin opvallend dat er tijdens de gehele onderzoeksperiode in slechts zeer
beperkte mate gebruik werd gemaakt van spelers uit de eigen jeugdopleiding. Waar er bij andere clubs
veel werd opgeleid, brak er bij PSV zelden een goede jeugdspeler door. De club koos er voor haar
eigen talenten te verwaarlozen en duurdere spelers van buitenaf aan te trekken. Dit brengt uiteraard
een groter risico met zich mee. Wel moet er worden vermeld dat PSV recent heeft aan gegeven meer
met de jeugdopleiding te gaan doen. Het is de bedoeling om de doorstroming van de eigen jeugd naar
de eerste selectie in de toekomst drastisch te verbeteren. Dit seizoen (2013/2014) laat de club zien dit
ook echt te willen, aangezien er inmiddels een aantal talenten in de basis staan. Echter blijft gelden dat
PSV een club is die erom bekend staat haar jeugdspelers weinig kansen te bieden. Een logisch gevolg
is dat jonge talenten eerder voor een opleiding bij een andere bvo zullen kiezen.
Kansen: in het verleden heeft PSV een groot aantal Aziaten en Zuid-Amerikanen onder contract
gehad. Dit heeft de naamsbekendheid van de club in deze werelddelen een positieve impuls gegeven.
Doordat dit twee grote markten zijn, zou PSV kunnen proberen om meer geld uit deze regio binnen te
halen. Aangezien inwoners van deze gebieden hun landgenoten willen volgen, kan er meer vraag naar
uitzendrechten en merchandisingartikelen komen. Dit heeft een positieve uitwerking op de financiën
van de bvo uit Eindhoven.
Daarnaast staat PSV op de tweede plaats in de CPM matrix (Volkskrant, 2012). Dit is een meting die
rekening houdt met het imago, de populariteit en de financiën van een bvo. Door de tweede plek kan
worden gesteld dat het beeld wat de buitenwereld van PSV heeft erg positief is. Dit biedt kansen voor
de club uit Eindhoven.
Bedreigingen: doordat het niveau van de Eredivisie steeds verder achteruit gaat, loopt de Nederlandse
competitie het gevaar om plaatsen in de Europese competities te verliezen. Dit is eerder aan bod
gekomen bij de SWOT-analyse van Ajax. Als er een (voorronde)plaats in de Champions League wordt
verloren, wordt de kans dat PSV aan dit toernooi deelneemt kleiner. Aangezien de club alleen winst
maakt als het zich voor dit toernooi plaatst, kan dit grote negatieve gevolgen voor de toekomstige
financiën hebben.
Daarnaast geldt dat de supporters van PSV ieder seizoen hoge verwachtingen hebben omtrent de
sportieve prestaties, net zoals dit bij Ajax het geval is. Indien PSV niet aan die verwachtingen kan
voldoen, wordt het onrustig binnen de aanhang van de club. Dit kan er toe leiden dat het bestuur er
voor kiest om uit paniek nieuwe spelers aan te trekken of om de trainer te ontslaan, wat een negatieve
impact op het financiële resultaat van de club kan hebben.
4.5.3 Conclusies
Uit de jaarverslagen van PSV blijkt dat vooral de mediabaten lijden onder de economische crisis. Aan
de kostenkant is er echter geen duidelijk verband te vinden. Alle kostenposten nemen toe, terwijl er in
tijden van economische crisis verwacht mag worden dat juist het omgekeerde het geval is. Verder is de
crisis wel van invloed op het eigen vermogen, maar dit wordt in de jaarverslagen grotendeels
verbloemd door de opbrengsten uit de Champions League en door de verkopen aan de gemeente
Eindhoven. Zodra er een correctie plaatsvindt komt de uitwerking van de economische crisis op het
eigen vermogen beter aan het licht.
Uit de SWOT-analyse blijkt dat het grootste sterktepunt van PSV haar rijke historie is. De
belangrijkste zwaktepunten zijn de verliezen van de afgelopen jaren en het kleine stadion met de
daarbij horende tegenvallende opbrengsten uit kaartverkoop (in vergelijking met Ajax en Feyenoord).
De grootste kans is het positieve imago dat de buitenwereld van PSV heeft, terwijl de niveaudaling
van de Eredivisie en de daaruit volgende dreiging van het verlies van Champions League tickets de
belangrijkste bedreiging vormt.
Wat betreft het beleid zal het management van PSV een aantal zaken moeten veranderen. Het
positieve eigen vermogen is volledig te wijten aan Champions League voetbal en de verkopen aan de
gemeente. Aangezien de club niet voort kan bestaan als de verliezen aanhouden, moet er flink in de
kosten worden gesneden. Dit moet vooral gebeuren in de salariskosten en in de overige kosten,
aangezien dit de grootste kostenposten van de club zijn. Wat betreft het transferbeleid geldt dat PSV
ook tijdens de economische crisis grote transfersommen betaalt. Doordat dit erg risicovol is, moet PSV
haar transferuitgaven terugdringen en meer op de eigen jeugdopleiding focussen. Om een op financieel
gebied gezonde toekomst te waarborgen moet de club uit Eindhoven dus een aantal belangrijke
beleidsveranderingen doorvoeren.
4.6 Roda JC
De onderzochte variabelen van Roda JC zijn te vinden in bijlage 7. De analyse van deze gegevens
moet bijdragen aan de vaststelling van de invloed van de economische crisis op de Limburgse bvo.
4.6.1 Resultatenrekening
Netto-omzet: opvallend is dat Roda JC tijdens de economische crisis geen melding maakt over de
opbouw van haar netto-omzet. Slechts de omvang van de post als geheel komt uit de jaarverslagen
naar voren. In dit onderzoek wordt dus alleen de netto-omzet als geheel geanalyseerd.
Merkwaardig is dat de omvang van deze post tijdens de beginperiode van de crisis daalt en in een later
stadium toch weer toeneemt tot het oude niveau. Aangezien er geen uitspraken kunnen worden gedaan
over de oorzaak hiervan, blijft een eventuele invloed van de economische crisis achterwege.
Bedrijfslasten: over de bedrijfslasten maakt Roda JC in haar jaarverslagen meer bekend. De lonen en
lasten, afschrijving op vaste activa en overige kosten zijn voor ieder seizoen bekend. Deze laatste
kostenpost wordt bovendien opgesplitst in verkoopkosten, huisvestingskosten, wedstrijdkosten,
algemene kosten en een restpost.
Tijdens de eerste jaren van het onderzoek nemen de salariskosten toe. De piek wordt bereikt in het
seizoen 2009/2010, waarin de salarissen bijna 9,5 miljoen euro bedragen. Na dit seizoen wordt er
echter een daling ingezet, waardoor deze post in 2011/2012 lager is dan aan het begin van de
economische crisis. Deze crisis lijkt dus een verlate reactie op de salariskosten te hebben, net zoals dit
bij een aantal andere clubs het geval is.
Bij de afschrijving op vaste activa valt op dat deze tijdens de economische crisis erg laag is. Er kan
dus worden geconcludeerd dat er in deze periode weinig is geïnvesteerd in vaste activa. Dit zou
kunnen worden aangemerkt als een effect van de economische crisis.
De overige kosten als geheel vertonen een schommelend verloop over de tijd. Wel kan worden
vastgesteld dat de post in het laatste seizoen de laagste waarde vertoont. Roda JC lijkt dus ook op deze
post te bezuinigen om op financieel gebied te overleven. Hoewel er over de opbouw van de overige
kosten tijdens drie seizoenen niets bekend is, zal er toch een analyse plaatsvinden. Dit is mogelijk
doordat er gegevens over de periode voor en tijdens de economische crisis bekend zijn.
Vrijwel ieder seizoen vormen de verkoopkosten een groot deel van de totale overige kosten. De
omvang van deze post tijdens de crisis is ongeveer even hoog als de periode ervoor (uitgezonderd
seizoen 2005/2006). Uit de data blijkt dan ook geen duidelijk verband met de economische crisis.
De huisvestings- en de wedstrijdkosten blijken wel een te worden beïnvloed door de economische
crisis. In de beginperiode van dit onderzoek zijn deze namelijk flink hoger dan tijdens de latere
seizoenen. Dit komt vooral door de huurverlaging die met gemeente Kerkrade is overeengekomen
(Berends, 2013), welke is bedoeld om Roda JC te helpen om de economische crisis te overleven.
Hoewel de algemene kosten ook een daling vertonen, is deze minder overtuigend. Ten eerste is deze
afname minder groot dan bij de vorige twee posten. Daarnaast geldt dat er sinds de crisis pas gebruik
wordt gemaakt van een restpost. Hoewel dit niet expliciet staat aangegeven, lijkt het aannemelijk dat
dit deel van de kosten eerder bij de algemene kosten werd ondergebracht. Vandaar dat er geen
waterdicht bewijs voor een verband tussen deze post en de economische crisis wordt gevonden.
Over de invloed van de economische crisis op het restgedeelte van deze post (de overige kosten),
kunnen geen uitspraken worden gedaan. Er zijn immers geen gegevens over deze post van de periode
voor de crisis beschikbaar.
Er kan dus worden geconcludeerd dat de bedrijfslasten van Roda JC worden beïnvloed door de
economische crisis. Deze invloed vindt plaats via de salariskosten, de afschrijving op vaste activa, de
wedstrijdkosten en de huisvestingskosten.
Bedrijfsresultaat:het bedrijfsresultaat voor afschrijving en vergoedingssommen is zowel tijdens als
voor de economische crisis slechts in één seizoen positief (2005/2006 en 2011/2012). Aan de hand van
deze bevinding kan er dan ook niet worden geconcludeerd dat de economische crisis van invloed is op
het bedrijfsresultaat voor afschrijving en vergoedingssommen.
Tussen de afschrijving op vergoedingssommen en de economische crisis wordt ook een verband
gevonden. Opvallend is namelijk dat deze post tijdens de laatste twee seizoenen een relatief lage
waarde aanneemt. De selectie van Roda JC herbergt dus steeds minder dure spelers, wat kan worden
beschouwd als een verlate reactie op de economische crisis.
Het transferresultaat is zowel tijdens als voor deze crisis erg wisselend. Tijdens het seizoen 2005/2006
wordt er een resultaat van ruim zes miljoen euro geboekt, terwijl dit een seizoen eerder nog geen half
miljoen euro bedroeg. Een duidelijk verband met de economische crisis wordt dan ook niet gevonden.
Net als bij de andere bvo’s vindt er geen analyse plaats van het financiële resultaat, de belastingen en
het resultaat deelnemingen. Deze staan voor de volledigheid wel in bijlage 7.
Voor het resultaat na belastingen geldt hetzelfde als voor het resultaat voor afschrijving en
vergoedingssommen. Ook deze is in de periode voor en tijdens de crisis slechts één maal positief. Ook
hier geldt dus dat een eventuele invloed van de economische crisis niet wordt vastgesteld.
Al met al kan er dus worden geconcludeerd dat de economische crisis een negatieve invloed heeft op
de afschrijving op vergoedingssommen van Roda JC. Door de zware omstandigheden op financieel
gebied heeft de bvo uit Kerkrade besloten om geen dure spelers meer aan te trekken, waardoor het
gevoerde transferbeleid als minder risicovol kan worden beschouwd.
Overige gegevens bedrijfsvoering: ook bij Roda JC worden het aantal werknemers en de omvang van
het eigen vermogen meegenomen in het onderzoek. Allereerst moet worden vermeld dat de club
onderscheid maakt in spelers, technische staf en overig personeel. Globaal gezien kan worden gesteld
dat de economische crisis wel degelijk invloed heeft op het aantal medewerkers. Tijdens de laatste
seizoenen is het aantal contractspelers iets afgenomen. De meeste ontslagen vallen echter bij het
overige personeel, terwijl de omvang van de technische staf relatief constant blijft. Op dit deel van het
personeel heeft de economische crisis dus geen effect. De invloed komst slechts naar voren bij het
aantal contractspelers en bij het overige personeel.
Het eigen vermogen vertoont een dalend verloop over de tijd. Vanaf halverwege de onderzoeksperiode
is deze balanspost zelfs negatief. Dit is kan worden verklaard door de negatieve bedrijfsresultaten die
de club boekt. Wel valt het op dat er tijdens het laatste seizoen een klein herstel plaatsvindt. Er is nog
steeds sprake van een negatief eigen vermogen, maar deze wordt steeds positiever. Doordat de afname
van het eigen vermogen al voor de economische crisis werd ingezet, kan er niet met zekerheid worden
vastgesteld dat de crisis van invloed is op deze balanspost.
De conclusie is dus dat de economische crisis slechts effect heeft op het aantal medewerkers van Roda
JC. In beperkte mate valt een daling van het aantal contractspelers op, maar vooral op de overige
personeelsleden wordt flink gekort.
4.6.2 SWOT-Analyse
Sterkheden: een sterktepunt van Roda JC zijn de relatief lage salariskosten. Wanneer deze kostenpost
wordt afgezet tegen de netto-omzet, blijkt dat deze verhouding slechts in twee van de acht gevallen
hoger is dan 66%. Aangezien de UEFA 70% als richtlijn hanteert, zou de club hier in het grootste
gedeelte van de onderzoeksperiode aan voldoen (Sanchez, 2011).
Verder laat de club in haar jaarverslagen duidelijk naar voren komen dat het bezig is om haar
jeugdopleiding sterk te verbeteren. Deze ontwikkelingen zijn een aantal jaren geleden ingezet en men
verwacht dat er zeer binnenkort talenten uit de eigen jeugd aan het eerste elftal kunnen worden
toegevoegd (Jaarverslag Roda JC, 2012). Dit zorgt er voor dat de Limburgse bvo in de toekomst op
sportief vlak minder afhankelijk is van inkomende transfers en dus meer kan gaan bouwen op relatief
goedkope spelers uit de eigen jeugdopleiding.
Zwakheden: allereerst boekt ook Roda JC zelden een positief bedrijfsresultaat voor belasting en
vergoedingssommen. Hetzelfde geldt overigens voor het bedrijfsresultaat na belasting. Het gevolg
hiervan is dat de club inmiddels een negatief eigen vermogen heeft en de financiële situatie dus niet
erg rooskleurig is. Het enige lichtpunt is dat er in het laatste seizoen van de onderzoeksperiode een
winst werd behaald. Dit biedt hoop voor de komende seizoenen.
Daarnaast vallen bij Roda JC de relatief magere transferresultaten op. In vergelijking met andere clubs
scoort de bvo uit Kerkrade erg laag op deze post. Hoewel een beleid gebaseerd op transferopbrengsten
erg risicovol is, kunnen transfers wel voor een buffer zorgen. Juist in economisch zware tijden kan dit
goed van pas komen, aangezien verliezen dan relatief eenvoudig kunnen worden opgevangen. Wel
moet worden opgemerkt dat uit de afschrijving op vergoedingssommen blijkt dat de club ook niet in
dure spelers investeert.
Kansen: in het verleden zijn er belangrijke gesprekken gevoerd over het oprichten van Sporting
Limburg. Deze club zou bestaan uit een fusie tussen Roda JC en Fortuna Sittard. Deze fusie is echter
in een vergevorderd stadium afgeketst, doordat de provincie financiële steun weigerde (NRC, 2009).
Door deze samenvoeging zou er een grotere club in Limburg ontstaan. Dit zou zorgen voor minder
bvo’s in de regio, waardoor de club meer opbrengsten zou kunnen genereren. Ook aan de kostenkant
kan worden gesneden, aangezien er bij een fusie bijvoorbeeld slechts één keer huisvestingskosten,
salarissen en wedstrijdkosten te hoeven worden betaald. Wellicht dat het in de toekomst alsnog tot een
fusie komt, waardoor verdere groei tot de mogelijkheden behoort. Wel moet er hierbij rekening
worden gehouden met het draagvlak van de fusieclub. De supporters moeten hier immers wel mee
instemmen, aangezien zij zowel direct, als indirect voor de opbrengsten van een bvo zorgen.
Hoewel het niveau van de Eredivisie niet heel hoog is, staat de competitie wel bekend om spannende
wedstrijden. Dit zou ook buitenlandse voetbalfans aan kunnen trekken. Doordat Roda JC dichtbij de
grens van Duitsland en België ligt, zou deze club bij uitstek aantrekkelijk kunnen zijn voor
buitenlandse stadionbezoekers. Ook zou het voor die club makkelijker kunnen zijn om jeugdspelers uit
deze landen aan te trekken. Zij kunnen immers in hun eigen land blijven wonen, terwijl dit bij clubs uit
bijvoorbeeld de Randstad lastiger is.
Bedreigingen: de belangrijkste bedreiging van Roda JC is degradatie naar de Jupiler League.
Degradatie zorgt immers voor een forse daling in de opbrengsten van de club. Uit bijlage 1 blijkt dat
de club in het seizoen 2008/2009 nacompetitie moest spelen om haar positie in de hoogste divisie
veilig te stellen. Ditzelfde geldt voor het seizoen 2012/2013 (FC Update, 2013). Ook in het huidige
seizoen vecht Roda JC tegen degradatie (FC Update, 2014).
Daarnaast telt de provincie Limburg met Fortuna Sittard, MVV Maastricht, Roda JC en VVV-Venlo in
totaal een viertal bvo’s. Dit beperkt de potentiële groei van de club. Een groot aanbod van bvo’s in de
nabije omgeving zorgt er bijvoorbeeld voor dat supporters meer verdeeld raken over deze clubs. Ook
moeten regionale sponsors een keuze maken tussen welke club zij financieel willen steunen. Wanneer
er bijvoorbeeld maar één of twee bvo’s in de regio gevestigd zijn, zouden deze supporters en
sponsoren dus minder verdeeld zijn over de clubs. Dit biedt dan ook meer groeimogelijkheden in de
(nabije) toekomst.
Naast het feit dat er veel clubs in dezelfde provincies gevestigd zijn, blijkt uit bijlage 10 dat Roda JC
haar thuiswedstrijden speelt in een relatief dunbevolkt gebied. Hoewel de bevolkingsdichtheid bij FC
Groningen nog dunner is, kan de ligging ook Roda JC in haar groei beperken. In combinatie met het
aantal dichtbij gelegen bvo’s is dit een grote bedreiging van de Limburgse club.
Tot slot blijkt uit onderzoek dat Roda JC laag scoort op de CPM-index (imago, populariteit en
financiën). Er komt naar voren dat slechts 3,8% van de Nederlanders zich verbonden voelt met de club
(Volkskrant, 2012). In het seizoen 2011/2012 eindigde de bvo daarmee op de veertiende plaats.
Doordat de club bij maar een zeer beperkt deel van de bevolking leeft, wordt de potentiële groei
beperkt. Mede hierdoor kunnen de lage bezettingsgraden uit bijlage 9 worden verklaard. Roda JC moet
zien te voorkomen dat deze positie op de CPM-index in de toekomst verder verslechtert.
4.6.3 Conclusies
In haar jaarverslagen doet Roda JC geen uitspraken over de opbouw van de netto-omzet. Er blijkt dat
geen verband tussen de economische crisis en de netto-omzet als geheel. Dit is wel het geval bij de
salariskosten, welke tijdens de laatste twee seizoenen flink dalen. Voor de afschrijving op
vergoedingssommen en de omvang van het overige personeel geldt overigens hetzelfde.
Uit de SWOT-analyse blijkt dat Roda JC haar salariskosten redelijk onder controle heeft (op
2009/2009 en 2009/2010 na). Dit is het belangrijkste sterktepunt van de club. De verliezen van de
afgelopen jaren vormen echter een groot zwaktepunt. Indien voldoende draagvlak, zou de oprichting
van een fusieclub in Limburg een grote kans in de toekomst kunnen zijn, terwijl degradatie naar de
Jupiler League en het aantal aanwezige bvo’s in de omgeving de belangrijkste bedreigingen zijn.
Wat betreft het beleid van Roda JC kan worden gesteld dat deze de goede kant op gaat. Het
management heeft de afgelopen twee seizoenen flink gesneden in de salarissen. Ditzelfde gebeurde in
het laatste seizoen van de onderzoeksperiode met de overige kosten, waardoor de omvang van het
eigen vermogen zich langzaam herstelt. Ook op de transfermarkt neemt de club minder risico, wat
blijkt uit de steeds verdere afname van de afschrijving op vergoedingssommen. Wel moet Roda JC
rekening blijven houden met de dreigende degradatie en de teruggang in financiën die dit betekent.
Het management kan dit o.a. doen door clausules in de spelerscontracten op te nemen, welke er voor
zorgen dat de spelers bij degradatie achteruit gaan in hun loon om zo de kosten van de club te drukken.
4.7 sc Heerenveen
De financiële ontwikkelingen van sc Heerenveen zijn te vinden in bijlage 8. Aan de hand van de
verschillende posten van de netto-omzet, de bedrijfslasten, het bedrijfsresultaat en de overige gegevens
van de bedrijfsvoering wordt de eventuele invloed van de economische crisis vastgesteld.
4.7.1 Resultatenrekening
Netto-omzet: aan de opbrengstenkant maakt sc Heerenveen onderscheid tussen kaartverkoop,
sponsoring, mediabaten , merchandising, food en beverage en een daarnaast is er een restpost. Hoewel
van het laatste seizoen slechts de netto-omzet als geheel bekend is, kan er door het feit dat er nog
genoeg datapunten over zijn toch een analyse plaatsvinden. Verder geldt dat er over de restpost geen
uitspraken kunnen worden gedaan vanwege het seizoenspecifieke karakter.
Bij de opbrengsten uit kaartverkoop wordt tot 2009/2010 een stijgende trend waargenomen. In het
seizoen daarna vindt er een flinke daling plaats, welke lijkt aan te houden. Dit blijkt uit de dalende
netto-omzet in 2011/2012 en afnemende bezettingsgraad uit bijlage 9. De economische crisis heeft dus
een verlate invloed op de opbrengsten uit kaartverkoop van sc Heerenveen.
Het verloop van de sponsoropbrengsten over de tijd is vergelijkbaar met de kaartverkoop. Ook daar
wordt de toename in het seizoen 2009/2010 verbroken. Doordat het hier om een relatief kleine daling
gaat en er geen concrete aanwijzingen zijn dat deze blijft aanhouden, kan er geen duidelijk verband
met de economische crisis worden gelegd.
Bij de mediabaten (tv-gelden) is een relatief grotere afname zichtbaar. Vanaf het seizoen 2009/2010
wordt de omvang van ongeveer vier miljoen doorbroken. Een seizoen later heeft deze post zelfs de
laagste omvang uit de gehele onderzoeksperiode. De economische crisis heeft dus duidelijk een
negatieve invloed op de opbrengsten uit tv-gelden van sc Heerenveen.
De opbrengsten uit merchandising verminderen vanaf het seizoen 2008/2009, terwijl er daarvoor juist
sprake was van een stijgende trend. Het seizoen 2010/2011 is een echt dieptepunt, aangezien de
omvang van deze post nog geen half miljoen euro bedroeg. Ook op de merchandising heeft de
economische crisis dus een negatieve uitwerking.
Bij de opbrengsten uit food en beverage (eten en drinken) wordt er vanaf jaargang 2009/2010 een
dalende trend waargenomen. Deze loopt dus gelijk met de opbrengsten uit kaartverkoop. Dit verband
is logisch te verklaren, aangezien het aannemelijk lijkt dat als er minder supporters in het stadion
zitten er ook minder eten en drinken wordt verkocht. De negatieve invloed van de economische crisis
is dus ook bij deze post goed zichtbaar.
De conclusie is dus dat de economische crisis een negatieve uitwerking heeft op de kaartverkoop, de
tv-gelden, de merchandising en de opbrengsten uit de verkoop van eten en drinken. Aan de
opbrengstenkant worden er dus veel posten beïnvloed.
Bedrijfslasten: de eerste post die hier naar voren komt is de inkoopwaarde van de omzet. Vanaf het
seizoen 2009/2010 wordt er flink in deze post gesneden. Dit is logisch, aangezien ook de omzet als
gevolg van de economische crisis daalt. Hierdoor heeft de crisis dus ook invloed op deze post.
De lonen en lasten vormen een belangrijk onderdeel van de kosten die sc Heerenveen per seizoen
maakt. Tot jaargang 2009/2010 stijgt deze post. Pas na dit seizoen wordt er een afnemende trend
waargenomen. De Friese bvo heeft dus besloten om op de salarissen te bezuinigen, wat als een
(verlate) reactie op de economische crisis kan worden beschouwd.
Ook bij de afschrijving op vaste activa valt op dat deze kostenpost pas na het seizoen 2009/2010 een
lichte daling vertoont. Doordat er per seizoen met een vast percentage wordt afgeschreven, kan er
worden geconcludeerd dat de afgeschreven activa niet is vervangen. Dit kan worden beschouwd als
een gevolg van de economische crisis.
Tot slot zijn er nog overige kosten. Net als bij de restpost aan de opbrengstenkant wordt ook deze niet
verder geanalyseerd, omdat er niet precies duidelijk is waar deze kosten betrekking op hebben.
Hierdoor kunnen er geen conclusies worden getrokken over de eventuele invloed van de economische
crisis op deze post. Dit komt ook doordat de opbouw van deze post per seizoen wellicht erg verschilt.
De conclusie luidt dus dat de economische crisis er voor heeft gezorgd dat er op een hoop posten aan
de kostenkant wordt bezuinigd. Dit is zowel bij de lonen en lasten, als bij de inkoopwaarde van de
omzet, als bij de afschrijving op vaste activa het geval.
Bedrijfsresultaat: voordat het bedrijfsresultaat na belasting kan worden bepaald, moet er eerst rekening
worden gehouden vergoedingssommen, financieel resultaat, resultaat deelneming en belastingen. Deze
laatste drie worden, net als bij de andere bvo’s, niet verder besproken.
Tijdens de gehele crisisperiode worden er vrijwel alleen negatieve resultaten voor afschrijving en
vergoedingssommen geboekt. Slechts in het seizoen 2010/2011 is er sprake van een zeer geringe winst
van 86.000 euro. Doordat er in de periode voor de economische crisis constant positieve resultaten
voor afschrijving en vergoedingssommen werden behaald, heeft de economische crisis dus een grote
invloed op deze post.
De afschrijving op vergoedingssommen is tijdens de economische crisis hoger dan in de periode
ervoor. Hieruit blijkt dat sc Heerenveen ook tijdens deze crisis is blijven investeren in dure spelers. Op
deze post is de recessie dan ook niet van invloed, aangezien de omvang anders was afgenomen.
Het resultaat op vergoedingssommen is erg wisselend over de tijd. Zowel in de periode voor als tijdens
de crisis wisselen hoge en lage resultaten elkaar af. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat de
economische crisis effect heeft op deze post.
Er mag dus worden geconcludeerd dat de economische crisis van invloed is op het bedrijfsresultaat
voor afschrijving en vergoedingssommen. Het transfergedrag van de Friese bvo is echter niet
veranderd door de recessie. Hierdoor wordt een eventueel effect op het bedrijfsresultaat na belasting
ook niet vastgesteld.
Overige informatie bedrijfsvoering: pas vanaf het seizoen 2010/2011 valt een daling van het aantal
werknemers op. Dit kan dus worden beschouwd als een verlate reactie op de economische crisis,
aangezien er in de periode voor de recessie sprake was van een toename. Doordat sc Heerenveen in
haar jaarverslagen geen onderscheid maakt in de functie van de verschillende personeelsleden, kan er
niet worden vastgesteld op welk terrein er op medewerkers is gekort.
In de periode voor de economische crisis nam het eigen vermogen steeds verder toe, wat het gevolg
was positieve bedrijfsresultaten na belasting. Toen er tijdens deze recessie flinke verliezen werden
geleden, had dit een zeer negatieve impact op het eigen vermogen. De economische crisis heeft dus
invloed op deze post, aangezien deze ook het bedrijfsresultaat beïnvloedt.
De conclusie luidt dus dat de economische crisis een negatieve invloed heeft op zowel het aantal
personeelsleden, als op het eigen vermogen van de club.
4.7.2 SWOT-analyse
Sterkheden: opvallend is dat een groot gedeelte van de netto-omzet uit sponsoropbrengsten bestaat. Dit
is voordelig, aangezien sponsorcontracten in veel gevallen voor de lange termijn worden aangegaan.
Hierdoor heeft de club een relatief grote zekerheid dat dit gedeelte van de opbrengst ook in de nabije
toekomst daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Een sponsor kan niet zomaar per direct vertrekken,
waardoor de club zich ook in economisch zware tijden van deze omzet verzekert.
Daarnaast hecht sc Heerenveen veel waarde aan de binding met de provincie Friesland. Zowel in het
tenue, als in het logo komt de Friese vlag duidelijk naar voren. Ook wordt voor iedere wedstrijd van sc
Heerenveen het Friese volkslied ter gehore gebracht. Op deze manier zorgt de club er voor dat mensen
uit vrijwel de gehele provincie zich verbonden voelen met sc Heerenveen (sc Heerenveen, 2013).
Tot slot geldt dat sc Heerenveen relatief gezien erg goede transferresultaten behaalt. Hoewel een
beleid gebaseerd op transferopbrengsten risicovol is, kan het wel zorgen voor een extra buffer voor in
economisch zware tijden. Hierdoor kan een aantal seizoenen achter elkaar verlies maken, zonder dat er
een negatief eigen vermogen ontstaat.
Zwakheden: ten eerste heeft de club tijdens de economische crisis slechts één keer een positief
resultaat voor afschrijving en vergoedingssommen geboekt. Dit positieve resultaat bedraagt slechts
86.000 euro. De bvo heeft dus een groot positief transferresultaat nodig om een winst na belasting te
kunnen presenteren. Dit is erg risicovol, aangezien sc Heerenveen bij het uitblijven van grote transfers
in grote financiële problemen zou kunnen komen.
Ondanks het feit dat sc Heerenveen erg veel waarde hecht aan de binding met Friesland, komt het zeer
zelden voor dat een speler van de club ook daadwerkelijk in deze provincie is geboren (Rieken, 2013).
Hoewel de club haar Friese karakter dus erg belangrijk vindt (zie sterkheden), houdt het hier geen
rekening mee in de samenstelling van haar selectie. Dit is erg tegenstrijdig.
Tot slot heeft sc Heerenveen in de laatste jaren erg veel spelers voor grote transfersommen verkocht.
Ondanks dat deze veel geld hebben opgebracht, is het eigen vermogen van de club over de gehele
tijdsperiode slechts minimaal toegenomen. Vooral de salariskosten en de overige kosten stegen enorm,
terwijl de groei in de opbrengstenkant achterbleef. Dit duidt er op dat er al jaren geen goed beleid
wordt gevoerd (in ieder geval op financieel gebied). Om deze reden is het al een aantal maanden erg
onrustig bij de club (Huiskamp, 2013).
Kansen: sc Heerenveen heeft in het verleden een groot aantal spelers uit Scandinavië onder contract
gehad. Voor veel van deze spelers was de club de basis voor een grote carrière in het buitenland.
Hierdoor heeft de Friese bvo een goede naam opgebouwd in met name Zweden en Denemarken. Dit
biedt grote mogelijkheden om het succes van Heerenveen te versterken. Grote talenten zouden immers
aan de jeugdopleiding van de club kunnen worden toegevoegd en wat oudere talenten zouden sneller
geneigd kunnen zijn om hun carrière bij het eerste elftal van sc Heerenveen te vervolgen.
Verder wil de club meer doorstroming van jeugdspelers naar het eerste elftal creëren (sc Heerenveen,
2010). Er wordt dus meer aandacht aan de jeugdopleiding besteed en spelers van eigen kweek lijken
dus de voorkeur te krijgen. Hierdoor zouden de afschrijvingen op vergoedingssommen verder
afnemen, waardoor de club een beter bedrijfsresultaat na belastingen kan boeken.
Tot slot geldt dat sc Heerenveen qua netto-omzet groter is dan concurrenten als FC Groningen en FC
Utrecht. Hoewel er op financieel gebied dus meer mogelijk is, zijn de sportieve prestaties van deze
clubs ongeveer vergelijkbaar. Gezien de financiële mogelijkheden zou Heerenveen dus meer
aanspraak moeten maken op een hogere eindpositie. Hier kan de club in de toekomst dus nog winst op
behalen.
Bedreigingen: sc Heerenveen was jarenlang de enige club uit Friesland die in de Eredivisie actief was.
Sinds de huidige jaargang (seizoen 2013/2014) is dat echter niet meer het geval. SC Cambuur
Leeuwarden heeft inmiddels een plek in de hoogste divisie van Nederland veroverd en aan alles kan
worden opgemerkt dat deze club weer steeds geliefder wordt onder het publiek. Dit kan een gevaar
vormen voor sc Heerenveen, omdat de kans bestaat dat minder trouwe supporters hun interesse gaan
verleggen naar het nabij gelegen SC Cambuur. Logischerwijs kan dit in de toekomst een negatief
effect hebben op de financiële positie van sc Heerenveen.
Tot slot blijkt uit bijlage 9 dat sc Heerenveen te maken heeft met een relatief grote daling van de
bezettingsgraad van het stadion. In vergelijking met andere voetbalclubs uit de Eredivisie verliest de
club dus veel supporters. Indien deze achteruitgang doorzet, zou dat grote gevolgen voor de bvo uit
Friesland kunnen hebben.
4.7.3 Conclusies
Uit de resultatenrekeningen van sc Heerenveen blijkt dat de economische crisis van invloed is op
verschillende opbrengstenposten, waarvan de mediabaten, kaartverkoop en merchandising het
belangrijkst zijn. Dit komt ook aan de kostenkant tot uitdrukking, o.a. bij de daling van de salarissen.
Verder worden er tijdens de crisisperiode vrijwel constant verliezen voor afschrijving en
vergoedingssommen geleden. Daarnaast nemen het aantal werknemers en het eigen vermogen af.
Bij de SWOT-analyse komt naar voren dat de hoogte van de sponsoropbrengsten en de
transferresultaten de belangrijkste sterktepunten van sc Heerenveen zijn. De negatieve
bedrijfsresultaten voor afschrijving en vergoedingssommen worden echter als zwaktepunt beschouwd.
De goede naam in Scandinavië en de hoogte van de netto-omzet in vergelijking met de andere
middenmoters en subtoppers uit de Eredivisie vormen de belangrijkste kansen. Hiertegenover staat de
aanwezigheid van SC Cambuur in de Eredivisie als grootste bedreiging, aangezien sc Heerenveen o.a.
supporters en sponsoren kan verliezen aan deze concurrerende bvo uit de omgeving.
Beleidsmatig lijkt sc Heerenveen op de goede weg. Hoewel de netto-omzet terugloopt, geldt dit ook
voor de bedrijfslasten. Zo zijn de salariskosten in twee seizoenen tijd met ruim 5,5 miljoen euro
gedaald. Ook de overige kosten zijn in het laatste seizoen weer vergelijkbaar met de beginperiode van
de economische crisis. Tot slot valt op dat de afschrijvingen op vergoedingssommen ook steeds verder
afnemen. Hieruit blijkt dat sc Heerenveen minder risico op de transfermarkt neemt, wat zeker in een
crisisperiode de te prefereren strategie is.
5. Verbeterpunten onderzoekAan vrijwel ieder onderzoek kleeft een aantal nadelen en verbeterpunten. Vaak worden er
onrealistische aannames gedaan of heeft een bepaalde gebeurtenis een ongewenst bijeffect op het
uiteindelijke resultaat. Zo zijn er ook over dit onderzoek een aantal kanttekeningen te plaatsen. De
belangrijkste worden hieronder weergegeven.
Ten eerste zou er twijfel kunnen bestaan over de bvo’s die zijn onderzocht. Door alleen clubs mee te
nemen die de gehele onderzoeksperiode in de Eredivisie actief zijn geweest, is het moeilijk om met
zekerheid uitspraken te doen over de invloed van de economische crisis op de gehele Eredivisie.
Doordat er een selectie van clubs is gemaakt, is het moeilijk om de uitkomsten te generaliseren naar de
gehele Eredivisie.
Een ander discussiepunt zou kunnen zitten in het feit dat niet alle variabelen waarop de economische
crisis invloed uitoefent zijn meegenomen. Zo zou het in een vervolgonderzoek interessant kunnen zijn
om de kosten van de jeugdopleiding mee te nemen. De clubs zouden er immers voor kunnen kiezen
om meer te investeren in hun eigen opleiding om zo aan goede, goedkopere spelers te komen. Doordat
het onmogelijk was om deze gegevens boven water te krijgen, is deze variabele niet meegenomen in
dit onderzoek. Verder is de enige balanspost die wordt meegenomen het eigen vermogen. Wellicht dat
het vollediger zou zijn om ook het totale en het vreemd vermogen te analyseren en op die manier
rekening te houden met een aantal kengetallen. Gezien het feit dat sommige clubs te maken hebben
met een negatief eigen vermogen en de schulden dus hoog zijn, kan dit interessant zijn.
Ten derde is er wellicht niet genoeg rekening gehouden met de invloed van Europees voetbal. Bij de
meeste clubs werd er bij de kaartverkoop onderscheid gemaakt tussen opbrengsten uit Europese
wedstrijden en competitiewedstrijden. Dit geldt echter niet voor alle bvo’s die in dit onderzoek zijn
meegenomen. Ook kunnen goede prestaties in Europa van invloed zijn op de sponsordeals,
merchandising, salarissen en tv-gelden van een club. Dit beïnvloedt uiteraard het uiteindelijke resultaat
na belasting. Wellicht dat hier in vervolgonderzoek meer rekening mee kan worden gehouden.
Ten vierde is het belangrijk om op te merken dat niet iedere onderzochte bvo dezelfde posten op de
resultatenrekening heeft staan. Enkele voorbeelden zijn de stadionexploitatie van PSV en de food en
beverage van sc Heerenveen. Hoewel het logisch is dat andere clubs ook opbrengsten uit deze posten
verkrijgen, worden deze niet apart vermeld. Deze zijn dus inbegrepen in een andere post, waardoor
deze hoger uitvalt. Dit heeft invloed als de omvang een post van een bvo met die van de andere
onderzochte clubs moet worden vergeleken.
Ook zijn de berekeningen van het eigen vermogen, gecorrigeerd voor Champions League voetbal,
kapitaalstortingen en -onttrekkingen en terreinverkopen onjuist. De berekening is onvolledig en het is
onaannemelijk dat de desbetreffende bvo zonder deze gebeurtenissen hetzelfde beleid zou hebben
gevoerd. Waarschijnlijk zouden er minder kosten worden gemaakt, waardoor de daling van het
gecorrigeerde eigen vermogen te groot is. Daarnaast zouden de grotere verliezen die door deze
correcties ontstaan van invloed zijn op de te betalen belasting, aangezien de betaalde belasting van de
afgelopen jaren kan worden teruggevorderd als er verliezen worden geleden. Hier wordt in dit
onderzoek geen rekening mee gehouden.
Tot slot moet worden opgemerkt dat de economische crisis nog niet is afgelopen. In de nabije
toekomst zouden bvo’s wellicht andere gevolgen van de crisis kunnen ondervinden dan nu het geval
is. Het is immers onmogelijk om met zekerheid te voorspellen hoe de crisis zich gaat ontwikkelen en
wat de gevolgen hiervan zijn. Mogelijk zou hetzelfde onderzoek dus over een aantal jaar gedeeltelijk
andere uitkomsten opleveren.
6. ConclusieAan de hand van de bevindingen van dit onderzoek kan een aantal gemeenschappelijke uitspraken
worden gedaan. Ten eerste valt op dat de economische crisis bij de meeste clubs zichtbaar is aan de tv-
gelden die worden ontvangen. De mediabaten vertonen dan ook een dalende trend over de tijd.
Daarnaast blijkt dat veel clubs er voor hebben gekozen om zich te wapenen tegen de economische
crisis door medewerkers te ontslaan. Dit wordt bij zes van de zeven clubs waargenomen. Slechts Ajax
vormt een uitzondering op deze regel (als wordt gekeken naar het totale aantal werknemers). Wel moet
worden opgemerkt dat clubs niet sinds het begin van de crisis met minder werknemers zijn gaan
werken. Veelal wordt er pas in een later stadium afscheid genomen van mensen.
Het gevolg van deze vermindering van het aantal medewerkers is dat de salariskosten ook zijn
gedaald. Dit is bij vijf van de zeven onderzochte bvo’s het geval. Naast het feit dat er met minder
mensen wordt gewerkt, wordt er ook gekort op de salarissen van de medewerkers die de club nog wel
onder contract heeft staan. Ook dit draagt bij aan de afnemende trend van de salariskosten. Net als bij
het aantal werknemers geldt ook voor de salariskosten dat deze pas zijn gedaald toen de crisis al even
aan de gang was.
Het laatste wat uit door de clubs opgestelde jaarverslagen blijkt, is dat er tijdens de economische crisis
zelden een positief bedrijfsresultaat voor afschrijving en vergoedingssommen wordt geboekt. Dit geldt
voor alle clubs, al moet worden opgemerkt dat deelname aan de Champions League er voor zorgt dat
dit voor Ajax en PSV niet altijd opgaat. Daarnaast is het bij sommige bvo’s discutabel in hoeverre dit
een gevolg van de economische crisis is, aangezien zij in eerdere jaargangen ook al negatieve
bedrijfsresultaten voor afschrijving en vergoedingssommen boekten.
Ook bij de SWOT-analyses van de verschillende clubs geldt dat er een aantal overeenkomsten wordt
ontdekt. Voor de drie grote clubs (Ajax, Feyenoord en PSV) geldt dat de rijke historie een belangrijk
sterktepunt is. Mede hierdoor zijn de clubs zo omvangrijk als zij nu zijn en is hun naamsbekendheid in
zowel binnen- als buitenland relatief groot.
Een groot zwaktepunt voor iedere bvo uit dit onderzoek is dat het bedrijfsresultaat voor afschrijving en
vergoedingssommen vrijwel constant negatief is. Zonder grote transfers of deelname aan Europese
toernooien slagen de clubs er niet in om zwarte cijfers te schrijven. Er wordt dus een risicovol beleid
gevoerd, aangezien er met de normale bedrijfsvoering zelden winst wordt behaald.
Daarnaast blijkt dat de geografische ligging een grote rol kan spelen in de kansen en bedreigingen van
een bvo. Logischerwijs geldt dat het voor clubs in dichtbevolkte gebieden (de Randstad) eenvoudiger
zal zijn om meer supporters te trekken. Daarnaast speelt ook de eventuele aanwezigheid van andere
bvo’s in de nabije omgeving een rol.
Verder worden er nog een aantal andere bedreigingen geconstateerd waar vrijwel iedere bvo uit dit
onderzoek mee te maken kan krijgen. Zo richten veel clubs zich steeds meer op de eigen jeugd. Dit is
goedkoper dan (dure) spelers van buitenaf aantrekken en vaak heeft het publiek meer binding met
spelers uit de eigen opleiding. Echter geldt dat er in Nederland geen spelers jonger dan zestien jaar
mogen worden gecontracteerd. Hierdoor kunnen rijke buitenlandse clubs de beste jeugdspelers voor
slechts een opleidingsvergoeding overnemen. Op deze manier blijven alleen de gemiddelde talenten
over, wat het niveau van de Eredivisie niet ten goede komt.
Ook is de verslechtering van het niveau van de Eredivisie een grote bedreiging voor clubs uit de
(sub)top. Hoewel het voor kleinere bvo’s makkelijker wordt om punten te halen, geldt dat de
Nederlandse clubs op Europees niveau steeds verder achterop raken. Dit leidt mogelijk tot het
verliezen van deelnameplaatsen aan de Champions en Europa League. Buiten het feit dat dit grote
financiële gevolgen voor de clubs kan hebben, zorgt het er ook voor dat de Nederlandse
voetbalcompetitie minder aantrekkelijk wordt.
Tot slot kunnen er nog een aantal uitspraken worden gedaan over de huidige strategie van de
onderzochte bvo’s. Allereerst wordt er hier gekeken naar de kostenkant, waarbij vooral de
salariskosten van belang zijn. Zodra er een duidelijke daling in het kostenpatroon wordt waargenomen,
dan duidt dit op een gezonder wordend beleid. Daarnaast worden de inkomende transfers bekeken.
Juist in tijden van crisis is het verstandig om geen dure spelers aan te trekken, omdat dit een groot
risico met zich meebrengt. In tabel 3 worden de strategiebeoordelingen weergegeven.
Tabel 3: Beleid van de bvo's
Er kan dus worden geconcludeerd dat Feyenoord, Roda JC en sc Heerenveen een goede strategie
hebben gekozen. Deze bvo’s hebben hun kosten onder controle en voeren een risicomijdend
transferbeleid. Ook Ajax en FC Utrecht lijken op de goede weg te zijn, al moeten deze clubs op het
terrein van respectievelijk de inkomende transfers en de kosten nog wat stappen maken. FC Groningen
heeft haar kostenbeleid goed op orde, maar trekt nog steeds relatief dure spelers aan. PSV moet echter
nog grote veranderingen doorvoeren. Deze club scoort op beide terreinen zeer matig. De kosten dalen
niet en ook worden er op de transfermarkt nog steeds grote risico’s genomen.
Club Kostenbeleid Transferbeleid
Ajax + +/-
FC Groningen + -
FC Utrecht +/- +
Feyenoord + +
PSV +/- -
Roda JC + +
sc Heerenveen + +
Referenties AD (2013a). “Veendam negende club sinds 1954 die failliet gaat”, Algemeen Dagblad.
Verschenen op 25-03-2013.
AD (2013b). “De Kuip wordt weer als nieuw”, Algemeen Dagblad. Verschenen op 06-12-
2013.
Ajax (2004 - 2012). “Jaarverslagen 2004 - 2012”.
Ajax (2010). “Skyboxen”, ajax.nl. Verkregen op 17-02-2014.
Ajax (2014). “Erelijst”, ajax.nl. Verkregen op 17-02-2014.
Amsterdam Arena (2014). “Wist je dat?”, amsterdamarena.nl. Verkregen op 17-02-2014.
Beleidsimpuls (2014). “SWOT analyse uitleg”, beleidsimpuls.nl. Verkregen op 17-02-2014.
Berends, S. (2013). “Mooie geste: Roda JC krijgt vanaf 2009 huurverlaging”, ELF voetbal.
Verschenen op 25-04-2013.
Blokland, P. (2012). “Vrienden van Feyenoord”, Vrienden van Feyenoord B.V. Verschenen
op 17-02-2014.
De Kuip (2014). “Over De Kuip”, dekuip.nl. Verkregen op 17-02-2014.
Eredivisiestats (2014). “Standen”, eredivisiestats.nl. Verkregen op 17-02-2014.
FC Groningen (2014). “Stadion Euroborg”, fcgroningen.nl. Verkregen op 17-02-2014.
FC Groningen (2004 - 2012). “Jaarverslagen FC Groningen 2004 - 2012”.
FC Update (2013). “Eredivisie stand 2012-2013”, fcupdate.nl. Verkregen op 02-04-2014.
FC Update (2014). “Eredivisie stand 2013-2014”, fcupdate.nl Verkregen op 02-04-2014.
FC Utrecht (2004 - 2012). “Jaarverslagen FC Utrecht 2005 - 2012”.
FC Utrecht (2013). “Eerste stap op weg naar financieel herstel gezet”, fcutrecht.nl. Verkregen
op 17-02-2014.
Feyenoord (2004 - 2012). “Jaarverslagen Feyenoord 2005 - 2012”.
Feyenoord (2014). “Erelijst”, feyenoord.nl. Verkregen op 17-02-2014.
Huiskamp, F. (2013). “Directeur Veenstra weg bij voetbalclub Heerenveen”, NRC.
Verschenen op 21-06-2013.
Jansen, F. (2013). “FC Utrecht wil niet mee in de waanzin van salariseisen”, Voetbal
International. Verschenen op 04-11-2013.
Kotler, P. & Keller, K.L. (2009). Marketing Management. New Jersey: Pearson Education.
KNVB (2013). “KNVB maakt categorie-indeling clubs bekend”, knvb.nl. Verkregen op 17-02-
2014.
Lenders, R. (2013). “Eredivisie trekt volle zalen”, tussendelinies.nl. Verkregen op 17-02-2014.
Loon, van, W. (2011). “Gemeente Eindhoven koopt grond PSV voor 48 miljoen”, Elsevier.
Verschenen op 25-05-2011.
Misset, R. (2008). “Terug naar inktzwarte dag van Nancy”, Volkskrant. Verschenen op 23-10-
2008.
Nationale Atlas Volksgezondheid (2012). “Bevolkingsdichtheid 2012”, Zorgatlas. Verschenen
op 17-02-2014
NOS (2012). “Prijzenpot CL voller dan ooit”, nos.nl. Verkregen op 17-02-2014.
NOS (2013). “Jordania doet Vitesse van de hand”, nos.nl. Verkregen op 17-02-2014.
NOS (2014). “FC Utrecht verlost van 27 mln schuld”, nos.nl. Verkregen op 17-02-2014.
NRC (2009). “Limburg ziet af van steun aan fusieclub”, NRC. Verschenen op 07-04-2009.
PSV (2004 - 2012). “Jaarverslagen PSV 2004 - 2012”.
PSV (2014a). “Philips Stadion”, psv.nl. Verkregen op 17-02-2014.
PSV (2014b). “Erelijst PSV sinds seizoen 1928-1929”, psv.nl. Verkregen op 17-02-2014.
Reiss, J. (2013). “The Philosophy of Economics”. New York: Routledge.
Rezelman, E. (2013). “Wat gaat Ajax doen met 75 miljoen?”, rtlnieuws.nl. Verkregen op 17-
02-2014.
Rieken, D. (2013). “Ten Rouwelaar wil ooit nog wel in Fryslân keepen”, Friesch Dagblad.
Verschenen op 28-02-2013.
Rijnmond (2012). “Vrienden van Feyenoord hebben dertig miljoen bijeen”, rijnmond.nl.
Verkregen op 17-02-2014.
Rijnmond (2013). “Feyenoord heeft opnieuw de beste jeugdopleiding”, rijnmond.nl.
Verkregen op 17-02-2014.
Robxead (2012). “Het maken en het doel van een SWOT analyse of sterkte zwakte analyse”,
plazilla.com. Verkregen op 17-02-2014.
Roda JC (2004 - 2012). “Jaarverslagen Roda JC 2004 - 2012”.
RTL Z (2013). “Ajax maakt 18 miljoen euro winst”, rtlnieuws.nl. Verkregen op 17-02-2014.
Sanchez, R. (2011). “Real Madrid financieel gezonder dan Barcelona”, realmadridcf.nl,
Verkregen op 17-02-2014.
sc Heerenveen (2004 - 2012). “Jaarverslagen sc Heerenveen 2004 - 2012”.
sc Heerenveen (2010). “Beleid”, sc-heerenveen.nl. Verkregen op 17-02-2014.
sc Heerenveen (2013). “Friese Roots”, sc-heerenveen.nl. Verkregen op 17-02-2014.
Schouten, A. (2013). “Rijke vrienden helpen FC Utrecht”, AD Sportwereld. Verschenen op
30-10-2013.
Telegraaf (2012). “Sanders wil deal met Ajax”, Telegraaf. Verschenen op 14-12-2012.
UEFA (2013). “Country coefficients 2013/2014”, uefa.com. Verkregen op 17-02-2014.
Visser, M. (2010). “Georgische zakenman koopt voetbalclub Vitesse”, Elsevier. Verschenen
op 16-08-2010.
Vissers, W. (2012). “Ajax is kampioen, dus Cruijf heeft gelijk”, Volkskrant. Verschenen op
03-05-2012.
Volkskrant (2012). “46 procent fan van Ajax, FC Twente populairder dan PSV”, Volkskrant.
Verschenen op 17-05-2012.
Vossers, A. (2013). “Werkgevers betaalden 628 miljoen euro crisisheffing in 2012”, Elsevier.
Verschenen op 28-10-2013.
AppendixBijlage 1: Eindstanden Eredivisie, 2005-2012
Positie 2004/2005 2005/2006 2006/2007 2007/2008
1. PSV PSV PSV PSV2. Ajax AZ Ajax Ajax3. AZ Feyenoord AZ NAC Breda4. Feyenoord Ajax FC Twente FC Twente5. sc Heerenveen FC Groningen sc Heerenveen sc Heerenveen6. FC Twente FC Utrecht Roda JC Feyenoord7. Vitesse sc Heerenveen Feyenoord FC Groningen8. Roda JC Roda JC FC Groningen NEC9. RKC Waalwijk FC Twente FC Utrecht Roda JC10. Willem II NEC NEC FC Utrecht11. FC Utrecht Vitesse NAC Breda AZ 12. FC Groningen RKC Waalwijk Vitesse Vitesse13. NEC Heracles Almelo Sparta Rotterdam Sparta Rotterdam14. ADO Den Haag Sparta Rotterdam Heracles Almelo Heracles Almelo15. NAC Breda ADO Den Haag Willem II Willem II16. RBC Roosendaal NAC Breda Excelsior De Graafschap17. De Graafschap Willem II RKV Waalwijk VVV-Venlo18. FC Den Bosch RBC Roosendaal ADO Den Haag Excelsior
Positie 2008/2009 2009/2010 2010/2011 2011/2012
1. AZ FC Twente Ajax Ajax2. FC Twente Ajax FC Twente Feyenoord3. Ajax PSV PSV PSV4. PSV Feyenoord AZ AZ5. sc Heerenveen AZ FC Groningen sc Heerenveen6. FC Groningen Heracles Almelo Roda JC FC Twente7. Feyenoord FC Utrecht ADO Den Haag Vitesse8. NAC Breda FC Groningen Heracles Almelo NEC9. FC Utrecht Roda JC FC Utrecht RKC Waalwijk10. Vitesse NAC Breda Feyenoord Roda JC11. NEC sc Heerenveen NEC FC Utrecht12. Willem II VVV-Venlo sc Heerenveen Heracles Almelo13. Sparta Rotterdam NEC NAC Breda NAC Breda14. ADO Den Haag Vitesse De Graafschap FC Groningen15. Heracles Almelo ADO Den Haag Vitesse ADO Den Haag16. Roda JC Sparta Rotterdam Excelsior VVV-Venlo17. De Graafschap Willem II VVV-Venlo De Graafschap18. FC Volendam RKC Waalwijk Willem II Excelsior
Bron: EredivisieStats/Standen
EUR x 1.000 2005 2006 2007 2008Kaartverkoop € 33.317 € 37.807 € 31.179 € 29.328 - Competitie, Beker en Vriendschappelijk € 3.418 € 5.298 € 6.646 € 6.040 - Europese Competities € 5.153 € 6.210 € 3.944 € 803 - Premies Europese Competities € 4.191 € 7.094 € 441 € 308 - Seizoenskaarten € 8.999 € 8.662 € 9.280 € 9.850 - Business- en Skyboxplaatsen € 9.586 € 9.513 € 9.833 € 10.198 - Indirecte Wedstrijdbaten € 1.970 € 1.030 € 1.035 € 2.129 Sponsoring € 18.868 € 19.328 € 18.759 € 18.781 TV-Geld € 8.260 € 11.871 € 8.834 € 8.207 Merchandising € 6.180 € 5.424 € 6.119 € 5.576 Overig - - - - Netto-Omzet € 66.625 € 74.430 € 64.891 € 61.892
Inkoopwaarde Omzet € 2.927 € 2.976 € 3.439 € 2.757 Lonen en Lasten € 32.377 € 36.234 € 35.510 € 45.161 - Voetbal € 26.980 € 29.686 € 29.153 € 37.251 - Merchandising en Overige € 5.397 € 6.548 € 6.357 € 7.910 Afschrijving Vaste Activa € 1.933 € 1.434 € 1.376 € 1.249 Overig € 24.707 € 26.786 € 25.981 € 27.979 - Overige Personeelskosten € 2.355 € 3.237 € 3.502 € 3.697 - Wedstrijdkosten € 9.184 € 10.199 € 9.444 € 8.563 - Huisvestingskosten € 9.453 € 9.718 € 9.364 € 8.873 - Beheer- en Administratiekosten € 3.715 € 3.632 € 3.671 € 6.846 Bedrijfslasten € 61.944 € 67.430 € 66.306 € 77.146
Bedrijfsresultaat voor Afschrijving en Vergoedingssommen Zonder Champions League
€ 4.681€ 337
€ 7.000€ -1.304
€ -1.415 € -1.415 €
€-15.254 -15.254
Afschrijving Vergoedingssommen € -15.486 € -12.238 € -13.105 € -22.676 Resultaat Vergoedingssommen € 16.418 € 2.092 € 517 € 48.339 Financieel Resultaat € 508 € 547 € 951 € 694 Belastingen € -3.268 € 49 € 2.632 € -3.331 Resultaat Deelnemingen - € -4.076 - - Bedrijfsresultaat na BelastingZonder Champions League
€ 2.853€ -3.268
€ -6.626€ -14.930
€ -10.420€ -10.420 €
€ 7.772 7.772
Overige Informatie BedrijfsvoeringWerknemers (FTE) 236 232 266 2844- Spelers 85 80 89 101- Technische en Medische staf 49 48 58 60- Overig 102 104 119 123Eigen VermogenZonder Champions League
€ 74.912-
€ 68.284€ 59.982
€ 57.852€ 49.562 €
€ 65.442 57.334
Champions League Ja Ja Nee NeeBijlage 2: Resultatenrekening Ajax, 2005-2012
Bron: Jaarverslagen Ajax, 2005-2012
EUR x 1.000 2009 2010 2011 2012Kaartverkoop € 30.226 € 32.461 € 51.594 € 47.997 - Competitie, Beker en Vriendschappelijk € 4.232 € 5.607 € 6.905 € 5.204 - Europese Competities € 4.530 € 4.489 € 11.590 € 9.294 - Premies Europese Competities € 525 € 1.582 € 11.952 € 10.194 - Seizoenskaarten € 10.122 € 10.469 € 10.897 € 11.566 - Business- en Skyboxplaatsen € 10.031 € 9.241 € 9.709 € 10.227 - Indirecte Wedstrijdbaten € 786 € 1.073 € 541 € 1.512 Sponsoring € 25.280 € 25.010 € 28.890 € 24.775 TV-Geld € 5.479 € 5.235 € 7.393 € 17.830 Merchandising € 6.169 € 6.762 € 9.245 € 11.241 Overig - - - € 2.280 Netto-Omzet € 67.154 € 69.468 € 97.122 € 104.123
Inkoopwaarde Omzet € 3.829 € 3.274 € 4.627 € 5.792 Lonen en Lasten € 42.943 € 48.831 € 51.323 € 45.001 - Voetbal € 35.774 € 40.822 € 42.255 € 35.631 - Merchandising en Overige € 7.169 € 8.009 € 9.068 € 9.370 Afschrijving Vaste Activa € 1.294 € 1.523 € 1.787 € 6.104 Overig € 32.059 € 28.997 € 37.541 € 34.172 - Overige Personeelskosten € 4.510 € 3.308 € 3.868 € 6.403 - Wedstrijdkosten € 10.248 € 10.541 € 13.775 € 12.057 - Huisvestingskosten € 9.920 € 9.705 € 10.860 € 9.897 - Beheer- en Administratiekosten € 7.381 € 5.443 € 9.038 € 5.815 Bedrijfslasten € 80.125 € 82.625 € 95.278 € 91.069
Bedrijfsresultaat voor Afschrijving en VergoedingssommenZonder Champions League
€ -12.971€ -12.971
€ -13.157€ -13.157
€ 1.844 € -16.698
€ 13.054€ -1.434
Afschrijving Vergoedingssommen € -18.263 € -19.667 € -20.722 € -19.008 Resultaat Vergoedingssommen € 28.507 € 6.183 € 25.160 € 13.553 Financieel Resultaat € -247 € -12 € -448 € 2.438 Belastingen € -436 € 3.845 € -256 € 431 Resultaat Deelnemingen - - - € -9 Bedrijfsresultaat na BelastingZonder Champions League
€ -3.410 € -3.410
€ -22.808€ -22.808
€ 5.578 € -12.964
€ 10.459€ -4.029
Overige Informatie BedrijfsvoeringWerknemers (FTE) 317 329 313 339- Spelers 111 119 110 107- Technische en Medische staf 71 69 75 82- Overig 135 141 128 150Eigen VermogenZonder Champions League
€ 61.789€ 53.924
€ 39.228€ 31.116
€ 44.680€ 18.152
€ 54.746 € 14.123
Champions League Nee Nee Ja Ja
Bijlage 3: Resultatenrekening FC Groningen, 2005-2012EUR x 1.000 2005 2006 2007 2008
Kaartverkoop € 1.441 € 2.441 € 3.717 € 3.718 Sponsoring € 3.352 € 4.966 € 6.985 € 7.925 TV-Geld € 1.407 € 2.553 € 2.808 € 3.462 Merchandising € 74 € 183 € 188 € 202 Organisatiebureau - - - - Overig € 1.678 € 1.517 € 394 € 467 Netto-Omzet € 7.953 € 11.661 € 14.093 € 15.775
Inkoopwaarde Omzet € 152 € 97 - - Lonen en Lasten € 6.722 € 7.599 € 8.641 € 9.441 - Spelers - - - - - Overige Personeel - - - - Afschrijving Vaste Activa € 103 € 106 € 76 € 106 Overig € 2.456 € 3.639 € 5.232 € 6.742 - Wedstrijdkosten € 828 € 1.373 € 1.914 € 2.123 - Huisvestingskosten € 669 € 1.319 € 1.903 € 2.364 - Verkoopkosten € 292 € 472 € 443 € 501 - Algemene Kosten € 565 € 475 € 710 € 680 - KNVB Heffingen - - € 263 € 251 - Bijzondere Lasten € 102 - - € 823 Bedrijfslasten € 9.433 € 11.440 € 13.949 € 16.288
Bedrijfsresultaat voor Afschrijving en Vergoedingssommen € -1.480 € 221 € 143 € -513Afschrijving Vergoedingssommen € -797 € -739 € -1.428 € -3.093 Resultaat Vergoedingssommen € 13 € 2.865 € 3.522 € 4.619 Financieel Resultaat € -63 € -11 € -143 € -134 Belastingen - - € -576 € -220 Resultaat Deelnemingen - - - - Bedrijfsresultaat na Belasting € -2.328 € 2.336 € 1.519 € 659
Overige Informatie BedrijfsvoeringWerknemers (FTE) 65 64 70 74
Eigen VermogenZonder kapitaalstortingen en -onttrekkingen
€ -2.308-
€ 28 € 28
€ 1.547 € 1.547
€ 2.206 € 2.206
EUR x 1.000 2009 2010 2011 2012Kaartverkoop € 3.851 € 3.827 € 4.302 € 3.785 Sponsoring € 9.019 € 9.423 € 9.592 € 9.375 TV-Geld € 3.105 € 2.478 € 2.331 € 1.929 Merchandising € 500 € 551 € 552 € 585 Organisatiebureau - € 248 € 114 € 205 Overig € 273 € 479 € 458 € 489 Netto-Omzet € 16.748 € 17.005 € 17.348 € 16.368
Inkoopwaarde Omzet € 203 € 666 € 411 € 467 Lonen en Lasten € 11.099 € 11.411 € 10.856 € 9.908 - Spelers - € 7.599 € 7.190 € 5.987 - Overige Personeel - € 3.812 € 3.666 € 3.921 Afschrijving Vaste Activa € 104 € 148 € 101 € 101 Overig € 6.278 € 6.612 € 7.475 € 7.672 - Wedstrijdkosten € 2.223 € 1.984 € 2.134 € 2.030 - Huisvestingskosten € 2.676 € 3.128 € 3.199 € 3.216 - Verkoopkosten € 703 € 618 € 1.004 € 1.155 - Algemene Kosten € 506 € 633 € 854 € 717 - KNVB Heffingen € 171 € 249 € 284 € 268 - Bijzondere Lasten - - - € 285 Bedrijfslasten € 17.684 € 18.836 € 18.843 € 18.148
Bedrijfsresultaat voor Afschrijving en Vergoedingssommen € -936 € -1.831 € -1.494 € -1.780 Afschrijving Vergoedingssommen € -5.053 € -3.804 € -4.146 € -4.190 Resultaat Vergoedingssommen € 3.349 € 5.947 € 1.002 € 7.840 Financieel Resultaat € -251 € -301 € - € - Belastingen € 723 € 9 € 1.122 € -441 Resultaat Deelnemingen - - - - Bedrijfsresultaat na Belasting € -2.167 € 21 € -3.516 € 1.429
Overige Informatie BedrijfsvoeringWerknemers (FTE) 80 83 81 79
Eigen VermogenZonder kapitaalstortingen en -onttrekkingen
€ 38 € 38
€ 2.069 € 59
€ 2.573 € -3.457
€ 4.002 € -2.028
Bron: Jaarverslagen FC Groningen, 2005-2012
Bijlage 4: Resultatenrekening FC Utrecht, 2005-2012EUR x 1.000 2006 2007 2008
Kaartverkoop € 5.784 € 6.501 € 6.291 - Seizoenskaarten en Losse Kaartverkoop € 3.567 € 4.043 € 3.824 - Skyboxen € 1.647 € 1.848 € 1.869 - Logehouders € 570 € 611 € 599 Sponsoring € 5.201 € 5.054 € 4.953 TV-Geld € 3.358 € 3.421 € 3.384 Merchandising € 455 € 482 € 491 Overig € 782 € 715 € 699 Netto-Omzet € 15.580 € 16.174 € 15.819
Inkoopwaarde Omzet € 283 € 293 € 295 Lonen en Lasten € 7.733 € 9.172 € 9.488 Afschrijving Vaste Activa € 225 € 264 € 354 Overig € 6.269 € 7.431 € 7.206 - Wedstrijdkosten € 1.659 € 2.255 € 1.761 - Huisvestingskosten € 2.050 € 2.326 € 2.319 - Verkoopkosten € 361 € 469 € 536 - Algemene Kosten € 1.111 € 1.174 € 1.291 - KNVB Heffingen € 290 € 323 € 311 - Overige Personeelskosten € 797 € 884 € 987 Bedrijfslasten € 14.509 € 17.160 € 17.343
Bedrijfsresultaat voor Afschrijvingen en Vergoedingssommen € 1.071 € -986 € -1.525 Afschrijving Vergoedingssommen € -1.479 € -1.602 € -1.452 Resultaat Vergoedingssommen € 366 € 2.818 € - Financieel Resultaat € 46 € 57 € 85 Belastingen € - € - € - Resultaat Deelnemingen € - € - € - Bedrijfsresultaat na Belasting € 4 € 286 € -2.891
Overige Informatie Bedrijfsvoering Werknemers (FTE) 195 195 206 - Contractspelers 144 143 153 - Technische en Medische Staf 16 16 17 - Overig 35 36 36
Eigen Vermogen Zonder kapitaalstortingen en -onttrekkingen
€ 2.461 -
€ 2.747 € 2.747
€ 15.856 € -144
EUR x 1.000 2009 2010 2011 2012Kaartverkoop € 6.081 € 6.235 € 9.214 € 5.966 - Seizoenskaarten en Losse Kaartverkoop € 3.818 € 4.145 € 6.159 € 3.169 - Skyboxen € 1.671 € 1.490 € 1.900 € 1.827 - Logehouders € 592 € 599 € 1.155 € 970 Sponsoring € 4.917 € 4.785 € 5.675 € 3.622 TV-Geld € 2.711 € 2.566 € 2.354 € 1.702 Merchandising € 385 € 573 € 816 € 392 Overig € 672 € 920 € 1.429 € 1.425 Netto-Omzet € 14.766 € 15.078 € 19.487 € 13.106
Inkoopwaarde Omzet € 274 € 398 € 554 € 448 Lonen en Lasten € 11.270 € 13.059 € 13.625 € 12.203 Afschrijving Vaste Activa € 473 € 491 € 530 € 607 Overig € 7.670 € 8.899 € 12.082 € 9.601 - Wedstrijdkosten € 1.936 € 2.466 € 4.749 € 2.790 - Huisvestingskosten € 2.467 € 2.676 € 2.720 € 2.657 - Verkoopkosten € 680 € 777 € 1.079 € 715 - Algemene Kosten € 1.327 € 1.617 € 1.830 € 1.124 - KNVB Heffingen € 149 € 87 € 235 € 176 - Overige Personeelskosten € 1.110 € 1.275 € 1.469 € 2.139 Bedrijfslasten € 19.686 € 22.846 € 26.790 € 22.858
Bedrijfsresultaat voor Afschrijving en Vergoedingssommen € -4.921 € -7.767 € -7.302 € -9.753 Afschrijving Vergoedingssommen € -2.437 € -2.424 € -2.328 € -1.476 Resultaat Vergoedingssommen € 3.294 € 5.618 € 116 € 5.962 Financieel Resultaat € 606 € 111 € 13 € 32 Belastingen € - € - € - € - Resultaat Deelnemingen € - € -531 € 266 € 938 Bedrijfsresultaat na Belasting € -3.458 € -4.993 € -9.236 € -4.297
Overige Informatie BedrijfsvoeringWerknemers (FTE) 204 231 227 218- Contractspelers 151 173 171 158- Technische en Medische Staf 20 23 23 25- Overig 33 35 33 35
Eigen VermogenZonder kapitaalstortingen en -onttrekkingen
€ 12.398€ -3.602
€ 7.405€ -8.595
€ -1.831€ -17.831
€ -6.128€ -22.128
Bron: Jaarverslagen FC Utrecht, 2006-2012
EUR x 1.000 2005 2006 2007 2008Wedstrijdopbrengsten € 9.769 € 9.067 € 9.617 € 12.220 - Competitie, Beker en Vriendschappelijk € 2.604 € 5.310 - Europese Competities € 1.312 € - - Seizoenskaarten € 5.701 € 6.910 Sponsoring € 16.077 € 16.108 € 15.806 € 17.210 TV-Geld € 6.401 € 7.296 € 7.209 € 6.310 Merchandising € 4.114 € 5.343 € 5.207 € 6.510 Overig € 239 € 124 € 405 € 710 Netto-Omzet € 36.689 € 37.938 € 38.244 € 42.960
Inkoopwaarde Omzet € 2.204 € 3.726 € 3.721 € 5.361 Lonen en Lasten € 26.163 € 26.493 € 23.691 € 27.085 Afschrijving Vaste Activa € 395 € 571 € 541 € 486 Overig € 11.099 € 11.412 € 15.802 € 17.512 Bedrijfslasten € 39.861 € 42.202 € 43.755 € 50.444
Bedrijfsresultaat voor Afschrijving en Vergoedingssommen € -3.172 € -4.264 € -5.511 € -7.484 Afschrijving Vergoedingssommen € -7.181 € -8.390 € -7.181 € -9.522 Resultaat Vergoedingssommen € 6.727 € 7.379 € 15.188 € 23.441 Afschrijving Goodwill € -500 € -500 € -500 € -500 Financieel Resultaat € -1.456 € -1.895 € -1.291 € -2.625 Belastingen € - € - € - € - Resultaat Deelnemingen - - - - Bedrijfsresultaat na Belasting € -5.582 € 2.330 € 705 € 3.310
Overige Informatie BedrijfsvoeringWerknemers (FTE) 204 206 206 208- Binnenland 166 168- Buitenland 40 40
Eigen VermogenZonder kapitaalstortingen en -onttrekkingen
€ -2.904-
€ -574 € -574
€ -11.633 € 131
€ -6.423 € 3.441
Bijlage 5: Resultatenrekening Feyenoord, 2005-2012
EUR x 1.000 2009 2010 2011 2012Wedstrijdopbrengsten € 10.209 € 10.390 € 9.252 € 10.431 - Competitie, Beker en Vriendschappelijk € 2.503 € 3.690 € 2.284 € 3.215 - Europese Competities € 1.103 € - € 84 - - Seizoenskaarten € 6.603 € 6.700 € 6.884 € 7.216 Sponsoring € 19.509 € 20.300 € 19.220 € 19.982 TV-Geld € 6.708 € 4.497 € 3.456 € 3.198 Merchandising € 5.908 € 4.900 € 5.159 € 4.195 Overig € 1.208 € 500 € 1.076 € 933 Netto-Omzet € 43.542 € 40.587 € 38.163 € 38.739
Inkoopwaarde Omzet € 6.246 € 6.320 € 7.063 € 6.757 Lonen en Lasten € 28.869 € 26.325 € 20.520 € 17.236 Afschrijving Vaste Activa € 1.828 € 508 € 520 € 268 Overig € 14.972 € 11.422 € 11.170 € 11.406 Bedrijfslasten € 51.915 € 44.575 € 39.273 € 35.667
Bedrijfsresultaat voor Afschrijving en Vergoedingssommen € -8.373 € -3.988 € -1.110 € 3.072 Afschrijving Vergoedingssommen € -10.719 € -9.271 € -5.084 € -2.484 Resultaat Vergoedingssommen € 3.842 € 649 € 900 € 7.781 Afschrijving Goodwill € -500 € -500 € -500 € -500 Financieel Resultaat € -1.102 € -1.437 € -1.541 € -852 Belastingen € - € - € 1.000 € -475 Resultaat Deelnemingen - - - - Bedrijfsresultaat na Belasting € -16.852 € -14.547 € -6.335 € 6.542
Overige Informatie BedrijfsvoeringWerknemers (FTE) 212 153 144 140- Binnenland 172 153 144 140- Buitenland 40 0 0 0
Eigen VermogenZonder kapitaalstortingen en -onttrekkingen
€ -23.275 € -13.411
€ -34.822 € -27.958
€ -21.057 € -34.293
€ -9.515 € -27.751
Bron: Jaarverslagen Feyenoord, 2005-2012
Bijlage 6: Resultatenrekening PSV, 2005-2012EUR x 1.000 2005 2006 2007 2008
Kaartverkoop € 28.021 € 22.862 € 43.998 € 41.838 - Competitie, Beker en Vriendschappelijk € 938 € 929 € 786 € 544 - Europese Competities € 5.434 € 3.425 € 4.811 € 5.186 - Premies Europese Competities € 15.606 € 11.472 € 31.632 € 28.914 - Club Cards € 5.077 € 6.021 € 6.235 € 6.542 - Indirecte Wedstrijdbaten € 966 € 1.015 € 534 € 652 Sponsoring € 15.268 € 16.164 € 16.805 € 17.176 TV-Geld € 4.212 € 6.097 € 7.390 € 7.772 Merchandising € 1.020 € 1.681 € 3.835 € 3.093 Stadionexploitatie € 11.381 € 13.586 € 13.977 € 15.005 Overig € 3.881 € 2.479 € 1.957 € 12.571 Netto-Omzet € 63.783 € 62.869 € 87.962 € 97.455
Inkoopwaarde Omzet € 577 € 1.853 € 3.978 € 3.569 Lonen en Lasten € 34.258 € 31.900 € 36.969 € 33.616 Afschrijving Vaste Activa € 4.823 € 4.809 € 5.160 € 4.915 Overig € 14.247 € 13.323 € 19.384 € 15.325 - Overige Personeelskosten € 977 € 716 € 1.094 € 439 - Wedstrijdkosten € 2.961 € 2.636 € 2.968 € 3.035 - Huisvestingskosten € 3.603 € 3.145 € 4.157 € 3.806 - Beheer- en Administratiekosten € 6.706 € 6.826 € 11.165 € 8.045 Bedrijfslasten € 53.905 € 51.885 € 65.491 € 57.425
Bedrijfsresultaat voor Afschrijving en VergoedingssommenZonder Champions League
€ 9.878 € -6.162
€ 10.984 € 1.087
€ 22.471 € -7.405
€ 40.030 € -70*
Afschrijving Vergoedingssommen € -11.596 € -12.509 € -10.156 € -10.875 Resultaat Vergoedingssommen € 379 € 16.209 € 5.689 € 11.278 Bijzondere Waardevermindering € -2.055 € -2.313 € -2.384 € -4.493 Financieel Resultaat € -7.735 € -8.210 € -10.061 € -5.709 Belastingen € -162 € -1.669 € 664 € -858 Resultaat Deelnemingen - - - - Bedrijfsresultaat na BelastingZonder Champions League
€ -11.291 € -27.331
€ 2.492 € -7.405
€ 6.223 € -25.220
€ 29.373€-10.727*
Overige Informatie BedrijfsvoeringWerknemers (FTE) 155 167 172 180- Voetballers en Technische Staf 75 85 86 90- Overig Personeel 80 82 86 90Eigen VermogenZonder Champions League
€ -12.617-
€ -9.665 € -20.022
€ -3.911 € -45.242
€ 25.026 € -55.969
Champions League Ja Ja Ja Ja
* Ook de opbrengsten van de verkoop van het parkeerterrein (€ 11.000.000) zijn buiten het resultaat gehouden.
EUR x 1.000 2009 2010 2011 2012Kaartverkoop € 36.417 € 12.602 € 14.968 € 14.110 - Competitie, Beker en Vriendschappelijk € 577 € 899 € 1.029 € 1.316 - Europese Competities € 2.380 € 1.936 € 2.930 € 2.063 - Premies Europese Competities € 25.595 € 1.912 € 3.356 € 2.749 - Club Cards € 7.075 € 7.041 € 7.296 € 7.471 - Indirecte Wedstrijdbaten € 790 € 814 € 357 € 511 Sponsoring € 12.611 € 13.764 € 14.252 € 18.329 TV-Geld € 4.583 € 4.962 € 4.497 € 3.710 Merchandising € 2.658 € 2.823 € 2.490 € 3.120 Stadionexploitatie € 15.339 € 15.707 € 15.744 € 15.401 Overig € 1.600 € 1.996 € 3.194 € 46.554 Netto-Omzet € 73.208 € 51.854 € 55.145 € 101.224
Inkoopwaarde Omzet € 2.672 € 3.541 € 3.233 € 3.620 Lonen en Lasten € 29.907 € 32.899 € 32.583 € 31.195 Afschrijving Vaste Activa € 5.197 € 5.239 € 5.733 € 5.396 Overig € 15.655 € 15.921 € 17.785 € 21.732 - Overige Personeelskosten € 1.334 € 390 € 1.051 € 3.052 - Wedstrijdkosten € 2.518 € 3.142 € 3.208 € 2.972 - Huisvestingskosten € 4.404 € 4.185 € 4.644 € 6.812 - Beheer- en Administratiekosten € 7.399 € 8.204 € 8.882 € 8.896 Bedrijfslasten € 53.431 € 57.600 € 59.334 € 61.943
Bedrijfsresultaat voor Afschrijving en VergoedingssommenZonder Champions League
€ 19.777€ -3.198
€ 5.746€ 5.746
€ 4.189€ 4.189
€ 39.281€ -3.919*
Afschrijving Vergoedingssommen € -12.506 € -12.110 € -11.758 € -12.386 Resultaat Vergoedingssommen € 14.649 € 4.224 € 5.127 € 12.287 Bijzondere Waardevermindering € -4.616 € -3.072 € -2.896 € -4.317 Financieel Resultaat € -4.786 € -4.461 € -9.248 € 1.691 Belastingen € -3.252 € 3.627 € 7.426 € -8.882 Resultaat Deelnemingen - - - - Bedrijfsresultaat na BelastingZonder Champions League
€ 9.266€ -13.709
€ -17.538€ -17.538
€ -15.538 € -15.538
€ 27.674€-15.526*
Overige Informatie BedrijfsvoeringWerknemers (FTE) 183 188 181 171- Voetballers en Technische Staf 89 94 87 -- Overig Personeel 94 94 94 -Eigen VermogenZonder Champions League
€ 34.349€ -69.678
€ 16.343€ -87.216
€ 194€-102.754
€ 27.280€-118.280
Champions League Ja Nee Nee Nee
Bron: Jaarverslagen PSV, 2005-2012* Ook de opbrengsten van de verkoop van de grond van het trainingscomplex (€ 43.200.000) zijn buiten het resultaat gehouden.
EUR x 1.000 2005 2006 2007 2008Kaartverkoop € 1.465 € 1.697 - - Sponsoring € 5.570 € 5.087 - - TV-Geld € 2.064 € 3.847 - - Merchandising € 153 € 208 - - Giften € 91 € 32 - - Overig € 377 € 514 - - Netto-Omzet € 9.720 € 11.385 € 10.946 € 12.348
Lonen en Lasten € 6.345 € 3.880 € 7.226 € 7.837 Afschrijving Vaste Activa € 1.395 € 1.403 € 37 € 34 Overig € 3.447 € 4.832 € 4.661 € 5.221 - Verkoopkosten € 1.147 € 1.822 - - - Huisvestingskosten € 982 € 1.357 - - - Wedstrijdkosten € 561 € 921 - - - Algemene Kosten € 757 € 732 - - - Overige Kosten - - - - Bedrijfslasten € 11.187 € 10.115 € 11.924 € 13.092
Bedrijfsresultaat voor Afschrijving en Vergoedingssommen € -1.467 € 1.270 € -978 € -744 Afschrijving Vergoedingssommen € -1.479 € -1.510 € -916 € -1.319 Resultaat Vergoedingssommen € 477 € 6.209 € 1.038 € 1.399 Financieel Resultaat € -1.131 € -1.033 € -154 € -79 Belastingen € 2.790 € -2.790 - - Resultaat Deelnemingen - € 12 € -563 - Bedrijfsresultaat na Belasting € -810 € 2.158 € -1.573 € -743
Overige Informatie BedrijfsvoeringWerknemers (FTE) 67 71 73 77- Spelers 28 28 27 24- Technische Staf 15 17 19 16- Overig 24 26 27 37
Eigen Vermogen € 1.148 € 3.306 € 1.516 € 768 Bijlage 7: Resultatenrekening Roda JC, 2005-2012
EUR x 1.000 2009 2010 2011 2012Kaartverkoop - - - - Sponsoring - - - - TV-Geld - - - - Merchandising - - - - Giften - - - - Overig - - - - Netto-Omzet € 10.689 € 10.253 € 12.296 € 12.659
Lonen en Lasten € 9.133 € 9.417 € 7.807 € 6.762 Afschrijving Vaste Activa € 40 € 51 € 50 € 51 Overig € 5.479 € 3.155 € 4.956 € 3.397 - Verkoopkosten - € 1.190 € 805 € 1.235 - Huisvestingskosten - € 649 € 1.885 € 729 - Wedstrijdkosten - € 715 € 1.469 € 750 - Algemene Kosten - € 486 € 681 € 560 - Overige Kosten - € 115 € 116 € 123 Bedrijfslasten € 14.652 € 12.623 € 12.813 € 10.210
Bedrijfsresultaat voor Afschrijving en Vergoedingssommen € -3.963 € -2.370 € -517 € 2.449 Afschrijving Vergoedingssommen € -1.772 € -1.268 € -612 € -382 Resultaat Vergoedingssommen € 1.388 € 3.154 - € 883 Financieel Resultaat € -361 € -79 € -63 € -125 Belastingen - - - - Resultaat Deelnemingen - - - - Bedrijfsresultaat na Belasting € -4.708 € -563 € -1.192 € 2.825
Overige Informatie BedrijfsvoeringWerknemers (FTE) 84 84 65 69- Spelers 22 26 28 24- Technische Staf 22 15 13 15- Overig 40 43 24 30
Eigen Vermogen € -3.921 € -4.483 € -5.674 € -2.849
Bron: Jaarverslagen Roda JC, 2005-2012
Bijlage 8: Resultatenrekening sc Heerenveen, 2005-2012EUR x 1.000 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012
Kaartverkoop € 4.465 € 5.159 € 5.528 € 5.212 € 6.679 € 6.939 € 5.079 - Sponsoring € 10.396 € 11.624 € 13.050 € 14.575 € 16.642 € 17.141 € 16.212 - TV-Geld € 2.923 € 4.370 € 3.859 € 4.007 € 4.023 € 2.914 € 2.152 - Merchandising € 29 € 1.101 € 1.082 € 1.352 € 1.099 € 697 € 447 - Food & Beverage € 417 € 537 € 604 € 613 € 867 € 689 € 492 - Overig € 206 € 370 € 491 € 734 € 1.080 € 960 € 717 - Netto-Omzet € 19.237 € 23.160 € 24.615 € 26.494 € 30.390 € 29.340 € 25.100 € 24.521
Inkoopwaarde Omzet € 354 € 550 € 508 € 1.553 € 2.757 € 2.082 € 1.252 € 1.151 Lonen en Lasten € 9.877 € 10.685 € 12.627 € 14.275 € 18.072 € 19.744 € 15.038 € 14.023 Afschrijving Vaste Activa € 743 € 837 € 1.225 € 1.437 € 1.621 € 1.596 € 1.431 € 1.024 Overig € 6.736 € 8.534 € 8.624 € 10.169 € 10.338 € 17.262 € 7.293 € 9.812 Bedrijfslasten € 17.711 € 20.606 € 22.983 € 27.435 € 32.789 € 40.683 € 25.014 € 26.009
Bedrijfsresultaat voor Afschrijving en Vergoedingssommen € 1.527 € 2.554 € 1.631 € -941 € -2.399 € -11.343 € 86 € -1.488 Afschrijving Vergoedingssommen € -1.260 € -1.547 € -4.328 € -8.487 € -7.527 € -15.341 € -6.108 € -4.104 Resultaat Vergoedingssommen € 1.587 € 12.396 € 1.013 € 15.047 € 21.769 € 6.857 € 2.895 € 5.103 Financieel Resultaat € -117 € 17 € -107 € -420 € -240 € -97 € -50 € -148 Belastingen € -581 € -4.034 € 760 € -1.180 € -3.058 € 5.066 € 640 € 367 Resultaat Deelnemingen € 56 € 66 € -21 € -76 € -235 € -52 € -233 € -24 Bedrijfsresultaat na Belasting € 1.212 € 9.452 € -1.052 € 3.943 € 8.310 € -14.911 € -2.771 € -295
Overige Informatie BedrijfsvoeringWerknemers (FTE) 116 128 136 155 156 169 155 135
Eigen Vermogen € 8.934 € 18.386 € 17.334 € 21.277 € 29.502 € 14.592 € 11.821 € 11.526
Bron: Jaarverslagen sc Heerenveen, 2005-2012
Bijlage 9: Bezettingsgraad Eredivisieclubs, 2010-2013
Bron: Lenders, 2013
Bijlage 10: Bevolkingsdichtheid Nederland 2012
Bron: Nationale Atlas Volksgezondheid, 2012