Naar een gemeentelijke noodplanning - Crisiscentrum · 2016. 10. 14. · Federale Overheidsdienst...

Click here to load reader

Transcript of Naar een gemeentelijke noodplanning - Crisiscentrum · 2016. 10. 14. · Federale Overheidsdienst...

  • Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    INFO SESSIE

    Naar een gemeentelijke noodplanning

    11 informatievergaderingen voor de burgemeesters 26 februari – 27 april 2007

    ~ EINDVERSLAG ~

  • Eindverslag

    2

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    VOORWOORD Dames en heren

    Voorafgaand aan dit rapport wil ik graag de vooruitgang in de verf zetten die we de laatste jaren hebben gemaakt inzake noodplanning.

    Het is zo dat we ons in België kunnen baseren op adequate juridische teksten voor wat betreft de noodplanning, en dat zowel op nationaal (2003) als op lokaal (2006) niveau. Momenteel laat de wetgeving betreffende de noodplanning alle partijen toe zich zo goed mogelijk voor te bereiden op elke noodsituatie, ondermeer door een beter begrip van het risicoconcept en de ontwikkeling van de nood- en interventieplannen.

    Elke dag opnieuw werkt het crisiscentrum aan de multidisciplinaire ontwikkeling van de nationale noodplanning en aan de coördinatie van de lokale noodplanning via de provinciegouverneurs. Dit doen we door steeds nieuwe partners (zowel publieke als privé-partners) met bevoegdheden inzake veiligheid bij ons werk te betrekken. Ditzelfde principe wordt gehanteerd door de diensten noodplanning in de provincie, die op hun beurt het noodplanningsproces in de gemeenten coördineren. Op die manier scheppen we zowel op voorbereidings- als op beheersniveau een professionalisme dat iedereen ten goede komt.

    In januari 2007 werd het initiatief genomen om in elke provincie een informatiesessie te organiseren over de regelgeving met betrekking tot de nood- en interventieplannen. Alle burgemeesters waren daarop uitgenodigd. De omvangrijke aanwezigheid van die burgemeesters op de verschillende vergaderingen getuigt van de grote interesse die de autoriteiten hebben in noodplanning en crisisbeheer. Die interesse vertaalt zich rechtstreeks in de zorg voor de veiligheid van de burgers.

    Tijdens de maanden april, mei en juni 2007 werden in elke provincie eveneens opleidingen georganiseerd voor alle provinciale en gemeentelijke ambtenaren belast met de informatieverstrekking aan de bevolking tijdens noodsituaties.

    De informatiesessies lieten ons toe om terreinervaringen uit te wisselen, en om elementen van antwoord aan te reiken op de pertinente juridische en praktische vragen van de deelnemers. Heel belangrijk was natuurlijk ook dat iedereen de mogelijkheid kreeg zich zo goed mogelijk te informeren over de belangrijke opdrachten van de veiligheidscel. De sessies stelden het crisiscentrum tenslotte ook in staat de bezorgdheden van de gemeentelijke en provinciale overheden te identificeren.

    Maar het zijn natuurlijk vooral de daden die belangrijk zijn. Daarom ook dat plannen alleen niet volstaan. Ik hoop dan ook dat deze informatiesessies een eerste stap zijn in de richting van een sterker noodplanningsproces met een verhoogde samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus. Eveneens bestaat ook de wens dat de bevolking in staat is om adequaat te reageren op potentiële noodsituaties door een uitgebreide informatieverstrekking erover. Met aangepaste communicatie over risico’s en responsschema's zijn we er van overtuigd het vertrouwen van de burger in de overheid te kunnen verbeteren.

    Veel leesplezier,

    Jaak Raes, Directeur-generaal

  • Eindverslag

    3

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    Inhoudsopgave Voorwoord 2 I. De informatievergaderingen 5 A. Context 5 B. Doelstelling 5 C. Methodologie 5 II. De nieuwe regelgeving 7 A. Doelstellingen 7 B. Verplichtingen van de lokale autoriteiten inzake noodplanning en crisisbeheer 7 C. Wat is nieuw 7

    1) Fases 7 2) Het begrip 'noodsituatie' 8 3) Directeur van de operationele coördinatie 8 4) Zonering 9

    D. Toelichting bij de disciplines en multidisciplinaire aanpak 9 III. De rol van de burgemeester bij noodplanning en crisisbeheer 11

    DE NOODPLANNING 11 A. Installatie van de veiligheidscel 11

    1) Rol 11 2) Samenstelling 11 3) Voorbeeld van de werking 12 4) De ‘evenementencel’ 13

    B. Aanstelling van een ambtenaar belast met de noodplanning 13

    1) Opdrachten 13 2) Profiel 13 3) Getuigenis van Bart Bruelemans, ‘rampenambtenaar’ van de stad Antwerpen 14

    C. Uitwerking van nood- en interventieplannen 14

    1) Multidisciplinaire nood- en interventieplannen 14 2) Monodisciplinaire interventieplannen 15 3) Interne noodplannen 15

    D. Risico-inventaris en -analyse 16 E. Organisatie en evaluatie van oefeningen 16 F. Voorafgaande informatie aan de bevolking 17 G. Timing 17

    HET CRISISBEHEER 17 A. Beleidscoördinatie 17

    1) Fases en alarmering 17 2) Criteria van opschaling 18 3) Het coördinatiecomité 18 4) Link met de operationele coördinatie 19

    B. Informatie aan de bevolking tijdens en na de noodsituatie 20

    1) Concept en rol van de burgemeester 20 2) Uitzonderingen 21

    C. Middelen ter beschikking van de burgemeester 21

    1) Het principe 21 2) Uitzonderingen 21 3) De provinciale en federale steun 22

  • Eindverslag

    4

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    IV. De verantwoordelijkheid van de burgemeester inzake noodplanning en crisisbeheer 23 A. Inleiding 23 B. Burgerlijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid 23 C. Verzachtende maatregelen 24 D. Toepassing van de principes op vlak van noodplanning en crisisbeheer 24 E. Het gemeentelijk personeel 26 F. Conclusie 26 V. De steun aan de burgemeesters 27

    STEUN VAN DE PROVINCIEGOUVERNEURS 27

    A. Goedkeuring van de gemeentelijke noodplannen 27 B. Contact tussen de verschillende overheden 27 C. Steun 28

    De nood- en interventieplannen 28 • De multidisciplinaire nood- en interventieplannen 28 • De monodisciplinaire nood- en interventieplannen 28

    De ambtenaar belast met de noodplanning 29 De communicatie 30 De informatie aan de bevolking 30 De informatieambtenaar 30 De risico-inventaris en –analyse 30 De samenwerking met de industrie 31 De rol van justitie 31 Oefeningen 31

    STEUN VAN DE FEDERALE OVERHEID 32

    Studie van de rol van de lokale overheden 32 Uitwerking van een typestructuur van een provinciaal algemeen nood- en interventieplan 32 Richtlijnen met betrekking tot de disciplines 32 Project voor de identificatie van risico’s op lokaal vlak 33 Toegang van de gouverneurs tot het geografisch informatiesysteem van het crisiscentrum 33 Voorstelling en verspreiding van de noodplanninggids voor pijpleidingen 33 Opleidingen crisiscommunicatie 34 Leidraad crisiscommunicatie 34 Opleiding over het nucleair risico 34 Infosessies met betrekking tot rally’s 34

    VI. Conclusies en toekomstperspectief 35 VII. Contactgegevens 37 A. De provincies 37 B. Het Crisiscentrum 39 VIII. Executive Summary 40 IX. Colofon 41 X. Bijlagen 41

  • Eindverslag

    5

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    I. DE INFORMATIEVERGADERINGEN A. CONTEXT

    Het nieuwe Koninklijk Besluit (KB) van 16 februari 2006 over de nood- en interventieplannen en de ministeriële omzendbrief (MO) van 26 oktober 2006 betreffende de nood- en interventieplannen NPU-1 werpen een nieuw licht op de principes van de noodplanning en van het beheer van noodsituaties.

    Deze materie is uiterst belangrijk en behoorlijk complex. Bovendien brengen de bepalingen in het KB en de MO een aanzienlijke verantwoordelijkheid voor de verschillende partijen met zich mee. Daarom moeten de lokale overheden en hun bestuurders volledig en duidelijk worden geïnformeerd over de inhoud en de context van deze nieuwe regelgeving.

    Op 15 juni 2006 werden de gouverneurs van de Belgische provincies en de vertegenwoordigers van de disciplines op een informatievergadering georganiseerd door het Hoger Instituut voor de Noodplanning al uitvoerig geïnformeerd over deze regelgeving.

    In de eerste helft van 2007 hebben de gouverneurs en hun diensten, in samenwerking met het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering (CGCCR), informatiesessies ter attentie van de burgemeesters georganiseerd en dit in elke Belgische provincie en het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.

    Dit initiatief werd en zal aangevuld worden door andere projecten van het CGCCR. Zowel de lopende als de toekomstige projecten staan verderop in dit verslag vermeld onder hoofdstuk V.

    B. DOELSTELLING

    De bedoeling van de elf informatievergaderingen en van dit eindverslag is om de burgemeesters van de Belgische steden en gemeenten te informeren en te sensibiliseren.

    Tijdens de informatievergaderingen lag de nadruk op de noodzaak om noodsituaties multidisciplinair te benaderen. En dit is ook de rode draad doorheen dit eindrapport.

    C. METHODOLOGIE

    De bedoeling bestond er enerzijds in de burgemeesters van alle elf provincies rechtstreeks te bereiken. Anderzijds was het ook nuttig dat de gouverneurs, die tenslotte verantwoordelijk zijn voor de coördinatie van de gemeentelijke noodplanning, hun visie op de implementatie van het KB en de MO konden voorstellen. Daarom werd besloten dat elke gouverneur een informatievergadering in zijn of haar provincie zou organiseren, met actieve samenwerking van het CGCCR1.

    Naast alle Belgische burgemeesters werden op bepaalde informatievergaderingen ook de ambtenaren verantwoordelijk voor de noodplanning uitgenodigd. Hetzelfde geldt voor de vertegenwoordigers van de verschillende disciplines. 1 De 11 informatievergaderingen die in de eerste helft van 2007 plaatsvonden, zijn het resultaat van de genomen beslissingen op de conferentie van de provinciegouverneurs op 3 mei 2006. De vergadering van 13 november 2006 bracht de vertegenwoordigers van de gouverneurs en de verschillende disciplines samen en betekende de werkelijke start van het project.

  • Eindverslag

    6

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    Het programma van de informatievergaderingen bestond uit een aaneenschakeling van presentaties waarbij de nieuwe regelgeving betreffende de nood- en interventieplannen en de opdrachten van de burgemeester inzake noodplanning uitgebreid aan bod kwamen. De presentaties werden vervolledigd door de aansprakelijkheidsregels die bij deze opdrachten horen, te herhalen. Op verschillende informatievergaderingen presenteerden de vijf disciplines hun voornaamste opdrachten en werkzaamheden.

    Per informatievergadering werd een verslag geredigeerd bestemd voor de provincie en haar burgemeesters.

    Dit eindverslag is een synthese zijn van de provinciale verslagen en tegelijk een overzicht geven van de verschillende projecten inzake noodplanning op provinciaal en op federaal niveau.

    Het schema hieronder geeft een overzicht van de plaatsen en data van de elf informatievergaderingen.

    Datum Plaats Provincie

    maandag 26/02 Provinciehuis in Hasselt Limburg

    woensdag 28/02 Provinciehuis in Gent Oost-Vlaanderen

    maandag 05/03 Hôtel du Gouverneur in Wavre Brabant Wallon

    donderdag 08/03 Les locaux du SIAMU in Brussel Adm. Arr. Brussel-Hoofdstad

    vrijdag 16/03 Le mess Provincial ‘Les Trys’ in Namur Namur

    dinsdag 27/03 Académie de police de Jurbise Hainaut

    woensdag 28/03 Provinciehuis in Leuven Vlaams-Brabant

    donderdag 29/03 La Converserie in Tenneville Luxembourg

    dinsdag 10/04 Provinciehuis in Brugge West-Vlaanderen

    dinsdag 17/04 Palais Provincial in Liège Liège

    vrijdag 27/04 Provinciehuis in Antwerpen Antwerpen

  • Eindverslag

    7

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    II. DE NIEUWE REGELGEVING A. DOELSTELLINGEN

    Het Koninklijk Besluit van 16 februari 2006 over de nood- en interventieplannen én de ministeriële omzendbrief NPU-1 van 26 oktober 2006 betreffende de nood- en interventieplannen (NIP) actualiseren en verbreden de principes van de noodplanning en die van de coördinatie tussen overheden, hulp- en ordediensten.

    De regelgeving wil de burgemeesters en de gouverneurs een duidelijk werkdocument geven dat hen helpt bij hun wettelijke opdracht om een nood- en interventieplan op te stellen en om noodsituaties zo goed mogelijk te kunnen beheren.

    Het KB en de MO harmoniseren eveneens de terminologie en de inhoud van de plannen.

    B. VERPLICHTINGEN VAN DE LOKALE AUTORITEITEN INZAKE NOODPLANNING EN CRISISBEHEER

    Om te beantwoorden aan de drie aangehaalde doelstellingen legt het KB de opdrachten en verplichtingen vast die de lokale autoriteiten hebben inzake noodplanning en crisisbeheer. Deze opdrachten worden in de volgende hoofdstukken uitgebreid toegelicht (zie hoofdstuk III. 'De rol van de burgemeester bij noodplanning en crisisbeheer').

    C. WAT IS NIEUW

    Eerder dan de creatie van nieuwe verplichtingen, wil het KB enkele bestaande opdrachten formeel bekrachtigen, om zo een en ander te verduidelijken en te harmoniseren. De enige nieuwigheden die voortvloeien uit de ervaringen en uit de evolutie van de noodplanning en het crisisbeheer zijn:

    de fasering;

    het begrip ‘noodsituatie’;

    directeur van de operationele coördinatie;

    zonering.

    1. Fases

    Bij een (dreigende) noodsituatie moeten de verantwoordelijke bestuursniveaus de nodige maatregelen nemen en acties ontwikkelen om deze noodsituatie te beheren. Dit betekent dat ze de beleidsmatige maatregelen moeten coördineren die nodig zijn om de dreiging weg te nemen, de schadelijke gevolgen te beperken en de openbare orde te herstellen.

    De bevoegde bestuurlijke overheden voor het beheer van een noodsituatie zijn de burgemeester op het grondgebied van zijn gemeente, de gouverneur op provinciaal vlak en de minister van Binnenlandse Zaken op nationaal niveau. Vandaar dat nood- en interventieplannen kunnen worden geactiveerd op drie niveaus:

    de gemeentelijke fase;

  • Eindverslag

    8

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    de provinciale fase;

    de federale fase. De nieuwe regelgeving spreekt nu dus slechts over drie fases in plaats van de vier fases van voorheen. De vroegere fase 1, die eigenlijk gelijk stond aan de operationele coördinatie door discipline 1, is dus verdwenen uit de fasering. Het concept van de fases is nu inherent aan de beleidscoördinatie van een bestuurlijke overheid. De gemeentelijke, de provinciale en de federale fase zijn alledrie multidisciplinaire fases.

    Ook nieuw is dat de fases niet langer numeriek worden gekenmerkt, maar de adjectieven ‘gemeentelijk’, ‘provinciaal’ en ‘federaal’ krijgen.

    De beslissing om een fase af te kondigen is een beleidsbeslissing die toekomt aan de burgemeester, de gouverneur of de minister. Deze beslissing kan niet worden gedelegeerd.

    2. Het begrip « noodsituatie »

    Het toepassingsgebied van de noodplanning is verruimd via de definitie van het begrip ‘noodsituatie’. Het KB definieert de noodplanning breder aangezien ook nieuwe risico’s zijn opgenomen. Gebeurtenissen in ons land zoals besmettelijke dierziektes, crises in de voedselketen, ontploffingen van ondergrondse leidingen enzovoort hebben een evolutie op gang gebracht in de benadering van risico’s. Ook nieuwe risico’s die zich internationaal voordoen (zoals terrorisme, epidemieën, ...) hebben bijgedragen tot deze ruimere aanpak.

    Onder een noodsituatie verstaat men: “Elke gebeurtenis die schadelijke gevolgen voor het maatschappelijk leven veroorzaakt of veroorzaken kan, zoals een ernstige verstoring van de openbare veiligheid, een ernstige bedreiging ten opzichte van het leven of de gezondheid van personen en/of ten opzichte van belangrijke materiële belangen, en waarbij de coördinatie van de disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of om de schadelijke gevolgen te beperken.”

    © Belga

    3. Directeur van de operationele coördinatie

    De operationele coördinatie bij een noodsituatie ligt bij de commandopost operaties (Cp-Ops) die onder leiding staat van de directeur Cp-Ops. Dit is de aanwezige brandweerofficier met de hoogste graad. In geval van gelijkheid van graad krijgt de oudste in graad voorrang.

    Nieuw is dat de bevoegde overheid ook een leidinggevende van een andere discipline als Dir-Cp-Ops kan aanduiden wanneer die discipline meer raakvlakken heeft met de aard van de noodsituatie. Deze uitbreiding kwam er omdat de principes van noodplanning en crisisbeheer werden verruimd met ‘nieuwe risico’s’. Daardoor is het soms meer opportuun dat een andere discipline dan discipline 1 de leiding van de operaties neemt. Zo kan de burgemeester bijvoorbeeld een politieofficier als Dir-Cp-Ops aanduiden wanneer de noodsituatie vooral gepaard gaat met politieacties.

  • Eindverslag

    9

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    4. Zonering

    Voor de organisatie van de hulpverlening wordt het geteisterde gebied en de directe omgeving in zones ingericht. Met het KB werd een en ander hieromtrent verduidelijkt en vastgelegd.

    Zo bestond er onder meer verwarring over de begrippen ‘noodplanningszone’ en ‘interventiezone’. Het KB spreekt nu duidelijk over:

    De noodplanningszone als de zone voor welke, in functie van een bepaald risico, vooraf noodzakelijke maatregelen zijn vastgelegd in een apart plan.

    De interventiezone als de afgebakende zone in functie van een concrete noodsituatie waarvoor speciale maatregelen worden genomen om de noodsituatie te beheersen.

    Ook over de interventiezone bestond enige onduidelijkheid wegens een aantal lokale verschillen. Zo waren er niet overal een gelijk aantal zones, was de terminologie niet uniform en werden lokaal soms ook verschillende kleurcodes gebruikt. Deze verschillen konden leiden tot potentiële verwarring en communicatieproblemen. Daardoor vergrootte ook het risico op het niet goed functioneren van de operaties op het terrein.

    De interventiezone kan nu als volgt worden opgedeeld:

    De rode zone: Dit is de zone die begrensd is door de uitsluitingsperimeter en waarbinnen de interventie plaatsvindt. Deze zone is enkel toegankelijk voor de interveniërende hulpdiensten en voor deskundigen en technici.

    De oranje zone: Dit is de zone die begrensd is door de isolatieperimeter en die bestemd is voor de logistieke steun aan de interventiediensten. Deze zone is enkel toegankelijk voor zij die er wonen of werken.

    De gele zone: Dit is de zone die begrensd is door de ontradingsperimeter. Hierbinnen gelden maatregelen om de toegang voor de interventiediensten en het vlot verloop van de hulpacties te waarborgen. Deze zone wordt afgeraden voor personen die er niet wonen of werken.

    Het is niet zo dat er ook automatisch een rode zone nodig is wanneer er bijvoorbeeld een gele en een oranje zone geïnstalleerd zijn.

    D. TOELICHTING BIJ DE DISCIPLINES EN MULTIDISCIPLINAIRE AANPAK

    In het KB en de MO worden de opdrachten van de verschillende interventiediensten duidelijk afgebakend. Deze opdrachten noemen we disciplines.

    Het KB definieert een discipline dan ook als volgt: Een functioneel geheel van opdrachten die door de verschillende tussenkomende diensten worden uitgevoerd.

    Bij wijze van voorbeeld is de brandweer de interventiedienst die instaat voor discipline 1, namelijk de hulpverleningsoperaties.

  • Eindverslag

    10

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    De disciplines worden als volgt opgedeeld:

    discipline 1: de hulpverleningsoperaties;

    discipline 2: de medische, sanitaire en psychosociale hulpverlening;

    discipline 3: de politie van de plaats van de noodsituatie;

    discipline 4: de logistieke steun;

    discipline 5: de informatie. Elk van deze disciplines dient een monodisciplinair interventieplan op te stellen.

    Het CGCCR leidt momenteel een werkgroep die enerzijds de interactie en samenwerking tussen de verschillende disciplines preciseert, en anderzijds zorgt voor de uitwerking van de monodisciplinaire plannen (zie hoofdstuk V. ‘De steun aan de burgemeesters’).

    Het KB benadrukt vooral de multidisciplinaire aanpak bij de redactie en bij de uitvoering van nood- en interventieplannen. Dit betekent onder meer dat bij elke (potentiële) noodsituatie de disciplines zoveel mogelijk moeten samenwerken. Deze aanpak is nodig om noodsituaties globaal en zo efficiënt mogelijk aan te pakken.

  • Eindverslag

    11

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    III. DE ROL VAN DE BURGEMEESTER BIJ NOODPLANNING EN CRISISBEHEER

    DE NOODPLANNING Crisissen zijn van nature onvoorzienbaar en niet alles kan gepland worden. Bedoeling is evenwel – wanneer ze zich voordoen – de improvisatie tot het minimum te beperken. De sleutel voor goed crisisbeheer ligt in de kwaliteit van de voorbereiding van de overheden en diensten die aan de crisis het hoofd moeten bieden en in de kwaliteit van de hulpmiddelen die ze ter beschikking hebben.

    Hoe organiseer je het antwoord op een noodsituatie? Wat zijn de risico’s in mijn gemeente? Over welke middelen beschikken we? Wie zijn onze partners bij een noodsituatie? Het is een reeks vragen die elke gemeente zich moet durven stellen. Deze analyse vormt het eerste stadium van het noodplanningsproces dat zich verder onder meer zal concretiseren in een nood- en interventieplan. Voor de burgemeester bestaan de eerste stappen uit de aanstelling van een ambtenaar verantwoordelijk voor de noodplanning en de installatie van een veiligheidscel die de noodplanning effectief aanpakt.

    A. INSTALLATIE VAN DE VEILIGHEIDSCEL

    1. Rol

    De installatie van de veiligheidscel is voor de gemeenten een fundamenteel gegeven om te beantwoorden aan het Koninklijk Besluit. Deze cel zal de burgemeester bijstaan bij alle opdrachten betreffende de noodplanning.

    Een elementaire opdracht van de veiligheidscel is de voorafgaande inventaris en analyse van risico’s. Daarnaast is de veiligheidscel ook belast met de redactie en de actualisering van de noodplannen, de organisatie en evaluatie van oefeningen en het organiseren van voorafgaande informatie aan de bevolking. Deze verschillende opdrachten komen hierna uitgebreid aan bod.

    2. Samenstelling

    De gemeentelijke veiligheidscel wordt voorgezeten door de burgemeester maar het zal vooral de ambtenaar verantwoordelijk voor de noodplanning (zie punt B) zijn die de cel de nodige vitaliteit zal geven. Verder wordt de gemeentelijke veiligheidscel ook bemand door de vertegenwoordigers van de disciplines.

    Het multidisciplinaire karakter van de veiligheidscel laat een nauwe samenwerking toe tussen de disciplines onderling en met de lokale autoriteiten, en dit al vanaf de planningsfase. De specifieke competenties en ervaringen van de disciplines zullen effectief bijdragen om de burgemeester en zijn gemeente zo goed mogelijk voor te bereiden op een noodsituatie. Ook andere actoren kunnen worden uitgenodigd om de cel te vervolledigen. Zo kan bijvoorbeeld een vertegenwoordiger van een bedrijf met een bijzonder risico de veiligheidscel vervoegen om de ervaringen van dat bedrijf in het planningswerk te integreren.

  • Eindverslag

    12

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    3. Voorbeeld van de werking

    Bart Bruelemans is de ambtenaar verantwoordelijk voor de noodplanning van de stad Antwerpen en fungeert als draaischijf van de stedelijke veiligheidscel die werd opgericht in juni 2005.

    De vaste leden van die veiligheidscel zijn:

    de burgemeester en/of zijn veiligheidsadviseur;

    de ‘rampenambtenaar’;

    een vertegenwoordiger van de brandweer;

    de federale gezondheidsinspecteur;

    een vertegenwoordiger van de lokale en de federale politie;

    een lid van de gemeentelijke technische dienst;

    de informatieambtenaar;

    het CLW (het Centrum tegen Lucht- en Waterverontreiniging);

    de havenkapitein.

    De cel wordt verder aangevuld met ad hoc-leden zoals bijvoorbeeld een vertegenwoordiger van een bedrijf, andere stadsdiensten zoals de stadsreinigingsdienst, het leger enzovoort.

    De Antwerpse veiligheidscel komt maandelijks samen en is een overlegplatform tussen de verschillende diensten. De cel evalueert de incidenten, bespreekt de Bijzondere Nood- en Interventieplannen (vb. wateroverlast), stelt actieplannen op voor risico’s zoals vogelgriep en past het algemeen plan indien nodig aan.

    De cel staat ook in voor de uitbouw van het gemeentelijk coördinatiecomité en gaat daarvoor onder meer op zoek naar een geschikt lokaal. Er moeten basismiddelen, communicatiemiddelen, informatica en dergelijke aanwezig zijn.

    Ze organiseert en begeleidt ook oefeningen, bijvoorbeeld pandemie, etc.

    Verder zorgt ze ook voor de uitbouw van digitale kaarten bestemd voor het coördinatiecomité (en andere actoren) en ziet ze er op toe dat alle betrokken partijen kunnen omgaan met de diverse data- en communicatiesystemen.

    Heel concreet maakte de Antwerpse veiligheidscel begin 2007 bijvoorbeeld afspraken over wie de rol van directeur Cp-Ops zal vervullen bij een noodsituatie of verdeelde ze de alarmeringslijsten van de 100 en de 101.

  • Eindverslag

    13

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    4. De ‘evenementencel’

    In de schoot van de gemeentelijke veiligheidscel kan ook een gemeentelijke evenementencel worden opgericht. Die cel kan perfect worden ingevuld met de mensen van de gemeentelijke veiligheidscel. Het voordeel is dat de evenementen dan vanuit een geïntegreerde benadering worden aangepakt.

    De installatie van deze evenementencel is niet voorzien in de wetgeving, maar kwam tijdens de informatievergaderingen naar voor als een goed initiatief.

    B. AANSTELLING VAN EEN AMBTENAAR BELAST MET DE NOODPLANNING

    1. Opdrachten

    Een andere fundamentele stap voor de gemeenten in de invulling van het KB is de aanstelling van de ambtenaar verantwoordelijk voor de noodplanning. Het moet duidelijk zijn dat deze ‘rampenambtenaar’ veel meer is dan de secretaris van de veiligheidscel (en van het coördinatiecomité tijdens de noodsituatie). Zo is hij in de eerste plaats het gemeentelijk aanspreekpunt voor de noodplanning. Hij vormt ook de motor achter de noodplanningsopdrachten waarmee de burgemeester is belast. Zijn hoofdtaak bestaat kortom uit de coördinatie van alles wat te maken heeft met noodplanning en met de veiligheidscel.

    2. Profiel

    Het is aan te bevelen dat de ‘rampenambtenaar’ voorkennis heeft van noodplanning en de interventiediensten, maar hij is bij voorkeur geen lid van een interventiedienst. Dit omdat hij dan tijdens een interventie beschikbaar is voor het coördinatiecomité en omdat zo ook de multidisciplinaire aanpak binnen de veiligheidscel kan worden gegarandeerd.

    De grootte van de gemeente en het aantal of type risico(’s) hebben een rechtstreekse invloed op het profiel van de ‘rampenambtenaar’. Afgaande op het belang van zijn rol en van zijn opdrachten kiezen de gemeenten liefst voor een fulltime tewerkstelling. Wanneer dit niet mogelijk is, lijkt het opportuun om uit de bestaande gemeentelijke ambtenarengroep iemand te kiezen die het dichtst aansluit bij het gevraagde profiel. In nogal wat gevallen zou dit de gemeentelijke secretaris kunnen zijn, al mogen deze nieuwe opdrachten hij of zij niet afremmen bij de uitoefening van zijn of haar bestaande functie. Verschillende gouverneurs pleiten ervoor om voor deze functie - in geval van een nieuwe aanwerving – iemand met een hoog opleidingsniveau aan te werven gelet op het belang van de functie voor de veiligheid van de burger.

    Deze ambtenaar verschilt in wezen niet van andere ambtenaren en hij of zij valt dus onder de bevoegdheid van de gemeentesecretaris. Het gezag van de burgemeester geldt net als bij de andere ambtenaren.

    Bepaalde gemeenten stelden Binnenlandse Zaken de vraag om eventueel ‘rampenambtenaren’ te ‘delen’. Samenwerking kan, maar tegelijk stelt Binnenlandse Zaken dat bij grote incidenten het toch aangewezen is dat elke gemeente over een eigen ‘rampenambtenaar’ beschikt, wat er dus op neer komt dat elke gemeente een ‘rampenambtenaar’ moet aanduiden. Intergemeentelijke samenwerking tussen de ‘rampenambtenaren’ is evenwel aan te raden, want niet elke ambtenaar is 24u/24u

  • Eindverslag

    14

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    beschikbaar. Ook het gegeven van op grotere schaal te kunnen werken is aan te moedigen. Bovendien kunnen de ‘rampenambtenaren’ op die manier hun ervaringen uitwisselen.

    Sabine Verbanck presenteerde op de informatievergadering van Oost-Vlaanderen twee voorbeeldprofielen die de gemeenten eventueel kunnen helpen bij de rekrutering (zie bijlage 1 en 2). Ook de provincie Henegouwen heeft een overzicht met de opdrachten van de ‘rampenambtenaar’ gepresenteerd op de informatievergadering van 27 maart in Jurbise (zie bijlage 3).

    3. Getuigenis van Bart Bruelemans, ‘rampenambtenaar’ van de stad Antwerpen

    Bart Bruelemans - ‘rampenambtenaar’ van de stad Antwerpen - ziet de taken van zijn collega's als volgt:

    De oprichting en opvolging van de gemeentelijke veiligheidscel.

    De redactie van de noodplannen en de digitalisering ervan in de bestaande communicatiesystemen (vb. OSR2, LIVE3).

    De aanpassing en actualisering van de verschillende alarmeringslijsten en de ontwikkeling van automatische alarmeringslijsten voor de interventiediensten.

    De uitbouw van een functioneel lokaal voor het gemeentelijk coördinatiecomité.

    De organisatie en begeleiding van oefeningen.

    De opvolging en implementatie van de wetgeving terzake.

    De ondersteuning bij de verwerking van de rampenschadedossiers in de nafase.

    C. UITWERKING VAN NOOD- EN INTERVENTIEPLANNEN

    1. Multidisciplinaire nood- en interventieplannen

    Elke gemeente dient een nood- en interventieplan (NIP) uit te werken. Dat NIP bevat een algemeen nood- en interventieplan (ANIP) en eventueel (een) bijzondere nood- en interventieplan(nen) (BNIP).

    Het ANIP regelt meer algemeen de multidisciplinaire interventie en bevat algemene richtlijnen en essentiële informatie die nodig is om elke noodsituatie te kunnen beheren. Het plan moet flexibel genoeg zijn om het hoofd te kunnen bieden aan een maximum aantal risico’s.

    Het is de risico-inventaris en -analyse die de noodzaak blootlegt om het ANIP eventueel te vervolledigen met specifieke maatregelen en/of richtlijnen in de strijd tegen bijzondere risico’s. Dit kan ofwel door het toevoegen van bijlagen over een specifiek risico aan het ANIP of in de vorm van een BNIP.

    Enkele voorbeelden van risico’s die specifieke maatregelen vragen:

    Voor lokaliseerbare risico’s: bedrijven in de nucleaire sector of de zogenaamde ‘Sevesobedrijven’ voor wie een BNIP verplicht is.

    2 Organisatie snelle redding’ (OSR) is een Antwerps(e) database en communicatieplatform specifiek bestemd voor noodplanning. Voor meer informatie zie hoofdstuk V. 3 Limburgs informatiesysteem voor de veiligheid’ (LIVE) is de Limburgse variant van OSR. Voor meer informatie zie hoofdstuk V.

  • Eindverslag

    15

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    Voor niet-lokaliseerbare risico’s (niet te linken aan een bepaalde plaats): overstromingen, transportongevallen, een neergestort vliegtuig enzovoort.

    Het is aan te bevelen om in de toekomst duidelijkheid te scheppen over de rol die de gemeentelijke overheid dient te spelen wanneer een lokaliseerbaar risico op haar territorium deel uitmaakt van een provinciaal BNIP.

    2. Monodisciplinaire interventieplannen

    De monodisciplinaire plannen regelen de interventiemodaliteiten van de disciplines. Alle disciplines dienen over een dergelijk monodisciplinair nood- en interventieplan te beschikken.

    De rol van de veiligheidscel bestaat erin om te waken over de redactie van de monodisciplinaire plannen en de coördinatie te verzorgen tussen de verschillende plannen. Daarnaast moet de cel er ook op toezien dat deze plannen compatibel zijn met het ANIP.

    Momenteel leidt het CGCCR een werkgroep die de richtlijnen uitzet voor interactie en samenwerking tussen de verschillende disciplines, en voor de uitwerking van de monodisciplinaire plannen. (zie hoofdstuk V. ‘De steun aan de burgemeesters’).

    3. Interne noodplannen

    Bedrijven of instellingen dienen een intern noodplan uit te werken. Afgezien van de geldende verplichting voor bedrijven met Seveso- of nucleaire risico’s, moet de uitwerking van een intern noodplan worden gepromoot voor bedrijven of instellingen die door de risico-analyse van de veiligheidscel risicovol zijn bevonden. Dit geldt ook voor bedrijven of instellingen die door specifieke wetgeving bijkomende veiligheidsverplichtingen kennen.

    Het intern noodplan moet compatibel zijn met het externe nood- en interventieplan van de besturende overheid. De verantwoordelijken van de betreffende bedrijven of instellingen dienen de autoriteiten van alle nodige informatie te voorzien voor de uitwerking van de bijzondere bepalingen.

    Eventueel kan een vertegenwoordiger van een bedrijf de veiligheidscel vervoegen, maar dit gebeurt enkel op initiatief van de overheid.

    De minister van Binnenlandse Zaken vraagt de burgemeesters controle uit te oefenen op de interne noodplannen van bedrijven of instellingen.

  • Eindverslag

    16

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    D. RISICO-INVENTARIS EN -ANALYSE

    De bedoeling van de risicoanalyse is om de reacties op mogelijke risico’s zo adequaat mogelijk te organiseren. Eens de risico’s zijn geïdentificeerd, moeten ze grondig worden geanalyseerd op hun omvang en hun aard. Pas dan kan er worden nagedacht over de nodige veiligheidsmaatregelen en de aangepaste bestrijdingsmethodes. Deze analyse kan een verruiming of een aanpassing van het algemene plan betekenen, of de ontwikkeling van een BNIP inleiden. Ze staat toe de risico’s te bepalen waarvoor het ANIP moet worden aangevuld met bijkomende bepalingen.

    Enkele sleutelvragen:

    Is het ANIP flexibel genoeg om een passend antwoord te geven op een groot gamma aan verscheidene risico’s?

    Welke risico’s zijn er waarvoor een noodplan een wettelijke vereiste is (Seveso, nucleair)?

    Welke andere risico’s vragen extra aandacht (ziekenhuis, luchthaven, tunnel enzovoort)?

    We merken hierbij op dat Cemac en de Universiteit van Luik aan een methodologie werken om de risico’s op lokaal vlak te kunnen identificeren (zie ook hoofdstuk V. ‘De steun aan de burgemeesters’).

    Een voorbeeld vinden we in het initiatief van de veiligheidscel van de Luikse gouverneur. Het gaat om een document dat risico’s categoriseert volgens twee parameters: ofwel volgens ‘risicotype’ ofwel volgens lokaliseerbaarheid (zie hoofdstuk V. 'De steun aan de burgemeesters').

    Ten slotte kunnen de burgemeesters zich laten bijstaan door de expertise van hun gemeentelijke brandweer- en politiediensten die voldoende kennis hebben over diverse risico’s. Daarom wordt deze diensten ook aangeraden zich te blijven bijscholen voor wat betreft risicoanalyse. Dit kan bijvoorbeeld door kennis te nemen van of deel te nemen aan debriefings van grote internationale incidenten.

    E. ORGANISATIE EN EVALUATIE VAN OEFENINGEN

    Eenmaal de plannen zijn uitgewerkt moeten ze worden geëvalueerd door oefeningen en nadien worden aangepast naargelang de resultaten. De oefeningen kunnen verschillende vormen aannemen, gaande van een simpele evaluatie van de mobiliseringmogelijkheden, over een oefening op het terrein, tot een tabletop4 waar verschillende situaties kunnen worden gesimuleerd.

    De wet spreekt niet over de frequentie en de aard van deze oefeningen. Zo belet niets de gemeenten om gezamenlijke oefeningen te organiseren die bijvoorbeeld onder coördinatie vallen van de provinciegouverneur.

    Toch riepen bepaalde gouverneurs de wethouder op om ook wettelijke kwaliteitsbepalingen te voorzien in het hoofdstuk over de oefeningen.

    4 Interne simulatieoefening. Personen worden samengezet rond een tafel en krijgen een gesimuleerde noodsituatie voorgeschoteld (op basis van een fictieve zaak). De bedoeling is om de situatie te analyseren en aangepaste antwoorden te formuleren.

  • Eindverslag

    17

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    Het is opnieuw de ‘rampenambtenaar’ die een belangrijke rol speelt bij de organisatie en de evaluatie van oefeningen.

    F. VOORAFGAANDE INFORMATIE AAN DE BEVOLKING

    De veiligheidscel participeert aan de voorafgaande informatie aan de bevolking over de risico’s die op gemeentelijk vlak werden geïdentificeerd en over de noodplanning in het algemeen. Ze helpt ook in de voorbereiding op de crisiscommunicatie.

    G. TIMING

    Sommige burgemeesters stelden op de informatievergaderingen de vraag wanneer al deze bepalingen in voege treden. Op juridisch vlak is een KB dwingend vanaf de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad, in dit geval dus sinds 15 maart 2006.

    Het is in elk geval zo dat alle gemeenten intussen over het provinciaal nood- en interventieplan beschikken en dus kan dit plan als model dienstdoen bij de opstelling of de aanpassing van de gemeentelijke plannen.

    Heel concreet wordt de burgemeesters voorgesteld nu al een ‘rampenambtenaar’ aan te stellen en samen met de verantwoordelijken van de disciplines van start te gaan met de inventarisatie van de bijzondere risico’s. Er kan alvast ook begonnen worden de oude terminologie in de plannen te vervangen door de nieuwe.

    HET CRISISBEHEER A. BELEIDSCOÖRDINATIE

    1. Fases en alarmering

    Het beheer van noodsituaties gebeurt op drie niveaus (zie hoofdstuk II.). Die verschillende niveaus noemen we fases. We spreken nu dus over de gemeentelijke, de provinciale en de federale fase.

    Het begrip ‘lokale coördinatie’ is er gekomen ter vervanging van de vroegere fase 1. Een mogelijke toepassing daarvan vinden we bij een verkeersongeval. In dat geval ligt de coördinatie van de operationele hulpverlening bij het ‘motorkapoverleg’. Dit is het eerste gecoördineerde overleg los van de afkondiging van enige fase.

    Het is de territoriaal bevoegde burgemeester die de gemeentelijke fase afkondigt en ook weer opheft. Voor de provinciale fase is dat de gouverneur, en voor de federale fase is dat de bevoegde minister. Deze beslissing kan niet worden gedelegeerd.

    De burgemeester neemt die beslissing na advies te hebben ingewonnen bij de leidinggevende van discipline 1, die in de meeste gevallen ook de rol van Dir-Cp-Ops vervult. Ook bij opschaling naar een hogere fase laat de burgemeester zich informeren. Hetzelfde principe geldt bij afschaling.

    Wanneer een gemeentelijke fase wordt afgekondigd, moet de burgemeester de gouverneur verwittigen. De gouverneur informeert de minister bij een federale fase.

  • Eindverslag

    18

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    Ook wanneer de gemeentelijke fase wordt opgeheven, verwittigt de burgemeester de gouverneur.

    Het valt natuurlijk niet uit te sluiten dat in sommige gevallen de gemeenten onderling kunnen samenwerken. Daarbij is het nuttig aan te stippen dat die samenwerking dan best wordt georganiseerd per brandweer- of politiezone.

    Ook de rol van de gewesten kwam ter sprake. Een aantal aanwezigen op de informatievergaderingen stelden de vraag of het in sommige situaties niet verplicht is om (ook) het gewest te verwittigen (bijvoorbeeld bij een incident op een gewestelijke snelweg of een incident gelinkt aan het milieu). Er is nu enkel sprake van de gemeentelijke, de provinciale en de federale fase, maar wat met de gewesten?

    2. Criteria van opschaling

    De criteria die bepalen wanneer de burgemeester de gemeentelijke fase kan afkondigen, hangen af van het concreet geval. In elk geval is het nu al duidelijk dat dit in principe gebeurt wanneer de noodsituatie enkel plaats heeft op het grondgebied van de gemeente en/of wanneer de nodige antwoorden op de noodsituatie kunnen gebeuren met de middelen van de gemeente zelf.

    Volgens hetzelfde principe vindt de provinciale fase ofwel plaats wanneer de omvang van de noodsituatie een beheer ervan door de gouverneur vereist, ofwel wanneer de directe gevolgen van de noodsituatie het grondgebied van de gemeente overschrijden. Bij de federale fase vraagt de noodsituatie een beheer op nationaal niveau5.

    De provinciegouverneur heeft steeds respect voor de gemeentelijke autonomie en wil zich niet opdringen. De provincie van haar kant waarborgt daarentegen permanente beschikbaarheid. Het is ook zo dat wanneer een burgemeester vraagt om op te schalen dit haast altijd gebeurt. Een belangrijk criterium daarbij is dat de provincie een meerwaarde moet kunnen bieden.

    3. Het coördinatiecomité

    In de gemeentelijke fase ligt de beleidscoördinatie bij de burgemeester die het gemeentelijk coördinatiecomité voorzit. Voor de provinciale fase is dit het provinciaal coördinatiecomité, dat wordt voorgezeten door de gouverneur. In dat geval volgt de burgemeester in zijn beleidscoördinatie steeds de onderrichtingen van de gouverneur.

    Het coördinatiecomité bestaat verder uit:

    de directeurs van alle disciplines;

    de ambtenaar verantwoordelijk voor de noodplanning;

    eventueel externe experten. De gemeentelijke veiligheidscel bepaalt de locatie waar het coördinatiecomité normaliter zal samenkomen.

    De taken van de burgemeester en het coördinatiecentrum komen neer op:

    het wegnemen van de dreiging;

    5 De criteria zijn bepaald in het Koninklijk Besluit van 31 januari 2003 dat besluit tot vaststelling van het noodplan voor de crisisgebeurtenissen en –situaties die een coördinatie op nationaal niveau vereisen.

    © Belga

  • Eindverslag

    19

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    het bestrijden van de noodsituatie en het verminderen of wegnemen van de gevolgen daarvan;

    het behouden of herstellen van de openbare orde.

    Tijdens de informatievergaderingen kwamen ook een aantal heel concrete aandachtspunten naar voor met betrekking tot de rol van de burgemeesters in het gemeentelijk coördinatiecomité:

    hij modereert de discussies en kan rust brengen, maar mengt zich niet in technische vraagstukken;

    hij communiceert naar de bevolking als een burgervader;

    hij neemt als het moet moeilijke beslissingen en draagt daarvan de verantwoordelijkheid.

    Omdat de burgemeesters in het crisisbeheer de spilfiguur en de draaischijf vormen, is het aangeraden dat zij 24u/24u bereikbaar zijn.

    4. Link met de operationele coördinatie

    De operationele coördinatie bij een noodsituatie ligt bij de commandopost operaties (Cp-Ops) die wordt geleid door de directeur Cp-Ops. Dit is in de praktijk meestal de brandweerofficier met de hoogste graad. Wanneer de situatie er om vraagt, kan de bevoegde overheid een verantwoordelijke van een andere discipline aanstellen (zie hoofdstuk II.). Verder zetelen ook de directeurs van alle andere disciplines in de Cp-Ops.

    De opdrachten van de Cp-Ops bestaan uit:

    het opstellen van het eerste situatierapport;

    het organiseren van het interventieterrein (zonering);

    het geven van informatie en advies over de evolutie van de gebeurtenis aan de bevoegde overheden en de hulpcentrale 100;

    het in handen nemen van de beleidscoördinatie tot het coördinatiecomité is geïnstalleerd.

    Nieuw is dat de Cp-Ops ook een adviseur aanduidt die de risico’s van de interventie voor de intervenanten zelf evalueert.

    Bij een noodsituatie moeten de acties van de operationele diensten multidisciplinair op elkaar afgestemd zijn. De bestrijding van de noodsituatie zal anderzijds ook diverse beleidsmaatregelen vereisen van de bevoegde overheden, denken we maar aan de informatie naar de bevolking, de noodzakelijke opeisingen of de te nemen beschermingsmaatregelen.

    Operationele maatregelen en beleidsbeslissingen moeten steeds op elkaar afgestemd zijn. Het is dus van het allerhoogste belang dat de twee coördinatiestructuren - de Cp-Ops en het coördinatiecomité - nauw samenwerken.

    Daarom maakt de Cp-Ops steeds zo vlug mogelijk situatierapporten - die de evolutie van de toestand rapporteren - over aan de bevoegde overheid. De Cp-Ops verbindt er zich ook toe de beslissingen van de beleidscoördinatie uit te voeren. Anderzijds

  • Eindverslag

    20

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    ondersteunt het coördinatiecomité met zijn beleidsbeslissingen ook steeds de operationele acties.

    Deze nauwe samenwerking moet zich zeker ook uiten in de voorbereidende fase. Zo is het bijvoorbeeld heel belangrijk dat ook de verschillende interventiediensten volledig op de hoogte zijn van de opdrachten en de verantwoordelijkheden van de burgemeester. Dit kan onder meer gebeuren via informatievergaderingen in de veiligheidscel en/of via opleidingen en oefeningen. Alleen open communicatie kan het noodplanningsproces ten goede komen.

    B. INFORMATIE AAN DE BEVOLKING TIJDENS EN NA DE NOODSITUATIE

    1. Concept en rol van de burgemeester

    Tijdens een noodsituatie moet de bevolking zo vlug mogelijk worden gealarmeerd en geïnformeerd over de situatie en de te nemen (voorzorgs)maatregelen. Daarbij zijn ook de media een heel belangrijk kanaal. Zij kunnen immers nuttig zijn bij de verspreiding van de aanbevelingen van de overheid naar de bedreigde bevolking.

    Ook na opheffing van de noodsituatie moet informatie worden gegeven over de maatregelen die de terugkeer naar een normale situatie mogelijk maken. Dit kan bijvoorbeeld gaan over de mogelijkheden tot tussenkomst van het rampenfonds.

    Deze opdrachten vinden hun voorbereiding en hun uitwerking in het monodisciplinair interventieplan van discipline 5.

    Het is de taak van de burgemeester om informatie te geven aan de bevolking via de media en hij wordt daartoe geacht een directeur informatie (dir-info) en een woordvoerder aan te duiden.

    De dir-info:

    organiseert de informatie;

    zetelt in het coördinatiecomité;

    adviseert de burgemeester;

    heeft een vertegenwoordiger in elk coördinatieorgaan. Discipline 5 (de communicatiecel van de gemeente) wordt verder aangevuld met andere medewerkers.

    Tijdens de informatievergaderingen kregen de burgemeesters een aantal concrete communicatietips:

    Hou er rekening mee dat u de verantwoordelijkheid draagt voor de crisiscommunicatie op het niveau van uw gemeente. De informatieambtenaar verzekert een ondersteunende rol voor wat de opdrachten van discipline 5 betreft.

    Zoek naar een evenwicht tussen het crisisbeheer en het woordvoerderschap.

    Wees bereikbaar voor de pers, maar niet altijd rechtstreeks. Communiceer regelmatig en betrouwbaar.

    Wees voorzichtig in de communicatie bij een strafrechtelijk onderzoek. In die gevallen is de persmagistraat immers de enige woordvoerder.

  • Eindverslag

    21

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    Overleg met andere overheden en betrokken bedrijven in verband met de informatie naar de pers.

    Oefen het monodisciplinair plan voor discipline 5 want dat gebeurt te weinig.

    Voorzie voldoende permanentie voor discipline 5.

    2. Uitzonderingen

    De interne communicatie tussen de interventiediensten onderling en de communicatie met of tussen de bevoegde overheden is niet vervat in discipline 5.

    Ook de voorafgaande informatie naar de bevolking behoort niet tot de taken van louter discipline 5. Dit is een opdracht voor de gehele veiligheidscel.

    Tenslotte is ook de communicatie naar slachtoffers en naasten van slachtoffers een opdracht die buiten het takenpakket valt van discipline 5. Toch is de coördinatie tussen discipline 5 en discipline 2 - die de informatie naar slachtoffers en naasten op zich neemt – heel belangrijk.

    C. MIDDELEN TER BESCHIKKING VAN DE BURGEMEESTER

    1. Principe

    Bij de afkondiging van het NIP doet de burgemeester beroep op de middelen van de gemeente en op de middelen en voorzieningen van de verschillende disciplines. Deze middelen dienen ter ondersteuning van de operationele en beleidsmatige coördinatie van de noodsituatie.

    Wanneer de burgemeester het nodig acht, kan hij ook beroep doen op de eenheden van de civiele bescherming die zijn uitgerust met zwaar en gespecialiseerd materieel voor tussenkomsten bij onder andere: grote en specifieke branden, nucleaire ongevallen, meetopdrachten, decontaminatie van personen en voertuigen enzovoort.

    De civiele bescherming treedt ambtshalve op zodra de provinciale of de federale fase wordt afgekondigd.

    Eventueel kan de burgemeester ook voorafgaande akkoorden sluiten met externe partijen die middelen kunnen leveren, anders dan de lokale middelen. Een grote kraan van een bouwbedrijf is daarbij een goed voorbeeld.

    2. Uitzonderingen

    Wanneer de bovenvermelde middelen niet (tijdig) beschikbaar zijn of onvoldoende blijken, kan de burgemeester ook de bijstand van het leger inschakelen. In dat geval moet de gouverneur hiervoor zijn akkoord geven.

    Belangrijk voor de burgemeesters is dat de seakings, de militaire hulpdiensten en de ontmijningsdiensten steeds rechtstreeks contacteerbaar zijn. Daarnaast beschikt Defensie ook over: bestrijdingsmiddelen tegen waterschade, waterzuiveringsmiddelen, catering- en kampeermateriaal, constructiematerialen, medische voorzieningen, evacuatie-, transport- en dépannagemiddelen en installaties voor de productie van lucht en elektriciteit.

  • Eindverslag

    22

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    De burgemeester doet in de regel dus altijd beroep op de publieke middelen. Opeisingen6 moeten een uitzondering blijven. De persoon die opeist, wordt verantwoordelijk gesteld, ook voor de kosten bij eventueel geleden schade.

    3. De provinciale en federale steun

    Zoals eerder vermeld blijft de gemeentelijke fase in principe afgekondigd zolang de noodsituatie of de dreiging beperkt blijft tot het grondgebied van de gemeente en het beheer kan gebeuren met middelen en versterkingen van de gemeente zelf. De ingezette middelen in die gemeentelijke fase kunnen ook ten allen tijde worden uitgebreid met de steun van de civiele bescherming. Voorbeelden daarbij zijn: het stutten van gebouwen, de opsporing en bevrijding van slachtoffers, dijkherstel en -verhoging, allerhande metingen, waterbedeling, decontaminatie bij verschillende soorten pollutie enzovoort.

    Wanneer deze middelen niet meer volstaan en/of de noodsituatie zich uitbreidt over andere gemeenten, kan worden overgegaan naar de provinciale of federale fase. Op dat moment komen de provinciale of federale diensten automatisch in steun.

    6 http://crisis.ibz.be/publicaties/opeisingen_bij_noodsituaties.php

  • Eindverslag

    23

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    IV. DE VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE BURGEMEESTER INZAKE NOODPLANNING EN CRISISBEHEER A. INLEIDING

    Het Koninklijk Besluit van 16 februari 2006 over de nood- en interventieplannen definieert de opdrachten bestemd voor de burgemeester betreffende de noodplanning en het crisisbeheer.

    De opdrachten zijn vastgelegd in een wettelijke tekst en zijn dus bindend. De burgemeesters zien zich hierdoor geplaatst voor een wettelijke aansprakelijkheid.

    De informatievergaderingen vormden een goede gelegenheid om:

    de algemene principes van de burgerlijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid van de burgemeesters (en de gemeentelijke ambtenaren) te herhalen;

    pistes te formuleren voor wat betreft de toepassing van de regels op de opdrachten opgelegd door het KB, al ligt de uiteindelijke beslissing bij de gerechten en hoven in het geval ze uitspraak zouden moeten doen over een eventueel gebrek terzake.

    Omdat de informatievergaderingen zich uitsluitend tot de burgemeesters richtten, werd de aansprakelijkheid van de andere partijen die betrokken zijn in het proces van noodplanning en crisisbeheer, niet behandeld. Zo kwam de aansprakelijkheid van de gouverneur of de minister van Binnenlandse Zaken bijvoorbeeld niet aan bod. Dit geldt ook voor de verschillende partijen betrokken in de preventie- of herstelfase.

    B. BURGERLIJKE EN STRAFRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID

    Om de slachtoffers schadeloos te kunnen stellen, roept het gerecht de burgerlijke aansprakelijkheid in.

    Om burgerlijk aansprakelijk te zijn, moeten drie voorwaarden worden vervuld:

    een fout;

    schade;

    een oorzakelijk verband tussen de twee.

    Wanneer een burgemeester verzaakt aan zijn opdrachten inzake noodplanning of crisisbeheer en die fout veroorzaakt schade, dan is het mogelijk dat zowel de gemeente als de burgemeester in eigen persoon samen aansprakelijk zijn.

    Het gelijkwaardigheidprincipe van de fout kan in dat geval tot een gedeelde aansprakelijkheid leiden.

    Een voorbeeld:

    Door een grote explosie in een bedrijf vallen er in de onmiddellijke omgeving van het incident enkele gewonden. Het expertiseverslag toont aan dat:

    de explosie vermeden kon worden indien de uitbater zijn verplichtingen inzake veiligheid was nagekomen.

    slachtoffers vermeden konden worden indien de burgemeester voldoende veiligheidsmaatregelen had genomen van zodra hij wist dat er explosiegevaar was.

  • Eindverslag

    24

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    Op strafrechtelijk vlak is de aansprakelijkheid gelieerd met een fout - al dan niet intentioneel -, en dit afgezien van het feit of er schade is. In dat geval kan enkel de burgemeester aansprakelijk worden gesteld, nooit de gemeente.

    C. VERZACHTENDE MAATREGELEN

    De persoonlijke aansprakelijkheid van de burgemeester werd versoepeld door onderstaande maatregelen (cfr. de wet van 4 mei 1999 op de burgerlijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid van burgemeesters, schepenen en leden van de Bestendige Deputatie).

    De gemeente kan ofwel vrijwillig ofwel gedwongen in het geding tussenkomen.

    Elke gemeente moet een gemeentelijke verzekering burgerrechtelijke aansprakelijkheid afsluiten ten voordele van de burgemeester.

    Er geldt een burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de gemeente voor de boetes.

    D. TOEPASSING VAN DE PRINCIPES OP VLAK VAN NOODPLANNING EN CRISISBEHEER

    In het geheel van de opdrachten van de burgemeester voor wat betreft de noodplanning en het crisisbeheer kunnen we resultaats- en middelenverbintenissen onderscheiden. Dit onderscheid heeft een rechtstreekse invloed op de beoordeling van de aansprakelijkheid.

    Iemand die gehouden is aan een resultaatsverbintenis engageert zich tot dat concreet resultaat. De eventuele fout ligt dan in het niet behalen van dat resultaat. Als die fout schade veroorzaakt en het bewijs is aangetoond, kan die persoon dus aansprakelijk worden gesteld. Dit is het geval wanneer de wet (wettekst of reglementaire tekst) de burgemeesters een handeling of nalatigheid oplegt waarin het bewijs van het niet respecteren van de norm volstaat om de fout te bewijzen.

    De persoon die gehouden is aan een middelenverbintenis daarentegen verbindt zich ertoe alle geschikte middelen aan te wenden om te slagen in de opdracht die hem is opgelegd. Dit is het geval wanneer de wet (wettekst of reglementaire tekst) geen precieze bepalingen hieromtrent voorziet. Er is een fout wanneer de burgemeester niet heeft gehandeld zoals elke andere voorzichtige en vlijtige burgemeester zou hebben gehandeld in dezelfde omstandigheden. De aansprakelijkheid hier ligt ingewikkelder omdat ze afhangt van het inschatting-vermogen van de rechtbanken en gerechtshoven die geval per geval dienen te analyseren en daarbij moeten rekening houden met verschillende elementen. De evolutie van de rechtspraak gaat evenwel in de richting van een strengere aanpak van de overheden, en dat ten voordele van de schadeloosstelling van de slachtoffers. De mondialisering en het groeiend internationalisme zorgen ervoor dat de rechterlijke macht meer en meer rekening houdt met de ‘best practices’ die het in gelijkwaardige gemeenten aantreft.

  • Eindverslag

    25

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    Voorbeelden

    Krachtens het KB moet elke burgemeester een algemeen nood- en interventieplan uitwerken. In dat plan dienen minimaal alle door het KB opgelegde thema’s te zijn uitgewerkt (resultaatsverbintenis). Het ontbreken van een dergelijk plan is het onderwerp van een fout. Wanneer bewezen wordt dat de fout schade heeft veroorzaakt, kan de burgemeester of de gemeente aansprakelijk worden gesteld. De kwaliteit van het plan valt dan weer onder de middelenverbintenissen. Dit wil zeggen dat de burgemeester moet handelen als een goede huisvader en dus aangepaste maatregelen moet nemen om het plan zo efficiënt mogelijk uit te werken.

    Krachtens het KB is elke burgemeester eraan gehouden het noodplan middels oefeningen te testen (resultaatsverbintenis). Wanneer het plan met geen enkele oefening werd getest, en het is bewezen dat deze fout aanleiding heeft gegeven tot schade, dan kan de gemeente of de burgemeester daarvoor aansprakelijk worden gesteld. De aard van de oefeningen en de manier waarop ze moeten georganiseerd worden, is daarentegen niet gepreciseerd in het KB. Dit betekent dat de burgemeester moet handelen als een goede huisvader en dus alle mogelijke en aangepaste middelen moet inzetten om te beantwoorden aan zijn opdracht (middelenverbintenis).

    Krachtens het KB moet elke burgemeester de bevolking vooraf informeren over de noodplanning (resultaatsverbintenis). Wanneer een slachtoffer van een schade kan bewijzen dat er een gebrek aan voorafgaande informatie was en dat de schade daar rechtstreeks heeft mee te maken, dan kan de burgemeester of de gemeente aansprakelijk worden gesteld. De manier waarop de voorafgaande informatie dient te gebeuren is echter niet beschreven in het KB. Dit kenmerkt zich dus als een middelenverbintenis waarbij de burgemeester moet optreden als een goede huisvader.

    Het KB stipuleert onder meer dat er een veiligheidscel moet worden samengesteld. Dit is een resultaatsverbintenis waaraan de burgemeester moet beantwoorden. Wanneer hij hieraan verzaakt, begaat hij een fout. Het KB spreekt echter niet over de praktische modaliteiten (de frequentie van vergaderen, de manier van werken, enzovoort). De burgemeester moet er dus op toezien dat de ingezette middelen en de functieverdeling binnen de cel steeds is aangepast aan de noden (middelenverbintenis). Hij moet met andere woorden handelen als een goede huisvader.

    Sommige burgemeesters hebben op de informatievergaderingen opgemerkt dat er in de praktijk een onevenwicht bestaat tussen bepaalde opdrachten. Zo moeten de burgemeesters bijvoorbeeld enerzijds hulp en veiligheid bieden aan de burgers, maar is er anderzijds ook de vraag van het parket om in het kader van het gerechtelijk onderzoek de sporen te vrijwaren.

    Het komt er op aan het juiste evenwicht te vinden tussen de twee. De burgers mogen vanzelfsprekend geen hulp mankeren, maar bij de hulpoperaties moet evengoed worden vermeden sporen of bewijzen te vernietigen die nodig zijn voor het gerechtelijk werk. Wanneer er een geschil optreedt, mogen we aannemen dat de rechter rekening zal houden met het feit dat de burgemeester steeds voorrang geeft aan het redden van levens.

    Zou het daarom niet opportuun zijn om een formele coördinatie te voorzien tussen Justitie en de disciplines? Alhoewel dit onderwerp niet is opgenomen in het KB van

  • Eindverslag

    26

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    16 februari 2006 over de nood- en interventieplannen, zijn zowel het CGCCR als Justitie vragende partijen voor een betere samenwerking tussen de administratieve en de gerechtelijke autoriteiten.

    Toch zijn er op dit moment al voorbeelden van gemeenten of steden die inzake noodplanning met de gerechtelijke diensten samenwerken. Zo heeft de stad Wavre plannen om samen met de directeur-justitie een gerechtelijk plan uit te werken. En in onze hoofdstad zetelt de magistraat die zich op het parket van Brussel bezighoudt met het juridische luik van het nood- en interventieplan dan weer in de werkgroep belast met het monodisciplinaire plan van discipline 3.

    E. HET GEMEENTELIJK PERSONEEL

    Openbare rechtspersonen zijn aansprakelijk voor de handelingen van hun (statutair en contractueel) personeel, behalve wanneer er sprake is van bedrog, een zware fout of een gewoonlijk lichte fout. Een eis tot schadevergoeding tegen het personeel impliceert een gedwongen of vrijwillige interventie van de openbare rechtspersonen.

    F. CONCLUSIE

    Deze regelgeving lijkt misschien uitgebreid en complex, maar ze is niet helemaal nieuw. Zo moet elke burgemeester op basis van artikel 135 van de nieuwe gemeentewet de veiligheid op zijn territorium verzekeren en dus het crisisbeheer organiseren in geval van een noodsituatie. In dezelfde context is de burgemeester sinds de wijziging van de wet over de civiele bescherming in 2003 wettelijk verplicht een algemeen nood- en interventieplan op te stellen.

    Bepaalde gemeenten en steden merken ook op dat zij een gebrek aan ervaring en middelen zullen voorleggen wanneer het over noodplanning en crisisbeheer gaat. De federale hulpinstrumenten en de provinciale ondersteuning kunnen hier evenwel een tegengewicht bieden. Ook de intergemeentelijke samenwerking is beslist aan te moedigen. De knowhow en ervaring die daarbij uitgewisseld wordt, kan bepaalde opdrachten zeker ‘verlichten’.

    Het is zo dat het aansprakelijkheidsstelsel nogal streng lijkt. Anderzijds hebben we hierboven al een aantal principes beschreven die de verantwoordelijkheid van de burgemeester kunnen versoepelen. Bovendien is het zo dat alle opdrachten in het KB die niet gepreciseerd zijn, onder de middelenverbintenissen vallen en dus getoetst worden aan de meer soepele filosofie van ‘de goede huisvader’.

    Het lijkt aannemelijk dat voor wat de aansprakelijkheid van de burgemeester tijdens het crisisbeheer betreft, de rechter zijn vonnis zal nuanceren op grond van de bijzondere context van de noodsituatie. Het is namelijk zo dat de te nemen beslissingen tijdens een crisis altijd snel en op basis van beperkte informatie moeten gebeuren. Daardoor kunnen er wel eens leemtes of onjuistheden insluipen.

    Enkele burgemeesters merkten op dat onze regelgeving over de aansprakelijkheid van de burgemeesters naar het Amerikaanse systeem neigt. Ze stelden zich dan ook de vraag of we ons niet beter zouden inspireren op het Franse model waarbij de aansprakelijkheid slechts wordt ingeroepen in het geval van ‘une faute caractérisée’7 (term uit de Franse rechtsleer).

    7 Een fout die een zekere graad van ernst met zich meebrengt.

  • Eindverslag

    27

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    V. DE STEUN AAN DE BURGEMEESTERS Om het hoofd te kunnen bieden aan de vele en complexe verplichtingen, krijgen de gemeenten de steun van de provinciegouverneurs en de federale overheid. Een aantal projecten ging al van start: sommige werden al geconcretiseerd, andere zijn nog volop aan de gang of zijn gepland.

    De informatievergaderingen voor de burgemeesters - die georganiseerd werden door de provinciegouverneurs en het CGCCR - zijn hier een voorbeeld van. Tegelijk boden ze ook de gelegenheid om in elke provincie enkele projecten voor te stellen die het werk van de gemeenten kunnen ondersteunen. Aangezien dit verslag onmogelijk een volledige lijst kan geven van alle projecten en documenten, hebben we ervoor gekozen de provinciale en federale steun te illustreren met enkele praktische voorbeelden. Het zijn voorbeelden waarvan we denken dat ze een toegevoegde waarde kunnen betekenen voor alle burgemeesters en verantwoordelijken van de gemeentelijke noodplanning. Het spreekt voor zich dat dit verslag zich beperkt tot de projecten die werden gepresenteerd tijdens de informatievergaderingen. In die context wijzen we er graag op dat u op het einde van dit verslag de contactgegevens van de noodplanningsdiensten van de provinciegouverneurs kunt vinden. Op die manier kunt u zich volledig informeren over de activiteiten van de provincies inzake noodplanning.

    STEUN VAN DE PROVINCIEGOUVERNEURS A. GOEDKEURING VAN DE GEMEENTELIJKE NOODPLANNEN

    Het zijn de provinciegouverneurs die de gemeentelijke nood- en interventieplannen moeten goedkeuren. Zo zijn de diensten van de provinciegouverneur niet alleen belast met de inventaris van de plannen, ze dienen ook te controleren of de plannen beantwoorden aan de reglementering, vooral dan als het gaat over de minimaal vereiste inhoud.

    B. CONTACT TUSSEN DE VERSCHILLENDE OVERHEDEN

    Aangezien de diensten van de provinciegouverneur veel ervaring hebben op het vlak van noodplanning en aangezien ze op provinciaal niveau een coördinatierol vervullen, kunnen ze die expertise delen met de gemeenten. Ook hun praktische middelen en technieken staan ter beschikking van het lokale niveau. Daarenboven zijn de gouverneurs nauw verbonden met de federale overheid door te participeren aan verschillende werkgroepen rond noodplanning.

  • Eindverslag

    28

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    C. STEUN

    DE NOOD- EN INTERVENTIEPLANNEN

    DE MULTIDISCIPLINAIRE NOOD- EN INTERVENTIEPLANNEN

    De diensten van de gouverneur van Henegouwen werken aan de ontwikkeling van een softwaretoepassing die niet alleen de redactie en update van noodplannen makkelijker maakt, maar ook bruikbaar is in echte noodsituaties. De structuur van dit geïnformatiseerd plan vloeit voort uit het provinciaal ANIP. Zodra de toepassing is ontwikkeld, komt er een demonstratie.

    Elke gemeente van Vlaams-Brabant heeft het provinciaal nood- en interventieplan op cd-rom aangeleverd gekregen. Het plan kan als canvas worden gebruikt voor de gemeentelijke nood- en interventieplannen. Elke gemeente haalt er dan uit wat voor haar belangrijk is. Bedoeling is om het plan één keer per jaar te actualiseren en te verspreiden. In de toekomst zou dit ook via intranet moeten kunnen. Op het einde van het plan steken ook enkele praktische actiefiches betreffende algemene noodplanning. De fiches bestaan uit één, of maximum twee pagina’s en zijn dus uiterst handig om te gebruiken. Er zijn fiches voor alle mogelijke betrokken partijen.

    Het Bureau voor de Civiele Veiligheid van Henegouwen heeft een activiteitenbrochure uitgegeven waarin onder meer ook de noodplanning en het crisisbeheer is opgenomen. Op de site www.securiteprovincehainaut.be is er een link te vinden naar de brochure.

    DE MONODISCIPLINAIRE NOOD- EN INTERVENTIEPLANNEN

    In bijlage 4 vinden we een voorsteltekst van dr. Wim Haenen (gezondheidsinspecteur van Oost-Vlaanderen) over het medische luik dat in het gemeentelijk nood- en interventieplan past. In datzelfde document is ook een praktische actiekaart opgenomen waarmee de burgemeesters aan de slag kunnen in geval dat het medisch interventieplan wordt afgekondigd.

    Federaal gezondheidsinspecteur dr. Vermeulen presenteert de burgemeesters op de informatievergadering van Antwerpen een voorbeeld van een risico-inschattingsformulier dat kan gebruikt worden voor het monodisciplinair medisch interventieplan (zie bijlage 5).

    De veiligheidscel van de provincie Luik organiseert een vergadering over het psychosociaal interventieplan (PSIP) ter attentie van de gemeentelijke ambtenaren voor de noodplanning en de psychosociale referenties op lokaal niveau. Deze vergadering zal voortbouwen op de praktische gids die bestaat omtrent het PSIP (het opvangcentrum, het ondersteuningscentrum voor de familie, het punt voor de informatieverwerking, de rouwkapel enzovoort).

    In het administratief-arrondissement Brussel-Hoofdstad hebben de diensten van de gouverneur een werkgroep opgericht met betrekking tot discipline 3. De groep heeft naast een operationeel plan (dat nog moet worden getest) ook overzichtsfiches opgesteld. Het denkproces dat aan deze documenten vooraf ging, heeft tot een serie aandachtspunten geleid, zoals de zichtbaarheid van de intervenanten op het terrein, de communicatieschema’s tussen de verschillende

  • Eindverslag

    29

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    groepen, de rol van de preventie-adviseur in de politiezone, de tegenstelling tussen de bestuurlijke en de gerechtelijke politie.

    In het Antwerps provinciaal politioneel protocol is ook een draaiboek van een politioneel interventieplan opgenomen. Het bevat onder andere actiekaarten per functie en interventiefiches per type noodsituatie. Het draaiboek is opvraagbaar via de provincie.

    Ook in de provincie Limburg bestaat sinds 2003 een protocol tussen alle Limburgse politiediensten dat resulteert in het PIP-dossier.

    Het provinciaal informatie-interventieplan (IIP) van Oost-Vlaanderen is opvraagbaar en kan samen met de leidraad Crisiscommunicatie (zie verder) als voorbeeld dienen voor het gemeentelijk IIP.

    DE AMBTENAAR BELAST MET DE NOODPLANNING

    In Luik hebben de diensten van de gouverneur een netwerk van ambtenaren verantwoordelijk voor de noodplanning ontwikkeld. Bedoeling is om alle ‘best practices’ die in de gemeenten zijn opgemerkt over dit netwerk te verspreiden. Zo wordt de gemeenten eveneens de mogelijkheid gegeven zich te hergroeperen in functie van politiezones of veiligheidszones (groepering van gemeenten die door eenzelfde risico worden bedreigd). Het voornaamste hulpmiddel van dit netwerk zal de website zijn. Die zal bestaan uit een publiek en een privé-gedeelte (met login en paswoord) voor de overheden.

    De provincie Oost-Vlaanderen presenteerde op de informatievergadering twee voorbeeldprofielen (zie bijlagen 1 en 2) die de gemeenten eventueel kunnen helpen bij de rekrutering van de ‘ambtenaar belast met de noodplanning’. De profielen zijn nog steeds opvraagbaar via mevrouw Sabine Verbanck van de provincie Oost-Vlaanderen.

    De diensten van de gouverneurs van Luik en Namen bezorgden al hun gemeenten inschrijvingsformulieren om zo de namen en contactgegevens van hun ‘ambtenaren beslast met de noodplanning’ te kunnen oplijsten. Op die manier kunnen ze ook meteen worden gecontacteerd voor specifieke opleidingen.

    Het Bureau voor de Civiele Veiligheid van Henegouwen gaf de deelnemers een document met daarop een samenvatting van de opdrachten van de ‘ambtenaar belast met de noodplanning’ (zie bijlage 3).

    Nogal wat provincies hebben opleidingen georganiseerd voor de gemeentelijke ‘ambtenaren belast met de noodplanning’. Het programma van die opleidingen wou zo goed mogelijk beantwoorden aan de verwachtingen van de gemeenten die tegelijk werden uitgenodigd om elke vraag meteen over te maken aan de diensten van de gouverneur. De bedoeling was om elke ambtenaar de nodige bagage te geven om het noodplanningsproces onder de knie te krijgen, bijvoorbeeld door hen dezelfde terminologie te laten hanteren. Ook belangrijk was dat de ambtenaren voldoende kennis zouden krijgen over de juridische omkadering. Tenslotte werd ook het belang van de interdisciplinaire samenwerking voldoende onderstreept.

    Een voorbeeld: Het programma van Henegouwen bestaat uit een reeks modules die de deelnemers praktische kennis bijbrengt op het vlak van noodplanning. Dit gebeurt door hen hun specifieke opdrachten nader toe te lichten, door hen een aantal werkmiddelen te presenteren en door

  • Eindverslag

    30

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    hen te confronteren met specialisten die ervaring hebben in de materie. Bedoeling is dat dit via één seminarie wordt bereikt, waarna de vruchten van het werk worden gepubliceerd in een brochure. De uitwerking van dit programma wordt verwacht in september.

    Fluxys zal de provincie Luik ten gronde informeren over de pijpleidingen op het provinciaal grondgebied. Het doelpubliek zal bestaan uit de burgemeesters, de schepenen van openbare werken en de ambtenaren belast met de noodplanning.

    DE COMMUNICATIE

    De gegevens van de Limburgse gemeentelijke noodplannen zijn opgenomen in een gegevensdatabank genaamd LIVE (Limburgs Informatiesysteem voor de Veiligheid) en zijn volledig gedigitaliseerd. Via een login en paswoord zijn die gegevens beschikbaar. De gemeenten kunnen ook onderling informatie uitwisselen. Zo zijn er steeds dossiers ter beschikking met up-to-date informatie over bepaalde thema’s, zoals bijvoorbeeld vogelgriep. Ook dringende berichten kunnen via deze weg worden gecommuniceerd (zie bijlage 8).

    In Antwerpen bestaat een soortgelijk systeem, namelijk ‘Organisatie Snelle Redding’ (OSR). OSR is een recent gedigitaliseerde databank die sinds 1970 is opgestart voor de interventiediensten om onderling gegevens uit te wisselen.

    DE INFORMATIE AAN DE BEVOLKING

    Met LIVE kan Limburg haar inwoners ook voor of tijdens noodsituaties informeren. Die communicatie verloopt dan via teletekst. Elke gemeente heeft een pagina die in geval van een noodsituatie kan worden geactiveerd.

    Ook OSR heeft een communicatietool, namelijk het crisisinformatienetwerk of het CIN. Met CIN kunnen onder andere verschillende mensen binnen een zelfde straat of gemeente tegelijk worden opgebeld.

    DE INFORMATIEAMBTENAAR

    De diensten van de gouverneur van Luik hebben een informatienota gepresenteerd over de aanstelling van een gemeentelijke ambtenaar verantwoordelijk voor discipline 5. Bij dit document werd het inschrijvings- formulier toegevoegd van de opleidingssessies die het CGCCR organiseert in samenwerking met de diensten van de provinciegouverneurs (zie bijlage 6).

    DE RISICO-INVENTARIS EN -ANALYSE

    In Luik presenteerde Sylvie Hardy een methode om risico’s te categoriseren volgens twee parameters: ofwel volgens ‘risicotype’ (natuurlijk, technologisch, chemisch, …) ofwel volgens ‘lokaliseerbaar (vb. grenzend aan een overstroombare zone) of niet lokaliseerbaar karakter (vb. auto-ongeval, transport van gevaarlijke stoffen, …)’. Wanneer het gaat over lokaliseerbare risico’s moeten er zoneplannen worden opgesteld.

    Sylvie Hardy stelde ook een tabel voor met op de x-as ‘kans’ en op de y-as ‘ernst. Dit laat toe de risico’s beter te evalueren.

  • Eindverslag

    31

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    Tabel met als parameters kans / ernst (bron: de diensten van de gouverneur van Luik).

    Kans Heel klein Klein Gemiddeld Groot

    Ernst

    Klasse I: Minimale gevolgen

    Klasse II: Duidelijke gevolgen

    Klasse III: Kritieke gevolgen

    Klasse IV: Rampzalige gevolgen

    De inventaris moet worden vervolledigd door een beschrijving van de risico’s in kwestie.

    Op verzoek van verschillende burgemeesters zal de gouverneur van de provincie Namen een risicolijst opstellen op provinciaal niveau.

    DE SAMENWERKING MET DE INDUSTRIE

    In Luik werden de BNIP ontwikkeld in nauwe samenwerking met de betreffende bedrijven en kreeg elke medewerker van de dienst noodplanning verschillende dossiers toegewezen. Zij vormen dus het contactpunt voor de bedrijven.

    Het mag duidelijk zijn dat de provinciale veiligheidscel van Oost-Vlaanderen haar coördinerende rol inzake nood- en interventieplanning prima invult. Onder meer door de integratie van mensen uit de industrie stelt ze een uitstekend voorbeeld.

    DE ROL VAN JUSTITIE

    Omdat er in het nieuwe KB niet gesproken wordt over het juridische luik, zijn de procureur van Wavre, de diensten van de gouverneur van Waals-Brabant en de DirJu van plan aan een juridisch plan te werken. Op die manier kunnen de contacten tussen Justitie en de andere disciplines worden geformaliseerd.

    OEFENINGEN

    Naar aanleiding van een oefening met een zware brand beschikt Defensie over een film die alle noodzakelijke stappen van de noodplanningsprocedure in beeld brengt. Deze film staat ter beschikking van de burgemeesters.

    In Antwerpen zullen de oefeningen betreffende de gemeentelijke nood- en interventieplannen op provinciaal niveau worden geordineerd.

  • Eindverslag

    32

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    STEUN VAN DE FEDERALE OVERHEID Het harmoniseren van de noodplanning - onder meer op lokaal niveau - is sinds 2003 één van de taken van het CGCCR. Daarom zorgt het CGCCR ervoor dat er werkinstrumenten worden geïnstalleerd die nuttig zijn voor de lokale overheden en interventiediensten zodat zij hun opdrachten doeltreffend en gecoördineerd kunnen volbrengen.

    In het kader van de toepassing van het Koninklijk Besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen, ontwikkelde het crisiscentrum onderstaande projecten in nauw overleg met de provinciegouverneurs en de disciplines.

    STUDIE VAN DE ROL VAN DE LOKALE OVERHEDEN

    Dit gaat over de analyse van de rol die de lokale en regionale overheden spelen bij het beheer van zware risico’s. Deze studie wordt door het Hoger Instituut voor de Noodplanning (HIN) verwezenlijkt in het kader van het Akkoord « EUR-OPA-Zware Risico’s8 ».

    UITWERKING VAN EEN TYPESTRUCTUUR VAN EEN PROVINCIAAL ALGEMEEN NOOD- EN INTERVENTIEPLAN

    Op initiatief van het CGCCR finaliseert een werkgroep - bestaande uit vertegenwoordigers van verschillende provinciegouverneurs en van de disciplines – de typestructuur voor het algemeen nood- en interventieplan (ANIP) op provinciaal niveau. Aangezien de belangrijkste punten eveneens gelden op gemeentelijk niveau, kunnen de provinciegouverneurs deze structuur ook aan de burgemeesters voorstellen. Natuurlijk zal steeds een aanpassing nodig zijn volgens de specifieke kenmerken van de gemeente.

    RICHTLIJNEN MET BETREKKING TOT DE DISCIPLINES

    Er is een multidisciplinair samengestelde groep bijeen gebracht die de richtlijnen voor de samenwerking tussen de verschillende disciplines op poten zet. De groep houdt zich ook bezig met de richtlijnen tot uitwerking van de monodisciplinaire interventieplannen.

    De psychosociale diensten van de provincies hebben de gemeenten een draaiboek toegestuurd met daarin praktische tips waarop ze hun psychosociaal interventieplan (PSIP) kunnen baseren. Het draaiboek is ontwikkeld op federaal niveau en is nog steeds opvraagbaar of te downloaden via volgende link: Volksgezondheid - Noodplannen

    8 'The european and Mediterranean Major Hazards Agreement (EUR-OPA)' is een gedeeltelijk en open akkoord van de Raad van Europa. Het wil een wederzijds overlegplatform creëreren tussen de 25 participerende staten die samenwerken op het gebied van preventie, veiligheid en organisatie van de hulp betreffende grote natuurlijke en technologische risico's. Het akkoord zet eveneens een netwerk op van experten in de vorm van 26 studiecentra. Door onderzoek en opleidingen leggen deze experten zich toe op de prioriteiten van het akkoord.

  • Eindverslag

    33

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    In dat draaiboek staat bijvoorbeeld dat het openen van een telefonisch informatiecentrum waarop familie en vrienden van slachtoffers kunnen bellen, eveneens tot discipline 2 behoort, meer bepaald tot het psychosociale luik. Het PSIP voorziet bijvoorbeeld ook het transport van niet-gewonden weg van het rampterrein. De opvang van die niet-gewonden en van familie en vrienden van de slachtoffers gebeurt in het onthaalcentrum van de gemeente. Al deze opdrachten behoren tot het takenpakket van de gemeenten.

    Het is belangrijk dat achter het PSIP ook een psychosociaal hulpverlenings-netwerk zit. Meestal is dit een team van vrijwilligers dat zorgt voor vaste plaatsen voor opvang, permanentie, transport van het rampterrein naar het onthaalcentrum, communicatie, catering van het onthaalcentrum enzovoort. Voor kleinere gemeenten lijkt het daarom aangewezen om dit hulpverleningsnetwerk samen te stellen via samenwerkingsverbanden met andere gemeenten.

    Na de acute fase mag de psychosociale hulp voor slachtoffers en intervenanten niet ophouden. Het “Firefighter Stress Team” (FIST) kan daarbij worden ingeschakeld, maar ook eventuele herdenkingsmomenten zijn aan te raden.

    Celinfo van het CGCCR zet de gemeenten flink op weg met een toelichtingspakket over een informatie-interventieplan (IIP).

    PROJECT VOOR DE IDENTIFICATIE VAN RISICO’S OP LOKAAL VLAK.

    Het GLIMMER-project (Global Local Information Merging for Maturing Emergency Response) werd begin 2007 gelanceerd. Het gaat om een vertaling van APELL (Awareness & Preparedness for Emergency at Local Level, een proces van tien stappen voor lokale risicoanalyse dat werd opgesteld door de Verenigde Naties en dat wordt gebruikt in 30 landen) voor direct gebruik op lokaal niveau. Het project omhelst ook de uitwerking van risicofiches en opleidingen.

    TOEGANG VAN DE GOUVERNEURS TOT HET GEOGRAFISCH INFORMATIESYSTEEM VAN HET CRISISCENTRUM

    Dit project wil de provinciegouverneurs toegang bieden tot het geografisch informatiesysteem dat werd ontwikkeld door het CGCCR. Bedoeling is de gouverneurs hulp te bieden tijdens de noodplanningsfase, maar ook tijdens noodsituaties die op federaal niveau worden beheerd.

    Het pilootproject bestaat uit de open toegang tot gegevens van risico’s die gelieerd zijn aan transportleidingen van gevaarlijke projecten.

    VOORSTELLING EN VERSPREIDING VAN DE NOODPLANNINGGIDS VOOR PIJPLEIDINGEN

    Deze gids zal uitleg geven over het vervoer van gevaarlijke producten via pijpleidingen en bevat dus gegevens die de lokale overheden beter informeren. Bedoeling is dat de autoriteiten beter in staat zijn het desbetreffende luik bij de nood- en interventieplannen voor te bereiden.

  • Eindverslag

    34

    Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Hertogsstraat 53 www.crisiscentrum.be Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering B-1000 Brussel Tel.: 02 506 47 11

    OPLEIDINGEN CRISISCOMMUNICATIE

    Deze opleiding was bestemd voor gemeentelijke en provinciale medewerkers die belast (kunnen) worden met crisiscommunicatie. De opleidingen bestonden per provincie uit een theoretische en twee praktische vergaderingen. Ze vonden plaats van maart tot juni 2007, en wilden de gemeenten en provincies helpen bij de organisatie van discipline 5 en bij de redactie van het monodisciplinair informatie-interventieplan.

    LEIDRAAD CRISISCOMMUNICATIE

    • In juli 2007 verleende het CGCCR alle Belgische gemeenten en provincies concrete en praktische hulp voor de uitwerking van discipline 5. Die hulp verscheen in de vorm van een leidraad: «Een gids voor crisiscommunicatie»9. Het is een map met een theoretisch gedeelte en een aantal praktische fiches die bijdraagt aan de professionalisering en harmonisering van discipline 5.

    OPLEIDING OVER HET NUCLEAIR RISICO

    Aan elke oefening van het nucleair en radiologisch noodplan voor het Belgisch grondgebied gaat voor de betrokken partijen een informatievergadering vooraf over het specifieke thema dat zal worden getest tijdens de oefening.

    In dat kader en naar aanleiding van de oefening SCK 2007 wordt een informatiesessie georganiseerd op 18 september aanstaande, met als doelgroep de vertegenwoordigers van discipline 2, de burgemeesters en de ambtenaren belast met de noodplanning in de noodplanningszone "nucleaire regio Mol". Tijdens deze infosessie wordt het plan toegelicht naast andere onderwerpen zoals het provinciaal nucleair nood