MG Uittreksel Incompleet JBetting

download MG Uittreksel Incompleet JBetting

of 43

Transcript of MG Uittreksel Incompleet JBetting

Hoofdstuk 1: Begrippen en interpretatiekaders

Middeleeuwen: uittreksel voor eerste tentamen (incompleet)Middeleeuwen zijn wereld op zich: o Grenzen van continent niet verkend. o Lokale, regionale leefwereld voor mensen o Gn huidige landen en naties o Christelijke religie heeft op alle aspecten dagelijks leven invloed o Europa minder ontwikkeld dan andere gebieden. Arabische wereld en China zijn veel verder Grondslagen voor huidige tijd: o Christendom, taalgebieden, territoriale staten, urbanisatie, wetenschappelijk denken, politieke structuren, commercile netwerken. o Later: westers groeimodel wordt groeimodel van wereld.

De begrippen middeleeuwen, humanisme, renaissance en reformatie Vooroordeel: Middeleeuwen = barbaars o Periode tussen twee glorierijke tijdperken Petrarca: nevelen Middeleeuwen = duistere, oninteressante periode. o Cellarius: Historia Medii Aevi: van Constantijn tot val Constantinopel. Succes van begrip Middeleeuwen heeft te maken met sterke ontplooiing Latijnse scholen o Humanistische opvattingen komen tot hun recht. o Klassieke talen zijn hoofdbestanddeel: Gedealiseerd beeld van de Oudheid Iedere intellectueel heeft kennis van Oudheid. In Katholieke landen in 17e eeuw: meer interesse in Middeleeuwen. o Protestanten: juist niet, om periode sinds Reformatie te beklemtonen. e 19 eeuw: mensen gaan opnieuw in Gotische stijl bouwen o Schrijvers grijpen terug op Middeleeuwen: tegen rationalisme in. o Wel: inkleuring naar eigen ideologie. o Dus: na verguisd te zijn worden de Middeleeuwen nu opgehemeld. e 19 eeuw: ook verwetenschappelijking o Burckhardt: Die Kultur der Renaissance in Italien Mythe dat klein groepje Italiaanse humanisten de wereld bevrijd hebben uit de onwetendheid en collectivisme van de Middeleeuwen. Tegenstelling tussen Renaissance en Middeleeuwen Humanisme is neutraler dan Renaissance: dat laatste kan van alles zijn.

Middeleeuwen

pagina 1/43

o

o o

Antieke teksten en zoeken, oorspronkelijke versie benaderen. Meer op de mens gericht zoeken naar aandacht voor menselijk individu o Hier ligt nadruk voor Burckhardt Huizinga: Herfsttijd der middeleeuwen (1919) Veel middeleeuwse cultuuruitingen in 15e eeuw Dus: eerder nostalgie dan afkeer. Ook: aantal andere Renaissances voor de Middeleeuwen Karolingische Renaissance of Renaissance van 12e eeuw En: Reformatie ligt in verlengde van lange reeks hervormingsbewegingen. Afbakenende functie is betwistbaar, maar leidt wel tot contrast middeleeuwen renaissance, in hervormde landen.

Perioden en maatschappijtypen Moet periodisering niet veranderen? o Kiezen voor periodisering die nadruk legt op overgangen. o Transformatie op alle aspecten van samenleving Industrialisatie is een voorbeeld. Geldt ook voor overgang Romeinse Keizerrijk naar vroege Middeleeuwen Echter, alleen in West-Romeinse Rijk. Oosten: wel gedaanteverandering, maar bleef bestaan. o Middeleeuwen hebben louter West-Europese grondslag En tussen 5e en 18e eeuw? o Urbanisatie, groei van steden, commercialisering leiden tot grondige verandering in gehele samenleving. Expansie Spanje en Portugal vanaf 15e eeuw ligt in verlengde van Italiaanse ontwikkelingen. o Vr 1750 nog geen aanhoudende demografische en economische groei in WestEuropa. Vragen over periodisering: Vanaf 10e eeuw: nieuw maatschappijtype door wezenlijke veranderingen? Ontwikkelingen in 15e eeuw: nieuwe transformatie of gevolg van eerdere tendensen? o Wel onderscheid tussen Vroege (agrarische) en Late (minder agrarische) Middeleeuwen 10e 11e eeuw omslag Belangrijk om ontwikkelingsverschillen in Europese regios te zien o Dynamiek in Zuiden en Westen, dan vervolgens naar rest continent. o 1200: Steden in Itali, maar in deel van Noord- en Oost-Europa nog primitieve landbouwers en nomaden. Conclusie: chronologie en maatschappijtype zijn geen toereikend interpretatiekader. o Verschillen in ontwikkelingsniveau leiden wel tot dynamiek: die Ungleichzeitigkeit des Gleichzeitigen: naast elkaar op hetzelfde moment bestaan van samenlevingen op verschillende ontwikkelingsniveaus

Middeleeuwen

pagina 2/43

Afbakening middeleeuwen is alleen zinvol als bijdraagt aan ingrijpende sociale veranderingen. Hier: Verzwakking en verdwijning gecentraliseerde Romeinse staatsverband en economie. Migratie en sedentarisatie van statenloze samenlevingen met zelfvoorziening. Vergroting van landbouwproductie in kader van lokale heerschappijen: groei en urbanisatie. Commercialisering en expansie van economie: vorming dynastieke staten. Nieuwe spiritualiteit bij massa van gelovigen. Verschriftelijking van openbare en private communicatie in volkstalen. o Slavernij verdween, burgers kregen rechten. Vanaf 16e eeuw: wel kwantitatieve verbetering, maar geen kwalitatieve. Toch: soms handig om scheidslijn toch maar te gebruiken. o Term Middeleeuwen heeft nu eenmaal algemeen ingang gevonden. o

Regionale diversiteit Europa: geografische variatie leidt tot regionale culturele diversiteit o Nu nog steeds te zien: eigen gebruiken, talen, dialecten. o Maar toen: horizon van meeste mensen reikte niet verder dan woonplaats of geboortestreek. Migratie, reizen gebeurde wel, maar was uitzonderlijk. Grote mate van plaatsgebondenheid. Kerk, Koningschap en Staat staan ver af van lokale bewoners o Verhindert unificatiestreven van bepaalde machten. o Dus: niet zomaar spreken over de kerk, de boeren, Duitsland. Bovendien: ook die zijn aan verandering onderhevig.

Welk Europa? Middeleeuwen heeft alleen Europese betekenis. Wat is Europa? o Voor schrijvende geestelijke elite: Europa = Christenheid o IJsland wel, maar Oeral en Poolcirkel nog niet bereikt. o Expansieve kerngebieden laten op n of andere wijze hun overwicht gelden. Mediterrane gebied heeft voorsprong: meer rijkdom en ontwikkelingspotentieel o Culturele uitwisseling tussen Christenen en Moslims voedt deze voorsprong. o Middellandse-Zeegebied is economische en culturele contact- en transitozone. e 13 eeuw en later: Europeanen overschrijden steeds meer grenzen van continent. o Handelsreizen door heel Azi: handelsverbindingen en Katholicisme verspreiden. 1291: gebroeders Vivaldi zeilen richting Amerika, raken zoek. 1492: Columbus doet het nog een keer, lukt wel. Andere expansieve kern: Vikingen:

Middeleeuwen

pagina 3/43

Hadden in bepaalde opzichten voorsprong op West- en Oost-Europa Handelsverbindingen tot met Byzantium en Centraal-Azi, overal volksplantingen. e o 11 eeuw: stagnatie: demografisch potentieel uitgeput, technische voorsprong gevenaard. Noordse cultuur wordt geassimileerd, geen dominante sporen nagelaten. o Expansie van Mediterrane samenleving berustte op steviger fundamenten. Vikingen: boeren en edelen, geen vrije burgers en grote steden. Kortom: Middeleeuws Europa is niet het huidige Europa o Oostelijke periferie nauwelijks gentegreerd met rest. o Dynamiek van Zuid-Europa is alleen te begrijpen door relatie met buiten-Europese context: Arabieren, Byzantijnen. o

Van Schaarste naar Hegemonie 1400: Europa zit redelijk in een crisis, geen toekomstige wereldleider, zo lijkt het. o Verliest 1/3 van bevolking door Pest o Pijnlijk schisma in Katholieke kerk. o Turken lopen Balkan onder de voet. o Koningen van Westen bevechten elkaar. o Boeren en stedelingen komen in opstand. Wat dan? Timoer Lenk? Die ging snel dood. Moslimsultanaten? Niet erg stabiel. China liep veel meer voor: o Miljoenensteden, productieve landbouw, hoogontwikkeld bestuurssysteem. o Allerlei technieken: cokes, buskruit, kompas, papiergeld. o Allerlei handelscontacten. Ommekeer tussen 1000 en 1800. Waarin verschilde Europa van rest van wereld? o Expansiekracht naar andere werelddelen! Pas in 14e eeuw: Europa krijgt voorsprong in vuurwapens, scheepsbouw, navigatietechnieken. Hoe werd met die ommekeer omgesprongen? Europa: geen unitaire gezagsstructuur: Chinese keizer verbood in 1434 ontdekkingsreizen. Groot kanaal werd aangelegd voor voedselvoorziening. Prioriteiten in een territorium en bevolking op schaal van Europa. o Europeanen hadden deze mogelijkheid tot onderdrukken echter niet Voortdurende competitie tussen machthebbers en stadstaten. Prikkel tot innovatie in Europa China was vooral gericht op handhaven interne stabiliteit. Totalitair machtssysteem Europa: duidelijker gescheiden religieuze en politieke sferen o Keizers en pausen streven vruchteloos naar suprematie. o Nu: derde macht: de steden, met grotere bestuurlijke en juridische zelfstandigheid.

Middeleeuwen

pagina 4/43

o

Commercile en industrile ondernemerschap kon zich verder ontwikkelen. Kerkelijke en politieke overheden proberen graantje mee te pikken, maar konden het niet te bont maken. Dus nu: unieke situatie in Europa: politieke eenheden en onafhankelijke Kerk. Autonome wijze van economisch handelen met als doel winst leidt tot ontstaan dynamisch marktsysteem, niet beperkt door gezag. Dus: Europa staat meer dan enige andere cultuur open voor innovaties van elders.

Hoofdstuk 2: De Romeinse erfenis Karel V wil na 1530 en na intochten in Italiaanse steden Romeinse keizer zijn. o Als Marcus Aurelius. Wordt geportretteerd in Renaissancestijl. o Romeinse is, meer dan Griekse, het ideaalbeeld voor machthebbers. Van Karel de Grote tot Bokassa. o Romeins culturele erfgoed blijft voor groot deel functioneren voor degenen met een bepaalde ontwikkeling. Sprak in alle aspecten tot de verbeelding voor maatschappelijke bovenlaag.

Desintegratie van het ImperiumDe bestuursstructuur Keizerschap zelf sprak het meest tot de verbeelding o Maar: sinds Romeinen nooit meer gentegreerde staatstructuur, soms wel streven. Romeinse Rijk is eeuwenlang politieke eenheid geweest o Solide economische organisatie, infrastructuur, rechts- en bestuurssysteem. o Grote verdedigingssystemen. 300.000 400.000 manschappen in grensverdediging. Dux = aanvoerder van grenstroepen, comitatus = geleide van de keizer, of later het mobiele veldleger aan de grens. Later: dux = hertog, comes = graaf. o Wegennetwerk, 80.000 tot 100.000 km: tot 18e eeuw ongevenaard. o Samenhangende visie op bestuursstructuur: Prefecturen, diocesen, provincies in elke provincie civitates. Steden hebben ook zelfde systematische karakter. Later Europa: alleen runes en grondpatronen herinneren hieraan. o Alle steden en staten daarna ontberen eenheidsvisie. Steden met diverse vormen, lijken eerder op bladeren of kristallen. o Verschil: moderne Europa is van onderop gegroeid, vanuit kleine eenheden. Fundamenteel daarvoor: Rome: had republikeinse structuur tijdens grote veroveringen. Gebied viel toe aan staat, niet aan veroveraar. pagina 5/43

Middeleeuwen

Latere Europa: vorstelijke dynastien eigenen zich land toe, en verdelen en vererven het. Toch: herinnering aan Romeinse Rijk blijft levendig, ook in bestuur en recht. Katholieke Kerk is belangrijkste erfgename van Romeinse Rijk o Binnen Rijk gegroeid, kerkelijke structuur wordt uitgebouwd, 4 bestuurslagen, naar analogie van Romeinse Rijk. Patriarchen, metropolitanen, bisschoppen, parochiepriesters. Bisschop wordt heel belangrijk in middeleeuwse kerkelijke hirarchie. o Bisschoppen kwamen voort uit Romeinse senatorenstand. o Zetten cultuur van oude elite voort, op allerlei gebieden Universalistisch ideaal: over geografische, etnische en culturele grenzen heen. Ook: centralistisch, met lagen. o Toch: onafhankelijk van wereldlijke keizerrijk. o Maar neemt wel elementen over, zoals het ambt. Abstracties waar de barbaren nog niet aan toe waren. Ambtelijkheid is ook schriftelijkheid o Kerk is ook enige instituut hiervoor. Blijft lang het Latijn gebruiken. o Dus: Kerk blijft universele organisatie met personeel van overal. o Tot in 12e eeuw: Latijn is enige geschreven bestuurstaal, en allen geestelijken beheersen die. Leidt ertoe dat Europa doordrongen wordt van Christelijke waarden. Geldt ook voor recht: o Corpus Iuris Civilis: wetten, procedurerecht, jurisprudentie o Romeins Rechtsstelsel is verfijnd denkkader: vanaf 12 eeuw weer een van de fundamenten voor universitaire opleiding tot jurist. o Daarnaast: canoniek recht van de kerk is schatplichtig aan Romeinse recht. Kortom: kerk zorgt ervoor dat elementen uit antieke cultuur blijven bestaan, omdat zijzelf daarvan een relict is. o Latijnse geletterde cultuur blijft bestaan in de Kerk. o Barbaren kenden magisch wereldbeeld, personaliteit van macht etc. o Kerk blijft superioriteit van macht verdedigen: als vertegenwoordiger van Goddelijke wil. o Met instrumenten: schrift, taal, ambtenarij, stabiele organisatie. o Gelasius I vaardigt al edicten uit met coherente eenheidsvisie. o Vaste, hogere waarden worden door Kerk verdedigd. Barbaren maken er gebruik van.

Een overheidseconomie Late keizerrijk: staat is belangrijk in economisch leven o Grijpt in op productieverhoudingen om belasting te krijgen. o Belasting is nodig voor legermacht, ambtenaren, bevoorrading van steden. o Bouw van wegen, havens, pakhuizen en kanalen voor militaire doeleinden. Veteranen krijgen land in perifere provincies.

Middeleeuwen

pagina 6/43

Leger wordt groter, terwijl staatsinkomsten daalden: schippers en ambachtslieden willen minder graag voor de staat werken. o Druk aan grenzen: meer legers nodig, maar door onveiligheid minder belastinginkomsten. o Weerstand tegen belastindruk groeit: ontwaarding van munt is uitweg, maar leidt tot meer transacties in natura, en geld wordt schaars. Dwangmaatregelen in late keizerrijk: o Coloni (boeren met eigen grond, of pachters) en mancipia (slaven) worden erfelijk aan grond gebonden. o Persoonlijke vrijheid van boeren beperkt, en oplossing voor schaarste aan arbeid. Zonen moeten beroep van vader gaan uitoefenen. o Aristocratie trekt zich terug op landgoederen o 400: eigen staatssysteem voor de productie en distributie van essentile goederen. o Keizer Majoranus: meisjes verbieden in klooster te treden voor 14e jaar, weduwen verplichten binnen 5 jaar te hertrouwen, op straffe van confiscatie van helft goederen Tegen bevolkingsdaling. o Imperial Overstretch: rijken gaat tot over grenzen van beheersbaarheid. Ook zo in het Romeinse Rijk: beveiliging van grenzen leidt tot zware last. Eigen productiesysteem opzetten ontregelt de markt, vereist veel meer ambtenaren en dwangmaatregelen, waardoor draagvlak wegzakt.

Ruralisering Stedelijke samenleving, goede verbindingen in Romeinse Rijk: vervallen in 4e en 5e eeuw. o Muntcirculatie verschrompelt tot bronsgeld dat weinig meer circuleert. o Legereenheden bevoorraden zich met belasting uit onmiddellijke omgeving. o Handel en consumptie vielen weg. e 4 tot 6e eeuw: sterke bevolkingsdaling o 40-50 mln in 2e eeuw in West-Europa, niet meer dan 30 mln in 5e eeuw. o Behoefte aan handelsverkeer neemt af, net als veiligheid en rijkdom van elites die van staat leven. o Stedelijke markt valt weg. Tijdens keizertijd: 10-20% van bevolking leeft in stad. 3000-10.000 inwoners, soms 50.000. Rome is uitzondering. In 5e eeuw: alleen skelet van stad blijft over. Vooral bestuurders. Landbouwproductie valt sterk terug, en oppervlakte bebouwde areaal o Latifundia gaan zwaartepunt vormen in 5e eeuw. o Senatorenstand had speciale fiscale voordelen bedongen. Immuniteiten: staatsmacht kon er niet optreden. o Afhankelijke boeren waren tegelijkertijd verdedigers: militaire allures, werden versterkingen. o Boeren gaan zich ook onder bescherming stellen van grootgrondbezitter

Middeleeuwen

pagina 7/43

Precaria: boer staat grond af, betaalt erkenningscijns aan machtige heer en behoudt gebruiksrecht. Domeinheer neemt kleine boer dan in bescherming tegen belastinginners, rovers, bendes. Colonus was gebonden aan grond, en moest hem vaste leveringen/diensten doen. o Grootgrondbezitters usurperen dus staatsmacht en bouwen positie uit. Patronage over zwakkeren: die moesten eigendommen en vrijheid afstaan. Economische en sociale verhoudingen die kenmerkend zijn voor vroege middeleeuwen. o Agrarische samenleving met immune domeinen. o Fragmentatie van macht over grootgrondbezitters o Vrije boeren onder druk van inlijving voor onvrije arbeid. o Steden worden kleine dienstencentra, weinig handelsverkeer, alleen luxe. o Weinig producten te verhandelen omdat nauwelijks geld in omloop is. Fysieke dwang en dreiging ermee leiden tot winsten voor grootgrondbezitters.

Het Oost-Romeinse Rijk Byzantium is door Constantijn in 330 tot residentie uitgebouwd. o Strategisch op twee continenten. o Oosten had meer economisch gewicht. o Keizer wil afstand nemen van hardnekkige Italiaanse senatorenstand Wilde maar niet christelijk worden. Byzantium (Constantinopel) moet allure van Rome krijgen o Monumentale (christelijke) gebouwen, maar ook Romeinse voorzieningen (badhuizen, fora, theaters, renbanen). o Hart direct aan Bosporus, met keizerlijk paleis, paardenrenbaan, Hagia Sofia (heilig wijsheid (van de Heilige Geest)), Silention (regeringsgebouw), forum van Constantijn. o Constantinopel groeit uit tot metropool van half miljoen mensen: blijft grootste stad in Europa in de Middeleeuwen.

Justinianus Na 476 maken Oost-Romeinse keizers aanspraak op renovatio imperii vanuit Byzantium o Justinanus geeft hier vorm aan. Vier pijlers: Herovering van verloren gegane gebieden. Zuivering en codificatie van Romeins Recht. Economie en politiek gericht op militair apparaat. Vestiging van de eenheid van Godsdienst. o In begin heel succesvol, maar liep rond 550 spaak. Justianus pakt heroveringsoorlogen verstandig aan: o Vrede met Perzen om tweefrontenoorlog te voorkomen.

Middeleeuwen

pagina 8/43

Valt dan de Vandalen in Noord-Afrika aan. Succesvol, maar kort (tot opmars van Moslims rond 647) o Ook voet aan de grond in Spanje, maar verkijkt zich op Ostrogoten in Itali. Begint inval in 535: diep ellendige oorlogen in Itali Ostrogoten halen Sjah van Perzi over om Byzantijnen aan te vallen. Langobarden doen territoriale winst van Justinianus teniet. o Byzantijnen houden in Itali alleen Rome en Ravenna Ravenna wordt zeten Byzantijnse gouverneur (exarch), pas in midden 8e eeuw door Langobarden verdreven. Vanuit langer perspectief: militaire verovering van westen door Justinianus is mislukking. Tweede pijler was duurzamer: o volk van Rome is niet langer gerepresenteerd door Senaat, maar keizer is enige bron van recht en wet. Op den duur: Goddelijk mandaat. o Corpus iuris civilis: deugdzaam keizer, maar ook verbond met fundament van Romeinse macht. Is moeilijk, want steeds minder mensen spraken en schreven Latijn. Rechters en juristen moeten zich lang behelpen met Griekse extracten. 9e eeuw: min of meer complete Griekse vertaling. Vierde pijler appelleert ook aan Romeinse traditie van verwevenheid van staat en religie. o Keizer is ook religieus leider: taak van keizer om kerk te leiden beschermen tegen vijanden van buitenaf en binnenuit: o Oorlog tegen Vandalen = oorlog tegen Ketters, want Vandalen waren Ariaans. o Justinianus vecht ook tegen de monofysieten, die aanhang haden in Syri en Egypte. o Primaat over kerk: Hagia Sofia, naast keizerlijk paleis gelegen, wordt uitgebouwd tot grootste kerk van Christenheid. Ambities van Justinanus waren erg duur: belastingdruk was erg hoog o 541: Eerste builenpestepidemie. o Perzen dringen zich opnieuw op o Barbaarse invasies vanuit Oekrane: Avaren, Bulgaren. Slaven worden schatplichtig gemaakt aan invallers. Slaven gaan naar Griekenland en Balkan, vestigen zich er permanent. o Langobarden en Visigoten veroveren Byzantijnse gebieden in Noord-Itali Veranderingen aan einde bewind Justinianus o Keizer wordt minder vereerd, maar nu wordt God zelf vereerd. o Iconen en relieken worden gebruikt als manier van verering. o Keizers gaan zichzelf laten afbeelden op iconen en sturen ze rond aan hoge bestuursambtenaren om ze op te hangen in ceremonile ruimte o

Implosie en consolidatie Byzantijnen hebben wisselend succes.

Middeleeuwen

pagina 9/43

o

o

o

o

o

Herakleios (610-641) is tragisch. Smadelijke nederlaag tegen Arabieren: Syri en Palestina gaan voorgoed verloren. Kort na dood Herakleios gaat Egypte ook verloren. e 7 eeuw: Byzantijnse economie vertoont contractieverschijnselen Kleine stad (meest vitale karakter laatantieke economie en samenleving) is ontwricht geraakt. Sociaal-cultureel: Oost-Romeinse Rijk vergriekst steeds meer Steeds meer apart van Westerse christenheid. Herakleios en Constans II voeren belangrijke hervormingen door w.b. belastingheffing en militaire organisatie. Verantwoordelijkheid voor belastingbetaling komt bij boerengemeenschappen en leiders te liggen. Nieuwe belastingen in goudmunt: vitale monetaire schakel tussen onderdanen en soldaten kon intact blijven. Leger en bureaucratie worden ingekrompen: Leger: van 150.000 naar 80.000 (7 mln inwoners). Bureaucratie in Constantinopel: 2500 tot 600. Leger op geheel nieuwe leest geschoeid: Vrijwillig volksleger van semi-militairen (was al zo) Aan basis: nu vier grote legercorpsen (themen) in klein-Azi o Kerngebied van Byzantijnen. e 5 theme als marinierscorps in Egesche zee. Voor Byzantijnse gebieden in Westen: nieuwe themen. Nieuwe elitecorpsen van beroepssoldaten worden gevormd: tagmata Persoonlijk aan keizer verbonden, op papier 18000 man. Slagvaardigheid van keizer vergroot, maar op den duur gingen commandanten zelf bepalen wie keizer werd. Oplossing: deels barbaren als keizerlijke lijfwacht. Keerzijde: afnemende betekenis en kwaliteit van themen. Cavaleristen willen liever naar tagmata dan naar themen: betaalde beter. 9e eeuw: boeren moeten verplicht worden op collectief ruiters voor theme-dienst uit te rusten. Vr 1000: theme-legers hebben langste tijd gehad. Alleen nieuw veroverde gebieden krijgen militaire districten, met strategen die rechtstreeks verantwoording verschuldigd zijn aan keizer. Themen nieuwe stijl zijn kleiner in omvang dan oude.

Hernieuwde expansie Kleine successen

Middeleeuwen

pagina 10/43

800: verovering van westelijk deel Peloponnesos: Slavische bevolking gedeporteerd, vervangen door Grieken. o Maar: geen gebiedsuitbreiding door buitenlandse tegenstanders en burgeroorlog. o Ook veel problemen met Bulgaarse Khans (Bulgarije bevat ook Macedoni en delen van Servi en Albani). e 9 eeuw: tij begint (in positieve zin) te keren o Sicili gaat verloren aan moslims, maar in Itali en Anatoli wordt Byzantijnse positie verbeterd. o Erfvijanden van Byzantium (moslims) verzwakken, en Byzantium wordt stabieler. Evenwicht tussen erfelijke monarchie en inmenging in staatzaken door legertop. Militaire commandanten zijn terughoudend bij corrigeren van zwakke keizers of opvullen machtsvacua, maar tegelijkertijd vinger aan de pols houden. Wel allerlei complotten. Twee keizers in 10e eeuw: Constantijn VII en kleinzoon Basilios II o Constantijn onder regentscahp van Zo Karbonopsina (met de koolzwarte ogen) Constantijn krijgt bijnaam Porfyrogenitos (hij die in het purper geboren is). Keizerlijke kraamkamer: dus is wettige monarch. Maar moest Romanos Lekapenos als mede-keizer dulden. o Basilios: Phocas en Tzimisces (generaals) dringen zichzelf tot mede-keizer. Lekapenos, Phocas en Tzimisces zijn capabele militairen, met militaire ambities o Lekapenos voert druk op Bulgaren op (bloeide onder Khan Simeon) o Phocas lijft Cilici (zuidoosthoek Klein-Azi), Kreta, Cyprus en Armeni in, en verovert Antiochi. o Tzimisces verjaagt Russen uit Bulgarije, begint Thraci te annexeren en maakt Aleppo en Mosul tot vazalstaten.. Keerzijde: machtige generaals streven eigenbelang, onenigheid onder elkaar, leidt tot binnenlandse strubbelingen. o 976: Tzimisces gaat dood, nu 13 jaar burgeroorlog. o Uiteindelijk: Basilios II neemt touwtjes in handen. Sluit bondgenootschap met Vladimir, Russische vorst in Kiev. Grote successen van Basilios op militair gebied o Verovert Bulgarije: ongekende wreedheden, en maakt van deel Kaukasus protectoraat. o Versterkt Byzantijnse aanwezigheid in Zuid-Itali. Expansie ging gepaard met versterking van leger. o Belang ruiterij nam in Islamitische wereld en Westen toe. o Zware bewapening van ruiters, infanterie moet ruiters beschermen. o Wetgeving t.a.v. rekrutering en bekostiging Subsidiaire fiscale solidariteit (Basilios II): Grote bezitters moeten fiscale verplichtingen van kleine boeren overnemen als die in financile nood zaten. Als grond toch aan fiscus toevalt, wordt grond in tijdpacht uitgegeven in plaats van verkocht te worden. o

Middeleeuwen

pagina 11/43

Onderhoudskosten van n ruiter worden omgezet in stukken grond. Mensen moesten gezamenlijk opdraaien voor onderhoud van n ruiter. Leger bleef daardoor een publieke organisatie: geen autonoom opererende krijgsheren, zoals in het Westen. 1025: Basilios II gaat dood, Byzantium is weer een grootmacht. o Tweemaal zo groot als in 8e eeuw. o Nadelen: geofysische en etnische verscheidenheid, moeilijk te beheersen. Altijd etnisch of religieus separatisme. o Daarnaast: steeds moeilijker om te garanderen dat macht allen via hof Constantinopel wordt verdeeld. Rijke families in Klein-Azi regelen steeds meer op eigen houtje met clintle.

Hoofdstuk 3: De Volksverhuizingen Vraag: Wat zijn volkeren? Wat zijn verhuizingen?

Barbaren Mensen buiten Romeinse Rijk, oorspronkelijk iedereen die geen Grieks sprak o Mengeling van angst, bewondering en minachting. o Prudentius: verschil tussen Romeinen en barbaren = verschil tussen mensen en viervoetige beesten. o Negatieve stereotypen: Germanen waren langharig en roodblond, stonken en dronken, zochten altijd ruzie en waren onbetrouwbaar. Angstaanjagend: heel veel! o Maar ook: ontzagwekkende vechtlust. Had men graag als soldaat of lijfwacht. Scheiding tussen Romeinen en Barbaren diende ideologisch doel, weinig te maken met werkelijkheid. o Romeinse Rijk is geen gesloten wereld: barrire is vooral om grensverkeer te controleren. o Bovendien: uitbreiding Romeinse Rijk leidt tot opname grote allochtone populaties. Romeinse Rijk is smeltkroes van culturen, met grote barbaarse component. Romeinen hadden gn onmetelijke voorsprong op barbaren: alleen overwicht door grote organisatievermogen Romeinen.

De Barbaren van het Noorden Romeinen deelden barbaren in in gentes en nationes o Suggereren afstammingsgemeenschappen, maar gebaseerd op horen zeggen. Moderne literatuur: driedeling tussen Kelten, Germanen en Slaven. o Niet gebaseerd op etnografie, maar op filologisch onderzoek naar barbaarse taalrelicten o Drie taalgroepen: archeologen maken daar overhaast culturen van. Taal = identiteit = cultuur pagina 12/43

Middeleeuwen

Allerlei gebruiksvoorwerpen, wapens, sieraden, behuizingen, etc., maar ook rituelen. Maar: Groten en Friezen (beide Germanen) hadden geen besef dat ze ook maar iets met elkaar te maken hadden. Ook minder onschuldige claims: Lebensraum in WO2, etc. Wel: ze hadden allemaal een sedentair-agrarische levenswijze. o Landbouw en veeteelt, en permanente nederzetting. Dus geen nomaden. o Wel: groot verschil tussen Mediterrane en Noordelijke landbouw. Veeteelt heeft meer belang dan akkerbouw. Verbouw van gerst (en niet tarwe) staat voorop. Nuance: verschillende klimaatzones leiden tot verschillend bodemgebruik. o 5 tot 10 boerderijen of gesoleerde hoeven. Weinig te zien aan sociale verschillen. Zeggen iets over status van bezitters, niet over gelaagdheid samenleving. Wl veel slaven. Barbaren zijn ook superieure brons-, ijzer-, goud- en zilversmeden. Prachtige voorwerpen. Verschil met Romeinse Rijk: daar was het quasi-industrieel opgezet.

De Barbaren van het Oosten en het Zuiden Niet-sedentaire nomaden: steppenomaden en woestijnnomaden o Grote kudden paarden, schapen kamelen in kleine groepen o Konden bestaan bij gratie van ontmoetingen met agrarische samenlevingen voor ruil van vee tegen granen e.d. Wel altijd een bedreiging o Nomaden waren afhankelijker van landbouwers dan andersom. Nomaden hadden vaak tekorten bij levensmiddelen, wapens, etc. Leidt tot gewelddadige exploitatie van sedentaire groepen. Afpersing of plundering. Als voldoende accumulatie van rijkdommen: politieke centralisatie, nomaden worden meer of minder sedentair, gaan meer aan landbouw doen. o Ander kenmerk: ruiters zijn mobiel en sterk in martiale kunsten. Weergaloze boogschutters, gehardheid, uithoudingsvermogen. Grote onderlinge solidariteit, maar ook voedingsbodem voor cultuur van geweld. Konden ook zich razendsnel aaneensluiten tot grote confederaties die formidabele vechtmachines vormden. o West-Europa is nooit echt bedreigd geweest: te weinig ruimte. Alleen Karpatenbekken voldoet enigszins: valt samen met Hongarije. Goed voor hoeden van paarden.

Middeleeuwen

pagina 13/43

Zorgt ervoor dat nomaden aan grens van Romeinse Rijk een korte tijd hun plunder-economie in stand kunnen houden. Volksverhuizingen: eerst Hunnen en Alanen, dan Avaren, dan Bulgaren, dan Magyaren. o M.u.v. Alanen allemaal niet-Indo-Europese, Altasch-Mongoolse origine. Arabieren hebben grootste invloed op Middeleeuwse geschiedenis gehad. o Late oudheid: Kamelen- en schapenkuddes in gebied ten noorden van Arabisch schiereiland, bij Vruchtbare Halve Maan. o Komen binnen Romeinse en Perzische invloedssfeer. o Contacten met hoogontwikkelde agrarische gemeenschappen. o Ook in Oasen was sedentaire landbouw: soms marktplaatsen met stedelijke allure. Gespecialiseerde handwerkslieden en handelaren hadden er thuisbases. Dus: samenleving met aanzienlijke complexiteit.

De Volkeren van de Volksverhuizingen Literatuur: Barbaarse groepen zijn stammen of volkeren. o Losse vertaling van nationes, gentes, populi, ethnoi. o Niet helemaal duidelijk wat het betekent. o Groepen waren geen stammen in antropologische betekenis van het woord: verwijst naar bepaald stadium van politieke organisatie. Geldt niet voor meeste barbaarse groepen, waren dus geen stammen. Volkeren dan? Twee betekenissen: etnische groep en natie o Etnische groep = duurzame gemeenschap die zich, los van enig staatkundig verband, duidelijk onderscheidt door eigen cultuur. Ook eigen bewustzijn is essentieel. Eigen naam (ethnoniem) en besef van gemeenschappelijke herkomst, gedeeld verleden, te delen lotsbestemming. o Natie: etnische groep die politiek invulling heeft gegeven aan identiteit, f staatkundig verband dat zich bewust voordoet als etnische groep. Echter, tal van haken en ogen: o Etnische groepen alleen grijpbaar als er materile overblijfselen zijn (objecten, teksten, taalrelicten). Typische haardracht kan ook sociaal of politiek statement zijn. o Meeste etnische kenmerken zijn van buitenaf toegeschreven: geen kijk van binnenuit o Bijzondere omstandigheden kunnen dynamiek van etnische groepen sterk vergroten, en etnische sentimenten politiseren. Etnische groepen sluiten zich met bijzondere oogmerken aaneen tot multi-etnische verbanden. Kunnen uitgroeien tot echte nieuwe volkeren, gent op dominante groep binnen confederatie.

Middeleeuwen

pagina 14/43

Dat suggereert weer een traditiedragende kern gedurende lange tijd bewust wordt bestendigd. Schoolvoorbeeld van deze ethnogenese: Tervingische Goten verlaten gebied op Krim en beneden-Donau rond 375, worden toegelaten tot Romeinse Rijk, en na eeuwen van omzwervingen stichten ze een koninkrijk bij Toulouse. Veranderen voortdurend van etnische samenstelling maar blijven zich Goten noemen. Uiteindelijk: Visigoten: dappere Goten. Ostrogoten bouwen traditie rond koningsgeslacht van Amalen. In eerste jaren na machtsovername door barbaren kan etnische onderscheiding bepalen wie mee mag doen met nieuw verworven positie. Maar etnische segregatie houdt nergens lang stand.

VerhuizingenAchtergronden: Push- en Pull-factoren Laat-antieke auteurs: woeste golven van niets-ontziende Goten, Vandalen, Hunnen beuken op grenzen en overspoelen rijk. o Periode 400-600 wordt negatief opgevat, en handhaaft zich. Effect nog versterkt door kaartjes van bewegingen van barbaren. Echter, drie typen bewegingen. o Grootscheepse invallen van Barbaarse confederaties. o Geleidelijke infiltratie van grensgebieden door boeren-kolonisten o Allerlei meng- en overgangsvormen. Gemene deler is altijd inschakeling van barbaarse huurlingenlegers bij grensverdediging. Van drie bewegingen zijn altijd precedenten te vinden in eerdere geschiedenis, vooral in 3e eeuw. Volksverhuizingen hadden toen ook kunnen beginnen, maar bestuurlijk establishment wilde barbaren niet toelaten. o Herstel van keizerlijk gezag werkt later de barbaren weer naar buiten. Verschillende push- en pullfactoren Barbarisering van leger neemt verder toe. Twee factoren: o Eerste factor: Late keizertijd: Geen complete legioenen meer aan grenzen, maar lichtbewapende grenstroepen (limitanei, ripenses) en mobiele interventielegers (comitates, in grote garnizoensplaatsen). Voordeel: actieradius van hoofdmachtlegers neemt toe. Nadeel: kleine groepen kunnen makkelijker grens oversteken. Proberen op te lossen door menselijke bufferzones van barbaren. Die moesten streek ook verdedigen. Tot midden 4e eeuw: op kleine schaal. Daarna: steeds meer verdragen met formeel onderworpen groepen: foedera. In 340 met Salische Franken, die zich Betuwe gaan vestigen, maar eigenlijk Brabant en Vlaanderen koloniseren. pagina 15/43

Middeleeuwen

Volgend stadium: foedus ging gewoon huurlingencontract betekenen. o Geen formele onderwerping meer, en ook geen betrekking meer op grensverdediging. Foedera-nieuwe-stijl hadden bovendien recht op vergoeding. Aanvoerders van huurlingenlegers willen hoge Romeinse rang verkrijgen om uitkering vergoeding veilig te stellen. o Childerik (vader van Clovis) was rex, maar ook magister (generaal)

Tweede factor: Diocletianus voert legioensterkten op, gebrek aan autochtone mankracht door snelle toename van allochtone soldaten in reguliere legioenen. Dus: barbaren dringen door in top Romeinse commandostructuur. Na Theodosius hadden barbaren vaak macht in handen. Ook in oosten: Aspar tussen 431 en 471. In oosten had men grotere hekel aan barbaren dan in westen. Synesius van Cyrene: dwaasheid om wolven als waakhonden te gebruiken. Keizer Arcadius was een kwal zonder ruggegraat. Zat wel wat in: barbaarse leiders waren moeilijk in toom te houden. o Historici zijn het niet eens over waardering van politiek om barbaren in te zetten. Was vaak slim, maar verkwanselde ook belangen van Rome. Belangrijkste push-factor: verschil in economische potentie en rijkdom en welvaart tussen Romeinse Rijk en Noord- en midden-Europa. o Ongelijke verdeling rijkdom = sociale tegenstellingen, soms gewelddadige concurrentie tussen barbaarse confederaties. Soms aristocratische privlegers o Romeinen profiteren, voeren verdeel-en-heersdiplomatie door wisselende bondgenootschappen. o Onrust aan dichtstbevolkte delen van limes wordt steeds verder opgevoerd. o Hergroepering van confederaties, verhoging van migratiedruk en gewelddadige invallen. o Thorsbjerg (Denemarken): enorm veel speren en zwaarden gevonden. Laat toenemende militarisering van boerensamenleving zien. o

Chronologie Hunnen luiden begin van volksverhuizingen in: o Jagen grote groep Goten op de vlucht, die in 376 toestemming krijgen om Donau over te steken. Romeinen kunnen vluchtelingen niet op menswaardige manier ontvangen. o Goten komen in opstand en hakken Valens bij Adrianopel in de pan (378) o Goten worden foederati en mogen in Servi wonen, maar zijn niet tevreden. 390: nieuwe leider Alarik brengt ze opnieuw in beweging Plundert in 410 Rome. Overlijdt vervolgens.

Middeleeuwen

pagina 16/43

Opvolger gaat uit Itali weg, naar Galli. In Galli was Chaos: oudejaarsavond 406 was confederatie van Vandalen, Sueben en Alanen de Rijn overgestoken. o Eind 409: grote groep trekt over de Pyreneen. o Commandant van Romeinse troepen in Brittanni grijpt in Galli de macht. Had Honorius de Goten misschien naar Galli gedirigeerd, hiervoor? o 418: nieuw foederati-contract: Goten krijgen Aquitani. Koninkrijk met hoofdplaats Toulouse. o Visigoten breiden zich uit over Galli en Iberi. Gallische legioenen hadden Spanje verlaten: machtsvacum. o Strijd tussen Vandalen, Sueben, Visigoten. o 429: 80.000 Vandalen steken over naar Afrika, en worden heer en meester in NoordAfrika, met als hoofdstad Carthago. o Epische tochten Bourgondirs o Misschien foederati. Werden als bedreiging beschouwd, ander foederati op afgestuurd. o Confrontatie tussen Bourgondirs en Hunnen levert Nibelungenlied (opgeschreven rond 1200) op. o 440: Aetius geeft Bourgondirs toestemming om in midden-Rhnegebied en bij Meer van Genve te vestigen. Krijgen Zwitserland in macht, en worden in 534 veroverd door Franken. Alemannen: schuiven geleidelijk op, met boerenkolonisatie o Uiteindelijk: bewoners boven-Rijngebied, Noord-Zwitserland, Oostenrijk. Noord-Duitse en Zuid-Scandinavische barbaren in Engeland: midden tussen tocht en kolonisatie. o Echte vestiging in 5e eeuw (Romeinse troepen trekken terug, Angelen, Saksen, Juten, Friezen mogen de boel verdedigen tegen o.a. Picten). Nieuwe fase vanaf 476: geen aparte keizer meer voor Westelijke rijksdeel o Oost-Romeinen willen ongedeelde Romeinse Rijk herstellen. o Zeno haalt Theoderik (Ostrogoten) over om Itali (Odovakar) te gaan veroveren. o Theoderik slaagt erin, vestigt langdurig bewind over Itali en omstreken. o 535: Gotische Oorlogen van Oost-Romeinen tegen Ostrogoten Oost-Romeinen vonde Ostrogoten te sterk worden. 568: Langobarden vallen binnen in Itali, achtergronden nogal mysterieus, heeft te maken met verschijning van Avaren in Karpatenbekken. Langobarden sluiten niet-aanvalsverdrag met Avaren, gaan dan Gepiden bevechten, winnen, en trekken door naar Itali. Langobarden veroveren drie gebieden: Friuli, Povlakte (Lombardije, met Pavia als residentie), Apennijnen (Spoleto, Benevento). Laatste fase volksverhuizingen begint rond 570: Slavische groepen uit beneden-Donau vallen Balkan en Griekenland binnen. o Van plundertocht naar steeds meer agressieve kolonisatie.

Middeleeuwen

pagina 17/43

o o o

Byzantijnen hadden Donaugrens verwaarloosd, hadden oorlog met Perzen. Keizers legden zich bij situatie neer, gingen Slaven kerstenen. Later: Byzantijnen worden stuk agressiever: onderwerpingsoorlogen.

Het karakter van de Barbaarse vestiging Loopt sterk uiteen, maar wel overal kleine minderheden. o Gingen vooral in centrumplaatsen zitten om autochtone grondbezitters te terroriseren. Bijv. in Noord-Afrika, bij Vandalen. Ostrogotisch Itali: belastingstelsel is intact: belastinguitkeringen in natura. o Maar vroeg of laat: Landnahme. In andere gebieden: van begin af aan kolonisatie o Ook niet al te veel: Noorden van Galli bestond in eerste helft 6e eeuw voor 10% uit Franken. Zuiden hooguit 2%.

Elementen van politieke organisatie: Chiefdoms, Gefolgschaften, Koningschap Wat waren de noordelijke barbaren? o Geen stammen, minstens n sport hoger op ladder politieke organisatie. o Chiefdoms: lokale elites moeten machtspositie met geweld handhaven. Gewapende volgelingen en bondgenoten aan zich binden in ruil voor materile gunsten. Moeten dus oorlogsbuit of agrarische overschotten zien te krijgen en omzetten in prestigegoederen voor volgelingen. Maatschappelijke ongelijkheid is religieus gesanctioneerd. o Gefolgschaft: relatie tussen leider en volgelingen. Niet hetzelfde als clientela Chiefs rekruiteren volgelingen op basis van fysieke kracht en wapenbeheersing 357: Aleman Chnodomarius valt van paard, volgelingen geven zich over. Dus nog niet meteen vechtmachines van formaat. In Westen vormen barbaarse overheersers koninkrijken o Koning: Iets dat ze altijd hadden, of Romeinse constructie? M.u.v. Goten is voor het laatste het meest te zeggen. o Leiders willen Romeinen imiteren. Romeinse erkenning = legitimering macht. Soms zelfs huwelijken. o Theoderik en Clovis vonden dat ze deel uitmaakten van Romeinse orde. Theoderik: zijn koninkrijk is res publica Romana. Collega-vorsten zijn barbaren. Clovis hult zich in pruper, Recceswinth (Visigoten in Spanje) imiteert Justinianus. Romeinen houden Barbaren te vriend met eervolle titels (patricius) of hoge militaire rangen, of glansrijk voorgeslacht. o Franken zouden Trojanen geweest zijn; onderdeel Romeinse diplomatie. o Ook meteen christelijk patina: Koningen = herders van volk. o Koning moet volk behoeden voor zonden. Vorst = princeps religiosus pagina 18/43

Middeleeuwen

Twee tendensen bij koningschap: erfopvolging en dynastievorming, of electie door belangrijke aristocraten. o Vaak mengvorm. Verschillende voorkeuren, maar niet onveranderlijk. Visigoten: electorale principe Angelen, Saksen, Franken, Langobarden: erfopvolging. Maar ook dan: instemming van betrokkenen. Koninkrijk is in principe niet deelbaar, maar wel gedeeld koningschap o Leidde niet tot opdeling territorium. Merovingen zijn uitzondering. o Visigoten niet: maken onderscheid tussen publiek bezit en privaat vermogen.

De Barbaarse Koninkrijken 500: overal koninkrijken. Visigoten zijn meest uitgestrekt. Van Loire en Rhne tot Iberi. o Moesten na nederlaag tegen Clovis Zuid-Galli afstaan. o Leovigild (militaire succes), Reccared (wordt van ariaan katholiek) o Integreren zich met Ibero-Romeinse bevolking.. o 711: Tarik steekt over vanuit Marokko en verplettert Spanjaarden. Bourgondirs, Vandalen en Ostrogoten blijven nog korter bestaan. o Bourgondirs worden door Franken veroverd. 534 o Vandalen (door Oost-Romeinen veroverd. 533) Gebied was belangrijk voor graan. Vandalen hadden grote vloot, gingen macht uitbreiden over eilanden. Grote interne zwakheid: Romeinse grootgrondbezitters gedood of verdreven, Vandalen kunnen schakel tussen primaire economie en bovenlaag (hunzelf) niet herstellen. Vandalen vormen kleine elite die zich niet bemoeide met economisch/maatschappelijk leven. o Ostrogoten Veel bekend door Variae: opgeschreven door zoon Romeinse gouverneur. Deze Cassiodorus was onder Theoderik de Grote enige malen kanselier. Theoderik wil dictatoriaal zijn, had daarom ambtenaren nodig. Theoderik verovert in ruil West-Pannoni (Sloveni) en Provence om Itali te beschermen. Na dood Theoderik stort Ostrogotische rijk snel in door Gotische Oorlogen (535552). o Langobarden Idee vroeger: woeste barbaren Is eenzijdig beeld, door tijdgenoten. Pausen zagen ze als bedreiging. Bleven ariaans. Mengden echter wel degelijk met Italiaanse bevolking (Garibald = Langobardische naam). Arianisme geen groot struikelblok. Gebruiken ook Romeins recht om rechtszekerheid te vergroten. pagina 19/43

Middeleeuwen

Hielden stedelijke samenleving in stand zonder dat ze zelf een stedelijke achtergrond hadden. Besturen vanuit oude steden. In grotere steden: hertog, en in Friuli en Lombardije met gastalden Noodzakelijk: hertogen mochten helft van publieke inkomsten houden. Gevolg: erfelijkheid, zelfstandigheid van Hertog. Franken (regnum Francorum) komt snel op: o 500: nog niet veel. Paar koningen, waaronder Clovis, zoon van Childerik in Doornik 481: Childerik gaat dood, Clovis breidt macht uit in Galli o 507: Visigoten worden verslagen door Clovis. Krijgt Aquitani erbij. Vervolgens: Rijnland veroveren (Ripuarische Franken). o Opvolgers van Clovis annexeren Bourgondirs. o Enkele satellietstaatjes: Alemannen, Bavarii, Thuringi. Autochtone, maar goedgezinde hertog of gouverneur wordt aangesteld. Moeten tribuut betalen. o In andere gebieden: afwisselend Frankisch gezag en autonomie. Agilolfingen: gaan zich steeds meer met Beiers onafhankelijkheidsstreven identificeren. Worden quasi-koninklijk. o Tweeslachtige houding ten opzichte van volken in oosten (Saksen, Westfalen) Enerzijds bedreiging, anderzijds menselijke buffer tegen Slavische Wenden, of menselijk reservoir voor Oost-Frankische legers. Groot-Brittanni: 500: diffuus beeld. o Angelen en Saksen zijn foederati, en vestigen zich er permanend. o Vermengen zich met Romano-Britse bevolking, leggen wel taal op. o Maar: Wales en Schotland: eigen taal blijft behouden. o In Engeland: koninkrijkjes of chiefdoms die elkaar beoorlogen. Op den duur: 7 eenheden (Essex, Sussex, Wessex, Kent, East Anglia, Mercia, Northumbria). Mercia wordt belangrijkst: bekendste koning is Offa Nieuwe munten, gewoonterechtelijke wetten (dooms), en aarden wal tussen Mercia en Wales (Offas Dyke). Contacten met Franken. Beowulf krijgt onder Offa, maar gaat over 6e eeuw.

Segregatie of integratie? Vroeger idee: barbaren sluiten zich af van autochtone bevolking o Verbieden gemengde huwelijken. o Doorvoeren van beginsel van rechtspersonaliteit o Door arianisme aan te hangen. Laatste tijd: ernstige twijfel aan mogelijkheden in wil o Theoderik scheidt onderdanen en Romani en Goti.

Middeleeuwen

pagina 20/43

o Kreeg functioneel karakter: Romani = burgers, Goti = militairen. o Etnische en religieuze achtergrond speelt geen rol meer. Rechtspersonaliteit = etnische groep wordt volgens eigen recht behandeld o In praktijk: barbaren voeren het niet doelbewust door, maar moeten het tolereren omdat rechtzoekenden hun eigen tradities gebruiken. o Ene systeem staat niet boven het andere. Gemengde huwelijken: o Alleen in Visigotisch Spanje scherpe scheiding tussen Arianen en Katholieken tot 589. Franken: speelt na Clovis geen rol meer. Langobarden maakten geen punt van. o Alleen in korte tijd na machtsovername segregatie, om beloning van krijgers te garanderen. o Politisering van etniciteit tijdens Gotische Oorlogen, maar reikt niet diep. Veel bewijzen van integratie: o Barbaren en autochtonen zijn snel na komst archeologisch moeilijk uit elkaar te houden. o Daarnaast: barbaren geven vaak vrij snel hun eigen taal op. Mengzones in Alpengebied.

Proto-Natievorming Integratie leidt tot nieuw besef van bovenlokale saamhorigheid: n volk o Gepolitiseerd (nauw verbonden met koningschap): proto-natievorming o Spanje: rex, gens et patria Gothorum. o Julianus, bisschop van Toledo: Visigotisch koning Wamba slaat opstand in Galli neer: Spanjaarden zijn diep vijandig tegenover Gallirs. o Ook: Burgundi, Franci, Angli zijn natie, uitverkoren volk of ras. o Echter: proto: wel grote mate van autonomie voor gebieden Ook allerlei middelpuntvliedende krachten: bij weinig onderdrukking en overheersing, bleven oude tradities in stand. o Roemeni: Romaanse taal blijft bestaan.

De Arabische veroveringen Mohammed: levensverhaal kan niet gecontroleerd worden. o Mohammed krijg visioenen: hij moet Allahs profeet worden o 622: Mohammed gaat naar Medina. Enorm snelle expansie van Islamieten o Noorden/oosten Arabisch Schiereiland. o 637: Byzantijnen en Perzen worden bij Yarmoek en al-Qaddisya verslagen. o Byzantijnen worden vervolgens uit Egypte verdreven Uitgestrekt rijk, van Spanje tot Samarkand en Indus o 660: centrum naar Damascus: zetel van Umayyaden o Arabische cultuur ondergaat sterke Perzische en Syrische invloeden. Enkele problemen voor Arabieren o Arabieren waren minderheid, gingen zich als heersende bovenlaag vestigen.

Middeleeuwen

pagina 21/43

Arabieren willen etnisch zuiver blijven. Arabisch wordt dominante cultuurtaal Ook door verbod om Koran in niet-Arabisch te reciteren. Arabieren staken bestuurlijk veel op van Byzantijnen en Perzen. Arabische soldaten krijgen uitkering uit belastingen van onderworpen bevolking o Afhankelijk van nabijheid tot Profeet, en door aandeel in campagne. o Op den dur: spanningen tussen Arabieren en niet-Arabieren. Arabieren hoefden geen belasting te betalen, wel sadaqa (aalmoes) Verschil moslims en niet-moslims maakt niet uit. o Begin 8e eeuw: geen verschil meer tussen autochtone en allochtone moslims Bevordert bekering tot Islam. o Arabieren blijven echter meesters, leidt tot spanningen en opstanden. Abu-Abbas al-Saffah maakt er gebruik van en komt in 749 in opstand. o Noordoost-Iran: kalifaat van de Abassieden. o Laat Bagdad bouwen, zou een van de grootste steden van de wereld worden. o Abassieden: Rigoureuze centralisatiepolitiek, verdere bureaucratisering. Hing samen met steun van Iranirs. Echter: na begin 9e eeuw gaat het fout: burgeroorlogen Sawad (zuidelijk deel Mesopotami) gaat economisch achteruit. Poging tot hervorming o Al-Mutasim gaat met privlegers experimenteren (slaven uit grensgebieden) Begin van lange traditie in Arabisch wereld met onvrije elitecorpsen. Belang van cavalerie steeg: Turkse en Berberse nomaden zijn gewild. 10e eeuw: mamlukken (slaven): onvrije krijgers te paard worden ingedeeld onder commandanten. Schiep sterk esprit-de-corps, met vaak homoseksuele relaties. o Uitgifte van iqta: contracten waarbij staatsinkomsten binnen een gebied voor beperkte periode aan bepaald hooggeplaatst persoon worden verleend, die civiel en militair bestuur waarneemt. Iqta-houder moest dan troepen betalen als hij militair commando had. Overeenkomst met feodo-vazallitische verhoudingen in Europa, maar meer verschillen: element van manschap ontbrak. Kalief van Bagdad blijft niet veel van over o Amir al-umara (leider der leiders) is militaire oppercommandant. o Tweede helft van 10e eeuw: Buyiden uit Iran monopoliseren dit ambt. o Bevorderen ook sjiitische traditie van Islam: shia wordt echte geloofsrichting. o Religieuze tegenstellingen in Irak worden verscherpt, kaliefen kiezen partij voor Soennieten. Arabische rijk verbrokkelt. o 750: Laatste der Umayyaden gaat naar Spanje en blijft aan de macht daar. o 10e eeuw: allerlei vorstendommetjes weken zich los van Bagdad. o Niet langer Arabische wereld, maar islamitische wereld: islam = bindmiddel. Armenen en Koerden vangen klappen van Byzantijnse agressie en Turkse nomaden op. o

Middeleeuwen

pagina 22/43

Ook nieuwe kernen: Fatimieden: o Ismaili-sjiieten: roept zich uit tot Imam, en wijkt uit naar Ifriqya (Tunesi) o Grijpen met hulp van Kutama-Berbers de macht en vergroten die door aanvallen op Maghreb en Egypte. o 969: al-Qahira (de victorieuze) wordt gesticht in Egypte. Spanjaarden hadden hetzelfde gedaan: nu drie kaliefen. Fatimiden blijven tot midden 11e eeuw overeind o Ondanks psychopaat al-Hakim. Plundert in 1009 Jeruzalem. o Kracht in feit dat opvolging nooit een probleem is ze zich tolerant opstelden w.b. religie (niet opdringen sjiitische religie) Egypte welvarend was: Caro werd belangrijke transitomarkt, tussen India/Afrika en Middellandse-Zeegebied. Caro (niet Bagdad) is centrum Islamitische wereld.

Hoofdstuk 4: Christendom en Islam: De Vestiging van Twee Wereldreligies De Christelijke Kerk in de overgang van Oudheid naar de Middeleeuwen. Oudheid: grote religieuze gisting o Mensen keren zich af van polythesme, zoeken n goddelijke kracht. Neoplatonisme, mystieke sekten met humane godheid. o Individuele redding is populair: zo ook het Christendom Is niet uniek qua geloof, wel wat betreft ethiek. Onbaatzuchtige naastenliefde (caritas) voor zwakkeren. Katholiek (=universeel): voor iedereen open. In begin: christendom is niet toleranter tegen vrouwen en slaven dan andere culten. Later: men keek met bewondering naar hechte solidariteit. Versterking van Christendom. o Jodendom heeft ook universele pretenties Christendom behaalt overwinning door toe-eigenen Tanach In Grieks: Septuagint, nu: Oude Testament. Daarbij: 4 evangelin + brieven en Openbaring: Nieuwe Testament. Joden worden steeds meer gedwarsboomd door Romeinen na 311 o Niet meer met Christenen trouwen, geen christelijke slaven meer. o Vroege Middeleeuwen: door repressieve tolerantie niet mr antisemitisme Joden zouden uiteindelijk weer goede kant kiezen. o Sporadisch vervolgingen, maar in Karolingische Rijk tuitio (beschermvoogdij van koning) Constantijn bekeert zich in 312, maar wedt op twee paarden.

Middeleeuwen

pagina 23/43

o Ene kant: Kerk begunstigen, andere kant: zich associren met oude staatsgodsdienst. o Constantijn blijft tot sterfbed katechumen: christen-in-voorbereiding Theodosius laat Christendom tot staatsgodsdienst verheffen. o 4e eeuw: aantal Christenen neemt toe van 10-25% tot 50%. o Schaduwzijde: Christendom wordt agressieve, triomfalistische beweging. Groeiende intolerantie tegen andersgelovigen. Massale weerstand tegen Christendom blijft bestaan. Christenen gaan heidense heiligdommen vernielen. Hypatia wordt gestenigd vanwege neoplatoonse opvattingen. Uiteindelijk: bevoordeling christenen, uitsluiting niet-christenen, vervolging nietchristenen. Meer institutionalisering: leidende rol Paus en Keizer, groeiende rijkdom van de kerk en strakke organisatie.

De verhouding tussen Keizer en Paus Hoogste gezagsdrager is alleen aan God verantwoording verschuldigd: theocratisch. o Caesaropapistische opvatting: hoogste wereldlijke machthebber = hoofd van kerk o Hirocratische opvatting: hoogste geestelijke autoriteit heeft universeel gezagsprimaat. o Dualisme: tussenoplossing: wereldlijke macht en geestelijk gezag gescheiden sferen. Constantijn, Theodosius en opvolgers zijn leiders van Christelijke kerk o Kerk beschermen, ook toezicht houden op geloofsleer. Donatisten worden in Arles veroordeeld. o Ook Barbaarse koningen zijn rex et sacerdos en mediator cleri et plebis. Pausen nemen voortouw in bestrijden caesaropapisme: Gelasius I: tweezwaardenleer o Dualisme: scheiding der machten + geestelijk gezag in laatste instantie superieur aan wereldlijke macht (bij Laatste Oordeel) o Uiteindelijk in Westen: titanenstrijd tussen Duitse keizer en paus. Constantinopel verlies in begin 8e eeuw controle over Rome en omgeving, en ook grip op Paus. Drie kwesties accentueren verwijdering tussen Paus en Keizer o Byzantijnen tasten bezit van Kerk van Rome in Zuid-Itali en Sicili aan. o Keizers houden vast aan ketters iconoclasme. o Keizer kan Kerk van Rome niet tegen Langobarden beschermen. Nieuwe bondgenoot en protector voor Paus: Franken o Paus Zacharias erkent hofmeier Pippijn de Korte als rechtmatige opvolger Merovingers. o Pippijn intervenieert in Itali ten gunste van paus. o Franken erkennen Res Publica Sancti Petri: pauselijke staat Vaag omschreven conglomeraat van gebied rond Rome en Ravenna. Twee schismas: Fotios (866/67) en Michail Kairularios (1054) o Pogingen om kerken van Oost en West weer bij elkaar te brengen hebben in 1450 bijna succes, maar 3 jaar later valt Constantinopel.

Middeleeuwen

pagina 24/43

Materile rijkdom, accumulatie en redistributie Byzantijnse Rijk: Kerk is rijker dan de staat. o Vermogens van pagane heiligdommen gaan over naar Kerk o Keizers en rijken geven geld aan Kerk om naar hiernamaals te kunnen. o Kerk neemt sleutelpositie in in maatschappelijke weldadigheid Diaconien in Rome, Ravenna en Napels: welzijnscentra. o Gn centrale kas: rijkdom bij afzonderlijke instellingen. Vergroting vermogen vanuit twee richtingen o Aristocratie: voor kerken, relieken, priester, abt, abdis: eigen-kerksysteem Ook ambten door aristocraten bekleed: Adelskirche. Waarom? Zielenheil, prestige en inkomsten. Mogelijkheid om familiegoed in ongedeelde staat te parkeren o Middengroep van vrije boeren. Tienden: belasting op agrarische producten. Aansporingen in 6e eeuw, maar algemeen in 9e en 10e eeuw. Specifiekere bestemming deel voor bisschop, voor geestelijken, armen, kerk. Leidt tot verzet, van boeren en geestelijken. Alun van York (geestelijke, adviseur Karel de Grote, rond 800): beter om tiende te verzaken dan om geloof te verliezen. Boeren hadden het al zwaar, en tienden kwamen niet bij groepen voor wie ze bedoeld waren: adel eigent zich de tienden vaak toe.

Kerkelijke OrganisatieDe geestelijkheid en haar taken Katholieke kerk is goed georganiseerd i.t.t. openbaar bestuur in Vroege Middeleeuwen. o Professionele clerus: kudde van gelovigen leiden naar zielenheil 8 wijdingsgraden, vier lagere, vier hogere (subdiaken, diaken, priester, bisschop) Alle bisschop leergezag, alleen bisschoppen en priesters sacramenten. o Geestelijke kreeg eerst tonsuur, dan aspirant-status, onder gezag bisschop. o Dan: twee privileges: Privilegium fori: Geestelijken onttrekken zich aan wereldlijke rechtbank Privilegium immunitatis: vrijstelling van publieke fiscale, militaire verplichting. Gaan terug op 4e eeuw, maar in 12e eeuw nauwkeurig omschreven. o Toedienen van sacramenten: door Christus ingestelde tekenen (signa) van persoonlijke band God en Gelovige. 12e eeuw: sacramentele band is Gods genade. 7 sacramenten: Eucharistie, doop en biecht belangrijkste. Eucharistie: heilige mis herdenking van Laatste Avondmaal

Middeleeuwen

pagina 25/43

o Utilitair karakter: om gunst af te smeken. Doop: sacrament van initiatie: volwaardig lid van christelijke gemeenschap o Wedergeboorte: doop wast mens schoon van erfzonde. o Alleen door strenge boetedoening kan zonde na doop goedgemaakt worden: mensen laten zich pas op sterfbed dopen. o In Vroege Middeleeuwen: omdraaiing redenering: zuigelingen worden gedoopt. Peten leggen geloofsbelijdenis af, om praktische redenen. Aanpassing van sacrament van boetedoening (biecht) o Schuldbelijdenis vergeving (absolutie) en boeteoplegging (penitentie) door verlener. o Aanvankelijk openbaar, later steeds vaker oorbiecht o Sinds 11e eeuw: gerichte vragen biechtvader: ook schuldinzicht en berouw. Hoger gewijde geestelijken: op hoogte van ingewikkelde rituelen en formules o Leitourgia (liturgie, dienst). o Priesters moesten ook Bijbelteksten kunnen uitleggen. Goede scholing voor hogere geestelijken was belangrijk, maar stelde niet veel voor. o Ook hogere morele eisen, maar werd pas in Karolingische tijd gebruikelijk dat priesters aan canones gingen houden. Kanunniken die samen een kapittel vormen. Verschil tussen kanunniken en monniken: geen kloostergeloften, wel individueel bezit, geen gesloten conventen. o Ook: niet door seksualiteit bezoedeld. Augustinus: celibaat voor alle geestelijken. Oost-Romeinse Rijk: alleen celibaat voor bisschoppen, gehuwde mannen mochten bisschop worden. Westen: nog veel losser. Uiteindelijk celibaat wel regel in westen, niet in oosten.

De kerkelijke hirarchie: episcopaat en diocees Bisschoppen zijn spil van kerkelijke organisatie: o Parochie (valt samen met civitas in late Oudheid = kern + omliggende land) o Dus: in Mediterrane gebied veel meer bisdommen dan in noorden. o 343: alleen belangrijke plaatsen mogen bisschopszetel hebben. Bisschoppen hadden in overgang van Oudheid naar Middeleeuwen twee sleutelfuncties o Christelijke kerk vertegenwoordigen op regionaal niveau o Belangrijke inbreng in wereldlijk bestuur: Vijf belangrijke taken o Juiste geloofsopvatting bewaken, leergezag door preken. o Erop toezien dat kerkelijke regels en voorschriften correct worden toegepast. o Geestelijken wijden en superviseren. o Rechtspreken: ratione personae over geestelijke stand en ratione materiae over zaken van Ker, geloof, moraal. Lieten zich vaak vervangen door aartsdiaken. o Beheren van vermogen van bisdom, en aan liefdadigheid doen.

Middeleeuwen

pagina 26/43

Metropolitanen en aartsbisschoppen, patriarchen en Paus Bisschoppen van grote steden hebben meer status: metropolitanen o Wordt in 7e / 8e eeuw verdrongen door aartsbisschop Eerst eretitel (voor het eerst aan Aartsbisschop van Canterbury) Onder Karel de Grote: aartsbisdommen worden soort kerkprovincies. Boven de Metropolitanen waren er ook Patriarchen of aartsvaders o Rome, Constantinopel, Antiochi en Alexandri (451: + Jeruzalem) o Paus wint strijd om allerhoogste gezag, vanwege grote gezag Rome. Petrus = eerste bisschop van Rome. o Bevordering verering Graf van Petrus in Rome: gelokaliseerd op Vaticanus Grafkerkje wordt uitgebouwd tot Sint-Pieter. Lateraan was echter residentie van de paus.

Kerkelijke deelgemeenten In grote steden met druk kerkelijk leven: deelgemeenten met eigen kerk en priesters o Werden parochie genoemd. (alhoewel: parochia = oorspronkelijk bisdom) o Galli: eerste plattelandsparochies in 6e eew. o Auxerre: rond 600 36 parochies. Pas in 9e eeuw gesloten netwerk van landelijke parochies.

Kerkvergaderingen Kerk heeft heuse vergadercultuur: draagt bij aan interne eenheid o Sinds Constantijn op vaste leest geschoeid: synoden of concilies door keizers. o Alle bisschoppen van hele Rijk uitgenodigd: oecumenisch concilie (oikoumen = hele bewoonde wereld) Nicea 325: geloofsbelijdenis. Vanaf 6e eeuw: steeds vaker in Constantinopel in keizerlijk palleis (Troullos) 649: in Lateraan, bijeengeroepen door Paus 2e concilie van Nicea (787): laatste waar Oost en West bijeenkomen. Pas in 1123 weer oecumenische concilies in Westen. Barbaren zetten traditie van regionale synoden voort: koningen zelf schrijven ze uit o Vaker praktische zaken dan dogmatische kwesties. o Tussen 742: Concilium Germanicum en hervorming van 816-817 onder Lodewijk de Vrome: lijkt op permanente hervorming binnen Frankische Kerk Kloosters: moesten regel van Benedictus aannemen Seculiere geestelijkheid: moest zich aan kerkelijke regels houden. 800: leken krijgen nieuwe regels voor huwelijk en echtscheiding. o Kerkelijke hervormingen in wereldlijke capitularia (edicten) afgekondigd.

Middeleeuwen

pagina 27/43

Geloofsleer, Orthodoxie en Heterodoxie Discussies over christelijke geloofsleer o Hoe moet Bijbel worden opgevat? Philo (tijdgenoot Christus): drie niveaus : historisch, moreel, allegorisch Vroegchristelijke kerk accepteert dit. o Kerkleiders die Bijbel goed kunnen verklaren hebben bijzondere autoriteit Kerkvaders: Ambrosius, Augustinus, Hironymus (rond 400) Paus Gregorius I de Grote o Hironymus vertaalde Bijbel in Latijn: Vulgaat wordt standaardtekst van Bijbel. o Ook allerlei verslagen en besluiten van oecumenische concilies krijgen status van gezaghebbende teksten. o In hoeverre zijn de uitspraken van de Paus rechtzinnig? Niet altijd: Honorius I wordt op concilie van Constantinopel (680) veroordeeld. Paus heeft wel gezag, maar alleen in reactie op concrete kwesties. Aurelius Augustinus heeft meest diepgaande invloed op intellectuele cultuur Middeleeuwen o De civitate Dei (Over de Stad van God) en Confessiones (Bekentenissen) De civitate Dei: theologisch bewijs van superioriteit Christendom aan oude Romeinse staatgodsdienst en neoplatonisme + Christelijke heilsgeschiedenis Twee steden: civitas terrena en civitas Dei. Kerk is corpus permixtum. Dus: Stad van God is stad in wording. Discussie in kerk legde meningsverschillen bloot die eenheid van kerk bedreigen o Heresia: keuze: men moet kiezen voor dogmas en andere ideen verketteren o Al in late oudheid: veel ketterijen. Veel onderling gekrakeel, vooral in Oosten. Natuur van God is kwestie van discussie o En God, drie verschijningsvormen. Wat is de verhouding? o Monofysieten: Christus heeft n natuur, de Goddelijke o Nestorianen: Christus heeft n natuur, de Menselijke. o Later: Christus heeft twee naturen, maar n wil (thelsis). o Arianisme (naar Areios): Christus heeft Goddelijke natuur, maar is niet gelijk aan God de Vader omdat die de Zoon geschapen heeft. o Concilie van Chalcedon (451): Orthodox = heilige drie-eenheid. Drie personen, n ervan met dubbele natuur. Donatisme en Pelagianisme o Donatus: zuiverheid staat centraal, verzaking tijdens vervolging was heel, heel erg. Katholieke kerk is besmet: synagoge van Satan o Pelagius: ware kerk is spirituele elite, geen zondigheid. o Augustinus: aardse Kerk bevat koren en kaf, pas bij Laatste Oordeel wordt de boel gescheiden. o Daarnaast: Pelagius: ieder individu kiest zelf tussen Goed en Kwaad.

Middeleeuwen

pagina 28/43

Augustinus: dat gaat te ver. In dagelijks leven is ieders wil gekluisterd door zelfzucht, onmatigheid en trots. Goddelijke genade = bevrijding. Maar: wie verleent dan genade? Augustinus: Allebei! 529: absolute predestinatie = fatalis persusio. Nadien: Augustinus had het eigenlijk uiterst subtiel verwoord. Constantius II was Ariaan, Theodora monofysiet. Iconoclasme is echter grootste heterodoxie o Syri en Anatoli: mensen zien iconenverering als schending van tweede gebod. Gesterkt door succes van Islam o Van begin 8e tot midden 9e eeuw: verscheuring in Byzantijnse Rijk! 730-780: Leo de Isaurir en Constantijn V met-de-strontnaam (Kopronymos) 813-843: tweede keer. o Dan: Byzantijnen zweren iconoclasme af. o Westen: altijd onderscheid tussen afbeelding en afgebeelde. Vooral didactisch doel. Daarnaast: heterodoxie gaat samen met separatisme.

Heiligheid en heiligen Kerk heeft voor deel kracht & respect door feit dat ze vervolgd is. Martelaren vereerd: heiligen o Na erkenning Christendom: martelaren zijn symbool van overwinningen van de geest op het lichaam, maar ook van leven op de dood. o Resten worden media voor het Goddelijke + voorbeeld + wonderkrachten. o Als te weinig resten: dan heilige maar verdelen (zoals Stefanus) Ander alternatief: icoon. Wat zijn na acceptie van Christendom voortaan heiligen? o Monniken? Nee, werd niet geaccepteerd. o In oosten uiteindelijk heel anders dan in westen: Oosten: deugdzaamheid volstaat. Westen: vooral aristocraten kunnen heiligen worden. Toegekend door plaatselijke gemeente, zonder paus of kerkvergadering. Heilig = ongeveer wijlen Verering van heiligen wint aan populariteit nu Christus steeds minder als mens wordt gezien. o Heiligen als middelaars, ook voor materile doeleinden. o Doet een heilige niet wat je wilt? Dan straf je het beeld. Echte heiligen hebben visioenen en verrichten wonderen. o Wonderen als propagandamiddel voor verbreiding van geloof. o Wonderen worden populair als vitae van heiligen. Vooral voor geestelijken en monniken: de enigen die Latijn konden lezen en schrijven. Conversio is centraal punt: na zondig leven: inkeer.

Middeleeuwen

pagina 29/43

Dan: compilaties van heiligenlevens in Middeleeuwen: Liber vitae patrum (Gregorius van Tours).

Monnikendom en Kloosterwezen Vroege middeleeuwen: monniken zijn belangrijke dragers van christendom o Wortels in 3e eeuw in Syri en Egypte Redding voor hen en anderen: alleen levend. o Twee modellen: alleen levend, of in gemeenschappen Tweede model: kloosterwezen, krijgt de overhand. Aansluiting bij stocijns ideaal, maar ook eigen christelijk karakter o Martelaarschap, zelfopoffering. o Pelagiaanse inslag: niet in nieuwe zonden vervallen. o Leefregels van monnikendom worden maatlat van hele samenleving de-secularisatie van de Westerse cultuur Aanvankelijk: Monniken zijn geen geestelijken en geen leken. o Later: n geestelijke stand, versterkt omdat monniken op den duur clericus werden en taken op gebied van zielzorg kregen. o Vrouwen konden wel non worden, maar geen deel actieve clerus Speciale wijding. In begin: bonte verzameling van zuilheiligen, graseters, sekten (zij die nooit slapen) o Ook grote kloostergemeenschappen, vooral op platteland bron van gezag. Heel veel kloosterregels: echte voorschriften in Westen o Gehoorzaamheid aan abt, bidden, eten, vasten, gewenst gedrag. o Meer weel verschillende invloeden. Vier monastieke tradities in Galli Martinus, en Honoratius en Cassianus: gaan terug op Volksverhuizingsperiode. Laatste twee brachten woestijn naar de stad Wisselden ambt van abt en bisschop af. Peregrinatio: ballingschap. Vooral Ierland: trokken in wijde wereld om Christendom te verkondigen. Sociale dood omwille van geloof. Ook Ierse monniken op continent: Columbanus in Galli. Benedictijnen: Benedictus van Norcia Drie kloosters in Itali (waaronder Monte Cassino). Regel van Benedictus = vrij militaristische kloosterregel o Geen persoonlijke bezittingen, klooster niet verlaten. o Onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan abt. o Abt moet echter wel matiging betrachten. Bid en Werk (maar ook: bidden = werken) o Getijden (gezangen en lezingen), en intellectueel werk Redenen van populariteit van Benedictus-regel o Gregorius de Grote is propagandist van Benedictus o Druk van kerkhervormers in Frankische Rijk op kloosters om regula Benedicti te volgen.

Middeleeuwen

pagina 30/43

Echter, geen orde in de zin van congregatie met overkoepelende organisatie Komt pas in de 11e eeuw. Klooster ook wereldlijk: hoge gasten, wereldse genoegens, en goed om ongewenste personen weg te stoppen.

Verbreiding van het GeloofMissie en Bekering Missioneringsdrang is inherent aan Christendom o Idee dat Einde der Tijden nabij is in Nieuwe Testament. Voor 311: viel wel mee met missioneringsdrang. o Augustinus: niet alleen romeinen, maar ook barbaren moeten Christen worden. Tgen bekering door geweld; dat is alleen voor ketters en schismatici. o Christelijke gemeenten in buitenland kregen echter alleen op eigen verzoek een bisschop. Ierland: rond 450 door Sint Patrick bekeerd. o Ier, verkocht als slaaf, in Galli Christen geworden, ging terug naar Ierland om landgenoten te bekeren. o Heel eigen, boeiende vormen van kerkelijke organisatie in Ierland Sloten aan bij politieke organisatie in clan-koninkrijkjes. o Ascetische monnikendom sloeg aan: kloosters werden centra van kerkelijk leven. Abten worden leiders van kerk: bisschoppen zijn vaak monniken. Elders: Christendom op retour door barbaarse invallen o Bij limes: onderbreking van bisschopszetelbezetting o Meeste barbaarse invallers zijn verbazingwekkend snel christen geworden. Wel vaak Ariaans. o Clovis werd echter katholiek: goed inzicht om steun Gallo-Romeinse elite te krijgen heil krijgt nieuwe, goddelijke dimensie. Andere krijgers moesten hem volgen in bekering. Geldt ook voor families met duizenden slaven. Idee dat de Franken katholiek zijn geworden, verdient nuancering. Verliep veel langzamer. Idee van elitebekeringen komt in eeuwen daarna vaker voor o Politiek opportunisme bij koningen en aristocraten. o Niet meteen innerlijk overtuigde Christenen. Voorbeeld: Redwald van Oost-Anglia Bleef ook oude goden vereren: dubbele verzekeringspolis. Uitstel tot op sterfbed: Redwald geeft oude goden voordeel van twijfel Grafgiften etc. Maar kan ook sociaal prestige zijn. Engeland niet stelselmatig gewelddadig bekeerd, Frankische Rijk wel. o Frankische machtsuitbreiding = kerstening. o Pippinidische of Karolingische hofmeiers gaan ermee door met Friezen en Saksen. pagina 31/43

Middeleeuwen

Willibrord in Noord-Nederland, standplaats Utrecht, gewijd aan Frankische rijksheilige, Martinus van Tours. Ging gepaard met Frankische machtsuitbreiding Friezen niet blij, steken kerken in brand, tot Karel Martel ze bedwingt. Saksen: Winfried. Wordt aartsbisschop van Mainz o Karolingers traineren soms missiewerk. Bisschoppen kunnen zonder Franken niks beginnen. Superstitiones et paganiae: 30 bijgelovigheden en heidense praktijken Bonifatius wordt in 754 doodgeslagen door de Friezen. Saksen worden pas bekeerd als Karel de Grote ze onderwerpt. Beloven over te gaan naar Christendom, maar komen in opstand onder Widukind. Wordt neergeslagen Widukind moet zich laten dopen, Karel is peetvader. Gebeurde vaker. Saksen: andere opstanden, dus nog niet echt bekeerd. Is geweld bij bekering opportuun? o Alcun van York: nee! Moet innerlijke overtuiging zijn! o Wordt na onderwerping van de Avaren 796 officieel beleid. o Soms ook autochtone missionarissen sturen: bijv. bij de Saksen. Scandinavi kerstenen: Lodewijk de Vrome stuur missionarissen naar Hamburg-Bremen o Loopt snel vast. o Karolingers hoopten dreiging Vikingen te bezweren door zich in binnenlandse politiek van Vikingkoningen te mengen. Lukt niet echt. o Pas in 10e eeuw: kerstening van Scandinavi en Vikingen wordt opnieuw ter hand genomen. Ottonen gaan Scandinavi bekeren 960: Koning van Denemarken bekeert zich. Kleinzoon Knoet is ideale christelijke koning. Denen hebben succes na bekering tot Christendom: zien het als bewijs dat bekering goed is geweest. o Ook vertraging tussen bekeren elite en bevolking. Tot 1164: heidendom in Uppsala. Groenland wordt in 1125 bekeerd. Bekering van Slavische Wenden o Kerstening en onderwerping. Saksen spelen hoofdrol. o 983: terugslag: Hamburg in de as gelegd. o Kruistocht, kolonisatie, kloosterstichting 1147: Saksen en Denemarken willen niet meedoen aan kruistocht naar Heilige Land, omdat de heidenen in de achtertuin stonden. Paus plakt etiket kruistocht op plundertochten naar Slaven. Nieuwe kloosterorden op Wendische frontier. Bohemen en Polen. o Boheemse vorsten in begin 10e eeuw gekerstend. o Voitech-Adelbert onderneemt kerstening van Polen vanuit Bohemen.

Middeleeuwen

pagina 32/43

Wordt in 997 vermoord door de Pruisen, en vereerd als martelaar. Zuidelijke Slaven: concurrentie van Byzantijnen: o Machtsstrijd na vernietiging Avarenrijk door Karel de Grote o Vorst van Moravi en Khan van Bulgarije wisselen tussen Oost-Franken en Byzantijnen. o 860: Kyrillos en Methodios nemen voorsprong: gaven gesproken Slavisch een schrift Bijbel etc. kon worden opgeschreven. Oost-Franken vinden het ketterij: een bijbel in de volkstaal Compromis: Paus keurt Slavisch als kerktaal goed,Kerk van Bulgarije komt onder gezag van patriarch van Constantinopel; Moravi en Pannoni onder Rome. Moravi en Pannoni worden echter snel onder de voet gelopen door Magyaren o Kerstening van Magyaren: hele spel begint opnieuw. o Magyaren laten zich in Constantinopel dopen vanwege anti-Bulgaarse alliantie Geldt ook voor Russen. o Later: Duitsers verslaan Magyaren op slagveld, en ze komen alsnog bij Latijnse Kerk. Eeste koning wordt heilige: Waik, doopnaam Stefan. In midden 11e eeuw: bijna heel Europa is Christelijk o Alleen Balten, Esten en Finnen zijn nog heidens. Door wouden niet goed te bereiken. o Pas in 14e eeuw: Balten zijn bekeerd. 1171: Non parum animus noster: strijd tegen de heidenen in het noorden heeft dezelfde prioriteit als strijd tegen de Moslims. West-Europese adel mag Balten gaan jagen. Duitse Orde heeft veel succes, maar inheemse vorsten laten zich niet altijd onder voet lopen. Pas als ze zich openstellen, krijgt Christendom voet aan de grond.

Kerstening en syncretisering Kerstening gaat langzamer dan gedacht, maar ook is nieuwe geloof niet volledig doorgedrongen o Onderscheid vertraagde sociale en mentale penetratie Sociaal: eerst elite, dan massa Geloof is oppervlakkig, en op uiterlijkheden. Vergt pastorale ondersteuning. Eerste inspanningen door Karolingische tijd, op morele verbetering. Later ook buiten Frankische Rijk. o Obstakel: geen teksten in volkstaan 2e helft 7e eeuw: teksten in Engeland in de volkstaal Duitsland: Heliand in Oud-Hoogduits, beschrijving van leven van Christus Toch tot in de 13 eeuw: Latijn. Slopen van heidense cultusplaatsen is middel: zoals Irminsul (heilige paal van Saksen) o Ambivalente houding van kerk: Enerzijds: heidense afgodsbeelden slopen

Middeleeuwen

pagina 33/43

Anderzijds: tempels liever ombouwen tot kerken. Santa Maria Rotona Ook in Uppsala en Vilnius Superioriteit van de christelijke God kon worden getoond, + respect voor verliezers. Prechristelijke heiligdommen waren belangrijk voor voorouderverering, identiteitsbepalend element. Kersteningsgeschiedenis vanuit Christelijk perspectief is verouderd: Er was sprake van syncretisering: functionele versmelting van oude en nieuwe geloofsvoorstellingen. o Tijdsaanduiding is voorbeeld: overal in Europa zijn aanduidingen van pre-christelijke herkomst. Feestdagen wel verchristelijkt, behalve midwinter en midzomerfeesten. o Identificatie van heidense goden en praktijken met christelijke heiligen en riten. Sint-Anna in Bretagne: Keltische of pre-Keltische cultus van moedergodin van de aarde genaamd Ane Sint-Gwen Teirbron is Keltische vruchtbaarheidsgodin: drie borsten Wodan zou afstammen van Adam, gietvormen voor Thor-hamer en crucifix. Christelijke praktijken waren doordrenkt met magie, wat de syncretisering vergemakkelijkte o Heiligenrelieken, en talismannen en amuletten? o Pas in grote hervorming van 11e eeuw worden priesters meer sacramental priests dan magical priests. o Maar toch: lang na de Middeleeuwen wordt heilige hazewindhond bij Lyon vereerd, stierenoffers in Schotland, bedevaarten naar heilige bronnen, beken, meren, bomen, etc

De Islam Expansie van Islam (onderwerping) verliep verrassend snel o Beide Joodse wortels, en drie belangrijke gedeelde dogmas En God, alleen kennis via openbaring. Voortbestaan na de dood na Laatste Gericht. Bekennen tot Ware Geloof leidt tot leven in hiernamaals. Voor (orthodoxe) Joden en Moslims: hele leven is gempregneerd met religie o Islam: geen onderscheid tussen wereldlijke en geestelijk recht. Alln sharia: geheel aan leefregels in overeenstemming met Gods wil. o Ook geen scheiding tussen wereldlijk en geestelijk gezag. Kalief is leider van islamitische umma: Umma = geloofsgemeenschap, bevolkt Dar al-Islam (Huis van Islam), scherp gescheiden van Dar al-Harb (Huis van Oorlog) Loyaliteit buiten bloedverwantschappen. Joden en christenen zijn volkeren van het Boek en worden getolereerd

Middeleeuwen

pagina 34/43

Middeleeuwse christenen: Islam is geen geloof, maar ketterij. Beproeving voor Laatste Oordeel. Quran (= het gereciteerde) is neerslag van Allahs openbaring aan Profeet Mohammed o Rond 650 vastgesteld volgens Arabisch overlevering. o 114 hoofdstukken (suras): Allah openbaarde zich aan Mohammed in Arabisch. Dus: koran mag alleen in Arabisch worden gelezen. Arabisch wordt hogere taal Koran is echter wel al vroeg in het Latijn vertaald. Petrus Venerabilis had koran gelezen, en in Barcelona was er een centrum voor koranstudies. Hadith (traditie): uitspraken en daden van profeet zelf, bijeengebracht door metgezellen. o In ongebroken kettingen isnads overgeleverd, mondeling. Dus vele tienduizenden hadith. o 850: twee opgeschoonde selecties van hadith op schrift gesteld: standaardcorpus Hadith bij elkaar: sunnat al-Nabi (gewoonten van de Profeet) ofwel soenna. Geen hirarchische geestelijkheid in de Islam o Koranleraren hebben grote maatschappelijke en politieke invloed o Gevaar van heterodoxie: aantal scholen of exegeserichtingen: madhhab o Islamitisch recht: fiqh (overpeinzing) Ethische aspecten van islam zijn rigoureuzer uitgedrukt en verbonden met godsbesef dan in Christendom. o Islam is eerder orthopraktisch dan orthodox. o Vijf zuilen: Openbare belijdenis van geloof Geregelde arbeid Geven van aalmoezen ten behoeve van armen Vasten in Ramadan Enmaal in leven bezoek aan Mekka. o Djihad (inspanning) is ook verplichting: om rechten van Allah en Islam te verspreiden. Wapengeweld, maar ook andere middelen. o Ook voorschriften voor dagelijks leven Verlichtere islamitische geleerden pleiten voor scheiding tussen ontaantastbare dogmas en cultusvoorschriften. Dar al-Islam is niet ongedeeld gebleven o Afsplitsing na dood van Profeet. Belangrijke minderheid wil dat neef Ali hem opvolgt. Ali wordt wel kalief, maar zaak van onenigheid is al gezaaid. Kern van ontevredenen vinden dat alleen Ali en geslacht erfgenamen van profeet kunnen zijn. Shiat Ali (partij van Ali): sjiieten, aanhangers in Irak en Iran. o

Middeleeuwen

pagina 35/43

o

Wijzen Soenna niet af, maar hebben eigen traditie en eigen leider (imam), die in rechte lijn af moet stammen van zonen van Ali. Vr 1500: binnen sjiisme nieuwe afsplitsingen Twaalver-richting: alleen twaalf Imams worden bekend. Twaalfde Imam (mahdi) is onsterfelijk. Is rond 875 verdwenen, leeft in het verborgene. Zal zich een keer openbaren. Ismaili-beweging: naar Ismail, zoon van zesde imam Jafar al-Sadiq Bij woestijnbedoeenen van Syri en Noord-Arabi, die ontevreden waren over Abassieden. Daarbinnen nieuwe afsplitsingen o Fatimieden, druzen.

Hoofdstuk 5: Samenleving en Economie in de Vroege Middeleeuwen Europa wordt door woelingen van volksverhuizingen en pestepidemien leeg en desolaat o Bossen breiden zich uit, bevolkingsdichtheid neemt af. o 700-1000: langzaam maar gedurig herstel, vanaf begin 7e of 6e eeuw. o Tussen 600 en 1000: verdubbeling van bevolking.

De Vroegmiddeleeuwse SamenlevingTransformatie: de Aristocratie Grootste deel bevolking leeft onder deplorabele omstandigheden. Kleine, gewelddadige elite, ondergaat in loop van vroege middeleeuwen radicale verandering o Eerst: overal Gefolgschafts-wezen overal herkenbaar: persoonlijke band. o Kan alleen bestaan binnen quasi-permanente staat van oorlog: zonder oorlog geen krijgers. Houdt ook gift-exchange op gang. Oorlog is wezenskenmerk van cultuur en ethos vroegmiddeleeuwse aristocratie o Karel de Grote gaat ook regelmatig op oorlogspad Rijk was verzameling gefolgschaften: leiders (magnati) waren gefolgschaft van koning. Toch: Karel de Grote is meer dan krijgsheer uit volksverhuizingstijd o Rijksbelang ging tellen: na verovering Avaren 795 wordt de buit niet alleen verdeeld onder betrokken krijgers en bondgenoten, maar ook voor ideologische steunpilaren: kerk en aristocratie. o Niet alle gefolgschafts-leden kon mee op n en dezelfde veldtocht. Intieme relatie gaat verloren: nu vazallitische verhouding. Voortborduren op twee laatromeinse tradities worden hoeksteen patronagesysteem o Uitgifte van land

Middeleeuwen

pagina 36/43

Vroegste berichten hierover uit 6e, 7e, begin 8e eeuw, uit Itali, Spanje en Engeland. Maar: in gebieden buiten Romeinse Rijk blijven traditionele verhoudingen langer bestaan. o Vergeving van hoge ambten Waren hoge aristocraten al adel? o Definitiekwestie: vr 12e eeuw nauwelijks bronnen, hoofzakelijk moreel. o Verwijzen naar vooraanstaandheid, rijkdom, politieke en militaire macht, vrijheidonafhankelijkheid. Is overdraagbaar, attributen van families o Adel is geen hermetisch gesloten stand: kwaliteiten moeten waargemaakt worden. Hele middeleeuwen door zo.

Degradatie: de vrije, weerbare mannen Meerderheid van mensen was juridisch vrij o Wergeld uit barbaars gewoonterecht: compensatie van pleger van doodslag aan verwanten: Vrije man is de maat. o Niet-Aristocratische vrij mannen hadden twee belangrijke publieke taken: Legerdienst en rechtspraak Bleef lang bestaan na volksverhuizingen. Itali: niet-Langobarden werden lang niet onder de wapenen geroepen. Visigotisch Spanje, Franken: wl zo. o Dienstplicht is uitvloeisel van bannus van koning: koning mocht alle vrijen gebieden en dwingen. rechtspraak. Echter, dienstplicht functioneerde bij Karel de Grote niet zo goed meer. o Boeren moesten hun eigen voedsel verbouwen. o Begin 9e eeuw: Karel beperkt legerdienst van vrije mannen Alleen wie genoeg land bezat, had dienstplicht. Vrije boeren die minder hadden: bij tourbeurt, of samen n krijger uitrusten. o Toename van belang strijd te paard. Eerst: men ging te paard naar slagveld, maar vocht te voet. 550: Stijgbeugel wordt door Avaren in Europa gentroduceerd. Eerst stap naar Mounted Shock Combat: botstactiek van middeleeuwse ridderlegers Boeren-krijgers verliezen militaire functie: sociale degradatie o Drie standen laten zien dat militaire specialisatie invloed heeft gehad. Bidders, strijders, en handwerkers. Boeren waren 3e categorie, niet meer 2e. Eerste keer: Angelsaksische vertaling van De consolatione filosofiae in 524 in Wessex

Middeleeuwen

pagina 37/43

Rechtspraak bij Karel de Grote: o Eerst: alle vrije mannen moeten openbare rechtsgedingen bijwonen en vonnis wijzen o Schaalvergroting en ingewikkelder recht: gewone vrijen hoeven niet meer. o Scabini (schepenen) gaan zaken in uitgebreid ressort behandelen. Al het bovenstaande: ondergraving van maatschappelijke functie van vrije mannen o Aristocratie gaat de dienst uitmaken. o Meeste boeren worden horigen Horigen: uit vrije boeren, en uit slaven. o IJsland: hetzelfde: gedomineerd door heren (gothar) en Gefolgschaften. Iedereen daaronder is onvrij. Alleen in Loire en Cataloni blijven slavernij en vrij grondbezit naast elkaar tot einde 1e millennium.

Promotie: de slaven Slavernij bestond al in Barbaarse wereld o Alleen massa-exploitatie door Romeinen verdween (latifundia) o Oorlogen brengen slaven op de markt in West-Europa o Handelsartikel met Islamieten o Vaak uit Slavische gebieden (vandaar: slaaf) Slavenmarkten verplaatsen zich oostwaarts o Daarnaast: mensen verkochten zichzelf of hun kinderen, of werden gestraft met slavernij. Vroegchristelijke kerk spreekt zich niet ondubbelzinnig uit tegen slavernij o Kerkvaders: slaven zijn zondaars. Hoogwaardigheidsbekleders hadden veel slaven. o Toch: dubbele moraal, christendom heeft rol gespeeld in verdwijning slavernij Slaven zijn wel mensen; tweederangs mensen, maar wel mensen. Romeinen: werktuig-met-een-stem. o Kerkleiders: slavernij is onvermijdelijk, maar geen reden om slaven onmenselijk te behandelen. o Daarnaast: vrijlaten van slaven droeg bij aan heiligheid. Andere factoren: o Slaven komen uit verwante culturen, kleine afstand meester slaaf. o Structurele arbeidsschaarste werkte in voordeel van slaaf Leidde tot diffusie van arbeidsbesparende technologie Grootgrondbezittende elite moest grond in bebouwing houden: slaven kregen eigen stukje grond en behuizing. Verschil tussen slaven en andere boeren verdween. Nieuwe klasse van horigen.

Horigheid, grondheerlijkheid en hofstelsel Grondheren kregen veel zeggenschap over boeren op landgoederen o Gebonden aan land, heer kreeg deel erfenis pagina 38/43

Middeleeuwen

Rechtspreken over horigen door landheer. Gebaseerd op natuurlijk beschouwde macht als aristocraat, grootgrondbezitter of eigenaar: Grondherrschaft. o Privaat belang en publieke gezagsuitbreiding onontwarbaar verbonden. Surplus-extractie: overschotten worden overgeheveld naar aristocratie o Niet aan vrije markt. o Peasant-economie: model op pagina 109. o Mensen produceren vooral voor zichzelf o Surplus via vier punten: Arbeidsdiensten Agrarische en niet-agrarische opbrengsten Geldbetalingen na verkoop op markt. o Hoogte surplus bepaald door traditie en willekeur. Vroonhoven: landgoederen met duidelijk beheerscentrum, op verschillende manieren gexploiteerd Klassiek of tweeledig: half direct, half indirect. o Land in twee stukken verdeeld: saalland of herenland, en deel dat in erfelijk bezit was van boeren. o Horigen mochten hoevenland houden, als ze op saalland gingen werken. o Verschil tussen vrije hoeven en onvrije hoeven: vrije hoeven minder zwaar belast. Wel veel onduidelijkheid. o Niet enige stelsel: dit vooral in gebied tussen Rijn en Loire, met aaneengesloten karakter grootgrondbezit. Andere varianten in andere gebieden: kleine domeinen met alleen saalland, of juist geen saalland. o Domaniale stelsel in niet overal doorgedrongen. Wel bij Langobarden, niet in Francia ten zuiden van Loire en Cataloni. Daar nog veel slavenarbeid. Polyptieken (inventarisachtige beschrijvingen van goederenbezit): bijv. van Irmino kunnen ons meer leren. o Kerken hadden vaak meerdere vroonhoven: specialisatie o Het is de vraag of het iets typisch Karolingisch was: in Engeland bestond iets soortgelijks. Nieuw element: binden van boeren in bezit van eigen productiemiddelen aan grondheren, door drie factoren o Geringe bevolkingsdichtheid, schaarse arbeid. o Gebrekkige marktwerking, ook op arbeidsmarkt. o Teloorgang van publieke belastingheffing. Waardering van hofstelsel positief en negatief o Pessimisten: lage oogstopbrengsten, hoge transport- en toezichtkosten. o Optimisten: draagt bij aan demografische en economische expansie.

o o o

Middeleeuwen

pagina 39/43

1450 horige gezinnen aan begin 9e eeuw bij Saint-Germain-des-Prs, met elk tussen 5 en 9 personen: bevolkingsdruk! Ontginningen vanuit overbevolkte domeinen Bezit van grote domeincomplexen leidt tot risicospreiding, leidt tot groei.

Handel en Gift-Exchange Vroege Middeleeuwen: lage grondproductiviteit door ontbreken belasting- en bevolkingsdruk o Maar: technologisch niveau van landbouw nam toe, leidt tot verhoging arbeidsproductiviteit. o Geen markteconomie, maar morele economie: onderling verdelen en wederkerigheid Noodzakelijk, want nederzettingen waren klein en gesoleerd. Allen mogelijk met duidelijke, sociaal en cultureel verankerde normen voor delen en herverdelen: prescriptief altrusme. Pirenne: laatantieke economisch systeem blijft grosso modo onaangetast door volksverhuizingen, maar vooral ontwricht worden door Arabieren. o Karolingen moeten eigen instituties gaan oprichten: feodaliteit. Betekenis van handel liep sterk terug. o Bezwaren tegen Pirenne-these. Contradicties De n zegt: mediterrane handel stortte al eerder in (400-650) De ander: Middellandse-Zeegebied is juist belangrijke transitozone na Arabische veroveringen. Leidt tot opleving handel in 8e eeuw. o Andere invalshoek in het boek: muntcirculatie is niet per se handel Zelfs niet voor graan: werd gratis beschikbaar gesteld door paus. Handel = ondersteunende functie: uitsluitend aristocratische relaties. Antropologisch onderzoek: handel = bevoorrading van elite met prestigegoederen. Gift houdt vorm van moreel bepaalde wederkerigheid in: verwachtingen van tegengift. Gelijke wederkerigheid: reciprociteit: niet allen goederen, maar ook vrouwen: vrede-weefsters (freothuwebbe) Ongelijke wederkerigheid: redistributie: niet alleen prestigegoederen, maar ook primaire consumptiegoederen (niet direct land). o Heer onderhield gefolgschaft. Tegenprestatie: militaire steun. Onderscheid tussen Romeins-benvloede Christelijk-barbaarse koninkrijken en niet-christelijke periferie van Europa (Scandinavi) o Eerste: Kerk is in gift-exchange-systeem opgenomen, koningen hadden sterke positie. Fijnmaziger netwerk dan in periferie Koningen konden dwang uitoefenen om aristocratie aan zich te binden, of pleegouderschap. Voor primaire: geen marktwerking.

Middeleeuwen

pagina 40/43

Voor luxegoederen: aristocratie is aangewezen op echte commercie: ook langeafstandshandel. o Op beperkte schaal voor breder koperspubliek: wol, laken, leer, pelzen, aardewerk, etc. Regionale handel op kleine markten neemt in loop 7e eeuw in betekenis toe o Karel de Kale verleent marktrechten (eerst voor weekmarkten). o Sloten aan op grote commercie via ja