Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

104
De natuur heeft je nodig. En vice versa. Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek RAPPORT Natuur.studie nummer 10 2014 Bram Van Ballaer & Kris Boers

Transcript of Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Page 1: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

De natuur heeft je nodig. En vice versa.

Monitoring vleermuizenbestandop domein Fort 3 te Borsbeek

RAPPORT Natuur.studie nummer 10 2014

Bram Van Ballaer

& Kris Boers

Page 2: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek
Page 3: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op

domein Fort 3 te Borsbeek

Page 4: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek
Page 5: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Opdrachtgever: Departement Mobiliteit en Openbare Werken Afdeling Luchthavenbeleid Opvolging opdracht: Agentschap voor Natuur en Bos Provinciale Afdeling Antwerpen Lange Kievitstraat 111/113 bus 63, 2018 Antwerpen Leidend ambtenaar: Hans De Schryver, teamverantwoordelijke Fauna en Flora Tel. 03/224.62.58 [email protected] © juli 2014 Natuurpunt Studie Coxiestraat 11 2800 Mechelen [email protected] www.natuurpunt.be Opdrachthouder: Natuurpunt Studie Coxiestraat 11 B-2800 Mechelen 015 – 29 72 20 E-mail: [email protected] Partners: Vleermuizenwerkgroep, Natuurpunt Schijnvallei vzw

Terreinwerk: Bram Van Ballaer, Kris Boers, Marc Verhaert, Wout Willems, e.v.a. Tekst: Bram Van Ballaer en Kris Boers Eindredactie en vormgeving: Bram Van Ballaer en Kris Boers Foto’s: Marc Verhaert, Bram Van Ballaer, Huub Don, Vilda/Yves Adams Voorblad: zwermende vleermuizen in de caponnière (Marc Verhaert) zicht op het domein Fort 3 (Vilda/Yves Adams) punt-transectmonitoring (Marc Verhaert) Wijze van citeren: Van Ballaer, B. & K. Boers, 2014. Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek. Rapport Natuurpunt Studie 2014/10, Mechelen.

Page 6: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Dankwoord De 11 wintertellingen werden mogelijk gemaakt door de aanwezigheid van volgende tellers: Bram Van Ballaer (11), Wout Willems (6), Yvonne Liczner (6), Tjeerd Kooij (5), Kris Boers (4), Klarissa Nienhuys (3), Anneke Lenaerts (3), Chiel Simons (3), Marc Verhaert (3), Geert en Marie Stevens-Peters (2), Leen Rubberecht (2), Huub Don (2), Willem Bockx (2), Arno Thomaes (2), Jelte-Pieter Dijkstra (2), Dirk Swaenen (2), Jonas Lembrechts (2), Bert Lozie (2), Kamila Wawrocka (2) alsook eenmalig Jan Putteman, Wesley Overman, Hanne Hendriks, Marc Detollenaere, An-Sofie Dhont, Thomas Gyselinck, Floris Verhaeghe, Leen Hoelen, Bart Vandemeulebroucke, Bart Noort, Gerben Achterkamp, Anne-Jifke Haarsma, Remy Pelzer, Jelle Van den Berghe, Bob Vandendriessche, Kevin Rousseuw, Fred van Delft, Charlotte Van Diggelen, Natalie Klarenbeek, Marc Van De Sijpe, Paul Voet, Stijn Baeten, Filip Borms, Mathijs Borms, Ralf Gyselings, John Mulder, Joachim De Maeseneer, Mariska Nieuwenhuijsen, Paul Braeckmans, Piet Wollaert, Natan Bolckmans, Veerle Moonen, Daan Verschelde, Rocky Zutterman, Carola van den Tempel, Marc van de Valk, Paul Crauwels, Kees van Bochove, Jonas Pottier, Katia D’haeyer. En een ganse dag tellen was enkel mogelijk dankzij de opwarmende soep van onze kok, Piet Wollaert. Voor het zwermonderzoek en in het bijzonder de vangstmomenten in 2010 gaat dank uit naar de mensen achter het Vleermuisvangsysteem in Nederland voor het organiseren van de vangstcursus. De analyse van de honderden geluidsopnames van de transecten en de zwermactiviteit werd uitgevoerd door Kris Boers en Marc Verhaert. De beheerder van het weerstation Eglantier (Hove) wordt hartelijk bedankt voor het kosteloos ter beschikking stellen van zijn weergegevens. Ook de provinciale Dienst Integraal Waterbeleid wordt bedankt voor het beschikbaar maken van hun waterpeilmetingen op de fortgracht. Dankzij de ondersteuning van Guy Heutz (ANB) konden in het fort ook bijkomende peilmetingen uitgevoerd worden met behulp van de 2 druksensoren. Verder was ook de ondersteuning door Alex Lefevre (inhoudelijke aanpak en hulp bij materiaalopstelling) en de medewerkers van Natuurpunt Studie (Jorg Lambrechts, Goedele Verbeylen, Wout Willems en Pieter Van Dorsselaer) vereist om de studie op het goede spoor te krijgen en tot voorliggend resultaat te komen. En na het vele schrijfwerk zorgde Staf Brusseleers voor een laatste taalkundige opkuis van het eindrapport. Natuurlijk ook bedankt aan Hans De Schrijver en de rest van de stuurgroep voor het begeleiden van deze studie en de gemeente Borsbeek voor de praktische hulp en de toegang tot het hele fort.

Page 7: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Inhoudsopgave

1. Inleiding........................................................................................................................................... 1 1.1.Studieopdracht..............................................................................................................................1

2. Situering onderzoeksgebied ........................................................................................................... 3 2.1.Indeling fortgebouwen...................................................................................................................3

2.1.1. Reduit ...............................................................................................................................4 2.1.2. Escarp ..............................................................................................................................5 2.1.3. Caponnière .......................................................................................................................6

2.2.Beschrijving fortdomein en omgeving...........................................................................................6 2.2.1. Wallen...............................................................................................................................6 2.2.2. Fortgracht .........................................................................................................................6 2.2.3. Binnenplein en glacis .......................................................................................................7 2.2.4. Omgeving .........................................................................................................................7

3. Klimaatmonitoring ........................................................................................................................... 9 3.1.Uitvoering................................................................................................................................... 10

3.1.1. Dataloggers ................................................................................................................... 10 3.1.2. Waterpeilmetingen ........................................................................................................ 13

3.2.Temperatuur .............................................................................................................................. 14 3.2.1. Typering temperatuursvariatie....................................................................................... 14

3.3.Vochtigheid ................................................................................................................................ 18 3.3.1. Relatieve luchtvochtigheid............................................................................................. 18 3.3.2. Waterpeilen ................................................................................................................... 19

3.4.Conclusies ................................................................................................................................. 21

4. Overwinterende vleermuizen ........................................................................................................ 23 4.1.Uitvoering................................................................................................................................... 23 4.2.Algemene resultaten.................................................................................................................. 25 4.3.Soortbespreking......................................................................................................................... 27

4.3.1. Baardvleermuizen (Mmb/Mm/Mb) ................................................................................. 27 4.3.2. Watervleermuis (Md) ..................................................................................................... 30 4.3.3. Franjestaart (Mn) ........................................................................................................... 33 4.3.4. Ingekorven vleermuis (Me)............................................................................................ 35 4.3.5. Meervleermuis (Mdas)................................................................................................... 37 4.3.6. Dwergvleermuizen (Ppn/Pp/Pn) .................................................................................... 40 4.3.7. Grootoorvleermuizen (PaA/Pa/PA) ............................................................................... 42 4.3.8. Laatvlieger (Es) ............................................................................................................. 44

4.4.Totaal ......................................................................................................................................... 44 4.5.Impact boskappingen 2006........................................................................................................ 45

4.5.1. Aantalsveranderingen ................................................................................................... 45 4.5.2. Invloed inrichting............................................................................................................ 47

5. Transectmonitoring ....................................................................................................................... 49 5.1.Uitvoering................................................................................................................................... 49 5.2.Resultaten.................................................................................................................................. 50

5.2.1. Aangetroffen soorten..................................................................................................... 50 5.2.2. Tijdsvariatie ................................................................................................................... 51 5.2.3. Spreiding ....................................................................................................................... 52

5.3.Soortbespreking......................................................................................................................... 54 5.3.1. Gewone dwergvleermuis............................................................................................... 54 5.3.2. Watervleermuis.............................................................................................................. 54 5.3.3. Franjestaart ................................................................................................................... 54 5.3.4. Grootoorvleermuis......................................................................................................... 54 5.3.5. Ruige dwergvleermuis................................................................................................... 54 5.3.6. Laatvlieger ..................................................................................................................... 55

5.4.Conclusie ................................................................................................................................... 55

Page 8: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

6. Zwermonderzoek .......................................................................................................................... 57 6.1.Verkenning fortdomein (2009) ................................................................................................... 57

6.1.1. Uitvoering ...................................................................................................................... 57 6.1.2. Resultaten ..................................................................................................................... 57

6.2.Zwermvangsten (2010) .............................................................................................................. 57 6.2.1. Uitvoering ...................................................................................................................... 57 6.2.2. Resultaten ..................................................................................................................... 59

6.3.Verkenning reduit (2011) ........................................................................................................... 61 6.3.1. Uitvoering ...................................................................................................................... 61 6.3.2. Resultaten ..................................................................................................................... 62

6.4.Activiteitsmonitoring (2012-2013) .............................................................................................. 62 6.4.1. Uitvoering ...................................................................................................................... 62 6.4.2. Resultaten ..................................................................................................................... 64

6.5.Conclusies ................................................................................................................................. 66

7. Conclusies .................................................................................................................................... 67 7.1.Vleermuizenpopulatie ................................................................................................................ 67 7.2.Habitat........................................................................................................................................ 67 7.3.Mogelijke beheermaatregelen ................................................................................................... 68

7.3.1. Winterhabitat ................................................................................................................. 68 7.3.2. Zwermhabitat................................................................................................................. 69 7.3.3. Zomerhabitat ................................................................................................................. 69

7.4.Verder onderzoek ...................................................................................................................... 69 7.4.1. Verderzetten en verdiepen ............................................................................................ 70 7.4.2. Stabiliteitstudie .............................................................................................................. 70

8. Referenties.................................................................................................................................... 71

9. Bijlagen ......................................................................................................................................... 73

Page 9: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 1

1. Inleiding

1.1. Studieopdracht De aanleiding van deze opdracht is de kapping van een aanzienlijk deel van het bos en bomen op het domein van Fort 3 in functie van de veiligheidsvereisten van de luchthaven van Antwerpen (september 2006). Aangezien dit domein habitatrichtlijngebied is en aangemeld voor ingekorven vleermuis en meervleermuis, werd een passende beoordeling opgesteld voor deze ingrepen. Een van de aspecten die hierbij werden aangehaald, was het opstarten van monitoring om de eventuele impact te kunnen detecteren.

Het voorwerp van de opdracht is de monitoring van het vleermuizenbestand op het domein Fort 3, eigendom van de gemeente Borsbeek gedurende vijf opeenvolgende jaren en de opmaak van een bijhorend verslag met duiding. De opdracht geeft uitvoering aan artikel 5. uit de natuurvergunning NATAV1/0600000004 verleend door het provinciebestuur van Antwerpen op 18 mei 2006.

(bestek, september 2009) De doelstelling van de opdracht is om op basis van 5 jaar monitoring een beeld te geven van het habitatgebruik van het fort en omgeving en welke elementen van belang zijn voor overwinterende vleermuizen. De monitoring wordt opgebouwd uit 4 pijlers:

o Wintertellingen van vleermuizen geven een gedetailleerd beeld van het gebruik van het fort als winterverblijfplaats

o Inventariseren van 30 vaste telpunten tijdens de zomermaanden voor habitatgebruik o Monitoring van de temperatuur en luchtvochtigheid met behulp van dataloggers in het stelsel o Vaststellen zwermgedrag om de functie van het fort als paarplaats in kaart te brengen

Van de eerste pijler zijn historische gegevens beschikbaar; van de overige 3 pijlers zijn er geen data beschikbaar van voor de kappingen. Toch is het belangrijk om de evolutie nauwgezet op te volgen. In deze studie werd jaarlijks een tussentijds rapport afgeleverd met de resultaten van de voorgaande periode en een voorlopige resultaatsbespreking. Het voorliggend eindrapport bevat een samenvatting van die monitoringsresultaten, een uitgebreide data-analyse en aanbevelingen in functie van beheer en (her)inrichting van Fort 3 en omgeving.

winter 2008/2009

zomer 2009

winter 2009/2010

zomer2010

winter 2010/2011

zomer2011

winter 2011/2012

zomer 2012

winter 2012/2013

zomer2013

1e tussen-tijds rapport

2e tussentijds rapport 3e tussentijds rapport 4e tussentijds rapport 5e tussentijds rapport

Eindrapport

Page 10: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

2

Page 11: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 3

2. Situering onderzoeksgebied Fort 3 (Fort van Borsbeek) is gelegen aan de Frans Beirenslaan (Krijgsbaan) op de grens tussen Borsbeek en Mortsel en in het verlengde van de startbaan van de luchthaven van Antwerpen. Het maakt deel uit van de eerste fortengordel rond Antwerpen (Brialmontforten) en bevindt zich tussen Fort 2 (Wommelgem) en Fort 4 (Mortsel). Opmerkelijk voor dit fort is dat het als enige van de Brialmontforten gelegen is in de open ruimte, de overige zijn grotendeels omsloten door bebouwing. Het fort maakt ook deel uit van de Speciale Beschermingszone “Historische fortengordels van Antwerpen als vleermuizenhabitat”.

Figuur 1: Situering van Fort 3, met aanduiding van de habitatrichtlijngebieden in de omgeving

2.1. Indeling fortgebouwen Fort 3 is een bakstenen fort dat werd gebouwd rond 1860. Het fort bestaat uit verschillende gebouwen (zie verder). Op het domein van Fort 3 werden, na de bouw van het fort, tal van constructies bijgebouwd (hangars, woning, refter, clubhuizen, …). Voor vleermuizen zijn in de winterperiode echter enkel de oorspronkelijke gebouwen (baksteen) en de militaire vernieuwingen van begin 20ste eeuw (betonnen bunkers) interessant. Enkel deze gebouwen hebben de noodzakelijke bufferende massa en bezitten dus een geschikt binnenklimaat waar de vleermuizen de winter veilig kunnen doorbrengen.

Fort 3

Fort 2

Fort 5

Page 12: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

4

Figuur 2: Situering van de verschillende gebouwen van Fort 3

2.1.1. Reduit Het reduit is met zijn twee verdiepingen het meest opvallende gebouw van het fort. De toestand van dit gebouw is niet al te best; een gedeelte werd in de jaren ’60 gedynamiteerd (locatie voormalig containerpark) en de buitenmuren van het gebouw zijn verwijderd. De grondbedekking, die zich bovenop het reduit bevond, werd afgegraven. Hierdoor liggen de bakstenen gewelven plaatselijk bloot. Dit zorgt voor waterdoorsijpeling en vorstschade. In 2006 werd een deel van de openingen (voornamelijk ter vervanging van de buitenmuren) afgesloten met houten platen om het microklimaat te verbeteren voor de overwinterende vleermuizen (Figuur 3).

Figuur 3: Binnen- en buitenaanzicht van de inrichtingswerken aan het reduit (foto’s: Bram Van Ballaer)

Rond het reduit loopt de contrescarp. Die staat ook in verbinding met de hoofdingang van het reduit (Leeuwenpoort). In de droge gracht tussen reduit en contrescarp is een deel van de grond terecht gekomen die oorspronkelijk bovenop het reduit lag. De waterafvoer van de droge gracht functioneert hierdoor niet meer naar behoren, waardoor de benedenverdieping van het reduit en een deel van de droge gracht permanent onder water staan.

Hoofdfrontgebouw links

Escarp links

Hoofdfrontgebouw rechts

Escarp rechts

Reduit verdieping

Reduit gelijkvloers

Caponnière

Contrescarp

Bunkers

Page 13: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 5

Bij de voorstelling van het reduit op kaart wordt de eerste verdieping telkens naast de eigenlijke locatie gelegd om alle lokalen zichtbaar te maken (Figuur 4).

Figuur 4: Schematische voorstelling van reduit gelijkvloers met daarrond de contrescarp, eronder wordt de eerste verdieping van het reduit weergegeven

2.1.2. Escarp De escarpgalerijen (aaneengesloten reeks kamers) liggen aan de buitenzijde van het fort, naast de fortgracht (en gedempte fortgracht). Deze galerijen zijn uniek; zij waren voorzien in het oorspronkelijke ontwerp van alle Brialmontforten, maar werden enkel in Fort 3 uitgevoerd. Aan de binnenzijde van het fort zijn ze met grond bedekt; aan de zijde van de gracht zijn de schietopeningen van elke kamer duidelijk zichtbaar. De escarpgalerijen zijn nog in zeer goede staat hoewel een groot deel vrijwel permanent overstroomd is. Op sommige plaatsen is de buitenzijde toch afgedekt met grond. Die is afkomstig van de wallen bovenop de galerijen en is in de fortgracht geduwd. In deze gangen is er een sterke vochtgradiënt aanwezig van zuid naar noord door het reliëf van het omliggende terrein en de erlangs stromende waterlopen. In de zuidelijke gang (rechter escarp) staat vrijwel permanent ongeveer 1m water (“zeer natte gang”), in het aangrenzende hoofdfrontgebouw is er een waterstand gaande van 50cm tot enkele kamers die slechts sporadisch onder water staan (“natte gang”). In het linker hoofdfrontgebouw (“droge gang”) staat er in de winter hooguit enkele centimeter water, tenzij de fortgracht wordt opgestuwd, en de meest noordelijke gang (linker escarp) staat zo goed als altijd droog (“zeer droge gang”). Deze watergradiënt bepaalt mee de geschiktheid van bepaalde fortdelen.

Figuur 5: Zicht op het linker hoofdfrontgebouw (links) en de linker escarp (rechts) van over de fortgracht. Helemaal links is vanop de wallen afgeschoven grond zichtbaar dat een tiental kamers van het hoofdfrontgebouw afdekt. (foto: Bram Van Ballaer)

Page 14: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

6

2.1.3. Caponnière De caponnière is in zeer slechte staat. Een gedeelte ervan werd opgeblazen, maar slechts een klein deel stortte in. De explosie heeft er echter voor gezorgd dat de binnenkant erg bouwvallig werd. Omwille van het veiligheidsrisico wordt sinds 2009 een gedeelte van de kamers niet meer geteld in de winterperiode (zie Figuur 29). Aangezien de oorspronkelijke toegang, net als 70% van de raamopeningen afgesloten zijn, is hier slechts beperkte luchtcirculatie. De beperkte toegankelijkheid zorgt ook voor een grotere rust voor de aanwezige vleermuizen. Dit deel van het fort is nooit geïnundeerd.

2.2. Beschrijving fortdomein en omgeving Op en rond deze gebouwen zijn er graslanden, ruigtes, struwelen en kleine bosrestanten aanwezig. Deze zijn in voorliggende studie vooral van belang voor het zomer- en najaar habitatgebruik van Fort 3.

Figuur 6: Zicht op Fort 3 met fortgracht, visvijver, omwalling, reduit, binnenplein met loodsen (nu deels gesloopt) en struwelen (foto Vilda/Yves Adams)

2.2.1. Wallen Bovenop de contrescarp, escarpen en hoofdfrontgebouw werd grond aangebracht, waardoor hier hoge wallen zijn ontstaan die in de loop van de tijd bebost zijn geraakt. Het meest zuidelijk en meest noordelijk deel van de wallen zijn nog bebost, in de overige delen zijn de bomen gekapt en omgezet naar een lagere struikvegetatie.

2.2.2. Fortgracht De helft van de oorspronkelijke fortgracht is nog aanwezig. Het grootste gedeelte ligt aan de noordoostzijde en hier stroomt de Koude beek door. Ten noorden van het reduit is ook nog een klein deel gevrijwaard van demping en dit wordt gebruikt als visvijver. De rest van de fortgracht werd

Page 15: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 7

gedempt. Langs de rechter escarp en het hoofdfrontgebouw rechts loopt nog een kleine waterloop (Verlegde Fortloop) waar vroeger de gracht lag.

2.2.3. Binnenplein en glacis Op het binnenplein staan op figuur 6 nog heel wat loodsen, deze zijn ondertussen bijna allemaal gesloopt samen met de verharding om terug plaats te maken voor een meer natuurlijke open vegetatie (grasland en struweel). Het noordelijk deel van het glacis (deel buiten de fortgracht) bestaat grotendeels uit grasland. Het zuidelijk deel, samen met de gedempte fortgracht, heeft zich ontwikkeld tot een gemengd mozaïeklandschap met ruigtes en struweel.

2.2.4. Omgeving Het domein Fort 3 is bijna volledig omringd door weilanden en akkers. Aan de oostzijde grenzen ook enkele woningen en een aantal voetbalvelden aan het domein. In tegenstelling tot de andere Brialmontforten is Fort 3 gelegen in een open landschap en maakt het deel uit van een van de groene vingers die de stad Antwerpen binnendringen vanuit de groene rand. De vallei van de Koude beek doorkruist het domein van zuid naar noord en is een belangrijk natuurverbindingselement in de omgeving. De Koude beek mondt uit in de fortgracht en loopt aan de overloop van deze fortgracht verder richting dorpskern van Borsbeek.

Page 16: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

8

Page 17: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 9

3. Klimaatmonitoring Temperatuur en luchtvochtigheid zijn twee essentiële parameters die de geschiktheid van een overwinteringshabitat voor vleermuizen bepalen. Onder meer de aanwezigheid van een ruime temperatuursgradiënt is bepalend voor de forten om hun goede staat van instandhouding te bereiken voor de habitatrichtlijn. De relatieve luchtvochtigheid dient hoog te liggen, bij voorkeur tussen 90 en 100%, om te vermijden dat de dieren tijdens hun winterslaap teveel vocht verliezen via transpiratie. Een hoge luchtvochtigheid voorkomt dus dat de vleermuizen uitdrogen. Temperaturen moeten stabiel zijn. De natuurlijke overwinteringsplaatsen van vleermuizen zijn dan ook sterk geïsoleerd van de buitentemperatuur. In figuur 7 wordt de graad van temperatuurdemping weergegeven in een grottenstelsel. Wat onmiddellijk opvalt is dat de binnentemperatuur, ondanks de sterk wisselende buitentemperatuur, amper fluctueert. In boomholtes (Figuur 8) volgt het binnenklimaat beter de buitentemperaturen, maar ook hier is er grote demping. Vermits vleermuizen in de winter hun lichaamstemperatuur laten zakken tot de omgevingstemperatuur, zorgt een stabiel binnenklimaat ervoor dat de vleermuis erg weinig energie verbruikt. Telkens de temperatuur schommelt, zal de vleermuis haar lichaamstemperatuur nl. ook aanpassen.

Figuur 7: Luchttemperatuur binnen (40 m diep) en buiten een Nieuw-Zeelandse grot (februari 2000) (uit: De Freitas en Schmekal, 2005)

Figuur 8: Luchttemperatuur binnen en buiten een holle beuk (juni 2006) (uit: van der Graaf, 2005)

In Fort 3 verwachtten we om binnenin de gebouwen een gelijkaardige demping van de temperatuurschommelingen te kunnen vaststellen. Hierbij verwachtten we wel dat lokalen die erg open zijn minder constante temperaturen zouden hebben dan ruimtes die dieper in het fort gelegen zijn en daardoor minder onder invloed staan van het buitenklimaat. Om dit na te gaan werd een netwerk van dataloggers geplaatst om gegevens te verzamelen. In de loop van de opdracht werd bijkomend onderzoek opgestart naar de waterpeilen in enkele van de geïnundeerde lokalen.

Page 18: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

10

3.1. Uitvoering

3.1.1. Dataloggers Voor de monitoring van temperatuur en relatieve luchtvochtigheid werden dataloggers van het merk Watchdog (model 100) gebruikt (Figuur 9). De nauwkeurigheid van de temperatuursmetingen is ±0,6°C (-15°C tot 65°C) en ±5% voor de relatieve vochtigheid (0% tot 100%). Deze modellen hebben een geheugen van 8000 metingen (4000 per parameter) en werden ingesteld om elke 30 minuten te meten, waardoor ze na 80 dagen moesten uitgelezen worden. De metingen startten in juni 2009 en liepen tot november 2013.

Figuur 9: Watchdog datalogger (reële afmeting) en plaatsing in Fort 3

Vijf loggers werden op ongeveer 1,80 m hoogte opgehangen in 5 verschillende lokalen in het fort (Figuur 10) en 1 werd buiten opgehangen voor het meten van de buitentemperatuur (log04). Bij de selectie van de locaties werd getracht om in ruimtes te meten waar vleermuizen overwinteren, om de belangrijkste fortdelen (caponnière, hoofdfrontgebouw en reduit) te kunnen opvolgen en om de lokalen met verschillende omstandigheden te kunnen vergelijken (ingericht vs. niet-ingericht, overstroomd vs. droog).

Figuur 10: Locaties van dataloggers in Fort 3

Page 19: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 11

Tabel 1 Omschrijving van de dataloggerlocaties, voor foto’s zie Bijlage 1 Logger Lokaal Omschrijving

log01 HFG035 Grote ruimte met barsten in hoofdfrontgebouw zonder permanent water log02 HFG049 Grote ruimte met barsten in hoofdfrontgebouw met permanent water log03 C011 Achterliggend lokaal (droog) in caponnière met belangrijke aanwezigheid van ingekorven vleermuis log06 B068 Niet ingericht lokaal in het reduit met jaarlijks hoge aantallen vleermuizen, staat permanent onder

water log10 B011 Ingericht lokaal in het reduit, de opening naar buiten werd met platen afgesloten. Staat permanent

onder water log04 Buiten Metingen om het buitenklimaat op te volgen

De meetreeksen zijn niet voor alle locaties beschikbaar voor de volledige monitoringsperiode. De buitenlocatie had in het eerste half jaar tweemaal te kampen met diefstal, waardoor ook de metingen niet uitgelezen konden worden. Ook de overige loggers bleken niet 100% opgewassen tegen de barre omstandigheden in het fort. Van de 20 toestellen die werden aangeschaft (10 in juni 2009 en 10 in mei 2012), zijn er 12 die het na verloop van tijd begaven (Figuur 11). Ook tussentijds waren er soms tijdelijk haperingen bij het bewaren van data. Deze defecten deden zich voornamelijk voor in de natte lokalen, waar de relatieve luchtvochtigheid bijna permanent 100% bedraagt. Vermoedelijk heeft langdurige condensatie op de elektrische circuits hier voor problemen gezorgd. De loggers zijn nl. wel spatbestendig, maar niet waterdicht (niet onderwater te gebruiken). Dit probleem blijkt ook bij ander onderzoek in overwinterlocaties voor te komen, ook met andere types van dataloggers (mond. med. A-J Haarsma).

0%

20%

40%

60%

80%

100%0 1 2 3 4

Werking van logger (jaar)

Aan

deel

van

logg

ers

nog actieve loggers

Figuur 11: Levensduur van de dataloggers, met omcirkeld de loggers nog in werking in november 2013

Aangezien het opvolgen van de buitentemperatuur een essentieel element is als referentie voor de overige metingen, diende een alternatieve oplossing gezocht te worden. Belangrijk was ook om in deze dataset geen lacunes te hebben in functie van de globale analyses. Er diende dus gezocht te worden naar een dataset die de volledige monitoringsperiode bestreek. Daarom werd op de tweede stuurgroep (juni 2010) afgesproken dat de metingen van het buitenklimaat kunnen vervangen worden door externe data. Hiervoor wordt data uit een particulier weerstation te Hove gebruikt, gelegen op slechts 4 km van het onderzoeksgebied.

Page 20: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

12

Figuur 12: Kaartje ligging meetstation Hove ten opzicht van het onderzoeksgebied

De gegevens van dit weerstation voor temperatuur en relatieve vochtigheid zijn online vrij beschikbaar sinds maart 2001 en worden nog permanent aangevuld (Wunderground, 2013). Om de bruikbaarheid van de gegevens na te gaan werden ze met de eigen beschikbare metingen (log04) vergeleken (Figuur 13a). Hieruit bleek dat deze een goede correlatie gaven met de data uit Hove voor temperatuur (Figuur 13b).

-6

-4

-2

0

2

4

6

8

1/06/2009 1/08/2009 1/10/2009 1/12/2009 1/02/2010

Vers

chil

tuss

en te

mpe

ratu

ur in

H

oven

en

Fort

3 (°

C)

R2 = 0,9838

-10

-5

0

5

10

15

20

25

30

-10 0 10 20 30

Fort 3 - log04 (°C)

Hov

e (°

C)

Figuur 13: Vergelijking tussen metingen in Hove en gelijktijdige metingen op Fort 3 door (a) verschil tussen beide metingenreeksen en (b) correlatie

Door het beschikbaar zijn van uniform verzamelde gegevens uit Hove voor de volledige onderzoeksperiode en de vergelijkbaarheid met de reeds zelf verzamelde data, bleek deze bron uitermate bruikbaar. Bovendien worden in dit station ook andere weervariabelen verzameld zoals neerslag, windsterkte en -richting, zonneschijn en bewolking. De gegevens over het buitenklimaat worden dan ook verder aangeduid onder de benaming “Hove”. Bij de analyse van de temperatuursdata bleek er in de dataset van Hove een beperkt aantal outliers te zijn ten gevolge van foute metingen (598 op 186.526 metingen). Deze werden eerst opgespoord door de punten te selecteren die meer dan 3 standaarddeviaties afweken van het daggemiddelde. Deze

44 kkmm

(a) (b)

Page 21: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 13

punten werden visueel gecontroleerd en de duidelijke outliers werden uit de dataset verwijderd. Vooral de grote afwijkingen zorgden immers voor sterk afwijkende resultaten bij het berekenen van de thermische amplitudes (zie verder).

-20

-10

0

10

20

30

40

50

60

13/08/2010 18/08/2010 23/08/2010 28/08/2010 02/09/2010 07/09/2010 12/09/2010

Tem

pera

tuur

Hov

e (°

C)

Figuur 14: Aanduiding van een aantal outliers in de temperatuurdataset van Hove

3.1.2. Waterpeilmetingen Aanvullend aan de metingen van het interne klimaat worden ook waterstanden op verschillende locaties verzameld. Deze staan los van de officiële onderzoeksopdracht, maar kunnen wel van belang zijn voor de interpretatie van de klimaatdata en de vleermuizenevoluties. Het water aanwezig in de lokalen bepaalt immers voor een belangrijk deel de vochtigheid van de ruimte, maar heeft ook een impact op de toegankelijkheid en aldus onrechtstreeks op het risico op verstoring. Het waterpeil in de fortgebouwen wordt sinds maart 2011 opgevolgd met druksensoren (dataloggers Keller) die door ANB ter beschikking werden gesteld. Hiervoor werden twee peilbuizen geplaatst op locaties die bijna jaarrond onder water staan: in het reduit en het hoofdfrontgebouw rechts (Figuur 15). De metingen gebeuren elk half uur en op elke locatie meten de sensoren (1 onder water en 1 boven water) naast de druk ook de temperatuur. Door beide drukken van elkaar af te trekken, kan de druk van het water in bar bepaald worden, wat dan omgerekend wordt naar m waterdruk (x10,2 m/bar). Deze peilbuizen zijn nog niet ingemeten ten opzichte van het zeeniveau (mTAW), waardoor de resultaten relatieve peilniveaus weergeven en dus enkel bruikbaar zijn om variaties te tonen.

Figuur 15: Peilbuizen met automatische druksensor geplaatst in reduit (links) en hoofdfrontgebouw (rechts) (foto’s: Bram Van Ballaer)

Daarnaast werden door de provincie Antwerpen - dienst Integraal Waterbeleid peilgegevens van de fortgracht ter beschikking gesteld. Deze metingenreeks start in juni 2007 en loopt tot begin februari 2013, toen dit meetpunt werd opgedoekt ten gevolge van een reorganisatie van hun meetnet. De metingen gebeurden elke 15 minuten, ter hoogte van de uitstroomconstructie van de fortgracht.

Page 22: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

14

Figuur 16: Peilmetingen aan de uitstroomconstructie van de fortgracht (foto: Bram Van Ballaer)

Enkel van deze laatste peilgegevens is ook het absolute niveau in mTAW (t.o.v. zeeniveau) gekend. De 2 peilbuizen in het fort zijn niet ingemeten, waardoor geen referentiepeil gekend is. De peilen kunnen dan ook niet met elkaar vergeleken worden, de resultaten zijn dan ook weergegeven als variatie in peilniveau en tonen dus de schommelingen.

3.2. Temperatuur In Bijlage 2 zijn de grafieken weergegeven met de temperatuur en relatieve vochtigheid (RV) als daggemiddelden per meetlocatie voor de periode juni 2009 tot november 2013, alsook de daggemiddelden voor het meetstation in Hove (2009 tot 2013).

3.2.1. Typering temperatuursvariatie Om de temperatuursstabiliteit per kamer te kunnen kwantificeren werd gebruik gemaakt van de thermische amplitude, dit is het verschil tussen de minimum- en de maximumtemperatuur gedurende een bepaalde vaste periode (bijvoorbeeld een jaar of dag). De amplitudes van de buitenmetingen (Hove) zijn het hoogst en worden gebruikt als referentiemaat (A in Figuur 17), de amplitudes van de metingen in het fort zijn kleiner (B in Figuur 17) en het verschil tussen beide kan gebruikt worden als een maat voor demping en dus temperatuursvariatie of -stabiliteit.

Tijd

Tem

pera

tuur

A B

Figuur 17: Schematische voorstelling van de thermische amplitude

Deze demping wordt uitgedrukt als een percentage, het aandeel van de amplitude van de buitentemperatuur dat niet meer in de onderzochte locatie waarneembaar is. De formule hieronder geeft, toegepast op figuur 17, een resultaat van 50%, de helft van de temperatuursvariatie is verdwenen in het lokaal. Een demping van 0% houdt dus in dat er geen verschil in amplitude is met de buitentemperatuur en 100% betekent dat er geen enkele temperatuursvariatie is in de binnenruimte en dat er dus geen enkele invloed is van buitenaf.

AB

amplitudeamplitude

DempingHoveHoveHove

11minmaxminmax

1 logloglog

Page 23: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 15

Bij het bepalen van de thermische amplitude per dag voor de buitentemperatuur bemerken we een duidelijke trend (Figuur 18). Hierbij worden de grootste amplitudes gemeten tijdens de zomerperiode (tot 20°C), maar blijven deze in de winterperiode veel beperkter (tussen 1 en 5°C).

Buitentemperatuur (Hove)

0

5

10

15

20

25

1/01/2009 1/01/2010 1/01/2011 1/01/2012 1/01/2013 1/01/2014

Tem

pera

tuur

sam

pliu

de p

er d

ag (°

C)

Figuur 18: Thermische amplitude per dag voor de buitentemperatuur (Hove)

Bij het bekijken van dezelfde grafieken voor de loggers opgesteld in Fort 3 stellen we vast dat die amplitudes sterk verschillen (Figuur 19). Deze waarden liggen beduidend lager, zelfs in de meest open ruimtes (log06) komen ze zelden boven 6°C. In de meer gesloten ruimtes (log03) is de variatie op dagbasis zelden groter dan 1°C. Dit duidt er op dat hoewel de jaarlijkse amplitudes nog vrij groot zijn (zie Bijlage 2) met 15°C voor log03 en zelfs 22°C voor log06, de variaties in buitentemperatuur slechts traag binnendringen in de fortgebouwen. De impact van beperkte temperatuurstijgingen (± 2°C) tijdens de winterperiode door menselijke aanwezigheid of andere warmtebronnen is dan ook vrij groot ten opzichte van de normale stabiele omgeving. Dat is ook de reden dat in de caponnière de pieken van de amplitude gelegen zijn in de winterperiode, wanneer de binnentemperatuur het laagst is en dus gevoeliger voor warmtebronnen (vb. lichaamstemperatuur).

log03

0

1

2

3

1/01/2009 1/01/2010 1/01/2011 1/01/2012 1/01/2013 1/01/2014

Tem

pera

tuur

sam

pliu

de p

er d

ag (°

C)

log06

0

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

12

1/01/2009 1/01/2010 1/01/2011 1/01/2012 1/01/2013 1/01/2014

Tem

pera

tuur

sam

pliu

de p

er d

ag (°

C)

Figuur 19: Thermische amplitude per dag voor temperatuur in de caponnière (log03) en het reduit (log06)

Page 24: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

16

Voor de 5 meetlocaties in Fort 3 bepaalden we de dagelijkse temperatuursdemping ten opzichte van de buitentemperatuur (Figuur 20). In alle locaties stellen we vast dat de laagste dempingen in de winterperiode worden gemeten, dit omwille van de reeds lage amplitudes in de buitentemperatuur. In log02 wordt de grootste demping gerealiseerd, met bijna steeds een demping groter dan 80%. In log06 daarentegen wordt nooit een stabiele temperatuur bereikt, in de winterperiode liggen de temperatuurschommelingen zelfs geregeld tegen de buitentemperatuur (demping 0%).

log010%

25%

50%

75%

100%

1/01/2009 1/01/2010 1/01/2011 1/01/2012 1/01/2013 1/01/2014

Tem

pera

tuur

dem

ping

log020%

25%

50%

75%

100%

1/01/2009 1/01/2010 1/01/2011 1/01/2012 1/01/2013 1/01/2014

Tem

pera

tuur

dem

ping

log030%

25%

50%

75%

100%

1/01/2009 1/01/2010 1/01/2011 1/01/2012 1/01/2013 1/01/2014

Tem

pera

tuur

dem

ping

log100%

25%

50%

75%

100%

1/01/2009 1/01/2010 1/01/2011 1/01/2012 1/01/2013 1/01/2014

Tem

pera

tuur

dem

ping

log060%

25%

50%

75%

100%

1/01/2009 1/01/2010 1/01/2011 1/01/2012 1/01/2013 1/01/2014

Tem

pera

tuur

dem

ping

Figuur 20: Demping dagelijkse temperatuur voor de 5 meetpunten in Fort 3

In figuur 21 worden deze dempingswaarden samengevat en worden de 5 lokalen gerangschikt van hoogste naar laagste demping. In de rechter grafiek voor de winterperiode (november tot maart) valt op dat de demping in deze periode onder de jaarwaarden ligt, maar ook in deze periode blijft de rangschikking behouden. Dit houdt in dat er in het fort een zeer brede temperatuurgradiënt aanwezig is, wat overeenstemt met de gestelde instandhoudingsdoelstellingen. In het sterk afgesloten en steeds natte lokaal van log02 is er zelfs tijdens de winterperiode op meer dan de helft van de dagen nog een nagenoeg volledige demping van 94%. Van de externe temperatuursschommelingen dringt dus weinig door tot in deze ruimte. In het gelijkaardige, maar drogere lokaal van log01 (geen permanente inundatie) is de demping beduidend lager, met een mediaan van 78%. De aanwezigheid van een voldoende groot watervolume speelt hier duidelijk een bufferende rol. In het reduit is er dan weer een zeer groot verschil tussen een ingerichte kamer (log10) en een niet-ingerichte kamer (log06), ondanks dat beide permanent onder water staan. Hoewel de ruimte van log10 slechts afgesloten is met een wand van betonplex (18 mm), zijn de omstandigheden hier vergelijkbaar met de droge caponnière (log03) die door de ingekorven vleermuizen gebruikt wordt. De

Page 25: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 17

combinatie van het dichtmaken van een ruimte met de aanwezigheid van water maakt dus een zeer groot verschil naar temperatuursdemping.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Dem

ping

dag

elijk

se te

mpe

ratu

ur

90 percentieel 100% 100% 100% 100% 80%

maximum 100% 100% 100% 100% 100%

mediaan 100% 92% 92% 90% 63%

minimum 36% -3% 29% -157% -221%

10 percentieel 88% 80% 79% 69% 35%

log02 log10 log03 log01 log060%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Dem

ping

dag

elijk

se te

mpe

ratu

ur(n

ovem

ber t

ot m

aart)

90 percentieel 100% 100% 100% 100% 76%

maximum 100% 100% 100% 100% 100%

mediaan 94% 87% 85% 78% 50%

minimum 36% -3% 29% -157% -221%

10 percentieel 82% 70% 69% 52% 23%

log02 log10 log03 log01 log06

Figuur 21 Variatie in temperatuursdemping per lokaal, de grijze balken bevatten 80% van de metingen (links: jaarrond; rechts: winterperiode)

Toch is het opmerkelijk dat deze rangschikking van temperatuursdemping niet noodzakelijk overeenkomt met de aanwezigheid van vleermuizen. Alle locaties hebben vrij hoge aantallen overwinterende vleermuizen. Alleen in het lokaal waarin log01 is aangebracht, zijn beduidend minder dieren aanwezig. Op de tweede ‘slechtste’ plaats komt het lokaal met log02, hoewel hier de beste demping is. Vlakbij log03 worden dan weer vrijwel alle ingekorven vleermuizen aangetroffen en de best scorende locatie van heel Fort 3 is die waarin log06 opgesteld is. Hier verblijven gemiddeld 14 vleermuizen per winter, bijna de helft franjestaarten. Mogelijk is het microklimaat in de spleten tussen de bakstenen aanzienlijk verschillend van deze tegen de muur, en vinden we dus in deze kleine nissen toch nog een geschikt overwinteringshabitat in een kamer die op het eerste zicht niet geschikt is. Op 5/02/2012 hingen in deze kamer zelfs ijspegels aan de bakstenen terwijl er nog steeds 12 vleermuizen overwinterden!

Figuur 22: IJspegels binnen in lokaal B068 op 5/02/2012 (locatie van log06) en franjestaart overwinterend op 1/02/2014 op minder dan 50 cm van de buitenmuur (foto’s: Bram Van Ballaer)

Page 26: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

18

3.3. Vochtigheid

3.3.1. Relatieve luchtvochtigheid De gemiddelde dagelijkse relatieve vochtigheid van de diverse meetlocaties is weergegeven in Bijlage 2. Op alle meetpunten op het fort blijkt de luchtvochtigheid vrijwel steeds op of net onder 100% te liggen. Dit wil zeggen dat de lucht in deze ruimtes verzadigd is met water, wat ideaal is in functie van overwinteringslocaties. Om een beeld te krijgen van het aandeel van de tijd waarop de luchtvochtigheid een bepaalde waarde bereikt, werden cumulatieve frequentiepolygonen opgemaakt per locatie voor de hele onderzoeksperiode (Figuur 23). De referentielocatie in Hove heeft de grootste variatie van luchtvochtigheid. Het is echter weinig zinvol om de luchtvochtigheid buiten te vergelijken met het binnenklimaat. In de open lucht is de variatie immers zeer groot en sterk afhankelijk van de weersomstandigheden: wind, neerslag, temperatuur, zonneschijn, ... Binnen in het fort zijn, door de beperktere luchtcirculatie, eerder de lokale omstandigheden van belang zoals: grondwaterstand/inundatie, insijpeling van water van bovenaf, luchtverplaatsingen, ... Ook hier zien we bij het binnenklimaat dat log06 het sterkst varieert. Toch is ook op deze locatie gedurende bijna 80% van de tijd een met water verzadigde lucht aanwezig en dit ondanks de openheid van het lokaal.

Figuur 23: Cumulatieve frequentiepolygonen van de relatieve vochtigheid gemeten op de verschillende locaties gedurende de monitoringsperiode

Wanneer we de details van de relatieve luchtvochtigheid vergelijken tussen jaarrond en winterperiode (Figuur 24), bemerken we dat in de winter de relatieve luchtvochtigheid nog hoger ligt. In de belangrijkste periode voor overwinterende vleermuizen is in 3 van de 5 meetlocaties een constante verzadiging gegarandeerd met een 10-percentieel van 100%. Maar ook in de overige twee lokalen zit de luchtvochtigheid gedurende 90% van de tijd boven respectievelijk 99% en 98% verzadiging. Zelfs de droge uitschieters over 5 jaar (minimum waarden) ten gevolge van vb. tocht zijn nog bijzonder hoog.

Page 27: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 19

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%R

elat

ieve

voc

htig

heid

(%)

90 percentieel 100% 100% 100% 100% 100% 99%

maximum 100% 100% 100% 100% 100% 100%

mediaan 100% 100% 100% 100% 100% 89%

minimum 80% 19% 21% 5% 61% 5%

10 percentieel 100% 100% 100% 96% 95% 66%

log01 log02 log10 log03 log06 Hove0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

Rel

atie

ve v

ocht

ighe

id (%

)(n

ovem

ber t

ot m

aart)

90 percentieel 100% 100% 100% 100% 100% 99%

maximum 100% 100% 100% 100% 100% 100%

mediaan 100% 100% 100% 100% 100% 98%

minimum 96% 90% 82% 83% 68% 5%

10 percentieel 100% 100% 100% 99% 98% 86%

log02 log01 log10 log03 log_06

Figuur 24: Variatie in relatieve luchtvochtigheid per locatie (jaarrond en winterperiode)

De relatieve luchtvochtigheid is in alle bemonsterde ruimtes dus goed tot zeer goed, met meestal met vocht verzadigde lucht. Enkel bij extreme vorstperiodes wordt tijdens de overwinteringsperiode een beperkte daling van de luchtvochtigheid vastgesteld.

3.3.2. Waterpeilen De waterpeilen die in het fort worden gemeten zijn zeer belangrijk aangezien deze bepalen of de lokalen in de escarpgalerijen en het reduit al dan niet onder water staan in de winter. Dit heeft dan weer een impact op de temperatuursdemping en de toegankelijkheid van die lokalen. Sinds maart 2011 worden de peilen permanent opgevolgd. De data van de winter voordien (o.m. met de overstromingen van november 2010) is verloren gegaan doordat dit werd overschreven in de loggers. We beschikken dus over ongeveer 1,5 jaar aaneensluitende gegevens (Figuur 25).

0,00

0,20

0,40

0,60

0,80

1,00

1,20

1,40

1,60

1,80

2,00

1/01/2012 1/01/2013 1/01/2014

Varia

tie in

wat

erpe

il (m

)

0

5

10

15

20

25

30

35

40

45

50

Neerslag (m

m/dag)

HoofdfrontgebouwReduitFortgrachtNeerslag (mm/dag)

Figuur 25: Peilvariaties voor de drie meetlocaties en dagelijkse neerslag (Hove)

Wanneer we de variatie in waterpeil bekijken (Figuur 25), zien we voor de drie meetreeksen een gelijkaardige trend, met dezelfde pieken en dalen. Deze variatie in waterstand wordt veroorzaakt door

Page 28: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

20

de neerslag, maar elk van deze locaties reageert op een andere manier op die neerslag. Dit is duidelijk te zien wanneer we meer in detail kijken naar de gegevens van de peilen en de neerslag (Figuur 26).

0,00

0,20

0,40

0,60

0,80

1,00

1,20

1,40

1,60

20/11/2012 27/11/2012 4/12/2012 11/12/2012 18/12/2012 25/12/2012

Varia

tie in

wat

erpe

il (m

)

0

0,5

1

1,5

2

2,5

3

3,5

4

4,5

5

Neerslag (m

m/kw

artier)

HoofdfrontgebouwReduitFortgrachtNeerslag (mm/kwartier)

Figuur 26: Detail van peilvariaties voor de drie meetlocaties en dagelijkse neerslag (Hove) (periode 20/11/2012 - 31/12/2012)

De fortgracht wordt gevoed door de Koude beek en de Verlegde Fortloop. Vooral de Koude beek zal bij neerslag snel in debiet toenemen aangezien een zeer groot randstedelijk gebied (Mortsel, Boechout, Hove) afwatert naar deze beek met afvoer van hemelwater (regenwaterafvoer via buizen of grachten), gezuiverd afvalwater (RWZI Boechout) en diverse overstorten van het rioleringsstelsel. Hierdoor ontstaat er een grotere aanvoer van water naar de fortgracht die als buffer fungeert en slechts beperkt afvoert naar stroomafwaarts. De bij de uitstroom aanwezige schuif kan zelfs volledig gesloten worden. Hierdoor is de peilvariatie van de fortgracht zeer groot, met een maximale peilamplitude van 1,7 m tussen de zomer van 2007 en de overstromingen van december 2010. Uitzonderlijk zal bij zeer hoge waterstanden het water via de schietopeningen binnenstromen in de gangen. Bij de afvoerpieken rond 15 november 2010. stond het waterpeil in de gangen minsten 100 à 120 cm hoog. Bij deze en nog hogere standen (cfr. september 1998) bestaat er een reëel risico op verdrinking voor de overwinterende vleermuizen.

Figuur 27: Zicht op de waterstanden die gedurende enkele dagen aanwezig waren in november 2010 in de linker escarpgalerij (“zeer droge gang”) (foto’s Marc Verhaert)

Aan het hoofdfrontgebouw zijn de fluctuaties al minder sterk. Vlak naast dit lokaal stroomt de Verlegde Fortloop die een veel kleiner afstroomgebied heeft en de pieken door deze waterloop veroorzaakt, zijn dan ook veel kleiner. Hoewel de waterloop niet fysiek in verbinding staat met de lokalen van het fort,

Page 29: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 21

stuurt hij toch mee de waterstand binnenin. Bijkomend wordt deze waterloop ook deels gestuurd door de fortgracht. Wanneer voorafgaand aan hevige neerslagperiodes het peil in de fortgracht wordt verlaagd om de buffering te vergroten, wordt ook het peil in de Verlegde Fortloop lager getrokken, dit is te zien op figuur 26 (2 december 2012). Wanneer de fortgracht te hoog staat zal er anderzijds ook opstuwing zijn in de Verlegde Fortloop. In het reduit worden die grote trends ook gevolgd, maar deze zijn veel meer afgevlakt. Hieruit blijkt dat de waterstand er wordt gestuurd door de grondwaterstand, waardoor hevige neerslag zich slechts vertraagd vertaalt in hogere waterpeilen. Dit heeft dan ook voor gevolg dat bij drogere zomers of najaar het opnieuw vernatten van het reduit trager zal verlopen, anderzijds zorgt het stabielere waterpeil wel voor het langer nat blijven in het voorjaar.

3.4. Conclusies De relatieve luchtvochtigheid is in alle bemonsterde ruimtes hoog tot verzadigd, met meestal permanent met vocht verzadigde lucht. Het belang van het afsluiten van open ruimtes om tocht tegen te gaan wordt hier ook mee aangetoond. In de open ruimtes is er immers een sterke schommeling van het binnenklimaat. De aanwezigheid van permanent water is een bevorderlijke factor voor het bufferen van temperatuur. Dit water in de lokalen wordt in het reduit door grondwater en in het hoofdfrontgebouw door oppervlaktewater gestuurd. Bij deze laatste is aandacht voor de vleermuizen bij extreme waterberging relevant, aangezien de waterpeilen in de lokalen dan bijna 2m kunnen stijgen. Daarnaast is het noodzakelijk om drainage in de omgeving te voorkomen.

Page 30: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

22

Page 31: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 23

4. Overwinterende vleermuizen

4.1. Uitvoering Sinds 1988-1989 voert de Vleermuizenwerkgroep jaarlijks tellingen uit in Fort 3; vanaf 1998-1999 vinden deze tweemaal per jaar plaats met eenzelfde kerngroep van tellers. Eenmaal in december en eenmaal begin februari (fortentelweekend) wordt het hele fort (uitgezonderd lokalen in gebruik door verenigingen) geïnventariseerd op aanwezige vleermuizen. Hierbij worden alle kamers bezocht en wordt per kamer het aantal dieren per soort genoteerd. Tijdens de winter 2010-2011 was de eerste telling oorspronkelijk gepland op 19 december, maar deze diende door slechte weersomstandigheden en bereikbaarheid uitgesteld te worden naar begin januari. Bijkomend werd die winter een derde telling georganiseerd in het kader van een steekproef door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) voor vleermuizen met “White-Nose Syndrome” (WNS), een schimmelinfectie met desastreuze impact op Noord-Amerikaanse vleermuizenpopulaties (90% mortaliteit). Aangezien deze schimmel zich pas op het einde van de winterperiode manifesteert werd in het weekend van 4-6 maart 2011 een onderzoek georganiseerd in 5 Antwerpse forten, waaronder Fort 3. Naast een controle van infecties werd tegelijkertijd een aanvullende telling uitgevoerd. Er werden tijdens dat weekend geen dieren met WNS vastgesteld in de onderzochte forten. (contact: Ralf Gyselings, INBO) Tijdens de winter 2011-2012 viel de tweede telling op het einde van de koudegolf van januari-februari, waardoor er in het reduit een dikke ijslaag aanwezig was (Figuur 28). Langs de buitenrand was deze begaanbaar (> 5cm), maar binnen in het fort scheurde ze onder het gewicht van de tellers. Door het diepe water (30 tot 50 cm) en de aanwezigheid van allerlei debris onder het water, was het risico op ongevallen te groot. Daarom werd ter plaatste beslist om dit deel van het fort over te slaan, maar werd wel op voorzichtige wijze een volledige census gemaakt van kamer B068, de meest succesvolle van dit deel van het fort, als referentie. Een week later was het ijs na 6 dagen dooi nog steeds aanwezig waardoor de optie van een iets verlate telling van het reduit gelijkvloers dan ook definitief werd verlaten.

Figuur 28: Volledig dichtgevroren wateroppervlak in reduit gelijkvloers en buitenaanzicht op 05/02/2012 (foto’s: Bram Van Ballaer)

Sinds de winter van 2009-2010 worden 5 kamers in de caponnière niet meer geteld. Dit gedeelte van het fort is sowieso in slechte staat (Figuur 29) en daarom werd beslist dat het in deze 5 ruimtes niet meer verantwoord is om er te zoeken naar vleermuizen. Bij de berekening van gemiddelden per kamer werd er rekening mee gehouden, dat er hier slechts 2 keer werd geteld in plaats van de 11 tellingen op de andere locaties. Bij de voorstelling van de resultaten op kaart werd, in functie van de verschillende groottes van de lokalen, het aantal vleermuizen omgerekend naar de dichtheid (aantal per oppervlakte in m²). Hiermee wordt vermeden dat grote kamers (vaker) het hoogst aantal overwinterende vleermuizen herbergen.

Page 32: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

24

Figuur 29: Toestand van deel van de caponnière (foto: Marc Verhaert) en aanduidding van de niet meer getelde lokalen

De telling gebeurt steeds in kleine groepjes (2 à 4 personen) waarvan meestal 2 personen een grondige ervaring hebben in het determineren van vleermuizen zodat gewerkt kan worden met het 4-ogen principe. Wanneer er onvoldoende kenmerken zichtbaar zijn, worden die exemplaren aangeduid volgens een van de soortencomplexen, genus of desnoods als “vleermuis”. Hierdoor hebben de beschikbare gegevens een grote betrouwbaarheid. Wel dient opgemerkt te worden dat er ook een voortschrijdende expertiseopbouw is bij de vleermuizendeskundigen, onder meer door het ontdekken van nieuwe soorten, het uitwerken van determinatiesleutels om tweelingsoorten toch te onderscheiden en ervaring op te doen bij het herkennen van zeldzame soorten.

Figuur 30: Vleermuizentellers met attributen: zaklamp, waadpak, verrekijker en spiegel (foto’s: Bram Van Ballaer)

Tabel 2: tellingen uitgevoerd tijdens de monitoringsopdracht

Datum Winter Aantal tellers Opmerkingen

20/12/2008 2009 10 3/02/2009 2009 11

19/12/2009 2010 9 Sterke verstoring in caponnière: kaarsen + 1 lokaal ontoegankelijk gemaakt 6/02/2010 2010 12 1 dode Mn 9/01/2011 2011 8 5/02/2011 2011 14 1 dode Mn , 1 dode Cspec 5/03/2011 2011 6 Extra telling voor WNS onderzoek

18/12/2011 2013 5 5/02/2012* 2012 8 Reduit gelijkvloers niet geteld (enkel kamer B068) 15/12/2012 2013 6 1 dode Mn, 1 skelet Mspec

2/2/2013 2013 10

Page 33: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 25

4.2. Algemene resultaten Tijdens de wintertellingen in Fort 3 werden tot nog toe 12 soorten met zekerheid aangetroffen (Tabel 3), waarvan de mopsvleermuis voor het laatst in 1990. In het kader van deze opdracht werden 10 van de 12 overwinterende soorten tot in het meest recente winterseizoen aangetroffen en de meeste soorten zelfs elke winter.

Tabel 3: soorten aangetroffen tijdens wintertellingen

Soortnaam Code Soortencomplex Aantal winters(laatste 5 jaar)

Meest recente vondst

Watervleermuis Md Watervleermuis 5 2/02/2013 Franjestaart Mn Franjestaart 5 2/02/2013 Baardvleermuis Mm Baard/Brandts vleermuis 4 2/02/2013 Brandts vleermuis Mb Baard/Brandts vleermuis 4 15/12/2012 Ingekorven vleermuis Me Ingekorven vleermuis 5 2/02/2013 Meervleermuis Mda Meervleermuis 5 2/02/2013 Ruige dwergvleermuis Pn Dwergvleermuis 1 2/02/2013 Gewone dwergvleermuis Pp Dwergvleermuis 3 2/02/2013 Gewone grootoorvleermuis Pa Grootoorvleermuis 5 2/02/2013 Grijze grootoorvleermuis Paus Grootoorvleermuis 1 2/02/2013 Laatvlieger Es Laatvlieger 2 6/02/2010 Mopsvleermuis Bb Mopsvleermuis 0 18/02/1990

In alle onderzochte delen van het fort werden vleermuizen aangetroffen (Figuur 32). De grootste concentraties aan vleermuizen zijn te vinden in het reduit gelijkvloers en de caponnière (Figuur 31), met ook nog wat lagere concentraties in het rechter hoofdfrontgebouw. Enkel in de twee open bunkers gelegen bovenop het hoofdfrontgebouw werd de afgelopen 5 winters geen enkel dier gevonden (de enige waarneming is een grootoorvleermuis in december 2006). In de hoofdcaponnière en het reduit gelijkvloers worden gemiddeld ongeveer een derde van alle vleermuizen aangetroffen. Wel treedt er een verschuiving op tussen de eerste telling en de tweede telling (Figuur 31). Alle delen van het reduit (gelijkvloers, eerste verdieping en contrescarp) verliezen aan belang ten voordele van de hoofdcaponnière. Dit heeft vermoedelijk te maken met het meer gesloten karakter van dit deel van het fort, waar bij koudeperiodes de demping hoger is dan in grote delen van het reduit.

Reduit gelijkvloers32%

Escarpegallerij rechts7%

Hoofdcapponière26%

Reduit eerste verdiep11%

Reduit contre-escarpe6%Escarpegallerij links

3%

Hoofdfrontgebouw links4%

Hoofdfrontgebouw rechts11%

December

Reduit gelijkvloers30%

Reduit eerste verdiep9%

Hoofdfrontgebouw rechts8%

Hoofdcapponière32%

Escarpegallerij rechts9% Reduit contre-escarpe

5%Escarpegallerij links

4%Hoofdfrontgebouw links3%

Februari

Figuur 31: Gemiddeld aandeel van de totale winterpopulatie per fortdeel (december en februari)

Page 34: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

26

Figuur 32: Concentratie van overwinterende vleermuizen

Gemiddeld werden elke telling 320 vleermuizen aangetroffen. Gezien de aanzienlijke verschillen in habitatgebruik en omgevingsvereisten tussen de verschillende soorten, wensen we echter te focussen op de trends en verspreiding van de afzonderlijke soorten(complexen).

Page 35: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 27

In onderstaande grafiek (Figuur 33) worden de weersomstandigheden voorafgaandelijk aan de verschillende tellingen voorgesteld. De balken geven de temperatuursrange van de voorgaande dag weer, terwijl de vlaggen de range van de afgelopen 14 dagen tonen. De laatste waarde is de mediaan van de voorgaande 14 dagen en geeft aan in hoeverre de winter als warm of koud te beschouwen is.

-15

-10

-5

0

5

10

15

20/1

2/20

08

3/02

/200

9

19/1

2/20

09

6/02

/201

0

9/01

/201

1

5/02

/201

1

5/03

/201

1

18/1

2/20

11

5/02

/201

2

15/1

2/20

12

2/02

/201

3

2009 2010 2011 2012 2013

Tem

pera

ture

n vo

oraf

gaan

d aa

n te

lling

(°C

)

max. vorige dag max. vorige 14 dagenmediaan vorige 14 dagen min. vorige 14 dagenmin. vorige dag

Figuur 33: temperatuursgegevens voorafgaand aan de tellingen

4.3. Soortbespreking Bij volgende analyses dient er steeds rekening te worden gehouden met het ontbreken van een telling in het reduit gelijkvloers in februari 2012.

4.3.1. Baardvleermuizen (Mmb/Mm/Mb) Baardvleermuis (Myotis mystacinus) en Brandts vleermuis (Myotis brandtii) zijn twee sterk gelijkende soorten. Het onderscheid wordt momenteel slechts in optimale omstandigheden (frontaal zicht op snuit) gemaakt. In de wintertellingen in Fort 3 werd de Brandts vleermuis voor het eerst gedetermineerd in 2009 (Tabel 4), sinds 2011 kan door een deel van de tellers het onderscheid tussen deze twee soorten gemaakt worden. Een deel wordt nog als “complex” (baard/Brandts) genoteerd omwille van het niet zichtbaar zijn van duidelijke kenmerken, maar een deel, vooralsnog, door een gebrek aan ervaring bij het onderscheid. Bijkomend dient opgemerkt te worden dat de ervaring die we nu hebben, leert dat er zeer weinig echte Brandts vleermuizen in de forten aanwezig zijn en dat de specifieke kenmerken in het begin mogelijk te enthousiast werden herkend. De aantallen van 4 en 3 Brandts vleermuizen zijn dan ook twijfelachtig, rekening houdend met de huidige terughoudendheid.

Tabel 4: Niveau van determinatie van de vleermuizen in het complex van de Baardvleermuizen Winter Sessie Complex Baardvleermuis Brandts vleermuis

december 73 1 2009 februari 60 december 69 1 2010 februari 67 2 december 41 6 4 februari 5 76 2011 maart 58 6 1 december 24 57 3 2012 februari 24 3 december 27 65 1 2013 februari 74 31

Recent dient aan dit complex van baardvleermuizen ook de nimfvleermuis (Myotis alcathoe) toegevoegd te worden. Deze soort, beschreven in 2001, werd pas in 2011 ontdekt in Wallonië en kan

Page 36: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

28

mogelijk ook in de Antwerpse fortengordel voorkomen. Vooralsnog is het echter niet mogelijk om deze soort te onderscheiden en is er dan ook geen uitspraak mogelijk over aan- of afwezigheid. Bij de aantallentrends voor dit soortencomplex sinds 1998 (Figuur 34) bemerken we een vrijwel constante stijging van de aantallen, met een verviervoudiging op 15 jaar tijd. Enkel in de tweede telling van 2012 is er een zeer sterke daling. Bij het bekijken van de verdeling van de baardvleermuizen over het fort in figuur 35 zien we dat, ongeacht de telperiode, steeds ongeveer 50% van de dieren zich in het reduit gelijkvloers bevinden, het deel dat op die telling niet onderzocht werd. Los van deze anomalie, is er dus een constante stijgende trend voor deze soort.

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 20130

20

40

60

80

100

120

Aant

al g

etel

de e

xem

plar

en

december

februari

maart

Figuur 34: Aantallentrends voor baard/Brandts vleermuis

Verder stellen we vast dat er bijkomend nog 20 à 25% van de exemplaren op de eerste verdieping van het reduit en de contrescarp worden geteld. Eveneens zijn de verschillen tussen de eerste en tweede telling beperkt. Beide aspecten hebben te maken met de voorkeur van deze soort voor relatief koude plekken en daarom zal ze dus minder de sterk afgesloten en gebufferde fortdelen opzoeken (Figuur 35).

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

December Februari

Aan

tal g

etel

de e

xem

plar

en

HoofdcapponièreEscarpegallerij rechtsHoofdfrontgebouw rechtsHoofdfrontgebouw linksEscarpegallerij linksReduit contre-escarpeReduit eerste verdiepReduit gelijkvloers

Figuur 35: Procentuele verdeling van baard/Brandts vleermuis over de verschillende fortdelen per telling

Reduit gelijkvloers niet geteld

Page 37: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 29

Figuur 36: Gemiddeld aantal exemplaren baard/Brandts vleermuis per m²

Page 38: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

30

4.3.2. Watervleermuis (Md) De watervleermuis is gemiddeld de meest voorkomende soort in Fort 3. Tijdens de eerste tellingen is ze meestal abundanter dan bij de tweede (Figuur 37), wanneer andere soorten (franjestaart of baard/Brandts vleermuis) de hoogste aantallen bereiken. Tijdens de jaren van deze monitoringsopdracht was er tijdens vier van de vijf winters een afname van ongeveer 50 watervleermuizen tussen de beide tellingen. Deze dieren verdwijnen voornamelijk uit het reduit, waardoor ook het belang van de caponnière toeneemt (Figuur 38). In de aantalevolutie van de watervleermuis (Figuur 37) bemerken we een relatief stabiele lijn tussen 75 en 125 exemplaren. Enkel in de winter van 2006 op 2007 zien we een opmerkelijke stijging van het aantal exemplaren, waarna de aantallen plots terug zakken naar de vastgestelde evenwichtstoestand. Een bespreking van de mogelijke oorzaak van deze piek is te lezen in paragraaf 4.5 (Impact boskappingen 2006; p.45).

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 20130

50

100

150

200

250

Aant

al g

etel

de e

xem

plar

en

december

februari

maart

Figuur 37: Aantalsevolutie voor watervleermuis

De verdeling van de watervleermuis in het fort varieert zeer sterk. Zowel in het reduit als de caponnière tussen 15 en 65%, zelfs binnen dezelfde winterperiode zien we zeer sterke verschillen tussen de verschillende tellingen (Figuur 38).

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

December Februari

Aan

tal g

etel

de e

xem

plar

en

HoofdcapponièreEscarpegallerij rechtsHoofdfrontgebouw rechtsHoofdfrontgebouw linksEscarpegallerij linksReduit contre-escarpeReduit eerste verdiepReduit gelijkvloers

Figuur 38: Procentuele verdeling van watervleermuis over de verschillende fortdelen per telling

Piek winter 2006-2007

Page 39: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 31

Dus hoewel het reduit gelijkvloers en de caponnière gemiddeld een even groot belang hebben, is het duidelijk dat in de loop van de winter de caponnière aan belang wint (Figuur 39). Hieruit blijkt dan ook dat het nodig is om voldoende diverse klimatologische omstandigheden te hebben in mekaars nabijheid, zodat deze verhuisbewegingen mogelijk zijn zonder teveel inspanningen.

Hoofdfrontgebouw rechts12%

Hoofdcapponière28%

Escarpegallerij rechts7%

Reduit eerste verdiep7%

Reduit contre-escarpe5%

Hoofdfrontgebouw links3% Escarpegallerij links

3%

Reduit gelijkvloers35%

DecemberReduit gelijkvloers

26%

Reduit eerste verdiep7%

Hoofdfrontgebouw rechts10%

Reduit contre-escarpe6%

Escarpegallerij links4%

Hoofdfrontgebouw links3%

Escarpegallerij rechts7%

Hoofdcapponière37%

Februari

Figuur 39: Gemiddelde spreiding over het fort van de watervleermuis per telperiode (tellingen 2008-2013)

In het reduit gelijkvloers zien we bovendien ook dat, in tegenstelling tot bijvoorbeeld baard/Brandts vleermuis, de dieren veel meer geconcentreerd zitten en dan voornamelijk in de ingerichte zones aan de noordzijde van het reduit (Figuur 40). Watervleermuis is dan ook een soort die veel meer op zoek gaat naar gebufferde locaties.

Page 40: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

32

Figuur 40: Gemiddeld aantal exemplaren watervleermuis per m²

Page 41: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 33

4.3.3. Franjestaart (Mn) De franjestaart is de tweede belangrijkste soort van Fort 3 en tijdens sommige februari-tellingen zelfs de meest abundante. Bijna jaarlijks wordt immers een sterke stijging vastgesteld tussen het aantal in december en het aantal in februari (Figuur 41). Dit wordt veroorzaakt doordat deze soort nog tot laat in de winter in bossen blijft om zich te voeden (o.m. met wintervlinder). In de winter 2009-2010 zien we dat verschil niet, mogelijk doordat het in de periode voor de decembertelling reeds zeer koud was en de franjestaarten al vroeger in het fort aanwezig waren.

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 20130

20

40

60

80

100

120

140

Aant

al g

etel

de e

xem

plar

en

december

februari

maart

Figuur 41: Aantallentrends voor franjestaart

In de verdeling over de verschillende gebouwdelen merken we tussen de beide tellingen slechts kleine verschillen, waarbij net als bij watervleermuis, er een verschuiving is van reduit naar caponnière, al is die in dit geval beperkt. Bijkomend bemerkten we onder meer bij de telling van februari 2012 dat er soms sterke interne verschuivingen zijn. In de caponnière was er, ten gevolge van de hevige koude, een zeer sterke concentratie van alle franjestaarten in de centrale gang, waar de buffering het grootst is (beste hangplek ingekorven vleermuis), terwijl deze soort meestal de voorkeur geeft aan de twee buitenste gangen (Figuur 43)

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

December Februari

Aan

tal g

etel

de e

xem

plar

en

HoofdcapponièreEscarpegallerij rechtsHoofdfrontgebouw rechtsHoofdfrontgebouw linksEscarpegallerij linksReduit contre-escarpeReduit eerste verdiepReduit gelijkvloers

Figuur 42: Procentuele verdeling van franjestaart over de verschillende fortdelen per telling

Page 42: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

34

Op figuur 43 zien we de franjestaart zeer sterk geconcentreerd zitten in de caponnière, enkele kamers van het hoofdfrontgebouw en twee zones in het reduit. Het is dus een soort die duidelijke eisen stelt aan haar verblijfplaats en op die plaatsen dan in hogere dichtheden aanwezig is.

Figuur 43: Gemiddeld aantal exemplaren franjestaart per m²

Page 43: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 35

4.3.4. Ingekorven vleermuis (Me) De ingekorven vleermuis is sinds december 1998 bijna steeds aanwezig op het fort (Figuur 44). De aantallen fluctueren sterk, maar stegen plots in 2008 en zijn na het hoogtepunt in 2008-2009 (7 exx.) weer zeer sterk afgenomen. De aantallen tussen de twee jaarlijkse tellingen komen meestal vrij goed overeen (enkel in 2010-2011 verdwijnen 2 exemplaren). De ingekorven vleermuis is immers een voor verstoring zeer kwetsbare soort, die ook tijdens de winter vrij honkvast is.

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 20130

1

2

3

4

5

6

7

8

Aant

al g

etel

de e

xem

plar

en

december

februari

maart

Figuur 44: Aantallentrends voor ingekorven vleermuis

Vrijwel de volledige populatie overwintert in de caponnière (Tabel 5), die echter ook tijdens de winterperiode illegaal betreden wordt, zelfs door groepen. Het is dan ook aannemelijk dat de vastgestelde verstoring (o.m. overvloedige aanwezigheid theelichtjes, ruimtes die worden afgesloten) de oorzaak is van deze afname. Bij de controle van de dataloggers kon telkens vastgesteld worden dat deze soort inderdaad tot minstens begin mei nog volop in winterslaap is. Het zijn deze lange winterslaap en het feit dat ze echt vrij hangen, die de soort zo kwetsbaar maken. Uitzonderlijk wordt de soort ook elders in het fort aangetroffen. Vaak zijn die dieren bij de tweede telling reeds verdwenen. Zo werd in 2005 in februari een dode ingekorven vleermuis gevonden in het reduit en het exemplaar dat in 2013 overwinterde in het hoofdfrontgebouw bleek nadien ook te zijn gestorven (pas vastgesteld in mei 2013).

Tabel 5: Overzicht van de aangetroffen ingekorven vleermuizen per lokaal en per fortdeel

Reduit contrescarp

Reduit gelijkvloers

Capponière Hoofdfront- gebouw

links

Hoofdfrontgebouw rechts

Jaar Sessie

Tota

al

CE

005

IB00

5'

B00

3

B01

1

C00

1

C00

8

C01

0

C01

1

C01

1a

C01

3

C01

5

C01

6

C01

7

C02

1

C02

2

C02

5

HFG

026

HFG

028

HFG

035

HFG

044

december 2 2 1999 februari 2 2 december 1 1 2000 februari 0 december 1 1 2002 februari 2 1 1 december 1 1 2004 februari 1 1 december 0 2005 februari 3 2 1 december 2 1 1 2006 februari 1 1 december 1 1 2007 februari 0 december 5 1 1 1 1 1 2008 februari 4 2 1 1 december 7 1 4 1 1 2009 februari 7 4 3 december 4 2 1 1 2010 februari 4 1 2 1 december 4 1 2 1 februari 2 2 2011 maart 2 2 december 1 1 2012 februari 1 1 december 5 1 1 1 1 1 2013 februari 5 1 3 1

Page 44: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

36

De ingekorven vleermuis blijkt dus vooral succesvol te kunnen overwinteren in de caponnière, maar aangezien de verstoring hier ook toeneemt is deze overwinteringslocatie voor deze bijlage 2-soort sterk bedreigd.

Figuur 45: Gemiddeld aantal exemplaren ingekorven vleermuis per m²

Page 45: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 37

4.3.5. Meervleermuis (Mdas) De aanwezigheid van de meervleermuis in Fort 3 werd voor het eerst vermoed in december 2006. In de daaropvolgende telling tijdens het jaarlijkse Fortentelweekend van de Vleermuizenwerkgroep werd dit vermoeden bevestigd door enkele Nederlandse collega’s. De bewuste meervleermuizen bevonden zich bovenaan in een hoge koker (± 6m hoog) (Figuur 46) waardoor ze moeilijk zichtbaar waren, maar ook hun kenmerkende grootte niet opviel. De correcte determinatie van deze soort is zeer belangrijk aangezien ze voorkomt op de bijlage 2 van de habitatrichtlijn.

Figuur 46: meervleermuizen bovenin de koker van kamer HFG046 (links) en poging tot determinatie ervan (rechts) (foto’s : Bram Van Ballaer)

Sinds de ontdekking van deze soort is de trend positief voor het aantal overwinterende dieren (Figuur 47), met een lichte piek in 2011. Wel valt ook op dat er bijna steeds verschillen zijn tussen de beide tellingen, zowel in positieve als negatieve zin.

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 20130

1

2

3

4

5

6

7

8

Aant

al g

etel

de e

xem

plar

en

december

februari

maart

Figuur 47: Aantallentrends voor meervleermuis

Het zwaartepunt van deze overwinterende populatie ligt duidelijk in het rechter gedeelte van het hoofdfrontgebouw (Tabel 5 en Figuur 48), meer bepaald in de hierboven beschreven koker. Buiten deze kamer komt de soort slechts sporadisch voor, enkel in het reduit was er enkele jaren een vaste overwinterende meervleermuis onder een trap, een natte en sterk gesloten en gebufferde ruimte. Het verschijnen en verdwijnen van exemplaren op die sporadische locaties heeft hopelijk te maken met (tijdelijke) verplaatsingen binnen het fort, mogelijk van en naar de kernlocatie. Op die kernlocatie zien we dus ook veranderingen in aantallen. Een bijkomende reden voor verschillen is dat bovenaan deze koker rondomrond een spleet aanwezig is; daar kunnen deze dieren zich steeds snel verbergen bij verstoring. Deze schuilplaats kan vanuit de kamer niet bereikt worden om te tellen, waardoor we geen zicht hebben op het werkelijk aantal dieren in die koker.

Page 46: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

38

Tabel 6: Overzicht van de aangetroffen meervleermuizen per lokaal en per fortdeel Reduit

gelijkvloers Hoofdfrontgebouw

links Hoofdfrontgebouw

rechts Escarp links

Jaar Sessie Totaal B052 HFG039 HFG043 HFG046 HFG049 HFG073 EL008 EL014december 3 1 2 2007 februari 2 1 1 december 3 1 2 2008 februari 3 1 2 december 3 1 2 2009 februari 1 1 december 3 1 2 2010 februari 5 1 4 december 6 1 5 februari 7 1 1 5 2011 maart 6 1 4 1 december 7 6 2012 februari 4 2 1 1 december 6 5 1 2013 februari 4 4

Page 47: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 39

Figuur 48: Gemiddeld aantal exemplaren meervleermuis per m²

Page 48: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

40

4.3.6. Dwergvleermuizen (Ppn/Pp/Pn) De dwergvleermuizen worden hier samen besproken, hoewel de verschillende leden van dit complex sterk van elkaar verschillen wat betreft habitatgebruik. De gewone dwergvleermuis is immers een typische soort gebonden aan menselijke aanwezigheid en is dan ook vrij algemeen in Vlaanderen. Ze heeft ook geen echte binding met het hier onderzochte winterobject, maar moet als toevallige gast beschouwd worden. De ruige dwergvleermuis is dan weer een typische bossoort, die ook meestal in bomen overwintert. In Vlaanderen vinden we ook zeer regelmatig overwinterende dieren terug in houtstapels. Bij de dwergvleermuizen worden deze twee soorten reeds lang erkend; het herkennen ervan in winterslaap is echter nog maar recent aan het inburgeren. Het determineren van ruige dwergvleermuis gebeurt sinds een drietal jaar (Tabel 7) en in die periode werd de soort nog maar 1 keer aangetroffen. Deze soort blijkt dus ook in Fort 3 te overwinteren, maar dus niet elke winter.

Tabel 7: Niveau van determinatie van de vleermuizen in het complex van de dwergvleermuizen

Winter Sessie Complex

dwergvleermuis Gewone

dwergvleermuis Ruige

dwergvleermuis Kleine

dwergvleermuis december 9 2009 februari 3 december 1 2010 februari 2 december 2 3 februari 6 2011 maart 3 2 december 1 4 2012 februari 1 2 december 4 2013 februari 5 4 1

Bij deze vleermuizen is er geen trend te zien (Figuur 49), die wordt trouwens ook niet verwacht aangezien deze soorten slechts minimaal aangewezen zijn op forten als overwinteringsplaats. Wanneer ze toch in Fort 3 overwinteren, zitten ze exclusief in het reduit (Figuur 50), waar ze vooral de drogere ruimtes opzoeken (eerste verdieping).

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 20130

2

4

6

8

10

12

14

16

Aant

al g

etel

de e

xem

plar

en

december

februari

maart

Figuur 49: Aantallentrends voor dwergvleermuizen

Page 49: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 41

Figuur 50: Gemiddeld aantal exemplaren dwergvleermuis per m²

Ruige dwergvleermuis (2/02/2013)

Page 50: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

42

4.3.7. Grootoorvleermuizen (PaA/Pa/PA) Ook de grootoorvleermuizen zijn slechts occasionele fortbewoners. Zij overwinteren normaal gezien op zolders of in boomholtes, maar er duiken telkens wel een paar op in Fort 3. Doordat zij ook niet gebonden zijn aan de forten, is hier niet echt een trend waar te nemen (Figuur 51), behalve dat er op 1 telling na telkens grootoorvleermuizen gevonden worden.

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 20130

1

2

3

4

5

6

7

8

9

Aant

al g

etel

de e

xem

plar

en

december

februari

maart

Figuur 51: Aantallentrends voor grootoorvleermuizen

Het onderscheid tussen gewone en grijze grootoorvleermuis wordt reeds langer gemaakt, maar toch is het niet steeds mogelijk om voldoende kenmerken te zien voor een eenduidige determinatie. De eerste overwinterende grijze grootoorvleermuis werd pas in februari 2013 gevonden (Tabel 8). Het merendeel is dus de gewone grootoorvleermuis. Deze soort komt, in tegenstelling tot de dwergvleermuizen, verspreid over het hele fort voor en lijkt dus geen enkele voorkeur te hebben voor vochtigheid of temperatuursdemping.

Tabel 8 Niveau van determinatie van de vleermuizen in het complex van de grootoorvleermuizen

Winter Sessie

Complex grootoor-vleermuis

Gewone grootoor-vleermuis

Grijze grootoor-vleermuis

december 6 2009 februari 6 december 1 3 2010 februari 3 december 4 februari 5 2011 maart 3 december 2012 februari 1 december 2 5 2013 februari 3 1

Figuur 52: Grijze grootoorvleermuis (foto: Huub Don)

Page 51: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 43

Figuur 53: Gemiddeld aantal exemplaren grootoorvleermuizen per m²

gewone

Page 52: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

44

4.3.8. Laatvlieger (Es) Ook de laatvlieger is een soort die niet aan forten gebonden is en als dusdanig slechts sporadisch wordt gevonden: de afgelopen 5 jaar slechts 2 maal. Deze twee laatvliegers werden in de caponnière gevonden, net als 80% van de voorgaande waarnemingen.

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 20130

1

2

3

Aant

al g

etel

de e

xem

plar

en

december

februari

maart

Figuur 54: Aantallentrends voor laatvlieger

4.4. Totaal Wanneer we het totaal bekijken van alle vleermuizensoorten samen (Figuur 55) zien we dat er tot de winter van 2006-2007 een stijgende evolutie was. Sindsdien is er een lichte afname en stabilisatie van de totale populatie. Door het samenvatten van de soortgegevens zien we geen duidelijke relatie meer tussen de beide tellingen, die bij zowel watervleermuis (dalend) als franjestaart (stijgend) wel duidelijk was.

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 20130

50

100

150

200

250

300

350

400

450

Aant

al g

etel

de e

xem

plar

en

december

februari

maart

Figuur 55: Aantallenevolutie van het totaal aantal vleermuizen per telling

In tabel 9 wordt een samenvatting gegeven van de aantallen per soortcomplex gedurende de afgelopen studieopdracht. Een gedetailleerde lijst van de determinaties is terug te vinden in Bijlage 3.

Page 53: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 45

Tabel 9: Overzichtstabel van de resultaten van 5 jaar wintertellingen (per soortcomplex)

Datum Jaar Wat

ervl

eerm

uis

Fran

jest

aart

Baa

rd/B

rand

ts

vle

erm

uis

Dw

ergv

leer

mui

s

Gro

otoo

rvle

erm

uis

Inge

korv

en

vle

erm

uis

Laat

vlie

ger

Mee

rvle

erm

uis

Myo

tis s

p.

vlee

rmui

s

Totaal 20/12/2008 116 89 74 9 6 7 1 3 16 3 324

7/02/2009 2009

69 101 60 3 6 7 1 5 4 256 19/12/2009 127 106 70 1 4 4 3 13 4 332

6/02/2010 2010

75 98 69 2 3 4 1 5 17 4 278 9/01/2011 85 58 51 5 4 4 6 11 2 226 5/02/2011 120 106 81 6 5 2 7 4 7 338 5/03/2011

2011 81 89 65 5 3 2 6 11 2 264

18/12/2011 123 74 84 5 1 6 10 4 307 5/02/2012

2012 75 94 27 3 1 1 4 11 4 220

15/12/2012 125 76 93 4 7 5 6 22 4 342 2/02/2013

2013 75 68 105 10 4 5 4 27 11 309

4.5. Impact boskappingen 2006

4.5.1. Aantalsveranderingen De oorspronkelijke taakstelling van deze opdracht was om via monitoring de impact te bepalen van het kappen van een deel van het bos op Fort 3 in het najaar van 2006. Hiervoor is het echter noodzakelijk om nulmetingen te hebben van vóór de ingreep die men wil bestuderen. In dit geval is de enige dataset die teruggaat tot voor de kappingen die van de wintertellingen van de vleermuizen. Bij het totaal aantal getelde vleermuizen werd vastgesteld dat er in de winterperiode na de kappingen een plotse sterke stijging was, met het jaar nadien opnieuw een daling. Hier kan de vraag gesteld worden of dit enige relatie heeft met de bewuste kappingen. Wanneer we gaan kijken naar de aangrenzende forten (Fort 2 en Fort 4, bron: vleermuizendatabank), bemerken we dat ook daar een dergelijke piek aanwezig is in de dataset (Figuur 56). Bekijken we echter de globale trend voor alle vleermuizenpopulaties in de Antwerpse fortengordels (Figuur 57), is die trend niet aanwezig, integendeel, die winter is er een globale populatieafname in de forten. De vleermuizenpopulaties reageren in deze drie forten dus anders dan de algemene trend.

0

100

200

300

400

500

600

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Inde

x(%

)

Fort 2 (Womme lgem)

Fort 3 (Bors beek)

Fort 4 (Morts e l )

Figuur 56: Index voor totaal aantal vleermuizen (1998 = 100%, voor Mortsel is 2002 = 100%)

Page 54: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

46

0

50

100

150

200

250

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

Inde

x(%

)

Antwerps e fortengorde l s

Figuur 57: Index voor totaal aantal vleermuizen voor de volledige fortengordel (1998 = 100%)

Bij de soortenanalyse van watervleermuis (paragraaf 4.3.2, p.30) werd vastgesteld dat er die winter inderdaad een duidelijke piek aanwezig was in Fort 3. Als we de gegevens ook voor de overige forten opsplitsen per soort bemerken we dat ook de totale stijging in Mortsel veroorzaakt wordt door een toe- en nadien afname van watervleermuizen. In Wommelgem is er die winter eveneens een toename van watervleermuizen met 25%, gevolgd door een lichte daling.

0

50

100

150

200

250

300

350

400

450

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Inde

x (%

)

Wom m elgem

Borsbeek

Mortsel

Figuur 58: Index voor totaal aantal watervleermuizen (1998 = 100%, voor Mortsel is 2002 = 100%)

In Wommelgem is er bovendien ook een piek van franjestaarten, net als in Morstel (Figuur 59). In Borsbeek blijft deze soort echter stabiel. Voor de volledigheid geven we ook de grafiek weer van de baardvleermuizen (Figuur 60). Hier zijn echter geen duidelijk trends waar te nemen, voor geen enkel van de drie forten.

Page 55: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 47

0

1000

2000

3000

4000

5000

6000

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Inde

x (%

)

Wom m elgem

Borsbeek

Mortsel

Figuur 59: Index voor totaal aantal franjestaarten (1998 = 100%, voor Mortsel is 2002 = 100%)

0

200

400

600

800

1000

1200

1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Inde

x (%

)

Wom m elgem

Borsbeek

Mortsel

Figuur 60: Index voor totaal aantal baardvleermuizen (1998 = 100%, voor Mortsel is 2002 = 100%)

Een mogelijke verklaring voor deze aantallenstijgingen zou zijn dat de bomen op Fort 3 in gebruik waren als winterverblijfplaats. Dit zou inhouden dat deze dieren na de kappingen een alternatieve locatie zijn gaan opzoeken, zoals het fort zelf of de aangrenzende forten. Het is echter niet meer mogelijk om deze hypothese te toetsen, aangezien er voorafgaandelijk aan de kappingen geen onderzoek is gebeurd naar de aanwezigheid van vleermuizen in de te kappen bomen. Hoewel er in de winter 2006-2007 een opvallende toename is van voornamelijk watervleermuis in deze drie aangrenzende forten, kan de oorzaak niet aangetoond worden. Het blijft dan ook slechts een hypothese dat de kappingen hiervan de oorzaak zijn, ook ingrepen in de ruimere omgeving aan andere overwinteringslocaties behoren tot de mogelijkheden. Er zijn alleszins geen overwinteringslocaties gekend waar een afname van meer dan 50 watervleermuizen werd vastgesteld.

4.5.2. Invloed inrichting Ter mitigatie van de kappingen rondom het reduit, werden voorafgaand aan de winterperiode 2006-2007 een aantal kamers dichtgemaakt met betonplex (paragraaf 2.1.1). Op het gelijkvloers werden de noordelijke kamers aan de buitenzijde dichtgemaakt en op het eerste verdiep werden de noordelijke kamers aan de binnenzijde afgesloten (Figuur 61). Het afsluiten van de ruimtes had tot doel om de beschutting door de omliggende bomen te vervangen en aldus het aanwezige klimaat in het reduit te behouden. Klimatologisch kan dit niet geëvalueerd worden. We bemerken wel dat er op het gelijkvloers geen opvallende verschuivingen zijn. Op de verdieping zien we evenwel dat de buitenste kamers nog minder benut worden dan voordien en dus

Page 56: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

48

bijna ongeschikt zijn geworden. De binnenste gang, die ingericht werd, wordt daarentegen meer gebruikt dan vóór de inrichting.

Resultaten 2001-2006 Resultaten 2008-2013

Figuur 61: Totale dichtheid aan vleermuizen in het reduit tijdens de vijf winterperiodes vóór de kappingen en gedurende de voorliggende monitoringsperiode, met aanduiding van de locatie van de afsluitingen

Het lijkt er dus op dat de kamers die niet ingericht werden minder aantrekkelijk zijn geworden, terwijl diegene die wel afgesloten werden hun belang hebben behouden of zelfs beter benut worden.

Page 57: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 49

5. Transectmonitoring

5.1. Uitvoering Om de relatie tussen de aanwezige vleermuispopulatie en het fort te bestuderen, maken we gebruik van punt-lijntransecttellingen. Dit is een methode waarbij een traject van een bepaalde afstand (hier 3 km) minimaal drie maal per zomerperiode wordt afgelopen. De selectie van het transect gebeurde zodanig dat dit het volledig fort en een deel van de omgeving omvatte. Ongeveer om de 100 m (in functie van de aanwezige habitats) stopten we gedurende precies 3 minuten op een vast punt en registreerden we elke vleermuis die voorbij kwam gevlogen. Om de intensiteit van activiteit nauwkeuriger te bepalen werd vanaf de tweede ronde het aantal vleermuizen hoorbaar per tijdsperiode van 5 seconden geteld. Per punt werd de soort genoteerd alsook of het om een jagend of voorbijvliegend exemplaar ging. Bij twijfel over de soort werd een opname gemaakt. Verder werden zoveel mogelijk gegevens van de omgeving genoteerd. Ook temperatuur, windsnelheid, maancyclus, regenval en dergelijke spelen een niet onbelangrijke rol en oefenen een invloed uit op de variatie aan en de hoeveelheid voedsel. Daarnaast noteerden we ook volgende gegevens:

1. Bewolking: 0 = geen, 1 = lichte, 2 = matige, 3 = sterke, 4 = volledige bewolking. 2. Regen: 0 = geen, 1 = lichte of motregen, 2 = sterke regenval. 3. Wind: 0 = geen, 1 = zachte bries, 2 = stevige wind, 3 = storm. 4. Begin- en einduur van het transect. 5. Begin- en eindtemperatuur van het transect. 6. Datum. 7. Type batdetector.

Het transect startte 30 minuten na zonsondergang. Om een zo groot mogelijke uniformiteit in de waarnemingen te bekomen, werd het transect door één of twee (dezelfde) personen gelopen (Tabel 10). Bram Van Ballaer was de vaste uitvoerder van deze trajecten en werd telkens door Kris Boers en/of Marc Verhaert begeleid.

Tabel 10: Overzicht van gelopen transecten, met aanduiding van uitvoerders

Jaar Datum Bram Van

Ballaer Kris Boers Marc Verhaert Lien Weyn

7 mei X X 13 juni X X 2009 10 september X X 26 juni X X 8 juli X X 13 augustus X X X 2010

3 oktober X X X 20 mei X X 15 juni X X 10 juli X X X 2011

30 september X X X 29 juni X X 21 juli X X 2012 1 september X X 27 mei X X 10 juli X X 2013 30 augustus X X

In samenspraak met de stuurgroep werd het traject zoals weergegeven in figuur 62 uitgewerkt, waarbij de belangrijkste habitats van het fortdomein worden bezocht, alsook enkele punten buiten het domein. Ondermeer de toegangsweg vanaf de R11 (punten 1-2) en de compensatieaanplantingen (punten 27-30) worden telkens bezocht.

Page 58: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

50

Figuur 62: Definitieve locatie van de punten op het lijntransect

Van al deze punten is een panoramische foto (180°) toegevoegd in Bijlage 4 om een beeld te geven van de locatie en de aanwezige habitats.

5.2. Resultaten

5.2.1. Aangetroffen soorten Op basis van de velddeterminaties samen met de latere analyses van de geluidsopnames werden op 5 jaar tijd 6 soorten gevonden op het traject. De enige vaak voorkomende soort was de gewone dwergvleermuis, met daarnaast in de omgeving van de fortgracht ook vaak watervleermuis. Ruige dwergvleermuis werd enkele keren aangetroffen, naast een sporadische waarneming van franjestaart, laatvlieger en grootoorvleermuis.

Tabel 11: Overzicht van determinaties tijdens de punt-transecttellingen 2009-2013

Soort Totaal aantal

punten Totaal aantal

getelde dieren Totale activiteit

Gewone dwergvleermuis (Pp) 336 472 4183 Ruige dwergvleermuis (Pn) 12 13 18 dwergvleermuis (Pspec) 25 27 210 Watervleermuis (Md) 42 64 800 Franjestaart (Mn) 2 2 2 Myotis sp. (Mspec) 9 13 127 Laatvlieger (Es) 4 4 4 grootoorvleermuis (PaA) 1 1 1 vleermuis (Cspec) 7 7 8

Totaal 368 512 4499 Op de in totaal 510 bezoeken aan vaste punten werden in 368 gevallen ook vleermuizen waargenomen (72%). Dit houdt in dat in slechts een kwart van de gevallen geen vleermuizen werden aangetroffen, wat een hoog habitatgebruik aangeeft. Op die punten met activiteit werden wel in 91% van de gevallen gewone dwergvleermuis aangetroffen en slechts in 21% van de actieve punten

Page 59: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 51

werden ook andere soorten gevonden. De soortensamenstelling blijkt dus bijzonder eenzijdig langs het gevolgde traject op Fort 3.1 In figuur 63 kunnen we de procentuele verdeling bekijken van zowel het aantal waargenomen dieren als hun activiteit. Voor de gewone dwergvleermuis is de verdeling over aantallen en activiteit gelijk: 79%. Bij de watervleermuis zien we een groter aandeel bij de activiteit, wat inhoudt dat waar deze soort voorkomt, ze heel actief is op deze punten. Bij soorten als ruige dwergvleermuis, franjestaart, laatvlieger en grootoorvleermuis is de verhouding activiteit-aantallen veel lager, deze soorten werden dan ook telkens maar kort waargenomen. De gewone dwergvleermuis en de watervleermuis zijn dan ook de enige soorten die het fortdomein actief blijken te gebruiken als jachtgebied, de overige 4 waargenomen soorten worden amper waargenomen en dan telkens slechts kort langsvliegend.

Md, 64, 11%

Mn, 2, 0%

Mspec, 13, 2%

Pspec, 27, 4%

Pn, 13, 2%

Es, 4, 1%PaA, 1, 0%

Cspec, 7, 1%

Pp, 472, 79%

Md, 800, 15%

Mn, 2, 0%

Mspec, 127, 2%

Pspec, 210, 4%

Pn, 18, 0%

Es, 4, 0%

PaA, 1, 0%

Cspec, 8, 0%

Pp, 4183, 79%

Figuur 63 Verdeling van de aangetroffen exemplaren (links) en de waargenomen activiteitsgraad (rechts) per soort

5.2.2. Tijdsvariatie Bij elke ronde van metingen werden op minstens de helft van de punten vleermuizen waargenomen (Figuur 64). Op het einde van het seizoen is er duidelijk een ruimer gebruik van het fortdomein vast te stellen. Wanneer we de trends per jaar bekijken, zien we bovendien dat ook in de lente (mei-juni) de activiteit telkens hoger ligt dan in de zomerperiode (juli-augustus). Het habitatgebruik lijkt ook toe te nemen, met meer benutte punten in de laatste 3 jaar.

mei jun jul aug sep okt0

5

10

15

20

25

30

Punt

en m

et a

ctiv

iteit

2009 2010 2011 2012 2013

Figuur 64 Aantal punten per transect waar vleermuizen werden waargenomen

1 Bij een onderzoek in 2012 met 2 transecten in de zuidrand van Antwerpen (De Ridder et al., 2013) werden gelijkaardige verhoudingen aangetroffen wat betreft gewone dwergvleermuis. Op het ene traject werden dan wel 15% ruige dwergvleermuizen aangetroffen en op het tweede 6% laatvliegers. De verschillende soorten worden met deze methode dus wel opgespoord op voorwaarde dat ze het landschap actief gebruiken.

Page 60: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

52

Ook bij het aantal waargenomen vleermuizen per ronde bemerken we een gelijkaardige trend, met duidelijk hogere aantallen in het najaar. In de zomer is er dus een afname van het aantal vleermuizen en daarmee samenhangend de verspreiding van het habitatgebruik.

mei jun jul aug sep okt0

10

20

30

40

50

60

Aan

tal w

aarg

enom

en e

xem

plar

en

2009 2010 2011 2012 2013

Figuur 65: Aantal waargenomen vleermuizen per transect

In de verschillende rondes werden gemiddeld 2 of 3 soorten waargenomen, wat het soortenarme karakter van het zomergebruik bevestigd. Gewone dwergvleermuis was hier steeds aanwezig, net als de watervleermuis (behalve op 29/06/2012 en 10/07/2013). Laatvlieger werd voornamelijk in de zomer waargenomen, de overige soorten verschijnen vooral in het najaar. Dus ook het soortenaantal piekt in het najaar.

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

5

6

Aan

tal s

oort

en

2009 2010 2011 2012 2013

Figuur 66: Aantal waargenomen soorten per transect

Het najaar blijkt dus een duidelijk piekperiode te zijn voor het gebruik van Fort 3 door vleermuizen. Bijkomend lijken er op het einde van het onderzoek meer punten op en rond Fort 3 in gebruik te zijn ten opzichte van de eerste jaren.

5.2.3. Spreiding De resultaten van de transectwandelingen zijn weergegeven op de kaarten in Bijlage 5. Voor elke soort werd telkens per punt het totaal aantal exemplaren weergegeven (blauw bolletje), het aantal avonden dat deze soort er werd aangetroffen (nummer) en een aanduiding van de gemiddelde activiteitsgraad (kader). Hoe groter de oppervlakte van het kader, hoe hoger de activiteitsgraad op deze locatie. Een activiteitsgraad van 100% betekent dat er gemiddeld 1 vleermuis permanent aanwezig was gedurende elk bezoek van 3 minuten (gemeten per tijdsinterval van 5 seconden). Enkel de gewone dwergvleermuis bereikte die 100% gemiddelde activiteit op punt 13. Wanneer de activiteit zakt onder 15%, is het kader niet meer zichtbaar.

Page 61: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 53

De gewone dwergvleermuis is de enige soort die op alle punten wordt aangetroffen. Maar zelfs bij deze soort valt op dat buiten het fortdomein vrijwel geen vleermuizen werden aangetroffen. Dit zien we ook als we de gemiddelde activiteitsgraad uitzetten van groot naar klein (Figuur 67). De laatste 6 punten zijn alle buiten het fort gelegen. Punt 13 steekt er dan weer sterk bovenuit en is net als de volgende 3 meest actief gebruikte punten door de gewone dwergvleermuis gelegen aan het water (visvijver of fortgracht).

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

200

13 3 18 15 10 17 12 24 20 14 7 25 8 9 6 22 19 11 27 21 5 23 16 4 28 2 29 30 26 1

Transectpunt

Act

ivite

itsgr

aad

gew

one

dwer

gvle

rmui

zen

20092010201120122013

Figuur 67: Gemiddelde activiteitsgraad per punt voor de gewone dwergvleermuis

Bij het uitzetten van het totaal aantal getelde gewone dwergvleermuizen per punt (Figuur 68) in dezelfde rangorde als figuur 67, zijn kleine verschuivingen zichtbaar. Zo scoort punt 18 minder sterk, wat erop wijst dat het lagere aantal vleermuizen hier veel intensiever gebruik maakte van deze locatie. In punten 7, 11 en 29 zien we het omgekeerde, met een hoger aantal vleermuizen. Dit zijn dus punten waar meer dieren een kortere periode verblijven en het zijn dan ook typische punten die gebruikt worden om zich te verplaatsen, maar minder potentie hebben als jachtgebied. Punten 1, 2, 26 en 30 kunnen dan weer bestempeld worden als ongeschikt voor vleermuizen, voornamelijk door hun open karakter.

0

5

10

15

20

25

30

35

13 3 18 15 10 17 12 24 20 14 7 25 8 9 6 22 19 11 27 21 5 23 16 4 28 2 29 30 26 1

Transectpunt

Aan

tal g

ewon

e dw

ergv

lerm

uize

n 20092010201120122013

Figuur 68: Totaal aantal gewone dwergvleermuizen per punt

Op alle vaste punten werden na 5 jaar monitoring dus vleermuizen gevonden, al is er een grote variatie aan geschiktheid, waarbij vooral het onderscheid binnen en buiten het fortdomein opvalt. Op het fort liggen de hotspots voor vleermuizenactiviteit in de zomerperiode voornamelijk aan waterpartijen. Zowel de gewone dwergvleermuis als de watervleermuis hebben een duidelijke voorkeur voor deze natte zones, waarbij de watervleermuis bijna exclusief aan de fortgracht gebonden is.

Page 62: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

54

5.3. Soortbespreking

5.3.1. Gewone dwergvleermuis De gewone dwergvleermuis is de enige soort die op alle gemonitorde vaste punten is vastgesteld. Het is ook duidelijk de dominante soort langs het volledige onderzochte traject, met vooral hoge densiteiten langs de fortgracht, op de wallen en bij de visvijver. Buiten het fortdomein zijn de aantallen in verhouding erg laag. Op basis van de detailgrafieken in Bijlage 6 kan er lokaal soms een licht stijgende trend gezien worden naar het einde van de monitoringsperiode, maar meestal is die niet zichtbaar. Alleen bij de laatste 4 punten bemerken we een systematische stijging de laatste jaren, van geen activiteit naar een lichte activiteit. Deze punten zijn gelegen in de nieuw aangeplante dreef (2006) die de compensatieaanplanten moet verbinden met Fort 3. We kunnen dus vaststellen dat deze punten langs een ontwikkellende verbindingsroute voor dwergvleermuizen gelegen zijn. De zwermactiviteit die in 2009 werd vastgesteld aan de visvijver (10/09/2009), werd in 2012 opnieuw waargenomen rond dezelfde periode (10/09/2012). Het is dan ook niet duidelijk of deze plek jaarlijks wordt gebruikt of dat ondanks bezoeken in dezelfde periode, ze toch gemist werden gedurende 2 jaar.

5.3.2. Watervleermuis De watervleermuis is de enige andere regelmatige soort die in de zomer werd aangetroffen op Fort 3. Op 2 avonden na was ze steeds aanwezig, maar wel geconcentreerd op 4 locaties met uitzicht op de fortgracht. Elders in het fort werden er ook soms individuen langsvliegend genoteerd, maar zelfs aan de visvijver was deze soort slechts eenmalig aanwezig. Opmerkelijk is wel dat de aanwezigheid op de fortgracht sterk gedaald is in de loop van het onderzoek. In de beginjaren was er nog een zeer hoge activiteit, terwijl de soort ondertussen, hoewel nog steeds overal aanwezig, toch minder abundant is geworden (grafieken Bijlage 6). Mogelijke verklaringen kunnen liggen bij een veranderende waterkwaliteit, al zijn hier geen directe aanwijzingen voor.

5.3.3. Franjestaart De franjestaart werd slecht tweemaal waargenomen (2011 en 2012). Beide keren was in september en in de nabijheid van de fortgracht. Mogelijk waren dit dus zwermende dieren die passeerden langs een van onze vaste meetpunten.

5.3.4. Grootoorvleermuis Een grootoor werd eenmalig in 2011 opgenomen in de nabijheid van de fortgracht. Op 27/05/2013 werd nog een tweede grootoorvleermuis (vermoedelijk gewone grootoorvleermuis) opgenomen, maar dit echter bij de verplaatsing tussen punten 22 en 23, waardoor deze niet is opgenomen in bovenstaande gegevens van de transectpunten. Hoewel het een soort is die moeilijk te detecteren is door zijn fluistersonar, kunnen we toch stellen dat met slechts 2 waarnemingen na 17 transectroutes, dit geen vaste soort is op het fort.

5.3.5. Ruige dwergvleermuis In 2009 werd tijdens de eerste ronde een mogelijke ruige dwergvleermuis gehoord, de eerste waarneming ooit in Fort 3, maar aangezien de opnames beschadigd bleken te zijn kon die determinatie niet bevestigd worden. In 2010 werden plots 6 exemplaren geteld, voornamelijk in het najaar, en ook in oktober 2011 doken er 4 exemplaren op, op 4 verschillende punten. De laatste waarneming is van eind augustus 2013.

Page 63: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 55

Deze waarnemingen stemmen overeen met ander batdetectoronderzoek in Vlaanderen, waarbij vooral in het voor- en najaar hogere aantallen worden waargenomen. Dit zijn dan immers dieren die op doortrek zijn naar het zuiden. Enkel de allereerste waarneming (7/05/2009) ligt duidelijk buiten deze trekperiode, maar kon dus niet bevestigd worden. Het is dan ook onduidelijk of deze soort in de zomer verblijft op Fort 3.

5.3.6. Laatvlieger Laatvlieger werd 4 keer op het transect aangetroffen (2x2010, 2012 en 2013), telkens op verschillende punten verspreid over het fort. Gezien het kenmerkende geluid van deze soort is het onwaarschijnlijk dat deze over het hoofd wordt gezien. Het is dus ook een soort die sporadisch op het fort komt om te jagen, zoals ook tijdens het zwermonderzoek in 2009 werd vastgesteld.

5.4. Conclusie In de zomer is de gewone dwergvleermuis dominant aanwezig op het fortdomein. Enkel de watervleermuis komt ook nog regelmatig voor. Het is duidelijk dat de fortgracht en de wallen het meest belangrijke habitat zijn voor beide soorten. Vooral buiten het fortdomein werden maar zeer weinig dieren aangetroffen. Aan de aangeplante dreef werden steeds vaker passerende vleermuizen genoteerd, wat kan duiden op een ontwikkelend belang ervan als verbindingselement. Op punt 30, vlak bij het nieuwe bos, dient echter vastgesteld te worden dat dit (nog) niet gebruikt wordt door vleermuizen. De watervleermuis is gedurende het onderzoek wel in aantallen afgenomen. De activiteit is duidelijk gedaald, hoewel de soort nog wel wordt waargenomen. Een verklaring hiervoor kan (nog) niet gegeven worden.

Page 64: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

56

Page 65: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 57

6. Zwermonderzoek Zwermen is het bezoeken van winterverblijven door een groot aantal vleermuizen op het einde van de zomer. Het zwermgedrag heeft twee functies. Ten eerste dient het als samenkomst om te paren. Doordat bij het zwermen veel dieren uit een wijde omgeving betrokken zijn, vindt er genetische uitwisseling plaats tussen in de zomer gescheiden populaties. Ten tweede wordt er verondersteld dat een verkenning plaatsvindt van de overwinteringsplaatsen, waarbij ook jonge dieren van oude dieren leren waar zich de verschillende mogelijkheden bevinden. Zwermgedrag is dus een essentieel onderdeel van het leven van vleermuizen. Uit het zwermonderzoek bij de Nederlands-Limburgse kalksteengroeven blijkt dat diverse soorten op verschillende momenten in het seizoen een piek van zwermactiviteit vertonen (Janssen et al., 2008). Zo zwermt de gewone dwergvleermuis vooral begin augustus, terwijl de piek van de zwermactiviteit bij de franjestaart pas begin oktober valt. Bij het opstellen van voorliggende opdracht was er nog maar amper ervaring naar zwermonderzoek in Vlaanderen. Ook in Fort 3 was er nog nooit gecheckt of dergelijke zwermactiviteit voorkwam, laat staan dat er specifieke zwermlocaties gekend waren. In de loop van deze monitoringsopdracht is er dan ook op verschillende manieren gezocht naar het belang van Fort 3 als zwermplek. Naast de kennis die werd opgedaan over de zwermactiviteit in dit gebied, hebben we ook kunnen bijdragen aan de opbouw van expertise rond zwermactiviteit en -onderzoek in Vlaanderen.

6.1. Verkenning fortdomein (2009)

6.1.1. Uitvoering Bij het begin van de monitoringsstudie werd een verkennend onderzoek gedaan in het najaar om te trachten deze zwermplekken op te sporen. Hiervoor werden, aanvullend op de tellingen van het punt-lijntransect, twee bezoeken uitgevoerd aan het fort om met behulp van batdetectors zwermgedrag op te sporen (21/08/2009 en 18/09/2009). Deze datums zijn gelegen midden in de gekende zwermperiodes van de Myotis-soorten, waar we in het bijzonder naar zochten.

6.1.2. Resultaten Tijdens de eerste verkenningstocht (21/08/2009) werden heel wat dwergvleermuizen gevonden. Verder werd in het zuiden van het domein nog een laatvlieger aangetroffen. De tweede ronde (18/09/2009) leverde aan de visvijver een grote concentratie dwergvleermuizen op. Deze hadden we ook al waargenomen bij tellingen in 2009 op het punt-lijntransect. Deze locatie blijkt dus voor de gewone dwergvleermuis vrij belangrijk te zijn. Op de fortgracht werden nog diverse jagende watervleermuizen gedetecteerd. Ondanks een goed uitgekozen periode en zeer geschikt weer op de dagen zelf, werd tijdens geen van beide avonden zwermgedrag van Myotis-soorten vastgesteld rond de fortgebouwen. Er was dan ook geen houvast om verder gedetailleerd onderzoek over zwermactiviteit op te baseren.

6.2. Zwermvangsten (2010)

6.2.1. Uitvoering Op verschillende locaties in Europa werd zwermactiviteit onderzocht met behulp van vangsttechnieken (mistnetten, harptraps). Meestal werden deze netten geplaatst aan de ingang(en) van winterverblijfplaatsen. Uit de ervaringen van 2009 hadden we geleerd dat bijkomende wandelingen op het fortdomein niet de meest geschikte methode was voor het opsporen van zwermlocaties voor de Myotis-soorten.

Page 66: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

58

In 2010 dienden zich twee opportuniteiten aan om het zwermen via vangsten te onderzoeken. We kregen hierbij hulp uit zowel Groot-Brittannië als Nederland. Onderzoek gebeurde door het vangen van vleermuizen binnenin het fort. De grootste vraag die zich hierbij stelde is waar er gevangen diende te worden. In tegenstelling tot de meeste grotten zijn er in een fort nl. honderden ingangen. Op basis van de structuur van het fort werden enkele locaties uitgekozen waar de mistnetten en harptrap geplaatst konden worden. Tussen 29 augustus en 2 september konden we gebruik maken van mistnetten, alsook de harptraps en de expertise van Britse collega’s, om vleermuizen te vangen. Zij voerden op diverse locaties in Europa vangsten uit om haarstalen te verzamelen. Hierop werd vervolgens isotopenonderzoek gedaan om migratie in kaart te brengen. Een dergelijk vangstmoment was echter ook een ideale opportuniteit om zicht te krijgen op de zwermactiviteit. Op 1 september 2010 werd op vier plekken in Fort 3 een net opgesteld van 20:00 tot 02:00. In de caponnière werden twee mistnetten geplaatst voor de raamopeningen en in het reduit werden twee harptraps opgesteld (1 in droge gracht en 1 in gang). De doelstelling was hier om vooral de grotere toegangen van het fortgebouw af te sluiten.

Figuur 69: Locatie van harptraps (HT) en mistnetten (MN) tijdens zwermvangsten op 1/09/2010

Mistnetten zijn zeer fijne netten, gelijkaardig aan die gebruikt door vogelringers, die dusdanig worden opgesteld dat vleermuizen er plots mee geconfronteerd worden en niet de tijd meer hebben om bij te sturen, volledig onzichtbaar zijn zij immers niet voor vleermuizen. Een harptrap is een val die specifiek door vleermuisonderzoekers wordt gebruikt. Ze bestaat uit een dubbele of driedubbele rij, vertikaal gespannen visdraden (zoals bij een harp). De vleermuizen kunnen deze visdraden moeilijk detecteren, vliegen ertegen en vallen zo naar beneden in een opvangzak. Harptraps hebben heel wat voordelen ten opzichte van mistnetten:

o ze zijn moeilijker te ‘zien’ door vleermuizen o ze veroorzaken minder stress (vleermuizen geraken niet verstrikt zoals bij mistnetten) o ze vragen minder training / ervaring van de gebruikers

Figuur 70: Vleermuis in mistnet (foto Marc Verhaert); Overzicht en detail van harptrap

Page 67: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 59

Twee weken later werd nogmaals gevangen, ditmaal in het kader van een opleiding vleermuizen vangen, in samenwerking met Nederlandse collega’s met ruime ervaring. Op 17 september 2010 werden 5 mistnetten opgesteld in de caponnière, waarvan 4 om de uitvliegopeningen af te sluiten en 1 binnen in de caponnière. Ook toen werd van zonsondergang tot 02:00 gevangen. Bij elke vangst werden de vleermuizen zo snel mogelijk uit de netten verwijderd. Diverse kenmerken werden genoteerd: uur van vangst, net, soort, geslacht, lengte en gewicht, kenmerken van leeftijd en seksuele activiteit. Eenmaal volledig geregistreerd werden ze, gemerkt met een geknipte haarpluk om reeds gevangen exemplaren te herkennen, weer losgelaten.

Figuur 71: In wijzerzin: vleermuizen in wachtrij voor onderzoek, onderzoek en determinatie, notatie per exemplaar, leeftijdsbepaling a.h.v. transparantie vingers (foto’s Marc Verhaert)

De resultaten van dit zwermonderzoek in 10 Antwerpse forten werd reeds door Dekeukeleire et al. (2011) uitvoerig gerapporteerd.

6.2.2. Resultaten Tijdens de beide vangstavonden werden telkens 45 dieren van 5 verschillende soorten gevangen. Tabel 12 geeft een overzicht van de resultaten. Watervleermuis is duidelijk de meest abundante soort, vooral de eerste vangst toen ze 75% van de dieren uitmaakten (Figuur 66). Die absolute dominantie is half september reeds verdwenen. Dan wordt de franjestaart veel talrijker. Tijdens de tweede vangstnacht nam in het algemeen de soortendiversiteit in de caponnière sterk toe, met zeer veel franjestaarten en ook drie ingekorven vleermuizen (waarvan 2 vrouwtjes).

Page 68: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

60

Tabel 12: Detail van de zwermvangsten van 2010 in Fort 3

Datum Locatie Wat

ervl

eerm

uis

Fran

jest

aart

Baa

rd/B

rand

ts v

leer

mui

s

Inge

korv

en v

leer

mui

s

Gew

one

groo

toor

-vl

eerm

uis

Tota

al

HT1 3 1 1 5 HT2 13 1 14 MN1 19 2 21

1/09/2011

MN2 3 2 5 38 1 1 1 4 45

net 1 6 2 1 9 net 2 5 6 1 12 net 3 11 9 2 22 net 4 0 0

17/09/2010

net 5 1 0 1 2 22 16 3 3 1 45

Figuur 72: Cartodiagram van de resultaten van de zwermvangsten op 2/09/2010 in het reduit en de caponnière

Tijdens de tweede vangstavond (Figuur 73) werden in de centrale gang geen franjestaarten gevangen; deze soort werd enkel in de netten aan de rand gevangen. Opmerkelijk was ook dat het overgrote deel van de vleermuizen die in netten 2 t.e.m. 5 belandden, afkomstig waren van buiten. Blijkbaar komen dieren dus van buitenaf naar binnen om in de caponnière te zwermen.

Figuur 73: Cartodiagram van de resultaten van de zwermvangsten op 17/09/2010 in de caponnière

Bovendien bleek bij het vangen dat het merendeel van de dieren mannetjes zijn (80%). Tegen het einde van de avond neemt het aantal vrouwtjes wel toe. Meer dan de helft van de gevangen dieren was bovendien seksueel actief, wat samen met de hoge aantallen bevestigt dat hier wel degelijk zwermgedrag werd geobserveerd.

Page 69: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 61

Ook de aanwezigheid van de ingekorven vleermuis op deze zwermplekken is belangrijk. Zowel in de caponnière (3exx. dit is meer dan er die winter zouden overwinteren) als in het reduit (1 exx.) werden ze aangetroffen. Bovendien was bij deze 4 exemplaren één seksueel actief mannetje en één postlacterend vrouwtje (dit betekent dat die zomer een jong gezoogd werd). Blijkbaar is Fort 3, ondanks de dalende overwinterende aantallen, nog steeds relevant voor deze soort. Deze vangsten waren/zijn van zeer groot belang. Ze toonden immers aan dat er veel dieren van minstens 5 soorten van buitenaf naar het fort komen om in de gebouwen te zwermen. Het is duidelijk dat het zwermonderzoek in Fort 3 moest geheroriënteerd worden naar onderzoek in de gangen zelf. Bovendien toonden deze vangsten aan dat op twee weken tijd de soortensamenstelling van de zwermende dieren erg kan wijzigen. De verdere situering van de zwermplekken is essentieel in het kader van het beheer van het fort. Die zwermplekken moeten immers prioritair behoed worden voor verstoring door licht en lawaai aangezien ze een cruciale functie hebben als uitwisselingsplaats van genetisch materiaal, noodzakelijk voor het voortbestaan van de soorten.

6.3. Verkenning reduit (2011)

6.3.1. Uitvoering Aangezien het vangen van vleermuizen een zeer intensieve activiteit is, met evenzeer een zekere verstoring voor de dieren zelf, werd in 2011 gezocht naar een manier om het zwermonderzoek verder te zetten op een minder verstorende en minder intensieve methode. De doelstelling was om een meer gedetailleerd beeld te krijgen van hoe de binnenruimtes deze belangrijke functie als zwermplek vervullen. Via batdetectoropnames (± 30 minuten) vanop enkele vaste locaties in het reduit (Figuur 74) werd het ruimtegebruik van de dieren in kaart gebracht. De locaties werden geselecteerd op basis van de vleermuizenactiviteit tijdens een verkennend terreinbezoek in het reduit op 19 augustus 2011. De bezoeken voor de metingen vonden plaats op 18 en 24 september en op 16 oktober, telkens vanaf 2 uur na zonsondergang.

Figuur 74: Locaties van zwermmonitoring in 2011

Page 70: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

62

6.3.2. Resultaten De activiteitsgraad in het reduit was tijdens de eerste twee onderzoeksavonden bijzonder groot, met talrijke sociale geluiden. Zeer veel vleermuizen, vaak ook per twee, vlogen door de gangen en grotere ruimtes. Op punten 2 en 5 was de activiteit quasi constant. Zelfs half oktober was er op die beide locaties nog activiteit waar te nemen van een aantal soorten, evenwel met een lagere intensiteit. In tabel 13 zijn de waargenomen soorten aangegeven per datum en per locatie.

Tabel 13: Detail van zwermmonitoring 2011 in Fort 3 (* onder voorbehoud)

Datum Punt Wat

ervl

eerm

uis

Fran

jest

aart

Baa

rd/B

rand

ts v

leer

mui

s

Inge

korv

en v

leer

mui

s

Mee

rvle

erm

uis

Myo

tis s

pec.

Gew

one

of

grijz

e gr

ooto

orvl

eerm

uis

Gew

one

dwer

gvle

erm

uis

Kle

ine

dwer

gvle

erm

uis

1 X X X X* X X 2 X X X X X 3 X X X X X 4 X X X X X

18/09/2011

5 X X X* X X 1 Geen opnames gemaakt (beperkte activiteit) 2 X X X X* X X X 4 X X X X* X X X X*

24/09/2011

5 X X X X* X X X 2 X X X X* X 3 Geen opnames gemaakt (slecht 2 waarnemingen) 4 X

16/10/2011

5 X X X Alle overwinterende soorten werden rondvliegend aangetroffen tijdens deze 3 dagen. Bijkomend werd een mogelijk exemplaar van de kleine dwergvleermuis opgenomen (piek op 54 kHz), aangezien het slechts 1 opname betrof is voorzichtigheid geboden. Ook bij de determinatie van de Myotis-soorten maken we voorbehoud. Het is immers een familie die heel wat problemen oplevert voor een adequate determinatie via sonogrammen. Zeker wanneer de opnames in een gesloten omgeving zoals het fort plaatsvinden zijn zekere determinaties vrijwel uitgesloten. Tussen de verschillende locaties is geen verschil in soortensamenstelling vast te stellen, enkel punt 4 wijkt beperkt af. Bij de eerste opnamedag werd enkel op dat punt, gelegen in openlucht in de droge gracht; dwergvleermuis gevonden. De andere soorten werden hier ook in beduidend lagere dichtheden genoteerd. Wat betreft intensiteit waren op alle dagen de punten 1 en 3 ook rustiger dan punten 2 en 5, de centrale gang en de ingerichte kamers van het gelijkvloers blijken de kern van de zwermactiviteit in het reduit te vormen.

6.4. Activiteitsmonitoring (2012-2013)

6.4.1. Uitvoering Op drie jaar tijd hadden we zicht gekregen op de locaties waar er gezwermd wordt, de spreiding van deze zwermactiviteit, de intensiteit en de aanwezige soorten. Een belangrijk aspect dat nog ontbrak was de periode waarin deze zwermactiviteit plaatsvindt. Hiervoor werd een SM2BAT (Wildlife Acoustics) ingeschakeld, een automatisch opnamesysteem voor vleermuizengeluiden. Dit toestel registreert automatisch ultrasone geluiden op een gelijkaardige manier als we manueel doen bij de andere monitoringstaken op Fort 3 met een Petersson D240x batdetector. De SM2BAT kan geprogrammeerd worden naar opnameperiodes en -duur, permanent of met triggers, ...

Page 71: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 63

Figuur 75: SM2BAT automatisch opnamesysteem in waterdichte behuizing, hier met interne batterijen en microfoon zonder verlengkabel

Voor het opvolgen van de activiteitsgraad werd het toestel eerst een jaar geplaatst in het reduit, boven het midden van de centrale gang (punt 2 op figuur 74), waar we ook de grootste activiteit vaststelden in 2011. Vanaf de zomer van 2013 werd deze verplaatst naar de minder toegankelijke caponnière waar die ook in de centrale gang (nabij log03) werd geplaatst. Aan het toestel werd een microfoon met verlengdraad gehangen om het opnamepunt op een geschikte open plek te kunnen ophangen. Om enerzijds de batterij te sparen en anderzijds voldoende opnameruimte vrij te houden werd enkel ’s nachts opgenomen. Het toestel werd ingesteld om een half uur voor zonsondergang te beginnen opnemen tot een half uur na zonsopgang met opnameperiodes van 15 minuten. Hiermee worden dus alle ultrasone geluiden die gedurende een kwartier geregistreerd worden weggeschreven naar een wac-bestand dat met de software van de producent kan omgezet worden naar klassieke wav-bestanden voor sonogramanalyse. Hoe meer ultrasone geluiden er dus geproduceerd worden, hoe meer data er in die bestanden wordt opgenomen.

Figuur 76: Opstelling SM2BAT in reduit (links) en de caponnière (rechts)

In de loop van de 2 jaar opnames werden 2 knelpunten vastgesteld: enerzijds de stroomvoorziening en anderzijds de onoverzichtelijke massa moeilijk bruikbare data. Dat laatste puntje wordt verder toegelicht bij de resultaten. Voor de stroomtoevoer werd in eerste instantie gebruik gemaakt van oplaadbare batterijen om het toestel compact te houden en goed te kunnen verbergen. De eerste twee maanden (half juli - half september) waren dit gewone batterijen die reeds na 1 of 2 nachten, afhankelijk van de activiteit, vervangen moesten worden. Tot het einde van 2012 werden zwaardere batterijen gebruikt die het toestel bijna een week van stroom voorzagen. Dit vertaalt zich in een grafiek met gaten (Figuur 77) doordat het praktisch gezien niet haalbaar was om meer dan wekelijks de batterijen te vervangen. Begin 2013 werd het automatische opnamesysteem uitgebreid met een zware 12V autobatterij die langere opnameperiodes mogelijk maakte. Dit leidde in mei 2013 echter tot de ontdekking en vernietiging van de opstelling aangezien een autobatterij niet eenvoudig te verbergen is. De SM2BAT werd pas een maand later teruggevonden, waardoor de gegevens alsnog gerecupereerd konden worden. Nadien werd het toestel herplaats naar de caponnière.

SM2BAT verdoken opgesteld

Page 72: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

64

6.4.2. Resultaten Gedurende de volledige meetcampagne met de SM2BAT werden 4 grote meetblokken gerealiseerd (Figuur 77), verspreid over het reduit en de caponnière, met in totaal opnames gedurende meer dan 2000 uur. Op basis van de grootte van de bestanden kan nagegaan worden hoe groot de vleermuizenactiviteit is op een bepaald moment. Hiermee kunnen we dus voor ettelijke maanden de nachtelijke activiteit in kaart brengen in het fort. De waarden op de Y-as zijn de groottes van het bestand dat per kwartier gegenereerd werd (gecorrigeerd voor de grootte van een blanco bestand). Ze geven dus enkel een beeld van de (in deze opstelling nachtelijke) ultrasone geluidsbronnen en dus grotendeels de relatieve vleermuizenactiviteit.

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

200

01ju

l

31de

c

02ju

l

01ja

n

Reduit Caponnière

2012 2013 Figuur 77: Overzicht van de gemeten vleermuizenactiviteit met de SM2BAT in 2012-2013

Deze bestanden bevatten vanzelfsprekend de opnames van de daar rondvliegende vleermuizen. De totale grootte van al deze bestanden bedroeg echter 129 Gb (!), wat een onbegonnen taak is om deze allemaal manueel te analyseren. Bijkomend zijn al deze opnames gemaakt in gesloten ruimtes, waardoor de determinatie van de hier opgenomen geluiden sterk bemoeilijkt wordt. Vooral de correcte determinatie van de Myotis-soorten is zeer lastig doordat deze soorten hier hun frequenties aanpassen, terwijl die net essentieel zijn voor determinatie. Dit werd bevestigd door de vele onzekere sonogrammen bij het bekijken van enkele testbestanden en zoals ook reeds eerder werd vastgesteld bij het zwermonderzoek in 2011. Hoewel het zeer interessant zou zijn om te bepalen wanneer welke soorten actief zijn in het fort, werd besloten om de verzamelde bestanden niet verder te analyseren. Mogelijk kunnen de gegevens later nog verwerkt worden met een automatische analyse en determinatie, zoals die tegenwoordig ontwikkeld wordt. Dan kan nagegaan worden in hoeverre de zwermactiviteit per soort in de forten gelijkaardig is aan de periodes zoals die naar voor kwamen in de mergelgroeven (Janssens et al., 2008). Maar ook dan blijft de ligging in een gesloten ruimte problematisch voor een correcte determinatie. Figuur 78 geeft de zomer- en herfstgegevens van vleermuizenactiviteit weer in het reduit. Op deze plek werd in 2010 de grootste activiteit vastgesteld, met bijna constant rondvliegende vleermuizen in september. Ook op deze grafiek bemerken we deze zeer hoge activiteitsgraad in september en het grootste deel van oktober. Van half juli tot eind november is er een activiteitscurve te zien die samenvalt met de te verwachten zwermactiviteit. De twee piekperiodes in december lijken niet op de rest van de gemeten vleermuizenactiviteit (hele nacht constante activiteit), het is echter nog niet duidelijk wat deze ultrasone activiteit dan wel zou veroorzaakt hebben.

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

200

01ju

l

31ju

l

30au

g

29se

p

29ok

t

28no

v

28de

c

10

5

0

5

10

15

20

25

30

35

40

Buitentemperatuur

(°C)

2012 Figuur 78: Vleermuizenactiviteit in het reduit tussen 21/07/2012 en 27/12/2012 (met buitentemperatuur)

Page 73: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 65

Bij het verkleinen van de schaal kunnen we de activiteitspieken in detail bekijken (Figuur 79). Het begin van de opnames is een half uur voor zonsondergang en dan is er vaak al een minimale activiteit zichtbaar. Ongeveer 2 uur later is er een plotse stijging van de activiteit, wat overeenkomt met de start van de zwermperiode. Die piek houdt 2 à 3 uur stand om vervolgens stelselmatig te dalen tot de ochtend. We bemerken dat neerslag een beperkende rol lijkt te hebben op de gemeten activiteit. Dit stemt overeen met de vaststelling dat veel dieren van buitenaf naar het fort komen om te zwermen. Tegelijkertijd met de neerslagperiodes wordt op 24/09 en 25/09 de (beperkte) activiteit onderbroken. Mogelijk is de regen ook de oorzaak van het verlaten van het begin van de activiteitspiek op 26/09.

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

200

24se

p

25se

p

26se

p

27se

p

28se

p

29se

p

30se

p

01ok

t

02ok

t

03ok

t

10

5

0

5

10

15

20

25

30

35

40

Buitentemperatuur

(°C)

2012 Figuur 79: Vleermuizenactiviteit in het reduit tussen 24/09/2012 en 4/10/2012 (met buitentemperatuur en neerslag)

In figuur 80 is de voorjaarsdata uit het reduit voorgesteld. De activiteitspieken geven hier dus geen zwermactiviteit weer, mar tonen het ontwaken van (een deel van) de vleermuizenpopulatie. Vanaf begin maart zien we samen met de stijgende buitentemperatuur ook de activiteit toenemen, die echter plots weer stilvalt bij de koudeprik half maart. Elke temperatuurstijging geeft aanleiding tot meer activiteit, maar de opvallendste is die van 5 en vooral 6 april met een zeer sterke activiteitsstijging. Deze datums vallen samen met het moment dat er geen vorst meer is en ook de nachtelijke temperaturen boven 0°C blijven.

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

01m

rt

31m

rt

30ap

r

15

10

5

0

5

10

15

20

25

30

356 apri l 2013

Figuur 80: Vleermuizenactiviteit in het reduit tussen 3/03/2013 en 28/04/2013

In het najaar is er in de caponnièreook zwermactiviteit, zoals reeds vastgesteld bij het vangstonderzoek (Figuur 81). In deze grafiek bemerken we dezelfde pieken als in 2012 in het reduit (Figuur 78). Opvallend is de plotse activiteitsafname vanaf 09/09 en die bijna 2 weken duurt. Die periode wordt gekenmerkt door overvloedige neerslag en eveneens een 5°C koelere periode. De zwermactiviteiten vallen dus gedurende 2 weken bijna stil, om nadien zeer hevig te hernemen vanaf 21/09.

Page 74: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

66

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

10au

g

17au

g

24au

g

31au

g

07se

p

14se

p

21se

p

0

5

10

15

20

25

30

35

40

Figuur 81: Vleermuizenactiviteit in de caponnière tussen 11/08/2013 en 23/09/2013 (met buitentemperatuur en neeslag)

De laatste meetreeks in de caponnière begint op 23/11 wanneer de vleermuizen reeds volop in winterslaap zijn (Figuur 82). De gemeten activiteit is dan ook minimaal, met enkele kleinere pieken, die echter niet direct te koppelen zijn aan temperatuursverschillen binnen of buiten.

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

15no

v

20no

v

25no

v

30no

v

05de

c

10de

c

15de

c

5

0

5

10

15

20

Figuur 82: Vleermuizenactiviteit in de caponnière tussen 23/112013 en 15/12/2013 (met buitentemperatuur en nachtelijke binnentemperatuur)

De zwermactiviteiten lopen duidelijk over een langere periode, minstens van augustus tot en met oktober, doordat er verschillende soorten actief zijn, elk met hun eigen zwermperiode. Er is ook een duidelijke invloed van de neerslag op de zwermactiviteit, wat suggereert dat er inderdaad steeds dieren van buitenaf naar het fort komen om te zwermen.

6.5. Conclusies In Fort 3 komen vrijwel alle te verwachten soorten voor tijdens de zwermperiode. Bij de meeste kon ook vastgesteld worden dat ze het fort effectief gaan gebruiken als zwermlocatie (verkennen en/of paren): postlacterende vrouwtjes en jonge dieren, seksueel actieve exemplaren, dieren rondvliegend per twee. Ook de habitatrichtlijnsoorten ingekorven vleermuis en mogelijk ook meervleermuis waren hier aanwezig. De kleine dwergvleermuis werd op één opname aangetroffen, waardoor hier mogelijk ook een nieuwe soort blijkt voor te komen, evenwel met het nodige voorbehoud. De oorspronkelijke zoektocht (in 2009) naar zwermplekken op het fortdomein leverde geen resultaat op aangezien de vleermuizen in Fort 3 gebruik maken van enkele grote binnenruimtes om te zwermen. Zelfs in de droge gracht rondom het reduit is de activiteit vrij beperkt, terwijl tegelijkertijd een bijzonder hoge activiteitsgraad wordt waargenomen binnen in het reduit. In die kernzone van activiteit, de centrale gang met aangrenzende ingerichte lokalen van het reduit, werd ook duidelijk sociale activiteit geregistreerd. Ook in de caponnière is er zwermactiviteit, waarbij dieren van buitenaf deze ruimte komen opzoeken. Er komen hier bovendien ook ingekorven vleermuizen zwermen die nadien een andere overwinteringslocatie gaan opzoeken. De zwermactiviteit loopt over minstens 3 maanden (augustus, september, oktober) met een piek in september. Bijkomend is deze activiteit sterk gekoppeld aan de weersomstandigheden, waarbij bijvoorbeeld neerslag een sterke activiteitsdaling veroorzaakt.

Page 75: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 67

7. Conclusies

7.1. Vleermuizenpopulatie Vijf jaar monitoring hebben een grote schat aan informatie opgeleverd over de vleermuizen, hun habitatgebruik en de kenmerken van dat habitat. Zeker de kennis over hoe de verschillende soorten het fort gebruiken is sterk toegenomen. De winterpopulatie was reeds goed gekend en omvat 11 soorten. Met behulp van het zwermonderzoek werden in het najaar nog steeds 6 soorten gevonden die voorafgaandelijk aan de winterslaap met zekerheid actief zijn op het fort, van twee soorten werden onzekere opnames gemaakt. Opmerkelijk is dat tijdens de zomer weinig soorten aanwezig zijn op en rond Fort 3. De gewone dwergvleermuis is er algemeen en de watervleermuis jaagt op de fortgracht. De andere drie soorten werden slechts zeer sporadisch waargenomen. Anderzijds worden in de omgeving rond het fort nog minder soorten aangetroffen, waardoor het belang ervan in de zomer zeker niet geminimaliseerd mag worden. Hierbij komen we onmiddellijk bij een hiaat in de huidige kennis over vleermuizen op Fort 3. Tot nog toe zijn geen kolonies gekend, van geen enkele soort. In de fortgebouwen is er sporadisch gezocht geweest, maar zeker erbuiten is hier nog geen onderzoek naar gedaan. Mogelijk zijn alsnog een aantal bomen in gebruik als (kraam)kolonie.

Tabel 14: Overzicht van de aanwezige vleermuizensoorten per seizoen (XXX=algemeen; XX=aanwezig; X=zeldzaam; ?=aanwezigheid onzeker; 0=afwezig)

Soortnaam Winter Zomer Herfst Watervleermuis XXX XX XXX Franjestaart XXX X XX Baardvleermuis XXX 0 XX Brandts vleermuis X 0 0 Ingekorven vleermuis X 0 X Meervleermuis X 0 ? Gewone dwergvleermuis X XXX X Ruige dwergvleermuis X 0 X Kleine dwergvleermuis 0 0 ? Gewone grootoorvleermuis X X X Grijze grootoorvleermuis X 0 0 Laatvlieger X X 0 Rosse vleermuis 0 ? 0

Het fort wordt als winterverblijfplaats reeds geruime tijd erkend en er wordt hiermee rekening gehouden bij het beheer van het domein. Het belang van het gebruik van het fort als zwermplaats is met deze studie nu ook aangetoond. De zwermactiviteit van o.m. ingekorven vleermuis en franjestaart vraagt nu ook bijzondere aandacht, opdat deze plekken de nodige afscherming zouden krijgen. Wat betreft die ingekorven vleermuis, is wel aandacht nodig naar het beter inrichten van het winterverblijf, want hoewel er nog exemplaren komen zwermen, is het aantal overwinteraars zeer sterk gedaald. Globaal valt op dat de aantallen zich verder stabiliseren, veel meer dan in de hele fortengordel samen waar nog steeds een stijgende trend merkbaar is. Opmerkelijk is ook de sterke piek van de overwinterende aantallen in de winter 2006-2007, vlak na de kappingen, die sterker was in Borsbeek dan in de twee aangrenzende forten, maar vooral afwezig in de trend van de volledige fortengordel.

7.2. Habitat Het winterhabitat kent een ruime temperatuursgradiënt waarin de verschillende soorten hun stek blijken te vinden. Die gradiënt is waarschijnlijk ook belangrijk om gedurende de winterperiode verhuisbewegingen mogelijk te maken. Ook de luchtvochtigheid in de winterperiode is zeer hoog, mede door de aanwezigheid van water in verscheidene fortdelen. Daarvoor is het opvolgen van mogelijke ingrepen op de waterlopen en het grondwater belangrijk om tijdig negatieve impact op deze Speciale Beschermingszone te voorkomen.

Page 76: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

68

Op het fortdomein worden bijna alle delen tijdens de zomer benut door jagende vleermuizen, al is de soortendiversiteit beperkt. Er is nog een divers habitat aanwezig met de nodige ongewerveldenfauna. Maar buiten het fortdomein is de vleermuizenaanwezigheid beduidend lager. Onder meer de afwezigheid van goed ontwikkelde verbindingselementen speelt hierbij een rol. Dit is eveneens van belang op vlak van de verbindingsfunctie en bereikbaarheid van Fort 3.

7.3. Mogelijke beheermaatregelen

7.3.1. Winterhabitat In het kader van het beheer is de ontoegankelijkheid van groot belang. Voor het reduit is dat reeds verbeterd, al blijken de poorten soms nog opengebroken te worden door ongewenste bezoekers. Aanvullend moet de toegang naar de caponnière afgesloten worden, aangezien hier een toename van verstoring wordt vastgesteld. De toenemende betreding van de caponnière is mogelijk de oorzaak voor de achteruitgang van de ingekorven vleermuis.

o Ontoegankelijkheid reduit versterken: brug naar reduit met poort afsluiten, toegang via voormalig containerpark beter afsluiten (vb. contrescarp opnieuw afsluiten)

o Toegang naar caponnière afsluiten met poort (voorstel reeds besproken met ANB) of permanent dichtmaken met rooster (na creatie nieuwe toegang) (prioritair i.f.v. ingekorven vleermuis)

Figuur 83: huidige toegang caponnière en voorstel voor toegangsconstructie met traliewerk

In het reduit kunnen bijkomende afsluitingswerken een verbetering hebben op het microklimaat. De grote openingen aan de uiteinden van de gangen worden in functie van de zwermactiviteit evenwel best niet afgesloten.

o Afsluiten van openingen van de westelijke kamers van het reduit gelijkvloers voor het beperken luchtcirculatie

Op diverse locaties zorgt het verval van het fort voor stabiliteitsproblemen. Deze brengen zowel de onderzoekers, als eventuele bezoekers in gevaar, maar zorgen ook voor het verdwijnen van geschikte overwinteringslocaties. Enkele van de knelpunten waarvoor een oplossing dient gezocht te worden zijn de hoofdgang van het reduit op de eerste verdieping, diverse buitengevels en de caponnière. Deze problematiek dient echter met zorg opgelost te worden. De aftakeling van het reduit wordt immers onder meer veroorzaakt door doorsijpelend vocht, dat vermoedelijk ook mee instaat voor de essentiële vochtigheid van het reduit.

o Oplossing uitwerken voor instandhouding plafond reduit eerste verdieping voor stabiliteit en behoud van het reduit

o Herstel buitengevels, rekening houdend met bescherming als monument In het reduit en de contrescarpe zijn grote hoeveelheden afval aanwezig (hout, metaal, steen, sluikstort, …) die vooral in de ’s winters ondergelopen delen een gevaar kunnen vormen. Het afvoeren ervan moet wel gebeuren met aandacht voor de aanwezige originele elementen van het fort. Op de eerste verdieping van het reduit zijn enkele gaten aanwezig (trapgaten zonder trap en luik voor kanonnen) die bij onoplettendheid een gevaar kunnen vormen, zowel voor de onderzoekers als voor

Page 77: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 69

de ongewenste bezoekers. Hier kan een balustrade geplaatst worden om passage door vleermuizen te behouden. Zeker het kanonnenluik mag niet afgesloten worden, zelfs niet met een rooster, aangezien deze de verbinding vormt tussen gelijkvloers en eerste verdiep tijdens de zwermperiode (locatie 2 op figuur 74).

o Verhogen van de veiligheid bij winteronderzoek in reduit door opruiming puin en afval en afsluiten (trap)gaten

7.3.2. Zwermhabitat Voor het behoud van de zwermlocaties dient bij (her)inrichting rekening te worden gehouden met het behoud van deze open ruimtes. Tijdens het zwermseizoen moet ook de potentiële verstoring beperkt worden.

o Geen storende elementen (licht en/of geluid) toestaan in de nabijheid van het reduit en de caponnière tijdens het zwermseizoen (augustus – oktober)

o Geen openingen afsluiten in het reduit zonder voorafgaandelijk onderzoek naar mogelijke impact op zwermvluchten (o.m. kanonnenluik openhouden)

o Herplaatsen muur tussen reduit en Leeuwenpoort (conform afspraken) o Vrijhouden van vegetatie voor de raamopeningen van caponnière en toegankelijkheid droge

gracht (reduit)

7.3.3. Zomerhabitat Ingrepen voor de habitatgeschiktheid zijn te kaderen in een algemeen natuurbeheer waarbij de vleermuizen als een indicator kunnen fungeren voor de natuurkwaliteit (toppredator). Daarnaast is de aanpassing van de huidige verlichting op het domein een aandachtspunt. Om het fort ook bereikbaar te maken voor vleermuizen uit de omgeving en vice versa is het versterken en uitbreiden van verbindingsstroken naar omliggende gebieden vereist.

o Behouden en creëren van gevarieerd landschap op domein Fort 3 (vb. vermijden volledig kale vlaktes)

o Terugdringen van storende elementen zoals niet-gerichte en opwaartse verlichting op het fortdomein (Figuur 84)

o Ontwikkelen van verbindingselementen naar omliggende gebieden (Molenbeekvallei, Fort 4)

Figuur 84: huidige verlichtingpylonen op het binnenplein van het fort

7.4. Verder onderzoek De wintertellingen, kaderend in de globale monitoring van de Antwerpse fortengordel, zullen volgens de hier gebruikte methodiek verder opgevolgd worden. Verder onderzoek naar de diverse aspecten van het zwermgedrag in het fort zal mogelijk ook uitgevoerd worden in de komende jaren in het kader van een ruimere studie. Het verderzetten van de andere monitoringsaspecten zal echter afhangen van de beschikbaarheid van materiaal (financieel) en beschikbaarheid van vrijwilligers (tijd). In het verleden is gebleken dat dit sterk gestuurd wordt door concrete vragen (knelpunten) of opportuniteiten (algemene opdrachten of specifieke studies). Gezien de reeds verzamelde data en kennis over Fort 3 is het echter wenselijk om

Page 78: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

70

nog diverse zaken met betrekking tot het habitatgebruik en de habitatgeschiktheid voor vleermuizen van het gebied en zijn omgeving verder te bestuderen.

7.4.1. Verderzetten en verdiepen Het opvolgen van de (micro)klimaataspecten is wenselijk gezien de reeds uitgebreide dataset en de aanwijzing dat er verder dient gezocht te worden naar microklimaatscriteria voor habitatsgeschiktheid.

o Microklimaat bestuderen o Impact van afsluiting ruimtes opvolgen

De hydrologie van het fort is essentieel voor de overwintering. Het verder in kaart brengen van de sturende elementen is dan ook erg zinvol.

o Waterpeilen relateren aan andere waterhoogtes (omzetten waterdata naar mTAW) o Onderzoek naar eventuele ontwatering van reduit (historisch en/of aangelegd omstreeks

2002) in functie van sturing waterpeil Vleermuizenhabitat verder in kaart brengen.

o Opvolgen of er ook zomerkolonies aanwezig zijn in de gebouwen (reduit, caponnière) o Bestuderen van mogelijke aanvliegroutes rondom Fort 3 i.f.v. connectiviteit met omgeving o Volgen van overwinterende vleermuizen naar hun zomerverblijfplaatsen o Opvolgen gebruik van de ruimtes aan de Leeuwenpoort door vleermuizen o Opmeten van overwinteringsruimtes (tijdens zomerperiode) voor oppervlaktebepaling

(technische taak in functie van correcte dichtheidsbepaling)

7.4.2. Stabiliteitstudie Op diverse locaties zorgt het verval van het fort voor stabiliteitsproblemen (o.m. reduit eerste verdieping). Deze brengen de bezoekers in gevaar, maar zorgen op termijn ook voor het verdwijnen van geschikte overwinteringslocaties. Een grondige stabiliteitstudie is dan ook aangewezen, die eveneens rekening houdt met de impact van ingrepen op de geschiktheid van het fort als vleermuizenhabitat. (prioritair op te starten i.f.v. behoud fort op lange termijn)

Page 79: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 71

8. Referenties Carolien van der Graaf, 2005. Boomholtes nader bekeken. Rosse vleermuizen op Huys te Warmont. Master thesis Universiteit Leiden, Leiden. pp. 63 De Freitas C. R. & Schmekal A. 2005. Prediction of condensation in caves / Speleogenesis and Evolution of Karst Aquifers 3 (2), www.speleogenesis.info, pp. 9. Dekeukeleire D., Janssen R., Boers K. & W. Willems, 2011. Verkennend onderzoek van zwermende vleermuizen bij de forten van Antwerpen in 2010. Rapport Natuurpunt Studie 2011/9, Natuurpunt Studie, Mechelen, België. De Ridder, J., Sanders, D. & De Bruyn, L. (2013). Vleermuizenonderzoek in de omgeving van het kasteeldomein Klaverblad en de vallei van de Kleine Struisbeek te Wilrijk. Rapport Natuurpunt Zuidrand Antwerpen werkgroep Studie 2013/1. Vleermuizendatabank. Gegevens over wintertellingen van de Vleermuizenwerkgroep. Wunderground, 2013. http://www.wunderground.com/weatherstation/WXDailyHistory.asp?ID=IANTWERP1

Page 80: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

72

Page 81: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek 73

9. Bijlagen Bijlage 1: Situering datalogger Bijlage 2: Klimaatgegevens Bijlage 3: Detail resultaten wintertellingen Bijlage 4: Situering telpunten Bijlage 5: Kaarten punt-transect-tellingen per soort Bijlage 6: Detail punt-transect-tellingen per punt

Page 82: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek
Page 83: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Bijlage 1: Situering datalogger log01

log02

log03

Page 84: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

log06

log10

Page 85: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Bijlage 2: Klimaatgegevens

-5

0

5

10

15

20

jan 2009 jan 2010 jan 2011 jan 2012 jan 2013 jan 2014

Tem

pera

tuur

(°C

)

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100Relatieve vochtigheid (%

)

Temperatuur (°C)Relatieve vochtigheid (%)Datalogger Fort 3 - nr. 01

-5

0

5

10

15

20

jan 2009 jan 2010 jan 2011 jan 2012 jan 2013 jan 2014

Tem

pera

tuur

(°C

)

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Relatieve vochtigheid (%)

Temperatuur (°C)Relatieve vochtigheid (%)Datalogger Fort 3 - nr. 02

-5

0

5

10

15

20

jan 2009 jan 2010 jan 2011 jan 2012 jan 2013 jan 2014

Tem

pera

tuur

(°C

)

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Relatieve vochtigheid (%)

Temperatuur (°C)Relatieve vochtigheid (%)Datalogger Fort 3 - nr. 03

Page 86: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

-5

0

5

10

15

20

jan 2009 jan 2010 jan 2011 jan 2012 jan 2013 jan 2014

Tem

pera

tuur

(°C

)

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Relatieve vochtigheid (%

)

Temperatuur (°C)Relatieve vochtigheid (%)Datalogger Fort 3 - nr. 06

-5

0

5

10

15

20

jan 2009 jan 2010 jan 2011 jan 2012 jan 2013 jan 2014

Tem

pera

tuur

(°C

)

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Relatieve vochtigheid (%)

Temperatuur (°C)Relatieve vochtigheid (%)Datalogger Fort 3 - nr. 10

-10

-5

0

5

10

15

20

25

30

jan 2009 jan 2010 jan 2011 jan 2012 jan 2013 jan 2014

Tem

pera

tuur

(°C)

-20

0

20

40

60

80

100

120

140

Relatieve vochtigheid (%

)

Temperatuur (°C)Relatieve vochtigheid (%)Data Hove - buitenklimaat (daggemiddelden)

Page 87: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Bijlage 3: Detail resultaten wintertellingen

Datum

20/12/2008

7/02/2009

19/12/2009

6/02/2010

9/01/2011

5/02/2011

5/03/2011

18/12/2011

5/02/2012

15/12/2012

2/02/2013

Jaar 2009 2010 2011 2012 2013 Md 116 69 127 75 85 120 81 123 75 125 75 Mn 89 101 106 98 58 106 89 74 94 76 68

Mmb 73 60 69 67 41 5 58 24 24 27 74 Mm 1 2 6 76 6 57 3 65 31 Mb 1 4 1 3 1 Me 7 7 4 4 4 2 2 1 1 5 5 Mda 3 1 3 5 6 7 6 6 4 6 4

Mspec 16 5 13 17 11 4 11 10 11 22 27 PaA 6 1 2 Pa 6 3 3 4 5 3 1 5 3

Paus 1 Ppn 9 3 1 2 2 3 1 1 5 Pp 3 6 2 4 2 4 4 Pn 1 Es 1 1

Cspec 3 4 4 4 2 7 2 4 4 4 11 Totaal 324 256 332 278 226 338 264 307 220 342 309 Code Nederlandse naam Wetenschappelijke naam Soortencomplex Md Watervleermuis Myotis daubentonii Watervleermuis Mn Franjestaart Myotis nattereri Franjestaart Mmb Baard/Brandts vleermuis Myotis mystacinus/brandtii Baard/Brandts vleermuis Mm Baardvleermuis Myotis mystacinus Baard/Brandts vleermuis Mb Brandts vleermuis Myotis brandtii Baard/Brandts vleermuis Mda Meervleermuis Myotis dasycneme Meervleermuis Me Ingekorven vleermuis Myotis emarginatus Ingekorven vleermuis Mspec Myotis sp. Myotis sp. Myotis sp. Pa Gewone grootoorvleermuis Plecotus auritus Grootoorvleermuis Paus Grijze grootoorvleermuis Plecotus austriacus Grootoorvleermuis PaA Grootoorvleermuis Plecotus sp. Grootoorvleermuis Pn Ruige dwergvleermuis Pipistrellus nathusii Dwergvleermuis Pp Gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus Dwergvleermuis Ppn Dwergvleermuis Pipistrellus sp. Dwergvleermuis Es Laatvlieger Eptesicus serotinus Laatvlieger Cspec ongedetermineerd Chiroptera vleermuis

Page 88: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Bijlage 4: situering vaste punten

11

22

33

44

55

66

77

88

99

1100

Page 89: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

1111

1122

1133

1144

1155

1166

1177

1188

1199

2200

Page 90: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

2211

2222

2233

2244

2255

2266

2277

2288

2299

3300

Page 91: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Bijlage 5: Kaarten punt-transect-tellingen per soort

Page 92: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek
Page 93: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek
Page 94: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek
Page 95: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek
Page 96: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek
Page 97: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Bijlage 6: Detail punt-transect-tellingen per punt

Gewone dwergvleermuis Pp

mei jun jul aug sep okt0

2

4

6

8

101vast punt Pp

mei jun jul aug sep okt0

2

4

6

8

102vast punt

Pp

mei jun jul aug sep okt0

20

40

60

80

100

120

140

3vast punt Pp

mei jun jul aug sep okt0

2

4

6

8

104vast punt

Pp

mei jun jul aug sep okt0

2

4

6

8

105vast punt Pp

mei jun jul aug sep okt0

10

20

30

40

506vast punt

Pp

mei jun jul aug sep okt0

10

20

30

40

507vast punt Pp

mei jun jul aug sep okt0

10

20

30

40

508vast punt

Pp

mei jun jul aug sep okt0

10

20

30

40

509vast punt Pp

mei jun jul aug sep okt0

1020304050607080

10vast punt

2009 2010 2011 2012 2013

Act

ivite

it pe

r pun

t

Page 98: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Gewone dwergvleermuis Pp

mei jun jul aug sep okt0

10

20

30

40

5011vast punt Pp

mei jun jul aug sep okt0

10

20

30

40

50

12vast punt

Pp

mei jun jul aug sep okt0

2040

60

80

100120

140

13vast punt Pp

mei jun jul aug sep okt0

10

20

30

40

5014vast punt

Pp

mei jun jul aug sep okt0

1020304050607080

15vast punt Pp

mei jun jul aug sep okt0

2

4

6

8

1016vast punt

Pp

mei jun jul aug sep okt0

1020304050607080

17vast punt Pp

mei jun jul aug sep okt0

2040

60

80

100120

140

18vast punt

Pp

mei jun jul aug sep okt0

10

20

30

40

5019vast punt Pp

mei jun jul aug sep okt0

10

20

30

40

5020vast punt

2009 2010 2011 2012 2013

Act

ivite

it pe

r pun

t

Page 99: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Gewone dwergvleermuis Pp

mei jun jul aug sep okt0

10

20

30

40

5021vast punt Pp

mei jun jul aug sep okt0

10

20

30

40

5022vast punt

Pp

mei jun jul aug sep okt0

2

4

6

8

1023vast punt Pp

mei jun jul aug sep okt0

10

20

30

40

5024vast punt

Pp

mei jun jul aug sep okt0

1020304050607080

25vast punt Pp

mei jun jul aug sep okt0

2

4

6

8

1026vast punt

Pp

mei jun jul aug sep okt0

10

20

30

40

5027vast punt Pp

mei jun jul aug sep okt0

2

4

6

8

1028vast punt

Pp

mei jun jul aug sep okt0

2

4

6

8

1029vast punt Pp

mei jun jul aug sep okt0

2

4

6

8

1030vast punt

2009 2010 2011 2012 2013

Act

ivite

it pe

r pun

t

Page 100: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Watervleermuis Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

51vast punt Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

52vast punt

Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

53vast punt Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

54vast punt

Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

55vast punt Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

56vast punt

Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

57vast punt Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

58vast punt

Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

59vast punt Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

510vast punt

2009 2010 2011 2012 2013

Act

ivite

it pe

r pun

t

Page 101: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Watervleermuis Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

511vast punt Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

512vast punt

Md

mei jun jul aug sep okt0

20

40

60

80

10013vast punt Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

514vast punt

Md

mei jun jul aug sep okt0

20

40

60

80

10015vast punt Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

516vast punt

Md

mei jun jul aug sep okt0

20

40

60

80

10017vast punt Md

mei jun jul aug sep okt0

20

40

60

80

100

12018vast punt

Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

519vast punt Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

520vast punt

2009 2010 2011 2012 2013

Act

ivite

it pe

r pun

t

Page 102: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Watervleermuis Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

521vast punt Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

522vast punt

Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

523vast punt Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

524vast punt

Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

525vast punt Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

526vast punt

Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

527vast punt Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

528vast punt

Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

529vast punt Md

mei jun jul aug sep okt0

1

2

3

4

530vast punt

2009 2010 2011 2012 2013

Act

ivite

it pe

r pun

t

Page 103: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek
Page 104: Monitoring vleermuizenbestand op domein Fort 3 te Borsbeek

Paddestoelen zoeken in Vlaanderen - Een aanmoediging voor beginners22