misdaad_en_straf

24
Misdaad en straf Ene Jan Rap kwam uit Zierikzee! Iedereen kent vast wel de uitdrukking "Jan Rap en z'n maats." 't Is niet best wanneer je zo betiteld wordt. Boeventuig, dat opgroeit voor "galg en rad." Onze taal staat trouwens bol van de uitdrukkingen, die met misdaad, rechtspraak en straf te maken hebben. Jan Rap heeft echt bestaan. Hij woonde in Zierikzee in de tweede helft van de achttiende eeuw. Maar of hij nu degene was, die zijn naam leende aan de nu nog bestaande uitdrukking, dat weten we helaas niet. Op 4 mei 1778 was het voor Jan Machielse Rap, zoals hij voluit heette, eindelijk zover. Hij was vierendertig jaar oud en afkomstig uit Made in Noord-Brabant. Al bijna een jaar zat hij gevangen in het Gravensteen te Zierikzee. Op 19 mei 1777, 't was Pinksteren, had een ordinaire caféruzie tot zijn gevangen- neming geleid. Laat in de avond hadden Arnold Bosscher en Cornelis van Opdorp woorden gekregen in herberg "Het Groene Woud", even buiten de stad. Flip Dito, de herbergier, had onderschout Adriaan Corbeel om assistentie gevraagd. Deze was gekomen en probeerde op een vriendelijke manier een eind aan de ruzie te maken. Dat leek te gaan lukken, maar toen bemoeide Jan Rap er zich mee. Van het ene woord kwam het andere. Onderschout Corbeel greep Rap bij de arm, wierp hem op de grond en zette zijn rechterknie op Raps borst om hem in bedwang te houden. Stiekem trok Rap zijn mes en stak Corbeel in diens dij. Een diepe vleeswond van zo'n tien centimeter had drie uur later de dood van de politiedienaar tot gevolg. Rap was opgepakt en in de gevangenis geworpen. Burgemeester en schepenen veroordeelden hem ter dood. Hij moest aan de galg. Zijn lichaam zou op het galgenveld worden opgehangen totdat het zou zijn verteerd. Het vonnis werd echter niet uitgevoerd. Op last van de Staten van Zeeland werd de straf omgezet in brandmerking en verbanning voor een periode van dertig jaar uit Holland en Zeeland. Was hij nu maar weggebleven! Zo'n tien jaar later was hij gesigna- leerd eerst in Rotterdam en daarna in Amsterdam, waar hij het pad van de misdaad was opgegaan. Niet voor lang, want hij was

description

misdaad_en_straf

Transcript of misdaad_en_straf

Page 1: misdaad_en_straf

Misdaad en straf

Ene Jan Rap kwam uit Zierikzee!

Iedereen kent vast wel de uitdrukking "Jan Rap en z 'n maats."

't Is niet best wanneer je zo betiteld wordt. Boeve ntuig, dat

opgroeit voor "galg en rad." Onze taal staat trouw ens bol van

de uitdrukkingen, die met misdaad, rechtspraak en s traf te

maken hebben.

Jan Rap heeft echt bestaan. Hij woonde in Zierikzee in de

tweede helft van de achttiende eeuw. Maar of hij nu degene was,

die zijn naam leende aan de nu nog bestaande uitdru kking, dat

weten we helaas niet.

Op 4 mei 1778 was het voor Jan Machielse Rap, zoals hij voluit

heette, eindelijk zover. Hij was vierendertig jaar oud en

afkomstig uit Made in Noord-Brabant. Al bijna een j aar zat hij

gevangen in het Gravensteen te Zierikzee. Op 19 mei 1777, 't

was Pinksteren, had een ordinaire caféruzie tot zij n gevangen-

neming geleid. Laat in de avond hadden Arnold Bossc her en

Cornelis van Opdorp woorden gekregen in herberg "He t Groene

Woud", even buiten de stad. Flip Dito, de herbergie r, had

onderschout Adriaan Corbeel om assistentie gevraagd . Deze was

gekomen en probeerde op een vriendelijke manier een eind aan de

ruzie te maken. Dat leek te gaan lukken, maar toen bemoeide Jan

Rap er zich mee. Van het ene woord kwam het andere. Onderschout

Corbeel greep Rap bij de arm, wierp hem op de grond en zette

zijn rechterknie op Raps borst om hem in bedwang te houden.

Stiekem trok Rap zijn mes en stak Corbeel in diens dij. Een

diepe vleeswond van zo'n tien centimeter had drie u ur later de

dood van de politiedienaar tot gevolg. Rap was opge pakt en in

de gevangenis geworpen. Burgemeester en schepenen v eroordeelden

hem ter dood. Hij moest aan de galg. Zijn lichaam z ou op het

galgenveld worden opgehangen totdat het zou zijn ve rteerd. Het

vonnis werd echter niet uitgevoerd. Op last van de Staten van

Zeeland werd de straf omgezet in brandmerking en ve rbanning

voor een periode van dertig jaar uit Holland en Zee land. Was

hij nu maar weggebleven! Zo'n tien jaar later was h ij gesigna-

leerd eerst in Rotterdam en daarna in Amsterdam, wa ar hij het

pad van de misdaad was opgegaan. Niet voor lang, wa nt hij was

Page 2: misdaad_en_straf

daar in de kraag gepakt en overgebracht naar de gev angenis van

Zierikzee, toen bleek dat hij daar zo'n tien jaar e erder een

moord had gepleegd. Op 7 mei 1789 vonnisten burgeme ester en

schepenen opnieuw. Nu werd de doodstraf wel uitgevo erd. Op het

voor het Gravensteen opgerichte schavot liet hij he t leven.

Zijn laatste levensavond kreeg hij zijn galgenmaal opgediend.

Tegelijkertijd richtte men voor het Gravensteen het schavot op,

waarop de galg werd geplaatst. De volgende morgen w erd hij

geboeid het schavot opgebracht, waar de beul hem wa chtte. In

bijzijn van het publiek kreeg hij de strop om de ne k, waarna de

verhoging waarop hij stond, werd weggehaald. Even l ater trad de

dood in.

Hoe ging dat voor de rechtbank?

Op de dinsdag was het al sinds eeuwen "dach van rec hte" in Zie-

rikzee. Voor het houden van de zittingen van de sch epen-

rechtbank bestonden vaste procedures. In de viersch aar, een

ruimte in het stadhuis nam het schepencollege, deft ig in tab-

baards gekleed, zitting. Waren de heren gezeten, da n kwam de

baljuw binnen. De burgemeester stelde dan de vraag of de

baljuw, die als officier van justitie optrad, wenst e dat de

rechtbank zitting zou houden. De baljuw antwoordde bevestigend,

waarna de zitting een aanvang nam. De beklaagden we rden

binnengebracht. De baljuw memoreerde het strafbare feit en

formuleerde de eis. Het schepencollege vonniste. De hiervoor

geschetste rechtsgang was in grote lijnen ook in de andere

Zeeuwse steden gebruikelijk. In Goes viel het vonni s van de

schepenrechtbank doorgaans milder uit dan de eis va n de baljuw.

"Wie stelen wil en niet wil hangen, ga naar Ter Goe s en laat

zich vangen. Want de heren van Ter Goes zijn zo zac ht als

appelmoes." Waar deze bekende spreuk, karakteristiek voor de

mildheid van het Goese gerechtshof vandaan komt, we ten we niet.

Men schijft hem wel toe aan Jan Catoen - verderop v eel meer

over deze boef - maar dat lijkt ons onmogelijk. Cat oen is

veroordeeld door het gerecht van Middelburg.

Het ontstaan van het rechtsysteem

In de vorige paragraaf komen enkele termen voor, zo als 'vier-

schaar', 'baljuw' en 'schepenen' , die in het dagelijks taalge-

Page 3: misdaad_en_straf

bruik niet meer worden gebruikt. In deze paragraaf volgt een

beknopte uiteenzetting van het ontstaan van ons rec htsysteem.

We moeten daarvoor een heel eind teruggaan in onze Zeeuwse

geschiedenis.

In 1012 kreeg graaf Boudewijn IV van Vlaanderen een belangrijk

leen van de Duitse keizer: Zeeland bewesten Schelde (een deel

van het toenmalige Zeeland). In de praktijk kon hij echter zijn

gezag slechts geleidelijk aan doen erkennen. Het is olement van

het dunbevolkte gebied speelde een rol, net als de onwilligheid

van de plaatselijke bevolking om dat gezag te erken nen. Het

begon al slecht. In 1014 richtte een overstroming g rote

verwoestingen aan, zodat pas tientallen jaren later het Vlaamse

gezag zich kon laten gelden. De graaf van Vlaandere n benoemde

een burggraaf voor Zeeland, die vrijwel zeker in Mi ddelburg

zetelde. Daaronder fungeerde een centrale schepenba nk. Hierin

trof men edelen aan, die met de beoordeling van all erlei

juridische zaken bezig waren. Slechts tweemaal per jaar kwamen

ze bij elkaar tijdens het jaar- of gouwding.

In de nieuw gevormde Zeeuwse ambachten stelde de gr aaf plaat-

selijke Zeeuwse edellieden aan als schout, die zich met lokaal

bestuur en rechtspraak bezig hielden. Zo rond 1200 hadden zich

in alle Zeeuwse ambachten vierscharen gevormd, waar in de

plaatselijke rechtspraak zich afspeelde. De oude be tekenis van

'vierschaar' is: opstelling van vier banken of 'scharnen' ,

waarmee de rechtsplaats werd afgebakend. Hierop zat en de

rechter, de gerechtslieden, de getuige(n) van de mi sdaad en de

verdachte. Een vierschaar spande men ook wel met to uwen af.

Aanvankelijk vond de rechtspraak plaats in de open lucht op een

plaats met een symbolische betekenis: eik, linde, k erkportaal

en kerkhof. Later kreeg men overdekte vierscharen, meestal een

kamer in de stadhuizen.

De leden van de vierschaar, de schepenen, waren lok ale be-

stuurders, vertegenwoordigers van het grafelijk gez ag. Ze

traden namens de graaf op voor de bewoners van het ambacht. In

het begin mochten ze slechts eenvoudige civiele zak en behande-

len. Op strafrechterlijk gebied hadden ze alleen ma ar zeggen-

schap over overtredingen die niet ernstiger waren d an lichte,

Page 4: misdaad_en_straf

onbloedige mishandelingen. Alle zwaardere gevallen werden nog

door de grafelijke vierschaar behandeld.

Met het totstandkomen van de lokale schepencolleges veranderde

ook de rol van de ambachtsheren. Vroeger waren ze u itvoerders

van de vonnissen van de centrale schepenbank, nu gi ngen ze als

eisers optreden voor de nieuwe ambachtsvierschaar. Ze bleven

belast met de uitvoering van het vonnis. Dit systee m: een

ambachtsheer (later diens ondergeschikte met de naa m van schout

of baljuw) die arresteerde, eiste, en na de uitspra ak van de

schepenen vonniste, bleef tot aan de Bataafse Repub liek in 1795

bestaan. Op het platteland had de vierschaar de zog enaamde lage

jurisdictie. Ze sprak slechts recht in eenvoudige z aken.

Halsmisdrijven werden te Middelburg berecht. De Zee uwse steden

daarentegen hadden op hun eigen gebied niet alleen de lage

jurisdictie, maar ook de hoge. Zij spraken wel rech t over

halsmisdrijven en waren gerechtigd doodvonnissen ui t te spreken

en te doen uitvoeren.

De politiemensen van toen stonden bekend als 'rakkers' of als

's heeren knapen.' In de steden stonden ze onder leiding van de

baljuw en op het platteland onder die van de schout . Er was in

de zeventiende en achttiende eeuw ook speciale plat telandspoli-

tie, die bekend stond onder de naam 'Rode Roe.' Deze politie-

mensen waren gewapend met een rode stok. In de vroe gste ge-

schiedenis spelen advocaten nauwelijks een rol in d e proces-

gang. Pas in de zeventiende eeuw verschijnen deze r echtsge-

leerden op het toneel.

In de periode 1795 tot 1811 veranderde er voor het overgrote

deel van Zeeland niet zoveel. Voor Zeeuwsch-Vlaande ren wel. Al

in 1794 kwam dat onder Frans bestuur. Het gebied we rd in

kantons verdeeld, waar vrederechters zitting namen. In Sas van

Gent werd een 'tribunal correctionnel' gevestigd. In 1810 kwam

geheel Zeeland onder Frans bestuur en op 20 mei 181 1 werd de

Franse rechtspraak van kracht. Het Departement van de Monden

van de Schelde, zoals Zeeland ging heten, werd verd eeld in drie

arrondissementen en in tien kantons. Rechtbanken va n eerste

aanleg kwamen er in Middelburg, Goes en Zierikzee b elast met

civiele en strafrechtspraak. In de hoofdplaatsen va n de kantons

Page 5: misdaad_en_straf

kwamen vredegerechten, belast met rechtspraak in ci viele en in

politiezaken. Na de Franse tijd veranderde er weini g. De

vrederechter verdween van het toneel. In diens plaa ts kwam de

kantonrechter. In de Grondwet van 1815 was bepaald, dat een

'algemeen wetboek' onder andere voor de samenstelling van de

rechterlijke macht zou worden ingevoerd. Deze wet k wam tot

stand in 1827 doch trad eerst in 1838, vanwege de t oestand in

de zuidelijke Nederlanden, in werking. Het wetboek van

strafrecht is van nog veel later datum. Dat werd in gevoerd op 1

september 1886. In Zeeland kwamen een gerechtshof i n

Middelburg, arrondissementsrechtbanken in Middelbur g, Goes en

Zierikzee en kantongerechten in Middelburg, Vlissin gen, Goes,

Kortgene, Heinkenszand, Zierikzee, Brouwershaven en Tholen.

Aan deze rechtbanken was 'zittende magistratuur' verbonden, de

rechters, en 'staande magistratuur' , de officieren van justi-

tie. In de procesgang waren ten behoeve van de verd achten

advocaten en procureurs betrokken. In grote trekken bestaat

deze wettelijk vastgelegde magistratuur tot op vand aag de dag

toe. Het 'spel' voor de rechtbank is aan bepaalde regels

gebonden. Er bestaat in het strafrecht onderscheid tussen

overtredingen en misdrijven. Overtredingen komen me estal bij de

kantonrechter in behandeling. Misdrijven, veel erns tiger van

aard, voor de rechtbank. De politie maakt procesver baal op. De

officier van justitie bepaalt of er tot vervolging wordt

overgegaan. Hij formuleert de eis, waarop de verded iging (de

advokaat) reageert. De rechter beslist. Zowel de ei ser als de

verdachte kunnen beroep aantekenen tegen de besliss ing van de

rechter. Aan enkele principes mag in geen geval wor den getornd,

zoals 'nulla poena sine lege' (geen straf zonder wet) en 'ne

bis in idem' (geen tweemaal straffen in één en dezelfde zaak

door dezelfde rechter). Tijdens de Tweede Wereldoor log sprak

men niet meer recht in de naam van de Koningin, maa r 'in naam

van het recht.' Dat werd toen regelmatig door de rechtelijke

macht, geknecht en beknot door de Duitse bezetter, aan de laars

gelapt.

In de loop der tijd werd een aantal kantongerechten opgeheven,

zoals die in Kortgene, Heinkenszand, Goes en Vlissi ngen.

Page 6: misdaad_en_straf

Overigens houden de rechtsprekende instanties zich niet alleen

bezig met strafrechtspraak, maar ook met civiele. D at laatste

valt buiten het kader van dit geschrift.

Straffen en terechtstellingen

Tot aan de invoering van de Franse rechtspraak ston d een keur

aan straffen de vierscharen ter beschikking. De mee st absolute

straf was de doodstraf, die overigens landelijk eer st werd

afgeschaft in 1872. Daarvoor waren verschillende me thoden

voorhanden: het zwaard, de galg en de brandstapel. De laatste

paste men vooral toe op ketters, in de zestiende ee uw. De

executies vonden meestal plaats op een schavot voor het stad-

huis. Officieel was de baljuw met de voltrekking be last, maar

deze liet dat meestal over aan de vakman, de beul. Niet alle

Zeeuwse steden hadden er één. In Goes bijvoorbeeld maakte men

gebruik van de diensten van de beul van Reimerswaal , en later,

die van Middelburg. De lijken werden na de uitvoeri ng van de

straf op een 'horde' (een soort van houten slee) naar het

galgenveld gebracht en daar aan de galg gehangen of op het rad

geplaatst totdat ze verteerd waren. Het galgenveld bevond zich

buiten de stad.

Ernstige misdrijven, die net niet de doodstraf verd ienden

werden meestal met een langdurige verbanning gestra ft. Daarmee

was de kous niet af, want om te voorkomen dat de da ders onge-

merkt zouden terugkeren, kregen ze een brandmerk of men snee

oor of neus af. Geseling stond ook het programma. D ie ging aan

de verbanning vooraf. Tot aan de Reformatie kwam oo k de straf-

bedevaart als soort van verbanning voor. De misdadi ger die deze

boetedoening was opgelegd, moest uit een ver verban ningsoord,

zoals Santiago di Compostella in Spanje, een bewijs meebrengen

dat hij daar geweest was. Soms kon de straf worden afgekocht

met een geldbedrag of, als er grote bouwprojecten a an de gang

waren, in de vorm van een hoop bakstenen. Een verba nning kon

gekoppeld worden aan een gedwongen dienstplicht op de vloot of

in het leger van de landsheer. Het bannissement wer d meestal

voorafgegaan door een ceremonie in de vierschaar. D e misdadiger

werd gekleed in een wit hemd binnengeleid, blootsho ofds en op

blote voeten, met een brandende kaars in de hand. G eknield

Page 7: misdaad_en_straf

moest hij de rechtszaak bijwonen en eventueel om ve rgeving

smeken. Hieraan kon een rondgang door de stad gekop peld worden.

Een geldboete was meestal normaal. Doorgaans werd d e verdachte

tot het betalen van de gerechtskosten veroordeeld. In de

achttiende eeuw werd het meer en meer gewoonte om d aders van

lichte vergrijpen te veroordelen tot een langdurig verblijf in

een spin- of een rasphuis. Voor Midden-Zeeland bete kende dat

overbrenging naar Middelburg.

Bijzondere straffen

Ietwat bijzondere straffen werd met enige graagte o pgelegd.

Handtastelijkheden konden betraft worden met verbeu rte van de

vuist waarmee de overtreding was begaan. De vuist w erd letter-

lijk verbeurd. Een mogelijkheid tot afkoop was er w el. De

overtreder kon op zijn kosten een bronzen vuist lat en maken met

z'n naam erop. Deze vuisten werden in de vierschaar of buiten

aan de muur van het stadhuis opgehangen. Ook het le veren van

een schilderij met de afbeelding van de overtreding kwam als

strafoplegging wel voor.

Met het aan de kaak stellen strafte men de lichte o vertredin-

gen. Soms hing men er een houten bord bij met de re den van de

straf. Speciaal voor scheldende en kijvende vrouwen hing er in

de stadhuizen een ketting met twee zware keien klaa r. Hadden

vrouwen zich schuldig gemaakt aan schelden en kijve n, dan

kregen ze de keien of schandstenen zoals men ze ook noemde,

omgehangen en mochten ze een rondgang door de stad maken, bij

voorkeur op marktdagen, wanneer het druk was in de stad.

Op verschillende plaatsen zijn schandstenen bewaard gebleven.

In Veere hangen ze nog steeds aan de voorgevel van het stadhuis

en in Baarland bevinden ze zich sinds 1970 in een n is boven de

deur van de Hervormde Kerk. Daarvoor hingen ze aan het

gemeentehuis. Ter plaatse staan ze bekend als de 'kloten van de

beer' , een benaming die verband houdt met het wapen van

Baarland, waarin een beer is afgebeeld.

De stenen van Oud-Vossemeer bevinden zich in het Ze euws Museum

te Middelburg, terwijl die van Zierikzee in 1965 op de zolder

van het stadhuis werden teruggevonden. Ze worden al daar in het

museum bewaard. De stenen van Brouwershaven bevinde n zich in

Page 8: misdaad_en_straf

het gemeentehuis.

Een vrouw, die in Goes was betrapt op bigamie, aan het begin

van de zeventiende eeuw, werd verbannen, maar moest , voordat

het zover was, eerst op het schavot te kijk staan m et twee

manshoeden op haar hoofd.

Een kleermaker, die rond het begin van de zeventien de eeuw op

Walcheren en Zuid-Beveland rondzwierf, werd gepakt op verden-

king van zwarte kunst. Hij hield zich bezig met het "genezen"

van mens en dier met behulp van kruidendrankjes en bezweringen.

Hij werd voor dertig jaar uit Zeeland verbannen. Zi jn boeken en

papieren werden in het openbaar verbrand.

Soms was er gerechtigheid

Kindermoord kwam in vroeger tijden vermoedelijk vak er voor dan

we denken. Vooral dienstmeiden waren volkomen recht eloos.

Wanneer dan zo'n ongehuwde jonge meid in verwachtin g raakte,

was Leiden meer in last voor de dienstbode dan voor de heer of

de zoon des huizes. Was de zwangerschap duidelijk, dan werd ze

zonder pardon teruggestuurd naar vader en moeder en mocht ze

blij zijn als er nog een financiële vergoeding tege nover stond.

Het kwam ook voor dat ze erin slaagde om zich voor die schande

te behoeden en in eenzaamheid het kind op het toile t baarde.

Dat kwam dan zonder mankeren in de beerput terecht. De

dienstbode wendde een griepje voor, bleef enige dag en in bed en

hervatte vervolgens haar werkzaamheden. Ook gebeurd e het dat

pas geboren kinderen verdronken werden. Rechtszaken zijn bekend

van vrouwen die hun pasgeboren kinderen verdronken in het

Molenwater in Middelburg en in de vesten van Goes. Vond de

bevalling echter in de aanwezigheid van de vroedvro uw plaats,

dan was de ongehuwde vrouw verplicht om, in barensn ood, de naam

van de verwekker te noemen en in dat geval greep de justitie

in. De vrouw kreeg als straf meestal verbanning. De

(vermoedelijke) vader kwam er doorgaans veel beter van af,

omdat het vaderschap nu eenmaal moeilijk te bewijze n viel.

Zo af en toe was er in een enkel geval enige gerech tigheid.

Jan den Heere vestigde zich in 1764, komend uit Oos t-Indië, in

Goes. In de Oost was hij schatrijk geworden. Met zi jn dikke

geldbuidel rammelend, kostte het hem weinig moeite zich in te

Page 9: misdaad_en_straf

kopen in het stadsbestuur. In 1769 werd hij werd be noemd tot

schepen. Daarmee behoorde hij tot de stedelijke eli te van de

Ganzestad.

Op 22 december 1774 beviel Martina Kolaris, een ong ehuwde

vrouw, van een dochter. De stadsvroedvrouw was bij de bevalling

aanwezig. Martina deelde in het kraambed de naam va n de

verwekker mee: Huibert Jan de Heere, de Goese magis traat.

Huibert nam, toen hem dat ter ore was gekomen, snel tegenmaat-

regelen. Wanneer het kind ten doop werd gebracht, z ou de

predikant bij deze plechtigheid de naam van de vade r noemen en

daarmee werd het schandaal publiek. Hij wendde zich tot de raad

en kreeg die via zijn relaties zover, dat deze vroe de vaderen

besloten aan de predikant dringend te vragen voorta an bij

doopplechtigheden van onechte kinderen het noemen v an de naam

van de verwekker achterwege te laten. Alleen in het doopboek

mocht de naam vermeld worden. Zonder enige discussi e besloot de

kerkenraad aan het verzoek te voldoen. Daarmee was alle gevaar

voor De Heere nog niet bezworen. Martina wendde zic h tot de

baljuw om haar recht te zoeken. Ze kreeg dat niet. De Heere

bleef volhouden dat hij onmogelijk de verwekker kon zijn.

Martina's enige wraak waren de namen van haar docht er: bij de

doop kreeg het kind de namen Huiberta Johanna. Toch vertrouwde

de magistraat van Goes de zaak niet helemaal. De vr oedschap

vond dat De Heere te ver was gegaan. Hij werd niet herkozen als

schepen en enige andere functie binnen het stadsbes tuur was

niet meer voor hem weggelegd, ondanks zijn poging o m het verlo-

ren terrein te herwinnen. Met zijn dikke geldbuidel financierde

hij de aankoop van een orgel voor de Kleine of Gast huiskerk.

Het cadeau werd in dank aanvaard, maar een sleutel van de

stadhuisdeur verwierf hij er niet mee.

In Rilland kreeg het recht z'n loop

In 1810 was Jacomina Kraak dienstmeid op de hoeve v an Pieter

Cense in Rilland. Een vluchtig kontakt met een vree mdeling, die

langs de hoeve kwam, was niet zonder gevolgen geble ven. Ze

slaagde erin haar zwangerschap te verbergen. Nieman d was er bij

toen ze op zondag 20 mei van dat jaar zittend op ee n waterpot

van een jongetje beviel. Ze knipte eigenhandig de n avelstreng

Page 10: misdaad_en_straf

door en begroef het levend achter de schuur van de boerderij.

De moederkoek werd begraven in de moestuin. De beva lling was

haar echter niet in de koude kleren gaan zitten en zo kwam

chirurgijn Samuel de Graag aan haar ziekbed omdat z e last had

van haar gal, aldus haar eigen verklaring. De chiru rgijn kwam

echter tot de conclusie dat zij 'zog in haar borsten' had en

dat werd haar ongeluk. Op sterke aandrang van de 'd okter'

bekende ze haar daad. Het stoffelijk overschot van het kind

werd opgegraven en geschouwd. Het kwam tot een stra frechtelijke

vervolging, waarbij Jacomina tot een verbanning van tien jaar

werd veroordeeld.

Godsdienst en rechtspraak

In 1517 trad Maarten Luther openlijk op tegen de mi sstanden in

de Rooms-Katholieke Kerk. Door brochures, koopliede n en reizi-

gers, boeken, discussies, contacten tussen klooster s en via

allerlei andere nu nog nauwelijks na te speuren weg en en paden

werden Luthers opvattingen snel verspreid. Kerk en staat kwamen

in de Nederlanden voor de zware taak daaraan paal e n perk te

stellen. Steeds strenger werden de straffen, die Ka rel V

uitvaardigde. Maar niets hielp en zo kwam het in 15 50 tot de

vaststelling van wat in de praktijk van alle dag he t 'bloed-

plakkaat' werd genoemd. Het lezen van ketterse boeken, het

vernielen van beelden, het redetwisten over de Bijb el, op

vrijwel elke overtreding kwam de doodstraf te staan . Zelfs

degenen, die hun dwalingen herriepen, zouden gedood worden;

mannen met het zwaard, de vrouwen door verdrinking. De ketters

die bleven volharden, kwamen op de brandstapel.

In 1561 nam men in Middelburg Willeboort Corneliszo on en zijn

echtgenote Mayken Pietersdr. uit Oostkapelle gevang en. Ze

behoorden tot de wederdopers. Ze werden ondervraagd door de

geestelijkheid, die een poging ondernam ze weer tot het Rooms-

Katholicisme terug te brengen. Dat mislukte, waarna Willeboort

op de pijnbank werd gelegd. Hij bleef standvastig. Zijn vrouw

beviel tijdens de gevangenschap. Het kind werd vlie gensvlug in

de katholieke kerk gedoopt. Op 14 oktober 1564 werd Willeboort

veroordeeld tot de dood door onthoofding. Zijn lich aam zou op

een rad en zijn hoofd op een staak buiten de stad g ezet worden.

Page 11: misdaad_en_straf

Door een volksoproer verliep de voltrekking van het vonnis niet

soepel. Men had twee dagen nodig om de straf ten ui tvoer te

leggen. Zijn vrouw Mayken wist tijdens het oproer t e ont-

snappen. Op Walcheren bleef tot in de negentiende e euw een

uitdrukking bekend die refereerde aan deze zaak. ''t Is schan-

de! Ze 'andele d'r mae net mee as meet den erme Wil leboord

Kornelisse indertied' om aan te geven, dat er met iemands

belangen werd gesold.

Op Zuid-Beveland was tot 1553 alles vrij rustig geb leven. Het

aantal processen tegen ketters bleef nadien beperkt . Toch

leidde één ervan tot het uitspreken van de doodstra f door

middel van de brandstapel. Op 9 februari 1562 werd Jan Grendel,

ook Hans van Cortrijk genoemd, gevangen genomen. Me n verdacht

hem ervan ketter en wederdoper te zijn. Hij gaf het volmondig

toe, maar weigerde verder ook nog maar een antwoord te geven op

de vragen die hem werden gesteld. Er volgden onderv ragingen

door de bisschop van Middelburg en de pastoor van G oes.

Antwoorden gaf hij niet. Uit de onderzoeken van de baljuw bleek

dat Jan geruime tijd in Kapelle, Biezelinge en Kloe tinge had

verkeerd. Om hem daarover aan het praten te krijgen , verzocht

de baljuw toestemming voor een 'scherp examen' op de pijnbank.

Jan kwam daarop inderdaad terecht. De rekening van de baljuw

vermeldt zelfs nog de prijzen van de kaarsen waarme e Jan werd

gepijnigd. Moeilijkheden tussen de baljuw en het be stuur van de

stad leidden ertoe, dat Jan pas op 15 januari 1563 voor de

vierschaar moest verschijnen. Ook daar volhardde hi j in zijn

houding van niets te zeggen. De vierschaar veroorde elde hem tot

de dood op de brandstapel, welke straf op zondag 31 januari

1563 werd voltrokken. Zijn lichaam werd op het galg enveld,

buitendijks aan de Oosterschenge, begraven.

In 1569 trof Dierick Andrieszn Creemer, afkomstig v an Oorschot

in de Kempen, in Zierikzee hetzelfde lot. Ook hij w as een

wederdoper. Op 22 oktober 1569 veroordeelde het ger echt van

Zierikzee hem tot de doodstraf. Op een schavot, voo r het

Gravensteen, werd hij met het zwaard onthoofd. Zijn lichaam

legde men op het rad en zijn hoofd zette men op een staak, als

afschrikwekkend voorbeeld voor anderen.

Page 12: misdaad_en_straf

Van geheel andere aard waren de achttiende en negen tiende-

eeuwse godsdiensttroebelen, waaraan de rechterlijke macht te

pas kwam.

In 1773 was er een nieuwe psalmberijming tot stand gekomen, die

kort daarop op bevel van de Staten-Generaal in de k erkelijke

erediensten werd ingevoerd. De Calvinisten van de o ude stempel

wensten deze opgedrongen nieuwe berijming niet te z ingen, wat

op Walcheren tot grote ongeregeldheden tijdens de k erkdiensten

aanleiding gaf en uiteindelijk tot een streng ingri jpen van de

overheid. Isbrand Leinse Burggraaf uit West-Kapelle kreeg de

zwaarste straf. Hij werd voor altijd uit het dorp a chter de

zeedijk verbannen. Enkele boeren uit de kring van d e

bevindelijke Calvinisten namen het voor hem op. Cor nelis de

Korte reisde zelfs naar Den Haag, naar het Hof van Holland. Het

resultaat van de inspannningen was, dat Leinsse Bur ggraaf na

vijftien maanden huiswaarts mocht keren. Hij werd a ls een

koning ingehaald. De enorme volksoploop, die de mac hthebbers in

Middelburg bepaald niet vriendelijk gezind was, was dermate

verontrustend, dat enkele eskadrons militairen werd gestuurd om

de gemoederen te bedaren. Nieuwe onrust was het gev olg.

Cornelis de Korte werd met enkele anderen gevangen genomen en

naar het Gravensteen in Middelburg gevoerd. Geselin g,

gevangenisstraf en verbanning waren hun deel, wat h et respect

voor de vromen op Walcheren zeer deed toenemen. Die achting nam

nog toe toen bij de orangistische revolutie van 178 7 De Korte

als een ware volksleider optrad om de prinsgezinde regenten te

helpen de patriotten de laan uit te sturen. De oors pronkelijke

kwestie van de psalmberijming was hiermee in het po litieke vlak

getrokken en toen in 1795 de patriotten aan de mach t kwamen,

moest een man als De Korte zwaar boeten. Hij beland de opnieuw

in de gevangenis. In 1798 werd hij opgehangen en be graven op

het Middelburgse galgenveld.

In 1806 nam de kerk een gezangenbundel in gebruik, die net als

de psalmberijming van 1773 de geest der Verlichting ademde.

Tien jaar later hervormde koning Willem I de vaderl andse kerk.

die feitelijk staatskerk werd. Vele bevindelijke vr omen voelden

zich er al snel helemaal niet meer thuis. In Zeelan d was het

Page 13: misdaad_en_straf

Huibert Jacobus Budding, hervormd predikant van Big gekerke, die

in 1836 de kerk verliet en een groot aantal Afgesch eiden

gemeenten in Zeeland institueerde.

Van Regeringswege werd teruggegrepen op bepalingen van in de

Franse tijd ingevoerde Code Pénal om de afgescheide nen te

dwingen hun bijeenkomsten te staken. Voor het houde n van

kerdiensten met meer dan twintig personen moesten z ij toestem-

ming vragen aan het plaatselijk bestuur. Waren er m eer dan

twintig mensen aanwezig, dan verschenen ook de veld wachter en

de burgemeester om proces-verbaal op te maken. De d ominee en

degene, die de ruimte beschikbaar had gesteld, moes ten dan ver-

schijnen voor de rechtbank. Budding trok zich van a l die

processen-verbaal en veroordelingen niets aan. Over al in

Zeeland preekte hij, doopte hij kinderen en deed hu isbezoek.

Desnoods in boerenschuur, zoals in Oudelande, St. P hilipsland

en Nieuwerkerk of aan de zeedijk, zoals bij Rilland en Nieuw-

lande. Verschillende perioden verbleef Budding dan ook in de

gevangenis, onder meer in die van Goes, waar hij de tijd

psalmen zingend doorbracht, samen met 'hemelse bakker' de

Jonge. In december 1842 sloeg de president van de r echtbank in

Goes alle records. Hij veroordeelde Budding en dien s ouderling

De Jonge tot 125 boeten van elke honderd gulden. Da arbovenop

kreeg De Jonge nog eens 66 boeten van honderd gulde n voor

bijeenkomsten, die hij geleid had zonder Budding. I n totaal 324

boeten voor een bedrag van 32.400 gulden, wat in di e dagen

overeenkwam met een dagloon van zo'n 43.000 losse a rbeiders.

Corrupte politiemensen en smokkelaars

Sluikhandel is van oude datum. Zolang er grenzen zi jn, zijn er

lieden die willen profiteren van prijsverschillen a an weers-

zijden van de grens door het omzeilen van te betale n invoer-

rechten en accijnzen. We beschrijven hieronder eers t een zaak,

die in de achttiende eeuw plaatsvond en waarbij voo r de Zuid-

Bevelanders Staats-Vlaanderen, zoals Zeeuwsch-Vlaan deren toen

heette, buitenland was.

In 1766 greep de justitie Hendrik Roseniet in de kr aag. Hij was

als politie-agent werkzaam bij de Rode Roe en werd ervan

beschuldigd fraude en oplichting te hebben gepleegd . Eind

Page 14: misdaad_en_straf

juli/begin augustus had hij met een collega in het Baarlandse

parochiehuis, een herberg, Klaas van Dijke ontmoet. Deze

vertelde dat hij in Terneuzen zeven tonnen zoute vi s had staan,

die hij graag op Zuid-Beveland wilde verkopen zonde r rechten en

accijnsen te betalen. Klaas bestelde eens een rondj e wijn en

gaf de politiemensen wat te eten. Als Roseniet nu e ens vijftien

pakken tabak van Klaas in handen gestopt zou krijge n, zogenaamd

in beslag genomen, dan zou hij daarop een premie va n honderd

gulden kunnen krijgen, maar dan moest Klaas de zout e vis

ongehinderd aan wal kunnen brengen. Van Dijke kwam inderdaad

met de tabak afzetten maar werd door een collega va n Roseniet

op smokkel betrapt. Tijdens de verhoren lapte hij H endrik

erbij. En toen bleek deze niet de enige schuldige t e zijn. Er

was veel meer aan de hand. Marskramers konden tegen betaling te

horen krijgen welke routes de Rode Roe op een bepaa lde dag zou

lopen. Ook werden akkoorden gesloten met zakkendrag ers, die

zogenaamd minder uit de schepen losten dan er in we rkelijkheid

aanwezig was, waarmee inners van de belastingen wer den bedro-

gen. Smokkel van drank vond op uitgebreide schaal p laats. De

aanklager eiste ontslag als politieman en geseling en verban-

ning van Roseniet omdat deze zich op frauduleuze wi jze had

verrijkt. De straf van de schepenrechtbank viel mil der uit. Hij

werd voor veertien dagen op water en brood gezet en mocht

nimmer meer een openbare functie bekleden.

In de jaren dertig van deze eeuw hadden politie en douane de

handen vol aan de bestrijding van smokkel door werk lozen, die

met de sluikhandel trachtten in hun levensonderhoud te voor-

zien. Op 2 juni 1934 zo tussen donker en licht om h alf vier in

de vroege morgen kregen twee douaniers die in het v eld pa-

trouilleerden onder Stoppeldijk in Oost-Zeeuwsch-Vl aanderen een

persoon op een fiets in het oog, waarvan ze vermoed den, dat

deze wel eens smokkelwaar zou kunnen vervoeren. Ze zetten de

achtervolging in. Toen de smokkelaar, een vierentwi ntigjarige

man, in de gaten kreeg, dat hij werd achterna gezet en, wierp

hij fiets en smokkelwaar in het land en vluchtte ha rdlopend

weg. De beide douaniers wisten de man echter te gri jpen en

namen hem mee naar het kantoor der invoerrechten in Kapel-

Page 15: misdaad_en_straf

lebrug. Hij had getracht per fiets 59 kilo suiker d e grens over

te brengen. Op de vraag of hij nog iets ter veronts chuldiging

te berde te brengen had, antwoordde de dader: 'ik smokkel om te

kunnen leven. Ik heb geen werk en moet toch eten.'

In de jaren vijftig van deze eeuw, smokkelde men op uitgebreide

schaal tussen Zeeuwsch-Vlaanderen en België, voorna melijk

boter. Ging het eerst om kruimelsmokkelarij, waarbi j mensen die

overdag een eerzaam beroep uitoefenden 's avonds wa t

'bijverdienden' , zo rond 1960 maakten de smokkelaars gebruik

van snelle, omgebouwde Amerikaanse auto's met zware terrein-

banden om geen last te hebben van door de douane ro ndgestrooide

kraaienpoten. Naast twaalf officiële grensovergange n telde

Zeeuwsch-Vlaanderen maar liefst vijftig verharde we gen, zesen-

vijftig onverharde wegen en zestien rijwiel- en voe tpaden, die

allemaal in de richting van België gingen. De strij d tussen

smokkelaars en douaniers was vaak hevig. Achtervolg ingen met de

auto, roekeloos rijden en zelfs het afvuren van han dvuurwapens

brachten tal van smokkelaars voor de rechter. In Ne derland

kregen ze hooguit enkele weken gevangenisstraf, waa rvan vaak

een deel voorwaardelijk. In België strafte men wat strenger.

Daar konden de dades rekenen op tenminste vier maan den

'brommen.' Vandaag de dag is nauwelijks meer sprake van dit

soort romantiek. Ook de echte smokkelheld, zoals Ro man Hemel-

soet uit Sas van Gent, spreekt niet meer tot de ver beelding. In

het begin van de jaren tachtig waren zijn avonturen goed voor

de film "Zwarte Ruiter."

De bende van Jan Catoen

Dievenbendes komen in de dikke folianten van de ste delijke

rechtspraak al in de vijftiende en zestiende eeuw v oor. Vooral

voor de inwoners van de onbeschermde dorpen beteken de dat een

voortdurend gevoel van onveiligheid, wanneer er van deze benden

aktief waren. Als de leden gepakt werden, konden ze meestal

rekenen op de doodstraf.

Ook de laatste tien jaar van de achttiende eeuw war en voor veel

Nederlandse en Vlaamse plattelandsbewoners een peri ode van

grote onveiligheid. In deze tijd waren verschillend e roverben-

den actief, zoals de Brabantse, Meerssener, Holland se en Noord-

Page 16: misdaad_en_straf

Brabantse bende, die gezamenlijk ook bekend staan a ls de Grote

Nederlandse Bende. Op Tholen, Zuid- en Noord-Bevela nd was

vooral de bende van Jan Catoen aktief en talloze pl attelanders

slaakten een zucht van verlichting toen hij in 1802 veroordeeld

werd tot de doodstraf.

Jan Catoen was geboortig van Etten, waar zijn naam in het

doopboek van de Katholieke Kerk vermeld werd op 12 september

1767. Voor zover bekend, ging hij in de nacht van 1 6 op 17

februari 1791 voor het eerst op dievenpad, toen hij met twee

broers, Piet en Gileman, Geert Jaspers en Jacobus B oeren, alias

Lamme Vleugel, de hofstede van Lucas Bedaff onder N ieuw Gastel

met een bezoek vereerde. Het dreigement, dat ze met z'n

vijftienen waren en de boerderij in brand zouden st eken, was

voor de bewoners voldoende om geld en sieraden af t e geven. De

bende maakte het westelijk deel van Noord-Brabant z o onveilig,

dat geleidelijk aan, om aan arrestatie te ontkomen, het werk-

gebied moest worden verlegd. Op allerlei plaatsen, her en der

in Nederland, dook de bende op, totdat de grond te heet onder

de voeten werd. Er zat niets anders op dan onderdui ken en

daarvoor werd het afgelegen eiland Zuid-Beveland op gezocht.

Catoen nam de naam Jan Coenraadts aan en kwam eind 1798/begin

1799 terecht in Kwadendamme aan het Lange Weegje. H ij verhuurde

zich als boerenarbeider en verdiende misschien wel voor het

eerst op eerlijke wijze de kost.

Zijn vriend Franciscus Mertens, die zich Frans, Kee s of Papa

liet noemen, voegde zich in 1799 weer bij hem. Mert ens was in

1797, als lid van de Hollandse Bende in Bergen op Z oom gevangen

gezet, maar had weten te ontsnappen. Hij noemde zic h voortaan

Johannes Pieters en trok als eerzaam marskramer doo r de Zeeuwse

dreven, daarbij zijn ogen goed de kost gevend. Stel end en

rovend trok de bende over Zuid- en Noord-Beveland, waar ze al

snel de naam 'voetenbranders' kregen, omdat ze gewoon waren de

bewoners van de hofsteden op de haardplaat de voete n te

roosteren. Boer of boerin plachtten dan wat sneller te kennen

te geven waar geld en sieraden verborgen waren.

Het liep voor de bende ook wel eens anders, want ni et alle

boeren waren even gewillig. Johannes de Loof, die o nder Kort-

Page 17: misdaad_en_straf

gene op een boerderij woonde, kreeg bezoek in de na cht van 26

op 27 januari 1802. Volgens het door de bende bepro efd recept

van het openrammen van de deur met een zwaar stuk h out, kwam

men de boerderij binnen. Maar De Loof liet zich nie t zien. Hij

had zich in zijn slaapkamer verschanst. Met een bij l werd de

deur van de slaapkamer opengemaakt, maar De Loof st ond zijn

mannetje. Hij wist Catoen en diens mannen de bijl t e ontfutse-

len en slaagde erin de rovers op de vlucht te jagen .

In de nacht van 16 op 17 maart 1802 zou de bende ha ar laatste

misdaad plegen. Weer een geslaagde overval, bij toe val op de

hofstede Tekenburg onder Kapelle, waar Willem van D ijke boerde.

Het was het voornemen van de bende geweest om vanui t Wemeldinge

over te steken naar Tholen, maar de schuit die hen moest

overvaren, was niet komen opdagen.

Het verzet van Willem van Dijke werd gebroken met e nkele

pistoolschoten, waarbij de boer verwondingen aan de arm opliep.

De buit werd nog dezelfde nacht verdeeld in een boo mgaard,

gelegen tussen Kapelle en Biezelinge.

Er zou niets aan de hand zijn geweest, als niet het twintigja-

rige bendelid Modestus van de Perre gevangen genome n zou

worden. Hij was met zijn aandeel vertrokken naar zi jn broer in

Zierikzee, waar hij de sieraden trachtte te verkope n. Hij werd

gegrepen door de justitie en sloeg door. Jan Catoen , die zijn

aandeel in de buit verborgen had onder de vloer van zijn huisje

in Kwadendamme werd gegrepen en moest voor de Hoge Vierschaar

van Zeeland te Middelburg verschijnen, die op 20 se ptember 1802

uitspraak deed. Catoen en Mertens werden ter dood v eroordeeld.

Op het schavot voor het stadhuis deed de scherprech ter zijn

plicht. Beide misdadigers werden opgehangen. Hun do de lichamen

werden aan de stenen galg aan het einde van de Have ndijk,

buiten de stad, gehangen totdat deze waren verteerd ten

voorbeeld van anderen. De straf van Van de Perre lo og er ook

niet om. Hij mocht vijftig jaar naar het tuchthuis. Dat de

strop aan zijn hals voorbijging, had hij te danken aan zijn

jeugd en aan de diensten door hem aan de justitie b ewezen.

Gevangenissen

In oude tijden bezat elke stad een eigen gevangenis . Op de

Page 18: misdaad_en_straf

dorpen was er meestal 't kot onder de toren. ' Pas in het midden

van de negentiende eeuw zou de situatie gaan verand eren. In

Middelburg en Goes bouwde men nieuwe gevangenissen. Op veel

dorpen kwamen aparte arrestantenlokaaltjes, waar de veldwachter

niet alleen de dorpsdronkaard ter ontnuchtering ops loot, maar

waar indien noodzakelijk ook arrestanten een plaats je vonden in

afwachting van hun overbrenging naar de gevangenis.

De behandeling van de gevangenen was vroeger slecht . Donkere

ruimten waren het, vaak zonder verwarming. Voedsel en medische

verzorging waren slecht. Luchten kwam niet voor. Sa nitaire

voorzieningen waren er nauwelijks. Nog in het midde n van de

negentiende eeuw was er nog maar mondjesmaat iets v erbeterd. In

een verslag uit 1857 lezen we over het Goese huis v an arrest:

'Ik vond hier 19 gevangenen, zonder arbeid, zonder onderwijs,

zonder wandelplaats, zonder godsdienstbeoefening; k inderen en

ouderen onder elkaar, alles ten gevolge der localit eit.' Het

huis van arrest in Middelburg kwam er nog slechter vanaf. 'De

ongezonde ligging dezer gevangenis, tusschen twee g rachten, die

dikwijls eene ondragelijke lucht verspreiden, welke dan ook de

gevangenvertrekken vervult, zou reeds voldoende aan leiding zijn

om deze gevangenis geheel en al te verlaten; maar d it gebouw,

een voormalig leprozenhuis, is ook zeer oud [...... ...]

Daarenboven is het in erge mate behept met een zeer lastig

insect, dat de gevangenen dan ook zeer kwelt. (de v lo, ajb).

Verder heeft het geen water en moet dit steeds met kar en paard

worden aangevoerd.'

Zierikzee kwam er in de ogen van de schrijver van h et verslag

evenmin goed vanaf. In dat huis van arrest waren bi j wijze van

experiment vier cellen gebouwd. 'Die cellen, des zomers zeer

warm, kunnen des winters niet verwarmd worden en zi jn daardoor

dikwijls onbruikbaar.'

Toen in de Franse tijd in Goes een Arrondissementsr echtbank

werd ingesteld, met als rechtsgebied de Bevelanden en een deel

van Zeeuws-Vlaanderen, moest de stad Goes voor geva ngenisruimte

zorgen. Later zou het rijk deze zorg wel op zich ne men. Als

gauw bleek dat er veel te weinig ruimte was om al d e gevangenen

op te bergen. Zij zaten in de stadhuistoren, een lo kaal onder

Page 19: misdaad_en_straf

het stadhuis met de naam 't donkere gat' , in het politiebureau,

in het Gasthuis en ook wel op de zolder boven de

constistoriekamer van de Grote Kerk. Al in 1818 wil de men in de

Ganzestad hierin verandering brengen, maar de rijks overheid was

niet in staat om snel te reageren. Op tal van ander e plaatsen

moesten gevangenissen worden gebouwd. Pas in 1855 o ntwikkelde

men een plan aan de huidige Joachimikade, dat tot u itvoering

kwam. Er kwam een gevangenis en een gerechtsgebouw. Eind 1858

kon het maken van de fundering worden aanbesteed. A rie van

Hattum, aannemer in Sliedrecht, nam het aan voor fl . 30.400,--.

De laatste paal die geheid moest worden, de 1530

ste, werd in juli 1859 met kroon en slingers versie rd, waarna

de werklieden hem in optocht door de stad droegen. Na het

inheien van de paal door werklieden en genodigden, richtte men

een loods tot danszaal in en vierde men feest. Het totale

complex kon in 1865 in gebruik worden genomen. Aan het begin

van deze eeuw werd het gebouw als gevangenis ontrui md.

In Middelburg werd al in 1643 een tuchthuis in gebr uik genomen,

gebouwd in het gebied Nieuwe Haven- Kousteensedijk. Daarvoor

had de stad een Gravensteen. De financiering van he t tuchthuis

verliep moeizaam. Het stadsbestuur hield zelfs een loterij,

verkocht goederen van het Leprozenhuis en sloot een lening af.

Dit spin- en rasphuis, waarin de vrouwen moesten sp innen en de

mannen Brazilhout voor de verfindustrie raspen, kwa m aan het

begin van de negentiende eeuw bij het rijk in gebru ik als 'Huis

van Justitie en Detentie.' In 1825 kreeg het de naam 'Huis van

Burgerlijke en Militaire Verzekering.' Er vond toen een

verbouwing plaats. Ook in 1852 vond een vernieuwing plaats, die

in 1857 echter werd afgekraakt. In 1873 en 1874 von d de meest

ingrijpende verbouwing plaats. Toen die gereed was, bleef dat

complex bleef tot 1993 in gebruik. In dat jaar nam men in

Middelburg-zuid een nieuwe penitentiaire inrichting in gebruik.

De oude gevangenis werd gesloopt. Op het vrijgekome n terrein

bouwde men een nieuwe rechtbank.

Het allereerste Gravensteen in Zierikzee heeft zich in de nabij

van het grafelijk slot - 's Gravenhof - aan de Bali e bevonden.

In de veertiende eeuw, 1358, besloot het stadsbestu ur tot

Page 20: misdaad_en_straf

nieuwbouw, die onderdak moest bieden aan de ambtena ren van de

graaf, de vierschaar én de gevangenen. Dit gebouw d eed 165 jaar

dienst. Toen was het zo vervallen dat een nieuw geb ouw moest

worden opgetrokken. In de periode 1524-1526 bouwde men het

thans nog bestaande Gravensteen. De door het gerech t van

Zierikzee uitgesproken vonnissen werden voltrokken op een

schavot, dat in de nacht voor de executie werd opge bouwd. De

avond daarvoor kreeg de ter dood veroordeelde gevan gene zijn

galgenmaal toegediend. Hij mocht dan in aanwezighei d van

stedelijke hoogwaardigheidbekleders, die ook een vo rkje

meepikten, een menu samenstellen. Bijzonderheid daa rbij was dat

het publiek zich mocht vergapen aan de lekkernijen. In 1739

schafte men deze gewoonte af. Net als in de andere steden het

geval was, lieten vele misdadigers in Zierikzee het leven op

het schavot, waaronder een zeer bekende, namelijk J ap Rap. Dat

gebeurde in 1784. En net als in de andere Zeeuwse s teden

bevolkte een bonte rij gevangenen de cellen, die ve elvuldig hun

namen met jaartallen in het hout en op de muren kra sten. Zo

weten we, dat in Zierikzee in de periode 1630-1646 regelmatig

Duinkerker kapers opgesloten werden, gevangen genom en door

Maarten Harpertzn Tromp. Het Gravensteen bleef tot in 1923 in

gebruik als huis van bewaring en strafgevangenis. T hans is er

een museum in gevestigd.

Misdaad en straf in de twintigste eeuw

Wie twintigste-eeuwse couranten opslaat, treft daar in tot de in

de jaren vijftig uitgebreide verslagen aan van zitt ingen van de

kantonrechter en van de arrondissementsrechter. Van seponering

van zaken en van het afdoen van overtredingen door het direct

betalen van boetes was nog geen sprake. Wie zonder licht in het

donker had gefietst of wie geen bel op de fiets had en een

bekeuring van de politie had gekregen, kon na verlo op van tijd

een uitnodiging van de rechter verwachten om ter zi tting te

verschijnen. De rechter bepaalde het boetebedrag. O ok burenru-

zies, winkeldiefstallen, schennis van de openbare z edelijkheid,

plassen tegen gevels van huizen en dergelijke, zwem men en

vissen in verboden water, schaatsen op niet goedgek eurd ijs,

overtreding van het verbod om openbare grasperken t e betreden,

Page 21: misdaad_en_straf

baldadigheid als sneeuwballen gooien naar voorbijga ngers en

niet te vergeten: voetballen op straat door de jeug d, was goed

voor een procesverbaal en een gang naar de rechter. Naderhand

kwam de mogelijkheid om een schikking aan te gaan. Men erkende

daarmee een overtreding te hebben begaan en men wac htte het

bericht over de te betalen boete af. Vandaag de da g doet de

officier van justitie vele zaken af via boetes en s chikkingen.

Wanneer de dader daar niet aan wil, dan kan de gang naar de

rechter worden gemaakt. Alleen begane misdrijven ko men zonder

meer voor de rechtbank. In het begin van de twintig ste eeuw

kwamen misdrijven voor, die ook nu nog de kranten h alen, zoals

moord, doodslag, aanranding en verkrachting. Van he roïnedealers

had men toen nog niet gehoord. Het nijpend cellente kort heeft

naast de gewone straffen als geldboeten en gevangen isstraf

geleid tot een alternatieve manier van strafopleggi ng. In

plaats van een gang naar de gevangenis legt de rech ter tegen-

woordig ook 'dienstverlening' als straf op. De veroordeelde is

in een dergelijk geval verplicht bijvoorbeeld gedur ende een

aantal uren te werken in een ziekenhuis, een psychi atrische

inrichting of een bejaardentehuis.

Kadertjes

De grote boodschap van de molenaar

Abraham van Stralen was in 1696 de pachter van het gemaal in

Kruiningen. Van elke maalopdracht, die de molenaar verrichtte,

was een deel van de opbrengst voor de belasting. Nu kon de

pachter natuurlijk niet bij elke maalopdracht aanwe zig zijn.

Daarom werden deze op briefjes aangetekend. De brie fjes moesten

in een soort van (verzegelde) collectebus worden ge daan, die op

gezette tijden door de pachter werd geleegd, waarna de

belastingaanslag werd opgelegd. Op 9 juni 1696 kwam Van Stralen

met deurwaarder Willem de Visser al om zes uur 's m orgens op de

molen van Holbert Vereeke in Kruiningen om de bus t e lichten.

Zij constateerden, dat er aan de bus was geknoeid. Het zegel

was verbroken. De pachter van de belastingen, natuu rlijk niet

echt vriendelijk kijkend, maakte het deksel los, de ed een greep

met zijn hand in de bus en haalde er met de briefje s een hoop

stront uit, waarop de molenaar en zijn vrouw onbeda arlijk in de

Page 22: misdaad_en_straf

lach schoten. Dat nam de deurwaarder niet. Hij klaa gde de

molenaar aan bij het gerecht. Tot een veroordeling kwam het

echter niet.

Tolletje Pik

Er waren van die dorpsveldwachters en agenten in de stad, die

gevreesd werden door de jeugd. Zij schroomden niet om bij

begane baldadigheden de jeugd in de kraag te pakken en een

ongenadig pak rammel te geven. Zo had Middelburg in de jaren

veertig en vijftig een agent, wiens bijnaam de scho oljeugd al

schrik aanjoeg. Als de kreet "Tolletje Pik" geslaak t werd, dan

maakte je benen. Zijn bijnaam zal ongetwijfeld te m aken hebben

met het in beslag nemen van je tol, wanneer het tol tijd was.

Want tollen dat mocht echt niet overal. In de jaren vijftig was

in herfsttijd het kastanje knuppelen een geliefde b ezigheid van

de schooljeugd, vooral in de bomen van het Molenwat er.

Kastanjes, daar kon je van alles meedoen. Uithollen , een

strootje erdoor, en je had een pijp. Wat je moest h ebben, was

een stevige stok, die tegen de takken werd gegooid, waarna de

kastjes uit de boom vielen, als je goed had gegooid . Maar die

plezierige bezigheid werd maar al te vaak vergald d oor de komst

van Tolletje Pik op de fies. Wegrennen, zo hard je kon en

proberen zoveel mogelijk kastanjes mee te nemen.

Klassejustitie?

Tot lang na de Tweede Wereldoorlog was het gewoonte om lieden

die zich te buiten gingen aan alcoholische versnape ringen en

deswege dronken over straat liepen, op te pakken en ter ont-

nuchtering op te sluiten. Maakten ze zich schuldig aan buren-

gerucht, boden ze daarbij verzet of beledigden ze d e Hermandad

al te luidruchtig, dan maakte de dienstdoende agent en proces-

verbaal op, waarna de drankzuchtige voor de kantonr echter moest

verschijnen en straf kreeg opgelegd.

In 1951 opende de burgemeester in Nieuwdorp een nie uw vereni-

gingsgebouw op een winterse zaterdagmiddag. Het wer k was

gedaan, iedereen kon erbij aanwezig zijn. Het werd een groot

feest, na de plechtige opening. Gezelligheid kent g een tijd.

Dat vonden de burgemeester en de groepscommandant v an de

Rijkspolitie ook. Met andere plakkers hikten ze kle ine glaasjes

Page 23: misdaad_en_straf

om en zo liep het al zachtjes naar de klok van midd ernacht toen

definitief de tijd van scheiden daar was. Afgezien van de late

nablijvers lagen de Nieuwdorpers al op bed. Enigszi ns tastend,

scheef lopend en half struikelend begaven de beide

hoogwaardigheidsbekleders zich naar de motor met zi jspan van de

politieadjudant. Het duurde even voordat beiden gez eten waren,

maar toen dat gelukt was, startte de adjudant de mo tor. Heftig

knallend ging het span er vandoor. Aan het eind van de Havenweg

sloegen ze rechtsaf in plaats van linksaf naar 's H eer

Arendskerke, waar beiden woonden en zo kwamen ze mi dden in het

dorp terecht, waar steeds meer slaapkamerlampen aan geknipt

werden. Met hun motor, waar volgens het verhaal de plaatselijke

politieman de knalpijp van had afgeschroefd, maakte n ze het

hele dorp wakker. Iedereen sprak er schande van en de

plaatselijke predikant gebruikte het voorval voor e en

donderpreek tegen de zedenverwildering, maar van ee n proces-

verbaal en een veroordeling door de kantonrechter w as geen

sprake!

Bronnen en literatuur:

H. Franke, Twee eeuwen gevangen, Misdaad en straf i n Nederland,

Utrecht, 1990

F. Egmond, Banditisme in de Franse tijd, Profiel va n de Grote

Nederlandse Bende, 1790-1799, Soest, 1986

C.J. Franssen en J. van Zwijndregt, Staatsinrichtin g van

Nederland, Groningen, 1976

D.A. Felix, Rechterlijke en Notarieele archieven, 1 796-1842,

Den Haag, 1931

A.D. Belinfante, Beginselen van het Nederlands Staa tsrecht,

Alphen aan den Rijn, 1971

A.J. Barth, F.H. de Klerk en W.P. den Toom, Recht e n Krom, een

kroniek van de rechtspraak in Goes, 15e eeuw-1811, Goes, 1990.

J.Th. de Smidt en M.P. de Bruin, Beeldend recht, te keningen bij

strafvonissen uit Zieriksee (XVIe - XVIIIe eeuw), M iddelburg,

1965

A.J. Barth en L.J. Moerland, Dorpse verhalen van Zu id- en

Noord-Beveland, Goes, 1994

Page 24: misdaad_en_straf

D.G. van Teijlingen, Eenige bladen uit de Geschiede nis van het

Oude Tuchthuis te Middelburg, in: AZG, vijfde deel, Middelburg,

1883

P.W. Sijnke, Het huis van bewaring te Middelburg, i n Nehalen-

nia, nr. 97, Middelburg, 1993.

H. Uil, De misstap van een Goese magistraat, in His torisch

Jaarvoek voor Zuid- en Noord-Beveland, nr. 6, Goes 1980.

H. Uil e.a., 's Gravensteen Zierikzee, Zierikzee, 1 980

N. Hooijman e.a., Vrederechter in het Departement v an de

monding van de Maas, 1811-1813. (Mededelingen van h et juridisch

instituur van de Erasmusuniversiteit Rotterdam, nr. 49,

Rotterdam, 1989.

Goese Courant jaargang 1919.

Provinciale Zeeuwsche Courant, 1 oktober 1960 en 22 juni 1996