Milieumagazine no.10 2009 Vergunningverlening remt innovatie p10-13

2
THEMA MANAGEMENT 10 DECEMBER 2009 | MILIEU MAGAZINE DECEMBER 2009 | MILIEU MAGAZINE De Wet milieubeheer kent de verplichting om best beschikbare technieken voor te schrijven in vergunningen voor inrichtingen. In de praktijk komt daar vaak weinig van terecht, zodat de beoogde innovatie uitblijft. HAN VAN DE WIEL geweest om besef te laten doordringen dat Nederland niet om de BREF’s heen kan.” De IPPC-richtlijn verplicht Europese lidstaten grote milieuver- vuilende inrichtingen te reguleren met een integrale vergun- ning. In Nederland gaat het om circa 3000 bedrijven in de ener- giesector, metaalproductie en -verwerking, chemie, afvalsector, de agrarische sector (waaronder veeteelt) en de voedingsin- dustrie. In de vergunning moeten regels staan om alle soorten vervuiling van deze bedrijven te beperken met behulp van de zogenaamde beste beschikbare technieken (BBT), die in de BREF’s worden beschreven. Er zijn momenteel 33 BREF’s. Het merendeel voor specifieke branches, andere voor activiteiten als energie-efficiency. De totstandkoming van BREF’s is een complex administratief gebeuren waarbij het Europese IPPC-bureau in het Spaanse Sevilla de hoofdrol speelt. Dat formeert bij het schrijven of herzien van een BREF een technische werkgroep, waaraan de lidstaten kunnen deelnemen. Nederland vormt vaak een eigen vodden hadden gezeten. In Zuid-Holland hebben de bedrijven en de DCMR te lang geen serieus weerwoord gehad. Al is dat ook wel ingewikkeld bij de milieuvergunning voor een bedrijf als Shell.” Worstelen Dat overheden worstelen met de IPPC-richtlijn is niet verwon- derlijk. Het ministerie van VROM, dat de leiding moet nemen, verkeerde lange tijd in een ontkenningsfase. Hoogleraar milieu- kunde Lucas Reijnders. “Het is heel moeilijk geweest om het ministerie van VROM ervan te overtuigen dat ze iets moest doen met de BREF’s (referentiedocumenten over best beschik- bare technieken).” De implementatie van de IPPC-richtlijn in de wet had al in 1999 moeten plaatsvinden, maar dat is pas in 2005 gebeurd. Reijnders: “Ik ben rond 2002 op het ministerie geweest om hen op de BREF’s te wijzen in het kader van de vuilverbran- ders, maar de politieke cultuur was dat dat niet hoefde ‘omdat we alles al goed doen’. Er zijn vele juridische procedures nodig G evraagd: provinciale politici met lef die de milieuver- gunningen voor de zware industrie bijtijds actualiseren en daarin de nieuwste inzichten op het gebied van best beschikbare technologie voorschrijven. Aangeboden: politici die het bedrijven niet te lastig willen maken en het al heel wat vinden als een milieuvergunning eens in de tien jaar worden gereviseerd. In maart verscheen het rapport ‘Industrie kan vijf keer schoner’ van ingenieursbureau Mobilisation for the Environment (MOB) en Wiel Senden (Statenlid voor de SP) over de milieuvergun- ningen van dertien grote bedrijven in Zuid-Holland. Conclusie: veel emissies hadden al vijf keer lager kunnen zijn als overheid en bedrijven niet zo laks waren geweest. Volgens het rapport zijn de milieuvergunningen van zeker zes grote bedrijven, waaronder de vier grote raffinaderijen van Shell, Esso, BP en Kuwait Petroleum, nog niet aangepast aan de Europese IPPC- richtlijn, die in 1996 van kracht werd, waarbij nieuwe bedrij- ven vanaf het jaar 2000 aan BBT moesten voldoen en bestaande vanaf oktober 2007. De milieuvergunningen voor Shell en Esso dateren van 1993. In een reactie op de website van DCMR Milieudienst Rijnmond reageerde hoofd Industrie Maarten de Hoog: “Inhoudelijk vol- doen alle bedrijven, op één na, in Rijnmond aan IPPC. Voor het vastleggen van alle afspraken voor best beschikbare technieken in de vergunningen biedt IPPC meer tijd. Wij doen dat in de tienjaarlijkse cyclus voor revisie van de bestaande vergunnin- gen. (...) Onze aanpak betekent niet dat we met nieuwe inzich- ten wachten tot een bedrijf aan een revisievergunning toe is. Waar dat technologisch en economisch haalbaar is, bepalen we in overleg een termijn voor tussentijdse verbeteringen. Vaak leggen we dat vast in een aanvullende vergunning.” Toch moest de Zuid-Hollandse gedeputeerde Erik van Heijnin- gen onlangs toegeven dat de SP het bij rechte eind had. In de Statenvergadering van 4 november zei hij dat het bij de raffina- derijen om ‘hele complexe inrichtingen’ gaat. “Ik durf te zeggen dat we qua inhoud op de goede weg zijn.” De eerste vergun- ning die geactualiseerd wordt is die van Shell, die als voorbeeld zal dienen voor de overige. Eind 2010 moeten ‘die hele com- plexe processen’ klaar zijn. “Dus terugkijkend had dat sneller gekund, daar heeft de heer Senden een punt.” Per provincie is de omgang met de IPPC-richtlijn verschil- lend, zegt Johan Vollenbroek van ingenieursbureau MOB. “Ons bureau opereert vanuit Nijmegen en in Gelderland zitten actieve milieuorganisaties. Daardoor was de provincie, tijdig IPPC-proof. Maar dat was niet gebeurd als wij ze niet achter de VERGUNNINGV ERLENING REMT INNOVATIE ZWARE INDUSTRIE 11

Transcript of Milieumagazine no.10 2009 Vergunningverlening remt innovatie p10-13

Page 1: Milieumagazine no.10 2009 Vergunningverlening remt innovatie p10-13

THEM

A M

AN

AG

EM

EN

T

10

DEC

EMBE

R 20

09

| M

ILIE

U M

AG

AZ

INE

DEC

EMBER 2009 | M

ILIE

U M

AG

AZ

INE

De Wet milieubeheer kent de

verplichting om best beschikbare

technieken voor te schrijven in

vergunningen voor inrichtingen. In

de praktijk komt daar vaak weinig

van terecht, zodat de beoogde

innovatie uitblijft.

HAN VAN DE WIEL

geweest om besef te laten doordringen dat Nederland niet om de BREF’s heen kan.” De IPPC-richtlijn verplicht Europese lidstaten grote milieuver-vuilende inrichtingen te reguleren met een integrale vergun-ning. In Nederland gaat het om circa 3000 bedrijven in de ener-giesector, metaalproductie en -verwerking, chemie, afvalsector, de agrarische sector (waaronder veeteelt) en de voedingsin-dustrie. In de vergunning moeten regels staan om alle soorten vervuiling van deze bedrijven te beperken met behulp van de zogenaamde beste beschikbare technieken (BBT), die in de BREF’s worden beschreven. Er zijn momenteel 33 BREF’s. Het merendeel voor specifieke branches, andere voor activiteiten als energie-efficiency. De totstandkoming van BREF’s is een complex administratief gebeuren waarbij het Europese IPPC-bureau in het Spaanse Sevilla de hoofdrol speelt. Dat formeert bij het schrijven of herzien van een BREF een technische werkgroep, waaraan de lidstaten kunnen deelnemen. Nederland vormt vaak een eigen

vodden hadden gezeten. In Zuid-Holland hebben de bedrijven en de DCMR te lang geen serieus weerwoord gehad. Al is dat ook wel ingewikkeld bij de milieuvergunning voor een bedrijf als Shell.”

WorstelenDat overheden worstelen met de IPPC-richtlijn is niet verwon-derlijk. Het ministerie van VROM, dat de leiding moet nemen, verkeerde lange tijd in een ontkenningsfase. Hoogleraar milieu-kunde Lucas Reijnders. “Het is heel moeilijk geweest om het ministerie van VROM ervan te overtuigen dat ze iets moest doen met de BREF’s (referentiedocumenten over best beschik-bare technieken).” De implementatie van de IPPC-richtlijn in de wet had al in 1999 moeten plaatsvinden, maar dat is pas in 2005 gebeurd. Reijnders: “Ik ben rond 2002 op het ministerie geweest om hen op de BREF’s te wijzen in het kader van de vuilverbran-ders, maar de politieke cultuur was dat dat niet hoefde ‘omdat we alles al goed doen’. Er zijn vele juridische procedures nodig

Gevraagd: provinciale politici met lef die de milieuver-gunningen voor de zware industrie bijtijds actualiseren en daarin de nieuwste inzichten op het gebied van best

beschikbare technologie voorschrijven. Aangeboden: politici die het bedrijven niet te lastig willen maken en het al heel wat vinden als een milieuvergunning eens in de tien jaar worden gereviseerd. In maart verscheen het rapport ‘Industrie kan vijf keer schoner’ van ingenieursbureau Mobilisation for the Environment (MOB)

en Wiel Senden (Statenlid voor de SP) over de milieuvergun-ningen van dertien grote bedrijven in Zuid-Holland. Conclusie: veel emissies hadden al vijf keer lager kunnen zijn als overheid en bedrijven niet zo laks waren geweest. Volgens het rapport zijn de milieuvergunningen van zeker zes grote bedrijven, waaronder de vier grote raffinaderijen van Shell, Esso, BP en Kuwait Petroleum, nog niet aangepast aan de Europese IPPC-richtlijn, die in 1996 van kracht werd, waarbij nieuwe bedrij-ven vanaf het jaar 2000 aan BBT moesten voldoen en bestaande vanaf oktober 2007. De milieuvergunningen voor Shell en Esso dateren van 1993.In een reactie op de website van DCMR Milieudienst Rijnmond reageerde hoofd Industrie Maarten de Hoog: “Inhoudelijk vol-doen alle bedrijven, op één na, in Rijnmond aan IPPC. Voor het vastleggen van alle afspraken voor best beschikbare technieken in de vergunningen biedt IPPC meer tijd. Wij doen dat in de tienjaarlijkse cyclus voor revisie van de bestaande vergunnin-gen. (...) Onze aanpak betekent niet dat we met nieuwe inzich-

ten wachten tot een bedrijf aan een revisievergunning toe is. Waar dat technologisch en economisch haalbaar is, bepalen we in overleg een termijn voor tussentijdse verbeteringen. Vaak leggen we dat vast in een aanvullende vergunning.”Toch moest de Zuid-Hollandse gedeputeerde Erik van Heijnin-gen onlangs toegeven dat de SP het bij rechte eind had. In de Statenvergadering van 4 november zei hij dat het bij de raffina-derijen om ‘hele complexe inrichtingen’ gaat. “Ik durf te zeggen dat we qua inhoud op de goede weg zijn.” De eerste vergun-ning die geactualiseerd wordt is die van Shell, die als voorbeeld zal dienen voor de overige. Eind 2010 moeten ‘die hele com-plexe processen’ klaar zijn. “Dus terugkijkend had dat sneller gekund, daar heeft de heer Senden een punt.”Per provincie is de omgang met de IPPC-richtlijn verschil-lend, zegt Johan Vollenbroek van ingenieursbureau MOB. “Ons bureau opereert vanuit Nijmegen en in Gelderland zitten actieve milieuorganisaties. Daardoor was de provincie, tijdig IPPC-proof. Maar dat was niet gebeurd als wij ze niet achter de

VERGUNNINGV ERLENING REMT INNOVATIE ZWARE INDUSTRIE

11

Page 2: Milieumagazine no.10 2009 Vergunningverlening remt innovatie p10-13

13

THEM

A M

ILIE

UM

AN

AG

EM

EN

TD

ECEM

BER 2009 | MIL

IEU

MA

GA

ZIN

E

www.atmmoerdijk.nlTel: 0168-389289 Fax: 0168-389270

Contactpersonen:

Rick Leerink (06-53698983), Ron van Verk (06-51124004)

& John van den Berg (06-51422067)

Afvalstoffen Terminal

Moerdijk BV

Vlasweg 12, 4782 PW Moerdijk

ATM is een bedrijf.

Dé afvalverwerkerDé afvalverwerkerVerwerker van: Industrieel afvalwaterOliehoudend afval BrandstofrestenChemisch afval

Ook verwerker van: Verontreinigde grond en TAG

leunen tot de verouderde BREF was geactualiseerd. Alle instal-laties van Aluchemie moesten worden voorzien van rookgas-reinigers volgens de best beschikbare technieken, die het bedrijf overigens al op een van de ovens toepaste. In een uitspraak tegen Corus, waar Vollenbroek namens de Stichting Natuur en Milieu doekfilters voor de sinterfabrieken had geëist, oordeelde de Raad van State hetzelfde. Vollenbroek: “Op grond van de Wet milieubeheer (Wm) moeten vergunningverleners constant blijven kijken of er geen betere technieken zijn, vooral als het gaat om oude BREF’s. Dat is de actualisatieplicht van de Wm en de IPPC. Het kostenargument, dat vaak wordt aangehaald door het bevoegd gezag, speelt daarbij geen rol: het is niet aan een individueel bedrijf of het bevoegd gezag om te bepalen of een techniek te duur zou zijn, dat bepaalt de Europese Commissie in een BREF voor de hele bedrijfstak. Ook daarin steunt de Raad van State ons, zoals blijkt uit een zaak tegen Shell Moerdijk.” Achteroverleunen en zeggen ‘het staat zo in de BREF’ of ‘die BBT is te duur voor dit bedrijf’ is voor een vergunningverlener dus geen optie. MM

We hebben InfoMil en het ministerie van VROM om commentaar gevraagd. Beide hebben niet gereageerd.

werkgroep, die informatie verzamelt en als Dutch notes on BAT (best available technology) inbrengt. In die werkgroep zijn over-heden en industrie vertegenwoordigd. Na twee consultatieron-des wordt de BREF vastgesteld en ter goedkeuring voorgelegd aan het Information Exchange Forum, waarin ook weer overhe-den en industrie aanwezig zijn. Als daarna ook nog de Europese Commissie akkoord gaat, is de BREF een officieel beleidsdocu-ment. In Nederland schrijft InfoMil vervolgens een oplegnotitie over het toepassingsgebied van de BREF en de relatie tussen de BREFen Nederlandse regelgeving en het Nederlands milieube-leid. De oplegnotitie is een service aan de vergunningverleners. Geen overbodige service, want BREF’s kunnen zeer omvangrijk zijn (600 pagina’s is geen uitzondering) en zijn alleen beschik-baar in het Engels. Een BREF is noodzakelijkerwijs een compromisdocument dat voor alle EU-lidstaten aanvaardbaar is. Het bevat geen tech-nologieën waaruit een vergunningverlener moet kiezen, maar schrijft een emissiegrenswaarde voor binnen een range. Daar-door zijn er bijvoorbeeld tientallen technieken die voldoen aan de BREF Industriële Koelsystemen. Bovendien kan de vergun-ningverlener, mits gemotiveerd, afwijken van de BREF als de lokale situatie daar om vraagt. Deze BREF is van 2001 en daar-door zwaar verouderd.

Niet zaligmakendBREF’s zijn dus beslist niet zaligmakend. Daarbij komt dat veel vergunningverlenende instanties de benodigde technische ken-nis ontberen, zegt Reijnders. “Tot een jaar of 15 geleden werkten daar techneuten, die verstand van zaken hadden en het leuk vonden zich in de materie te verdiepen. Die mensen zijn afge-vloeid en de huidige lichting heeft geen idee wat er aan de hand is. Er zitten nu mensen die communicatief erg goed zijn, want ze moeten volgens de heersende opvattingen om de paar jaar van baan wisselen. Maar de nieuwe technieken kennen ze niet.” Vollenbroek zegt min of meer hetzelfde: “Rijkswaterstaat heeft nauwelijks nog een collectief geheugen. Door zware bezuini-gingen op personeel wordt het meeste vergunningverlenende werk uitbesteed. En die bureaus weten van elkaar niet wat ze doen.”De situatie is nog dramatischer omdat bij “90 procent van de provinciale politici het idee heerst dat het de bedrijven vooral niet te moeilijk moet worden gemaakt”, meent Reijnders. Voor bedrijven die nieuwe vindingen op de markt brengen, zoals Holland Novochem (zie kader), is dat een handicap. Reijnders: “Politici zeggen: ‘als iets niet in de BREF staat, hoeft het niet’. Hun ambtenaren moeten daarom binnen de bandbreedte van de BREF blijven. Terwijl er alle reden is om juist in Nederland, waar de milieudruk groot is, aan de strenge kant van de BREF te gaan zitten en nieuwe BBT’s voor te schrijven.” Dat geldt temeer voor BREF’s van 5 jaar of ouder, door Vollenbroek ‘stok-oud’ genoemd. Om de BREF’s actueel te houden moeten ze vol-gens de IPPC-richtlijn elke drie jaar worden herzien, maar deze frequentie wordt nooit gehaald. De BREF koelwatersystemen is zelfs al 8 jaar oud. Van een stimulerende en innoverende wer-king van BREF’s/BBT’s is bij bestaande inrichtingen dus geen sprake. Reijnders: “In Nederland werken de BREF’s remmend op innovatie. Slechts in een paar gevallen schrijven vergun-ningverleners iets voor dat beter is dan BREF.” De toestand is ernstig maar niet hopeloos. Een oude BREF is namelijk geen excuus voor een vergunningverlener om geen nieuwe BBT voor te schrijven. Daarover bestaat sinds 2007 jurisprudentie. toen de Raad van State oordeelde dat BBT moet worden toegepast en dat de DCMR niet achterover kon gaan

Meer informatie: [email protected]; [email protected]

Er wordt veel gepraat over duurzaam ondernemen. Maar wat levert dat op? Komt ondernemend Nederland voorbij het stadium van proefb allonnetjes, wolkenridders en luchtfi etserij?

Uw duurzame bedrijfsvoering is te bewijzen aan de hand van uw afvalaanpak. Daarvoor ontwikkelden wij de SITA CO2-scan. De scan geeft in harde cijfers antwoord op deze vraag: wat is de concrete winst van afvalscheiding binnen uw bedrijf? Met als uitkomst een CO2-certifi caat, dat exact laat zien hoeveel CO2-emissie een onderneming voorkomt door aan duurzaam afvalmanagement te doen. Zwart op wit.

Laten we het niet opblazen. Het gaat om cijfers die op zichzelf niet duurzaam zijn. Maar die wel motiveren. En die bewijs leveren van de duurzame bedrijfsvoering van SITA-klanten.

De proefb allonnetjes voorbij

SITABETROUWBAAR EN DUURZAAM AFVALMANAGEMENT

SITA.NL/CO2 0900-8444

Laten we het niet opblazen. Het gaat om cijfers die op zichzelf niet duurzaam zijn.

Koploper afgestraft

Holland Novochem ontwikkelde jaren geleden een afbreekbare biopolymeer die goed toepasbaar bleek als koelwaterchemicalie bij Rohm and Haas (nu Dow) in Delfzijl. De milieuwinst is evident, omdat hij slecht afbreekbare verbindingen als zink, fosfaat, fosfo-naten en polyacrylaten vervangt. Voor vergunning-verlener Rijkswaterstaat Noord-Nederland was dit aanleiding om deze waterbehandeling in 2005 aan te merken als best beschikbare techniek (Zie MilieuMa-gazine november 2009). Tot verbazing en frustratie van Holland Novochem blijven lokale overheden in de lozingsvergunningen volledige ruimte geven voor de niet-afbreekbare ver-bindingen. De oude technologie is bekend, dus is de keuze meestal snel gemaakt. Iedere stimulans voor bedrijven om over te stappen op milieuvriendelijke alternatieven ontbreekt. Koploper Holland Novo-chem voelt zich afgestraft. Het blijkt moeilijk om bedrijven te bewegen richting milieuvriendelijkere technologie, zolang de overheid zich hier niet posi-tief over uitspreekt. RWS had volgens Reijnders en Vollenbroek een brief moeten schrijven aan alle waterbeheerders, omdat alle water vroeg of laat ‘rijkswater’ wordt, met de mededeling dat 100 procent biologisch afbreekbare koelwaterchemicaliën (conditioneermiddelen) voort-aan mogen worden voorgeschreven als BBT.