misdaad_en_straf
-
Upload
seasight-media -
Category
Documents
-
view
221 -
download
6
description
Transcript of misdaad_en_straf
Misdaad en straf
Ene Jan Rap kwam uit Zierikzee!
Iedereen kent vast wel de uitdrukking "Jan Rap en z 'n maats."
't Is niet best wanneer je zo betiteld wordt. Boeve ntuig, dat
opgroeit voor "galg en rad." Onze taal staat trouw ens bol van
de uitdrukkingen, die met misdaad, rechtspraak en s traf te
maken hebben.
Jan Rap heeft echt bestaan. Hij woonde in Zierikzee in de
tweede helft van de achttiende eeuw. Maar of hij nu degene was,
die zijn naam leende aan de nu nog bestaande uitdru kking, dat
weten we helaas niet.
Op 4 mei 1778 was het voor Jan Machielse Rap, zoals hij voluit
heette, eindelijk zover. Hij was vierendertig jaar oud en
afkomstig uit Made in Noord-Brabant. Al bijna een j aar zat hij
gevangen in het Gravensteen te Zierikzee. Op 19 mei 1777, 't
was Pinksteren, had een ordinaire caféruzie tot zij n gevangen-
neming geleid. Laat in de avond hadden Arnold Bossc her en
Cornelis van Opdorp woorden gekregen in herberg "He t Groene
Woud", even buiten de stad. Flip Dito, de herbergie r, had
onderschout Adriaan Corbeel om assistentie gevraagd . Deze was
gekomen en probeerde op een vriendelijke manier een eind aan de
ruzie te maken. Dat leek te gaan lukken, maar toen bemoeide Jan
Rap er zich mee. Van het ene woord kwam het andere. Onderschout
Corbeel greep Rap bij de arm, wierp hem op de grond en zette
zijn rechterknie op Raps borst om hem in bedwang te houden.
Stiekem trok Rap zijn mes en stak Corbeel in diens dij. Een
diepe vleeswond van zo'n tien centimeter had drie u ur later de
dood van de politiedienaar tot gevolg. Rap was opge pakt en in
de gevangenis geworpen. Burgemeester en schepenen v eroordeelden
hem ter dood. Hij moest aan de galg. Zijn lichaam z ou op het
galgenveld worden opgehangen totdat het zou zijn ve rteerd. Het
vonnis werd echter niet uitgevoerd. Op last van de Staten van
Zeeland werd de straf omgezet in brandmerking en ve rbanning
voor een periode van dertig jaar uit Holland en Zee land. Was
hij nu maar weggebleven! Zo'n tien jaar later was h ij gesigna-
leerd eerst in Rotterdam en daarna in Amsterdam, wa ar hij het
pad van de misdaad was opgegaan. Niet voor lang, wa nt hij was
daar in de kraag gepakt en overgebracht naar de gev angenis van
Zierikzee, toen bleek dat hij daar zo'n tien jaar e erder een
moord had gepleegd. Op 7 mei 1789 vonnisten burgeme ester en
schepenen opnieuw. Nu werd de doodstraf wel uitgevo erd. Op het
voor het Gravensteen opgerichte schavot liet hij he t leven.
Zijn laatste levensavond kreeg hij zijn galgenmaal opgediend.
Tegelijkertijd richtte men voor het Gravensteen het schavot op,
waarop de galg werd geplaatst. De volgende morgen w erd hij
geboeid het schavot opgebracht, waar de beul hem wa chtte. In
bijzijn van het publiek kreeg hij de strop om de ne k, waarna de
verhoging waarop hij stond, werd weggehaald. Even l ater trad de
dood in.
Hoe ging dat voor de rechtbank?
Op de dinsdag was het al sinds eeuwen "dach van rec hte" in Zie-
rikzee. Voor het houden van de zittingen van de sch epen-
rechtbank bestonden vaste procedures. In de viersch aar, een
ruimte in het stadhuis nam het schepencollege, deft ig in tab-
baards gekleed, zitting. Waren de heren gezeten, da n kwam de
baljuw binnen. De burgemeester stelde dan de vraag of de
baljuw, die als officier van justitie optrad, wenst e dat de
rechtbank zitting zou houden. De baljuw antwoordde bevestigend,
waarna de zitting een aanvang nam. De beklaagden we rden
binnengebracht. De baljuw memoreerde het strafbare feit en
formuleerde de eis. Het schepencollege vonniste. De hiervoor
geschetste rechtsgang was in grote lijnen ook in de andere
Zeeuwse steden gebruikelijk. In Goes viel het vonni s van de
schepenrechtbank doorgaans milder uit dan de eis va n de baljuw.
"Wie stelen wil en niet wil hangen, ga naar Ter Goe s en laat
zich vangen. Want de heren van Ter Goes zijn zo zac ht als
appelmoes." Waar deze bekende spreuk, karakteristiek voor de
mildheid van het Goese gerechtshof vandaan komt, we ten we niet.
Men schijft hem wel toe aan Jan Catoen - verderop v eel meer
over deze boef - maar dat lijkt ons onmogelijk. Cat oen is
veroordeeld door het gerecht van Middelburg.
Het ontstaan van het rechtsysteem
In de vorige paragraaf komen enkele termen voor, zo als 'vier-
schaar', 'baljuw' en 'schepenen' , die in het dagelijks taalge-
bruik niet meer worden gebruikt. In deze paragraaf volgt een
beknopte uiteenzetting van het ontstaan van ons rec htsysteem.
We moeten daarvoor een heel eind teruggaan in onze Zeeuwse
geschiedenis.
In 1012 kreeg graaf Boudewijn IV van Vlaanderen een belangrijk
leen van de Duitse keizer: Zeeland bewesten Schelde (een deel
van het toenmalige Zeeland). In de praktijk kon hij echter zijn
gezag slechts geleidelijk aan doen erkennen. Het is olement van
het dunbevolkte gebied speelde een rol, net als de onwilligheid
van de plaatselijke bevolking om dat gezag te erken nen. Het
begon al slecht. In 1014 richtte een overstroming g rote
verwoestingen aan, zodat pas tientallen jaren later het Vlaamse
gezag zich kon laten gelden. De graaf van Vlaandere n benoemde
een burggraaf voor Zeeland, die vrijwel zeker in Mi ddelburg
zetelde. Daaronder fungeerde een centrale schepenba nk. Hierin
trof men edelen aan, die met de beoordeling van all erlei
juridische zaken bezig waren. Slechts tweemaal per jaar kwamen
ze bij elkaar tijdens het jaar- of gouwding.
In de nieuw gevormde Zeeuwse ambachten stelde de gr aaf plaat-
selijke Zeeuwse edellieden aan als schout, die zich met lokaal
bestuur en rechtspraak bezig hielden. Zo rond 1200 hadden zich
in alle Zeeuwse ambachten vierscharen gevormd, waar in de
plaatselijke rechtspraak zich afspeelde. De oude be tekenis van
'vierschaar' is: opstelling van vier banken of 'scharnen' ,
waarmee de rechtsplaats werd afgebakend. Hierop zat en de
rechter, de gerechtslieden, de getuige(n) van de mi sdaad en de
verdachte. Een vierschaar spande men ook wel met to uwen af.
Aanvankelijk vond de rechtspraak plaats in de open lucht op een
plaats met een symbolische betekenis: eik, linde, k erkportaal
en kerkhof. Later kreeg men overdekte vierscharen, meestal een
kamer in de stadhuizen.
De leden van de vierschaar, de schepenen, waren lok ale be-
stuurders, vertegenwoordigers van het grafelijk gez ag. Ze
traden namens de graaf op voor de bewoners van het ambacht. In
het begin mochten ze slechts eenvoudige civiele zak en behande-
len. Op strafrechterlijk gebied hadden ze alleen ma ar zeggen-
schap over overtredingen die niet ernstiger waren d an lichte,
onbloedige mishandelingen. Alle zwaardere gevallen werden nog
door de grafelijke vierschaar behandeld.
Met het totstandkomen van de lokale schepencolleges veranderde
ook de rol van de ambachtsheren. Vroeger waren ze u itvoerders
van de vonnissen van de centrale schepenbank, nu gi ngen ze als
eisers optreden voor de nieuwe ambachtsvierschaar. Ze bleven
belast met de uitvoering van het vonnis. Dit systee m: een
ambachtsheer (later diens ondergeschikte met de naa m van schout
of baljuw) die arresteerde, eiste, en na de uitspra ak van de
schepenen vonniste, bleef tot aan de Bataafse Repub liek in 1795
bestaan. Op het platteland had de vierschaar de zog enaamde lage
jurisdictie. Ze sprak slechts recht in eenvoudige z aken.
Halsmisdrijven werden te Middelburg berecht. De Zee uwse steden
daarentegen hadden op hun eigen gebied niet alleen de lage
jurisdictie, maar ook de hoge. Zij spraken wel rech t over
halsmisdrijven en waren gerechtigd doodvonnissen ui t te spreken
en te doen uitvoeren.
De politiemensen van toen stonden bekend als 'rakkers' of als
's heeren knapen.' In de steden stonden ze onder leiding van de
baljuw en op het platteland onder die van de schout . Er was in
de zeventiende en achttiende eeuw ook speciale plat telandspoli-
tie, die bekend stond onder de naam 'Rode Roe.' Deze politie-
mensen waren gewapend met een rode stok. In de vroe gste ge-
schiedenis spelen advocaten nauwelijks een rol in d e proces-
gang. Pas in de zeventiende eeuw verschijnen deze r echtsge-
leerden op het toneel.
In de periode 1795 tot 1811 veranderde er voor het overgrote
deel van Zeeland niet zoveel. Voor Zeeuwsch-Vlaande ren wel. Al
in 1794 kwam dat onder Frans bestuur. Het gebied we rd in
kantons verdeeld, waar vrederechters zitting namen. In Sas van
Gent werd een 'tribunal correctionnel' gevestigd. In 1810 kwam
geheel Zeeland onder Frans bestuur en op 20 mei 181 1 werd de
Franse rechtspraak van kracht. Het Departement van de Monden
van de Schelde, zoals Zeeland ging heten, werd verd eeld in drie
arrondissementen en in tien kantons. Rechtbanken va n eerste
aanleg kwamen er in Middelburg, Goes en Zierikzee b elast met
civiele en strafrechtspraak. In de hoofdplaatsen va n de kantons
kwamen vredegerechten, belast met rechtspraak in ci viele en in
politiezaken. Na de Franse tijd veranderde er weini g. De
vrederechter verdween van het toneel. In diens plaa ts kwam de
kantonrechter. In de Grondwet van 1815 was bepaald, dat een
'algemeen wetboek' onder andere voor de samenstelling van de
rechterlijke macht zou worden ingevoerd. Deze wet k wam tot
stand in 1827 doch trad eerst in 1838, vanwege de t oestand in
de zuidelijke Nederlanden, in werking. Het wetboek van
strafrecht is van nog veel later datum. Dat werd in gevoerd op 1
september 1886. In Zeeland kwamen een gerechtshof i n
Middelburg, arrondissementsrechtbanken in Middelbur g, Goes en
Zierikzee en kantongerechten in Middelburg, Vlissin gen, Goes,
Kortgene, Heinkenszand, Zierikzee, Brouwershaven en Tholen.
Aan deze rechtbanken was 'zittende magistratuur' verbonden, de
rechters, en 'staande magistratuur' , de officieren van justi-
tie. In de procesgang waren ten behoeve van de verd achten
advocaten en procureurs betrokken. In grote trekken bestaat
deze wettelijk vastgelegde magistratuur tot op vand aag de dag
toe. Het 'spel' voor de rechtbank is aan bepaalde regels
gebonden. Er bestaat in het strafrecht onderscheid tussen
overtredingen en misdrijven. Overtredingen komen me estal bij de
kantonrechter in behandeling. Misdrijven, veel erns tiger van
aard, voor de rechtbank. De politie maakt procesver baal op. De
officier van justitie bepaalt of er tot vervolging wordt
overgegaan. Hij formuleert de eis, waarop de verded iging (de
advokaat) reageert. De rechter beslist. Zowel de ei ser als de
verdachte kunnen beroep aantekenen tegen de besliss ing van de
rechter. Aan enkele principes mag in geen geval wor den getornd,
zoals 'nulla poena sine lege' (geen straf zonder wet) en 'ne
bis in idem' (geen tweemaal straffen in één en dezelfde zaak
door dezelfde rechter). Tijdens de Tweede Wereldoor log sprak
men niet meer recht in de naam van de Koningin, maa r 'in naam
van het recht.' Dat werd toen regelmatig door de rechtelijke
macht, geknecht en beknot door de Duitse bezetter, aan de laars
gelapt.
In de loop der tijd werd een aantal kantongerechten opgeheven,
zoals die in Kortgene, Heinkenszand, Goes en Vlissi ngen.
Overigens houden de rechtsprekende instanties zich niet alleen
bezig met strafrechtspraak, maar ook met civiele. D at laatste
valt buiten het kader van dit geschrift.
Straffen en terechtstellingen
Tot aan de invoering van de Franse rechtspraak ston d een keur
aan straffen de vierscharen ter beschikking. De mee st absolute
straf was de doodstraf, die overigens landelijk eer st werd
afgeschaft in 1872. Daarvoor waren verschillende me thoden
voorhanden: het zwaard, de galg en de brandstapel. De laatste
paste men vooral toe op ketters, in de zestiende ee uw. De
executies vonden meestal plaats op een schavot voor het stad-
huis. Officieel was de baljuw met de voltrekking be last, maar
deze liet dat meestal over aan de vakman, de beul. Niet alle
Zeeuwse steden hadden er één. In Goes bijvoorbeeld maakte men
gebruik van de diensten van de beul van Reimerswaal , en later,
die van Middelburg. De lijken werden na de uitvoeri ng van de
straf op een 'horde' (een soort van houten slee) naar het
galgenveld gebracht en daar aan de galg gehangen of op het rad
geplaatst totdat ze verteerd waren. Het galgenveld bevond zich
buiten de stad.
Ernstige misdrijven, die net niet de doodstraf verd ienden
werden meestal met een langdurige verbanning gestra ft. Daarmee
was de kous niet af, want om te voorkomen dat de da ders onge-
merkt zouden terugkeren, kregen ze een brandmerk of men snee
oor of neus af. Geseling stond ook het programma. D ie ging aan
de verbanning vooraf. Tot aan de Reformatie kwam oo k de straf-
bedevaart als soort van verbanning voor. De misdadi ger die deze
boetedoening was opgelegd, moest uit een ver verban ningsoord,
zoals Santiago di Compostella in Spanje, een bewijs meebrengen
dat hij daar geweest was. Soms kon de straf worden afgekocht
met een geldbedrag of, als er grote bouwprojecten a an de gang
waren, in de vorm van een hoop bakstenen. Een verba nning kon
gekoppeld worden aan een gedwongen dienstplicht op de vloot of
in het leger van de landsheer. Het bannissement wer d meestal
voorafgegaan door een ceremonie in de vierschaar. D e misdadiger
werd gekleed in een wit hemd binnengeleid, blootsho ofds en op
blote voeten, met een brandende kaars in de hand. G eknield
moest hij de rechtszaak bijwonen en eventueel om ve rgeving
smeken. Hieraan kon een rondgang door de stad gekop peld worden.
Een geldboete was meestal normaal. Doorgaans werd d e verdachte
tot het betalen van de gerechtskosten veroordeeld. In de
achttiende eeuw werd het meer en meer gewoonte om d aders van
lichte vergrijpen te veroordelen tot een langdurig verblijf in
een spin- of een rasphuis. Voor Midden-Zeeland bete kende dat
overbrenging naar Middelburg.
Bijzondere straffen
Ietwat bijzondere straffen werd met enige graagte o pgelegd.
Handtastelijkheden konden betraft worden met verbeu rte van de
vuist waarmee de overtreding was begaan. De vuist w erd letter-
lijk verbeurd. Een mogelijkheid tot afkoop was er w el. De
overtreder kon op zijn kosten een bronzen vuist lat en maken met
z'n naam erop. Deze vuisten werden in de vierschaar of buiten
aan de muur van het stadhuis opgehangen. Ook het le veren van
een schilderij met de afbeelding van de overtreding kwam als
strafoplegging wel voor.
Met het aan de kaak stellen strafte men de lichte o vertredin-
gen. Soms hing men er een houten bord bij met de re den van de
straf. Speciaal voor scheldende en kijvende vrouwen hing er in
de stadhuizen een ketting met twee zware keien klaa r. Hadden
vrouwen zich schuldig gemaakt aan schelden en kijve n, dan
kregen ze de keien of schandstenen zoals men ze ook noemde,
omgehangen en mochten ze een rondgang door de stad maken, bij
voorkeur op marktdagen, wanneer het druk was in de stad.
Op verschillende plaatsen zijn schandstenen bewaard gebleven.
In Veere hangen ze nog steeds aan de voorgevel van het stadhuis
en in Baarland bevinden ze zich sinds 1970 in een n is boven de
deur van de Hervormde Kerk. Daarvoor hingen ze aan het
gemeentehuis. Ter plaatse staan ze bekend als de 'kloten van de
beer' , een benaming die verband houdt met het wapen van
Baarland, waarin een beer is afgebeeld.
De stenen van Oud-Vossemeer bevinden zich in het Ze euws Museum
te Middelburg, terwijl die van Zierikzee in 1965 op de zolder
van het stadhuis werden teruggevonden. Ze worden al daar in het
museum bewaard. De stenen van Brouwershaven bevinde n zich in
het gemeentehuis.
Een vrouw, die in Goes was betrapt op bigamie, aan het begin
van de zeventiende eeuw, werd verbannen, maar moest , voordat
het zover was, eerst op het schavot te kijk staan m et twee
manshoeden op haar hoofd.
Een kleermaker, die rond het begin van de zeventien de eeuw op
Walcheren en Zuid-Beveland rondzwierf, werd gepakt op verden-
king van zwarte kunst. Hij hield zich bezig met het "genezen"
van mens en dier met behulp van kruidendrankjes en bezweringen.
Hij werd voor dertig jaar uit Zeeland verbannen. Zi jn boeken en
papieren werden in het openbaar verbrand.
Soms was er gerechtigheid
Kindermoord kwam in vroeger tijden vermoedelijk vak er voor dan
we denken. Vooral dienstmeiden waren volkomen recht eloos.
Wanneer dan zo'n ongehuwde jonge meid in verwachtin g raakte,
was Leiden meer in last voor de dienstbode dan voor de heer of
de zoon des huizes. Was de zwangerschap duidelijk, dan werd ze
zonder pardon teruggestuurd naar vader en moeder en mocht ze
blij zijn als er nog een financiële vergoeding tege nover stond.
Het kwam ook voor dat ze erin slaagde om zich voor die schande
te behoeden en in eenzaamheid het kind op het toile t baarde.
Dat kwam dan zonder mankeren in de beerput terecht. De
dienstbode wendde een griepje voor, bleef enige dag en in bed en
hervatte vervolgens haar werkzaamheden. Ook gebeurd e het dat
pas geboren kinderen verdronken werden. Rechtszaken zijn bekend
van vrouwen die hun pasgeboren kinderen verdronken in het
Molenwater in Middelburg en in de vesten van Goes. Vond de
bevalling echter in de aanwezigheid van de vroedvro uw plaats,
dan was de ongehuwde vrouw verplicht om, in barensn ood, de naam
van de verwekker te noemen en in dat geval greep de justitie
in. De vrouw kreeg als straf meestal verbanning. De
(vermoedelijke) vader kwam er doorgaans veel beter van af,
omdat het vaderschap nu eenmaal moeilijk te bewijze n viel.
Zo af en toe was er in een enkel geval enige gerech tigheid.
Jan den Heere vestigde zich in 1764, komend uit Oos t-Indië, in
Goes. In de Oost was hij schatrijk geworden. Met zi jn dikke
geldbuidel rammelend, kostte het hem weinig moeite zich in te
kopen in het stadsbestuur. In 1769 werd hij werd be noemd tot
schepen. Daarmee behoorde hij tot de stedelijke eli te van de
Ganzestad.
Op 22 december 1774 beviel Martina Kolaris, een ong ehuwde
vrouw, van een dochter. De stadsvroedvrouw was bij de bevalling
aanwezig. Martina deelde in het kraambed de naam va n de
verwekker mee: Huibert Jan de Heere, de Goese magis traat.
Huibert nam, toen hem dat ter ore was gekomen, snel tegenmaat-
regelen. Wanneer het kind ten doop werd gebracht, z ou de
predikant bij deze plechtigheid de naam van de vade r noemen en
daarmee werd het schandaal publiek. Hij wendde zich tot de raad
en kreeg die via zijn relaties zover, dat deze vroe de vaderen
besloten aan de predikant dringend te vragen voorta an bij
doopplechtigheden van onechte kinderen het noemen v an de naam
van de verwekker achterwege te laten. Alleen in het doopboek
mocht de naam vermeld worden. Zonder enige discussi e besloot de
kerkenraad aan het verzoek te voldoen. Daarmee was alle gevaar
voor De Heere nog niet bezworen. Martina wendde zic h tot de
baljuw om haar recht te zoeken. Ze kreeg dat niet. De Heere
bleef volhouden dat hij onmogelijk de verwekker kon zijn.
Martina's enige wraak waren de namen van haar docht er: bij de
doop kreeg het kind de namen Huiberta Johanna. Toch vertrouwde
de magistraat van Goes de zaak niet helemaal. De vr oedschap
vond dat De Heere te ver was gegaan. Hij werd niet herkozen als
schepen en enige andere functie binnen het stadsbes tuur was
niet meer voor hem weggelegd, ondanks zijn poging o m het verlo-
ren terrein te herwinnen. Met zijn dikke geldbuidel financierde
hij de aankoop van een orgel voor de Kleine of Gast huiskerk.
Het cadeau werd in dank aanvaard, maar een sleutel van de
stadhuisdeur verwierf hij er niet mee.
In Rilland kreeg het recht z'n loop
In 1810 was Jacomina Kraak dienstmeid op de hoeve v an Pieter
Cense in Rilland. Een vluchtig kontakt met een vree mdeling, die
langs de hoeve kwam, was niet zonder gevolgen geble ven. Ze
slaagde erin haar zwangerschap te verbergen. Nieman d was er bij
toen ze op zondag 20 mei van dat jaar zittend op ee n waterpot
van een jongetje beviel. Ze knipte eigenhandig de n avelstreng
door en begroef het levend achter de schuur van de boerderij.
De moederkoek werd begraven in de moestuin. De beva lling was
haar echter niet in de koude kleren gaan zitten en zo kwam
chirurgijn Samuel de Graag aan haar ziekbed omdat z e last had
van haar gal, aldus haar eigen verklaring. De chiru rgijn kwam
echter tot de conclusie dat zij 'zog in haar borsten' had en
dat werd haar ongeluk. Op sterke aandrang van de 'd okter'
bekende ze haar daad. Het stoffelijk overschot van het kind
werd opgegraven en geschouwd. Het kwam tot een stra frechtelijke
vervolging, waarbij Jacomina tot een verbanning van tien jaar
werd veroordeeld.
Godsdienst en rechtspraak
In 1517 trad Maarten Luther openlijk op tegen de mi sstanden in
de Rooms-Katholieke Kerk. Door brochures, koopliede n en reizi-
gers, boeken, discussies, contacten tussen klooster s en via
allerlei andere nu nog nauwelijks na te speuren weg en en paden
werden Luthers opvattingen snel verspreid. Kerk en staat kwamen
in de Nederlanden voor de zware taak daaraan paal e n perk te
stellen. Steeds strenger werden de straffen, die Ka rel V
uitvaardigde. Maar niets hielp en zo kwam het in 15 50 tot de
vaststelling van wat in de praktijk van alle dag he t 'bloed-
plakkaat' werd genoemd. Het lezen van ketterse boeken, het
vernielen van beelden, het redetwisten over de Bijb el, op
vrijwel elke overtreding kwam de doodstraf te staan . Zelfs
degenen, die hun dwalingen herriepen, zouden gedood worden;
mannen met het zwaard, de vrouwen door verdrinking. De ketters
die bleven volharden, kwamen op de brandstapel.
In 1561 nam men in Middelburg Willeboort Corneliszo on en zijn
echtgenote Mayken Pietersdr. uit Oostkapelle gevang en. Ze
behoorden tot de wederdopers. Ze werden ondervraagd door de
geestelijkheid, die een poging ondernam ze weer tot het Rooms-
Katholicisme terug te brengen. Dat mislukte, waarna Willeboort
op de pijnbank werd gelegd. Hij bleef standvastig. Zijn vrouw
beviel tijdens de gevangenschap. Het kind werd vlie gensvlug in
de katholieke kerk gedoopt. Op 14 oktober 1564 werd Willeboort
veroordeeld tot de dood door onthoofding. Zijn lich aam zou op
een rad en zijn hoofd op een staak buiten de stad g ezet worden.
Door een volksoproer verliep de voltrekking van het vonnis niet
soepel. Men had twee dagen nodig om de straf ten ui tvoer te
leggen. Zijn vrouw Mayken wist tijdens het oproer t e ont-
snappen. Op Walcheren bleef tot in de negentiende e euw een
uitdrukking bekend die refereerde aan deze zaak. ''t Is schan-
de! Ze 'andele d'r mae net mee as meet den erme Wil leboord
Kornelisse indertied' om aan te geven, dat er met iemands
belangen werd gesold.
Op Zuid-Beveland was tot 1553 alles vrij rustig geb leven. Het
aantal processen tegen ketters bleef nadien beperkt . Toch
leidde één ervan tot het uitspreken van de doodstra f door
middel van de brandstapel. Op 9 februari 1562 werd Jan Grendel,
ook Hans van Cortrijk genoemd, gevangen genomen. Me n verdacht
hem ervan ketter en wederdoper te zijn. Hij gaf het volmondig
toe, maar weigerde verder ook nog maar een antwoord te geven op
de vragen die hem werden gesteld. Er volgden onderv ragingen
door de bisschop van Middelburg en de pastoor van G oes.
Antwoorden gaf hij niet. Uit de onderzoeken van de baljuw bleek
dat Jan geruime tijd in Kapelle, Biezelinge en Kloe tinge had
verkeerd. Om hem daarover aan het praten te krijgen , verzocht
de baljuw toestemming voor een 'scherp examen' op de pijnbank.
Jan kwam daarop inderdaad terecht. De rekening van de baljuw
vermeldt zelfs nog de prijzen van de kaarsen waarme e Jan werd
gepijnigd. Moeilijkheden tussen de baljuw en het be stuur van de
stad leidden ertoe, dat Jan pas op 15 januari 1563 voor de
vierschaar moest verschijnen. Ook daar volhardde hi j in zijn
houding van niets te zeggen. De vierschaar veroorde elde hem tot
de dood op de brandstapel, welke straf op zondag 31 januari
1563 werd voltrokken. Zijn lichaam werd op het galg enveld,
buitendijks aan de Oosterschenge, begraven.
In 1569 trof Dierick Andrieszn Creemer, afkomstig v an Oorschot
in de Kempen, in Zierikzee hetzelfde lot. Ook hij w as een
wederdoper. Op 22 oktober 1569 veroordeelde het ger echt van
Zierikzee hem tot de doodstraf. Op een schavot, voo r het
Gravensteen, werd hij met het zwaard onthoofd. Zijn lichaam
legde men op het rad en zijn hoofd zette men op een staak, als
afschrikwekkend voorbeeld voor anderen.
Van geheel andere aard waren de achttiende en negen tiende-
eeuwse godsdiensttroebelen, waaraan de rechterlijke macht te
pas kwam.
In 1773 was er een nieuwe psalmberijming tot stand gekomen, die
kort daarop op bevel van de Staten-Generaal in de k erkelijke
erediensten werd ingevoerd. De Calvinisten van de o ude stempel
wensten deze opgedrongen nieuwe berijming niet te z ingen, wat
op Walcheren tot grote ongeregeldheden tijdens de k erkdiensten
aanleiding gaf en uiteindelijk tot een streng ingri jpen van de
overheid. Isbrand Leinse Burggraaf uit West-Kapelle kreeg de
zwaarste straf. Hij werd voor altijd uit het dorp a chter de
zeedijk verbannen. Enkele boeren uit de kring van d e
bevindelijke Calvinisten namen het voor hem op. Cor nelis de
Korte reisde zelfs naar Den Haag, naar het Hof van Holland. Het
resultaat van de inspannningen was, dat Leinsse Bur ggraaf na
vijftien maanden huiswaarts mocht keren. Hij werd a ls een
koning ingehaald. De enorme volksoploop, die de mac hthebbers in
Middelburg bepaald niet vriendelijk gezind was, was dermate
verontrustend, dat enkele eskadrons militairen werd gestuurd om
de gemoederen te bedaren. Nieuwe onrust was het gev olg.
Cornelis de Korte werd met enkele anderen gevangen genomen en
naar het Gravensteen in Middelburg gevoerd. Geselin g,
gevangenisstraf en verbanning waren hun deel, wat h et respect
voor de vromen op Walcheren zeer deed toenemen. Die achting nam
nog toe toen bij de orangistische revolutie van 178 7 De Korte
als een ware volksleider optrad om de prinsgezinde regenten te
helpen de patriotten de laan uit te sturen. De oors pronkelijke
kwestie van de psalmberijming was hiermee in het po litieke vlak
getrokken en toen in 1795 de patriotten aan de mach t kwamen,
moest een man als De Korte zwaar boeten. Hij beland de opnieuw
in de gevangenis. In 1798 werd hij opgehangen en be graven op
het Middelburgse galgenveld.
In 1806 nam de kerk een gezangenbundel in gebruik, die net als
de psalmberijming van 1773 de geest der Verlichting ademde.
Tien jaar later hervormde koning Willem I de vaderl andse kerk.
die feitelijk staatskerk werd. Vele bevindelijke vr omen voelden
zich er al snel helemaal niet meer thuis. In Zeelan d was het
Huibert Jacobus Budding, hervormd predikant van Big gekerke, die
in 1836 de kerk verliet en een groot aantal Afgesch eiden
gemeenten in Zeeland institueerde.
Van Regeringswege werd teruggegrepen op bepalingen van in de
Franse tijd ingevoerde Code Pénal om de afgescheide nen te
dwingen hun bijeenkomsten te staken. Voor het houde n van
kerdiensten met meer dan twintig personen moesten z ij toestem-
ming vragen aan het plaatselijk bestuur. Waren er m eer dan
twintig mensen aanwezig, dan verschenen ook de veld wachter en
de burgemeester om proces-verbaal op te maken. De d ominee en
degene, die de ruimte beschikbaar had gesteld, moes ten dan ver-
schijnen voor de rechtbank. Budding trok zich van a l die
processen-verbaal en veroordelingen niets aan. Over al in
Zeeland preekte hij, doopte hij kinderen en deed hu isbezoek.
Desnoods in boerenschuur, zoals in Oudelande, St. P hilipsland
en Nieuwerkerk of aan de zeedijk, zoals bij Rilland en Nieuw-
lande. Verschillende perioden verbleef Budding dan ook in de
gevangenis, onder meer in die van Goes, waar hij de tijd
psalmen zingend doorbracht, samen met 'hemelse bakker' de
Jonge. In december 1842 sloeg de president van de r echtbank in
Goes alle records. Hij veroordeelde Budding en dien s ouderling
De Jonge tot 125 boeten van elke honderd gulden. Da arbovenop
kreeg De Jonge nog eens 66 boeten van honderd gulde n voor
bijeenkomsten, die hij geleid had zonder Budding. I n totaal 324
boeten voor een bedrag van 32.400 gulden, wat in di e dagen
overeenkwam met een dagloon van zo'n 43.000 losse a rbeiders.
Corrupte politiemensen en smokkelaars
Sluikhandel is van oude datum. Zolang er grenzen zi jn, zijn er
lieden die willen profiteren van prijsverschillen a an weers-
zijden van de grens door het omzeilen van te betale n invoer-
rechten en accijnzen. We beschrijven hieronder eers t een zaak,
die in de achttiende eeuw plaatsvond en waarbij voo r de Zuid-
Bevelanders Staats-Vlaanderen, zoals Zeeuwsch-Vlaan deren toen
heette, buitenland was.
In 1766 greep de justitie Hendrik Roseniet in de kr aag. Hij was
als politie-agent werkzaam bij de Rode Roe en werd ervan
beschuldigd fraude en oplichting te hebben gepleegd . Eind
juli/begin augustus had hij met een collega in het Baarlandse
parochiehuis, een herberg, Klaas van Dijke ontmoet. Deze
vertelde dat hij in Terneuzen zeven tonnen zoute vi s had staan,
die hij graag op Zuid-Beveland wilde verkopen zonde r rechten en
accijnsen te betalen. Klaas bestelde eens een rondj e wijn en
gaf de politiemensen wat te eten. Als Roseniet nu e ens vijftien
pakken tabak van Klaas in handen gestopt zou krijge n, zogenaamd
in beslag genomen, dan zou hij daarop een premie va n honderd
gulden kunnen krijgen, maar dan moest Klaas de zout e vis
ongehinderd aan wal kunnen brengen. Van Dijke kwam inderdaad
met de tabak afzetten maar werd door een collega va n Roseniet
op smokkel betrapt. Tijdens de verhoren lapte hij H endrik
erbij. En toen bleek deze niet de enige schuldige t e zijn. Er
was veel meer aan de hand. Marskramers konden tegen betaling te
horen krijgen welke routes de Rode Roe op een bepaa lde dag zou
lopen. Ook werden akkoorden gesloten met zakkendrag ers, die
zogenaamd minder uit de schepen losten dan er in we rkelijkheid
aanwezig was, waarmee inners van de belastingen wer den bedro-
gen. Smokkel van drank vond op uitgebreide schaal p laats. De
aanklager eiste ontslag als politieman en geseling en verban-
ning van Roseniet omdat deze zich op frauduleuze wi jze had
verrijkt. De straf van de schepenrechtbank viel mil der uit. Hij
werd voor veertien dagen op water en brood gezet en mocht
nimmer meer een openbare functie bekleden.
In de jaren dertig van deze eeuw hadden politie en douane de
handen vol aan de bestrijding van smokkel door werk lozen, die
met de sluikhandel trachtten in hun levensonderhoud te voor-
zien. Op 2 juni 1934 zo tussen donker en licht om h alf vier in
de vroege morgen kregen twee douaniers die in het v eld pa-
trouilleerden onder Stoppeldijk in Oost-Zeeuwsch-Vl aanderen een
persoon op een fiets in het oog, waarvan ze vermoed den, dat
deze wel eens smokkelwaar zou kunnen vervoeren. Ze zetten de
achtervolging in. Toen de smokkelaar, een vierentwi ntigjarige
man, in de gaten kreeg, dat hij werd achterna gezet en, wierp
hij fiets en smokkelwaar in het land en vluchtte ha rdlopend
weg. De beide douaniers wisten de man echter te gri jpen en
namen hem mee naar het kantoor der invoerrechten in Kapel-
lebrug. Hij had getracht per fiets 59 kilo suiker d e grens over
te brengen. Op de vraag of hij nog iets ter veronts chuldiging
te berde te brengen had, antwoordde de dader: 'ik smokkel om te
kunnen leven. Ik heb geen werk en moet toch eten.'
In de jaren vijftig van deze eeuw, smokkelde men op uitgebreide
schaal tussen Zeeuwsch-Vlaanderen en België, voorna melijk
boter. Ging het eerst om kruimelsmokkelarij, waarbi j mensen die
overdag een eerzaam beroep uitoefenden 's avonds wa t
'bijverdienden' , zo rond 1960 maakten de smokkelaars gebruik
van snelle, omgebouwde Amerikaanse auto's met zware terrein-
banden om geen last te hebben van door de douane ro ndgestrooide
kraaienpoten. Naast twaalf officiële grensovergange n telde
Zeeuwsch-Vlaanderen maar liefst vijftig verharde we gen, zesen-
vijftig onverharde wegen en zestien rijwiel- en voe tpaden, die
allemaal in de richting van België gingen. De strij d tussen
smokkelaars en douaniers was vaak hevig. Achtervolg ingen met de
auto, roekeloos rijden en zelfs het afvuren van han dvuurwapens
brachten tal van smokkelaars voor de rechter. In Ne derland
kregen ze hooguit enkele weken gevangenisstraf, waa rvan vaak
een deel voorwaardelijk. In België strafte men wat strenger.
Daar konden de dades rekenen op tenminste vier maan den
'brommen.' Vandaag de dag is nauwelijks meer sprake van dit
soort romantiek. Ook de echte smokkelheld, zoals Ro man Hemel-
soet uit Sas van Gent, spreekt niet meer tot de ver beelding. In
het begin van de jaren tachtig waren zijn avonturen goed voor
de film "Zwarte Ruiter."
De bende van Jan Catoen
Dievenbendes komen in de dikke folianten van de ste delijke
rechtspraak al in de vijftiende en zestiende eeuw v oor. Vooral
voor de inwoners van de onbeschermde dorpen beteken de dat een
voortdurend gevoel van onveiligheid, wanneer er van deze benden
aktief waren. Als de leden gepakt werden, konden ze meestal
rekenen op de doodstraf.
Ook de laatste tien jaar van de achttiende eeuw war en voor veel
Nederlandse en Vlaamse plattelandsbewoners een peri ode van
grote onveiligheid. In deze tijd waren verschillend e roverben-
den actief, zoals de Brabantse, Meerssener, Holland se en Noord-
Brabantse bende, die gezamenlijk ook bekend staan a ls de Grote
Nederlandse Bende. Op Tholen, Zuid- en Noord-Bevela nd was
vooral de bende van Jan Catoen aktief en talloze pl attelanders
slaakten een zucht van verlichting toen hij in 1802 veroordeeld
werd tot de doodstraf.
Jan Catoen was geboortig van Etten, waar zijn naam in het
doopboek van de Katholieke Kerk vermeld werd op 12 september
1767. Voor zover bekend, ging hij in de nacht van 1 6 op 17
februari 1791 voor het eerst op dievenpad, toen hij met twee
broers, Piet en Gileman, Geert Jaspers en Jacobus B oeren, alias
Lamme Vleugel, de hofstede van Lucas Bedaff onder N ieuw Gastel
met een bezoek vereerde. Het dreigement, dat ze met z'n
vijftienen waren en de boerderij in brand zouden st eken, was
voor de bewoners voldoende om geld en sieraden af t e geven. De
bende maakte het westelijk deel van Noord-Brabant z o onveilig,
dat geleidelijk aan, om aan arrestatie te ontkomen, het werk-
gebied moest worden verlegd. Op allerlei plaatsen, her en der
in Nederland, dook de bende op, totdat de grond te heet onder
de voeten werd. Er zat niets anders op dan onderdui ken en
daarvoor werd het afgelegen eiland Zuid-Beveland op gezocht.
Catoen nam de naam Jan Coenraadts aan en kwam eind 1798/begin
1799 terecht in Kwadendamme aan het Lange Weegje. H ij verhuurde
zich als boerenarbeider en verdiende misschien wel voor het
eerst op eerlijke wijze de kost.
Zijn vriend Franciscus Mertens, die zich Frans, Kee s of Papa
liet noemen, voegde zich in 1799 weer bij hem. Mert ens was in
1797, als lid van de Hollandse Bende in Bergen op Z oom gevangen
gezet, maar had weten te ontsnappen. Hij noemde zic h voortaan
Johannes Pieters en trok als eerzaam marskramer doo r de Zeeuwse
dreven, daarbij zijn ogen goed de kost gevend. Stel end en
rovend trok de bende over Zuid- en Noord-Beveland, waar ze al
snel de naam 'voetenbranders' kregen, omdat ze gewoon waren de
bewoners van de hofsteden op de haardplaat de voete n te
roosteren. Boer of boerin plachtten dan wat sneller te kennen
te geven waar geld en sieraden verborgen waren.
Het liep voor de bende ook wel eens anders, want ni et alle
boeren waren even gewillig. Johannes de Loof, die o nder Kort-
gene op een boerderij woonde, kreeg bezoek in de na cht van 26
op 27 januari 1802. Volgens het door de bende bepro efd recept
van het openrammen van de deur met een zwaar stuk h out, kwam
men de boerderij binnen. Maar De Loof liet zich nie t zien. Hij
had zich in zijn slaapkamer verschanst. Met een bij l werd de
deur van de slaapkamer opengemaakt, maar De Loof st ond zijn
mannetje. Hij wist Catoen en diens mannen de bijl t e ontfutse-
len en slaagde erin de rovers op de vlucht te jagen .
In de nacht van 16 op 17 maart 1802 zou de bende ha ar laatste
misdaad plegen. Weer een geslaagde overval, bij toe val op de
hofstede Tekenburg onder Kapelle, waar Willem van D ijke boerde.
Het was het voornemen van de bende geweest om vanui t Wemeldinge
over te steken naar Tholen, maar de schuit die hen moest
overvaren, was niet komen opdagen.
Het verzet van Willem van Dijke werd gebroken met e nkele
pistoolschoten, waarbij de boer verwondingen aan de arm opliep.
De buit werd nog dezelfde nacht verdeeld in een boo mgaard,
gelegen tussen Kapelle en Biezelinge.
Er zou niets aan de hand zijn geweest, als niet het twintigja-
rige bendelid Modestus van de Perre gevangen genome n zou
worden. Hij was met zijn aandeel vertrokken naar zi jn broer in
Zierikzee, waar hij de sieraden trachtte te verkope n. Hij werd
gegrepen door de justitie en sloeg door. Jan Catoen , die zijn
aandeel in de buit verborgen had onder de vloer van zijn huisje
in Kwadendamme werd gegrepen en moest voor de Hoge Vierschaar
van Zeeland te Middelburg verschijnen, die op 20 se ptember 1802
uitspraak deed. Catoen en Mertens werden ter dood v eroordeeld.
Op het schavot voor het stadhuis deed de scherprech ter zijn
plicht. Beide misdadigers werden opgehangen. Hun do de lichamen
werden aan de stenen galg aan het einde van de Have ndijk,
buiten de stad, gehangen totdat deze waren verteerd ten
voorbeeld van anderen. De straf van Van de Perre lo og er ook
niet om. Hij mocht vijftig jaar naar het tuchthuis. Dat de
strop aan zijn hals voorbijging, had hij te danken aan zijn
jeugd en aan de diensten door hem aan de justitie b ewezen.
Gevangenissen
In oude tijden bezat elke stad een eigen gevangenis . Op de
dorpen was er meestal 't kot onder de toren. ' Pas in het midden
van de negentiende eeuw zou de situatie gaan verand eren. In
Middelburg en Goes bouwde men nieuwe gevangenissen. Op veel
dorpen kwamen aparte arrestantenlokaaltjes, waar de veldwachter
niet alleen de dorpsdronkaard ter ontnuchtering ops loot, maar
waar indien noodzakelijk ook arrestanten een plaats je vonden in
afwachting van hun overbrenging naar de gevangenis.
De behandeling van de gevangenen was vroeger slecht . Donkere
ruimten waren het, vaak zonder verwarming. Voedsel en medische
verzorging waren slecht. Luchten kwam niet voor. Sa nitaire
voorzieningen waren er nauwelijks. Nog in het midde n van de
negentiende eeuw was er nog maar mondjesmaat iets v erbeterd. In
een verslag uit 1857 lezen we over het Goese huis v an arrest:
'Ik vond hier 19 gevangenen, zonder arbeid, zonder onderwijs,
zonder wandelplaats, zonder godsdienstbeoefening; k inderen en
ouderen onder elkaar, alles ten gevolge der localit eit.' Het
huis van arrest in Middelburg kwam er nog slechter vanaf. 'De
ongezonde ligging dezer gevangenis, tusschen twee g rachten, die
dikwijls eene ondragelijke lucht verspreiden, welke dan ook de
gevangenvertrekken vervult, zou reeds voldoende aan leiding zijn
om deze gevangenis geheel en al te verlaten; maar d it gebouw,
een voormalig leprozenhuis, is ook zeer oud [...... ...]
Daarenboven is het in erge mate behept met een zeer lastig
insect, dat de gevangenen dan ook zeer kwelt. (de v lo, ajb).
Verder heeft het geen water en moet dit steeds met kar en paard
worden aangevoerd.'
Zierikzee kwam er in de ogen van de schrijver van h et verslag
evenmin goed vanaf. In dat huis van arrest waren bi j wijze van
experiment vier cellen gebouwd. 'Die cellen, des zomers zeer
warm, kunnen des winters niet verwarmd worden en zi jn daardoor
dikwijls onbruikbaar.'
Toen in de Franse tijd in Goes een Arrondissementsr echtbank
werd ingesteld, met als rechtsgebied de Bevelanden en een deel
van Zeeuws-Vlaanderen, moest de stad Goes voor geva ngenisruimte
zorgen. Later zou het rijk deze zorg wel op zich ne men. Als
gauw bleek dat er veel te weinig ruimte was om al d e gevangenen
op te bergen. Zij zaten in de stadhuistoren, een lo kaal onder
het stadhuis met de naam 't donkere gat' , in het politiebureau,
in het Gasthuis en ook wel op de zolder boven de
constistoriekamer van de Grote Kerk. Al in 1818 wil de men in de
Ganzestad hierin verandering brengen, maar de rijks overheid was
niet in staat om snel te reageren. Op tal van ander e plaatsen
moesten gevangenissen worden gebouwd. Pas in 1855 o ntwikkelde
men een plan aan de huidige Joachimikade, dat tot u itvoering
kwam. Er kwam een gevangenis en een gerechtsgebouw. Eind 1858
kon het maken van de fundering worden aanbesteed. A rie van
Hattum, aannemer in Sliedrecht, nam het aan voor fl . 30.400,--.
De laatste paal die geheid moest worden, de 1530
ste, werd in juli 1859 met kroon en slingers versie rd, waarna
de werklieden hem in optocht door de stad droegen. Na het
inheien van de paal door werklieden en genodigden, richtte men
een loods tot danszaal in en vierde men feest. Het totale
complex kon in 1865 in gebruik worden genomen. Aan het begin
van deze eeuw werd het gebouw als gevangenis ontrui md.
In Middelburg werd al in 1643 een tuchthuis in gebr uik genomen,
gebouwd in het gebied Nieuwe Haven- Kousteensedijk. Daarvoor
had de stad een Gravensteen. De financiering van he t tuchthuis
verliep moeizaam. Het stadsbestuur hield zelfs een loterij,
verkocht goederen van het Leprozenhuis en sloot een lening af.
Dit spin- en rasphuis, waarin de vrouwen moesten sp innen en de
mannen Brazilhout voor de verfindustrie raspen, kwa m aan het
begin van de negentiende eeuw bij het rijk in gebru ik als 'Huis
van Justitie en Detentie.' In 1825 kreeg het de naam 'Huis van
Burgerlijke en Militaire Verzekering.' Er vond toen een
verbouwing plaats. Ook in 1852 vond een vernieuwing plaats, die
in 1857 echter werd afgekraakt. In 1873 en 1874 von d de meest
ingrijpende verbouwing plaats. Toen die gereed was, bleef dat
complex bleef tot 1993 in gebruik. In dat jaar nam men in
Middelburg-zuid een nieuwe penitentiaire inrichting in gebruik.
De oude gevangenis werd gesloopt. Op het vrijgekome n terrein
bouwde men een nieuwe rechtbank.
Het allereerste Gravensteen in Zierikzee heeft zich in de nabij
van het grafelijk slot - 's Gravenhof - aan de Bali e bevonden.
In de veertiende eeuw, 1358, besloot het stadsbestu ur tot
nieuwbouw, die onderdak moest bieden aan de ambtena ren van de
graaf, de vierschaar én de gevangenen. Dit gebouw d eed 165 jaar
dienst. Toen was het zo vervallen dat een nieuw geb ouw moest
worden opgetrokken. In de periode 1524-1526 bouwde men het
thans nog bestaande Gravensteen. De door het gerech t van
Zierikzee uitgesproken vonnissen werden voltrokken op een
schavot, dat in de nacht voor de executie werd opge bouwd. De
avond daarvoor kreeg de ter dood veroordeelde gevan gene zijn
galgenmaal toegediend. Hij mocht dan in aanwezighei d van
stedelijke hoogwaardigheidbekleders, die ook een vo rkje
meepikten, een menu samenstellen. Bijzonderheid daa rbij was dat
het publiek zich mocht vergapen aan de lekkernijen. In 1739
schafte men deze gewoonte af. Net als in de andere steden het
geval was, lieten vele misdadigers in Zierikzee het leven op
het schavot, waaronder een zeer bekende, namelijk J ap Rap. Dat
gebeurde in 1784. En net als in de andere Zeeuwse s teden
bevolkte een bonte rij gevangenen de cellen, die ve elvuldig hun
namen met jaartallen in het hout en op de muren kra sten. Zo
weten we, dat in Zierikzee in de periode 1630-1646 regelmatig
Duinkerker kapers opgesloten werden, gevangen genom en door
Maarten Harpertzn Tromp. Het Gravensteen bleef tot in 1923 in
gebruik als huis van bewaring en strafgevangenis. T hans is er
een museum in gevestigd.
Misdaad en straf in de twintigste eeuw
Wie twintigste-eeuwse couranten opslaat, treft daar in tot de in
de jaren vijftig uitgebreide verslagen aan van zitt ingen van de
kantonrechter en van de arrondissementsrechter. Van seponering
van zaken en van het afdoen van overtredingen door het direct
betalen van boetes was nog geen sprake. Wie zonder licht in het
donker had gefietst of wie geen bel op de fiets had en een
bekeuring van de politie had gekregen, kon na verlo op van tijd
een uitnodiging van de rechter verwachten om ter zi tting te
verschijnen. De rechter bepaalde het boetebedrag. O ok burenru-
zies, winkeldiefstallen, schennis van de openbare z edelijkheid,
plassen tegen gevels van huizen en dergelijke, zwem men en
vissen in verboden water, schaatsen op niet goedgek eurd ijs,
overtreding van het verbod om openbare grasperken t e betreden,
baldadigheid als sneeuwballen gooien naar voorbijga ngers en
niet te vergeten: voetballen op straat door de jeug d, was goed
voor een procesverbaal en een gang naar de rechter. Naderhand
kwam de mogelijkheid om een schikking aan te gaan. Men erkende
daarmee een overtreding te hebben begaan en men wac htte het
bericht over de te betalen boete af. Vandaag de da g doet de
officier van justitie vele zaken af via boetes en s chikkingen.
Wanneer de dader daar niet aan wil, dan kan de gang naar de
rechter worden gemaakt. Alleen begane misdrijven ko men zonder
meer voor de rechtbank. In het begin van de twintig ste eeuw
kwamen misdrijven voor, die ook nu nog de kranten h alen, zoals
moord, doodslag, aanranding en verkrachting. Van he roïnedealers
had men toen nog niet gehoord. Het nijpend cellente kort heeft
naast de gewone straffen als geldboeten en gevangen isstraf
geleid tot een alternatieve manier van strafopleggi ng. In
plaats van een gang naar de gevangenis legt de rech ter tegen-
woordig ook 'dienstverlening' als straf op. De veroordeelde is
in een dergelijk geval verplicht bijvoorbeeld gedur ende een
aantal uren te werken in een ziekenhuis, een psychi atrische
inrichting of een bejaardentehuis.
Kadertjes
De grote boodschap van de molenaar
Abraham van Stralen was in 1696 de pachter van het gemaal in
Kruiningen. Van elke maalopdracht, die de molenaar verrichtte,
was een deel van de opbrengst voor de belasting. Nu kon de
pachter natuurlijk niet bij elke maalopdracht aanwe zig zijn.
Daarom werden deze op briefjes aangetekend. De brie fjes moesten
in een soort van (verzegelde) collectebus worden ge daan, die op
gezette tijden door de pachter werd geleegd, waarna de
belastingaanslag werd opgelegd. Op 9 juni 1696 kwam Van Stralen
met deurwaarder Willem de Visser al om zes uur 's m orgens op de
molen van Holbert Vereeke in Kruiningen om de bus t e lichten.
Zij constateerden, dat er aan de bus was geknoeid. Het zegel
was verbroken. De pachter van de belastingen, natuu rlijk niet
echt vriendelijk kijkend, maakte het deksel los, de ed een greep
met zijn hand in de bus en haalde er met de briefje s een hoop
stront uit, waarop de molenaar en zijn vrouw onbeda arlijk in de
lach schoten. Dat nam de deurwaarder niet. Hij klaa gde de
molenaar aan bij het gerecht. Tot een veroordeling kwam het
echter niet.
Tolletje Pik
Er waren van die dorpsveldwachters en agenten in de stad, die
gevreesd werden door de jeugd. Zij schroomden niet om bij
begane baldadigheden de jeugd in de kraag te pakken en een
ongenadig pak rammel te geven. Zo had Middelburg in de jaren
veertig en vijftig een agent, wiens bijnaam de scho oljeugd al
schrik aanjoeg. Als de kreet "Tolletje Pik" geslaak t werd, dan
maakte je benen. Zijn bijnaam zal ongetwijfeld te m aken hebben
met het in beslag nemen van je tol, wanneer het tol tijd was.
Want tollen dat mocht echt niet overal. In de jaren vijftig was
in herfsttijd het kastanje knuppelen een geliefde b ezigheid van
de schooljeugd, vooral in de bomen van het Molenwat er.
Kastanjes, daar kon je van alles meedoen. Uithollen , een
strootje erdoor, en je had een pijp. Wat je moest h ebben, was
een stevige stok, die tegen de takken werd gegooid, waarna de
kastjes uit de boom vielen, als je goed had gegooid . Maar die
plezierige bezigheid werd maar al te vaak vergald d oor de komst
van Tolletje Pik op de fies. Wegrennen, zo hard je kon en
proberen zoveel mogelijk kastanjes mee te nemen.
Klassejustitie?
Tot lang na de Tweede Wereldoorlog was het gewoonte om lieden
die zich te buiten gingen aan alcoholische versnape ringen en
deswege dronken over straat liepen, op te pakken en ter ont-
nuchtering op te sluiten. Maakten ze zich schuldig aan buren-
gerucht, boden ze daarbij verzet of beledigden ze d e Hermandad
al te luidruchtig, dan maakte de dienstdoende agent en proces-
verbaal op, waarna de drankzuchtige voor de kantonr echter moest
verschijnen en straf kreeg opgelegd.
In 1951 opende de burgemeester in Nieuwdorp een nie uw vereni-
gingsgebouw op een winterse zaterdagmiddag. Het wer k was
gedaan, iedereen kon erbij aanwezig zijn. Het werd een groot
feest, na de plechtige opening. Gezelligheid kent g een tijd.
Dat vonden de burgemeester en de groepscommandant v an de
Rijkspolitie ook. Met andere plakkers hikten ze kle ine glaasjes
om en zo liep het al zachtjes naar de klok van midd ernacht toen
definitief de tijd van scheiden daar was. Afgezien van de late
nablijvers lagen de Nieuwdorpers al op bed. Enigszi ns tastend,
scheef lopend en half struikelend begaven de beide
hoogwaardigheidsbekleders zich naar de motor met zi jspan van de
politieadjudant. Het duurde even voordat beiden gez eten waren,
maar toen dat gelukt was, startte de adjudant de mo tor. Heftig
knallend ging het span er vandoor. Aan het eind van de Havenweg
sloegen ze rechtsaf in plaats van linksaf naar 's H eer
Arendskerke, waar beiden woonden en zo kwamen ze mi dden in het
dorp terecht, waar steeds meer slaapkamerlampen aan geknipt
werden. Met hun motor, waar volgens het verhaal de plaatselijke
politieman de knalpijp van had afgeschroefd, maakte n ze het
hele dorp wakker. Iedereen sprak er schande van en de
plaatselijke predikant gebruikte het voorval voor e en
donderpreek tegen de zedenverwildering, maar van ee n proces-
verbaal en een veroordeling door de kantonrechter w as geen
sprake!
Bronnen en literatuur:
H. Franke, Twee eeuwen gevangen, Misdaad en straf i n Nederland,
Utrecht, 1990
F. Egmond, Banditisme in de Franse tijd, Profiel va n de Grote
Nederlandse Bende, 1790-1799, Soest, 1986
C.J. Franssen en J. van Zwijndregt, Staatsinrichtin g van
Nederland, Groningen, 1976
D.A. Felix, Rechterlijke en Notarieele archieven, 1 796-1842,
Den Haag, 1931
A.D. Belinfante, Beginselen van het Nederlands Staa tsrecht,
Alphen aan den Rijn, 1971
A.J. Barth, F.H. de Klerk en W.P. den Toom, Recht e n Krom, een
kroniek van de rechtspraak in Goes, 15e eeuw-1811, Goes, 1990.
J.Th. de Smidt en M.P. de Bruin, Beeldend recht, te keningen bij
strafvonissen uit Zieriksee (XVIe - XVIIIe eeuw), M iddelburg,
1965
A.J. Barth en L.J. Moerland, Dorpse verhalen van Zu id- en
Noord-Beveland, Goes, 1994
D.G. van Teijlingen, Eenige bladen uit de Geschiede nis van het
Oude Tuchthuis te Middelburg, in: AZG, vijfde deel, Middelburg,
1883
P.W. Sijnke, Het huis van bewaring te Middelburg, i n Nehalen-
nia, nr. 97, Middelburg, 1993.
H. Uil, De misstap van een Goese magistraat, in His torisch
Jaarvoek voor Zuid- en Noord-Beveland, nr. 6, Goes 1980.
H. Uil e.a., 's Gravensteen Zierikzee, Zierikzee, 1 980
N. Hooijman e.a., Vrederechter in het Departement v an de
monding van de Maas, 1811-1813. (Mededelingen van h et juridisch
instituur van de Erasmusuniversiteit Rotterdam, nr. 49,
Rotterdam, 1989.
Goese Courant jaargang 1919.
Provinciale Zeeuwsche Courant, 1 oktober 1960 en 22 juni 1996