‘Minder hulpverlener, meer coach’
Transcript of ‘Minder hulpverlener, meer coach’
JeugdenCo 22 JAARGANG 7, NR. 3, JUN/JUL 2013
Pleegouderschap voor kinderen die niet thuis kunnen
wonen is een geweldige, maar beslist geen eenvoudige
oplossing. Daar zijn alle betrokkenen het over eens.
De begeleiding van pleeggezinnen door jeugdinstel-
lingen steekt nauw. Pleegouders voelen zich niet altijd
voldoende erkend en gehoord als zorgpartner. Daarin moet de wet
Verbetering positie pleegouders verandering brengen. Die treedt
deze zomer in werking. Vooruitlopend daarop zijn jeugdzorgin-
stanties en pleegouderraden zich aan het beraden op hoe zij de ei-
gen kracht van pleegouders kunnen versterken. Zo werkt jeugdzor-
ginstelling Lindenhout in Arnhem sinds begin 2012 aan het project
empowerment. “Pleegzorg is een gedeelde verantwoordelijkheid”,
aldus John Goessens, regiomanager IJsselvallei en portefeuillehou-
der pleegzorg en gezinshuizen. “Dus we betrekken pleegouders bij
het schrijven van het hulpverleningsplan. Dat is zowel voor hen als
voor ons verrijkend.”
Niet alleen bij Lindenhout hebben pleegouders een belangrijke
stem, ook Parlan Jeugd & Opvoedhulp in Noord Holland Noord ziet
het belang in van het medezeggenschapsrecht van de pleegouder-
raden, zoals dat in de nieuwe wet wordt vastgelegd. Els Rienstra,
voorzitter van Parlan en portefeuillehouder pleegzorg van Jeugd-
zorg Nederland: “Onze nieuwe pleegouderraad heeft een uitgebrei-
der reglement gekregen. Formeel hebben pleegouders nu bijvoor-
beeld meer te zeggen over de hulpverleningsplannen van de kin-
deren. Naarmate het pleegkind langer bij de pleegouders verblijft.
nemen de rechten van pleegouders toe. Wij blijven hierover altijd
in overleg met ouders, pleegouders en Bureau Jeugdzorg.”
Crisispleegouder Simone, voorzitter van de pleegouderraad van
Parlan, weet dat pleegouders desondanks onherroepelijk tegen
dingen aanlopen. “We krijgen weleens het gevoel dat we aan
het lijntje worden gehouden. We hebben te maken met verschil-
lende instanties, soms moeten we lang wachten tot er iets ge-
beurt. Pleegouders die hun opvoedtaak zwaar vinden, durven
soms hun stem niet te laten horen. Ze zijn bang dat hun kind
dan wordt weggehaald. Maar een roep om hulp betekent niet dat
ze ermee willen stoppen. Soms klikt het niet met een begeleider.
Pleegouders moeten dat zeggen en problemen niet altijd persoon-
lijk opvatten. We willen het met z’n allen te graag laten slagen,
maar je moet het ook toegeven als het niet goed gaat.”
Rienstra ziet hier in eerste instantie een belangrijke rol voor de
pleegzorgbegeleider weggelegd: “Hij moet met de pleegouders
bespreken wat goed gaat, wat de draagkracht en draaglast is. Het
helpt ook als pleegouders elkaar onderling steunen en ervaringen
uitwisselen op bijeenkomsten. Als er vragen of problemen met de
pleegzorginstelling zijn, kunnen pleegouders en –kinderen terecht
bij de vertrouwenspersoon van het Advies- en Klachtenbureau
Jeugdzorg.”
Simone: “Pleegouders kunnen straks meer zeggenschap opeisen en
meer inzage in dossiers krijgen. Het praat makkelijker als je goed
op de hoogte bent. De nieuwe wet betekent meer erkenning voor
ons als pleegouder.”
WERVINGSCAMPAGNEAls gevolg van de toegenomen groei van de pleegzorg gaat veel aan-
dacht uit naar het werven van nieuwe pleeggezinnen. De landelijke
campagnes wekken ten onrechte de indruk dat iedereen pleegou-
der kan worden, stelt Eric van Neerrijnen, voorzitter van de pleeg-
DOOR NOOR HELLMANN BEELD: ROBERT VULKERS
‘MINDER HULPVERLENER, MEER COACH’Een nieuwe wet geeft pleegouders binnenkort meer rechten. Dat is een stap vooruit. Maar het betekent nog niet dat de samenwerking met de jeugdzorg vlekkeloos verloopt. “Pleegouders moeten de regisseur worden van de hulpverlening.”
PLEEGZORG
WET VERBETERING POSITIE PLEEGOUDERSIn de Wet op de jeugdzorg stond tot nu toe weinig over de rechtspositie van pleegouders. Als op 1 juli 2013 het wets-voorstel ‘verbetering positie pleegouders’ in werking treedt, zal hun positie versterkt worden met:
medezeggenschapsrecht: de positie van pleegouderra-den bij pleegzorginstellingen wordt vastgelegd in de wet. recht op goede informatie over het pleegkind.de mogelijkheid een vertrouwenspersoon in te schakelen bij vragen of problemen met de zorginstelling die pleeg-zorg coördineert . inspraak in de opstelling van hulpverleningsplannen.
gaat niet door.
23 JeugdenCo JAARGANG 7, NR. 3, JUN/JUL 2013
“Jeugdzorg en Pleegzorg niet altijd de beste partner”
JeugdenCo 24 JAARGANG 7, NR. 3, JUN/JUL 2013
ouderraad van jeugdzorginstelling Lindenhout. “Gemeenten onder-
schatten nogal eens de complexiteit van pleegzorg”, meent ook Els
Rienstra. “De dynamiek tussen alle partijen moet je goed snappen.
Vooral netwerkpleegzorg wordt als een makkelijke oplossing gezien
die nog goedkoper kan. Dat is een misvatting. De grote kracht is dat
het kind in de eigen omgeving blijft, maar de rollen kunnen inge-
wikkeld zijn, juist omdat de pleegouders bekend zijn voor het kind.
Netwerkplaatsingen moet je net zo intensief begeleiden
als bestandsgezinnen waarbij pleegouders en kinde-
ren elkaar nog niet van tevoren kenden.”
Als een van de 28 regionale organisaties voor
Jeugd & Opvoedhulp die in Nederland pleeg-
zorg aanbieden beschikt Parlan over 570
pleeggezinnen. Bij Lindenhout zijn dat er
680. John Goessens wijst erop dat niet alle
nieuwe pleegouders evenveel ervaring heb-
ben. “We willen meer in de begeleiding van de
eerste maanden van het pleegouderschap inves-
teren, want dan is het risico het grootst dat pleeg-
kinderen en –ouders afhaken. We willen pleegouders
sterker maken, maar soms voelen ze zich overvraagd door
een ingewikkelde situatie. Dan nemen wij het van hen over.”
Crisispleegouder Simone denkt dat extra cursussen nieuwe pleeg-
ouders kunnen ondersteunen, “maar dan moeten pleegzorgwerkers
hen daar meer op attenderen. Je krijgt een kind met een rugzak,
dus je weet dat je geen geplaveid pad tegemoet gaat. Toch blijft het
moeilijk je precies voor te stellen wat pleegzorg inhoudt. Als je er
een te idealistisch beeld van hebt, kan het behoorlijk tegenvallen.”
Eric van Neerrijnen, sinds zeven jaar pleegouder van een nu veer-
tienjarige dochter, volgde ter voorbereiding de Basisopleiding STAP
(Scholing Training Aspirant Pleegouders) van Lindenhout. Daarin
kwamen problemen en handige tips te weinig aan bod. “Hoe je je
moest opstellen tegenover bijvoorbeeld de ouders, hulpverleners,
school, ontdekten we pas toen het zover was. Het gaat vaak om heel
praktische dingen: een pleegkind wil bijvoorbeeld weten of er een
huisdier is of hoeveel broertjes en zusjes in het nieuwe gezin wo-
nen. Als hulpverleners laten blijken dat zij dit soort vragen serieus
nemen, ontstaat een basis van vertrouwen.”
Hoewel er bij pleegouders behoefte bestaat aan meer handvatten en
extra trainingen, worden de thema-avonden van Parlan en Linden-
hout niet goed genoeg bezocht. Parlan overweegt een aantal trai-
ningen verplicht te stellen. John Goessens van Lindenhout merkt
dat thema-avonden niet altijd beantwoorden aan individuele vra-
gen of behoeften. “We zijn aan het kijken hoe we daar snel op kun-
nen reageren, zonder dat de kosten de pan uit rijzen. We bieden ook
informatie aan via e-learning en digitale discussiefora . Maar het is
nog de kunst mensen daarmee aan de slag te krijgen.”
VERTROUWENOm het contact tussen pleegouder en kind beter te laten slagen,
moeten pleegouders ook het heft in eigen hand nemen, vindt Eric
van Neerrijnen. “Nieuwe pleegouders kunnen beter voorbereid be-
ginnen als ze vóór de plaatsing hun eigen netwerk inlichten. Bouw
van tevoren vertrouwen op, met de school, de tandarts, maar ook
met de hulpverlener en gezinsvoogd. Spreek met de hulpverlener
een duidelijke taakverdeling af. Je kunt ook afspreken dat je zelf
een hulpverleningsplan schrijft. Juridisch heeft de hulpverlener
weliswaar de regie, maar in de praktijk zouden de pleeg-
ouders de regisseur moeten zijn. Zij moeten bepalen
wat ze zelf kunnen en waar hulp bij nodig is. Dat
verschilt per gezin. Ikzelf heb behoefte aan een
intensievere samenwerking dan bijvoorbeeld
een crisispleegouder. Het liefst zou ik willen
dat de hulpverlener een soort coach is die ik
zelf kies. Maar die keuzemogelijkheid is er
nog niet.”
Volgens John Goessens van Lindenhout moeten
gezinswerkers groeien in hun nieuwe rol. “Het
vraagt een andere invulling van de werkrelatie
met de pleegouder: minder hulpverlener, meer coach.
De begeleiders zijn de sparringpartners van de pleegouder.
Het gaat niet om hoe ze hen het beste kunnen helpen, maar om hoe
ze kunnen zorgen dat pleegouders zichzélf het beste kunnen hel-
pen. De begeleider moet het coachen kunnen afwisselen met hier
en daar bijsturen: als hij signaleert dat iets niet goed gaat, moet
hij dat snel en adequaat met de pleegouder bespreken. Zijn rol zal
bescheidener worden, minder beschermend. Dat is geen verkapte
bezuinigingsmaatregel, we willen de eigen kracht van pleegouders
versterken.” •
De naam van crisispleegouder Simone is om redenen van privacy
gefingeerd.
WENSENLIJST VAN PLEEGOUDERS
De pleegzorgwerker moet meer coachen dan
sturen.
Geef pleegouder meer ruimte om mee te praten en
te beslissen.
Erken een mismatch tussen pleegouder en
pleegzorgwerker.
Deel het dossier met de pleegouder.
Verdiep de trainingen voor pleegouders.
Probeer sneller te reageren op vragen.
Schep ruimte voor het delen van
opvoedmoeilijkheden.
Wees je bewust van de verschillen tussen nieuwe en
ervaren pleegouders.
Per pleegzorgvorm is een andere begeleiding
nodig. Een crisisgezin hoeft bijvoorbeeld niet de
hele achtergrond van het kind te kennen, een
bestandsgezin wel.
Je moet niet helpen, maar pleegouders leren zichzelf te helpen’
‘