Magazinejanuari2011
-
Upload
academic-medical-center -
Category
Documents
-
view
226 -
download
6
description
Transcript of Magazinejanuari2011
Orthopedie
Boren met water
Spectaculaire trial bleef onopgemerkt
Kijken naar grote stukken taart
Thermostaat voor de darm
januar i 2011 nummer 1
w e Ten Sch a p SK a lender ja nua ri
daarbij een maat voor cognitieve achteruitgang. Veel
artsen kiezen ervoor korte tests zoals de MMSE af te
nemen, terwijl andere tests preciezer zijn. Wouters
onderzocht of adaptief testen een oplossing kan zijn.
Daarbij wordt cognitieve achteruitgang geschat door
alleen maar vragen en opdrachten te kiezen die niet te
moeilijk of te gemakkelijk zijn. Dit gebeurt met behulp
van een algoritme, dat een moeilijkere vraag kiest na
een goed antwoord en een makkelijkere vraag na een
fout antwoord. Dat maakt het testen flexibeler.
Tijd: 14.00 uur
11curSuSNascholing Jeugdgezondheidszorg. R.I. van Gelderen
(arts verstandelijk gehandicapten, Amsta) spreekt
over ‘Gezondheidszorg voor mensen met een verstan-
delijke handicap’. Daarna een bijdrage waarin mr
R.A. Otter (vice-president van de rechtbank Haarlem)
het werk van de kinderrechter en o.a. de relatie met de
jeugdgezondheidszorg belicht.
Plaats: AMC, collegezaal 4
Tijd: 19.30 – 22.00 uur
Inlichtingen: AMC Congresorganisatie,
mw. H.J.Th. van der Wal, 020 566 8585, [email protected]
12prOmOTie Charlène Oduber: ‘Clinical aspects of vascular mal-
formations and deregulated growth’. Promotores zijn
prof. dr. C.M.A.M. van der Horst, hoogleraar Plasti-
sche en reconstructieve chirurgie en prof. dr. R.C.M.
Hennekam, hoogleraar Erfelijke en/of aangeboren
afwijkingen op de kinderleeftijd.
Het proefschrift behandelt de gevolgen van slecht
aangelegde vaten, gecombineerd met een verstoorde
groei (VM-DG). Oduber stelt een indeling van VM-DG
in zes groepen voor. De indicatie voor screening op
chronische thrombo-embolische pulmonale hyper-
tensie bij patiënten met vaatmalformaties is beperkt,
concludeert de promovenda. Gezien de ernst van
eerder gemelde gevallen en de hoge prevalentie
van (klachtenloze) veneuze trombo-embolieën bij
ogenschijnlijke gezonde patiënten, adviseert ze echter
laagdrempelig screeningsonderzoek voor veneuze
trombose en/of longembolie.
Tijd: 14.00 uur
12afScheidSympOSiumChirurg Maarten Lubbers neemt na een dienstverband
van 36 jaar afscheid met een symposium over wond-
genezing en wondinfectie.
Plaats: collegezaal 1
Tijd: 13.00 - 17.00 uur
Inlichtingen: secretariaat Chirurgisch Laboratorium
020 566 5570, [email protected]
13prOmOTieRogier Thurlings: ‘B cells and B cell directed therapies
in Rheumatoid Arthritis: towards personalized medici-
ne’. Promotor is prof. dr. P.P. Tak, hoogleraar Klinische
Immunologie & Reumatologie. Co-promotores zijn
dr. K. Vos en dr. D.M. Gerlag.
Tijd: 14.00 uur
Zie artikel elders in dit nummer
14prOmOTieLelio Baldeschi: ‘Orbital decompression. State of art
and new perspectives’. Promotores zijn prof. dr. W.M.
Wiersinga, emeritus-hoogleraar Endocrinologie en
prof. dr. J.M.D. de Smet, hoogleraar Oogheelkunde.
Tijd: 10.00 uur
14 prOmOTieMicha Nethe: ‘Rac1 meets ubiquitin; new insights in
Rac1 signalling’. Promotor is prof. dr. D. Roos, hoog-
leraar Immunologie in het bijzonder de niet-specifieke
afweer. Co-promotor is dr. P.L. Hordijk.
Het cytoskelet bestaat uit eiwitketens (polymeren),
waarvan de lengte fluctueert. Het functioneert onder
andere als ‘wegennet’ en reguleert het transport
van eiwitten naar specifieke plaatsen binnen de cel.
Een aantal eiwitten is van belang voor celbeweging,
waaronder Rac1. Nethe beschrijft signalering van Rac1
en moleculaire aansturingsmechanismen die Rac1
gebruikt om celbeweging en –hechting te beïnvloe-
den. Signalering is van belang voor migratie van
witte bloedcellen naar de plek van een ontsteking.
Endotheelcellen zorgen ervoor dat deze cellen via de
bloedvatwand de plaats van de ontsteking kunnen
bereiken. Na het verlenen van doorgang moet het con-
tact tussen de endotheelcellen onmiddellijk worden
hersteld, zodat er geen ‘lek’ ontstaat dat het achterlig-
gende weefsel alsnog kan beschadigen. Verloopt dit
niet goed, dan kunnen ontstekingsziektes ontstaan
als astma, Crohn en reuma. Ook kan zo’n lek zorgen
voor het uitzaaien van kankercellen. Nethe onderzocht
nieuwe eiwitten die aan Rac1 binden.
Tijd: 12.00 uur
14duBBelOraTie Ter gelegenheid van hun benoeming tot resp. hoog-
leraar Anatomie en Embryologie in het bijzonder de
klinische en vergelijkende morfologie, en hoogleraar
Ontwikkelingsbiologie, in het bijzonder de molecu-
laire ontwikkelingsbiologie van het hart, houden prof.
dr. Roelof Jan Oostra en prof. dr. Vincent Christoffels
hun oratie.
Oostra spreekt over ‘Snijtafels en leunstoelen’. De
laatste decennia vindt in toenemende mate kruis-
10eredOcTOra aTUitreiking eredoctoraat aan prof. dr. Nadia Rosenthal
(Zie hieronder bij Ruyschlezing) tijdens de 379e Dies
Natalis.
Plaats: Aula Universiteit
Tijd: 15.00 - 17.00 uur
Zie ook het interview met dr. Rosenthal elders in dit
nummer
11ruySchlezing en SympOSiumRuyschlezing over ‘Heart development related
research’ door prof. dr. Nadia Rosenthal (European
Molecular Biology Laboratory, Monterotondo, Italië).
Rosenthal onderzocht de mogelijkheden tot herstel
van de hartspier met behulp van stamceltherapie bij
veroudering en ziekten als spierdystrofie en hart-
falen. Voorafgaand aan de Ruyschlezing is er een
symposium over ‘Cardiac development, evolution and
regeneration’.
Plaats: AMC, collegezaal 5
Tijd: 9.30 - 16.30 uur (symposium), `
17.00 - 18.00 uur (lezing)
Inlichtingen: mw. S. van Vliet, 020 566 7806,
[email protected] of prof. dr. A. Moorman,
Inlichtingen over het symposium: prof. dr.
V. Christoffels, 020 566 7821 of prof. dr. R.J. Oostra,
020 566 5406. Aanmelden via [email protected].
11 prOmOTieGianfranco Carlomagno: ‘Factors driving spermato-
gonial stem cell fate’. Promotor is prof. dr. S. Repping,
hoogleraar Humane Voortplantingsbiologie. Co-
promotor is dr. A.M.M. van Pelt.
Spermatogoniale stamcellen staan aan de basis van de
productie van mannelijke zaadcellen. Het is essentieel
dat deze stamcellen een goede balans vinden tussen
zelfvernieuwing en differentiatie; een verstoring hierin
kan leiden tot onvruchtbaarheid of testiskanker. Carlo-
magno onderzocht welke groei- en omgevingsfactoren
die balans beïnvloeden en ontdekte dat de groeifacto-
ren BMP4 en Activine A spermatogoniale stamcellen
tot differentiatie aanzetten, net als verhoging van de
kweektemperatuur.
Tijd: 12.00 uur
11 prOmOTieHans Wouters: ‘Towards adaptive cognitive testing in
dementia’. Promotores zijn prof. dr. A.H. Zwinderman,
hoogleraar Biostatistiek en prof. dr. B.A. Schmand,
hoogleraar Klinische Neuropsychologie. Co-promoto-
res zijn dr. R. Lindeboom en prof. dr. W.A. van Gool.
Cognitieve tests zoals de Mini Mental State Examina-
tion (de MMSE), worden gebruikt voor de diagnos-
tiek van beginnende dementie. De totaalscore vormt Zie verder pagina 13
AMC MAgAzine januari 20112
i n h o u d
2Wetenschapskalender
4Malaria
SpecTaculaire Trial Bleef OnOpgemerKT
6Orthopedie
BOren meT waTer
8Stamcelonderzoek
ThermOSTaaT vOOr de darm
10Eredoctor Nadia Rosenthal
de dOOdSKuS van een Smal BliKveld
14MRI-onderzoek
KijKen naar grOTe STuKKen TaarT
16Hersenonderzoek
de STille faSe van alzheimer
18Beslissingen rond het levenseinde
checKliST vOOr ic Kinderen
21Etniciteit en gezondheidderTig jaar KleurrijK amSTerdam
22Gebroken RijmSchaamTe iS OOK hOllandSe KOST
24Rituximableren van een SchOT hagel
27 BerichtenharTelijKe SamenwerKingen
28AMC CollectiefOTOgraferen meT een dun penSeel
30De StellingwaTer heefT BeTere vOeTafdruK dan cO2
31Berichten
Foto omslag: Sprint/Corbis
amc magazineamc magazine
AMC MAgAzine januari 20114
Kinine, het aloude middel tegen malaria, heeft afgedaan.
Een nieuw medicijn, artesunaat, kent veel minder
bijwerkingen en zorgt bovendien voor een forse afname van
de kindersterfte in Afrika. Een studie toonde onlangs aan
dat het honderdduizenden levens scheelt. De WHO gaat de
richtlijnen aanpassen.
artesunaat kan honderdduizenden kinderen redden
M A l A r i A
Het is cynisch, maar het onderzoek waarmee Arjen Dondorp definitief aantoonde dat het anti-malariamid-del artesunaat duizenden levens spaart, kreeg maar mondjesmaat aandacht. In november publiceerde hij in The Lancet de resultaten van de Aquamat-studie, een grootschalige trial met meer dan vijfduizend kinderen verspreid over elf ziekenhuizen in negen Afrikaanse landen. Het onderzoeksresultaat komt, kort gezegd, hier op neer: ‘Het aantal kinderen dat je kunt redden door om te schakelen naar artesunaat loopt in
de honderdduizenden. En dat is niet overdreven.’ Een indrukwekkende uitkomst, maar de media pikten het bericht niet op. Een enkele Nederlandse krant had een éénkoloms bericht van een regel of tien. ‘Onbegrij-pelijk’, vindt Dondorp. ‘Want het is de belangrijkste malariatrial van het laatste decennium.’ Misschien zijn het de grote aantallen die moeilijk voorstelbaar zijn – we hebben het echt over vele duizenden – of ligt het onderwerp te ver van de westerse leefwereld om relevant gevonden te worden.
VEEl VOOrDElEn
Dondorp, in het AMC opgeleid als infectioloog en inten-sivist, werkt in Bangkok als hoofd malariaonderzoek van de Mahidol Oxford Clinical Research Unit. Hoewel hij al bijna tien jaar in Thailand zit, zijn de banden met het AMC nog steeds hecht. Jaarlijks komt hij een maand naar Amsterdam om zijn vaardigheden als intensivist op peil te houden. Daarnaast heeft hij een aantal projecten op het gebied van tropengeneeskunde en IC-zorg, waarbij hij samenwerkt met het AMC. Er valt volgens Dondorp veel te bereiken met het verbe-
AMC MAgAzine januari 2011 5
Foto: Barry Lewis/in Pictures/corBis
Jasper Enklaar
teren van de intensive care-zorg voor patiënten met ernstige malaria. ‘Het aantal eenvoudige intensive care units neemt snel toe in tropische landen, met name in Azië. Maar de kennis van intensive care-geneeskunde ontbreekt vaak. Samen met Marcus Schultz en dokters en verpleegkundigen van de Intensive Care in het AMC hebben we een intensief trainingsprogramma georga-niseerd voor ziekenhuizen in Bangladesh, Nepal en India.’Het malariaonderzoek in Bangkok vindt plaats onder de hoede van professor Nick White, wereldwijd een autoriteit op het gebied van infectieziekten. White kreeg vorig jaar een eredoctoraat van de Universiteit van Amsterdam.Dondorp deed in Zuidoost-Azië eerder onderzoek naar de toepassing van artesunaat bij volwassenen met ernstige malaria. Daar bleek al snel dat het middel veel voordelen had boven kinine, het traditionele malaria-medicijn. De studie werd zelfs voortijdig stopgezet door de data safety monitoring committee, omdat er zo’n groot verschil was in sterfte ten gunste van artesunaat. Deze studie (in 2005) was aanleiding voor de Wereldge-zondheidsorganisatie (WHO) om haar richtlijn voor de behandeling van ernstige malaria te herschrijven. Vanwege de verschillen met de situatie in Afrika golden de nieuwe regels alleen voor de therapie bij volwasse-nen in Azië. ‘Maar onder kinderen in Afrika vind je de hoogste sterfte’, zegt Dondorp. ‘Dat was de reden om met Aquamat te beginnen.’Uit deze grote studie onder 5.500 kinderen bleek dat ook bij hen artesunaat betere resultaten gaf. Er was enige discussie of het ziekteverloop bij kinderen met ernstige malaria hetzelfde is als bij volwassenen. Don-dorp: ‘In essentie is dat zo, aangezien artesunaat ook bij kinderen heel goed werkt.’
BEscHErmVrOuW VAn DE JEugD
Aan de basis van de remedie staat een eenvoudig plantje, de zomeralsem. Het bevat de werkzame stof artemisinine. De Latijnse naam van de zomeralsem is artemisia annua, afgeleid van de Griekse godin Artemis – een mooie bijkomstigheid, want Artemis is behalve godin van de jacht ook beschermvrouw van de jeugd.Artesunaat is krachtiger dan kinine, omdat het in een ander deel van de levenscyclus van de malariaparasiet ingrijpt. De parasiet leeft in de rode bloedcel en doet er 48 uur over om te rijpen en te delen. In de eerste helft van die cyclus is het een klein ringetje. Daarna wordt de parasiet gevaarlijk, omdat hij ervoor zorgt dat rode bloedcellen gaan kleven in de bloedvaatjes van alle vitale organen, inclusief het brein. Omdat artesunaat de vroege ringvorm al aanpakt, kan de parasiet zich niet ontwikkelen tot de rijpe vorm. Kinine is alleen werk-zaam tegen die rijpe vorm. Verder heeft kinine veel
bijwerkingen. Het leidt tot een lage bloedsuikerspiegel, omdat het de alvleesklier stimuleert om insuline te maken, dat de suiker in het bloed afbreekt. Andere bijwerkingen zijn oorsuizen, doofheid, misselijkheid en een sombere stemming.
OnDuBBElzinnig rEsultA At
De eerdere studie in Zuidoost-Azië en de Aquamatstu-die in Afrika tonen nu definitief en ondubbelzinnig aan dat artesunaat het aangewezen middel is tegen ernstige malaria. Zowel kinine als artemeter, een aanverwante stof, zijn niet geschikt. Dondorp verwacht dat de Wereldgezondheidsorganisatie snel de richtlijnen voor de behandeling van malaria zal aanpassen. ‘We staan in nauw contact met de richtlijnencommissie van de WHO. Begin 2011 zal deze de richtlijnen veranderen, zodat artesunaat in de hele wereld het eerste middel is voor de behandeling van ernstige malaria, voor jong en oud.’Tot nu toe is er één producent van artesunaat: het farmaceutisch bedrijf Guilin in China. De WHO staat garant voor de kwaliteit van hun product; wat vergelijk-baar is met goedkeuring door bijvoorbeeld de Food and Drug Administration. ‘Dat is heel belangrijk’, zegt Don-dorp, ‘want daarmee kan het middel veel makkelijker worden geregistreerd in de meeste landen. Het betekent ook dat het nu aangeschaft kan worden met geld uit het Global Fund to fight Aids, Tuberculosis and Malaria.’ Binnenkort publiceert Dondorp de resultaten van een economische analyse, waarbij artesunaat en kinine vergeleken worden. ‘Daaruit blijkt dat artesunaat ook qua kosteneffectiviteit een heel goed middel is. Uitein-delijk is het voor een ziekenhuis duurder, maar vooral omdat je meer patiënten in leven houdt. De kosten van elk gewonnen leven bedragen zo’n 120 dollar. Dat is extreem gunstig in vergelijking met allerlei andere interventies.’Artesunaat lijkt louter een succesverhaal: het heeft een veel betere werkzaamheid, zonder de lastige bijwer-kingen van kinine, het is ook financieel aantrekkelijk, en bovendien makkelijker toe te dienen. ‘Het is op alle fronten beter’, bevestigt Dondorp. Toch is er niet alleen maar een juichverhaal te vertellen. In het westen van Cambodja zijn onlangs de eerste gevallen van artesu-naat-resistentie opgedoken. ‘Dat is alarmerend. Er is een containmentprogramma opgezet om de resistente parasieten in West-Cambodja te houden en te voorko-men dat ze zich verspreiden over de rest van de regio en vervolgens naar Afrika. Want dat is wel gebeurd met andere malaria-middelen als chloroquine en fansidar. Het is extreem belangrijk dat dit progamma succesvol is.’
AMC MAgAzine januari 20116
een stuk bot waarin met water on-
der hoge druk gaatjes zijn geboord.
Foto: GaBriëLLe tuijthoF, tu DeLFt
geneeskrachtig water – die term zal bij veel wetenschappers een ongemakkelijk
gevoel oproepen. ten onrechte, want er bestaat wel degelijk een evidence
based-variant. Delftse ingenieurs bedachten een manier om met waterstralen
in botten te boren. Amc’er Aimée Kok onderzoekt of de methode zich leent voor
behandeling van kraakbeenbeschadigingen. Healing water uit Holland, dat in
elk geval één ding gemeen heeft met de flesjes uit lourdes: het moet patiënten
helpen om weer zonder pijn te lopen.
de kracht van water
o r t h o p e d i e
De botten van een gewricht dienen soepel te scharnie-ren, weet arts-onderzoeker Aimée Kok van de afdeling Orthopedie. Kraakbeen aan het uiteinde van die botten is daarbij heel belangrijk; het moet klappen en schok-ken opvangen. Maar in de loop der tijd wil er nogal eens een stukje kraakbeen losraken, door een trauma bijvoorbeeld of door slijtage. Het leidt tot zwelling, pijn,
minder goed kunnen bewegen en, op de wat langere termijn, meer kans op (verdere) slijtage. ‘Eerst kun je het proberen met beter schoeisel of minder sporten. Als dat geen soelaas biedt, geven we injecties met hyaluron-zuur om de kwaliteit van de gewrichtsvloeistof te ver-beteren’, zegt Kok, ‘zodat die botten beter langs elkaar heen schuiven. Maar levert dat toch nog onvoldoende resultaat op, dan besluiten we vaak tot een atroscopie: een kijkoperatie waarbij loszittende botfragmentjes worden weggehaald. Daarna moet ook het kraakbeen goed herstellen, anders houdt de patiënt klachten.’ Helaas zorgt het lichaam niet zelf voor dat herstel. ‘Het bot wordt ter plekke hooguit harder - scleroseert, in jargon - maar wat blijft, is een onregelmatig opper-vlak dat pijn geeft bij bepaalde bewegingen.’ Wat dan? De meest gebruikte methode om kraakbeenherstel te bevorderen, en ook één van de goedkoopste, werd precies dertig jaar geleden ontwikkeld door orthopeed Richard Steadman en heet beenmergstimulatie. Daarbij wordt een aantal minuscule gaatjes in het onderlig-gende bot geboord. Dit vanuit de gedachte dat er dan bloed en beenmergcellen naar buiten stromen die de vorming stimuleren van een nieuw laagje kraakbeen. Bij veel patiënten werkt het, hoewel er ook mensen zijn bij wie de behandeling niet aanslaat of waarbij de resultaten om nog onbekende redenen na een paar jaar sterk teruglopen.
OptimAlE DimEnsiEs
Het prikken van gaatjes gebeurt met een pinnetje of een miniboortje. Dat heeft nadelen. Kok: ‘Het instru-mentarium is star. Zit het kraakbeendefect bijvoorbeeld
AMC MAgAzine januari 2011 7
De hydrochipper.
Foto: steven Den Dunnen, tu DeLFt
Andrea Hijmans
achter in de enkel, dan komen we er niet goed bij. Eigenlijk moet je dan een stukje bot aan de voorkant van het gewricht weghalen om ruimte te maken. Of de chirurg leunt te zwaar op ander bot, waardoor daar schade kan ontstaan. Ander groot nadeel: boren gene-reert warmte, en dat kan weer leiden tot thermische schade.’ De oplossing? Boren met water. Bio-engineers van de TU Delft bedachten de HydroChipper, een flexibel instrument dat waterstralen onder hoge druk gebruikt om met grote precisie heel kleine gaatjes te maken. Flexibel, en zonder schade door warmte. Met subsidie van technologiestichting STW gaan promovendi Steven den Dunnen (TU Delft) en Aimée Kok onder leiding van Gabriëlle Tuijthof van de TUD en Gino Kerkhoffs van het AMC de nieuwe boor de komende jaren testen en perfectioneren. Kok concentreert zich in haar deel van het onderzoek om te beginnen op de gaatjes. ‘We gebruiken nu een (conventionele) standaardboor met een standaard-diameter die tot een standaarddiepte boort. Maar zijn dat wel de optimale dimensies? Als we kleinere maar diepere gaten maken, zou dat best kunnen resulteren in betere heling.’We weten het gewoon niet, erkent de promovenda. Daarom start ze in februari een studie bij zestien geiten, een diersoort die qua botstructuur behoorlijk op de mens lijkt. ‘We maken een kunstmatig enkeldefect in twee van de vier geitenenkels. De ene enkel behan-delen we op de normale manier (maar uiteraard wel teruggeschaald naar geitenniveau), in de andere enkel boren we kleinere en diepere gaatjes. Vervolgens gaan die geitjes 24 weken de wei in: lekker rennen, springen en de enkels belasten. Daarna bekijken we onder een microscoop hoe het kraakbeen zich heeft hersteld en wat de kwaliteit ervan is.’ Dat laatste hoopt ze daarna met micro-CT nader te kunnen bekijken. ‘We zijn nog op zoek naar een instelling die deze techniek in huis heeft. Want uiteindelijk willen we natuurlijk in vivo, dus in levende dieren, kijken naar kraakbeenherstel. De opmaat voor onderzoek in mensen.’
niEt BOrEn, mA Ar pulsEn
Met de informatie van Kok moet collega Den Dunnen aan de slag. ‘Hij deed deze zomer al een pilot met menselijke en dierlijke botten. Vastgezet in een zelf ontworpen mal en dan maar kijken hoe nauwkeurig je kunt boren. Heel nauwkeurig, weten we nu. Maar lukt het ons ook om gecontroleerd te boren? En hoe zorg je ervoor dat de boor op de juiste diepte stopt? En dat deze niet per ongeluk doorschiet als er bijvoorbeeld precies op die plek een kleine cyste, een holte, zit? En wat doe
je met het boorwater? Onder hoge druk gewoon in het lichaam spuiten is natuurlijk geen optie. We zullen dus een goed afvoersysteem moeten bedenken. Misschien is het beter om niet continu te boren maar te pulsen. Kortom: een lastige klus. ‘Pas als die klus geklaard is, begint het onderzoek waar het allemaal om begonnen is: het vergelijken van de HydroChipper met de huidige, conventionele manier van boren.’ Het gemak waarmee Kok praat over boren en pulsen doet vermoeden dat we met een doorgewinterde doe-het-zelver van doen hebben. Houdt ze van klussen? ‘Ja, op de middelbare school haalde ik voortdurend de brom-mer van mijn vriendje uit elkaar - tegenwoordig heb ik daar trouwens mijn eigen racemotor voor. En na school ging ik niet voor niets bouwkunde studeren in Delft. Maar die studie was me niet sociaal genoeg, ik miste de mensen waar ik het allemaal voor deed. En dus stapte ik over op geneeskunde. Na een tijdje sloeg de twijfel echter opnieuw toe: is dit wel creatief, wel praktisch genoeg voor me? Totdat ik tijdens mijn co-schappen de orthopedische chirurgie ontdekte. Een aanpakvak: the-re’s a fracture, we need to fix it. Met je handen werken én met mensen, én lekker technisch. Ideaal.’
AMC MAgAzine januari 20118
Amc-onderzoekers hebben de signalen ontrafeld die
stamcellen in de darmen vertellen dat ze actief moeten
worden of juist rustig aan moeten doen. Het gaat om een
soort thermostaat die aanslaat als de binnenbekleding van
de darm vernieuwd moet worden en afslaat als het werk
gedaan is. muizen waarbij de rem op de stamcellen onklaar
werd gemaakt, kregen ontstekingen in de darmen.
darmen met centrale verwarming
s t A M C e l o n d e r z o e k
Een cel in de darmwand is geen lang leven beschoren: na drie tot zeven dagen wordt hij vervangen. Op die manier worden er dagelijks vele miljarden cellen aan-gemaakt en ook weer afgedankt. Zo blijft de darmwand gezond en onbeschadigd. Stamcellen spelen hierin een cruciale rol. Zij hebben nog geen functie en dat blijft zo totdat ze het signaal krijgen om zich te specialiseren tot één van de vier soorten epitheelcellen die de binnenbe-kleding – het slijmvlies – van de darm vormen. Zoals cellen die vocht opnemen uit de darmen of cellen die hormonen afgeven, bijvoorbeeld. Stamcellen hebben de bijzondere aandacht van maag-, darm- en leverarts Gijs van den Brink, die niet alleen patiënten ziet, maar ook fundamenteel onderzoek doet. ‘De meeste researchgroepen willen weten wat een stamcel maakt. Wij stellen onszelf de vraag: wat contro-leert of “ontmaakt” een stamcel?’Om dat tot in detail uit te kunnen zoeken, richt Van den Brink zich op de stamcellen in de darmen. Daar zijn ze, net als in de huid, het meest actief. Er moeten immers constant cellen vernieuwd worden. ‘Wij kijken naar de balans tussen stamcellen en gespecialiseerde cellen in de darmwand. Als er genoeg epitheelcellen zijn, dan geven ze een bepaald signaal af waardoor de stamcellen rustig worden en zich niet meer delen en specialiseren. Ontstaat er een wond, waardoor cellen
in het darmslijmvlies wegvallen, dan verdwijnt ook het signaal en gaan de stamcellen zich delen en nieuwe epitheelcellen maken. Wij willen weten welke signalen ervoor zorgen dat er niet te veel delende cellen zijn in het slijmvlies van de darm.’
DArmOntstEKingEn
‘We hadden al een vermoeden welk eiwit de signalen doorgeeft’, vertelt onderzoeker Willemijn van Dop. ‘Dus schakelden we bij muizen het gen uit dat zorgt voor de aanmaak van dit Indian Hedgehog-eiwit.’ De onder-zoekers zagen meer effecten optreden dan ze verwacht hadden. Stamcellen in de darmen gingen zich gedragen alsof er ergens een wond zat. Ze bleven zich maar delen en specialiseren tot epitheelcellen. En dat niet alleen. Ook andere cellen die betrokken zijn bij het genezen van een wond bleken in groten getale naar het slijm-vlies te komen. Zo zagen de onderzoekers macrofagen (afweercellen) en fibroblasten, die voor stevigheid van het weefsel zorgen. Na vier maanden kregen de muizen darmontstekingen. Van den Brink: ‘Ze hadden darm-zweren en ze vielen af. Net als patiënten met chroni-sche ontstekingsziekten van de darm, zoals de ziekte van Crohn, IBD en colitis ulcerosa.’ Van Dop en Van den Brink publiceerden hierover in het wetenschappe-lijke tijdschrift Gastroenterology van november, samen
AMC MAgAzine januari 2011 9
irene van Elzakker
darmen met centrale verwarming
met collega’s uit Leiden, Utrecht, Rotterdam, Groot-Brittannië en de VS.
cEntrAlE VErWArming
‘Wat we hebben ontdekt, is een soort thermostaatfunc-tie van de epitheelcellen in de darmen’, legt Van den Brink uit. ‘Je moet Indian Hedgehog zien als een sig-naal dat door de thermostaat uitgezonden wordt en de stamcellen als de centrale verwarming. Zijn er weinig gespecialiseerde cellen, dus is de temperatuur laag, dan springt de thermostaat aan en gaan de stamcellen zich delen en specialiseren. Bij de gewenste tempera-tuur slaat de thermostaat af en komen de stamcellen tot rust.’Er zijn meer van dit soort thermostaatfuncties in ons lichaam die de boel in evenwicht moeten houden door de vorming van nieuwe cellen te remmen of te active-ren. De onderzoekers wisten de eerste en waarschijnlijk ook de belangrijkste te beschrijven voor de stamcellen
in de darm. Al is het beeld van alle regulerende proces-sen in de thermostaat nog niet compleet, ze vonden wel een cruciale stap in de signalering naar de stamcellen, die vervolgens wel of niet tot activiteit worden aangezet. ‘Wat we hebben ontdekt, is ook een mooi model voor wondheling’, meent Van den Brink. ‘Het laat zien wat er mis kan gaan bij wonden die niet genezen, zoals bij een chronische ontstekingsziekte aan de lever waardoor verbindweefseling ontstaat. Dit soort langdurige ontste-kingsprocessen leidt vaak tot kanker. Daar richten we ons op in vervolgonderzoek. Ik hoop dat we door naar die thermostaatfunctie te kijken, de allereerste proces-sen kunnen vinden die leiden tot tumoren. Kanker begint namelijk met ontregelde stamcellen, waarbij de controlerende mechanismen niet meer werken door genetische foutjes. Zoiets kan bijvoorbeeld leiden tot poliepen in de darm, een voorstadium van darmkan-ker.’
AMC MAgAzine januari 201110
stamcelexpert en ontwikkelingsbioloog nadia rosenthal
ontvangt in januari op voordracht van het Amc een
eredoctoraat van de universiteit van Amsterdam. Een
gesprek over muizen en salamanders, mighty mouse
en het repareren van harten, stamcelcowboys, kunst,
openbaringen tijdens eenzame nachten op het lab en het
geheim van een succesvolle wetenschapper.
verslaafd aan de wetenschap
e r e d o C t o r n A d i A r o s e n t h A l
Wat heeft een muis met een hartaanval gemeen met een salamander die een pootje verliest? Niets, denkt de gemiddelde onderzoeker. Alles, denkt bioloog Nadia Rosenthal (1953). Ze heeft talent voor het maken van onverwachte combinaties van onderzoeksideeën: ‘Begrijp je hoe de salamander zijn pootje opnieuw laat aangroeien, dan kun je ook het muizenhart repareren.’ Rosenthal krijgt in januari een eredoctoraat voor haar onderzoek naar de moleculaire basis van de embryonale ontwikkeling van organen, hun veroudering en rege-neratie. ‘Bij regeneratieve geneeskunde – het weer als nieuw maken van kapot weefsel of zelfs opnieuw laten aangroeien van complete organen – denken de meeste mensen aan het inspuiten van stamcellen’, vertelt Rosenthal vanuit Rome. ‘Wij zetten het lichaam van het dier zélf aan het werk, met bijvoorbeeld groeifactoren.’ Rosenthal groeide op in New York. Ze promoveerde
aan Harvard Medical School (VS) en werkte er jaren als moleculair geneticus, ontwikkelingsbioloog en stam-celexpert. Tussendoor was ze onder andere viroloog bij de National Institutes of Health (VS). In 2001 verhuisde ze naar Rome, waar ze hoofd werd van het European Molecular Biology Lab (EMBL) Monterotondo. Daar repareert ze oude, zieke en beschadigde spieren en harten van muizen.
Wie is Mighty Mouse?‘Dat is de muis die we genetisch manipuleerden om veel insulinegelijkende groeifactor 1 (IGF-1) te maken. Zijn spieren worden ongelooflijk groot en sterk. Ze verzwakken niet als de muis ouder wordt, en weerstaan spierziekten. Sterker nog: als we zijn spieren bescha-digen, herstellen die vanzelf. Hij is vernoemd naar de tekenfilmheld Mighty Mouse. Regeneratie is een beknopte herhaling van de embryo-nale ontwikkeling van een dier: er vormen zich nieuwe weefsels. Sommige dieren, zoals de zebravis en de salamander, kunnen die embryonale fase probleem-loos herstarten om zo respectievelijk een beschadigd hart of verloren pootje te regenereren. Mensen kunnen dat maar beperkt. Ze kunnen een vingertopje of stuk lever laten aangroeien. Maar beschadigen bijvoorbeeld hartcellen, dan veranderen die in onbruikbaar litteken-weefsel. We bekijken in detail hoe muizen reageren op spier- en hartbeschadiging, hoe de embryonale fase herstart, welke biochemische signalen hun lichamen gebruiken en of we die signalen kunnen manipuleren.Bij Mighty Mouse blijkt het overschot aan IGF-1 stam-cellen te activeren. Geen embryonale stamcellen, maar volwassen exemplaren die in het beenmerg van volwas-sen dieren zitten. Zij verplaatsen zich naar de bescha-digde spier en groeien daar uit tot spiercellen. De spier ziet er dan bijna als nieuw uit. Veel IGF blijkt er ook voor te zorgen dat er na een hartaanval minder litteken-weefsel ontstaat en het hart beter herstelt.’
Tien jaar geleden beweerden onderzoekers dat ze beschadigde muizenharten hadden gerepareerd door er stamcellen in te spuiten. Hun claim hield geen stand. Heeft stamceltherapie ons niet al te vaak teleurgesteld? ‘Inderdaad, ons onderzoeksveld lijdt sterk onder wat ik cowboymentaliteit noem. We hebben nog geen idee hoe stamcellen precies werken in hun natuurlijke omge-ving, welke combinaties van groeifactoren ze nodig hebben of hoe ze communiceren met de rest van het lichaam. En dan injecteren onderzoekers ze zomaar in het hart, een vreemde omgeving zonder groeifactoren, zonder goede plek om te nestelen, zonder wat dan ook. Het is een ruwe aanpak, pure geluk beproeverij. Maar: mijn beste vrienden zijn cowboy-onderzoekers. Het zijn artsen die patiënten zien sterven. Zij kunnen het zich niet veroorloven om te wachten op de resultaten van het
schilderkunst van nadia rosenthal
op porselein.
AMC MAgAzine januari 2011 11
basale, moleculaire werk zoals we dat hier in het EMBL doen. Bovendien is de druk om wetenschappelijk te presteren enorm. Dat merkte ik op Harvard: briljante onderzoe-kers snijden elkaar de keel af en doen alles behalve samenwerken, zo’n rivaliteit heerst er. Stamcelonder-zoek heeft een enorme potentie, die verleiding is voor veel onderzoekers te groot.’
Heeft u wel eens toegegeven aan die verleiding? ‘Natuurlijk! Laatst hebben we zonder pardon een stof in het muizenhart gedumpt die een specifieke signaal-route prikkelt – dat is een biomoleculaire route voor communicatie in en tussen cellen en hun omgeving. Het werkte: na een hartaanval ontstond minder lit-tekenweefsel. Maar we hadden niet genoeg van de stof om de therapeutische waarde te bekijken. Het spul is peperduur. Zonder onderzoeksgeld houdt het op.’
Wat kunnen we dan wel verwachten van stamceltherapie?‘Uiteindelijk zullen er doorbraken komen, maar hoe of
wat, daar doe ik geen uitspraken over. Er zijn al zoveel loze beloften gedaan. Onze volgende stap is onder-zoek naar dieren die erg goed zijn in regeneratie, zoals salamanders en zebravissen. En ik heb in 2007 het Australian Regenerative Medicine Institute (ARMI) in Melbourne opgericht, onder andere om onze vindingen bij apen te onderzoeken.’
Worden uw vindingen al gebruikt voor de behandeling van patiënten? ‘Nee, ik heb vooral basale mechanismes onderzocht. Pas sinds een jaar of tien doe ik werk dat de potentie heeft om uit te groeien tot iets met therapeutisch nut. Maar daar zit de beloning voor mij niet in: het ene onderzoek roept de volgende vraag op. Dát is wat weten-schap zo verslavend maakt.’
Wanneer bent u verslingerd geraakt aan wetenschap? ‘Ik schilderde veel toen ik jong was en wilde gra-fisch ontwerper worden. Op mijn vijftiende deed ik een universitaire cursus biochemie voor scholieren. Toen was ik verloren. Ik kwam thuis en vertelde dat
nadia rosenthal in het australian
regenerative Medicine institute
(arMi) in Melbourne.
Foto: arMi
AMC MAgAzine januari 201112
de natuur kent, dat gevoel is zo groots, krachtig en verslavend. Iedere beginnend wetenschapper heeft zo’n openbaring nodig. Het is de beste motivator om méér onderzoek te doen. Je kunt er jaren op teren.’
Uw erepromotor Antoon Moorman hoogleraar in het AMC roemt uw talent om ideeën én onderzoekers uit verschillende disciplines te koppelen. Hij noemt u speels, slim en inspirerend een rolmodel voor vrouwelijke wetenschappers. Wat is het geheim van een succesvolle wetenschapper?‘Ik lees tijdschriften uit allerlei vakgebieden en bezoek congressen over onderwerpen waar ik niks van weet. Een smal blikveld is de doodskus voor je carrière. Kort geleden bleek dat de groeifactoren die onze muizen-hartspiercellen aanzetten tot regeneratie, afkomstig zijn uit het bloed. Ik weet niets van bloed! Moet ik mij weer helemaal omscholen, heerlijk!Verder pas ik vaak technieken uit het ene vakgebied toe in het andere. Zo heb ik uiterst geavanceerde molecu-laire technologie die dagelijkse kost is voor virologen, losgelaten op spiercellen. Voor celbiologen waren die technieken onbekend. Zo’n stap opzij versnelt het wetenschappelijke proces enorm.’
U runt het EMBL in Rome, maar leidt ook het ARMI in Melbourne en u bent professor bij een groot cardiovasculair centrum aan het Imperial College London. Hoe kan één persoon zoveel mensen aansturen? ‘Ik vertel nieuwe onderzoekers meteen dat ze me weinig zullen zien. Ik mail vaak en laat veel aan de researchers zelf over. Dat kun je goedaardige verwaar-lozing noemen. Liever zeg ik: ik laat ze ervaren hoe leuk het is om je eigen ideeën te ontwikkelen en zelf te bepalen wat je wilt onderzoeken. Pas als resultaat uitblijft en ze somber dreigen te worden, ga ik met ze praten en vorm ik hun ideeën zo dat ze maximaal kans hebben op succes. Verder heb ik geen leven naast mijn werk. Ik heb geen kinderen, geen huisdieren en slechts een enkel plantje op het balkon. Wel heb ik een man – ook werkzaam bij het EMBL – die begrip heeft voor mijn werklust.’
Uw erepromotor beweert dat u nooit lijkt te slapen en zelfs in het vliegtuig nog bezig bent. ‘Weet je, briljante ideeën verzinnen is niet moeilijk. Het probleem is: je hebt nooit genoeg tijd om ze allemaal uit te werken.’Berber rouwé
ik wetenschapper werd. Mijn vader is componist van filmmuziek, mijn moeder concertpianist. Ze keken me aan alsof ik een buitenaards wezen was. Maar ik koos helemaal niet tussen kunst of wetenschap, ik verhuisde de kunst alleen naar het zijpodium. Ik maak nog steeds posters en illustraties.’
U beschilderde ook porselein met het thema hartontwikkeling. Helpen uw artistieke bezigheden u met wetenschappelijk werk?‘Als ik kunst maak, denk ik aan wetenschap en andersom. Mijn gedachten op een visuele manier tot uiting brengen, helpt mij gericht na te denken. Ik laat mijn studenten zich bijvoorbeeld inbeelden dat ze in een cel rondlopen. Wat zien ze? Welke vragen komen bij ze op? Wetenschap en kunst zijn beide intuïtieve processen én manieren om je aandacht te richten. Kunst maken is niet ontspannen rondhangen voor een wit doek en hopen dat er inspiratie opborrelt. Het is zwoegen en ploeteren. Je hebt tijd, techniek, ratio, toewijding, aandacht en discipline nodig. Net als bij wetenschap. Omgekeerd is wetenschap helemaal niet zo exact. Biologie in ieder geval niet, dat is een vieze, romme-lige en onvoorspelbare tak van sport. Veel succesvolle experimenten blijken later niet reproduceerbaar. Ik hou daarvan, laat mij maar rondwroeten.’
U heeft door de decennia heen vele grote wetenschappelijke bladen gehaald met uw onderzoek. Welke vinding is u het dierbaarst?‘Mijn moment van openbaring had ik om drie uur ‘s nachts, alleen op het lab. Het was 1983, ik was postdoc-toraal onderzoeker bij de National Institutes of Health. Ik was celbioloog, maar volgde mijn neus naar een vakgebied waar ik weinig van wist: virologie. Virus-sen injecteren hun DNA in de cellen van een gastheer, bijvoorbeeld een dier. Dat virus-DNA wordt ingebouwd in het DNA van het dier. Kleine stukken virus-DNA, enhancers, zetten vervolgens genen in het dierlijk DNA aan om heel actief te worden. Ik dacht: dit proces bij virussen móet op een of andere manier gerelateerd zijn aan hoe gezonde menselijke cellen hun genen regule-ren. Maar niemand vond mijn onderwerp belangrijk. Mijn begeleider zei: “Je krijgt een jaar om je idee te bewijzen, daarna doe je het onderzoek dat ik wil.” Het was een eenzaam jaar.Tot die ene nacht. Ik tikte de DNA-volgorde van mijn menselijke cellen uit op een typemachine. En daar verscheen de DNA-volgorde van mijn virus-enhancer – die kende ik inmiddels uit mijn hoofd. De menselijke cellen bezaten net zo’n enhancer als mijn virus! Dat je éven de enige persoon ter wereld bent die dit feit over
AMC MAgAzine januari 2011 13
w e TenSch a p SK a lender ja nua ri
vinden waarmee computers beide aspecten kunnen
verbeteren.
Tijd: 10.00 uur
21
prOmOTieLenka Vermeeren: ‘Sentinel nodes in complex areas:
innovating radioguided surgery’. Promotores zijn prof.
dr. A.J.M. Balm, hoogleraar Hoofd/halsoncologie
en –chirurgie, en prof. dr. S. Horenblas, hoogleraar
Oncologische Urologie (VUmc). Co-promotores zijn dr.
R.A. Valdès Olmos (AVL/NKI) en dr. O.E. Nieweg (AVL/
NKI).
De eerste lymfeklier die in contact staat met een tumor
noemt men de schildwachtklier. Door middel van een
biopsie onderzoekt men deze klier om te kijken of
sprake is van uitzaaiingen. Vermeeren beschrijft beeld-
vormende technieken om identificatie van schildwacht-
klieren te optimaliseren. SPECT/CT toont de exacte
locatie en blijkt daarnaast bruikbaar om meer klieren
in beeld te brengen dan conventionele pre-operatieve
beeldvorming. Met een mini-gammacamera kunnen
meer schildwachtklieren worden opgespoord. Door
de deeltjesconcentratie van de gebruikte radioactieve
speurstof aan te passen, zijn de klieren beter zichtbaar.
Tijd: 10.00 uur
21prOmOTiePeter Bot: ‘Vascular inflammation. Signaling pathways
in atherosclerosis and arteriogenesis’. Promotores
zijn prof. dr. J.J. Piek, hoogleraar Klinische Cardiologie
en prof. dr. G. Pasterkamp, hoogleraar Experimentele
Cardiologie (UMC Utrecht).
Het proefschrift beschrijft het ontstaan van atheros-
clerose (aderverkalking) en arteriogenese (de groei
van overbruggingsbloedvaten). Arteriogenese zorgt
voor alternatieve bloedstroomroutes waarmee een
obstructie in de bloedbaan wordt omzeild. Bij een deel
van de patiënten gebeurt dit onvoldoende. Zij hebben
belang bij het stimuleren van de groei van overbrug-
gingsbloedvaten. Dat mag natuurlijk geen negatieve
uitwerking hebben op aderverkalking en de stabiliteit
van de plaques die hierbij ontstaan. Instabiele plaques
kunnen scheuren en leiden tot hersen- en hartinfarc-
ten. Bot toonde aan dat een veelbelovende groeifac-
tor een positieve invloed heeft op de stabiliteit van
aderverkalkingsplaques: dit maakt het molecuul een
potentiële kandidaat voor toekomstige therapieën.
Tijd: 11.00 uur
21 prOmOTieWieneke Michels: ‘Peritoneal dialysis modalities and
GFR estimation’. Promotor is prof. dr. R.T. Krediet,
emeritus-hoogleraar Nefrologie, in het bijzonder de nier-
functievervangende behandeling. Co-promotores zijn dr.
E.W. Boeschoten (Hans Makinstituut, Naarden), dr. D.C.
Grootendorst (LUMC) en dr. M. Verduijn (LUMC).
Michels vergeleek niervervangende therapie met
conventionele buikvliesdialyse (continu ambulante pe-
ritoneale dialyse: CAPD), en met buikvliesdialyse met
behulp van een machine (automatische peritoneale
dialyse: APD). Er bleken geen verschillen in overleving,
kwaliteit van leven en buikvliestransport. Wel ging
de restnierfunctie sneller verloren in de patiënten die
waren begonnen met APD. Michels onderzocht ook
verschillende methoden om de nierfunctie te meten
en te schatten. Het meest nauwkeurig bleek radioac-
tief iothalamaat en hippuran waarbij wordt gecorri-
geerd voor inaccurate urineverzameling. Bij patiënten
in het laatste stadium van nierfalen is het raadzaam
de 24-uurs uitscheiding van creatinine en ureum te
gebruiken om de nierfunctie te meten.
Tijd: 13.00 uur
21 prOmOTieDiana Edo Mathas: ‘Within-host HIV-1 evolution in
relation to viral coreceptor use and host environment’.
Promotor is prof. dr. H. Schuitemaker, hoogleraar
Virologie in het bijzonder de viro-pathogenese van
aids. Co-promotor is dr. A.B. van ‘t Wout.
HIV-1 dringt de cel binnen doordat envelopeiwitten op
het oppervlak van het virus binden aan CD4-cellen en
aan een co-receptor (CCR5 of CXCR4) op het oppervlak
van de gastheercel. In de vroege fase van de infectie
overheersen virussen die CCR5-gebruiken (R5-varian-
ten). Bij ten minste de helft van de patiënten evolueren
die gedurende de infectie in X4-varianten, die CXCR4-
gebruiken en die virulenter zijn. Het vermogen van een
R5-variant om co-receptor CXCR4 te gaan gebruiken,
blijkt afhankelijk van bepaalde karakteristieken van de
virale envelop. Veranderingen door aanpassing aan de
afweerreactie van de gastheer kunnen dit proces onder-
steunen. Na het verschijnen van X4-varianten blijven
ook de R5-varianten aanwezig en evolueren beide virus-
populaties verder. Dit leidt tot een efficiënter gebruik
van co-receptoren. Hierdoor wordt HIV-1 voortdurend
ongevoeliger voor antivirale middelen.
Tijd: 14.00 uur
25SympOSiumTer gelegenheid van de inauguratie van prof. dr. M.P.
Grobusch (zie hieronder) organiseren het Center for
Infection and Immunity Amsterdam (CINIMA) en het
Amsterdam Institute for Global Health & Develop-
ment (AIGHD) een bijeenkomst over ‘Malaria: where
are we today, where are we going?’
Plaats: AMC, collegezaal 1
Tijd: 12.00 – 17.15 uur
Inlichtingen: AMC Congresorganisatie, mw. M. Ensel,
020 566 8585, [email protected] of
www.amc.nl/congres
bestuiving plaats tussen humane anatomie en tal
van medische en biomedische discip lines. Daaruit
zijn diverse nieuwe interessegebieden ontsproten,
zoals de klinische en vergelijkende morfologie, waarin
anatomen, biologen, genetici en artsen elkaars
onderzoeksresultaten en bevindingen gebruiken en
aanvullen om daarmee gezamenlijk de wetenschap
en de gezondheidszorg vooruit te helpen. Kennis over
de bouw en ontwikkeling van het menselijk lichaam is
daarbij onontbeerlijk, maar de relevantie ervan komt
pas aan het licht als deze kennis in nauwe samenhang
met haar klinische en wetenschappelijke toepassingen
wordt gedoceerd.
De rede van Christoffels is getiteld ‘Ontwikkelings-
biologie: het zien van orde in de chaos’. De ontwik-
kelingsbioloog bestudeert de regelmechanismen die
verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van een
klompje voorlopercellen tot een structuur met een
functie, zoals een hart. De wisselwerking tussen de
ontwikkelingsbiologie en de moleculaire en klinische
genetica heeft ertoe geleid dat de kennis over het ont-
staan van talloze aangeboren afwijkingen de laatste
jaren exponentieel is toegenomen.
Tijd: 16.00 uur (oratie Oostra) en 16.30 uur (oratie
Christoffels).
19 t/m 21naSchOlingHerhalingscursus Kindergeneeskunde over ‘Acute
kindergeneeskundige problemen: een evidence
based aanpak’. Centraal staat de ontwikkeling van vijf
Nederlandse evidence based richtlijnen voor klinisch
handelen bij acute pediatrische problemen.
Plaats: Grand Hotel Opduin, Texel
Tijd: 10.30 – 17.45 uur (19/1), 8.45 – 17.15 uur (20/1)
en 8.45 – 13.00 uur (21/1)
Inlichtingen: Emma Kinderziekenhuis AMC,
mw. L. Osterop, 020 566 7987, [email protected]
of www.amc.nl/herhalingscursuskindergeneeskunde
20prOmOTieGyörgy Surján: ‘Barriers and challenges of using
medical coding systems’. Promotor is prof. dr. ir A.
Hasman, hoogleraar Medische Informatiekunde.
Co-promotor is dr. A. Abu-Hanna.
Gegevens uit medische dossiers zijn voor een groot
deel gecodeerd. Surján hield zich bezig met het code-
ren van ziekten en meer specifiek met de toepassing
van de wereldwijd in gebruik zijnde Internationale
Classificatie van ziekten (ICD). Het coderingsproces
gaat uit van een samenvatting van een medisch dos-
sier, zoals een ontslagbrief of slechts de in het dossier
vermelde diagnoses. Vaak ontstaan fouten, daarom
moet het gebruik van de gecodeerde gegevens ten
behoeve van het factureren, onderzoek en beleidsvor-
ming omzichtig gebeuren. Het doel van dit onderzoek
is de productie en het gebruik van gecodeerde medi-
sche gegevens beter te begrijpen en om methoden te Zie verder pagina 26
AMC MAgAzine januari 201114
onderzoeker elsmarieke van de
Giessen met een van de proefper-
sonen voor het onderzoek met de
Mri-scanner. na de scan bekijkt ze
de beelden.
Foto’s: XanDer reMkes
Dik worden is niet alleen een ontsporing van genen,
darmen, maag en bloed, ook de hersenen hebben van
alles te maken met het ontstaan van omvangrijke buiken
en volle heupen. Op de donkere avonden van de herfst
probeert promovendus Elsmarieke van de giessen met
een mri-scan te ontrafelen wat die rol dan is. ze ziet alvast
overeenkomsten met bepaalde vormen van verslaving.
dikke hersenenM r i - o n d e r z o e k
In de Z-vleugel van het AMC staat een krachtige MRI-scanner, die met magneetgolven de fijnste details van het menselijk lichaam in kaart kan brengen. Als de gewone medische onderzoeken erop zitten, wordt de scanner ingezet voor wetenschappelijke studies. Om kwart over vijf meldt zich de eerste van twee proefper-sonen van de vrijdagavond.Monika Hiller is geen onbekende in het ziekenhuis. De medewerker op de afdeling Experimentele Cardiologie van het AMC heeft zich aangemeld om één uur zo goed als stil in de MRI-scanner te gaan liggen. Hiller heeft overgewicht en Van de Giessen probeert in haar herse-nen te kijken of ze daar oorzaken van kan vinden. Ze spreekt van een paradox: ‘Veel obese mensen hebben een dieet geprobeerd om af te vallen, maar alleen een
klein deel slaagt daar werkelijk in.’ Met andere woor-den, te dik zijn heeft kenmerken van verslaving. Van de Giessens centrale vraag luidt dan ook: lijkt het verlan-gen naar dikmakend eten op het verlangen naar drugs?De promovendus wil voor haar promotieonderzoek zestig personen in de scanner krijgen, gelijk verdeeld tussen mannen en vrouwen en personen met of zonder overgewicht (met een Body Mass Index hoger dan 30). Met de vrouwen is Van de Giessen zo goed als klaar, ze heeft nog mannen nodig die in de scanner willen. Niet ouder dan 45 jaar, voegt ze daar aan toe.
KOrtE tErmiJnBEslissingEn
Bij aanvang van het onderzoek vult Hiller kort wat vragen in en wordt ze gewogen. Daarna kleedt ze zich om in een metaalvrije pantalon, zeg maar een pyja-mabroek, en moet ze haar sieraden in de kleedkamer achterlaten. Metaal verstoort de metingen. Ook krijgt Hiller een korte instructie over de opdrachten die ze in de scanner moet uitvoeren. Dan mag ze de ruimte betreden waar de MRI-scanner staat en op het bed gaan liggen. Om haar hoofd schuift Van de Giessen een open kap. Ook krijgt ze een koptele-foon zodat ze de instructies kan horen. De onderzoeker blijft niet in de MRI-ruimte, maar bedient de machine vanuit een controlekamer ernaast waar de sterke mag-neetvelden niet kunnen doordringen. Ze houdt haar proefpersoon door een ruit in de gaten. ‘Ligt het goed?’, vraagt Van de Giessen. Ze werkt snel en zakelijk, maar verliest niet uit het oog hoe het haar proefpersonen vergaat. ‘Ja’, klinkt het uit de luidspreker. ‘We beginnen met een scan van vier minuten van je hoofd. Denk maar aan niets. Ogen mogen open.’ Als de meting begint, weerklinkt een gebrom, het lawaai lijkt op dat van een pomp. Ondertussen flitsen op het computerscherm de beelden binnen.De MRI-scan is in staat om de activiteit in de hersenen te meten. Als een deel van het brein wordt geactiveerd, gaat daar zuurstofrijk bloed naartoe, legt Van de Gies-sen uit. De scan is in staat om het verschil in ijzerver-bindingen op te pikken tussen het zuurstofrijke en het zuurstofarme bloed. Het deel van de hersenen waar enige activiteit plaatsvindt licht dan op, overigens niet meteen op het scherm, maar na een bewerking van de gegevens achteraf.‘We beginnen met de eerste opdracht’, zegt Van de Giessen door de microfoon. ‘Ben je klaar?’ Als het ja klinkt, begint de proef. In deze eerste fase zijn het vragen die te maken hebben met korte- en langetermijn beslissingen. ‘Je krijgt 10 euro nu of 120 euro over een
AMC MAgAzine januari 2011 15
marc van den Broek
jaar. Wat kies je? Of je krijgt 300 euro over een week en 1000 euro over tien jaar.’ Steeds moet Hiller een keuze maken. De hersenen worden voortdurend gescand om te kijken welk deel wordt geactiveerd. De keuze hangt af van hoe impulsief iemand is. Een bedachtzaam type zal eerder geneigd zijn langer op een geldbedrag te wachten. Tien euro levert uiteindelijk minder op dan 120 euro over een jaar, maar 300 euro nu is mogelijk beter dan 1000 euro over tien jaar.‘Bij een deel van de mensen met overgewicht is sprake van verslavingsgedrag’, legt Van de Giessen uit. ‘De vraag is of impulsiviteit ook een rol speelt.’ Immers hoe impulsiever iemand is, hoe moeilijker die persoon weerstand kan bieden aan iets lekkers dat langs komt. Maar zo simpel is het niet. ‘Niet elke obese persoon heeft die impulsiviteit. Een deel wel en dat versterkt dan de eetverslaving.’
A ArDBEiEn mEt slAgrOOm
De proefpersoon is ruim een half uur bezig als de hoofdmoot begint: het laten zien van foto’s van eten afgewisseld met beelden van stenen muren. Hiller hoeft niets te doen, alleen te kijken. Haar is gevraagd drie uur voor de sessie in de scanner niets te eten. Op foto’s floepen de grote stukken taart voorbij, een vol bord met patat, aardbeien met slagroom en daartus-sen lichten steeds kille stenen muren op die niets aan emoties oproepen. De scanner registreert welke hersen-delen oplichten bij het zien van eten en vergelijken dat met het zien van de muren. Daaruit blijkt dat bepaalde delen van de hersenen oplichten bij het zien van eten, die donker blijven bij het kijken naar de muur. ‘We
richten ons op de overeenkomst tussen overgewicht en de verslaving aan alcohol en cocaïne. We zien bij dikke mensen bijvoorbeeld hersendelen oplichten die belang-rijk zijn bij emoties. Hetzelfde gebeurt bij alcohol- en cocaïneverslaafden als je ze plaatjes toont van alcohol of cocaïne. Bij mensen met een gezond gewicht zien we dit niet. Er is dus een overeenkomst tussen beide vormen van verslaving.’ Een nieuwtje dat Van de Gies-sen heeft gevonden: hoe zwaarder de proefpersoon, hoe groter de hersenactiviteit bij het laten zien van foto’s met dikmakend eten.Bij de proefpersonen is ook bloed afgenomen om te kijken of er genen te vinden zijn die een mogelijke rol spelen bij overgewicht. Uiteraard zijn meerdere factoren van belang, het is een doolhof waarin Van de Giessen haar weg moet zien te vinden. ‘Een deel van de dikke mensen is verslavingsgevoelig voor eten, maar weer niet impulsief.’Hiller is klaar met haar onderzoek. Ze hoopt dat haar resultaten bij kunnen dragen aan een remedie voor overgewicht. Van de Giessen spreekt aarzelend over de oplossing. ‘Misschien is met gedragstherapie iets te winnen, zo wordt een drugs- of alcoholverslaving ook aangepakt.’ Maar dat is wat lastiger met voedsel. Eten, vooral het verkeerde, is overal. Er moet dus volgens de onderzoeker ook iets gebeuren met het aanbod van ongezond voedsel, zoals beperking van reclame en accijns op vet eten. Het is een soort hunkering naar ver-keerd voedsel die dik maakt. ‘Ik heb nog nooit iemand gezien die verslaafd is aan worteltjes.’
AMC MAgAzine januari 201116
ruim voordat de eerste symptomen van de ziekte van
Alzheimer zich aandienen, wordt een deel van de hersenen
extra actief. Hiermee probeert het brein de beginnende
schade te compenseren. neemt de activiteit af, dan
beginnen de geheugenproblemen. Onderzoekers van het
nederlands instituut voor neurowetenschappen publiceren
deze nieuwe kennis in het wetenschappelijke tijdschrift
Brain.
Brein probeert dementie te compenseren
h e r s e n o n d e r z o e k
Tweederde van de mensen met een neurodegeneratieve aandoening heeft de ziekte van Alzheimer. In Neder-land gaat het om ongeveer een kwart miljoen patiënten. Alzheimer begint met stoornissen in het geheugen, maar daarna raken alle psychische functies, die vooral in de prefrontale hersenschors zetelen, steeds verder aangetast. Dat komt door de eiwitklonteringen in het brein. De ophopingen, die seniele plaques worden genoemd, ontstaan buiten de zenuwcellen. Binnen de zenuwcellen ontstaan klonteringen van het eiwit tau, die neurofibrillen worden genoemd. Die kluwens zijn tijdens het leven niet gemakkelijk aan te tonen, maar met een MRI-scan zijn de gevolgen vaak wel zichtbaar in de vorm van een verschrompeling van de hersenen.‘Over de oorzaak van de ziekte van Alzheimer is nog vrijwel niets bekend’, zegt Joost Verhaagen, als neuro-bioloog verbonden aan het op het AMC-terrein geves-tigde Nederlands Instituut voor Neurowetenschappen (NIN). ‘Wat we weten is voornamelijk gebaseerd op de erfelijke vorm van Alzheimer, waarbij de ziekte ontstaat door een genetische mutatie. Maar die variant zien we slechts bij vijf procent van de patiënten. Hoe ontstaat de ziekte bij die andere vijfennegentig procent? Welke bio-moleculaire processen spelen bij hen een rol? Om daar meer zicht op te krijgen, zijn we een nieuw onderzoek-spoor ingeslagen.’
BrA AKstADiA
Het resultaat van dat onderzoek is onlangs gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Brain en het trok
meteen de nodige aandacht. Dat heeft niet alleen te maken met de uitkomsten van het onderzoek, maar ook met de opzet ervan. Verhaagen: ‘We hebben gebruik gemaakt van de hersenbank, een initiatief van Dick Swaab, voormalig directeur van het NIN en AMC-hoogleraar, inmiddels met emeritaat én laatste auteur van het artikel in Brain. We selecteerden de prefrontale cortex van 49 hersenen, waarvan zeven als controle. De overige 42 hebben we uitgekozen aan de hand van de zes Braakstadia. Braak is een Duitse wetenschapper die op basis van anatomische veranderingen in het hersen-weefsel zes verschillende stadia van Alzheimer heeft beschreven. We namen steeds zeven hersenen uit elk stadium.’
‘In Braakstadia I en II zie je nog maar heel weinig eiwitklontering in het brein’, zegt Koen Bossers, neurobioloog en eerste auteur van het Brainartikel. ‘In die fase hebben mensen nog nergens last van. Pas in Braak III en IV ontstaan lichte cognitieve problemen en zien we de eerste eiwitklonteringen in de prefrontale cortex. In Braak V en VI neemt de eiwitklontering in de prefrontale cortex en de rest van de hersenen nóg verder toe en in die fase wordt meestal de diagnose Alzheimer gesteld.’ Bossers wijst op het grote belang van de eerste twee stadia: de ontwikkeling van de ziekte van Alz-heimer is dan al in gang gezet, maar mensen hebben er nog geen last van. Het begin van Alzheimer vindt dus bijna in het geniep plaats. Dankzij de hersenbank konden die voorstadia nu goed worden onderzocht.
VingErAfDruK
De beschikbaarheid van nieuwe technieken speelt in het onderzoek ook een belangrijke rol. Voor de gen-expressie in de prefrontale cortex werden microarrays gebruikt die in één klap al het boodschapper-RNA in kaart konden brengen. Bossers: ‘Zo ontstaat voor elk Braakstadium een “vingerafdruk” van de genexpressie. Vergelijk je die vingerafdrukken, dan zie je hoe deze veranderen gedurende de ontwikkeling van Alzheimer. Zo konden we ook in die hele vroege stadia al wijzi-gingen in genexpressie aantonen, nog vóórdat mensen geheugenstoornissen krijgen.’De veranderingen in die ‘stille fase’ van Alzheimer – in Braakstadium I en vooral in II – zijn opmerkelijk.
AMC MAgAzine januari 2011 17
een gezond brein (links) en
hersenen aangetast door de ziekte
van alzheimer.
Foto: XanDer reMkes
pieter lomans
Verhaagen: ‘We zien dat een groep van ongeveer drie-honderd genen ineens veel actiever wordt. Die genen hebben bijna allemaal te maken met de activiteit van neuronen (zenuwcellen), met het in stand houden van cognitieve processen in het brein. Het ligt voor de hand dat hier een compensatiemechanisme wordt opgestart; dat groepen genen alsmaar harder gaan werken om de communicatie tussen neuronen op peil te houden. Juist omdat we weten dat de meeste van deze genen te maken hebben met de manier waarop zenuwcellen sig-nalen doorgeven, moet die activiteit daar wel op gericht zijn.’Na Braak II stort die extra activiteit ineens helemaal in. Het compensatiemechanisme functioneert niet meer. ‘Dit moment valt samen met de eerste eiwitklontjes in de prefrontale cortex én de eerste klinische verschijnse-len, de opkomst van de geheugenstoornissen’, zegt Ver-haagen. ‘De onderliggende biomoleculaire processen die Alzheimer veroorzaken, moeten dus al veel langer aan de gang zijn.’
ruggEnmErgVOcHt
De onderzoekers zagen dat in die hele vroege stadia ook al stapeling van eiwitten plaatsvindt. Niet buiten de neuronen, zoals in de latere stadia, maar ín de zenuw-cellen in een oplosbare vorm. Bossers: ‘Die stapeling in de neuronen loopt gelijk op met de verhoogde activiteit van de zenuwcellen. Dat is een interessante, nieuwe bevinding die mogelijk meer licht werpt op die eerste ontstaansfase. Blokkeert de oplosbare eiwitstapeling de
normale werking van de cel, waardoor die driehonderd genen moeten bijspringen? Of ontstaat de oplosbare eiwitstapeling als gevolg van die extra activiteit? De bekende kip-of-ei-vraag.’Het onderzoek heeft tot een stevige boost aan vervolg-onderzoek geleid. Op allerlei niveaus waaiert het uit. Verhaagen: ‘De beginfase van Alzheimer is nog altijd moeilijk vast te stellen, laat staan de fase waarin er nog geen klinische symptomen zijn. Nu we weten welke genen in de vroege Braakstadia worden geactiveerd, is het mogelijk om bijvoorbeeld in ruggenmergvocht te kijken of we daar kenmerkende afbraakproducten van die genactiviteit vinden. Lukt dat, dan hebben we belangrijke merkers in handen waarmee we het begin van Alzheimer betrouwbaar kunnen vaststellen.’Bossers houdt zich in het vervolgonderzoek vooral bezig met het genexpressieprofiel dat ervoor zorgt dat de neuronen in die eerste stadia extra actief worden. ‘Zeer waarschijnlijk worden die driehonderd genen door enkele regisseurs geactiveerd. Met bioinformati-caprogramma’s zoek ik nu naar zogeheten transcriptie-factoren die daartoe in staat zijn. Mogelijk spelen ook microRNA’s een belangrijke rol. Op dit laatste gebied werken we nu nauw samen met het laboratorium van Bart de Strooper, een vooraanstaand Alzheimeronder-zoeker in Leuven. De studie die we in Brain publiceer-den, heeft geleid tot veel nieuw onderzoek waar we veel van verwachten.’
AMC MAgAzine januari 201118
Een beslissing om de behandeling van een ernstig ziek
kind te beperken of te staken, vergt altijd instemming van
de ouders. Dat heeft de wetgever bepaald, maar zonder
te vermelden wanneer en in welke mate die ouders bij het
besluitvormingsproces betrokken moeten worden. Hoe
ziet de alledaagse klinische werkelijkheid eruit? mirjam de
Vos onderzocht welke factoren de ouderlijke speelruimte
bepalen.
wikken en wegen zonder protocol
B e s l i s s i n g e n r o n d h e t l e v e n s e i n d e
de opvatting van de ouders is in dit soort kwesties toch nog steeds doorslaggevend?Bij ongeneeslijk zieke kinderen zijn zulke meningsver-schillen minder zeldzaam dan je zou veronderstellen. ‘In ongeveer eenvijfde van de gevallen komt de opvat-ting van ouders en behandelteam niet overeen’, zegt Mirjam de Vos. ‘Bijna altijd gaat het dan om ouders die een behandeling willen voortzetten en dokters die dat niet langer in het belang van het kind vinden.’ In opdracht van ZonMw is De Vos, orthopedagoog bij het Emma Kinderziekenhuis AMC, bezig met een omvang-rijk onderzoek naar de rol van de ouders bij beslis-singen rond het levenseinde van nul- tot zestienjarige kinderen. Daarbij werkt ze samen met de afdelingen Medische Ethiek en Medische Psychologie. Pasgebore-nen vallen buiten haar studie, tekent De Vos aan, ‘want daar is al vrij veel over bekend’. zinlOzE mEDiscHE BEHAnDElingEn
Wettelijk is het aandeel van de ouders in dit soort zwaarwegende beslissingen vrij summier vastgelegd. ‘De Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereen-komst (WGBO) bepaalt dat aan ouders instemming gevraagd moet worden voor het starten, voortzetten of staken van een behandeling’, aldus De Vos. ‘Maar ook dat medici niet verplicht zijn tot in hun ogen zinloze medische behandelingen, die het lijden alleen maar zouden vergroten.’ De wetgever streeft naar dialoog en onderlinge overeenstemming, zou je met recht kunnen zeggen. Maar als het gaat om de eindverantwoordelijk-heid helt de schaal toch over naar de medische kant. Dat is niet overal zo. De Vos: ‘In de VS adviseren de artsen en hebben de ouders de beslissende stem. Frank-rijk en Italië staan een meer beschermende genees-kunde voor. Daar hebben de artsen alleen de plicht tot informeren, vanuit het idee dat je ouders niet moet belasten met ondraaglijke verantwoordelijkheden. Wij zitten tussen die uitersten in.’ Maar wetten willen nog wel eens botsen met de alledaagse werkelijkheid. Hoe worden Nederlandse ouders in de praktijk betrokken bij besluiten rond het levenseinde? Om die vraag draaide het in de onlangs afgesloten eerste onderzoeksfase. De Vos vroeg 185 kinderartsen uit de universitair medische centra over
Vijftienjarige Kim lijdt aan de ziekte van Sanfilippo, een voortschrijdende, niet te genezen aandoening van de stofwisseling. De afgelopen jaren is haar toestand gestaag verslechterd, zodat ze inmiddels functioneert op het niveau van een negen maanden oude baby. Ze kan niet meer lopen en niet meer praten, krijgt infuus-voeding en kampt met longproblemen. Binnen een jaar heeft Kim driemaal op de intensive care gelegen, en sinds de laatste opname is ze vaak benauwd en onrus-tig. Op een longfoto is te zien dat ze blijvende schade heeft opgelopen door de combinatie van longontstekin-gen en veelvuldige beademing. Daarom hebben de leden van het medisch team onlangs de koppen multidisciplinair bij elkaar gesto-ken. De long-, en kinderartsen en de specialisten op het gebied van metabole ziekten en intensive care kwamen eenparig tot de conclusie dat het niet in Kims belang zou zijn haar te reanimeren, mocht het opnieuw tot een crisis komen. Ook een volgende opname op de intensive care vinden ze niet meer te verantwoorden. Maar als ze die overtuiging behoedzaam aan de ouders voorleggen, stuiten ze op onverwachte weerstand. Kim mag het dan vaak zwaar hebben, stellen haar vader en moeder, er zijn nog genoeg momenten die haar leven de moeite waard maken. Die intensive care moet zeker niet worden geblokkeerd. En even voor de duidelijkheid:
AMC MAgAzine januari 2011 19
Foto: Lonnie Duka/aGe Fotostock/
corBis
wikken en wegen zonder protocol
AMC MAgAzine januari 201120
Neem opnieuw elfjarige Kim, die door herhaalde peri-oden van beademing op de intensive care steeds meer longschade heeft opgelopen. De Vos: ‘De beslissing om zo’n thuiswonend meisje een nieuwe IC-opname te besparen, zal zoveel mogelijk in dialoog met de ouders worden genomen. Maar als Kim aan de beademing ligt, en het intensive care-team ziet geen heil meer in verdere beademing, wordt het een ander verhaal. In de gevallen die ik onder ogen heb gehad, kreeg de teamvi-sie dan sneller de vorm van een voldongen besluit.’Bij ouders die al jaren gewend zijn mee te beslissen, kan dat ongelukkig overkomen, stelt De Vos vast. Mede ter voorkoming van zulke pijnlijke situaties pleit ze voor invoering van een checklist. ‘Een lijst waarop je precies moet kunnen zien wat er tot dusverre met de ouders besproken is, welke overwegingen de revue zijn gepas-seerd en met welke uitkomsten.’ Omdat veertig procent van de geraadpleegde artsen te kennen geeft behoefte aan zo’n lijst te hebben, heeft De Vos zelf de hand vast aan de ploeg geslagen. Samen met Bert Bos, hoogleraar Acute Geneeskunde en Intensive Care en Jan Wijnia, verpleegkundige annex ICT-expert, werkt ze inmid-dels aan een landelijk te gebruiken checklist - allereerst eentje voor op de afdelingen Kinder Intensive Care.
nEiging tOt OptimismE
Juist bij zwaarwegende beslissingen als die over het levenseinde zijn artsen er natuurlijk op gespitst met de ouders op één lijn te blijven. Toch komen de partijen in één op de vijf gevallen met elkaar in conflict, zoals bij Kim. En dan? In alle aan De Vos voorgelegde casussen waren het de artsen die vervolgens met verdubbelde inspanning aan de slag gingen. De beslissingen werden uitgesteld, de overleggen geïntensiveerd. ‘Vaak wordt bij zo’n con-flict ook nog een second opinion gevraagd en wordt er aanvullend onderzoek gedaan om de onzekerheden te verminderen’, weet De Vos. ’Hoe concreter de feiten die je boven tafel krijgt over benauwdheid, pijn etcetera, hoe beter de ouders begrijpen waarom een beslissing onvermijdelijk is.’ Vroeg of laat, zo laat haar onderzoek zien, biedt zo’n mengeling van strategieën altijd soelaas. ‘Uiteindelijk komen de partijen er samen uit, ja. Conflicten die uit-liepen op een juridische procedure ben ik niet tegen-gekomen.’ Misschien ook niet zo verbazingwekkend. Want hoeveel pijn kan een ouder verdragen?
het meeste recente proces van besluitvorming waarbij ze betrokken waren. Driekwart van de artsen ging daarop in, samen goed voor 120 uitvoerig gedocu-menteerde casussen. Meest opvallende conclusie: van uniformiteit is geen sprake en artsen hebben daar ook weinig behoefte aan. ‘Elke situatie, elk kind, elke ouder is anders’, verklaart De Vos. ‘Het is altijd een kwestie van tasten en zoeken, wikken en wegen. Een voorlo-pige beslissing nemen, nog eens overleggen, er soms toch weer op terugkomen. Dat vraagt om maatwerk, zulke processen laten zich niet vangen in een model of protocol.’ Vrijwel zonder uitzondering blijken artsen beslissingen rond het levenseinde eerst binnen het behandelteam te bespreken, alvorens zich tot de ouders te wenden. ‘Omdat het gaat om individuele en vaak complexe besluitvorming’, stelt De Vos. In de helft van de geval-len werd ouders de uitkomst vervolgens voorgelegd als een beslissing waarvoor het team om instemming vroeg. In een kwart van de gevallen kregen ze zo’n uitkomst als advies gepresenteerd. Een kwestie van toonzetting, volgens De Vos, maar in hoge mate bepa-lend voor de ervaren ruimte om mee te beslissen. In het overblijvende kwart van de gevallen werden de ouders uitsluitend over de beslissing geïnformeerd. Staat dat laatste niet op gespannen voet met de wet-telijke verordeningen? Wel naar de letter, bevestigt De Vos. ‘Maar in heel acute situaties is het verdedigbaar en juist dan zie je het meestal gebeuren. Een streptokok-keninfectie of zwaar hersenletsel door een verkeerson-geluk betekent voor ouders een verschrikkelijke overval. Als dan na één of twee dagen intensive care duidelijk wordt dat er voor het kind geen reëel perspectief is, kan het goed zijn ze niet nog eens extra te belasten met een loodzware keuzemogelijkheid.’ In alle andere gevallen geldt wat De Vos betreft dat de wensen van de ouders terdege gepeild moeten zijn. Hebben ze echt behoefte aan die goed bedoelde bevoogding?
VOlDOngEn BEsluit
Algemene regel lijkt: hoe minder acuut de aandoening van het kind, hoe groter de geboden ruimte om mee te beslissen. De Vos: ‘Kinderen met neurologische aandoeningen of met kanker zijn vaak al jaren in behandeling, de artsen kennen zo’n kind en de ouders goed. Dan is het vanzelfsprekender om in nauwe samenspraak te bepalen wat nog wel moet en wat niet meer.’ Ook de aard van de beslissing is van invloed. Naarmate de voorgestelde handeling actiever is, zullen artsen meer geneigd zijn ouders uit de wind te houden. En het staken van een behandeling wordt in dit verband beleefd als bij uitstek actief.
simon Knepper
AMC MAgAzine januari 2011 21
Anne Koeleman
e t n i C i t e i t e n g e z o n d h e i d
Het is al lang bekend dat er aanzienlijke gezondheids-verschillen bestaan tussen etnische groepen in Neder-land. Over de oorzaak daarvan weten we echter weinig. Diverse onderzoeksgroepen binnen het AMC vonden het tijd om dat te veranderen. ‘Je kunt pas gerichte zorg geven als je weet hoe autochtone Nederlanders verschil-len van allochtone landgenoten wat betreft het risico op een ziekte’, zegt Karien Stronks, hoogleraar Sociale Geneeskunde. Stronks is één van de initiatiefnemers van het ambitieuze project Helius, Healthy Life in an Urban Setting. Deze maand zijn de eerste uitnodigin-gen voor het onderzoek verstuurd.Helius is een gezamenlijk initiatief van het AMC en de GGD Amsterdam. In het onderzoek zullen uiteindelijk 60.000 Amsterdammers tussen 18 en 70 jaar gevolgd worden. Zij komen uit een zestal etnische groepen: autochtone Nederlanders, mensen met een Surinaams Creoolse en Hindoestaanse achtergrond, en Nederlan-ders van Turkse, Marokkaanse en Ghanese herkomst. De gezondheid van deze etnische Amsterdammers wijkt op een aantal punten af van die van de autochtone Nederlanders. ‘Mensen met een Surinaams-Hindoe-staanse achtergrond ontwikkelen bijvoorbeeld vier keer zo vaak diabetes in vergelijking met de autoch-tone bevolking, mensen van Turkse en Marokkaanse afkomst krijgen het twee keer zo vaak.’ Het zou kunnen dat dit verschil voortkomt uit een bepaalde genetische gevoeligheid voor diabetes, maar dat kun je niet zomaar aannemen. ‘Het kan ook zijn dat mensen met deze achtergrond andere voedingspatronen hebben. Of het ligt aan de sociaal-economische positie waarin deze bevolkingsgroepen zitten. We weten dat er een ver-band is tussen een lage opleiding en laag inkomen en gezondheidsproblemen.’Om erachter te komen welke aspecten het verschil bepalen, worden de 60.000 Amsterdammers in de Helius-studie zorgvuldig ondervraagd en onderzocht.
‘We kijken aan het begin van het onderzoek naar factoren die te maken hebben met gezondheid, zoals voedingsgedrag, overgewicht, rookgedrag, woonom-standigheden en de arbeidssituatie. Daarna volgen we ze gedurende de jaren om te zien hoe het met ze gaat. We onderzoeken hen op drie hoofdthema’s: cardiovas-culaire gezondheid, mentale gezondheid - met name depressie - en infectieziekten. Voor elk van die drie thema’s zijn onderzoeksafdelingen binnen het AMC aangeschoven.’De Amsterdammers van verschillende etnische her-komst worden gevonden door een steekproef te nemen uit het bevolkingsregister. ‘Tijdens eerder onderzoek is gebleken dat deze methode succesvol is. Toen kregen we een respons van tussen de 55 en 70 procent. We vragen de mensen die reageren of ze ook familieleden willen aandragen. Waarschijnlijk zijn we vijf jaar bezig om die 60.000 mensen bij elkaar te krijgen. Daarna hopen we de Amsterdammers nog 10, 20, 30 jaar te kunnen volgen.’Helius is uniek omdat er in Nederland en zelfs in Europa nog geen grootschalig onderzoek loopt naar allochtone bevolkingsgroepen. ‘Er zijn wel meerdere omvangrijke epidemiologische studies in Nederland, maar daarin zijn geen mensen van allochtone herkomst opgenomen. In de Verenigde Staten is het gebruikelij-ker om bij dergelijke grote onderzoeken ook de etnische achtergrond van de bevolking mee te nemen. Maar daar heeft de migratiegeschiedenis een heel ander karakter.’ Vergelijkingen met landen met een andere migratiegeschiedenis kunnen volgens Stronks wel veel opleveren. ‘Uit eigen onderzoek weten we dat diabetes veel meer voorkomt bij Hindoestanen in Nederland dan in vergelijkbare groepen in Engeland. Dat geeft al aan dat de gevoeligheid voor diabetes niet alleen genetisch is, maar ook te maken heeft met de omgeving waarin mensen terechtkomen.’
60.000 amsterdammers onder de loep
Het Amc is begonnen aan een uniek onderzoek
naar verschillen in gezondheid bij zes verschillende
etnische bevolkingsgroepen. De ambitie is om 60.000
Amsterdammers, verdeeld over twee generaties,
jarenlang te volgen.
Foto: MaLek oLssen, nationaLe
BeeLDBank
AMC MAgAzine januari 201122
ziekenhuizen zijn bij uitstek broed-
plaatsen van emoties. Dichters gelden
als meesters van de gecomprimeerde
emotie. Voegen ze naast schoonheid
ook iets toe aan ons weten? Een serie
verkenningstochten langs de grenzen
van emoties, poëzie en zorg onder het
aan lucebert ontleende adagium: ‘Een
goed woord vindt steeds een goede
plaats.’
g e B r o k e n r i j M
‘Please God, do not let me wet my bed!’ Ervaring als bedplasser is niet nodig om deze verzuchting van de jonge George Orwell te begrijpen, verteld in ‘Such, such were the Joys’. Het bedwateren volgt onvermijdelijk en George moet bij de bovenmeester van de kostschool verschijnen. Deze voltrekt de lijfstraf met een rijzweep totdat de zweep knapt, terwijl hij alsmaar het jambisch metrum herhaalt: ‘you dir-ty lit-tle boy’. Decennia later haalt Orwell twee dingen moeiteloos voor zijn geestes-oog: de ontzetting dat zijn diepste geheim is uitgelekt en vooral… de schofferende schaamte.Stiekem schamen is niet altijd mogelijk, het blozen verraadt meestal de emotie. Dit blozen lijkt een exclu-sief menselijke eigenschap, met vooral verlegenheid en schaamte als aandrijfmotor. Blozen is kleurenspel waarbij het rood – laaiend als vuur – contrasteert met het bijna ivoren wit, in de krachtige beelden van Joost van den Vondel in Eneas uit 1660:
z’Ontsteeckt zoo root als vier, en ‘t aenschijn gloeit van schaemt: Als spierwitte Indiaensche yvooren, overwreven Met bloetroot purper
Blozen is een opvallend maar nog slecht begrepen reac-tiepatroon. Daarbij komt dat blozen niet alleen optreedt als iemand met iets naars wordt geconfronteerd, maar ook als iemand geprezen wordt of verliefd is. Zelfs Charles Darwin kon er weinig mee, maar hij wees erop dat in al deze situaties een oordeel in het spel is. De schaamtevolle mens wil zich klein maken, liefst ter plekke door de grond zakken en bij voorkeur helemaal verdwijnen. Zoals Mark Boog het verlangen naar afwe-zigheid beschrijft:
Zak door de grond. Verken het voorland.Besef eindelijk dat aanwezigheidonacceptabel is.
Schaamte is echter een mislukte oefening in verdwij-nen. Het verlangen naar onzichtbaarheid resulteert namelijk paradoxaal genoeg in een blozende aanwezig-heid. Juist door de schaamtereactie maakt een mens zichzelf extra zichtbaar.Aan de basis van deze verschijningsvormen van schaamte ligt een negatief oordeel, betrapt worden, het gevoel of het weten te kort te schieten, met daaraan verbonden de angst niet te worden geaccepteerd door anderen, het buitengesloten zijn. Schaamte is een soci-ale pijn die zich uit in een lichaamstaal – klein maken, het gebogen hoofd met de blik omlaag – met trekjes van onderwerpingsgedrag. Daarbij wenst iemand soms het oordeel van de ander niet eens af te wachten, door meteen te kiezen voor de vlucht naar binnen, naar het
aardappelen van schaamte
AMC MAgAzine januari 2011 23
frans meulenberg
isolement. Zo stelt Jan Arends in ‘Nagelaten gedichten’ kernachtig:
Een menskan uitzijn woorden komenniet uit zijn schaamte.
Als psychiatrisch patiënt wist Arends uit eigen erva-ring hoe veelvuldig schaamte in de zorg aan de orde is, omdat lichamelijkheid, intimiteit en seksualiteit bloot komen te liggen. De roep om privacy zou wel eens in veel gevallen niet meer kunnen zijn dan een smeekbede om schaamtevrij te blijven. De zieke wordt immers geacht alle intimiteit op te geven en te delen met vreemden. Een ziek mens gaat voorbij de schaamte, aldus de scherpe observator Zbigniew Herbert, wetende dat vernedering wacht:
Toen ik heel ziek was verliet de schaamte mezonder protest onthulde ik aan vreemde handen verried ik vreemde ogende armzalige geheimen van mijn lichaam
Ze drongen in me en mijn vernedering werd nog groter
Schaamte is een onvergetelijke ervaring. Letterlijk. De herinnering daaraan dimt nauwelijks en dooft nooit. De halfwaardetijd is extreem lang, zo zagen we in de kinderherinnering van George Orwell. Poëtische bron-nen bevestigen dat beeld, zoals ‘Levensloop’ van Menno Wigman:
Voor bijna alles heb ik mij geschaamd. Mijn nek, mijn haar, mijn handschrift en mijn naam,
de schooltas die ik van mijn moeder kreeg, mijn vader die zich in een blazer hees,
het huis waar ik voor vriendschap heb bedankt. Maar nu mijn vader aan vijf slangen hangt,
zijn mond steeds heser over afscheid spreekt, nu hurkt mijn schaamte in een hoek. Hij stierf
zoals hij in zijn Opel reed: beheerst, correct, zijn ogen dapper op de weg.
Geen zin in dom geworstel met de dood. Hoe alles wat ik nog te zeggen had
onder de wielen van de tijd wegstoof.
In dit gedicht vervlecht een man de eigen schaamte-ervaringen uit het verleden met de veel grotere schaamte én het schuldgevoel jegens de vader. Het is de schaamte van een ondankbare zoon die schaamteloos herkenbaar is. Goede poëzie geeft in woorden terug wat men ongemerkt aan werelden verloren heeft. Zo ook in ‘Fanfare’ van Tjitske Jansen over een ervaring uit haar vaders kinderjaren:
Er was mijn vader die als kind een keer met zijn trommel achter de fanfareaanliep. Hij marcheerde en trommelde vol overgave mee. Opeens zaghij zichzelf lopen, zag dat mensen hem zagen, schaamde zich, en bleef inschaamte staan terwijl de fanfare verder liep.
Een afschuwelijke ervaring. De vader voelt zich te schande gemaakt, weerloos en geminacht. Dit leidt tot roerloosheid: hij blijft stokstijf stilstaan en laat het gevoel van vernedering – want dat is het – over zich heen komen. Op dat moment gaat de schaamtelijder vol verachting naar zichzelf kijken. Schaamte is uiteinde-lijk een breuk in de empathie met jezelf.Elke emotie is de optelsom van haar complicaties. Schaamte is een camouflage-act die per definitie ontoereikend is. Om schaamte te voorkomen, wil de mens soms tot elke prijs behagen en preventief een negatief oordeel van de ander ontwijken, door zich aan te passen. Hij kiest voor dat gedrag dat hem behoedt voor schaamte. Maar dat aanpassen is problematisch. ‘Wees wat je wilt lijken’, zegt de Hertogin doodleuk in Lewis Carrolls ‘Alice in Wonderland’, om vervolgens sardonisch te stellen: ‘Of als je het simpeler geformu-leerd wilt zien: stel je nooit voor dat je niet anders bent dan het anderen zou kunnen lijken dat wat je was of had kunnen zijn niet anders was dan wat je geweest was hun anders zou hebben geleken.’ Het nuchtere ant-woord van Alice is invoelbaar: ‘Ik geloof dat ik dit beter zou begrijpen als ik het op schrift had’.Schaamte is iets wat mensen elkaar en zichzelf aan-doen. Een veel voorkomend verschijnsel bovendien zoals blijkt uit de uitnodiging van Leo Herberghs:
zit aan mijn tafel:brood van tranen, aardappelenvan schaamte, schaduwvan vlees
Schaamte komt daarmee als Hollandse kost dagelijks op tafel: als bintjes in blozende schil.
Foto’s: corbis
AMC MAgAzine januari 201124
Foto: john LunD/BLenD iMaGes/corBis
Een deel van de patiënten met
reumatoïde artritis (rA) heeft baat bij
het middel rituximab. Dat is al zo’n tien
jaar bekend. Wat al die tijd onduidelijk
was, is waarom niet álle rA-patiënten
opknappen van de biological.
promovendus rogier thurlings licht
een tipje van de sluier op. ‘uiteindelijk
hoop ik te kunnen voorspellen wie dit
dure middel zou moeten krijgen en wie
niet.’
naar reumatherapie op maat
r i t u x i M A B
De wetenschap heeft soms dwarse geesten nodig. John Edwards van het University College in Londen is zo’n nuttige dwarse geest, vindt Rogier Thurlings, promo-vendus en arts-assistent in opleiding tot reumatoloog in het AMC. ‘Tot eind jaren negentig ging zo’n beetje iedereen ervan uit dat de auto-immuunziekte reu-matoïde artritis zijn oorsprong moest hebben in een probleem met de T-cellen. Edwards had maling aan die heersende mening. Hij was ervan overtuigd dat het niet de T-cellen waren die RA veroorzaakten, maar juist de B-cellen, die net als T-cellen deel uitmaken van het afweersysteem. Om dat te testen, gaf hij het middel rituximab aan een groep patiënten. Het monoklonale antilichaam rituximab was kort daarvoor ontwikkeld om de B-cellen uit te schakelen bij mensen met non-Hodgkin lymfomen. En wat bleek: een aanzienlijk deel
AMC MAgAzine januari 2011 25
rob Buiter
van Edwards’ reumapatiënten knapte ervan op, en soms nog langdurig ook!’Edwards deed zijn vondst in een periode waarin onder-zoekers uitvoerig zochten naar alle cellen en ontste-kingsfactoren die een rol zouden kunnen spelen bij het ontstaan van RA. Die zoektocht werd geholpen door de uitvinding van monoklonale antilichamen. ‘Monoklo-nalen zijn antilichamen die heel gericht één type cel of eiwit uitschakelen’, vertelt Thurlings. ‘In totaal zijn er wel vijfhonderd monoklonale antilichamen getest op hun effectiviteit tegen RA. Daarvan zijn er uiteindelijk vier goedgekeurd voor de behandeling van reumatoïde artritis, waaronder dus rituximab, waarvan Edwards aantoonde dat het bij een deel van de patiënten werkt.’
VlOKKEn En sliErtEn
Dat de stof niet bij iedereen succes boekt, werd het startpunt van het promotieonderzoek van Thurlings. ‘Op het moment dat mijn research startte, was het niet bekend waarom rituximab maar bij een gedeelte van de patiënten met RA aanslaat. Aan de ene kant was er de mogelijkheid dat B-cellen geen rol spelen bij de patiën-ten die niet reageren. Aan de andere kant slaagt rituxi-mab er wellicht bij sommigen niet in om de B-cellen uit te schakelen. Ik ben daarom letterlijk in de gewrichten van patiënten poolshoogte gaan nemen. Door middel van artroscopie kun je in een knie of een enkel kijken en daar een beetje van het synovium wegnemen. Dat is het weefsel aan de binnenkant van het gewricht dat de gewrichtsvloeistof produceert. Bij RA gaat dit weefsel woekeren. Als je in zo’n gewricht kijkt, zie je letterlijk een enorm woud van vlokken en slierten waar je zonder problemen wat hapjes van weg kunt nemen.’ Thurlings onderzocht het synovium van veertig patiënten, bij wie het vlak vóór, enkele weken na, en ook enkele maanden na een kuur met rituximab was ver-wijderd. Op de weefsels en het bloed van deze patiën-ten liet hij vervolgens immunologische en genetische analyses los: welke genen staan ‘aan’ en welke staan ‘uit’? Daaruit bleek dat de B-cellen in het gewricht, in tegenstelling tot die in het bloed, niet bij alle patiënten verdwenen. Met name het verdwijnen van plasmacellen - dit zijn B-cellen in hun eindstadium, wanneer ze anti-stoffen maken - bleek te voorspellen of patiënten wel of niet reageren op de behandeling. Uit het bloedonder-zoek, dat in samenwerking met de Universiteit Utrecht werd uitgevoerd, bleek dat de reactie op de behandeling ook samenhangt met het al dan niet verdwijnen van specifieke B-cel producten. Thurlings: ‘Rituximab lijkt dus in sommige gevallen zijn werk niet goed te doen.’Thurlings zag ook dat patiënten bij wie rituximab onvoldoende deed, witte bloedcellen hebben die sterk
zijn geactiveerd door de ontstekingsfactor type I interfe-ron. ‘Type I interferon is een stof waarvan bekend is dat hij de overleving van B-cellen kan stimuleren. Waren de witte bloedcellen door type I interferon geactiveerd, dan sloeg de therapie veel minder vaak aan.’
BiJWErKingEn
Van een middel dat een complete categorie afweercel-len langdurig platlegt, zou je kunnen verwachten dat het ook veel bijwerkingen kent, maar dat valt mee, legt Thurlings uit. ‘Rituximab is gericht tegen het eiwit CD20 op het oppervlak van B-cellen. In het beenmerg zitten ook plasmacellen. Die plasmacellen produceren de specifieke antilichamen tegen lichaamsvreemde stoffen waar het lichaam al kennis mee heeft gemaakt. Op die plasmacellen heeft rituximab geen vat, dus de verworven afweer van het lichaam tegen verkoudheid of andere ziekteverwekkers blijft grotendeels in stand.’Rituximab is - net als alle andere biologicals - een prijzig geneesmiddel. Een kuur van twee infusen kost ongeveer vierduizend euro. Als het bij eenderde van de patiënten met RA geen enkel effect heeft, is dat dus veel weggegooid geld. Thurlings: ‘Er is nu een leidraad waarmee een klein deel van de “kansarme” RA-patiën-ten van een behandeling met rituximab wordt uitge-sloten. Je zou zeggen dat je eerst de B-cellen op type I interferon-activatie zou kunnen testen om die kans van slagen echt goed in te schatten, maar die samenhang is helaas nog niet hard genoeg om de patiënten daar betrouwbaar op in te delen. We werken uiteraard wel hard door om ‘therapie-op-maat’ mogelijk te maken. Daarnaast zou je de patiënten bij wie het niet dreigt aan te slaan dankzij de “bescherming” van type I interferon ook een extra medicijn kunnen geven dat de overleving van de B-cellen vermindert. Een eerste onderzoek met zo’n middel – atacicept - biedt al wat hoop.’Naast al deze therapeutische toepassingen denkt Thur-lings dat verder onderzoek met de opgedane kennis ertoe kan leiden dat we veel beter begrijpen wat er nu precies aan de hand is bij reumatoïde artritis. ‘In de afgelopen decennia is RA al veranderd van een bijzon-der destructieve ziekte in een kwaal die we in principe vroegtijdig kunnen opsporen en waarbij we blijvende schade aan gewrichten in veel gevallen kunnen voorkó-men. Maar er zijn overduidelijk veel vormen van RA. Dit soort onderzoek met rituximab en andere mono-klonale antilichamen kan helpen om die verschillende varianten te karakteriseren, en daar therapie op maat voor te ontwerpen.’
AMC MAgAzine januari 201126
vooraf een assessment gedaan, maar een standaard
ontbreekt. Ahmadian ontwikkelde op basis van
expertconsensus en literatuur een gestandaardiseerde
kerndataset. Het gebruik van gestandaardiseerde data
moet miscommunicatie verminderen en dubbele as-
sessments voorkomen.
Tijd: 14.00 uur
26 t/m 28curSuSEvidence based-medicine bedoeld voor (huis)artsen,
specialisten, sociaal geneeskundigen, paramedici en
verpleegkundigen.
Tijd: 9.00– 17.00 uur
Plaats: L0-217 en L0-218
Inlichtingen: [email protected]
27prOmOTie Tit Albreht: ‘Slovenian health care in transition;
studies on the changes in the period 1985 until 2010’.
Promotor is prof. dr. N.S. Klazinga, hoogleraar Sociale
Geneeskunde.
Het proefschrift onderzoekt ontwikkelingen in de
gezondheidszorg in Slovenië in de afgelopen 25 jaar.
Albreht behandelt in afzonderlijke studies de beroeps-
krachtenvoorziening, veranderingen in de organisatie
van de eerstelijns gezondheidszorg, veranderingen in
de organisatie van de openbare gezondheidszorg, pri-
vatisering, capaciteit en prestaties van ziekenhuizen
en het streven naar solidariteit en doelmatigheid in
het gezondheidsbeleid van de overheid. Hij conclu-
deert dat er veel is veranderd maar dat dit, zeker in
vergelijking met andere landen in Centraal- en Oost-
Europa, geleidelijk is gegaan.
Tijd: 12.00 uur
28prOmOTieBianca van Maldegem: ‘Short-chain acyl-CoA dehydro-
genase defiency’. Promotores zijn prof. dr. F.A.
Wijburg, hoogleraar Klinische Metabole Ziekten en
prof. dr. R.J.A. Wanders, hoogleraar Klinische Enzymo-
logie van stofwisselingsziekten. Co-promotor is
dr. H.R. Waterham.
SCADD (Short-chain acyl-CoA Dehydrogenase
Deficiëntie), een aangeboren defect in de afbraak
van korte-keten vetzuren, komt bij minstens 1100
Nederlandse pasgeborenen voor. Slechts een klein
deel krijgt de diagnose SCADD, meestal nadat stofwis-
selingsonderzoek is gedaan op basis van symptomen
als ontwikkelingsachterstand, epilepsie, gedragsstoor-
nissen en lage bloedsuikers. Die met SCADD geas-
socieerde symptomen blijken echter nogal eens van
voorbijgaande aard en kunnen soms op een andere
manier worden verklaard. Familieleden van patiënten
bij wie ook SCADD is geconstateerd, hebben meestal
geen symptomen. Bovendien kwam in studies uit de
VS en Australië naar voren dat kinderen bij wie na
hielprikscreening de diagnose SCADD werd gesteld,
evenmin symptomen ontwikkelden. Van Maldegem
concludeert daarom dat SCADD waarschijnlijk geen
stofwisselingsziekte is, maar een veel voorkomende
variant in de stofwisseling. SCADD hoeft dus niet
meer in hielprikscreeningprogramma’s.
Tijd: 11.00 uur
28SympOSium‘Gevaarlijke geesten. Agressie bij kinderen, volwas-
senen en ouderen’ is het thema van ‘De Amsterdamse
School’, de jaarlijkse studiedag van de afdelingen
Volwassenenpsychiatrie en Kinder- en Jeugdpsychia-
trie van het AMC en de Bascule. De sprekers op het
symposium gaan onder andere in op de biologie van
agresssie, het agressieve brein en agressieve gedrags-
patronen bij kinderen en jongeren.
Plaats: AMC, collegezaal 1
Tijd: 8.30 - 17.00 uur
Inlichtingen: de Congresorganisatie van het AMC,
020 566 8585, [email protected]
28prOmOTieGijs Baaten: ‘Infectious souvenirs: the toll of travel?’
Promotor is prof. dr. R.A. Coutinho, hoogleraar Epide-
miologie en preventie van infectieziekten. Co-promo-
tores zijn dr. J.A.R. van den Hoek en dr. G.J.B. Sonder.
Reizen naar ontwikkelingslanden brengt gezond-
heidsrisico’s met zich mee. Het meeste last hebben
reizigers die al een ziekte onder de leden hebben.
Om gezondheidsrisico’s van verre reizen te beper-
ken en ziektes zo goed mogelijk te behandelen, is
gefundeerde informatie onontbeerlijk. Helaas blijken
oorspronkelijke studies naar reisgerelateerde gezond-
heidsproblemen relatief schaars.
Tijd: 14.00 uur
26OraTieProf. dr. Martin Grobusch, hoogleraar Tropische
Geneeskunde, houdt zijn oratie getiteld ‘What does
Tropical Medicine stand for today?’ In zijn rede gaat
hij in op het ontstaan en de evolutie van de tropische
geneeskunde. Tevens geeft hij een persoonlijke kijk op
de huidige stand van zaken binnen het vakgebied en
de positie van het AMC Tropencentrum daarin.
Tijd: 13.30 uur
26SympOSiumMr. T. Verdam treedt terug als juridisch adviseur
van de Raad van Bestuur. Naar aanleiding van zijn
afscheid wordt het symposium ‘Grenzen aan het
beroepsgeheim’ georganiseerd.
Plaats: collegezaal 1
Tijd: 14.30 - 16.30 uur
Inlichtingen: ICP, [email protected]
26prOmOTieMarcel Raspe: ‘Peptidases in antigen processing and
neurodegenerative diseases’. Promotores zijn prof. dr.
C.J.F. van Noorden, hoogleraar Celbiologie en Histo-
logie en prof. dr. J.J. Neefjes, hoogleraar Biologie van
antigen processing en presentatie (UL). Co-promotor
is dr. E.A. Reits.
Het proteasoom zorgt voor afbraak van eiwitten. Dat
gebeurt in stappen – eerst genereert het proteasoom
kleine peptiden die peptidases vervolgens verder
afbreken tot individuele aminozuren. Een deel wordt
gepresenteerd aan het immuunsysteem. Een subgroep
daarvan is niet - zoals werd aangenomen - gemaakt
door tripeptidyl peptidase II (TPPII) maar door metal-
lopeptidases. Deze bevinding kan implicaties hebben
voor het detecteren van kankercellen en cellen die
door virussen geïnfecteerd zijn. Raspe onderzocht
ook de functie van peptidases bij neurodegeneratieve
ziekten als Alzheimer en Huntington die gepaard gaan
met ophoping van moeilijk afbreekbare eiwitfragmen-
ten. Bij Huntington bemoeilijkt een lange herhaling
van hetzelfde aminozuur de afbraak van die eiwitfrag-
menten. Raspe vond twee peptidases (PSA en TPPII)
die dergelijke ophopingen verminderen. PSA doet dat
niet op de gebruikelijke wijze maar door het activeren
van een ander opruimmechanisme, autofagie (waarbij
de cel zichzelf als het ware opeet).
Tijd: 12.00 uur
26prOmOTie Leila Ahmadian: ‘Data interchange standards in
healthcare: semantic interoperability in preoperative
assessment’. Promotor is prof. dr. ir. A. Hasman,
hoogleraar Medische Informatiekunde. Co-pomotores
zijn dr. N.F. de Keizer, dr. ir. R. Cornet.
Om risico’s van een operatie in te schatten wordt
w e Ten Sch a p SK a lender ja nua ri
alle promoties van de faculteit Geneeskunde van de universiteit
van amsterdam vinden plaats in de
Agnietenkapel
Oudezijds Voorburgwal 231
Amsterdam.
Bij grote belangstelling in de aula van de universiteit
Lutherse Kerk
Singel 411
Amsterdam.
oraties vinden ook plaats in deze aula.
Voor informatie op het gebied van medisch wetenschappelijk nieuws:
aMc-wetenschapsvoorlichters edith Gerritsma, andrea hijmans en
Marc van den Broek, 020 566 29 29.
Voor inlichtingen over congressen, symposia en cursussen:
De congresorganisatie van het aMc, secretariaat 020 566 85 85.
27
h a r T el i jK h u w el i j K in a m c
De afdelingen Cardiologie en
Cardiothoracale Chirurgie vor
men voortaan één geheel: het
AMC Hartcentrum. Dat levert
meer gemak en betere zorg op
voor patiënten met hartpro
blemen, want zij hoeven niet
langer twee afdelingen te be
zoeken. Verwijzers zijn via een
brochure op de hoogte gesteld
van de samensmelting.
‘Kortere lijnen, betere zorg’,
kopt de brochure over het AMC
Hartcentrum. En daarmee
zijn de grootste voordelen
van de fusie samengevat.
‘Voorheen kwam de patiënt bij
de cardioloog, en daar bleef
hij ook onder behandeling.
Moest hij geopereerd worden
aan zijn hart, dan volgde een
doorverwijzing naar de afdeling
Cardiothoracale Chirurgie. Niet
zelden werd hij vervolgens
weer terugverwezen naar Car-
diologie’, legt professor Arthur
Wilde de oude situatie uit.
Cardioloog Wilde vormt samen
met interventiecardioloog
professor Jan Piek en cardio-
thoracaal chirurg professor Bas
de Mol het dagelijks bestuur
van het AMC Hartcentrum.
De oude gang van zaken, nogal
omslachtig voor de patiënt, is
inmiddels ingehaald door de
moderne medische techniek.
Hierdoor zijn de twee vakgebie-
den naar elkaar toegegroeid.
Cardiologen en hartchirurgen
betreden steeds meer elkaars
terrein en staan tegenwoordig
vaak zij aan zij in de behandel-
of operatiekamer. Een mooi
voorbeeld daarvan is de ver-
vanging van de aortaklep. Ge-
beurt deze ingreep via de lies,
dan treedt de cardioloog op
de voorgrond, met naast zich
de chirurg. Is een incisie bij
de ribbenkast nodig, dan gaat
het andersom. En de behande-
ling van ritmestoornissen die
vroeger het domein was van de
cardioloog, vergt tegenwoordig
soms ook operatief ingrijpen
van de chirurg.
‘Vakinhoudelijk zijn de ge-
scheiden winkels van chirurgen
en cardiologen feitelijk allang
gefuseerd. De zakelijke en
logistieke consequenties waren
dan ook niet meer dan logisch’,
stelt Piek in de brochure.
‘Teambesprekingen waarin
bijvoorbeeld besloten moet
worden over dotteren of een
openhartoperatie, gebeurden
al gezamenlijk’, vult Wilde aan.
‘Het is daarom beter om al die
mensen bij elkaar te zetten
met één secretariaat. Voor
verwijzers betekent dit dat ze
slechts naar één loket hoeven
te verwijzen, en wij zijn van een
hoop administratieve romp-
slomp af. Dossiers verhuizen
niet langer van de ene naar de
andere afdeling, met het risico
dat ze zoekraken. En de lijnen
zijn nu korter.’ Deze eenheid
van zorg is belangrijk, want ze
komt de betrouwbaarheid en
de veiligheid van de medische
zorg ten goede, aldus De Mol.
In de brochure voor verwijzers
komen de speerpunten van
het AMC Hartcentrum aan
bod: van aangeboren hartaf-
wijkingen en hartklep-, aorta-
en aortaklepchirurgie, tot
cardiovasculaire beeldvorming
met MRI en CT, cardioge-
netica, complexe hartritme-
stoornissen, mechanische
ondersteuning van het hart
bij acuut hartfalen, minimaal
invasieve chirurgie en dotterbe-
handelingen. Binnen het AMC
Hartcentrum bevindt zich ook
een deel van het Hartfalen Re-
search Centrum (HFRC), waar
onderzoek wordt gedaan naar
alle aspecten van het falende
hart. Het HFRC is een van de
grootste centra in Europa op
het gebied van experimenteel
onderzoek aan de hartspier.
Achterin de brochure zit een
losse kaart met de kerncijfers
van het AMC over behan-
delingen en diagnostiek die
in het Hartcentrum plaats-
vinden: openhartoperaties,
dotterprocedures, ECG’s, etc.
Op dezelfde kaart zijn de con-
tactgegevens te vinden van de
verschillende specialisten.
B e r i C h t e n
a m S T er da m en l e iden S a men in r emBr a nd T
in S T i T u u T
Het AMC en het Leids Universi
tair Medisch Centrum (LUMC)
gaan hun expertise bundelen
op het gebied van fundamen
teel en klinisch wetenschap
pelijk onderzoek naar hart en
vaatziekten. Hiervoor is begin
december het Rembrandt Insti
tute of Cardiovascular Science
(RICS) opgericht.
‘In Nederland is al jaren een
ontwikkeling gaande om op
verschillende onderzoeksge-
bieden meer kritische massa
te ontwikkelen. Dat moet ook
wel, want zowel apparatuur als
toponderzoek worden steeds
duurder. Tegelijkertijd zie je dat
centra die zich op één thema
richten, heel succesvol zijn’,
licht AMC-cardioloog professor
Yigal Pinto de ontstaansge-
schiedenis van het Rembrandt
Institute toe. ‘Een goed en
sterk Nederlands hartinstituut
ontbrak nog.’
Amsterdam en Leiden werken
al veel samen op het gebied
van hart- en vaatonderzoek.
Dat wordt nu nog intensiever.
‘Onze expertisegebieden vullen
elkaar prima aan’, zegt Pinto,
die samen met LUMC-mole-
culair bioloog professor Pieter
Reitsma de leiding heeft over
het RICS. Zo komen er in het
AMC van oudsher patiënten
met zeldzame, vaak erfelijke,
hartproblemen, waardoor er
veel informatie en genetisch
materiaal voorhanden is, en be-
schikt het LUMC bijvoorbeeld
over hoogwaardige apparatuur
om het genetisch materiaal te
analyseren.
Pinto: ‘Deze bundeling van
krachten biedt meer faciliteiten
en uitgebreidere mogelijkhe-
den voor onderzoek. Je creëert
een betere omgeving voor aio’s
en je haalt grotere geldbedra-
gen binnen voor de basale
research.’ In het AMC mag ie-
dere Principal Investigator die
aantoonbaar op goed niveau
aan cardiovasculair onderzoek
doet, meedoen in het RICS.
Jaarlijks stellen de twee uni-
versitair medische centra vier
aio-plaatsen beschikbaar voor
het Rembrandt Instituut. Hier-
mee beginnen ieder jaar vier
jonge onderzoekers aan een
promotietraject. Ze zullen in
tweetallen samenwerken: één
vanuit het AMC en één vanuit
het LUMC.
Op een symposium waar bijna
tweehonderd onderzoekers
de start van het RICS bijwoon-
den, werden de twee projec-
ten bekendgemaakt die de
Rembrandt Grant 2010 hebben
gekregen. Hiervoor was een
wedstrijd uitgeschreven. De
winnaars waren het duo Vin-
cent Christoffels (hoogleraar
in het AMC) en Robert Passier
(LUMC) en het duo hooglera-
ren Saskia Middeldorp (AMC)
en Frits Rosendaal (LUMC).
Christoffels concentreert zich
op stamcellen in het hart. Dit
zijn cellen (bijvoorbeeld in een
embryo) die zich nog moeten
specialiseren en allerlei kanten
op kunnen. ‘Niemand kan voor-
spellen of beïnvloeden waarin
een stamcel in het hart gaat
veranderen: een kamercel, een
boezemcel, een geleiding- of
pacemakercel. Daarom willen
wij door het inbouwen van een
gen ieder type cel een aparte
kleur geven. Rood voor de ka-
mercel, groen voor de boezem-
cel, etcetera. Als stamcellen
zich dan gaan specialiseren tot
een bepaald type, zien we wat
ze gaan worden.’ Op die wijze
wil Christoffels het proces van
stamcel tot gespecialiseerde
cel volgen. Zo hoopt hij te ach-
terhalen wat bepaalt of een cel
bijvoorbeeld een pacemaker- of
een kamercel wordt.
Middeldorp en Rosendaal gaan
op zoek naar nieuwe erfelijke
risicofactoren voor veneuze
trombose en longembolie.
Hierbij maken zij gebruik van
het materiaal dat het AMC in de
loop der jaren verzamelde bij
families met een onbegrepen
grote kans op trombose. Met
behulp van de klassieke én de
nieuwste genetische technieken
hopen zij nieuwe risicofactoren
te vinden. Het LUMC beschikt
over een cohort van vijfdui-
zend patiënten met trombose
en evenveel controles, waarin
het effect van de gevonden
risicofactoren onderzocht kan
worden. Naast dit alles wordt
uitgezocht aan de hand van
welke gegevens een terugkeren-
de trombose te voorspellen is.
‘Met de bestaande testen is dat
niet goed mogelijk, en daar is
wel grote behoefte aan’, aldus
Middeldorp.
AMC MAgAzine januari 2011
Foto: Marieke De Lorijn
AMC MAgAzine januari 201128
een overstelpende staat van beweeglijkheid
Een unieke prestatie komt nooit als een dief in de nacht. Prestaties gedijen in een optimale omgeving. Tot bloei komt een plant die in de juiste grond wortelt en opgroeit in een geschikt klimaat. Het geldt voor de natuur, maar ook voor sport, wetenschap en kunst. Kunstwer-ken uit perioden waarin alles klopte, waarbij alles elkaar positief beïn-vloedde - talent, economie, het niveau van beschaving en de gunstige wil van de macht - blijven drukbezochte hoogtepunten. Denk aan de Gothische kerken, de schilderijen van de Renaissance, de zeven-tiende-eeuwse Hollandse meesters, de groten van het modernisme.Het mag wat overmoedig klinken, maar zeggen dat we ook nu en hier getuige kunnen zijn van zo’n gelukkig hoogtepunt is niet helemaal overdreven. Niet dat dit geldt voor alle terreinen en uitingen van de kunst, maar binnen recente ontwikkelingen van de video en fotografie wordt in verschillende richtingen verbluffend pionierswerk verricht. Sinds een jaar of vijftien, twintig heeft een hele generatie van voor-namelijk jonge Nederlandse vrouwen een eigen signatuur geplaatst. Musea voor fotografie als Foam en Huis Marseille onderstrepen met regelmaat de internationale uitstraling van hun werk. Binnen de daar-mee gecreëerde context van vertrouwensvolle verwachting ontmoette het werk van Kim Boske dan ook een natuurlijke bedding. Sinds ze vijf jaar geleden haar studie aan de Koninklijke Academie in Den Haag afsloot, en dat direct al succesvol, heeft ze een aantal boeiende fotoseries tot stand gebracht, zoals te zien is op haar website.Het is niet de eerste keer dat het AMC een opvallend talent al vroeg in de carrière voor de collectie weet te interesseren. De aankoop betreft vooral de bomenreeks ‘Mapping’. In totaal zijn er maar liefst zeven-tien werken verworven voor de nieuwbouw van het Q-gebouw, de gloednieuwe behuizing van enkele poliklinieken. Het geeft blijk van een scherpzinnige visie op de hedendaagse kunst dat er per etage een solotentoonstelling staat gepland.De kortgeleden in gebruik genomen poli Inwendige Geneeskunde is een wonder van natuurlijk licht, blonde materialen en ruimtelijke beleving. De groene tonen van de foto’s vormen er toepasselijke aandachtspunten, bescheiden in eerste aanzicht en indringend qua kijkgenoegen. Het meeste werk is te zien in de centrale wacht- en balieruimte, maar ook op de behandelkamers hangen excellente foto’s. Het onderwerp is de boom. Soms staat die solitair in het land-schap, soms zie je een deel.Een afgetekend, precies omlijnd of scherp weergegeven object is de
boom echter niet. Dat aspect van fotografie, de loepzuivere weergave, is hier allerminst het doel. De foto vertelt geen particulier, maar juist een universeel verhaal, het gaat niet over die ene boom, maar over een boom: de boom uit onze herinnering of de boom die onze dagdroom stoffeert. Hier en daar zie je nabeelden en schaduwen.De boom lijkt geschetst met ontelbare halen en streken van een dun penseel. Kim Boske bereikt dat effect door talloze opnamen met elkaar te laten versmelten in de computer. Het is een bewerkelijk procédé. Eerst wandelt ze om de boom heen en fotografeert hem van alle kanten en vanuit verschillende standpunten. Al deze beelden legt ze op het computerscherm over elkaar heen, een kwestie van kiezen en componeren. De foto is dus een samenvattend totaalbeeld, een verlijming waaruit tijd en verplaatsing zijn weggeperst. Zo onttrekt Kim Boske haar werk aan dat beroemde éne beslissende fotografische moment. Tijd is hier een abstract gegeven. Ook wanneer een foto over een jaargetijde gaat, neem je Boske’s boom waar als een boven het tijdsverloop verheven vorm van zijn. Landschapsschilders haalden vroeger van alles uit de kast om aan een vergezicht diepte te verlenen. Een boom op de voorgrond maakte het perspectief nog dieper. Jacob van Ruisdael schiep wijdse panorama’s, zijn schilderijen werden het voorbeeld voor latere landschapsschilders en ook voor sommige fotografen. Kim Boske doet dat anders. Zij heeft de diepte als iets terloops opgevat. Ze maakt er geen op zichzelf staand doel van en verdicht de diepte tot een los, diffuus weefsel, vergelijkbaar met vallende sneeuw. Achter- en voorgrond raken als het ware elkaar. Voor de diepte is een geraffineerd soort ruimtelijkheid in de plaats gekomen. De structuur van de boom lijkt door de talloze over elkaar heen gelegde opnamen te ontploffen in een exuberante, pluriforme golf van bladeren en takken. De lucht warrelt, trilt en zucht tussen de blaadjes door. Alles ademt. Hier en daar piept de blauwe lucht door het groen. Het is wonderlijk hoe de stille boom zo’n overstelpende staat van beweeglijkheid kan vertonen. Het oog verveelt zich geen moment als het langs de takken glijdt en door het gebladerte zigzagt.De veelvouden van richtingen verwarren en bedwelmen. Ze streeft, zegt Kim Boske, naar ‘harmonie waarin je disharmonie kunt ontdek-ken’. Opdat de kijker de subtiliteit gewaar wordt. Wat geen probleem kan zijn, binnen het rustige beeld van een boom, sprankelt de subtili-teit in honderden nuances van groen. Alsof het geschilderd is. Het is echter puur wat een fotograaf uit de werkelijkheid haalt. Een fotograaf met talent dan.
A M C C o l l e C t i e
tineke reijnders
AMC MAgAzine januari 201130
voetstap door de spoelbak
‘Het gebruik van de C02-footprint als handvat voor het veranderen van consumentengedrag is een gevaarlijke vorm van kennisoverschatting’. Negende stelling bij het proefschrift van Joukje Siebenga (Erasmus MC) over de epide-miologie van norovirussen. De CO2-voetafdruk, voor wie het mocht zijn ontgaan, is een gestaag aan populariteit winnende maat voor de uitstoot van broeikasgassen die een individu, product of bedrijf jaarlijks mag worden aangerekend. Met die footprint onder de arm probe-ren overheidsinstanties en milieuorganisaties ons consumptieniveau terug te schroeven naar wat bescheidener proporties. Onverstandig, meent Siebenga. Wat de bijgeleverde bereken-methoden gemeen hebben, is niet veel meer dan hun gebrek aan transparan-tie. Bovendien: de wetenschappelijke kennis over de CO2-kringloop schiet nog danig tekort. Neem alleen al de vermeende sources en sinks. Siebenga: ‘Welke processen hoeveel CO2 opleveren en waar dat hoe snel weer in verdwijnt, daar wordt onder natuurkundigen, meteorologen en biologen nog volop over gediscus-sieerd. Wat maakt de oceaan tot een sink? Niemand die het met zekerheid kan zeggen.’Goede kans daarom dat die CO2-foot-print vroeg of laat wordt ontmaskerd als een onhoudbaar criterium voor ons aandeel in de opwarming en het verdwij-nen van natuurlijke hulpbronnen. En dan zijn de rapen natuurlijk gaar. ‘Wie jarenlang zijn best heeft gedaan om zijn voetafdruk te verkleinen, voelt zich straks zwaar genept’, voorziet de promovendus. ‘Probeer al die mensen dan nog maar eens gemotiveerd te houden voor een soberder levensstijl.’Want de noodzaak van versobering staat ook voor Siebenga buiten kijf. Maar waarom dan niet meteen evidence-based instrumentarium gehanteerd? ‘Mij bevalt bijvoorbeeld die water-voetafdruk veel meer. Hoeveel water iemand verbruikt, waar dat vandaan komt en waarheen het stroomt, dat is allemaal goed na te gaan. Het klinkt wat banaler dan CO2-footprint, de ecologische footprint of hoe ze allemaal mogen heten, maar van zo’n tastbare norm weet je in elk geval zeker dat hij zich de komende tien jaar staande houdt.’ En hadden we het niet over duurzaamheid? [SK]
ste
llin
g de
ste
llin
g de
ste
llin
g de
ste
llin
g de
ste
l
AMC MAgAzine januari 2011 31
cOlOfOnAMC Magazine is een uitgave van het Academisch Medisch Centrum.
Het verschijnt 10 maal per jaar. Oplage: 18.000 exemplaren.
AMC Magazine wordt toegezonden aan huisartsen, specialisten,
gezondheidszorginstellingen in de regio Amsterdam, Het Gooi en
Almere en aan (oud) medewerkers van het Academisch Medisch Cen-
trum en de in het AMC gevestigde onderzoeksinstituten, alsmede aan
studenten van de Faculteit Geneeskunde. Verder ontvangen alle Neder-
landse ziekenhuizen en de landelijke advies- en beleidsorganen op het
terrein van de gezondheidszorg het magazine, evenals de persmedia,
de rijksoverheid en AMC-relaties in het bedrijfsleven.
redacTieFrank van den Bosch, Marc van den Broek, Jasper Enklaar, Edith Gerritsma,
Simon J. Knepper, Andrea Hijmans, Johan Kortenray (hoofdredactie) en
Irene van Elzakker (eindredactie).
medewerKerSHidde Boersma, Rob Buiter, John Ekkelboom, Maarten Evenblij, Tom
Haartsen (fotografie werken AMC Collectie), Liesbeth Jongkind, Pieter
Lomans, Hans van Maanen, Annet Muijen, Len Munnik (illustratie De
Stelling), Xander Remkes (fotografie), Tineke Reijnders, Angela Rijnen, Berber Rouwé, Henk van Ruitenbeek (illustraties), Janneke Wesseling,
Arthur van Zuylen
nfuHet AMC maakt deel uit van de Nederlandse Federatie van Universitair
Medische Centra (NFU). De NFU is een samenwerkingsverband van de
acht universitair medische centra (UMC’s) in Nederland en heeft als
algemene doelstelling het behartigen van de gezamenlijke belangen
van de UMC’s.
Andere UMC’s die deel uitmaken van de NFU zijn het AZM, Erasmus MC,
LUMC, UMCG, UMC St Radboud, UMC Utrecht en VU medisch centrum.
In totaal zijn 60.000 medewerkers verbonden aan de acht UMC’s.
redacTie-adreSAMC afdeling Voorlichting C0-229, Postbus 22660,
1100 DD Amsterdam.
+31 (20) 566 24 21 fax +31 (20) 696 78 99
E-mail: [email protected]
aBOnnemenTenAbonnementen-administratie: zie redactie-adres.
Jaarabonnement € 22,00.
adverTenTie - explOiTaTieVan Vliet, Bureau voor Media-Advies, t 023 571 47 45
OnTwerpGrob|enzo, www.grobenzo.nl
druKDrukkerij Mart. Spruijt bv
c O p y r i g h T © AMC Magazine. ISSN: 1571-411x Niets uit deze uitgave mag worden
gereproduceerd zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
Van werken van beeldende kunstenaars aangesloten bij een CISAC-orga-
nisatie zijn de publicatierechten geregeld met Pictoright te Amsterdam.
© 2011 c/o Pictoright Amsterdam.
B e r i C h t e n
T w ee v idi ’S vO O r a m c
Diederik van de Beek (Neu
rologie) en Rogier Sanders
(Medische Microbiologie)
ontvingen een Vidisubsidie
van de Nederlandse Organi
satie voor Wetenschappelijk
Onderzoek (NWO). Elk krijgen
zij maximaal 800.000 euro
voor het ontwikkelen van
een eigen onderzoekslijn en
het opbouwen van een eigen
onderzoeksgroep.
Van de Beek doet onderzoek
naar meningitis (hersenvlies-
ontsteking), een dodelijke ziekte
die wordt veroorzaakt door een
bacterie. Erfelijke kenmerken
bepalen of je de ziekte krijgt en
of je eraan doodgaat, maar hoe
dit werkt is een mysterie. Met
de subsidie gaat neuroloog Van
de Beek een landelijk onderzoek
starten waarbij erfelijk materiaal
van mens en bacterie bestu-
deerd zal worden.
Vaccins zijn het onderwerp van
onderzoek van Rogier Sanders.
De interactie tussen vaccins
en het afweersysteem kent
nog veel onbekende aspecten.
Sanders wil deze beter in kaart
brengen zodat betere vaccins
ontworpen kunnen worden die
het immuunsysteem optimaal
stimuleren.
In totaal kende NWO 88
onderzoekers een Vidi-subsidie
toe. Er waren 556 aanvragen.
Met vijftien procent is het
honoreringspercentage dit
jaar het laagste ooit binnen de
Vernieuwingsimpuls waar de
Vidi’s deel van uitmaken.
a m c Sp in O ff S c O O r T O p g 2 0
Het Medical Credit Fund
(MCF), opgericht en aange
stuurd door PharmAccess,
ontving op 12 november jl. een
onderscheiding uit handen
van de Amerikaanse president
Barack Obama. Dat gebeurde
tijdens de G20top in Seoul.
Samen met een Duitse en een
Amerikaanse organisatie won
het MCF de publieksprijs voor
meest innovatieve ontwikke
lingsorganisatie.
De prijs is het resultaat van
deelname aan de G20 SME
Financial Challenge, een door
de economische grootmachten
in het leven geroepen compe-
titie gericht op het midden- en
kleinbedrijf in ontwikkelings-
landen. Juist dergelijke onder-
nemingen kunnen volgens de
G20 de armoede in de wereld
verminderen en werkgelegen-
heid en welvaart creëren. Het
MCF helpt Afrikaanse private
zorgverleners, zoals kleine kli-
nieken, artsen, vroedvrouwen
en laboratoria, aan betaalbare
leningen en geeft hen techni-
sche assistentie. Daarmee wil
de organisatie de effectiviteit
en kwaliteit van de private ge-
zondheidssector verbeteren.
Uit meer dan 350 inzendingen
uit 75 landen koos een jury
van prominente deskundigen
14 organisaties die kleine be-
drijven in ontwikkelingslanden
helpen om toegang tot kapitaal
te krijgen. Het publiek mocht
op internet bepalen welke drie
bedrijven de People’s Choice
Award verdienen.
Door de Verenigde Staten,
Canada, Korea en de Inter-
American Development Bank is
528 miljoen euro ter beschik-
king gesteld. De winnaars van
het SME Finance Challenge en
vergelijkbare initiatieven kun-
nen hiervoor een subsidieaan-
vraag indienen.
p er S O n a l i a
Op 30 september 2010 is prof.
dr. J.A. Romijn benoemd tot
hoogleraar Inwendige Genees-
kunde.
Prof. dr. J. Legemaate is op 7
oktober jl. benoemd tot hoog-
leraar Gezondheidsrecht.
Op 14 oktober 2010 is prof. dr.
P. Klatser benoemd tot hoogle-
raar Inwendige Geneeskunde.
Het Genootschap ter Bevorde-
ring van Natuur-, Genees- en
Heelkunde heeft op 26 novem-
ber 2010 de Tilanusmedaille
uitgereikt aan prof. dr. T.M.
van Gulik, hoogleraar Expe-
rimentele Heelkunde. Deze
onderscheiding wordt één keer
in de tien jaar toegekend aan
een onderzoeker die excellent
werk verricht op het terrein
van de heelkunde. Van Gulik
kreeg de medaille vanwege
zijn belangrijke bijdrage aan
de experimentele chirurgie,
met name de gastro-intestinale
chirurgie en de operatieve
behandeling van pancreas,
galwegen en lever.
Straatpsychiater dr. J. Tielens
heeft op 11 december jl. de
Ereprijs 2010 gekregen van het
Fonds Psychische Gezondheid.
Dit vanwege de bijzondere
manier waarop hij zich inzet
voor mensen met psychotische
stoornissen. Tielens houdt zich
als psychiater van het VIP-team
van het AMC – dat mensen na
een eerste psychose regel-
matig opzoekt – al twaalf jaar
intensief bezig met dak- en
thuislozen met psychotische
stoornissen. Hij probeert ze
niet alleen te doorgronden en
te helpen door dokter te zijn,
maar ook door muziek met ze
te maken. Hij treedt op met
de Electric Space Cowboys in
psychiatrische klinieken in heel
Nederland.
Dr. G. Hamer is op 2 novem-
ber benoemd tot AMC fellow.
Hamer, verbonden aan het
Institute of Biomedicine van
de Universiteit van Helsinki
(Finland), komt naar het AMC
om onderzoek te doen naar
de vorming van sperma uit
sperma-stamcellen. Door twee
recent uitgevonden technieken
kan hij deze cellen levend be-
studeren in het laboratorium.
Zo hoopt hij meer te weten te
komen over de oorzaken van
mannelijke onvruchtbaarheid.
Dr. L.E.C.M. Blank, tot aan zijn
pensioen in mei 2009 radiothe-
rapeut op de afdeling Radiothe-
rapie, heeft op 26 november jl.
een oeuvreprijs ontvangen van
de Stichting ODAS. Deze stich-
ting ondersteunt wetenschap-
pers, artsen en organisaties bij
wetenschappelijke projecten
op het gebied van kanker en
visuele stoornissen bij kinderen
en jonge mensen. Blank kreeg
de prijs vanwege zijn verdien-
sten in de brachytherapie, een
behandeling waarbij tumoren
aangepakt worden door middel
van verhitting.
In november kreeg dr. M.
Heger een prijs uitgereikt van
het Izaak Korteweg en Anna
Ida Overwaterfonds. Deze vijf-
jaarlijkse onderscheiding voor
veelbelovende studenten of
promovendi is voor onderzoek
met een innoverend karakter
en/of een grote maatschappe-
lijke betekenis.